Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over het Advies Deskundigencommissie Jeugd (Kamerstuk 31839-1063)
31 839 Jeugdzorg
Nr. 1078 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 11 april 2025
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft een aantal vragen
en opmerkingen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en
Sport over de brief van 30 januari 2025 inzake het Advies Deskundigencommissie Jeugd
(Kamerstuk 31 839, nr. 1063).
De vragen en opmerkingen zijn op 11 maart 2025 voorgelegd aan de Staatssecretaris.
Bij brief van 11 april 2025 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Mohandis
Adjunct-griffier van de commissie, Van der Graaf
Inhoudsopgave
blz.
I.
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
4
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
6
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
8
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
9
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
10
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
11
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
11
Vragen en opmerkingen van de leden van de CU-fractie
12
II.
Reactie van de Staatssecretaris
14
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van het rapport «Groeipijn» Advies
Deskundigencommissie Jeugd en hebben hierover geen verdere vragen en opmerkingen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben het advies van de Deskundigencommissie
Jeugd met grote interesse gelezen. Zij danken de commissie voor hun gedegen werk en
hun belangrijke aanbevelingen en adviezen. De leden herkenden veel van wat de commissie
in het rapport heeft beschreven en stellen sommige punten zelf ook al jaren herhaaldelijk
aan de kaak. Zij onderschrijven dan ook het hele rapport en alle adviezen en gaan
ervanuit dat het kabinet dit zwaarwegende advies ook zal onderschrijven. Waarom heeft
het kabinet anders de Deskundigencommissie ingesteld? De leden lezen dat het kabinet
het advies met volle aandacht gaat bestuderen en gaat bezien hoe ze er gevolg aan
kunnen geven. Zij schrijven dat dit de komende maanden vorm zal krijgen, mede in aanloop
naar de voorjaarsnotabesluitvorming. De leden vinden dit een onduidelijke tijdlijn.
Wanneer komt er een uitgebreide reactie van het kabinet op de inhoudelijke én financiële
aanbevelingen van de Deskundigencommissie? Moeten de leden dit zelf opmaken uit de
voorjaarsbesluitvorming als die naar buitenkomt? Of komt er een aparte brief naar
de Kamer met een daarin een onderbouwd besluit van het kabinet over opvolging van
de adviezen van de Deskundigencommissie? De leden vragen het kabinet om het laatste.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zouden in deze brief met een uitgebreide reactie
graag zien dat het kabinet op álle adviezen uit zowel hoofdstuk 4 (inhoud en sturing)
als hoofdstuk 5 (financieel) afzonderlijk ingaat. Gaat het kabinet dit doen?
Graag zien de leden in deze reactie ook een reflectie op de stevige uitingen van de
Deskundigencommissie die onomwonden stelt dat de plannen die de jeugdzorg beter moeten
maken, tekortschieten. De Deskundigencommissie stelt tevens dat de bezuinigingen een
«zwaard van Damocles» zijn en dat in de afgelopen jaren het politieke gesprek te vaak
over geld en te weinig over de inhoud is gegaan. Wat vindt het kabinet van deze conclusies?
De Deskundigencommissie heeft het over «sturen in de mist» en stelt dat meer informatie
nodig is om adequaat te kunnen sturen op stelselniveau. Dit sluit aan bij vragen die
de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie al jaren stellen over onder meer de wachtlijsten.
Al vanaf 2017 vragen zij het kabinet om gegevens over de wachtlijsten. Aangenomen
moties zijn tot op heden niet uitgevoerd, terwijl voor veel andere zorgsectoren dergelijke
informatie wel beschikbaar is. Is het kabinet voornemens om gegevens over het aantal
wachtenden per diagnose beter inzichtelijk te maken? Is zij bereid om ook inzichtelijk
te maken welke aanbieders er zijn en wat de behandelcapaciteit is? Zeker voor de zwaardere
zorgvragen achten de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie dit noodzakelijk.
De leden horen het kabinet diverse malen zeggen dat het aantal jongeren dat professionele
jeugdhulp krijgt te hoog is en ingezet moet worden op het voorkomen van jeugdhulp.
Daar zijn zij het mee eens. Maar zij horen dan wel graag wat het kabinet gaat doen
om te voorkomen dat jongeren professionele hulp nodig hebben. Zij vragen of het kabinet
het met de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie eens is dat toegang tot goed onderwijs,
sport, cultuur en lokale voorzieningen daarom van belang is? In dat kader horen zij
graag een reflectie op de geplande bezuinigingen op preventie, sport, cultuur en onderwijs.
Hoe rijmt het kabinet dit met elkaar? Hoe legt het kabinet ook uit dat veel gemeenten
de komende tijd vanwege de financiële problemen ook voor zware keuzes komen te staan
en er bezuinigd dreigt te worden op lokale voorzieningen?
De leden lezen namelijk in het rapport van de Deskundigencommissie het duidelijke
advies om lokale steunstructuren en de natuurlijk omgeving van jongeren te versterken.
Dit zijn juist de structuren waarop het kabinet gaat bezuinigen. Op welke manier gaat
het kabinet navolging geven aan het advies van de Deskundigencommissie om juist dit
soort lokale structuren in de omgeving van de jongere te versterken? Gaat het kabinet
bezuinigingen hierop terugdraaien? Kan het kabinet aangeven wat de effecten zijn van
de geplande bezuinigingen op de Rijke Schooldag, die juist is bedoeld om jongeren
die in een sociaaleconomisch minder sterke positie zitten, betere kansen te geven
en hen in aanraking laat komen met zaken die aantoonbaar het welzijn verbeteren, zoals
muziek, sport en cultuur?
In dit kader wijst de Deskundigencommissie er ook op om wettelijk het belang van een
sterke sociaalpedagogische basis vast te leggen en daarin een minimumniveau aan basisvoorzieningen
vast te leggen. Gaat het kabinet aan de slag met deze adviezen en zo ja, hoe?
Tevens vragen de leden om een reflectie op de constatering dat goede initiatieven
op het snijvlak van onderwijs en zorg vaak moeten stoppen omdat financiële middelen
tijdelijk zijn en onderwijsgeld niet voor zorg mag worden ingezet en vice versa. Ook
dit is een thema waar in de afgelopen jaren al zeer vaak door de Kamer op is gewezen
en waar verbetering is beloofd. Welke extra stappen gaat het kabinet zetten? Wat gaat
het kabinet doen om te voorkomen dat het aantal kinderen dat thuiszit zonder onderwijs,
soms omdat zij op een wachtlijst voor jeugdzorg staan, omlaag te brengen?
In het rapport geeft de Deskundigencommissie aan dat jeugdzorgproblematiek vaak voortkomt
uit problemen die niet liggen bij de jongere, maar bij de omgeving. Armoede, geldproblemen,
GGZ-problematiek bij ouders, vechtscheidingen en onvoldoende passende woonruimte worden
als voorbeelden genoemd. Een aantal van deze zaken is op te lossen met beleid, zoals
financiële problemen. Is het kabinet het met de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
eens dat ook dit beter aangepakt moet worden om jongeren uit de jeugdzorg te houden.
Zo ja, wat gaat het kabinet concreet doen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het advies van de Deskundigencommissie
Jeugd en willen hun dank uitspreken aan de leden van de Deskundigencommissie voor
het inzichtelijke rapport en de duidelijke adviezen. Zij hebben nog enkele vragen
naar aanleiding van het rapport.
Allereerst zijn de leden benieuwd hoe de Staatssecretaris van plan is de maatschappelijke
dialoog aan te wakkeren die moet bijdragen aan de veerkracht binnen de maatschappij,
specifiek ook hoe dit lokaal kan worden bewerkstelligd. Welke rol ziet het kabinet
voor zichzelf in het starten van die discussie? Ook zijn de leden van de VVD-fractie
benieuwd hoe deze discussie kan worden gehouden op plekken waar jongeren en hulpverleners
samenkomen, zodat deze vanuit de inhoud kan worden gevoerd en niet meteen gepolitiseerd
wordt. Hoe wil het kabinet ervoor zorgen dat de discussie «bottom-up» wordt gehouden
en niet «top-down»?
De leden van de VVD-fractie vragen zich af welke rol het kabinet ziet voor het «systeem»
om het kind of de jongere heen, bijvoorbeeld de ouders, school, huisarts, wijkteams,
etc. Hoe kan dit systeem beter betrokken worden bij het bieden van hulp of zorg aan
de jongere? Hoe gaat het kabinet ervoor zorgen dat de zorg voor kinderen en jongeren
allereerst bij dit systeem ligt en jeugdzorg beschikbaar is mocht dit onverhoopt nodig
zijn, zodat de jeugdhulp aanpalend en ondersteunend is aan andere terreinen en niet
andersom? Hoe kunnen gemeenten niet-vrijblijvende afspraken maken met bijvoorbeeld
huisartsen en scholen over hun rol in het systeem, ook al gaan gemeenten hier niet
direct in hun bevoegdheden over? In het verlengde daarvan zien de leden het belang
van stevige lokale teams en vragen zij zich af hoe het kan dat dit in sommige gemeenten
wel lukt om te realiseren, maar in andere gemeenten niet. Hoe kan dit verschil worden
verklaard? Hoe kunnen minder vrijblijvende afspraken worden gemaakt door gemeenten
om zulke stevige lokale teams te borgen?
De leden van de VVD-fractie vragen zich af hoe er meer gestuurd kan worden op effectieve
interventies in de jeugdzorg. Is de Staatssecretaris bereid hier prioriteit aan te
geven en hierbij ook deskundigen te betrekken? De leden zijn benieuwd hoe meer in
de richting bewogen kan worden van zorg met wetenschappelijk bewezen resultaten en
effectiviteit. Hoe is de Staatssecretaris van plan dit te bereiken?
De leden van de VVD-fractie zijn ook benieuwd naar de afbakening van jeugdzorg en
jeugdhulp. Hanteert de Staatssecretaris duidelijke definities van deze twee begrippen?
Zo ja, zou de Staatssecretaris deze kunnen toelichten? Zo nee, kan de Staatssecretaris
aangeven hoe hij van plan is tot een definitie hiervan te komen?
De leden van de VVD-fractie herkennen de observatie van de commissie dat data op alle
vlakken op dit moment ontbreken, wat het lastig maakt om te sturen. Zij vragen zich
af hoe dit cijfermatige inzicht te verkrijgen is en hoe de informatiehuishouding van
gemeenten en organisaties op elkaar afgestemd kunnen worden. Welke opties ziet de
Staatssecretaris hiertoe?
Hiernaast lezen de leden dat vooral financiële monitoring ontwikkeld wordt. Deze leden
hebben echter de indruk dat kwalitatieve monitoring nog niet voldoende ontstaat. Hoe
is de Staatssecretaris van plan kwalitatieve monitoring vorm te geven, kan dit bijvoorbeeld
in het contractmanagement? Ook lezen de leden dat prestatie-indicatoren afwezig zijn.
Is de Staatssecretaris van plan om op korte termijn een set van inhoudelijk en financiële
prestatie-indicatoren op te stellen?
De leden vragen zich af hoe de kwaliteit van jeugdprofessionals wordt geborgd. Is
registratie van jeugdprofessionals verplicht? Hoe is de registratie van jeugdprofessionals
vormgegeven en welke eisen hangen er aan herregistratie? Is het bijvoorbeeld verplicht
voor jeugdprofessionals om zich bij te laten scholen?
In het rapport van de Deskundigencommissie wordt opgeroepen om op korte termijn onderzoek
te laten doen naar de aard en omvang van dure casuïstiek en de gemeenten die daarmee
te maken hebben en op basis hiervan een keuze te maken welke vorm van financiële solidariteit
daarbij past. Is de Staatssecretaris van plan deze oproep over te nemen? Hoe is de
Staatssecretaris van plan de collectieve verantwoordelijkheid in te richten voor kinderen
die veel zorg nodig hebben en dus voor een gemeente veel extra kosten meebrengen?
Kan de Staatssecretaris reflecteren op hoe, in de geest van de decentralisatie, gemeenten
geholpen kunnen worden om te sturen op de collectieve voorziening zodat zij aanbod
van zorg kunnen garanderen, in plaats van dat het ontvangen van jeugdhulp een individueel
recht is wat deze collectieve voorziening in de weg gaat staan?
In het advies van de commissie wordt gesproken over het belang van het opzetten van
een innovatiefonds. Deelt de Staatssecretaris deze mening en zo ja, hoe moet dit innovatiefonds
eruit komen te zien? De leden zijn benieuwd welke stappen nodig zijn voor het oprichten
van zo’n fonds. Ook vragen de leden zich af hoe de Staatssecretaris van plan is om
innovaties buiten de zorg te stimuleren in de beweging naar inzet van voorliggende
voorzieningen.
De leden van de Deskundigencommissie spreken over het instellen van een waakvlamfunctie
voor jeugdzorg. Kan de Staatssecretaris nader toelichten wat hiermee wordt bedoeld?
De leden van de VVD-fractie zijn benieuwd naar de slagingskans van een waakvlamfunctie
en hoe deze mogelijk is te implementeren.
De leden van de VVD-fractie lezen dat gemeenten zelf maar in iets minder dan een derde
van alle jeugdhulptrajecten verwijzen en dat de huisartsen het grootste aandeel van
de verwijzingen voor hun rekening nemen. De leden vragen zich af hoe dit anders zou
kunnen, wel rekening houdend met de discretionaire ruimte die verwijzers als huisartsen
hebben.
In het rapport geeft de Deskundigencommissie aan dat sommige professionals moeite
ervaren om in specifieke gevallen te stoppen met hulpverlening. De leden van de VVD-fractie
zijn benieuwd hoe dit voorkomen kan worden en deze angst bij professionals kan worden
weggehaald.
De leden van de VVD-fractie lezen in het rapport dat de Deskundigencommissie aanbeveelt
om een onafhankelijk boegbeeld in te stellen. Wat is de visie van de Staatssecretaris
hierop? Hoe verhoudt zich dit tot de huidige Deskundigencommissie Jeugd die aan het
einde van de periode van de Hervormingsagenda Jeugd (bijlage bij Kamerstuk 31 839, nr. 964) nog een advies gaat geven? Dit gegeven, vragen de leden van de VVD-fractie vragen
zich af wat de toegevoegde waarde is van het instellen van een boegbeeld?
De leden van de VVD-fractie lezen dat de commissie circa 175 mensen heeft gesproken
om tot haar inzichten te komen. De leden vragen de Staatssecretaris of deze het idee
heeft dat alle betrokkenen voldoende input hebben kunnen leveren, of dat er ook belanghebbenden
zijn die minder goed zijn gehoord?
De leden vragen zich af wie in de regio uiteindelijk het punt gaat zetten en de definitieve
besluiten neemt. Wie is uiteindelijk bestuurlijk verantwoordelijk?
De leden van de VVD-fractie lezen dat de Ministeries van VWS, OCW, SZW, JenV en BZK
de komende kabinetsperiode werken aan een integrale, interdepartementale aanpak, met
één gezamenlijke opdracht en monitoring, en bij voorkeur ontschotte bekostiging. Hoe
is de Staatssecretaris van plan om de samenwerking tussen deze departementen vorm
te geven, zodat de jongeren in de toekomst altijd centraal zullen blijven staan? Wordt
dit door één departement getrokken of wordt dit op een andere manier vormgegeven?
Kan de Staatssecretaris reflecteren of het proces voldoende geborgd is?
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
De leden van de fractie Nieuw Sociaal Contract hebben met interesse kennisgenomen
van het rapport met zwaarwegende adviezen van de deskundigencommissie onder leiding
van Tamara van Ark (hierna: commissie-van Ark). Deze leden kunnen zich in veel van
de bevindingen en adviezen van deze commissie vinden. Het gaat met name over de bevindingen
dat de inhoud en uitvoering van de Hervormingsagenda Jeugd financieel gedreven zijn
en niet vanuit de inhoud. Deze leden willen nogmaals onderstrepen dat in de keten
van jeugdzorg en -bescherming de jeugd centraal moet staan. Deze leden vinden dat
het kabinet met de adviezen en bevindingen van het rapport flink aan de slag moet
gaan. Zeker wat betreft de uitvoering van de Hervormingsagenda Jeugd, en het beoordelen
van de beoogde besparing die de Hervormingsagenda heeft voorgenomen. Overigens vinden
deze leden dat naast het rapport van de commissie-van Ark, maar ook de adviezen en
kritieken van de Algemene Rekenkamer en de afdeling advies van de Raad van State,
zwaar moeten meewegen. Wat dat betreft vormt het rapport van de commissie-van Ark
een sterke aanvulling op de adviezen en kritieken die eerder door bovengenoemde instanties
zijn gedaan. Deze leden hebben een aantal vragen, gericht aan de Staatssecretaris
van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Daarnaast willen deze leden de Staatssecretaris
met klem verzoeken om, ondanks het nog ontbreken van een kabinetsreactie, de vragen
zo volledig en uitgebreid mogelijk te beantwoorden.
De leden van de fractie Nieuw Sociaal Contract lezen in het rapport van de commissie-van
Ark terug dat het binnen de keten van de jeugdzorg ontbreekt aan doorzettingsmacht
en dat er een gebrek is aan bestuurlijke regie. De uitvoering van de Hervormingsagenda
Jeugd levert niet de gewenste resultaten op. Er is een beperkte aanpak, er worden
onrealistische verwachtingen gehanteerd en de datahuishouding binnen het jeugdstelsel
is niet op orde. Ook de Raad van State heeft eerder geoordeeld dat het ontbreekt aan
effectieve bestuurlijke regie en doorzettingsmacht. Zo zou er onder andere geen heldere
afbakening van verantwoordelijkheden zijn. Deze leden willen aan de Staatssecretaris
vragen of hij zich erkent in de gegeven kritiek? Welke concrete stappen beoogt de
Staatssecretaris te nemen om ervoor te zorgen dat de regie binnen de jeugdketen wordt
versterkt? Verder merken deze leden op dat de decentralisatie van de jeugdzorg heeft
geleid tot een versnipperd stelsel. Binnen gemeenten zijn grote verschillen ontstaan
wat betreft de geboden kwaliteit van de jeugdzorg en de beschikbaarheid hiervan. In
het kader van het bieden van een gelijke kans op goede zorg voor iedere jongere in
Nederland kan het niet zo zijn dat er zulke enorme verschillen bestaan tussen gemeenten.
Is de Staatssecretaris bereid om een herijking van de verantwoordelijkheidsverdeling
tussen Rijk en gemeenten te onderzoeken, bijvoorbeeld door landelijke kaders aan te
scherpen of bepaalde jeugdzorgtaken te hercentraliseren? Hoe borgt de Staatssecretaris
dat gemeenten, aanbieders en professionals voldoende handelingsruimte en middelen
krijgen om de hervormingen, zoals beoogt in de Hervormingsagenda Jeugd en conform de adviezen en bevindingen van de commissie-van Ark, daadwerkelijk
uit te kunnen voeren?
De leden van de fractie Nieuw Sociaal Contract hebben in het rapport van de commissie-van
Ark gelezen dat de huidige Hervormingsagenda Jeugd in essentie te smal is en dat er
onvoldoende wordt gekeken naar factoren zoals bestaanszekerheid, onderwijs en huisvesting.
Aan deze zaken is simpelweg te weinig aandacht besteed. Deze leden volgen de lijn
van de commissie-van Ark over dat in juist deze domeinen de oorzaken liggen voor de
sterk toename in het beroep op jeugdhulp. De adviezen om de agenda te verbreden naar
deze gebieden om effectief de onderliggende problemen aan te pakken. Is de Staatssecretaris
voornemens om een manier te onderzoeken waarin deze bredere problematiek kan worden
opgenomen en meegenomen in de Hervormingsagenda? Zo ja, hoe zou de Staatssecretaris
dit vormgeven? Kan de Staatssecretaris daarnaast toelichten en reflecteren op de concrete
vormgeving van interdepartementale samenwerking en hoe dit op dit moment verloopt
en kan worden verbeterd? Kan de Staatssecretaris toezeggen dat de jeugdzorg niet wordt
bezien als een op zichzelf staand probleem, maar integraal wordt aangepakt met domeinen
als armoedebeleid, onderwijs en GGZ? Deze leden vragen om een uitgebreide reflectie
op bovenstaande argumenten en vragen.
De leden van de fractie Nieuw Sociaal Contract lezen terug dat financiële overwegingen
vaak de boventoon voeren. Jeugdzorgmedewerkers moeten hierdoor vaak meer werk verrichten
met minder middelen. Medewerkers ervaren een steeds hoger wordende werk- en verantwoordingsdruk.
Zowel de commissie-van Ark als de Raad van State concluderen dat er nog steeds aanzienlijke
bureaucratische obstakels zijn. Deze leden willen weten of de Staatssecretaris concrete
stappen wil gaan ondernemen om de administratieve regeldruk merkbaar te verlagen en
wanneer professionals en gemeenten hier de eerste effecten van kunnen verwachten?
Om hierop voor te borduren in lijn met de adviezen van de Algemene Rekenkamer: hoe
wordt gemonitord of eventuele vermindering van bureaucratie daadwerkelijk plaatsvindt?
De leden van de fractie Nieuw Sociaal Contract vinden dat een eerlijke, objectieve
en sterke reflectie op eerdere pogingen tot hervormingen in de jeugdketen nodig zijn.
Het onderzoek «Boemerangbeleid» van dr. Sharon Stellaard neemt hier een leidende positie
in. Vaak genoeg hebben hervormingen en wijzigingen van jeugdbeleid niet geleid tot
impact of positieve resultaten. Het zijn vaak dezelfde maatregelen in een ander jasje
gegoten. De Hervormingsagenda Jeugd bouwt voort op de decentralisaties die zijn uitgevoerd
in 2015. Naar de mening van deze leden zijn deze centralisaties deels medeverantwoordelijk
voor de huidige problemen in de jeugdketen. Kan de Staatssecretaris aangeven welke
lessen kunnen worden getrokken uit de fouten van de vorige hervormingen? Hoe worden
deze lessen toegepast in de huidige agenda en de verbetering van deze agenda? De Algemene
Rekenkamer heeft erop gewezen dat eerdere hervormingen vaak onvoldoende zijn geëvalueerd
en dat de financiële effecten van het beleid niet altijd even helder zijn. Kan de
Staatssecretaris de toezegging doen dat er een gedegen tussentijdse evaluatie komt,
inclusief een financiële doorrekening, voordat nieuwe ingrijpende maatregelen worden
doorgevoerd?
De leden van de fractie Nieuw Sociaal Contract hebben gelezen dat de VNG heeft aangegeven
financieel klem te zitten. Hervormingen zonder extra structurele middelen zijn volgens
de VNG niet zomaar uitvoerbaar. De commissie-van Ark heeft geadviseerd om de financiële
afspraken tussen het Rijk en de gemeenten te herzien. Hoe reflecteert de Staatssecretaris
op de uitspraken van de VNG en de adviezen van de commissie-van Ark? Hoe gaat de Staatssecretaris
borgen dat gemeenten niet gedwongen worden om lasten af te schuiven op de jeugdzorg,
waardoor het risico ontstaat dat kwetsbare gezinnen de dupe worden? Kan de Staatssecretaris
garanderen dat jeugdzorgaanbieders en professionals, maar vooral ook ervaringsdeskundigen
daadwerkelijk worden betrokken bij de verdere uitwerking van de Hervormingsagenda
en niet alleen in een adviserende rol, maar met daadwerkelijke invloed op de besluitvorming?
De leden van de fractie Nieuw Sociaal Contract lezen in het rapport van de commissie-van
Ark dat de geplande miljardenbezuiniging op de jeugdzorg onhaalbaar is en dat een
bijstelling van het financiële kader nodig is. De Algemene Rekenkamer heeft eerder
ook gewezen op de structurele onder financiering en onrealistische bezuinigingsdoelen.
Erkent de Staatssecretaris, gebaseerd op de adviezen van de commissie-van Ark en de
Algemene Rekenkamer, dat de huidige besparingsdoelen onrealistisch zijn? Zo ja, welke
maatregelen wil de Staatssecretaris nemen om deze te herzien?
De leden van de fractie Nieuw Sociaal Contract hechten zeer veel waarde aan het rapport
van de commissie-van Ark. Dit rapport staat naar de mening van deze leden in het verlengde
van de adviezen van de Algemene Rekenkamere en de Raad van State. Verder zijn er ook
genoeg signalen vanuit jeugdzorgaanbieders, wetenschappers, ervaringsdeskundigen en
gemeenten waaruit blijkt dat er meer dan genoeg kritiek is op de huidige staat van
de Hervormingsagenda Jeugd. Deze leden willen van de Staatssecretaris weten welke
concrete stappen er worden genomen om ervoor te zorgen dat het rapport van de commissie-van
Ark als leidraad wordt gebruikt voor het bijsturen van de jeugdketen. Is hij bereid
om ervoor te zorgen dat in de praktijk de juiste stappen worden afgedwongen en is
de Staatssecretaris bereid om te voorkomen dat het rapport niet eindigt op de grote
hoop van eerder gegeven adviezen, kritieken en aanbevelingen?
Tot slot vinden deze leden dat het tijd is om lessen te trekken uit het verleden en
dat het tijd is voor actie: de jeugdketen moet sterk worden verbeterd voor de gezondheid,
veiligheid en welvaart van de jeugd van Nederland. De leden van de fractie Nieuw Sociaal
Contract hopen dat de adviezen en aanbevelingen van het rapport «Groeipijn» doordringen
op het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en dat het zal leiden tot
concrete stappen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de fractie van D66 hebben kennisgenomen van de brief van de Staatssecretaris
over het advies van de Deskundigencommissie Hervormingsagenda Jeugd. Deze leden vinden
het van groot belang dat de jeugdzorg niet alleen standhoudt, maar ook verbetert.
Daartoe hebben deze leden verdere vragen.
Het rapport wijst uit, en gemeenten geven ook zelf aan onvoldoende gecompenseerd te
worden voor de jeugdzorg. Zo moeten veel gemeenten zelf uit eigen middelen bijleggen
voor de jeugdzorg, omdat ze verplicht zijn zorg te leveren maar hier amper middelen
voor krijgen. Dit is een soort catch 22; een paradoxale situatie waarin het ónmogelijk
is om een gewenste uitkomst te bereiken, doordat de regels dit niet toelaten. Voorts
vragen de leden van de D66-fractie aan de Staatssecretaris wat het plan is om gemeenten
meer middelen en regie te geven, zodat zij hun taken omtrent jeugdzorg kunnen uitvoeren?
De Deskundigencommissie stelt dat er meer aandacht moet komen voor preventie; iets
wat ook de leden van de D66-fractie als belangrijk zien, zodat de zorgvraag daalt.
Er wordt op dit moment fors bezuinigd op de GGD, terwijl hier juist de beste preventie
plaatsvindt. De leden vragen voorts of de Staatssecretaris kan aangeven wat concreet
zijn plannen zijn om in te zetten op preventie als hier tegelijkertijd op bezuinigd
wordt? De leden vragen de Staatssecretaris hoe hij ervoor gaat zorgen dat de zorgvraag
in de jeugdzorg daalt?
Ook delen de leden van de D66-fractie de zorgen die de Deskundigencommissie heeft
over het arbeidstekort in de jeugdzorg. Een van de aanbevelingen uit het rapport is
om de consequenties van de toenemende krapte op de arbeidsmarkt nadrukkelijker mee
te wegen en hierop te handelen. Kan de Staatssecretaris aangeven hoe hij opvolging
geeft aan deze aanbeveling?
Daarnaast stelt de Deskundigencommissie in het rapport dat het reparatieplan voor
de jeugdzorg te mager is1. De verbetering van de zorg is onvoldoende, maar daarnaast is ook de financiering
ontoereikend. Ook stelt de Raad van State dat de randvoorwaarden voor wetgeving op
dit moment onvoldoende zijn (C-dictum). Ondanks alle goede bedoelingen en inzet heeft
de Deskundigencommissie dus geen vertrouwen in de huidige aanpak en voortgang. De
leden van de D66-fractie vragen voorts of de Staatssecretaris kan aangeven wat de
plannen zijn om toch aan de benodigde transformatie te kunnen voldoen en of hiervoor
meer middelen vrijgemaakt zullen worden? Wat wordt de inzet van de Staatssecretaris
hierop bij de onderhandelingen over de voorjaarsnota, zo vragen de leden van de D66-fractie?
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van het Advies Deskundigencommissie
Jeugd. De leden hebben de volgende vragen aan de Staatssecretaris.
De leden hebben in het rapport gelezen dat de vraag naar en aanbod van jeugdzorg niet
in evenwicht zijn. Hierdoor zijn jongeren die behoefte hebben aan gespecialiseerde
hulp en/of zorg, de dupe van het beperkte aanbod. Dit terwijl er veel aanbieders zijn
van lichte(re) jeugdhulp.
Net als de leden van de BBB-fractie is de Deskundigencommissie ook van mening dat
deze mismatch moet worden aangepakt. De Staatssecretaris heeft laatst al in een artikel
aangegeven meer weerbaarheid te willen en minder professionele hulp2, de leden van de BBB-fractie juichen dit van harte toe.
– Kan de Staatssecretaris uitleggen hoe hij de mismatch in jeugdzorg wil aanpakken en
hoe hij het inperken van de jeugdzorg als oplossing ziet?
– Op welke termijn wil de Staatssecretaris de lichtere problematiek in de jeugdzorg
inperken? En welke maatregelen of instrumenten wil hij daarvoor gebruiken?
– Kan de Staatssecretaris toezeggen om een onderzoek uit te laten voeren wat onder jeugdzorg
moet vallen en wat niet?
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de reactie van het kabinet op
het advies «Groeipijn» van de Deskundigencommissie Jeugd en hebben hierover nog enkele
vragen.
De leden van de CDA-fractie lezen dat de Deskundigencommissie begint met de conclusie
dat de oplossing voor de grote vraag naar jeugdhulp vooral op plaatsen buiten de jeugdzorg
ligt: in het gezin, op school en in de samenleving; en dat de scope van de Hervormingsagenda
daarmee te smal is. Deze leden horen graag of de Staatssecretaris deze conclusie herkent
en erkent. Zo ja, dan vragen deze leden hoe de Staatssecretaris dit vraagstuk concreet
oppakt en hoe hij hier regie op neemt? Deelt de Staatssecretaris dat we veel meer
naar de achterliggende oorzaken moeten kijken, zoals schuldenproblematiek, scheidingen
of problemen op school of in de woonsituatie (dakloosheid)? Deelt de Staatssecretaris
dat het belangrijk is om lokale steunpunten te versterken zoals de commissie adviseert,
en zo ja hoe pakt hij dit op, ook samen met scholen en gemeenten?
De leden van de CDA-fractie willen graag meer weten over de opvolging van de adviezen
van de Deskundigencommissie. Het gaat zowel om de adviezen voor de toekomst als de
omgang met het verleden. Deze leden lezen bijvoorbeeld dat de commissie adviseert
om een noodzaak en minimumniveau aan basisvoorzieningen in de wet vast te leggen.
Neemt de Staatssecretaris dit advies over en zo ja, neemt hij dit mee in de reikwijdtewet
jeugdplicht?
De leden van de CDA-fractie vinden het belangrijk dat ook de andere adviezen van de
Deskundigencommissie worden overgenomen en vragen daarop een reactie van de Staatssecretaris.
Deze leden vragen daarbij speciaal aandacht voor twee adviezen, namelijk het advies
om op korte termijn een set van financiële en inhoudelijke prestatie-indicatoren op
te stellen en het advies om een onafhankelijk boegbeeld met doorzettingsmacht aan
te stellen. Deze leden vragen of de Staatssecretaris deze adviezen opvolgt en zo ja,
hoe en wanneer hij hier uitvoering aangeeft? En zo nee, dan vragen deze leden waarom
deze adviezen niet worden overgenomen?
Met betrekking tot het verleden lezen deze leden dat de Deskundigencommissie voorstelt
om het financiële gat in 2023 en 2024 gelijk te delen tussen gemeenten en het Rijk.
Deze leden vragen of de Staatssecretaris dit «zwaarwegende» advies overneemt en waarom
wel of niet?
De leden van de CDA-fractie lezen dat de Staatssecretaris de opvolging de komende
maanden vorm wil geven, mede in aanloop naar de voorjaarsbesluitvorming. Deze leden
vragen of de Staatssecretaris de Kamer zo spoedig en zo uitgebreid mogelijk over de
voortgang wil informeren?
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het advies van de Deskundigencommissie
Jeugd. Zij hebben hierover nog een aantal vragen en opmerkingen.
De leden van de SP-fractie benadrukken dat de Deskundigencommissie de bezuinigingsopgave
voor 2026 «niet wenselijk en niet haalbaar» noemt. Is de Staatssecretaris ook bereid
om deze bezuinigingsopgave dan ook te schrappen, zodat het belang van jongeren voorop
kan komen te staan bij de uitvoering van de hervormingsagenda?
De leden van de SP-fractie lezen in de reactie van de Staatssecretaris dat het advies
«zwaarwegend» is. Wat betekent dit in concrete zin voor wat het kabinet ermee gaat
doen?
De leden van de SP-fractie vragen de Staatssecretaris of hij bereid is om zo snel
mogelijk een uitgebreide reactie naar de Kamer te sturen, waarbij wordt ingegaan op
iedere aanbeveling uit het rapport. Op welke termijn kan de Kamer die reactie verwachten?
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie hebben met veel belangstelling kennisgenomen van het advies
van de Deskundigencommissie Jeugd (hierna: de commissie). Zij maken graag van de gelegenheid
gebruik om hierover een aantal vragen te stellen.
Naar het oordeel van de leden van de SGP-fractie heeft de commissie een weloverwogen
en goed beargumenteerd advies tot stand gebracht. De leden van de SGP-fractie willen
zo spoedig mogelijk duidelijkheid over wanneer de Staatssecretaris inhoudelijk gaat
reageren op de aanbevelingen van de commissie. De Staatssecretaris geeft aan dat hij
de adviezen van de commissie betrekt bij de voorjaarsbesluitvorming over de Voorjaarsnota.
Echter, de adviezen van de commissie gaan over veel méér onderwerpen dan alleen de
financiële afspraken. Sterker nog, de commissie benadrukt het belang om vanuit de
inhoud te werken en niet financieel gestuurd. Kan de Staatssecretaris aangeven wanneer
hij met een inhoudelijke reactie op het advies komt? Neemt de Staatssecretaris de
aanbeveling over om vóór de zomer van 2025 met een routekaart te komen waarin de adviezen
van de commissie zijn verwerkt?
In de Hervormingsagenda Jeugd is al aangegeven dat de adviezen van de commissie «zwaarwegend»
zou zijn. Erkent de Staatssecretaris dat het kabinet het zich niet kan permitteren
om de nu gedane aanbevelingen naast zich neer te leggen, en dat dit advies dus onherroepelijk
zal moeten leiden tot financiële compensatie van gemeenten, zo vragen de leden van
de SGP-fractie. Deelt de Staatssecretaris het oordeel van de commissie dat de ontstane
financiële situatie een gedeelde verantwoordelijkheid is van het Rijk en de gemeenten?
De commissie stelt dat de Hervormingsagenda Jeugd een noodzakelijke, maar geen voldoende
voorwaarde is om te komen tot een goede balans in de jeugdzorg. Hoe reflecteert de
Staatssecretaris hierop? Is hij het hiermee eens?
De leden van de SGP-fractie lezen in het advies (p. 44) dat het Rijk bij de commissie
heeft aangegeven geen financiële ruimte te zien om de tekorten van gemeenten op de
rijksbegroting op te vangen. Heeft de Staatssecretaris nog steeds dat standpunt?
De commissie constateert dat de Hervormingsagenda onvoldoende aandacht heeft voor
het wegnemen en verminderen van de structurele factoren die leiden tot instroom naar
jeugdhulp. De commissie wijst daarop op gezinsproblematiek als een belangrijke verklarende
factor voor het beroep op jeugdhulp. De Hervormingsagenda Jeugd biedt op dit moment
geen handreiking om te komen tot een brede gezinsgerichte benadering, aldus de commissie.
«De scope van de Hervormingsagenda is te smal om tot een goed werkend, beter beheersbaar
en financieel houdbaar jeugdstelsel te komen.» (p. 48) Hoe kijkt de Staatssecretaris
hiernaar?
De leden van de SGP-fractie vragen in het bijzonder een reactie op de concrete aanbeveling
van de commissie om op korte termijn te komen tot een samenhangende jeugd- en gezinsaanpak,
zowel op nationaal als lokaal niveau, waarbij de commissie adviseert om te komen tot
een programmateam Jeugd en Gezin, met een heldere mandatering, eigen middelen en een
coördinerend bewindspersoon (p. 51). Neemt het kabinet deze aanbeveling over?
De commissie stelt dat de kramp van te hoge planningsambities en een te strak financieel
keurslijf de voortgang van de benodigde maatregelen beperken. De leden van de SGP-fractie
vragen of de Staatssecretaris deze conclusie onderschrijft?
Vragen en opmerkingen van de leden van de CU-fractie
De leden van de ChristenUnie-fractie maken graag van de gelegenheid gebruik om vragen
te stellen over het rapport Groeipijn, het advies van de deskundigencommissie Hervormingsagenda
Jeugd. Deze leden herkennen veel van de analyse van de adviescommissie van wat zij
van gemeenten en jeugdzorgprofessionals horen. Deze leden danken de commissie voor
hun waardevolle werk.
Hoofdboodschap inhoud en sturing
Herkent de Staatssecretaris dat de transformatie die de Hervormingsagenda beoogt dichtbij
een kantelpunt is, zoals de commissie schetst (pagina 47)? Ziet de Staatssecretaris
ook dat er nog veel nodig is om de omslag in cultuur, structuur en praktijk daadwerkelijk
te maken en te borgen? En dat hier dus ook tijd voor nodig is? Hoe gaat de Staatssecretaris
ervoor zorgen dat het «voorveld» veel meer betrokken worden bij de Hervormingsagenda?
Hoe zet de Staatssecretaris zich ervoor in om beschikbare inzichten over bewezen effectieve
preventieprogramma’s en behandelmethoden actief te delen, op te schalen en landelijk
toe te passen? Hoe creëert hij meer ruimte om het gezamenlijk leren te intensiveren?
Meerwaarde van de hervormingsagenda
De leden van de ChristenUnie-fractie is het uit het hart gegrepen dat jongeren en
hun ouders steunstructuren nodig hebben om in de huidige complexe samenleving hun
plek te vinden. Hoe gaat de Staatssecretaris meer investeren in het creëren en structureel
versterken van sociaal kapitaal?
Wat is de reactie van de Staatssecretaris op het advies om wettelijk het belang van
een sterke sociale en pedagogische basis vast te leggen en daarin op te nemen wat
het minimumniveau aan basisvoorzieningen (inclusief de aanwezigheid van een stevig
lokaal team) moet zijn dat lokaal moet worden aangeboden?
Welke handvatten krijgen gemeenten om steunstructuren te organiseren waarbij de leefwereld
van de jongeren en ouders centraal staat, zoals de commissie adviseert?
Hoe gaat de Staatssecretaris ervoor zorgen dat scholen en lokale teams de tijd, ruimte
en expertise krijgen die ze nodig hebben om de pedagogische basis te versterken, aangezien
zij op dit moment al zwaar belast zijn met een breed takenpakket?
Is de Staatssecretaris het met de leden van de ChristenUnie-fractie eens dat gemeenten
een cruciale rol hebben in het stimuleren, ondersteunen en faciliteren van een scala
aan voorzieningen voor ontmoeting van jongeren? Hoe moeten gemeenten vorm geven aan
die taak als zij met minder financiële middelen te maken hebben?
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen een sterke oproep van de commissie aan
de Rijksoverheid om te komen tot een samenhangende jeugd- en gezinsaanpak en de aanmoediging
om de door het ministerie aangekondigde integrale, interdepartementale aanpak op korte
termijn uit te voeren. Wat kunnen deze leden op dit vlak van het kabinet verwachten?
Werkende mechanismen en vrijblijvendheid
De commissie beschrijft het belang van stevige lokale teams met gezag op basis van
professionaliteit en met een brede deskundigheid en netwerk. Heeft de Staatssecretaris
of de commissie er zicht op in hoeveel gemeenten zulke sterke lokale teams met deze
kenmerken functioneren, zo vragen de leden van de ChristenUnie-fractie? Wil de Staatssecretaris
ook naar advies van de commissie voorrang geven aan de totstandkoming van deze teams
in alle gemeenten? Hoe gaat hij dit doen? In welk jaar wil hij dat elke gemeente zo’n
team heeft? Is hij voornemens om het richtinggevend kader voor de toegang, lokale
teams en integrale dienstverlening bindend te maken?
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de Staatssecretaris of hij nu al wil reflecteren
op de vraag van de commissie in hoeverre het haalbaar en wenselijk is om onderscheid
te maken naar de rol van de overheid als verantwoordelijke voor het systeem en de
financiering, en professionals (lees: medewerkers in het lokale team, huis- en jeugdartsen
en specialisten) verantwoordelijkheid te geven voor de inhoudelijke beoordeling en
toeleiding. Wil de Staatssecretaris dit vraagstuk verder uitdiepen? Deze leden vinden
het namelijk een terechte fundamentele vraag.
Inspanningen, opbrengsten en gezamenlijke sturing
Pakt de Staatssecretaris de handschoen op om met de andere partners de maatregelen
te vertalen naar concrete doelstellingen en prestatie-indicatoren, zo vragen de leden
van de ChristenUnie-fractie. En om hier als Rijk realistische besparingsdoeleinden
aan te verbinden? Hoe wil de Staatssecretaris meer strategische sturing aanbrengen
en ervoor zorgen dat het publieke belang in plaats van deelbelangen de boventoon gaan
voeren?
Rollen, verantwoordelijkheden en gedeeld eigenaarschap
Op welke manier kan de geadviseerde «waakvlam» vormkrijgen volgens de Staatssecretaris,
zo vragen de leden van de ChristenUnie-fractie?
Financiën
Op welke manier gaat de Staatssecretaris ervoor zorgen dat er meer inzicht komt in
de inzet van middelen, zo vragen de leden van de ChristenUnie-fractie? Wat is de Staatssecretaris
van plan om te doen met de ontstane verliezen over 2023 en 2024? Hoe kijkt hij aan
tegen het advies om deze verliezen met Rijk en gemeenten gezamenlijk, waarbij ieder
de helft neemt, op te vangen?
Ten aanzien van 2025–2028 vragen de leden van de ChristenUnie-fractie de Staatssecretaris
te reflecteren op de analyse van de commissie dat het niet aannemelijk is dat de ingeboekte
besparingen voor de periode 2025–2028 gerealiseerd kunnen worden. Deze leden betreuren
het dat er niet (voldoende) indicatoren zijn die inzicht kunnen geven in de richting
waarin de uitgaven zich ontwikkelen en dat er daardoor geen zicht is op benodigd budget
de komende jaren. Deze leden vinden het wel reden tot zorg dat een toename in budget
een prikkel kan geven aan alle partners om hun inzet aan het verbeteren van ondersteuning
in het voorliggend veld en aan kostenbesparende maatregelen niet met extra kracht
door te zetten. Deelt de Staatssecretaris deze zorg? Aan de andere kant lezen deze
leden ook dat alle partners het financiële kader als beklemmend ervaren en vanuit
een kramp zich inzetten voor de jeugd. Daaruit spreekt een toewijding aan het doel
van de agenda, los van de financiële consequenties. Welke keuze maakt de Staatssecretaris
over de beschikbare financiën tot 2028?
Ten aanzien van de toekomst van financiering van het jeugdstelsel vragen de leden
van de ChristenUnie-fractie of de Staatssecretaris bereid is om aan de Raad voor het
Openbaar Bestuur (ROB) samen met de Raad voor Volksgezondheid en Samenleving (RVS)
advies te vragen over de vormgeving bij de herziening van de bekostiging en inrichting
van het jeugdstelsel, waarin de opmerkingen van de commissie worden meegenomen?
Slotbeschouwing
Wat zegt het de Staatssecretaris dat de commissie er onvoldoende vertrouwen in heeft
dat de huidige aanpak en voortgang van de Hervormingsagenda Jeugd en de financiële
risicoverdeling die hierover is afgesproken tussen Rijk en gemeenten, tot de beoogde
effecten gaan leiden? Voelt de Staatssecretaris zich verantwoordelijk voor het ter
harte nemen en opvolgen van de adviezen van de commissie? Komt de Staatssecretaris
voor de zomer van 2025 met een routekaart, die gezamenlijk met de netwerkpartners
is opgesteld, die uitwerkt hoe opvolging en invulling wordt gegeven aan de adviezen?
II. Reactie van de Staatssecretaris
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben het advies van de Deskundigencommissie
Jeugd met grote interesse gelezen. Zij danken de commissie voor hun gedegen werk en
hun belangrijke aanbevelingen en adviezen. De leden herkenden veel van wat de commissie
in het rapport heeft beschreven en stellen sommige punten zelf ook al jaren herhaaldelijk
aan de kaak. Zij onderschrijven dan ook het hele rapport en alle adviezen en gaan
ervanuit dat het kabinet dit zwaarwegende advies ook zal onderschrijven. Waarom heeft
het kabinet anders de Deskundigencommissie ingesteld?
De leden lezen dat het kabinet het advies met volle aandacht gaat bestuderen en gaat
bezien hoe ze er gevolg aan kunnen geven. Zij schrijven dat dit de komende maanden
vorm zal krijgen, mede in aanloop naar de voorjaarsnotabesluitvorming. De leden vinden
dit een onduidelijke tijdlijn. Wanneer komt er een uitgebreide reactie van het kabinet
op de inhoudelijke én financiële aanbevelingen van de Deskundigencommissie? Moeten
de leden dit zelf opmaken uit de voorjaarsbesluitvorming als die naar buitenkomt?
Of komt er een aparte brief naar de Kamer met een daarin een onderbouwd besluit van
het kabinet over opvolging van de adviezen van de Deskundigencommissie? De leden vragen
het kabinet om het laatste.
De Deskundigencommissie is ingesteld als onderdeel van het akkoord over de Hervormingsagenda
Jeugd en komt voort uit het advies van de Commissie van Wijzen uit 2021 om onafhankelijke
experts mee te laten kijken op de implementatie en opbrengsten van de afgesproken
maatregelen.
Dit advies is zwaarwegend en de vraag is niet of, maar hoe dit wordt opgevolgd. Op
dit moment is het kabinet hierover in gesprek met de VNG. De opvolging van het advies
wordt betrokken bij de Voorjaarsbesluitvorming van het kabinet. Over de uitkomsten
informeren wij uw Kamer zo spoedig mogelijk, in ieder geval voor het geplande Kamerdebat
over jeugd op 18 juni. Mocht hiertoe aanleiding zijn dan zullen wij ook parallel aan
de voorjaarsnota een nadere toelichting geven op de aldaar genomen besluiten omtrent
de opvolging van het advies van de Deskundigencommissie.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zouden in deze brief met een uitgebreide reactie
graag zien dat het kabinet op álle adviezen uit zowel hoofdstuk 4 (inhoud en sturing)
als hoofdstuk 5 (financieel) afzonderlijk ingaat. Gaat het kabinet dit doen?
Het kabinet zal in de voortgangsbrief Jeugd uitgebreid ingaan op hoe zij omgaat met
het advies van de Deskundigencommissie.
Graag zien de leden in deze reactie ook een reflectie op de stevige uitingen van de
Deskundigencommissie die onomwonden stelt dat de plannen die de jeugdzorg beter moeten
maken, tekortschieten.
De Deskundigencommissie stelt dat de Hervormingsagenda een noodzakelijk, maar niet
voldoende voorwaarde is. Jeugdzorg kan immers niet de oorzaken van maatschappelijke
problemen (bijv prestatiedruk) dan wel alle overige problemen in gezinnen oplossen
(bijv. bestaanszekerheid, GGZ problematiek van ouders, vechtscheidingen) oplossen.
Daarom beveelt de Deskundigencommissie een bredere aanpak binnen het sociaal domein
aan om de oorzaken van de instroom in jeugdzorg aan te pakken. Het kabinet zal in
de voortgangsbrief Jeugd ingaan op de adviezen en hoe daar opvolging aan zal worden
geven.
De Deskundigencommissie stelt tevens dat de bezuinigingen een «zwaard van Damocles»
zijn en dat in de afgelopen jaren het politieke gesprek te vaak over geld en te weinig
over de inhoud is gegaan. Wat vindt het kabinet van deze conclusies?
Wij herkennen dat veel aandacht in het publieke debat is uitgegaan naar de financiële
kant van jeugdzorg. Hieraan ligt echter wel ook een inhoudelijk streven ten grondslag:
het toegankelijk houden van de jeugdzorg voor jeugdigen die dat echt nodig hebben.
De Deskundigencommissie stelt in haar advies «de kramp moet eraf, maar de druk moet
erop blijven.» Dit uitgangspunt omarmen wij. Wij streven ernaar in de afspraken die
we maken over de opvolging van het advies en het versterken van de Hervormingsagenda
beter te meten hoe het gaat met de voortgang en daar waar data beschikbaar is de afrekenbaarheid
te verbeteren.
De Deskundigencommissie heeft het over «sturen in de mist» en stelt dat meer informatie
nodig is om adequaat te kunnen sturen op stelselniveau. Dit sluit aan bij vragen die
de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie al jaren stellen over onder meer de wachtlijsten.
Al vanaf 2017 vragen zij het kabinet om gegevens over de wachtlijsten. Aangenomen
moties zijn tot op heden niet uitgevoerd, terwijl voor veel andere zorgsectoren dergelijke
informatie wel beschikbaar is. Is het kabinet voornemens om gegevens over het aantal
wachtenden per diagnose beter inzichtelijk te maken? Is zij bereid om ook inzichtelijk
te maken welke aanbieders er zijn en wat de behandelcapaciteit is? Zeker voor de zwaardere
zorgvragen achten de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie dit noodzakelijk.
Het kabinet werkt in het kader van de Hervormingsagenda Jeugd aan het verbeteren van
inzicht in wachttijden op landelijk niveau. Daarvoor moeten eerst begrippen, zoals
start- en stopdata, en productcodes gestandaardiseerd worden. Hier zijn wij mee bezig.
Zolang niet op dezelfde manier wordt geregistreerd zijn data niet vergelijkbaar tussen
gemeenten en regio’s en is dus geen landelijk inzicht in wachttijden te geven.
Een diagnose is niet geheel voorspellend voor de aard en omvang van de benodigde jeugdzorg.
Daarom wordt in de jeugdzorg niet (overal) gewerkt met producten op diagnoseniveau.
Welke aanbieders er zijn, hangt af van welke aanbieders gecontracteerd worden door
gemeenten (ook in de jeugdzorgregio’s). Inzicht in aanbieders en diens behandelcapaciteit
kan daarom het beste ook op dat niveau gecreëerd worden. In de praktijk gebeurt dit
ook al in diverse regio’s, veelal met behulp van websites zoals www.beschikbaarheidswijzer.nl.
De leden horen het kabinet diverse malen zeggen dat het aantal jongeren dat professionele
jeugdhulp krijgt te hoog is en ingezet moet worden op het voorkomen van jeugdhulp.
Daar zijn zij het mee eens. Maar zij horen dan wel graag wat het kabinet gaat doen
om te voorkomen dat jongeren professionele hulp nodig hebben.
Vanuit de Hervormingsagenda wordt al volop ingezet op het versterken van de sociale
en pedagogische basis rondom een gezin. Ook de inzet van stevige lokale teams die
over domeinen heen kunnen werken dragen straks bij aan het voorkomen dat kinderen
in jeugdzorg terecht komen als problemen elders liggen. Er wordt gewerkt aan een wetsvoorstel
waarin deze uitgangspunten steviger worden verankerd en tegelijkertijd de jeugdhulpplicht
beter wordt afgebakend zodat jeugdhulp toegankelijk blijft voor kinderen die dit nodig
hebben. In de brief van 5 november 2024 heeft uw Kamer de laatste stand van zaken
rond de Hervormingsagenda ontvangen. Het kabinet zal in de voortgangsbrief Jeugd ingaan
op de adviezen van de commissie Van Ark en hoe we daar opvolging aan geven.
Zij vragen of het kabinet het met de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie eens is
dat toegang tot goed onderwijs, sport, cultuur en lokale voorzieningen daarom van
belang is? In dat kader horen zij graag een reflectie op de geplande bezuinigingen
op preventie, sport, cultuur en onderwijs. Hoe rijmt het kabinet dit met elkaar?
Wij zijn het ermee eens dat toegang tot goed onderwijs, sport, cultuur en lokale voorzieningen
van belang is voor het gezond opgroeien van kinderen en kan bijdragen aan het verminderen
van het beroep op jeugdzorg. Het kabinet is van mening dat deze toegang nog steeds
voldoende gewaarborgd is ondanks de geplande bezuinigingen op preventie, sport, cultuur
en onderwijs.
Hoe legt het kabinet ook uit dat veel gemeenten de komende tijd vanwege de financiële
problemen ook voor zware keuzes komen te staan en er bezuinigd dreigt te worden op
lokale voorzieningen?
Wij zien dat verschillende gemeenten voor financiële uitdagingen staan. Het kabinet
heeft de afgelopen jaren extra financiële middelen vrijgemaakt voor gemeenten gegeven
de stijgende uitgaven aan jeugdzorg. Op dit moment ligt het advies van de Deskundigencommissie
bij het Rijk voor. Deze loopt mee in de Voorjaarsbesluitvorming. Over de uitkomsten
informeren wij uw Kamer zo spoedig mogelijk en in ieder geval voorafgaand aan het
debat over het jeugdzorgbeleid op 18 juni a.s.
De leden lezen namelijk in het rapport van de Deskundigencommissie het duidelijke
advies om lokale steunstructuren en de natuurlijk omgeving van jongeren te versterken.
Dit zijn juist de structuren waarop het kabinet gaat bezuinigen. Op welke manier gaat
het kabinet navolging geven aan het advies van de Deskundigencommissie om juist dit
soort lokale structuren in de omgeving van de jongere te versterken? Gaat het kabinet
bezuinigingen hierop terugdraaien?
Vanuit de Hervormingsagenda wordt gewerkt aan een pakket aan maatregelen rond de reikwijdte
van jeugdhulp. Onderdeel hiervan is het versterken van de sociale en pedagogische
basis en de inzet van stevige lokale teams die gezinsgericht werken. De Jeugdwet zal
op dit punt nader worden aangescherpt. Niet altijd is jeugdhulp echter het passende
antwoord en niet altijd is een individueel zorgtraject nodig. We willen toe naar jeugdhulp
die «zo licht als mogelijk is, zo zwaar als nodig» juist ook om de jeugdhulp toegankelijk
te houden voor kinderen die dit echt nodig hebben.
Ten aanzien van de bredere bezuinigingen binnen VWS op subsidies geldt dat deze niet
worden ingeboekt op preventieve zorg en ondersteuning die mensen direct raakt. Voor
Jeugd specifiek is met name ingezet op doelmatigheidskorting en kortingen op niet
het verplichte subsidiebudget.
Kan het kabinet aangeven wat de effecten zijn van de geplande bezuinigingen op de
Rijke Schooldag, die juist is bedoeld om jongeren die in een sociaaleconomisch minder
sterke positie zitten, betere kansen te geven en hen in aanraking laat komen met zaken
die aantoonbaar het welzijn verbeteren, zoals muziek, sport en cultuur?
De geplande bezuinigingen op de Rijke Schooldag betekenen dat minder scholen financiering
vanuit het programma School en Omgeving kunnen ontvangen. De inzet van het kabinet
is dat het programma School en Omgeving beschikbaar blijft voor de leerlingen die
dit het hardst nodig hebben. Er wordt daarom prioriteit gegeven aan de scholen met
de hoogste onderwijsachterstandsscores. Het is op dit moment niet in te schatten of
en zo ja hoeveel en welke leerlingen en scholen geen gebruik meer kunnen maken van
de nieuwe subsidieregeling. Dit hangt namelijk af van het aantal nieuwe aanvragen.
Het programma wordt vanaf 2028 duurzaam en structureel gefinancierd.
In dit kader wijst de Deskundigencommissie er ook op om wettelijk het belang van een
sterke sociaal pedagogische basis vast te leggen en daarin een minimumniveau aan basisvoorzieningen
vast te leggen. Gaat het kabinet aan de slag met deze adviezen en zo ja, hoe?
Het kabinet is voornemens om dit uit te werken in het wetsvoorstel «Reikwijdte». Dit
wetsvoorstel wordt op dit moment opgesteld in overleg met betrokken partijen.
Tevens vragen de leden om een reflectie op de constatering dat goede initiatieven
op het snijvlak van onderwijs en zorg vaak moeten stoppen omdat financiële middelen
tijdelijk zijn en onderwijsgeld niet voor zorg mag worden ingezet en vice versa.
Het klopt dat veel goede initiatieven op het snijvlak van onderwijs en zorg vaak op
pilot- of projectbasis zijn ingericht met tijdelijke financiering. Duurzame financiering
is afhankelijk van besluitvorming en afspraken hierover tussen gemeenten en scholen/samenwerkingsverbanden.
Vanuit het zorg en onderwijsstelsel zijn er op zichzelf geen belemmeringen om deze
financiering voor langere tijd af te spreken. De huidige regelgeving bepaalt wel dat
onderwijsgeld niet voor zorg is bedoeld en zorggeld niet structureel voor onderwijs,
maar er is ook een zogenaamd groen gebied waarover partijen afspraken kunnen maken
over arrangementen zodat kinderen wel tot ontwikkeling kunnen komen. Binnen het experiment
Onderwijszorgarrangementen heeft het onderwijs meer ruimte om hier middelen voor in
te zetten, ruimte die OCW voornemens is ook structureel in de wet te borgen en onder
meer daartoe wordt momenteel een wetsvoorstel voorbereid.
Ook dit is een thema waar in de afgelopen jaren al zeer vaak door de Kamer op is gewezen
en waar verbetering is beloofd. Welke extra stappen gaat het kabinet zetten?
De complexiteit van de problematiek en de vele partijen die hierin een rol spelen,
vragen om een zorgvuldige aanpak. Waar mogelijk zet het Rijk in op het vereenvoudigen
van wet- en regelgeving, wat ten goede komt aan de samenwerking tussen professionals.
De Staatssecretaris van JPS en de Staatssecretaris OCW zullen uw Kamer in aanloop
naar het debat passend onderwijs (21 mei a.s.) verder informeren.
Wat gaat het kabinet doen om te voorkomen dat het aantal kinderen dat thuiszit zonder
onderwijs, soms omdat zij op een wachtlijst voor jeugdzorg staan, omlaag te brengen?
Sinds 2022 wordt gewerkt aan een plan van aanpak om verzuim terug te dringen. Dit
kabinet heeft die aanpak doorgezet. Om schooluitval beter in beeld te krijgen, te
voorkomen én terug te dringen heeft Staatssecretaris van OCW eind 2024 het Wetsvoorstel terugdringen schoolverzuim naar de Tweede Kamer verstuurd.3 Met dit wetsvoorstel kunnen basisscholen, middelbare scholen en mbo-instellingen
sneller, beter en preventief actie nemen bij afwezigheid van leerlingen en mbo-studenten.
Ook heeft het voorstel tot doel dat het aantal langdurige vrijstellingen van de leerplicht
afneemt. Daarnaast werkt het kabinet aan meer ruimte voor flexibiliteit en maatwerk,
en ruimte voor onderwijsaanbod voor niet-ingeschreven jongeren die nu thuis zitten
zonder onderwijs. Het kabinet zal uw Kamer vóór het debat over passend onderwijs in
mei over de voortgang hiervan schriftelijk informeren.
In het rapport geeft de Deskundigencommissie aan dat jeugdzorgproblematiek vaak voortkomt
uit problemen die niet liggen bij de jongere, maar bij de omgeving. Armoede, geldproblemen,
GGZ-problematiek bij ouders, vechtscheidingen en onvoldoende passende woonruimte worden
als voorbeelden genoemd. Een aantal van deze zaken is op te lossen met beleid, zoals
financiële problemen. Is het kabinet het met de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
eens dat ook dit beter aangepakt moet worden om jongeren uit de jeugdzorg te houden?
Zo ja, wat gaat het kabinet concreet doen?
De Deskundigencommissie geeft aan dat er onvoldoende aandacht is voor de structurele
factoren die bijdragen aan de groeiende vraag naar jeugdhulp: onderwijs, bestaanszekerheid,
wonen en brede voorzieningen in de wijken. Aandacht daarvoor is cruciaal om te zorgen
dat jeugdigen met gelijke kansen gezond en veilig kunnen opgroeien en te voorkomen
dat jeugdigen jeugdhulp nodig hebben. Op dit moment ligt het advies van de Deskundigencommissie
bij het Rijk voor. Over de uitkomsten informeren wij uw Kamer zo spoedig mogelijk
en in ieder geval voorafgaand aan het debat over het jeugdbeleid op 18 juni a.s. Het
Rijk is in het najaar van 2024 al gestart met de aanpak Kwetsbare gezinnen om kinderarmoede
tegen te gaan, conform het Regeerprogramma.
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het advies van de Deskundigencommissie
Jeugd en willen hun dank uitspreken aan de leden van de Deskundigencommissie voor
het inzichtelijke rapport en de duidelijke adviezen. Zij hebben nog enkele vragen
naar aanleiding van het rapport.
Allereerst zijn de leden benieuwd hoe de Staatssecretaris van plan is de maatschappelijke
dialoog aan te wakkeren die moet bijdragen aan de veerkracht binnen de maatschappij,
specifiek ook hoe dit lokaal kan worden bewerkstelligd. Welke rol ziet het kabinet
voor zichzelf in het starten van die discussie?
Het kabinet vindt het cruciaal met elkaar een maatschappelijke dialoog te voeren over
hoe het komt dat zoveel jongeren jeugdhulp nodig hebben. En wat jongeren nodig hebben
om weerbaar op te groeien. Deze dialoog faciliteren we vanuit het Rijk op verschillende
manieren. Eind 2024 is een website beschikbaar gekomen waarop informatie te vinden
is over de maatschappelijke dialoog. Onlangs is PraatPower gelanceerd om scholen,
gemeenten, verenigingen, wijkteams én jongeren zelf te helpen deze gesprekken op lokaal
niveau vorm te geven. Het bevat niet alleen tips en tricks, maar ook goede voorbeelden.
Voor de zomer komt er een webfilm voor professionals beschikbaar met kennis over het
beter benutten van de pedagogische basis en het zoeken naar oplossingen in het alledaagse
leven: hoe doe je dat in de praktijk goed?
Ook zijn de leden van de VVD-fractie benieuwd hoe deze discussie kan worden gehouden
op plekken waar jongeren en hulpverleners samenkomen, zodat deze vanuit de inhoud
kan worden gevoerd en niet meteen gepolitiseerd wordt. Hoe wil het kabinet ervoor
zorgen dat de discussie «bottom-up» wordt gehouden en niet «top-down»?
Wij stellen tools beschikbaar die helpen om het gesprek op een goede manier (vanuit
de inhoud) te voeren. Een voorbeeld is de hier bovengenoemde PraatPower dat concrete
handvatten biedt voor het voeren van een gesprek met jongeren. De ideeën die bottum-up
worden opgehaald in deze gesprekken kunnen op landelijk niveau worden gedeeld.
De leden van de VVD-fractie vragen zich af welke rol het kabinet ziet voor het «systeem»
om het kind of de jongere heen, bijvoorbeeld de ouders, school, huisarts, wijkteams,
etc. Hoe kan dit systeem beter betrokken worden bij het bieden van hulp of zorg aan
de jongere?
Het systeem om het kind of jongere heen speelt een zeer belangrijke rol. Veel problemen
en daarmee ook oplossingen liggen niet bij de jongeren zelf, maar juist in de context
van de jongeren. Wij zien een belangrijke taak voor het wijkteam om dit systeem beter
te betrekken bij het bieden van hulp door met een brede blik naar de hulpvraag van
een jongere te kijken. Deze manier van werken is dan ook een onderdeel van het Richtinggevend
kader voor toegang, lokale teams en integrale dienstverlening dat is vastgesteld door
de VNG en gemeenten in het voorjaar 2024 en zal ook onderdeel uitmaken van het nog
– met relevante partijen – vast te stellen convenant.4
Hoe gaat het kabinet ervoor zorgen dat de zorg voor kinderen en jongeren allereerst
bij dit systeem ligt en jeugdzorg beschikbaar is mocht dit onverhoopt nodig zijn,
zodat de jeugdhulp aanpalend en ondersteunend is aan andere terreinen en niet andersom?
We zetten met de Hervormingsagenda in op het verstevigen van de pedagogische basis
waardoor hulpvragen binnen de context van het gezin (gezinsgericht) worden opgevangen.
Het stevige lokale team heeft hierin een centrale rol. Daar wordt samen met de jeugdige
en het gezin in beeld gebracht wat de benodigde oplossing is voor een hulpvraag. Daarbij
wordt met brede blik gekeken: integraal naar alle levensgebieden en naar problemen
onderliggend aan de hulpvraag. Er wordt alleen (aanvullend) jeugdhulp ingezet wanneer
dit bijdraagt aan een duurzame oplossing voor de hulpvraag van een gezin.
Hoe kunnen gemeenten niet-vrijblijvende afspraken maken met bijvoorbeeld huisartsen
en scholen over hun rol in het systeem, ook al gaan gemeenten hier niet direct in
hun bevoegdheden over?
Het is van belang dat er, om de gezamenlijke verantwoordelijkheid te benadrukken,
goede samenwerkingsafspraken worden gemaakt tussen de gemeenten/ lokale teams en partijen
als huisartsen en scholen. Voor wat betreft de huisartsen zijn er bijvoorbeeld in
de Hervormingsagenda Jeugd afspraken gemaakt over een sterkere samenwerking, o.a.
via inzet van jeugdconsulenten vanuit de lokale teams bij de huisartsen of een POH
GGZ met aandachtsgebied «jeugd». Voor wat betreft de samenwerking met scholen gaan
wij in overleg met het onderwijs en de gemeenten/VNG over wat nodig is om de pedagogische
basis op scholen te versterken. Daarbij is ons uitgangspunt dat scholen daar zeker
niet alleen voor staan, maar dit ook kunnen bereiken door samen te werken met gemeenten/lokale
teams. Om zo te komen tot een effectieve samenwerkings- en ondersteuningsstructuur
op en om school. Deze structuur heeft als doel kinderen zo normaal mogelijk te laten
opgroeien en naar school te laten gaan, maar ook om problemen op tijd in beeld te
hebben en daar samen op in te kunnen spelen.
In het verlengde daarvan zien de leden het belang van stevige lokale teams en vragen
zij zich af hoe het kan dat dit in sommige gemeenten wel lukt om te realiseren, maar
in andere gemeenten niet. Hoe kan dit verschil worden verklaard?
Sinds de decentralisatie in 2015 van onder meer jeugdhulp en maatschappelijke ondersteuning
heeft de meerderheid van de gemeenten (ruim 80%), als antwoord op de decentralisatie
van deze taken, lokale teams georganiseerd5. Lokale teams vormen een centrale plek waar inwoners op een laagdrempelige manier
terecht kunnen voor een hulpvraag. Uit diverse onderzoeken, waaronder peilingen sociale
(wijk)teams van Movisie, de Meta-analyse startfoto VNG Hervormingsagenda jeugd6, blijkt dat de diversiteit van lokale teams groot is. Verschillen in invulling, vanwege
de specifieke lokale context en omstandigheden, hoeft geen probleem te zijn. Echter
doordat de teams verschillen in hun doelen, de activiteiten die zij ontplooien en
de mate van deskundigheid, zijn er grote verschillen in kwaliteit en wat inwoners
van lokale teams kunnen verwachten. Daarom wordt de rol van de lokale teams wettelijk
vastgelegd (wetsvoorstel «reikwijdte») en geeft het richtinggevend kader «toegang,
lokale teams en integrale dienstverlening» helderheid over de basiskenmerken van lokale
teams.
Hoe kunnen minder vrijblijvende afspraken worden gemaakt door gemeenten om zulke stevige
lokale teams te borgen?
In de Hervormingsagenda Jeugd is afgesproken toe te werken naar stevige lokale teams.
Hiertoe hebben de VNG en gemeenten een richtinggevend Kader «toegang, lokale teams
en integrale dienstverlening» vastgesteld in het voorjaar 2024.7 Dit kader zet een basisniveau van dienstverlening neer dat inwoners in kwetsbare
en complexe situaties van lokale teams mogen verwachten.
De VNG biedt ondersteuning aan gemeenten, o.a. aan de gemeenten die via de startfoto
van de VNG hebben aangegeven onvoldoende stevige lokale teams te hebben.8 Dit gebeurt o.a. via voorlichting & advies, coachingstrajecten, werkpakketten en
leernetwerken. Daarnaast komt er een convenant stevige lokale teams, waarin de belangrijkste
partijen vastleggen wat ze van elkaar mogen verwachten als het gaat om ontwikkelingen
rondom lokale teams. De ondertekening wordt voor de zomer van 2025 verwacht. Verder
is het voornemen om (de taken van) lokale teams te verankeren in de Jeugdwet via het
wetsvoorstel «reikwijdte».
De leden van de VVD-fractie vragen zich af hoe er meer gestuurd kan worden op effectieve
interventies in de jeugdzorg. Is de Staatssecretaris bereid hier prioriteit aan te
geven en hierbij ook deskundigen te betrekken?
Wij vinden het van groot belang om het gebruik van effectieve interventies in de jeugdzorg
te stimuleren en zijn bereid hier prioriteit aan te geven. De kwaliteit en effectiviteit
van jeugdzorg is een belangrijk onderwerp in de Hervormingsagenda Jeugd. Het is van
belang dat gemeenten en zorgaanbieders afspraken maken over de kwaliteit en effectiviteit
van zorg en hierop monitoren en evalueren. In de databank van het NJi staan effectieve
en goed onderbouwde interventies. Er bestaan veel (varianten van) interventies, het
is dan ook van groter belang om kennis te hebben van de werkzame elementen van een
interventie. Indien de werkzame elementen in een interventie zijn geborgd, is de kans
groter dat de ingezette hulp effectief is. Om meer kennis over werkzame elementen
te vergaren heeft het consortium «Effectiviteit psychosociale interventies Jeugd»
samen met zeven andere onderzoeksconsortia onderzocht welke (delen van) interventies,
wanneer, bij wie en door wie het beste ingezet kunnen worden. Onderzoekers van dit
consortium hebben de Keuzehulp Jeugd en gezin ontwikkeld, deze is te vinden op de
website van het NJi9. De Keuzehulp helpt professionals en ouders om samen, op basis van richtlijnen Jeugdhulp
en Jeugdbescherming en de inhoud van de Databank Effectieve Interventies, de juiste
aanpak/interventie in te zetten. Met behulp van de Keuzehulp kan (door professionals
samen met gezin en jongeren) de meest effectieve aanpak voor de problemen van de jongere
en/of gezin gekozen worden. Het NJi werkt, in samenwerking met onder andere Kwaliteit
en Blijvend Leren, aan het verspreiden en de implementatie van de Keuzehulp.
De leden zijn benieuwd hoe meer in de richting bewogen kan worden van zorg met wetenschappelijk
bewezen resultaten en effectiviteit. Hoe is de Staatssecretaris van plan dit te bereiken?
De werkorganisatie Kwaliteit en Blijvend Leren (KBL) is ingericht om de kwaliteit
van de jeugdsector te verbeteren, onder andere door het bevorderen van het toepassen
van kennis in de praktijk. Daarnaast werkt het NJi aan een visie om effectief werken
in de jeugdzorg te bevorderen. Hierbij kan de databank effectieve jeugdinterventies
ingezet worden als middel in effectief werken. ZonMw heeft onderzocht wat werkzame
elementen van interventies in de jeugdzorg zijn en onderzoekt dit nog steeds in het
consortium «Wat werkt voor de jeugd». De opgedane kennis verwerkt NJi in de Keuzehulp
Jeugd en gezin. De Keuzehulp helpt professionals en ouders om samen, op basis van
richtlijnen Jeugdhulp en Jeugdbescherming en de inhoud van de databank effectieve
jeugdinterventies, de juiste aanpak en waar nodig een interventie in te zetten. Met
behulp van de Keuzehulp kunnen professionals samen met gezin en jongeren de meest
effectieve aanpak voor de problemen van de jongere en/of gezin kiezen. Het NJi werkt,
in samenwerking met onder andere KBL, aan verspreiden en implementatie van de Keuzehulp.
Daarnaast vernieuwt het NJi de website Richtlijnen (en op termijn ook de databank
effectieve jeugdinterventies) om de beschikbare kennis over effectief werken nog beter
toegankelijk te maken.
De leden van de VVD-fractie zijn ook benieuwd naar de afbakening van jeugdzorg en
jeugdhulp. Hanteert de Staatssecretaris duidelijke definities van deze twee begrippen?
Zo ja, zou de Staatssecretaris deze kunnen toelichten? Zo nee, kan de Staatssecretaris
aangeven hoe hij van plan is tot een definitie hiervan te komen?
In de Jeugdwet is een definitie van jeugdhulp opgenomen. De term jeugdzorg wordt vaak
gebruikt om zowel de vrijwillige jeugdhulp als de jeugdbescherming/jeugdreclassering
te beschrijven. Met het wetsvoorstel «reikwijdte» willen we meer richting aan de definitie
van jeugdhulp geven door te benadrukken wat er lokaal aan basisvoorzieningen beschikbaar
moet zijn, wat de functionaliteiten zijn van het lokale team (inclusief basishulp)
en welke aanvullende hulp georganiseerd moet worden. Hierdoor wordt duidelijk wat
wel en niet onder jeugdhulp valt.
De leden van de VVD-fractie herkennen de observatie van de commissie dat data op alle
vlakken op dit moment ontbreken, wat het lastig maakt om te sturen. Zij vragen zich
af hoe dit cijfermatige inzicht te verkrijgen is en hoe de informatiehuishouding van
gemeenten en organisaties op elkaar afgestemd kunnen worden. Welke opties ziet de
Staatssecretaris hiertoe?
In de Hervormingsagenda zijn verschillende afspraken gemaakt om het inzicht in het
functioneren van het jeugdstelsel te verbeteren met data en monitoring. Daarnaast
zijn wij met partijen in gesprek over hoe we het advies van de Deskundigencommissie
gaan opvolgen en in lijn daarmee hoe we de Hervormingsagenda kunnen versterken, ook
op dit terrein. Dit wordt ook betrokken bij de Voorjaarsbesluitvorming. Over de uitkomsten
informeren wij uw Kamer zo spoedig mogelijk en in ieder geval voorafgaand aan het
debat over het jeugdbeleid op 18 juni a.s.
Hiernaast lezen de leden dat vooral financiële monitoring ontwikkeld wordt. Deze leden
hebben echter de indruk dat kwalitatieve monitoring nog niet voldoende ontstaat. Hoe
is de Staatssecretaris van plan kwalitatieve monitoring vorm te geven, kan dit bijvoorbeeld
in het contractmanagement? Ook lezen de leden dat prestatie-indicatoren afwezig zijn.
Is de Staatssecretaris van plan om op korte termijn een set van inhoudelijk en financiële
prestatie-indicatoren op te stellen?
Wij zijn met partijen in gesprek over hoe we het advies van de Deskundigencommissie
gaan opvolgen en in lijn daarmee hoe we de Hervormingsagenda kunnen versterken, ook
dit onderwerp loopt in die gesprekken mee. Over de uitkomsten informeren wij uw Kamer
zo spoedig mogelijk en in ieder geval voorafgaand aan het debat over het jeugdbeleid
op 18 juni a.s.
De leden vragen zich af hoe de kwaliteit van jeugdprofessionals wordt geborgd. Is
registratie van jeugdprofessionals verplicht? Hoe is de registratie van jeugdprofessionals
vormgegeven en welke eisen hangen er aan herregistratie? Is het bijvoorbeeld verplicht
voor jeugdprofessionals om zich bij te laten scholen?
Binnen het jeugddomein bestaat verplichte registratie in het Kwaliteitsregister Jeugd
voor bepaalde professionals. De onafhankelijke Stichting Kwaliteitsregister Jeugd
(SKJ) beheert dit register, dat bestaat uit een subregister voor jeugd- en gezinsprofessionals
(hbo-opgeleid) en pedagogen en psychologen (beiden wo-opgeleid). Ook zijn er mogelijkheden
tot vrijwillige registratie, bijvoorbeeld in het Registerplein. Het is de wettelijke
verantwoordelijkheid van de werkgever taken zodanig toe te delen aan haar professionals
dat verantwoorde hulp wordt geboden aan de jeugdige en/of gezin. Dit is de norm van
verantwoorde werktoedeling. In beginsel wordt het werk toegedeeld aan een geregistreerde
professional met de passende kennis en vaardigheden voor de taak. Als een werkgever
werk toedeelt aan een niet-geregistreerde professional, moet deze aannemelijk kunnen
maken dat dit niet afdoet aan de kwaliteit of zelfs noodzakelijk is voor de kwaliteit
van hulp. In het door het veld opgestelde Kwaliteitskader Jeugd is de norm van verantwoorde
werktoedeling geoperationaliseerd. Dit kader biedt een leidraad voor werkgevers om
te beslissen of een taak wel of niet aan een geregistreerde professional moet worden
toebedeeld.
Een registratie in het Kwaliteitsregister Jeugd vereist een diploma van een van de
aangewezen opleidingen, een Verklaring omtrent Gedrag van maximaal drie maanden oud
en dat de professional taken uitvoert die vragen om een geregistreerde professional.
Na vijf jaar is herregistratie mogelijk als aan drie eisen is voldaan. De eerste eis
betreft de werkervaring: een professional moet over die vijf jaar minimaal gemiddeld
16 uur per week werkzaam zijn geweest in een sociaal werk functie waarvan minimaal
gemiddeld 8 uur per week als jeugd en gezinsprofessional met persoonlijk contact met
jeugdigen en gezinnen. De tweede en derde eis houden in dat de professional minimaal
60 uur in vijf jaar tijd aan deskundigheidsbevordering en aan reflectie heeft besteed.
Deskundigheidsbevordering is gericht op het actueel houden en verbeteren van de vakkennis,
zodat de professional de professionelen opgaven uit de beroepspraktijk kan hanteren.
Een professional kan cursussen of trainingen volgen. Reflectie betreft het stilstaan
en terugblikken op het eigen handelen als hulpverlener, waardoor een professional
zich vakinhoudelijk ontwikkelt. Reflectie vindt plaats in de vorm van bijvoorbeeld
intervisie, supervisie of een moreel beraad.
Wanneer een professional zich registreert in het Kwaliteitsregister Jeugd, is deze
gebonden aan de herregistratie-eisen, maar ook aan het systeem van normhandhaving
in het jeugddomein. Dit systeem is het Professioneel Toezicht, het tuchtrecht in het
jeugddomein. Hiermee kan individueel professioneel gedrag worden gecorrigeerd, om
daarmee het niveau van beroepsbeoefening op peil te houden. In plaats van registratie
in het Kwaliteitsregister Jeugd, is voor artsen, verpleegkundigen, gezondheidszorgpsychologen,
orthopedagogen-generalist en psychotherapeuten een registratie in register Beroepen
in de individuele gezondheidszorg (BIG) gelijkwaardig.
Overigens geldt voor alle professionals, ongeacht of zij geregistreerd zijn of niet,
dat zij moeten handelen in overeenstemming met de voor hen geldende professionele
standaard, dat zij reflecteren op hun handelen en hun professionele deskundigheid
op peil houden.
In het rapport van de Deskundigencommissie wordt opgeroepen om op korte termijn onderzoek
te laten doen naar de aard en omvang van dure casuïstiek en de gemeenten die daarmee
te maken hebben en op basis hiervan een keuze te maken welke vorm van financiële solidariteit
daarbij past. Is de Staatssecretaris van plan deze oproep over te nemen?
Op dit moment ligt het advies van de Deskundigencommissie bij het Rijk voor. Over
de uitkomsten informeren wij uw Kamer zo spoedig mogelijk en in ieder geval voorafgaand
aan het debat over het jeugdbeleid op 18 juni a.s. We zullen dan ook nader ingaan
op dit advies op dit inderdaad zeer relevante vraagstuk van dure casuïstiek.
Hoe is de Staatssecretaris van plan de collectieve verantwoordelijkheid in te richten
voor kinderen die veel zorg nodig hebben en dus voor een gemeente veel extra kosten
meebrengen?
In de Hervormingsagenda is afgesproken dat Rijk en VNG werken aan een beter passend
financieringsmodel. Of en hoe collectieve verantwoordelijkheid wordt ingericht, zal
worden betrokken bij de keuzes voor een nieuw financieringsmodel.
Kan de Staatssecretaris reflecteren op hoe, in de geest van de decentralisatie, gemeenten
geholpen kunnen worden om te sturen op de collectieve voorziening zodat zij aanbod
van zorg kunnen garanderen, in plaats van dat het ontvangen van jeugdhulp een individueel
recht is wat deze collectieve voorziening in de weg gaat staan?
De afspraak in de Hervormingsagenda om veel voorkomende (lichte) ambulante hulp en
ondersteuning vrij toegankelijk en zoveel mogelijk groepsgericht aan te bieden wordt
op dit moment nader uitgewerkt in het wetsvoorstel «Reikwijdte». In combinatie met
de afspraken ten aanzien van het versterken van de pedagogische basis en stevige lokale
teams zal dit ertoe leiden dat gemeenten een minimumniveau aan basisvoorzieningen
hebben zodat minder individuele jeugdhulptrajecten ingezet hoeven worden. Zo werken
we aan de inzet van jeugdhulp «zo licht als mogelijk, zo waar als nodig» om de jeugdhulp
toegankelijk te houden voor kinderen die dit echt nodig hebben.
In het advies van de commissie wordt gesproken over het belang van het opzetten van
een innovatiefonds. Deelt de Staatssecretaris deze mening en zo ja, hoe moet dit innovatiefonds
eruit komen te zien?
De leden zijn benieuwd welke stappen nodig zijn voor het oprichten van zo’n fonds.
Op dit moment zijn wij met partijen in gesprek over hoe we het advies van de Deskundigencommissie
gaan opvolgen en in lijn daarmee hoe we de Hervormingsagenda kunnen versterken. Over
de uitkomsten informeren wij uw Kamer zo spoedig mogelijk en in ieder geval voorafgaand
aan het debat over het jeugdbeleid op 18 juni a.s.
Ook vragen de leden zich af hoe de Staatssecretaris van plan is om innovaties buiten
de zorg te stimuleren in de beweging naar inzet van voorliggende voorzieningen.
Als onderdeel van de uitwerking van de afspraken Hervormingsagenda wordt gewerkt aan
de versterking van sociale en pedagogische basis en inzet van stevige lokale teams.
Inzet hierbij is dat er veel meer gezinsgericht gekeken gaat worden en waar passend
verwezen wordt naar voorzieningen buiten het jeugdhulpterrein. Niet altijd is jeugdhulp
het juiste antwoord. Zo daar innovaties zijn die effectief zijn gebleken, is het goed
deze te betrekken.
De leden van de Deskundigencommissie spreken over het instellen van een waakvlamfunctie
voor jeugdzorg. Kan de Staatssecretaris nader toelichten wat hiermee wordt bedoeld?
De leden van de VVD-fractie zijn benieuwd naar de slagingskans van een waakvlamfunctie
en hoe deze mogelijk is te implementeren.
Wij zijn met partijen in gesprek over hoe we het advies van de Deskundigencommissie
gaan opvolgen en in lijn daarmee hoe we de Hervormingsagenda kunnen versterken. Wij
nemen het advies om een waakvlamfunctie in te stellen mee in deze gesprekken.
De leden van de VVD-fractie lezen dat gemeenten zelf maar in iets minder dan een derde
van alle jeugdhulptrajecten verwijzen en dat de huisartsen het grootste aandeel van
de verwijzingen voor hun rekening nemen. De leden vragen zich af hoe dit anders zou
kunnen, wel rekening houdend met de discretionaire ruimte die verwijzers als huisartsen
hebben.
Van belang is een goede samenwerking tussen gemeenten/lokale teams en huisartsen.
In de Hervormingsagenda Jeugd zijn afspraken gemaakt over een sterkere samenwerking,
o.a. via inzet van jeugdconsulenten vanuit de lokale teams bij de huisartsen of een
POH GGZ met aandachtsgebied «jeugd». Ook is afgesproken dat huisartsen alleen verwijzen
naar door de gemeenten gecontracteerd aanbod en dat gewerkt wordt met vaste contactpersonen
voor lokale teams bij de huisartsen en vice versa. Daarnaast is het de bedoeling verdere
bestuurlijke afspraken te maken met de huisartsen in het convenant stevige lokale
teams o.a. over samenwerkingsrichtlijnen. Op basis hiervan wordt de leidraad samenwerking
huisartsen en gemeenten jeugd geactualiseerd.
In het rapport geeft de Deskundigencommissie aan dat sommige professionals moeite
ervaren om in specifieke gevallen te stoppen met hulpverlening. De leden van de VVD-fractie
zijn benieuwd hoe dit voorkomen kan worden en deze angst bij professionals kan worden
weggehaald.
Het is belangrijk dat professionals zich gesteund voelen door hun management en organisatie
maar ook door hun (politieke) opdrachtgever.10 Daarnaast is het belangrijk dat professionals blijven reflecteren en leren door middel
van bijvoorbeeld super/intervisie en nascholing.
De leden van de VVD-fractie lezen in het rapport dat de Deskundigencommissie aanbeveelt
om een onafhankelijk boegbeeld in te stellen. Wat is de visie van de Staatssecretaris
hierop? Hoe verhoudt zich dit tot de huidige Deskundigencommissie Jeugd die aan het
einde van de periode van de Hervormingsagenda Jeugd nog een advies gaat geven?
Dit gegeven, vragen de leden van de VVD-fractie vragen zich af wat de toegevoegde
waarde is van het instellen van een boegbeeld?
Op dit moment zijn wij met partijen in gesprek over hoe we het advies van de Deskundigencommissie
gaan opvolgen en in lijn daarmee hoe we de Hervormingsagenda kunnen versterken. Dit
punt nemen wij daar in mee. Over de uitkomsten informeren wij uw Kamer zo spoedig
mogelijk en uiterlijk voorafgaand aan het debat over het jeugdbeleid op 18 juni a.s.
De leden van de VVD-fractie lezen dat de commissie circa 175 mensen heeft gesproken
om tot haar inzichten te komen. De leden vragen de Staatssecretaris of deze het idee
heeft dat alle betrokkenen voldoende input hebben kunnen leveren, of dat er ook belanghebbenden
zijn die minder goed zijn gehoord?
De Deskundigencommissie is onafhankelijk en heeft zelf bepaald wie te consulteren,
hoe vaak en wanneer. Ons beeld is dat zij daarbij zeer zorgvuldig te werk is gegaan.
Wij vertrouwen dan ook de eigen constatering van de commissie dat zij in de beschikbare
tijd gesprekken heeft gevoerd met een zo breed mogelijk palet aan gesprekspartners,
waaronder vertegenwoordigers van de belanghebbenden, en op basis daarvan een evenwichtig
beeld heeft geschetst. In het bijzonder zijn wij blij dat de commissie ook een klankbordgroep
van jongeren bij haar werkzaamheden heeft gevraagd en daarmee de directe betrokkenheid
van jongeren heeft gewaarborgd.
De leden vragen zich af wie in de regio uiteindelijk het punt gaat zetten en de definitieve
besluiten neemt. Wie is uiteindelijk bestuurlijk verantwoordelijk?
Gemeenten zijn en blijven bestuurlijk verantwoordelijk voor de uitvoering van de Jeugdwet
in het algemeen en het treffen van jeugdhulpvoorzieningen en de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen
en jeugdreclassering in het bijzonder. Hierdoor blijven gemeenten in staat integraal
te kijken naar de hulp die een jeugdige nodig heeft, ontstaat er geen schot tussen
de toegang van verschillende vormen van jeugdhulp en blijft een gemeente in staat
verbinding te leggen met andere brede oplossingen in het sociaal domein.
Deze verantwoordelijkheid blijft ongewijzigd met de verplichte regionale samenwerking
die voortvloeit uit het wetsvoorstel Verbetering beschikbaarheid jeugdzorg. Gemeenten
blijven bij een individuele hulpvraag van jeugdigen of ouders de regierol behouden.
Voor zover het taken betreft die bij de Jeugdregio worden belegd, zoals de contractering
en subsidiëring van specialistische jeugdzorg, leggen gemeenten in een gemeenschappelijke
regeling afspraken vast over o.a. het besluitvormingsproces. De verantwoordelijkheidsverdeling
is afhankelijk van het soort gemeenschappelijke regeling die wordt gekozen.
De leden van de VVD-fractie lezen dat de Ministeries van VWS, OCW, SZW, JenV en BZK
de komende kabinetsperiode werken aan een integrale, interdepartementale aanpak, met
één gezamenlijke opdracht en monitoring, en bij voorkeur ontschotte bekostiging. Hoe
is de Staatssecretaris van plan om de samenwerking tussen deze departementen vorm
te geven, zodat de jongeren in de toekomst altijd centraal zullen blijven staan? Wordt
dit door één departement getrokken of wordt dit op een andere manier vormgegeven?
Kan de Staatssecretaris reflecteren of het proces voldoende geborgd is?
Op dit moment zijn wij met partijen in gesprek over hoe we het advies van de Deskundigencommissie
gaan opvolgen en in lijn daarmee hoe we de Hervormingsagenda kunnen versterken. Over
de uitkomsten informeren wij uw Kamer zo spoedig mogelijk en in ieder geval voorafgaand
aan het debat over het jeugdbeleid op 18 juni a.s.
Vanuit het Hoofdlijnenakkoord (bijlage bij Kamerstuk 36 471, nr. 37) zijn we in het najaar van 2024 al gestart met de interdepartementale aanpak Kwetsbare
gezinnen met kinderen in de leeftijd van 0–27 jaar. Deze aanpak is een voorbeeld van
een bredere samenwerking binnen het sociaal domein. De integrale samenwerking wordt
vormgegeven door de Ministeries VWS, OCW, SZW, JenV en BZK. De aanpak zal als onderdeel
van het Nationaal programma Armoede en schulden voor de zomer naar uw Kamer worden
verstuurd door onze collega bewindspersoon van SZW.
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
De leden van de fractie Nieuw Sociaal Contract hebben met interesse kennisgenomen
van het rapport met zwaarwegende adviezen van de deskundigencommissie onder leiding
van Tamara van Ark (hierna: commissie-van Ark). Deze leden kunnen zich in veel van
de bevindingen en adviezen van deze commissie vinden. Het gaat met name over de bevindingen
dat de inhoud en uitvoering van de Hervormingsagenda Jeugd financieel gedreven zijn
en niet vanuit de inhoud. Deze leden willen nogmaals onderstrepen dat in de keten
van jeugdzorg en -bescherming de jeugd centraal moet staan. Deze leden vinden dat
het kabinet met de adviezen en bevindingen van het rapport flink aan de slag moet
gaan. Zeker wat betreft de uitvoering van de Hervormingsagenda Jeugd, en het beoordelen
van de beoogde besparing die de Hervormingsagenda heeft voorgenomen. Overigens vinden
deze leden dat naast het rapport van de commissie-van Ark, maar ook de adviezen en
kritieken van de Algemene Rekenkamer en de afdeling advies van de Raad van State,
zwaar moeten meewegen. Wat dat betreft vormt het rapport van de commissie-van Ark
een sterke aanvulling op de adviezen en kritieken die eerder door bovengenoemde instanties
zijn gedaan. Deze leden hebben een aantal vragen, gericht aan de Staatssecretaris
van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Daarnaast willen deze leden de Staatssecretaris
met klem verzoeken om, ondanks het nog ontbreken van een kabinetsreactie, de vragen
zo volledig en uitgebreid mogelijk te beantwoorden.
De leden van de fractie Nieuw Sociaal Contract lezen in het rapport van de commissie-van
Ark terug dat het binnen de keten van de jeugdzorg ontbreekt aan doorzettingsmacht
en dat er een gebrek is aan bestuurlijke regie. De uitvoering van de Hervormingsagenda
Jeugd levert niet de gewenste resultaten op. Er is een beperkte aanpak, er worden
onrealistische verwachtingen gehanteerd en de datahuishouding binnen het jeugdstelsel
is niet op orde. Ook de Raad van State heeft eerder geoordeeld dat het ontbreekt aan
effectieve bestuurlijke regie en doorzettingsmacht. Zo zou er onder andere geen heldere
afbakening van verantwoordelijkheden zijn. Deze leden willen aan de Staatssecretaris
vragen of hij zich erkent in de gegeven kritiek?
Op dit moment zijn wij met partijen in gesprek over hoe we het advies van de Deskundigencommissie
gaan opvolgen en in lijn daarmee hoe we de Hervormingsagenda kunnen versterken. Over
de uitkomsten informeren wij uw Kamer zo spoedig mogelijk en uiterlijk voorafgaand
aan het debat over het jeugdbeleid op 18 juni a.s. Voor wat betreft mijn reactie op
het advies van de afdeling advisering van de Raad van State verwijzen wij u naar het
nader rapport bij het wetsvoorstel verbetering beschikbaarheid jeugdzorg.
Welke concrete stappen beoogt de Staatssecretaris te nemen om ervoor te zorgen dat
de regie binnen de jeugdketen wordt versterkt?
Op dit moment zijn wij met partijen in gesprek over hoe we het advies van de Deskundigencommissie
gaan opvolgen en in lijn daarmee hoe we de Hervormingsagenda kunnen versterken. Dit
punt nemen wij daar in mee. Over de uitkomsten informeren wij uw Kamer voorafgaand
aan het debat over het jeugdbeleid op 18 juni a.s.
Verder merken deze leden op dat de decentralisatie van de jeugdzorg heeft geleid tot
een versnipperd stelsel. Binnen gemeenten zijn grote verschillen ontstaan wat betreft
de geboden kwaliteit van de jeugdzorg en de beschikbaarheid hiervan. In het kader
van het bieden van een gelijke kans op goede zorg voor iedere jongere in Nederland
kan het niet zo zijn dat er zulke enorme verschillen bestaan tussen gemeenten. Is
de Staatssecretaris bereid om een herijking van de verantwoordelijkheidsverdeling
tussen Rijk en gemeenten te onderzoeken, bijvoorbeeld door landelijke kaders aan te
scherpen of bepaalde jeugdzorgtaken te hercentraliseren?
Het is belangrijk is dat gemeenten en regio’s kunnen aansluiten bij de behoeften van
ouders en kinderen, lokale en regionale verschillen in vraag en aanbod en de wijze
waarop het zorglandschap in de regio is ingericht. Bij de Hervormingsagenda Jeugd
zijn de uitgangspunten van de decentralisatie in stand gelaten. De noodzakelijke regionale
samenwerking tussen gemeenten, onder andere ter verbetering van de beschikbaarheid
van specialistische jeugdzorg, was reeds voorzien bij de totstandkoming van de Jeugdwet
en laat onverlet dat iedere gemeente primair zelf verantwoordelijk blijft voor de
uitvoering van de Jeugdwet, en daarmee ook voor de toegang, kwaliteit en doelmatigheid.
Voorts zal de jeugdzorg vooralsnog gefinancierd blijven op het niveau van gemeenten
via het gemeentefonds. Hiermee wordt recht gedaan aan het uitgangspunt van het gedecentraliseerde
stelsel dat één bestuurslaag inhoudelijk en financieel verantwoordelijk is voor het
jeugddomein, waarbij het Rijk stelselverantwoordelijk is.
Gemeenten ontvangen middelen voor de uitvoering van de Jeugdwet, waarbij het uitgangspunt
is dat de middelen zo verdeeld worden over de gemeenten dat alle gemeenten een gelijke
uitgangspositie hebben waarbinnen zij eigen keuzes kunnen maken. Deze keuzes dienen
uiteraard wel te voldoen aan de uitgangspunten van de Jeugdwet.
Met het wetsvoorstel Verbetering beschikbaarheid jeugdzorg worden knelpunten aangepakt
die voortkomen uit versnippering en instabiliteit van de regionale samenwerking bij
de contractering van specialistische jeugdzorg. Er worden duidelijke kaders neergelegd
voor gemeenten en regio’s waar het gaat om specialistische jeugdzorg. Het wetsvoorstel
vormt ook de basis voor verdere harmonisatie en standaardisatie in de jeugdzorg. Zo
worden verschillen tussen gemeenten en regio’s verminderd, met als doel dat passende
jeugdzorg beter beschikbaar is voor jeugdigen en gezinnen die dat nodig hebben.
Hoe borgt de Staatssecretaris dat gemeenten, aanbieders en professionals voldoende
handelingsruimte en middelen krijgen om de hervormingen, zoals beoogt in de Hervormingsagenda
Jeugd en conform de adviezen en bevindingen van de commissie-van Ark, daadwerkelijk
uit te kunnen voeren?
Op dit moment zijn wij met partijen in gesprek over hoe we het advies van de Deskundigencommissie
gaan opvolgen en in lijn daarmee hoe we de Hervormingsagenda kunnen versterken. Over
de uitkomsten informeren wij uw Kamer zo spoedig mogelijk en in ieder geval voorafgaand
aan het debat over het jeugdbeleid op 18 juni a.s.
De leden van de fractie Nieuw Sociaal Contract hebben in het rapport van de commissie-van
Ark gelezen dat de huidige Hervormingsagenda Jeugd in essentie te smal is en dat er
onvoldoende wordt gekeken naar factoren zoals bestaanszekerheid, onderwijs en huisvesting.
Aan deze zaken is simpelweg te weinig aandacht besteed. Deze leden volgen de lijn
van de commissie-van Ark over dat in juist deze domeinen de oorzaken liggen voor de
sterk toename in het beroep op jeugdhulp. De adviezen om de agenda te verbreden naar
deze gebieden om effectief de onderliggende problemen aan te pakken. Is de Staatssecretaris
voornemens om een manier te onderzoeken waarin deze bredere problematiek kan worden
opgenomen en meegenomen in de Hervormingsagenda? Zo ja, hoe zou de Staatssecretaris
dit vormgeven?
Kan de Staatssecretaris daarnaast toelichten en reflecteren op de concrete vormgeving
van interdepartementale samenwerking en hoe dit op dit moment verloopt en kan worden
verbeterd?
Kan de Staatssecretaris toezeggen dat de jeugdzorg niet wordt bezien als een op zichzelf
staand probleem, maar integraal wordt aangepakt met domeinen als armoedebeleid, onderwijs
en GGZ? Deze leden vragen om een uitgebreide reflectie op bovenstaande argumenten
en vragen.
Op dit moment zijn wij met partijen in gesprek over hoe we het advies van de Deskundigencommissie
gaan opvolgen en in lijn daarmee hoe we de Hervormingsagenda kunnen versterken. Over
de uitkomsten informeren wij uw Kamer zo spoedig mogelijk en in ieder geval voorafgaand
aan het debat over het jeugdbeleid op 18 juni a.s.
Vanuit het Hoofdlijnenakkoord zijn we in het najaar van 2024 al gestart met de interdepartementale
aanpak Kwetsbare gezinnen met kinderen in de leeftijd van 0–27 jaar. Deze aanpak is
een voorbeeld van een bredere samenwerking binnen het sociaal domein. De integrale
samenwerking wordt vormgegeven door de Ministeries VWS, OCW, SZW, JenV en BZK. De
aanpak zal als onderdeel van het Nationaal programma Armoede en schulden voor de zomer
naar uw Kamer worden verstuurd door onze collega bewindspersoon van SZW.
De leden van de fractie Nieuw Sociaal Contract lezen terug dat financiële overwegingen
vaak de boventoon voeren. Jeugdzorgmedewerkers moeten hierdoor vaak meer werk verrichten
met minder middelen. Medewerkers ervaren een steeds hoger wordende werk- en verantwoordingsdruk.
Zowel de commissie-van Ark als de Raad van State concluderen dat er nog steeds aanzienlijke
bureaucratische obstakels zijn. Deze leden willen weten of de Staatssecretaris concrete
stappen wil gaan ondernemen om de administratieve regeldruk merkbaar te verlagen en
wanneer professionals en gemeenten hier de eerste effecten van kunnen verwachten?
Het verminderen van de regeldruk is voor mij topprioriteit. Zoals in de Hervormingsagenda
Jeugd staat, ligt de prioriteit hiervoor bij specialistische jeugdzorg die conform
wetsvoorstel Verbetering beschikbaarheid jeugdzorg minimaal regionaal wordt ingekocht.
Deze jeugdzorg wordt gestandaardiseerd van contractering tot en met verantwoording.
We zullen dit stap voor stap gaan doen zodat aanbieders en professionals niet ineens
met een hele andere werkwijze worden geconfronteerd. De effecten zullen dus ook stap
voor stap zichtbaar worden de komende jaren.
Om hierop voor te borduren in lijn met de adviezen van de Algemene Rekenkamer: hoe
wordt gemonitord of eventuele vermindering van bureaucratie daadwerkelijk plaatsvindt?
In 2020 is gemeten dat ca. 30% van het budget voor jeugdzorg wordt besteed aan coördinatiekosten.11 Ik ben van plan de komende jaren opnieuw onderzoek uit te voeren om te monitoren
of de ingezette maatregelen daadwerkelijk zorgen voor vermindering van bureaucratie.
De leden van de fractie Nieuw Sociaal Contract vinden dat een eerlijke, objectieve
en sterke reflectie op eerdere pogingen tot hervormingen in de jeugdketen nodig zijn.
Het onderzoek «Boemerangbeleid» van dr. Sharon Stellaard neemt hier een leidende positie
in. Vaak genoeg hebben hervormingen en wijzigingen van jeugdbeleid niet geleid tot
impact of positieve resultaten. Het zijn vaak dezelfde maatregelen in een ander jasje
gegoten. De Hervormingsagenda Jeugd bouwt voort op de decentralisaties die zijn uitgevoerd
in 2015. Naar de mening van deze leden zijn deze centralisaties deels medeverantwoordelijk
voor de huidige problemen in de jeugdketen. Kan de Staatssecretaris aangeven welke
lessen kunnen worden getrokken uit de fouten van de vorige hervormingen? Hoe worden
deze lessen toegepast in de huidige agenda en de verbetering van deze agenda?
De Hervormingsagenda is gebaseerd op een groot aantal onderzoeken die aangeven wat
er mis gaat en hoe het beter kan. Daarnaast is uitgebreid gesproken met alle partijen
in de sector en uiteraard ook met jongeren en ervaringsdeskundigen. Zij steunen de
inhoudelijke lijn die er ligt. Dat geldt ook voor de Deskundigencommissie die aangeeft
dat de Hervormingsagenda een noodzakelijke, maar geen voldoende voorwaarde is. Zij ondersteunt daarmee
de inhoudelijke richting en geeft adviezen voor aanscherping. Met betrokken partijen
staan wij periodiek stil bij vragen als: Zijn we op de goede weg? Doen we de goede
dingen en doen we die goed? Hierbij benutten we ook onderzoeken en rapporten zoals
het zwaarwegende advies van de Deskundigencommissie.
De Algemene Rekenkamer heeft erop gewezen dat eerdere hervormingen vaak onvoldoende
zijn geëvalueerd en dat de financiële effecten van het beleid niet altijd even helder
zijn. Kan de Staatssecretaris de toezegging doen dat er een gedegen tussentijdse evaluatie
komt, inclusief een financiële doorrekening, voordat nieuwe ingrijpende maatregelen
worden doorgevoerd?
Met het advies van de Deskundigencommissie heeft recent een tussentijdse evaluatie
plaatsgevonden. Wij zijn met partijen in gesprek over hoe we het advies van de Deskundigencommissie
gaan opvolgen en in lijn daarmee hoe we de Hervormingsagenda kunnen versterken en
de doelen kunnen halen het stelsel te verbeteren en beter te beheersen. De commissie
stelt immers dat de Hervormingsagenda noodzakelijk, maar niet voldoende is. Over de
uitkomsten informeren wij uw Kamer zo spoedig mogelijk en in ieder geval voorafgaand
aan het debat over het jeugdbeleid op 18 juni a.s.
De leden van de fractie Nieuw Sociaal Contract hebben gelezen dat de VNG heeft aangegeven
financieel klem te zitten. Hervormingen zonder extra structurele middelen zijn volgens
de VNG niet zomaar uitvoerbaar. De commissie-van Ark heeft geadviseerd om de financiële
afspraken tussen het Rijk en de gemeenten te herzien. Hoe reflecteert de Staatssecretaris
op de uitspraken van de VNG en de adviezen van de commissie-van Ark?
Het advies van de Deskundigencommissie wordt meegenomen in de Voorjaarsbesluitvorming.
Over de uitkomsten informeren wij uw Kamer zo spoedig mogelijk, in ieder geval voorafgaand
aan het debat over het jeugdbeleid op 18 juni a.s.
Hoe gaat de Staatssecretaris borgen dat gemeenten niet gedwongen worden om lasten
af te schuiven op de jeugdzorg, waardoor het risico ontstaat dat kwetsbare gezinnen
de dupe worden?
Dit kabinet erkent dat de balans tussen de ambities, taken, middelen en uitvoeringskracht
bij gemeenten onder druk staat. Voor gemeenten geldt conform de Jeugdwet een jeugdhulpplicht.
Dit betekent dat gemeenten gebonden zijn om jeugdigen waar noodzakelijk passende zorg
te bieden.
Kan de Staatssecretaris garanderen dat jeugdzorgaanbieders en professionals, maar
vooral ook ervaringsdeskundigen daadwerkelijk worden betrokken bij de verdere uitwerking
van de Hervormingsagenda en niet alleen in een adviserende rol, maar met daadwerkelijke
invloed op de besluitvorming?
Met betrokken partijen zijn afspraken gemaakt over de governance en besluitvorming
in het kader van de Hervormingsagenda. Alle betrokken partijen hebben invloed op de
besluitvorming, zeker daar waar besluiten hen direct raken. Ervaringsdeskundigen worden
daarnaast op relevante thema’s van de Hervormingsagenda gericht betrokken.
De leden van de fractie Nieuw Sociaal Contract lezen in het rapport van de commissie-van
Ark dat de geplande miljardenbezuiniging op de jeugdzorg onhaalbaar is en dat een
bijstelling van het financiële kader nodig is. De Algemene Rekenkamer heeft eerder
ook gewezen op de structurele onder financiering en onrealistische bezuinigingsdoelen.
Erkent de Staatssecretaris, gebaseerd op de adviezen van de commissie-van Ark en de
Algemene Rekenkamer, dat de huidige besparingsdoelen onrealistisch zijn? Zo ja, welke
maatregelen wil de Staatssecretaris nemen om deze te herzien?
De maatregelen in de Hervormingsagenda zijn gebaseerd op de data en inzichten die
er op dat moment waren, waarbij er altijd ook sprake is van onzekerheden. Daarom is
destijds ook afgesproken om goed vinger aan de pols te houden en bij te sturen indien
nodig. Met het advies van de Deskundigencommissie is dat moment gekomen en zijn wij
in gesprek met partijen hoe we het advies van de Deskundigencommissie gaan opvolgen
en in lijn daarmee hoe we de Hervormingsagenda kunnen versterken, om zo de doelen
van de agenda te behalen. Over de uitkomsten informeren wij uw Kamer zo spoedig mogelijk
en in ieder geval voorafgaand aan het debat over het jeugdbeleid op 18 juni a.s.
De leden van de fractie Nieuw Sociaal Contract hechten zeer veel waarde aan het rapport
van de commissie-van Ark. Dit rapport staat naar de mening van deze leden in het verlengde
van de adviezen van de Algemene Rekenkamere en de Raad van State. Verder zijn er ook
genoeg signalen vanuit jeugdzorgaanbieders, wetenschappers, ervaringsdeskundigen en
gemeenten waaruit blijkt dat er meer dan genoeg kritiek is op de huidige staat van
de Hervormingsagenda Jeugd. Deze leden willen van de Staatssecretaris weten welke
concrete stappen er worden genomen om ervoor te zorgen dat het rapport van de commissie-van
Ark als leidraad wordt gebruikt voor het bijsturen van de jeugdketen. Is hij bereid
om ervoor te zorgen dat in de praktijk de juiste stappen worden afgedwongen en is
de Staatssecretaris bereid om te voorkomen dat het rapport niet eindigt op de grote
hoop van eerder gegeven adviezen, kritieken en aanbevelingen?
Op dit moment zijn wij met partijen in gesprek over hoe we het advies van de Deskundigencommissie
gaan opvolgen en in lijn daarmee hoe we de Hervormingsagenda kunnen versterken. Dit
wordt ook betrokken bij de Voorjaarsbesluitvorming. Over de uitkomsten informeren
wij uw Kamer zo spoedig mogelijk en uiterlijk voorafgaand aan het debat over het jeugdbeleid
op 18 juni a.s.
Tot slot vinden deze leden dat het tijd is om lessen te trekken uit het verleden en
dat het tijd is voor actie: de jeugdketen moet sterk worden verbeterd voor de gezondheid,
veiligheid en welvaart van de jeugd van Nederland. De leden van de fractie Nieuw Sociaal
Contract hopen dat de adviezen en aanbevelingen van het rapport «Groeipijn» doordringen
op het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en dat het zal leiden tot
concrete stappen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de fractie van D66 hebben kennisgenomen van de brief van de Staatssecretaris
over het advies van de Deskundigencommissie Hervormingsagenda Jeugd. Deze leden vinden
het van groot belang dat de jeugdzorg niet alleen standhoudt, maar ook verbetert.
Daartoe hebben deze leden verdere vragen.
Het rapport wijst uit, en gemeenten geven ook zelf aan onvoldoende gecompenseerd te
worden voor de jeugdzorg. Zo moeten veel gemeenten zelf uit eigen middelen bijleggen
voor de jeugdzorg, omdat ze verplicht zijn zorg te leveren maar hier amper middelen
voor krijgen. Dit is een soort catch 22; een paradoxale situatie waarin het ónmogelijk
is om een gewenste uitkomst te bereiken, doordat de regels dit niet toelaten. Voorts
vragen de leden van de D66-fractie aan de Staatssecretaris wat het plan is om gemeenten
meer middelen en regie te geven, zodat zij hun taken omtrent jeugdzorg kunnen uitvoeren?
Gemeenten kunnen nu zelf al veel doen om hun regierol op een goede manier in te vullen,
zeker waar het gaat om inkoop en contracteren. We zien dan ook dat veel gemeenten
aan de slag zijn met diverse afspraken uit de Hervormingsagenda zoals de inrichting
van stevige lokale teams cfm het Richtinggevend kader van VNG. Gemeenten worden ondersteund
door het Ketenbureau in het verbeteren van hun inkoop en contractering bijvoorbeeld
door minder aanbieders te contracteren en/of stevig in te zetten op het uitwerken
van een partnerschap met aanbieders. Ook hebben gemeenten de ruimte om in hun lokale
verordening keuzes te maken. Het wetsvoorstel «Reikwijdte» maar ook de wet «verbetering
beschikbaarheid zorg voor jeugdigen» moeten gemeenten kaders gaan bieden om die regierol
beter in te vullen.
Verder zijn wij met partijen in gesprek over de opvolging van het advies van de Deskundigencommissie.
Deze wordt ook betrokken bij de Voorjaarsbesluitvorming. Over de uitkomsten informeren
wij uw Kamer zo spoedig mogelijk en in ieder geval voorafgaand aan het debat over
het jeugdbeleid op 18 juni a.s.
De Deskundigencommissie stelt dat er meer aandacht moet komen voor preventie; iets
wat ook de leden van de D66-fractie als belangrijk zien, zodat de zorgvraag daalt.
Er wordt op dit moment fors bezuinigd op de GGD, terwijl hier juist de beste preventie
plaatsvindt. De leden vragen voorts of de Staatssecretaris kan aangeven wat concreet
zijn plannen zijn om in te zetten op preventie als hier tegelijkertijd op bezuinigd
wordt?
In de financiële prioritering binnen preventie wil de Staatssecretaris van JPS het
zo inrichten dat we grootste impact maken, zoals met een focus op jeugd. Dat doet
hij onder meer met een Samenhangende Effectieve Preventiestrategie die voor de zomer
naar uw Kamer wordt gestuurd. Een belangrijk onderdeel hiervan is Kansrijke Start
waarvoor structureel geld beschikbaar blijft. Daarnaast bezuinigt het Rijk niet op
de uitvoering van het basistakenpakket van de Jeugdgezondheidzorg (JGZ) en stimuleert
de Staatssecretaris van JPS dat gemeenten de JGZ beter inzetten voor preventie.
De leden vragen de Staatssecretaris hoe hij ervoor gaat zorgen dat de zorgvraag in
de jeugdzorg daalt?
Jeugdigen en gezinnen zullen altijd hulpvragen hebben bij het opvoeden en opgroeien.
Het antwoord op deze vragen hoeft echter niet altijd jeugdzorg te zijn. In de Hervormingsagenda
hebben we een brede set aan maatregelen afgesproken die in het advies van de Deskundigencommissie
bekrachtigd zijn. Het gaat om het initiëren van een maatschappelijke dialoog, zodat
de samenleving op een andere manier naar (hulp)vragen gaat kijken, inzetten op verbetering
van de kwaliteit van de jeugdhulp zodat deze zo effectief mogelijk wordt ingezet en
een wijziging van de Jeugdwet door onder andere vast te leggen dat gemeenten een minimumniveau
aan basisvoorzieningen moeten inrichten, er stevige lokale teams moeten zijn die integraal
naar de situatie in het gezin kijken en zo nodig zelf hulp bieden en de toeleiding
beschrijven wanneer er aanvullende hulp nodig is.
Ook delen de leden van de D66-fractie de zorgen die de Deskundigencommissie heeft
over het arbeidstekort in de jeugdzorg. Een van de aanbevelingen uit het rapport is
om de consequenties van de toenemende krapte op de arbeidsmarkt nadrukkelijker mee
te wegen en hierop te handelen. Kan de Staatssecretaris aangeven hoe hij opvolging
geeft aan deze aanbeveling?
De arbeidsmarktprognoses laat zien dat de personeelstekorten de komende jaren onverminderd
blijven groeien. Het is ondenkbaar dat we dit op zijn beloop laten.
Het aanpakken van de personeelskrapte in de zorg heeft grote prioriteit van dit kabinet.
We zetten zorg en welzijn breed in langs drie lijnen: 1) halveren van de administratietijd
in 2030, 2) de juiste inzet van medewerkers door o.a. de toepassing van innovatie
en arbeidsbesparende technologieën en 3) het vergroten van vakmanschap en werkplezier.
Om tot afspraken te komen die aan deze aanpak bijdragen wordt op dit moment samen
met de sector gewerkt aan een aanvullend zorg- en welzijnsakkoord. Een belangrijk
doel hiervan is dat de beweging naar de voorkant versterkt wordt, zodat de behoefte
aan personeel in zorg en ondersteuning de komende jaren minder hard groeit. De maatregelen
uit de Hervormingsagenda Jeugd ter verbetering van het jeugdhulpstelsel, zoals het
beperken van de reikwijdte en het verbeteren van de inkoop, zullen naar verwachting
ook bijdragen aan het zo gericht mogelijk inzetten van personeel. De consequenties
van een krappe arbeidsmarkt worden nadrukkelijk meegewogen door dit kabinet.
Daarnaast stelt de Deskundigencommissie in het rapport dat het reparatieplan voor
de jeugdzorg te mager is12. De verbetering van de zorg is onvoldoende, maar daarnaast is ook de financiering
ontoereikend. Ook stelt de Raad van State dat de randvoorwaarden voor wetgeving op
dit moment onvoldoende zijn (C-dictum). Ondanks alle goede bedoelingen en inzet heeft
de Deskundigencommissie dus geen vertrouwen in de huidige aanpak en voortgang. De
leden van de D66-fractie vragen voorts of de Staatssecretaris kan aangeven wat de
plannen zijn om toch aan de benodigde transformatie te kunnen voldoen en of hiervoor
meer middelen vrijgemaakt zullen worden?
De Deskundigencommissie geeft aan dat de uitvoering van de Hervormingsagenda noodzakelijk
is, maar niet voldoende. Op dit moment zijn wij met partijen in gesprek over hoe we
het advies van de Deskundigencommissie gaan opvolgen en in lijn daarmee hoe we de
Hervormingsagenda kunnen versterken. Dit wordt ook betrokken bij de Voorjaarsbesluitvorming.
Over de uitkomsten informeren wij uw Kamer zo spoedig mogelijk en uiterlijk voorafgaand
aan het debat over het jeugdbeleid op 18 juni a.s.
Wat wordt de inzet van de Staatssecretaris hierop bij de onderhandelingen over de
voorjaarsnota, zo vragen de leden van de D66-fractie?
De opvolging van het advies van de Deskundigencommissie bespreken wij op dit moment
met partijen. Ook wordt het betrokken bij de voorjaarsbesluitvorming. Hier kunnen
wij niet op vooruit lopen. Over de uitkomsten informeren wij uw Kamer zo spoedig mogelijk
en in ieder geval voorafgaand aan het debat over het jeugdbeleid op 18 juni a.s.
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van het Advies Deskundigencommissie
Jeugd. De leden hebben de volgende vragen aan de Staatssecretaris.
De leden hebben in het rapport gelezen dat de vraag naar en aanbod van jeugdzorg niet
in evenwicht zijn. Hierdoor zijn jongeren die behoefte hebben aan gespecialiseerde
hulp en/of zorg, de dupe van het beperkte aanbod. Dit terwijl er veel aanbieders zijn
van lichte(re) jeugdhulp.
Net als de leden van de BBB-fractie is de Deskundigencommissie ook van mening dat
deze mismatch moet worden aangepakt. De Staatssecretaris heeft laatst al in een artikel
aangegeven meer weerbaarheid te willen en minder professionele hulp13, de leden van de BBB-fractie juichen dit van harte toe.
Kan de Staatssecretaris uitleggen hoe hij de mismatch in jeugdzorg wil aanpakken en
hoe hij het inperken van de jeugdzorg als oplossing ziet?
We zien hierbij een belangrijke rol voor het stevige lokale teams waar door middel
van een brede analyse wordt gekeken welke oplossing er nodig is voor de hulpvraag
van een jeugdige/gezin. Zodat, mocht dit nodig zijn, passende jeugdhulp kan worden
ingezet. Daarnaast worden verschillende maatregelen uitgewerkt om de druk op de jeugdhulp
te verminderen, zoals verbetering van de kwaliteit, het versterken van de pedagogische
basis en het inrichten van stevige lokale teams die ook hulp bieden en zo nodig domeinoverstijgende
ondersteuning kunnen inzetten. Zodat de schaarste verdeeld kan worden en jeugdhulp
beschikbaar blijft voor de jeugdigen en gezinnen in de meest kwetsbare situaties.
Verder worden met het wetsvoorstel Verbetering beschikbaarheid jeugdzorg problemen
aangepakt die voortkomen uit versnippering en instabiliteit van de regionale samenwerking
bij het contracteren van specialistische jeugdzorg.
Op welke termijn wil de Staatssecretaris de lichtere problematiek in de jeugdzorg
inperken? En welke maatregelen of instrumenten wil hij daarvoor gebruiken?
Jeugdigen en gezinnen zullen altijd hulpvragen hebben bij het opvoeden en opgroeien.
Het antwoord op deze vragen hoeft echter niet altijd zorg te zijn. In de Hervormingsagenda
hebben we een brede set aan maatregelen afgesproken die in het advies van de Deskundigencommissie
bekrachtigd is. Het gaat om het initiëren van een maatschappelijke dialoog, zodat
de samenleving op een andere manier naar (hulp)vragen gaat kijken, inzetten op verbetering
van de kwaliteit van de jeugdhulp zodat deze zo effectief mogelijk wordt ingezet en
een wijziging van de Jeugdwet door onder andere vast te leggen dat gemeentes een minimumniveau
aan basisvoorzieningen moet inrichten, er stevige lokale teams moeten zijn die integraal
naar de situatie in het gezin kijken en zo nodig zelf hulp bieden en de toeleiding
beschrijven wanneer er aanvullende hulp nodig is.
Kan de Staatssecretaris toezeggen om een onderzoek uit te laten voeren wat onder jeugdzorg
moet vallen en wat niet?
In de «Verkenning afbakening jeugdhulpplicht» (Tim Robbe et al., 2024)14 wordt het volgende gesteld:
«[dat] de wetgever niet van plan was om meer vormen van jeugdhulp te decentraliseren
dan al bekend waren vóór die decentralisatie. Het doel om deze vormen van jeugdhulp
onder één begrip voor jeugdhulp te brengen was het verminderen van versnippering en
het bieden van integrale hulpverlening, omdat dit ontbrak bij de al bestaande vormen
van jeugdhulp. Dat via artikel 2.3 van de Jeugdwet een resultaatsverplichting aan
gemeenten is opgelegd en er niet is beoogd om het zorgaanbod in stand te houden, betekent
niet dat gemeenten verantwoordelijk zijn voor meer vormen van jeugdhulp dan die al
bestonden vóór de decentralisatie. Het idee lijkt slechts te zijn geweest dat gemeenten
na de decentralisatie bestaande vormen van jeugdhulp beter konden organiseren om aan
die resultaatsverplichting te voldoen.»
Gezien bovenstaande en de huidige maatregelen die we reeds uitwerken in het kader
van het thema Reikwijdte van de Hervormingsagenda, zie ik op dit moment geen aanleiding
aanvullend onderzoek te doen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de reactie van het kabinet op
het advies «Groeipijn» van de Deskundigencommissie Jeugd en hebben hierover nog enkele
vragen.
De leden van de CDA-fractie lezen dat de Deskundigencommissie begint met de conclusie
dat de oplossing voor de grote vraag naar jeugdhulp vooral op plaatsen buiten de jeugdzorg
ligt: in het gezin, op school en in de samenleving; en dat de scope van de Hervormingsagenda
daarmee te smal is. Deze leden horen graag of de Staatssecretaris deze conclusie herkent
en erkent. Zo ja, dan vragen deze leden hoe de Staatssecretaris dit vraagstuk concreet
oppakt en hoe hij hier regie op neemt?
Deelt de Staatssecretaris dat we veel meer naar de achterliggende oorzaken moeten
kijken, zoals schuldenproblematiek, scheidingen of problemen op school of in de woonsituatie
(dakloosheid)?
Op dit moment zijn wij met partijen in gesprek over hoe we het advies van de Deskundigencommissie
gaan opvolgen en in lijn daarmee hoe we de Hervormingsagenda kunnen versterken. Over
de uitkomsten informeren wij uw Kamer zo spoedig mogelijk en in ieder geval voorafgaand
aan het debat over het jeugdbeleid op 18 juni a.s.
Vanuit het Hoofdlijnenakkoord zijn we in het najaar van 2024 al gestart met de interdepartementale
aanpak Kwetsbare gezinnen met kinderen in de leeftijd van 0–27 jaar. Deze aanpak is
een voorbeeld van een bredere samenwerking binnen het sociaal domein. De integrale
samenwerking wordt vormgegeven door de Ministeries VWS, OCW, SZW, JenV en BZK. De
aanpak zal als onderdeel van het Nationaal programma Armoede en schulden voor de zomer
naar uw Kamer worden verstuurd door onze collega bewindspersoon van SZW.
Deelt de Staatssecretaris dat het belangrijk is om lokale steunpunten te versterken
zoals de commissie adviseert, en zo ja hoe pakt hij dit op, ook samen met scholen
en gemeenten?
Ja, dat delen wij. Wij zijn voornemens de wettelijke taak voor gemeenten op dit punt
in de Jeugdwet aan te scherpen, uiteraard in overleg met gemeenten en het onderwijs.
De leden van de CDA-fractie willen graag meer weten over de opvolging van de adviezen
van de Deskundigencommissie. Het gaat zowel om de adviezen voor de toekomst als de
omgang met het verleden. Deze leden lezen bijvoorbeeld dat de commissie adviseert
om een noodzaak en minimumniveau aan basisvoorzieningen in de wet vast te leggen.
Neemt de Staatssecretaris dit advies over en zo ja, neemt hij dit mee in de reikwijdtewet
jeugdplicht?
Wij zijn voornemens het advies met betrekking tot het minimum van basisvoorzieningen
mee te nemen bij de uitwerking van het wetsvoorstel «reikwijdte». Wij zijn in overleg
met partijen hoe wij dit advies het best kunnen verwerken in de wet.
De leden van de CDA-fractie vinden het belangrijk dat ook de andere adviezen van de
Deskundigencommissie worden overgenomen en vragen daarop een reactie van de Staatssecretaris.
Op dit moment zijn wij met partijen in gesprek over hoe we het advies van de Deskundigencommissie
gaan opvolgen en in lijn daarmee hoe we de Hervormingsagenda kunnen versterken. Dit
wordt ook betrokken bij de Voorjaarsbesluitvorming. Over de uitkomsten informeren
wij uw Kamer zo spoedig mogelijk en uiterlijk voorafgaand aan het debat over het jeugdbeleid
op 18 juni a.s.
Deze leden vragen daarbij speciaal aandacht voor twee adviezen, namelijk het advies
om op korte termijn een set van financiële en inhoudelijke prestatie-indicatoren op
te stellen en het advies om een onafhankelijk boegbeeld met doorzettingsmacht aan
te stellen. Deze leden vragen of de Staatssecretaris deze adviezen opvolgt en zo ja,
hoe en wanneer hij hier uitvoering aangeeft? En zo nee, dan vragen deze leden waarom
deze adviezen niet worden overgenomen?
Op dit moment zijn wij met partijen in gesprek over hoe we het advies van de Deskundigencommissie
gaan opvolgen en in lijn daarmee hoe we de Hervormingsagenda kunnen versterken. Dit
wordt ook betrokken bij de Voorjaarsbesluitvorming. Over de uitkomsten informeren
wij uw Kamer zo spoedig mogelijk en uiterlijk voorafgaand aan het debat over het jeugdbeleid
op 18 juni a.s.
Met betrekking tot het verleden lezen deze leden dat de Deskundigencommissie voorstelt
om het financiële gat in 2023 en 2024 gelijk te delen tussen gemeenten en het Rijk.
Deze leden vragen of de Staatssecretaris dit «zwaarwegende» advies overneemt en waarom
wel of niet?
De opvolging van de adviezen van de Deskundigencommissie worden betrokken bij de Voorjaarsbesluitvorming.
Over de uitkomsten informeren wij uw Kamer zo spoedig mogelijk en in ieder geval voorafgaand
aan het debat over het jeugdbeleid op 18 juni a.s.
De leden van de CDA-fractie lezen dat de Staatssecretaris de opvolging de komende
maanden vorm wil geven, mede in aanloop naar de voorjaarsbesluitvorming. Deze leden
vragen of de Staatssecretaris de Kamer zo spoedig en zo uitgebreid mogelijk over de
voortgang wil informeren?
Wij zullen uw Kamer zo spoedig mogelijk en in ieder geval voorafgaand aan het debat
over het jeugdbeleid op 18 juni a.s. nader informeren.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het advies van de Deskundigencommissie
Jeugd. Zij hebben hierover nog een aantal vragen en opmerkingen.
De leden van de SP-fractie benadrukken dat de Deskundigencommissie de bezuinigingsopgave
voor 2026 «niet wenselijk en niet haalbaar» noemt. Is de Staatssecretaris ook bereid
om deze bezuinigingsopgave dan ook te schrappen, zodat het belang van jongeren voorop
kan komen te staan bij de uitvoering van de hervormingsagenda?
De opvolging van de adviezen van de deskundigencommissie worden betrokken bij de Voorjaarsbesluitvorming.
Over de uitkomsten informeren wij uw Kamer zo spoedig mogelijk en in ieder geval voorafgaand
aan het debat over het jeugdbeleid op 18 juni a.s.
De leden van de SP-fractie lezen in de reactie van de Staatssecretaris dat het advies
«zwaarwegend» is. Wat betekent dit in concrete zin voor wat het kabinet ermee gaat
doen?
Wij nemen het advies serieus. Zoals ook in het Overhedenoverleg tussen Rijk en decentrale
overheden is aangegeven gaat het om de vraag «hoe» we opvolging geven aan het advies.
Op dit moment zijn wij met partijen in gesprek hierover en in lijn daarmee hoe we
de Hervormingsagenda kunnen versterken. De financiële adviezen van de commissie worden
ook betrokken bij de Voorjaarsbesluitvorming. Over de uitkomsten informeren wij uw
Kamer zo spoedig mogelijk en uiterlijk voorafgaand aan het debat over het jeugdbeleid
op 18 juni a.s.
De leden van de SP-fractie vragen de Staatssecretaris of hij bereid is om zo snel
mogelijk een uitgebreide reactie naar de Kamer te sturen, waarbij wordt ingegaan op
iedere aanbeveling uit het rapport. Op welke termijn kan de Kamer die reactie verwachten?
Wij zullen uw Kamer zo spoedig mogelijk en uiterlijk voorafgaand aan het debat over
het jeugdbeleid op 18 juni a.s. nader informeren.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie hebben met veel belangstelling kennisgenomen van het advies
van de Deskundigencommissie Jeugd (hierna: de commissie). Zij maken graag van de gelegenheid
gebruik om hierover een aantal vragen te stellen.
Naar het oordeel van de leden van de SGP-fractie heeft de commissie een weloverwogen
en goed beargumenteerd advies tot stand gebracht. De leden van de SGP-fractie willen
zo spoedig mogelijk duidelijkheid over wanneer de Staatssecretaris inhoudelijk gaat
reageren op de aanbevelingen van de commissie.
Wij zullen uw Kamer zo spoedig mogelijk en uiterlijk voorafgaand aan het debat over
het jeugdbeleid op 18 juni a.s. nader informeren.
De Staatssecretaris geeft aan dat hij de adviezen van de commissie betrekt bij de
voorjaarsbesluitvorming over de Voorjaarsnota. Echter, de adviezen van de commissie
gaan over veel méér onderwerpen dan alleen de financiële afspraken. Sterker nog, de
commissie benadrukt het belang om vanuit de inhoud te werken en niet financieel gestuurd.
Kan de Staatssecretaris aangeven wanneer hij met een inhoudelijke reactie op het advies
komt?
Wij zullen uw Kamer zo spoedig mogelijk en uiterlijk voorafgaand aan het debat over
het jeugdbeleid op 18 juni a.s. nader informeren.
Neemt de Staatssecretaris de aanbeveling over om vóór de zomer van 2025 met een routekaart
te komen waarin de adviezen van de commissie zijn verwerkt?
Op dit moment zijn wij met partijen in gesprek over hoe we het advies van de Deskundigencommissie
gaan opvolgen en in lijn daarmee hoe we de Hervormingsagenda kunnen versterken. Dit
punt nemen wij daarin mee. Over de uitkomsten informeer wij uw Kamer zo spoedig mogelijk
en uiterlijk voorafgaand aan het debat over het jeugdbeleid op 18 juni a.s.
In de Hervormingsagenda Jeugd is al aangegeven dat de adviezen van de commissie «zwaarwegend»
zou zijn. Erkent de Staatssecretaris dat het kabinet het zich niet kan permitteren
om de nu gedane aanbevelingen naast zich neer te leggen, en dat dit advies dus onherroepelijk
zal moeten leiden tot financiële compensatie van gemeenten, zo vragen de leden van
de SGP-fractie.
Zoals ook in het Overhedenoverleg tussen Rijk en decentrale overheden is aangegeven
gaat het om de vraag «hoe» we opvolging geven aan het advies. Op dit moment zijn wij
met partijen in gesprek hierover en in lijn daarmee hoe we de Hervormingsagenda kunnen
versterken en verdiepen. De financiële adviezen van de commissie worden ook betrokken
bij de Voorjaarsbesluitvorming. Over de uitkomsten informeren wij uw Kamer zo spoedig
mogelijk, in ieder geval voorafgaand aan het debat over het jeugdbeleid op 18 juni
a.s.
Deelt de Staatssecretaris het oordeel van de commissie dat de ontstane financiële
situatie een gedeelde verantwoordelijkheid is van het Rijk en de gemeenten?
Op dit moment zijn wij met partijen in gesprek over hoe we het advies van de Deskundigencommissie
gaan opvolgen. Dit punt nemen wij daarin mee. Over de uitkomsten informeren wij uw
Kamer zo spoedig mogelijk en uiterlijk voorafgaand aan het debat over het jeugdbeleid
op 18 juni a.s.
De commissie stelt dat de Hervormingsagenda Jeugd een noodzakelijke, maar geen voldoende
voorwaarde is om te komen tot een goede balans in de jeugdzorg. Hoe reflecteert de
Staatssecretaris hierop? Is hij het hiermee eens?
Wij delen deze conclusie. Op dit moment zijn wij met partijen in gesprek over hoe
we het advies van de Deskundigencommissie gaan opvolgen en in lijn daarmee hoe we
de Hervormingsagenda kunnen versterken. Over de uitkomsten informeren wij uw Kamer
zo spoedig mogelijk en uiterlijk voorafgaand aan het debat over het jeugdbeleid op
18 juni a.s.
De leden van de SGP-fractie lezen in het advies (p. 44) dat het Rijk bij de commissie
heeft aangegeven geen financiële ruimte te zien om de tekorten van gemeenten op de
rijksbegroting op te vangen. Heeft de Staatssecretaris nog steeds dat standpunt?
Wij zijn op dit moment in gesprek met partijen over hoe we opvolging geven aan het
advies van de Deskundigencommissie. De financiële adviezen van de commissie worden
ook betrokken bij de Voorjaarsbesluitvorming. Over de uitkomsten informeren wij uw
Kamer zo spoedig mogelijk, in ieder geval voorafgaand aan het debat over het jeugdbeleid
op 18 juni a.s.
De commissie constateert dat de Hervormingsagenda onvoldoende aandacht heeft voor
het wegnemen en verminderen van de structurele factoren die leiden tot instroom naar
jeugdhulp. De commissie wijst daarop op gezinsproblematiek als een belangrijke verklarende
factor voor het beroep op jeugdhulp. De Hervormingsagenda Jeugd biedt op dit moment
geen handreiking om te komen tot een brede gezinsgerichte benadering, aldus de commissie.
«De scope van de Hervormingsagenda is te smal om tot een goed werkend, beter beheersbaar
en financieel houdbaar jeugdstelsel te komen.» (p. 48) Hoe kijkt de Staatssecretaris
hiernaar?
De Deskundigencommissie geeft aan dat er onvoldoende aandacht is voor de structurele
factoren die bijdragen aan de groeiende vraag naar jeugdhulp: onderwijs, bestaanszekerheid,
wonen en brede voorzieningen in de wijken. Aandacht daarvoor is cruciaal om te zorgen
dat jeugdigen met gelijke kansen gezond en veilig kunnen opgroeien en te voorkomen
dat jeugdigen jeugdhulp nodig hebben. Op dit moment ligt het advies van de Deskundigencommissie
bij het Rijk voor. Over de uitkomsten informeren wij uw Kamer zo spoedig mogelijk
en in ieder geval voorafgaand aan het debat over het jeugdbeleid op 18 juni a.s. Het
Rijk is in het najaar van 2024 al gestart met de aanpak Kwetsbare gezinnen om kinderarmoede
tegen te gaan, conform het Regeerprogramma (bijlage bij Kamerstuk 36 471, nr. 96).
Vanuit het Hoofdlijnenakkoord zijn we in het najaar van 2024 al gestart met de interdepartementale
aanpak Kwetsbare gezinnen met kinderen in de leeftijd van 0–27 jaar. Deze aanpak is
een voorbeeld van een bredere samenwerking binnen het sociaal domein. De integrale
samenwerking wordt vormgegeven door de Ministeries VWS, OCW, SZW, JenV en BZK. De
aanpak zal als onderdeel van het Nationaal programma Armoede en schulden voor de zomer
naar uw Kamer worden verstuurd door onze collega bewindspersoon van SZW.
In de Hervormingsagenda is veel aandacht voor een integrale benadering van de problematiek
van jeugdigen en gezinnen, omdat veel problematiek zijn oorsprong heeft in levensdomeinen
van de ouders. Zo is afgesproken dat gemeentes stevige lokale teams inrichten die
integraal en breed kunnen kijken en handelen bij gezinsproblematiek. Dit is nader
uitgewerkt in het Richtinggevend Kader dat de VNG met gemeentes hebben vastgesteld.
De leden van de SGP-fractie vragen in het bijzonder een reactie op de concrete aanbeveling
van de commissie om op korte termijn te komen tot een samenhangende jeugd- en gezinsaanpak,
zowel op nationaal als lokaal niveau, waarbij de commissie adviseert om te komen tot
een programmateam Jeugd en Gezin, met een heldere mandatering, eigen middelen en een
coördinerend bewindspersoon (p. 51). Neemt het kabinet deze aanbeveling over?
Op dit moment ligt het advies van de Deskundigencommissie bij het Rijk voor. Over
de uitkomsten informeren wij uw Kamer zo spoedig mogelijk en in ieder geval voorafgaand
aan het debat over het jeugdbeleid op 18 juni a.s.
De commissie stelt dat de kramp van te hoge planningsambities en een te strak financieel
keurslijf de voortgang van de benodigde maatregelen beperken. De leden van de SGP-fractie
vragen of de Staatssecretaris deze conclusie onderschrijft?
De Deskundigencommissie stelt in haar advies «de kramp moet eruit, maar de druk moet
erop blijven». Dit uitgangspunt omarmen wij. Wij streven ernaar in de afspraken die
we maken over de opvolging van het advies en het versterken van de Hervormingsagenda,
dat we de voorwaarden creëren om de juiste balans te vinden in de inhoudelijke en
financiële doelen van de Hervormingsagenda. Dit wordt ook betrokken bij de Voorjaarsbesluitvorming.
Over de uitkomsten informeren wij uw Kamer zo spoedig mogelijk en uiterlijk voorafgaand
aan het debat over het jeugdbeleid op 18 juni a.s.
Vragen en opmerkingen van de leden van de CU-fractie
De leden van de ChristenUnie-fractie maken graag van de gelegenheid gebruik om vragen
te stellen over het rapport Groeipijn, het advies van de deskundigencommissie Hervormingsagenda
Jeugd. Deze leden herkennen veel van de analyse van de adviescommissie van wat zij
van gemeenten en jeugdzorgprofessionals horen. Deze leden danken de commissie voor
hun waardevolle werk.
Herkent de Staatssecretaris dat de transformatie die de Hervormingsagenda beoogt dichtbij een kantelpunt is, zoals de commissie schetst (pagina 47)?
Wij zien goede voorbeelden in het land, maar het blijft nog te vaak bij goede voorbeelden.
Met de Hervormingsagenda willen we duidelijke kaders neerzetten die helpen om overal
in het land de beoogde beweging vorm te geven. Er is nog veel te doen om alle afspraken
uit de Hervormingsagenda ook echt goed neer te zetten.
Ziet de Staatssecretaris ook dat er nog veel nodig is om de omslag in cultuur, structuur
en praktijk daadwerkelijk te maken en te borgen? En dat hier dus ook tijd voor nodig
is?
Ja, dat zijn wij met de Deskundigencommissie eens. Er is tijd nodig om de veranderingen
door te voeren. Met de Hervormingsagenda willen we zorgen voor duidelijke kaders waarbinnen
partijen moeten opereren. Daarnaast ondersteunen wij partijen in het land op verschillende
manieren om de beoogde beweging te maken o.a. via het Ondersteuningsteam Zorg voor
de Jeugd, het traject Kwaliteit en Blijvend Leren en door het onderling leren te stimuleren
(o.a. door goede voorbeelden te delen).
Hoe gaat de Staatssecretaris ervoor zorgen dat het «voorveld» veel meer betrokken
worden bij de Hervormingsagenda?
Ik heb al actie genomen om het voorveld meer te betrekken bij de hervormingsagenda
door recent een Stuurgroep + in te richten. Aan deze Stuurgroep + nemen partijen uit
het onderwijs en de kinderopvang deel. Om een goede verbinding te leggen met het voorveld
is de onafhankelijk voorzitter van de HA ook voorzitter geworden van de kinderopvang-onderwijszorgtafel
waarin de meeste partijen uit het voorveld zijn vertegenwoordigd.
Hoe zet de Staatssecretaris zich ervoor in om beschikbare inzichten over bewezen effectieve
preventieprogramma’s en behandelmethoden actief te delen, op te schalen en landelijk
toe te passen?
De kwaliteit en effectiviteit van jeugdzorg is een belangrijk onderwerp in de Hervormingsagenda
Jeugd. Het is van belang dat gemeenten en zorgaanbieders afspraken maken over de kwaliteit
en effectiviteit van zorg en hierop monitoren en evalueren. In de databank van het
NJi staan effectieve en goed onderbouwde (preventieve) interventies. Er bestaan veel
(varianten van) interventies, het is daarom ook van groot belang om kennis te hebben
van de werkzame elementen van een interventie. Indien de werkzame elementen in een
(preventieve) interventie zijn geborgd, is de kans groter dat de ingezette hulp effectief
is. Het is dus van belang de werkzame elementen toe te passen en te stoppen met elementen
die bewezen niet-effectief zijn. Om meer kennis over werkzame elementen te vergaren
heeft het consortium «Effectiviteit psychosociale interventies Jeugd» samen met zeven
andere onderzoeksconsortia onderzocht welke (delen van) interventies (wat), wanneer,
bij wie en door wie het beste ingezet kunnen worden. Onderzoekers van dit consortium
hebben de Keuzehulp Jeugd en gezin ontwikkeld, deze is te vinden op de website van
het NJi. De Keuzehulp helpt professionals en ouders om, op basis van richtlijnen en
kwaliteitskaders, samen de juiste aanpak en eventueel een interventie in te zetten.
Momenteel werkt het NJi, in samenwerking met onder andere Kwaliteit en Blijvend Leren,
aan het verspreiden en de implementatie van de Keuzehulp.
Hoe creëert hij meer ruimte om het gezamenlijk leren te intensiveren?
In de Hervormingsagenda is afgesproken dat er een duurzame structuur voor kwaliteitsverbetering
en blijvend leren is om het gezamenlijk leren te borgen. Hierin zijn de betrokken
perspectieven (onder andere cliënten, professionals, aanbieders, gemeenten, associatie
wijkteams, kennisinstituten) gezamenlijk aan het werk om de kwaliteit van de jeugdsector
te verbeteren en het gezamenlijk leren te faciliteren en te borgen op basis van een
Leeragenda. Inmiddels is de werkorganisatie Kwaliteit en Blijvend Leren (KBL) ingericht
en operationeel. Deze financieren wij structureel.
De leden van de ChristenUnie-fractie is het uit het hart gegrepen dat jongeren en
hun ouders steunstructuren nodig hebben om in de huidige complexe samenleving hun
plek te vinden. Hoe gaat de Staatssecretaris meer investeren in het creëren en structureel
versterken van sociaal kapitaal?
Wij versterken de lokale steunstructuren met de afspraken die een plek moeten krijgen
in het convenant stevige lokale wijkteams. Daarnaast zijn wij voornemens de verplichting
voor gemeenten hiertoe aan te scherpen in het wetsvoorstel «reikwijdte». Verder willen
wij bij de vormgeving van een nieuw financieringsmodel jeugd bekijken hoe we kunnen
stimuleren om hulp zo laagdrempelig en efficiënt mogelijk in te richten en te bieden.
Wat is de reactie van de Staatssecretaris op het advies om wettelijk het belang van
een sterke sociale en pedagogische basis vast te leggen en daarin op te nemen wat
het minimumniveau aan basisvoorzieningen (inclusief de aanwezigheid van een stevig
lokaal team) moet zijn dat lokaal moet worden aangeboden?
Wij zijn voornemens om dit advies mee te nemen bij de uitwerking van het wetsvoorstel
«reikwijdte». Wij zijn hierover in overleg met partijen.
Welke handvatten krijgen gemeenten om steunstructuren te organiseren waarbij de leefwereld
van de jongeren en ouders centraal staat, zoals de commissie adviseert?
Gemeenten worden op verschillende manieren ondersteund bij het inrichten van een pedagogische
basis. Zo heeft het Nederlands Jeugdinstituut een handreiking voor gemeenten opgesteld
en heeft Verwey Jonker een verandertheorie sociale basis opgesteld. In 2024 heeft
de VNG vier webinars over de pedagogische basis gehouden samen met andere partners.
In het vervolg op deze webinars worden dit jaar een aantal samenwerkingsgidsen gepubliceerd.
Hoe gaat de Staatssecretaris ervoor zorgen dat scholen en lokale teams de tijd, ruimte
en expertise krijgen die ze nodig hebben om de pedagogische basis te versterken, aangezien
zij op dit moment al zwaar belast zijn met een breed takenpakket?
De Staatssecretaris van JPS gaat in overleg met het onderwijs en de gemeenten/VNG
over wat nodig is om de pedagogische basis op scholen te versterken. Daarbij is zijn
uitgangspunt dat scholen daar zeker niet alleen voor staan maar dit ook kunnen bereiken
door samen te werken met gemeenten/lokale teams. Met als uitgangspunt om te komen
tot een effectieve samenwerkings- en ondersteuningsstructuur op en om school. Deze
structuur heeft als doel kinderen zo normaal mogelijk te laten opgroeien en naar school
te laten gaan, maar ook om problemen op tijd te zien en daar samen op in te kunnen
spelen.
Is de Staatssecretaris het met de leden van de ChristenUnie-fractie eens dat gemeenten
een cruciale rol hebben in het stimuleren, ondersteunen en faciliteren van een scala
aan voorzieningen voor ontmoeting van jongeren?
Ja, dat zijn wij met de christenUnie fractie eens.
Hoe moeten gemeenten vorm geven aan die taak als zij met minder financiële middelen
te maken hebben?
Wij zijn ervan overtuigd dat investeren in een sterke pedagogische basis en een effectief
preventiebeleid op de langere termijn loont. Maar wij begrijpen heel goed dat dit
voor gemeenten ingewikkelde keuzes zijn. Wij zijn met partijen in gesprek over hoe
we het advies van de Deskundigencommissie gaan opvolgen en in lijn daarmee hoe we
de Hervormingsagenda kunnen versterken. Dit wordt ook betrokken bij de Voorjaarsbesluitvorming.
Over de uitkomsten informeren wij uw Kamer zo spoedig mogelijk, in ieder geval voorafgaand
aan het debat over het jeugdbeleid op 18 juni a.s.
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen een sterke oproep van de commissie aan
de Rijksoverheid om te komen tot een samenhangende jeugd- en gezinsaanpak en de aanmoediging
om de door het ministerie aangekondigde integrale, interdepartementale aanpak op korte
termijn uit te voeren. Wat kunnen deze leden op dit vlak van het kabinet verwachten?
De Deskundigencommissie geeft aan dat er onvoldoende aandacht is voor de structurele
factoren die bijdragen aan de groeiende vraag naar jeugdhulp: onderwijs, bestaanszekerheid,
wonen en brede voorzieningen in de wijken. Aandacht daarvoor is cruciaal om te zorgen
dat jeugdigen met gelijke kansen gezond en veilig kunnen opgroeien en te voorkomen
dat jeugdigen jeugdhulp nodig hebben. Op dit moment ligt het advies van de Deskundigencommissie
bij het Rijk voor. Over de uitkomsten informeren wij uw Kamer zo spoedig mogelijk
en in ieder geval voorafgaand aan het debat over het jeugdbeleid op 18 juni a.s.
Vanuit het Hoofdlijnenakkoord zijn we in het najaar van 2024 al gestart met de interdepartementale
aanpak Kwetsbare gezinnen met kinderen in de leeftijd van 0–27 jaar. Deze aanpak is
een voorbeeld van een bredere samenwerking binnen het sociaal domein. De integrale
samenwerking wordt vormgegeven door de Ministeries VWS, OCW, SZW, JenV en BZK. De
aanpak zal als onderdeel van het Nationaal programma Armoede en schulden voor de zomer
naar uw Kamer worden verstuurd door onze collega bewindspersoon van SZW.
In de Hervormingsagenda is veel aandacht voor een integrale benadering van de problematiek
van jeugdigen en gezinnen, omdat veel problematiek zijn oorsprong heeft in levensdomeinen
van de ouders. Zo is afgesproken dat gemeentes stevige lokale teams inrichten die
integraal en breed kunnen kijken en handelen bij gezinsproblematiek. Dit is nader
uitgewerkt in het Richtinggevend Kader dat de VNG met gemeentes hebben vastgesteld.
De commissie beschrijft het belang van stevige lokale teams met gezag op basis van
professionaliteit en met een brede deskundigheid en netwerk. Heeft de Staatssecretaris
of de commissie er zicht op in hoeveel gemeenten zulke sterke lokale teams met deze
kenmerken functioneren, zo vragen de leden van de ChristenUnie-fractie?
Uit een Meta-analyse bij de startfoto van de VNG n.a.v. de Hervormingsagenda jeugd (22 april 2024)15 blijkt dat 52% van de gemeenten (eigen inschatting) de lokale teams als voldoende
stevig of merendeel als voldoende stevig ziet. En 48% van de gemeenten de lokale teams
als onvoldoende stevig of helft voldoende stevig.
Wil de Staatssecretaris ook naar advies van de commissie voorrang geven aan de totstandkoming
van deze teams in alle gemeenten? Hoe gaat hij dit doen? In welk jaar wil hij dat
elke gemeente zo’n team heeft?
In de Hervormingsagenda Jeugd is afgesproken om toe te werken naar stevige lokale
teams in 2028. Hiertoe hebben de VNG en gemeenten een richtinggevend Kader «toegang,
lokale teams en integrale dienstverlening» vastgesteld in het voorjaar 2024.16 Dit kader zet een basisniveau van dienstverlening dat inwoners in kwetsbare en complexe
situaties van lokale teams mogen verwachten. Het gaat om borgen «wat» door gemeente;
niet het «hoe».
De VNG biedt ondersteuning aan gemeenten, o.a. aan de gemeenten die via de startfoto
van de VNG hebben aangegeven onvoldoende stevige lokale teams te hebben.17 Dit gebeurt o.a. via voorlichting & advies, coachings trajecten, werkpakketten en
leernetwerken. Daarnaast komt er een convenant stevige lokale teams, waarbij de belangrijkste
partijen vastleggen wat ze van elkaar mogen verwachten als het gaat om ontwikkelingen
rondom lokale teams. De ondertekening wordt voor de zomer van 2025 verwacht. Verder
zijn wij voornemen (de taken van) lokale teams te verankeren in de Jeugdwet via het
wetsvoorstel «reikwijdte».
Is hij voornemens om het richtinggevend kader voor de toegang, lokale teams en integrale
dienstverlening bindend te maken?
Het toewerken naar stevige lokale teams is afgesproken in de Hervormingsagenda Jeugd
en uitgewerkt door de VNG en gemeenten in het Richtinggevend kader toegang, lokale
teams en integrale dienstverlening in het voorjaar 2024. Dit kader is een standaard
van gemeenten zelf, waaraan zij zich hebben gecommitteerd. Verder is het de bedoeling
om (de taken van) lokale teams, zoals beschreven in dit richtinggevend kader, te verankeren
in de Jeugdwet via het wetsvoorstel «reikwijdte».
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de Staatssecretaris of hij nu al wil reflecteren
op de vraag van de commissie in hoeverre het haalbaar en wenselijk is om onderscheid
te maken naar de rol van de overheid als verantwoordelijke voor het systeem en de
financiering, en professionals (lees: medewerkers in het lokale team, huis- en jeugdartsen
en specialisten) verantwoordelijkheid te geven voor de inhoudelijke beoordeling en
toeleiding. Wil de Staatssecretaris dit vraagstuk verder uitdiepen? Deze leden vinden
het namelijk een terechte fundamentele vraag.
Wij zijn met partijen in gesprek over hoe we het advies van de Deskundigencommissie
gaan opvolgen en in lijn daarmee hoe we de Hervormingsagenda kunnen versterken. In
het kader van het thema reikwijdte zullen we dit advies nader bekijken.
Pakt de Staatssecretaris de handschoen op om met de andere partners de maatregelen
te vertalen naar concrete doelstellingen en prestatie-indicatoren, zo vragen de leden
van de ChristenUnie-fractie. En om hier als Rijk realistische besparingsdoeleinden
aan te verbinden?
Wij zijn met partijen in gesprek over hoe we het advies van de Deskundigencommissie
gaan opvolgen en in lijn daarmee hoe we de Hervormingsagenda kunnen versterken.
Dit wordt ook betrokken bij de Voorjaarsbesluitvorming. Over de uitkomsten informeren
wij uw Kamer zo spoedig mogelijk, in ieder geval voorafgaand aan het debat over het
jeugdbeleid op 18 juni a.s.
Hoe wil de Staatssecretaris meer strategische sturing aanbrengen en ervoor zorgen
dat het publieke belang in plaats van deelbelangen de boventoon gaan voeren?
Op dit moment zijn wij met partijen in gesprek over hoe we het advies van de Deskundigencommissie
gaan opvolgen en in lijn daarmee hoe we de Hervormingsagenda kunnen versterken. Dit
wordt ook betrokken bij de Voorjaarsbesluitvorming. Over de uitkomsten informeren
wij uw Kamer zo spoedig mogelijk en uiterlijk voorafgaand aan het debat over het jeugdbeleid
op 18 juni a.s.
Op welke manier kan de geadviseerde «waakvlam» vormkrijgen volgens de Staatssecretaris,
zo vragen de leden van de ChristenUnie-fractie?
Wij zijn met partijen in gesprek over hoe we het advies van de Deskundigencommissie
gaan opvolgen en in lijn daarmee hoe we de Hervormingsagenda kunnen versterken. Wij
nemen het advies om een waakvlamfunctie in te stellen mee in deze gesprekken.
Op welke manier gaat de Staatssecretaris ervoor zorgen dat er meer inzicht komt in
de inzet van middelen, zo vragen de leden van de ChristenUnie-fractie?
Op dit moment zijn wij met partijen in gesprek over hoe we het advies van de Deskundigencommisssie
gaan opvolgen, waaronder afspraken over inzicht in het stelsel. Over de uitkomsten
informeren wij uw Kamer zo spoedig mogelijk, in ieder geval voorafgaand aan het debat
over het jeugdbeleid op 18 juni a.s. Tegelijkertijd werken wij met deze partijen door
aan de uitvoering van de bestaande afspraken, die zien op het verbeteren van de informatievoorziening.
Dit gaat bijvoorbeeld om verbeterde inzichten in gemeente-uitgaven op het jeugdterrein
door een aanpassing in de Iv3-indeling per 2025.
Wat is de Staatssecretaris van plan om te doen met de ontstane verliezen over 2023
en 2024? Hoe kijkt hij aan tegen het advies om deze verliezen met Rijk en gemeenten
gezamenlijk, waarbij ieder de helft neemt, op te vangen?
Wij zijn met partijen in gesprek over hoe we het advies van de Deskundigencommissie
gaan opvolgen en in lijn daarmee hoe we de Hervormingsagenda kunnen versterken. Dit
wordt ook betrokken bij de Voorjaarsbesluitvorming. Over de uitkomsten informeren
wij uw Kamer zo spoedig mogelijk, in ieder geval voorafgaand aan het debat over het
jeugdbeleid op 18 juni a.s.
Ten aanzien van 2025–2028 vragen de leden van de ChristenUnie-fractie de Staatssecretaris
te reflecteren op de analyse van de commissie dat het niet aannemelijk is dat de ingeboekte
besparingen voor de periode 2025–2028 gerealiseerd kunnen worden.
De maatregelen in de Hervormingsagenda zijn gebaseerd op de data en inzichten die
er op dat moment waren, waarbij er ook altijd sprake is van onzekerheden. Daarom is
destijds ook afgesproken om goed vinger aan de pols te houden en bij te sturen indien
nodig. Met het advies van de Deskundigencommissie is dat moment gekomen en zijn wij
in gesprek met partijen hoe we het advies van de Deskundigencommissie gaan opvolgen
en in lijn daarmee hoe we de Hervormingsagenda kunnen versterken, om zo de doelen
van de agenda te behalen. Over de uitkomsten informeren wij uw Kamer zo spoedig mogelijk,
in ieder geval voorafgaand aan het debat over het jeugdbeleid op 18 juni a.s.
Deze leden betreuren het dat er niet (voldoende) indicatoren zijn die inzicht kunnen
geven in de richting waarin de uitgaven zich ontwikkelen en dat er daardoor geen zicht
is op benodigd budget de komende jaren. Deze leden vinden het wel reden tot zorg dat
een toename in budget een prikkel kan geven aan alle partners om hun inzet aan het
verbeteren van ondersteuning in het voorliggend veld en aan kostenbesparende maatregelen
niet met extra kracht door te zetten. Deelt de Staatssecretaris deze zorg?
Nee, deze zorg delen wij niet. Er is brede consensus in het jeugdveld dat we zaken
anders moet gaan doen. Daartoe hoort ook investeren in het voorliggend veld.
Aan de andere kant lezen deze leden ook dat alle partners het financiële kader als
beklemmend ervaren en vanuit een kramp zich inzetten voor de jeugd. Daaruit spreekt
een toewijding aan het doel van de agenda, los van de financiële consequenties. Welke
keuze maakt de Staatssecretaris over de beschikbare financiën tot 2028?
De Deskundigencommissie stelt in haar advies «de kramp moet eruit, maar de druk moet
erop blijven». Dit uitgangspunt omarmen wij. Wij streven ernaar in de afspraken die
we maken over de opvolging van het advies en het versterken van de Hervormingsagenda,
dat we de voorwaarden creëren om de juiste balans te vinden in de inhoudelijke en
financiële doelen van de Hervormingsagenda. Dit wordt ook betrokken bij de Voorjaarsbesluitvorming.
Over de uitkomsten informeren wij uw Kamer zo spoedig mogelijk, in ieder geval voorafgaand
aan het debat over het jeugdbeleid op 18 juni a.s.
Ten aanzien van de toekomst van financiering van het jeugdstelsel vragen de leden
van de ChristenUnie-fractie of de Staatssecretaris bereid is om aan de Raad voor het
Openbaar Bestuur (ROB) samen met de Raad voor Volksgezondheid en Samenleving (RVS)
advies te vragen over de vormgeving bij de herziening van de bekostiging en inrichting
van het jeugdstelsel, waarin de opmerkingen van de commissie worden meegenomen?
In de Hervormingsagenda Jeugd is afgesproken dat Rijk en VNG werken aan een ander
financieringsmodel en hier wordt aan gewerkt. Onderdeel van dit traject is dat ook
aan de ROB advies gevraagd zal worden, zoals gebruikelijk is op het terrein van financieel-bestuurlijke
vraagstukken. Wij zullen met de RVS bespreken of in aanvulling hierop ook nog advies
van hen nodig is.
Wat zegt het de Staatssecretaris dat de commissie er onvoldoende vertrouwen in heeft
dat de huidige aanpak en voortgang van de Hervormingsagenda Jeugd en de financiële
risicoverdeling die hierover is afgesproken tussen Rijk en gemeenten, tot de beoogde
effecten gaan leiden?
Het laat zien dat we extra stappen moeten gaan zetten, zoals de commissie ook adviseert.
Op dit moment zijn wij met partijen in gesprek over hoe we het advies van de Deskundigencommissie
gaan opvolgen en in lijn daarmee hoe we de Hervormingsagenda kunnen versterken. Dit
wordt ook betrokken bij de Voorjaarsbesluitvorming. Over de uitkomsten informeren
wij uw Kamer zo spoedig mogelijk en uiterlijk voorafgaand aan het debat over het jeugdbeleid
op 18 juni a.s.
Voelt de Staatssecretaris zich verantwoordelijk voor het ter harte nemen en opvolgen
van de adviezen van de commissie?
Wij nemen het zwaarwegende advies van de Deskundigencommissie serieus. Op dit moment
zijn wij met partijen in gesprek over hoe we het advies van de Deskundigencommissie
gaan opvolgen en in lijn daarmee hoe we de Hervormingsagenda kunnen versterken. Dit
wordt ook betrokken bij de Voorjaarsbesluitvorming. Over de uitkomsten informeren
wij uw Kamer zo spoedig mogelijk en uiterlijk voorafgaand aan het debat over het jeugdbeleid
op 18 juni a.s.
Komt de Staatssecretaris voor de zomer van 2025 met een routekaart, die gezamenlijk
met de netwerkpartners is opgesteld, die uitwerkt hoe opvolging en invulling wordt
gegeven aan de adviezen?
Op dit moment zijn wij met partijen in gesprek over hoe we het advies van de Deskundigencommissie
gaan opvolgen en in lijn daarmee hoe we de Hervormingsagenda kunnen versterken. Dit
punt nemen wij daarin mee. Over de uitkomsten informeren wij uw Kamer zo spoedig mogelijk
en uiterlijk voorafgaand aan het debat over het jeugdbeleid op 18 juni a.s.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M. Mohandis, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
L. van der Graaf, adjunct-griffier