Memorie van toelichting : Memorie van toelichting
36 699 Wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op het primair onderwijs BES, de Wet op de expertisecentra, de Wet voortgezet onderwijs 2020 en de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband met de herziening van de wettelijke grondslagen van de kerndoelen met focus op lezen, schrijven en rekenen (Wet herziening wettelijke grondslagen kerndoelen)
Nr. 3 MEMORIE VAN TOELICHTING
I. Algemeen
1. Inleiding
De kwaliteit van het funderend onderwijs staat onder druk. De leerprestaties van steeds
meer leerlingen voldoen niet aan het basisniveau, vooral door onvoldoende beheersing
van lezen, schrijven en rekenen. Terwijl juist deze vaardigheden cruciaal zijn om
goed te kunnen meedraaien op school, in een vervolgopleiding en later in de maatschappij.
Zonder goed te kunnen lezen, wordt het volgen van andere schoolvakken een grote uitdaging.
Om een baan te krijgen, zul je een goede sollicitatiebrief moeten kunnen schrijven.
Om je financiën op orde te houden, zul je moeten kunnen rekenen. Lezen, schrijven
en rekenen zijn dus essentieel: niet alleen voor de individuele leerling, maar ook
voor een sterk Nederland. Toch staan juist deze vaardigheden de laatste jaren onder
druk. In het Hoofdlijnenakkoord is daarom een Herstelplan Kwaliteit Onderwijs aangekondigd.1
Om het niveau dat leerlingen bereiken op het gebied van lezen, schrijven en rekenen
te verbeteren is het allereerst nodig dat lezen, schrijven en rekenen absolute focus
krijgen. Daartoe is het van belang dat – zeker in het primair onderwijs – het merendeel
van de onderwijstijd primair besteed wordt aan de ontwikkeling van deze vaardigheden.
Daarbij moeten deze vaardigheden ook over de gehele breedte van het funderend onderwijs
een solide plek krijgen. De andere vakken en leergebieden, zoals geschiedenis of mens
en natuur, bieden immers rijke contexten om te oefenen met deze vaardigheden. Het
onderwijs in lezen, schrijven en rekenen kan een kwaliteitsimpuls krijgen door het
te integreren in alle vakken.
Daarnaast moet het landelijke curriculum voldoende focus en houvast geven voor wat
leerlingen moeten leren. Herziening van het curriculum is dan ook één van de sleutels
om het onderwijs te kunnen verbeteren. Het huidige landelijk voorgeschreven curriculum
biedt scholen en leraren door het globale karakter van de inhoudelijke voorschriften
voor het onderwijs «last noch gemak».2 Deze inhoudelijke voorschriften – de kerndoelen – zijn zo globaal geformuleerd dat
het onvoldoende duidelijk is wat een leerling precies moet kennen en kunnen. Mede
daardoor bieden de kerndoelen slechts in beperkte mate richting en focus in het aangeboden
onderwijs. Dit resulteert erin dat veel leraren een gevoel van overladenheid ervaren.
Als je namelijk niet precies weet wat er van je verwacht wordt, en dus ook niet weet
wat níet, kan de neiging bestaan om dan maar zoveel mogelijk aan te bieden, met een
overladen programma tot gevolg.
Tot slot is het van belang om datgene wat leerlingen leren bij de tijd te houden en
dient daartoe in algemene zin het curriculum te worden geactualiseerd. De huidige
kerndoelen voor het primair onderwijs, de onderbouw van het voortgezet onderwijs en
het speciaal onderwijs stammen uit respectievelijk 2004, 2006 en 2009. Toen bijvoorbeeld
sociale media, deepfakes en AI nog geen onderdeel waren van onze samenleving. Daarbij
vragen maatschappelijke ontwikkelingen en toenemende polarisatie van de samenleving
ook het één en ander van het onderwijs.
De curriculumherziening richt zich dan ook op drie punten. Allereerst een grotere
focus op lezen, schrijven en rekenen. Ten tweede het concreter vormgeven van de kerndoelen
om overladenheid tegen te gaan en focus aan te brengen en ten derde waarborgen dat
digitale geletterdheid en burgerschap op adequate en heldere wijze aan bod komen in
het curriculum. Met dit wetsvoorstel wordt de eerste stap gezet om dit geheel mogelijk
te maken. Het bevat daartoe verschillende maatregelen. Allereerst wordt het belang
van het onderwijs in lezen, schrijven en rekenen in de wetstekst zelf tot uiting gebracht.
Ten tweede voorziet dit wetsvoorstel in een aanpassing van de grondslagbepaling voor
het vaststellen van de nieuwe kerndoelen, die in aantal fors zullen verminderen. Ten
slotte wordt voorgesteld om een wettelijke grondslag op te nemen om kerndoelen voor
burgerschap en digitale geletterdheid te kunnen vaststellen. Daarbij wordt ook voorgesteld
om voor specifieke onderwijssoorten binnen het speciaal onderwijs het mogelijk te
maken om kerndoelen vast te stellen voor Nederlandse gebarentaal.
2. Achtergrond
Het landelijke curriculum omvat de kennis, inzicht en vaardigheden die scholen kinderen
moeten aanleren. In het primair onderwijs en de onderbouw van het voortgezet onderwijs
is het beoogde curriculum voor een belangrijk deel uitgewerkt in de kerndoelen en
in het referentiekader taal en rekenen. De wettelijke grondslagen voor de vaststelling
van de kerndoelen zijn terug te vinden in de sectorwetten voor het funderend onderwijs:
de Wet op het primair onderwijs (hierna: WPO), de Wet primair onderwijs BES (hierna:
WPO BES), de Wet op de expertisecentra (hierna: WEC) en de Wet voortgezet onderwijs
2020 (hierna: WVO 2020).3 Deze wetten bieden de regering een bevoegdheid om bij algemene maatregel van bestuur
(hierna: amvb) kerndoelen vast te stellen. Via de kerndoelen worden de inhoudelijke
doelstellingen van het onderwijs vastgelegd.
De huidige kerndoelen voor het primair onderwijs en de onderbouw van het voortgezet
onderwijs gelden sinds respectievelijk schooljaar 2004/2005 en schooljaar 2006/2007
en zijn sindsdien op een enkel onderdeel na ongewijzigd.4 Deze kerndoelen zijn dus al zo’n twintig jaar geleden op- en vastgesteld. Het curriculum
is dan ook toe aan groot onderhoud. Immers: de maatschappij, de wetenschap en het
onderwijs hebben in de afgelopen twintig jaar de nodige ontwikkelingen doorgemaakt.
Het is dan ook wenselijk om de wettelijk voorgeschreven onderwijsinhoud tegen het
licht te houden en waar nodig te actualiseren en in lijn te brengen met deze maatschappelijke
ontwikkelingen. Zoals de digitalisering van de maatschappij, maar ook de steeds verregaandere
polarisatie. Daarnaast is er ook noodzaak tot het aanbrengen van focus op de vaardigheden
lezen, schrijven en rekenen. Zoals ook recent weer is onderstreept in de Staat van
het Onderwijs verlaten te veel leerlingen het onderwijs met onvoldoende beheersing
van taal en rekenen. Dit heeft negatieve invloed op hun kansen in het latere leven
en op hun participatie in de samenleving.
Met dit wetsvoorstel wordt daarom uitvoering gegeven aan de opdracht in het hoofdlijnenakkoord
om de curriculumherziening door te zetten met een absolute prioriteit voor lezen,
schrijven en rekenen.
2.1 De curriculumherziening: een actueel en concreet curriculum
De Onderwijsraad adviseerde in 2022 in Taal en rekenen in het vizier over de kwaliteit van het onderwijs in de basisvaardigheden taal en rekenen. De Onderwijsraad
doet in haar advies de aanbeveling om als overheid voor het onderwijs duidelijk te
maken wat leerlingen aan het eind van de schoolperiode moeten kennen en kunnen op
het gebied van taal en rekenen. De overheid moet daartoe duidelijke, gefocuste en
richtinggevende doelen stellen om kwalitatief goed onderwijs te kunnen waarborgen.5 Ook stelt de Onderwijsraad in deze context dat het van groot belang is dat doelen
uniform worden vastgelegd en geformuleerd: met een eenduidige terminologie en opbouw.
Helder geformuleerde, maar met name concrete, uniforme en samenhangende kerndoelen
zijn dus cruciaal voor het versterken van de vaardigheden van leerlingen op het gebied
van lezen, schrijven en rekenen.
Op dit moment zijn de kerndoelen voor zowel het primair onderwijs als voor de onderbouw
van het voortgezet onderwijs juist globaal geformuleerd. Dit was destijds een bewuste
keuze. De overweging was dat scholen dankzij globale kerndoelen optimaal ruimte zouden
krijgen om hun leerlingen onderwijs op maat te bieden. Scholen kunnen immers binnen
een globale set kerndoelen het onderwijs op eigen wijze vormgeven. Kerndoelen werden
gezien als «een kader waarbinnen de school echte aanbodkeuzes kan maken».6 In eerste instantie werd deze ruimte gewaardeerd, vooral in vergelijking met de behoorlijk
dichtgetimmerde kerndoelen zoals die in de periode daarvoor golden.7 Toch bleek op den duur juist behoefte te bestaan aan meer inhoudelijke houvast. De
globale kerndoelen bleken «last nog gemak» te bieden bij het maken van de vertaalslag
naar de onderwijspraktijk, zo kwam onder meer naar voren in de Curriculumspiegel 2017.8 Sterker nog, de globale kerndoelen kunnen juist een gevoel van overladenheid tot
gevolg hebben: door de globale formulering kan het onduidelijk zijn welke onderwijsinhoud
verplicht gesteld is en wat niet. Daardoor kan de neiging bestaan om zoveel mogelijk
aan te bieden, opdat zeker is dat de verplichte onderwijsinhoud in ieder geval behandeld
wordt. Dit heeft overladenheid tot gevolg.
Om de kwaliteit van het onderwijs te verbeteren en te waarborgen dat er voldoende
aandacht is voor het onderwijs in lezen, schrijven en rekenen dient de overheid helder
te zijn in wat zij van het onderwijs verwacht. Concrete, uniforme en samenhangende
kerndoelen kunnen een eerste stap zijn om de ervaren overladenheid in het onderwijs
te verminderen en zo de onderwijskwaliteit te verhogen door meer focus en houvast.
De herziening en actualisatie van de kerndoelen zal dus ook gepaard gaan met een herijking
van de aard, formulering en presentatie van de kerndoelen. Het streven is daarmee
niet alleen om kerndoelen vast te stellen die inhoudelijk beter aansluiten bij de
tijd, maar ook om tot kerndoelen te komen die in de wijze waarop zij geformuleerd
zijn houvast geven voor curriculum- en onderwijsontwikkeling op school en daarmee
ook voor de versterking van de basisvaardigheden.
3. Hoofdlijnen van het voorstel
Het wetsvoorstel voorziet in verschillende voorgestelde wijzigingen om de beoogde
curriculumherziening mogelijk te maken. In het navolgende worden deze één voor één
nader toegelicht.
3.1 Focus op lezen, schrijven en rekenen
3.1.1 Probleemomschrijving
Het onderwijs in de vaardigheden lezen, schrijven en rekenen heeft belang bij duidelijke
doelen en een sterke focus. Dit sluit aan op het advies van de Onderwijsraad: de doelen
voor het onderwijs in taal en rekenen moeten duidelijk, gefocust en richtinggevend
zijn om kwalitatief goed onderwijs te kunnen waarborgen.9 Op dit moment is echter niet expliciet zichtbaar in de sectorwetten dat scholen in
hun onderwijs moeten waarborgen dat leerlingen in elk geval goed moeten leren lezen,
schrijven en rekenen. Terwijl beheersing van die vaardigheden randvoorwaardelijk is
voor een succesvolle schoolperiode en voor hun (latere) persoonlijke, maatschappelijke
en beroepsmatige functioneren.
3.1.2 Doel van het voorstel
Het wetsvoorstel benadrukt het belang van het onderwijs in lezen, schrijven en rekenen
als basis voor het onderwijs. Dit gebeurt door in de wetstekst tot uitdrukking te
brengen dat het onderwijs in de basis gericht moet zijn op het leren van lezen, schrijven
en rekenen. Hiermee wordt de centrale rol van lezen, schrijven en rekenen binnen het
funderend onderwijs benadrukt en wordt geëxpliciteerd dat het onderwijs in deze vaardigheden
een integrale aanpak vereist. Met de bepaling dat de kerndoelen «betrekking hebben
op» waarborgt de wetgever dat de kerndoelen in ieder geval in voldoende mate aandacht
besteden aan deze essentiële vaardigheden. Het is dan ook in de eerste plaats een
voorschrift aan de regering. Niet elk afzonderlijk kerndoel zal betrekking hebben
op één van deze vaardigheden, maar in de gezamenlijke set kerndoelen waarmee de inhoudelijke
doelstellingen voor het onderwijs worden vastgelegd dienen deze vaardigheden expliciet
een plek te krijgen. De bepaling moet verder in samenhang gelezen worden met de in
het eerste lid opgenomen verplichting aan het bevoegd gezag tot het doelgericht en
samenhangend vormgeven van het onderwijs. Hiermee wordt gewaarborgd dat de vaardigheden
lezen, schrijven en rekenen door het gehele onderwijs heen geïntegreerd onderwezen
worden. Denk aan het interpreteren van historische bronnen bij het vak geschiedenis
of het berekenen van rentepercentages bij lessen economie. Lezen, schrijven en rekenen
zijn immers cruciaal voor het aanleren van andere kennis en vaardigheden.
Dit is in lijn met het advies van de Onderwijsraad om het oefenen met lezen, schrijven
en rekenen betekenisvol in te bedden in de verschillende vakgebieden.10 Dat geldt niet alleen voor het primair onderwijs, maar ook voor de onderbouw van
het voortgezet onderwijs. Zo zal het oefenen van de vaardigheden in lezen, schrijven
en rekenen bijvoorbeeld aan bod komen in de zaakvakken door het schrijven van een
werkstuk voor het vak geschiedenis, het lezen en begrijpen van een instructie bij
een opdracht voor het vak biologie of het berekenen van een percentage bij het vak
economie om uit te rekenen hoe hoog de btw is op een bepaald product. Door deze vakoverstijgende
benadering wordt het onderwijs in lezen, schrijven en rekenen mede vormgegeven binnen
de verschillende zaakvakken, waarmee gewaarborgd wordt dat het merendeel van de onderwijstijd
– mede – in het licht staat van het ontwikkelen van deze vaardigheden. Om ervoor te
zorgen dat het onderwijs in deze vaardigheden ook daadwerkelijk landt in de klas is
het in de eerste plaats van belang om leraren goed toe te rusten. Om die reden richt
de professionalisering van leraren in het kader van het Herstelplan kwaliteit onderwijs
zich op het «curriculumbewustzijn» van leraren.11 Het doel is om leraren bewust bekwaam te maken om keuzes in het curriculum te kunnen
maken voor onder andere de integratie van lezen, schrijven en rekenen in andere leergebieden
die passen bij de visie en de leerlingpopulatie van de school. Daarnaast dienen ook
leermiddelen te ondersteunen dat lezen, schrijven en rekenen een vanzelfsprekende
plek krijgen in andere leergebieden. Hiervoor wordt onder andere een kwaliteitskader
voor leermiddelen ontwikkeld dat leermiddelenmakers desgewenst als richtlijn kunnen
gebruiken en leraren kan ondersteunen bij een effectieve inzet van leermiddelen.
Om de prestaties van leerlingen voor lezen, schrijven en rekenen te verhogen is echter
meer nodig dan enkel een betekenisvolle inbedding van lezen, schrijven en rekenen
in het curriculum. Dat constateert ook de Onderwijsraad in haar rapport. De actualisatie
van het curriculum moet dan ook gezien worden binnen de integrale aanpak van de regering
om de leerlingprestaties voor lezen, schrijven en rekenen te verhogen. Het totaal
aan samenhangende maatregelen om de onderwijsprestaties te verbeteren komt samen in
het Herstelplan kwaliteit onderwijs.12 Daarin staan drie thema’s centraal, waarvan het eerste prioritair is en zich richt
op de verbetering van de prestaties voor lezen, schrijven en rekenen. Naast de herziening
van het curriculum wordt hierop ingezet met het Masterplan basisvaardigheden, waarbij
scholen in het funderend onderwijs financieel en inhoudelijk worden ondersteund om
de basisvaardigheden van leerlingen te verbeteren. Ook maatregelen ten aanzien van
betere toetsing, effectieve leermiddelen, professionalisering van leraren en de implementatie
van de nieuwe kerndoelen in de lerarenopleidingen zijn onderdeel van het Herstelplan.
3.2 Grondslagbepaling vaststelling kerndoelen
3.2.1 Aanpassing delegatiegrondslag
In de sectorwetten is omschreven waar het onderwijs aandacht aan dient te besteden.
In daaronder liggende besluiten wordt dit nader uitgewerkt in kerndoelen. Om de ervaren
overladenheid in het onderwijs tegen te gaan is het van belang dat de nieuwe kerndoelen
helder en concreet geformuleerd zijn en scholen en leraren voldoende houvast bieden
om hun onderwijs vorm te geven. Voor de huidige kerndoelen geldt dat zij op basis
van de sectorwetgeving een beschrijving dienen te geven van kwaliteiten van leerlingen
op het gebied van kennis, inzicht en vaardigheden.13 Om leraren meer houvast te bieden acht de regering het wenselijk om twee wijzigingen
aan te brengen in de grondslagbepaling. Allereerst wordt het mogelijk gemaakt om ook
uitwerkingen van kerndoelen vast te kunnen stellen. Zowel de uitwerking als het kerndoel
zelf dienen binnen de reikwijdte van de bepaling te blijven. Namelijk dat het gaat
om een inhoudelijke doelstelling aan het onderwijs die gericht is op het verwerven
van kennis, inzicht of vaardigheden of het opdoen van ervaringen door leerlingen,
waarbij het bevoegd gezag de kerndoelen als aan het eind van het basisonderwijs dan
wel aan het eind van het tweede/derde leerjaar te bereiken doelstellingen hanteert.
Het gaat hierbij dan ook niet om een uitbreiding van de bevoegdheid tot het geven
van inhoudelijke voorschriften aan scholen. Met deze bepaling wordt slechts beoogd
het mogelijk te maken om als uitwerking van een kerndoel nadere inhoudelijke doelstellingen
te formuleren die een concrete en specifieke invulling geven aan het bovenliggende
kerndoel. Dit maakt het mogelijk om concretere uitwerkingen van het curriculum op
te stellen. Bij de vormgeving van de kerndoelen, alsmede de uitwerking daarvan, blijft
het uitgangspunt dat deze ruimte bieden aan de school om de inhoudelijke doelstellingen
in overeenstemming met de eigen richting van de school en volgens de eigen pedagogisch-didactische
visie te vertalen naar de onderwijspraktijk.
Daarnaast wordt voorgesteld om het mogelijk te maken om kerndoelen vast te stellen
die gericht zijn op de school. Met name waar het gaat om wat randvoorwaardelijk is
om leerlingen in staat te stellen zich de in de kerndoelen beschreven lesstof eigen
te maken. Daarbij wordt verhelderd wat er van de school wordt verwacht. Dergelijke
doelen, die ook wel «aanboddoelen» genoemd kunnen worden, beschrijven niet wat de
leerling moet leren en vervolgens kennen of kunnen (bijvoorbeeld: «De leerling spreekt
en schrijft afgestemd op doel, publiek en context»), maar beschrijven een aanbodsverplichting
voor de school (bijvoorbeeld: «De school zorgt voor een rijke taal- en leesomgeving
voor alle leerlingen»).14 In zulke doelen wordt dus niet voorgeschreven hoe een school iets moet aanbieden,
maar wel wat een school moet aanbieden om de kerndoelen goed in het onderwijsprogramma
te laten terugkomen. Daarnaast worden de nu soms verschillend geformuleerde bepalingen
over en definities van het wettelijke begrip «kerndoel» in de sectorwetten geharmoniseerd.
Met de voorgestelde wettelijke grondslag kunnen nieuwe (concreter en specifieker geformuleerde)
kerndoelen worden vastgesteld, waardoor voor scholen en leerkrachten helderder is
wat de vereisten zijn die aan de inhoud van het onderwijs worden gesteld. Dit dringt
de overladenheid terug en helpt scholen om focus aan te brengen waar nodig.
3.2.2. Uitbreiding reikwijdte kerndoelen onderbouw voortgezet onderwijs (derde leerjaar
havo/vwo)
Er zijn onderwijsinhouden waarmee alle havo- en vwo-leerlingen in aanraking moeten
komen voordat ze aan de bovenbouw beginnen en waarvoor het wenselijk is om die inhouden
pas in het derde leerjaar aan de orde te stellen. Dan gaat het bijvoorbeeld om kerndoelen
die meer voorkennis vereisen, dan in de eerste twee leerjaren verworven kan worden.
In de huidige wettelijke situatie moeten in alle leerwegen en schoolsoorten alle kerndoelen
in de eerste twee leerjaren aan bod zijn geweest en is het dus niet mogelijk om dit
pas in het derde leerjaar aan te bieden. Voorgesteld wordt allereerst om het mogelijk
te maken om specifieke kerndoelen op te stellen voor het derde leerjaar van het havo/vwo
en daarnaast om scholen de ruimte te bieden om in de onderbouw van het havo en vwo
het onderwijs voor bepaalde kerndoelen over drie jaar uit te spreiden in plaats van
over twee jaar. Het bovenbouwprogramma begint in havo en vwo namelijk pas in het vierde
leerjaar, dus die ruimte is er in de praktijk. Het voorstel laat ruimte om dergelijke
kerndoelen al eerder aan de orde te stellen en af te ronden in het onderwijs, maar
ze kunnen ook pas in het derde leerjaar worden aangeboden.
3.2.3 Harmonisatie
Doordat de sectorwetten op verschillende tijden en soms onafhankelijk van elkaar zijn
ontstaan, zijn er verschillen ontstaan in de gebruikte terminologie en vormgeving.
De modernisering van de WVO in de WVO 2020, terwijl de WPO en de WEC niet zijn gemoderniseerd,
heeft ertoe geleid dat de sectorwetten nu nog meer van elkaar verschillen. Een voorbeeld
waarbij hetzelfde onderwerp wordt bedoeld: in de WPO en WEC wordt op dit moment gesproken
van «expressie-activiteiten», in de WVO 2020 van «beeldende vorming, muziek, drama
en dans». Ook de definities van het wettelijke begrip «kerndoel» verschillen van elkaar.
Dit wetsvoorstel stelt daarom een actualisatie en meer consistent gebruik van termen
in de verschillende onderwijswetten voor. Deze elementen van dit wetsvoorstel zijn
technisch en redactioneel van aard, zonder inhoudelijke gevolgen voor het onderwijs.
Er komen hiermee dus geen verplichte nieuwe onderwijsinhouden (anders dan burgerschap
en digitale geletterdheid), vakken of leergebieden bij en er gaan er ook geen af.
Met dit wetsvoorstel worden de bepalingen over de inhoud van het onderwijs zo veel
mogelijk geharmoniseerd. Alleen wanneer het noodzakelijk is voor het karakter van
de specifieke onderwijssector om af te wijken, wordt een uitzondering gemaakt. Dit
wordt in de artikelsgewijze toelichting nader toegelicht. Door het hanteren van dezelfde
termen in de wetten wordt benadrukt dat alle onderwijssoorten op elkaar aan dienen
te sluiten voor een ononderbroken ontwikkeling van de leerling. Dit biedt iedereen
die met het onderwijs te maken heeft meer duidelijkheid over de overeenkomsten en
verschillen tussen de onderwijssectoren. De sectorwetten worden hiermee consistenter,
bruikbaarder en toegankelijker.
Het voornemen is om in de toekomst ook in de amvb’s waarin de kerndoelen worden vastgesteld
een meer consistente terminologie en opbouw te gebruiken dan nu het geval is, onder
meer voor wat betreft de ordening van de kerndoelen. Inhoudelijk verwante kerndoelen
zullen voor zover mogelijk en wenselijk voor de verschillende sectoren op een vergelijkbare
manier worden gepresenteerd, bijvoorbeeld door kerndoelen te clusteren per leergebied.
Scholen behouden de vrijheid om in hun onderwijsprogramma de kerndoelen op verschillende
manieren aan te bieden (in vakken, leergebieden, projecten, geïsoleerd of vakoverstijgend,
enzovoorts).
3.2.4 Schrappen nahangbepaling
Bij de herziening van het curriculum heeft de regering voorzien in een zorgvuldig
uitgedacht, onderbouwd en uitgevoerd proces. Uitgangspunt hierbij is geweest dat de
kerndoelen van, voor en door het onderwijsveld zijn. Hiertoe is er gewerkt met een
startnotitie per leergebied waarin recente wetenschappelijk kennis, eerdere curriculumprojecten,
maatschappelijke opgaven, ervaringen van leraren en de leerlingprestaties op dat leergebied
werden gecombineerd tot een gezamenlijk punt van vertrek voor de nieuw te ontwikkelen
kerndoelen. Ontwikkelteams, samengesteld uit leraren, vakexperts en curriculumontwikkelaars
werkten samen om de kerndoelen daarna op te stellen. Advieskringen van maatschappelijke
en educatieve organisaties hebben meegewerkt en hun achterban om feedback gevraagd.
De conceptkerndoelen zijn daarna beproefd op 200 scholen, met leraren en met schoolleiders
en de wetenschappelijke Curriculumcommissie heeft gereflecteerd op de kerndoelen,
de architectuur, de samenhang en het proces. Kortom – er liggen kerndoelen die van,
voor en door het onderwijs zijn opgesteld in co-creatie met alle belangrijke stakeholders
in en om het onderwijs. Met het voorliggende wetsvoorstel worden – in overeenstemming
met het primaat van de wetgever – de hoofdelementen van de regeling, namelijk waar
gaat het onderwijs over, bij wet geregeld. Met het vaststellen van de kerndoelen geeft
de regering hier een nadere invulling aan met concrete, inhoudelijke doelstellingen
voor het onderwijs. In lijn met het beleid van de regering om geen formele betrokkenheid
te regelen van het parlement bij gedelegeerde regelgeving – tenzij daarvoor bijzondere
redenen bestaan – is daarom ervoor gekozen om niet te voorzien in een nahangbepaling.15
3.3 Burgerschap
3.3.1 Burgerschapsopdracht
De sectorwetten voor het funderend onderwijs bevatten een algemene burgerschapsopdracht
aan scholen.16 Deze is in 2006 geïntroduceerd en in 2021 verduidelijkt en nader ingevuld.17 De wettelijke bepalingen ten aanzien van burgerschap in de sectorwetten kennen twee
onderdelen: (burgerschaps-)onderwijs en schoolcultuur. Het eerste onderdeel is erop
gericht dat het onderwijs actief burgerschap en sociale cohesie bevordert op doelgerichte
en samenhangende wijze. Er wordt een aantal aspecten genoemd waarop het onderwijs
zich in elk geval herkenbaar moet richten. Dit gaat om: het bijbrengen van respect
voor en kennis van de basiswaarden van de democratische rechtsstaat, zoals verankerd
in de Nederlandse Grondwet. Het gaat daarbij om Nederlandse normen en waarden als
gelijkwaardigheid, vrijheid en solidariteit. Daarnaast dient het onderwijs zich herkenbaar
te richten op het ontwikkelen van sociale en maatschappelijke competenties die de
leerling in staat stellen deel uit te maken van en bij te dragen aan een pluriforme,
democratische Nederlandse samenleving en het bijbrengen van kennis over en respect
voor verschillen in godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, afkomst,
geslacht, handicap of seksuele gerichtheid alsmede de waarde dat gelijke gevallen
gelijk behandeld worden. Het tweede onderdeel betreft de opdracht aan het bevoegd
gezag om zorg te dragen voor een schoolcultuur die in overeenstemming is met de basiswaarden
van de democratische rechtsstaat, een omgeving te creëren waarin leerlingen worden
gestimuleerd actief te oefenen met de omgang met en het handelen naar deze waarde
en waarin leerlingen en personeel zich veilig en geaccepteerd weten.
Burgerschapsonderwijs draagt bij aan de ontwikkeling van jongeren tot betrokken burgers.
Burgers die in staat zijn om op een volwaardige en verantwoordelijke manier deel te
nemen aan en een eigen positie in te nemen in de samenleving en die over de competenties
beschikken om te functioneren in een democratische samenleving. Burgerschapsonderwijs
draagt onder andere bij aan het leren omgaan met verschillen in opvattingen en levensovertuigingen.
Daarnaast draagt burgerschapsonderwijs bij aan het functioneren binnen de democratische
rechtsstaat. Je hebt als burger een basis van kennis, vaardigheden, ervaringen en
inzichten nodig om goed te kunnen deelnemen aan onze samenleving. Om deze reden is
de burgerschapsopdracht ook aangemerkt als een uitgangspunt of een doelstelling van
het onderwijs. Daarmee heeft de wetgever tot uitdrukking willen brengen dat de burgerschapsopdracht
het gehele onderwijs raakt.
Naast wettelijke bepalingen over de uitgangspunten en doelstellingen van het onderwijs,
waarin dus ook de burgerschapsopdracht is opgenomen, wordt in de onderwijswetgeving
de inhoud van het onderwijs rechtstreeks gereguleerd door de kerndoelen. Op dit moment
is er geen wettelijke grondslag om kerndoelen vast te stellen die specifiek zijn voor
burgerschap. Het burgerschapsonderwijs wordt momenteel dus voor een belangrijk deel
bepaald door de wettelijke burgerschapsopdracht die als doelstelling en uitgangspunt
van het onderwijs fungeert. Daarnaast krijgt de algemene wettelijke burgerschapsopdracht
verder kleur door enkele kerndoelen die de burgerschapsopdracht op dit moment reeds
flankeren en dus niet rechtstreeks een uitwerking zijn van de burgerschapsopdracht,
maar zijn ondergebracht onder leergebieden die raken aan het thema burgerschap, zoals
het leergebied mens en maatschappij.
3.3.1 Probleemomschrijving
Er is evenwel aanleiding om te komen tot een meer specifieke en samenhangende uitwerking
van de bestaande burgerschapsopdracht. Ten eerste zijn er in 201218, 201719 en 202320 rapporten verschenen over internationaal onderzoek naar burgerschapscompetenties
en burgerschapsonderwijs. Uit het meest recente onderzoek blijkt – evenals in eerdere
jaren – dat Nederland achterblijft bij scholen in vergelijkingslanden als het gaat
om de aandacht die aan burgerschap wordt besteed op school. Nederland scoort hierin
onder het internationaal gemiddelde.21 Nederlandse leerlingen zeggen in vergelijking met internationale leeftijdsgenoten
minder over burgerschap te hebben geleerd op school. Thema’s die hoog scoren – en
dus vaker aan bod lijken te komen in het onderwijs – zijn het milieu, het beoordelen
van online informatie en leren hoe de economie werkt. Thema’s als bescherming van
burgerrechten, de invoering en wijziging van wetten, kandidaat stellen voor lokale
verkiezingen en bijdragen aan de oplossing van problemen in de lokale gemeenschap
komen minder aan de orde.22
Ook zijn de verschillen tussen scholen erg groot wat betreft de gemiddelde burgerschapscompetenties
en burgerschapskennis.23 In Nederland doet het er, als het gaat om burgerschapsonderwijs, meer toe op welke
school een leerling zit, dan in bijvoorbeeld de vergelijkingslanden Denemarken, Noorwegen
en Zweden. Een van de oorzaken hiervan is dat de burgerschapsopdracht en de bestaande
kerndoelen voor het funderend voortgezet onderwijs te globaal richting geven over
waar het in het burgerschapsonderwijs over zou moeten gaan.24 Scholen blijken in de praktijk vaak behoefte te hebben aan meer houvast voor het
invullen van burgerschapsonderwijs dan de burgerschapsopdracht en de huidige kerndoelen
bieden. De huidige kerndoelen besteden immers slechts impliciet aandacht aan burgerschap
en zijn daarbij ook nog eens ondergebracht bij verschillende andere leergebieden.
De Onderwijsraad stelt in haar advies over artikel 23 van de Grondwet in dit kader
dat het Nederlandse onderwijs in democratisch burgerschap beter, doordachter en systematischer
kan en moet.25 In het advies Grenzen stellen, ruimte laten beveelt zij aan om preciezer aan te geven waaraan scholen aandacht dienen te besteden
binnen het burgerschapsonderwijs. Via kerndoelen kan gewaarborgd worden dat burgerschapsonderwijs
een plek heeft binnen het curriculum van iedere school.26
In haar advies over de Wet van 23 juni 2021 tot wijziging van een aantal onderwijswetten
in verband met verduidelijking van de burgerschapsopdracht aan scholen in het funderend
onderwijs, adviseerde de Afdeling advisering van de Raad van State om de burgerschapsopdracht
uit te werken in kerndoelen en eindtermen. Dit om te voorkomen dat de inspectie in
de positie komt dat zij de wettelijke normen in het kader van haar toezichtstaak zelf
verder moet invullen.27
3.3.3 Doel van het voorstel
De regering heeft de suggesties van de Onderwijsraad en de Afdeling advisering van
de Raad van State onderschreven met de aankondiging om de verduidelijking van de wettelijke
burgerschapsopdracht middels de vaststelling van kerndoelen ter hand te nemen als
onderdeel van de actualisering van het curriculum voor funderend onderwijs.28 Met dit wetsvoorstel wordt de wettelijke grondslag gecreëerd om kerndoelen voor het
burgerschapsonderwijs te kunnen opstellen. Daarmee wordt beoogd scholen de noodzakelijke
helderheid te bieden over wat er van hen verwacht wordt wat betreft het onderwijs
in burgerschap. Deze kerndoelen voor burgerschap zullen alleen zien op het burgerschapsonderwijs
(het eerste onderdeel van de burgerschapsopdracht) en niet op de schoolcultuur (het
tweede onderdeel daarvan). Kerndoelen burgerschap zijn een gedeeltelijke uitwerking
dan wel concretisering van de burgerschapsopdracht. Waar de burgerschapsopdracht enkel
een opdracht voor het bevoegd gezag is, wordt in de kerndoelen ook gespecificeerd
wat leerlingen voor wat betreft burgerschap, moeten hebben verworven aan kennis, inzicht,
ervaringen en vaardigheden. Kerndoelen bieden scholen concrete handvatten voor de
onderwijspraktijk. Kerndoelen geven houvast voor het «wat» van de onderwijsinhoud.
Het is aan de scholen om dat «wat» verder in te vullen en het «hoe» van het onderwijs
te bepalen, passend bij de identiteit en visie van de school en de professionele opvattingen
van de leraren.
3.4 Digitale geletterdheid
3.4.1 Probleemomschrijving
In de huidige samenleving nemen digitale technologie en media een belangrijke plaats
in. Dat geldt zowel voor de periode waarin leerlingen onderwijs volgen als in hun
leven daarna. Digitale geletterdheid is een vereiste om goed te kunnen functioneren
in de huidige samenleving. Het is daarom gewenst dat leerlingen kennis krijgen van
digitale technologie en dat ze vaardigheden ontwikkelen om hiermee om te gaan. Digitaal
geletterd zijn betekent dat je actief, verantwoordelijk, kritisch en zelfstandig gebruik
kunt maken van digitale technologie. Daarnaast ben je je bewust van de snelle ontwikkelingen
op dit gebied en de invloed hiervan op mens en samenleving.29 Digitale geletterdheid bestaat onder andere uit de vaardigheden die leerlingen nodig
hebben om basis-ICT-systemen te hanteren; bewust, kritisch en actief om te gaan met
media (mediawijsheid) en kunstmatige intelligentie; digitaal informatie te kunnen
zoeken, verwerken en presenteren; en door inzet van digitale media problemen op te
lossen, systemen te ontwerpen en menselijk gedrag te begrijpen (computational thinking).30
Uit onderzoek van Kennisnet is gebleken dat te veel leerlingen onvoldoende digitaal
vaardig zouden zijn, met name waar het (kritische) informatievaardigheden, mediawijsheid
en het gebruiken van programmeertalen betreft.31Daarnaast zijn er grote verschillen tussen scholen in de wijze waarop aandacht wordt
besteed aan digitale geletterdheid. Dit heeft tot gevolg dat er ook grote verschillen
zijn in het niveau van digitale vaardigheid dat leerlingen op verschillende scholen
bereiken.32
Uit het begin 2024 gepubliceerde Peilingsonderzoek digitale geletterdheid einde basisonderwijs33 blijkt dat scholen zich zeer bewust zijn van het belang van digitale geletterdheid
in het onderwijs en hierin een taak voor zichzelf te zien. Er gebeurt daarom ook al
veel op scholen op het gebied van digitale geletterdheid, maar lang niet altijd op
basis van een visie en een gestructureerde aanpak. Volgens de focusgroep van experts
in het peilingsonderzoek zou dit kunnen komen doordat er nog geen kerndoelen voor
digitale geletterdheid zijn vastgelegd. Scholen zouden daardoor niet goed weten welk
onderwijs van hen verwacht wordt.34
3.4.2 Doel van het voorstel
Om scholen de noodzakelijke helderheid te bieden over wat er van hen verwacht wordt
met betrekking tot het onderwijs in digitale geletterdheid, is het wenselijk dat hiervoor
kerndoelen kunnen worden vastgesteld. Het onderwijs heeft hier een belangrijke taak
te vervullen.35 Het wetsvoorstel beoogt dan ook een wettelijke grondslag te creëren om deze kerndoelen
ook voor digitale geletterdheid bij amvb te kunnen vastleggen. Daarmee wordt gewaarborgd
dat op elke school afdoende aandacht wordt besteed aan digitale geletterdheid.
3.5 Gespecialiseerd onderwijs
3.5.1 Nederlandse Gebarentaal
In het (voortgezet) speciaal onderwijs wordt Nederlandse Gebarentaal (NGT) aangeboden
op cluster-2-scholen. Hiervoor zijn ook kerndoelen opgesteld door SLO in samenwerking
met docenten en experts. Op dit moment is er in de Wet op expertisecentra geen wettelijke
grondslag om kerndoelen vast te kunnen stellen voor NGT. Met dit wetsvoorstel wordt
voorgesteld om een grondslag op te nemen voor het vaststellen van kerndoelen NGT en
daarbij specifieke onderwijssoorten binnen het speciaal onderwijs aan te wijzen die
dit onderwijs dienen aan te bieden. Leerlingen die onderwijs volgen binnen de aangewezen
onderwijssoorten moeten les krijgen in Nederlandse Gebarentaal gebaseerd op deze kerndoelen.
In het reguliere primair en voortgezet onderwijs en in de niet aangewezen onderwijssoorten
van het (voortgezet) speciaal onderwijs is er geen verplichting om NGT aan te bieden.
Wel kunnen de kerndoelen desgewenst gebruikt worden in voorkomende gevallen waarin
leerlingen binnen deze sectoren of onderwijssoorten wel onderwijs in NGT volgen.
3.5.2 Onderwijs aan zeer moeilijk lerende/ernstig meervoudig beperkte leerlingen
Voor zeer moeilijk lerende en/of ernstig meervoudig beperkte leerlingen zijn aangepaste
kerndoelen nodig. Voor deze doelgroep worden leervoorwaardelijke kerndoelen opgesteld.
Dit zijn kerndoelen die gaan over brede ontwikkelingsaspecten, zoals zintuiglijke,
motorische, sociale en emotionele ontwikkeling. Ze kunnen ook gaan over leren leren
en werken met hulpmiddelen. Dit zijn leergebiedoverstijgende vaardigheden die niet
slechts in één vak aan bod komen, maar die een leerling nodig heeft om te kunnen leren
binnen een schoolsituatie. Ze heten daarom ook wel leervoorwaardelijke kerndoelen.
Op dit moment is er geen aparte grondslag om dergelijke kerndoelen te kunnen vaststellen
in het speciaal onderwijs. In het voortgezet speciaal onderwijs (vso) is die grondslag
er wel. Met dit wetsvoorstel wordt beoogd om ook in het speciaal onderwijs te voorzien
in een meer deugdelijke wettelijke basis door een grondslag voor deze kerndoelen toe
te voegen. Het is de bedoeling dat er een doorgaande leerlijn is van het speciaal
onderwijs naar het voortgezet speciaal onderwijs aan zeer moeilijk lerende en/of ernstig
meervoudig beperkte leerlingen. Naast de leervoorwaardelijke kerndoelen kunnen er
voor deze doelgroep kerndoelen worden opgesteld die aansluiten bij het vso. De grondslag
van deze kerndoelen sluit daarom aan bij de leergebieden voor het vso die genoemd
worden in artikel 14c, derde lid, van de WEC.
4. Verhouding tot hoger recht
4.1 Burgerschap, de vrijheid van onderwijs en de verhouding tot artikel 23
Dit wetsvoorstel raakt aan artikel 23 van de Grondwet inzake de vrijheid van onderwijs.
De vrijheid van onderwijs zoals omschreven in artikel 23 van de Grondwet waarborgt
dat de regering bij het stellen van eisen aan het onderwijs de vrijheid van richting
en inrichting van het bijzonder onderwijs respecteert. Daarnaast moet ook de pedagogische
autonomie van het openbaar onderwijs in acht worden genomen. Tegelijkertijd heeft
de overheid ook de grondwettelijke plicht om ervoor te zorgen dat het onderwijs van
goede kwaliteit is. Deze beide aspecten van artikel 23 vormen het uitgangspunt bij
het creëren van een wettelijke grondslag om kerndoelen vast te kunnen stellen.
Op grond van de sectorwetgeving rust op de regering de verplichting om bij amvb voor
verschillende onderwijssectoren en onderwijssoorten kerndoelen vast te stellen. Deze
delegatiegrondslag raakt de kern van het onderwijs en de onderwijsinhoud. In het licht
van artikel 23 van de Grondwet rust daarmee op de wetgever de verplichting om de delegatiegrondslag
in te kaderen. Dat heeft de wetgever op drie verschillende wijzen gedaan. Ten eerste
wordt wat een kerndoel is ingekaderd. Kerndoelen dienen een inhoudelijke doelstelling
voor het onderwijs te bevatten die gericht is op het verwerven van kennis, inzicht
of vaardigheden of het opdoen van ervaringen door leerlingen. Ten tweede is in de
sectorwetten een globale aanduiding gegeven van de onderwerpen waarover kerndoelen
kunnen worden gesteld. Daarmee is de inhoud van het onderwijs in ieder geval op hoofdlijnen
op het niveau van de wet gedefinieerd. De regering kan dus geen kerndoelen vaststellen
voor onderwerpen die niet door de wetgever zijn aangeduid. Met dit wetsvoorstel worden
deze globale aanduidingen van de onderwijsinhoud verder geharmoniseerd.36 Ten derde bevat de sectorwetgeving, naast een algemene aanduiding van de onderwijsinhoud,
ook een nadere definitie van de uitgangspunten en de doelstellingen van het onderwijs.
Deze doelstellingen en uitgangspunten bepalen onder andere dat het onderwijs gericht
moet zijn op een ononderbroken ontwikkelingsproces, de hoeveelheid onderwijstijd en
de burgerschapsopdracht. Bij het vaststellen van kerndoelen moeten deze doelstellingen
en uitgangspunten uiteraard ook worden gerespecteerd. Met het onderhavige wetsvoorstel
wordt voorgesteld dit uitgangpunt ook op wetsniveau te verankeren.
Het onderhavige wetsvoorstel beoogt een grondslag te creëren voor de vaststelling
van kerndoelen burgerschap. Dat is nodig, omdat er – zoals hierboven aangegeven –
geen kerndoelen kunnen worden vastgesteld voor onderwerpen die niet door de wetgever
zijn aangeduid, en «burgerschap» wordt momenteel in de sectorwetten niet expliciet
genoemd als zo’n onderwerp. Zoals hierboven in paragraaf 3.3.1 is toegelicht, ziet
deze delegatiegrondslag, voor wat betreft kerndoelen burgerschap, alleen op het onderdeel
van de burgerschapsopdracht dat gaat over het (burgerschaps)onderwijs, zoals is vastgelegd
in de sectorwetten. Daarmee wordt aangesloten bij het advies van de Onderwijsraad
en de Afdeling advisering van de Raad van State om de wettelijke burgerschapsopdracht
(voor wat betreft het burgerschapsonderwijs) nader uit te werken in lagere regelgeving37 en bij de huidige wetgevingspraktijk.38 Door kerndoelen burgerschap vast te stellen zal de burgerschapsopdracht nadere kleuring
krijgen en zal voor scholen verder worden verduidelijkt wat de burgerschapsopdracht
inhoudt. Op grond van het onderhavige wetsvoorstel kunnen kerndoelen burgerschap nooit
verder gaan dan de wettelijke burgerschapsopdracht. Het wetsvoorstel bepaalt immers
in algemene zin dat bij de vaststelling van de kerndoelen onder andere de wettelijke
burgerschapsopdracht in acht moet worden genomen. De kerndoelen burgerschap kunnen
dus niet tot een verdergaande beperking van de onderwijsvrijheid leiden. Bij de totstandkoming
van de Wet van 23 juni 2021 tot wijziging van een aantal onderwijswetten in verband
met verduidelijking van de burgerschapsopdracht aan scholen in het funderend onderwijs
is er tevens vanuit gegaan dat de inkleuring van het burgerschapsonderwijs sterk zal
samenhangen met het profiel van de school en scholen bij de inkleuring daarvan dus
ook eigen accenten zullen leggen. Ook de realisatie van de kerndoelen zal dus mede
afhangen van de richting en inrichting van de betreffende school. Om de vrijheid van
scholen genoegzaam te respecteren is de schoolcultuur buiten de grondslag voor kerndoelen
gehouden. Bij amvb kunnen kerndoelen worden vastgesteld waarin wordt vastgelegd welke
kennis, inzichten, vaardigheden en ervaringen leerlingen ten minste zouden moeten
verwerven of opdoen op het gebied van basiswaarden van de democratische rechtsstaat
(vrijheid, gelijkwaardigheid en solidariteit) en het belang van respect daarvoor.
Daarbij moet in lijn met de wetsgeschiedenis rondom de burgerschapsopdracht op de
eerste plaats worden gedacht aan het bijbrengen van feitelijke kennis aan leerlingen
ten aanzien van de basiswaarden van de democratische rechtsstaat, bijvoorbeeld over
diversiteit en het gelijkheidsbeginsel.
In de toelichting bij de amvb, die later in procedure wordt gebracht, zal nader worden
ingegaan op de verhouding tussen de kerndoelen en de vrijheid van onderwijs, aan de
hand van de inhoud van de dan voorgestelde nieuwe kerndoelen.
5. Gevolgen
5.1 Nieuwe kerndoelen
Het gevolg van dit wetsvoorstel is dat nieuwe kerndoelen kunnen worden vastgesteld
die zouden moeten leiden tot een meer expliciete en concrete uitwerking waar het in
het onderwijs in elk geval over zou moeten gaan. Dit wetsvoorstel creëert daarnaast
wettelijke grondslagen voor kerndoelen burgerschap, digitale geletterdheid en Nederlandse
Gebarentaal. De harmonisatie van de terminologie in verschillende sectorwetten leidt
tot meer duidelijkheid en betere aansluiting op elkaar van de verschillende onderwijssectoren
en is in die zin primair technisch van aard.
Als het wetsvoorstel wordt aanvaard, is de vervolgstap dat er kerndoelen voor burgerschap
en digitale geletterdheid moeten worden vastgesteld, daarnaast is de regering voornemens
om ook voor de overige onderwerpen de kerndoelen te actualiseren. De Stichting leerplanontwikkeling
(hierna: SLO) ontwikkelt daarom in opdracht van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur
en Wetenschap nieuwe kerndoelen, ook voor taal (Nederlands) en rekenen en voor digitale
geletterdheid en burgerschap.39 In september 2023 zijn de conceptkerndoelen voor taal en rekenen opgeleverd en in
maart 2024 die voor burgerschap en digitale geletterdheid. Na het opleveren volgt
de fase van beproeven.40 In 2025 worden de definitieve kerndoelen opgeleverd. Deze zullen in een amvb worden
vastgelegd.
De voornaamste gevolgen voor scholen, leermiddelenmakers, toetsenmakers en overige
onderwijsorganisaties zullen pas ontstaan door de aanpassing van deze kerndoelen (in
de amvb). Hiervoor wordt een implementatieplan opgesteld, bijvoorbeeld voor adequate
bijscholing en ondersteuning. Daarbij valt te denken aan het ervoor zorgdragen dat
leraren voldoende gekwalificeerd zijn om onderwijs te kunnen verzorgen over digitale
vaardigheden.
5.2 Regeldruk
Dit wetsvoorstel als zodanig heeft geen gevolgen voor de regeldruk. Eventuele regeldruk
van de nieuwe kerndoelen zal pas ontstaan op het moment dat de nieuwe kerndoelen worden
vastgesteld. In de toelichting van de amvb waarin de kerndoelen worden vastgelegd
zal hierop worden ingegaan.
Het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) heeft het dossier niet geselecteerd voor
een formeel advies.
6. Gevolgen voor uitvoering en handhaving
Dit wetsvoorstel heeft als zodanig geen wezenlijke uitvoeringsgevolgen. Het op termijn
vaststellen van kerndoelen voor digitale geletterdheid en burgerschap, alsmede voor
de overige onderwerpen, zal echter wél uitvoeringsgevolgen hebben. Zeker wat betreft
digitale geletterdheid is het denkbaar dat er nieuwe verplichtingen uit voortvloeien:
nieuwe lesstof die leerlingen moeten verwerven en waarvoor dus ook voldoende daartoe
gekwalificeerde leraren beschikbaar moeten zijn om deze lesstof te onderwijzen. Deze
uitvoeringsgevolgen hangen af van de concrete invulling van de voor deze onderwerpen
vast te stellen kerndoelen. Dat geldt ook voor de aanboddoelen die op grond van dit
wetsvoorstel vastgesteld kunnen worden. Ook daarbij geldt dat eventuele gevolgen voor
uitvoering en handhaving afhangen van de concrete uitwerking van die aanboddoelen.
Uitgangspunt bij de formulering is ook daarbij dat deze zich rekenschap geven van
de grondwettelijke vrijheid van onderwijs, de autonomie van scholen en de professionele
ruimte van leraren.
Door een wettelijke grondslag te creëren voor kerndoelen burgerschap kunnen zulke
kerndoelen daadwerkelijk worden vastgesteld. Dat biedt scholen helderheid over hetgeen
waaraan zij in hun burgerschapsonderwijs aandacht dienen te besteden. Naast dat dit
scholen handvatten geeft voor de onderwijsinhoud, verhelderen kerndoelen burgerschap
waarop het toezicht en de handhaving van het Inspectie op het burgerschapsonderwijs
op grond van het eerste onderdeel van de burgerschapsopdracht ziet,41 en dus ook waarop de Inspectie in het kader daarvan niet toeziet en handhaaft. Dit
biedt scholen meer rechtszekerheid over waarop zij in het kader van de burgerschapsopdracht
wel en niet door de Inspectie aangesproken kunnen worden. Dit geldt ook voor digitale
geletterdheid en in algemene zin voor alle kerndoelen.
7. Financiële gevolgen
Aan het wetsvoorstel als zodanig zijn geen financiële gevolgen verbonden.
8. Advies en consultatie
Een eerdere versie van dit wetsvoorstel is onderwerp geweest van internetconsultatie.
Deze consultatie Wet herziening wettelijke grondslagen kerndoelen stond open van 13 juli
tot en met 18 september 2023. In totaal zijn er 18 reacties gekomen op de internetconsultatie.
Dit waren reacties van burgers, scholen en organisaties die betrokken zijn bij het
onderwijs vanuit een vakvereniging, brancheorganisatie of de lerarenopleiding. In
deze paragraaf worden de voornaamste reacties op hoofdlijnen weergegeven.
Onderwerpen, vakken en leergebieden
Een veelvoorkomende reactie op het oorspronkelijke wetsvoorstel ging over de harmonisatie
van de sectorwetten op het gebied van onderwerpen, vakken en leergebieden. Oorspronkelijk
was het voorstel om op het niveau van de wet zowel te verankeren aan welke onderwerpen
in de kerndoelen aandacht moest worden besteed, als de leergebieden op basis waarvan
kerndoelen in samenhang moesten worden gerepresenteerd.42 De gedachte daarachter werd in algemene zin gewaardeerd, maar het zou de transparantie
en duidelijkheid van de wetgeving niet verbeteren, terwijl dit wel de intentie van
het voorstel was. Daarom is de ordening van kerndoelen in «leergebieden» uit het voorstel
gehaald. In art. 14c en 14f van de WEC werd echter al gesproken over leergebieden.
In die twee artikelen is dit daarom blijven staan.
Ten aanzien van de genoemde onderwerpen gaven vakinhoudelijke verenigingen voor kunstvakken
aan dat het beter zou zijn de kunstvakken te categoriseren volgens het Adviesrapport
vakkenstructuur kunstvakken: beeldend, muziek, dans, theater en film.43 Dit voorstel is overgenomen.
Burgerschap en digitale geletterdheid
In de internetconsultatie is erop gewezen dat de burgerschapsopdracht een algemene
wettelijke opdracht is aan het onderwijs (en daarmee een deugdelijkheidseis) en dat
burgerschapsonderwijs daarvan verschilt. De verhouding tussen de burgerschapsopdracht
en de kerndoelen burgerschapsopdracht zijn in het wetsvoorstel en de memorie van toelichting
verduidelijkt.
Verder is er in de internetconsultatie voor gepleit om in de sectorwetten een eenduidige
definitie van «burgerschap» en «digitale geletterdheid» op te nemen. Dit is echter
niet nodig of wenselijk. Ook andere leergebieden of onderwerpen worden niet gedefinieerd.
Daarnaast is er in de internetconsultatie op gewezen dat leerdoelen die betrekking
hebben op burgerschap en digitale geletterdheid bij verschillende schoolvakken ondergebracht
kunnen worden. Dit zou nieuwe schoolvakken burgerschap en digitale geletterdheid niet
nodig maken. Dat is correct: scholen kunnen zelf bepalen hoe de kerndoelen geconcretiseerd
worden. Het is wel wenselijk om alle kerndoelen die direct betrekking hebben op het
burgerschapsonderwijs en het onderwijs rondom digitale geletterdheid in samenhang
te presenteren. Daarom worden ze niet ondergebracht bij kerndoelen op bijvoorbeeld
het gebied van mens en maatschappij.
Ten slotte werd er door het LAKS op gewezen dat de term digitale geletterdheid voor
leerlingen minder herkenbaar zou zijn dan digitale vaardigheden. De term digitale
geletterdheid omvat echter meer dan alleen vaardigheden. De term digitale vaardigheden
zou daarmee onvoldoende recht doen aan de inhoud van het leergebied. Daarom is ervoor
gekozen om de term digitale geletterdheid te blijven hanteren.
Reikwijdte kerndoelen onderbouw VO: derde leerjaar havo/vwo
In de internetconsultatie kwam naar voren dat de met het wetsvoorstel beoogde uitbreiding
van de reikwijdte voor (een deel van) de kerndoelen naar het derde leerjaar havo/vwo
beter onderbouwd zou moeten worden, waarbij wat betreft de VO-raad het een voorwaarde
is dat havo-/vwo-scholen ten minste even veel ruimte behouden als nu het geval is.
In paragraaf 3.2.2 van de toelichting bij dit wetsvoorstel is hier invulling aan gegeven.
Overige opmerkingen
Ten slotte zijn enkele suggesties voor een betere formulering van teksten in de memorie
van toelichting die in de internetconsultatie of in de uitvoeringstoets zijn gedaan
overgenomen en is een enkele (formulerings)fout gecorrigeerd. Na de consultatie zijn
er nog wijzigingen doorgevoerd in het wetsvoorstel op het gebied van de definitie
van kerndoelen in lijn met de uitvoeringstoets en de internetconsultatie, waar deze
omissies werden geconstateerd. Ook is er na de consultatie geconstateerd dat Nederlandse
Gebarentaal onvoldoende terugkwam in dit wetsvoorstel. Dit is daarom later toegevoegd.
9. Caribisch Nederland
Bij nieuw beleid, wetgeving en investeringen voor Europees Nederland geldt voor Caribisch
Nederland het principe comply or explain («pas toe of leg uit»). Dit houdt in dat
moet worden beoordeeld of wijzigingen ook kunnen worden toegepast op Caribisch Nederland
of dat er redenen zijn om dat niet te doen. Het principe comply or explain biedt de benodigde ruimte voor maatwerk en differentiatie. Zoals hierboven genoemd
zijn de grondslagen voor de kerndoelen voor Caribisch Nederland grotendeels vergelijkbaar
met die voor het primair, voortgezet en speciaal onderwijs in Europees Nederland.
Daarom wordt in dit wetsvoorstel «comply» toegepast voor de sectorwetten voor de BES. Dit betekent dat ook hier de grondslagen
voor de kerndoelen van digitale geletterdheid en burgerschap worden toegevoegd en
de wettelijke grondslagen voor de kerndoelen worden geharmoniseerd. Wel wordt rekening
gehouden met het unieke karakter van de eilanden en is er oog voor de onderlinge verschillen
met betrekking tot de taal waarin het onderwijs wordt gegeven. Op Bonaire is dit Nederlands
en Papiaments. Op Sint Eustatius en Saba is dit Nederlands en Engels.
10. Inwerkingtreding
De beoogde inwerkingtreding van dit wetsvoorstel is 1 augustus 2026, de inwerkingtreding
wordt bij koninklijk besluit geregeld en kan voor de verschillende onderdelen verschillend
worden vastgesteld. Vanaf het moment van inwerkingtreding kunnen kerndoelen worden
vastgesteld voor digitale geletterdheid en voor burgerschap. Daarnaast kunnen alle
kerndoelen – die de komende periode voor álle onderwerpen zullen worden geactualiseerd
– vanaf dan op de met dit wetsvoorstel beoogde gemoderniseerde en geharmoniseerde
wijze worden vastgesteld.
II. Artikelsgewijs
Artikel I. Wijziging van de WPO
Onderdelen A, B, subonderdeel 4, en F
In aansluiting op de wijziging in terminologie in de onderwerpen van de kerndoelen
van zintuiglijke en lichamelijke oefening naar lichamelijke oefening wordt in deze
onderdelen voorgesteld om «zintuiglijke en» telkens te laten vervallen. Hiermee wordt
de eenduidigheid van de wetgeving gewaarborgd.
Onderdeel B
Het voorgestelde artikel 9 bevat zowel inhoudelijke wijzigingen als herformuleringen
in het kader van modernisatie en harmonisatie van dit artikel.
Subonderdeel 1 en 2
In verband met de voorgestelde wijzigingen vervallen enkele leden en worden diverse
leden vernummerd.
Subonderdeel 3
Eerste lid Voorgesteld wordt om in het eerste lid een opdracht op te nemen richting het bevoegd
gezag. Hiermee wordt bepaald dat het onderwijs op doelgerichte en samenhangende wijze
gericht dient te zijn op het realiseren van de kerndoelen. «Doelgericht» houdt in
dat het bevoegd gezag concreet formuleert wat leerlingen zullen leren. De bedoeling
is dat de school een onderwijsprogramma hanteert dat verschillende activiteiten verbindt
die zijn gekoppeld aan heldere leerdoelen, toegespitst op de leerlingenpopulatie en
waarin stapsgewijs wordt toegewerkt naar de realisering van de leerdoelen. Deze visie
op en planmatige uitwerking van het onderwijs dienen op grond van de bestaande bepalingen
ook hun beslag te krijgen in de schoolgids en het schoolplan. «Samenhangend» betekent
dat het bevoegd gezag een visie dient te ontwikkelen op het onderwijs, die zodanig
in het onderwijsprogramma tot uitdrukking komt dat sprake is van een door de leerjaren
heen samenhangend programma gericht op het zoveel mogelijk realiseren van de kerndoelen.
Tweede lid De delegatiegrondslag wordt verplaatst van het vijfde lid naar het tweede lid en
tussen de verschillende sectorwetten geharmoniseerd. Een kerndoel dient een inhoudelijke
doelstelling te bevatten voor het onderwijsprogramma die gericht is op het verwerven
van kennis, inzicht of vaardigheden of het opdoen van ervaringen door leerlingen.
De definitiebepaling van wat een kerndoel is wordt daarmee uitgebreid met het aspect
«het opdoen van ervaringen door leerlingen». De uitbreiding van de grondslagbepaling
dient voor het mogelijk maken van aanboddoelen die dus niet gericht zijn op datgene
wat de leerling eigengemaakt moet worden maar op de ervaringen die een leerling binnen
het onderwijs dient op te doen en daarmee het noodzakelijke aanbod waar een leerling
in het onderwijs mee in aanraking dient te komen. Deze aanboddoelen richten zich in
de formulering dan ook tot de school en niet op de leerling.
Daarbij wordt voorgesteld om te regelen dat naast de kerndoelen zelf ook een uitwerking
daarvan kan worden vastgesteld. Hiermee wordt het mogelijk gemaakt om de kerndoelen
concreter te formuleren. Zowel het kerndoel zelf, als de uitwerking daarvan, dienen
een inhoudelijke doelstelling te bevatten voor het onderwijsprogramma die gericht
is op het verwerven van kennis, inzicht of vaardigheden of het opdoen van ervaringen
door leerlingen.
Tot slot wordt geëxpliciteerd dat alle kerndoelen dienen te worden vastgesteld met
inachtneming van de in zijn algemeenheid aan de onderwijsinhoud gestelde uitgangspunten
en doelstellingen. Vastgelegd in artikel 8, eerste tot en met derde lid. Het gaat
daarbij om de verplichting dat leerlingen een ononderbroken ontwikkelingsproces kunnen
doorlopen en het onderwijs wordt afgestemd op de voortgang in de ontwikkeling van
leerlingen. Daarmee wordt gewaarborgd dat vastgestelde kerndoelen leeftijdsadequaat
zijn en dat het onderwijs zich – in brede zin – dient te richten op de emotionele
en verstandelijke ontwikkeling van leerlingen, het ontwikkelen van creativiteit en
het verwerven van noodzakelijke kennis en van sociale, culturele en lichamelijke vaardigheden.
Dit dient ook in de kerndoelen tot uitdrukking te komen. Tot slot dienen de kerndoelen
te blijven binnen het kader van de onderwijsinhoudelijke vereisten van de burgerschapsopdracht,
zoals vastgelegd in het derde lid. Dit is zowel een ondergrens als een bovengrens.
De kerndoelen – en in het bijzonder de kerndoelen burgerschap – dienen voor wat de
onderwijsinhoud betreft tenminste een uitwerking te vormen van de zaken die onderwerp
zijn van de burgerschapsopdracht en dus doelstellingen te bevatten die actief burgerschap
en sociale cohesie bevorderen. De kerndoelen kunnen tegelijkertijd niet verder gaan
dan de burgerschapsopdracht. Zij kunnen dus niet meer omvatten dan dat de burgerschapsopdracht
behelst. Aangezien kerndoelen enkel zien op de onderwijsinhoud kunnen deze vanzelfsprekend
geen betrekking hebben op het tweede deel van de burgerschapsopdracht, de schoolcultuur.
Derde lid Voorgesteld wordt om te regelen dat de kerndoelen betrekking hebben op de vaardigheden
lezen, schrijven en rekenen. Er is voor gekozen om lezen, schrijven en rekenen in
dit lid op te nemen, en niet als (onderdeel van) de in het vierde lid opgenomen onderwerpen
van het onderwijs om het vakoverstijgende karakter van deze vaardigheden te benadrukken.
Lezen, schrijven en rekenen zijn essentiële vaardigheden die binnen het onderwijs
zowel eigenstandig als binnen de verschillende vakgebieden aan bod dienen te komen.
Vierde lid In dit lid worden de onderwerpen opgesomd waarvoor kerndoelen worden vastgesteld
op grond van het tweede lid en het vijfde lid (nieuw). Dit lid is een actualisatie
van het huidige artikel 9, eerste en tweede lid (zie tabel hieronder). Waar gekozen
is voor aanpassing van de terminologie, in verband met harmonisering tussen de verschillende
sectorwetten gaat het om onderwerpen die ook reeds onder de huidige terminologie onderdeel
uitmaken van de kerndoelen. Er worden inhoudelijk geen onderwerpen toegevoegd, met
uitzondering van burgerschap en digitale geletterdheid.
In de tabel hieronder is de huidige tekst van de WPO naast de voorgestelde tekst geplaatst,
met daarachter een toelichting indien relevant. De onderwijsactiviteiten staan in
deze tabel in een andere volgorde dan in de wet, om de verschillen in één oogopslag
te laten zien.
Tabel 1: grondslagen kerndoelen artikel 9 WPO
Huidig artikel 9 lid 1–2 WPO
Voorgesteld artikel 9 lid 4 WPO
Toelichting
Nederlandse taal
Nederlandse taal
–
Rekenen en wiskunde
Rekenen en wiskunde
–
Burgerschap
Nieuw
Digitale geletterdheid
Nieuw
Engelse taal
Engelse taal
–
Enkele kennisgebieden (artikel 9, lid 2):
– Aardrijkskunde
– Geschiedenis
– De natuur, waaronder biologie
– Maatschappelijke verhoudingen, waaronder staatsinrichting
– Geestelijke stromingen
Aardrijkskunde
–
Geschiedenis en staatsinrichting
Samenvoeging van voormalig tweede lid, onderdeel b en d.
Natuur
Afgesplitst van biologie, in aansluiting op het vo.
Biologie
–
«Maatschappelijke verhoudingen» komt te vervallen vanwege overlap met burgerschap
en geschiedenis. «Staatsinrichting» wordt verplaatst naar geschiedenis.
Geestelijke stromingen
–
Bevordering van sociale redzaamheid, waaronder gedrag in het verkeer
Sociale redzaamheid, gezond gedrag en gedrag in het verkeer
Gezond gedrag is toegevoegd in aansluiting op vo.
Expressie-activiteiten
Beeldend, muziek, dans, theater en film
De termen van vo overgenomen omdat die specifieker zijn.
Zintuiglijke en lichamelijke oefening
Lichamelijke oefening
«Zintuiglijke» komt te vervallen omdat «lichamelijke oefening» voldoende de lading
dekt.
Techniek
Is overgenomen van vo met oog op harmonisatie, techniek is in de onderwijspraktijk
van po niet nieuw.
Vijfde lid In dit lid wordt geregeld dat er eveneens kerndoelen kunnen worden vastgesteld met
betrekking tot de onderwerpen genoemd in het tweede lid. In samenhang gelezen met
lid 1b, betekent dit dat een kerndoel zowel betrekking kan hebben op één van de vaardigheden
genoemd in lid 1b, bijvoorbeeld enkel lezen, als op één van de in het tweede lid opgenoemde
onderwerpen, zoals geschiedenis en staatsinrichting maar ook op een combinatie van
één of meerdere van die grondslagen. Daarbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan het
verwerven van de vaardigheid om historische bronnen te lezen en te analyseren: een
dergelijk kerndoel heeft zowel betrekking op de leesvaardigheid van de leerling als
op het onderwerp geschiedenis.
Subonderdeel 6
Door het opnemen van «in afwijking van het tweede lid» wordt de onderlinge verhouding
tussen de bepalingen verder verhelderd. Uitganspunt is dat kerndoelen bij algemene
maatregel van bestuur worden vastgesteld. Met uitzondering van de kerndoelen Friese
taal die worden vastgesteld door de provinciale staten van Fryslân in een verordening.
Subonderdeel 8
De voorgestelde herziene formulering van het twaalfde lid (nieuw) bevat een tekstuele
modernisering. Waarbij verhelderd wordt dat het bevoegd gezag de normadressaat is.
Daarnaast vervalt de tweede volzin, de omschrijving van kerndoelen is onderdeel geworden
van de in het tweede lid opgenomen delegatiegrondslag.
Onderdeel C
In verband met de uniformering van de delegatiegrondslag tussen de verschillende sectorwetten
is ook de bepaling over het onderwijskundig beleid in artikel 12, tweede lid, aangepast.
Verhelderd is dat de inhoud van het onderwijs uitgewerkt dient te worden in het onderwijsprogramma.
Onderdelen B, subonderdelen 5, 7, 9, 10, 11 en 12, D, E, F en G
Op verschillende plekken worden verwijzingen aangepast om deze in lijn te brengen
met de herziene vormgeving van het artikel.
Artikel II. Wijziging van de WPO BES
De voorgestelde wijziging van de WPO BES is grotendeels gelijkluidend aan de voorgestelde
wijziging van de WPO. Voor een algemene toelichting op de wijzigingen van de artikelen 11
en 12 wordt dan ook verwezen naar de toelichting bij de wijziging van artikel 9 van
de WPO (artikel I).
Onderdelen B, subonderdeel 3, en C, subonderdeel 3
Vierde lid De grondslag voor de kerndoelen staan in twee verschillende artikelen voor het onderwijs
in het openbaar lichaam Bonaire (artikel 11) en in de openbare lichamen Saba en Sint
Eustatius (artikel 12). Eén punt wijkt af van de WPO. Uit artikel 11, tiende lid,
volgt dat op Bonaire onderwijs gegeven mag worden in het Nederlands en het Papiaments.
Daarom bevat artikel 11 een grondslag voor kerndoelen Papiaments. In tabel 2 hieronder
worden de wijzigingen met betrekking tot de onderwerpen weergegeven.
Tabel 2: grondslagen kerndoelen artikelen 11 en 12 WPO BES
Huidig artikel 11 & 12 lid 1–2 WPO BES
Voorstel artikel 11 & 12 lid 4 WPO BES
Toelichting
Nederlandse taal
Nederlandse taal
–
Papiaments
Papiaments
Papiaments staat niet in artikel 12
Rekenen en wiskunde
Rekenen en wiskunde
–
Burgerschap
Nieuw
Digitale geletterdheid
Nieuw
Engelse taal
Engelse taal
–
Enkele kennisgebieden (artikel 11, lid 2):
– Aardrijkskunde
– Geschiedenis
– De natuur, waaronder biologie
– Maatschappelijke verhoudingen, waaronder staatsinrichting
– Geestelijke stromingen
Aardrijkskunde
–
Geschiedenis en staatsinrichting
Samenvoeging van voormalig tweede lid, onderdeel b en d.
Natuur
Afgesplitst van biologie, in aansluiting op het vo.
Biologie
–
«Maatschappelijke verhoudingen» komt te vervallen vanwege overlap met burgerschap
en geschiedenis. «Staatsinrichting» wordt verplaatst naar geschiedenis.
Geestelijke stromingen
Bevordering van sociale redzaamheid, waaronder gedrag in het verkeer
Sociale redzaamheid, gezond gedrag en gedrag in het verkeer
Gezond gedrag is toegevoegd in aansluiting op vo.
Expressie-activiteiten
Beeldend, muziek, dans, theater en film
De termen van vo overgenomen omdat die specifieker zijn.
Zintuiglijke en lichamelijke oefening
Lichamelijke oefening
«Zintuiglijke» komt te vervallen omdat «lichamelijke oefening» voldoende de lading
dekt.
Techniek
Is overgenomen van vo met oog op harmonisatie, techniek is in de onderwijspraktijk
van po niet nieuw.
Artikel III. Wijziging van de WEC
In de WEC staat de grondslag voor kerndoelen in de artikelen 13 (speciaal onderwijs),
14c (arbeidsmarktgericht uitstroomprofiel) en 14f (uitstroomprofiel dagbesteding).
Onderdelen A, B, E, F, G, H, I, J, K en L
De in deze onderdelen voorgestelde wijzigingen zijn grotendeels gelijkluidend aan
de voorgestelde wijzigingen van de WPO. Voor een algemene toelichting op de wijzigingen
van deze onderdelen wordt verwezen naar de toelichting op artikel I. Hieronder wordt
ingegaan op de specifieke wijzigingen voor de WEC.
Onderdeel B
Subonderdeel 3
Eerste lid De verhouding tot de in de WEC opgenomen uitzonderingsgronden wordt verhelderd. In
het eerste lid wordt daarom opgenomen dat de doelstelling om het onderwijs in te richten
op het realiseren van de kerndoelen niets af doet aan de in artikel 15 geregelde bevoegdheid
voor de Minister om voor het speciaal onderwijs aan meervoudig gehandicapte kinderen
per school vast te stellen welke onderdelen het onderwijs dient te omvatten.
Vierde lid In artikel 13 zorgt de harmonisatie met de andere sectorwetten voor een tekstuele
verandering ten opzichte van het huidige artikel. In de tabel hieronder worden de
verschillende onderwerpen toegelicht.
Tabel 3: grondslagen kerndoelen artikel 13 WEC
Huidig artikel 13 lid 1–4 WEC
Voorstel artikel 13 lid 4 WEC
Toelichting
Nederlandse taal
Nederlandse taal
–
Rekenen en wiskunde
Rekenen en wiskunde
–
Burgerschap
Nieuw
Digitale geletterdheid
Nieuw
Engelse taal
Engelse taal
–
Kennisgebieden, artikel 13 lid 3:
– Aardrijkskunde
– Geschiedenis
– De natuur, waaronder biologie
– Maatschappelijke verhoudingen, waaronder staatsinrichting
– Geestelijke stromingen
Aardrijkskunde
–
Geschiedenis en staatsinrichting
Samenvoeging van voormalig tweede lid, onderdeel b en d.
Natuur
Afgesplitst van biologie, in aansluiting op het vo.
Biologie
–
«Maatschappelijke verhoudingen» komt te vervallen vanwege overlap met burgerschap
en geschiedenis. «Staatsinrichting» wordt verplaatst naar geschiedenis.
Geestelijke stromingen
Bevordering van sociale redzaamheid, waaronder gedrag in het verkeer
Sociale redzaamheid, gezond gedrag en gedrag in het verkeer
Bevordering van gezond gedrag
Gezond gedrag is toegevoegd aan onderdeel hierboven in aansluiting op vo, samenvoeging
onderdeel g en h.
Expressie-activiteiten
Beeldend, muziek, dans, theater en film
De termen van vo overgenomen omdat die specifieker zijn.
– Zintuiglijke oefening
– Lichamelijke oefening
Lichamelijke oefening
«Zintuiglijke oefening» als los lid komt te vervallen omdat «lichamelijke oefening»
voldoende de lading dekt.
Techniek
Is overgenomen van vo met oog op harmonisatie, techniek is in de onderwijspraktijk
van het so niet nieuw.
Huishoudelijke activiteiten, artikel 13, lid 2.
–
Komt te vervallen. Kerndoelen po worden zoveel mogelijk gevolgd.
–
Algemene maatschappelijke voorbereiding en persoonlijke vorming
Nieuw onderdeel om beter tot uitdrukking te brengen dat leergebiedoverstijgende kerndoelen
(ook wel leervoorwaardelijke kerndoelen) kunnen worden opgesteld. Deze kerndoelen
worden al opgesteld, maar hebben geen expliciete grondslag in artikel 13. Grondslag
staat in artikel 14c en 14f wel nadrukkelijk benoemd.
Zesde lid Er wordt een grondslag voor kerndoelen Nederlandse Gebarentaal toegevoegd. Bij amvb
wordt bepaald voor welke onderwijssoorten, als bedoeld in artikel 2, tweede lid, deze
kerndoelen zullen gelden. De regering is voornemens de kerndoelen Nederlandse Gebarentaal
in ieder geval verplicht te stellen voor het onderwijs aan dove en slechthorende leerlingen.
Zevende lid Voor speciaal onderwijs aan zeer moeilijk lerende kinderen en meervoudig gehandicapte
kinderen voor wie het zeer moeilijk lerend zijn een van de handicaps is, worden aparte
kerndoelen vastgesteld. Dit lid wordt ook geharmoniseerd. Hierbij is aangesloten bij
artikel 14c van de WEC. Deze kerndoelen besteden aandacht aan algemene maatschappelijke
voorbereiding en persoonlijke vorming (dit zijn leergebiedoverstijdende kerndoelen)
en een aantal leergebieden. Die leergebieden staan genoemd in artikel 14c, vijfde
lid (nieuw). Er is voor gekozen om aan te sluiten bij artikel 14c om de doorlopende
leerlijn tussen het speciaal onderwijs voor zeer moeilijk lerende leerlingen en het
voortgezet speciaal onderwijs beter tot uitdrukking te brengen.
Onderdelen C en D
Artikel 14c en artikel 14f
Deze artikelen wijken in vorm af van de andere sectorwetten. Voor het arbeidsmarktgerichte
uitstroomprofiel en het uitstroomprofiel dagbesteding zou een te grote focus op lezen,
schrijven en rekenen namelijk te smal zijn. In plaats hiervan wordt vastgesteld dat
kerndoelen worden opgesteld voor algemene maatschappelijke voorbereiding en persoonlijke
vorming (leergebiedoverstijdende kerndoelen) en voorbereiding op respectievelijk arbeid
of dagbesteding. Het is van belang om dit tot uitdrukking te blijven brengen. De artikelen
zijn daarom niet op alle fronten meegenomen in de harmonisatie. Lezen, schrijven en
rekenen komen ook bij deze uitstroomprofielen uiteraard terug binnen de leergebieden
Nederlandse taal en communicatie en rekenen en wiskunde. De grondslagen voor kerndoelen
burgerschap en digitale geletterdheid zijn ook hier toegevoegd. Zie voor de toelichting
daarop de toelichting op artikel I. In artikel 14f is Engelse taal niet opgenomen
als leergebied waar kerndoelen aandacht aan moeten besteden. Dit is vanwege de aansluiting
van de kerndoelen bij de aard van de beperkingen van deze leerlingen. Dat is met dit
wetsvoorstel niet veranderd.
In het huidige artikel 14c, negende lid, en artikel 14f, achtste lid, is al opgenomen
dat het onderwijs zo wordt ingericht dat een samenhangend op de kerndoelen gebaseerd
onderwijsprogramma wordt aangeboden waarbij het bevoegd gezag de kerndoelen uitwerkt
voor de verschillende groepen leerlingen. Deze bepaling wordt verplaatst naar het
tweede lid, in aansluiting op de vormgeving voor de andere onderwijssectoren. De formulering
wordt niet geharmoniseerd. Wel is in deze leden de zinsnede «en doelgericht» toegevoegd
in aansluiting op de overige sectorwetgeving.
In het elfde lid van artikel 14c en het tiende lid van artikel 14f is een grondslag
voor kerndoelen Nederlandse Gebarentaal opgenomen. Deze is gelijkluidend aan de grondslag
in artikel 13, zesde lid.
Artikel IV. Wijziging van de WVO 2020
De voorgestelde wijziging van de WVO 2020 is grotendeels gelijkluidend aan de wijziging
van de WPO. Voor een algemene toelichting op de wijzigingen van artikel 2.13, wordt
dan ook verwezen naar de toelichting bij artikel I.
Onderdeel A
Vierde lid In de tabel hieronder is de huidige situatie van het tweede lid naast de onderwerpen
in het nieuw voorgestelde vierde lid geplaatst, met daarachter een toelichting.
Tabel 4: grondslagen kerndoelen WVO 2020
Huidig artikel 2.13 lid 2 WVO 2020
Voorstel artikel 2.13 lid 4 WVO 2020
Toelichting
Nederlandse taal
Nederlandse taal
–
Wiskunde
Rekenen en wiskunde
Rekenen toegevoegd vanwege harmonisatie met po en sluit ook aan bij huidige praktijk.
–
Burgerschap
Nieuw
Informatiekunde
Digitale geletterdheid
Informatiekunde heeft een veel beperktere reikwijdte dan digitale geletterdheid. Daarom
wordt dit onderdeel vervangen door digitale geletterdheid.
Engelse taal
Engelse taal
–
Geschiedenis en staatsinrichting
Geschiedenis en staatsinrichting
In het vo zijn geestelijke stromingen niet toegevoegd. Op dit punt wijken po en vo
dus van elkaar af. De basis wordt gelegd in het po. In het vo valt dit onder burgerschap.
Economie
Economie
–
Verzorging
Sociale redzaamheid en gezond gedrag
Formulering van po overgenomen omdat die beter de lading dekt. «Gedrag in het verkeer»
wordt in afwijking van po niet toegevoegd, omdat daarmee en extra onderwerp zou worden
toegevoegd aan het onderwijs.
Aardrijkskunde
Aardrijkskunde
–
Biologie
Biologie
–
Natuur- en scheikunde
Natuur- en scheikunde
–
Techniek
Techniek
–
Beeldende vorming, muziek, drama en dans
Beeldend, muziek, dans, theater en film
–
Lichamelijke opvoeding
Lichamelijke opvoeding
In het vo wordt gesproken over lichamelijke opvoeding, in het po over lichamelijk
oefening. Deze term is niet geharmoniseerd met het po omdat deze term de gangbare
aanduiding is (voor het vak) in het vo.
Zesde lid Er wordt een zesde lid aan artikel 2.13 toegevoegd. Hiermee wordt het mogelijk gemaakt
om bij amvb kerndoelen vast te stellen voor klassieke talen en andere moderne vreemde
talen dan Engels. Deze kerndoelen zijn niet voor alle leerlingen verplicht. Maar indien
een van deze talen onderdeel uitmaakt van het onderwijsprogramma, moet het onderwijs
gericht zijn op het realiseren van deze kerndoelen.
Onderdeel B
Met het nieuw voorgestelde vijfde lid wordt een grondslag toegevoegd om kerndoelen
vast te kunnen stellen voor het onderwijsprogramma in het derde leerjaar van het havo
en vwo. Voor het derde leerjaar gelden momenteel geen kerndoelen of examenprogramma’s.
Het bevoegd gezag dient wel een samenhangend onderwijsprogramma in te richten dat
met behoud van de keuzevrijheid van leerlingen de doorstroming van leerlingen naar
elk van de profielen bevorderd. Met de speciale kerndoelen voor het derde leerjaar
kunnen de leerlingen in het derde leerjaar van het havo en vwo extra of verdiepende
kennis opdoen van bepaalde onderwerpen om de doorstroming naar het vierde leerjaar
te bevorderen.
Artikel 2.13 is van overeenkomstige toepassing. Dat houdt in dat het onderwijs in
het derde leerjaar op doelgerichte en samenhangende wijze gericht moet zijn op het
realiseren van deze kerndoelen. Ook betekent dit dat alleen kerndoelen kunnen worden
opgesteld voor de vaardigheden en onderwerpen die genoemd staan in het derde en vierde
lid van artikel 2.13.
Onderdeel C
Met dit onderdeel wordt in overeenstemming met de wijzigingen in de andere sectorwetten
de nahangbepaling bij de vaststelling van de kerndoelen geschrapt.
Artikel V. Wijziging WHW
In artikel 7.25a WHW wordt een verwijzing naar artikel 9, eerste en tweede lid, van
de WPO aangepast aan het voorgestelde artikel 9.
Artikel VI. Samenloop
De in de Wet referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen (Stb. 2010, 194) opgenomen wijziging van artikel 3 van de WPO en artikel 4 van de WEC wat betreft
de invoeging van respectievelijk een negende en elfde lid is nog niet in werking getreden.
Met de inwerkingtreding van de Wet van 7 mei 2014 tot wijziging van onder meer de
Wet op het primair onderwijs, de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet op de expertisecentra
in verband met het onderwijs in de Friese taal (Stb. 2014, 185) zijn deze leden vernummerd tot respectievelijk artikel 3, twaalfde lid, WPO en artikel 4,
veertiende lid, WEC. In verband met de vernummering van de leden in dit wetsvoorstel
is een samenloopbepaling opgenomen om deze leden nogmaals te vernummeren mocht deze
wet inwerkingtreden voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wijzigingsopdracht.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M.L.J. Paul
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.L.J. Paul, staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.