Brief regering : Toezegging gedaan tijdens het vragenuur van 1 oktober 2024, over het breed uitrollen van Buy Now Pay Later
27 879 Versterking van de positie van de consument
Nr. 108
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID EN DE MINISTER VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 21 januari 2025
Op 1 oktober jl. is tijdens het vragenuur over het breed uitrollen van Buy Now Pay Later (hierna: BNPL) in fysieke winkels door de Staatssecretaris Justitie en Veiligheid
mevrouw Ingrid Coenradie, toegezegd om samen met de Minister Financiën aan uw Kamer
een brief over BNPL te sturen. Met deze brief geven wij, mede namens de Staatssecretaris
Participatie en Integratie en de Minister van Economische Zaken, invulling aan deze
toezegging.
Het kabinet deelt de zorgen van de Kamer over de risico’s die het gebruik van BNPL
met zich meebrengt voor kwetsbare groepen, met name jongeren, doordat zij daardoor
eerder en meer in de schulden kunnen komen. Het hebben van schulden heeft een grote
impact op mensen en het oplossen van problematische schulden is vaak een lang en zwaar
traject. Daarom blijft het belangrijk om schulden bij de bron aan te pakken en zal
het kabinet zich inspannen overkreditering onder consumenten als gevolg van BNPL te
voorkomen.
De aankondiging om BNPL-dienstverlening uit te breiden naar fysieke winkels vindt
het kabinet onwenselijk. Dit standpunt heeft het kabinet ook kenbaar gemaakt bij de
partijen die BNPL-dienstverlening aanbieden in fysieke winkels.
In deze brief geven wij daarom aan wat:
1. op korte termijn wordt bereikt met zelfregulering zodat consumenten beter worden beschermd
tegen ongewenste schulden door BNPL;
2. onze inzet is op een voortvarende implementatie van de herziene Europese richtlijn
consumentenkrediet (hierna CCDII)1;
3. aanvullende acties zijn om met winkeliers de uitrol van BNPL-dienstverlening in de
winkelstraten tegen te gaan. Daarmee geeft het kabinet uitvoering aan de motie van
het lid Inge van Dijk c.s., die het kabinet verzoekt om ervoor te zorgen dat BNPL
niet in fysieke winkels wordt aangeboden en waar nodig maatregelen te nemen om een
ongelijk speelveld tussen online en fysieke winkels weg te nemen.2
Aan het einde van de brief wordt stilgestaan bij een aantal toezeggingen die de afgelopen
periode in verschillende debatten zijn gedaan en bij de preventieve maatregelen die
er aan moeten gaan bijdragen dat kwetsbaren, zoals onderbewindgestelden en jongeren,
minder snel schulden opbouwen door BNPL.
Hieraan voorafgaand zullen wij kort ingaan op wat BNPL inhoudt en hoe dit moet worden
geduid onder het kader van de huidige Europese Richtlijn consumentenkrediet (hierna:
CCDI).3
Problematiek rondom BNPL en duiding van het huidig kader onder de CCDI
Het lid Faddegon (PVV) vroeg tijdens het vragenuur van 1 oktober jl. om er zorg voor
te dragen dat er geen begripsverwarring ontstaat tussen BNPL en andere vormen van
consumptief krediet. Het gaat bij consumptief krediet om het verstrekken van krediet
aan consumenten in verschillende vormen van consumentenkredietovereenkomsten4, zoals persoonlijke leningen en doorlopende kredieten. Een consumptief krediet onderscheidt
zich van een hypothecair krediet doordat de consument geen hypothecaire zekerheid
zoals een woning geeft aan de kredietaanbieder.
BNPL kwalificeert als consumptief krediet zoals bedoeld in de CCDI, maar valt onder
een uitzondering van de vereisten van die CCDI. Deze uitzondering geldt voor uitgestelde
betalingen die tegen «onbetekenende kosten» worden aangeboden en binnen drie maanden
moeten worden gedaan.5 Deze uitzonderingsgrond in de CCDI betekent dat de regels voor verantwoorde kredietverlening
in het Burgerlijk Wetboek (BW) en de regulering uit hoofde van de Wet op het financieel
toezicht (Wft) in beginsel niet van toepassing zijn op aanbieders van BNPL-diensten.
Dit heeft tot gevolg dat deze aanbieders buiten het toezicht van de Autoriteit Financiële
Markten (AFM) vallen.
Het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: EU-Hof) heeft echter op 17 oktober
jl. geoordeeld dat BNPL-diensten in bepaalde gevallen wel onder het toepassingsbereik
van de CCDI kunnen vallen.6 De uitspraak van het EU-Hof geeft een sterk signaal aan BNPL-aanbieders dat het hanteren
van een verdienmodel waarbij wordt geanticipeerd op niet-nakoming van een consument
niet mogelijk is zonder te voldoen aan de voorschriften van de CCDI. Een uitgebreidere
analyse van de EU-uitspraak is opgenomen in bijlage 1 bij deze brief.
Actielijn 1: Zelfregulering BNPL middels gedragscode
Vooruitlopend op de implementatie van de CCDII is vorig jaar door vier aanbieders
van BNPL-betaaldiensten (Klarna, Riverty, in3 en Billink) een gedragscode opgesteld
die op 30 oktober 2023 in werking is getreden.7 Het vorige kabinet heeft met de ondertekenaars van de gedragscode afgesproken dat
de gedragscode jaarlijks zal worden geëvalueerd.
Evaluatie gedragscode
Op 23 oktober jl. hebben de aanbieders de uitkomsten van de evaluatie toegelicht aan
de betrokken ministeries. Uit de evaluatie blijkt dat in de afgelopen tien maanden
bij 1,7 miljoen (4%) van de circa 42 miljoen BNPL-transacties incassokosten in rekening
zijn gebracht en 350.000 vorderingen zijn overgedragen aan een incassobureau. Gemiddeld
brengen de vier BNPL-aanbieders € 11,76 incassokosten in rekening, wat lager is dan
de maximale wettelijke incassokosten.
In lijn met de gedragscode zijn de aangesloten aanbieders daarnaast in het kader van
schuldhulpverlening aangesloten bij één van de convenanten van de Nederlandse Vereniging
voor Volkskrediet (NVVK). Wij vinden het goed dat de BNPL-aanbieders een convenant
hebben afgesloten met de NVVK waarin de aanbieders medewerking hebben toegezegd aan
het tot stand brengen van minnelijke schuldregelingen als een situatie daartoe aanleiding
geeft.
Aanscherping gedragscode
Per 1 juni jl. is de gedragscode aangescherpt en is toegezegd om vanaf dat moment
leeftijdsverificatie standaard bij elke klant uit te voeren. De ondertekenaars van
de gedragscode hadden toegezegd de gedragscode na een jaar te evalueren en hebben
de resultaten gedeeld met het kabinet.8 Uit de zelf-evaluatie blijkt dat er door aanbieders stappen zijn gezet, maar dat
leeftijdsverificatie in sommige gevallen nog steeds risico-gestuurd wordt uitgevoerd.
Zo is de leeftijd van bestaande klanten nog niet in alle gevallen geverifieerd en
verifiëren sommige aanbieders de leeftijd niet bij aankopen voor lage bedragen. Dit
is niet acceptabel en wij roepen aanbieders op dat zij hun eigen gedragscode naleven.
Wij blijven hier in de gesprekken met de aanbieders dan ook sterk op sturen. Tevens
zal het kabinet er bij de BNPL-partijen op aandringen om de gedragscode, in aanloop
naar de implementatie van de CCDII, aan te scherpen naar een beschermingsniveau dat
verder in lijn komt met de regelgeving uit de CCDII. Wij zullen ons hier voor blijven
inzetten en gaan hierover begin 2025 opnieuw met de partijen om tafel.
Het kabinet doet daarnaast een dringend beroep op partijen die (nog) niet zijn aangesloten
bij de gedragscode om zich te committeren aan dezelfde afspraken als in de gedragscode
zijn opgenomen, zoals het verifiëren van de leeftijd van alle klanten. In dit kader
is gesproken met Tinka, Bol, Zalando en Amazon. Een terugkoppeling van deze gesprekken
treft u in bijlage 2 bij deze brief.
Actielijn 2: Voortvarende inzet implementatie CCDII
Nederland heeft zich tijdens de onderhandelingen sterk ingezet om BNPL onder de reikwijdte
van de CCDII te brengen. Deze inzet is succesvol geweest. De uitbreiding van het toepassingsbereik
van de CCDII betekent dat aanbieders van BNPL, in tegenstelling tot de huidige reikwijdte
onder de CCDI, onder meer een kredietwaardigheidsbeoordeling moeten gaan uitvoeren
(waaronder een BKR-toets) en moeten voldoen aan regels ten aanzien van informatieverstrekking
en reclame-uitingen. De richtlijn creëert, samengevat, de randvoorwaarden waarmee
consumenten op verantwoorde wijze gebruik kunnen maken van BNPL. De regels van de
CCDII gaan gelden voor BNPL-diensten die online worden aangeboden en voor BNPL-diensten
in fysieke winkels.
Spoedige implementatie CCDII
Met de implementatie van de CCDII zijn BNPL diensten straks niet langer uitgezonderd
van de Wet op het financieel toezicht (Wft) en het Burgerlijk Wetboek (BW). Een spoedige
implementatie van de CCDII is volgens het kabinet de snelste en meest complete maatregel
om consumenten te beschermen. Daarbij zet het kabinet zich in om het wetgevingsproces
zorgvuldig te doorlopen, maar zal het zich ook inzetten om een spoedige implementatie
te bewerkstelligen. Vanaf de toepassingsdatum van de bepalingen uit de CCDII, op uiterlijk
20 november 2026, moeten de aanbieders van BNPL-betaaldiensten aan dezelfde, strenge
regels voldoen als andere aanbieders van consumptief krediet. BNPL is dan slechts
in zeer beperkte gevallen uitgezonderd van de richtlijn. Het staat lidstaten juridisch
vrij om de implementatie te vervroegen. De snelheid van de implementatie hangt mede
af van de reacties op de consultatie, de adviezen van de Autoriteit Financiële Markten
(AFM), Autoriteit Persoonsgegevens en Raad van State, en de benodigde aanpassingen
die hier het gevolg van zijn. Op dit moment is beoogd het wetsvoorstel ter implementatie
van de richtlijn in het eerste kwartaal van 2025 aan de markt in consultatie voor
te leggen. Daarna zullen alle benodigde stappen in het wetgevingsproces worden doorlopen.
Verbod BNPL praktisch niet mogelijk
In het kader van het IBO Problematische schulden is eerder dit jaar onderzocht wat
de mogelijkheden zijn om op nationaal niveau een verbod in te voeren voor BNPL-diensten
op basis van de CCDII.9 In de kabinetsreactie van 11 oktober jl. op dit IBO heeft het kabinet gesteld dat
het niet mogelijk zou zijn om op nationaal niveau extra regels op te leggen, omdat
BNPL expliciet is uitgezonderd op grond van de huidige CCDI.10 Naar aanleiding van recente berichtgeving van onder meer de Permanente Vertegenwoordiging
van de Europese Commissie in Nederland, vragen van uw Kamer en de motie van het lid
Inge van Dijk c.s.11 heeft het kabinet opnieuw gekeken naar mogelijkheden om regels te stellen aan BNPL
en om, conform de motie, te onderzoeken of er mogelijkheden zijn om BNPL in fysieke
winkels te verbieden of reguleren.
Of dit mogelijk is hangt af van de uitleg van de CCDI en CCDII die is voorbehouden
aan het EU-Hof. Specifiek gaat het om de vraag in hoeverre het mogelijk is om nationaal
(aanvullende) regels te stellen aan BNPL, terwijl BNPL-aanbieders momenteel gebruik
maken van een uitzonderingsmogelijkheid onder de CCDI. In de CCDII is BNPL juist expliciet
opgenomen en wordt dit nader gereguleerd. Bij beide richtlijnen wordt maximumharmonisatie
beoogd.
Een verdere verkenning en overleg met experts in het veld naar de mogelijkheden om
BNPL voorafgaand aan de CCDII te reguleren heeft tot nieuwe inzichten geleid. De conclusie
is nog steeds dat BNPL na de inwerkingtreding van de CCDII gereguleerd is en niet
verboden of verder ingeperkt kan worden. Gezien het karakter van maximumharmonisatie
van de richtlijn is het lidstaten niet toegestaan om verder te gaan dan de richtlijn
als het gaat om daarin gereguleerde producten en diensten. In dit geval gaat het dan
expliciet over BNPL. Doordat BNPL-aanbieders onder de nu nog geldende CCDI gebruikmaken
van een uitzondering en dus niet expliciet zijn gereguleerd, valt BNPL nu buiten het
geharmoniseerde kader van de CCDI en is het, vooruitlopend op de CCDII, mogelijk om
additionele nationale regels te stellen aan BNPL-aanbieders. Daar zitten echter wel
beperkingen aan.
Hoewel het theoretisch mogelijk is om BNPL voorafgaand aan de inwerkingtreding van
de CCDII in november 2026 helemaal of (alleen) in fysieke winkels te verbieden, is
een dergelijk tijdelijk verbod volgens het kabinet praktisch niet haalbaar en werkbaar.
Daarbij zijn er twijfels of een verbod juridisch stand zal houden. Ook geldt dat een
verbod na inwerkingtreding van de regels ter implementatie van de CCDII weer zou moeten
worden ingetrokken, omdat BNPL vanaf dat moment is gereguleerd.
Het belangrijkste bezwaar hierbij is dat een nationaal verbod rechtstreeks ingaat
tegen toekomstige wetgeving die het resultaat is van het Europese wetgevingsproces.
Een verbod lijkt in strijd met artikel 4, lid 3, van het Verdrag betreffende de Europese
Unie in samenhang met artikel 288 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese
Unie. Uit deze artikelen vloeit het beginsel van Unietrouw voort, waaruit volgt dat
lidstaten worden geacht stapsgewijs concrete maatregelen te nemen om hun regelgeving
aan te passen aan de betreffende richtlijn. Daarbij geldt voor de overheid dat zodra
een richtlijn is aangenomen, er naar de geest van de richtlijn moet worden gehandeld
en er geen wetgeving kan gelden die haaks op de richtlijn staat. Dit zou ook opgaan
voor een mogelijk verbod op BNPL-diensten nu deze dienstverlening in de CCDII is gereguleerd
en de CCDII reeds op 30 oktober 2023 in het officiële Publicatieblad van de EU is
gepubliceerd. Of er daadwerkelijk strijd is met het beginsel van Unietrouw, is uiteindelijk
aan het Hof van Justitie van de Europese Unie.
Wettelijke verplichting leeftijdsverificatie
Er geldt op dit moment geen wettelijke plicht voor BNPL-aanbieders om de leeftijd
van consumenten te verifiëren. In zowel het regeerprogramma12 als in de kabinetsreactie op het IBO-rapport over problematische schulden13 heeft het kabinet aangekondigd om leeftijdsverificatie bij het gebruik van BNPL wettelijk
verplicht te gaan stellen. Deze verplichting zal gelijktijdig met de implementatie
van de CCDII in de Wft worden opgenomen. Dit betreft zowel een expliciet verbod op
het verstrekken van een krediet aan een minderjarige als een verplichting voor de
aanbieder van het krediet om de leeftijd van de consument te verifiëren.
Op dit moment geldt al in de praktijk dat ervan mag worden uitgegaan dat minderjarigen
in principe geen zelfstandige kredietovereenkomsten kunnen aangaan.14 Naar oordeel van het kabinet mag toestemming van een ouder of voogd bij het aangaan
van een kredietovereenkomst, waar bij BNPL sprake van is, nooit worden verondersteld.
Dat het in het maatschappelijk verkeer niet gebruikelijk is dat een minderjarige zelfstandig
een kredietovereenkomst sluit, komt ook tot uitdrukking in de door de BNPL-aanbieders
zelf opgestelde gedragscode.15
Actielijn 3: Tegengaan van uitbreiding BNPL naar fysieke winkels
Op 26 september jl. kondigden BNPL-onderneming Klarna en betaaldienstverlener Adyen
aan dat zij het BNPL-aanbod in fysieke winkels gaan uitbreiden.16 Het kabinet vindt het verder uitrollen van BNPL naar fysieke winkels een onwenselijke
ontwikkeling en deelt de zorgen van de Tweede Kamer op dit punt.
Het uitbreiden van BNPL-diensten naar fysieke winkels brengt het risico mee dat het
aangaan van leningen, in het bijzonder onder jongeren en kwetsbare consumenten, wordt
genormaliseerd. De toegevoegde waarde van het gebruik van BNPL in webwinkels, namelijk
dat het voor de consument mogelijk is om een product pas te betalen als dit in goede
orde is ontvangen, is nagenoeg afwezig bij fysieke winkels, waar de consument het
product direct in handen krijgt.
Ook de vertegenwoordigers van de detailhandelsector hebben het kabinet laten weten
zich zorgen te maken over het breder uitrollen van BNPL in fysieke winkels. Zij zien
achteraf betalen in de huidige vorm als een slechte ontwikkeling voor zowel de consument
als de winkelier, omdat het te vaak onderdeel is van schuldenproblematiek.
Het kabinet gaat daarom snel met vertegenwoordigers van de detailhandelsector in gesprek
met als doel om afspraken te maken om BNPL in fysieke winkels zoveel mogelijk te ontmoedigen
en te voorkomen. Het kabinet roept alle betrokken partijen, waaronder BNPL-ondernemingen,
betaaldienstverleners en de gehele detailhandelsector dringend op om af te zien van
het aanbieden van BNPL in fysieke winkels. Het kabinet doet daarbij een beroep op
hun maatschappelijke verantwoordelijkheid bij het voorkomen van problematische schulden
bij consumenten. Omdat de detailhandelsector zelf ook haar zorgen heeft geuit vraagt
het kabinet van de sector dat zij niet zullen overgaan tot het aanbieden van BNPL
in fysieke winkels.
Op 9 oktober jl. vond in dat kader ook al een gesprek plaats tussen onze ministeries
en Klarna en Adyen. In dit gesprek zijn de zorgen van zowel het kabinet als de Tweede
Kamer over de voorgenomen grootschalige uitbreiding van het aanbod van BNPL naar fysieke
winkels nadrukkelijk overgebracht en hebben we de partijen opgeroepen om goede waarborgen
in te regelen om consumenten, en in het bijzonder jongeren, te beschermen tegen overkreditering.
Een terugkoppeling van dit gesprek wordt gegeven in bijlage 3 bij deze brief.
Actielijn 4: Preventie en toezegging met betrekking tot BNPL
Onderbewindgestelde in het centraal curatele- en bewindregister
Tijdens het vragenuur van 1 oktober jl. werd door het lid Ceder (ChristenUnie) gevraagd
wat het kabinet gaat doen om de kwetsbare groep mensen die onder bewind staan te beschermen
tegen de risico’s van het gebruik van BNPL. De regelgeving17 die geldt voor onderbewindgestelden is ook van toepassing bij het gebruik van BNPL.
Een bewindvoerder kan een door een onderbewindgestelde gesloten BNPL-overeenkomst vernietigen als deze zonder toestemming is aangegaan en de BNPL-aanbieder
het bewind kende of behoorde te kennen. De bewindvoerder heeft tot taak de financiële
belangen van de onderbewindgestelde te beschermen en dit geldt ook voor kortlopende
kredietvormen zoals BNPL. Als de BNPL-overeenkomst niet in overleg met de schuldeiser
kan worden teruggedraaid, kan de bewindvoerder juridische stappen ondernemen om de
overeenkomst te laten vernietigen. Wanneer een winkelier een (BNPL-)overeenkomst afsluit
met een onderbewindgestelde ligt daarmee het nadeel nadrukkelijk bij de winkelier
en/of de BNPL-aanbieder waardoor de onderbewindgestelde beschermd is, mits de winkelier
en/of BNPL-aanbieder ook bekend waren of konden zijn met het beschermingsbewind.
Financiële educatie
Met de kamerbrief van 11 oktober jl. heeft het kabinet een groot samenhangend pakket
aangekondigd om schuldenproblematiek te voorkomen en tegen te gaan.18
Inzet op de preventie van schulden is hiervan een belangrijk onderdeel, onder andere
door te zorgen dat we mensen met beginnende geldzorgen en/of dreigende schuldenproblematiek
zo vroeg mogelijk bereiken, en door inzet op financiële educatie voor kinderen en
jongeren. Door innovatie zal de beïnvloeding van consumenten telkens nieuwe vormen
aannemen en zullen er nieuwe producten op de markt blijven komen zoals BNPL, wat leidt
tot nieuwe risico’s op het hebben van geldzorgen en ontstaan van schulden. Beleid
en wetgeving, en het toezicht op aanbieders van diensten, kunnen ongewenste beïnvloeding
en de schade hiervan beperken, maar nooit volledig voorkomen. Financiële geletterdheid
en bewustwording van (ongewenste) beïnvloeding zijn hiertegen een zeer belangrijk
afweermechanisme. Financieel geletterde consumenten zijn beter in staat om gezonde
financiële keuzes te maken, ook op belangrijke momenten in hun leven die grote impact
op hun financiële situatie kunnen hebben. Met financiële educatie kan geletterdheid
worden bevorderd.
Het platform Wijzer in Geldzaken, waarin het Ministerie van Financiën samenwerkt met
publieke en private partners uit de financiële sector, werkt op verschillende manieren
aan het vergroten van het financiële bewustzijn en de financiële competenties waaronder
kennis en vaardigheden. Zo dient de jaarlijkse Week van het Geld als belangrijke aanjager
voor het structureel stimuleren van financiële vaardigheden van kinderen en jongeren
in de klas. Tijdens deze week is er veel aandacht voor onderwerpen zoals financiële
verleidingen (waaronder BNPL) en financieel zelfstandig worden. Daarnaast moedigt
Wijzer in geldzaken scholen aan om ook in de rest van het jaar aandacht te besteden
aan leren omgaan met geld.
In samenwerking met het Ministerie van Financiën ontwikkelde het Ministerie van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid de voorlichtings- en bewustwordingscampagne «Je Geld de Baas»
over de risico’s en gevolgen van financiële verleidingen. Deze campagne is ook onderdeel
van de website en sociale media van Wijzer in Geldzaken en behandelt onder andere
de risico’s van BNPL met de titel «Hoe voorkom je een Betaal Later Kater».
De subsidieregeling «Financiële Educatie voor onderwijsinstellingen»19 van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is tot slot een maatregel
die als doel heeft het creëren, ontwikkelen en bevorderen van structurele aandacht
voor financiële educatie op middelbare scholen en op mbo-scholen. De subsidie biedt
scholen onder meer de mogelijkheid om voor een periode van maximaal drie jaar docenten
te trainen en medewerkers vrij te tellen om financiële educatie een structurele plek
te geven in het onderwijsprogramma.20
Verkenning aanpassing artikel 7:26 lid 2 BW
Tijdens het commissiedebat armoede en schulden van 17 oktober jl. is door het lid
Van Eijk (VVD) gevraagd of het kabinet bereid is om de wettelijke verplichting om
50% achteraf te betalen kan worden afgeschaft. Artikel 7:26 lid 2 van het Burgerlijk
Wetboek (BW) bepaalt dat verkopers consumenten niet mogen verplichten om meer dan
50% vooruit te betalen als consumenten het product niet meteen geleverd krijgen (gelijk
oversteken).21 Als consumenten producten online kopen, krijgen zij die niet meteen in handen. Als
gevolg van artikel 7:26 lid 2 BW mogen online verkopers consumenten niet verplichten
om meer dan 50% vooruit te betalen. Daarom bieden zij verschillende betaalopties aan,
waaronder het vrijwillig volledig vooruitbetalen en het volledig achteraf betalen.22 Veel webwinkels vullen de mogelijkheid van achteraf betalen in door gebruik te maken
van een BNPL-dienst. Wanneer sprake is van gelijk oversteken in fysieke winkels, hoeven
verkopers geen optie voor achteraf betalen aan te bieden. Als het gaat om een vooruitbesteld
en deels vooruitbetaald product in een fysieke winkel, kan de consument het restantbedrag
bij levering voldoen.
Het kabinet is zich bewust dat veel webwinkels de verplichting die volgt uit artikel
7:26 lid 2 BW invullen door BNPL aan te bieden. Tegelijkertijd geldt dat het artikel
consumenten ook beschermt en dat het aanpassen of schrappen van artikel 7:26 lid 2
BW niet voorkomt dat verkopers een BNPL-diensten (blijven) aanbieden. De Minister
van Economische Zaken gaat met Thuiswinkel.org, de Raad Nederlandse Detailhandel (RND)
en BNPL-aanbieders in gesprek om de werking van deze bepaling tegen het licht te houden
en te verkennen of aanpassing wenselijk is. Het kabinet verwacht de resultaten van
de verkenning in het eerste kwartaal van 2025 met de Kamer te kunnen delen.
Tot slot
Het kabinet voelt de urgentie en is voortvarend bezig om de CCDII zo spoedig als mogelijk
te implementeren. Tot de implementatie van de CCDII zal het kabinet er alles aan doen
om via zelfregulering door BNPL-aanbieders overkreditering onder consumenten als gevolg
van BNPL te voorkomen. Het kabinet blijft er bij de BNPL-aanbieders op aandringen
om de gedragscode te blijven aanscherpen zodat deze zoveel als mogelijk dezelfde consumentenbescherming
biedt als na de implementatie van de CCDII. Het kabinet gaat daarnaast in gesprek
met de vertegenwoordigers van de detailhandelsector om te bespreken wat de mogelijkheden
zijn voor winkeliers om BNPL in fysieke winkels te ontmoedigen en roept zowel de BNPL-aanbieders
als de winkeliers op om af te zien van het aanbieden van BNPL in fysieke winkels.
Daarnaast blijft het kabinet inzetten op het voorkomen van schulden onder andere door
middel van financiële educatie en het structureel stimuleren van financiële vaardigheden
van kwetsbare groepen, waaronder jongeren, om hen de risico’s en gevolgen van financiële
verleidingen te leren herkennen. Financiële geletterdheid en bewustwording van (ongewenste)
beïnvloeding zijn hiertegen een zeer belangrijk afweermechanisme.
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
T.H.D. Struycken
De Minister van Financiën,
E. Heinen
BIJLAGEN
1. Uitspraak EU-Hof BNPL-zaak
Er is een procedure aanhangig bij de Hoge Raad waarin de vraag centraal staat of BNPL-diensten
op dit moment wel of niet binnen het toepassingsbereik van de Nederlandse wetgeving
ter uitvoering van de CCDI vallen.23 De specifieke zaak heeft betrekking op een geding tussen een aanbieder van BNPL-diensten
en een consument waarbij de kantonrechter te Arnhem prejudiciële vragen stelde aan
de Hoge Raad. De Hoge Raad heeft vervolgens op 30 juni 2023 een verwijzingstussenarrest
gewezen om de behandeling van de zaak tijdelijk te schorsen en prejudiciële vragen
te stellen aan het EU-Hof.24 De Hoge Raad twijfelde of BNPL-diensten buiten de CCDI vallen op grond van de daarin
neergelegde uitzonderingen. Voor het antwoord op die vraag is het van belang of niet-nakomingskosten
meetellen als «kosten». Dat is dan weer van belang om te kunnen bepalen of er sprake
is van «onbetekenende kosten», hetgeen een voorwaarde is voor uitzondering van CCDI.25
Het EU-Hof heeft op 17 oktober jl. uitvragen van de Hoge Raad beantwoord over de kosten
bij niet nakoming.26 Hierbij heeft het EU-Hof geoordeeld dat rente en andere kosten van niet-nakoming
in beginsel niet in aanmerking moeten worden genomen om vast te stellen of een overeenkomst
binnen het toepassingsbereik van de richtlijn valt. Immers, de berekening van de kosten
bij het sluiten van de overeenkomst is gebaseerd op het uitgangspunt dat een kredietgever
en de consument als schuldenaar hun verplichtingen blijven nakomen. Dit is volgens
het EU-Hof echter anders zodra geconstateerd kan worden dat de kredietgever er op
anticipeert dat een consument zijn betalingsverplichting niet zal nakomen, met als
doel het verkrijgen van een economisch voordeel uit de rente en kosten van niet-nakoming
die door de consument verschuldigd zijn. Of hiervan sprake is moet een rechter wegen
aan de hand van alle omstandigheden rond de sluiting van de overeenkomst, bijvoorbeeld
de aard van de rente en de kosten van niet-nakoming, de termijnen waarbinnen die rente
en kosten opeisbaar worden en het bedrag van deze rente en kosten. Anticipeert een
BNPL-aanbieder dus bij het sluiten van de overeenkomst al op wanbetaling om economisch
voordeel te behalen en maken daarmee de niet-nakomingskosten deel uit van het verdienmodel
van de aanbieder, dan zijn dit kosten die niet onbetekenend zijn, en valt de overeenkomst
binnen het toepassingsbereik van de CCDI. De uitspraak is in lijn met de zienswijze
van de Nederlandse regering, zoals ingediend bij het EU-Hof.
Het EU-Hof oordeelt dat het aan de verwijzende rechter is om in de betreffende casus
te onderzoeken of er sprake is van het anticiperen op economisch voordeel. De Hoge
Raad zal hiervoor de juridische vragen van de kantonrechter te Arnhem beantwoorden,
waarna de kantonrechter, die over de feitelijke beoordeling van de zaak gaat, uitspraak
zal doen. Het uiteindelijke oordeel van de rechter wordt afgewacht. Het is al wel
zichtbaar dat er bij recente uitspraken van lagere rechtbanken rekening wordt gehouden
met het oordeel van het EU-hof.
2. Terugkoppeling gesprekken sector
De ministeries voeren gesprekken met de aanbieders van BNPL die (nog) niet zijn aangesloten
bij de gedragscode en webwinkels die zelf, zonder tussenkomst van een derde, BNPL
aanbieden voor hun eigen producten en BNPL aanbieden voor andere winkeliers die zijn
aangesloten bij hun platform. Het kabinet roept deze partijen op om zich te committeren
aan dezelfde afspraken als in de gedragscode zijn opgesteld, zoals het verifiëren
van de leeftijd van alle klanten. In dit kader is gesproken met Tinka, Bol, Zalando
en Amazon.
Tinka
Tinka is een BNPL-aanbieder die de BNPL-dienst aanbiedt via de webwinkel Wehkamp.
Tinka heeft aangegeven zich niet te zullen committeren aan de bepalingen in de gedragscode
omdat het bedrijf wordt ontmanteld.
Bol
De ministeries hebben meerdere gesprekken gevoerd met Bol ten aanzien van BNPL. Bol
biedt zelf uitgestelde betaling aan als aanvullende dienst waarbij de consument na
het ontvangen van de e-mail met het betaalverzoek, 14 dagen de tijd heeft om te betalen.
Bol heeft aangegeven op dit moment twee gratis betalingsherinneringen naar klanten
te sturen, in lijn met de gedragscode, en is terughoudend als het gaat om het rekenen
van kosten. Zo zijn herinneringskosten bij Bol maximaal 7 euro (twee keer 3,50 euro)
en bundelen zij vorderingen zoveel mogelijk op klantniveau waardoor er minder kosten
gerekend worden.
Bol heeft daarnaast toegezegd uiterlijk begin 2025 haar communicatie aan te scherpen,
vooruitlopend op de verplichtingen uit de CCDII, om zo klanten op verschillende plekken
voorafgaand aan de betaling te informeren over de risico’s van achteraf betalen en
duidelijk te wijzen op de voorwaarden, waaronder de minimumleeftijd van 18 jaar. Daarnaast
heeft het bedrijf aangegeven actief te zijn gestart met het verkennen wat er nodig
is voor de implementatie van leeftijdsverificatie. Dit zijn positieve stappen, maar
wij hebben in de gesprekken benadrukt dat we graag zien dat Bol zich committeert aan
het vervroegd implementeren van leeftijdsverificatie, vooruitlopend op de verplichtingen
uit de CCDII. Dit is een belangrijke maatregel om ervoor te zorgen dat minderjarigen
niet ongewenst gebruik maken van BNPL-dienst.
Zalando
De ministeries hebben meerdere gesprekken gevoerd met Zalando ten aanzien van BNPL.
Zalando biedt zelf uitgestelde betaling aan als aanvullende dienst waarbij de consument
de bestelling binnen 14 dagen na verzending dient te betalen. Zalando heeft toegezegd
begin 2025 in lijn met de gedragscode een formulering toe te voegen aan de huidige
bevestiging die moet worden gegeven tijdens het afrekenproces voordat een bestelling
wordt geplaatst, waarbij de consument moet bevestigen dat deze 18 jaar of ouder is.
Dit is een positieve stap, maar we roepen Zalando op om in aanvulling op de huidige
maatregelen leeftijdsverificatie te implementeren, vooruitlopend op de implementatie
van de CCDII.
Amazon
De ministeries hebben met Amazon gesproken ten aanzien van BNPL. Amazon biedt voor
het overgrote deel van haar producten BNPL aan via Riverty. Voor een beperkt aantal
producten biedt Amazon zelf uitgestelde betaling aan als aanvullende dienst waarbij
gespreid kan worden betaald over een periode van drie maanden. Indien een consument
de betalingsverplichting niet nakomt draagt Amazon zelf het financiële verlies en
wordt deze betaaloptie niet meer aangeboden aan de consument. Dit bekent dat er nooit
een incassobureau wordt ingeschakeld als Amazon zelf uitstel van betaling aanbiedt.
3. Terugkoppeling gesprek Klarna en Adyen over de uitbreiding van BNPL naar fysieke
winkels
Op 9 oktober jl. vond er een gesprek plaats tussen de Ministeries van Financiën, JenV
en SZW en Klarna en Adyen over de uitbreiding van BNPL naar fysieke winkels. In dit
gesprek zijn de zorgen van het kabinet en de Tweede Kamer over de voorgenomen grootschalige
uitbreiding van het aanbod van BNPL naar fysieke winkels nadrukkelijk overgebracht
en zijn de beide partijen opgeroepen om goede waarborgen te treffen om consumenten,
en in het bijzonder jongeren beschermen tegen overkreditering.
In het kader van de uitbreiding van de BNPL-dienst naar fysieke winkels, heeft Klarna
toegelicht dat er geen verschil zit in het gebruik van deze dienst online en in fysieke
winkels. Bij het gebruik van BNPL in de fysieke winkel dient de consument een QR-code
te scannen waarna deze in de online omgeving van Klarna terechtkomt en hetzelfde proces
doorloopt als nu al bestaat bij een online BNPL-transactie. Dit houdt in dat controles
op dezelfde wijze worden uitgevoerd. De winkelier is daarnaast niet verplicht om de
BNPL-optie aan te bieden. Winkeliers bepalen zelf welk betaalmiddel zij aanbieden.
Wanneer een webwinkel Klarna aanbiedt, wordt dit ook niet automatisch in hun eventuele
fysieke winkel aangeboden. Deze keuze kan bovendien per filiaal verschillen. Zo kan
BNPL beschikbaar zijn in een filiaal van de betreffende winkel in Amsterdam, maar
niet in Den Haag.
Na dit overleg heeft er nog een werkbezoek plaatsgevonden van de Ministeries van Financiën,
JenV en SZW aan Klarna. Daarbij is aan Klarna verzocht om af te zien van de uitbreiding
van BNPL in fysieke winkels.
Klarna heeft hierop laten weten dat zij onlangs een extra informatiescherm heeft toegevoegd
voor nieuwe klanten die gebruik maken van BNPL in fysieke winkels. In dit scherm staat
aanvullende informatie dat in lijn is met de tips van de AFM over het verantwoord
gebruik van BNPL. Daarnaast gaat Klarna onderzoeken of de credit opt-out functionaliteit
die zij in het Verenigd Koninkrijk gebruiken ook in Nederland kan worden geïmplementeerd.
Met deze functionaliteit wordt consumenten de mogelijkheid geboden om de optie van
achteraf betalen uit te zetten, zodat zij geen schuld kunnen opbouwen. Over de verdere
mogelijkheden zal Klarna het kabinet begin 2025 informeren.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
T.H.D. Struycken, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid -
Mede ondertekenaar
E. Heinen, minister van Financiën