Lijst van vragen : Lijst van vragen over Digitalisering en leermiddelen in het funderend onderwijs (Kamerstuk 32034-54)
2025D01212 LIJST VAN VRAGEN
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft een aantal vragen voorgelegd
aan de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de brief d.d. 22 november
2024 inzake de digitalisering en leermiddelen in het funderend onderwijs (Kamerstuk 32 034, nr. 54).
De voorzitter van de commissie,
Bromet
Adjunct-griffier van de commissie,
Huls
Nr
Vraag
1
Hoeveel schoolbesturen nemen er nu deel aan het School-CERT1?
2
Is het de ambitie om op den duur alle schoolbesturen deel te laten nemen aan het School-CERT
en wat is de verwachte groei in deelname?
3
Op welke manier vinden vakspecifieke kaders aansluiting bij de leermiddelbrede kwaliteitsalliantie?
4
Wat zijn de implicaties van het afbouwen van het Nationaal Groeifonds voor de projecten
van het Nationaal Onderwijslab AI?
5
Is bekend in hoeveel gevallen schoolbesturen er reeds voor hebben gekozen om hun vraag
te bundelen om via gezamenlijke aanbestedingen met scherpe programma’s van eisen samen
meer invloed uit te kunnen oefenen op prijs en kwaliteit?
6
Hoeveel zou het kosten om in afzonderlijk het po2 en vo3 digitale leermiddelen (informatiedragers) te vergoeden vanuit de school?
7
Hoeveel zou het kosten om in afzonderlijk het po en vo digitale leermiddelen (informatiedragers)
te vergoeden vanuit de school, op scholen met een positieve achterstandsscore?
8
Wat zouden de effecten op de vraag- en aanbodkant zijn van het vergoeden van digitale
leermiddelen (informatiedragers)?
9
Wat zouden de effecten op de vraag- en aanbodkant zijn van het loslaten van de gratis
schoolboeken en welke overige neveneffecten verwacht u?
10
Welk effect heeft het streven naar een op de individuele leerling toegespitste balans
tussen digitale- en papieren middelen op de werklast van leraren?
11
Hoe ziet de rol van de leraren eruit bij de besluitvorming van de kwaliteitsalliantie
en de gesprekken over de vorming van een nieuw landelijk kwaliteitskader voor leermiddelen?
12
Welke investeringen blijft u de komende jaren doen ter vergroting van de kennisbasis
over de effectiviteit van leermiddelen en komen deze bovenop de investeringen die
u al noemt in uw brief?
13
Op welke manier gaat u met de onderwijssector verkennen hoe de maatregelen binnen
de AI-verordening kunnen worden vormgegeven?
14
Wat maakt de financiële ondersteuning via stichtingen en gemeenten complex en waar
richten de oplossingen zich op die u verkent met de Minister van Sociale zaken en
Werkgelegenheid?
15
Hoeveel vo-scholen hebben afgelopen jaar problemen ondervonden met de levering van
leermiddelen en welke rol speelt de toename van uitgevers hierbij die hun Lifo-producten
nu rechtstreeks aan scholen leveren?
16
Welke publieke waarden stelt u centraal bij de toekomstige inrichting van de infrastructuur?
17
Op welke manier is het budget voor SIVON vastgesteld en is dat bedrag toereikend voor
het uitvoeren van activiteiten en het bereiken van de doelen?
18
Welke publieke en private partijen zijn door onderzoekers van Highberg en Berenschot
geraadpleegd en/of bevraagd bij de totstandkoming van het onderzoek en aanbevelingen
en is hierbij een uitsplitsing te maken tussen de markt voor digitale leermiddelen
(in de klas) en de markt voor ondersteunende soft- en hardware (ten behoeve van de
onderwijsorganisatie)?
19
Welke stappen worden gezet om toegankelijkheid van digitale leermiddelen te verbeteren?
20
Wat is bekend over het gebruik van apparaten naast smartphones, zoals chromebooks,
en de invloed ervan op de concentratie, sociale interactie en mentaal welbevinden
van scholieren?
21
Welke concrete criteria worden gehanteerd om te bepalen of digitale leermiddelen effectief
zijn in specifieke onderwijscontexten?
22
Hoe zorgt u ervoor dat leraren structureel blijven leren en ondersteund worden als
het gaat om digitale vaardigheden en bewustzijn rond privacy en veiligheid?
23
Is de kwartiermaker bekend en zo ja, kan deze naam gedeeld worden?
24
Hoe gaat de kwartiermaker ervoor zorgen dat de leraren goed zijn vertegenwoordigd
in deze kennisalliantie?
25
Per wanneer start de kwartiermaker voor de kwaliteitsalliantie voor leermiddelen?
26
Op welke manier worden betrokken partijen na afronding van de kwartiermakersfase meegenomen
in het verdere verloop van de kwaliteitsalliantie en de besluitvorming hierover?
27
Hoe verhoudt de kwartiermaker (en de kwaliteitsalliantie voor leermiddelen) zich tot
het landelijk kwaliteitskader voor leermiddelen waar onder andere NRO en SLO bij betrokken
worden?
28
Welke partijen naast NRO en SLO zijn/worden betrokken bij de totstandkoming van het
landelijk kwaliteitskader?
29
Klopt het dat de effectieve inzet van leermiddelen in het klaslokaal ook onderwerp
van gesprek is voor de kwaliteitsalliantie en wat is de afweging om dit onderwerp
te behandelen door de kwaliteitsalliantie?
30
Waarom en op welke gronden is er op voorhand voor gekozen om vakspecifieke kwaliteitskaders
te ontwikkelen in plaats van te kijken naar de haalbaarheid van een generiek kwaliteitskader?
31
Hoe worden onderwijsprofessionals meegenomen in de totstandkoming van het kwaliteitskader?
32
Klopt het dat ontoegankelijke digitale leermiddelen leerlingen met een visuele beperking
vaak uitsluiten van gewoon meedoen in de klas/het regulier onderwijs?
33
Welke stappen zijn er inmiddels gezet om via wet- of regelgeving toegankelijkheid
van digitale leermiddelen óók voor leerlingen met een beperking te borgen?
34
Bent u van plan om in het eerste kwartaal van 2025 gesprekken aan te gaan met de relevante
partijen in het veld (verenigd in de rondetafel Toegankelijk Publiceren aan de Bron)
om concrete stappen te zetten richting heldere wet- of regelgeving voor toegankelijke
digitale leermiddelen?
35
Worden leraren digitale vaardigheden bijgebracht op basis van kaders van de Europese
standaarden zoals de DigCompEdu of gebruikt u hiervoor nieuwe nationale kaders?
36
Hoe en met welke (structurele) middelen zorgt u ervoor dat er een structureel professionaliseringsaanbod
komt voor leraren en leraren in opleiding om bij leraren digitale vaardigheden en
bewustzijn rond privacy, veiligheid en data-ethiek te vergroten?
37
Op basis van welke kaders worden leraren digitale vaardigheden bijgebracht?
38
Hoe wordt ervoor gezorgd dat scholen op tijd op de hoogte zijn van de eisen uit de
nieuwe AI-verordening?
39
Hoe gaat u ervoor zorgen dat schoolleiders en leraren niet alleen technologie kunnen
gebruiken, maar ook begrijpen hoe AI-systemen werken?
40
Hoe wordt de technologie die het Nationaal Onderwijslab AI ontwikkelt toegankelijk
gemaakt voor leraren die weinig ervaring en kennis over AI hebben?
41
Over welke digitale vaardigheden moeten leraren volgens u minstens beschikken om leerlingen
adequaat te ondersteunen en bewust te maken van de risico’s van digitalisering?
42
Klopt het dat er geen landelijke cijfers beschikbaar zijn over het gebruik van generatieve
AI, zoals ChatGPT, door docenten en/of leerlingen in het primair en voortgezet onderwijs?
43
Op welke termijn wordt de Kamer geïnformeerd over eventuele maatregelen in het onderwijsveld
ten aanzien van de AI-verordening?
44
Op welke termijn wordt de Kamer geïnformeerd over de gesprekken tussen het Ministerie
van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
over de complexe ondersteuning van ouders en scholen bij de aanschaf van devices en
welke oplossingsrichtingen zijn hierbij onderwerp van gesprek?
45
Ligt uw streven dat alle leerlingen over een device kunnen blijven beschikken, waarover
u in gesprek bent met de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, in het verlengde
van de uitvoering van de motie van het lid Westerveld, nu persoonlijke apparaten,
zoals telefoons en eigen tablets/laptops, niet meer toegestaan zijn in de klas en
er een behoefte is aan een duidelijk plan voor verantwoorde en goed beheerde onderwijsdevices?4
46
Wat klopt er van de constateringen van het ICILS5-rapport, waaruit blijkt dat Nederland en Azerbaijan de enige OESO-landen zijn zonder
concreet beleid ten aanzien van expliciete bekostiging voor devices voor funderend
onderwijs?6
47
In hoeverre bent aan de slag om beleid te ontwikkelen en uit te voeren dat ervoor
zorgt dat financiële «noodconstructies» niet langer nodig zijn, zoals genoemd in motie
van het lid De Hoop c.s., die uw ambtsvoorganger destijds heeft overgenomen?7
48
In hoeverre bestaat er een verband tussen de beperkte ondersteuningsmogelijkheden
en het ontbrekend beleid ten aanzien van bekostiging van devices voor scholen?
49
Bestaat er een verband tussen het ontbreken van beleid ten aanzien van bekostiging
van devices voor scholen en kansenongelijkheid en maakt het deze kansenongelijkheid
ook zichtbaar in de klas?
50
Hoe verklaart u de discrepantie tussen de alternatieve berekening van diverse marktpartijen
(resellers), die stelt dat voor het onderbrengen van devices onder de Wet Gratis Schoolboeken,
lang niet een structurele bekostiging van € 516 miljoen per jaar nodig is, en uw antwoord
op 23 september 2024 op schriftelijke vragen van het lid Pijpelink, waarbij u dit
wel stelde?8
51
Kunt u een beeld geven van de belangrijkste professionaliseringsvragen die de basis
moeten vormen van de innovatieve professionalisering waarvoor u samenwerkt met de
Vlaamse Minister van Onderwijs, Justitie en Werk?
52
Kunt u een eerste schets geven van de manier waarop in uw optiek de innovatieve docentprofessionalisering
eruitziet en de manier waarop leraren en schoolleiders daar tijd voor zouden krijgen?
53
Heeft u al een beeld van een eventuele praktische uitvoering van de innovatieve docentprofessionalisering
en de (balans in de) rol van lerarenopleidingen, opleiders in de scholen en commerciële
aanbieders?
54
Op welke wijze gaat er bij de innovatieve docentprofessionalisering op het gebied
van digitale vaardigheden rekening gehouden worden met de reeds bestaande werkdruk?
55
Is het u bekend welke gemeenten nu geen enkele (subsidie)regeling hebben getroffen
om devices beschikbaar te stellen voor leerlingen en wordt het wel of niet mee kunnen
doen in de klas voor leerlingen in armoede daardoor niet in grote mate afhankelijk
van de gemeente waar zij wonen?
56
Stelt het Rijk eigen devices beschikbaar voor hergebruik voor leerlingen in het funderend
onderwijs en zo ja, om hoeveel devices gaat het jaarlijks en aan welke kwaliteitseisen
moeten deze voldoen?
57
Hoeveel van de 5.000 tot 8.000 laptops en desktops die jaarlijks voor hergebruik beschikbaar
worden gesteld vanuit het Ministerie van Binnenlandse Zaken komen ten goede van leerlingen
die deze niet zelf kunnen betalen?
58
Werkt u actief mee in het beschikbaarstellen van devices voor hergebruik in het onderwijs
of in (lokale) minimaregelingen en zo ja, om hoeveel devices gaat dit per jaar? Tot
welk aantal kan dit op langere termijn oplopen?
59
Welke mogelijkheden verkent u om de financiële ondersteuning voor leerlingen die een
device nodig hebben te vergemakkelijken en op welke termijn kunt u uitsluitsel geven
over uw lopende gesprek met de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid om dit
te verkennen?
60
Ontstonden deze leveringsproblemen bij de distributeurs of bij de uitgevers die rechtstreeks
leveren?
61
Wat was de aard van deze leveringsproblemen en om hoeveel scholen ging het?
62
Hoe vaak is er sprake van LiFo-aanbod en hoe vaak is LiFo nog de enige optie voor
scholen in het voortgezet onderwijs? Zijn hier landelijke cijfers over beschikbaar?
63
Is bekend hoeveel kilo aan voor eenmalig gebruik gemaakte (leerwerk)boeken wordt geproduceerd
per jaar?
64
Hoeveel kilo aan papier wordt jaarlijks weggegooid door het model van leerwerkboeken?
65
Wat wordt het tijdpad en wie werken er straks mee aan het verdiepend onderzoek naar
de structuur en werking van de leermiddelenmarkt in het funderend onderwijs, dat u
samen met de Minister van Economische Zaken gaat uitvoeren en waarbij u tevens wilt
ingaan op het feit dat het overgrote deel van deze sector in buitenlandse handen is?
66
In hoeverre voldoet onderwijstechnologie aan de door het Ministerie van Binnenlandse
Zaken opgestelde Kinderrechten Impact Assessment (KIA)?
67
Hoeveel procent van de educatieve uitgeverijen en distributeurs in Nederland is momenteel
in handen van private equity of buitenlandse investeerders?
68
Welke instrumenten heeft de overheid om de invloed van private equity-partijen op
de onderwijsmiddelenmarkt te reguleren?
69
Bestaat er momenteel een divers en concurrerend aanbod van digitale leermiddelen en
is het aanbod divers genoeg om lock-ins en afhankelijkheden van één leverancier of
enkele leveranciers te voorkomen?
70
Is er sprake van een divers en concurrerend aanbod van administratieve onderwijssoftware,
waaronder ook het leerlingenvolgsysteem en de elektronische leeromgeving en hoe wordt
erop toegezien dat dergelijke software, waarin veel gevoelige persoonsgegevens van
minderjarigen worden verwerkt, veilig en privacyvriendelijk is?
71
Welke aanbieders van digitale leermiddelen zijn er nog in Nederlandse handen uitgesplitst
in het po en vo?
72
Klopt het dat het KPMG-onderzoek geen uitspraken doet over het beschikbare aanbod
van leermiddelen waar een school op dat moment uit kon kiezen (en zich voornamelijk
richt op enkel LiFo-producten) en daarmee geen inzicht biedt in de keuzevrijheid van
scholen?
73
Klopt het dat het KPMG-onderzoek zich focust op het gemiddelde prijsniveau en geen
uitspraken doet over de korting die leveranciers bieden aan scholen? Of zit deze korting
daarin meegerekend?
74
Klopt het dat het KPMG-onderzoek geen aandacht heeft voor de prijs van leermiddelen
inclusief btw en daarmee geen aandacht schenkt aan de impact van de btw-verlaging
op digitale leermiddelen in 2020?
75
Klopt het dat er voor het primair onderwijs geen soortgelijke cijfers over de leermiddelenmarkt
beschikbaar zijn en welke argumenten zijn er om geen soortgelijk onderzoek in het
primair onderwijs te laten doen?
76
Op welke termijn wordt de Kamer geïnformeerd over het onderzoek dat het Ministerie
van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en het Ministerie van Economische Zaken uitvoeren
naar de leermiddelenmarkt?
77
Welke onderzoeksvragen worden er in het vervolgonderzoek naar prijsontwikkeling leermiddelen
gesteld door de onderzoekers?
78
Klopt het dat de voorlopige bevindingen van het KPMG-onderzoek nog niet geschikt zijn
voor enige vorm van besluitvorming/beleidsvorming, zoals vermeld op pagina 2 van het
onderzoek, en geldt dit ook voor de uitspraken gedaan in de Kamerbrief over het aanbod
en prijsontwikkeling?
79
Wordt in het vervolgonderzoek naar prijsontwikkeling leermiddelen ook aandacht besteed
aan het algehele aanbod van leermiddelen en de vraag in hoeverre een school nog keuze
had tussen LiFo-aanbod en andere leermiddelen?
80
Wordt in het vervolgonderzoek naar prijsontwikkeling leermiddelen ook aandacht besteed
aan de vraag in hoeverre scholen daadwerkelijk gebruik maken van de licenties die
zij verplicht zijn af te nemen in het LiFo-model?
81
Wordt in het vervolgonderzoek naar prijsontwikkeling leermiddelen ook aandacht geschonken
aan de verlaging van het btw-tarief op digitale leermiddelen van het hoge naar het
lage btw-tarief die in 2020 plaatsvond?
82
Hoeveel financiële middelen werden de afgelopen drie jaar aan SIVON toegekend, hoe
zijn deze middelen specifiek besteed en tot welke resultaten heeft dit geleid?
83
Wat zijn de belangrijkste redenen waarom sommige scholen ervoor kiezen om zich niet
bij SIVON aan te sluiten en dus niet voldoen aan uw oproep om SIVON hun belangen op
het terrein van passende ict-producten en diensten te laten behartigen ter uitvoering
van de motie van de leden Beckerman en Pijpelink9?
84
Wat is de huidige verdeling van het marktaandeel van grote technologiebedrijven zoals
Google, Microsoft en Apple in het Nederlandse onderwijs?
85
In hoeverre voldoen techbedrijven aan de door het Ministerie van Binnenlandse Zaken
opgestelde Kinderrechten Impact Assessment?
86
Welke afspraken zijn er momenteel met internationale technologiebedrijven over de
bescherming van persoonsgegevens van leerlingen in het Nederlandse onderwijs?
87
De genoemde producten van grote techbedrijven (Word, Powerpoint en chromebooks) betreffen
zowel hard- of software, op welk van deze twee categorieën slaat de opmerking dat
er meer alternatieven moeten komen om uit te kiezen?
88
Hoe wilt u het gebruik van open materiaal op scholen verder vergroten?
89
Met betrekking tot welke afspraken over het toepassen van een keurmerk en (open) standaarden
werkt u samen met Edu-V en leveranciers en welke afspraken zijn er reeds gemaakt?
Merkt u dat deze effectief zijn en in hoeverre draagt dit bij aan het verminderen
van de afhankelijkheden van Big Tech?
90
Leidt het grootschalig aanbieden van goedkope onderwijslicenties aan leerlingen, zoals
een Microsoft 365 Education-pakket, tot een afhankelijkheid van diensten van één leverancier
in het latere werkende leven en ziet u een meerwaarde in het blootstellen van leerlingen
aan alternatieve software in het onderwijs om zo niet te afhankelijk te worden van
één leverancier, nu en in de toekomst?
91
Waarom wordt het onderzoek door KPMG naar het gebruik en de ontwikkeling in prijzen
en kosten van leermiddelen alleen in het voortgezet onderwijs uitgevoerd?
92
Kunnen scholen korting krijgen op lesmethodes bij distributeurs als zij deze inkopen
samen met anderen schoolproducten en zo ja, tot welke kortingen kan dit leiden?
93
Kunt u concretiseren wat de precieze problematiek is die geschetst wordt over het
gebruik van toepassingen van Big Tech-bedrijven?
94
Heeft u een evaluatie van de subsidieregeling voor SIVON laten uitvoeren, zoals gepland
voor 2024, en wat zijn hieruit de belangrijkste resultaten en daarnaast de belangrijkste
inzichten ten aanzien van kosteneffectiviteit?
95
Welke meetbare gegevens of cijfers zijn beschikbaar over de bijdrage van SIVON aan
een betere prijskwaliteitverhouding voor leermateriaal en hardware?
96
Welke inzichten of data zijn beschikbaar over hoe scholen de dienstverlening en activiteiten
van SIVON beoordelen?
97
Zijn er onderzoeken of enquêtes uitgevoerd onder scholen om hun ervaring met SIVON
te toetsen en zo ja, wat waren de belangrijkste uitkomsten?
98
Geeft de eerste verkenning door Dialogic van kansen en knelpunten van alternatieven
voor de producten van Big Tech in omringende landen, zoals België, Frankrijk en Duitsland,
u een helder beeld van de kosten van Research & Development en ontwikkeling van dergelijke
alternatieven (al dan niet op Europees niveau) en kunt u hierop de overtuiging baseren
dat dat kosten zijn die de Nederlandse overheid kan «matchen» en dat die niet van
invloed zijn op de budgetten voor het onderwijs?
99
Bent u van plan om bij het onderzoek naar alternatieven voor de producten van Big
Tech, en wellicht ook op Europees niveau, te verkennen hoe innovatieve regulering
en nauwkeurig afgewogen publiek-private samenwerking kunnen leiden tot een situatie
waarin het onderwijs (wellicht via Kennisnet en/of SIVON en uiteraard andere autoriteiten)
de regie voert op digitalisering?
100
In hoeverre zijn schoolbesturen in staat om veilige ict te garanderen tegenover grote
techbedrijven?
101
Is de betere omgang met gevoelige leerlinggegevens door grote internationale technologiebedrijven
een gevolg van uitgevoerde DPIA10’s of doordat SIVON samen met SURF daarover afspraken met deze partijen tot stand
heeft gebracht?
102
Op welke termijn verwacht u het vervolgonderzoek ter uitvoering van de motie van het
lid Kathmann af te ronden en de conclusies met de Kamer te delen en wie voert dit
onderzoek uit?11
103
Op welke termijn wordt de Kamer geïnformeerd over het vervolgonderzoek naar volwaardige
alternatieven voor Big Tech-diensten?
104
Op welke manier is door de onderzoekers van Highberg en Berenschot in hun advies om
een gemeenschappelijke inkoopvoorziening in te richten rekening gehouden met de Wet
Markt en Overheid?
105
Hoe zou de overheidssubsidie nodig voor een toekomstbestendige inkoopvoorziening doorberekend
worden in de prijs die scholen betalen bij het afnemen van deze diensten?
106
Wilt u publieke waarden in de aanbestedingstrajecten van SIVON expliciet verplicht
stellen, zoals aspecten als duurzaamheid, financiële flexibiliteit, informatiebeveiliging
en privacy (IBP), veilige, doeltreffende beheers- en beveiligingsmogelijkheden en
toegankelijkheid van hardware en software?
107
Hoe borgt u dat er bij SIVON zowel kwantitatief als kwalitatief voldoende expertise
in huis is om een grotere rol in de digitaliseringsstrategie van het onderwijs, zowel
op stelsel-, bestuurs- als schoolniveau (ook op de langere termijn) uit te kunnen
voeren?
108
Uit welke begrotingspost of fonds komt de € 8 miljoen die aan SIVON wordt toegekend?
109
Welke specifieke activiteiten voor de hele sector worden gefinancierd met de € 8 miljoen
voor SIVON?
110
In hoeverre onderkent u het belang van aansluiten bij publieke waarden niet alleen
in de basisinfrastructuur, maar juist ook in de volle breedte van digitalisering in
het onderwijs, als voorwaarde voor het digitale onderwijsecosysteem van besturen en
scholen?
111
Wilt u de Total Economic Impact van keuzes ten aanzien van digitalisering in het onderwijs
leidend laten zijn in uw beleidskeuzes?12
112
Hoeveel financiële middelen zijn de afgelopen drie jaar aan SIVON beschikbaar gesteld,
hoe zijn deze middelen besteed en wat waren daar de resultaten van?
113
Wat zijn de belangrijkste redenen voor scholen om zich niet aan te sluiten bij SIVON?
114
Hoe wordt bepaald welke infrastructuuronderdelen onder publieke regie vallen in het
voorgestelde toekomstplan?
115
Kan nader worden toegelicht welke onderdelen van de basisinfrastructuur volgens de
onderzoekers van Highberg en Berenschot aan grondige herziening toe zijn?
116
Kunt u op een rij zetten met welke sectorpartijen u gesprekken voert over digitalisering
in het onderwijs en met welke partijen bent u nog van plan in gesprek te gaan?
117
Is op dit moment reeds duidelijk aan welke activiteiten SIVON € 8 miljoen gaat uitgeven?
118
Welke publieke waarden stelt u centraal bij de toekomstige inrichting van de technologische
basisinfrastructuur?
119
Op welke manieren faciliteert u het aanbieden van devices door Stichting Leergeld,
het Nationaal fonds Kinderhulp en het Jeugdeducatiefonds en met welke regelmaat staat
u met deze partijen in contact over het aanbieden van digitale leermiddelen?
120
Is het beschikbaarstellen van devices voor kinderen in het onderwijs primair een taak
voor gemeenten, het onderwijs, het Rijk of private partijen en wat verwacht u van
elk van deze partijen?
121
Past het breder uitrollen van Open Source Software in de maatschappij bij uw rol en
welke verantwoordelijkheid hebben de Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
alsmede van Economische Zaken hierin?
X Noot
1
School-CERT is een sectoraal CERT voor het bekostigd primair en voortgezet onderwijs
in Nederland. CERT staat voor Computer Emergency Response Team.
X Noot
2
po: primair onderwijs
X Noot
3
vo: voortgezet onderwijs
X Noot
4
Kamerstuk 35 300 VIII, nr. 163.
X Noot
5
ICILS: internationaal onderzoek naar de digitale geletterdheid van leerlingen in het
tweede leerjaar van het voortgezet onderwijs.
X Noot
6
Krepel, A., Karssen, M., Buisman, M., Conijn. J., Schreurs, B., Booij G., & Farzan,
K. ICILS 2023, «De digitale geletterdheid van Nederlandse leerlingen in het voortgezet
onderwijs», Amstelveen: Kohnstamm Instituut.
X Noot
7
Kamerstuk 32 034, nr. 47.
X Noot
8
Parlisnummer: 2024D34428, antwoord op vraag 9.
X Noot
9
Kamerstuk 36 560 VIII, nr. 24
X Noot
10
DPIA: data protection impact assessment.
X Noot
11
Kamerstuk 32 761, nr. 277.
X Noot
12
Forrester, «The Total Economic Impact™ Of Apple Devices For K-12 Education, https://education-static.apple.com/smart-investment/2023_Forrester_TEI_….
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
L. Bromet, voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede ondertekenaar
M.H.M. Huls, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.