Initiatiefnota : Initiatiefnota
36 662 Initiatiefnota van de leden Boswijk, Mutluer en Van der Werf over de aanpak van PTSS bij geüniformeerde beroepen
Nr. 2
INITIATIEFNOTA
1. Inleiding
Professionals die hun beroep uitoefenen in bijvoorbeeld de veiligheid of de hulpverlening
staan dag in, dag uit in de frontlinie ten behoeve van onze samenleving. Daarbij geldt
dat hun werkzaamheden in bepaalde gevallen ertoe kunnen leiden dat zij (blijvende)
psychische schade oplopen. Zo is de posttraumatische stressstoornis (PTSS) een bekende
beroepsziekte onder militairen, boa’s, politie-, brandweer- en ambulancepersoneel
(hierna: geüniformeerden), waarbij de mentale blessures vaak zijn opgelopen door het
werk in de frontlinie. In een fatsoenlijke samenleving hebben we een bijzondere zorgplicht
voor deze mensen, die zich elke dag inzetten voor onze veiligheid en gezondheid. Helaas
blijkt de zorg en ondersteuning voor deze dienders die een geüniformeerd beroep uitoefenen,
of hebben uitgeoefend en er later psychische problemen aan over hebben gehouden, niet
altijd goed geregeld te zijn. En als er een aanpak is, is deze per uniform ook nog
eens verschillend. Veel geüniformeerden dienen gedurende hun carrière verschillende
uniformen, waardoor traumatische gebeurtenissen ook bij een eerdere werkgever opgelopen
kunnen zijn. Dat maakt de aanpak van de mentale blessures, waar PTSS een onderdeel
van kan zijn, nog ingewikkelder. De initiatiefnemers willen met deze initiatiefnota
verschillende voorstellen doen om de hulp en ondersteuning van geüniformeerden die
PTSS op hun werk hebben opgelopen, te verbeteren en de PTSS-zorg te centreren bij
één landelijk steunpunt.
PTSS is een psychische aandoening die kan ontstaan na het meemaken van een of meer
ernstige traumatiserende gebeurtenissen, zoals een ernstig ongeluk, geweld of een
natuurramp. Mensen met PTSS herbeleven vaak de traumatische gebeurtenis door middel
van nachtmerries of flashbacks, en kunnen hierdoor intense angst, boosheid of verdriet
ervaren. Deze herbelevingen kunnen zo sterk zijn, dat ze het dagelijks functioneren
ernstig belemmeren en kunnen leiden tot langdurig verzuim. Mensen met PTSS kunnen
daarnaast ook last krijgen van gedrag waarbij ze personen of situaties vermijden die
aan het trauma gerelateerd zijn. Dit kan leiden tot sociale isolatie en kan veel impact
hebben op de gezinssituatie. PTSS-gerelateerde klachten kunnen, als er bijvoorbeeld
onvoldoende (h)erkenning en hulp beschikbaar was, nog jaren later manifesteren dan
op het moment dat de ingrijpende gebeurtenis heeft plaatsgevonden. Dus ook als diegene
al met pensioen is of bij een andere werkgever werkzaam is. Voor deze personen, hun
gezin en naasten, is op dit moment te weinig geregeld op het gebied van hulp en (na)zorg,
met uitzondering op de veteranen.
PTSS kan een beroepsziekte zijn als de traumatische gebeurtenissen zich hebben afgespeeld
tijdens het werk. Om in aanmerking te komen voor zorg en ondersteuning, is het van
belang dat PTSS door de werkgever erkend is als beroepsziekte. Dit is bijvoorbeeld
bij Defensie en de politie al het geval, maar niet bij de brandweer en boa’s. De gevolgen
hiervan zijn groot: de werknemer moet in dat geval zelf op zoek naar psychologische
hulp, kan uitvallen en wordt soms zelfs gekort op het salaris. Wanneer een werkgever
PTSS wel als beroepsziekte heeft erkend, kan vanuit de werkgever hulp en ondersteuning
worden geboden bij de aanpak van psychische klachten. Op dit moment is er echter geen
landelijke aanpak wat betreft PTSS als beroepsziekte, waardoor elke werkgever dit
op een eigen manier kan invullen. Hierbij bestaat ook een risico dat iedereen zelf
het wiel probeert uit te vinden en de kwaliteit per beroepsgroep daardoor verschilt.
Diensten en organisaties zouden wat de initiatiefnemers betreft meer van elkaar kunnen
leren, omdat er meer overeenkomsten dan verschillen zijn als het gaat om de aanpak
van PTSS. Op dit moment is er al met al geen centraal loket waar kennis en expertise
wordt gedeeld wat betreft de zorg en ondersteuning voor geüniformeerden die te maken
hebben met PTSS. Daar willen de initiatiefnemers verandering in brengen.
2. De aanpak per geüniformeerd beroep
2.1 Defensie
Een deel van de militairen die op uitzending is, maakt tijdens die missie potentieel
traumatische gebeurtenissen mee. Soms ontstaan daardoor psychische klachten. PTSS
is de bekendste diagnose op het gebied van missie-gerelateerde klachten. Uit onderzoek
van het Expertisecentrum Militaire Geestelijke Gezondheidszorg van eind 2020 blijkt
bijvoorbeeld dat 8% van Nederlandse Afghanistan-veteranen 10 jaar na dato PTSS-klachten
ervaart.1
Het wordt breed gedeeld dat er een bijzondere zorgplicht van de overheid is voor militairen
die Nederland dienen of hebben gediend onder oorlogsomstandigheden of door deelname
aan missies ter handhaving en bevordering van de internationale rechtsorde. Aan militairen
worden immers eisen gesteld die in andere beroepen niet of in mindere mate voorkomen,
waarbij zij ook nog eens verplicht zijn om opgedragen taken uit te voeren die onder
risicovolle omstandigheden moeten worden uitgevoerd.
Lange tijd was er vanuit de Nederlandse overheid echter veel te weinig aandacht voor
de nazorg van militairen. Mede daarom werd vlak na de Tweede Wereldoorlog vanuit militairen
zelf de Bond van Nederlandse Militaire Oorlogsslachtoffers (BNMO) opgericht. Deze
organisatie richtte onder andere in 1957 het BNMO-Woonoord in Doorn op. De BNMO werd
in 2007 gesplitst, waarbij de zorgverleningstaken door Stichting de Basis op zich
werd genomen.
De Nederlandse overheid begon echter pas gedurende de jaren ’80 van de vorige eeuw
serieus aandacht te besteden aan het belang van adequate zorg en nazorg voor militairen.
Met de Nota Zorg voor veteranen uit 1990 werd de noodzaak van erkenning en nazorg
voor veteranen voor het eerst erkend.2 Beleidsvorming was volgens de Minister noodzakelijk ten aanzien van de ontwikkeling
en uitvoering van een veteranenbeleid. Dit leidde in 1999 onder andere tot de oprichting
van het Veteraneninstituut, dat in 2003 een zelfstandig karakter kreeg met de oprichting
van Stichting Het Veteraneninstituut. In 2021 ging dit instituut samen met vijf andere
organisaties en organisatieonderdelen, waardoor het Nederlands Veteraneninstituut
(NLVi) ontstond.3 Sinds 2014 heeft het beleid op het gebied van erkenning, waardering, zorg en de bijzondere
zorgplicht voor veteranen en hun relaties ook een wettelijke grondslag gekregen met
de inwerkingtreding van de Veteranenwet.4
Deze initiatiefnota richt zich specifiek op voorstellen om de zorg te verbeteren op
het gebied van PTSS bij geüniformeerden. Met de ontwikkelingen van de afgelopen dertig
jaar zoals hierboven beschreven, zijn hierin voor veteranen inmiddels grote stappen
gezet.5 Bij Defensie is PTSS ook erkend als beroepsziekte in juridische zin. Dit betekent
dat de erkenning van PTSS is vastgelegd in de rechtspositie door middel van rechtspositionele
regelingen.
Bovendien is bij het NLVi een Veteranenloket opgericht dat 24/7 bereikbaar is voor
veteranen en hun relaties die behoefte hebben aan psychische ondersteuning. Dit loket
biedt de mogelijkheid om – naast de reguliere route via de eigen (huis)arts – begeleiding,
advies of professionele tweedelijnszorg te organiseren. Op basis van een intakegesprek
krijgt een om hulp vragende veteraan via het Veteranenloket een persoonlijk revalidatieplan.
Dat kan een hulpverleningstraject zijn bij een gespecialiseerd maatschappelijk werker,
of een langere behandeling bij een instelling die bij het Landelijk Zorgsysteem voor
Veteranen (LZV) is aangesloten. Binnen het LZV bevinden zich verschillende top GGZ-instellingen
die specifieke behandelprogramma’s hebben ontwikkeld voor veteranen met PTSS en andere
geüniformeerden.
De zorg voor veteranen met PTSS is nog steeds op onderdelen voor verbetering vatbaar.
Momenteel wordt bijvoorbeeld gewerkt aan het herschrijven van het Protocol voor psychische
aandoeningen waaronder PTSS, waarmee verzekeringsgeneeskundige artsen op gestandaardiseerde
wijze de mate van invaliditeit als gevolg van psychische klachten bepalen.6 Desondanks zijn de initiatiefnemers van mening dat het werken met één landelijk loket
waar alle kennis gebundeld wordt, een voorbeeld moet zijn voor hoe de zorg voor andere
geüniformeerde beroepen ook georganiseerd behoord te zijn.
2.2 Politie
De politiemensen zetten zich elke dag en nacht in voor onze veiligheid. Dit doen zij
zowel op straat, bij de recherche, op het politiebureau als achter de schermen binnen
de politieorganisatie. Elke dag maken zij heftige, onverwachte en soms levensgevaarlijke
gebeurtenissen mee. Denk hierbij aan zware verkeersongevallen, schietpartijen, moordaanslagen,
gijzelingen, reanimaties en andere ingrijpende incidenten waarbij politieagenten geconfronteerd
worden met zwaar menselijk leed. Hier reageert elke agent uiteraard anders op. De
ene politieagent, maar ook militairen en andere geüniformeerden, maakt een ingrijpende
situatie mee, en kan het gemakkelijk een plek geven en verwerken. Die persoon neemt
het niet mee naar huis. Terwijl een andere politieagent door dezelfde gebeurtenis
psychische problemen kan oplopen. Dit kan uiteindelijk leiden tot PTSS, en kan grote
gevolgen hebben voor de privé en werksituatie. Daarnaast kunnen agenten bepaalde incidenten
onbewust opslaan, waardoor de oorzaak PTSS-gerelateerde klachten soms diep in het
verleden liggen.
Bij de politie worden jaarlijks ruim 300 agenten gediagnosticeerd met PTSS.7 Daarnaast zijn er waarschijnlijk veel onzichtbare gevallen van agenten die niet een
officiële PTSS-diagnose hebben gekregen. Voor de initiatiefnemers is het vanzelfsprekend
dat al deze dienders de juiste hulp en ondersteuning moeten krijgen die zij nodig
hebben, maar dat blijkt helaas geen vanzelfsprekendheid. Tot 2012 gingen de politiekorpsen
verschillend om met de aanpak van PTSS. Het ontbrak vooral aan een uniforme aanpak.
Sinds 2013 is PTSS erkend als beroepsziekte bij de politie en werd ook een landelijke
PTSS-richtlijn voor de politiesector afgekondigd. Dat betekent dat wanneer een agent
PTSS heeft ontwikkeld ten gevolge van het politiewerk, hij of zij recht heeft op een
aantal rechtspositionele aanspraken zoals de vergoeding van restschade. Daarnaast
is in 2012 een 24/7 Loket Politie opgericht door het politieprogramma Professionele
Weerbaarheid. Dit was een 24-uursloket waar politiemedewerkers op een laagdrempelige
manier terecht konden voor (zorg)vragen bij een onafhankelijk platform. Hierbij werd
gestreefd naar een persoonlijke en doelgerichte hulpverlening, waarbij vertrouwelijkheid
en onafhankelijkheid belangrijke elementen waren. Dit Loket werd (onder andere) uitgevoerd
door het Nederlandse Veteraneninstituut, waarbij de dienst- en hulpverlening toegankelijk
waren voor alle medewerkers en oud-medewerkers van de politie en hun thuisfront. Later
is dit loket getransformeerd naar een meldpunt voor beroepsziekten, beroepsincidenten
en dienstongevallen. De capaciteit en bezetting bij dit meldpunt bleek echter onvoldoende:
een hulpvraag werd gemiddeld binnen drie maanden opgepakt, waarna de korpsleiding
nog twee maanden de tijd had om dat advies al dan niet te volgen. Inmiddels is sinds
2020 ook die constructie weer vervangen door een nieuw stelsel, omdat de focus te
weinig gericht was op zorg en ondersteuning en dus de aandacht en morele steun van
de werkgever bleek te ontbreken.8
De Nationale Politie heeft op 1 januari 2023 besloten om af te stappen van het 24/7
Loket Politie en de hulpverlening zelf, intern, te organiseren door een eigen systeem
op te starten. Waarbij dus (oud)politiemedewerkers die te maken hebben met PTSS als
gevolg van hun werk, bij de eigen organisatie moeten aankloppen zonder echt onafhankelijke
hulp te kunnen krijgen van een loket dat buiten de politieorganisatie staat. Kortom:
sinds 2023 is de zorg voor politiemensen die te maken hebben met PTSS intern geregeld
bij de politie en werken zij niet meer samen met het Veteraneninstituut.
Praktisch gezien is er op dit moment in elke politie-eenheid een team Veilig en Gezond
Werken (VGW), waarin een eenheidspsycholoog, bedrijfsarts, en andere deskundigen plaats
hebben. Ook zijn er in iedere eenheid casemanagers van het Team Beroepsrisico beschikbaar.
De casemanager, die dus onderdeel is van de eenheid, is het eerste aanspreekpunt wanneer
een medewerker te maken krijgt met PTSS-klachten die zijn opgelopen tijdens de uitoefening
van het politiewerk. Via de casemanager verloopt de beoordeling van de aanvraag erkenning
beroepsziekten. Als hier inderdaad sprake van is, volgt een officieel besluit van
de Nationale Politie en wordt het al dan niet erkend als beroepsziekte. Deze erkenning
geeft de politiemedewerker aanspraak op verschillende voorzieningen. Wanneer sprake
is van PTSS als beroepsziekte, wordt de politiemedewerker doorgestuurd naar het ARQ
Nationaal Psychotrauma Centrum. In dit expertisecentrum wordt gewerkt aan preventie,
behandeling en kennisdeling. Wanneer iemand niet meer in dienst is bij de politie,
kan diegene terecht bij een huisarts voor een doorverwijzing naar het Psychotrauma
Diagnose Centrum (PDC) voor specialistisch onderzoek naar de psychische gevolgen van
traumatische gebeurtenissen.
Politieagenten die niet meer kunnen werken doordat zij als gevolg van hun werk PTSS
hebben opgelopen, krijgen te maken met restschade in de vorm van inkomstenderving.
Het stelsel van de vergoeding van restschade bij de politie heeft op veel kritiek
kunnen rekenen de afgelopen jaren, omdat de regels om hier aanspraak op te kunnen
maken, steeds strenger werden toegepast en daadwerkelijke erkenning van PTSS als beroepsziekte
moeizaam verloopt. Daarnaast werd er ook op gewezen dat de regeling voor politieagenten
met PTSS anders is dan bij Defensie.9 De procedure om medische kosten vergoed te kunnen krijgen is voor veel agenten moeizaam
en tijdrovend, en de persoonsgerichte aanpak ontbreekt.
Op dit moment is het dus zo dat wanneer een politiemedewerker aangeeft psychische
klachten te hebben naar aanleiding van iets wat is gebeurd in uitoefening van het
politiewerk, diegene dat binnen de eigen organisatie moet aankaarten. Hiermee ligt
de drempel om problemen aan te kaarten hoog, nu het risico bestaat dat een politieagent
direct het dienstwapen moet inleveren en geen werk meer kan uitvoeren. Dit kan een
afschrikwekkende werking hebben. Ook kan het zo zijn dat de eigen werkomgeving niet
veilig genoeg voelt om psychische problemen bespreekbaar te maken. Het huidige stelsel
kan ertoe leiden dat personen die PTSS-gerelateerde klachten hebben, niet de vrijheid
voelen om dit direct te melden. En dat moet volgens de initiatiefnemers anders.
2.3 Buitengewoon opsporingsambtenaren
Nederland kent ongeveer 23.000 buitengewoon opsporingsambtenaren (boa’s), die zich
ook elke dag en nacht inzetten voor onze veiligheid. Deze boa’s werken in verschillende
domeinen, zoals de gemeente, het openbaar vervoer, de generieke opsporing en de natuur,
en beschikken over een breed scala aan taken en bevoegdheden die per domein ook weer
van elkaar kunnen verschillen. Dat resulteert op dit moment in ruim 1.100 boa-werkgevers.
De specifieke invulling van de taken en bevoegdheden van de boa wordt vormgegeven
door de betreffende boa-werkgever. Boa’s maken vaak heftige situaties mee en nemen
steeds vaker bepaalde politietaken over. Hierbij kan gedacht worden aan het assisteren
bij verkeersongevallen, schietincidenten en reanimaties. Op deze heftige gebeurtenissen
kan elke boa uiteraard weer anders reageren en dit kan leiden tot psychische problemen,
of zelfs PTSS.
Boa’s hebben specifieke opsporingsbevoegdheden, waar de politie generieke opsporingsbevoegdheden
heeft. Hierin kan wel een overlap plaatsvinden van taken, dus moet er ook sprake zijn
van een adequate samenwerking. Toch zijn er geen landelijke afspraken gemaakt over
het onderscheid en de overlap tussen de werkzaamheden van politie en boa’s, los van
de bepaling uit de Politiewet 2012 waarin staat dat boa’s verplicht zijn om samen
te werken met de politie.10
Onder andere vanwege capaciteitstekorten bij de politie is de laatste jaren het takenpakket
van boa’s uitgebreid, waardoor het steeds een stukje verder op is geschoven naar de
taken die politieagenten ook hebben, onder andere vanwege capaciteitstekorten bij
de politie. Daar komt bij dat boa’s steeds vaker te maken krijgen met fysiek geweld
en ernstige misdrijven en bestaat er een kans dat boa’s hier psychische klachten aan
overhouden, of zelfs PTSS. De vakbond BOA-ACP, dat onderdeel is van de politievakbond
ACP, heeft in maart 2024 hierover aan de bel getrokken.11 Zij zien steeds meer meldingen van geweld tegen boa’s in uniform en boa’s die met
PTSS thuis komen te zitten. Tegelijkertijd is PTSS voor boa’s nog steeds geen erkende
beroepsziekte.
Boa-werkgevers zijn niet landelijk georganiseerd, omdat er sprake is van verschillende
domeinen waarin een boa werkzaam kan zijn. Hieruit volgt dus dat deze diverse boa-werkgevers
verschillende maatregelen kunnen nemen als het gaat om de aanpak van beroepsziekten
zoals PTSS. Eenduidigheid ontbreekt en kan voor verwarring en terughoudendheid zorgen.
Boa-werkgevers hebben de wettelijke plicht om ervoor te zorgen dat de werknemers zich
in een sociaal veilige werkomgeving bevinden, maar nadere concretisering ontbreekt
vaak. Uit onderzoek blijkt dat dit vooral aan de orde is bij de kleine werkgevers
die minder boa’s in dienst hebben.12 Daarnaast blijkt de helft van de boa’s ontevreden te zijn over de werkgever als het
gaat over zorg bij incidenten, waar PTSS-zorg ook een onderdeel van kan zijn. Met
name boa’s die werkzaam zijn in het openbaar vervoer zijn hier negatief over, terwijl
zij juist te maken krijgen met meer verbale en non-verbale agressie tijdens hun werk.13
Wanneer een boa te maken heeft met PTSS-klachten die gerelateerd zijn aan situaties
op het werk, kan deze persoon (mits aangesloten bij de BOA-ACP) terecht bij de Stichting
Leden voor Leden voor sociale, emotionele en geestelijke ondersteuning. Deze Stichting
bestaat uit vrijwilligers die ervaring hebben met PTSS of andere psychische problemen.
Verdere uniforme hulp vanuit de boa-werkgevers ontbreekt, dus het is voor veel van
de boa’s op dit moment onduidelijk waar en op welke manier diegene terecht kan met
PTSS-gerelateerde klachten die gevolg zijn van de uitoefening van hun werk. Ook dit
moet volgens de initiatiefnemers anders worden ingericht.
2.4 Brandweer
De mannen en vrouwen van de brandweer zetten zich als first
responders ook dag en nacht in voor onze veiligheid en die van onze leefomgeving. Honderden
keren per dag rukken zij uit naar incidenten, zoals branden, ongelukken, verdrinkingen
en suïcides. De brandweerkorpsen worden ook steeds vaker ingezet bij reanimaties,
omdat zij soms sneller ter plaatse kunnen zijn dan de ambulance. Zulke heftige situaties
kunnen leiden tot mentale blessures, zoals PTSS. Naar schatting kampt op dit moment
zo’n 7% van de brandweerlieden met PTSS-klachten door hun werk, wat neerkomt op ongeveer
1.500 mensen. Maar helaas is het zo, in tegenstelling tot de politie en bij Defensie,
dat PTSS bij deze organisatie niet landelijk erkend is als beroepsziekte met als reden
dat die erkenning is voorbehouden aan de 25 autonome veiligheidsregio’s. Zij zouden
ieder met een eigen regeling moeten komen. Het hangt er dus voor brandweerlieden vanaf
bij welke regio zij werkzaam zijn, of PTSS überhaupt wordt erkend als beroepsziekte
en zo ja, wat vervolgens het hulptraject is. Zowel wat betreft preventieve maatregelen
als nazorg is er geen eenduidige lijn: deze ontbreekt soms zelf volledig.
Uit onderzoek van Zembla blijkt dat brandweerlieden die te maken krijgen met PTSS
en daardoor niet meer aan het werk kunnen, vaak gekort worden op hun salaris en zelf
de psychische hulp moeten regelen omdat een landelijke regeling (en erkenning) ontbreekt.
Het is daarnaast vaak niet duidelijk of de brandweervrijwilligers ook aanspraak kunnen
maken op PTSS-regelingen. Wat betreft preventief beleid voor psychische schade, volgt
uit het onderzoek dat brandweermensen niet goed worden voorbereid op de impact van
heftige situaties, zoals verdrinkingen en reanimaties.14
Kortom: er is net zoals voor boa’s geen landelijke, uniforme lijn in de aanpak van
PTSS bij de brandweer, maar die is wel hard nodig. Er is te weinig zicht op het aantal
brandweermensen met PTSS, terwijl het voor goede hulp en ondersteuning ook juist belangrijk
is dat bekend is hoe groot het probleem is. Al in 2015 beloofde de brandweertop om
onderzoek te doen naar de omvang van PTSS, maar de meest recente inventarisatie dateert
uit 2018 en daarna is voor zover bekend geen onderzoek meer verricht. De nazorg schiet
tekort en de preventieve maatregelen zijn onvoldoende. De initiatiefnemers vinden
het van belang dat PTSS ook bij de brandweer landelijk wordt erkend als beroepsziekte
en ziet de voordelen van een uniforme aanpak dat is gecentreerd bij een nationaal
loket.
2.5 Ambulancemedewerkers
Ambulancemedewerkers krijgen als first responders met grote regelmaat de meest gruwelijke dingen te zien. Zij ervaren grote emotionele
belasting die veroorzaakt wordt door de confrontatie met onder andere heftige verkeersongelukken,
verhangingen of reanimaties van kinderen. Daar komt nog eens bij dat ambulancemedewerkers
steeds vaker te maken hebben met agressie en geweld. Dergelijke schokkende gebeurtenissen
kunnen als zeer traumatisch worden ervaren. Als de emotionele problemen te groot worden,
is de kans groot dat werknemers gezondheidsproblemen krijgen, zoals slapeloosheid,
burn-out, overspannenheid en andere mentale blessures die zijn opgelopen door hun
werk. Uiteindelijk kan dit leiden tot PTSS en langdurige ziekte.
Uit een recente analyse van de 130.000 ritten per jaar van de Ambulance Amsterdam
blijkt dat 6.500 daarvan als potentieel traumatisch gelabeld kunnen worden. Dat betekent
dat elke ambulancemedewerker een keer per maand een incident meemaakt dat mogelijk
een trauma kan veroorzaken.15 Exacte aantallen zijn niet beschikbaar, maar het centrum voor beroepsziekten van
het Amsterdam Medisch Centrum schat het percentage PTSS op 11% van de ruim 6.800 ambulancemedewerkers.16 Sommige studies suggereren zelfs nog veel hogere percentages. Hoe dan ook is het
duidelijk dat PTSS onder ambulancemedewerkers vele malen vaker voorkomt dan onder
de algemene bevolking.
Ambulancediensten werken al geruime tijd met collegiale opvang via het Bedrijfsopvangteam
(BOT), waar medewerkers na een ernstig incident standaard een BOT-gesprek kunnen krijgen.
Het BOT bestaat uit collega’s die speciaal hiervoor zijn opgeleid. Als er meer hulp
nodig is, wordt een bedrijfsarts, traumadeskundige of het nationaal traumacentrum
ARQ ingeschakeld. Vanuit Ambulancezorg Nederland wordt praktische ondersteuning aangeboden17 en er zijn richtlijnen voor de psychosociale ondersteuning voor geüniformeerden.18 Desondanks zijn er in de praktijk grote verschillen in hoe de nazorg via het BOT
is georganiseerd in de 25 regionale ambulancediensten. Er bestaat bijvoorbeeld in
Nederland niet één uniforme nazorgopleiding met kwaliteitseisen, zoals men die in
Duitsland wel heeft. Opleidingen worden aangeboden door commerciële bureaus die allemaal
wat anders aanbieden.19 En als iemand echt zwaardere hulp nodig heeft, dan is dat vaak moeilijk te vinden.
Er is geen landelijk loket voor PTSS voor ambulancemedewerkers. Het Veteraneninstituut
heeft wel een Steunpunt Ambulance, maar daar zijn slechts 4 van de 25 regionale ambulanceregio’s
bij aangesloten. Dat is naar mening van de initiatiefnemers zonde, omdat juist daar
ambulancemedewerkers laagdrempelig, onafhankelijk en kosteloos een gesprek kunnen
krijgen met een gespecialiseerde maatschappelijk werker.20 Net als bij de brandweer en de boa’s is er duidelijk geen uniforme, landelijke aanpak
van PTSS bij de ambulancediensten. Naar mening van de initiatiefnemers zou die er
wel moeten komen.
3. Conclusie
De personen die werkzaam zijn bij de politie, Defensie, brandweer, ambulance en als
boa staan stuk voor stuk in de frontlinie om onze samenleving veilig en gezond te
houden. Daardoor maken zij heftige en soms traumatische gebeurtenissen mee, wat kan
leiden tot PTSS. Uit de voorgaande paragrafen volgt dat voor deze beroepsgroepen en
hun naasten de zorg rondom PTSS in veel gevallen versnipperd, onduidelijk en onzorgvuldig
is geregeld. Bij de politie is alleen een interne werkwijze opgesteld nadat de zorg
weg is gehaald bij het Veteraneninstituut, bij de brandweer wordt PTSS niet eens landelijk
erkend als beroepsziekte, voor de ambulancemedewerkers is er geen landelijk loket
waar ze kunnen aankloppen en voor boa’s is door het hebben van verschillende werknemers
dit niet uniform geregeld. Dit baart de initiatiefnemers zorgen, omdat de hulpverlening
rondom PTSS op orde moet zijn om de gezondheid en veiligheid van deze beroepsgroepen
te waarborgen. Zij verdienen ten zeerste de volledige hulp en ondersteuning wanneer
zij te maken hebben met PTSS dat is opgelopen tijdens de uitoefening van hun belangrijke
beroep. Ook moet er aandacht zijn voor de problemen die PTSS hebben veroorzaakt in
de thuissituatie van de geüniformeerde, omdat hierbij zorg en ondersteuning ook uiterst
belangrijk is en bij een gebrek aan erkenning enorme nevenschade kan ontstaan.
De initiatiefnemers zijn van mening dat geleerd kan worden van de inrichting van het
hulpaanbod van PTSS zoals het is geregeld bij Defensie, met het Nederlandse Veteraneninstituut,
en dat daarnaast ook ruimte is voor verbetering van de PTSS-aanpak in den brede. Na
een analyse van de verschillende geüniformeerde beroepsgroepen in de voorgaande paragrafen,
zijn de initiatiefnemers ervan overtuigd dat een uniform, landelijk loket voor geüniformeerde
beroepen van zeer grote waarde kan zijn in de aanpak, ondersteuning en nazorg van
PTSS. Deze professionals verdienen volledige steun en waardering. Door middel van
een landelijk loket zit alle expertise rondom de hulp en ondersteuning wat betreft
PTSS gecentraliseerd bij één instantie, waarbij kennisdeling van cruciale waarde is
voor een succesvolle signalering, ondersteuning, behandeling en nazorg. De personen
die werkzaam zijn bij de politie, ambulance, brandweer, Defensie en als boa weten
op die manier direct waar zij moeten aankloppen wanneer ze te maken krijgen met psychische
klachten naar aanleiding van hun werk. Omdat een landelijk loket onafhankelijk is
ingericht en buiten de eigen organisatie staat, wordt de drempel om hulp te vragen
lager. Daar pleiten de initiatiefnemers dan ook van harte voor.
Daarnaast merken de initiatiefnemers op dat PTSS zich ook later kan ontwikkelen dan
tijdens het betreffende dienstverband, bijvoorbeeld wanneer een persoon inmiddels
met pensioen is of in dienst is getreden bij een andere werkgever. Ook deze oud-medewerkers
en hun naasten zouden in aanmerking moeten komen voor de juiste hulp en ondersteuning,
wat op dit moment niet gebeurt.
4. Beslispunten
1. Richt een landelijk PTSS-meldpunt op voor alle geüniformeerde beroepen
Een landelijk loket voor PTSS als beroepsziekte heeft volgens de initiatiefnemers
aantoonbare voordelen. De initiatiefnemers zijn ervan overtuigd dat deze hulp geboden
kan en moet worden, omdat in een fatsoenlijke samenleving wij de zorgplicht hebben
om de personen die voor ons klaarstaan, te helpen wanneer dat nodig is. Omdat zij
ook altijd zelf klaarstaan voor de samenleving. Daarom roepen de initiatiefnemers
de Kamer op om er bij de betrokken bewindslieden op aan te dringen om een landelijk
PTSS-loket in te richten voor geüniformeerde beroepen, waar tevens de naasten van
geüniformeerden namens hen aan de bel kunnen trekken. Dit loket moet volgens de initiatiefnemers
ook betrekking hebben op personen die PTSS hebben opgelopen naar aanleiding van heftige
gebeurtenissen op het werk, maar inmiddels niet meer in dienst zijn bij de betreffende
werkgever. Psychische klachten die zijn opgelopen na een ingrijpende ervaring op het
werk kunnen bij onvoldoende (h)erkenning en zorg zich ook pas later manifesteren.
Vaak zijn deze mensen dan niet meer in dienst of met pensioen. Voor deze groep is,
los van Veteranen, op dit moment niets geregeld. De initiatiefnemers roepen de betrokken
bewindslieden op om ook dit onderdeel te betrekken bij het inrichten van een landelijk
loket.
2. Zorg voor gelijke erkenning van PTSS
PTSS is nog niet bij elke genoemde beroepsgroep erkend, zoals bij de brandweer het
geval is. Om ervoor te zorgen dat de dienders die vermoedelijk te maken hebben met
PTSS ook daadwerkelijk aan de bel kunnen en durven te trekken, achten de initiatiefnemers
het van belang dat er gelijke erkenning is en juiste procedures bij hulpverlening
voor personen die te maken krijgen met PTSS als gevolg van gebeurtenissen tijdens
hun werk. Daarom roepen de initiatiefnemers de Kamer op om er bij de betrokken bewindslieden
op aan te dringen om PTSS als beroepsziekte landelijk te erkennen voor de beroepen
van de politie, brandweer, veteranen, boa’s en ambulancepersoneel.
3. Zorg voor gelijke aandacht en opleiding voor mentale weerbaarheid in het algemeen
en de bespreekbaarheid, herkenning en aanpak van PTSS in het bijzonder
Een belangrijk onderdeel van de aanpak van PTSS als beroepsziekte, is de signalering
ervan en de preventieve maatregelen die getroffen kunnen worden. Hierbij moet PTSS
ook bespreekbaar zijn, zodat het taboe doorbroken kan worden. Bijvoorbeeld bij de
Politieacademie en de opleiding tot boa is het nu niet zo dat standaard les wordt
gegeven over het signaleren en bespreken van PTSS-klachten bij collega’s of jezelf.
Dat is op dit moment zelfs alleen een keuzevak. De initiatiefnemers zijn ervan overtuigd
dat een effectieve aanpak van PTSS als beroepsziekte begint bij een adequate signalering,
om er op die manier zo vroeg mogelijk bij te kunnen zijn en wellicht erger te voorkomen.
De initiatiefnemers roepen daarom de Kamer op om er bij de betrokken bewindslieden
op aan te dringen om te zorgen voor gelijke aandacht en opleiding wat betreft de herkenning
van PTSS binnen de verschillende geüniformeerde beroepsgroepen.
4. Onderzoek of er andere beroepsgroepen zijn voor wie een landelijk PTSS-loket van belang
is
In het voorgaande staat beschreven op welke manier binnen defensie, politie, boa’s,
brandweer en ambulancediensten om wordt gegaan met de aanpak van PTSS en wat volgens
de initiatiefnemers hierin moet veranderen. Er zijn echter meer personen die in het
algemeen belang een geüniformeerd beroep uitoefenen dan de opgesomde beroepsgroepen.
Het is dus ook voor te stellen dat een PTSS-meldpunt voor een bredere groep van toegevoegde
waarde is dan in deze initiatiefnota beschreven, ook met het oog op kennis- en informatiedeling
over een juiste aanpak. Daarom roepen de initiatiefnemers de Kamer op bij de betrokken
bewindslieden erop aan te dringen om te onderzoeken of, en zo ja welke, andere beroepsgroepen
hiervoor ook in aanmerking zouden moeten komen. De initiatiefnemers denken hierbij
bijvoorbeeld aan de douane en de kustwacht, maar ook aan andere organisaties waar
veel vrijwilligers werkzaam zijn, zoals de KNRM of Reddingsbrigade Nederland.
5. Financiële gevolgen
Het is aannemelijk dat PTSS bij geüniformeerden de maatschappij miljarden kost. Onder
andere door langdurig verzuim, hoge ziektekosten en nevenschade bij een intergenerationeel
trauma. Zeker in tijden van grote arbeidstekorten in het algemeen en bij de geüniformeerde
diensten in het bijzonder, moeten we alles eraan doen om uitval te beperken. Op basis
van beschikbare internationale onderzoeken zijn er schattingen te maken van de financiële
impact van PTSS, maar om tot een concreet bedrag te komen, zal er aanvullend onderzoek
nodig zijn.
Als er gebruik wordt gemaakt van bestaande loketten, kunnen hulpverlening en behandelingen
eenvoudiger worden uitgebreid dan wanneer hele nieuwe netwerken ontwikkeld moeten
worden, waar iedereen toch weer uitkomt bij dezelfde aanbieders. Belangrijk is ook
om de kwaliteitscomponent van de bestaande aanbieders te gebruiken die vooral vanuit
24/7 bereikbaarheid, uitgebreide contextkennis, expertise en ervaringen binnen de
hoog-risicoberoepen, de taal spreken, begrijpen hoe de organisaties werken en afgestemde
hulpverlenings- en behandelprogramma’s hebben ontwikkeld in aansluiting op bestaande
zorglijnen.
De initiatiefnemers beseffen desondanks dat ook wanneer een bestaand loket wordt gebruikt,
enige uitbreiding van de hulp en begeleiding daarachter zal moeten plaatsvinden. De
initiatiefnemers kunnen in deze fase geen exacte berekening opstellen van de te maken
kosten hiervan. Een en ander zal onder andere sterk afhangen van hoe efficiënt het
landelijk PTSS-loket zal worden ingericht en op welke wijze de verschillende werkgevers
van de geüniformeerde beroepen hier vanuit hun werkgeversverantwoordelijkheid aan
kunnen bijdragen. Het is de initiatiefnemers bovendien duidelijk dat het niet verbeteren
van de PTSS-zorg voor geüniformeerde beroepen ook kosten met zich meebrengt. Denk
dan bijvoorbeeld aan meer arbeidsongeschikten of (vermijdbare) meerkosten die in de
GGZ neerslaan.
Boswijk Mutluer Van der Werf
Indieners
-
Indiener
Derk Boswijk, Kamerlid -
Medeindiener
Hanneke van der Werf, Kamerlid -
Medeindiener
Songül Mutluer, Kamerlid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.