Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de voortgang ICT Belastingdienst (Kamerstuk 31066-1412)
31 066 Belastingdienst
26 643 Informatie- en communicatietechnologie (ICT)
Nr. 1430 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 14 oktober 2024
De vaste commissie voor Financiën heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd
aan de Staatssecretaris van Financiën over de brief van 18 juni 2024 over de voortgang
ICT Belastingdienst (Kamerstuk 31 066, nr. 1412).
De vragen en opmerkingen zijn op 6 september 2024 aan de Staatssecretaris van Financiën
voorgelegd. Bij brief van 14 oktober 2024 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Nijhof-Leeuw
Adjunct-griffier van de commissie, Lips
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de
brief over de Voortgang ICT Belastingdienst. Een goed functionerende Belastingdienst
staat bij deze leden hoog in het vaandel: immers het is de Belastingdienst die de
middelen ophaalt om onze publieke voorzieningen te betalen. Daarnaast heeft fiscale
wetgeving alleen maar waarde als die goed met elkaar kan worden uitgevoerd. Deze leden
vinden het daarom een goede ontwikkeling dat er al enige tijd wordt gewerkt aan het
moderniseren van de ICT van de Belastingdienst, zodat deze ook in de toekomst haar
maatschappelijke taak kan vervullen, nieuw beleid kan doorvoeren en haar dienstverlening
kan verbeteren. Dat deze modernisering eigenlijk te laat komt, blijkt uit het gegeven
dat er tot en met 2026 weinig ruimte is voor nieuwe beleidswensen die structuurwijzigingen
vergen. Kan de Staatssecretaris onderschrijven dat 2026 nog steeds het streefjaar
is? Kan de Staatssecretaris daarnaast een overzicht geven van de verdeling van IV-dagen
per categorie voor de afgelopen periode en wat de inschatting is tot aan 2026?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen de Staatssecretaris welke gevolgen
de herstelwerkzaamheden hebben gehad voor de uitfasering van Cool:Gen en de modernisering
van de IT en wat eventuele extra vertraging en uitstel van een structurele oplossing
betekent voor de moderniseringsagenda en uitfasering.
De toenmalige Staatssecretaris heeft aangegeven dat de beschikbaarheid van ICT-expertise
afhankelijk is van het aantrekken en behouden van deskundige medewerkers en van externe
inhuur. Het uitgangspunt van de Belastingdienst is dat structurele taken zoveel mogelijk
door eigen medewerkers worden uitgevoerd. De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
zien dat dit uitgangpunt nu bij lange na niet wordt gehaald. De Belastingdienst is
– voornamelijk binnen de ICT – sterk afhankelijk van extern personeel. In de brief
brengt de toenmalige Staatssecretaris dit als een voldongen feit. De leden van de
GroenLinks-PvdA-fractie willen zich hier niet bij neerleggen, onder andere omdat de
kennis over de ICT na voltooiing weer weglekt én omdat het vele malen duurder is dan
personeel in dienst nemen. Kan de Staatssecretaris aangeven welke strategieën nu worden
gebruikt om afhankelijkheid van de inhuur te beperken? Kan er ook meer inzicht worden
gegeven in het strategische afwegingskader over hoe wordt bepaald wat wel en niet
via externe inhuur wordt gedaan?
Het valt de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie op dat veel dezelfde partijen actor
zijn bij de inhuur. Kan de Staatssecretaris aangeven via welke raamovereenkomst(en)
de externe inhuur bij de Belastingdienst verloopt? Kan de Staatssecretaris voor de
afgelopen vijf jaar aangeven hoeveel budget via deze raamovereenkomst(en) loopt en
op welke begrotingsartikelen dit kan worden teruggevonden? Kan de Staatssecretaris
aangegeven wat het geraamde bedrag was en de realisatie van de afgelopen vijf jaar?
Deze leden lezen met ongenoegen de ontwikkelingen rondom het Programma Vernieuwing
Gegevens. Dit programma heeft de taak om meer grip te krijgen op gegevensverwerking,
maar is in januari 2024 gepauzeerd om toekomstige budgetoverschrijding te voorkomen.
De voornaamste oorzaak voor de vertraging en gebrekkige rapportage was inadequate
sturing. Deze leden lezen dat het onderzoeksteam heeft geconcludeerd dat de organisatiecultuur
in de hand heeft gewerkt dat kritische opvattingen geen gehoor hebben gevonden en
dat inhoudelijke dilemma’s niet expliciet zijn gemaakt. Tussen de maatregelen die
zijn genomen wordt er niets gedaan om de organisatiecultuur te verbeteren, iets wat
naar de mening va deze leden toch essentieel is in het voorkomen van herhaling van
zetten. Kan de Staatssecretaris aangeven wat voor maatregelen er worden genomen om
de organisatiecultuur te verbeteren?
Tot slot vragen de leden van de GL-PvdA-fractie hoe er in de moderniseringsopgave
wordt om gegaan met strategische vraagstukken zoals onafhankelijkheid? In hoeverre
wordt er bij de aankoop van software rekening gehouden met de mogelijkheid zelf dingen
aan te kunnen passen en afhankelijkheid van externe bedrijven te verkleinen? Kan de
Staatssecretaris het afwegingskader en aankoop strategie daarin schetsen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief «Informatie-
en communicatietechnologie (ICT)». Deze leden vinden het positief dat verschillende
ICT-projecten zijn afgerond in 2024, maar maken zich nog wel zorgen over de voortgang
bij andere projecten. Deze leden hebben nog enkele vragen. De leden van de VVD-fractie
maken van de gelegenheid gebruik om ook vragen te stellen over het BIT-advies Modernisering
omzetbelasting.
De leden van de VVD-fractie lezen ten aanzien van de uitfasering van Cool-Gen dat
het doel is om de uitfasering van Cool-Gen voor het einde van 2026 te realiseren.
Wat is de stand van zaken? Hoe wordt voorkomen dat in de toekomst de Belastingdienst
tegen eenzelfde situatie aanloopt, waar kennis van systemen en programmeertalen minder
of beperkt beschikbaar wordt doordat een systeem of taal in onbruik raakt?
De leden van de VVD-fractie lezen dat de voortgang van de uitfasering Cool-Gen wordt
«bedreigd» door de herstelwerkzaamheden voor box 3. Hoe serieus is deze «dreiging»?
Is het doel – met de huidige kennis van zaken – van uitfasering voor het einde van
2026 nog in beeld?
De leden van de VVD-fractie lezen ten aanzien van externe inhuur dat de Belastingdienst
noodgedwongen gebruik maakt van 1200 fte aan externe inhuur, met name voor de modernisering
van systemen. Deze leden begrijpen de noodzaak hiervan, maar willen wel vragen welke
stappen worden ondernomen om meer vaste medewerkers in dienst te nemen. Wat is ervoor
nodig om een aantrekkelijke werkgever te zijn voor ICT-specialisten? Wat is nu het
tarief dat gemiddelde per uur betaald wordt voor externe inhuur? Wat betekent het
opheffen van het handhavingsmoratorium op de Wet Deregulering beoordeling arbeidsrelatie
(Dba) voor externe inhuur van ICT-specialisten? Komt de planning in gevaar?
De leden van de VVD-fractie lezen ten aanzien van EU-btw e-commerce dat op basis van
testresultaten is besloten om niet over te stappen op het hoofdspoor per juni 2024.
Welke bevindingen waren doorslaggevend? Bij welke lidstaten zijn ook complicaties
opgetreden? Hoever zijn andere lidstaten in het komen tot een structurele voorziening
ter uitvoering van de richtlijn? Wat kan van deze lidstaten worden geleerd?
De leden van de VVD-fractie lezen ten aanzien van het programma Vernieuwing Gegevens
dat dit programma niet volgens plan verloopt. Trekken deze leden terecht de conclusie
dat de eerste fase, die reeds juni 2022 afgerond zou moeten zijn, nog altijd niet
is afgerond? Zo ja, vanaf welk moment zijn bijsturingsmaatregelen genomen? Is dit
pas gebeurd na de constatering in december 2023 dat de realisatie niet volgens plan
verloopt? Indien dit zo is, hoe kan het dat niet eerder is ingegrepen? Deze leden
vragen daarnaast of budgetoverschrijdingen waarschijnlijk zijn, nu al 60 procent van
het budget is besteed.
De leden van de VVD-fractie lezen ten aanzien van het BIT-advies Modernisering omzetbelasting
dat het Adviescollege aangeeft dat de voorbereiding voor de verwerving en inzet van
pakketsoftware voor de omzetbelasting nog onvoldoende is. Volgens het Adviescollege
bestaat daarom de kans dat dit verandertraject faalt met als gevolg dat de continuïteit
van OB-processen in gevaar kan komen en dat nieuwe wet- en regelgeving nog langere
tijd beperkt kan worden uitgevoerd. Wat is de stand van zaken met betrekking tot de
opvolging van de aanbevelingen? Lopen er voor andere belastingmiddelen ook (aanbestedings-)processen
voor de verwerving en inzet van pakketsoftware? Is de voorbereiding hiervan wel voldoende?
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
Met belangstelling hebben de leden van de NSC-fractie de voortgangsbrief van de Staatssecretaris
van Financiën gelezen over de modernisering van de ICT-systemen bij de Belastingdienst.
Het belang van een goed functionerende Belastingdienst voor de Nederlandse samenleving
staat buiten kijf. De stappen die worden gezet om de verouderde systemen te moderniseren
en de continuïteit van de belastinginning te waarborgen, zijn daarom in de visie van
deze leden cruciaal. De voortgangsbrief van het kabinet laat zien dat er stappen worden
gezet, maar er zijn zorgpunten die aandacht verdienen. De leden van de NSC-fractie
zijn van mening dat we het ons niet kunnen veroorloven dat de modernisering van deze
cruciale systemen vertraging oploopt, met alle gevolgen van dien voor de belastingbetaler
en het vertrouwen in de Belastingdienst.
De leden van de NSC-fractie constateren ten aanzien van de verouderde Cool-software
dat de Cool-software tot 2026 in gebruik blijft, ondanks de bekende risico’s en de
schaarste aan expertise. De afhankelijkheid van verouderde technologie vergroot het
risico op fouten en inefficiënties, maar dit roept bij de leden van de NSC-fractie
de volgende vragen op: Wat is de exacte reden dat de uitfasering van Cool pas in 2026
is gepland? Welke stappen worden ondernomen om de afhankelijkheid van deze verouderde
software tot die tijd te minimaliseren? Wordt er overwogen om de modernisering een
hogere prioriteit te geven, zodat deze minder kwetsbaar is voor beleidswijzigingen?
De leden van de NSC-fractie constateren ten aanzien van het behoud van expertise en
inhuur dat de afhankelijkheid van externe inhuur groot blijft, mede door de krapte
op de arbeidsmarkt. Dit brengt risico’s met zich mee, vooral als het gaat om het behouden
van de continuïteit en kennis binnen de organisatie. Deze leden hebben op dit punt
de volgende vragen: Welke concrete plannen heeft het kabinet om de afhankelijkheid
van externe inhuur te verminderen en tegelijkertijd de benodigde expertise binnen
de Belastingdienst te behouden? Hoe wordt ervoor gezorgd dat de opgedane kennis niet
verdwijnt zodra de inhuurcontracten aflopen? Wat is het lange termijnplan van de Belastingdienst
voor de ICT-infrastructuur na 2026 en hoe wil de dienst ervoor zorgen dat er voldoende
mensen met de juiste kennis beschikbaar blijven om de systemen te onderhouden en te
beheren?
Ten aanzien van de continuiteitsrisico’s constateren deze leden dat de modernisering
van de ICT-systemen een langdurig en complex proces is, waarbij continuïteit van cruciaal
belang is voor de Belastingdienst en haar dienstverlening. Gezien de afhankelijkheid
van verouderde systemen en de geplande uitfasering daarvan, rijzen er zorgen over
de continuïteit tijdens de transitie. Het gaat om de volgende vragen: Welke maatregelen
worden genomen om de continuïteit van de dienstverlening te waarborgen tijdens de
transitieperiode naar de nieuwe ICT-systemen? Hoe worden mogelijke continuïteitsrisico’s
gemitigeerd, vooral in de periode dat de Belastingdienst zowel verouderde als nieuwe
systemen parallel in gebruik heeft?
Ten aanzien van de programmabeheersing en verantwoording constateren de leden van
de NSC-fractie dat het Programma Vernieuwing Gegevens is vertraagd door inadequate
sturing en een gebrek aan effectieve programmamanagement. Dit is voor deze leden onaanvaardbaar,
zeker gezien het belang van dit programma voor de gegevensverwerking binnen de Belastingdienst.
Deze leden hebben dan ook de volgende vragen op dit punt: Welke maatregelen zijn inmiddels
genomen om dergelijke fouten in de toekomst te voorkomen? Hoe wordt gegarandeerd dat
lopende en toekomstige projecten wel binnen budget en tijd worden afgerond?
De Belastingdienst moet en kan beter in de ogen van deze leden. Het vertrouwen van
burgers en bedrijven staat op het spel en dat betekent dat niet kan worden geaccepteerd
dat deze modernisering wordt afgeraffeld of onnodig wordt vertraagd. De leden van
de NSC-fractie roepen het kabinet op om met hernieuwde urgentie en daadkracht te zorgen
voor een Belastingdienst die klaar is voor de uitdagingen van de toekomst.
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie lezen in de brief dat het noodzakelijk is dat de Belastingdienst
de ruimte en meerjarige middelen krijgt en behoudt om de moderniseringsplanning tot
2027 te blijven volgen. Deze leden vragen of de Staatssecretaris kan bevestigen dat
hiervoor voldoende middelen beschikbaar blijven. Ook vragen deze leden hoeveel middelen
er extra nodig zijn in verband met onvoorziene zaken, zoals onvoorzien werk voor hersteloperaties,
nu de box 3 uitspraken van de Hoge Raad van juni. Is er inmiddels al meer zich op
de gevolgen hiervan voor de herprioritering en wat betekent dit voor de planning inzake
het nieuwe box 3 stelsel op basis van werkelijk rendement? Deze leden vragen de Staatssecretaris
daarnaast om te bevestigen dat de kabinetsdoelstelling om te snijden in externe inhuur,
de essentiële moderniseringsopgave niet zal doorkruisen. Op dit moment lukt het de
Belastingdienst immers onvoldoende om vast ICT-personeel te werven. Deze leden vragen
tevens of de handhaving op schijnzelfstandigheid gevolgen zal hebben voor de inhuur
van ICT-personeel, en zo ja, wat de Staatssecretaris hier voor oplossingsrichtingen
ziet om de moderniseringsopgave gaande te houden.
De leden van de CDA-fractie vragen of er in het hoofdlijnenakkoord aanvullende en
nieuwe beleidswensen zitten die druk leggen op de ICT-modernisering, en zo ja, welke
en hoeveel. Ook vragen deze leden wat deze eventuele herprioritering betekent voor
de moderniseringsplanning.
De leden van de CDA-fractie lezen dat er veel onzekerheid is ten aanzien van EU-regelgeving,
die mogelijk druk kan leggen op de ICT-capaciteit van de Belastingdienst. Interessant
is dat we daarin dus nu al inzicht hebben. Deze leden vragen of dat de Staatssecretaris
ruimte geeft om in de onderhandelingen over deze voorstellen te zeggen dat Nederland
ze niet kan invoeren, tenzij dat per een bepaalde datum mag. Als goede illustratie
van de problemen die daardoor kunnen ontstaan, verwijzen de leden van de CDA-fractie
naar de stand van zaken van de implementatie van de richtlijn btw e-commerce, zoals
ook beschreven in de brief. Vanaf de start was glashelder dat de implementatiedatum
onmogelijk gehaald kon worden, waardoor een noodspoor moest worden opgetuigd. Deze
leden hebben meerdere keren vragen gesteld over de wenselijkheid hiervan en hun zorgen
geuit. Deze noodgreep leidt tot extra werkzaamheden, vertragingen en dus meer benodigde
capaciteit, omdat in het noodspoor ook nog zaken handmatig verlopen, wat volgens deze
leden erg onwenselijk is gezien de al krappe capaciteit. Deze leden vragen de Staatssecretaris
dit soort kostbare en inefficiënte situaties richting de toekomst te voorkomen.
Hoewel de leden van de CDA-fractie het goed vinden dat wordt gewerkt aan een nieuw
gegevensplatform binnen de belastingdienst, herleidbaar naar wet- en regelgeving,
zijn deze leden verbaasd om te lezen over de grote vertragingen, de tientallen miljoenen
die al voor dit project gebruikt zijn en het stopzetten hiervan. Deze leden snappen
dat er onzekerheden in een innovatief project kunnen zitten, maar deze leden vragen
de Staatssecretaris wel om toe te lichten hoe dit enkele jaren heeft kunnen doorgaan.
Deze leden vragen of er van tevoren geen duidelijk plan en een planning is opgesteld
en vooral waarom er onvoldoende aansturing is geweest om een dergelijk enorm project
in goede banen te leiden. Wat deze leden vooral zorgelijk vinden is dat het kennelijk
de cultuur in de organisatie is geweest waardoor voor kritische opvattingen geen luisterend
oor was en waarin dilemma’s niet zijn behandeld. Deze leden vragen hoe de Staatssecretaris
ervoor wil zorgen dat een dergelijke cultuur doorbroken wordt, zodat er goed kan worden
samengewerkt richting resultaat, en gemeenschapsgeld verantwoordelijk kan worden besteed.
II Reactie van de Staatssecretaris van Financiën
Reactie Staatssecretaris
Met interesse heb ik kennisgenomen van de vragen die door de verschillende fracties
zijn gesteld naar aanleiding van de Kamerbrief van 18 juni jl. van mijn ambtsvoorganger
over de voortgang van de ICT bij de Belastingdienst.1 Onderstaand wordt bij de beantwoording de volgorde van het verslag aangehouden.
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de
brief over de Voortgang ICT Belastingdienst en hebben daarbij enkele vragen.
Vraag 1
Kan de Staatssecretaris onderschrijven dat 2026 nog steeds het streefjaar is voor
het afronden van de modernisering? Kan de Staatssecretaris daarnaast een overzicht
geven van de verdeling van IV-dagen per categorie voor de afgelopen periode en wat
de inschatting is tot aan 2026?
Antwoord 1
Uw Kamer is in de brief van 18 juni jl. van mijn ambtsvoorganger geïnformeerd over
het streven om de modernisering in 2026 af te ronden.2 Binnen enkele ketens zal de modernisering echter ook na 2026 doorlopen. Hierbij verwijs
ik uw Kamer graag naar het overzicht uitvoerbaarheid dat is meegestuurd met het Belastingplan
2025.3 In dit overzicht is per keten inzicht gegeven in onder andere de moderniseringsopgave.
De keten Innings- en Betalingsverkeer kampt bijvoorbeeld met een verouderd landschap
dat stap voorstap wordt vervangen. Deze modernisering loopt ook nog na 2026 door.
Ook de keten Omzetbelasting maakt, zoals aangegeven in de brief van 7 mei jl., gebruik
van een oud IV-landschap.4 Daarvoor loopt momenteel een omvangrijk aanbestedingstraject om een pakketoplossing
te selecteren ter vervanging. Zodra de gunning heeft plaatsgevonden is inzicht in
de planning en einddatum van de modernisering te geven.
Onderdeel van de modernisering is het uitfaseren van de verouderde software Cool:Gen.
De uitfasering van de Cool:Gen bestaat uit 9 projecten. Daarvan lopen er 7 volgens
planning en is de verwachting dat deze in 2026 zijn afgerond. Bij 1 project binnen
de keten IH is sprake van vertraging als gevolg van de herstelwerkzaamheden box 3.
Zoals nader toegelicht in de aanbiedingsbrief bij dit schriftelijk overleg leidt de
keuze om de herstelwerkzaamheden prioriteit te geven ertoe dat de modernisering in
de keten IH een vertraging oploopt van 9 tot 12 maanden. Cool:Gen wordt ook gebruikt
binnen de keten Loonheffingen (LH). Hoewel er nog geen exacte conclusies zijn, is
er mogelijk sprake van vertraging bij 1 project in de keten Loonheffingen (LH). Momenteel
wordt uitgezocht of en hoe dit de planning in de keten LH gaat beïnvloeden. Ik zal
uw Kamer daarover informeren via de volgende stand-van-zakenbrief
In de brief van 18 juni jl. is uw Kamer geïnformeerd over de factoren die het tijdpad
voor de modernisering kunnen beïnvloeden. Het tijdpad voor de modernisering blijft
namelijk afhankelijk van factoren zoals voldoende beschikbaarheid en kwaliteit van
ICT-personeel en onvoorziene gebeurtenissen zoals het gevolg geven aan rechterlijke
uitspraken, crisismaatregelen en het verloop van aanbestedingen. In het antwoord op
vraag 2 zal ik ingaan op de gevolgen van de herstelwerkzaamheden box 3 voor de modernisering.
Verdeling IV-dagen:
De 658.000 IV-dagen voor 2024 zijn onderverdeeld in de volgende categorieën:
• Projecten (Meerjarenportfolio): 48%, vervolgens onderverdeeld in: wetgeving (21%),
modernisering (58%) en vernieuwing (21%).5
• Onderhoud (Regulier onderhoud is het uitvoeren van activiteiten met als doel het in
stand houden van bestaande ICT-applicaties, zonder dat de onderliggende technologie,
architectuur of functionaliteit verandert): 15%
• Jaaraanpassingen (Jaaraanpassingen bevatten de minimaal benodigde activiteiten die
elk jaar worden uitgevoerd om aangiften in het volgend kalenderjaar te kunnen ontvangen
en verwerken, inclusief periodieke parameter aanpassingen op grond van bestaande wetgeving):
6%
• Productie (Bij productie gaat het over uitvoeringsactiviteiten in het datacenter en
de printstraat): 31%
Vraag 2
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen de Staatssecretaris welke gevolgen
de herstelwerkzaamheden hebben gehad voor de uitfasering van Cool:Gen en de modernisering
van de IT en wat eventuele extra vertraging en uitstel van een structurele oplossing
betekent voor de moderniseringsagenda en uitfasering.
Antwoord 2
Als gevolg van het invoegen en uitvoeren van de herstelwerkzaamheden box 3 naar aanleiding
van de arresten van de Hoge Raad en de daarop volgende aangepaste planning van de
modernisering schuiven ook andere werkzaamheden in de keten IH met ongeveer een jaar
op. In onderstaande tabel is dit schematisch weergegeven.6
Na de jaarlijkse aanpassingen, herstelwerkzaamheden en modernisering komt er in 2028
dus weer ruimte vrij voor andere prioriteiten. Voor één maatregel maak ik echter bewust
een andere keuze. Dit betreft de invoering van de fiscale oplossing voor de alleenverdienersproblematiek,
die in de keten IH geïmplementeerd moet worden. Deze maatregel is opgenomen in het
Pakket Belastingplan 2025 en invoering is voorgenomen per 2028, waarbij aangegeven
is dat dit afhangt van de ruimte in het IV-portfolio. Evenals bij de herstelwerkzaamheden
box 3 ligt er ook bij dit dossier een uitspraak van een hoogste bestuursrechter (de
Centrale Raad van Beroep) aan ten grondslag. Conform de eerdere toezegging houd ik
vast aan de beoogde invoering in 2028. Hiervoor is het nodig om dit al voor 2028 (en
dus gelijktijdig met de modernisering) in de keten IH te implementeren. Afhankelijk
van de keuzes die gemaakt worden voor het nieuwe stelsel box 3, kan dit leiden tot
een (beperkte) verdere vertraging van de uitfasering Cool:Gen. Omdat het bij de alleenverdienersproblematiek
om de uitvoering van een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep gaat en het mensen
betreft die onder het sociaal minimum zitten, vind ik dat in deze specifieke situatie
de juiste keuze. Over het risico op verdere vertraging ontstaat komende periode, in
de verdere uitwerking van alternatieve invoeringsopties nieuw stelsel box 3, meer
helderheid. Daar zal ik uw Kamer voor het einde van dit jaar over informeren.
Na de herstelwerkzaamheden box 3, de invoering van de fiscale oplossing voor de alleenverdienersproblematiek
en de afronding van de modernisering ontstaat er in de keten IH weer ruimte. Deze
ruimte zal vervolgens nodig zijn voor de implementatie van het nieuwe stelsel box
3. In mijn Kamerbrief van 20 september jl. over de stand van zaken toekomstig stelsel
box 3 heb ik aangegeven dat het niet mogelijk is om het toekomstige stelsel in de
huidige vorm volledig te implementeren per 1 januari 2027.7 Over de alternatieve invoeringsopties zal ik uw Kamer voor het eind van het jaar
informeren.
Onderstaande planningstabel laat zien overige dat beleidswensen van uw Kamer of het
kabinet die structuurwijzigingen in de ICT vergen- na afronding van de herstelwerkzaamheden
box 3, de fiscale oplossing voor de alleenverdienersproblematiek, de uitfasering van
Cool:Gen en het nieuwe stelsel box 3 – op zijn vroegst in 2029 uitgevoerd kunnen worden
in de keten IH. Parameteraanpassingen blijven gedurende deze hele periode wel mogelijk.
Tabel planning keten IH
Traject
Planning vóór arresten Hoge Raad
Planning ná arresten Hoge Raad
Implementatie herstel box 3 n.a.v. arresten HR in de keten IH
Niet van toepassing
Tot de zomer van 2026
Uitfasering Cool:Gen / Afronding modernisering keten IH
Uiterlijk eind 2026
Uiterlijk eind 2027
Invoering nieuw stelsel box 3
Per 2027
Afhankelijk van uitwerking alternatieve opties
Beoogde invoering alleen-verdienersproblematiek
Per 2028
Per 2028
Ruimte voor nieuwe beleidswensen in keten IH (anders dan parameteraanpassingen)
Vanaf belastingjaar 2028
Uiterlijk vanaf belastingjaar 2029 (afhankelijk van uitwerking alternatieve opties)
Vraag 3
Kan de Staatssecretaris aangeven welke strategieën nu worden gebruikt om afhankelijkheid
van de inhuur te beperken? Kan er ook meer inzicht worden gegeven in het strategische
afwegingskader over hoe wordt bepaald wat wel en niet via externe inhuur wordt gedaan?
Antwoord 3
Zoals uw Kamer is geïnformeerd in de Kamerbrief van 18 juni jl. is het uitgangspunt
van de Belastingdienst dat strategische en structurele taken zoveel mogelijk door
eigen medewerkers worden uitgevoerd.8 Indien dit niet mogelijk is, wordt inhuur ingezet om het werk te kunnen uitvoeren.
Om het werk zoveel mogelijk door eigen personeel te laten doen zet de Belastingdienst
in op werving boven de vervangingsvraag, opleiden van starters, verder opleiden om
doorstroom te bevorderen en kennisoverdracht van inhuur naar eigen medewerkers. Bij
de beantwoording van vraag 6 ga ik verder in op de wijze hoe de Belastingdienst omgaat
met het sourcen van leveranciers.
Het afwegingskader is dat we zoveel mogelijk door eigen personeel willen laten doen
en alleen daarna pas inhuur inzetten als dat kwantitatief of kwalitatief nodig is.
Vraag 4
Kan de Staatssecretaris aangeven via welke raamovereenkomst(en) de externe inhuur
bij de Belastingdienst verloopt? Kan de Staatssecretaris voor de afgelopen vijf jaar
aangeven hoeveel budget via deze raamovereenkomst(en) loopt en op welke begrotingsartikelen
dit kan worden teruggevonden? Kan de Staatssecretaris aangegeven wat het geraamde
bedrag was en de realisatie van de afgelopen vijf jaar?
Antwoord 4
De inhuur van externe ICT-medewerkers binnen de Belastingdienst loopt via raamovereenkomsten
(mantels) waarin verschillende leveranciers zijn gegund. Onderstaande tabel geeft
een overzicht van de mantels in de afgelopen 5 jaar waaronder externe ICT-medewerkers
zijn ingehuurd bij de Belastingdienst. Het betreft 4 verschillende mantels, waarvan
er 3 in de afgelopen 5 jaar opnieuw moesten worden aanbesteed. In die gevallen zijn
de oude en nieuwe raamovereenkomst beide weergegeven, elk op een eigen regel. Met
de kruisjes is aangegeven in welk jaar die mantel actief door de Belastingdienst is
gebruikt voor het inhuren van ICT-externen. Directe inhuur omvat inhuur die direct
bijdraagt aan het IV-portfolio. Indirecte inhuur omvat inhuur die hier indirect aan
bijdraagt, bijvoorbeeld via ondersteuning of het leveren van bedrijfsvoeringswerkzaamheden.
Begrotingsartikel
2019
2020
2021
2022
2023
Belastingdienst
IX – I
IX – I
IX – I
IX – I
IX – I
Bouwstenen
2019
2020
2021
2022
2023
Bouwsteen Ontwerp en ICT bedragen X € 1.000
Jaarbudget
Jaarbudget
Jaarbudget
Jaarbudget
Jaarbudget
Apparaat
Personele uitgaven – Inhuur externen (directe inhuur)
138.816
147.959
166.838
185.659
205.774
ICT Expertise mantel looptijd 01/2018 – 01/2022
X
X
X
ICT Expertise mantel looptijd 01/2022 – 01/2026
X
X
Personele uitgaven – Inhuur externen (indirecte inhuur)
750
7.877
12.448
8.069
IMOA-mantel looptijd 02/2016 – 02/2020
Overbruggingsovereenkomsten IMOA-mantel 02/2020 – 03/2024
X
X
X
X
Personele uitgaven – Inhuur externen (uitzendkrachten)
2.139
1.719
2.668
2.668
2.668
Uitzend-mantel looptijd 07/2018 – 07/2022
X
X
X
X
Uitzend-mantel looptijd 07/2022 – 07/2025
X
X
Personele uitgaven – Inhuur externen (detavast trainee)
2.087
Detavast-mantel looptijd 05/2021 – 05/2025
X
Totaal inhuur
140.955
150.428
177.383
200.775
218.598
Realisatie
142.211
144.209
167.331
186.230
218.005
Vraag 5
De leden van GroenLinks-PvdA hebben naar aanleiding van de ontwikkelingen rondom het
Programma Vernieuwing Gegevens een vraag gesteld over de volgende vraag gesteld over
de organisatiecultuur. Kan de Staatssecretaris aangeven wat voor maatregelen er worden
genomen om de organisatiecultuur te verbeteren?
Antwoord 5
In de brief van 18 juni jl. is uw Kamer geïnformeerd over de voortgang van het Programma
Vernieuwing Gegevens.9 De Belastingdienst heeft in januari 2024 een onderzoeksteam ingesteld dat een adviesrapport
heeft opgesteld. In het adviesrapport Vernieuwing Gegevens dat op 13 mei jl. is opgeleverd
is geconcludeerd dat, zoals u heeft vernomen in de brief van 18 juni jl., de organisatiecultuur
er in sommige gevallen voor zou hebben gezorgd dat kritische opvattingen geen gehoor
hebben gevonden. Dat dit bij het programma Vernieuwing Gegevens speelde wordt door
de Belastingdienst herkend en heeft geleid tot het verder investeren in onderling
vertrouwen, samenwerking en draagvlak. Hieronder wordt in algemene zin ingegaan op
maatregelen die bijdragen aan het verbeteren van de organisatiecultuur van de Belastingdienst.
In het antwoord op vraag 19 zal ik de specifieke maatregelen voor het Programma Vernieuwing
Gegevens nader toelichten.
Het verbeteren van de organisatiecultuur van de Belastingdienst is een langdurig proces
waarvoor een aantal meerjarige programma’s en initiatieven in gang zijn gezet. Zo
is de Belastingdienst sinds 2020 bezig met het versterken van de organisatiecultuur
via het programma «Leiderschap en cultuur». Eén van de aandachtsgebieden van dit programma
is het creëren van een open en veilig werkklimaat, waarin transparantie de norm is,
medewerkers zich veilig voelen om dilemma’s te bespreken en men onderbouwde kritiek
kan geven wanneer dit nodig is. Leidinggevenden hebben hierbij een voorbeeldfunctie
en worden dan ook ondersteund met verschillende tools (gesprekstechnieken, opleidingen,
geleide sessies) om samen met het team een open en veilig werkklimaat te creëren.
Een andere manier om de organisatiecultuur verder te verbeteren is de implementatie
van SABel, een eenduidige werkwijze om binnen de Belastingdienst agile te werken.
Doel van SABel is om de IV-voortbrenging bij de Belastingdienst klantgerichter, wendbaarder
en voorspelbaarder te maken. Bij deze werkwijze ligt de nadruk op zelforganiserende
teams, samenwerking en onderling vertrouwen. Medewerkers worden actief gestimuleerd
om mee te denken over oplossingen en verbeteringen en krijgen hier ook de ruimte voor.
Meerdere ketens maken al langer gebruik van SABel. Per 1 januari 2024 is er gestart
met de implementatie van SABel in alle ketens.
Vraag 6
Tot slot vragen de leden van de GL-PvdA-fractie hoe er in de moderniseringsopgave
wordt omgegaan met strategische vraagstukken zoals onafhankelijkheid? In hoeverre
wordt er bij de aankoop van software rekening gehouden met de mogelijkheid zelf dingen
aan te kunnen passen en afhankelijkheid van externe bedrijven te verkleinen? Kan de
Staatssecretaris het afwegingskader en aankoop strategie daarin schetsen?
Antwoord 6
De Belastingdienst heeft hiervoor de ICT-sourcingstrategie opgesteld. Deze strategie
is erop gericht om een onderbouwde keuze te maken bij de aanschaf van software. De
voorkeur is om standaardoplossingen uit de markt te gebruiken, zodat de Belastingdienst
marktconform kan werken. Daarnaast wordt waar mogelijk gekozen voor de realisatie
van ICT door derde partijen. De Belastingdienst voert twee categorieën activiteiten
wel zelf uit:
• Activiteiten waarvoor geldt dat uitvoering door de Belastingdienst vereist is door
wet- en regelgeving en/of dit noodzakelijk is om de continuïteit van processen van
de Belastingdienst en/of de informatieveiligheid te kunnen borgen;
• Activiteiten die van belang zijn om de eindverantwoordelijkheid waar te kunnen maken
en de kennis te borgen. Bijv. het omzetten van wetgeving in fiscale processen.
De uitvoering van de ICT-sourcingstrategie vereist dat de Belastingdienst cruciale
kennis en functies in huis heeft en houdt. Enerzijds voor de ICT-werkzaamheden die
de Belastingdienst zelf blijft uitvoeren. Anderzijds moet de Belastingdienst ook kunnen
borgen dat leveranciers datgene leveren wat de Belastingdienst nodig heeft en gecontracteerd
heeft. Als niet onderhandelbare uitgangspunten geldt bij de verwerving van software
dat:
• De continuïteit van de processen, compliance aan geldende wet- en regelgeving en informatieveiligheid
de eerste prioriteit hebben;
• De Belastingdienst maakt altijd eigen sourcingkeuzes en is altijd eindverantwoordelijk
voor de gehele IV-dienstverlening;
• De Belastingdienst doet geen zaken doet met leveranciers uit risicolanden, als zodanig
geclassificeerd o.b.v. Rijksbreed Beleid.
• Conformiteit met de Concern- en Enterprise-architectuur van de Belastingdienst en
het technologiebeleid van de Belastingdienst en de Rijksoverheid leidend is.
De afweging bij het aanschaffen van software is de hoeveelheid werk en middelen die
benodigd zijn om alles intern op te lossen met de afhankelijkheid van interne kennis
ten opzichte van de afhankelijkheid van een leverancier waarbij beheer en onderhoud
bij die leverancier is afgedekt. Bij gebruik van software is er altijd sprake van
een zekere mate van afhankelijkheid van de leverancier. Daarom is het van belang om
stabiele relaties met leveranciers te behouden zodat het maximale resultaat uit de
samenwerking met leveranciers te kunnen halen. Daarbij wordt de balans, tussen niet
alles zelf doen en niet alles door één externe partij laten doen, bewaakt.
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief «Informatie-
en communicatietechnologie (ICT)». Deze leden vinden het positief dat verschillende
ICT-projecten zijn afgerond in 2024, maar maken zich nog wel zorgen over de voortgang
bij andere projecten. Deze leden hebben nog enkele vragen. De leden van de VVD-fractie
maken van de gelegenheid gebruik om ook vragen te stellen over het BIT-advies Modernisering
omzetbelasting.
Vraag 7
De leden van de VVD-fractie lezen ten aanzien van de uitfasering van Cool-Gen dat
het doel is om de uitfasering van Cool-Gen voor het einde van 2026 te realiseren.
Wat is de stand van zaken? Hoe wordt voorkomen dat in de toekomst de Belastingdienst
tegen eenzelfde situatie aanloopt, waar kennis van systemen en programmeertalen minder
of beperkt beschikbaar wordt doordat een systeem of taal in onbruik raakt?
Antwoord 7
Voor de stand van zaken met betrekking tot het uitfaseren van Cool:Gen en de modernisering
verwijs ik u naar de antwoorden 1 en 2.
In het verleden hebben achtereenvolgende wijzigingen in de prioritering ertoe geleid
dat de modernisering van ICT-systemen van de Belastingdienst in de tijd is verschoven,
waardoor het verouderende ICT-landschap kon ontstaan. Om te voorkomen dat dit in de
toekomst ook kan ontstaan is het in eerste instantie belangrijk dat de modernisering
wordt afgemaakt. Zoals u in mijn Fiscale strategische agenda voor 2024–2028 van 26 september
jl. heeft kunnen lezen is het klaarmaken van de Belastingdienst voor toekomst één
van mijn drie topprioriteiten.10 Een modern ICT-landschap is daarvoor een randvoorwaarde.
Een kanttekening bij de modernisering is dat technologie continu verbetert en verandert.
Hierdoor ontstaan nieuwe mogelijkheden, maar het betekent ook dat ICT die vandaag
nog op orde is in de toekomst onderhoud of modernisering nodig kan hebben. Applicaties
hebben een levensduur. Door middel van het LifeCycle Management (LCM) wordt dit bewaakt.
Dit is een continu en cyclisch proces waarbij het IV-landschap inzichtelijk wordt
gemaakt zodat er tijdig plannen (vernieuwing, beheer en onderhoud) kunnen worden gemaakt
zodat de IV-componenten operationeel en functioneel blijven. Daarmee wordt geborgd
dat de benodigde vernieuwingen tijdig plaatsvinden om te voorkomen dat er in de toekomst
opnieuw een verouderd landschap kan ontstaan.
Vraag 8
De leden van de VVD-fractie lezen dat de voortgang van de uitfasering Cool-Gen wordt
«bedreigd» door de herstelwerkzaamheden voor box 3. Hoe serieus is deze «dreiging»?
Is het doel – met de huidige kennis van zaken – van uitfasering voor het einde van
2026 nog in beeld?
Antwoord 8
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik de leden van de VVD-fractie door naar het
antwoord op vraag 2.
Vraag 9
De leden van de VVD lezen dat de Belastingdienst noodgedwongen gebruikt maakt van
externe inhuur en begrijpen de noodzaak hiervan, maar willen wel vragen welke stappen
worden ondernomen om meer vaste medewerkers in dienst te nemen. Wat is ervoor nodig
om een aantrekkelijke werkgever te zijn voor ICT-specialisten? Wat is nu het tarief
dat gemiddelde per uur betaald wordt voor externe inhuur?
Antwoord 9
Het binden en boeien van medewerkers, waarmee externen in dienst komen en nieuwe medewerkers
langer in dienst blijven, is een belangrijke pijler voor de Belastingdienst in het
algemeen en voor de IV-organisatie in het bijzonder. Hiertoe voeren we regelmatig
het gesprek met inhuurkrachten en leggen we zoveel mogelijk de nadruk op resultaatverantwoordelijk
werk. Met de implementatie van SABel (zie antwoord 5) zet de Belastingdienst in op
zelforganiserende teams. Zo geven we medewerkers vertrouwen en ervaren externen geen
verlies van zelfstandigheid in het uitvoeren van hun werkzaamheden wanneer zij ervoor
kiezen om in dienst te gaan.
Om de Belastingdienst voor ICT-specialisten een aantrekkelijkere werkgever te maken
zijn er diverse acties genomen. Zo wordt er onder andere door middel van duale opleidingen,
bootcamps en tech-developmentships gewerkt aan de werving, doorstroming en het opleiden
van intern personeel.
In onderstaande tabel is het tarief dat gemiddeld wordt betaald voor externe inhuur
weergegeven. Detavast staat voor een vorm van detachering waarbij er sprake is van
een combinatie met werving en selectie.
Vraag 10
Komt de planning in gevaar?
Antwoord 10
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u door naar het antwoord op vraag 1 en
2.
Vraag 11
Wat betekent het opheffen van het handhavingsmoratorium op de Wet Deregulering beoordeling
arbeidsrelatie (Dba) voor externe inhuur van ICT-specialisten?
Antwoord 11
Zoals door mijn ambtsvoorganger in de Kamerbrief van 18 juni jl. is aangegeven, moet
de Belastingdienst ook in de komende jaren rekening houden met de noodzaak van externe
inhuur van ICT-specialisten als gevolg van de krapte op de arbeidsmarkt in combinatie
met de benodigde specifieke expertise.11
Het op 16 december 2022 aangekondigde voornemen om het handhavingsmoratorium Wet DBA
op te heffen heeft er vanaf 2022 reeds toe geleid, dat de Belastingdienst en de IV-organisatie
beheersingsmaatregelen hebben getroffen ter voorkoming van de instroom van externen,
die op grond van de Wet DBA kunnen worden gekwalificeerd als schijnzelfstandigen.
Ook zijn er maatregelen getroffen om te komen tot afbouw van de al bestaande inzet
van potentieel schijnzelfstandigen per eind 2024. Hierbij kan gedacht worden aan extra
inspanning om eigen personeel te werven, het verambtelijken van de externe inhuur,
het bewerkstelligen van andere inhuur zónder risico van schijnzelfstandigheid (bijv.
resultaatverplichting) en het beëindigen van inhuuropdrachten.
Van de circa 1.200 fte externe inhuur in de IV-organisatie is medio 2024 bij ongeveer
15 procent nog sprake van potentiële schijnzelfstandigheid. Door de inzet van de eerdergenoemde
maatregelen wordt verwacht dat volledige afbouw van schijnzelfstandigheid per 1 januari
2025 is gerealiseerd. Vanaf 2025 zal strikt worden toegezien op de juiste toepassing
van wet- en regelgeving opdat voorkomen wordt dat externe inhuur van ICT-specialisten
geschiedt in potentiële schijnzelfstandigheid.
Vraag 12
De leden van de VVD-fractie lezen ten aanzien van EU-btw e-Commerce dat op basis van
testresultaten is besloten om niet over te stappen op het hoofdspoor per juni 2024.
Welke bevindingen waren doorslaggevend? Bij welke lidstaten zijn ook complicaties
opgetreden? Hoever zijn andere lidstaten in het komen tot een structurele voorziening
ter uitvoering van de richtlijn? Wat kan van deze lidstaten worden geleerd?
Antwoord 12
Ten behoeve van een beheerste livegang naar het Hoofdspoor zijn er testen uitgevoerd
om te valideren of het systeem voldoet aan de EU-eisen om aan te sluiten op het Europese
digitale btw-stelsel (dit betreft zogenoemde call to action of CTA-testen). Op basis
van bevindingen uit deze testen is besloten niet over te stappen op het Hoofdspoor
per juni 2024. Doorslaggevend voor dit besluit waren de omvang en hoeveelheid van
de bevindingen, het moment waarop deze bevindingen zich hebben voorgedaan (net voor
de beoogde livegang in juni 2024) en de noodzaak tot het oplossen van deze testbevindingen.
Zoals in de brief van 18 juni jl. is toegelicht werkt de Belastingdienst aan een zorgvuldige
en grondige probleem- en impactanalyse over hoe en wanneer de overgang naar het Hoofdspoor
alsnog kan plaatsvinden.12 In de tussentijd wordt de continuïteit van de dienstverlening EU btw e-Commerce aan
ondernemers en lidstaten via het Noodspoor geborgd, zodat burgers en bedrijven geen
hinder ondervinden van de vertraging livegang van het Hoofdspoor. Ik zal u over het
vervolg informeren in de eerstvolgende stand-van-zakenbrief.
In zijn algemeenheid geldt dat er goed en veelvuldig contact (4 à 6 keer per jaar)
met de andere lidstaten is op zowel het niveau van wetgeving, beleid en implementatie.
Op het niveau van de implementatie van de regeling wordt via werkgroepen op een waardevolle
manier met elkaar opgetrokken en van elkaar geleerd. Hierbij het gaat het met name
om de datakwaliteit en in het bijzonder de registratiegegevens. Ook is besloten om
een project te starten waarin alle lidstaten zijn vertegenwoordigd om de complicaties
in gezamenlijkheid op te lossen. Wel geldt hierbij dat sprake is van verschillen in
nationale wetgeving per lidstaat en er grote technische verschillen bestaan tussen
de systemen van de verschillende lidstaten.
Lidstaten zijn open over het optreden van complicaties, maar terughoudend over het
inzichtelijk maken van de aard van de complicaties die zij ondervinden.
Vraag 13
De leden van de VVD-fractie lezen ten aanzien van het programma Vernieuwing Gegevens
dat dit programma niet volgens plan verloopt. Trekken deze leden terecht de conclusie
dat de eerste fase, die reeds juni 2022 afgerond zou moeten zijn, nog altijd niet
is afgerond? Zo ja, vanaf welk moment zijn bijsturingsmaatregelen genomen? Is dit
pas gebeurd na de constatering in december 2023 dat de realisatie niet volgens plan
verloopt? Indien dit zo is, hoe kan het dat niet eerder is ingegrepen? Deze leden
vragen daarnaast of budgetoverschrijdingen waarschijnlijk zijn, nu al 60 procent van
het budget is besteed.
Antwoord 13
In april 2022 is geconstateerd dat de voortgang niet liep zoals gepland. De destijds
beoogde resultaten zijn nog niet gerealiseerd, in die zin is de eerste fase nog niet
afgerond. Door tussentijdse bijsturing – waar ik hieronder nader op in zal gaan –
is het oorspronkelijke plan bijgesteld. Daardoor kan er geen goede vergelijking gemaakt
met het originele plan.
Als bijsturingsmaatregel is er in 2022 voor gekozen om de projecten op te splitsen
in meerdere deelprojecten. Vervolgens is er in april 2023 nog een herijking van de
business case doorgevoerd. Omdat in januari 2024 onvoldoende duidelijk was wat de
voortgang en kwaliteit van de opgeleverde deelprojecten was. Uiteindelijk is in januari
2024 het programma gepauzeerd om toekomstige budgetoverschrijding te voorkomen. In
de brief van 18 juni jl. is uw Kamer geïnformeerd over het programma, de vertraging
en de maatregelen die de Belastingdienst heeft genomen. Daarbij is ook aangekondigd
dat de Belastingdienst heeft besloten tot een fundamentele herijking. Door deze fundamentele
herijking van het programma is het huidige programma gestopt en zijn de daadwerkelijke
budgetbestedingen uitgekomen op € 28,3 mln op de oorspronkelijke begroting van € 44,9 mln.
De doorontwikkeling wordt op een andere manier aangepakt en gefinancierd en is daardoor
niet meer te vergelijken met het oorspronkelijke budget. Het benodigde budget wordt
per nieuw te starten project opnieuw vastgesteld. De benodigde realisatie van nieuwe
ICT-systemen wordt aan de hand van een kort-cyclische methode uitgevoerd en gefinancierd,
zodat in een eerder stadium dan voorheen bijgestuurd kan worden. Daarmee is de oorspronkelijke
fasering niet meer van toepassing.
Vraag 14
De leden van de VVD-fractie lezen ten aanzien van het BIT-advies Modernisering omzetbelasting
dat het Adviescollege aangeeft dat de voorbereiding voor de verwerving en inzet van
pakketsoftware voor de omzetbelasting nog onvoldoende is. Wat is de stand van zaken
met betrekking tot de opvolging van de aanbevelingen?
Antwoord 14
Op 7 mei jl. is uw Kamer door mijn ambtsvoortganger geïnformeerd over het advies van
het Adviescollege ICT-toetsing over het programma Modernisering OB. Hieronder zal
ik ingaan op de wijze waarop de Belastingdienst invulling heeft gegeven aan de aanbevelingen
uit het adviesrapport.
In lijn met het advies om de behoeftestelling verder te specificeren zijn er aanvullende
gesprekken gevoerd met de betrokken leveranciers. De behoeftestelling is verder uitgewerkt
en op 24 juni jl. is de dialoogfase succesvol afgerond door middel van het publiceren
van de gunningsleidraad. Het advies om een fasegewijze implementatiestrategie vorm
te geven is opgevolgd door het voorschrijven van migratiescenario's in de aanbestedingsdocumenten.
De planning is om in november 2024, als afronding van de gunningsfase, een leverancier
te selecteren. Samen met de geselecteerde leverancier wordt de aanpak voor de implementatie
(laatste fase) verder aangescherpt.
Op grond van het advies van het Adviescollege om de besturing te versterken, is er
op directeurenniveau een stuurgroep ingesteld. Naast het advies om de besturing te
versterken ziet deze stuurgroep erop toe goede voorbereiding van de besluitvorming
te borgen. Tevens is onder aansturing van de stuurgroep een multidisciplinair kernteam
ingericht voor de dagelijkse besturing van het programma, bestaande uit een programmadirecteur
en programmamanagers. De beoogde regieorganisatie wordt conform het advies in het
programma opgebouwd.
Daarnaast is in overeenstemming met het advies om de besluitvorming goed voor te bereiden
is een extra dialoogronde ingepast in de planning. Deze extra dialoogronde geeft invulling
aan deze adviezen van het Adviescollege door de uitgangspositie voor de start van
de gunningsfase te verbeteren (behoeftestelling specifiek maken, heldere kwaliteitseisen
vast te stellen en de kaderstelling voor de implementatie nader aan te scherpen (besluitvorming
goed voorbereiden en borgen). Ook zijn afwegingskaders opnieuw getoetst, onder andere
door de extern vormgegeven Quality Assurance. Het terugvalscenario waarin de Belastingdienst
de nieuwe technische ondersteuning zelf bouwt is in lijn met het advies om een plan
B als alternatief aan te houden.
Vraag 15
Lopen er voor andere belastingmiddelen ook (aanbestedings-)processen voor de verwerving
en inzet van pakketsoftware? Is de voorbereiding hiervan wel voldoende?
Antwoord 15
Nee, er lopen geen aanbestedingsprocessen voor andere belastingmiddelen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
Met belangstelling hebben de leden van de NSC-fractie de voortgangsbrief van de Staatssecretaris
van Financiën gelezen over de modernisering van de ICT-systemen bij de Belastingdienst.
Het belang van een goed functionerende Belastingdienst voor de Nederlandse samenleving
staat buiten kijf. De stappen die worden gezet om de verouderde systemen te moderniseren
en de continuïteit van de belastinginning te waarborgen, zijn daarom in de visie van
deze leden cruciaal. De voortgangsbrief van het kabinet laat zien dat er stappen worden
gezet, maar er zijn zorgpunten die aandacht verdienen. De leden van de NSC-fractie
zijn van mening dat we het ons niet kunnen veroorloven dat de modernisering van deze
cruciale systemen vertraging oploopt, met alle gevolgen van dien voor de belastingbetaler
en het vertrouwen in de Belastingdienst.
Vraag 16
Wat is de exacte reden dat de uitfasering van Cool:Gen pas in 2026 is gepland? Welke
stappen worden ondernomen om de afhankelijkheid van deze verouderde software tot die
tijd te minimaliseren? Wordt er overwogen om de modernisering een hogere prioriteit
te geven, zodat deze minder kwetsbaar is voor beleidswijzigingen?
Antwoord 16
Zoals aangegeven in eerdere brieven over de ICT bij de Belastingdienst wordt er al
sinds lange tijd gewerkt aan de modernisering van de ICT-systemen via het Meerjarenportfolio.
De modernisering heeft al enkele jaren de hoogste prioriteit. In mijn Kamerbrief van
26 september jl. heb ik het belang van het voltooien van de moderniseringsopgave nogmaals
benadrukt.13 De uitfasering van Cool:Gen is een traject dat onderdeel uitmaakt van de modernisering
en dat veel capaciteit vergt. Deze vernieuwing is noodzakelijk omdat de expertise
van Cool:Gen binnen en buiten de Belastingdienst steeds schaarser wordt. Kennis van
Cool:Gen is beperkt beschikbaar waardoor opschalen van capaciteit geen oplossing is
om te versnellen. Bovendien is het complex om wetswijzigingen te verwerken in verouderde
systemen. Bij de antwoorden 1 en 2 ben ik reeds ingegaan op de complexiteit van de
modernisering in de keten IH.
Vraag 17
Welke concrete plannen heeft het kabinet om de afhankelijkheid van externe inhuur
te verminderen en tegelijkertijd de benodigde expertise binnen de Belastingdienst
te behouden? Hoe wordt ervoor gezorgd dat de opgedane kennis niet verdwijnt zodra
de inhuurcontracten aflopen? Wat is het lange termijnplan van de Belastingdienst voor
de ICT-infrastructuur na 2026 en hoe wil de dienst ervoor zorgen dat er voldoende
mensen met de juiste kennis beschikbaar blijven om de systemen te onderhouden en te
beheren?
Antwoord 17
De Belastingdienst wil op basis van zijn ICT-sourcingstrategie op een andere manier
omgaan met de inhuur van externe ICT-medewerkers. Zo wordt er onder andere meer ingezet
op integraal sourcen, waarbij in één omgeving met één partij gewerkt kan worden. Dit
betekent dat er één partij verantwoordelijk is per omgeving zodat er per omgeving
eenduidige en efficiënte resultaatafspraken worden gemaakt. Dit voorkomt onduidelijkheden
waarbij verschillende partijen binnen één omgeving moeten samenwerken. De Belastingdienst
raakt niet afhankelijk van één partij, aangezien het ICT-landschap bestaat uit meerdere
omgevingen.
Daarnaast wordt er door middel van o.a. duale opleidingen, bootcamps en tech developmentships
gewerkt aan de werving, doorstroming en het opleiden van intern personeel.
Vraag 18
Welke maatregelen worden genomen om de continuïteit van de dienstverlening te waarborgen
tijdens de transitieperiode naar de nieuwe ICT-systemen? Hoe worden mogelijke continuïteitsrisico’s
gemitigeerd, vooral in de periode dat de Belastingdienst zowel verouderde als nieuwe
systemen parallel in gebruik heeft?
Antwoord 18
De continuïteitsrisico’s zitten niet op de systemen zelf, maar met name op de kennis
binnen en buiten de Belastingdienst en ondersteuning vanuit de leverancier. De systemen
zijn wel oud, maar robuust en stabiel. Het vergt alleen veel capaciteit om bij deze
systemen wijzigingen door te voeren. Grote aanpassingen zoals structuurwijzigingen
zijn niet mogelijk. In sommige gevallen zitten er in één applicatie meerdere belastingmiddelen,
waardoor er veel afhankelijkheid is.
Vraag 19
Ten aanzien van de programmabeheersing en verantwoording constateren de leden van
de NSC-fractie dat het Programma Vernieuwing Gegevens is vertraagd door inadequate
sturing en een gebrek aan effectieve programmamanagement. Welke maatregelen zijn inmiddels
genomen om dergelijke fouten in de toekomst te voorkomen? Hoe wordt gegarandeerd dat
lopende en toekomstige projecten wel binnen budget en tijd worden afgerond?
Antwoord 19
Om dergelijke fouten in de toekomst te voorkomen, heeft de Belastingdienst in het
Programma Vernieuwing Gegevens een aantal maatregelen genomen. De Belastingdienst
heeft een nieuwe programmamanager aangesteld, de sturing op het Programma veranderd,
besloten om de gekozen oplossingsrichting voor het ontwerp te herijken en in te zetten
op het verbeteren van de interne samenwerking.
De nieuw aangestelde programmamanager heeft de sturing van het programma geanalyseerd
en opnieuw vormgegeven. Daarbij zijn best-practices van projectmatig- en programmatisch
werken toegepast. De nieuwe werkwijze wordt momenteel geïmplementeerd. In de aanscherping
van de sturing heeft de projectmanager aandacht voor nog toe te wijzen budgetten,
de opgestelde planning en de scope van de projecten. Hierbij wordt gestuurd op kleine
projecten met concrete resultaten die in een beperkte tijdsperiode behaald kunnen
worden. Hierdoor is het de verwachting dat grote bijstellingen en bijbehorende risico’s
zich minder vaak voor zullen gaan doen. Ieder project krijgt een projectstuurgroep
die de projectmanager ondersteunt. Voor de start van projecten wordt een heldere planning
en afbakening afgesproken. Projecten die niet voldoen aan de startvoorwaarden mogen
niet starten. De rapportage van projecten wordt verbeterd.
Uit de herijking is gebleken dat één project binnen het programma het beste in een
separate sturingslijn kan worden gebracht, omdat dit project weinig raakvlak heeft
met het vraagstuk van Vernieuwing Gegevens. Door de aparte sturing krijgt dit project
meer focus en aandacht. Daarnaast zijn enkele projecten als gevolg van het uitgevoerde
onderzoek gestopt. De ingeslagen route heeft niet tot het gewenste resultaat geleid.
Weer een ander deel van de activiteiten is naar de staande organisatie ondergebracht
omdat programmatisch werken niet paste bij deze activiteiten.
Verder wordt het programma ook op inhoud opnieuw ingezet. De nieuwe weg naar voren
is verkend en wordt verder uitgewerkt, waarbij ruimte is voor kritisch mee- en tegendenken.
Hierbij worden actief zowel mensen van binnen als buiten de organisatie betrokken.
De inhoudelijke herijking van de oplossingsrichting wordt door een extern bureau getoetst.
Uw Kamer wordt via de stand-van-zakenbrieven geïnformeerd over het vervolg.
Daarnaast wordt gewerkt aan het versterken van de samenwerking, van werkvloer tot
management. Zodat leidinggevenden zich verantwoordelijk voelen om ruimte te bieden
aan kritische geluiden. Dat vraagt van medewerkers dat zij tijdig opschalen en van
leidinggevenden om zorgvuldigheid in het ontvangen van deze signalen en het geven
van heldere richting. Het werken aan de organisatiecultuur vraagt doorlooptijd om
te veranderen.
De wijzigingen die zijn aangebracht in het Programma Vernieuwing Gegevens worden ook
breder binnen de Belastingdienst ingezet in projecten. Daarbij worden projecten opgeknipt
in kleinere deelprojecten. Kleinere werkpakketten zorgen namelijk voor beter overzicht
en maken het makkelijker om snel bij te sturen indien nodig. De kort-cyclische methode
brengt efficiëntie en focus op organisatiedoelen en leidt tot flexibiliteit. Doordat
deelresultaten sneller bereikt worden, biedt het ook eerder de mogelijkheid om snel
bij te sturen als deelresultaten meer inspanning vragen dan ingeschat. Ook wordt voor
de start van projecten een heldere planning en afbakening afgesproken en wordt er
beter gerapporteerd. Projecten die niet voldoen aan de startvoorwaarden mogen niet
starten.
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie lezen in de brief dat het noodzakelijk is dat de Belastingdienst
de ruimte en meerjarige middelen krijgt en behoudt om de moderniseringsplanning tot
2027 te blijven volgen.
Vraag 20
Deze leden vragen of de Staatssecretaris kan bevestigen dat hiervoor voldoende middelen
beschikbaar blijven. Ook vragen deze leden hoeveel middelen er extra nodig zijn in
verband met onvoorziene zaken, zoals onvoorzien werk voor hersteloperaties, nu de
box 3 uitspraken van de Hoge Raad van juni. Is er inmiddels al meer zicht op de gevolgen
hiervan voor de herprioritering en wat betekent dit voor de planning inzake het nieuwe
box 3 stelsel op basis van werkelijk rendement? Deze leden vragen de Staatssecretaris
daarnaast om te bevestigen dat de kabinetsdoelstelling om te snijden in externe inhuur,
de essentiële moderniseringsopgave niet zal doorkruisen.
Antwoord 20
De Belastingdienst heeft met name behoefte aan rust en stabiliteit bij het voldoen
van de moderniseringsopgave. Met betrekking tot de vraag over de gevolgen van de uitspraken
over box 3 van de Hoge Raad verwijs ik u naar het antwoord op vraag 2. Over de planning
inzake het nieuwe box 3 stelsel wordt u later dit jaar geïnformeerd.
De Belastingdienst draagt er zorg voor dat er voldoende capaciteit behouden blijft
bij de Belastingdienst om de moderniseringsopgave op tijd te voltooien. Voor de acties
die worden ondernomen om extern personeel in dienst te nemen verwijs ik u naar het
antwoord op vragen 9 en 21.
Vraag 21
Deze leden vragen tevens of de handhaving op schijnzelfstandigheid gevolgen zal hebben
voor de inhuur van ICT-personeel, en zo ja, wat de Staatssecretaris hier voor oplossingsrichtingen
ziet om de moderniseringsopgave gaande te houden.
Antwoord 21
De handhaving op schijnzelfstandigheid betekent, dat de Belastingdienst en de IV-organisatie,
in lijn met de al enkele jaren gehanteerde beheersingsmaatregelen, bij het ontstaan
van een inhuuropdracht c.q. de inhuur van ICT-personeel vooraf bepalen of de bedoelde
werkzaamheden binnen of buiten dienstbetrekking kunnen worden uitgevoerd. De beoordeling
van deze vraag geeft duidelijkheid welke categorie externe medewerkers kan worden
ingezet, opdat voorkomen wordt dat er situaties van potentiële schijnzelfstandigheid
ontstaan.
Om door te gaan met de moderniseringsopgave is de inzet van externe expertise nodig.
Daarbij is het belangrijk om aan de voorkant zeer kritisch na te gaan hoe inhuuropdrachten,
onder andere met concrete resultaatverplichtingen in de markt kunnen worden geplaatst.
Daarnaast blijven ook wervingscampagnes en opleidingen voor eigen personeel en het
verambtelijken van externe inhuur belangrijke speerpunten om structureel te kunnen
blijven werken aan de modernisering van de ICT-systemen via het Meerjarenportfolio
(MJP).
Vraag 22
De leden van de CDA-fractie vragen of er in het hoofdlijnenakkoord aanvullende en
nieuwe beleidswensen zitten die druk leggen op de ICT-modernisering, en zo ja, welke
en hoeveel. Ook vragen deze leden wat deze eventuele herprioritering betekent voor
de moderniseringsplanning.
Antwoord 22
In het hoofdlijnenakkoord zijn diverse maatregelen aangekondigd die impact hebben
op de Belastingdienst. Dit betreffen zowel fiscale maatregelen, maatregelen van andere
opdrachtgevende ministeries en generieke wetgeving (die voor alle uitvoerende organisaties
geldt). Een groot deel van de fiscale maatregelen loopt mee in het pakket Belastingplan
2025.
In het recente Overzicht Uitvoerbaarheid, dat met het pakket Belastingplan 2025 met
u is gedeeld, is aangegeven dat het pakket Belastingplan 2025 inpasbaar en uitvoerbaar
is. Voor deze maatregelen geldt dat dit vooralsnog niet tot vertraging in de modernisering
leidt. Wel moet het moment van inwerkingtreding soms nog vastgesteld, om deze goed
aan te laten sluiten op de moderniseringsopgave. In de voorbereiding van het nieuwe
beleid hebben beleid en uitvoering intensief met elkaar samengewerkt, zodat uitvoeringsaspecten
expliciet zijn meegenomen en meegewogen.
In het Overzicht Uitvoerbaarheid bent u ook over de samenloop van beleid en de moderniseringsopgave
geïnformeerd. Hierbij is aangegeven dat bij de keten Inkomensheffingen de beleidsruimte
beperkt is en wordt voor alle ketens inzicht gegeven in de beleidsruimte voor IV-aanpassingen
in het licht van de modernisering. Een voorbeeld van een maatregel met impact is de
uitvoering van de CO2-heffing voor de glastuinbouw door de Belastingdienst. Dit doet ook een groot beroep
op de Belastingdienst en beperkt de toekomstige beleidsruimte in de keten Overige
middelen.
Komende tijd wordt het hoofdlijnenakkoord verder uitgewerkt, inclusief de invoeringsdata,
en in samenhang bezien. Het is van groot belang dat de Belastingdienst vroegtijdig
betrokken wordt bij de uitwerking van maatregelen zodat de uitvoeringsconsequenties
goed gewogen kunnen worden en/of er alternatieve uitvoerders kunnen worden gevonden.
Zoals ook aangegeven in het Overzicht Uitvoerbaarheid is het risico voor de middellange
termijn (richting het eind van deze kabinetsperiode) dat opeenstapeling van maatregelen
(te) veel druk zet op de personele capaciteit of op de planning van de modernisering
van de ICT-systemen. Uiteindelijk wordt u in de uitvoeringstoets, wanneer wetgeving
afgerond is, bij de betreffende maatregelen geïnformeerd over de impact in het algemeen
en specifiek op de modernisering.
Vraag 23
Deze leden vragen of dat de Staatssecretaris ruimte geeft om in de onderhandelingen
over deze voorstellen te zeggen dat Nederland ze niet kan invoeren, tenzij dat per
een bepaalde datum mag.
Antwoord 23
Voor wat betreft de door de Europese Commissie ingediende fiscale richtlijnvoorstellen,
geldt dat er in beginsel een Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (hierna «BNC-fiche»)
aan de Tweede Kamer wordt gestuurd. Dit BNC-fiche gaat gepaard met een Quick-scan
vanuit de Belastingdienst, waarbij een eerste inschatting wordt gegeven van de uitvoeringsaspecten,
waaronder de ICT. Gedurende de onderhandelingen is de Belastingdienst continu betrokken
om eventuele uitvoeringsaspecten te beoordelen. Eventueel door de Belastingdienst
geconstateerde uitvoeringsaspecten kunnen daarmee onderdeel worden van de Nederlandse
inbreng gedurende de onderhandelingen. Op deze manier borgt Nederland dat het uitvoeringsperspectief,
zoals een realistische implementatiedatum, onderdeel is van de onderhandelingen in
de Brussel. Een recent voorbeeld hiervan betreft de onderhandelingen over de wijziging
van de Richtlijn betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van belastingen
(DAC8). Destijds is naar aanleiding van een Nederlands voorstel de uiterste implementatiedatum
van een aantal onderdelen uit het richtlijnvoorstel uitgesteld tot 2030.14
Vraag 24
De leden van de CDA-fractie lezen dat er veel onzekerheid is ten aanzien van EU-regelgeving,
die mogelijk druk kan leggen op de ICT-capaciteit van de Belastingdienst. Interessant
is dat we daarin dus nu al inzicht hebben. Deze leden vragen of dat de Staatssecretaris
ruimte geeft om in de onderhandelingen over deze voorstellen te zeggen dat Nederland
ze niet kan invoeren, tenzij dat per een bepaalde datum mag. Als goede illustratie
van de problemen die daardoor kunnen ontstaan, verwijzen de leden van de CDA-fractie
naar de stand van zaken van de implementatie van de richtlijn btw e-commerce, zoals
ook beschreven in de brief. Deze leden vragen de Staatssecretaris dit soort kostbare
en inefficiënte situaties richting de toekomst te voorkomen.
Antwoord 24
Ik onderschrijf dat dit soort situaties in de toekomst voorkomen moeten worden. Het
Meerjarenportfolio helpt de Belastingdienst daarbij. Het Meerjarenportfolio geeft
de volgorde, de indicatieve planning en de toewijzing van IV-dagen weer aan geprioriteerde
initiatieven/projecten. Door beleidsvoornemens in een vroeg stadium inzichtelijk te
maken kan rekening gehouden worden met de (on)mogelijkheden in het huidige ICT-landschap
van de Belastingdienst en eventuele werkzaamheden die nodig zijn om nieuwe wetgeving
uit te kunnen voeren, zoals noodzakelijke modernisering van de systemen. Het is hierbij
wel nodig om te benoemen dat we ook te maken hebben met zogenaamde horizontale (of
niet-fiscale) wetgeving, zowel op nationaal als Europees niveau, denk hierbij aan
de Archiefwet, BIO, Wet Open Overheid etc., waar we beperkt invloed op kunnen uitoefenen,
maar die wel een plek moeten krijgen in het Meerjarenportfolio. In incidentele gevallen
kan worden besloten een tijdelijke oplossing zoals het noodspoor te realiseren wat
weliswaar op termijn tot extra werk leidt maar waardoor wel tijdig aan wetgeving wordt
voldaan. Dit is altijd een politiek/bestuurlijke afweging.
Vraag 25
Hoewel de leden van de CDA-fractie het goed vinden dat wordt gewerkt aan een nieuw
gegevensplatform – het Programma Vernieuwing Gegevens – binnen de Belastingdienst,
herleidbaar naar wet- en regelgeving, zijn deze leden verbaasd om te lezen over de
grote vertragingen, de tientallen miljoenen die al voor dit project gebruikt zijn
en het stopzetten hiervan. Deze leden snappen dat er onzekerheden in een innovatief
project kunnen zitten, maar deze leden vragen de Staatssecretaris wel om toe te lichten
hoe dit enkele jaren heeft kunnen doorgaan. Deze leden vragen of er van tevoren geen
duidelijk plan en een planning is opgesteld en vooral waarom er onvoldoende aansturing
is geweest om een dergelijk enorm project in goede banen te leiden.
Antwoord 25
Bij aanvang van het programma Vernieuwing Gegevens is een plan van aanpak opgesteld
met een grove indicatieve planning. In april 2022 is geconstateerd dat de voortgang
niet liep zoals gepland. Toen is bijgestuurd door het programma verder op te knippen
in meerdere deelprojecten en door de planning aan te passen. Het programma is dus
tijdig bijgestuurd, maar dit heeft niet voldoende geholpen. Daarom zijn opnieuw maatregelen
getroffen door de Belastingdienst zoals u heeft kunnen lezen in de brief van 18 juni
jl.15
De voornaamste oorzaak die door het ingestelde onderzoeksteam is aangewezen is dat
bij dit project sprake was van onvoldoende sturing. Dat blijkt uit het feit dat de
business case niet scherp genoeg was om houvast voor de ontwikkeling te bieden en
daarmee projectmatig te kunnen sturen. Ook was bijvoorbeeld sprake van diverse wisselingen
van personeel en van openstaande vacatures op cruciale rollen. Dit had niet mogen
gebeuren en daarom heeft de Belastingdienst diverse maatregelen genomen zoals u heeft
kunnen lezen bij het antwoord op vraag 19.
Vraag 26
Deze leden vragen hoe de Staatssecretaris ervoor wil zorgen dat een dergelijke cultuur
doorbroken wordt, zodat er goed kan worden samengewerkt richting resultaat, en gemeenschapsgeld
verantwoordelijk kan worden besteed.
Antwoord 26
Ik verwijs u graag naar het antwoord op vraag 5.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.M. Nijhof-Leeuw, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën -
Mede ondertekenaar
W.A. Lips, adjunct-griffier