Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden : Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden
36 600 IX Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Financiën (IXB) en de begrotingsstaat van Nationale Schuld (IXA) voor het jaar 2025
Nr. 5
VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 27 september 2024
De vaste commissie voor Financiën, belast met het voorbereidend onderzoek van dit
voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van
vragen met de daarop gegeven antwoorden.
De vragen zijn op 24 september 2024 voorgelegd aan de Minister van Financiën. Bij
brief van 27 september 2024 zijn ze door de Minister van Financiën beantwoord.
Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van
het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De voorzitter van de commissie, Nijhof-Leeuw
Adjunct-griffier van de commissie, Van der Steur
Vragen en antwoorden
VRAAG 1
Vraag 1
Hoe veel zzp'ers worden er ingezet bij de hersteloperatie toeslagen? Hoe veel van
hen zijn naar verwachting schijnzelfstandigen?
Antwoord op vraag 1
Op peildatum 30 augustus 2024 worden 776 zzp’ers ingezet bij de hersteloperatie Toeslagen
(programma-DG Herstel, de Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (UHT), de Bezwaarschriftenadviescommissie
(BAC), de Commissie van Wijzen (CvW) en de Commissie Werkelijke Schade (CWS)). Van
deze groep zijn ca. 752 zzp’ers met het risico op schijnzelfstandigheid.
VRAAG 2
Vraag 2
Wat is de specifieke rationale voor het behouden of aanpassen van het verlaagde btw-tarief
voor bepaalde goederen en diensten in 2025, en hoe worden sectoren die niet langer
onder het verlaagde tarief vallen ondersteund bij de overgang naar het reguliere tarief?
Antwoord op vraag 2
In het hoofdlijnenakkoord staan diverse maatregelen die het kabinet voornemens is
om te treffen en die moeten worden gefinancierd.
De overweging om bepaalde verlaagde tarieven wel af te schaffen en andere niet, is
een politieke keuze en onder meer gebaseerd op de mogelijkheid om andere maatregelen
te financieren. Er moeten echter keuzes worden gemaakt en daarbij ligt de prioriteit
bij het investeren in lastenverlichting en het verbeteren van het vestigingsklimaat.
Het toepassen van verlaagde btw-tarieven is in zijn algemeenheid doelmatig noch doeltreffend.
Dat blijkt uit de evaluatie van het verlaagde btw-tarief door Dialogic en Significant
APE.1 Die conclusies staan niet op zichzelf. Ze worden gesteund door een reeks aan onderzoeken
die gedaan zijn naar verlaagde btw-tarieven. Zo concludeerde het Centraal Planbureau
(CPB) in zijn beleidsbrief: «Het verlaagde tarief is niet doelmatig. Het is bedoeld
als instrument om de belastingdruk van lagere inkomensgroepen te verminderen.
De belastingderving is hierdoor groot, maar de bereikte herverdeling is klein. In
absolute bedragen hebben hogere inkomensgroepen veel meer voordeel van het verlaagde
tarief dan lagere inkomensgroepen omdat zij meer goederen en diensten consumeren die
belast zijn met het verlaagde tarief.2 Dit beeld wordt tevens onderschreven in het rapport van de Europese parlementaire
onderzoeksdienst ten behoeve van het Europees Parlement.3 En ook het International Monetary Fund (IMF) kwam eerder tot deze conclusies.4
Met deze voorstellen zet het kabinet serieuze stappen om niet-doeltreffende fiscale regelingen af te schaffen. Daarbij hebben budgettaire overwegingen
uiteraard een rol gespeeld. Het afschaffen van het verlaagde btw-tarief voor logies,
cultuur en sport is een fors pakket aan maatregelen, vandaar dat het kabinet er voor
heeft gekozen de maatregel te beperken tot deze posten.
Uitgezonderd eventuele vooruitbetalingen voor prestaties die eerst in 2026 of later
plaatsvinden gaan de aanpassingen eerst in per 1 januari 2026. Ondernemers hebben
daardoor (veelal) een jaar de tijd om zich hierop voor te bereiden. Dit stelt hen
ook in de gelegenheid om eventuele vragen over de juiste toepassing voor te leggen
aan de inspecteur. Ook zal de informatie op de belastingdienstsite worden aangepast
aan de nieuwe situatie.
VRAAG 3
Vraag 3
Kunt u inzichtelijk maken wat de fiscaal juridische rechtvaardiging is voor het onderscheid
tussen musea, muziek- en toneeluitvoeringen enerzijds (waarvoor een tarief van 21%
zal gelden) en bioscopen en dagrecreatie anderzijds (waarvoor een tarief van 9% zal
gelden).
Antwoord op vraag 3
De overweging om bepaalde verlaagde tarieven wel af te schaffen en andere niet, is
een politieke keuze en onder meer gebaseerd op de wens om andere maatregelen te financieren.
De btw-richtlijn biedt aan lidstaten de mogelijkheid om een keuze te maken uit de
lijst van leveringen en diensten waarop het verlaagde tarief mag worden toegepast.
Het is ook toegestaan om een keuze te maken binnen een in de btw-richtlijn opgenomen
post zolang hierbij niet getornd wordt aan de zogenoemde fiscale neutraliteit.
De gemaakte keuze om voor sommige diensten het verlaagde tarief af te schaffen voldoet
hieraan. Het bezoeken van musea, muziek- en toneeluitvoeringen is voor de gemiddelde
consument iets wezenlijk anders dan het bezoeken van een bioscoop of attractiepark.
Deze diensten zijn daarom niet soortgelijk en mogen naar een verschillend btw-tarief
worden belast.
Het toepassen van verlaagde btw-tarieven is in zijn algemeenheid doelmatig noch doeltreffend.
Dat blijkt uit de evaluatie van het verlaagde btw-tarief door Dialogic en Significant
APE.5 Die conclusies staan niet op zichzelf. Ze worden gesteund door een reeks aan onderzoeken
die gedaan zijn naar verlaagde btw-tarieven. Zo concludeerde het Centraal Planbureau
(CPB) in zijn beleidsbrief: «Het verlaagde tarief is niet doelmatig. Het is bedoeld
als instrument om de belastingdruk van lagere inkomensgroepen te verminderen.
De belastingderving is hierdoor groot, maar de bereikte herverdeling is klein. In
absolute bedragen hebben hogere inkomensgroepen veel meer voordeel van het verlaagde
tarief dan lagere inkomensgroepen omdat zij meer goederen en diensten consumeren die
belast zijn met het verlaagde tarief.6 Dit beeld wordt tevens onderschreven in het rapport van de Europese parlementaire
onderzoeksdienst ten behoeve van het Europees Parlement.7 En ook het International Monetary Fund (IMF) kwam eerder tot deze conclusies.8
Met deze voorstellen zet het kabinet serieuze stappen om niet-doeltreffende fiscale regelingen af te schaffen. Daarbij hebben budgettaire overwegingen
uiteraard een rol gespeeld. Het afschaffen van het verlaagde btw-tarief voor logies,
cultuur en sport is een fors pakket aan maatregelen, vandaar dat het kabinet er voor
heeft gekozen de maatregel te beperken tot deze posten.
VRAAG 4
Vraag 4
Hoe waarborgt u de naleving van het gelijkheidsbeginsel als beginsel van behoorlijk
bestuur, en het beginsel van fiscale neutraliteit dat inhoudt dat op soortelijke goederen
en diensten dezelfde belastingdruk moet rusten?
Antwoord op vraag 4
De gemaakte keuze om het verlaagde tarief voor sommige diensten af te schaffen is
niet strijdig met het gelijkheidsbeginsel of het fiscale neutraliteitsbeginsel. Alleen
als diensten die in de ogen van de gemiddelde consument gelijk of soortgelijk zijn
(en daarmee als het ware onderling uitwisselbaar) voor de btw-heffing ongelijk worden
behandeld, wordt aan deze beginselen getornd.
Dat is hier niet het geval. Het bezoeken van musea, muziek- en toneeluitvoeringen
is voor de gemiddelde consument wezenlijk iets anders dan het bezoeken van een bioscoop
of attractiepark. Deze diensten zijn daarom niet (soort)gelijk en mogen naar een verschillend
btw-tarief worden belast. Discussies over grensgevallen en juridische grensverkenning
zijn echter niet te vermijden (en doen zich ook nu voor). Het is uiteindelijk aan
de rechter om in een concreet geval hierover te oordelen.
VRAAG 5
Vraag 5
Welke specifieke maatregelen worden genomen om de negatieve effecten van de veranderingen
in de aftrekbaarheid van kosten voor woningen in het ondernemingsvermogen op ondernemers
te verzachten?
Antwoord op vraag 5
Er worden geen specifieke maatregelen genomen omdat de voorgestelde maatregel slechts
een verduidelijking – en geen wijziging – is inzake de aftrek van kosten en lasten
die verband houden met een niet-zelfstandige werkruimte in een tot het ondernemingsvermogen
behorende woning, die in een verhuursituatie door een huurder plegen te worden gedragen
(huurderslasten). Dit is in lijn met jurisprudentie en parlementaire geschiedenis.9
Met de voorgestelde maatregel wordt de jurisprudentie hieromtrent en de bestaande
praktijk meer expliciet wettelijk verankerd. Door de verduidelijking van de wettekst
is de verwachting dat kosten minder vaak verkeerd in aftrek worden genomen. Dit bespaart
tijd waardoor de voorgestelde wetswijziging de doelmatigheid bevordert.
VRAAG 6
Vraag 6
Op welke manier wordt de stabiliteit van het fiscale beleid gewaarborgd om onzekerheden
voor bedrijven te minimaliseren, gezien de wijzigingen die zijn aangekondigd in het
Belastingplan 2025?
Antwoord op vraag 6
Voor een goed functionerende Nederlandse economie is een stabiel vestigingsklimaat
nodig. Bedrijven nemen immers vestigingsbeslissingen voor de lange termijn. Dit kabinet
staat daarom voor stabiel en voorspelbaar fiscaal beleid, bijvoorbeeld als het gaat
om het reguliere vennootschapsbelastingtarief (vpb), de afdrachtsvermindering voor
speur- en ontwikkelingswerk (WBSO) en de innovatiebox.
Het kabinet draait maatregelen terug uit het Belastingplan 2024 die nadelig waren
voor het vestigingsklimaat, namelijk de afschaffing van de inkoopfaciliteit voor beursfondsen
in de dividendbelasting, de tariefsverhoging in box 2 en de verlaging van de winstvrijstelling
voor het midden- en kleinbedrijf (MKB). Ook draait het kabinet de eerder voorgestelde
versobering van de 30%-regeling (30-20-10-regeling) uit het Belastingplan 2024 grotendeels
terug. Het kabinet stelt voor om een constant forfait van 27% in te voeren, in combinatie
met een verhoging van de salarisnorm.
VRAAG 7
Vraag 7
Welke compenserende maatregelen zijn voorzien voor burgers die geraakt worden door
de verhoging van het belastingtarief in de tweede schijf?
Antwoord op vraag 7
Burgers die te maken hebben met het hogere tarief in de tweede schijf profiteren maximaal
van het lagere tarief in de eerste schijf. Per saldo profiteren zij dus van de aanpassingen
in de belastingtarieven.
VRAAG 8
Vraag 8
Wat is de rationale achter het beperken van fiscale giftenregelingen voor bedrijven,
en welke impact wordt verwacht op filantropische activiteiten?
Antwoord op vraag 8
Naar het oordeel van het kabinet zijn beide regelingen (giftenaftrek in de vennootschapsbelasting
(Vpb) en geven uit de vennootschap) overbodig en maken zij het belastingstelsel onnodig
ingewikkeld. Ook zijn de regelingen complex voor de Belastingdienst qua uitvoering.
Zo geldt dat het geven uit de vennootschap een inbreuk vormt op de bestaande fiscale
systematiek voor giften die worden gedaan vanuit de vennootschap. Als bedrijven goede
doelen steunen door middel van sponsoring of reclame, vormen deze geen giften maar
zakelijke kosten, die net als andere bedrijfskosten aftrekbaar zijn van de winst voor
de Vpb. Het resterende gedeelte bestaat uit giften die zijn gedaan vanuit aandeelhoudersmotieven.
Deze behoren te worden gezien als uitdelingen die onderworpen zijn aan dividendbelasting.
Bij een aanmerkelijkbelanghouder vormt de uitdeling inkomen uit aanmerkelijk belang
(box 2). Deze giften horen dan ook ten laste te komen van de aanmerkelijkbelanghouder
die daarbij net als andere burgers/particulieren kan worden gefaciliteerd door de
giftenaftrek in de Inkomstenbelasting (IB). Ook leidt de regeling geven uit de vennootschap
naar verwachting tot ongewenste constructies. Anders dan het vorige kabinet vindt
dit kabinet de risico’s op oneigenlijk gebruik en het optuigen van fiscale constructies
als gevolg van deze regeling niet acceptabel.
Daarnaast vindt het kabinet het ongewenst dat er een verschillende behandeling bestaat
tussen giften door een aanmerkelijkbelanghouder vanuit zijn vennootschap en giften
als niet-aanmerkelijkbelanghouder. Naar aanleiding van het hoofdlijnenakkoord wordt
dan ook voorgesteld de giftenaftrekmogelijkheid in de Vpb te laten vervallen.
Als een vennootschapsbelastingplichtige vennootschap toch een gift doet, wordt dit
behandeld als een uitdeling door die vennootschap aan diens aandeelhouder(s). Deze
uitdeling wordt vervolgens belast als een opbrengst voor de dividendbelasting, en
bij de aanmerkelijkbelanghouder in box 2 (van de inkomstenbelasting). Deze aanmerkelijkbelanghouder
kan in privé – onder voorwaarden – gebruikmaken van de giftenaftrek in de IB.
Bij de uitwerking van de aanpassingen in de fiscale geefregelingen zoals in het hoofdlijnenakkoord
opgenomen, is een globale inschatting gemaakt van de eventuele impact op de filantropiesector
in brede zin. Deze eventuele impact is moeilijk in te schatten, aangezien dit afhankelijk
is van mogelijke gedragsreacties van degenen die giften willen gaan doen.
VRAAG 9
Vraag 9
Hoe verhoudt de verhoging van de energiebelasting op aardgas zich tot de klimaatdoelen,
en welke sectoren worden hiervan het meest getroffen?
Antwoord op vraag 9
Het kabinet heeft geen concrete voornemens om de energiebelasting op aardgas sterk
te verhogen ten opzichte van het basispad. In het wetsvoorstel Belastingplan 2025
wordt enkel een zeer beperkte verhoging van het tarief voor de vierde en vijfde schijf
aardgas voorgesteld. Dit ter dekking van het invoeren van een apart energiebelasting
tarief voor waterstof. Deze maatregel zit ook in het wetsvoorstel Belastingplan 2025.
In het basispad zit reeds een verhoging van de tarieven om te zorgen voor een prikkel
tot verduurzaming. Indien de bestaande klimaatdoelen niet gehaald worden, dan zal
het kabinet alternatief beleid ontwikkelen waarbij ook wordt gekeken naar beprijzingsmaatregelen.
VRAAG 10
Vraag 10
Waarom wordt ervoor gekozen om de vrijstelling van kolenbelasting voor duaal gebruik
af te schaffen, ondanks de afhankelijkheid van bepaalde industrieën van dit gebruik?
Antwoord op vraag 10
De maatregel biedt een aanvullende stok achter de deur voor het grotendeels uitfaseren
van kolengebruik in Nederland en de maatregel genereert een budgettaire opbrengst.
De afhankelijkheid van de Nederlandse ijzer- en staalindustrie voor kolen en de daarmee
gepaard gaande uitstoot van broeikasgassen en luchtverontreinigend stoffen neemt in
de toekomst aanzienlijk af, indien wordt overgestapt op duurzamere productiemethoden.
Het kabinet beoogt de overstap naar duurzamere productiemethoden te ondersteunen via
een maatwerkafspraak.
VRAAG 11
Vraag 11
Zijn er specifieke sectoren geïdentificeerd die onevenredig worden geraakt door de
verlaging van de algemene heffingskorting, en zijn er plannen voor gerichte ondersteuning?
Antwoord op vraag 11
In het Belastingplan 2025 wordt voorgesteld het maximum van de algemene heffingskorting
te verlagen en het afbouwpunt te koppelen aan het wettelijk minimumloon. Per saldo
leiden deze aanpassingen tot een verlaging van het recht op algemene heffingskorting
bij alle inkomensniveaus. Het gaat hier echter om een generieke maatregel in de inkomstenbelasting
die voor alle sectoren hetzelfde uitpakt. Er zijn dan ook geen plannen voor gerichte
ondersteuning van bepaalde sectoren.
VRAAG 12
Vraag 12
Kan per betaalverzoek uit de HVP worden aangegeven welke maatregelen daaronder vallen
en in hoeverre Nederland nu op schema ligt om deze maatregelen op tijd door te voeren?
Antwoord op vraag 12
− Onderstaand overzicht geeft weer welke maatregelen in welk betaalverzoek zitten10. Aangezien een maatregel meerdere mijlpalen (kwalitatief) en/of doelstellingen (kwantitatief)
kan hebben, kan het voorkomen dat een maatregel in meerdere betaalverzoeken zit.
− In de Kamerbrief over de goedkeuring van het eerste betaalverzoek en de voortgang
van het Nederlands herstel- en veerkrachtplan (HVP) die ik op 20 september jl. aan
de Kamer heb verzonden heb ik een update gegeven over de voortgang van het Nederlands
HVP.11 In die brief heb ik onder meer gemeld dat het kabinet op 16 september jl. een wijzigingsverzoek
heeft ingediend bij de Europese Commissie om een aantal maatregelen uit het tweede
betaalverzoek te wijzigen. Dit wijzigingsverzoek betreft een aantal technische en
administratieve wijzigingen. De Commissie beoordeelt het wijzigingsverzoek nu. Na
goedkeuring kan Nederland het tweede betaalverzoek in lijn met de huidige planning
eind 2024 indienen.
− In diezelfde Kamerbrief heb ik ook gemeld dat voor de overige betaalverzoeken een
klein aantal maatregelen onder druk staat. Het kabinet werkt hard met betrokken partijen
om per casus oplossingsrichtingen voor deze uitdagingen te verkennen, en zal hierover
ook op korte termijn met de Commissie in gesprek gaan. Dit betreft de volgende maatregelen:
European Rail Traffic Management System, de energiebelasting, de autobelasting, de
invoering van een arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen (wetsvoorstel
BAZ), en de aanpak van schijnzelfstandigheid (wetsvoorstel VBAR).
− Het kabinet is aanhoudend gemotiveerd om het volledige HVP uit te voeren en daarmee
alle beschikbare middelen voor Nederland binnen te halen.
Betaalverzoek 1 (reeds goedgekeurd)
Invoering en aanscherping CO2-heffing voor de industrie
Verhoging van de vliegbelasting
Quantum Delta NL
European Rail Traffic Management System
Informatiemanagement Overheid (Wet open overheid)
Verhoging van de leegwaarderatio
Gecentraliseerde planning om het woonaanbod te vergroten
Verhoging van de inkomensafhankelijkheid van huur
Versnellen van het woningbouwproces en de woningbouwprocedures
Subsidieregeling duurzaam maatschappelijk vastgoed
Verlaging van de zelfstandigenaftrek
Hervorming van de tweede pijler van het pensioenstelsel
Aanpak van schijnzelfstandigheid
Nederland Leert Door
Ondersteuning van leerlingen in het laatste jaar van het voortgezet onderwijs
Laptops en tablets voor online en hybride onderwijs om leerverliezen aan te pakken
en te beperken
SET COVID-19
Health Research Infrastructure
Aanpak van mismatches bij de toepassing van het zakelijkheidsbeginsel
Wijziging van de specifieke renteaftrekbeperking ter voorkoming van de vrijstelling
van de betaling van belastingen op negatieve rente en positieve valutaresultaten
Beperking van belastingaftrek op grond van liquidatie- en stakingsverliezen
Beperking van de verliesverrekening
Energiehervormingspakket
Audit en controle, uitvoering en complementariteit
Betaalverzoek 2
1. Hervorming van de energiebelasting
Groenvermogen waterstof
Subsidieregeling sanering varkenshouderijen
European Rail Traffic Management System (ERTMS)
Intelligente wegkantstations (iWKS)
Digitalisering van de strafrechtketen
Uitfasering van de belastingvrijstelling voor schenkingen ter financiering van de
aankoop van een woning.
Gecentraliseerde planning om het woningaanbod te vergroten
Versnellen van het woningbouwproces en de woningbouwprocedures
Nederland leert door
Bij- en omscholingsbudget voor werklozen
Ondersteuning van nieuwkomers om leerverliezen te voorkomen
Uitbreiding van de intensive care
Health Research Infrastructure
Nederlands fiscaal beleid
Energiehervormingspakket
Betaalverzoek 3
1. Hervorming van de energiebelasting
Hervorming van de autobelastingen
Energiewet
Wind op Zee
AI Ned en Applied AI Learning Communities
Digitale Infrastructuur Logistiek
European Rail Traffic Management System
Veilige, Slimme en Duurzame mobiliteit
Grensverleggende IT (GrIT)
Ontsluiting van nieuwbouwprojecten
Arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen
Hervorming van de tweede pijler van het pensioenstelsel
Aanpak van schijnzelfstandigheid
Nederland Leert Door
Nationaal Onderwijslab AI
Tijdelijke extra personele capaciteit voor de zorg in crisistijd
Anti-witwas beleid
Investeringssubsidie duurzame energie en energiebesparing (ISDE)
Betaalverzoek 4
1. Hervorming van de autobelastingen12
Wind op Zee
Groenvermogen waterstof
Energietransitie binnenvaart, project Zero Emission Services (ZES)
Luchtvaart in transitie
AiNed en applied AI learning communities
Digitaliseringsimpuls Onderwijs NL
Digitale infrastructuur logistiek
Veilige, Slimme en Duurzame mobiliteit
Intelligente wegkantstations
Grensverleggende IT (GrIT)
Ontsluiting van nieuwbouwprojecten
Subsidieregeling duurzaam maatschappelijk vastgoed
Arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen
Hervorming van de tweede pijler van het pensioenstelsel
Nationaal Onderwijslab AI
Tijdelijke extra personele capaciteit voor de zorg in crisistijd
Nederlands fiscaal beleid
Investeringssubsidie voor duurzame energie en energiebesparing
Energiehervormingspakket
Betaalverzoek 5
1. Hervorming van de autobelastingen13
Wind op Zee
Programma Natuur
Quantum Delta NL
AiNed en applied AI learning communities
Digitale Infrastructuur Logistiek
Veilige, Slimme en Duurzame mobiliteit
Informatiemanagement Overheid (Wet open overheid)
Grensverleggende IT (GrIT)
Ontsluiting van nieuwbouwprojecten
Investeringssubsidie duurzame energie en energiebesparing
Hervorming van de tweede pijler van het pensioenstelsel
Bij- en omscholingsbudget voor werklozen
Subsidieregeling voor de duurzaamheid van vastgoed in de publieke sector
VRAAG 13
Vraag 13
Hoe kan het dat de Wet werkelijk rendement box 3 opnieuw vertraagd is? Is andere prioritering
mogelijk?
Antwoord op vraag 13
In Kamerbrieven van 18 juli14 en 17 september jl.15 heeft het kabinet de Kamer geïnformeerd over het (aanvullende) rechtsherstel in box 3
naar aanleiding van de recente arresten van de Hoge Raad, waaruit blijkt dat aanvullend
rechtsherstel moet worden geboden. Daarbij heeft het kabinet aangegeven dat dit een
grote impact heeft op de capaciteit van de Belastingdienst, zowel qua personeel als
ICT. Ook gaf het kabinet aan dat de Belastingdienst bezig is om de gevolgen van de
nieuwe herstelwerkzaamheden op de ICT-planning in kaart te brengen.
In de Kamerbrief van 15 april jl. is aangegeven dat de overgang naar een systeem van
heffing over het werkelijke rendement een grote impact heeft op de uitvoeringsprocessen
en de ICT van de Belastingdienst.16 Daarbij is destijds ook aangegeven dat de aanvullende herstelwerkzaamheden op basis
van de laatste arresten van de Hoge Raad gevolgen kunnen hebben voor de benodigde
werkzaamheden en inwerkingtreding van het nieuwe stelsel.
Ook is in deze brief aan uw Kamer gemeld dat de herstelwerkzaamheden noodzakelijkerwijs
voorrang krijgen en ten koste zullen gaan van ICT-capaciteit voor de modernisering
die benodigd is voor de invoering van het nieuwe stelsel. Nu de arresten van de Hoge
Raad bekend zijn is het duidelijk dat de nieuwe hersteloperatie de komende periode
een groot beslag zal leggen op de capaciteit van de Belastingdienst.
De Belastingdienst heeft in de zomer aangegeven dat niet voldoende capaciteit beschikbaar
is om het wetsvoorstel werkelijk rendement box 3 in de huidige vorm volledig te implementeren
per 1 januari 2027. Daarom heeft het kabinet gevraagd te onderzoeken welke alternatieve
invoeringsopties wel haalbaar zijn zodat samen met uw Kamer zorgvuldige besluitvorming
over de opties kan plaatsvinden. Juridisch houdbare en uitvoerbare wetgeving is hierbij
voor mij een prioriteit. Uitgangspunt van dit nog lopende onderzoek is dat per 1 januari
2027 een nieuw stelsel in box 3 wordt ingevoerd. Hierover verwacht het kabinet de
Kamer, zoals ook aangegeven in de brief van 20 september jl., voor het eind van het
jaar te informeren.17
VRAAG 14
Vraag 14
Kan een overzicht gegeven worden van alle geplande IT-projecten bij de Belastingdienst
en Dienst Toeslagen, met daarin het verwachte moment van start en afronding?
Antwoord op vraag 14
Over de belangrijkste ICT-trajecten van de Belastingdienst en Dienst Toeslagen wordt
de Tweede Kamer via het Rijks ICT Dashboard (RID) geïnformeerd, inclusief startmoment
en verwacht moment van afronding. Daarnaast wordt de Tweede Kamer periodiek op de
hoogte gehouden over de voortgang van ICT(-projecten) bij de Belastingdienst en Dienst
Toeslagen. De meest recente Kamerbrief wat betreft de Belastingdienst dateert van
18 juni jl18. Bij Dienst Toeslagen gaat het om van 11 juni jl.19
VRAAG 15
Vraag 15
Betekent Pijler 1 bij de Douane dat in sommige taakvelden substantieel minder gehandhaafd
gaat worden?
Antwoord op vraag 15
Pijler 1 van de strategie 2025–2028 ziet op de ambitie van de Douane om in de handhaving
meer te sturen op maatschappelijke effecten. Binnen deze pijler zal de handhaving
op alle taakgebieden waar de Douane actief is, zich richten op de grootste maatschappelijke
risico’s die binnen het taakgebied bekend zijn. Daar waar handhaving nodig is, zal
de Douane dit blijven uitvoeren.
VRAAG 16
Vraag 16
Op welke manier raakt de taakstelling groei apparaat Rijksoverheid de ontvangsten?
Antwoord op vraag 16
Naar aanleiding van het hoofdlijnenakkoord is een taakstelling op de apparaatsbudgetten
(70,7 miljoen euro) en externe inhuur (9,1 miljoen euro) van het Ministerie van Financiën
oplopend tot per saldo 79,8 miljoen euro structureel doorgevoerd. De korting is technisch
berekend op alle apparaatsuitgaven- en apparaatsontvangstenbudgetten. Dit betekent
dat betreffende budgettaire taakstellingsmutaties boekhoudtechnisch gezien zowel de
uitgaven (92,2 miljoen euro lagere uitgavenraming) als de ontvangsten (12,4 miljoen
euro lagere ontvangstenraming) raken. Deze twee deelreeksen staan beide vermeld in
de paragraaf Belangrijkste Mutaties. Deze twee reeksen leiden per saldo tot de korting
van 79,8 miljoen euro op de Financiënbegroting. Dit is de opgaaf waar het Ministerie
van Financiën invulling aan moet geven met concrete keuzes en maatregelen.
VRAAG 17
Vraag 17
Op welke manier gaat het Ministerie van Financiën invulling geven aan de taakstelling
groei apparaat Rijksoverheid in 2025 en verder?
Antwoord op vraag 17
De gehele taakstelling op apparaat bedraagt 70,7 miljoen euro structureel. In deze
ontwerpbegroting 2025 is het gedeelte van de apparaatstaakstelling die ingaat vanaf
begrotingsjaar 2025, van 15,6 miljoen euro structureel, reeds concreet doorverdeeld
naar diverse organisatieonderdelen van het ministerie. De concrete verdeling van de
resterende taakstellingsreeks 2026–2029, 55,1 miljoen euro structureel, over de apparaatsbudgetten
van Financiën wordt nog nader uitgewerkt. Hiertoe worden dit najaar besparingsopties
geinventariseerd en de benodigde keuzes in kaart gebracht. Zoals ook in het regeerprogramma
aangegeven, zal ik uw kamer via de reguliere begroting en jaarverslagen informeren
over de maatregelen waarmee de verdere taakstelling wordt ingevuld.
VRAAG 18
Vraag 18
Op welke manier wordt gewaarborgd dat de intensivering InvestNL zorgt voor de maximale
groei van het verdienvermogen van Nederland?
Antwoord op vraag 18
Invest-NL draagt eraan bij de Nederlandse economie duurzamer en innovatiever te maken,
door eigen vermogen (het kernkapitaal) te investeren en door het mobiliseren van kapitaal
van marktpartijen, overheden en vanuit de EU. Doorgaans leidt 1 euro van Invest-NL
tot het mobiliseren van aanvullende 3 euro van private vermogensverschaffers. Op deze
manier bevordert Invest-NL de groei van het verdienvermogen van Nederland. Met blended
finance wordt vooral ingezet op projectontwikkeling met hoge maatschappelijke baten,
bijvoorbeeld in de energietransitie. Met de aanvullende middelen die het kabinet ter
beschikking stelt aan onder andere het kernkapitaal (via de begroting van Financiën)
en blended finance (via de begroting van Economische Zaken) kan Invest-NL méér financiering
verstrekken aan het Nederlandse bedrijfsleven.
Het doel, de taken en de voorwaarden voor de taakuitoefeningen van Invest-NL zijn
wettelijk vastgelegd (Machtigingswet oprichting Invest-NL). De Nederlandse staat,
als aandeelhouder van Invest-NL, wordt periodiek geïnformeerd door Invest-NL over
haar belangrijkste resultaten. Een externe tussentijdse evaluatie in 2022 (Dialogic,
21 oktober 2022) gaf een voorlopig positief beeld van het functioneren van Invest-NL.
In 2026 evalueert de staat of het aandeelhouderschap in Invest-NL nog toegevoegde
waarde heeft.
VRAAG 19
Vraag 19
Wat verklaart de piek uit uitgaven in 2026?
Antwoord op vraag 19
De piek in de uitgaven in 2026 wordt met name verklaard door de additionele leningsfaciliteit
voor TenneT, die in 2026 17,1 miljard euro bedraagt.
VRAAG 20
Vraag 20
Is er een moment waarom de Garantie FCI niet meer als garantie opgenomen hoeft te
worden op de begroting?
Antwoord op vraag 20
De garantie aan Fortis Corporate Insurance (FCI) kent geen einddatum. Het is dus niet
uitgesloten dat er nog een beroep op de garantie wordt gedaan. Voor de beheersing
van dit risico is een maximumbedrag opgenomen in de begroting. Er zijn tot op heden
geen aanwijzingen dat het risico op uitbetaling zich ook materialiseert. Een aantal
jaar geleden is beoordeeld of de garantie niet meer in de begroting opgenomen hoeft
te worden. Dat was destijds niet het geval. Ik zal dit komend jaar opnieuw beoordelen.
VRAAG 21
Vraag 21
Is de verwachting dat voldoende landen akkoord gaan met de 16e quotaherziening van het IMF voor 15 november 2024?
Antwoord op vraag 21
Het is nog onduidelijk of voldoende landen voor de deadline van 15 november 2024 kunnen
instemmen met het akkoord van december 2023 over de 16e quotaherziening van het IMF. Bij de IMF Jaarvergadering van 21–26 oktober wordt hiervoor
mogelijk meer duidelijk.
VRAAG 22
Vraag 22
Wat verklaart het flink hogere verplichtingenbedrag in 2024?
Antwoord op vraag 22
In 2024 lopen enkele grote meerjarige ICT-contracten af waardoor deze opnieuw meerjarig
moeten worden verplicht. Daarnaast zijn er grote ICT-trajecten die in 2024 zullen
worden aanbesteed waardoor er een hoger verplichtingenbedrag benodigd is. Een voorbeeld
is de modernisering van het systeem voor de omzetbelasting.
VRAAG 23
Vraag 23
In hoeverre is zeker dat de terugloop van het budget voor externe inhuur in 2025 gerealiseerd
gaat worden?
Antwoord op vraag 23
Conform het Hoofdlijnenakkoord committeert de Belastingdienst zich eraan om de externe
inhuur substantieel terug te dringen. Het is van belang dit verstandig te doen. Een
vermindering van inhuur moet namelijk niet de continuïteit en stabiliteit van de dienstverlening
aan burgers en bedrijven, de modernisering van de ICT-systemen en de belastingontvangsten
in gevaar brengen. In 2025 zetten we een eerste belangrijke stap.
VRAAG 24
Vraag 24
Wat verklaart de flink hogere bijdrage aan Shared service organisaties (SSO's) in
2025?
Antwoord op vraag 24
De stijging wordt veroorzaakt door de incidentele afdracht van de ketenpartnerbudgetten
van de Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (UHT) aan de Belastingdienst. Deze
middelen worden gebruikt ter dekking van de overheadtaken (bijvoorbeeld huisvesting
en ICT) die de Belastingdienst voor UHT uitvoert. De afdracht wordt per jaar bezien.
VRAAG 25
Vraag 25
Wat verklaart de flink hogere uitgaven aan rente in 2025?
Antwoord op vraag 25
De piek in uitgaven aan belasting- en invorderingsrente doet zich voor in 2024, niet
in 2025. De belangrijkste verklaring hiervoor is gelegen in het Hoge Raad-arrest op
14 juni 2024. Hierin heeft de Hoge Raad bepaald dat een Duits fonds (Immobielen-Sondervermögen)
geen buitenlands belastingplichtige is in Nederland en dat betaalde vennootschapsbelasting
(VPB) inclusief rente terugbetaald dient te worden. Het betreft hier invorderingsrente
uit de jaren 1998–2011. Het gaat om een bedrag van 203 miljoen euro.
VRAAG 26
Vraag 26
Waarom worden de belastingontvangsten in 2025 fors lager geraamd?
Antwoord op vraag 26
De belastingontvangsten in 2025 vallen op kasbasis lager uit dan 2024 door enkele
incidentele effecten. Ten eerste waren de belastingontvangsten in 2024 eenmalig verhoogd
door anticipatie van directeur-grootaandeelhouders op de tariefverhoging in box 2
per 2024. Om deze mutatie voor te zijn, is eind 2023 een grote hoeveelheid extra dividend
uitgekeerd. Vanwege het inningsproces wordt het grootste deel van de hierover verschuldigde
belasting afgedragen in 2024. Daarnaast zijn de ontvangsten in 2025 incidenteel verlaagd.
Op dit moment is de verwachting dat een (belangrijk) deel van de hersteloperatie naar
aanleiding van de box 3 arresten van de Hoge Raad in 2025 wordt uitgevoerd en in dat
jaar tot herstelbetalingen leidt.
VRAAG 27
Vraag 27
Welke kosten maakt de belastingdienst door het niet tijdig afhandelen van bezwaren
en klachten binnen de Awb-termijn?
Antwoord op vraag 27
Als de Belastingdienst bezwaren niet tijdig afhandelt kunnen belanghebbenden de Belastingdienst
in gebreke stellen en een dwangsom eisen. Bij klachten is dat niet mogelijk. De dwangsom
kan maximaal 1.442 euro bedragen.
VRAAG 28
Vraag 28
Waarom is de streefwaarde voor betalingsachterstanden in 2025 hoger dan in 2024?
Antwoord op vraag 28
Sinds 2023 wordt de streefwaarde van ≤3,5% niet meer gehaald. Dit heeft meerdere oorzaken
zoals intrekkingen van coronabetalingsregelingen waardoor vorderingen niet meer in
de betalingsregelingen vallen, maar direct zichtbaar worden in de betalingsachterstanden,
het opheffen van eerdere pauzeringen, en de beperkte capaciteit voor dwanginvordering
mede door de groei naar meer persoonsgerichte aanpak en dienstverlening. Gelet hierop
heeft de Belastingdienst de streefwaarde bijgesteld naar ≤4,0%.
VRAAG 29
Vraag 29
Wat is de prognose voor de behoefte van kapitaalstortingen bij de verschillende staatsdeelnemingen
in de komende jaren, met name TenneT?
Antwoord op vraag 29
In de begroting die gepresenteerd is op Prinsjesdag zijn de laatste inzichten met
betrekking tot voorgenomen kapitaalinjecties opgenomen. Invest-NL (600 miljoen euro
in kernkapitaal) en Invest-International (100 miljoen euro) zullen komende jaren kapitaal
ontvangen. Op dit moment zijn geen verdere kapitaalverzoeken aan de orde. Of er eventueel
(nieuwe) kapitaalbehoefte ontstaat bij de staatsdeelnemingen is afhankelijk van specifieke
omstandigheden en de verwachte financiële prestaties van de staatsdeelnemingen.
Ten aanzien van TenneT heb ik op dinsdag 17 september 2024 een Kamerbrief20 verstuurd met daarin de stand van zaken naar het onderzoek in de structurele oplossingen
voor de kapitaalbehoefte van TenneT.
De Staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst en ik zullen de Kamer tijdig informeren
en betrekken als wij willen voorzien in de kapitaalbehoefte bij staatsdeelnemingen.
Dit is ook vastgelegd in Comptabiliteitswet 2016 in een zogenoemde voorhangprocedure.
Middels de voorhangprocedure is geregeld dat de Tweede Kamer en de Eerste Kamer tijdig
worden geïnformeerd als een bewindspersoon eigen vermogen (bijvoorbeeld door middel
van een kapitaalinjectie) wil verstrekken aan een privaatrechtelijke rechtspersoon
(in dit geval een staatsdeelneming). Een kapitaalstorting aan een deelneming vindt
pas plaats nadat het parlement ingestemd heeft met het begrotingsstuk waarin deze
storting is opgenomen (budgetrecht parlement).
VRAAG 30
Vraag 30
Wat is de prognose van de inkomsten van het afstoten van staatsdeelnemingen (zoals
ABN AMRO, SNS) in de komende jaren?
Antwoord op vraag 30
Het uitgangspunt van dit kabinet is, net als voorgaande kabinetten, om ABN AMRO en
de Volksbank zo snel als verantwoord is volledig terug naar de markt te brengen. Ik
kan geen prognose geven van de opbrengsten van deze afbouw in de komende jaren. Dit
is namelijk afhankelijk van het tempo van de afbouw en de marktomstandigheden. Daarnaast
zou een prognose kunnen leiden tot mogelijke verwachtingen bij eventuele kopers, waardoor
zij kunnen anticiperen op een transactie van de staat. Dit kan invloed hebben op het
succes van toekomstige transacties. Onlangs heb ik uw Kamer geïnformeerd over de stand
van zaken van de afbouw van ABN AMRO. Op dit moment is het belang van de staat 40,5%.21 NLFI zal mij de komende periode adviseren over verdere afbouw. Zoals gebruikelijk
zal ik uw Kamer, indien nodig vertrouwelijk, informeren op het moment dat er nieuwe
ontwikkelingen zijn. Voor de zomer heeft mijn voorganger het advies van NLFI over
de toekomstopties van de Volksbank met uw Kamer gedeeld22. Ik verwacht binnenkort mijn appreciatie van dit advies met uw Kamer te delen. Ik
ga daarna graag met uw Kamer in gesprek over deze toekomstopties alvorens daadwerkelijk
het richtinggevend besluit te nemen.
VRAAG 31
Vraag 31
Worden verzekeringen nog wel gestimuleerd om hun uitstaande leningen te verhalen,
nu de staat garant staat voor deze bedragen?
Antwoord op vraag 31
De staat verzekert nooit 100%, waardoor een verzekerde altijd een eigen risico heeft.
Wanneer een schade valt, keert de staat het verzekerde bedrag uit aan de verzekerde.
De staat neemt de vordering over van de verzekerde, waarna de staat de schade verhaalt
op de debiteur.
VRAAG 32
Vraag 32
Wat is het bij benadering het bedrag waarvoor de overheid garant staat aangaande uitstaande
leningen?
Antwoord op vraag 32
Eind augustus 2024 staat de overheid garant voor 17,7 miljard euro aan uitstaande
verzekeringen. Dit is een combinatie van definitieve verplichtingen (12,6 miljard
euro) en voorlopige verplichtingen (5,1 miljard euro). De overheid verstrekt geen
leningen via de exportkredietverzekering-faciliteit (ekv-faciliteit).
VRAAG 33
Vraag 33
Hoeveel exportkredietverzekeringen worden geweigerd omdat transacties niet groen zijn?
Antwoord op vraag 33
Uitvoerder van de exportkredietverzekering-faciliteit (ekv-faciliteit), Atradius Dutch
State Business (ADSB), verzekert sinds 2023 geen fossiele transacties meer, behoudens
beperkte en duidelijk gedefinieerde omstandigheden, in lijn met het 1,5 graden scenario.
Verder worden transacties beoordeeld op de risico’s conform het vastgestelde risicokader.
Op basis van de risico’s wordt een aanvraag goedgekeurd of geweigerd. Alleen transacties
die voldoen aan de ADSB-groenlijst worden als groen geclassificeerd, maar dit is geen
uitsluitingsgrond. Het is dus niet aan de orde dat transacties worden afgewezen met
de reden dat ze niet groen zijn.
VRAAG 34
Vraag 34
Hoe verklaart u het dat de schade-uitkering in 2023 en 2024 hoger is dan het meerjarig
begrote bedrag?
Antwoord op vraag 34
Bij de exportkredietverzekering-faciliteit (ekv-faciliteit) zijn schades moeilijk
te ramen en daarnaast kan het al dan niet materialiseren van één schadezaak een grote
impact hebben op de realisatie. Hierdoor zijn de schade-uitkeringen in het lopende
jaar en de toekomstige jaren nog onzeker. In 2023 zijn een groot aantal oudere schadedossiers
zonder recuperatiemogelijkheden gesloten waardoor schade-uitkeringen hoger zijn dan
het meerjarig begrote bedrag.
VRAAG 35
Vraag 35
Hoeveel kilogram cocaïne is er dit jaar al in beslag genomen?
Antwoord op vraag 35
De Douane maakt ieder halfjaar de cijfers over inbeslagnames bekend. De Douane heeft
in het eerste halfjaar ruim 17.000 kg cocaïne onderschept. Zoals gebruikelijk zullen
begin 2025 de jaarcijfers over 2024 bekend worden gemaakt.
VRAAG 36
Vraag 36
Zijn er ook signalen van corruptie bij de Douane? Zo ja, kunt u deze nader duiden?
Antwoord op vraag 36
Bij Douane zijn er gevallen van corruptie bekend. Er is sprake van verharding en steeds
wijzigende modus operandi in de criminele wereld, waarop continu moet worden ingespeeld.
Deze ontwikkeling heeft grote impact op de douane-organisatie en medewerkers. Als
poortwachter van het grensoverschrijdende goederenverkeer beschikt de Douane immers
over bevoegdheden, informatie en toegang tot beveiligde terreinen.
U bent geïnformeerd over de aanpak Verbeteragenda Integriteit waarbij de inzet op
het terrein van integriteit en corruptie versterkt en verbreedt wordt, zodat alle
medewerkers van Douane en de organisatie zo veel als mogelijk beschermd worden en
weerbaar zijn. De Douane focust op een integrale benadering vanuit een onderstaande
thema’s.
De verbeteragenda Integriteit is gericht op bescherming (tegen ongewenste invloeden
van buitenaf), weerbaarheid (medewerkers helpen op een goede manier om te gaan met
integriteitsrisico's) en cultuur en organisatie (bouwen aan een integere cultuur en
een veilige werkomgeving).
Ook is in 2023 het Bureau Veiligheid en Integriteit (BV&I) opgericht met als doel
de veiligheid en integriteit van de Douane en haar medewerkers te bevorderen en zorg
te dragen voor de borging ervan.
VRAAG 37
Vraag 37
Hoe groot is de bezettingsgraad bij de Douane? Kunt u hier een update van geven?
Antwoord op vraag 37
Per 31-08-2024 bedraagt het bezettingspercentage ten opzichte van de formatie (6.494 fte’s)
94%.
VRAAG 38
Vraag 38
Hoe is momenteel de samenwerking en gegevensuitwisseling tussen de Douane en politie?
Kunt u dit nader duiden?
Antwoord op vraag 38
De Politie en de Douane werken samen in verschillende samenwerkingsverbanden. Een
voorbeeld hiervan is het Hit-and-Run-Cargo-team (HARC-team). In dit team werkt de Douane samen met de (Zeehaven)Politie, Koninklijke Marechaussee
(KMar), de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (FIOD) en het Openbaar Ministerie
(OM). Dit team houdt zich onder andere bezig met het opsporen en onderzoeken van drugssmokkel
in de haven van Rotterdam en op Schiphol.
Andere voorbeelden waarbij Douane en politie samenwerken zijn:
− De Kustwacht bewaakt samen met de Douane, de Zeehavenpolitie en de Koninklijke Marechaussee
de Nederlandse grenzen op de Noordzee. Ieder vanuit de eigen taken.
− Het programma Transport Facilitated Organized Crime (TFOC) is gericht op het waakzaam
maken van chauffeurs, ondernemers en andere spelers in de transportsector op criminele
inmenging. We werken hierin samen met onder meer de politie, het OM, de KMar, en ondernemers
in de sector.
De Douane is gebonden aan haar geheimhoudingsplicht waardoor zij niet zomaar gegevens
mag uitwisselen. Ook niet met de politie.
Er kan op dit moment ook van de geheimhoudingsplicht worden afgeweken in het geval
er sprake is van een (redelijk vermoeden van een) strafbaar feit. Ook is het mogelijk
om op vordering van de officier van justitie gegevens te verstrekken in het kader
van opsporingsonderzoeken.
Teneinde criminaliteit zo effectief mogelijk te voorkomen en te bestrijden is nauwe
samenwerking tussen de partijen betrokken bij grensbewaking en de voorkoming en de
bestrijding van (georganiseerde ondermijnende) criminaliteit van eminent belang. Daarom
wordt gewerkt aan de Wijzigingswet gegevensverstrekking Douane voor uitvoering Politie-
of toezichtstaken. Hierin wordt een wettelijke grondslag gecreëerd voor de Douane
om toezichtsgegevens waarop de geheimhoudingsplicht rust, te kunnen delen met de Politie,
de KMar, de FIU en de FIOD. Ik verwacht het wetsvoorstel binnenkort bij uw Kamer in
te kunnen dienen.
VRAAG 39
Vraag 39
Wat is de oorzaak van de hogere uitgave aan externe inhuur in 2024 bij de Douane?
Antwoord op vraag 39
De Douane kent een onderbezetting. Daarom huurt de Douane personeel in. Bijvoorbeeld
het inhuren van uitzendkrachten om administratieve achterstanden weg te werken. Ook
wordt in 2024 externe expertise ingehuurd om het beheer van de belastingontvangsten
(grote geldstroom) te verbeteren. Dit mede naar aanleiding van de bevindingen van
de Auditdienst Rijk en Algemene Rekenkamer.
VRAAG 40
Vraag 40
Acht u het waarschijnlijk dat het percentage afgehandelde bezwaren en klachten in
2025 op streefniveau ligt?
Antwoord op vraag 40
Ja, ik acht het waarschijnlijk dat het percentage afgehandelde bezwaren en klachten
voor de reguliere uitvoering van toeslagen, in 2025 op streefniveau ligt. Op basis
van de recente realisatiecijfers verwachten we dat in 2024 de tijdigheid van behandeling
van bezwaarschriften tegen definitieve toekenningen en van klachten voldoet aan de
streefwaarden die in het jaarplan 2025 zijn geformuleerd. Ik heb geen aanleiding te
veronderstellen dat het aantal ontvangen bezwaren tegen definitieve toekenningen of
het aantal klachten in 2025 af zal wijken van de ordegrootte van 2024.
VRAAG 41
Vraag 41
Wat verklaart de toename van het aantal topambtenaren bij het Ministerie van Financiën
in afgelopen jaren?
Antwoord op vraag 41
Er is geen sprake van een stijging van het aantal topambtenaren bij Financiën. In
de begroting wordt hier ook geen melding van gemaakt. Onder topambtenaren worden ambtenaren
verstaan met een salarisschaal 16 en hoger. Gelet op de topformatie van het ministerie
zoals jaarlijks verantwoord aan BZK en de bezettingcijfers over de periode 2021–2023
is sprake van een daling van ambtenaren met een betaalschaal 16 en hoger van 178 fte
(2021) naar 174 fte (2023).
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.M. Nijhof-Leeuw, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën -
Mede ondertekenaar
R.A. van der Steur, adjunct-griffier
Stemmingsuitslagen
Aangenomen met handopsteken
Fracties | Zetels | Voor/Tegen |
---|---|---|
PVV | 37 | Voor |
GroenLinks-PvdA | 25 | Voor |
VVD | 24 | Voor |
NSC | 19 | Voor |
D66 | 9 | Voor |
BBB | 7 | Voor |
CDA | 5 | Voor |
SP | 5 | Tegen |
ChristenUnie | 3 | Voor |
DENK | 3 | Tegen |
FVD | 3 | Tegen |
PvdD | 3 | Tegen |
SGP | 3 | Voor |
Volt | 2 | Voor |
JA21 | 1 | Voor |
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.