Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over Schriftelijke toelichting opvolging moties meerjarige strategie sportverenigingen en openbare zwembaden in publieke handen houden (Kamerstuk 30234-389)
30 234 Toekomstig sportbeleid
Nr. 392 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 13 juni 2024
De vaste commissie voor Financiën heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd
aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de brief van 13 juni 2024
over Schriftelijke toelichting opvolging moties meerjarige strategie sportverenigingen
en openbare zwembaden in publieke handen houden (Kamerstuk 30 234, nr. 389).
De vragen en opmerkingen zijn op 16 mei 2024 aan de Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport voorgelegd. Bij brief van 13 juni 2024 zijn de vragen beantwoord.
De fungerend voorzitter van de commissie, Agema
Adjunct-griffier van de commissie, Abma-Mom
Inhoudsopgave
blz.
I.
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
3
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
4
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
4
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
5
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
6
II.
Reactie van de Minister
7
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben de schriftelijke toelichting opvolging moties meerjarige
strategie sportverenigingen en openbare zwembaden in publieke handen houden gelezen
en hebben nog enkele vragen en opmerkingen.
In de Monitor Sportbeleid 2023, uitgevoerd door het Mulier Instituut, wordt met name
geconcludeerd dat het verhogen van het strategisch gehalte van het sportbeleid en
het stellen van doelen op de lange termijn uitdagend is. Wat wordt exact bedoeld met
het strategische gehalte? Hoe wordt hier invulling aan gegeven?
De Minister schrijft dat er een onderzoek loopt om de gemeentelijke regelingen voor
mensen met lage inkomens in kaart te brengen. Uit een rondgang van Nieuwsuur bleek
recent dat de prijzen voor zwemlessen fors zijn gestegen en dat zwembaden zien dat
steeds meer leerlingen afhankelijk zijn van subsidies. Kan de Minister aangeven hoeveel
leerlingen afhankelijk zijn van subsidies om naar zwemles te kunnen gaan? Hoeveel
gemeentes geven subsidie voor zwemles?
Kan de Minister een update geven van de uitvoering van het programma Strand Veilig?
Vragen en opmerkingen van de GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben kennisgenomen van de brief over de
uitvoering van de twee moties. Zij danken de regering voor de toelichting op de uitvoering,
maar hebben wel een aantal vragen. In de ogen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
is er voor de uitvoering van deze moties nog wel ruimte voor verbetering.
In de brief lezen de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie dat vijf knelpunten voor
sportverenigingen worden benoemd. Hoewel de leden verheugd zijn met al het extra onderzoek
dat de Minister heeft aangekondigd, missen zij een overkoepelende meerjarige strategie
die met sportverenigingen wordt gemaakt. De geest van de motie vraagt namelijk niet
enkel om losse problemen aan te pakken, maar ook om een meerjarige strategie te maken.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen of de Minister alsnog van plan is deze
strategie te maken en bereid is om deze bij de begrotingsbehandeling van VWS gereed
te hebben.
Specifiek over de verduurzaming hebben de leden van de fractie van GroenLinks-PvdA-fractie
ook een vraag. Het budget uit de subsidieregeling Stimulering bouw en onderhoud sportaccommodaties
(BOSA) is niet toereikend om alle sportverenigingen die willen verduurzamen te bedienen.
Kan de Minister aangeven hoeveel extra middelen er nodig zijn om alle sportverenigingen
die willen en kunnen verduurzamen te bedienen en of er aanspraak gemaakt kan worden
op middelen uit het klimaatfonds om de BOSA uit te breiden?
Tot slot hebben de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie een vraag over de motie om
zwembaden in publieke handen te houden. In de brief lezen de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
dat er nu eerst onderzoek gedaan gaat worden. Hoewel de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
nut en noodzaak van de aangekondigde onderzoeken onderschrijven, maken zij zich ernstig
zorgen over het behoud van zwembaden in de tussentijd. Het is denkbaar dat er, net
zoals in Gulpen-Wittem zwembaden failliet gaan en zo kostbare plekken om zwemles te
geven verloren gaan. Wil de Minister verantwoordelijkheid nemen voor het open houden
van zwembaden totdat beide onderzoeken zijn afgerond? De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
vragen of de onderzoeken vóór de VWS-begroting gereed kunnen zijn. Tot slot vragen
de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie of de schriftelijke vragen over Mosaqua, het
zwembad in Gulpen-Wittem, van ruim twee maanden geleden met spoed beantwoord kunnen
worden.
Vragen en opmerkingen van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de toelichting bij de opvolging
van de moties over een meerjarige strategie sportverenigingen en openbare zwembaden
in publieke handen houden. Zij hebben hierbij nog enkele vragen.
De leden van de VVD-fractie lezen dat via het Mulier Instituut een onderzoek loopt
om de gemeentelijke regelingen voor mensen met lage inkomens in kaart te brengen.
Wordt hierin ook het niet-gebruik van regelingen meegenomen?
De leden van de VVD-fractie lezen in de monitor sportbeleid 2023 dat beweegarmoede
een complex vraagstuk is, dat geen eenvoudige oplossingen kent, en waar meestal een
«systemische» aanpak nodig is. Als voorbeeld wordt de aanpak Jongeren op Gezond Gewicht
(JOGG) genoemd. Recentelijk is uit een analyse van het RIVM gebleken dat de JOGG-aanpak
sinds 2015 geen effect heeft gesorteerd op de mate van overgewicht en het beweeggedrag
van kinderen en jongeren. De leden van de VVD-fractie vragen in dit kader hoe de bewezen-effectiviteit
van maatregelen om bewegingsarmoede tegen te gaan vastgesteld wordt. Kan de Minister
aangeven in welke omstandigheden besloten wordt de bestaande aanpak te wijzigen of
te stoppen, indien blijkt dat er geen effect wordt gesorteerd? En is de Minister voornemens
om de aanbeveling om de draad weer op te pakken rondom de databank van het Loket Gezond
Leven op te volgen en de databank verder te verrijken met interventies gericht op
stimulering van sportdeelname en versterken van sportaanbieders?
De leden van de VVD-fractie maken zich zorgen over de toenemende regionale verschillen
in beschikbaarheid en bereikbaarheid van sportaccommodaties. Welke factoren zorgen
voor het toenemen van deze regionale verschillen? Wat wordt er nu gedaan om deze toename
in regionale verschillen te vertragen en uiteindelijk te stoppen? Wat is de verhouding
in taken tussen het Rijk en de regio in het terugdringen van deze regionale verschillen?
De leden van de VVD-fractie vragen opnieuw aandacht voor verduurzaming van sportvastgoed.
De Minister heeft eerder toegezegd zich expliciet in te zetten om sportvastgoed mee
te nemen in het Meerjarenprogramma Klimaatfonds 2024. Wat heeft dit opgeleverd?
Ten slotte lezen de leden van de VVD-fractie de uitwerking van de aangenomen motie
om zwembaden in publieke handen te houden. De leden van de VVD-fractie vragen welke
gevolgen dit zou kunnen hebben op de kwaliteit en veiligheid van zwembaden? Is de
Minister het met de leden van de VVD-fractie eens dat er nog veel onbenut potentieel
is voor leszwemmen in zwembaden anders dan die van gemeenten, stichtingen, sportscholen
en zwemscholen? Zo ja, hoe kan leszwemmen in deze andere baden bevorderd worden?1
Vragen en opmerkingen van de NSC-fractie
De leden van de NSC-fractie hebben de brief van de Minister met interesse gelezen.
Daarover hebben zij een aantal vragen.
In de brief wordt ingegaan op de motie van het lid Mohandis c.s. In de motie Mohandis
c.s. wordt gevraagd om een meerjarenstrategie voor sportverenigingen. De Minister
trekt de verschillende thema’s, financiële gezondheid, verduurzaming, regeldruk, onroerendgoedbelasting
uit elkaar. De leden van de NSC-fractie menen dat dit zorgt voor versnippering van
beleid en vragen waarom de Minister niet tot een samenhangende strategie komt voor
sportverenigingen.
De leden van de NSC-fractie vragen welke rol de Minister neemt bij de uitvoering van
deze motie Mohandis c.s. voor het instrument van de BOSA. Ook willen de leden van
de NSC-fractie weten wat de laatste stand van zaken is van het gebruik van de BOSA
in 2024.
De leden van de NSC-fractie willen graag weten wat de stand van zaken is van de uitrol
van de sport en beweegloketten. Weten de sportverenigingen en organisatoren van evenementen
deze loketten voldoende te vinden? In het afgelopen wetgevingsoverleg Sport en Bewegen
heeft de Minister toegezegd om voor voldoende ondersteuning te zorgen via deze loketten
voor organisatoren van evenementen die met ingewikkelde vragen rond stikstof zitten.
De leden van de NSC-fractie vragen hoe het hiermee staat.
De aangenomen motie Olger van Dijk c.s. (Kamerstuk 36 410 XVI, nr. 121) verzoekt de regering met Stichting Waarborgfonds Sport en BNG te onderzoeken hoe
er een revolverend fonds voor sportclubs kan worden gecreëerd voor investeringen in
verduurzaming en toegankelijkheid van accommodaties. Vanuit het thema verduurzaming
vragen de leden van de NSC-fractie hoe het staat met uitvoering van deze motie.
Vragen en opmerkingen van de BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van de schriftelijke toelichting
opvolging moties meerjarige strategie sportverenigingen en openbare zwembaden in publieke
handen houden. Zij hebben de volgende vragen.
De leden van de BBB-fractie lezen dat de Minister in gesprek gaat met de Vereniging
Sport en Gemeenten (VSG), sportkoepel NOC*NSF en het Register voor Verenigingsbestuurders
(RVVB) om input te verzamelen voor passende ondersteuning voor verenigingen. De leden
van de BBB-fractie vragen welke passende ondersteuning de Minister mogelijk al op
de korte termijn ziet.
Tot slot lezen de leden van de BBB-fractie dat naar aanleiding van de signalen van
verschillende (branche)organisaties, het kabinet onderzoek heeft laten doen naar de
aard, omvang en achterliggende oorzaken van de ervaren regeldruk bij vrijwilligersorganisaties
en filantropische instellingen en de Staatssecretaris van VWS en de Minister voor
Rechtsbescherming op dit moment werken aan een aanpak om regeldrukte te verminderen
voor sportverenigingen, vrijwilligersorganisaties en filantropische instellingen.
In hoeverre worden de verschillende (branche)organisaties bij de uitwerking van de aanpak meegenomen en zitten deze organisaties
ook aan tafel?
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de schriftelijke toelichting
opvolging moties meerjarige strategie sportverenigingen en openbare zwembaden in publieke
handen houden. De leden van de CDA-fractie hebben hierover enkele vragen.
Financiële gezondheid sportverenigingen
De Minister schrijft in gesprek te gaan met de VSG, NOC*NSF en het RVVB om input te
verzamelen voor passende ondersteuning voor verenigingen. De leden van de CDA-fractie
vragen op welke termijn de Kamer over deze inventarisatie wordt geïnformeerd. De leden
van de CDA-fractie veronderstellen dat hiermee niet wordt gewacht totdat het Mulier
Instituut eind dit jaar met het rapport over de financiële weerbaarheid van verenigingen
komt.
Verduurzaming
In de brief van 15 januari 2024 over verduurzaming van de sportsector (Kamerstuk 30 234, nr. 384) geeft de Minister aan zich expliciet in te zetten om sportvastgoed mee te nemen
in het Meerjarenprogramma Klimaatfonds 2024. De leden van de CDA-fractie vragen wat
dit tot nog toe heeft opgeleverd. De BOSA-subsidie voor het jaar 2024 is zoals bekend
al zeer vroeg uitgeput, wat er enerzijds op wijst dat er groot enthousiasme is onder
sportverenigingen om accommodaties te verduurzamen en fysiek toegankelijker te maken
maar anderzijds dat het budget voor de regeling veel te klein is. De leden van de
CDA-fractie verzoeken om een structurele oplossing voor de BOSA-subsidie. Is de Minister
bereid om te (laten) onderzoeken hoe groot het budget structureel moet zijn om aan
alle aanvragen te kunnen voldoen? En is de Minister bereid dit budget vervolgens ook
op te nemen in aankomende begrotingen?
Aanpak Regeldruk
De Minister schrijft dat de aanpak om regeldruk te verminderen voor sportverenigingen,
vrijwilligersorganisaties en filantropische instellingen, waarbij onder andere de
inzet van het instrument vrijwilligersvergoeding meegenomen zou worden, opnieuw vertraagd
is en nu pas in de tweede kwartaal naar de Kamer gestuurd wordt. De leden van de CDA-fractie
merken op dat dit niet de eerste vertraging is bij het opstellen van deze aanpak.
Deze leden van de CDA-fractie vragen waarom er keer op keer vertraging is in het opstellen
van deze aanpak.
Verenigingen hebben echt behoefte aan stappen op dit onderwerp om ze te ontlasten
en we doen nu op geen enkele manier recht aan deze terechte zorgen. Kan de Minister
toezeggen dat deze aanpak in ieder geval ruim voor het zomerreces van 2024 naar de
Kamer wordt gestuurd? Zo nee, waarom niet?
Hulp bij Tegemoetkoming Energiekosten
Voor 73 procent van de toegekende aanvragen van voetbalverenigingen geldt dat zij
een deel van het voorschot van de Tegemoetkoming Energiekosten (TEK) moeten terugbetalen.
Voor 26 procent geldt zelfs dat het volledige voorschot terugbetaald moet worden.
Dit legt een zware last op bestuurders, die nu geconfronteerd worden met hogere kosten
dan verwacht. Vanuit het veld begrijpen de leden van de CDA-fractie dat dit komt doordat
bestuurders niet altijd voorbereid waren op de hoogte van de terug te betalen kosten,
omdat zij hun energiekosten wel aanzienlijk hebben zien stijgen. De regeling bleek
complex en de vele veranderingen maken het voor vrijwilligersorganisaties (te) moeilijk.
Daarom wordt gepleit voor een gerichte strategie om vrijwilligersorganisaties beter
te ondersteunen bij regelingen waar zij aanspraak op maken, maar niet de primaire
doelgroep zijn. Bijvoorbeeld door bij de subsidieverstrekker een verantwoordelijke
aan te stellen die extra aandacht besteedt aan het bekendmaken van de regelingen bij
vrijwilligers, beschikbaar is voor vragen en wijzigingen of risico's doorgeeft. De
leden van de CDA-fractie vragen de Minister om een reactie op dit verzoek vanuit het
veld. Tot slot vragen de leden van de CDA-fractie of de Minister op korte termijn
iets gaat doen om verenigingen die hun energieprijzen aanzienlijk hebben zien stijgen
alsnog te ondersteunen, en zo ja, wat de Minister hier aan gaat doen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de schriftelijke toelichting opvolging
moties meerjarige strategie sportverenigingen en openbare zwembaden in publieke handen
houden.
Kan de Minister bevestigen dat de betreffende moties nog niet zijn afgedaan met deze
brief, aangezien de uitwerking en uitvoering van deze moties hiermee nog niet is afgerond?
De leden van de SP-fractie vragen of de Minister zich beseft dat de bedreiging die
veel verenigingen ervaren in hun voortbestaan en de uitdagingen rondom de verduurzaming
van sportaccommodaties dringende kwesties zijn. De leden van de SP-fractie vragen
daarom op welke termijn de Minister verwacht dat verenigingen concreet iets zullen
merken van de uitvoering van deze moties.
De leden van de SP-fractie vragen hoe de Minister verwacht dat sportverenigingen en
andere sportaanbieders voldoende aan de slag kunnen met de verduurzaming van hun accommodaties
op het moment dat er onvoldoende budget is voor de BOSA-regeling. Is de Minister bereid
om de BOSA-regeling zo te verruimen dat het ook daadwerkelijk mogelijk wordt om in
ieder geval de sportaccommodaties die daar actief hulp bij vragen te ondersteunen
om deze zo snel mogelijk te verduurzamen?
De leden van de SP-fractie vragen tot slot hoe de Minister kijkt naar suggesties vanuit
de sportsector zelf om verenigingen beter te ondersteunen, zoals een verruiming van
vrijwilligersvergoeding, opleidingsbudgetten voor vrijwilligers en het behoud van
het lage btw-tarief voor sportclubs, sportwedstrijden en fondsenwerving.
II. Reactie van de Minister
Vragen en opmerkingen van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben de schriftelijke toelichting opvolging moties meerjarige
strategie sportverenigingen en openbare zwembaden in publieke handen houden gelezen
en hebben nog enkele vragen en opmerkingen.
In de Monitor Sportbeleid 2023, uitgevoerd door het Mulier Instituut, wordt met name
geconcludeerd dat het verhogen van het strategisch gehalte van het sportbeleid en
het stellen van doelen op de lange termijn uitdagend is. Wat wordt exact bedoeld met
het strategische gehalte? Hoe wordt hier invulling aan gegeven?
In de monitor Sportbeleid wordt door het Mulier Instituut omschreven dat het stellen
van langetermijndoelen een goed vertrekpunt is bij strategische beleidsvorming en
vervolgens gepaard moet gaan met werkzame aanpakken en beleidsinstrumentarium om de
doelen te realiseren. Bij complexe vraagstukken zoals de beweegarmoede is een systemische
aanpak nodig, waarbij veel partijen samenwerken. Regie is noodzakelijk voor een effectieve
samenwerking. Hier wordt op dit moment invulling aan gegeven door zowel de uitvoering
van het Sportakkoord als de Beweegalliantie en worden beiden door het Mulier Instituut
gekwalificeerd als systemische aanpakken.2
De Minister schrijft dat er een onderzoek loopt om de gemeentelijke regelingen voor
mensen met lage inkomens in kaart te brengen. Uit een rondgang van Nieuwsuur bleek
recent dat de prijzen voor zwemlessen fors zijn gestegen en dat zwembaden zien dat
steeds meer leerlingen afhankelijk zijn van subsidies. Kan de Minister aangeven hoeveel
leerlingen afhankelijk zijn van subsidies om naar zwemles te kunnen gaan?
Het Jeugdfonds Sport & Cultuur is een van de grootste subsidieverstrekkers voor zwemlessen.
Het Jeugdfonds Sport & Cultuur heeft mij laten weten dat er in 2023 20.707 kinderen
via hen hebben deelgenomen aan zwemles. Dat aantal is vergelijkbaar met voorgaande
jaren. Nauwkeurige cijfers van andere ondersteuningsvormen voor zwemles zijn niet
bekend.
Hoeveel gemeentes geven subsidie voor zwemles?
Op dit moment doet het Mulier Instituut op mijn verzoek onderzoek naar het aanbod
en gebruik van financiële ondersteuningsregelingen voor sportdeelname (jeugd en volwassenen)
en zwemles (jeugd). Ik verwacht dat dit rapport eind september opgeleverd wordt, waarna
ik het aan uw Kamer zal toesturen.
Kan de Minister een update geven van de uitvoering van het programma Strand Veilig?
Het programma Strand Veilig bestaat uit drie onderdelen, te weten: publiekscommunicatie,
professionalisering en netwerkvorming. Alle onderdelen verlopen volgens planning zoals
deze is gemaakt bij de start van het project. In het bijzonder benoem ik graag de
positieve evaluatie van de campagne «Wie checkt jou?»; een voorlichtingscampagne waarin
mensen worden geïnformeerd hoe ze veilig kunnen zwemmen in open water. Als gevolg
van deze positieve evaluatie volgt een bredere uitrol in de zomer van 2024. Daarnaast
hebben inmiddels 33 van de 35 lifeguard-organisaties de code lifeguarding ondertekend
en wordt gewerkt aan een aanpak waarmee vanaf 2025 vollediger en eenduidiger verdrinkingen
geregistreerd worden.
Vragen en opmerkingen van de GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben kennisgenomen van de brief over de
uitvoering van de twee moties. Zij danken de regering voor de toelichting op de uitvoering,
maar hebben wel een aantal vragen. In de ogen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
is er voor de uitvoering van deze moties nog wel ruimte voor verbetering.
In de brief lezen de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie dat vijf knelpunten voor
sportverenigingen worden benoemd. Hoewel de leden verheugd zijn met al het extra onderzoek
dat de Minister heeft aangekondigd, missen zij een overkoepelende meerjarige strategie
die met sportverenigingen wordt gemaakt. De geest van de motie vraagt namelijk niet
enkel om losse problemen aan te pakken, maar ook om een meerjarige strategie te maken.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen of de Minister alsnog van plan is deze
strategie te maken en bereid is om deze bij de begrotingsbehandeling van VWS gereed
te hebben.
Allereerst wil ik benadrukken dat er met het Sportakkoord II een meerjarige samenhangende
strategie is ontwikkeld. Samen met alle betrokken partijen uit de sector hebben we
afspraken gemaakt tot en met 2026. Op 5 februari 2024 heb ik het werkplan hierover
naar uw Kamer gestuurd.3 De vijf genoemde punten uit de motie zijn zeer uiteenlopend van aard; dat vraagt
om een zorgvuldige analyse. Zoals aangegeven in mijn brief van 2 april 2024 ga ik
daarom de komende periode aan de slag om inzicht te krijgen in knelpunten waar sportverenigingen
mee te maken hebben en te verdiepen op de genoemde thema’s.4 Dat doe ik middels onderzoek, aangevuld met diverse gesprekken met de sector. Afhankelijk
van de uitkomsten daarvan zal ik besluiten of het nodig is om de huidige beleidskaders
verder aan te scherpen of dat er een nieuwe strategie nodig is. Het is hierbij van
belang dat de voornemens van het nieuwe kabinet meegewogen worden bij het besluit
om tot een mogelijk nieuwe strategie te komen. Zoals ik in de brief van 2 april jongstleden
heb aangegeven, streef ik ernaar om deze analyse naar uw Kamer te sturen voor het
wetgevingsoverleg over het begrotingsonderdeel Sport en bewegen voor het jaar 2025.5
Specifiek over de verduurzaming hebben de leden van de fractie van GroenLinks-PvdA-fractie
ook een vraag. Het budget uit de subsidieregeling Stimulering bouw en onderhoud sportaccommodaties
(BOSA) is niet toereikend om alle sportverenigingen die willen verduurzamen te bedienen.
Kan de Minister aangeven hoeveel extra middelen er nodig zijn om alle sportverenigingen
die willen en kunnen verduurzamen te bedienen en of er aanspraak gemaakt kan worden
op middelen uit het klimaatfonds om de BOSA uit te breiden?
Vanwege de snelle overvraging heb ik verkend of, hoe en wanneer het mogelijk is het
subsidieplafond voor 2024 te verhogen. Als gevolg van de demissionaire status van
dit kabinet was dit een complexe opgave. Deze verkenning heeft geleid tot twee maatregelen.
Allereerst is in de Voorjaarsnota 2024 een kasschuif opgenomen voor het naar voren
halen van middelen voor de BOSA-regeling. In totaal wordt € 22,5 miljoen uit de jaren
2025, 2026 en 2027 naar 2024 geschoven. Daarnaast zal middels een overheveling vanuit
de Subsidieregeling Duurzaam Maatschappelijk Vastgoed (hierna: DUMAVA) € 10 miljoen
toegevoegd worden aan het beschikbare budget voor de BOSA in het jaar 2024. De ophoging
van € 10 miljoen moet nog budgettair verwerkt worden, wat plaatsvindt in de Suppletoire
Begroting September 2024. Het subsidieplafond voor 2024 wordt daarmee in totaal verhoogd
van € 79 miljoen naar € 111,5 miljoen. Dit betreft een budgettaire ophoging van lopend
beleid.
Zoals ik eerder aan uw Kamer heb gemeld ga ik samen met partijen in het veld in gesprek
over de hoogte van een toereikend subsidiebudget van de subsidieregeling Stimulering
bouw en onderhoud sportaccommodaties (BOSA) voor komende jaren.6 Hierover zal ik uw Kamer in het najaar informeren.
Tot slot hebben de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie een vraag over de motie om
zwembaden in publieke handen te houden. In de brief lezen de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
dat er nu eerst onderzoek gedaan gaat worden. Hoewel de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
nut en noodzaak van de aangekondigde onderzoeken onderschrijven, maken zij zich ernstig
zorgen over het behoud van zwembaden in de tussentijd. Het is denkbaar dat er, net
zoals in Gulpen-Wittem zwembaden failliet gaan en zo kostbare plekken om zwemles te
geven verloren gaan. Wil de Minister verantwoordelijkheid nemen voor het open houden
van zwembaden totdat beide onderzoeken zijn afgerond? De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
vragen of de onderzoeken vóór de VWS-begroting gereed kunnen zijn.
Ik streef naar het behoud van zwembaden waar dit verantwoord is, maar benadruk dat
dit een lokale verantwoordelijkheid en afweging blijft. Het lokale onderzoek van de
gemeente Gulpen-Wittem heeft aangetoond dat het behoud van zwembaden door financiële
en demografische uitdagingen niet overal mogelijk is.7 Daarnaast is niet elk zwembad geschikt voor zwemlessen. Het bredere onderzoek naar
eigendom en exploitatie van zwembaden, naar aanleiding van de aangenomen motie om
zwembaden in publieke handen te houden, zal naar verwachting voor het einde van het
jaar gereed zijn.8
Tot slot vragen de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie of de schriftelijke vragen
over Mosaqua, het zwembad in Gulpen-Wittem, van ruim twee maanden geleden met spoed
beantwoord kunnen worden.
De antwoorden op de vragen van het lid Mohandis over het bericht «Valkenburgse raad
bezorgd om sluiting Mosaqua» heb ik op 23 mei jongstleden naar uw Kamer gestuurd.9
Vragen en opmerkingen van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de toelichting bij de opvolging
van de moties over een meerjarige strategie sportverenigingen en openbare zwembaden
in publieke handen houden. Zij hebben hierbij nog enkele vragen.
De leden van de VVD-fractie lezen dat via het Mulier Instituut een onderzoek loopt
om de gemeentelijke regelingen voor mensen met lage inkomens in kaart te brengen.
Wordt hierin ook het niet-gebruik van regelingen meegenomen?
Het onderzoek gaat in beeld brengen welke regelingen er zijn en of gemeenten kunnen
aangeven hoeveel mensen hiervan gebruik maken ten behoeve van sport en bewegen. Van
het Jeugdfonds Sport & Cultuur en het Volwassenenfonds Sport & Cultuur zijn cijfers
beschikbaar hoeveel kinderen en volwassenen zij jaarlijks ondersteunen. Het niet-gebruik
van regelingen wordt niet meegenomen in dit onderzoek. Het Mulier Instituut geeft
aan dat dit zou impliceren dat het aantal mensen in een gemeente dat een laag inkomen
heeft en wil sporten en bewegen bij alle gemeenten inzichtelijk zou moeten zijn. Dit
is niet inzichtelijk, waardoor er geen onderzoek gedaan kan worden naar het niet-gebruik
van regelingen.
De leden van de VVD-fractie lezen in de monitor sportbeleid 2023 dat beweegarmoede
een complex vraagstuk is, dat geen eenvoudige oplossingen kent, en waar meestal een
«systemische» aanpak nodig is. Als voorbeeld wordt de aanpak Jongeren op Gezond Gewicht
(JOGG) genoemd. Recentelijk is uit een analyse van het RIVM gebleken dat de JOGG-aanpak
sinds 2015 geen effect heeft gesorteerd op de mate van overgewicht en het beweeggedrag
van kinderen en jongeren. De leden van de VVD-fractie vragen in dit kader hoe de bewezen-effectiviteit
van maatregelen om bewegingsarmoede tegen te gaan vastgesteld wordt.
In het algemeen geldt dat de oorzaken van bewegingsarmoede sterk uiteenlopend en complex
zijn. Hiervoor bestaan geen eenvoudige oplossingen die terug zijn te voeren op de
impact van een afzonderlijk programma. De inzet op preventie en specifiek op bewegingsarmoede
vraagt om een brede inzet van verschillende partijen zowel op lokaal als landelijk
niveau. Het Ministerie van Volksgezondheid Welzijn en Sport (VWS) zet in op het creëren
van de juiste randvoorwaarden om in de leefomgeving te bewegen en samen met partijen
initiatieven te stimuleren om meer mensen meer te laten bewegen. De Jongeren op Gezond
Gewicht (JOGG) aanpak is daar één van. Het stimuleren van maatschappelijk initiatief
vindt vooral plaats via de Beweegalliantie. De aanpak om beweegarmoede tegen te gaan
is beschreven in het actieplan Nederland beweegt dat in juni 2023 aan uw Kamer is
gestuurd.10
Om de effectiviteit van de aanpak te meten, monitort het RIVM de uitvoering van het
actieplan. Op basis van deze monitor zal worden beoordeeld of de aanpak werkt of dat
nadere maatregelen of een andere aanpak nodig is.
Kan de Minister aangeven in welke omstandigheden besloten wordt de bestaande aanpak
te wijzigen of te stoppen, indien blijkt dat er geen effect wordt gesorteerd?
De monitor van het actieplan Nederland beweegt is er op gericht om te bepalen wat
de uitkomst is van alle ondernomen inspanningen en activiteiten vanuit het actieplan
en hoe dit bijdraagt aan het in beweging krijgen van meer mensen in Nederland. Het
RIVM levert eind 2025, op basis van alle uitgevoerde evaluatie-activiteiten, een rapport
op met een conclusie over wat het Actieplan tot dan heeft opgebracht. Op basis van
deze monitor zal worden beoordeeld of de aanpak zijn eerste vruchten afwerpt of dat
nadere maatregelen of een andere aanpak nodig is. Het is namelijk goed te beseffen
dat het stimuleren van preventie of specifieker van bewegen een proces van lange adem
is en dus niet direct tot een brede gedragsverandering in de maatschappij leidt.
En is de Minister voornemens om de aanbeveling om de draad weer op te pakken rondom
de databank van het Loket Gezond Leven op te volgen en de databank verder te verrijken
met interventies gericht op stimulering van sportdeelname en versterken van sportaanbieders?
Eén van de uitgangspunten van het preventiebeleid van het Ministerie van VWS is om
de kwaliteit en effectiviteit van interventies te bevorderen zodat deze na onafhankelijke
beoordeling opgenomen kunnen worden in bijvoorbeeld de databank Loket Gezond Leven
van het RIVM. Het Ministerie van VWS stelt partijen dan ook in staat om dit te doen,
bijvoorbeeld met kennisprogramma’s zoals Mooi in beweging via ZonMw. Tegelijkertijd
is het zo dat de effectiviteit van een interventie op voorhand niet altijd kan worden
bepaald. Juist voor een onderbouwing van beleid is innovatie en experimenteren belangrijk,
ook op het gebied van preventieve interventies. Het Ministerie van VWS wijst partijen
op het bestaan van dit erkenningstraject. Daarbij is het aan interventie-eigenaren
zelf om zich aan te melden voor het erkenningentraject van de databank.
De leden van de VVD-fractie maken zich zorgen over de toenemende regionale verschillen
in beschikbaarheid en bereikbaarheid van sportaccommodaties. Welke factoren zorgen
voor het toenemen van deze regionale verschillen?
Uit de Mulier-rapportage Sportaccommodaties in Nederland 2023 blijkt dat de toenemende regionale verschillen in beschikbaarheid en bereikbaarheid
van sportaccommodaties worden veroorzaakt door verschillende factoren: 11
– Bevolkingsdichtheid en stedelijkheid:
In dichtbevolkte en stedelijke gebieden is de vraag naar sportaccommodaties hoog,
maar de beschikbare ruimte is schaars en duur, wat leidt tot een lager aantal accommodaties
per inwoner. In landelijke en dunbevolkte gebieden zijn er relatief meer accommodaties
per inwoner, maar deze zijn vaak kleinschaliger.
– Demografische veranderingen:
In krimpregio's waar de bevolking afneemt, blijven bestaande sportaccommodaties vaak
langer behouden, hetgeen leidt tot een hogere dichtheid van voorzieningen. In groeigebieden
volgt het aanbod van accommodaties soms met vertraging de bevolkingsgroei, wat resulteert
in een lagere beschikbaarheid.
– Sociaaleconomische status:
Gemeenten met een hogere sociaaleconomische status hebben vaak een hogere dichtheid
van sportaccommodaties. Dit komt doordat welvarendere gemeenten meer middelen hebben
om in sportvoorzieningen te investeren.
Wat wordt er nu gedaan om deze toename in regionale verschillen te vertragen en uiteindelijk
te stoppen?
Het is van belang om op te merken dat het verkleinen van regionale verschillen in
sportaccommodaties niet expliciet als beleidsdoel is opgenomen in het Sportakkoord.
Sportbeleid wordt voornamelijk lokaal bepaald, omdat gemeenten beter kunnen inschatten
wat de lokale behoefte is. Lokale verschillen zijn dus voor een deel ook de uitkomst
van een lokale afweging.
Afspraken in het Sportakkoord II, in het thema Ruimte voor Sport en Bewegen zijn gericht
op het creëren van een toekomstbestendige sportinfrastructuur die uitnodigend, faciliterend
en toegankelijk is voor iedereen. Daarnaast wordt de koers van de Routekaart Verduurzaming
Sport voortgezet. Hieronder noem ik enkele voorbeelden van de belangrijkste maatregelen
die in dit kader worden genomen.
– Routekaart Verduurzaming Sport:
Deze routekaart zet in op duurzame exploitatie van sportaccommodaties, met nadruk
op energiemaatregelen om de exploitatielasten te beheersen. Dit stimuleert samenwerking
tussen landelijke en lokale partijen om gezamenlijk beleid te ontwikkelen en uit te
voeren.
– Clustering en multifunctioneel gebruik:
In zowel stedelijke als landelijke gebieden wordt ingezet op het clusteren van sportaccommodaties
met andere voorzieningen, zoals scholen, sociale, culturele en gezondheidsvoorzieningen.
Dit bevordert intensiever gebruik en kan helpen bij het behoud van voorzieningen in
kleine kernen.
– Subsidieregelingen:
De subsidieregelingen Stimulering bouw en onderhoud sportaccommodaties (BOSA) en Specifieke
Uitkering Stimulering Sport (SPUK) bieden financiële steun voor de bouw, het onderhoud
en de verduurzaming van sportaccommodaties. Dit helpt om de toegankelijkheid en duurzaamheid
van sportvoorzieningen te verbeteren.
– Verbeterde benutting:
Er wordt actief gewerkt aan het intensiever en breder gebruik van sportaccommodaties
door onderverhuur mogelijk te maken en nieuwe initiatieven te ondersteunen. Dit verhoogt
de bezettingsgraad en draagt bij aan een efficiënter gebruik van bestaande voorzieningen.
Wat is de verhouding in taken tussen het Rijk en de regio in het terugdringen van
deze regionale verschillen?
De regio, met name de gemeenten, is verantwoordelijk voor het sportbeleid en de feitelijke
uitvoering ervan op lokaal niveau. Gemeenten zorgen voor de integratie van sportaccommodaties
in de ruimtelijke ordening. Dit houdt in dat zij bij de ontwikkeling van nieuwe wijken
en gebieden rekening houden met de benodigde sportvoorzieningen. Verder werken gemeenten
aan de verbetering van de benutting van sportaccommodaties door onderverhuur mogelijk
te maken en nieuwe initiatieven te ondersteunen, wat bijdraagt aan een efficiënter
gebruik van bestaande voorzieningen.
Het rijk speelt een ondersteunende en faciliterende rol. Dit omvat het opstellen van
beleidskaders die richting geven aan het duurzaam exploiteren en clusteren van sportaccommodaties.
Daarnaast biedt de Rijksoverheid aanvullende financiële steun via subsidieregelingen
zoals de BOSA en de SPUK. Deze regelingen helpen bij de bouw, het onderhoud en de
verduurzaming van sportaccommodaties. Het rijk stimuleert ook de samenwerking tussen
landelijke en lokale partijen om gezamenlijk beleid te ontwikkelen en uit te voeren.
Deze taakverdeling benadrukt het belang van samenwerking tussen het rijk en de regio’s,
waarbij het rijk beleidskaders en daar waar mogelijk aanvullende financiële middelen
biedt en de regio’s primair verantwoordelijk zijn voor de financiering, de implementatie
en het onderhoud van sportaccommodaties.
De leden van de VVD-fractie vragen opnieuw aandacht voor verduurzaming van sportvastgoed.
De Minister heeft eerder toegezegd zich expliciet in te zetten om sportvastgoed mee
te nemen in het Meerjarenprogramma Klimaatfonds 2024. Wat heeft dit opgeleverd?
Het sportvastgoed zit op verschillende manieren in het Meerjarenprogramma Klimaatfonds
2024. Zo is in totaal 1,9 miljard euro beschikbaar gesteld om de Subsidieregeling
voor de verduurzaming van maatschappelijk vastgoed (DUMAVA) meerjarig voort te zetten
van 2024 tot en met 2030. Het sportvastgoed in eigendom van gemeenten kan hier al
gebruik van maken. Dit betreft circa 70% van de sportaccommodaties. Voor volgend jaar
verken ik of de amateursportorganisaties ook opgenomen kunnen worden in de DUMAVA,
zodat ook zij gebruik kunnen maken van deze middelen die bestemd zijn voor het verduurzamen
van maatschappelijk vastgoed.
Daarnaast is via het Meerjarenprogramma Klimaatfonds 2024 in totaal 29,4 miljoen euro
beschikbaar gekomen voor het continueren van het ontzorgingsprogramma voor sport vanaf
2025 tot en met 2030. Ook het Kennis en Innovatieplatform, waar het Kenniscentrum
Sport en Bewegen onderdeel van is, maakt onderdeel uit van het Meerjarenprogramma
Klimaatfonds 2024.
Met de voorjaarsnota 2024 ontvangt het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
(BZK) ook middelen vanuit het Meerjarenprogramma Klimaatfonds 2025 voor de verduurzaming
van maatschappelijk vastgoed. Dit is bedoeld voor:
1. Programmatische aanpak voor het gestructureerd aanpakken van de verduurzaming, te
beginnen bij maatschappelijk vastgoedorganisaties gelieerd aan gemeenten of in bezit
van meerdere panden, hier is 50 miljoen voor gereserveerd;
2. Dotaties richting het Nationaal Restauratiefonds, het BNG Duurzaamheidsfonds en de
Regionale Energiefondsen om op korte termijn laagdrempelige financiering ter beschikking
te stellen voor het verduurzamen van het maatschappelijk vastgoed, hier is 75 miljoen
voor gereserveerd;
3. Onderzoek naar het oprichten van een Waarborgfonds Maatschappelijk Vastgoed. Voor
het nieuw op te richten Waarborgfonds Maatschappelijk vastgoed is 175 miljoen gereserveerd.
Met een Waarborgfonds kan zekerheid worden geboden aan maatschappelijk vastgoedeigenaren
en financiers. Doel van deze regeling is het mogelijk maken van aantrekkelijke financiering
voor het verduurzamen van complexere projecten, denk hierbij aan multifunctionele
panden, energieoplossingen die verbonden zijn aan het maatschappelijk vastgoed en
integrale projecten.
De verschillende instrumenten bieden een integraal pakket om te komen tot het verduurzamen
van het maatschappelijk vastgoed. Dit is afgestemd in nauw overleg met de Ministeries
van Onderwijs Cultuur en Wetenschap, BZK en het Ministerie van VWS.
Ten slotte lezen de leden van de VVD-fractie de uitwerking van de aangenomen motie
om zwembaden in publieke handen te houden. De leden van de VVD-fractie vragen welke
gevolgen dit zou kunnen hebben op de kwaliteit en veiligheid van zwembaden?
Op dit moment kan ik nog geen uitspraken doen over de gevolgen van het in publieke
handen houden van zwembaden voor de kwaliteit en veiligheid ervan. Dit is afhankelijk
van de resultaten van het onderzoek naar eigendom en exploitatie van zwembaden dat
naar verwachting voor het einde van het jaar gereed zal zijn.
Is de Minister het met de leden van de VVD-fractie eens dat er nog veel onbenut potentieel
is voor leszwemmen in zwembaden anders dan die van gemeenten, stichtingen, sportscholen
en zwemscholen? Zo ja, hoe kan leszwemmen in deze andere baden bevorderd worden?12
Ik ben bekend met het feit dat er naast de circa 1.144 (semi-)openbare zwembaden ook
circa 535 commerciële zwembaden zijn bij, onder andere, hotels, sauna’s en pretparken.13 Ik kan mij voorstellen dat hier zwemles gegeven kan worden mits de juiste voorwaarden
hiervoor aanwezig zijn. Echter, dit is vanzelfsprekend volledig ter overweging van
de eigenaar aan de commerciële zwembaden in kwestie. Wanneer deze naast het bestaande
aanbod ook zwemles wil aanbieden, dan is voor de eventuele lesvolgers met een kleine
portemonnee dezelfde ondersteuning mogelijk vanuit het Jeugdfonds Sport & Cultuur.
Vragen en opmerkingen van de NSC-fractie
De leden van de NSC-fractie hebben de brief van de Minister met interesse gelezen.
Daarover hebben zij een aantal vragen.
In de brief wordt ingegaan op de motie van het lid Mohandis c.s. In de motie Mohandis
c.s. wordt gevraagd om een meerjarenstrategie voor sportverenigingen. De Minister
trekt de verschillende thema’s, financiële gezondheid, verduurzaming, regeldruk, onroerendgoedbelasting
uit elkaar. De leden van de NSC-fractie menen dat dit zorgt voor versnippering van
beleid en vragen waarom de Minister niet tot een samenhangende strategie komt voor
sportverenigingen.
Het voorkomen van versnippering van beleid is een belangrijk aandachtspunt. Zoals
ik ook bij de beantwoording van de vragen van de leden van de PVV-fractie heb beschreven,
wil ik benadrukken dat er met het Sportakkoord II al een meerjarige samenhangende
strategie voor sportverenigingen is ontwikkeld. Samen met alle betrokken partijen
uit de sector zijn afspraken gemaakt tot en met 2026. Op 5 februari 2024 heb ik het
werkplan hierover naar uw Kamer gestuurd.14 De vijf verschillende thema’s uit de motie zijn zeer uiteenlopend van aard; dat vraagt
om een zorgvuldige analyse. Zoals aangegeven in mijn brief van 2 april 2024 ga ik
daarom de komende periode aan de slag om inzicht te krijgen in knelpunten waar sportverenigingen
mee te maken hebben en te verdiepen op de genoemde thema’s.15 Dat doe ik middels onderzoek, aangevuld met diverse gesprekken met de sector. Afhankelijk
van de uitkomsten zal ik besluiten of het nodig is om de huidige beleidskaders verder
aan te scherpen of dat er een nieuwe strategie nodig is. Het is hierbij van belang
dat de voornemens van het nieuwe kabinet ook meegewogen worden bij het besluit om
tot een mogelijk nieuwe strategie te komen.
De leden van de NSC-fractie vragen welke rol de Minister neemt bij de uitvoering van
deze motie Mohandis c.s. voor het instrument van de BOSA.
Ik zie de subsidieregeling Stimulering bouw en onderhoud sportaccommodaties (BOSA)
als een belangrijk instrument dat sportverenigingen ondersteunt in de financiële opgaven
waar zij voor staan op het gebied van de bouw en onderhoud van accommodaties. Uit
de evaluatie van Significant Public van 2023 blijkt daarnaast dat de BOSA een belangrijke
bijdrage levert aan de (betaalbaarheid van) sportinfrastructuur en leidt tot meer
duurzame investeringskeuzes.16 Ook komt uit die evaluatie naar voren dat de BOSA een bekende en toegankelijke regeling
is en aanvragers tevreden zijn over de regeling. Ik zal bij de uitvoering van deze
motie onder meer in gesprek gaan met partijen in het veld over de hoogte van een toereikend
subsidiebudget van de BOSA voor komende jaren.
Ook willen de leden van de NSC-fractie weten wat de laatste stand van zaken is van
het gebruik van de BOSA in 2024.
Zie voor de stand van het gebruik van de BOSA regeling per 10 juni 2024 onderstaande
tabel.
Tabel 1: Stand budget BOSA regeling 2024 per 10 juni (bedragen x € 1.000)
2024
Initieel budgetplafond BOSA regeling 2024
79.000
Totaal aangevraagde subsidie
125.000
wv. Reeds toegekend
45.100
wv. 29 openstaande aanvragen uit 2023
3.400
wv. 2.182 openstaande aanvragen uit 2024
76.500
Verschil initieel budgetplafond en totaal aangevraagde subsidie
46.000
De leden van de NSC-fractie willen graag weten wat de stand van zaken is van de uitrol
van de sport en beweegloketten. Weten de sportverenigingen en organisatoren van evenementen
deze loketten voldoende te vinden?
Op dit moment zijn er acht sport- en beweegloketten opgericht, waar 16 gemeenten bij
betrokken zijn. Daarnaast zijn 20 sport- en beweegloketten in oprichting, waarbij
nog eens 54 gemeenten betrokken zijn. De komende periode wordt naar een landelijk
dekkend netwerk van minimaal 100 sport- en beweegloketten toegewerkt, waar clubs passende
ondersteuning kunnen aanvragen afhankelijk van de eigen behoefte.
Uw vraag over de vindbaarheid van de sport- en beweegloketten voor organisatoren van
tochten en evenementen heb ik aan NOC*NSF gesteld. NOC*NSF geeft aan dat de zogenaamde
buitensportbonden geen organisatoren kennen die gebruik hebben gemaakt van lokale
sport- en beweegloketten voor aanvullende informatie. De Nederlandse Toer Fiets Unie
en de Koninklijke Wandelbond Nederland hebben sinds april van dit jaar een medewerker
vergunningsservice in dienst genomen om organisatoren van tochten te ondersteunen.
Dit betreft een tijdelijke voorziening totdat landelijk afspraken zijn gemaakt om
organisatoren van tochten te ontzorgen.
In het afgelopen wetgevingsoverleg Sport en Bewegen heeft de Minister toegezegd om
voor voldoende ondersteuning te zorgen via deze loketten voor organisatoren van evenementen
die met ingewikkelde vragen rond stikstof zitten. De leden van de NSC-fractie vragen
hoe het hiermee staat.
Naar aanleiding van het wetgevingsoverleg ben ik met de partners van het Sportakkoord
II in gesprek gegaan. Bij de sport- en beweegloketten is er geen expertise aanwezig
om organisatoren van tochten en evenementen met ingewikkelde vraagstukken rond stikstof
goed te ondersteunen aangezien het met name een regionaal, danwel provinciaal vraagstuk
betreft. De sport -en beweegloketten opereren daarentegen voornamelijk op lokaal niveau.
NOC*NSF en de Vereniging voor Sport & Gemeenten (VSG) zijn een verkenning gestart
om tot adviezen te komen op welke manier organisatoren van tochten en evenementen
ontzorgd kunnen worden rondom ingewikkelde stikstofvragen. Zij adviseren bijvoorbeeld
om een handelingskader op te stellen waaruit blijkt onder welke omstandigheden tochten
en evenementen altijd onder de kritische depositowaarde van stikstof blijven. Daarnaast
adviseren ze om een regionaal overleg Tochten & Evenementen tussen sport, gemeenten
en terreineigenaren op te starten. Zo kan toegewerkt worden naar regionaal afgestemd
beleid waarbij ook afspraken gemaakt kunnen worden wanneer toestemmingstrajecten nodig
zijn. De gemaakte afspraken kunnen uiteindelijk bij alle sport -en beweegloketten
landen, zodat organisatoren van tochten en evenementen geïnformeerd kunnen worden
over de regionale afspraken. NOC*NSF zal naar verwachting voor 1 juli aanstaande de
definitieve rapportage van de genoemde verkenning naar mij toesturen.
De aangenomen motie Olger van Dijk c.s. (Kamerstuk 36 410 XVI, nr. 121) verzoekt de regering met Stichting Waarborgfonds Sport en BNG te onderzoeken hoe
er een revolverend fonds voor sportclubs kan worden gecreëerd voor investeringen in
verduurzaming en toegankelijkheid van accommodaties. Vanuit het thema verduurzaming
vragen de leden van de NSC-fractie hoe het staat met uitvoering van deze motie.
Ik ben in gesprek met partijen in het veld over een aantal opties met betrekking tot
een mogelijk op te richten revolverend fonds voor sportclubs voor investeringen in
verduurzaming en toegankelijkheid van accommodaties. Ik streef er naar uw Kamer hier
in het najaar over te informeren.
Vragen en opmerkingen van de BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van de schriftelijke toelichting
opvolging moties meerjarige strategie sportverenigingen en openbare zwembaden in publieke
handen houden. Zij hebben de volgende vragen.
De leden van de BBB-fractie lezen dat de Minister in gesprek gaat met de Vereniging
Sport en Gemeenten (VSG), sportkoepel NOC*NSF en het Register voor Verenigingsbestuurders
(RVVB) om input te verzamelen voor passende ondersteuning voor verenigingen. De leden
van de BBB-fractie vragen welke passende ondersteuning de Minister mogelijk al op
de korte termijn ziet.
Op dit moment heb ik al diverse maatregelen getroffen om vrijwilligers en verenigingen
te ondersteunen. Via het Sportakkoord II heb ik ondersteuningsbudget beschikbaar gesteld
voor het versterken van technisch-, bestuurlijk- en vrijwillig kader. Hierbij kan
bijvoorbeeld gedacht worden aan bestuurscoaching, het opleiden van trainers en het
volgen van een module vrijwilligersmanagement. Komende jaren werk ik toe naar een
landelijk dekkend netwerk van sport- en beweegloketten, waar clubs zich kunnen melden
met hun ondersteuningsvraag. Hier kunnen clubs passende ondersteuning aanvragen afhankelijk
van de eigen behoefte. Daarnaast zet ik in op meer uitvoeringskracht bij sportclubs,
waardoor vrijwilligers worden ontlast. Sportclubs kunnen bijvoorbeeld via de brede
Specifieke Uitkering Stimulering Sport een clubkadercoach of een verenigingsmanager
aanstellen. Het Mulier Instituut volgt in opdracht van mij nauwgezet hoe de sportsector
zich ontwikkelt en waar zich problemen en uitdagingen voordoen. Onder andere door
jaarlijks een verenigingsmonitor uit te voeren en met de sportsector in gesprek te
gaan om de ontwikkelingen te volgen.
Tot slot lezen de leden van de BBB-fractie dat naar aanleiding van de signalen van
verschillende (branche)organisaties, het kabinet onderzoek heeft laten doen naar de
aard, omvang en achterliggende oorzaken van de ervaren regeldruk bij vrijwilligersorganisaties
en filantropische instellingen en de Staatssecretaris van VWS en de Minister voor
Rechtsbescherming op dit moment werken aan een aanpak om regeldrukte te verminderen
voor sportverenigingen, vrijwilligersorganisaties en filantropische instellingen.
In hoeverre worden de verschillende (branche)organisaties bij de uitwerking van de
aanpak meegenomen en zitten deze organisaties ook aan tafel?
Bij het uitwerken van de aanpak om regeldruk bij sportverenigingen, vrijwilligersorganisaties
en filantropische instellingen te verminderen, wordt samengewerkt en afgestemd met
verschillende vrijwilligersorganisaties en filantropische instellingen. Voorbeelden
zijn Goede Doelen Nederland, Fondsen in Nederland, Interkerkelijk Contact in Overheidszaken,
NOC*NSF, Vereniging Nederlandse Organisaties Vrijwilligerswerk en Voedselbanken Nederland.
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de schriftelijke toelichting
opvolging moties meerjarige strategie sportverenigingen en openbare zwembaden in publieke
handen houden. De leden van de CDA-fractie hebben hierover enkele vragen.
Financiële gezondheid sportverenigingen
De Minister schrijft in gesprek te gaan met de VSG, NOC*NSF en het RVVB om input te
verzamelen voor passende ondersteuning voor verenigingen. De leden van de CDA-fractie
vragen op welke termijn de Kamer over deze inventarisatie wordt geïnformeerd. De leden
van de CDA-fractie veronderstellen dat hiermee niet wordt gewacht totdat het Mulier
Instituut eind dit jaar met het rapport over de financiële weerbaarheid van verenigingen
komt.
In mijn brief van 2 april jongstleden heb ik uw Kamer geïnformeerd dat ik ernaar streef
om deze inventarisatie naar uw Kamer te sturen voor het wetgevingsoverleg over het
begrotingsonderdeel Sport en bewegen voor het jaar 2025.17
Verduurzaming
In de brief van 15 januari 2024 over verduurzaming van de sportsector (Kamerstuk 30 234, nr. 384) geeft de Minister aan zich expliciet in te zetten om sportvastgoed mee te nemen
in het Meerjarenprogramma Klimaatfonds 2024. De leden van de CDA-fractie vragen wat
dit tot nog toe heeft opgeleverd.
Zoals ik bij de beantwoording van de vragen van de leden van de VVD-fractie heb aangegeven,
is het sportvastgoed op verschillende manieren in het Meerjarenprogramma Klimaatfonds
2024 opgenomen. Zo is in totaal 1,9 miljard euro beschikbaar gesteld om de Subsidieregeling
voor de verduurzaming van maatschappelijk vastgoed (DUMAVA) meerjarig voort te zetten
van 2024 tot en met 2030. Het sportvastgoed in eigendom van gemeenten kan hier al
gebruik van maken. Dit betreft circa 70% van de sportaccommodaties. Voor volgend jaar
verken ik of de amateursportorganisaties ook opgenomen kunnen worden in de DUMAVA,
zodat ook zij gebruik kunnen maken van deze middelen die bestemd zijn voor het verduurzamen
van maatschappelijk vastgoed.
Daarnaast is via het Meerjarenprogramma Klimaatfonds 2024 in totaal 29,4 miljoen euro
beschikbaar gekomen voor het continueren van het ontzorgingsprogramma voor sport vanaf
2025 tot en met 2030. Ook het Kennis en Innovatieplatform, waar het Kenniscentrum
Sport en Bewegen onderdeel van is, maakt onderdeel uit van het Meerjarenprogramma
Klimaatfonds 2024.
Met de voorjaarsnota 2024 ontvangt het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
(BZK) ook middelen vanuit het Meerjarenprogramma Klimaatfonds 2025 voor de verduurzaming
van maatschappelijk vastgoed.
Dit is bedoeld voor:
1. Programmatische aanpak voor het gestructureerd aanpakken van de verduurzaming, te
beginnen bij maatschappelijk vastgoedorganisaties gelieerd aan gemeenten of in bezit
van meerdere panden, hier is 50 miljoen voor gereserveerd;
2. Dotaties richting het Nationaal Restauratiefonds, het BNG Duurzaamheidsfonds en de
Regionale Energiefondsen om op korte termijn laagdrempelige financiering ter beschikking
te stellen voor het verduurzamen van het maatschappelijk vastgoed, hier is 75 miljoen
voor gereserveerd;
3. Onderzoek naar het oprichten van een Waarborgfonds Maatschappelijk Vastgoed. Voor
het nieuw op te richten Waarborgfonds Maatschappelijk vastgoed is 175 miljoen gereserveerd.
Met een Waarborgfonds kan zekerheid worden geboden aan maatschappelijk vastgoedeigenaren
en financiers. Doel van deze regeling is het mogelijk maken van aantrekkelijke financiering
voor het verduurzamen van complexere projecten, denk hierbij aan multifunctionele
panden, energieoplossingen die verbonden zijn aan het maatschappelijk vastgoed en
integrale projecten.
De verschillende instrumenten bieden een integraal pakket om te komen tot het verduurzamen
van het maatschappelijk vastgoed. Dit is afgestemd in nauw overleg met de Ministeries
van Onderwijs Cultuur en Wetenschap, BZK en het Ministerie van VWS.
De BOSA-subsidie voor het jaar 2024 is zoals bekend al zeer vroeg uitgeput, wat er
enerzijds op wijst dat er groot enthousiasme is onder sportverenigingen om accommodaties
te verduurzamen en fysiek toegankelijker te maken maar anderzijds dat het budget voor
de regeling veel te klein is. De leden van de CDA-fractie verzoeken om een structurele
oplossing voor de BOSA-subsidie. Is de Minister bereid om te (laten) onderzoeken hoe
groot het budget structureel moet zijn om aan alle aanvragen te kunnen voldoen? En
is de Minister bereid dit budget vervolgens ook op te nemen in aankomende begrotingen?
Vanwege de snelle overvraging heb ik verkend of, hoe en wanneer het mogelijk is om
het subsidieplafond voor 2024 te verhogen. Als gevolg van de demissionaire status
van dit kabinet was dit een complexe opgave. Deze verkenning heeft geleid tot twee
maatregelen.
Allereerst is in de Voorjaarsnota 2024 een kasschuif opgenomen voor het naar voren
halen van middelen voor de BOSA-regeling. In totaal wordt € 22,5 miljoen uit de jaren
2025, 2026 en 2027 naar 2024 geschoven. Daarnaast zal middels een overheveling vanuit
de Subsidieregeling Duurzaam Maatschappelijk Vastgoed (hierna: DUMAVA) € 10 miljoen
toegevoegd worden aan het beschikbare budget voor de BOSA in het jaar 2024. De ophoging
van € 10 miljoen moet nog budgettair verwerkt worden, wat plaatsvindt in de Suppletoire
Begroting September 2024. Het subsidieplafond voor 2024 wordt daarmee in totaal verhoogd
van € 79 miljoen naar € 111,5 miljoen. Dit betreft een budgettaire ophoging van lopend
beleid.
Zoals ik eerder aan uw Kamer heb toegezegd ga ik samen met partijen in het veld in
gesprek over de hoogte van een toereikend subsidiebudget van de subsidieregeling Stimulering
bouw en onderhoud sportaccommodaties (BOSA) voor komende jaren.18 Hierover zal ik uw Kamer in het najaar informeren. Het is aan een nieuw kabinet om
een besluit te nemen over de hoogte van het budget voor de komende jaren.
Aanpak Regeldruk
De Minister schrijft dat de aanpak om regeldruk te verminderen voor sportverenigingen,
vrijwilligersorganisaties en filantropische instellingen, waarbij onder andere de
inzet van het instrument vrijwilligersvergoeding meegenomen zou worden, opnieuw vertraagd
is en nu pas in de tweede kwartaal naar de Kamer gestuurd wordt. De leden van de CDA-fractie
merken op dat dit niet de eerste vertraging is bij het opstellen van deze aanpak.
Deze leden van de CDA-fractie vragen waarom er keer op keer vertraging is in het opstellen
van deze aanpak.
Ik begrijp deze vraag van de leden van de CDA-fractie. Het is echter noodzakelijk
gebleken om nauwgezet overleg te voeren met de maatschappelijke partners en binnen
het kabinet om tot maatregelen te komen die voldoende impact maken.
Verenigingen hebben echt behoefte aan stappen op dit onderwerp om ze te ontlasten
en we doen nu op geen enkele manier recht aan deze terechte zorgen. Kan de Minister
toezeggen dat deze aanpak in ieder geval ruim voor het zomerreces van 2024 naar de
Kamer wordt gestuurd? Zo nee, waarom niet?
De ervaren regeldruk bij vrijwilligersorganisaties en filantropische instellingen
is een probleem en ik deel deze zorgen. Zoals toegezegd tijdens de begrotingsbehandeling
van het Ministerie van VWS wordt de aanpak in het tweede kwartaal van 2024 aangeboden
aan uw Kamer. Ik ga er van uit dat dit lukt.
Hulp bij Tegemoetkoming Energiekosten
Voor 73 procent van de toegekende aanvragen van voetbalverenigingen geldt dat zij
een deel van het voorschot van de Tegemoetkoming Energiekosten (TEK) moeten terugbetalen.
Voor 26 procent geldt zelfs dat het volledige voorschot terugbetaald moet worden.
Dit legt een zware last op bestuurders, die nu geconfronteerd worden met hogere kosten
dan verwacht. Vanuit het veld begrijpen de leden van de CDA-fractie dat dit komt doordat
bestuurders niet altijd voorbereid waren op de hoogte van de terug te betalen kosten,
omdat zij hun energiekosten wel aanzienlijk hebben zien stijgen. De regeling bleek
complex en de vele veranderingen maken het voor vrijwilligersorganisaties (te) moeilijk.
Daarom wordt gepleit voor een gerichte strategie om vrijwilligersorganisaties beter
te ondersteunen bij regelingen waar zij aanspraak op maken, maar niet de primaire
doelgroep zijn. Bijvoorbeeld door bij de subsidieverstrekker een verantwoordelijke
aan te stellen die extra aandacht besteedt aan het bekendmaken van de regelingen bij
vrijwilligers, beschikbaar is voor vragen en wijzigingen of risico's doorgeeft. De
leden van de CDA-fractie vragen de Minister om een reactie op dit verzoek vanuit het
veld.
Op dit moment is de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) samen
met de Minister voor Rechtsbescherming een aanpak aan het ontwikkelen om de ervaren
regeldruk bij vrijwilligersorganisaties en filantropische instellingen terug te dringen.
Ook het onder de aandacht brengen van nieuwe regelingen bij vrijwilligersorganisaties
wordt onderzocht en meegenomen in de aanpak. De vrijwilligerssector is echter zeer
breed en diffuus, waardoor de meest uiteenlopende regelingen betrekking hebben op
deze sector. De afgelopen periode heeft de Staatssecretaris van VWS een aantal acties
ondernomen om betere ondersteuning te kunnen geven aan vrijwilligersorganisaties op
het gebied van wettelijke verplichtingen. De Vereniging Nederlandse Organisaties Vrijwilligerswerk
ontvangt bijvoorbeeld sinds 2023 een hogere instellingssubsidie en een aanvullende
projectsubsidie. Een deel van deze subsidies is erop gericht om vrijwilligersorganisaties
beter te ondersteunen bij de implementatie van wet- en regelgeving. Tot slot kunnen
gemeenten lokale vrijwilligersorganisaties helpen in het bieden van deze ondersteuning.
Tot slot vragen de leden van de CDA-fractie of de Minister op korte termijn iets gaat
doen om verenigingen die hun energieprijzen aanzienlijk hebben zien stijgen alsnog
te ondersteunen, en zo ja, wat de Minister hier aan gaat doen.
In mijn brief over de verduurzaming van de sportsector heb ik aangegeven dat er momenteel
geen signalen zijn vanuit NOC*NSF, Platform Ondernemende Sportaanbieders, Vereniging
Sport en Gemeenten en het Mulier Instituut dat de ondersteuning aan amateursportverenigingen
voor gestegen energieprijzen in 2022 en 2023 als zodanig onvoldoende is gebleken.19 Wel heeft het Register voor Verenigingsbestuurders (RVVB) laten weten dat circa de
helft van de 365 verenigingen, die gereageerd hadden op een uitvraag van de RVVB,
zorgen hadden over de financiële situatie van de vereniging voor afgelopen winter.
In de maanden februari, maart en juni in 2023 heb ik uw Kamer geïnformeerd over de
monitoring die uitgevoerd is door het Mulier Instituut over de financiële weerbaarheid
van amateursportverenigingen. Uit deze monitoring is gebleken dat de gestegen energielasten
één van de uitdagingen is voor de financiële weerbaarheid van amateursportverenigingen,
maar niet de enige. Hier liggen ook andere redenen aan ten grondslag, zoals dalende
ledenaantallen, dalende inkomsten en een dalend aantal vrijwilligers. Ik neem de zorgen
van de amateursportverenigingen serieus. Ook het RVVB herkent deze uitdagingen.
In de hiervoor genoemde brief heb ik aangegeven dat er geen signalen waren binnengekomen
vanuit NOC*NSF, POS, VSG en het Mulier Instituut dat sportverenigingen de afgelopen
winterperiode in de problemen zouden komen. Desondanks houd ik nog steeds de vinger
aan de pols door onder andere een onderzoek dat het Mulier Instituut nu uitvoert naar
de financiële weerbaarheid van amateursportverenigingen, waarmee meer inzicht verkregen
kan worden in de financiële mogelijkheden van amateursportverenigingen om te verduurzamen.
Ik vind het belangrijk om zowel oog te hebben voor de verduurzamingsopgave van de
sportsector als voor de andere (financiële) opgaven waar amateursportverenigingen
voor staan.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de schriftelijke toelichting opvolging
moties meerjarige strategie sportverenigingen en openbare zwembaden in publieke handen
houden.
Kan de Minister bevestigen dat de betreffende moties nog niet zijn afgedaan met deze
brief, aangezien de uitwerking en uitvoering van deze moties hiermee nog niet is afgerond?
In mijn brief van 2 april jongstleden over de opvolging van de bedoelde moties, ben
ik ingegaan op de wijze waarop ik uitvoering ga geven aan beide moties.20 Deze moties zijn derhalve nog niet afgedaan.
De leden van de SP-fractie vragen of de Minister zich beseft dat de bedreiging die
veel verenigingen ervaren in hun voortbestaan en de uitdagingen rondom de verduurzaming
van sportaccommodaties dringende kwesties zijn. De leden van de SP-fractie vragen
daarom op welke termijn de Minister verwacht dat verenigingen concreet iets zullen
merken van de uitvoering van deze moties.
De inzet op de verduurzaming van de sportsector zet ik onverminderd voort. Deze inzet
wacht niet op de uitvoering van beide moties. Zoals in mijn brief van 2 april 2024
benoemd, worden de uitkomsten van de trajecten met betrekking tot verduurzaming betrokken
in de analyse bij de uitvoering van de motie meerjarige strategie sportverenigingen.21
De leden van de SP-fractie vragen hoe de Minister verwacht dat sportverenigingen en
andere sportaanbieders voldoende aan de slag kunnen met de verduurzaming van hun accommodaties
op het moment dat er onvoldoende budget is voor de BOSA-regeling. Is de Minister bereid
om de BOSA-regeling zo te verruimen dat het ook daadwerkelijk mogelijk wordt om in
ieder geval de sportaccommodaties die daar actief hulp bij vragen te ondersteunen
om deze zo snel mogelijk te verduurzamen?
Zoals ik eerder bij de beantwoording van de vragen van de leden van de NSC-fractie
heb aangegeven erken ik dat de subsidieregeling Stimulering bouw en onderhoud sportaccommodaties
(BOSA) een belangrijk instrument is. De BOSA ondersteunt sportverenigingen in de financiële
opgaven waar zij voor staan op het gebied van de bouw en onderhoud van accommodaties.
Ik realiseer me dat een subsidie vanuit de BOSA-regeling voor veel amateursportverenigingen
een belangrijke voorwaarde is voor investeringen in hun accommodaties en de aanschaf
van sportmaterialen. Vanwege de snelle overvraging heb ik daarom verkend of, hoe en
wanneer het mogelijk is om het subsidieplafond voor 2024 te verhogen. Als gevolg van
de demissionaire status van dit kabinet was dit een complexe opgave. Deze verkenning
heeft geleid tot twee maatregelen.
Allereerst is in de Voorjaarsnota 2024 een kasschuif opgenomen voor het naar voren
halen van middelen voor de BOSA-regeling. In totaal wordt € 22,5 miljoen uit de jaren
2025, 2026 en 2027 naar 2024 geschoven. Daarnaast zal middels een overheveling vanuit
de Subsidieregeling Duurzaam Maatschappelijk Vastgoed (hierna: DUMAVA) € 10 miljoen
toegevoegd worden aan het beschikbare budget voor de BOSA in het jaar 2024. De ophoging
van € 10 miljoen moet nog budgettair verwerkt worden, wat plaatsvindt in de Suppletoire
Begroting September 2024. Het subsidieplafond voor 2024 wordt daarmee in totaal verhoogd
van € 79 miljoen naar € 111,5 miljoen. Dit betreft een budgettaire ophoging van lopend
beleid.
De leden van de SP-fractie vragen tot slot hoe de Minister kijkt naar suggesties vanuit
de sportsector zelf om verenigingen beter te ondersteunen, zoals een verruiming van
vrijwilligersvergoeding, opleidingsbudgetten voor vrijwilligers en het behoud van
het lage btw-tarief voor sportclubs, sportwedstrijden en fondsenwerving.
Het belang van vrijwilligerswerk voor de Nederlandse samenleving kan niet onderschat
worden.
Op 9 maart 2023 heeft de Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst
richting uw Kamer geantwoord op vragen over de verruiming van de vrijwilligersvergoeding.22 Uit die antwoorden ontleen ik het volgende antwoord.
Het is van belang om het karakter van de vrijwilligersregeling, een kostenvergoedingsregeling,
niet uit het oog te verliezen. De vrijwilligersregeling is bedoeld voor vrijwilligerswerk;
werk dat onverplicht en onbetaald wordt gedaan binnen organisaties met een ideële
doelstelling, een sportorganisatie of een organisatie met een maatschappelijk nut.
Onbetaald werk leidt niet tot loonheffing omdat er dan geen sprake is van loon. Er
is ook geen sprake van loon indien de vrijwilliger de voor het werk gemaakte kosten
vergoed krijgt.
De vrijwilligersregeling is een kostenvergoedingsregeling die organisaties in staat
stelt vrijwilligers tegemoet te komen in die kosten die zij maken in verband met het
vrijwilligerswerk, zonder dat onzekerheid ontstaat of wel of geen loonheffing verschuldigd
is. Deze kostenvergoedingsregeling komt daarmee tegemoet aan de wens om de administratieve
lasten rond de vrijwilligersregeling terug te dringen. Met de vaststelling van de
bedragen wordt voorkomen dat voor iedere kostenvergoeding moet worden aangetoond dat
de kosten daadwerkelijk zijn gemaakt en daarvoor bewijs dient te worden overlegd.
Vrijwilligers die meer kosten maken dan € 2.100 per jaar kunnen hun daadwerkelijke
kosten onbelast vergoed krijgen, zonder dat dit leidt tot loonheffing.23
De vrijwilligersregeling is een bewijsregel bedoeld om administratieve lasten te beperken
en niet bedoeld als een vrijstelling van inkomen. De vrijwilligersregeling is niet
bedoeld om een zo hoog mogelijke financiële prikkel te kunnen bieden aan vrijwilligers
of als een onbelaste aanvulling op het inkomen van mensen met een uitkering. Het maatschappelijke
of ideële karakter en het ontbreken van salaris staan immers bij het vrijwilligerswerk
voorop. Het is daarnaast van groot belang dat wordt voorkomen dat vrijwilligerswerk
betaalde arbeid verdringt. Het maximumbedrag van de vrijwilligersregeling is door
de wetgever gesteld op € 2.100 per jaar en wordt jaarlijks aangepast aan de inflatie;
zo is het maximumjaarbedrag met ingang van 1 januari 2024 met € 200,– verhoogd.
Met betrekking tot het BTW vraagstuk geeft het Ministerie van Financiën aan mij aan
dat Dialogic in 2023 een onderzoeksrapport over verlaagde btw-tarieven heeft opgeleverd.24 Uit dit onderzoek blijkt dat het verlaagde btw-tarief deels doeltreffend, maar over
het algemeen geen doelmatig beleidsinstrument is. Besluiten over de handhaving of
afschaffing van verlaagde btw-tarieven moeten zorgvuldig worden genomen en zijn aan
een nieuw kabinet. De btw-tarieven behoren tot de bevoegdheid van de Staatssecretaris
van Financiën.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M. Agema, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
E.Y. Abma-Mom, adjunct-griffier