Verslag van een commissiedebat : Verslag van een commissiedebat, gehouden op 6 maart 2025, over Landbouw, klimaat en voedsel
36 600 XIV Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (XIV) en het Diergezondheidsfonds (F) voor het jaar 2025
Nr. 79
VERSLAG VAN EEN COMMISSIEDEBAT
Vastgesteld 11 april 2025
De vaste commissie voor Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur en de vaste
commissie voor Klimaat en Groene Groei hebben op 6 maart 2025 overleg gevoerd met
mevrouw Hermans, Minister van Klimaat en Groene Groei, Vice-Minister-President, en
mevrouw Wiersma, Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, over:
– de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 4 maart 2024
inzake rapport De Nederlandse agrarische sector in internationaal verband (Kamerstuk
30 252, nr. 153);
– de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 7 maart 2024
inzake duurzaam voedselbeleid (Kamerstuk 31 532, nr. 290);
– de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 15 maart 2024
inzake volhoudbare voedselsystemen over de grens: de internationale inzet van LNV
(Kamerstuk 30 196, nr. 825);
– de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 28 maart 2024
inzake huidige situatie eiwittransitie in Nederland (Kamerstuk 31 532, nr. 291);
– de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 8 april 2024
inzake reactie op verzoek commissie over twee adviezen van het Adviescollege toetsing
regeldruk (ATR) betreffende de certificeringsplicht verkooppunten biologische producten
en de wijziging van de Regeling dierlijke producten (Kamerstuk 29 842, nr. 44);
– de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 22 april 2024
inzake eindrapport Uitwerking bedrijfstypen voor duurzame landbouw: dierlijke en plantaardige
sectoren (Kamerstuk 30 252, nr. 167);
– de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 28 juni 2024
inzake structureel Investeringsfonds Duurzame Landbouw (IDL) (Kamerstuk 30 252, nr. 170);
– de brief van de Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur d.d. 12 juli
2024 inzake uitvoering EU-Schoolregeling 2024–2025 (Kamerstuk 31 532, nr. 292);
– de brief van de Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur d.d. 15 augustus
2024 inzake onderzoek naar beleving en gedrag van agrarische ondernemers met betrekking
tot klimaatadaptatie en de evaluatie van de Subsidieregeling Brede Weersverzekering
(Kamerstuk 36 410-XIV, nr. 102);
– de brief van de Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur d.d. 23 september
2024 inzake reactie op de motie van het lid Nijhof-Leeuw over versterking van de Van-Boer-tot-Bordstrategie
door een Nederlandse vlag op producten van eigen bodem (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1652) (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1671);
– de brief van de Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur d.d. 3 oktober
2024 inzake evaluatierapport over de Subsidiemodule Agrarische Bedrijfsadvisering
en Educatie (SABE) 2020–2023 (Kamerstuk 30 252, nr. 173);
– de brief van de Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur d.d. 7 oktober
2024 inzake resultaten pilot «meer biologisch in de catering van de rijksoverheid»
(Kamerstuk 36 600-XIV, nr. 9);
– de brief van de Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur d.d. 3 december
2024 inzake reactie op verzoek commissie over een nadere toelichting opvolging resultaten
pilot «meer biologisch in de catering van de rijksoverheid» (Kamerstuk 36 600-XIV, nr. 70);
– de brief van de Staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
d.d. 18 december 2024 inzake evaluatie tarieven Skal Biocontrole (Kamerstuk 25 268, nr. 232);
– de brief van de Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur d.d. 17 januari
2025 inzake rapport De Nederlandse agrarische sector in internationaal verband – editie
2025 (Kamerstuk 30 252, nr. 179);
– de brief van de Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur d.d. 18 februari
2025 inzake rapporten, monitors en onderzoeken over duurzaam voedsel (Kamerstuk 31 532, nr. 296);
– de brief van de Staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
d.d. 3 maart 2025 inzake uitkomsten wettelijke evaluatie Skal Biocontrole (Kamerstuk
25 268, nr. 234).
Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en
Natuur, Aardema
De voorzitter van de vaste commissie voor Klimaat en Groene Groei, Thijssen
De griffier van de vaste commissie voor Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, Jansma
Voorzitter: Aardema
Griffier: Van den Brule-Holtjer
Aanwezig zijn twaalf leden der Kamer, te weten: Aardema, Bromet, Van Campen, Flach,
Grinwis, Holman, Kostić, Nijhof-Leeuw, Van der Plas, Podt, Vedder en De Vos,
en mevrouw Hermans, Minister van Klimaat en Groene Groei, Vice-Minister-President,
en mevrouw Wiersma, Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur.
Aanvang 14.18 uur.
De voorzitter:
Goedemiddag allen. Ik wil maar snel beginnen, want we zijn al een beetje laat. We
hebben de tijd tot 18.15 uur. Iedereen van harte welkom, de mensen op de tribune,
de mensen van de commissie natuurlijk, de mensen die het thuis via de livestream volgen
en natuurlijk de bewindslieden, de Ministers Hermans en Wiersma. Zij hebben allebei
Friese roots, dus dat gaat goedkomen vandaag. We hebben een spreektijd van vijf minuten
en we hebben vier interrupties. De 30 secondenregel is ook van toepassing. Ik wil
maar snel beginnen. Ik geef het woord aan de heer Flach van de SGP.
De heer Flach (SGP):
Voorzitter, dank u wel. Als je een advies van de Wetenschappelijke Klimaatraad over
landbouw en klimaat begint te lezen, dan ben je vooraf bang voor het zoveelste hoogoververhaal,
zo van: «Nou, de klimaatopgave is groot. De doelen worden bij lange na niet gehaald.
Boeren zijn de boosdoener. Het is hoog tijd voor harde maatregelen.» Dit keer was
ik blij verrast. De raad gaat in op het perspectief van de boer. Die heeft perspectief
nodig om zijn rol te spelen en daar ontbreekt het aan. Het gaat niet alleen om economisch
perspectief, duidelijk en consistent beleid voor de lange termijn, eigen regie en
een eerlijke verdeling, maar ook om waardering en erkenning; dat hoor ik steeds vaker.
Ik zet daar dus een dikke streep onder. Er gebeurt in de verschillende sectoren zo
ongelofelijk veel, maar zien we dat ook? Hoe pakken wij de uitgestoken handschoen
op?
Vanmorgen was er weer zo'n interview. Een deelnemer van het Netwerk Praktijkbedrijven
zegt over zijn inspanning voor emissiereductie via het voerspoor: het levert me nog
niets op; sterker nog, het kost me geld. Wat zeggen de bewindslieden tegen deze boer?
Nog een voorbeeld. Met een proefproject waarbij een kleilaag wordt aangebracht op
zandgronden, worden goede resultaten geboekt. Die bodems houden water beter vast en
leggen veel CO2 vast. Hoe gaan de bewindslieden dit oppakken?
Samen sterk. Als dat ergens geldt, dan is het wel in de landbouw, op gebiedsniveau
en in de keten. Het aantal samenwerkingsinitiatieven is welhaast ontelbaar, maar eenvoudig
is het niet. Er is speelruimte en ondersteuning nodig. Een voorbeeld. In het veenweidegebied
zijn enkele veehouders in het kader van gebiedsafspraken bereid om afstand te doen
van hun vee, maar met de huidige regels voor de ruimtelijke ordening zou dat betekenen
dat het definitief einde oefening is voor het houden van vee. Dat is een brug te ver.
Dat helpt niet voor zo'n gebiedsprocedure. Kan het kabinet zorgen voor meer flexibiliteit?
De Wetenschappelijke Klimaatraad wijst erop dat samenwerkingsinitiatieven vaak over
grenzen en schotten heen gaan en daardoor tegen barrières in financieringsmechanismen
en regelingen aanlopen. Er is flexibiliteit, maatwerk en experimenteerruimte nodig.
Hoe gaat de Landbouwminister ervoor zorgen dat er een structuur komt om deze knelpunten
aan te pakken en ze ruimte te geven?
De SGP heeft het al vaker gezegd: we krijgen de landbouw die we als overheid en consument
betalen. De maatschappij wil verduurzaming, maar in mededingingsregels gaat goedkoop
produceren nog steeds voor op duurzaam produceren. Er is wel ruimte gekomen, maar
het blijft moeizaam. Ik noem als voorbeeld de inzet op dierwaardige veehouderij. Het
Beter Leven keurmerk is een belangrijk voertuig, maar dit is alleen aantrekkelijk
als afspraken gemaakt kunnen worden over vergoedingen voor meerkosten. Alleen al bij
het afstemmen van kostprijsberekeningen is er grote angst voor de ACM, terwijl dat
misschien niet terecht is. Het grote probleem is dat je pas achteraf weet of je aan
de regels voldoet. Daarom stellen ketenpartijen zich heel terughoudend op. Hoe kunnen
we dit doorbreken? Is het kabinet bereid te kijken naar het vooraf toetsen van afspraken?
Inzet op een meer dierwaardige veehouderij is een enorme kostenpost. Daar staat ook
de samenleving voor aan de lat. De SGP heeft eerder ook gepleit voor een fiscale herinvesteringsreserve
voor veehouders die investeren in dierenwelzijn. De Landbouwminister heeft toegezegd
hiernaar te kijken. Ik hoor graag wat de stand van zaken is. Gaat het kabinet hier
werk van maken?
Voorzitter. Ik sluit af met voedselverspilling. We verspillen met elkaar elk jaar
zo'n 2 miljard kilo eetbaar voedsel. Stel dat we dat halveren, dan besparen we de
CO2-uitstoot ter waarde van de jaarlijkse uitstoot van 700.000 auto's en het watergebruik
ter waarde van zesenhalf jaar lang elke dag douchen. Wat is de ambitie van dit kabinet
voor de aanpak van voedselverspilling? Zet de Minister in op aanpassing van Europese
regels om allerlei onnodige handelsnormen voor groente en fruit en onnodige «ten minste
houdbaar tot»-data te schrappen? Komen er afspraken met supermarktketens om bovenwettelijke
kwaliteitseisen voor het uiterlijk van groente en fruit in te perken? Die leiden nu
ook tot onnodig gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. Een knelpunt bij het beter
benutten van restromen in veevoer is dat Europese landen verschillende classificaties
gebruiken voor deze reststromen. Wil de Landbouwminister aandringen op afstemming?
Tot zover, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Flach. Het woord is aan meneer Holman van NSC.
De heer Holman (NSC):
Dank u wel, voorzitter. Ik dacht: zal ik het vandaag hebben over mest of over stikstof?
Ik ga het hebben over voedsel, met uw welbevinden, vooral het woord «voedsel». Ik
had vanmorgen een gesprek met een supermarkt, een wat kleinere en goedkopere. Ik was
blij verrast hoe zij in de wedstrijd staan, hoe goed zij bezig zijn om na te denken
over hoe ze verantwoord en duurzaam voedsel in een schap kunnen leggen en daarbij
ook keuzes maken wat ze wel en niet in het schap doen. Zij hadden niet 20.000 artikelen
in de schappen, maar veel minder, heel goed gekozen en doordacht.
Ik was onder de indruk, maar tegelijkertijd denk je dan ook na over de totale keten
van supermarkten en wat die verkopen. Verkopen die werkelijk goed en gezond voedsel?
Ik zie dan dat de beweging goed is; ze spannen zich in. Maar waarin ze werkelijk echt
succesvol zijn, is er nog wel een weg te gaan. Hoe kijkt de Minister hiertegen aan?
Hoe kunnen we verder gaan in gezond en duurzaam voedsel? Wat kan de overheid betekenen
in de discussie die in de sector wordt gevoerd? En hoe kan de Minister, het ministerie,
de overheid misschien sturend zijn en helpen met maatregelen om verder te gaan in
gezond en duurzaam voedsel?
Ten tweede voedselverspilling; de heer Flach sprak over hetzelfde onderwerp. Het blijkt
dat er 35% voedsel verspild wordt en dat is enorm. Als je het hebt over duurzaam en
verantwoord, dan is daar een hele grote slag te maken. Ook in de restaurants en ook
in de keuzes die je maakt, bijvoorbeeld voor regionaal eten, is er een enorme grote
slag te maken.
Dan kom ik bij voedselzekerheid. De naam van het ministerie is veranderd. Voedselzekerheid
zit er ook in, maar ik heb er nog niet veel van gezien. Ik hoor dat er veel over gezegd
wordt, maar ik heb eigenlijk geen idee wat ik me daarbij moet voorstellen. Ik heb
het idee dat in de huidige tijdsgeest voedselzekerheid weleens geopolitiek misbruikt
wordt om te zeggen: nou, we moeten voedsel produceren. Maar kijk dan naar de relativiteit.
Als je naar varkens kijkt, zijn wij 300% zelfvoorzienend in Nederland en 120% in Europa.
Wat betekent dat dan? Als je het over zuivel hebt, dan hebben we 13 à 14 miljard kilogram
melk op een markt van meer dan 600 miljard. 10% minder koeien betekent 0,2% minder
melk in Nederland. Ik heb daar geen goede voorstelling van zaken bij. Kan de Minister
precies duiden hoe we daartegen aan moeten kijken en wat ze van plan is om de komende
tijd daarmee te gaan doen? Is ze misschien van plan om naar ons toe te komen met voorstellen?
De voorzitter:
Er is een interruptie van meneer Van Campen.
De heer Van Campen (VVD):
Ik hoor wat de heer Holman zegt. Laat er geen misverstand over bestaan: we weten dat
er op plekken in de wereld waar honger is conflicten uitbreken. Het belang van voedselzekerheid
werd in het verleden nog weleens vergeten. Daar is tegenwoordig geen sprake meer van.
Ik zou de heer Holman willen vragen hoe hij het belang van voedselzekerheid dan wel
ziet. Ik ben het met hem eens dat we in Nederland op dat kleine stukje dure grond
niet al het eten voor 27 landen en de rest van de wereld hoeven te produceren. Dat
is de opvatting van de VVD; we hebben daar wel de kennis en de kunde voor. Wat is
de visie van de heer Holman daarop?
De heer Holman (NSC):
Dank u wel voor de vraag. Dat is een goede vraag. Wij moeten als land goed nadenken,
met de ruimte en de mogelijkheden die we hebben, over welk voedsel we wel of niet
gaan produceren. We hebben het er bijvoorbeeld over dat de kalverindustrie zich met
name moet richten op de Nederlandse kalfjes met een klein stukje flexibiliteit qua
invoer, omdat we beperkt ruimte hebben. Dat zou een keuze kunnen zijn. Geopolitiek
bekeken zeg ik: ja, maar zie dan de werkelijke situatie onder ogen en kijk wat er
gebeurt. Ik noem een aantal getallen. Er sterven 40.000 kinderen in de eerste paar
maanden omdat ze geen voedsel hebben. 800 miljoen mensen lijden honger. Het voedselniveau
voor 2,5 miljard mensen is zodanig dat er geen sprake is van bestaanszekerheid en
van voldoende voedsel. Ik vind het heel hypocriet als wij op onze postzegel heel verheven
deze discussie voeren en dan de situatie in de wereld niet onder ogen willen zien.
Het is prima dat je een discussie voert over voedselzekerheid in Europa en kijkt wat
je gaat doen, maar dan moet je dat wel op een rationele manier doen en ook even in
ogenschouw nemen wat de positie van Nederland in de wereld is als klein landje.
De voorzitter:
Er is een tweede interruptie van de heer Van Campen.
De heer Van Campen (VVD):
Dat is een genuanceerde reactie van de heer Holman. Die benadert ook wel de opvatting
van de VVD. Onze fractie gelooft dat Nederlandse boeren en voedselproducten en de
hele keten die daarmee samenhangt, ook in de toekomst nog altijd een betekenisvolle
positie voor de wereldvoedselproductie zullen en moeten innemen. Nederland is de kanarie
in de kolenmijn. Als het misgaat op het gebied van klimaat en honger, gebeurt dat
hier als eerste. Wij kunnen daarin gidsland zijn, maar dat hoeft niet te betekenen
dat al dat voedsel per se hier geproduceerd moet worden. Tegelijkertijd weten we ook
dat toen de havens van Odessa bij het uitbreken van de Oekraïneoorlog werden geboycot
door de Russen, de schappen in de Nederlandse supermarkten ook leeg waren. Mijn fractie
zou dus echt pleiten voor een voedselstrategie op het gebied van voedselzekerheid,
maar dan op Europees niveau, zodat we met elkaar kijken waar welk land goed in is
en wat past bij de identiteit van welk Europees land. Laten we kijken hoe ieder land
zijn bijdrage kan leveren aan het belang van voedselzekerheid. Deelt de heer Holman
die opvatting?
De heer Holman (NSC):
Ja, ik denk dat de heer Van Campen wel een punt heeft. Je moet met name kijken waar
Nederland sterk in is, bijvoorbeeld zuivel. Als FrieslandCampina en Nestlé er niet
waren om babyvoeding over de wereld te verkopen, stierven er misschien niet 40.000
kinderen vroegtijdig, maar wel 80.000. Van een heel hoogwaardig product als kindervoeding
en over pootgoed, zaadveredeling en uitgangsmateriaal kan je dus zeggen: dat soort
dingen zijn heel geschikt om in Nederland te doen. Wat betreft het voorbeeld van varkens
heb ik al vaker het volgende gezegd; het wordt bijna een cliché. Als wij 2,3 miljoen
biggetjes die in Nederland geboren worden in Spanje vetmesten, waarna ze in China
opgegeten worden en waarvoor krachtvoer hierheen wordt geïmporteerd, dan voegt dat
in de zin van wat we kunnen doen in Nederland binnen de ruimte die we hebben, in mijn
beleving niet zo veel toe. Als je die strategie maakt, moet je dus heel goed nadenken
over waar we geschikt voor zijn, waar we goed in zijn en wat echt iets toevoegt.
De voorzitter:
Er is een interruptie van mevrouw Van der Plas.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ja, ik kan gewoon mijn oren gewoon niet geloven met wat ik hier hoor. Er wordt hier
gewoon even een sector, de varkenshouderij, weggezet alsof die overbodig is. Ik kan
gewoon niet geloven wat ik hier hoor, het frame dat er 3 miljoen biggetjes in Spanje
«vetgemest» worden. Alleen al de terminologie die de heer Holman hier gebruikt, is
«Partij voor de Dieren»-retoriek. Hij zegt: dan worden ze naar China gestuurd om opgegeten
te worden. China neemt voornamelijk de delen van het varken af die wij hier niet opeten:
de staarten, de poten, de oren, de koppen, alles wat wij hier niet willen eten. Hier
wordt de varkenshouderij door de heer Holman even neergezet als een totaal overbodige
en verspillende sector. De varkenshouderij is al gedecimeerd. Er zijn nu misschien
nog 3.000 varkenshouders over, die alles doen wat de maatschappij van ze vraagt en
heeft gevraagd, zelfs bovenwettelijk. Ik vraag me af of de heer Holman hier überhaupt
nog voor varkenshouders wil blijven strijden, zodat die hier een goed bestaan kunnen
hebben. Daar zitten heel veel jonge boeren tussen die graag het bedrijf van hun ouders
willen overnemen. De heer Holman gaat hier gewoon even net doen alsof het allemaal
maar niks is. Die zit hier in «Partij voor de Dieren»-taal te praten. Ik vraag me
af wat NSC precies voor de jonge varkenshouders wil gaan betekenen. Ik vind wat hier
gezegd wordt echt een schande.
De heer Holman (NSC):
Dank voor het betoog, mevrouw Van der Plas. Ik ken heel veel waardevolle varkenshouders.
Er zijn een heleboel varkenshouders en jonge boeren die heel goed bezig zijn, waar
ik heel veel respect en waardering voor heb. De situatie van de landbouw in Nederland
in bredere zin is niet toe te schrijven aan de individuele ondernemer. Wij hebben
in Nederland een landbouw laten creëren die een beetje uit zijn voegen is gegaan.
Ondernemers valt niks te verwijten, want die hebben altijd binnen het hun gegeven
wettelijk kader geopereerd. Daar is dus niks mis mee. Ik weet aardig goed hoe de sector
in elkaar zit. Ik weet ook dat uit de Nederlandse slachterijen uit het oogpunt van
vierkantsverwaarding een heleboel mindere zaken, zoals poten, koppen en dat soort
dingen, naar China gaan. Die brengen mooi geld op. Dat is heel goed. Dat is een heel
ander verhaal. Als je een visie hebt op de varkenshouderij, dan heb je een visie waarbij
je een gesloten bedrijf hebt. We hebben een groot surplus aan biggetjes. Er worden
6 miljoen biggetjes in Nederland geboren. Dat zijn er meer dan het aantal biggetjes
dat hier tot waarde wordt gebracht, de biggetjes die mogen uitgroeien tot een varken
met hoogwaardig vlees. Ik zal mijn bewoordingen iets anders kiezen dan ik net heb
gedaan. Dat laat onverlet dat hier een surplus is. Als je een toekomstgerichte varkenshouderij
wilt hebben, moet je gesloten bedrijven hebben uit het oogpunt van gezondheidsrisico's
en effectiviteit. Als je beperkte ruimte hebt, voegt het niks toe als je 2,3 miljoen
biggetjes naar Spanje doet. Dat zijn 2.300 vrachtauto's met 1.000 biggetjes per vrachtauto.
Dat voegt niks toe. Die varkentjes laten ze in Spanje wel groeien tot vlees. Spanje
heeft 30 miljoen varkens. Het is het grootste exportland ter wereld. Ja, inderdaad
een heel groot deel van de export van Spanje gaat gewoon als heel varken naar Spanje
toe. Mevrouw Van der Plas doet alsof ik iemand van de Partij van de Dieren ben. Nee,
ik maak gewoon een analyse van wat ik zie. Ik heb een helder beeld van hoe je de Nederlandse
landbouw en veehouderij zou willen hebben. Mevrouw Van der Plas kiest toch bewoordingen
waarvan ik denk: mwah.
De voorzitter:
Er is eerst nog een interruptie van mevrouw Bromet.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Volgens mij mag ik nog reageren.
De voorzitter:
U had geen interruptie, mevrouw Bromet? O, ik dacht dat u uw vinger opstak.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Het is meer een punt van orde, voorzitter. We hebben hier de afspraak dat interrupties
die langer duren dan zoveel seconden voor twee tellen. Daarom stak ik twee vingers
in de lucht.
De voorzitter:
Dit houden wij goed bij. Dan is mevrouw Van der Plas.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ik wil er even kort iets aan toevoegen. De heer Holman zegt dat hij de sector zo goed
kent en vervolgens heeft hij het erover dat varkens allemaal krachtvoer krijgen. Ja,
hij zei «krachtvoer». Kijk de beelden maar terug. Varkens maken heel veel gebruik
van resten uit de levensmiddelenindustrie. Onlangs is het varkensbedrijf van Martin
Hoube gestopt. Die kreeg wekelijks 50 vrachtwagens aan natte bijproducten uit de omliggende
voedselindustrie. Het rantsoen van varkens bestaat uit slechts 8% soja. Dat zijn ook
nog bijproducten. Dus misschien kan meneer Holman zich iets beter verdiepen in de
varkenshouderij. Ik zie namelijk nu dat NSC in ieder geval geen varkenshouderij meer
wil in Nederland. Dat is wat ik eruit opmaak.
De voorzitter:
Dank u wel. Wilt u denken om de 30 secondenregel, want sommigen van u verdubbelen
hun interruptie bijna. Maar goed, het woord is aan meneer Holman.
De heer Holman (NSC):
Goed, dit is het beeld dat mevrouw Van der Plas voor ogen heeft. Ook wij zien een
behoorlijke toekomst voor de varkenshouder in Nederland. Dan moet er alleen wel iets
veranderen en dan moet je die toekomstbestendig maken. Mevrouw Van der Plas kent de
feiten niet heel goed, want van de 450 miljoen kilogram krachtvoer die in Nederland
geïmporteerd wordt en die in Nederland wordt gemaakt, gaat 60% naar de intensieve
veehouderij en maar 40% naar de melkveehouderij. Uw suggestie dat er geen krachtvoer
... Het verhaal van mevrouw Van der Plas klopt gedeeltelijk in de zin dat er ook veel
brijvoedering wordt gedaan, maar de grootste gebruiker van krachtvoer is toch de intensieve
veehouderij in Nederland. Ik denk dat ik daar heel genuanceerd tegen aankijk. Als
wij op het gebied van emissiereductie willen scoren, is de kortste klap de import
van krachtvoer en het gebruik van kunstmest verminderen. Dat zijn de gemakkelijkste
en de meest effectieve manieren om de emissiedoelstelling te gaan halen.
De voorzitter:
Meneer Holman, u heeft nog twee minuten om uw betoog te vervolgen. Of zegt u «ik ben
gereed»?
De heer Holman (NSC):
Nee.
De voorzitter:
Gaat u verder.
De heer Holman (NSC):
Ik wil het graag even hebben over de weidegang van koeien en het imago van de Nederlandse
zuivel. Nederland is windmolens, klompen en koeien in de wei. Wij hebben de doelstelling
van 80% koeien in de wei. Dat is een soort convenant met de zuivelindustrie. Dat loopt
aardig naar beneden. Als je deelweidegang niet meerekent, halen wij het bij lange
na niet meer. Wij rekenen ook nog hoeveel boeren, hoeveel bedrijven, de koeien buiten
doen. Maar als je zou bekijken hoeveel koeien er werkelijk buiten lopen, schrik je,
want ik denk dat bij zuivelfabrieken waaraan alleen maar grote boeren melk leveren
nog niet 50% van de koeien buiten loopt. De trend is verkeerd. Ik zou de Minister
willen vragen: herkent de Minister dat en hoe gaat zij hiermee om? Is de Minister
voornemens om daar waar de afspraken niet gehaald worden in te grijpen? Is het wellicht
een suggestie om de WUR een onderzoek te laten doen naar hoe het er daadwerkelijk
voor staat? Want het percentage neemt af en het aantal uren neemt af. Wat is de trend
en hoe kunnen wij ervoor zorgen dat die een andere kant opgaat?
De voorzitter:
Er is een interruptie van mevrouw Vedder.
Mevrouw Vedder (CDA):
De heer Holman pleit er dus voor om weidegang te stimuleren, of zegt dat die in ieder
geval omhoog zou moeten. Dan kan je hier en daar natuurlijk ook tegen bepaalde emissievraagstukken
aanlopen. Dat schuurt weleens. Ik ben benieuwd hoe de heer Holman daarnaar kijkt.
Hoe leggen we de balans op de momenten dat het ene doel schuurt met het andere doel?
De heer Holman (NSC):
Ja, dat klopt. Als je de emissie naar beneden wilt halen, kun je de koe het beste
laten poepen en plassen in de wei, want dan krijg je geen vermenging van vaste mest
en urine en geen stikstofvorming in de lucht. Dat is de meest effectieve manier om
de emissie naar beneden te brengen. Uit het oogpunt van dierwelzijn kun je de koeien
het beste buiten laten lopen, want een koe voelt zich niet meer happy dan wanneer
ze buiten loopt. Uit het oogpunt van landschap en platteland kun je de koeien ook
beter buiten hebben, want wat is Friesland zonder dat er nog koeien in de wei lopen,
zou ik zeggen. Dus dat is waar. Maar je loopt er wel tegenaan. Ik ken boeren die de
koeien binnenhouden omdat zij genoeg mest moeten opvangen om aan hun verplichtingen
te voldoen om mest af te voeren. Dat is heel idioot, omdat je dus, als je te veel
mest in de wei achterlaat, te weinig mest hebt om je land te bemesten. Dat is dus
de hypocrisie van de regelgeving die we hebben. Dat zie ik. Ik snap ook dat bijvoorbeeld
stalvoeren effectiever is. Maar als je een landschap hebt waar alleen gras wordt gemaaid,
is dat gewoon niet goed voor de biodiversiteit en het bodemleven. Dus ja, wij zijn
voorstander van een zo natuurlijk mogelijk systeem waarbij koeien toch in de wei lopen.
Ik zou graag willen dat de Minister dit oppakt, dit erkent en hieraan wil gaan werken.
De voorzitter:
Gaat u verder met uw betoog. Ah, nog een vervolgvraag van mevrouw Vedder.
Mevrouw Vedder (CDA):
Ik vind dat wel interessant, want qua ammoniakuitstoot heeft de heer Holman gelijk,
maar vanuit het klimaatvraagstuk, waar het debat vandaag toevallig ook over gaat,
zie je bijvoorbeeld in Denemarken de beweging dat bedrijven vanwege de manier waarop
zij daar met de klimaatopgave omgaan groter worden en massaal zijn gaan opstallen,
omdat ze dan dit soort gassen kunnen afvangen. Dat zou een route zijn waar ik voor
Nederland geen voorkeur voor heb, ook al is die misschien gunstiger voor het klimaat.
Maar hoe kijkt de heer Holman daarnaar?
De heer Holman (NSC):
Ik denk dat ik het in grote lijnen met mevrouw Vedder eens ben. Het is van tweeën
één. In Denemarken zijn de bedrijven veel groter, maar Denemarken kiest voor intensief.
Je kunt twee redeneringen hebben. Intensief geeft de minste emissie, maar dat is één
aspect. Als je meer aspecten meeweegt, kom je tot een andere conclusie. Ook wij komen
tot een conclusie. Wij staan in Nederland een grondgebonden veehouderij voor, met
een verantwoorde mestaanwending binnen de normen die er zijn. Wij zouden ook graag
zien dat Nederland zo ingericht wordt. Dat laat onverlet dat schaalvergroting doorgaat.
Als je het idee hebt «wij krijgen een kleinschalige veehouderij in Nederland en de
schaalvergroting stopt»: nee. Kleine boeren zullen stoppen en de grote zullen iets
doorontwikkelen om hun economisch verdienvermogen te houden. Ik ben het dus eens met
mevrouw Vedder. Ik hoop dat we het ook op die manier kunnen inrichten.
De voorzitter:
Dank u wel. Gaat u verder met uw betoog. U heeft nog een kleine minuut.
De heer Holman (NSC):
Als laatste het Investeringsfonds Duurzame Landbouw. Dat is een goed project, dat
goede resultaten heeft. Het loopt tegen de beperking aan dat de middelen, de 160 miljoen
die in een revolving fund zit, op zijn. Is de Minister hiermee bekend? Hoe kijkt de
Minister hiertegen aan? Is de Minister bereid om hier eventueel wat mee te gaan doen?
De voorzitter:
Er is nog een interruptie van het lid Kostić.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Misschien puur ter verduidelijking, hoor, want ik hoor de heer Holman heel goede dingen
zeggen en ik denk dat hij met zijn visie, in ieder geval de stappen ernaartoe, goede
bedoelingen heeft. Maar als het gaat om de verschillende uitdagingen, waaronder een
meer natuurlijk systeem waar de heer Holman het over had, weet hij dan ook van de
oude adviezen dat een krimp van de veestapel onvermijdelijk is? Is de heer Holman
dat met ons eens?
De heer Holman (NSC):
Krimp van de veestapel is nooit een doel. Als je een visie maakt op Nederland en je
de gebruiksnormen en de plaatsingsruimte van mest optelt en gaat delen door de aantallen,
dan kom je op een aantal uit. Ja, ik denk dat het onvermijdelijk is dat we een iets
kleinere veestapel krijgen, ondanks dat dat, nogmaals, geen doel op zich is, en de
vraag en de uitdaging is hoe je daar komt en hoe je dat gaat bereiken. Wanneer ik
spreek met mensen in de zuivelindustrie, hoor ik dat zij rekening houden met een iets
verminderde aanvoer van melk in de komende tijd. Ja, wie ben ik dan om te zeggen dat
die mensen ongelijk hebben? Dat zet je wel aan het denken. De meeste koeien zullen
blijven. Wij moeten op grond van visie nadenken over de vraag aan welke structuur
van Nederland wij invulling willen geven. Hoe en waar houden we welke beesten, op
welke manier en hoe kan dat verantwoord? Als je dat hebt gedefinieerd en gaat invullen,
dan geeft dat een soort vanzelfsprekende hoeveelheid vee, varkens, kippen en koeien,
die je dan in Nederland gaat houden.
De voorzitter:
Dank u wel. Er is nog een interruptie van mevrouw Bromet.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
In de titel van dit debat zit ook «klimaat». Ik heb de heer Holman daar nog niets
horen zeggen, terwijl ik hem in de briefing die wij van PBL hadden, wel met grote
ogen heb zien kijken naar de uitdagingen die voor de landbouw geschetst worden als
het gaat over de klimaatdoelen. Kan hij daar ook nog iets over zeggen?
De heer Holman (NSC):
Pfoe, ja. Eh ... Nou ja, we hebben een stikstofdebat gehad. Dat hoeven niet over te
doen. Maar wij hebben heel helder gezegd op het gebied van emissie dat als je een
geloofwaardig verhaal wilt hebben, Brussel wilt overtuigen en stikstof vlot wilt trekken,
je aan die emissiedoelstellingen zult moeten voldoen. In het hoofdlijnenakkoord staat
dat wij ons aan de afspraken houden en de consequentie van de afspraken is dat we
41% emissiereductie ten opzichte van 2019 willen hebben. Dat kun je op vijf verschillende
manieren doen. De verkleining van de veestapel is het meest effectief, want dat gaat
een-op-een minder emissie geven. Dat kan innovatie van stalsystemen zijn. Dat kan
ook helpen, maar het is een lang traject voordat je dat geborgd en juridisch verankerd
hebt. Je kunt het doen door veevoeding. En je kunt het doen door grondgebondenheid.
Wat PBL ook zei, is dat dat niet gaat helpen als we wel derogatie krijgen, omdat je
dan meer mest hebt. Of bedoelde mevrouw Bromet dat niet?
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Nee, want ik had het over klimaat en dan gaat het niet over stikstof, maar over CO2. Een heleboel van de maatregelen die de heer Holman noemt voor stikstof, werken ook
voor klimaat. Maar ja, ik zal zo meteen betogen dat de opgave voor klimaat nog vele
malen groter is dan die voor stikstof. Daar hoor ik NSC helemaal niet over.
De heer Holman (NSC):
Direct niet, maar indirect wel. De grootste besparing van CO2 is als je substantieel minder stikstof gaat strooien en minder krachtvoer gaat voeren.
Dat is de eenvoudigste manier om heel veel op CO2-gebied te halen. Ik denk dat je een toekomstbestendige veehouderij hebt als je die
gaat ontwikkelen binnen de normen. Iets als RENURE – ik ga ervan uit dat die er zeker
komt – kun je als stikstofvervanger gebruiken. Ik denk dat je zelfs wel een reductie
van 50% kunstmestgebruik in 2030 kunt hebben. Ik was blij verrast dat de provincie
Groningen, waar ik een gesprek mee had, zelfs al spreekt over een kunstmestvrije landbouw
in de provincie Groningen. Dat is een ambitie die nog tien keer verder gaat dan ik
zou willen. Maar ik denk dat je met eenvoudige maatregelen, ook op het gebied van
klimaat, ook CO2, heel gemakkelijk een reductie kunt creëren, mevrouw Bromet. Maar dan moet je wel
durven kiezen, maatregelen durven nemen en op grond van visie een pad uitzetten.
De voorzitter:
Dank u wel. Gaat u verder met uw betoog. O, er is nog een interruptie van het lid
Kostić.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Ik was vooral benieuwd wanneer NSC verwacht dat de Klimaatminister en de Landbouwminister
met acties gaan komen die er wél voor zorgen dat we de klimaatdoelen gaan halen, onder
andere op het gebied van landbouw? Dan bedoel ik maatregelen die we ook gaan toetsen,
zodat we dat allemaal weten en niet weer over een paar jaar het zoveelste rapport
van de Raad van State zien waaruit weer blijkt dat we het nog lang niet halen. De
kans is nu minder dan 5%.
De heer Holman (NSC):
Ik wil me daar een beetje gemakkelijk vanaf maken en deze vraag doorgeleiden naar
de twee bewindspersonen die daar zitten. Maar ik verwacht op 2 april bij het commissiedebat
Stikstof de eerste aanzet die richting geeft aan hoe wij de doelen gaan halen.
De voorzitter:
Gaat u verder met uw betoog, meneer Holman.
De heer Holman (NSC):
Afrondend. Ik had helemaal niet verwacht toen ik met voedsel begon, dat vervolgens
deze discussie zou plaatsvinden. Maar prima. De conclusie is dat als wij een toekomst
voor de veehouderij in Nederland willen hebben, wij het monster in de bek moeten kijken.
Zo zei die mevrouw van de SER het, of was zij van PBL? Ik weet niet wat het was. Zij
zei dat we een analyse moeten durven maken, een visie moeten durven ontwikkelen, keuzes
durven maken en het zo snel mogelijk toekomstbestendig maken. Als je dat plan niet
hebt en je hebt geen plan voor hoe je de emissiereductie gaat halen, dan gaan we het
met stikstof ook niet van het slot trekken. Ik ben vol verwachting over wat het kabinet
gaat doen. Wij hebben een paar debatten gehad. Ik denk dat de Kamer voor het reces
heel duidelijk was over wat zij verwacht van dit kabinet. Als het kabinet de halfdode
mus tot leven wil roepen, zal het behoorlijk moeten reanimeren en dingen moeten doen.
Het is zeer wel mogelijk, maar dan moeten we nu eindelijk, na zes jaar stikstofellende,
durven kiezen. Als je denkt dat alleen spoor 1-wetgeving het even gaat regelen, kom
je bedrogen uit. Maar ik ben vol verwachting en ik heb de goede hoop dat het kabinet
de komende maanden met een oplossing gaat komen.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Holman. Het woord is aan mevrouw Bromet van Partij van de Arbeid-GroenLinks.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
GroenLinks-PvdA, voorzitter!
Voorzitter, dank. Ik ga eerlijk gezegd met een zwaar gemoed dit debat in. Want zoals
net al in een interruptie door de Partij voor de Dieren werd gezegd, is de kans dat
de landbouw de sectordoelen uit het Klimaatakkoord gaat halen minder dan 5%. Het zorgwekkende
beeld dat geschetst wordt in de Klimaat- en Energieverkenning is op het gebied van
klimaat een beeld van stilstand in de landbouw en landgebruik. Ik appte even een collega
uit de oppositie: waar ga ik nou de goede moed vandaan halen vandaag? Toen zei ze:
in de Bermudadriehoek. Dat is wel tekenend voor de opgave waarvoor we staan. Eerlijk
gezegd stelt de bijdrage van NSC mij niet gerust, want die gaat over stikstof, terwijl
klimaat een veel bepalendere factor gaat zijn voor de toekomst van de landbouw in
Nederland.
Voorzitter. Het is niet eens stilstand; het is achteruitgang. Het PBL schat in dat
de landgebruiksemissies in 2030 hoger zijn dan in 2023. We zijn echt het slechtste
jongetje van de klas in Europa. Daar waar de landbouw kan zorgen voor CO2-opslag, is het in Nederland verspilling van CO2. Dat moet anders, ook in Nederland.
Ik heb duizend vragen, maar ik heb maar tijd voor 24 vragen, die ik nu ga stellen.
Welk aanvullend maatregelenpakket voor de landbouw, landgebruik en methaan bereidt
de Minister van Landbouw voor als onderdeel van de voorjaarsbesluitvorming? Welke
afspraken heeft Minister Hermans gemaakt met de Minister van Landbouw over de hardheid
en het doelbereik van de aanvullende maatregelen? We hebben een Klimaatwet, waaraan
we moeten voldoen. We hebben een regeerakkoord, waarin staat dat de doelen gehaald
worden. Ik ga er dus van uit dat daar maatregelen bij horen. Ik hoor daar graag meer
over.
Welke concrete maatregelen zijn er dan om bijvoorbeeld te voldoen aan de Global Methane
Pledge? Wat zijn de maatregelen voor na 2030 in het concept-klimaatakkoord? Er zijn
nu alleen nog maar maatregelen tot 2030 – die zijn niet genoeg – maar na 2030 hebben
we nog twintig jaar, tot 2050, om naar ongeveer nul te gaan. Wat gaan we daarvoor
doen in de landbouw?
Is de Minister van Landbouw het met de Raad van State eens dat de wettelijk vastgelegde
tussendoelen na 2030 de landbouwsector duidelijkheid moeten bieden? Zal zij hierop
aandringen? Ik hoor elke boer altijd zeggen: zeg maar wat ik moet doen en dan ga ik
het doen. Maar die onduidelijkheid is funest.
Welke doelen voor na 2030 passen in de visie van de Minister op de toekomst van de
Nederlandse landbouw? Is de Minister van Landbouw het met GroenLinks-PvdA eens dat
klimaat, stikstof, fosfaat, waterkwaliteit, biodiversiteit, alsook het toekomstige
verdienmodel van de boer, integraal moeten worden aangepakt? Hoe gaat zij dat doen?
Worden deze andere doelen ook meegenomen bij de uitwerking van de plannen van de Ministeriële
Commissie Economie en Natuurherstel? Zo ja, hoe? Want zoals ik net al zei: een heleboel
stikstofmaatregelen zijn ook klimaatmaatregelen.
Kan de Minister toezeggen dat zij voor deze zomer komt met een berekening van de omvang
van de veestapel die past bij de opgave in de landbouw voor klimaat? Het is namelijk
echt, écht, je kop in het zand steken als je zegt: dit kunnen we allemaal wel redden
met de huidige veestapel. Luister naar het PBL: het kan niet. Graag een reactie daarop.
Kan de Minister aangeven hoe zij gaat aansturen op verkleining van de veestapel?
Voorzitter. Een van de oplossingen is voor GroenLinks-PvdA biologische landbouw. Houdt
de Minister vast aan het doel van 15% biologische landbouw in 2030? Zijn we op weg
daarnaartoe? Zo niet, kunnen we dan rekenen op extra maatregelen en middelen voor
de omschakeling naar biologische landbouw? Hoe ziet de Minister de toename van het
areaal biologisch na 2030 voor zich? Zijn we op weg naar minimaal 15% biologische
landbouw in 2030?
De voorzitter:
Er is een interruptie van meneer Holman.
De heer Holman (NSC):
Biologische landbouw heeft het, denk ik, moeilijk. Het is nu iets van 4%, de doelstelling
is 15%. Vindt mevrouw Bromet de doelstelling van 15% reëel? En als ze die reëel vindt,
wat moet er dan gebeuren om die in 2030 te kunnen halen? Heeft mevrouw Bromet een
analyse van wat het probleem is bij de biologische landbouw op dit moment?
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Het voordeel van biologische landbouw is het voordeel dat de heer Holman net in zijn
eigen betoog ook noemde: dat er minder of geen gebruik wordt gemaakt van kunstmest.
Dat is winst één. Winst twee is dat er geen gebruik gemaakt wordt van chemische gewasbeschermingsmiddelen.
Ja, hoe gaan we dat bereiken? Dat zou je eigenlijk aan alle andere Europese landen
moeten vragen, want Nederland is ook daarin weer het slechtste jongetje van de klas.
We hebben 4% biologische landbouw. De afspraak in Europa is om dat te laten groeien
naar 25%, en Nederland heeft daar alweer 10% van afgehaald in de doelen, dus het is
ook niet zo ambitieus. In dat licht vind ik het ook superteleurstellend dat ik vier
jaar geleden samen met mevrouw Van der Plas een motie heb ingediend om de overheid
biologisch te laten inkopen. Want het verhaal is altijd «er is niet genoeg markt voor
biologisch», en wij zijn als overheid een grote markt dus waarom kunnen wij als overheid
dan niet biologisch gaan inkopen om die markt te stimuleren? En het enige wat gebeurde
is een dik rapport, dat geld heeft gekost. Ik wil ook aan de Minister vragen hoeveel
dat onderzoek heeft gekost en of dat geld niet beter besteed had kunnen worden aan
de inkoop en de stimulering van biologisch.
De voorzitter:
Dank u wel. U vervolgt uw betoog.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Ja, voorzitter. Nog even over landgebruik, want dat is natuurlijk ook een thema dat
speelt in de klimaatopgaven en in het dossier van de landbouw. De Kamer heeft vaak
de wens uitgesproken om te voorkomen dat grasland wordt omgezet naar bouwland. Wat
gaat de Minister concreet doen om dat te voorkomen? En hoe gaat de Minister ervoor
zorgen dat het bosareaal, volgens de bossenstrategie die is vastgesteld, toeneemt?
Want op dit moment wordt er wel bos aangeplant, maar er verdwijnt net zoveel bos.
Wat gaat de Minister daaraan doen, met welke maatregelen komt zij? Het kabinet heeft
«water en bodem sturend» losgelaten, maar in de veenweidegebieden liggen grote opgaven.
Mijn buurman heeft subsidie gekregen om waterpeilen te verhogen. Dat doet hij met
heel veel enthousiasme. Er zijn veel boeren die dat willen. Er is ook een overintekening
geweest van het budget hiervoor, dus de boeren willen wel. Wat gaat de Minister doen
om al die boeren die hun waterpeil willen verhogen in veenweidegebieden, zodat CO2 vastgehouden wordt, te stimuleren? Of vindt zij dat niet belangrijk? Vorig jaar was
er 55,4 miljoen euro beschikbaar voor verhoging van het waterpeil in veenweidegebieden.
Hoeveel is hiervan uitgegeven? Is dit bedrag voldoende voor de opgaven voor de komende
jaren? En kan de Minister toezeggen dat deze subsidie zal toenemen als zij wordt overschreden?
Tot slot, voorzitter, een voorstel dat wij samen met het CDA en de ChristenUnie doen
om geld vrij te maken voor de agrarische sector als het gaat over klimaatmaatregelen
in de landbouw. De enorme achterstand die de landbouw heeft, bewijst wel dat het heel
erg nodig is dat dit geld er komt voor de landbouw en dat het beschikbaar wordt gesteld
aan boeren die klimaatmaatregelen willen nemen. Mijn collega zal daar zo meteen nog
wat meer over zeggen. Is de Minister nu al zover dat zij zegt: ja, het is toch wel
ontzettend stom dat ik altijd geld heb weggehaald bij die boeren, en dit is een mooie
mogelijkheid om dat weer terug te geven?
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Bromet. Het woord is aan mevrouw Vedder van het CDA.
Mevrouw Vedder (CDA):
Dank, voorzitter. Kortheidshalve sluit ik me aan bij de oproep van de heer Holman
die gaat over het Investeringsfonds Duurzame Landbouw. Ik vind dit fonds met name
belangrijk omdat ik zie dat voor de verduurzamingsinvesteringen, daar waar onrendabele
toppen ervoor zorgen dat banken niet in hun eentje durven instappen, dit fonds het
verschil kan maken tussen wel en niet hiermee aan de slag gaan. Dus ik hoor graag
op dezelfde vraag die de heer Holman heeft gesteld een antwoord.
Dan schakel ik door naar het klimaat. Als CDA willen wij altijd vanuit vertrouwen
en de kracht van de samenleving denken en doen. Het is dan ook een van mijn grootste
frustraties om te zien wat er al gebeurt aan inspanningen in het veld en hoe groot
daar de potentie is, maar dat dat niet tot bloei kan komen omdat wij hier in Den Haag
gewoon telkens hopeloos achterlopen en daardoor zelfs vaak niet eens in beeld hebben
hoe groot de kracht van die sector nou echt is. We hebben gezien in de KEV dat de
klimaatdoelen voor landbouw en landgebruik niet binnen bereik zijn – in de verste
verte niet. En ik kan me ook nog goed herinneren dat ik als boerenbestuurder aan het
begin van de stikstofcrisis had doorgerekend dat we met de stikstofopgave die er toen
lag, waarschijnlijk de klimaatopgaven in één adem mee zouden realiseren. Maar die
dag ligt inmiddels ver achter ons, want op allebei de dossiers zit er weinig voortgang.
De Raad van State is daar ook kritisch over, met name over het ontbreken van concrete
maatregelen. Ik citeer: «De voornemens van het kabinet lijken eerder tot vertraging
te leiden.» Ik ben blij dat die kritiek zich, terecht dus, richt op de beleidsmakers,
en niet op onze boeren. Want als wij geen duidelijkheid geven over de doelen die we
verwachten dat zij gaan halen, als wij het niet mogelijk maken om een reductie in
te rekenen, met al die pilots en processen waar ze al mee bezig zijn, en als wij er
geen middelen voor vrijmaken, dan moeten we ons er ook niet over verbazen dat de sector
niet van de kant kan komen. Ik hoop echt dat we daarin echt een keer een stap de goede
kant op kunnen zetten.
De Raad van State adviseert om zo snel mogelijk maatregelen op te stellen, inclusief
een tijdpad. Ik vraag de Ministers: wat gaat er met dit advies gebeuren? Wanneer kunnen
we maatregelen verwachten? En aan welke maatregelen denken beide Ministers? Hebben
we het dan over subsidiëring, normering, beprijzing? Gebeurt dit in samenhang met
de maatregelen voor stikstof of gaan we twee losse pakketten op de sector loslaten?
Hoeveel geld is er momenteel voor de klimaatmaatregelen beschikbaar? Of moeten de
klimaatmaatregelen voor de landbouw, de bossenstrategie en de veenweidestrategie ook
allemaal uit die pot van 5 miljard komen?
Voorzitter. Nederland heeft de Global Methane Pledge ondertekend. Gaan we dan ook
specifieke aandacht voor methaanreductie zien, en zo ja, hoe? Ik vind het enorm belangrijk
om te onderstrepen dat er in natuurlijke processen in de landbouw altijd sprake zal
zijn van onvermijdbare uitstoot. Een koe is geen machine die je uit kunt zetten. De
enige koe die geen methaan opboert, is een dode koe. Dus als wij in Nederland uiteindelijk
naar net zero willen, dan moet je dus werk maken van negatieve emissies, om de onvermijdelijke
natuurlijke uitstoot te kunnen compenseren. Dus we moeten aan de slag met koolstofverwijdering.
Hoe gaat het kabinet hiermee aan de slag? Welke stappen kan de Minister hierop zetten?
En is de Minister het met het CDA eens dat je maar beter eerder kan beginnen met ervaring
opdoen op het gebied van koolstofverwijdering dan later? En zo ja, wanneer gaan we
concrete stappen zien?
De voorzitter:
Een interruptie van mevrouw Bromet.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Best een goed verhaal van het CDA. Het is heel duidelijk wat het dilemma is en ook
dat je inderdaad naar negatieve emissies moet om de positieve emissies te compenseren.
Dat kan onder andere door het telen van bouwproducten. Dan kan je CO2 vastleggen in hout of in isolatiematerialen. Is dat ook iets waar het CDA aan denkt
als het gaat over de verduurzaming van Nederland, de kansen voor boeren en het oplossen
van het klimaatprobleem?
Mevrouw Vedder (CDA):
Ja, dat is een van de routes, maar die gaat niet voldoende zijn. Mevrouw Bromet heeft
eerder ook al terecht gezegd dat de landbouw in staat is tot CO2-opslag. Dat klopt, bijvoorbeeld in landbouwbodems. Maar wij leven in een vruchtbare
delta. Ons organischestofpercentage is al vrij hoog, dus de koolstofopslagpotentie
van de Nederlandse bodems is relatief gezien, in vergelijking met andere Europese
landen, vrij gering. Als je de onvermijdbare uitstoot die hoort bij voedselproductie
die past bij een Noord-Europese schaal, als we het hebben over zelfvoorzienend, hiertegen
afzet, dan zit je op nog geen vijfde van de potentie van koolstofopslag. Dus je blijft
altijd een gat houden, hoeveel bomen je ook plant. Die route gaat nodig zijn, maar
er moeten ook routes naast komen. Er zijn een heleboel technologieën waarmee je koolstof
kunt afvangen. Daar moeten we gewoon mee starten, want anders moeten we straks heel
Nederland vol bomen zetten. Dan hebben we ook geen plek meer voor een koe.
De voorzitter:
Mevrouw Bromet, nog een interruptie?
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Een andere optie is natuurlijk dat je zorgt dat je minder dieren hebt. Dat heeft onmiddellijk
gevolgen voor de CO2-uitstoot. Dat geeft ook boeren een blijvende kans om een gezond bedrijf te hebben.
Is dat ook een optie voor het CDA? Hoe kijkt het CDA naar de veestapel in Nederland
in het licht van de klimaatopgave?
Mevrouw Vedder (CDA):
Er zitten twee kanten aan. Ten eerste ga ik niet heel moeilijk om het woord «krimp»
heen lopen. Krimp van de veestapel is geen doel, maar het gaat wel gebeuren, want
we hebben taakstellingen op te lossen. Aan de andere kant is het voor de klimaatopgave
... Daarom vond ik het ook zo belangrijk om te onderstrepen dat elke koe die in Nederland
rondloopt, altijd emissies zal blijven uitstoten. Als je het belangrijk vindt om bijvoorbeeld
grasland te behouden in Nederland, wat voor de klimaatopgave verstandig zou zijn,
en voor de wateropgave trouwens ook, heb je automatisch ook beesten nodig die iets
met dat gras doen. Er zit dus een bepaalde balans in. Ik vind het geen oplossing en
te makkelijk om te zeggen «als we zorgen dat de veestapel krimpt, dan hebben we alle
problemen opgelost», want het is ingewikkelder dan dat. Maar ik weet dat mijn collega
Bromet dat ook weet.
De voorzitter:
Dank. U vervolgt uw betoog, mevrouw Vedder.
Mevrouw Vedder (CDA):
We lopen achter op de klimaatdoelen. Dan heb ik het dus over de klimaatdoelen voor
landbouw en landgebruik. Ik vind het toch even belangrijk om nu het volgende te onderstrepen.
Ik hoorde net namelijk de suggesties over het verminderen van kunstmestgebruik. Als
we de kunstmestproductie afschalen, en dat is een heel goed idee, dan komt de CO2-reductie die we daarmee realiseren ten gunste van de taakstelling van de industrie.
Dat gaat geen grammetje helpen voor de taakstelling van de landbouw. Datzelfde geldt
voor elektrificering van het wagenpark, want dat komt ten goede aan de taakstelling
voor mobiliteit. De taakstelling voor landbouw en landgebruik richt zich alleen op
de uitstoot van de landbouwprocessen. Daarom is het ook goed om te onderstrepen dat
we zien dat we daar geen voortgang op maken.
Het is goed dat we de conclusie trekken dat boeren hulp nodig hebben van de overheid
en dat het vroeger misschien een slecht idee is geweest om de landbouwsector uit het
Klimaatfonds uit te sluiten, als enige sector met een taakstelling, mind you. Daar
was toen een goede reden voor. De meerderheid van de Kamer had waarschijnlijk nooit
gedacht dat een kabinet een streep zou zetten door een pot van 24 miljard euro, maar
het is toch gebeurd. Dan moet je de conclusie trekken dat de landbouwsector mag aankloppen
bij het Klimaatfonds met goede ideeën voor de taakstelling. Daarvoor sturen wij samen
met de ChristenUnie en GroenLinks-PvdA binnenkort een initiatiefwetsvoorstel naar
de Raad van State dat het mogelijk maakt dat de landbouw daarvoor aan kan kloppen.
Het gaat niet over een budgetclaim, maar puur over de technische aanpassing dat de
deur opengaat voor de enige sector die tot nu toe is uitgesloten. Vandaag nodig ik
de collega's hier van harte uit om hieraan mee te doen met ons.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Er is nog een interruptie voor u van de heer Holman.
De heer Holman (NSC):
Ik deel het betoog van mevrouw Vedder over waaraan de CO2-reductiebesparing wordt toegerekend. Heeft mevrouw Vedder ook een idee hoe je dat
zou kunnen herstellen of hoe je dat anders zou kunnen doen? Hoe moeilijk of simpel
is het om ervoor te zorgen dat je toch aan kan tonen dat de veehouderijsector zijn
verantwoordelijkheid neemt en terdege een hele grote reductie gaat realiseren?
Mevrouw Vedder (CDA):
Dat is een hele goede vraag. Dat is iets waar ik me behoorlijk aan erger. Ook in de
tijd van het begin van groene stroom was de grootste producent van groene stroom de
agrarische sector. By far de meeste groene stroom kwam van de zonnepanelen en windmolens
op het boerenerf. En waaraan werd die winst dan toegerekend? Aan de energiesector
of aan de industriesector. Natuurlijk voelt dat heel gek. Als je zelf als boer inspanningen
levert – jij hebt namelijk voor die zonnepanelen betaald – gaan de credits voor het
steentje dat je bijdraagt aan het milieu niet naar jou. Ik weet dat dat bij heel veel
boeren en boerinnen zeer doet. Ik zou het heel graag anders willen zien, maar ik weet
eerlijk gezegd niet hoe dat zou moeten. Maar ik vind dat wel een heel goede vraag
om aan Minister Hermans te stellen.
De voorzitter:
Er is nog een interruptie van mevrouw De Vos.
Mevrouw De Vos (FVD):
Ik vroeg me eigenlijk af of mevrouw Vedder zou kunnen onderbouwen waarom het CDA de
klimaatdoelen wil halen.
Mevrouw Vedder (CDA):
Nou, omdat het CDA een partij is die doet wat die belooft. Dus als wij een handtekening
zetten onder afspraken om de wereld niet ten onder te laten gaan aan klimaatverandering,
dan houden we ons aan die belofte.
De voorzitter:
Het woord is aan mevrouw ... O, u heeft nog een tweede vraag. Gaat uw gang, mevrouw
De Vos.
Mevrouw De Vos (FVD):
Oké, dus u wilt voorkomen dat de wereld ten onder gaat aan klimaatverandering. Waar
blijkt precies uit dat die dreiging er is?
Mevrouw Vedder (CDA):
Er bestaat zoiets als wetenschappelijke consensus. Dat betekent dat wetenschappers
het in grote meerderheid met elkaar eens zijn en een soort common ground vinden in
de conclusies die ze trekken. Dan is er altijd wel een wetenschapper te vinden die
misschien wat anders zegt, maar door de bank genomen betekent dat dat men het wereldwijd
uiteindelijk heeft aangedurfd om onder ogen te zien dat ons menselijk handelen uiteindelijk
niet houdbaar is en dat het verstandig is om a dat te accepteren en b daarop te acteren.
Ik ben niet van de struisvogelpolitiek, dus ik ga niet weglopen voor die taakstelling.
De voorzitter:
Derde interruptie van mevrouw De Vos.
Mevrouw De Vos (FVD):
In de eerste plaats is volgens mij de consensus zoals mevrouw Vedder die benoemt er
helemaal niet. Maar ik ben ook benieuwd of zij bekend is met het onderzoek van Wageningen
Universiteit van een paar weken geleden, waaruit is gebleken dat, zoals we in onze
biologielessen al leren, als je meer CO2 in de lucht hebt, planten en bomen harder gaan groeien, de fotosynthese efficiënter
wordt en dat dus een eventueel teveel aan CO2 dat in de lucht zou kunnen zitten – nog los van de vraag of dat een meetbaar effect
heeft op klimaatverandering – door de natuur zelf alweer gecorrigeerd wordt. In die
zin is het dus ook niet zinnig om daar zulke maatregelen voor te treffen.
De voorzitter:
Een reactie van mevrouw Vedder.
Mevrouw Vedder (CDA):
Nou ja, een van de klimaatmaatregelen is ervoor zorgen dat je genoeg bomen en gewassen
hebt die bezig zijn met die CO2, dus volgens mij versterkt dat precies het punt van mevrouw De Vos. Maar ik vind
dit eerlijk gezegd echt een staaltje struisvogelpolitiek. Ik weet dat dat lekker is
in de onderbuik en het zal vast clicks en likes scoren op internet, maar wat ik er
zo verdrietig aan vind, is dat hoe meer tijd we verspillen in het blijven hangen in
dit soort discussies in deze Kamer, hoe meer tijd we verliezen in het daadwerkelijk
stappen zetten en het toekomstperspectief voor boeren dichterbij brengen. Als je werkelijk
vindt dat je het beste voor hebt met de toekomstbestendigheid van een sector die mij
heel dierbaar is, dan loop je niet weg voor moeilijke vraagstukken, dan kijk je die
recht in het gezicht aan en besluit je om daar de regie over te nemen. Als je dat
niet doet, overkomt het je namelijk, want linksom of rechtsom: de natuur krijgt altijd
gelijk. Ik heb liever dat we het verstandig doen, met rationeel beleid, zodat we geen
ongelukken veroorzaken dan dat we bang zijn, de andere kant op kijken, en daarna moeten
constateren: potverdorie, er ligt nu een ravage voor ons.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is nu het woord aan ... Dit wordt uw laatste interruptie, mevrouw
De Vos. Gaat uw gang.
Mevrouw De Vos (FVD):
Mevrouw Vedder heeft het over weglopen voor moeilijke vraagstukken, maar volgens mij
is dat precies wat er hier gebeurt. Toen ik mijn eerste vraag stelde, of mevrouw Vedder
misschien kon uitleggen waarom klimaatbeleid volgens haar nodig is, zag ik hier iedereen
een beetje zitten gniffelen. Maar dit is wel de basis onder het hele beleid. Dus als
mevrouw Vedder niet in staat is om dat goed te onderbouwen, om een serieus antwoord
te geven, is dat wel een ontzettend groot probleem.
Mevrouw Vedder (CDA):
Dat is een constatering en geen vraag, maar toch wil ik er wel op reflecteren. Ik
deel met liefde met mevrouw De Vos allerlei grafieken die laten zien hoe schrikbarend
de hoeveelheid uitgestoten broeikasgassen is gestegen sinds de industriële revolutie.
Het is ... Ik vind het eigenlijk gewoon ... Pff. Tja. De lucht is blauw en het gras
is groen en het klimaat warmt op, en daar moeten we wat aan doen.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is nu het woord ... Nee, mevrouw Van der Plas heeft nog een interruptie.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Volgens mij is het zo dat het klimaat verandert en de aarde opwarmt; het klimaat warmt
niet op. Klimaatverandering is van alle tijden. Dat hebben wij ook gezegd; BBB ontkent
niet dat er klimaatverandering plaatsvindt. Die is overal te zien en boeren zijn de
eersten die ermee te maken hebben. Maar ik vind het wel een beetje zorgelijk dat een
partij als het CDA, dat toch altijd wel gezond boerenverstand had, hier nu ook terminologie
gebruikt als «dat de wereld ten onder gaat aan klimaatverandering.» Ik zie de beelden
van mevrouw Ploumen en meneer Klaver nog – die zijn niet van het CDA overigens, maar
dit is wel een beetje de taal die gesproken wordt. «Geen Maastricht aan zee» en allemaal
van die doemscenario's. Ik ben een beetje verbaasd dat het CDA nu ook deze kant op
gaat. Dat is geen vraag maar een constatering.
De voorzitter:
Dank u wel. Dat was ook uw laatste interruptie. Wilt u hierop reageren, mevrouw Vedder?
Mevrouw Vedder (CDA):
Ik snap dat op zich wel. Het was ook een reactie op een heel stellige vraag die ik
kreeg, die impliceerde dat klimaatverandering een hoax is. Tja, dan leun ik misschien
te veel de andere kant op. Dat heb je met touwtrekken; als de een harder trekt, gaat
de ander ook harder trekken en kom je netto nergens uit; dat is altijd het leuke van
touwtrekken. Ik vind het gewoon zo zonde van ... Ik vraag me altijd af: wat hebben
de boeren er nu aan als ze dit soort debatten kijken? Ik wil graag vooruit, dus het
is denk ik mijn frustratie over het gebrek aan voortgang die mevrouw Van der Plas
daarin heeft teruggehoord. Ik ben echt niet bang voor Maastricht aan de zee. Sterker
nog, de meeste overstromingen waren helemaal niet in gebied dat onder NAP ligt, maar
in Limburg. Ik heb ook veel vertrouwen in onze ingenieurs, want ik ben er zelf eentje,
maar dit is mijn reflectie op het interruptiedebatje met mevrouw De Vos van zo-even.
De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw De Vos, u heeft al vier interrupties gehad.
Mevrouw De Vos (FVD):
Ja, dat weet ik, maar ik word hier verkeerd geciteerd, dus dan giet ik het graag in
de vorm van een punt van orde. Ik heb nooit gezegd dat klimaatverandering een hoax
is. Klimaatverandering is van alle tijden. Ik heb gevraagd naar een onderbouwing voor
het klimaatbeleid en die heb ik niet gekregen.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is nu het woord aan mevrouw Nijhof van de PVV.
Mevrouw Nijhof-Leeuw (PVV):
Dank u, voorzitter. Ik wil het vandaag hebben over regeldruk, nationale koppen, de
brede opkoopregeling, heel kort, en de voedselvoorziening. Ik begin met de regeldruk.
Overbodige controles en bijkomende administratieve lasten moeten vermeden worden.
Hier in huis wordt er in verschillende commissies gesproken over de regeldruk, met
de boodschap om die waar het kan te verlagen. Helaas zien wij ook regels die niet
bijdragen aan de doelen die wij stellen. Ook zien wij onzinnige nieuwe regels verschijnen.
Vorige week was ik op bezoek bij een akkerbouwer en PAS-melder in Giethoorn. Hij heeft
Natuurmonumenten als buurman. Natuurmonumenten maait heel veel gras en dat gras moet
ergens naartoe. De boer, die 900 meter van een Natura 2000-gebied zit, heeft een vergister,
die dat gras, circa 4.000 ton per jaar, kan omzetten in organische stof om de bodem
mee te verrijken. Natuurmonumenten legt het maaisel op de rand van het Natura 2000-gebied
op de dijk, maar als de boer het maaisel van de dijk wil halen, is hij in overtreding,
want hij heeft geen NB-vergunning. Het gevolg is dat het maaisel op de dijk blijft
liggen en wegrot, waarbij veel stikstof vrijkomt, die zo weer het Natura 2000-gebied
in kan. Dat kan toch niet de bedoeling zijn? Eurocommissaris Wopke Hoekstra zei gisteren
nog in een gesprek hier in huis: Nederland moet echt fundamenteel kijken naar regeldruk.
We hebben het onszelf veel te moeilijk gemaakt.
Voorzitter. Dan de nationale koppen. Wij roepen de Minister ertoe op de doelen zo
snel mogelijk in lijn te brengen met die van onze buurlanden en de opgelegde EU-normen,
en geen nationale koppen erop te zetten. Dit is de opdracht die de Minister ook in
het hoofdlijnenakkoord gekregen heeft. Wij hebben ook in de brief naar aanleiding
van de Greenpeacerechtszaak kunnen lezen dat dit de koers is die het kabinet inzet.
Daar is de PVV zeker blij mee, maar wij vragen de Minister wel met klem om de normen
en peildata die hier gehanteerd worden, kritisch te beoordelen. Want niet alles kan
en niet alles moet. Er wordt een irreële claim op de beschikbare ruimte gelegd. Er
zullen passende, reële prioriteiten gesteld moeten worden, waarbij het bestaansrecht
van de boer, onze voedselzekerheid en de instandhouding van de stikstofgevoelige habitats
en Natura 2000-gebieden geborgd moeten zijn. Voor de PVV staat het bestaansrecht van
onze boeren met stip bovenaan. Het aantal boeren neemt in rap tempo af en als wij
het doel van de brede opkoopregeling niet goed hanteren, zetten wij onze voedselzekerheid
onder druk. Maar daar kom ik nog op terug.
Heel kort nog even over de opkoopregeling. Daar ga ik niet te diep op in, omdat die
volgende week ook weer op de agenda staat. We hebben gelezen dat het doel van deze
regeling is om voor de veehouderij een bijdrage te leveren aan het verlagen van de
stikstofemissie en aan natuurherstel. Met deze regeling zal ook de druk op de mestmarkt
wat afnemen. Daar ga ik volgende week verder op in.
Voorzitter. Ik wil nog even naar de voedselvoorziening. Export van voedsel is toch
van zeer groot economisch belang voor Nederland. Het is van levensgroot belang om
te zorgen dat onze mondiale voedselvoorziening geborgd is. Daarnaast heeft Nederland
een absolute voorlopersrol in ontwikkeling en innovatie binnen de levensmiddelensector.
Een gelijk speelveld en verbeterde markttoegang voor Nederlandse bedrijven zijn een
primair belang. Dat weegt voor de PVV zwaarder dan extra inzetten op klimaat en biodiversiteit.
Het beleid, gestoeld op een rekenmodel dat leidend is voor vergunningverlening, moet
met de hoogste prioriteit gewijzigd worden. Dit zorgt al tientallen jaren voor de
verkeerde conclusies en daarmee ook voor de verkeerde keuzes. Maar als eerste moet
de wet aangepast worden en moet er een rekenkundige ondergrens ingevoerd worden, zodat
er weer vergunningen verleend kunnen worden en de boeren hun stal kunnen innoveren.
Voorzitter. Tot slot willen wij de Minister met klem vragen om zich, met alle doelen
en richtlijnen waartoe we ons te verhouden hebben, vooral in te blijven zetten voor
een beter en eerlijker verdienmodel voor onze boeren, tuinders en vissers. Daartoe
is in 2013 al unaniem opgeroepen via een motie van de heer Graus. Wij willen dat zij
niet weggeconcurreerd worden door producten uit het buitenland.
Tot zover, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Nijhof. Het woord is aan... O, er is nog een interruptie van mevrouw
Podt.
Mevrouw Podt (D66):
Ja, ik ben nog benieuwd naar iets. De PVV heeft haar handtekening gezet onder het
hoofdlijnenakkoord. Daarin staat onder meer dat alle doelen behaald moeten worden,
waaronder de klimaatdoelen. Ik beluister mevrouw Nijhof al best een poosje in deze
commissie. De kern van veel van haar betogen is dat de boeren het wel mee moeten kunnen
maken. Maar waarom is de PVV dan een tegenstander van het meer ondersteunen van boeren,
zodat zij de transitie mee kunnen maken? Ik doel op het voorstel dat eerder is gedaan
door de collega van het CDA om wat geld vanuit de fondsen beschikbaar te maken voor
de boeren, juist zodat zij de klimaattransitie mee kunnen maken.
Mevrouw Nijhof-Leeuw (PVV):
Ik wil hier niet een discussie over de financiën gaan voeren, want dat gaan we bij
de Voorjaarsnota doen. Daar wil ik op dit moment niet op ingaan.
De voorzitter:
Een vervolgvraag van mevrouw Podt.
Mevrouw Podt (D66):
Dit is een beetje gek. Deze stemming is al geweest, dus je kunt hier best wat over
zeggen. Is de PVV bereid om de boeren een stapje op weg te helpen, zodat zij kunnen
voldoen aan de klimaatdoelen? Daar heeft de PVV haar handtekening onder gezet. Volgens
mij is dat niet een heel ingewikkelde vraag en kan mevrouw Nijhof daar gewoon antwoord
op geven.
Mevrouw Nijhof-Leeuw (PVV):
Ik ga uiteindelijk over mijn eigen antwoord. Met heel veel opgaven en dingen is geld
gemoeid. Dat gaan we bij de Voorjaarsnota verdelen. Wellicht komt dit daar weer aan
bod en dan zullen we het erover hebben.
De voorzitter:
Dank u wel. Was u klaar met uw betoog, mevrouw Nijhof? Ja? Kan is het woord aan het
lid Kostić van de Partij voor de Dieren.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Dank, voorzitter. Bij de landbouw ligt de sleutel voor het oplossen van veel van de
problemen die we hebben, waaronder de klimaat- en biodiversiteitscrisis. Maar zolang
dit kabinet blijft treuzelen, houden we een systeem in stand dat geen problemen oplost,
maar wel belastinggeld verspilt, boeren uitknijpt en de grote agro-industrie rijk
maakt. Terwijl het zo duidelijk is hoe het anders kan. Vanuit de wetenschap weten
we zeker: het meest effectieve dat we voor het klimaat kunnen doen, is het inzetten
op de transitie naar meer plantaardige eiwitten en minder dierlijke eiwitten. We kunnen
met plantaardige eiwitten veel meer mensen gezond voeden op veel minder grond dan
met dierlijke eiwitten. Plantaardig is ook veel efficiënter. Je creëert er meer ruimte
mee voor andere zaken, zoals meer biodiversiteit, wat ook bijdraagt aan de klimaatuitdaging.
Meer plantaardig draagt ook bij aan onze onafhankelijkheid van andere landen en aan
meer voedselzekerheid. Dat liet ook de Universiteit Leiden zien, zeg ik tegen de VVD.
Daarnaast is het natuurlijk veel gezonder voor ons om plantaardig te eten. De Keuzewijzer
Klimaat en Energie en het ibo Klimaat laten niet voor niets zien dat het belangrijk
is om iets te doen aan de veestapel.
Voorzitter. Investeren in meer biologische en plantaardige eiwitten en minder dierlijke
eiwitten is gewoon een kwestie van gezond verstand. Het biedt ook kansen om binnen
de bestaande budgetten meer te bereiken voor het klimaat. Erkent Minister Hermans
dit ook? Als we kijken naar de bestaande doelen, dan zien we dat er in het kader van
het klimaatplan een doel is voor 50% dierlijke producten en eiwitten en 50% plantaardige
eiwitten in 2030, maar we blijven een beetje steken op 43% plantaardig. Het advies
van de Gezondheidsraad is om naar 60% plantaardig te gaan. Hoe gaat Minister Hermans
ervoor zorgen dat we minstens het bestaande doel halen en is zij bereid om in het
belang van de klimaatdoelen het advies van de Gezondheidsraad op te volgen? Ziet Minister
Hermans ook de kans van plantaardige teelten voor menselijk voedsel of de bouw om
emissies uit de lucht te halen? Kan Minister Wiersma op korte termijn laten weten
hoe zij via de ketenaanpak ook invulling wil geven aan de doelstelling van 50% plantaardig
in 2030?
Voorzitter. In de Landbouwbegroting staat dat de biologische landbouw als innovatieve
vorm van landbouw en bewezen verdienmodel helpt bij de uitdagingen op het gebied van
het klimaat. Nederland heeft de ambitie dat in 2030 ten minste 15% van het landbouwareaal
biologisch is, maar we zitten inmiddels onder de 5%. Het huidige beleid helpt ons
niet verder. Nederland loopt hierin ver achter bij de rest van Europa. Vindt Minister
Hermans ook dat het belangrijk is dat we dit doel halen? Is Minister Hermans het met
ons eens dat we het schaarse geld dat we nu hebben echt zo veel mogelijk moeten inzetten
voor de transitie naar biologische en vergelijkbare landbouw? En kan Minister Wiersma
toezeggen om voor de zomer een brief te sturen waarin ze laat weten met welke maatregelen
het doel voor biologische landbouw wordt gehaald en onderbouwt hoe dat wetenschappelijk
is getoetst?
Voorzitter. De Raad van State zei deze week al: dit kabinet durft geen knopen door
te hakken. Klimaatbeleid is niet vrijblijvend. Dit kabinet heeft gewoon een wettelijke
taak. De laatste twintig jaar hebben we gezien dat de uitstoot in de landbouw nauwelijks
is gedaald. De kans dat de doelen worden gehaald is minder dan 5%. Hoe beoordeelt
Minister Hermans het gebrek aan voortgang in de landbouw? Mede door gebrek aan actie
van Minister Wiersma halen we de klimaatdoelen zo echt niet. Is Minister Hermans ervan
doordrongen dat als we de klimaatdoelen niet halen, de Ministers in strijd met de
wet handelen en dat er dan rechtszaken komen en inbreukprocedures dreigen? Laat ze
het echt gebeuren dat het kabinet zich wéér niet aan de wet houdt? Wat voor boodschap
denkt ze dat dit uitstraalt richting onze burgers? Minister Wiersma zet voor het halen
van de klimaatdoelen vaag in op innovatie en doelsturing, maar de resultaten daarvan
zijn op z'n vroegst over zes jaar beschikbaar. Dat is na 2030, en de resultaten zijn
nog steeds onzeker. Is Minister Hermans het met ons eens dat dit onvoldoende is om
de wettelijke doelen te halen? Gaat Minister Hermans erop toezien dat er extra maatregelen
komen vanuit de landbouw waarmee we de doelen voor 2030 alsnog halen?
Voorzitter. Dan de ketenaanpak. Al decennialang wordt geld van burgers in een systeem
gepompt dat steeds verder vastloopt. Het is nu echt tijd dat we de keten en banken
eerlijk laten betalen voor de noodzakelijke veranderingen in plaats van ze alle winst
te laten opstrijken en die aan hun aandeelhouders te laten uitdelen. Daarover zijn
er veel verschillende moties aangenomen, waaronder de motie-Beckerman. Kan Minister
Wiersma toezeggen om voor de voorjaarsbegroting met een brief te komen waarin zij
uitlegt hoe de supermarkten, voedselverwerkers, veevoergiganten en banken concreet
gaan meebetalen aan de verschillende transities?
Voorzitter. De vertraging van klimaatbeleid is duur. Dat laten verschillende onderzoeken
zien. Dat hebben we ook bij de stikstofcrisis gezien. We hebben heel lang gewacht
met maatregelen en durven nog steeds niet de krimp van de veestapel in te zetten,
terwijl daarvoor al lang wordt gewaarschuwd. Wat zie je dan? Dan zie je dat de woningbouw
vastloopt en dat de hele samenleving vastloopt. Dat is puur omdat kabinetten niet
durven te kiezen voor wat heel logisch is en wat ik in het begin noemde, namelijk
de krimp van de veestapel inzetten en boeren helpen om meer in te zetten op peulvruchten,
waarmee je ook nog eens emissies uit de lucht kunt halen. Erkent Minister Hermans
dat? En wat gaat ze doen om uitstel van effectieve klimaatmaatregelen in de landbouw
te voorkomen?
Voorzitter. De Raad van State adviseert om meer in te zetten op regels en belastingen
in plaats van subsidies, omdat subsidies vooral werken op korte termijn, maar op lange
termijn niet voor gedragsverandering zorgen. Gaat Minister Hermans hier iets aan doen?
Ook adviseert de Raad van State een sterkere coördinerende rol voor de Klimaatminister.
Is de Minister van Klimaat bereid om dat advies over te nemen en die rol inderdaad
op te pakken?
Ten slotte. Het IPCC en het IPBES zeggen: als je een effectief klimaatbeleid wilt,
moet je de klimaat- en de biodiversiteitscrisis in samenhang aanpakken. Uit een rapport
van Leiden, Delft en de Erasmus Universiteit uit 2024 blijkt ook dat dat moet en ook
hoe dat zou kunnen. Kan de Minister van Klimaat op korte termijn komen met een reactie
op dat rapport en laten zien hoe dat samenhangt met haar hopelijk aangescherpte klimaatmaatregelen?
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Het woord is aan meneer Van Campen van de VVD.
De heer Van Campen (VVD):
Dank u, voorzitter. Het kwam al een beetje voorbij, maar in deze commissie wordt heel
vaak het debat gevoerd over mestbeleid en stikstofbeleid. Dat is eigenlijk best wel
gek, want als er één sector is die te maken krijgt met de verandering van het klimaat
en die dat merkt als het gaat om extreme weersomstandigheden, zijn dat onze boeren,
of het nou gaat om akkerbouw in de kustregio's van Zeeland tot aan Groningen of op
de hoge zandgronden. Verzilting in de kustregio's maakt het onmogelijk om sommige
teelten te telen en droogte maakt het onmogelijk om bepaalde teelten op de hoge zandgronden
te telen. Dus als er één sector is waar de verandering van het klimaat wordt gevoeld,
dan zijn het wel onze boeren. Dat heeft een effect op onze voedselproductie. Daarom
denk ik dat het belangrijk is dat we dit debat voeren.
Het maakt de discussie rondom voedselzekerheid ook actueler dan ooit, maar wat de
VVD betreft wel op een intelligente manier, waarbij we goed gaan kijken wat waar moet
gebeuren in Europa, in de Europese Unie. Onze sector blijft een sector van wereldfaam.
Nederland is de kanarie in de kolenmijn waardoor innovatie ontstaat. We zullen ook
nu weer leidend zijn als het gaat om de wereldvoedselvoorziening en -productie, maar
met name op het gebied van de kennis die we te bieden hebben. We vragen hoe het kabinet
daarnaar kijkt en of het die opvatting deelt. Ik vraag specifiek de Minister van Landbouw
hoe het staat met de aangenomen Kamermotie van 20 juni 2024, waarin de Kamer vroeg
om een actieplan voor het waarborgen van zoet water en het tegengaan van verzilting
in kustregio's. Dat is een nijpend probleem waar akkerbouwers een grote impact van
ondervinden.
Voorzitter. Willen we echt zorgen voor verduurzaming van ons voedselsysteem, dan moeten
we ook kijken naar de grote stromen bulk die de wereld rondgaan. Ik zei het al, het
mooie is dat er ook in Nederland heel veel voorbeelden zijn van innovatieve start-
en scale-ups die werken aan zogenoemde novel foods, nieuwe eiwitten die met een lagere
klimaat- en milieu-impact een enorme verandering in ons voedselstelsel kunnen bewerkstelligen.
Ik noem zomaar vier Nederlandse bedrijven: The Protein Brewery, Farmless, NoPalm,
Revive. Dat zijn bedrijven van vaak slimme koppen van de Wageningen Universiteit,
niet zelden verbonden aan grote coöperaties zoals Cosun, die investeren en nadenken
over alternatieve eiwitten als bulk in ons voedsel. Ik vind dat echt supermooie innovaties.
Het maakt me ook wel een beetje verdrietig als ik zie dat deze bedrijven aanlopen
tegen de bureaucratie van toestemmingsverlening en toelating. Waar er vanuit de Verenigde
Staten aan deze bedrijven wordt getrokken en vanuit Singapore de vliegtickets tot
en met de huisvesting en de fabrieken worden gefinancierd, zeggen wij hier «kan niet,
mag niet». We krijgen het net voor elkaar om proeverijen van deze producten mogelijk
te maken in Nederland; de NVWA vindt dat oogluikend goed. Hoe kijkt het kabinet daartegen
aan?
De voorzitter:
Er is een interruptie van meneer Holman.
De heer Holman (NSC):
De heer Van Campen zegt dat we op een intelligente manier moeten kijken naar welke
toekomst er is voor de Nederlandse land- en tuinbouw. Dat is nog redelijk abstract.
Wat betekent dat dan in ontwikkeling? Welke veranderingen hebben er over tien jaar
plaatsgevonden? Wat is de visie op de toekomst van de landbouw in Nederland wat dat
betreft?
De heer Van Campen (VVD):
De heer Holman is dol op visie, dus ik ga proberen daar iets van te laten zien. Wil
je een landbouwsector hebben waar ook de kennis en innovatie van wereldfaam bij hoort
die wij te bieden hebben, dan zal daar ook een kritische massa vanuit de primaire
sector bij horen. Dan heb je een melkveehouderij van redelijke omvang nodig. Dan heb
je varkens- en kippenhouderij nodig van een redelijke omvang. Dan heb je akkerbouw
nodig van een redelijke omvang. In die hele keten moet je immers kunnen experimenteren.
Ik gaf het net al aan, die bedrijven die voor veel collega's misschien nieuw klinken
– ik weet dat u allemaal op werkbezoek gaat naar deze bedrijven en tegen degene die
dat niet doet, zeg ik: ga daar eens kijken – zijn bedrijven die niet zelden worden
gefinancierd door grotere, traditionele bedrijven zoals Cosun, waar ook heel veel
akkerbouwers hun inkomen vandaan halen. Het mooie aan dit voorbeeld vind ik dat de
gangbare landbouw daarin hand in hand gaat met vernieuwing van ons voedselsysteem.
Ik denk dat we toe moeten naar een balans tussen die twee. «Niet alles kan overal»
was de titel van het rapport van Remkes. Op bepaalde gebieden moeten we echt goed
kijken waar het landgebruik te veel impact heeft op het milieu. Als het gaat om de
kwaliteit van het water, de uitstoot in de lucht en de impact op onze natuur, kan
het best een tandje minder en moeten we kijken naar welke innovaties en mogelijkheden
er zijn om die emissie en die druk te verminderen. Daar zul je dus een zekere omvang
voor nodig hebben, maar ik ben ervan overtuigd dat onze land- en tuinbouw van wereldfaam
die kennis blijft ontwikkelen om te exporteren over de wereld, zodat de hele wereld
de vruchten kan plukken van de slimheid die de Nederlandse land- en tuinbouw heeft
voortgebracht.
De voorzitter:
Dank u wel. Er is nog een interruptie van mevrouw Podt.
Mevrouw Podt (D66):
Ik vind het wel interessant, want ik heb eigenlijk een heel vergelijkbaar stuk in
mijn spreektekst staan; daar komen we straks nog op. De heer Van Campen heeft het
over de regels. Daar kan ik het alleen maar mee eens zijn. Maar volgens mij gaat het
ook om het creëren van iets meer level playing field. Het gaat er ook over dat we
nu heel veel geld besteden aan onderzoek en subsidies aan de zuivel- en vleesindustrie,
terwijl je dat ook iets rechter zou kunnen trekken. Je zou ook kunnen zeggen, net
zoals Duitsland en Denemarken dat doen: we gaan iets meer geld besteden aan het zijn
van launching customer als overheid, aan het geven van risicodragende garanties voor
die mooie ondernemers die de heer Van Campen noemt. Hoe kijkt hij daarnaar?
De heer Van Campen (VVD):
Ik hoor van deze bedrijven dat ze niet zozeer zitten te wachten op de poet, op het
geld. Ze willen een garantie op basis waarvan hun investeerders zeggen: we kunnen
een schaalsprong maken om te kunnen gaan produceren. Toen ik de eerste keer bij deze
bedrijven kwam, was mijn eerste vraag: wat maakt u eigenlijk? Dan zie je een poeder.
Dan is dat een eiwit, een plantaardig eiwit. Dan denk je: welke impact heeft dat?
Totdat je de cijfers gaat horen. Palmolie bijvoorbeeld. Dat is een product, vaak uit
Zuid-Amerika, dat wordt onttrokken, wat effect heeft op landgebruik en ontbossing.
Daar kunnen ze alternatieven voor maken. Dat heeft een enorme impact op ons voedselsysteem.
Ze zeggen alleen: geef ons de garanties, geef ons de basis en de mogelijkheden om
tegen onze investeerders te zeggen dat we echt zo'n fabriek kunnen neerzetten en dat
we schaal kunnen maken. Dat is iets wat we in Europa missen. Ik ben nieuwsgierig hoe
het kabinet daartegen aankijkt. We hebben Invest-NL. Als ik goed ben geïnformeerd,
is dat voornamelijk gebaseerd op subsidies. Kan er over nagedacht worden of ook garanties
daarvan deel kunnen uitmaken? We hebben de Europese Investeringsbank, waar ik zelf
misschien oneerbiedig gezegd weleens van denk dat het een kwestie is van «bank zoekt
project». Kunnen we die misschien in onze missie betrekken? Kortom, het is niet zozeer
geld waarnaar gezocht wordt, maar meer de garanties om die investeringen te kunnen
doen omdat deze bedrijven er wel van overtuigd zijn dat er een vraag is, dat dit zich
terugverdient, dat er een markt voor is.
Mevrouw Podt (D66):
Dat is niet helemaal waar. Ik heb soortgelijke gesprekken gevoerd. Dit zijn hardcore
ondernemers, die niet bij de overheid staan te bedelen en hun handje ophouden. Zij
zeggen wel: wacht even, wij moeten op een oneerlijke manier concurreren met een vleessector
die wel van de overheid op allerlei manieren geld ontvangt, bijvoorbeeld voor onderzoek.
Ik denk dat je iets creatiever moet kijken hoe je deze ondernemers kunt helpen om
de bloei te bereiken waarvan we allemaal hopen dat ze die bereiken en dat het dus
niet blijft bij sympathieke, mooie en enthousiaste initiatieven, maar ze kunnen uitgroeien
tot volwaardige bedrijven. Daar heb je dit soort dingen wel voor nodig.
De heer Van Campen (VVD):
Dan moeten we misschien na het debat toch even de gegevens van de verschillende bedrijven
die we hebben bezocht uitwisselen, want ik hoor van deze bedrijven dat hun toegevoegde
waarde, hun onderscheidend vermogen juist zit in het toevoegen van een veel kostenefficiëntere
grondstof aan de bulk. Uiteindelijk is het voor deze bedrijven goedkoper. Dat spreekt
mij als liberaal aan, anders dan de moraliserende vinger heffende politiek van «gij
zult geen vlees eten» of «gij zult geen dierlijke producten consumeren». Ik zeg niet
dat mevrouw Podt dat zegt, maar misschien het lid Kostić... Er zijn weleens partijen
die dat doen. Maar wat mij zo aanspreekt is dat ze zeggen: dierlijke producten zijn
heel kostbaar en het is niet altijd efficiënt om dergelijke grondstoffen in zo'n grote
omvang te verwerken in onze voedselketen. Als je efficiëntere producten met een lagere
prijs kunt verwerken, dan ga je impact maken. Dat is een economische, liberale manier
om verschil te maken en er ook nog eens goed geld mee te verdienen.
Ik ben daar enthousiast over, zoals u hoort, voorzitter. Ik hoop dat de Minister van
Landbouw dat ook is. Ik ben nieuwsgierig hoe ze daarnaar kijkt en of zij in Brussel
in het kader van de novelfoodverordening het gesprek wil voeren in de Raad over de
vraag of het met die vergunningverlening en toelating niet wat sneller kan. Dan kunnen
we gaan concurreren met de Verenigde Staten en Singapore.
De voorzitter:
Dank u wel. U ging in uw reactie op de interruptie van mevrouw Podt volgens mij naadloos
over op uw betoog. Of heeft u nog meer?
De heer Van Campen (VVD):
Nee, dat had u gewild, voorzitter.
Koolstofvastlegging. Mevrouw Vedder heeft er ook al wat over gezegd. Ik zou wel van
het kabinet willen weten hoe de Minister daarnaar kijkt. Eind vorig jaar gaf de Europese
Raad groen licht voor een verordening vrijwillige certificering voor koolstofverwijdering,
-landbouw en -opslag. Daar kan gewoon geld mee verdiend worden. Dat is een alternatief
verdienmodel waar boeren met bamboe en vezelrijke gewassen een grondstof kunnen bieden
voor biobased bouwen en tegelijkertijd kunnen bijdragen aan negatieve emissies. Wij
denken dat dat een economische kans kan zijn voor de landbouw. Voor wie denkt dat
dit toekomstmuziek en een groene niche is: dat is onzin. Google wat en je ziet dat
hier al boeren mee bezig zijn. Met name in gebieden waar we het waterpeil moeten verhogen
om emissies te verminderen kan hier een verdienmodel ontstaan. Is de Minister van
Landbouw net zo enthousiast hierover als de VVD-fractie?
Ik vraag ook naar de stand van zaken met betrekking tot de motie die mevrouw Bromet
en ik op 5 september hebben ingediend over het sneller vergunnen van woningbouwprojecten
via een handreiking voor provincies en gemeenten ten aanzien van biobased en klimaatadaptief
bouwen.
Voorzitter, hoeveel tijd heb ik nog?
De voorzitter:
U heeft nog tien seconden.
De heer Van Campen (VVD):
Dan vraag ik de Minister van Landbouw naar de stand van zaken met betrekking tot de
derogatie. Hoe gaat het met RENURE? Ook met de invoering van RENURE kunnen we een
grote bijdrage leveren aan het verminderen van de uitstoot. Volgende week hebben we
een mestdebat. Dan kunnen we hier naadloos mee doorgaan.
Dank u, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Er is nog een interruptie van het lid Kostić.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Ik moet zeggen, ik word eigenlijk wel een beetje blij van het verhaal van de VVD.
Ik wil even toelichten dat wij absoluut niet zijn voor het verbieden van het eten
van dieren. Wij willen mensen eerlijk voorlichten en stimuleren om iets anders te
kiezen. Ik heb net uitgebreid genoemd wat de wetenschap zegt over de voordelen. Ik
hoorde daar iets van terug in het VVD-verhaal. Even ter bevestiging: ziet de VVD samen
met de Partij voor de Dieren in dat het goed is om te kijken hoe we ons belastinggeld
maximaal maatschappelijk effectief kunnen inzetten? De wetenschap laat zien dat er
kansen zijn met een transitie naar meer plantaardige eiwitten en naar meer biobased
teelten. Daarmee kun je maximaal maatschappelijk rendement halen en zorgen voor voedselzekerheid
en meer onafhankelijkheid van andere landen, zoals de Universiteit van Leiden laat
zien. Juist door in te zetten op meer plantaardig kun je zorgen voor meer onafhankelijkheid
en voedselzekerheid. Kan de VVD daarin een stuk met ons meegaan en de Minister oproepen
om daartoe stappen te zetten?
De heer Van Campen (VVD):
Maar vanuit de VVD wel echt vanuit de overtuiging dat daar wel echt een economische
businesscase onder te leggen is. We zullen verschillend denken over de consumptie
van dierlijke producten. Dat mag ook. Maar ze zijn ook kostbaar. Als je voor grote
massaproducten een alternatief kunt vinden, dan doet dat uiteindelijk wat voor de
prijs van voedsel. Die zal dalen. Je kunt boeren ook belonen voor dierlijke producten
van kwaliteit. Daar zitten kosten aan vast. We hebben vaker het debat hierover gevoerd
met elkaar. De prijzen in de supermarkt zijn torenhoog, maar we hebben ook gezien
dat vlees niet altijd op waarde wordt afgerekend bij de kassa. Daar hebben we in deze
commissie ook vaak het debat over gevoerd. De boer loopt daar achteraan met zijn verdienmodel.
Als dat wat meer in evenwicht komt, denk ik dat we boeren een goed verdienmodel kunnen
bieden en dat we tegelijkertijd onze aarde een beetje schoner en beter achterlaten.
Dat lijkt mij een win-winsituatie.
De voorzitter:
Dank u wel. Uw interrupties zijn op, mevrouw Kostić.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Voorzitter, dat waren heel veel woorden. Ik ga er positief naar kijken en ik ga ervan
uit dat de VVD zich wil inzetten voor meer plantaardig.
De voorzitter:
Dank u wel. U had geen interruptie meer.
Kamerlid Kostić (PvdD):
O, oké. Helaas.
De voorzitter:
Dank u wel. Het woord is aan mevrouw Podt van D66.
Mevrouw Podt (D66):
Voorzitter. We voeren het debat in de Nationale Week Zonder Vlees en Zuivel; er werd
al even aan gerefereerd. De afgelopen maanden sprak ik heel veel ondernemers die hard
werken aan meer plantaardig eten op ons bord, van de groenteboer tot de kweekvleesinnovator
– wat een woord! – en de supermarkt. Hun aanstekelijke ondernemerszin zorgt voor meer
keuze in de winkel, een betere gezondheid en een beter klimaat. Geen wonder dat Nederlanders
steeds vaker aangeven anders te willen eten. De Gezondheidsraad zegt dat we na die
50% in 2030 toe moeten naar ongeveer 60% van onze eiwitten uit planten. Daar is de
overheid voor aan zet.
De vorige Minister erkende dat ook. Hij zei: «Ambities en creativiteit binnen de voedselindustrie
verdienen een overheid die zich inzet voor een bedrijvenbeleid dat wil innoveren.»
De brief waarin deze zin staat, blinkt helaas uit in gebrek aan ambitie. We zijn niet
op weg naar 50% plantaardig, laat staan 60%. Het goede nieuws is dat deze Minister
de kans heeft het beter te doen, door wél de koploperondernemers alle ruimte te geven
en zo ook aan een beter klimaat te werken. Daar moet ook de Minister van Groene Groei
heel blij van worden. Tot nu toe zijn de signalen alleen weinig hoopgevend. Het kabinet
bevoordeelt vlees en zuivel financieel, waardoor plantaardige producenten op achterstand
staan en consumenten minder keuze hebben. En door lange toelatingsprocedures delven
nieuwe of plantaardige innovaties zoals kweekvlees het onderspit ten opzichte van
hun dierlijke tegenhangers. We hadden het er net al even over. Zijn beide bewindslieden
het met mij eens dat plantaardig een volwaardige plek moet krijgen bij overheidsfinanciering
en in beleid? Laten we het speelveld nu gelijktrekken en investeren in plantaardig,
bijvoorbeeld door opschalende bedrijven te ondersteunen, verhoogd, met 80% of 90%,
garant te staan op risicodragend kapitaal en een rol te nemen als launching customer
voor nieuwe producten, zoals Denemarken en Duitsland al doen. Graag een reactie.
Voorzitter. Ook transparantie in supermarkten gaat hierbij helpen. Het was ooit bedoeld
als onderdeel van het landbouwakkoord en is uiteindelijk gevangen in een motie van
mijn voorganger en de heer Van Campen: een wettelijk instrumentarium om transparantie
in de retail te realiseren. De doorontwikkeling van die motie lag bij dit kabinet,
dus hoe ziet het eruit? Wanneer wordt de Kamer daarover ingelicht? We zijn ondertussen
een jaar verder sinds het laatste bericht.
Gezonder en duurzamer eten is dé manier om onze klimaatdoelen te halen, en dat is
nodig. Waar de doelen eerst in zicht waren, is met dit kabinet de kans van slagen
nu nagenoeg nul. Ook dat is niet verbazingwekkend als je ziet welk beleid of, beter
gezegd, welk beleid niet wordt gevoerd door dit kabinet. Derogatie, rode diesel, NPLG
schrappen, het zijn allemaal zaken die de klimaatdoelen verder uit beeld brengen.
Wat vindt de Minister van Groene Groei ervan dat zij de industrie en de inwoners van
Nederland moet laten opdraaien voor de werkweigering van haar collega-Minister?
De Klimaat- en Energieverkenning laat ook zien dat de inzet van dit kabinet op landbouw
veel onzekerheid geeft. De vage plannen rond het ANLb en doelsturing konden er nog
niet in worden meegenomen. Sindsdien heeft de Minister veel koolstof vastgelegd in
al het papier dat zij heeft gebruikt om haar plannen uit te leggen, maar is het nou
ook minder vaag? Aangezien het PBL in lijn met mijn motie de klimaateffecten van de
alternatieve gebiedsplannen gaat doorrekenen, lijkt het mij een uitstekend moment
om ook alle vaagheden van het andere beleid mee te nemen. Kunnen de Ministers dus
toezeggen het PBL ook te vragen het doelbereik van doelsturing en het ANLb mee te
nemen in die berekeningen?
Voorzitter. Ik had het al over voedsel, maar we hebben nog een andere basisbehoefte:
bewegen. Dat doen heel veel Nederlanders. Ruim 60% gaat regelmatig een natuurgebied
in en dan met name het bos. Rust, stilte en natuur zijn de meest genoemde redenen
om op pad te gaan. Mensen vinden het belangrijk dat het gebied goed en makkelijk toegankelijk
is. Het mooie is: meer bos is ook goed voor het klimaat. Dus meer planten en minder
kappen. Maar beide gaan momenteel niet goed. Vindt de Minister met D66 dat het ANLb
ingezet moet kunnen worden om daar een versnelling aan te brengen?
Ten slotte. Ik was verbaasd om te lezen dat Minister Hermans niet van plan is om een
Eerste Kamermotie uit te voeren die vraagt om 5 miljard uit het Klimaatfonds te gebruiken
voor de verduurzaming van de landbouw. Dat lijkt mij een voor de hand liggend idee.
We hebben de doelen in 2030 die we nog lang niet gaan halen, terwijl de landbouw daarin
een cruciale rol speelt, zeker vergeleken met kerncentrales, die pas over vijftien
jaar iets gaan opleveren. Dus vraag ik aan Minister Wiersma: wat vindt zij er eigenlijk
van? Wordt er zo niet veel van boeren gevraagd, die al zo veel uitdagingen hebben?
Ook hier mis ik perspectief, en ik ben niet alleen. Boeren vragen om daadkracht en
een stip op de horizon, niet om lege papierladen.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Podt. Intussen is ook de heer Grinwis aangeschoven. Hartelijk
welkom. Het woord is aan mevrouw Van der Plas, BBB.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Dank u wel, voorzitter. Onze man in Rome, Hans Hoogeveen, voorzitter van de FAO Raad,
onderdeel van de voedselorganisatie van de Verenigde Naties, zei het onlangs heel
treffend: «Nederlanders en veel Kamerleden kennen niet meer de kracht en het economisch
belang van de Nederlandse landbouw en de agribusiness. De afgelopen jaren hebben de
media en politiek een stortvloed aan vaak ten dele onjuiste negatieve berichten over
Nederland heen gestort.» Ik kan het alleen maar hartgrondig met hem eens zijn.
Zo wordt er al jarenlang van alles geroepen over vlees, eieren en zuivel. Die zouden
slecht zijn voor het klimaat en grote impact hebben op het milieu. Maar wat er niet
bij vermeld wordt, is dat het er helemaal aan ligt waar en hoe vlees, zuivel en eieren
worden geproduceerd. Want als je ergens ter wereld duurzaam voedsel, waaronder vlees,
eieren en zuivel, kunt produceren, dan is het wel in Nederland. Vooropgesteld, elke
economische activiteit heeft impact op het milieu. Dat geldt ook voor de productie
van voedsel, zoals van vlees, eieren en zuivel. Maar in dit land worden wereldwijde
cijfers gewoon even op één hoop gegooid.
Dat gebeurt bijvoorbeeld als het over de CO2-voetafdruk van vlees gaat. Volgens voedsel- en landbouworganisatie FAO van de Verenigde
Naties zou 14,5% van de wereldwijde CO2-voetafdruk van vleesproductie en veehouderij komen. Nederlands vlees heeft echter
een veel lagere CO2-voetafdruk. Voor de voetafdruk van vlees tellen alle onderdelen van het hele productieproces
mee: niet alleen de slachterij en de vleesbewerking, maar ook de boerderij, de productie
van veevoer en de teelt van voergewassen. Ook de FAO ziet dat er grote verschillen
zijn per land waar vlees, eieren en zuivel worden geproduceerd. Zo is de extensieve
vleesveehouderij in Argentinië niet te vergelijken met de moderne veehouderij in Nederland,
waar veel rundvlees afkomstig is van melkkoeien.
De CO2-voetafdruk van het Nederlandse vlees komt gemiddeld dan ook een stuk lager uit dan
de internationale cijfers. Dat komt vooral doordat moderne agrarische bedrijven efficiënt
werken en de laatste jaren tal van maatregelen hebben getroffen om nog duurzamer te
produceren. Op nagenoeg alle stallen in Nederland liggen zonnepanelen. Ze gebruiken
minder land en minder water, en stoten minder CO2 uit per kilo product dan in bijna elk ander land. Wij zijn koploper in innovaties
die de uitstoot verminderen, zoals slimmer veevoer en betere mestverwerking. Beleid
moet de boeren helpen te verduurzamen, niet hen tegenwerken met extra regels en beperkingen.
Geef boeren eerst kans om die innovaties toe te passen, voordat er nieuwe dwingende
maatregelen worden opgelegd. Hoe ziet de Minister, of zien eigenlijk beide Ministers,
dit voor de toekomst van onze land- en tuinbouw?
Voorzitter. Er is deze week een campagne: de Week Zonder Vlees en Zuivel. Opnieuw
worden gezonde voedingsproducten, die passen binnen een gebalanceerd dieet, in de
hoek gezet als slecht. Zelfs cateraars van ministeries en andere overheidsinstanties
doen hieraan mee. Ik hoop van harte dat dit op het Ministerie van LVVN niet het geval
is. De vraag is of dit wel zo is op het Ministerie van Klimaat en Groene Groei. Ik
vind het te bizar voor woorden dat overheidsinstanties meedoen aan dit soort flauwekul
en daarmee tienduizenden Nederlandse boeren, hardwerkende ondernemers, die op een
duurzame manier voor ons dagelijks voedsel zorgen, wegzetten als mensen die slechte
producten produceren. Ik roep de mensen dan ook op om zich aan te sluiten bij onze
campagne: de Week van de (H)eerlijke Hollandse Hap. Deze week roepen wij mensen in
Nederland op om lokaal, seizoensgebonden, in Nederland geproduceerd voedsel te kopen.
En waarom? De Week van de (H)eerlijke Hollande Hap sluit naadloos aan bij de BBB-visie
op voedselzekerheid, eerlijke prijzen voor boeren en transparantie over de herkomst:
niet minder vlees, eieren of zuivel, maar bewuste keuzes. Eet vlees, eieren, zuivel
en ander voedsel van eigen bodem. Koop direct bij de boerderij, bij de boerenmarkt
of via lokale initiatieven. Leg geen focus op minder, maar op beter en bewuster eten.
Zo steun je niet alleen de Nederlandse agrarische sector, maar kies je ook voor kwaliteit
en duurzaamheid op een manier die echt werkt.
Beste Nederlanders, laat je niet aanpraten dat je slecht bezig bent als je vlees eet.
Vlees is, behalve lekker, een product dat gewoon past in een gebalanceerde maaltijd.
Wil je geen vlees? Dan eet je geen vlees. Maar val anderen er alsjeblieft niet mee
lastig.
Voorzitter. Nederlandse boeren produceren voedsel met een van de laagste CO2-voetafdrukken ter wereld. Wij zijn hier bezig om in rap tempo boeren weg te jagen.
Duizenden boeren zijn al gestopt en velen zullen nog volgen. Het is van de gekke dat
een land dat juist zo'n duurzame voedselproductie heeft, zijn boeren en tuinders niet
koestert. We hebben het hier vanmiddag continu gehoord. Laten we wel wezen: voor elke
kip, elke koe en elk varken dat hier verdwijnt, komen er elders in de wereld meer
dieren voor terug die minder duurzaam, met meer land- en watergebruik worden gehouden.
Wat is dan het effect op het klimaat als wij hier minder gaan produceren en andere
landen die productie overnemen, vraag ik aan de Minister. Gegeten wordt er de komende
jaren namelijk steeds meer met een wereldbevolking die groeit naar 10 miljard in 2050.
Ik rond af, voorzitter. We moeten juist nu kijken naar de geopolitieke situatie in
de wereld. We willen niet afhankelijk zijn van andere landen als het aankomt op zo
iets belangrijks als voedsel. Nederland is een vruchtbare delta. Dat moeten we koesteren
en daar moeten we mee werken. Daar moeten we voedsel produceren zoals dat alleen kan
in een vruchtbare delta zoals Nederland. We moeten niet alleen maar inzetten op extensivering
en steeds minder produceren, maar gebruikmaken van waar ons land goed in is: voedsel
maken.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Van der Plas. Het woord is aan mevrouw De Vos van Forum voor Democratie.
Mevrouw De Vos (FVD):
Dank u wel, voorzitter. Tijdens de biologielessen in de eerste klas van de middelbare
school leren Nederlandse kinderen dat planten drie voedingsstoffen nodig hebben om
te kunnen groeien en overleven: water, CO2 en stikstof. Water en CO2 zetten ze met behulp van zonlicht om in energie...
De voorzitter:
Mevrouw Van der Plas, wilt u uw microfoon uitzetten, alstublieft?
Mevrouw Van der Plas (BBB):
O, sorry.
De voorzitter:
Dank u wel. Vervolgt u uw betoog, mevrouw De Vos.
Mevrouw De Vos (FVD):
Water en CO2 zetten ze met behulp van zonlicht om in energie, via een proces dat fotosynthese
heet. Van stikstof maken ze eiwitten, de bouwsteentjes en machientjes die alle processen
in de plant draaiende houden. Meer CO2 betekent meer plantengroei, zoals vorige maand nog werd bevestigd in een wetenschappelijke
studie van de universiteit van Wageningen. Meer CO2 maakt het fotosyntheseproces van bomen efficiënter, zo bleek. Wie had dat gedacht?
Ik hoor graag of de Ministers bekend zijn met deze studie. Ook meer stikstof betekent
meer groei. Dat is een natuurlijk ecologisch proces, dat in de biologie ook wel «successie»
wordt genoemd.
Ik was niet van plan vandaag een biologieles te geven, maar deze elementaire biologische
feiten zijn wel van cruciaal belang voor de beoordeling van de kabinetsplannen die
vandaag voorliggen. Deze twee Ministers, de Minister van Landbouw en de Minister van
Klimaat, willen de uitstoot van twee van deze drie onmisbare voedingsstoffen voor
planten namelijk drastisch terugdringen: die van CO2 om de doelstelling te behalen van netto nul CO2-uitstoot in 2050 en die van stikstof om te voldoen aan de wettelijke stikstofnormen,
de kritische depositiewaarde.
We bespreken vandaag wat dat betekent voor de landbouw, diezelfde landbouw die, evenals
planten en bomen in het algemeen, deze beide stoffen dus ook weer opneemt. Het is
een kringloop. Dat is het mooie van natuurlijke processen. Die kunnen zichzelf in
balans houden. Hoewel CO2 en stikstof steevast worden afgeschilderd als vervuilende stoffen die een verstikkende
deken vormen die het voortbestaan van ons land en onze natuur bedreigt, zijn ze in
werkelijkheid juist een voorwaarde voor dat bestaan. Het moge dan ook duidelijk zijn
dat Forum voor Democratie groot tegenstander is van het terugdringen van de uitstoot
van deze beide stoffen.
Om diezelfde reden is het uitermate teleurstellend dat deze Ministers de reductiedoelen
van hun voorgangers een-op-een hebben overgenomen. Het enige wat ze hebben gewijzigd,
is de methode om die doelen te behalen. Geen kant-en-klaarpakket aan maatregelen meer,
maar doelsturing. Iedere veehouder of akkerbouwer krijgt een reductiedoel voor CO2 en stikstof, maar mag zelf kiezen welke maatregelen hij of zij neemt om dat doel
te halen. Want, zo stelde Minister Wiersma in haar brief van 14 februari jongstleden:
het probleem waarmee boeren kampen, is dat zij met steeds wisselende maatregelen geconfronteerd
worden. Maar boeren ervaren het in de eerste plaats als een probleem dat zij überhaupt
met maatregelen worden geconfronteerd. Dat probleem zal door deze nieuwe aanpak niet
verdwijnen. Het is als water naar de zee dragen, waarbij je mag kiezen of je dat met
je blote handen wilt doen of met een kapotte emmer. Welke van de twee methoden het
wordt, moet uiteraard netjes worden geregistreerd, want aan de hand daarvan wordt
met behulp van rekentools en modellen bepaald hoeveel water die blote handen of kapotte
emmer hebben verplaatst.
Voorzitter. Doelsturing of niet, het is in alle gevallen een onhaalbare, wereldvreemde
en bovenal volkomen zinloze exercitie. Het is intens treurig om te moeten constateren
dat verreweg de meeste energie van het kabinet gaat naar het oplossen van dit soort
niet-bestaande problemen, met dit soort destructieve en van iedere realiteitszin gespeende
maatregelen. Over energieverspilling gesproken. Moet u zich eens voorstellen hoe dit
land zou kunnen zijn als we onze energie in plaats daarvan zouden steken in opbouwende,
verheffende activiteiten, in mooie dingen. We zouden versteld staan van ons eigen
kunnen.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw De Vos. Het woord is aan meneer Grinwis van de ChristenUnie.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Voorzitter, dank. Ook dank aan mijn collega's dat ze flink met elkaar hebben gedebatteerd
en dat ik nog even kon aanschuiven, want de schuivende geopolitieke panelen hebben
ook tot verschuivingen in de Kameragenda geleid. Vandaar dat er soms dingen gecombineerd
moeten worden.
Voorzitter. Ik begin met de landbouwpraktijk. Dat het klimaat verandert, is eigenlijk
altijd al, maar de laatste jaren zeker onderdeel van de boerenpraktijk. De afgelopen
jaren zijn alle extremen al langsgekomen, van bizarre aanhoudende droogte tot aan
bijvoorbeeld 84 millimeter regen op één dag in Nieuwolda, Groningen. De boer ploegt
ondertussen voort, maar op verzopen land kan hij toch echt niet uit de voeten. 61%
van de boeren had vorig jaar last van opbrengstderving door toenemende weersextremen.
Op welke manier worden boeren geïnformeerd over en gestimuleerd tot het nemen van
klimaatadaptieve maatregelen, zoals het telen van klimaatrobuuste gewassen, actief
bodembeheer en optimalisatie van het regionale watersysteem, in samenwerking met collega-boeren?
In hoeverre biedt het gemeenschappelijk landbouwbeleid ondersteuning voor de realisatie
van agrarische water- en bodemmaatregelen in het kader van het Deltaplan Agrarisch
Waterbeheer?
Voorzitter. De gevolgen van klimaatverandering in combinatie met een steeds kleiner
middelenpakket brengt het risico op lege groenteschappen in de supermarkten de komende
jaren snel dichterbij. Wat doet de Minister daar precies aan? Wat ziet zij als haar
missie in dezen? Zij is natuurlijk niet de producent, maar dit is wel een belangrijke
zorg die we nu al op ons af kunnen zien komen.
Een essentiële behoefte voor de landbouw is de beschikbaarheid van zoetwater. Zoetwater
is met recht het blauwe goud. Verzilting is een steeds groter probleem in Nederland,
vooral in ingepolderde delen, zoals delen van Flevoland. Ikzelf kom uit het gebied
van de Zuidwestelijke Delta. Daar is verzilting een heel groot issue. Enkele akkerbouwers
zijn volledig afhankelijk van de zoetwaterbuffers, zoals het Zuiderdiep bij Goeree-Overflakkee.
Het van oorsprong zoete water van het Zuiderdiep is essentieel voor omliggende landbouwgronden.
Het besluit van de Staatssecretaris in het Aanwijzingsbesluit Duinen Goeree en Kwade
Hoek om het Zuiderdiep een functie te laten vervullen in de ontwikkeling van de brakke
natuur, als onderdeel van het Habitatrichtlijngebied Haringvliet, verbaasde mij zeer.
Bieden de bewindslieden deze boeren ook perspectief op een toekomst of wordt hun de
nek omgedraaid door de ontwikkeling van brakke natuur in combinatie met steeds meer
verzilting en steeds minder beschikbaarheid van zoetwater?
Nou begreep ik dat er wat heen en weer wordt gewezen voor wie er verantwoordelijk
is, de Staatssecretaris of het waterschap, maar ik krijg hierover graag klare wijn
geschonken. Ook hoor ik graag wat de inzet is – het is het terrein van de Staatssecretaris,
maar ik vraag het nu aan de Minister van LVVN – om de beschikbaarheid van zoetwater
in de Zuidwestelijke Delta, in dit geval op Goeree-Overflakkee, zo goed mogelijk overeind
te houden, want het is een randvoorwaarde voor landbouw en zeker voor akkerbouw. Wat
is eigenlijk de visie van de bewindslieden op inspanningen die overheden moeten verrichten
om zoetwater, het blauwe goud, zo lang mogelijk beschikbaar te houden voor Nederlandse
boeren? Hoe actief is het ministerie bijvoorbeeld betrokken bij het Deltaprogramma
Zoetwater en de deelprogramma's, zoals in de Zuidwestelijke Delta?
Voorzitter. Voedselverspilling draagt bij aan circa 5% van alle CO2-uitstoot in Nederland. Elke ton verspild voedsel is gelijk aan 220 kuub verspild
water en een kwart hectare verspilde landbouwgrond. De klimaatopgave moeten we niet
volledig op het bordje van de boer leggen. Op welke manier doet deze Minister een
beroep op ketenpartijen en consumenten in de strijd tegen voedselverspilling? In hoeverre
hebben gesprekken met ketenpartijen ertoe geleid dat niet-perfect voedsel, de buitenbeentjes,
toch tegen een fatsoenlijke prijs kan worden verkocht, in lijn met een aangenomen
motie van collega Vedder en mij? Hoe zorgt de Minister ervoor dat biologische telers,
die minder mogelijkheden hebben om hun producten te vervolmaken, om ze te laten voldoen
aan het Nederlandse schoonheidsideaal, toch kunnen rekenen op een eerlijke prijs en
een goede bestemming, in de supermarkt en uiteindelijk bij mensen op de keukentafel?
Is de Minister bereid het tegengaan van voedselverspilling meer gewicht en aandacht
te geven in haar klimaatplan? Voedselverspilling tegengaan heeft immers een betere
kosten-batenverhouding dan andere klimmaatregelen, zoals CO2-opslag of allerlei subsidies.
Dan kom ik nog op het onderwerp klimaat, de mitigatiekant. Het valt niet te ontkennen
dat de landbouw een forse opgave heeft op het gebied van klimaat. 25 megaton, oftewel
17% van de totale uitstoot, komt uit de landbouwsector. De opgave, het gat tot de
gestelde doelen, is best groot. Het transitiefonds had geholpen, maar nu dat weg is,
is toegang tot het Klimaatfonds broodnodig. Dat vinden deze Ministers toch stiekem
ook?
Een belangrijke determinant in wel of niet meer uitstoot is natuurlijk de vraag hoe
het verdergaat met de derogatie. Het is inmiddels maart 2025. Kan de Minister klare
wijn schenken over de toekomst van de derogatie? Wanneer gaat zij helderheid geven
aan Nederland en aan de boerensector over waar zij op kunnen rekenen? Want als we
te lang wachten, wordt het tijdvenster om te rekenen met wel of niet verdergaan met
de derogatie te krap, te kort. Hoe anticipeert de Minister op het feit dat door het
vervallen van de derogatie en het opkoopbeleid grasland deels wordt omgezet in bouwland,
waardoor de emissies uit bouwland naar verwachting weer toenemen, zowel naar de lucht
als naar het water, en natuurgebieden te maken krijgen met andere uitdagingen, zoals
de waterkwaliteit? Ziet de Minister deze gevolgen onder ogen? Hoe gaat zij hiermee
om? Ik denk dat helderheid over de derogatie, over de kansloosheid of kansrijkheid
daarvan, snel moet worden gegeven.
De overschakeling van middel- naar doelsturing biedt kansen om weer voortgang te boeken
op het gebied van klimaat. In tegenstelling tot mijn buurvrouw denk ik dat doelsturing
heel belangrijk is. Nadat boeren en hun vakmanschap jarenlang niet zijn beloond of
geprikkeld, maak je het nu namelijk gewoon weer interessant om dieren voer aan te
bieden met iets minder eiwit. Je maakt het ook weer interessant om sensoren op je
drainagepijpjes te monteren. Nu heb je die wel als vooruitstrevende boer, maar je
wordt toch afgestraft met dezelfde bufferstrook. Ik denk dus dat doelsturing bij uitstek
het ondernemerschap prikkelt en daadwerkelijk kan bijdragen aan milieuresultaten,
of je nou gelooft in klimaatverandering of niet.
De voorzitter:
Wilt u komen tot een afronding, meneer Grinwis?
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Dat is mijn slotbetoog, en eigenlijk ook een verkapte interruptie. Hier laat ik het
dan bij, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Het was een lange eerste termijn. Er zijn een heleboel vragen gesteld.
Beide Ministers hebben mij gevraagd om te schorsen tot 16.45 uur. Dan kunnen ze goed
nadenken over hun antwoorden. Dan gaan we verder. Ik schors de bijeenkomst.
De vergadering wordt van 16.05 uur tot 16.46 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik heropen de vergadering. Omwille van de tijd wil ik graag snel beginnen. We moeten
om 18.15 uur gereed zijn. Ik heb begrepen dat er ook mensen zijn die vanavond nog
andere verplichtingen hebben. Minister Hermans heeft mij verzocht of zij mocht beginnen
met de beantwoording van de vragen. Met uw goedvinden gaan we dat zo doen. Ik wil
de Ministers graag vragen of zij hun onderwerpen in blokjes willen verdelen, zoals
gebruikelijk is. Mevrouw Podt, heeft u een punt van orde?
Mevrouw Podt (D66):
Ja, voorzitter. Ik weet natuurlijk niet hoe prangend de agenda van Minister Hermans
is, maar ik zou eigenlijk de voorkeur hebben om het andersom te doen. Dat geeft ons
namelijk de mogelijkheid om eerst het een en ander te horen van de Minister van Landbouw.
Dan kunnen we daarna eventueel nog eventjes doorvragen bij de Minister van Groene
Groei. Als ik de enige ben die dat vindt, dan leg ik me er graag bij neer, maar in
mijn hoofd is dit een logische volgorde.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Kijk, de bewindspersonen, de Ministers, zijn hier te gast. Die hebben ook andere verplichtingen
– die hebben wij allemaal – waar ze gewoon de tijd voor moeten nemen. Ik vind het
dus prima als Minister Hermans begint en de Minister van LVVN daarna spreekt.
De voorzitter:
Dank u wel. Meneer Van Campen, wilt u daar nog iets over zeggen?
De heer Van Campen (VVD):
Het kabinet spreekt met één mond, dus volgens mij is het prima als mevrouw Hermans
begint en de Minister van Landbouw daarna vervolgt.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Dat bewindspersonen andere verplichtingen hebben, is geen reden. Hier verantwoording
afleggen aan de Kamer hoort voor de bewindspersonen op nummer één te staan. Ze zijn
niet voor niets beiden uitgenodigd. Ik zou heel graag beide bewindspersonen hier willen
houden, zodat we inderdaad goed kunnen doorvragen. De volgorde maakt mij niet uit,
maar ik zou niet willen zien dat een van de twee eerder weggaat.
De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw Bromet?
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Ik wil het voorstel van D66 steunen om eerst de Minister van Landbouw te horen. Dit
debat staat ingepland tot 18.15 uur, dus we hebben nog anderhalf uur. Ik wil dus graag
dat beide Ministers aanwezig zijn.
Minister Hermans:
Voorzitter, ik heb er geen enkel bezwaar tegen om hier te blijven tot 18.15 uur. Soms
denk je: ach, als we het zo kunnen doen met elkaar, dan zou het mij helpen. Maar ik
ben er helemaal niet op uit om te vertrekken omdat ik geen interesse heb voor de rest
van het debat of wat dan ook. Ik vind het prima om de volgorde om te draaien en gewoon
te blijven zitten. Dan beantwoord ik daarna de vragen.
De voorzitter:
Dan gaan we dat zo doen. Het verzoek aan de bewindslieden is om een korte inleiding
te houden en daarna de vragen te beantwoorden. Met dit verzoek geef ik het woord aan
Minister Wiersma.
Minister Wiersma:
Dank, voorzitter. Ik voel de tijdsdruk en zal daar rekening mee houden. Ik ga de vragen
beantwoorden in drie blokjes. Ik begin met voedselzekerheid en voedselstrategie, vervolgens
heb ik een blokje klimaat en landbouw en dan heb ik een blokje overig. Om tijd te
besparen zal ik afzien van een inleiding en direct overgaan naar de vragen, ook al
sta ik bekend om mijn lange inleidingen.
Ik begin met een vraag van de heer Holman van NSC over voedselzekerheid. Wat moeten
we ons daarbij voorstellen? Hij vroeg of ik duidelijk kan maken hoe we daarnaar moeten
kijken. De FAO heeft natuurlijk een definitie van voedselzekerheid vastgesteld. Die
stelt dat er voedselzekerheid is als alle mensen altijd fysieke en economische toegang
hebben tot voldoende veilig en voedzaam voedsel. Het belang van voedselzekerheid is
de afgelopen jaren benadrukt. Ook de geopolitieke ontwikkelingen zetten het belang
daarvan in toenemende mate in het licht. Conform het regeerprogramma werk ik op dit
moment aan een nationale voedselstrategie. Daarin zal ik nader en uitgebreid ingaan
op de voedselzekerheid, op de manier waarop we dit binnen Nederland en ook in Europees
verband – daar werd zojuist ook aan gerefereerd – nazien.
Het lid Holman had nog een vraag. Hij vroeg hoe we de supermarkten kunnen bewegen
om hun verantwoordelijkheid te pakken om gezond en veilig voedsel te verkopen. Dit
behoort primair tot de portefeuille van de Staatssecretaris Jeugd, Preventie en Sport,
want die is verantwoordelijk voor het beleid ten aanzien van gezond en veilig voedsel.
Het beleid van LVVN, dus mijn portefeuille, is primair ook gericht op voedselzekerheid,
waarbij natuurlijk ook aandacht is voor al die maatschappelijke opgaves waar de landbouw
voor staat. Uiteraard vind ik ook dat supermarkten een verantwoordelijkheid hebben
om de positie van die primaire producenten te versterken. Ik vraag de supermarkten
dus om meer transparantie. Daarin faciliteer ik ze ook met het dashboard dat op mijn
ministerie ontwikkeld is. Daarop worden de individuele duurzaamheidsinspanningen van
supermarkten weergegeven. Nogmaals, in 2025 komt het kabinet met een nationale voedselstrategie.
Daarin is ook een rol beschreven voor de nationale ketenpartijen, waaronder supermarkten.
De heer Flach had een vraag over voedselverspilling. Hij vroeg of ik ook in wil zetten
op de aanpassing van Europese regels om onnodige handelsnormen en dergelijke, en de
THT-data te schrappen. In navolging van mijn vorige antwoord onderschrijf ik de ambitie
om de voedselverspilling in 2030 te hebben gehalveerd ten opzichte van 2015. Ik span
mij uiteraard in voor het schrappen van onnodige en overbodige – soms is het echter
ook noodzakelijk – THT-data, ook in Europees verband. Daarin trek ik samen met VWS
op. Ik kan de heer Flach toezeggen dat voedselverspilling ... Ik hoorde iemand ook
2 miljard kilogram voedsel per jaar noemen – ik weet niet of dat de heer Flach was.
Ook in het licht van voedselzekerheid, de toegang tot voedsel en de wetenschap dat
dit verspild wordt terwijl er ook in Nederland nog steeds gezinnen zijn die geen toegang
hebben tot voedsel, vind ik dat echt een speerpunt voor dit kabinet en voor mij persoonlijk,
want het is echt zonde dat er toch nog zo veel verloren gaat als je ziet hoeveel moeite
en inspanning het kost om voedsel te produceren. Dat heeft ook met allerlei regels
te maken. Een deel van die voedselverspilling komt bijvoorbeeld ook van restaurants
waar afval voortvloeit uit voedsel dat mensen niet consumeren. Daar zijn ook strenge
regels aan verbonden. Dat heeft bijvoorbeeld ook te maken met complexe reststromen.
Die kun je niet zomaar weer ergens inzetten. Maar goed, het heeft mijn aandacht. Ik
vind het echt een belangrijk onderwerp.
De heer Grinwis had daar ook een vraag over. Hij vroeg of we de voedselverspilling
verder aan willen pakken. Ik heb volgens mij al aangegeven dat het een belangrijk
speerpunt is. De verspilling van voedsel ondermijnt in de eerste plaats de voedselzekerheid.
Ik ben in de recente Kamerbrief van 18 februari al ingegaan op een aantal activiteiten.
Onze inzet is ook om consumenten en professionals hierover te informeren. Dat gaat
ook via het Voedingscentrum. Er is een ketenbrede samenwerking om voedselverspilling
in de hele keten tegen te gaan. Dat gaat via de stichting Samen Tegen Voedselverspilling.
Recent heb ik daar ook een werkbezoek aan gebracht. Ook de supermarkten zijn echt
heel actief bezig om daar strenge targets in te halen en goede stappen in te zetten.
Er is nog steeds werk aan de winkel en daar spannen we ons ten volle voor in.
Mevrouw Bromet had een vraag over ... O, deze vraag gaat niet per se over voedselzekerheid,
maar is wel in dit stapeltje terechtgekomen. Ik kan deze vraag wel even beantwoorden,
omdat deze in zekere zin de voedselzekerheid wel raakt. De vraag ging over het integraal
aanpakken van alle doelen, inclusief het verdienmodel van de boer. Worden deze doelen
ook betrokken bij de ministeriële commissie? Hier in uw Kamer hebben we het er met
grote regelmaat over dat de Nederlandse landbouw stappen heeft te zetten, ook om de
sector toekomstbestendig te maken. In de ministeriële commissie staat vooral stikstof
natuurlijk centraal. Maar we kijken natuurlijk ook naar de afwenteling op en de koppelkansen
met andere doelen. Onze aanpak moet natuurlijk integraal zijn. Je wil niet achteruitboeren,
zoals ik dat maar even noem. Uiteindelijk is het ook van belang dat we onze voedselzekerheid
en de voedselproductie veiligstellen. Dat vereist een gezonde landbouwsector, waarin
die gezinsbedrijven een goed inkomen kunnen verdienen. Iets wat mij betreft uit het
hoofdlijnenakkoord voortvloeit en waar ik echt nu volop mee bezig ben, wat voor 2030,
maar ook daarna van groot belang is, is de doelsturing. Daar zal straks ook nog wel
iets over gezegd worden. Doelsturing is echt een systeem voor de lange termijn, waarmee
ik echt hoop een langetermijnperspectief voor de landbouw te kunnen geven.
De heer Van Campen had ook een vraag over dit onderwerp. Die ging onder andere over
de innovatie. Hij zei dat in Nederland veel innovatie en kennis ontstaat, zeker waar
het gaat om landbouw en voedselproductie, en vroeg hoe het kabinet hierover denkt.
In Europees verband heeft de Europese Commissie net haar visie op landbouw en voedsel
gepubliceerd. Ik zie dat daarin ook echt aandacht is voor kennis, innovatie en voedselzekerheid.
Binnenkort kunt u ons BNC-fiche daarop verwachten. Die zal ik met uw Kamer delen.
Wat ik kan vaststellen, is dat innovatie zeker heel belangrijk is voor Nederland en
voor de EU als geheel. Dus daarin trekken we samen op. Ik ga deze maand nog met de
Eurocommissaris op werkbezoek. Daarbij zal innovatie een onderdeel van het gesprek
zijn. Ik denk dat er wel consensus over is dat het van belang is en dat we daar in
Nederland absoluut koploper in moeten blijven.
Dit was mijn eerste kopje, voorzitter.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Minister Wiersma:
Oké.
De voorzitter:
Ik hoor wat geroezemoes, maar er zijn geen interrupties. U heeft vier interrupties
per fractie.
Mevrouw Podt (D66):
Voorzitter, ik heb meer even een vraag. De Minister ging in op het dashboard voor
supermarkten. Ik had daar specifiek een vraag over gesteld, maar ik weet dus niet
zeker of die in dit blokje terugkomt of ergens anders.
Minister Wiersma:
Ik verwacht in het kopje overig.
De voorzitter:
Dan gaan we daar maar van uit. Mevrouw Van der Plas.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ja, ik heb toch een vraag. Als je in Ierland boodschappen koopt en je rekent die af
bij de kassa, zie je op de kassabon welke producten uit Ierland komen. Daar staat
«IRL» achter. De consument krijgt dus eigenlijk meteen te zien of die lokaal heeft
gekocht. Ik vind dat echt een supergoed idee. Ik heb dat hier al eens eerder aan de
orde gebracht. Zou de Minister of zouden de Ministers misschien bereid zijn om met
supermarkten in overleg te treden over of zo'n systeem misschien ook in Nederland
kan? Want lokaal kopen, direct uit Nederland, heeft natuurlijk een veel minder grote
voetafdruk dan producten van buitenaf. Zo kunnen we de consument ook bewust maken.
Minister Wiersma:
Ik weet dat hier in het verleden wel initiatieven voor geweest zijn, bijvoorbeeld
met Nederlandse vlaggetjes op de producten. Ik kan zo niet zeggen wat de stand van
zaken daarvan is, maar natuurlijk ben ik bereid om dat eens mee te nemen en te kijken
of daar stappen in gezet kunnen worden. Ik vind het in de basis een goed initiatief
en ik denk dat bewustwording, ook over welke producten inderdaad lokaal geproduceerd
zijn, kan helpen voor de consument om daar een duidelijke afweging in te maken. Dus
ik ben daar zeer toe bereid.
De voorzitter:
Dank u wel. Vervolgt u uw betoog.
Minister Wiersma:
Yes. Dan kom ik uit bij het tweede kopje. Ik begin wederom met een vraag van de heer
Flach. Die gaat over het veenweidegebied en de flexibiliteit voor veehouders. De vraag
ging primair over dat er in veenweidegebied veehouders bereid zijn om afstand te doen
van hun vee. De vraag, zoals die hier opgeschreven staat, ging erover dat dat door
ruimtelijkeordeningsregels gelijk einde oefening betekent voor de veehouder. Kan ik
hier meer flexibiliteit in tonen, was de vraag. Uiteindelijk is vrijwilligheid bij
veehouders het uitgangspunt van mijn aanpak en dat geldt ook voor de veenweideproblematiek.
De aanpak daar is natuurlijk meerledig. We hebben het verhogen van de waterpeilen.
Ik ben op dit moment aan het onderzoeken hoe bijvoorbeeld de ANLb-middelen daar met
langjarige pakketten ondersteunend in zouden kunnen zijn. Uiteindelijk moet de melkveehouderij
toekomstperspectief hebben in veenweidegebied. Het is veenweidegebied; «weide» staat
er niet voor niets. Het is ook echt een belangrijk gebied, waar onze nationale trots,
de grutto, graag zijn plek vindt. Het is ons er alles aan gelegen om daar toekomstperspectief
voor de melkveehouderij te bieden. Ik denk dat de heer Flach bedoelt dat er latente
ruimte kan ontstaan op het moment dat je vrijwillig vee wegdoet. Dat is iets wat we
echt mee moeten nemen in de totstandkoming van vervolgbeleid. Het is wel een goed
signaal. Daar zal ik absoluut ook aandacht aan geven. Uiteindelijk zijn de provincies
en de waterschappen ook samen met de veehouders in gebiedsprocessen aan het kijken
wat er mogelijk is in de veenweidegebieden. Maatwerk en flexibiliteit zijn daarbij
altijd, ook voor mijn departement en voor mij persoonlijk, belangrijke uitgangspunten.
De voorzitter:
Er is een interruptie van mevrouw Bromet.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Ik heb een vraag naar aanleiding van de latente ruimte die de Minister noemt, die
ontstaat als boeren vee wegdoen in bepaalde gebieden. Ik lees dat Gelderland nu zones
gaat instellen rond Natura 2000-gebieden, waarin boeren niet-gebruikte vergunningen
in moeten gaan leveren. Ik denk dat het onontkoombaar is. Ik wil niet de boodschapper
van het slechte nieuws zijn; het is de BBB-gedeputeerde die dat nu voorstelt. Maar
hoe kijkt de Minister nou zelf naar wanneer er latente ruimte is, wetende dat er een
moment kan komen dat die ingenomen wordt?
Minister Wiersma:
In algemene zin werkt het vaak anticiperend gedrag in de hand als er ergens latente
ruimte is, op welk recht of welke vergunning die ook berust, en er gedreigd wordt
die in te nemen. Dat betekent dat boeren geneigd zijn om dan de latente ruimte op
te vullen, in de angst die kwijt te rijken. Ik heb het plan van deze specifieke provincie
gezien. Ik neem er nota van. Over de inzet van het kabinet voor het stikstofbeleid
hebben we op dit moment een discussie via vier sporen in de ministeriële commissie.
Wij zullen uiteraard alle signalen en ideeën daarin meenemen en afwegen. Over een
aantal weken komen we met een eerste uitwerking daarvan.
De voorzitter:
Mevrouw Bromet heeft daar nog een vraag over.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Dus stel, je bent een van die 500 tot 700 boeren in Gelderland en je leest op RTL
dat er een zone komt rond Natura 2000-gebieden. Je zit in die zone en weet dat je
niet-gebruikte vergunning ingenomen gaat worden, want dat lezen we op RTL. De Minister
zegt: dat leidt meestal tot het invullen van die ruimte. Dus wat kunnen we nu verwachten?
Gaan die 500 tot 700 boeren in Gelderland nu op voorspraak van de Minister van Landbouw
hun stallen vol zetten?
Minister Wiersma:
Nee, dat is niet op voorspraak van mij. U vraagt mij waar dit in het algemeen toe
leidt; dit is een van de mogelijkheden. Desalniettemin hangt het van vele factoren
af of dat überhaupt kan. Ik zie daar dus ook nog wel wat haken en ogen aan zitten.
We zullen monitoren wat daar gebeurt. De provincie is in dit geval bevoegd gezag en
kan dit soort plannen maken en uitvoeren. Ik heb er nota van genomen. We zijn zelf
met het kabinet natuurlijk breed bezig in de ministeriële commissie om tot invulling
te komen voor het landelijke beleid.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog.
Minister Wiersma:
De heer Flach had een vraag over Netwerk Praktijkbedrijven en over het voerspoor.
Hij gaf aan dat de deelnemers van Netwerk Praktijkbedrijven de inspanningen nog niet
hebben kunnen benutten. Zo lees ik de vraag. De heer Flach wilde graag weten wat ik
tegen deze boeren zou willen zeggen. Ik begin maar even met: we hebben altijd kennisontwikkeling
nodig. Netwerk Praktijkbedrijven vind ik echt zo'n mooi netwerk, waarin heel veel
kennis is opgedaan, met name over wat er op stalniveau mogelijk is met voer- en managementmaatregelen.
Ik moet eerlijk bekennen dat ik zelf ook best wel vaak aan Netwerk Praktijkbedrijven
refereer. Ik heb daar in het verleden ook regelmatig contact over gehad met de onderzoekers
van WUR, ook in het kader van realtime monitoren met sensoren in stallen en dergelijke.
Ik zou dus tegen deze boeren willen zeggen dat hun werk van groot belang is, namelijk
het pionieren in het systeem van doelsturing zoals ik dat straks voor me zie. Daarvoor
is de kennis die in dit netwerk is opgedaan echt van cruciaal belang. Ik zou dus willen
zeggen: dank daarvoor. Ik hoop oprecht dat we op de korte termijn met beleid kunnen
komen waarin de borging van dit soort maatregelen plaatsvindt, zodat uiteindelijk,
als we toegaan naar een systeem van doelsturing, deze maatregelen wel degelijk iets
op gaan leveren voor de individuele ondernemer. Daarvoor hebben we die kennis echt
heel erg nodig.
Het lid Flach had ook een vraag over een proefproject over het aanbrengen van een
kleilaag op zandgrond en hoe ik dit, overigens met mijn collega, op zou willen pakken.
Ik ben uiteraard op de hoogte van deze proef. Overigens is niet alleen een kleilaag
aanbrengen op zandgrond effectief. Het kan ook op veenweidegebieden helpen om CO2-emissie te reduceren. Deze proef is op beperkte schaal uitgevoerd. Het is op dit
moment nog te vroeg om in te schatten wat op grote schaal de totale effecten zouden
kunnen zijn. Maar als dat verder doorgerekend is, kunnen we kijken hoe we dit op kunnen
pakken. Daarbij moet wel de kanttekening geplaatst worden dat er uiteraard ook wel
klei voor beschikbaar moet zijn, maar dat is een ander aspect.
De heer Flach wilde ook graag weten hoe we de knelpunten gaan aanpakken die in samenwerkingsinitiatieven
plaatsvinden omdat die vaak over de grenzen gaan. Ik ben natuurlijk groot voorstander
van samenwerkingsinitiatieven. Dat kan zowel tussen veehouders als akkerbouwers als
regio's zijn. We ondersteunen dat ook. Er is bijvoorbeeld de SABE-regeling, waarin
boeren kunnen experimenteren. Die is echt van groot belang, ook in het kader van kennis
opdoen, het bieden van inspiratie en bedrijven verder ontwikkelen. Op dit moment is
het natuurlijk zo dat op het moment dat wij een regeling evalueren, wij daar de knelpunten
in meenemen en kijken hoe we dat beter kunnen doen. Als de heer Flach dus echt concrete
punten heeft, dan zou ik zeggen: deel die met mij en mijn ministerie en dan gaan we
daar serieus naar kijken. Ik denk namelijk dat we, zeker in samenwerkingsverband,
de knelpunten echt moeten adresseren en waar mogelijk wegnemen.
Mevrouw Bromet had een vraag over het aanvullende pakket dat nu wordt voorbereid om
de klimaatdoelen te halen. In de landbouw wordt op dit moment met name een reductie
verwacht door de beëindigingsregelingen. Daarbij hebben we natuurlijk vanuit het hoofdlijnenakkoord
– dat is hier net ook voorbijgekomen – de afspraak gemaakt dat we toe gaan werken
naar een bedrijfsspecifieke emissiesturing. Daar zetten we op in via doelsturing en
innovatie. Daar komt nog een vrijwillige beëindigingsregeling bij. Dat is een brede
beëindigingsregeling. In het kader van landgebruik zijn we op dit moment ook aan het
kijken naar extra maatregelen en mogelijkheden om de landbeheerders te ondersteunen.
Ik noemde zojuist ook al dat waar het bijvoorbeeld specifiek gaat om veenweiden, ik
aan het onderzoeken ben hoe we eventueel ANLb-pakketten, ANLb-middelen, daarvoor in
kunnen zetten zodat je daar ook langjarige pakketten voor aan kunt bieden. Er zijn
dus verschillende sporen waarop aan die doelen gewerkt wordt.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Dat zijn maatregelen die we kennen en die tot op heden niet hebben geleid tot doelbereik.
Hoe weet de Minister dat de doelen nu bereikt worden? We hebben een Klimaatwet, dus
we moeten ons er gewoon aan houden. Dat hebben we afgesproken. Gaat de Minister door
laten rekenen of haar plannen voor doelbereik zorgen, weet ze dat al of is er nog
iets extra nodig?
Minister Wiersma:
In algemene zin rekenen we natuurlijk alles door als er echt uitgewerkte, concrete
maatregelen liggen. Op dit moment is doelsturing nog volop in ontwikkeling. Wij hebben
bedrijfsspecifieke en haalbare emissiedoelen afgesproken. Daar wordt nu aan gewerkt.
Wat betreft de beëindigingsregelingen: die lopen nu; die zijn nu volop in uitvoering.
Daarom kunnen we de definitieve effecten daarvan pas echt doorrekenen op het moment
dat die zijn uitgevoerd. We houden natuurlijk voortdurend de vinger aan de pols. Er
worden voortdurend maatregelen doorgerekend. Natuurlijk kijken we ook naar wat er
straks in de ministeriële commissie gebeurt op het gebied van stikstof. Daarin zit
ook een afwenteling, in positieve zin, op klimaatdoelen. Die zullen we ook door laten
rekenen. Maar het is niet één pakket: het zijn heel veel verschillende sporen. Daar
ben ik volop mee bezig.
De voorzitter:
Een laatste interruptie van mevrouw Bromet.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
We horen altijd dat de Minister volop bezig is, maar het klinkt voor mij nog niet
als iets wat we gaan halen, zeker als het Planbureau voor de Leefomgeving zegt dat
er maar een kans van 5% is dat de doelen rond landbouw gehaald gaan worden. Er zal
dus echt wel iets extra bij moeten. Ik hoor graag van de Minister wat dat is. Ik zou
ook graag van haar willen horen wat nou het plan is voor ná 2030. Er ligt namelijk
geen enkel plan voor na 2030. Maar een boer kijkt wat betreft zijn bedrijf naar de
periode van een generatie, van twintig jaar. Het is nu 2025. Dan moet je toch wel
weten wat er tot 2035 aan de hand is. Ik kan me voorstellen dat boeren zeggen: ik
heb geen idee, want er is geen enkel doel of plan, en er ligt geen enkele maatregel.
Minister Wiersma:
Nou ja, zoals ik zojuist al aangaf – en daar blijf ik ook bij – is doelsturing niet
iets wat alleen tot 2030 geldt; die geldt daarna ook nog. Volgens mij maakte mevrouw
Vedder in haar bijdrage de hele terechte opmerking dat je nooit tot nul kunt reduceren
als je te maken hebt met biologische processen. Dat is gewoon onmogelijk. In de voedselketen
zullen er altijd emissies optreden. Sterker nog: we rekenen ze niet mee, maar ook
de mensen in Nederland produceren dagelijks echt een aanzienlijk aandeel methaan.
Als er sprake is van voederconversie en omzetting van nutriënten, is dat altijd het
geval. Alles wat met biologische processen te maken heeft, kan dus nooit naar nul
gaan. Maar daar staat tegenover dat er echt nog wel kansen liggen in de landbouw wat
betreft negatieve emissies. Daar zetten we natuurlijk vol op in.
Dan hebben we deze vraag inmiddels ook gehad.
Mevrouw Vedder had ook een vraag over de maatregelen wat betreft methaan. In zekere
zin heb ik die net ook beantwoord. Dat is doelsturing. We houden die doelen natuurlijk
scherp in de gaten. Mevrouw Vedder weet ook dat er bijvoorbeeld mogelijkheden zijn
op het gebied van voeradditieven. Maar uiteindelijk is het zo dat een koe methaan
boert. Dat zul je nooit tot nul kunnen reduceren; dat is zo. We kijken natuurlijk
scherp naar wat de beëindigingsregelingen voor effect hebben op de totale reductie
van methaan. Dat houden we scherp in de gaten.
Mevrouw Bromet had ook een vraag over de omvang van de veestapel. Ze vroeg of ik met
een berekening wilde komen als het gaat om de passende veestapel in relatie tot de
klimaatdoelen. Ik vind het een-op-een vertalen van de klimaatopgave naar een omvang
van de veestapel echt te simpel. Er zijn meerdere mogelijkheden om aan emissiereductie
te werken. Denk onder andere aan innovatie en stal- en managementmaatregelen; er is
best veel mogelijk. Mijn inzet is gericht op bedrijfsspecifieke emissiedoelen én innovatie.
Dat is ook conform de afspraak die we in het hoofdlijnenakkoord hebben gemaakt; er
is ook een brede beëindigingsregeling voor boeren die geen perspectief zien voor hun
bedrijf en hun bedrijf graag op een nette manier zouden willen beëindigen. Daar ondersteunen
we ze bij.
De vervolgvraag hierop is hoe ik ga aansturen op een verkleining van de veestapel.
Krimp, en gedwongen krimp, is conform het hoofdlijnenakkoord geen doel op zich van
dit kabinet. Bedrijven die zouden willen stoppen, worden daarbij geholpen; daar is
een beëindigingsregeling voor. Die is nu ook volop in uitvoering. Dat heeft als neveneffect
dat er minder vee komt, maar dat is niet het uitgangspunt van de regelingen.
Mevrouw Bromet had ook een vraag over het verhogen van de waterpeilen in de veenweidegebieden.
O, die vraag heb ik net ook beantwoord. Ik zet er ook op in om dat aan te laten sluiten
op agrarisch natuurbeheer en daar langjarige beheerpakketten voor af te geven. Dat
loopt nu nog. Dat is een discussie die nog uitgekristalliseerd moet worden. Maar dat
zijn wel mijn inzet en onderzoek.
Mevrouw Bromet had ook een vraag over meer middelen voor de sector om de verduurzaming
mogelijk te maken. Op dit moment ben ik natuurlijk volop bezig met de opgave voor
de landbouw en het hoofdlijnenakkoord. Ik kijk daarbij naar de middelen die ik daarvoor
beschikbaar heb gekregen vanuit de financiële tabel. In het kader van de voorjaarsbesluitvorming
gaan we natuurlijk ook in gesprek over al deze zaken. Wat betreft de besteding en
de benodigde middelen moet u het proces van de voorjaarsbesluitvorming en de ministeriële
commissie even afwachten.
Het lid Kostić van de Partij voor de Dieren had een vraag over het inzetten op meer
plantaardige eiwitten. De vraag was hoe we ervoor gaan zorgen dat we gaan naar het
advies van de Gezondheidsraad, de GR. In primaire zin is dit een verantwoordelijkheid
van LVVN en VWS, dus ik neem deze vraag even over. De stand van zaken in het kader
van de eiwitontwikkelingen wordt jaarlijks gedeeld via de Eiwitmonitor. Die komt voor
deze zomer weer uit. Ik vind het belangrijk dat we ten aanzien van dit onderwerp uitgaan
van feitelijke en wetenschappelijke informatie. Daarbij stel ik voorop dat eiwitten
echt een essentieel onderdeel uitmaken van ons voedselpatroon, voor onze gezondheid.
Dat kan uit zowel dierlijk als plantaardig materiaal gehaald worden. In Nederland
krijgen we in principe gemiddeld voldoende eiwitten binnen. Sterker nog, over het
algemeen en in algemene zin consumeren Nederlanders te veel daarvan. Ik ben er in
algemene zin voorstander van – dat is niet alleen zo met voedsel, maar ook op heel
veel andere gebieden – om te consuminderen, in het kader van gezondheid. Ik ben ook
voorstander van eten in de lijn van de Schijf van Vijf en gevarieerd eten. Dat lijkt
mij van groot belang. Denk ook aan weinig voedselverspilling. Op dat gebied valt echt
heel veel te halen. Het is in algemene zin ook belangrijk dat er voldoende nutriënten
beschikbaar zijn voor gezonde voedselpatronen. Daar maken zowel plantaardige als dierlijke
eiwitten onderdeel van uit.
De voorzitter:
U heeft een interruptie van mevrouw Podt.
Mevrouw Podt (D66):
Ik ben even benieuwd naar het volgende. De Minister zegt dat ze zich wil baseren op
feitelijke en wetenschappelijke informatie. Dat hoeft ze natuurlijk bijna niet te
zeggen, mag ik hopen, want dat lijkt mij evident. Ik mag hopen dat de Gezondheidsraad
zich daar ook op baseert. De Gezondheidsraad heeft ook gezegd dat het misschien wel
verstandig is om de Schijf van Vijf eens aan te passen, omdat de informatie daarin
misschien niet meer helemaal up-to-date is. De Minister zegt: ik wil mij graag baseren
op de Schijf van Vijf om ervoor te zorgen dat mensen gezond blijven eten. Bedoelt
ze dan de huidige Schijf van Vijf? Of wil ze toewerken naar de Schijf van Vijf die
de Gezondheidsraad voorstaat?
Minister Wiersma:
Ik hou me vooralsnog bij de huidige stand van zaken. Ik zie de Schijf van Vijf oprecht
als gevarieerd. Denk aan alle producten die daarin staan. Daarbij is geen sprake van
een eenzijdig voedselpatroon. Wat mij betreft bestaat gezond voedsel uit zowel plantaardige
als dierlijke producten. Ik ben er groot voorstander van dat in een gevarieerd patroon
geconsumeerd wordt.
Mevrouw Podt (D66):
Met alle respect voor de Minister, maar dat was geen antwoord op mijn vraag. Volgens
mij staat iedereen een gezond en gedifferentieerd voedselpatroon voor; daar hebben
we net ook eindeloze debatjes over gehad. Maar het gaat er natuurlijk om dat de Gezondheidsraad
heeft gezegd, net als de Minister natuurlijk net in zijn algemeenheid zei dat het
misschien goed is om iets te minderen: we gaan niemand iets voorschrijven, maar als
we advies geven aan de Nederlandse samenleving, zou het wel goed zijn om tegen mensen
te zeggen «je zou eens kunnen overwegen om misschien iets minder vlees en zuivel te
eten, want dat is wel beter, voor je gezondheid en voor het klimaat». Dus nogmaals,
we gaan niemand iets verbieden; dat is niet wat iemand hier heeft gezegd. Maar als
je het advies van de Gezondheidsraad zou volgen, is dat wat het is. Dat is dus het
wetenschappelijke advies op dat moment. Kan de Minister dus nog een poging doen om
mijn vraag te beantwoorden?
Minister Wiersma:
Ik ben persoonlijk van mening dat consuminderen in algemene zin van belang is. Als
we kijken naar de gezondheid van mensen in Nederland, zien we dat er veel mensen met
overgewicht zijn, namelijk 50% van de volwassenen. We zien ook een schrikbarende toename
van overgewicht onder kinderen. Dat vind ik echt een punt van zorg. Consuminderen
en gewoon niet overconsumeren zijn daarbij van groot belang. In algemene zin denk
ik dat we bijvoorbeeld ook minder bewerkte producten moeten eten en meer producten
moeten eten die direct van het boerenerf komen. Of dat plantaardig of dierlijk is;
ik ben niet van de betutteling. Ik zou zeggen: meer bewegen, minder consumeren, maar
vooral meer bewegen en gezond eten.
Mevrouw Podt (D66):
Voorzitter, even een punt van orde. Ik denk dat u met mij kunt vaststellen dat de
Minister gewoon geen antwoord geeft op mijn vraag. Ze mag er ook anders over denken.
Dat vind ik helemaal niet erg. Maar mijn vraag ging over de Schijf van Vijf en niet
over betutteling. De Gezondheidsraad zegt: je zou de Schijf van Vijf moeten aanpassen.
Ik heb net ook uitgelegd waarom dat belangrijk is. Dan kan de Minister aangeven of
zij dat ook vindt of niet. Als zij zegt dat ze zich baseert op feitelijke, wetenschappelijke
informatie, dan moet ze dat ook doen. Ik hoop dat u, voorzitter, ook even aan de Minister
wil vragen of ze gewoon antwoord wil geven op de vraag.
De voorzitter:
De Minister gaat over haar eigen antwoord en ze heeft ook een antwoord geven. Over
de Schijf van Vijf zei ze dat ze bij de huidige Schijf van Vijf zou blijven. Het woord
is aan de Minister.
Minister Wiersma:
Ik volg de voorzitter op dat punt. Ik ga over mijn eigen antwoorden en ik ben er volgens
mij duidelijk over geweest.
Het lid Kostić had een vraag over de ketenaanpak. Zij vroeg hoe we de keten gaan laten
bijdragen aan de klimaatdoelen. Ik zie absoluut het belang van een bijdrage van de
markt- en ketenpartijen. Op dit moment vinden daar ook verschillende gesprekken over
plaats met de ketenpartijen. Die gaan met name over het maken van bovenwettelijke
afspraken waarbij goed moet worden gekeken naar wie welke verantwoordelijkheid heeft
binnen dat systeem. Het is van belang dat dit onderdeel vormt van een ketenaanpak
waarin al die schakels op een passende manier bij gaan dragen. De basis daarvan zit
in een grotere afzet en daardoor ook een meerprijs voor bovenwettelijke inspanningen.
Vanuit de keten zelf zijn er al verschillende initiatieven die daaraan bijdragen.
Uiteraard ondersteun ik die en vind ik het ook relevant dat we die samen verder kunnen
brengen, versnellen of versterken. Er lopen voortdurend gesprekken met de keten over
hoe zij dat goed kunnen doen.
Het lid Podt had nog een vraag over de doelsturing. Zij vroeg of we het doelbereik
mee kunnen nemen in de berekening van de KEV. Het PBL kan het beleid natuurlijk meerekenen
op het moment dat het voldoende concreet is uitgewerkt. Voor zowel de doelsturing
als het ANLb geldt dat dat op dit moment wordt uitgewerkt. Zodra dat gereed is, zal
het PBL dat ook meenemen, ook in de KEV. Zodra dat concreet genoeg is, neemt het dat
mee.
De heer Van Campen had een vraag over de verzilting in de kustgebieden, waar hij eerder
een motie over ingediend heeft. Hij vroeg hoe het daarmee staat. Op dit moment richt
ik me op de beschikbaarheid van zoetwater voor de landbouw aan de kust. Ik start in
de Zuidwestelijke Delta en vervolgens gaan we gefaseerd verder. Dit is natuurlijk
met name in het groeiseizoen een groot probleem, omdat er dan door droogte juist in
die gebieden zoetwatertekorten zijn. Er gebeurt op dit moment ook al heel veel in
pilots en experimenten om daarop in te spelen. Die vragen uiteindelijk om opschaling,
zodat we meer akkerbouwers kunnen bereiken en helpen. Daarom hebben we ook aan de
provincie Zeeland voorgesteld om dit in samenwerking met de regionale partijen verder
uit te werken. Daar zit dus echt energie op. Er wordt uitvoering aan gegeven. Het
is belangrijk.
Het lid Kostić had ook een vraag over het rapport over de klimaat- en biodiversiteitscrisis
en of we daar op korte termijn op kunnen reageren.
De voorzitter:
Een interruptie van het lid Kostić.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Een beetje een punt van orde. Ik heb heel veel tijd hieraan besteed en ik heb zorgvuldig
gekozen aan welke Minister ik die vraag wil stellen. Dit rapport is bijvoorbeeld echt
relevant voor de Minister van Klimaat. Hetzelfde geldt eigenlijk voor die vraag over
die fiftyfiftyverdeling van plantaardige en dierlijke eiwitten, die net half beantwoord
leek te worden door de Minister van Landbouw. Maar ik wil het toch echt horen van
de Minister van Klimaat. Ik heb drie vragen gesteld aan Minister Wiersma. Die wil
ik gewoon heel concreet beantwoord hebben en dat is nog niet gebeurd. Misschien kunnen
we tijd besparen door die drie vragen beantwoord te krijgen en niet iets extra's.
De voorzitter:
De Minister was nog niet gereed, maar we wachten het even af. Het woord is aan de
Minister.
Minister Wiersma:
Ik heb geen idee waar ze hier precies op doelt, maar het is natuurlijk wel degelijk
mijn departement dat zal reageren op het rapport over biodiversiteit. We komen namelijk
voor de zomer met een appreciatie op dit rapport. Het kabinet spreekt met één mond,
dus ook namens de collega van KGG komen we voor de zomer met een appreciatie op het
rapport. Zo moeilijk is het niet.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Minister Wiersma:
Het lid Podt had ook een vraag over de motie inzake 5 miljard in het Klimaatfonds
voor de landbouw en wat ik daarvan vind. Ik heb op dit moment een kader meegekregen
vanuit het hoofdlijnenakkoord en de financiële tabel en ik maak natuurlijk de bestedingsplannen
voor de middelen die mij ter beschikking gesteld worden. Op dit moment ben ik met
een budget van 5 miljard voor de landbouw bezig. Daarnaast heb ik 500 miljoen structureel
erbij gekregen. Het lijkt soms weleens onderbelicht te worden dat je 500 miljoen structurele
middelen echt langjarig kunt inzetten en dat je daarmee echt voor de lange termijn
plannen kunt maken. Dat is echt heel iets anders dan incidentele middelen. Natuurlijk
ga ik met al die middelen bijdragen aan de klimaatdoelen. In het voorjaar hebben we
gewoon de ordentelijke besluitvorming rondom de Voorjaarsnota. Ik blijf gewoon kijken
naar de middelen die mij ter beschikking gesteld zijn door de coalitiepartijen.
Mevrouw Bromet had nog een vraag over de verhoging van het waterpeil voor veenweiden,
maar daar hebben we het zojuist ... Oké, dit gaat ook over de eerdere openstelling
van 55,4 miljoen die voor het veenweidegebied geweest is. Zij vraagt of het voldoende
is. Op dit moment zijn er in die aanvraag dertien aanvragen van samenwerkingsverbanden
gehonoreerd. Dat heeft bijna 50 miljoen gekost. Daarmee is 7.000 hectare veenweidegebied
bediend. Het gaat uiteindelijk om 180 agrarische bedrijven. Ik gaf zojuist aan dat
mijn inzet er op dit moment op gericht is om te kijken hoe we de structurele middelen
hier ook op aan kunnen laten sluiten. Ik wil in de uitwerking daarvan ook inzet plegen
in het veengebied.
De voorzitter:
Mevrouw Vedder heeft een interruptie.
Mevrouw Vedder (CDA):
Nog even over de beschikbare middelen waar Minister Wiersma het net over had: ze zei
dat ze zich aan de middelen houdt die haar door de coalitie beschikbaar zijn gesteld,
maar ik vind het toch wel belangrijk om ook te onderstrepen dat de begrotingen worden
vastgesteld door de Tweede Kamer en de Eerste Kamer samen. Als ik kijk naar hoe er
in de Eerste Kamer is gestemd, dan zie ik dat die begroting met de hakken over de
sloot is aangenomen. Daarbij is er een motie aangenomen waaruit blijkt dat de Eerste
Kamer vindt dat er meer middelen bij de begroting van LVVN bij zouden moeten. Ik zou
toch graag een reflectie van de Minister hierop willen horen die iets verder gaat
dan: ik hou mijn gewoon aan wat de coalitie mij vertelt. De Minister heeft namelijk
ook een eigen verantwoordelijkheid om te knokken voor de sector waarvoor ze staat.
Minister Wiersma:
Jazeker. Ik knok iedere dag voor de sector waarvoor ik sta. Dat doe ik overal waar
ik kom. Dat doe ik in de vorm van goed beleid ontwikkelen. Ik geloof echt dat we met
doelsturing en al die voorstellen die op dit moment worden uitgewerkt, ook met het
ANLb-middelenpakket, goede dingen kunnen doen. Vooralsnog ga ik uit van de 5 miljard
uit het hoofdlijnenakkoord en de 500 miljoen structureel. Op dit moment wordt er hard
gewerkt aan de bestedingsplannen voor deze middelen. In de voorjaarsbesluitvorming
zullen we daar steeds besluiten over nemen. Een deel van de middelen zit al in de
uitvoering en afgelopen jaar zijn er via de provincies veel middelen weggezet. Maar
vooralsnog heb ik al die middelen nog niet weggezet, dus daar richt ik me op dit moment
op. Volgens mij kunnen we daar echt goede stappen mee zetten.
De voorzitter:
Gaat u verder met uw betoog.
Minister Wiersma:
Ik had nog een vraag van mevrouw Van der Plas over de lage voetafdruk waarmee de Nederlandse
boeren produceren. Ook zei ze dat je carbon leakage kunt hebben op het moment dat
hier de productie wordt afgeschaald en ergens anders terugkomt. Zij vroeg wat het
effect dan is op het klimaat. Het kabinet heeft hier natuurlijk een rapport over op
laten stellen aan de hand van de motie-Van der Plas over deze effecten op emissies
bij verplaatsing van Nederlandse landbouwproductie. Dat onderzoeksrapport is vorig
jaar naar uw Kamer gestuurd. Dat was volgens mij een van de eerste rapporten die ik
zelf als Minister stuurde, terwijl ik die motie destijds zelf nog geschreven had.
Dat was wel geestig.
Uit dat rapport blijkt dat het heel erg afhangt van waar de productie naartoe wordt
verplaatst. In algemene zin kun je namelijk zeggen dat in Nederland de producten met
een lage footprint worden geproduceerd. Als je bijvoorbeeld kijkt naar bepaalde opkomende
economieën waar meer zuivel wordt geproduceerd – ik noem bijvoorbeeld India – dan
zie je dat zuivel in Nederland echt met een significant lagere footprint geproduceerd
wordt dan dat het daar geproduceerd wordt. Carbon leakage is dus iets wat op de loer
ligt. Maar Nieuw-Zeeland produceert bijvoorbeeld met een nog lagere voetafdruk per
eenheid product als het om zuivel gaat. Het hangt dus heel erg af van waar iets geproduceerd
wordt en waar de productie dan wordt opgepakt.
In het rapport worden landen genoemd waar de emissies per eenheid product echt heel
erg fors zijn. Dat kan soms ook echt een equivalent zijn aan broeikasgasemissies.
Ik denk dat wij ze ook kunnen helpen met de kennis en kunde die we in Nederland hebben
opgedaan om hun productie in de toekomst te reduceren. Wij hebben in Nederland een
vitale sector om die kennis te kunnen blijven ontwikkelen.
De heer Grinwis ...
De voorzitter:
Een interruptie van de heer Holman.
De heer Holman (NSC):
Ik snap het verhaal van de Minister, maar heeft ze ook gehoord wat mevrouw Vedder
en de heer Holman hebben gezegd in dezen, namelijk dat je het ook van een andere kant
kunt bekijken en dat er meer is dan alleen efficiëntie per eenheid product?
Minister Wiersma:
Ik ben het met de heer Holman eens dat duurzaamheid vele invalshoeken kent en dat
je die op verschillende manieren kunt benaderen. Ik denk wel dat we in Nederland het
in de context heel goed doen als je kijkt naar emissies per eenheid product. Maar
goed, je kunt duurzaamheid vanuit vele perspectieven bekijken. Dit is er één van.
Dat is mijn antwoord.
De heer Grinwis had een vraag over leveringszekerheid. Volgens mij noemde hij het
voorbeeld van Odessa, waar supermarkten minder voedselproducten in de schappen hadden
liggen. Het antwoord daarop is dat we natuurlijk gebaat zijn bij een robuuste landbouwsector
die bestand is tegen de gevolgen van weersextremen. Zijn specifieke vraag ging over
het feit dat de gevolgen van klimaatverandering ook dat risico met zich meebrengen.
In het regeerprogramma staat bijvoorbeeld dat wij in willen zetten op weerbare teelten.
Dat is natuurlijk ook in het kader van adaptief te werk gaan. Er zal geïnvesteerd
moeten worden in gewassen die om kunnen gaan met droge omstandigheden en verzilting,
zeg ik in navolging van waar we het net over hadden, de motie-Van Campen. Daarin trek
ik samen op met ketenpartijen, de primaire sector, de wetenschap en natuurlijk de
medeoverheden.
Voorzitter, dit was het voor dit blokje.
De voorzitter:
Ik zie dat er verder geen vragen of interrupties zijn, dus gaat u vooral verder met
het volgende blokje. O, het lid Kostić heeft nog een interruptie.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Ik heb op een aantal vragen geen antwoord gekregen. Het gaat eigenlijk om twee vragen.
Misschien kan ik die in één interruptie proberen te pakken.
De voorzitter:
Het zou kunnen dat die in het volgende blokje komen.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Ja, oké, ik wacht wel even.
Minister Wiersma:
Ik heb nog een heel fors laatste blokje, dus het zou kunnen dat die nog aan de orde
komen.
De voorzitter:
Laten we het even afwachten. Vervolgt u uw betoog, Minister.
Minister Wiersma:
Oké. De heer Flach had een vraag over het Beter Leven keurmerk en de ACM. Hoe kunnen
we de terughoudendheid daarin wegnemen? Er is ruimte in het mededingingskader om in
de keten afspraken te maken over vergoedingen. De ACM voert ook gesprekken met de
ketenpartijen over de mogelijkheden daartoe. De ACM is ook bereid om vooraf mee te
kijken of afspraken die gemaakt worden, passen binnen de mededingingsregels. Dus ja,
we willen afspraken vooraf toetsen. De ACM is daar ook toe bereid.
De heer Flach vroeg zich ook af of we een fiscale herinvesteringsreserve zouden kunnen
inzetten. De herinvesteringsreserve is een al bestaande fiscale maatregel die voor
alle ondernemers toegankelijk is. Onder voorwaarden is het ook mogelijk om deze in
te zetten op het gebied van dierenwelzijn, waar de heer Flach aan refereerde. Maar
dit valt uiteraard onder de verantwoordelijkheid van de Staatssecretaris Fiscaliteit,
Belastingdienst en Douane.
De heer Holman had een vraag over de weidegang van koeien en de trend dat er minder
koeien in de wei lopen. Hij vroeg of ik dit herken. In zekere zin is het percentage
van bedrijven met volledige weidegang gedaald van 77% naar 73,9%. Mijn indruk is wel
dat dit tweeledig is. Dit komt ook door een nat jaar vorig jaar, waardoor er minder
weidegang is toegepast. Daarbij zijn er door de blauwtongsituatie veehouders geweest
die hun vee meer op stal gehouden hebben. Ik denk dat dat de belangrijkste oorzaken
zijn van de verminderde weidegangtoepassing. Op die zaken heeft een veehouder zelf
in primaire zin natuurlijk weinig invloed. Ik werk aan handvatten voor andere belemmeringen
waar ondernemers tegenaan kunnen lopen en waar wij als overheid en zijzelf invloed
op kunnen hebben. Zo zijn er ook projecten op het gebied van weidegang in combinatie
met een melkrobot en het weiden van jongvee. Er lopen dus wel stimuleringsprojecten,
of eigenlijk meer innovatie- en pilotprojecten, om daarin kennis op te doen. Dat is
even mijn antwoord.
De voorzitter:
Een interruptie van de heer Holman.
De heer Holman (NSC):
Jammer dat de Minister dit antwoord geeft, want ik zie toch duidelijk wat anders.
Het was voor de hand liggend dat dit antwoord zou komen. Maar als je 80% als doelstelling
hebt en je zit nu op 73%, met een duidelijk dalende trend, met een duidelijk lager
aantal weide-uren per koe die geweid wordt en met een duidelijke afname van kleine
bedrijven die weiden, terwijl grote bedrijven groter worden en niet weiden, dan vind
ik toch dat je niet helder ziet wat er gaande is in de sector en dan vind ik het jammer
dat de Minister dit antwoord geeft. Ik hoop dat de Minister nog kan heroverwegen om
het probleem toch iets serieuzer te benaderen. 80% halen we sowieso niet, dus de doelstelling
halen we niet.
Minister Wiersma:
Ik ben wel bereid om te bekijken wat er verder aan de hand is, maar de genoemde redenen,
het signaal dat ik krijg, waarom er minder weidegang is, daar valt weinig beleid op
te maken. Als het heel nat is – de heer Holman is zelf boer geweest – dan heeft dat
effect. Ik herken wel – dat is een andere vraag, die straks waarschijnlijk ook nog
voorbijkomt – dat het verlies aan derogatie voor melkveehouders in combinatie met
optimale bemesting een negatief effect kan hebben op het toepassen van weidegang.
Ik ben bereid om daarnaar te kijken. Die 80% is wel een sectordoel. De Duurzame Zuivelketen
en de Stichting Weidegang zijn daarmee bezig. Er valt geen beleid te maken dat is
opgewassen tegen blauwtong en een nat jaar. Maar ik ben wel bereid om te kijken of
hier nog andere oorzaken aan ten grondslag liggen en of we daarin kunnen helpen.
De heer Holman had ook een vraag ...
De voorzitter:
Er is een interruptie van mevrouw Van der Plas.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ik zou dat inderdaad ook wel graag willen dat dit duidelijk is, want hier wordt ook
maar weer eventjes gesteld «ik vind het jammer dat dit antwoord komt». Ik vind het
hele legitieme redenen om koeien niet in de wei te doen. Inderdaad, een nat jaar,
blauwtong en in sommige provincies hebben we ook nog te maken wolven die door de weilanden
heen struinen. In bepaalde delen van Nederland kan dat misschien ook wel van invloed
zijn, zodat mensen denken «ik houd die koeien wat vaker binnen». Om die duidelijkheid
te krijgen zou ik wel graag willen dat er onderzoek wordt gedaan naar de oorzaken
en dat we hierover een brief krijgen van de Minister. Dan weten we ook waar het echt
aan ligt. Nogmaals, ik vind die oorzaken heel legitiem en ook heel logisch. Als je
boer bent geweest of boer bent, dan weet je dat je koeien niet laat rondlopen in een
drassige wei.
De voorzitter:
Wellicht krijgen we een hele mooie, droge zomer. Het woord is aan de Minister.
Minister Wiersma:
De eerste tekenen zijn wel gunstig wat dat betreft.
De heer Holman had ook een vraag over het investeringsfonds. Ben ik bereid om iets
te doen aan het feit dat de middelen opraken, is zijn vraag. De afgelopen zomer is
het IDL met tien jaar verlengd. De middelen worden in ’24, ’25, ’26 en ’27 naar het
Nationaal Groeifonds overgemaakt. Op basis van de prognose en de realisatiecijfers
zijn er op dit moment voldoende middelen beschikbaar om aan de vraag van de omschakelende
ondernemers te voldoen en zullen de fondsmiddelen naar verwachting in ’27 uitgeput
zijn. Dat lijkt mij dan ook het logische moment om te reflecteren op de vraag of er
aanvullende middelen nodig zijn.
Mevrouw Bromet had een vraag over het doel voor de biologische landbouw en of daarvoor
meer middelen beschikbaar komen. De biologische landbouw is onderdeel van het totale
voedselsysteem. Waar verschillende soorten landbouw naast elkaar kunnen bestaan en
een plek hebben – biologische landbouw speelt voor 2030 en ook daarna een heel belangrijke
rol in de ontwikkeling van landbouw in het algemeen – hebben, naast de overheid, het
ondernemerschap in de keten en de consument ook een rol, en ook een belangrijke rol.
Geld vanuit de overheid is niet de enige manier om biologisch te stimuleren. Sterker,
het is echt een kwestie van vraag en aanbod. Op dit moment zien we dat het areaal
groeit. De vraag naar biologische producten groeit ook. Dat is positief. Het lid Kostić
vroeg of ik voor de zomer wil komen met een brief hierover. Dat wil ik wel toezeggen.
Het Kamerlid Bromet had ook een vraag over de kosten van de pilot met inkoop door
het Rijk. Wat heeft het onderzoek gekost? Ik heb het hier tot op de cent nauwkeurig:
het was € 108.706,40. Had dit geld niet beter besteed kunnen worden voor de inkoop
van biologische producten? Ik denk dat het goed is om een pilot uit te voeren. We
moeten immers ook weten wat wel en niet mogelijk is. Uit de pilot blijkt dat het haalbaar
is om een inkooppercentage van minimaal 25% biologisch te hanteren. Daarbij kan ongeveer
kostenneutraal worden gewerkt. Ongeveer de helft van de producten is dan afkomstig
uit Nederland. Naast de doorrekening is ook onderzocht wat kansrijke producten zijn,
kijkend naar het landbouwareaal en minimale kosten. Die uitgangspunten zijn uiteindelijk
geformuleerd in de routekaart die door het Rijk, overige overheid en cateraars kan
worden gebruikt.
De heer Grinwis vroeg hoe we ervoor kunnen zorgen dat biologische producenten toch
kunnen rekenen op een goede prijs. Het antwoord daarop is dat we met het actieplan
biologische landbouw vraag en aanbod van biologische producten stimuleren. Uiteindelijk
is de prijsvorming niet aan de overheid. Dat ligt echt aan de marktontwikkelingen.
Dat is ook de reden waarom sommige organisaties van biologische producenten een soort
areaal hebben en niet zomaar nieuwe producenten toelaten. Dat is bijvoorbeeld het
geval in de zuivelsector. Dat is juist om te voorkomen dat de markt overspoeld wordt
en de producent niet de prijs kan ontvangen die hij nodig heeft.
Mevrouw Bromet – het kopje overig gaat een beetje van links naar rechts --had ook
een vraag over landgebruik. Ze zei dat grasland wordt omgezet in bouwland en vroeg
wat ik doe om dat te voorkomen. Dit is natuurlijk een bekend fenomeen. Met name het
verlies van derogatie kan hiertoe leiden. Ook bij de bedrijfsbeëindigingen is dit
een punt. Uiteindelijk is er de subsidieregeling om behoud van grasland te stimuleren,
ook in 2025. Het behoud van het aandeel grasland op melkveebedrijven willen we stimuleren,
zodat de afbouw van de derogatie er niet toe leidt dat grasland wordt omgezet in bouwland.
In algemene zin kunnen we stellen dat we de zuivelsector nodig hebben voor het graslandareaal
in Nederland. Koeien kunnen iets met gras, wij niet. Het telen van akkerbouwgewassen,
groente, is uitspoelinggevoeliger. Grasland is echt iets dat past bij de melkveehouderij.
Daarom moeten we ook zuinig zijn op die sector. Ik zie absoluut het belang van het
behoud van grasland. Ik ben heel enthousiast over gras, in alle opzichten. Het is
goed voor klimaat en voor de koolstofopbouw in de bodem. Het heeft vele voordelen.
Het enige nadeel is dat wij mensen er niets mee kunnen, terwijl koeien dat wel kunnen.
Die hebben we dus wel nodig.
Mevrouw Bromet vroeg verder naar de bossenstrategie. Ik moet zeggen dat ik meerdere
vragen op het gebied van de Staatssecretaris heb gehoord. De bossenstrategie is het
beleidsterrein van de Staatssecretaris LVVN. Maar hierover zijn afspraken gemaakt.
Ik zal hier kort op antwoorden. Vanuit het Programma Natuur zijn hiervoor middelen
ter beschikking gesteld aan de provincies. Op dit moment wordt met partijen in beeld
gebracht hoe een en ander kan worden gerealiseerd. Voor bestaand bos is de herplantplicht
actueel. Bos dat verdwijnt, moet gecompenseerd worden. Vorig jaar hebben we de provincies
ook een maatregelenpakket ter beschikking gesteld; ik refereerde er zojuist al aan.
Daarin zit ook een deel voor de bossenstrategie.
Mevrouw Nijhof had een vraag over een hele specifieke casus. Die casus had te maken
met een PAS-melder in Giethoorn en ging over maaisel. Natuurmonumenten maait het gras
en de boer vergist het tot organische stoffen om de bodem mee te verrijken. Maar de
boer kan het niet op de rand van het Natura 2000-gebied oppikken, omdat daar geen
natuurvergunning voor is. Vooropgesteld: ik snap dat regels soms niet helpen als je
een bepaald doel nastreeft. Daar zit dan een tegenstrijdigheid in. Maar ik moet wel
bekennen dat deze casus op dit moment niet genoeg bekend is bij mij om er echt iets
definitiefs over te kunnen zeggen. In het algemeen is het namelijk zo dat de afvoer
en verwerking van maaisel via een beheerplan geregeld kan worden. Dat is ook het geval
als dat maaisel afgezet wordt richting een boer of veehouder als bodemverbeteraar
of veevoer. In die zin lijkt het er dus op dat er voor dit geval wel oplossingen zouden
moeten zijn. Maar ik zou de specifieke casus dan echt in handen moeten krijgen om
te kunnen zien waar men in deze specifieke casus tegenaan loopt.
Mevrouw Nijhof-Leeuw (PVV):
Die kan ik u wel doen toekomen, maar het gaat mij niet specifiek om één casus, maar
om het gegeven dat we dit in brede zin wel meer zien. Als we bij het ontwikkelen van
beleid, ook van natuurbeleid en dergelijke, ook ruimte voor de boer willen behouden,
moeten we heel goed bekijken of dit soort zaken elkaar niet bijten. Denk daarbij ook
aan regeldruk en aan overlappende regels, of aan regels die strijdig zijn met elkaar.
Dat moeten we dan ook heel goed uitvragen in die sectoren; die weten vaak heel goed
waar de knelpunten zitten. Maar ik kan u dit specifieke geval doen toekomen, zodat
u kunt kijken wat daar verder nog speelt. Maar nogmaals: het gaat me niet om een casus,
want je hoort hier niet op casusniveau zaken te beslechten; laat ik het maar zo zeggen.
De voorzitter:
Dank u wel. Minister, vervolgt u uw betoog.
Minister Wiersma:
Ik ben meer dan bereid om dit soort knelpunten mee te nemen, dus als mevrouw Nijhof
mij de specifieke casus doet toekomen, dan ben ik bereid om daarnaar te kijken. Maar
mijn eerste indruk is dat hier wel mogelijkheden voor zouden moeten zijn. Als er echt
structurele discrepanties inzitten, dan moeten we die gewoon meenemen.
Mevrouw Nijhof had nog een vraag. Die ging over regelgeving om ervoor te zorgen dat
boeren een goede boterham kunnen verdienen. Ik vat deze vraag maar op als een oproep
om me in te spannen voor dat toekomstperspectief voor de landbouw. Dat is iets waar
ik iedere dag mee bezig ben.
Dan had de heer Van Campen een vraag over de stand van zaken over een motie die hij
samen met mevrouw Bromet heeft ingediend. Die ging over het opstellen van een handreiking
omtrent het versnellen van projecten in de woningbouw, met biobased materialen. Het
verzoek is om een handreiking op te stellen waarmee provincies en gemeenten natuurinclusieve
en klimaatadaptieve woningbouwprojecten kunnen vergunnen. Het idee daarachter is dat
dit zou leiden tot een positieve bijdrage aan de natuur en dat daarmee vergunningverlening
ook makkelijker zou worden gemaakt. De stand van zaken is dat wij op dit moment aan
het onderzoeken zijn of daar mogelijkheden voor zijn. Daarbij nemen we ook praktijkervaringen
van de keten- en marktpartijen en de decentrale overheden mee. Dit loopt dus. Hier
ga ik u in een later stadium over informeren. Ik voel al aan waar de heer Van Campen
nu naar wil vragen. Ik kan nog niet toezeggen wanneer dat precies zal gebeuren. Maar
hier wordt dus uitvoering aan gegeven.
De voorzitter:
De heer Van Campen wil de vraag toch stellen.
De heer Van Campen (VVD):
Na het indienen en het aannemen van de motie kwam ik in de wandelgangen de ambtsgenoot
van Minister Wiersma, Minister Keijzer, tegen. Die wil natuurlijk heel graag snel
woningen bouwen. Die zei: Van Campen, maak het niet moeilijker om dat te doen. Ik
wil daarbij benadrukken dat nadrukkelijk het tegenovergestelde het geval is. Beursgenoteerde
bouwers – ik zal geen voorbeelden noemen – zeggen zelf: dit is een manier van bouwen
die klimaatadaptief is, die bijdraagt aan doelbereik wat betreft natuur en die ook
nog eens zorgt voor palen in de grond, oftewel voor woningen. En die zijn broodnodig.
Ook hierbij denk ik dus dat het mes aan meerdere kanten snijdt. Ik hoop echt dat de
Minister deze motie niet als een blok aan het been ziet. Ik hoop dat ze echt enthousiast
wil bekijken wat er mogelijk is. Ik denk namelijk dat we de boel hiermee los kunnen
trekken. Dit kan Minister Keijzer namelijk ook juist helpen. Dit kan ervoor zorgen
dat haar opgave en haar opdracht op een positieve manier op gang kan komen.
Minister Wiersma:
Ik word natuurlijk ontzettend blij van goed nieuws, dus uiteraard ben ik bereid om
dit verder op te pakken. Ik zal de interne stand van zaken hierover ook met de Minister
van VRO bespreken. Als er oplossingen zijn, moeten we daarnaar kijken; volgens mij
moeten we alle mogelijke oplossingsrichtingen aangrijpen. Daarin vindt de heer Van
Campen dus een bondgenoot in deze Minister.
De heer Van Campen had ook nog een vraag over specifiek novel foods en hoe we dat
soort innovaties kunnen stimuleren en mogelijk kunnen maken. Hij zei dat er regelgeving
is die daaraan in de weg staat. Laat ik vooropstellen dat innovatie cruciaal is. Daar
hebben we het zojuist uitgebreid over gehad. Novel foods kunnen daarvoor mogelijk
van waarde zijn, als ze veilig zijn bevonden door de Europese voedselveiligheidsautoriteit.
De regelgeving en toelatingsprocedures horen bij het domein van Staatssecretaris Karremans.
Ik zal uw oproep bij hem onder de aandacht brengen.
De voorzitter:
Er is een punt van orde van mevrouw Bromet.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter, we hebben nog twintig minuten en ik zou ook heel graag de Minister van
Klimaat en Groene Groei nog even horen, dus mijn verzoek aan de Minister is om wat
korter te antwoorden, want anders gaan we het niet redden voor 18.15 uur.
Minister Wiersma:
Ja, ik doe mijn best. Nogmaals, de novel foods zal ik bij Karremans onder de aandacht
brengen.
De heer Van Campen had ook een vraag over biobased bouwen. Hij vroeg of ik ook enthousiast
ben over de koolstofopslag. Ja. Ik houd het kort.
De heer Van Campen en de heer Grinwis hadden een vraag over de derogatie. We hebben
het hier uitgebreid over gehad in het debat van 21 januari jongstleden. We gaan op
korte termijn met de aanvraag daarvoor komen. Dat heb ik u toegezegd. Zodra het zover
is, kom ik daarop terug. We zien er allemaal het belang van in, ook in het kader van
het behoud van grasland, waar we het net over hadden. Daarvoor is de derogatie ook
van belang. Op korte termijn gaan we hiervoor een aanvraag doen.
Er is ook nog een vraag gesteld over RENURE. Wat is de stand van zaken? Ik hoop nog
steeds dat er een gekwalificeerde meerderheid komt. Ik kan niet anders dan u vragen
om nog even geduld te hebben, want er wordt nog niet over gestemd. Dat is nu het beeld.
Mijn inzet is er wel echt op gericht. Ik heb daar bilaterale contacten over, ook tijdens
de Landbouw- en Visserijraden. Ik laat geen moment onbenut om het erover te hebben,
maar er zijn nog steeds een aantal technische vragen van lidstaten en die worden op
dit moment beantwoord. Maar ik hoop echt dat we daar zo snel mogelijk mee aan de slag
kunnen.
Mevrouw Podt had een vraag over transparantie in de retail. Zij zei dat daarover een
motie is aangenomen. In een brief van mijn voorganger, van 7 maart 2024, is mijn voorganger
ingegaan op de uitvoering van deze motie. Er is namelijk gebleken dat er geen wettelijke
mogelijkheden zijn om die transparantie af te dwingen, maar ik vind dat partijen en
consumenten erop moeten kunnen vertrouwen dat ze de juiste informatie krijgen. Daarom
blijf ik wel stevig inzetten op die transparantie, onder andere via het dashboard
van de supermarkten. Ik vind het wel van belang, maar er was dus geen wettelijke basis
voor mogelijk.
Mevrouw Podt had ook een vraag over bewegen in een natuurgebied. Zij vroeg of ANLb
ingezet moet worden om een versnelling voor de toegankelijkheid te verkrijgen. Het
geld voor agrarisch natuurbeheer wordt natuurlijk ingezet op landbouwgrond of aanpalende
grond. Wandelen in natuurgebieden wordt ondersteund door een openstellingssubsidie
die wordt verstrekt aan particulieren en terreinbeherende organisaties die in het
bezit zijn van natuurgronden. Het geld voor agrarisch natuurbeheer is daar niet het
geschikte instrument voor.
Mevrouw Van der Plas had nog een vraag over het toepassen van innovaties voor de toekomst
van de landbouw. Zoals u weet, staat dit kabinet pal voor innovatie en wil het die
inzetten voor verduurzaming. Daar stonden we achter en daar staan we nog steeds vol
achter.
Het lid De Vos van Forum voor Democratie had een vraag over de geopolitieke situatie.
We willen niet afhankelijk zijn van andere landen en moeten onze vruchtbare delta
goed blijven inzetten, zei zij. Inderdaad, de geopolitieke situatie is de afgelopen
jaren ontzettend veranderd. De ontwikkelingen in de Verenigde Staten hebben dat ook
weer in een nieuwe stroomversnelling gebracht. Oorlogen, regionale voedseltekorten
en zeker ook stijgende voedselprijzen hebben heel veel invloed op het wereldwijde
voedselsysteem. Maar de uitdagingen waar we voor staan, bieden ook een kans voor het
verdienvermogen van de sector. Binnen Europa kijken we ook naar de afhankelijkheid.
Het zit ook in de voedselvisie van Europa zelf; daar wordt op dit moment aan gewerkt.
Daarin wordt een strategische autonomie nagestreefd. 80% van de Nederlandse landbouwexport
vindt plaats binnen Europese grenzen.
De voorzitter:
Ik zie dat er een interruptie is van mevrouw De Vos.
Mevrouw De Vos (FVD):
Dank voor deze uitgebreide uitleg, maar ik heb helemaal geen vraag gesteld over de
geopolitieke situatie. Ik had wel een vraag over een onderzoek van een aantal weken
geleden over de effecten van CO2 op plantengroei, waaruit blijkt dat de aarde groener wordt door meer CO2. Misschien kan de Minister daar nog een reactie op geven.
De voorzitter:
Ik zie de Minister knikken, dus het woord is aan de Minister.
Minister Wiersma:
Ik ben niet per se bekend met de studie waar het lid De Vos naar verwijst. In algemene
zin ken ik wel een onderzoek dat naar bomen is gedaan. Een bevinding in die studie
was inderdaad dat een toenemend aandeel CO2 zorgde voor een efficiëntere fotosynthese, maar de onderzoekster heeft daarbij wel
de disclaimer gemaakt dat zij vanuit dat onderzoek niet kon stellen of dat ook een
toename van de glucoseproductie in die bomen tot gevolg had. De studie waar het lid
De Vos naar verwijst, zou ik graag ontvangen. Dan kan ik die bestuderen en daar conclusies
uit trekken. Als dat dezelfde studie is, zat daar wel een disclaimer bij, maar ik
weet dus niet of het hetzelfde onderzoek is.
De voorzitter:
Gaat u verder met uw betoog. Nee, eerst nog een interruptie van mevrouw De Vos.
Mevrouw De Vos (FVD):
Ik denk dat wij het wel over dezelfde studie hebben, maar dan blijft het feit staan
dat CO2 positief is voor plantengroei. Of dat dan tot meer of minder glucose leidt, kan nog
verder onderzocht worden, maar volgens mij is al sinds jaar en dag bekend dat CO2 in principe een cruciale voedingsstof is voor planten. Dat heb ik in mijn betoog
ook uitgelegd. Hoe kijkt de Minister daarnaar? Is het dan niet iets positiefs voor
de landbouw en de natuur? Dat zijn toch twee portefeuilles waar zij voor verantwoordelijk
is. Is het dan niet iets positiefs? Dat de CO2 misschien een beetje toeneemt zou dan toch geen aanleiding hoeven zijn voor het nemen
van zulke heftige maatregelen?
De voorzitter:
Het woord is aan de Minister.
Minister Wiersma:
Laten we vooropstellen dat planten inderdaad een aantal dingen nodig hebben: water,
CO2 en stikstof. Die dingen liggen simpelweg ten grondslag aan alle groei en zijn de
oorsprong van bijna alle leven op aarde. Dat plantengroei gestimuleerd wordt door
CO2 is bekend. Daarom zijn er ook telers die CO2 gebruiken in hun kassen, juist om de groei te bevorderen. Maar goed, we kunnen niet
ontkennen dat er sinds de industriële revolutie echt een toename is, in een heel snel
tempo ... Maar dat is echt het terrein van mijn collega van Klimaat en Groene Groei,
Minister Hermans. Dat heeft ook een effect en brengt een en ander in een stroomversnelling.
Daar kunnen de planten bijna niet tegenop groeien, zou ik zeggen. Maar dat meer CO2 meer plantengroei betekent, zien we inderdaad in kassen, want dat is een van de voedingsstoffen
waarmee fotosynthese plaatsvindt. Ja, dat is gewoon biologie.
De voorzitter:
Gaat u verder met uw betoog.
Minister Wiersma:
Het lid Podt had ook een vraag over het ondersteunen van investeringen in bedrijven
die gericht zijn op plantaardige producten door garant te staan voor risicokapitaal.
De bedrijven die daarin willen investeren, kunnen een beroep doen op het Investeringsfonds
Duurzame Landbouw. Met een lening uit het IDL stimuleren we private partijen om mee
te investeren in de leningen aan deze bedrijven. Dat is dus de regeling die daarvoor
bedoeld is.
Het lid Podt had ook een vraag over toelatingsregels. Zij zei dat toelatingsregels
innovaties in de weg staan. Dat ging ook over het beleidsterrein, zoals ik het interpreteer.
De regelgeving en de toelatingsprocedures op het gebied van voedselveiligheid horen
bij het beleidsdomein van collega Karremans van VWS. Ik zal de oproep dan ook bij
hem onder de aandacht brengen.
Mevrouw Nijhof had nog een laatste vraag over nationale koppen en regeldruk. Zij zei
dat het uitgangspunt «geen nationale koppen» is en zij riep mij ertoe op om de regelgeving
gelijk te trekken met die van buurlanden. Het antwoord is dat het verminderen van
nationale koppen onderdeel is van de aanpak voor het verlagen van de regeldruk. Het
kabinet zet in op lastenluwe implementatie van Europese richtlijnen en van regelgeving
voor burgers en bedrijven in het algemeen. Daarbij betrekken we de signalen uit de
praktijk en kijken we ook naar goede voorbeelden uit andere landen. We hebben ook
de oproep gedaan om, als een nationale kop geadresseerd wordt, die voor het voetlicht
te brengen. Dan gaan we kijken wat we daarmee kunnen doen. Aansluiten bij nationale
regels uit andere lidstaten is niet altijd mogelijk, omdat landen, lidstaten en rechtssystemen
van elkaar verschillen, maar waar mogelijk is dit het uitgangspunt.
De voorzitter:
Dank u wel, Minister Wiersma. Er is nog een interruptie van mevrouw Vedder.
Mevrouw Vedder (CDA):
Ik wilde nog graag een vervolgvraag stellen over het IDL, het Investeringsfonds Duurzame
Landbouw, van het Nationaal Groenfonds. De Minister gaf aan dat de pot in 2027 leeg
is en dat ze er dan naar gaat kijken. Daar maak ik me wel een beetje zorgen over,
want trajecten met vergunningverlening en planvorming duren algauw een jaar, van de
start tot het moment waarop het geld nodig is, en aan onze kant kan het ook rustig
een jaar duren voordat het geld geregeld is. Is het dus wel zo verstandig om tot 2027
te wachten? Moet dat niet eerder bekeken worden?
Minister Wiersma:
Ik denk dat we daarin inderdaad eerder de vinger aan de pols moeten zetten. We gaan
daarmee niet tot het laatste moment wachten. Ik ben het dus eens met mevrouw Vedder
dat we die ontwikkelingen moeten volgen. We moeten kijken of de prognose, die ik zojuist
noemde, klopt en of het inderdaad die kant opgaat. Er kunnen ontwikkelingen beide
kanten op zijn. Laten we daarin gewoon vinger aan de pols houden en daar op een vroegtijdig
moment op schakelen als dat nodig is.
De voorzitter:
Dank u wel. Het lid Kostić heeft nog een interruptie.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Ja, ik pak een paar semigemiste vragen even ineen. Kan Minister Wiersma toezeggen
nog voor de voorjaarsbegroting te komen met een brief waarin ze uitlegt hoe de supermarkten,
voedselverwerkers, veevoergiganten en banken concreet gaan meebetalen aan de verschillende
transities? Want dat er gesprekken zijn, horen we al sinds 2022, toen er allerlei
moties zijn aangenomen. Nu lijkt het mij echt tijd voor resultaten.
Als laatste: kan Minister Wiersma op korte termijn laten weten hoe ze via de ketenaanpak
ook invulling wil geven aan de doelstelling van 50% plantaardig in 2030? Wat gaat
ze anders doen om het doel van 50% van het kabinet te halen? Misschien kan ze daarover
berichten na de Eiwitmonitor.
De voorzitter:
Twee vragen aan de Minister. Het woord is aan haar.
Minister Wiersma:
Voor de voorjaarsbesluitvorming is wat te vroeg, maar ik wil daar wel een brief over
sturen ergens medio zomer.
De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw De Vos heeft nog een interruptie.
Mevrouw De Vos (FVD):
Toch nog even inhakend op het interruptiedebat van zojuist: het is mooi dat de Minister
het met Forum voor Democratie eens is dat water, stikstof en CO2 cruciale voedingsstoffen voor planten zijn. Daar zijn we het dan in elk geval over
eens. De Minister sprak over een stroomversnelling sinds de industriële revolutie
en zei dat dat het dossier van de Minister van Klimaat is. Ik heb de Minister van
Klimaat daar ook weleens naar gevraagd, maar toen heb ik helaas niet een heel duidelijk
antwoord gekregen. Maar ik vind dat het een vraag is die ook de Minister van Landbouw
zou moeten kunnen beantwoorden, omdat het in dit geval heel grote gevolgen heeft voor
haar sector. Als zij dit ziet als drie cruciale voedingsstoffen, zou ze toch iets
beter moeten kunnen uitleggen waarom we de uitstoot van die stoffen dan zo drastisch
moeten inperken.
De voorzitter:
Een reactie van de Minister.
Minister Wiersma:
In algemene zin treedt er nog steeds overal ter wereld nutriëntenverlies op. Dat is
zonde, want ieder nutriënt dat verloren gaat in de vorm van emissies, hetzij naar
het water, hetzij naar de lucht, in de vorm van broeikasgassen of stikstof ... Ik
vind dat het ook aan de sector is om daaraan te werken en die verliezen tot een minimum
te beperken. Dat is goed voor mens, dier, klimaat en milieu. Op dit moment vinden
er overal in de keten ook nog verliezen plaats. Ik ben er warm pleitbezorger van –
dat is ook in het belang van boeren en voedselproducenten – om al die verliezen tot
een minimum te beperken. Dat staat los van het feit dat al die nutriënten überhaupt
nodig zijn om te kunnen leven; dat geldt overigens niet alleen voor planten, maar
ook voor ons, mensen, en dieren. Er kan inderdaad nog meer gewerkt worden aan het
beperken van het verlies van nutriënten in de keten.
De voorzitter:
Dank u wel. U bent door uw interrupties heen, mevrouw De Vos. Volgens mij heeft u
er nu vier gehad. Nou, een korte vraag dan nog.
Mevrouw De Vos (FVD):
De Minister heeft het over nutriëntenverliezen. Volgens mij is het in de meeste gevallen
gewoon een kringloop, dus als er iets in de atmosfeer komt, komt dat op een gegeven
moment weer in de grond terecht of nemen planten dat uit de lucht op. Dat is een kringloop
en dat is ook het mooie van de natuur. Natuurlijk is het zo dat je in een bepaalde
omgeving soms heel veel nutriënten kwijtraakt en dat je kunt proberen dat zo veel
mogelijk te beperken – je kunt bijvoorbeeld een effect als eutrofiëring hebben – maar
die hebben we in Nederland helemaal niet op grote schaal; die zijn juist heel erg
afgenomen. Ik zie het probleem dat de Minister schetst dus eigenlijk niet. Ik zou
dus toch graag een betere uitleg van deze maatregelen willen.
Minister Wiersma:
Het lid De Vos stelt dat het altijd ergens tot groei leidt, maar het is maar net ...
In dierlijke mest zitten bijvoorbeeld ammoniumstikstof en organisch gebonden stikstof.
Het hangt heel erg af van het moment van toediening, van het bodemleven en van de
temperatuur van de bodem wanneer en hoe die stikstof ter beschikking komt en wanneer
het gewas geteeld is. Op dit moment is het wel degelijk zo dat daar ook nog verliezen
bij optreden. Dat zien we. Er zijn momenten waarop er nitraatuitspoeling optreedt,
omdat het nog niet goed op elkaar aansluit. Er kan bijvoorbeeld meer naar precisiebemesting
worden toegegaan, omdat open teelten in algemene zin wel wat uitspoelinggevoeliger
zijn. Er is niets op tegen – het is uiteindelijk immers ook in het belang van de agrarische
ondernemer – dat al die voedingsstoffen, al die bouwstenen die hij op zijn bedrijf
heeft, zo optimaal mogelijk benut worden, zonder verliezen aan het milieu, of dat
nou naar de lucht is of naar het water; dat maakt mij niet uit. Maar ik denk dat het
in ieders belang is om al die verliezen tot een minimum te beperken.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik denk dat het omwille van de tijd handig is dat Minister Hermans nu
met haar beantwoording begint en dat we daarna nog... Een paar minuten nog, wordt
er gezegd, maar dat gaan we niet redden, dus ik denk dat we daarna nog maar even door
moeten gaan.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter, sorry dat ik het zeg, maar dit is elke keer het geval. Als u niet voorzit,
loopt het elke keer uit. Deze vergadering duurt tot 18.15 uur, dus ik zou zeggen:
doe een voorstel om de afhandeling dan schriftelijk te doen. Ik vind dit echt heel
vervelend. We gaan toch niet door, of wel? Het is elke keer zo.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ik ben het wel eens met mevrouw Bromet. Het ligt ook aan ons. We stellen echt 600.000
vragen, ook vragen die allang gesteld zijn, over dingen die allemaal al lopen, waar
mensen allemaal al van weten wat het beleid ervoor is. We zitten hier allemaal de
hele tijd weer om wat puntjes te scoren. Mevrouw Podt zegt iets buiten de microfoon,
maar ik zou het fijn vinden als ze mij gewoon laat uitpraten. Ik roep de Kamer er
dus toe op om goede, korte, puntige vragen te stellen. Ik heb er denk ik maar twee
of drie gesteld. Dan krijgen we dit. De Minister is uitvoerig en deskundig in haar
antwoorden; het luistert ook heel nauw. De voorzitter zou er toch op moeten toezien
dat het niet uitloopt. Ik vind het bizar dat we nu de Minister, die hier de hele middag
heeft gezeten ... Ik zou ook zeggen: schriftelijke antwoorden zijn niet anders. Ik
zeg eerlijk dat ik het ook echt wel een beetje een schoffering vind van onze gasten,
vooral van de Minister van Klimaat en Groene Groei in dit geval – zij heeft hier de
hele dag gezeten, met ik-weet-niet-hoeveel medewerkers; alles is voorbereid – dat
we haar nu naar huis sturen omdat het 18.15 uur is. Dit moet volgende keer echt beter,
maar ik roep de Kamer er ook toe op om te stoppen met vragen over zaken die allang
lopen en waarop het antwoord allang bekend is.
De voorzitter:
Mag ik als voorzitter ook ...
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Nee, maar die oproep doe ik aan de Kamer en daar ben ik zelf onderdeel van.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Van der Plas. Het is jullie vergadering. Jullie stellen vragen.
Ik ben slechts uw dienaar. Ik heb begrepen dat Minister Hermans maar een paar vragen
hoeft te beantwoorden, dus qua tijd lopen we helemaal niet heel ver uit. Maar mevrouw
Podt heeft nog een voorstel misschien?
Mevrouw Podt (D66):
Nee, dit voorstel vind ik goed. Huppakee, gaan.
De voorzitter:
Dan geef ik nu het woord aan Minister Hermans.
Minister Hermans:
Dan zal ik echt ongelofelijk snel praten, voorzitter. Ik begin met de vraag van mevrouw
Bromet. Die is eigenlijk in soortgelijke bewoordingen ook gesteld door mevrouw Vedder,
het lid Kostić, mevrouw Podt en de heer Grinwis. Die vraag gaat over de doelen en
het doelbereik van de sector landbouw en landgebruik binnen de klimaatopgave en over
wat voor afspraken we daarover gemaakt hebben. In het hoofdlijnenakkoord hebben we
afgesproken – dat is bevestigd in het regeerprogramma – dat de afspraken en doelen
van het klimaatbeleid staan en dat we met aanvullend of alternatief beleid komen op
het moment dat uit de KEV blijkt dat die doelen niet binnen bereik zijn, om die doelen
wel binnen bereik te krijgen. Dat geldt dus voor alle vijf de sectoren die onderdeel
zijn van het klimaatbeleid: de industrie, de mobiliteit, elektriciteit, landbouw en
... de gebouwde omgeving, natuurlijk. Ik ben dus met de collega's van die sectoren
in gesprek. Ik ben zelf verantwoordelijk voor industrie en elektriciteit, dus ik praat
ook intensief met mijzelf. Dat gesprek gaat over wat er nu nodig is om in die sectoren
het doel weer binnen bereik te krijgen, om natuurlijk bij elkaar opgeteld dat doel
dat we met elkaar voor 2030, en uiteindelijk natuurlijk voor 2050, hebben afgesproken,
voor elkaar te krijgen. Die gesprekken lopen op dit moment, op weg naar de Voorjaarsnota.
Het is de bedoeling om dan met voorstellen te komen voor de verschillende sectoren.
Het lid Kostić stelde mij nog expliciet de vraag: is de Minister zich ook bewust van
het feit dat er rechtszaken lopen dan wel dreigen? Daar ben ik mij van bewust, ook
van hoe dat in het verleden gegaan is en van wat zich nu voordoet. Mijn doel en het
doel van het kabinet is om een pakket te maken dat haalbaar en realistisch, maar ook
juridisch houdbaar is.
Dan vroegen zowel het lid Kostić als mevrouw Podt, als ik het mij goed herinner, over
de doelsturing en innovatie. Mevrouw Podt vroeg volgens mij of dat meegenomen wordt
en het lid Kostić zei dat het pas na 2030 een effect gaat hebben. Daar ging de Minister
van LVVN natuurlijk ook al vrij uitvoerig op in door te stellen dat het wordt meegenomen
in de berekeningen van het PBL op het moment dat die voorstellen voldoende concreet
zijn en dus ook door PBL meegenomen kúnnen worden in het model. Tot zover volg ik
dus eigenlijk helemaal wat de Minister van LVVN al gezegd heeft.
Ik hecht eraan daar één ding aan toe te voegen en dat is het volgende. Wij gaan straks
een set, een pakket aan maatregelen aanleveren bij het PBL, zoals dat in alle afgelopen
jaren ook gegaan is. Het PBL gaat daar dan mee rekenen en dan komt daar een uitkomst
uit. Maar dan zie je niet meer het individuele effect van één maatregel. Als de vragen
van het lid Kostić of mevrouw Podt dus daarop zagen, moet ik antwoorden dat je dát
dus straks niet meer terugziet in de berekeningen van de Klimaat- en Energieverkenning.
Je ziet daarin namelijk hoe alles op elkaar inwerkt en het totaaleffect. Maar op het
moment dat die maatregelen voldoende uitgewerkt en voldoende concreet zijn, kan het
PBL ze meenemen in de Klimaat- en Energieverkenning, die dit jaar trouwens met Prinsjesdag
zal verschijnen. Met de commissie voor Klimaat en Groene Groei is besproken dat we
die wat naar voren gaan halen.
De voorzitter:
Er is nog een interruptie van mevrouw Podt.
Mevrouw Podt (D66):
Dat is op zich begrijpelijk en mooi. Het is fijn dat het dan naar ons toe komt. Het
punt is natuurlijk wel dat we in de huidige KEV wel min of meer kunnen zien wat die
verschillende maatregelen doen. Dat zie je natuurlijk niet cijfermatig, maar er wordt
wel in grote lijnen uitgelegd welke effecten de maatregelen hebben die afgesproken
zijn in het hoofdlijnenakkoord. Ik vond dat een best confronterend rijtje, want je
ziet dan natuurlijk dat het feit dat we gaan babbelen over de derogatie, dat de rode
diesel erbij komt en dat het NPLG niet doorgaat allemaal bij elkaar optelt, en niet
aan de goede kant van het staatje. Ik ben dus toch wel benieuwd of deze Minister daar
ook een soort kwalificatie aan kan geven. Want dat zorgt er niet alleen voor dat zij
harder moet werken – dat vindt zij vast niet erg – maar dat gaat wel ook meer vergen
van andere ondernemers in Nederland en van andere Nederlanders, die harder hun best
moeten doen om dat allemaal te compenseren.
Minister Hermans:
Het feit dat in oktober de Klimaat- en Energieverkenning liet zien dat die 55% niet
binnen bereik is en dat we daarvoor extra beleid moeten maken of extra maatregelen
moeten nemen, heeft effect. Dat gaat effect hebben op al die maatregelen die we met
elkaar afspreken en bij wie die dan terechtkomen. Die grote lijnen blijven ook zichtbaar.
Wat ik alleen net in mijn antwoord duidelijk wilde maken, is dat je het individuele
effect van een maatregel uiteindelijk in het totale pakket zoals het PBL dat gaat
doorrekenen, niet helemaal een-op-een terug zult zien. Ik reageerde daar even op,
omdat het daar in de vraag van het lid Kostić of mevrouw Podt – ik weet niet even
niet meer wie van de twee het was – over leek te gaan. Het leek mij dus goed om dat
even duidelijk te maken.
De voorzitter:
Gaat u verder met uw betoog, min... Nee, uw interrupties zijn op, mevrouw Podt. Wij
hebben ze geteld. Het waren er vier. Gaat u verder, Minister.
Minister Hermans:
Dan heb ik deze vraag beantwoord en ...
De voorzitter:
O, het lid Kostić heeft nog wel een interruptie.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Begrijp ik nu goed dat er ergens in september een wetenschappelijke toets komt over
die extra maatregelen om de klimaatdoelen te halen die straks worden genomen, ook
vanuit de landbouw, om te kijken of die voldoende zijn? Dat moet ik wel even weten.
De Minister zegt namelijk ook: die moeten we gaan halen. Dan moeten we ook weten of
we die kunnen halen met die maatregelen. En van landbouw weten we dat we het nu bij
lange na niet halen, dus ik wil graag getoetst hebben of wat mevrouw Wiersma doet,
voldoende is. Wanneer weten we dat dan?
Minister Hermans:
We hebben hier in de Tweede Kamer met een meerderheid de Klimaatwet aangenomen. In
de Klimaatwet is afgesproken dat het PBL jaarlijks de Klimaat- en Energieverkenning
doet. Daarin zit een toets op «hoe gaat het?», op «hoe staan we ervoor met het halen
van de afgesproken doelen en ambities?» Dat zal ook dit jaar weer gebeuren. De KEV
verscheen altijd op de derde donderdag in oktober, maar eigenlijk is het veel handiger,
als ik het zo mag omschrijven, als dat allemaal op Prinsjesdag komt. Vandaar dat we
met het PBL besproken hebben of dat mogelijk was en we hebben met de commissie voor
Klimaat en Groene Groei afgesproken dat we dat per dit jaar naar voren halen. En dat
zullen we ook zo aanpassen in de Klimaatwet.
De voorzitter:
Dank u wel.
Minister Hermans:
Dus ja, er komt een doorrekening van het pakket.
De voorzitter:
Dank u, vervolgt u uw betoog.
Minister Hermans:
Het lid Kostić vroeg mij ook of normering en de inzet op regels niet efficiënter zijn
dan subsidiëren en wat ik ging doen met de opmerkingen van de Raad van State daarover.
In algemene zin geldt voor het klimaatbeleid dat we altijd op zoek zijn naar een goede
balans tussen subsidiëren, normeren en beprijzen. Want het is van belang om mensen
te ondersteunen en te helpen in die transitie, bij het zetten van de stappen die we
van hen vragen, of dat nou bij mensen thuis is bij het isoleren, het aanschaffen van
een elektrische auto of bij ondernemers die gaan verduurzamen. Het gaat altijd om
de balans tussen normeren, subsidiëren en beprijzen. Dat is ook hoe het Klimaatfonds
in elkaar zit.
Het lid Kostić maar ook mevrouw Bromet en mevrouw Vedder vroegen naar het advies van
de Raad van State over een sterkere rol voor de Minister voor Klimaat. Dat komt uit
een advies van de Raad van State over het Klimaatplan. Dat is een plan dat we eens
in de vijf jaar moeten maken en dat eigenlijk een verdere doorkijk geeft naar hoe
het langeretermijnbeleid voor klimaat eruitziet. In het Klimaatplan dat binnenkort
naar de Tweede Kamer komt, ga ik natuurlijk ook in op het advies en de reactie van
de Raad van State, ook op dit punt. In algemene zin kan ik zeggen dat ik als coördinerend
Minister veelvuldig contact en gesprekken heb met de collega's van LVVN, Minister
Keijzer, voor de gebouwde omgeving, Minister Madlener, Staatssecretaris Jansen en
mijzelf, voor de elektriciteit en industrie, om tot samenhangend beleid te komen dat
samen tot die doelen optelt. Maar ik zal specifiek op dit advies ingaan in het stuk
bij het Klimaatplan.
Mevrouw Vedder en mevrouw Bromet hadden een vraag over dat in datzelfde advies van
de Raad van State wordt geadviseerd om een doel vast te leggen voor de periode na
2030. Ook daar zal ik op ingaan in het Klimaatplan. Maar ik kan hier alvast zeggen,
ook omdat dat al eerder gecommuniceerd is met de Kamer, dat uit de Europese klimaatwet
volgt dat we voor 2040 een doel moeten vaststellen, maar in de nationale wetgeving
zal ik dat niet vastleggen. Ik vind het van belang dat we ons nu richten op doen wat
we moeten doen voor 2030 en de jaren daarna.
Mevrouw Vedder vroeg mij naar de klimaatboekhouding, om het zo maar even te noemen.
Boeren nemen maatregelen op hun erf en de klimaatwinst komt dan ten goede aan een
andere sector. Dat kan soms zo zijn. Dat is overigens niet alleen zo op het boerenerf;
dat kan ook in de industrie of de mobiliteit zo zijn. Laat ik ook benadrukken dat
ik zie dat boeren op verschillende manieren en in verschillende vormen een positieve
bijdrage leveren aan de CO2-reductie die gaande is: of het nou gaat om groen gas, minder kustmestgebruik, zon
op land of een windmolen op het erf; volgens mij zijn dat ook de voorbeelden die mevrouw
Vedder noemde. Ik juich het ook alleen maar toe. Ik hoop ook dat dit soort initiatieven
of dit soort acties, moet ik zeggen, meer en meer gaan plaatsvinden. Daar waar we
kunnen, ondersteunen we dat. Denk aan de SDE++-regeling. Ook binnen het Klimaatfonds
zijn er regelingen, bijvoorbeeld voor verduurzaming van tractoren, waar ook boeren
en boerinnen een beroep op kunnen doen. Maar aan de klimaatboekhouding en dat we die
zo vormgeven dat die internationaal vergelijkbaar is, kan ik niet zomaar iets veranderen.
Ik zie het effect. Ik waardeer enorm wat er gebeurt. Dat neemt niet weg dat er nog
steeds een opgave is. Maar ik moet ook aan de eenheid van de klimaatboekhouding vasthouden,
dus ik kan dat niet veranderen.
De voorzitter:
Er is een interruptie van meneer Holman.
De heer Holman (NSC):
Ik snap gedeeltelijk het antwoord van mevrouw Hermans, namelijk dat het zo werkt.
Maar als je het hebt over de prestatie die de landbouw levert, dan zou je toch weleens
administratief de verkenning kunnen gaan doen, of kunnen registreren, administreren,
neerschrijven wat de landbouw al doet. Je onderwaardeert nu namelijk de prestatie
die de landbouw verricht. Ze verrichten veel, maar ze krijgen het niet op hun conto.
Minister Hermans:
Ik begrijp de vraag heel goed, dus vandaar dat ik even met mijn collega overlegde.
Het zou mooi zijn als je daar in elk geval een beetje een beeld van kan schetsen,
nog even los van hoe dat in onze boekhouding terechtkomt. Ik wil best kijken of we
daar een impressie van kunnen geven, maar ik wil daarbij wel de verwachtingen temperen.
We kennen vanuit de SDE++ inderdaad subsidies toe aan wind op land en zon op land,
ook op het boerenerf, maar ik weet niet of dat allemaal terug te halen is en wat dat
allemaal exact oplevert en bijdraagt. Maar ik wil een poging wagen om te kijken of
we daar in elk geval een beeld van kunnen schetsen.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog.
Minister Hermans:
Voorzitter. Dan de koolstofverwijdering, of emissies uit de lucht halen. Het lid Kostić
en mevrouw Vedder stelden mij daar vragen over. Ik begin met de vraag van het lid
Kostić over wat ik ga doen. Ik moet zeggen: emissies uit de lucht halen, erkent de
Minister van Klimaat en Groene Groei dat? Ik hoop dat ik de vraag zo goed begrepen
heb. Ik ga ’m gewoon beantwoorden en dan zie ik aan de non-verbale communicatie van
het lid Kostić vast of ik het goed begrepen heb. Afgelopen december is het EU-certificeringskader
voor koolstofverwijdering en koolstoflandbouw in werking getreden. Dit biedt boeren
de mogelijkheid om EU-breed erkende koolstofvastlegging te realiseren. Het kabinet
volgt de ontwikkelingen op dit vlak in de EU op de voet. Ik zie daarbij koolstofvastlegging
als bijdrage aan klimaatdoelen en als aanvullend verdienvermogen voor de boer.
Mevrouw Vedder vroeg wat ik nog ga doen op het gebied van koolstofverwijdering. Wij
zetten dus in op dit beleid. Als ik het goed zeg uit mijn hoofd is aan CDA, VVD en
ChristenUnie toegezegd dat er bij het verschijnen van het Klimaatplan ook een Routekaart
Koolstofverwijdering volgt, waarin alle vormen van koolstofverwijdering en de beleidsinzet
van het kabinet uiteen worden gezet. Er is natuurlijk al het een en ander gewisseld
over biobased bouwen. Dat is natuurlijk ook een element op dit terrein.
Voorzitter. Dan ben ik bij de laatste vraag. Die is van mevrouw Van der Plas en gaat
over de campagne van de Week Zonder Vlees en Zuivel. Haar vraag was heel specifiek:
gebeurt dat nou op onze ministeries? Dat is dus het Ministerie van EZ, want wij zitten
allemaal in hetzelfde gebouw en maken gebruik van dezelfde kantine. Het is belangrijk
om te zeggen dat het geen initiatief is van LVVN, KGG of EZ, maar cateraars en locaties
zijn vrij om hierbij aan te sluiten. Op onze ministeries doen wij mee aan deze week.
Ik weet het niet voor andere ministeries, maar ik ben het nagegaan voor ons gebouw.
Voor zover ik het begrepen heb van collega's wordt het neergezet om te laten zien
wat voor innovaties er gaande zijn. Er is op geen enkele manier sprake van het in
een kwaad daglicht plaatsen van vlees, eieren en zuivel.
De voorzitter:
Dank u wel. Er is een interruptie van mevrouw Vedder. O, mevrouw Van der Plas, ik
had u niet gezien. Gaat u maar eerst, als het aansluit op het laatste antwoord van
de Minister. We gaan er niet om vechten.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Dank aan de Minister voor dit antwoord. Ik schrik hier wel van. Ik weet dat het geen
initiatief is van het ministerie om dit te doen. De cateraar die daar catert, besluit
wel of niet mee te doen aan zo'n initiatief. Dat duidelijke onderscheid wil ik daarbij
wel maken. Maar ik vind het echt bizar dat producten, die volgens strenge wettelijke
normen worden gemaakt door onze hardwerkende ondernemers, waar de partij van deze
Minister ook hard voor knokt, een week lang niet beschikbaar zijn. Ik vind dat dat
een vrije keuze moet zijn. Ik wil de Minister vragen om de cateraar nadrukkelijk te
verzoeken om dit volgend jaar níét te doen. Er worden producten uitgesloten die door
mensen worden gemaakt. Ik wil de Minister ook vragen om te kijken of er volgend jaar
in deze week een week voor het lokale product kan komen. Dat betreft dus Nederlandse
voedselproducten; dat kunnen dierlijke eiwitten zijn, dat kunnen plantaardige eiwitten
zijn, maar wel het lokale product. Want als we echt stappen willen zetten op een lagere
CO2-voetafdruk, dan hebben we het over lokaal kopen, dicht bij huis.
Minister Hermans:
Ik denk dat het belangrijk is om even een misverstand weg te nemen. Als ik dat veroorzaakt
heb, dan vind ik dat vervelend. Het is niet zo dat er deze week geen vlees of zuivel
of eieren te koop en te krijgen zijn op het ministerie. Het is alleen dat er een korting
geldt op de plantaardige producten, om de innovaties aan te kunnen bieden en positief
onder de aandacht te brengen. Maar het is dus niet zo dat die andere producten niet
beschikbaar zijn.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Dat was namelijk wel mijn rechtstreekse vraag: doe je mee aan de Week Zonder Vlees
en Zuivel? Dat was mijn vraag. Doet het ministerie of de cateraar op het ministerie
mee aan de Week Zonder Vlees en Zuivel?
De voorzitter:
Uw vraag is duidelijk.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ja, maar mijn vraag blijft overeind. Wil de Minister of willen de Ministers in gesprek
gaan met de cateraar om volgend jaar een week van het lokale voedsel te organiseren?
De voorzitter:
Een korte reactie van de Minister.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Dan kunnen we pas echt stappen zetten.
Minister Hermans:
Ik ga natuurlijk nooit een gesprek tegenhouden of niet voeren. Ik ben altijd tot gesprekken
bereid. Maar toch even het volgende. Mevrouw Van der Plas blijft een beetje suggereren
dat de naam van de week, waar ik niet over in discussie ga, suggereert dat er in deze
week geen vlees, kaas en eieren of gewone melk beschikbaar zijn op de Ministeries
van KGG, LVVN en EZ. Dat is gewoon niet zo. Een gesprek met de cateraar kunnen we
natuurlijk altijd aangaan.
De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw Vedder, wilt u nog gebruikmaken van uw interruptie? Ga uw gang.
Mevrouw Vedder (CDA):
Als het mag, wil ik nog kort terugkomen op de koolstofadministratie. Ik volg namelijk
ook met interesse de KGG-commissie. Daar heb ik de Minister in een ander debat horen
zeggen dat de landbouw bijvoorbeeld voor de elektrificering van trekkers of de zonnepanelen
aanspraak doen op het Klimaatfonds. Maar de bulk van de taakstelling van de landbouw
en LULUCF's, zeg maar, zit ’m volgens mij vooral in methaanreductie. Dat valt binnen
een blok waarin nu geen toegang is tot het Klimaatfonds. Klopt dat of niet? Dat wilde
ik even checken.
Minister Hermans:
Dat klopt. Van de SDE++ of van innovatieregelingen binnen het Klimaatfonds kunnen
ook boeren en agrarisch ondernemers gebruikmaken. Precies voor het punt dat mevrouw
Vedder noemde, is het Klimaatfonds nu niet open.
De voorzitter:
Dank u wel. Was u gereed met uw betoog? Ja. Het lid Kostić heeft nog een interruptie.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Ik heb een paar praktische vragen, maar ik laat het even daarbij. Ik wacht heel even
tot het aan deze kant een beetje stil is.
De voorzitter:
Mogen we nog even stilte? Dan kunnen we het afronden. Het lid Kostić heeft het woord.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Dank. Kijk, het gaat mij om het volgende. Ik vraag de Minister van Klimaat of ze erkent
dat de wetenschap in consensus zegt: het beste dat je kan doen voor het klimaat is
stappen nemen naar meer plantaardig en minder dierlijke eiwitten. Dat is ook kosteneffectief.
Erkent ze al die studies van onder andere Leiden en Harvard, dus gewoon wat de wetenschap
daarover zegt? Zo ja, hoe gaat ze dat toepassen in haar klimaatbeleid? Ik zie haar
namelijk een beetje met terughoudendheid richting BBB reageren, maar volgens mij moet
ze vooral trots zijn als plantaardig wordt gestimuleerd.
Minister Hermans:
Dit ging even over een campagneweek, wat losstaat van de vraag die u aan de Minister
van LVVN stelde over de 50/50-ambitie. U stelde die vraag ook aan mij, maar ik dacht:
in het kader van de tijd is het antwoord met haar reactie door het kabinet gegeven.
Over die ambitie zijn in Europees verband afspraken gemaakt. Ik heb de Minister van
LVVN horen schetsen wat het dilemma is voor en hoe het kabinet wil kijken naar hoe
je dat in Nederland implementeert. Ik begrijp die overweging en die afwegingen. Ik
zie dat ook dit een onderdeel is van beleid, zowel voor de aan landbouw gerelateerde
opgave die we hebben als voor de klimaatopgave, waar ik mee bezig ben. Dat is bijvoorbeeld
een van de onderwerpen van de gesprekken die wij samen hebben over het klimaat, over
de klimaatopgave en over waar de landbouw wat dat betreft voor staat.
De voorzitter:
Dank u wel. U heeft nog één interruptie, lid Kostić. Ga uw gang.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Dit was het meest vage antwoord ooit, maar ik ga ervan uit dat de Minister de wetenschap
erkent en dat ze daarmee aan de slag gaat. Ik had ook een laatste vraag gesteld. In
de laatste twintig jaar is de uitstoot vanuit de landbouw nauwelijks gedaald. De kans
dat de sector nog op tijd, voor 2030, het doel haalt, is minder dan 5%. Hoe beoordeelt
Minister Hermans het gebrek aan voortgang in de landbouw?
Minister Hermans:
Ik hecht eraan te zeggen dat ik natuurlijk de wetenschap respecteer en er grote waarde
aan hecht. Daar heb ik vanochtend in een tweeminutendebat nog woorden over gewisseld
met onder anderen mevrouw Kröger. Ik wil hier dus echt de suggestie weerspreken die
lid Kostić daarover opwerpt, namelijk dat ik daar vaag over ben of dat ik de wetenschap
niet belangrijk zou vinden.
Dan de vraag over wat ik vind van het buiten bereik zijn van doelen. Dat is niet goed.
We hebben daar afspraken over gemaakt; we moeten de doelen halen. Het moet weer binnen
bereik komen, binnen de bandbreedte waar het PBL op rapporteert. Dat geldt voor de
landbouwsector, voor mobiliteit, voor industrie en elektriciteit, en voor de gebouwde
omgevingen. Met alle vijftien sectoren kijken we nu wat we kunnen doen om dat weer
voor elkaar te krijgen.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik kijk nog even naar links. Is er nog behoefte aan een tweede termijn?
Heel kort, ik zie nog twee mensen ja knikken. Maar ik zie ook heel veel mensen nee
schudden. Een tweeminutendebat kunt u nu aanvragen. Als u dat nu doet ...
Kamerlid Kostić (PvdD):
Ja, ik was het, hallo! Of doen we het via de spreekvolgorde?
De voorzitter:
Ik zie dat door meerdere mensen een tweeminutendebat wordt aangevraagd. Door meneer
Holman? Laten we dat zo vaststellen. Dan dank ik u voor uw aanwezigheid. Ik dank de
bewindslieden ook voor hun komst en mevrouw Hermans voor haar geduld, omdat zij uren
moest wachten.
We gaan de toezeggingen nog even voorlezen. Ik zie u vertrekken, maar u bent weer
veel te snel, meneer Holman.
– De Minister van LVVN stuurt voor de zomer van 2025 de kabinetsappreciatie op het rapport
van de Universiteit Leiden, de TU Delft en de Erasmus University Rotterdam over het
klimaat- en het biodiversiteitsbeleid.
– De Minister van LVVN stuurt voor de zomer van 2025 een brief over de biologische landbouw,
de groei van het areaal biologische landbouw en de vraag naar biologische producten.
– De Minister van LVVN stuurt medio zomer 2025 een brief met een uitleg over hoe de
supermarkten, voedselverwerkers, veevoergiganten en banken concreet mee gaan betalen
aan de opgaven. Tevens wordt er in de brief ingegaan op hoe er via de ketenaanpak
invulling wordt gegeven aan de 50%-plantaardigdoelstelling in 2030.
Dat was hem. Heb ik dat zo goed geciteerd? Dan dank ik u allen voor uw aanwezigheid.
Ik wens u een prettige thuisreis. Dank u wel. Ik sluit de vergadering.
Sluiting 18.39 uur.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M. Aardema, voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur -
Mede ondertekenaar
R.P. Jansma, griffier -
Mede ondertekenaar
J. Thijssen, voorzitter van de vaste commissie voor Klimaat en Groene Groei
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.