Verslag van een commissiedebat : Verslag van een commissiedebat, gehouden op 5 maart 2025, over Raad voor Concurrentievermogen/Interne markt & Industrie (formeel)
21 501-30 Raad voor Concurrentievermogen
Nr. 638
VERSLAG VAN EEN COMMISSIEDEBAT
Vastgesteld 11 april 2025
De vaste commissie voor Economische Zaken en de vaste commissie voor Europese Zaken
hebben op 5 maart 2025 overleg gevoerd met de heer Beljaarts, Minister van Economische
Zaken, over:
– de brief van de Minister van Economische Zaken d.d. 21 februari 2025 inzake geannoteerde
agenda Raad Concurrentievermogen 6 maart (Kamerstuk 21 501-30, nr. 630);
– de brief van de Minister van Economische Zaken d.d. 13 december 2024 inzake kabinetsvisie
EU-concurrentievermogen (Kamerstuk 21 501-30, nr. 621);
– de brief van de Minister van Economische Zaken d.d. 14 januari 2025 inzake stand van
zaken herziening Verordening screening buitenlandse directe investeringen (Kamerstuk
22 112, nr. 3988).
Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken, Michon-Derkzen
De voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken, Van der Plas
De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken, Reinders
Voorzitter: Michon-Derkzen
Griffier: Coco Martin
Aanwezig zijn zes leden der Kamer, te weten: Flach, Martens-America, Michon-Derkzen,
Postma, Sneller en Thijssen,
en de heer Beljaarts, Minister van Economische Zaken.
Aanvang 13.31 uur.
De voorzitter:
Goedemiddag. Hallo. Ik open hierbij het commissiedebat van de vaste Kamercommissie
voor Economische Zaken. We hebben het vandaag over de Raad Concurrentievermogen. Ik
heet de leden van harte welkom. We hebben afgesproken dat we drie minuten per fractie
spreken. Ik zou twee interrupties in tweeën willen voorstellen. Ik hoop dat we het
debat gaan afronden. Overigens natuurlijk ook van harte welkom aan de Minister. Dit
alles gezegd hebbende geef ik het woord aan de eerste spreker. Dat is de heer Thijssen
namens GroenLinks-PvdA.
De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):
Dank, voorzitter. Volgens de leden van GroenLinks-PvdA is het essentieel dat Nederland
en Europa een eigen sterke industrie hebben, zodat we zelf onze cruciale producten
kunnen maken, zoals staal, plastic, medicijnen et cetera. Daarmee stellen we ook onze
banen en ons verdienvermogen voor de komende decennia zeker. Het is goed dat de regering
en de Europese Commissie de klimaatdoelen overeind houden, want daarmee blijven we
strijden tegen de klimaatcatastrofe, en doen we wat Draghi heel sterk zegt. De analyse
van Draghi is dat wij in schone technologieën een voorsprong hebben op China en de
VS. Door door te zetten met de klimaatdoelen kunnen we de voorsprong vergroten, zeker
nu president Trump heeft gezegd: «Drill, baby, drill.» Dus hij gaat langer door met
fossiel en wij hebben hierbij een kans om onze voorsprong in schone technologieën
te vergroten.
Maar goed, met alleen die mooie woorden en mooie doelen ga je het niet halen. Daar
is natuurlijk ook gewoon geld voor nodig. De Clean Industrial Deal, waarover wij vandaag
praten en de Minister volgende week in de Raad in Europa, heeft het over zo'n 460
miljard euro per jaar die nodig is voor het industriegedeelte van eigenlijk het hele
Draghi-rapport. De Commissie legt nu zelf zo'n 100 miljard op tafel en dat is dus
bij lange na niet genoeg. Bovendien lijkt het ook dubbel geld te zijn, geld dat al
ergens anders voor bestemd was. Ziet de Minister ook het verschil tussen enerzijds
de mooie woorden van de Commissie en anderzijds het weinige geld dat op tafel komt
te liggen, waardoor die mooie woorden nooit waargemaakt gaan worden?
Eigenlijk is de Minister geen haar beter, want we zien het ook in Nederland. In het
document EU-Concurrentievermogen zien we dat dit kabinet onder het punt inzet zegt:
«Blijven investeren in onderzoek: financiering van alleen het meest excellente onderzoek
creëert uitmuntende kennis waarmee Europa wereldwijd kan concurreren.» Tegelijkertijd
bezuinigt dit kabinet miljarden op onderzoek en innovatie. Nu het geld niet uit Europa
gaat komen, vraag ik de Minister nog maar een keer: gaat hij met zijn vuist op tafel
slaan bij de Voorjaarsnota om ervoor te zorgen dat die miljarden er wel komen? Dit
gaat over onze industrie. Ik neem aan dat de Minister ook de noodsignalen heeft gehoord
vanuit de industrie en vanuit Rotterdam.
Ik kan zijn antwoord eerlijk gezegd al raden, want er gaat niet meer geld komen ondanks
die noodsignalen. Maar het kan ook anders. Want we kunnen ook markt creëren voor die
groene producten, zoals bijvoorbeeld: 10% groen staal van Europese bodem in 2030.
Dat neemt dan steeds toe. Er staat nu wel iets over in de deal, maar eigenlijk is
dat niet genoeg, want dat is alleen maar bij aanbesteding. Dus mijn vraag is: gaat
de Minister pleiten voor echte vraagcreatie voor die groene productie om op die manier
die groene industrie in Nederland op te bouwen?
Dan het Omnibusvoorstel. Het is prima om onnodige regels te schrappen. Wij van GroenLinks-PvdA
hebben afgelopen dinsdag ook gestemd voor de wet van deze Minister om dat te doen,
maar wat hierin wordt voorgesteld is niet het schrappen van onnodige regels. Hierin
gebeurt iets veel ergers. Ten eerste helpt het niet zoveel. Ik heb de Minister weleens
gevraagd hoeveel het gaat helpen. Nou, dat wist de Minister niet, maar de Europese
Commissie wel. Die zegt: we hebben 800 miljard nodig voor Draghi. Dit helpt 6 miljard
per jaar. Dus het helpt eigenlijk totaal, volstrekt onvoldoende bij het in de benen
houden van die industrie. Maar het gaat ook niet over onnodige regels. Laat ik één
voorbeeld noemen, want ik weet dat we geen tijd meer hebben. Als we hier in Nederland
nu chocola gaan maken, dan kopen we de cacao in bij een distributiekantoor in Afrika.
Met de huidige voorstellen hoeft er dan niet meer verder bekeken te worden waar die
cacao vandaan komt, terwijl we weten dat er in Ivoorkust cacaovelden zijn waar kinderen
te werk worden gesteld voor onze chocolade. Dit is dus niet het afschaffen van onnodige
regels. Ik vraag aan de Minister om zich met hand en tand tegen deze aanpassing te
verzetten.
De voorzitter:
Dank u wel. We gaan luisteren naar de bijdrage van mevrouw Martens-America. Zij spreekt
namens de VVD. Aan u het woord.
Mevrouw Martens-America (VVD):
Dank, voorzitter. Het is goed dat we middels dit debat de Minister de prioriteiten
van de VVD-fractie kunnen meegeven richting de Raad. Wat mij betreft is het van belang
dat we ons verdienvermogen op peil houden, dat we een aantrekkelijk vestigingsklimaat
in en een gelijk speelveld tussen Europese landen creëren, en zeker dat we een stabiele
sterke economie creëren tussen de verschuivende krachten van Amerika en China in.
Het versterken van onze eigen industrie heeft voor mijn fractie dan ook prioriteit,
voor zowel onze strategische onafhankelijkheid als ons verdienvermogen.
Voorzitter. Dit debat is breder. Wij voeren dit elke week. Ik denk dat ik niet alleen
voor mezelf spreek, maar misschien zelfs ook voor mijn buurman, als ik zeg dat wij
allebei enorm uitkijken naar alle plannen die volgens mij in Q3 naar de Kamer komen.
Daarover gaan wij uitgebreid debatteren. Maar voor vandaag richt ik mijn vragen op
de recent in Brussel gepubliceerde Omnibus over het tegengaan van concurrentieverstorende
regeldruk. Ik heb dan ook twee vragen aan de Minister voordat hij vertrekt richting
Brussel. Eén. Gaat de voorgenomen ambitie, omschreven in Omnibus, over de doorgeslagen
wet- en regelgeving, of eigenlijk de rapportageverplichting, ver genoeg voor deze
Minister? Hoe kijkt hij hiernaar? Twee. In hoeverre is die ketenverantwoordelijkheid
voor het mkb hier nu uit? Want volgens mij zijn de tweede en derde lijn uit de keten
gehaald, maar zit de eerste lijn er bijvoorbeeld nog in. Hoe kijkt hij hiernaar en
welke verbeterpunten ziet hij hierbij voor Nederland?
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. U heeft een vraag van ... Sorry. Ja, eerst meneer Thijssen en daarna mevrouw
Postma. U had toch een interruptie, meneer Thijssen? U krijgt een interruptie van
meneer Thijssen.
De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):
Sorry, er was even verwarring van mijn kant. Excuses daarvoor. Ik wil even bij de
VVD checken wat hier nu gevraagd wordt. Volgens mij klopt het inderdaad dat in de
huidige voorstellen ... In het Omnibusvoorstel wordt gezegd: we gaan niet meer de
hele keten in kaart brengen, bijvoorbeeld van de cacao-industrie; we gaan alleen nog
kijken naar het eerste bedrijf in de toeleveringsketen. Pleit de VVD er nu voor om
nu ook dat eerste bedrijf in de toeleveringsketen uit het voorstel te halen, dus om
gewoon überhaupt niet meer in de keten te kijken welke mogelijke misstanden daar plaatsvinden?
Mevrouw Martens-America (VVD):
Dat zijn natuurlijk wel twee verschillende dingen. Eén. We hebben het hier in principe
over rapportageverplichtingen. Om het even voor iedereen die meekijkt scherp te krijgen,
de heer Thijssen heeft het dan volgens mij over de CSDDD. Nee, wat er aan de orde
is op dit moment, is dat er tot heel diep in de keten allerlei rapportageverplichtingen
waren. Als je eerste lijn ook een kleine mkb'er is, dan vraag je daar natuurlijk ook
een hele hoop van. Het is dus niet zo dat de eerste lijn per definitie een groot bedrijf
is dat de fte's heeft om aan die rapportageverplichtingen te voldoen. Mijn fractie
maakt zich daar zorgen over en daarom is mijn vraag aan de Minister hoe hij hier op
dit moment naar kijkt. Ontzien wij ook de eerste lijn, helemaal wanneer het kleine
bedrijven zijn, voldoende met het tegengaan van deze regeldruk? Ik ben heel benieuwd
naar zijn antwoord daarop.
Daarnaast blijven de OESO-richtlijnen natuurlijk nog wel gewoon staan. Dit komt er
eigenlijk bovenop. OESO, waar iedereen zich aan moet houden, ook Amerika, zorgt eigenlijk
voor een gelijker speelveld. Dus ja, met de CSDDD leggen wij extra regelgeving voor
heel Europa boven op het gelijke speelveld dat we in principe ook met Amerika hebben.
Dus daar maakt mijn fractie zich zorgen over.
De voorzitter:
Dat leidt tot een vervolgvraag.
De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):
Er zijn de afgelopen week natuurlijk meerdere voorstellen gepubliceerd door Europese
Commissie. Eentje gaat over die rapportageverplichting. De andere gaat over de antiwegkijkwet.
Die antiwegkijkwet gaat erover dat je in je keten moet kijken of daar milieumisstanden
zijn, mensenrechten worden geschonden of kinderarbeid plaatsvindt. Ook al ben je een
mkb-bedrijf, het betekent dus wel dat als je dan de eerste toeleverancier van een
groot bedrijf bent, het grote bedrijf er wel achter moet kunnen komen of er misschien
kinderhandjes gebruikt worden om deze chocola te maken. Dus toch nog een keer de vraag.
Volgens mij gaat de vraag van mevrouw Martens namelijk over die rapportagewet, maar
mijn vraag aan mevrouw Martens gaat over de antiwegkijkwet. Ik vind het schadelijk
dat er nu niet meer diep in die keten wordt gekeken en dat we dadelijk niet weten
of die kinderen in Ivoorkust hebben bijgedragen aan die Nederlandse chocola. Vindt
mevrouw Martens nu dat het eerste bedrijf weg moet uit de antiwegkijkwet?
Mevrouw Martens-America (VVD):
Neenee, dat vind ik helemaal niet. Ik denk dat het heel goed is dat de heer Thijssen
dat op die manier nog een keer verhelderend vraagt. Volgens mij moeten we dat namelijk
allemaal niet willen. In principe is dat op dit moment verboden, ook binnen de OESO-richtlijnen.
Dus het is niet zo dat CSDDD dit gaat voorkomen. Dat is dus mijn zorg. Mijn vraag
aan de Minister is: hebben we hiermee niet een papieren werkelijkheid gecreëerd? De
Douane gaat straks een container openen en kijkt naar de certificaten. Die kijkt helemaal
niet meer wat er in de container zit. Certificaten zijn in principe makkelijker te
verhandelen. Dus de zorg van de VVD-fractie is de vraag of we niet een papieren werkelijkheid
hebben gecreëerd. De zorgen van de heer Thijssen zijn heel legitiem. Daarom vraag
ik ook aan de Minister hoe we dat kunnen doen. Welke ruimte zit er tussen niet de
eerste lijn in deze papieren werkelijkheid meeslepen, maar wel grip houden op misstanden
die we allemaal niet willen hebben? We gaan hier waarschijnlijk nog heel lang over
debatteren. Dat is hard nodig. Ik ben ook benieuwd naar de antwoorden van de Minister.
De voorzitter:
Meneer Thijssen heeft een derde interruptie.
De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):
Die OESO-richtlijnen zijn natuurlijk richtlijnen, maar die zijn niet omgezet in nationale
of Europese wetgeving. Daarom hebben ze ook zo weinig effect. Daarom weten we dat
er nog steeds kinderen op de cacaovelden in Ivoorkust zijn en dat die cacao uiteindelijk
terechtkomt in onze supermarktschappen. Daarom is die antiwegkijkwet nodig. Maar deze
antiwegkijkwet wordt in het huidige voorstel ontzettend uitgekleed, want in plaats
van kijken naar de hele keten hoeven we nu alleen nog maar naar de eerst stap te kijken.
Is de VVD het met GroenLinks-PvdA eens dat het onwenselijk is dat voor die antiwegkijkwet
niet langer de hele keten in kaart hoeft te worden gebracht?
De voorzitter:
Ik hoor iets van herhaling in de vraag, mevrouw Martens.
Mevrouw Martens-America (VVD):
Ik heb wel een iets ander antwoord. Het is natuurlijk enorm lastig, want je kunt niet
én een pleidooi houden dat we het concurrentievermogen van Europa moeten versterken
én in dezelfde week een enorme lastenverzwaring voor het bedrijfsleven aankondigen
én zeggen dat we de wet- en regelgeving niet willen versoepelen, ook al zet die Europa
op achterstand ten opzichte van Amerika. Het is natuurlijk niet én-én. Dat hebben
we gezien, want Europa zakt op elke lijst. Het is óf-óf. We zullen keuzes moeten maken.
Ik denk dat wij allemaal de ambitie onderstrepen die de heer Thijssen op tafel legt.
Ik denk en ik hoop dat ik geen partij in dit huis kan vinden die vindt dat dat kleding
door kinderen moet worden gemaakt. Mijn vraag aan de Minister is dan ook: onder welke
wet- en regelgeving zou het kunnen vallen? Betekent het wellicht dat we op een andere
manier toezicht moeten gaan houden om te voorkomen dat we Europa met extra regels
opzadelen, regels waardoor we ons buitenspel plaatsen tegenover Amerika en China?
Voorzitter. De heer Thijssen en ik vinden precies hetzelfde, maar de VVD vindt alleen
wel dat we de afgelopen tijd hebben kunnen zien dat de én-én-én Europa op achterstand
zet. Dus we moeten die impasse ergens gaan doorbreken. Wellicht is dat dit, maar als
blijkt dat dat niet zo is en het risico op bijvoorbeeld meer kinderarbeid toeneemt,
dan zullen we het daar opnieuw over moeten hebben en aan een alternatief moeten gaan
werken.
De voorzitter:
De laatste interruptie van de heer Thijssen.
De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):
Dit is dus aantoonbaar niet waar. Niet deze Minister maar de Europese Commissie heeft
in kaart gebracht wat het scheelt als we dit voorstel helemaal uitwerken. Dat scheelt
op jaarbasis 6,3 miljard voor alle Europese bedrijven. Dat is een hoop geld, hoor,
maar wat nodig is om Europa uit het slop te halen, is die 800 miljard van Draghi.
Natuurlijk kunnen we hier kijken of we onnodige regels kunnen wegnemen. Daar is mijn
partij ook helemaal voor, maar de concurrentiekracht van Europa gaan we op deze manier
niet fixen. Maar we houden wel kinderarbeid in stand!
De voorzitter:
Meneer Thijssen, wat is uw vraag?
De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):
Sorry, maar ik wil gewoon even reageren, want ik krijg een sneer over het noodkostenplan
dat wij hebben gepresenteerd. We hebben vandaag in het FD gelezen dat de uitkeringen
aan winstgevende bedrijven hoger zijn dan ooit in de wereldeconomie. Hoger dan ooit!
De voorzitter:
Meneer Thijssen!
De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):
Sorry, maar ik wil gewoon even reageren. Ik houd inderdaad een heel betoog, maar ik
zal dan alleen maar even zeggen: die zijn hoger dan ooit en wat wij doen, is de meest
winstgevende bedrijven wat meer belasting laten betalen, zodat we de prijzen voor
een aantal mensen kunnen verlagen. En daar heb ik verder geen vragen over; het is
gewoon een verschrikkelijk goed plan.
De voorzitter:
Meneer Thijssen, u loopt echt al een tijdje mee in de Kamer. In een interruptie stel
je een vraag. Je mag dat doen met een kleine aanloop, maar we gaan niet via interrupties
een heel eigen betoog houden. En dat weet u als geen ander.
Dan gaan we nu luisteren naar... O, nee, er is eerst nog een interruptie van mevrouw
Postma. Ik ben helemaal van mijn à propos!
Mevrouw Postma (NSC):
Ik begreep dat mevrouw Martens klaar was met haar inbreng. Ze heeft heel terecht het
Omnibusakkoord genoemd. Ik miste in haar inbreng echter wel haar visie op de Europese
industrie. Onze eigen industrie heeft het op dit moment vrij zwaar, doordat die energie-intensief
is. We zien verder dat we overal in Europa te maken hebben met overheden die verschillende
vormen van staatssteun kunnen bieden aan hun industrie. Met de nu voorliggende Europese
wetgeving wordt dat versoepeld. Ziet mevrouw Martens ook het gevaar dat de versoepeling
van die staatssteunregels ervoor gaat zorgen dat onze industrie minder goed mee kan
komen?
Mevrouw Martens-America (VVD):
Dank voor de mogelijkheid om meer helderheid te geven. Dat klopt. We hebben net het
debat over de Staat van de economie en het debat over verdienvermogen gehad en ik
wil ook proberen om jullie niet elke week hetzelfde verhaal voor te leggen. Dit debat
gaat natuurlijk over de komende Raad en daarom is het een wat andere inbreng. Maar
ik geef u met alle liefde mijn visie op de industrie.
Ik deel deze zorg helemaal en ik denk dat we de afgelopen tijd verschillende aanbestedingstrajecten
hebben gezien waarin dit actueel is, neem bijvoorbeeld Damen en de onderzeeërs die
moeten worden aangekocht. Het onderwerp is breed en dat laat ook direct zien dat de
interne markt op dit moment nog een hele grote uitdaging is. Ik denk dat Project Beethoven
een heel mooi voorbeeld is van wat er gebeurt als wij een bedrijf hier proberen te
houden en er tussen Europese landen wel grote concurrentie ontstaat. Ja, dat vraagt
om afspraken. Er zullen afspraken moeten worden gemaakt en ik hoop daarom dat wij
hier met z'n allen tot een plan kunnen komen dat we aan de Minister mee kunnen geven.
Ik denk namelijk dat de zorg van NSC heel terecht is, want als wij met landen als
China en Amerika moeten concurreren dan moeten we niet elkaar blijven beconcurreren.
De voorzitter:
Mevrouw Postma, een vervolgvraag?
Mevrouw Postma (NSC):
Dank voor dit antwoord, maar het gaat nog een stapje verder, hè. We zagen bijvoorbeeld
dat het veel meer in de cultuur en de bedrijfscultuur van landen als Duitsland en
Frankrijk zit dat de overheid de industrie steunt. De regels van de Europese Unie,
de Commissie, waren eerst vrij strak, maar die worden met dit voorstel nog meer versoepeld.
Is mevrouw Martens het met NSC eens dat de versoepeling, die nu concreet plaatsvindt,
echt schadelijk kan zijn? En is mevrouw Martens het ermee eens dat we de Minister
eigenlijk moeten vragen of hij op pad wil gaan om die versoepeling van de staatssteunregels
van tafel te halen?
Mevrouw Martens-America (VVD):
Dat is een hele interessante vraag, waar ik het antwoord op dit moment niet op heb.
Ik ben ook benieuwd om van de Minister te horen hoe hij hiernaar kijkt. Als ik daarna
een afwijkende mening heb, dan zult u dat absoluut nog van mij horen.
De voorzitter:
We gaan luisteren naar de bijdrage van de heer Sneller. Hij spreekt namens D66.
De heer Sneller (D66):
Dank, voorzitter. Ik dacht dat we hier met z'n tienen zouden zitten, gezien wat er
allemaal is gebeurd en hoe belangrijk het is wat er de komende jaren gaat gebeuren
met de interne markt. Toen ik mij voorbereidde, dacht ik verder dat het maar goed
is dat we niet vier jaar geleden een grote PVV-overwinning hadden, want dan hadden
we wellicht een nexit gehad. Er zit nu een Minister die namens de PVV de Kroon dient
door er gewoon voor te zorgen dat de interne markt versterkt wordt.
De Commissie komt met een horizontale strategie en het lijkt mij goed dat op deze
Raad wordt ingebracht dat wij daar zo veel mogelijk eurotekens bij moeten krijgen.
Wat is nou de potentiële opbrengst die nog te bereiken is? Ik was vorige week met
de commissie voor de Rijksuitgaven in Washington. Alles wat daar gebeurt, ligt buiten
onze invloedssfeer. Ik waardeer wat Minister Klever daar gaat doen, maar uiteindelijk
zal hij doen en laten wat hij wil. Maar die interne markt ligt wel binnen onze invloedssfeer
en daar moeten we dus maximaal op inzetten. Om dat concreter te maken denk ik dat
het belangrijk is om te weten en vaak te communiceren welke impliciete tarieven wij
hebben en welke winst wij daar nog kunnen boeken.
De stukken zijn van een paar weken geleden en sommige zelfs van december. Bij het
lezen van die stukken viel mij toch op dat wij over Draghi zeiden «een wake-upcall».
Maar de kabinetsreactie was toch vooral een snooze wat mij betreft. Ik hoop dat we
met Trump en de tarieven dat wel kunnen gebruiken om te zorgen dat het echt op gang
komt. Ik vond het mooi dat er tien punten liggen, maar die concrete agenda moet binnen
de Europese Commissie en tussen de verschillende lidstaten worden gebruikt om daar
echt vaart op te maken.
Een paar wat concretere punten. In de agenda miste ik de houding en de versnippering
van het landschap van toezichthouders. In de medische technologie horen we dat vaak
van start-ups en ondernemers, maar ook in de AI horen we: bij wie moet ik nou zijn?
Zowel bij de 27 als op Europees niveau zijn er verschillende toezichthouders en dat
is natuurlijk een heel groot verschil met waar we soms toch met enige jaloezie naar
kijken: het landschap in Amerika. En dat staat nog los van de houding van die toezichthouders,
namelijk meedenken in plaats van «hoe maak ik het onmogelijk?» Ik denk dat het een
beetje een karikatuur is, maar dat is vaak de klacht. Maar die onderliggende klacht
is natuurlijk wel goed begrepen.
De Omnibusvoorstellen. Volgens mij is vereenvoudiging nodig, maar schiet dit door.
Ik hoop dat dat ook de houding is van het kabinet. Ik denk dan aan het uitstellen
van de CSRD et cetera. Ik hoop dat we wat duidelijkheid kunnen krijgen over wat het
kabinet wil doen.
The New Competition Tool. Mij viel op dat het er wel in Europa is, maar dat mijn motie
om het in Nederland in te voeren werd ontraden, want we zouden eerst moeten onderzoeken
of het wel kon. Hier zit dus een veel positievere grondhouding. Ik hoor graag wat
we daaraan gaan doen.
R&D. Al jaren pleit D66 voor een beweging binnen het Meerjarig Financieel Kader. Wij
noemen dat «van koeien naar kennis», maar nog steeds zie ik dat niet terug. Ook in
deze agenda staat het niet, maar je moet wel vroeg beginnen met die lobby. Ik hoop
dat we dat kunnen gaan doen.
Ten slotte, voorzitter. Volgens mij moet de overkoepelende lijn zijn dat we ons concurrentievermogen
moeten vergroten om de Europese idealen waar te maken. We moeten dat dus niet doen
door het Amerikaanse model te kopiëren. Ik hoop dat dat ook de inzet van de Minister
zal zijn.
De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw Postma, we gaan naar u luisteren. Mevrouw Postma spreekt namens
de fractie van NSC.
Mevrouw Postma (NSC):
Dank, voorzitter. Ik wil mijn verhaal beginnen met het Omnibusakkoord. De andere sprekers
hebben het daar inderdaad ook al over gehad. Voor mijn fractie is het van belang dat
de administratieve lasten echt verminderd worden. Wij hebben het idee dat het echt
is doorgeschoten en dan met name bij het mkb. Als je ziet aan hoeveel rapportageverplichtingen
zij moeten voldoen om als toeleverancier te kunnen fungeren, dan... Dat zien we dus
als een terecht punt.
Maar mijn fractie heeft ook een grote zorg. Wij zien namelijk wel graag dat die doelen
overeind blijven. Ik denk dan bijvoorbeeld aan de CSRD en de CSDDD. Ik heb daar de
vorige keer ook twee moties voor ingediend. Ik wil de Minister vragen wat de stand
van zaken is met betrekking tot de uitvoering van die aangenomen motie. Ik heb er
eentje aangehouden omdat die ontijdig was. Misschien is nu het moment om erop te reageren,
dus dat hoor ik ook graag van de Minister.
Daarnaast heb ik de concrete vraag wat de Minister zelf ziet als de juiste balans
tussen het overeind houden van de duurzaamheidsdoelen, de klimaatdoelen en de sociale
doelen – we hadden het net over kinderarbeid, maar ik bedoel dan ook andere vormen
– en het zo veel mogelijk verminderen van de administratieve rompslomp. We hadden
het net al even kort over wat ik de subsidiewetloop noem tussen de Europese bedrijven
in de energie-intensieve industrie. Ik hoor graag van de Minister wat hij ervan vindt
dat het nu mogelijk lijkt te worden dat veel landen veel meer staatssteun kunnen geven.
Deelt de Minister met mij dat die staatssteun past in Duitse, Franse en andere culturele
tradities, maar eigenlijk niet bij ons? Is de Minister het met ons eens dat wij ervoor
moeten pleiten dat die regels niet versoepeld worden?
Dan wil ik even doorgaan naar het CBAM. Dat wordt in Italië op de agenda gezet.
De voorzitter:
Voordat u verdergaat, mevrouw Postma, zou de heer Sneller graag op het vorige punt
een interruptie plaatsen.
De heer Sneller (D66):
Als ik dat over een minuut doe, komt het zo uit de lucht vallen, voorzitter.
De voorzitter:
Het is goed dat u een beetje let op de taken die ik te vervullen heb.
De heer Sneller (D66):
Ik snap heel goed wat mevrouw Postma zegt over staatssteun. Binnen Europa klopt dat
namelijk helemaal. De zoektocht die ik daarbij zelf heb, en die we ook bij het rondetafelgesprek
over Draghi hadden, was dat als je uitzoomt naar China en Amerika, met IRA, de Inflation
Reduction Act, je massieve staatssteun ziet. Dus als wij het binnen Europa niet naar
Europees niveau gaan tillen voor een gelijk speelveld binnen Europa, maar staatssteun
helemaal af gaan bouwen, hoe ziet mevrouw Postma dan de spanning en het ongelijke
speelveld met andere continenten/landen?
Mevrouw Postma (NSC):
Er zijn nu natuurlijk ook al mogelijkheden voor staatssteun. Er zijn vormen van steun
die wij als overheid kunnen geven. We hadden het net over Beethoven en we hebben natuurlijk
onze maatwerkafspraken. Het is dus niet zo dat wij niets doen, maar ik zou het zonde
vinden als onze energie gaat zitten in het elkaar bestrijden binnen Europa. Die energie
moet juist naar buiten. We moeten een eenheid zijn. Dat doe je met elkaar. Ik heb
vorig jaar ook al in verschillende debatten gevraagd om vanuit KGG te kijken hoe je
ervoor kan zorgen dat je samen optrekt. Dat betekent misschien: wij iets meer en zij
iets minder. Maar het moet veel gelijker worden, want straks kunnen wij bijvoorbeeld
niks meer met onze staalindustrie of hebben alle bedrijven bij Pernis of Rotterdam
een probleem. Die balans zoek ik dus.
De voorzitter:
Er is nog een vervolgvraag van de heer Sneller.
De heer Sneller (D66):
Meer Europese samenwerking klinkt D66 natuurlijk altijd als muziek in de oren wat
dat betreft, maar het gaat er wel om of we samen gaan zinken of samen sterker gaan
worden. Het pleidooi van mevrouw Postma was heel duidelijk dat we staatssteun moeten
afbouwen. Ze zei: ja, er zijn nu wat mogelijkheden, maar we moeten eigenlijk zorgen
dat het zo min mogelijk wordt. Ik snap dat vanuit de traditionele positie van Nederland
en ons belang binnen de Europese Unie et cetera, et cetera. Dat was ook haar pleidooi.
Alleen, de wereld is ook daarbuiten wel veranderd. Nogmaals, ik zit hier niet te prediken.
Ook mijn zoektocht is: hoe kan je je daartoe verhouden? Ook hier geldt namelijk dat
Biden met zijn Inflation Reduction Act in de vorige periode niet heel gevoelig was
voor «doe minder staatssteun» zeggen.
Mevrouw Postma (NSC):
Daar ben ik het mee eens. Mijn angst is juist dat het schip in Nederland gaat zinken
als wij ervoor gaan zorgen dat andere landen in Europa veel meer staatssteun kunnen
geven. Daar zit mijn angst. De angst die u neerlegt, is ook terecht, dus het is een
ontzettend moeilijk afwegingskader. Hoeveel steun ga je met elkaar geven om ervoor
te zorgen dat je als Europa als geheel met elkaar functioneert? Dat is volgens mij
de opdracht die we hebben. Dat is geen makkelijke lijn. Juist dat gesprek moeten we
met elkaar durven voeren. Vandaar dus ook mijn vraag: is de Minister bereid om aan
te geven dat het ietsje minder kan voordat we in die wedloop komen van allemaal meer,
meer, meer moeten? Misschien kunnen wij niet meer, en andere landen misschien ook
niet, en zinken wij en blijven er twee of drie landen in Europa boven water. Dat is
volgens mij ook geen sterke economie.
De voorzitter:
Ook de heer Flach heeft een vraag voor mevrouw Postma. Welkom, overigens.
De heer Flach (SGP):
Ik zie inderdaad dat ik nog niet eens een naambordje heb, dus ik zit hier nog een
soort van anoniem.
Even doorgaand op dit punt van staatssteun: ik hoor mevrouw Postma zoeken naar een
balans. We zien op het wereldtoneel dat er in Amerika en China heel veel staatssteun
wordt gegeven. Dan lijkt mij de minste zorg dat het bij andere landen meer wordt.
Volgens mij is tot nu toe juist het geval dat we in Nederland achterlopen met staatssteun,
zelfs binnen Europese verhoudingen. Dat zien we binnen de landbouw en visserij als
het gaat om compensatie voor getroffen vissers, en noem maar op. We hebben ook andere
voorbeelden gezien. Zou het niet veel beter zijn om, kijkend naar wat er op het wereldtoneel
gebeurt, daar juist een geaccepteerder overheidsinstrument van te maken? Staatssteun
is nu eenmaal een instrument dat op het wereldtoneel wordt ingezet. Daar hoef je elkaar
in Europa inderdaad niet op te bevechten, maar de regels die er nu zijn, lijken daarin
vooral heel belemmerend te zijn.
Mevrouw Postma (NSC):
Dat is ook zo. Wij hebben daarin een hele andere cultuur. Dat bedoelde ik eigenlijk
met die opmerking. ACM reageert anders op manieren van overheidsingrijpen dan een
gelijkwaardige autoriteit in een ander land zou doen, bijvoorbeeld in Duitsland of
Frankrijk. Dat zullen ook andere landen hebben. Dat is dus absoluut een punt, maar
het zit niet zo in onze cultuur om op die manier, via gewoon het geven van geld, steun
te verlenen. Wij zijn veel meer van het met elkaar maken van een totaalpakket.
Ik noemde al de maatwerkafspraken en mevrouw Martens noemde terecht Beethoven al als
voorbeeld. Dat zit veel meer in onze cultuur. Volgens mij is dat ook meer onze kracht
en moet dat ook het gesprek met elkaar zijn op het Europese toneel. Je wil namelijk
als Europa functioneren, en niet dat maar een paar landen in Europa functioneren.
Rotterdam gaat bijvoorbeeld niet alle producten afzetten in Nederland. Heel de Europese
markt is daarvoor nodig. Het is dus een samenwerking met elkaar. Mijn angst zit ’m
er echt in dat als je dit niet goed adresseert, een aantal landen die gewend zijn
dit instrument stevig in te zetten, de boventoon gaan voeren. Dat hoor ik dus graag
van de Minister. Nogmaals, ik vind dit het juiste gesprek om met elkaar te hebben
op dit moment.
De voorzitter:
Mevrouw Martens, ik zag dat u ook een interruptie had.
Mevrouw Martens-America (VVD):
Ook ik snap de zoektocht heel goed. Volgens mij bleek dat ook uit de vragen die ik
zojuist kreeg. Ik ben wel benieuwd of mevrouw Postma verder kan uitweiden over waarom
de vraag aan de Minister dan is om te pleiten voor minder staatssteun in Europa in
plaats van om te onderzoeken in hoeverre wij dit op elkaar kunnen afstemmen. Volgens
mij hebben wij ons namelijk te verhouden tot Amerika en China. Wat betreft staatssteun
verliezen we het per definitie van China. Als wij in Europa om minder staatssteun
gaan roepen, prijzen we onszelf op dit moment volledig uit de markt, terwijl bijvoorbeeld
ook in Nederland de roep om een nieuwe IKC-regeling heel groot is. Misschien kan mevrouw
Postma aangeven of dat ook staatssteun is en misschien kan ze uitleggen waarom de
fractie van NSC er nu voor kiest de Minister te vragen in Europa te pleiten voor minder,
in plaats van voor een gelijk speelveld.
Mevrouw Postma (NSC):
Ik denk dat wij op dit moment allemaal – daar begon ik ook mee – een gevoel van urgentie
ervaren, van: we moeten echt eens opschieten met maatregelen nemen met elkaar. Volgens
mij heb ik begin 2024 in een plenair debat over een kartonfabriek gevraagd in kaart
te brengen wat andere landen doen aan steunmaatregelen wat betreft energie. Dat ging
bijvoorbeeld over IKC, maar ook over aansluiting voor nettarieven. Ik heb toen gepleit
om met elkaar het gesprek aan te gaan om ervoor te zorgen dat dat gelijke speelveld
er is, maar we zijn al een jaar verder. De urgentie is toegenomen. Daar komt bij mij
ook die drang vandaan. Ik heb dit vorig jaar al gevraagd en andere partijen hebben
het volgens mij ook geadresseerd. Volgens mij is uw partij daar één van.
Het geduld is een beetje wat minder geworden; laat ik het zo zeggen. Ik denk dat we
nu echt met elkaar moeten komen tot een werkbaar pad. Met elkaar het gesprek aangaan
om te kijken hoe we het gelijk kunnen krijgen, is vorig jaar al gedaan. Daar is niet
veel meer uitgekomen, dus vandaar mijn betoog om iets harder in te zetten. Ga gewoon
eens die weg op.
De voorzitter:
Een vervolgvraag van mevrouw Martens.
Mevrouw Martens-America (VVD):
Nogmaals, ik snap de zoektocht. Maar dit is niet helemaal een antwoord op mijn vraag.
Ik begrijp die interne zoektocht naar de houding van Nederland in Europa en in Europa
onderling heel goed, maar mijn vraag is of mevrouw Postma zich realiseert dat Europa
an sich zich te verhouden heeft tot China en Amerika. In hoeverre weegt Nieuw Sociaal
Contract in deze oproep aan de Minister mee dat we dan het hele continent op dit moment
in het huidige speelveld buitenspel zetten?
Mevrouw Postma (NSC):
Ik zie het niet zo gebeuren dat Europa op deze manier buitenspel gezet wordt, juist
omdat elk land zijn eigen middelen gebruikt om zijn industrie te steunen. Dat doet
Duitsland al veel meer. Dat gebruikt bijvoorbeeld wel de IKC-maatregelen. België doet
dat ook. Duitsland geeft grote bedrijven korting op netaansluitingen, iets wat wij
niet doen. Het wordt dus al ingezet. Nu ligt er echter het voorstel om die regels
nog een keer te versoepelen. Op dit moment, bij die maatwerkafspraken, moeten we als
we staatssteun willen geven, toestemming van Brussel hebben. Dat is best wel een heel
lang proces, of een nauwkeurig proces als je het zo wil omschrijven. Het wordt ook
meestal goedgekeurd. Je gaat versoepelen en ik kan niet goed vinden waar die versoepeling
stopt. Mijn vraag is waar dit eindigt. Betekent dit dat in elk land de kraan van de
overheidssubsidie gewoon maar opengaat? Of gaan we die heel gestructureerd toepassen?
De voorzitter:
Dat leidt tot de derde vraag van mevrouw Martens.
Mevrouw Martens-America (VVD):
Ik heb nog steeds niet helemaal een antwoord op de vraag hoe mevrouw Postma dan verwacht
dat Europa zich gaat verhouden tot China en Amerika als wij minder staatssteun gaan
toepassen. Ik heb het dan niet over hele bedrijven in stand houden, maar over wellicht
kleinere regelingen. Om het nog concreter te maken: de heer Thijssen pleit er wel
vaker voor dat er wellicht in nieuwe economieën bedrijven kunnen zijn die op dit moment,
bijvoorbeeld als het gaat over circulaire economie, nog in de lucht gehouden moeten
worden omdat die het verdienvermogen van de toekomst zouden moeten zijn. Daar is dan
steun voor nodig. Betekent het dat de Nieuw Sociaal Contract-fractie op dit moment
vindt dat er in Europa voor dat soort bedrijven geen plek moet zijn, omdat zij vindt
dat er per definitie minder staatssteun moet worden toegepast?
Mevrouw Postma (NSC):
In het Europese pakket zijn er voor bepaalde industrieën bepaalde stimuleringsprogramma's
waarbij je een subsidie kan krijgen. Dat zien we bijvoorbeeld ook bij de circulaire
economie. Die zit daar goed in. Iets anders dan waar mevrouw Martens op doelt, is
het regeltje dat je als land ook zelf meer staatssteun aan je eigen economie en je
eigen industrie kan geven zonder dat dat in dat geheel zit. Ik ben het met mevrouw
Martens eens dat we er absoluut voor moeten zorgen, dus ook met meer steun, dat Europa
op die manier concurrerend is ten opzichte van bijvoorbeeld Amerika en China. Dat
geldt ook ten opzichte van andere landen. Daar ben ik het dus absoluut mee eens. Mijn
angst zit hem in die individuele staatssteun die je als land nog kan geven en die
losstaat van het geheel. Daardoor ben je dus eigenlijk met elkaar geen groep meer,
maar vaar je een aparte koers. En dat wil ik graag voorkomen.
De voorzitter:
We gaan luisteren naar de bijdrage van de heer Flach. Ik ben in de war en dat komt
allemaal door meneer Sneller. Nee, hoor, ík zit er helemaal niet goed in! Mevrouw
Postma, u vervolgt uw betoog. Het voorgaande was naar aanleiding van de interruptie
de heer Sneller over staatssteun. U heeft nog 1 minuut en 10 seconden.
Mevrouw Postma (NSC):
Helemaal goed, dank u wel, voorzitter. Ik wou net kort beginnen over het CBAM. Italië
heeft dat toegevoegd aan de agenda. In de agenda die ik heb gekregen, staat nog: we
weten niet waarom het is toegevoegd. Ik ga ervan uit dat de Minister inmiddels weet
waarom dit is toegevoegd en dat hij ook een strategie heeft bedacht over wat wij als
Nederland daarbij willen inbrengen. Ik hoor daar graag meer over.
Mijn vierde punt gaat over kapitaal voor investeringen en de integratie van de Europese
kapitaalmarkt. Als we het concurrentievermogen willen versterken, moet het voor bedrijven,
vooral voor het mkb en start-ups, makkelijker worden om aan investeringen te komen.
Maar juist op dit punt lopen we vast. Er is een tekort aan kapitaal terwijl de verschillen
tussen nationale kapitaalmarkten obstakels blijven vormen. Hoe ziet de Minister de
rol van Nederland in het mobiliseren van kapitaal voor deze investeringen? Is de Minister
bereid om hierbij een voortrekkersrol te gaan spelen, om een soort kopgroep voor kapitaalmarktintegratie
te gaan vormen, mocht die ontstaan?
Ik hoor van de voorzitter dat ik nog vijftien seconden heb. Heel goed. Dan de grondstoffenstrategie.
Ook daar hebben we het al vaker over gehad, onder andere vorig jaar in een debat.
Ik lees heel veel plannen, maar ik ben echt benieuwd naar de concreetheid. Ook in
deze stukken staat een plan dat ietsje concreter wordt, maar het is nu zo urgent dat
ik van de Minister graag hoor over een verdiepingsslag hierop. Waar zitten we nu concreet?
Wanneer hebben we bijvoorbeeld hier in Europa voldoende cruciale grondstoffen zodat
we zeker weten dat we geen tekort hebben en door kunnen gaan met wat we willen doen?
Dat was het.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Postma. Dan gaan we nu luisteren naar een bijdrage van de heer
Flach. Hij spreekt namens de SGP.
De heer Flach (SGP):
Dank, voorzitter. We zijn deze dagen getuige van schuivende wereldpanelen. Dat is
denk ik wel een eufemisme. Het maakt onzeker, maar het biedt naast de bedreigingen
die er zijn tegelijkertijd op een bepaalde manier ook kansen voor onze nationale en
de Europese economie. We moeten dus economisch weer concurrerend worden. De wens die
we al langer hebben, moet nu ook snel worden omgezet in concrete daden. Gure tijden
vragen om stevige investeringen in onze defensie-industrie. Nu daar ook Europees op
wordt ingezet, is het zaak dat onze defensie-industrie daar maximaal van meeprofiteert.
Komt het kabinet op korte termijn met een plan hiervoor? Gaan we nationaal meer schepen
bouwen – daar zijn we heel goed in – en worden Europese innovatiemiddelen gericht
op het versterken van onze maritieme maakindustrie, in het bijzonder de marinebouw?
Het is hoog tijd voor een Europese maritieme-industriestrategie en voor een leidende
rol van Nederland, zou ik zeggen. Gaat de Minister daarvoor pleiten?
Daarnaast zijn er de dreigende Amerikaanse importtarieven. Welke stappen worden nu
proactief gezet om die dreiging het hoofd te bieden? In dit licht helpt het niet als
wij onze ondernemers ook nog eens dwarszitten met extreem hoge energiebelastingen.
Op dat punt verwacht ik nu eindelijk actie van het kabinet, zeker nu vanuit de EU
wordt opgeroepen om de belastingen te verlagen, waardoor onze ondernemers nog verder
achteropraken.
Brussel moet afkicken van zijn regelzucht. Eén regel erbij, één regel eraf: dat principe
heeft Brussel al te lang losgelaten, waardoor er een lawine aan regels over ondernemers
is uitgestort. Er is in het verleden een SGP-motie aangenomen die het kabinet de opdracht
gaf om ervoor te zorgen dat deze Commissie dat principe in ere herstelt. Heeft het
kabinet deze eis inmiddels op de Brusselse tafels gelegd, en wat is het resultaat
daarvan? Kaart de Minister dit bij de komende Raad opnieuw aan ten aanzien van bestaande
regelgeving?
Het kabinet zet in op harmonisering van de EU-regels en op eenduidige regels over
etikettering. Welke concrete regels gaat de Minister in Europa aankaarten om die te
vereenvoudigen of te schrappen? We hebben het er eerder over gehad om het ATR de opdracht
te geven om een lijst te maken van de EU-rapportageverplichtingen die de Nederlandse
mkb-ondernemer dwarszitten. Ik zou de suggestie willen meegeven om de uitkomsten van
deze verkenning een-op-een door te sturen naar de verantwoordelijke EU-Commissaris.
Wil de Minister dat toezeggen?
Dan de Omnibusrichtlijn. Daar is de SGP opgetogen over. Die moet de administratieve
lasten fors gaan beperken. Er moet nu snel gesneden gaan worden. Papier is geduldig
en concurrentie is dat niet. Het is goed dat er gekeken wordt naar vereenvoudiging
van de duurzaamheidsrichtlijnen CSRD en CSDDD. Ik heb net geleerd dat je dat zo uitspreekt:
CS triple D. Ik zeg er wel bij: uiteraard met behoud van het doel om mensenrechtenschendingen
en milieuschendingen tegen te gaan. Veel kleine ondernemers zouden fikse rapportageverplichtingen
op hun toch al volle bord krijgen. Ik hoor graag hoe de Minister zich in Europa in
gaat zetten voor een sterke en regelluwe Europese economie.
De voorzitter:
Dank u wel, wat een perfecte timing. Daarmee zijn we aan het einde van de eerste termijn
van de zijde van de Kamer. Ik kijk even naar de tijd. Het is 14.10 uur en de Minister
heeft twintig minuten nodig. Ik schors dit debat en we gaan om 14.30 uur luisteren
naar de beantwoording door de Minister.
De vergadering wordt van 14.09 uur tot uur geschorst.
De voorzitter:
Ik heropen het commissiedebat van de vaste commissie voor Economische Zaken. We spreken
met de Minister over de Raad Concurrentievermogen. Die is deze week nog, neem ik aan?
Nee? Die is volgende week. We hebben de vragen van de leden in eerste termijn gehoord.
We gaan luisteren naar de beantwoording van de Minister. Ik geef hem graag het woord.
Met de leden wil ik afspreken dat we in deze termijn twee interrupties in tweeën doen
of vier losse vragen. Dat gezegd hebbende: de Minister.
Minister Beljaarts:
Dank u wel, voorzitter. Dank ook aan de aanwezige leden dat zij vandaag in aanloop
naar de Raad Concurrentievermogen van gedachten willen wisselen over de inhoud daarvan.
Het Europese concurrentievermogen staat bij de nieuwe Europese Commissie hoog op de
agenda. Daar ben ik heel blij mee. Voor het kabinet is de Europese inzet onmisbaar
voor het verbeteren van het verdienvermogen en het vestigingsklimaat van Nederland,
en daarmee van de bestaanszekerheid van Nederlanders. Nederland verdient als handelsland
pur sang veel geld aan buitenlandse handel. De Europese interne markt is daarbij onze
beste troef. Via de interne markt hebben Nederlandse bedrijven toegang tot meer dan
450 miljoen consumenten. Een sterke EU-concurrentiepositie is dus goed voor Nederland.
In december vorig jaar heb ik de kabinetsvisie op het EU-concurrentievermogen met
u gedeeld. Daarin ga ik ook in op het belang van het versterken van de interne markt,
de vermindering van de regeldruk en het hebben van een goed, toekomstgericht industriebeleid.
Deze thema's staan ook op de agenda voor de Raad Concurrentievermogen. Daar zal ik
de kabinetsvisie dan ook onder de aandacht brengen.
Tijdens de Raad spreken we over het EU-Kompas voor het concurrentievermogen van de
EU en de Clean Industrial Deal. Ik ben ook blij met deze voorstellen. Op het moment
dat we dit debat voeren, is het kabinet nog bezig met het formuleren van een standpunt.
Dat wordt binnenkort met u gedeeld via de BNC-fiches. Helaas kan ik daardoor vandaag
minder expliciet zijn dan ik zou willen, bijvoorbeeld als het gaat om de Clean Industrial
Deal of de Omnibus.
Tijdens de Raad wordt er ook gesproken over het Carbon Border Adjustment Mechanism,
het CBAM. De Commissie heeft aangegeven nog dit jaar dit mechanisme te gaan evalueren.
Het kabinet is positief over het doel van CBAM bij het verbeteren van de industriële
concurrentie van de EU, maar is zich er ook van bewust dat het mechanisme niet alle
scenario's van oneerlijke concurrentie door verschillen in koolstofbeprijzing adresseert.
Denk bijvoorbeeld aan de exportmarkt van staal. Het kabinet wil WTO-conforme oplossingen
vinden om het mondiaal gelijke speelveld te adresseren. Ik ben dus blij dat de Commissie
een staal- en metaalactieplan heeft aangekondigd.
Tot slot zal er worden gesproken over het Omnibusvoorstel over duurzaamheidswetgeving.
Uw Kamer wordt hierover ook via een BNC-fiche geïnformeerd. In principe sta ik ook
positief tegenover het verminderen van de rapportageverplichting zoals in het voorstel
staat.
Dan ga ik nu door naar de beantwoording van de specifieke vragen. Ik heb dat verdeeld
over de volgende mapjes: regeldruk, industrie, investeringen en overige onderwerpen.
Ik begin met de vraag van de heer Flach over de inzet om regeldruk en EU-regelgeving
te reduceren. Dank voor die vraag. Ik heb eerder vorig jaar in de Raad Concurrentievermogen
al bepleit dat de Commissie systematisch alle bestaande EU-regelgeving tegen het licht
houdt en in overleg gaat met ondernemers, vooral in het mkb, om te horen van welke
regeldruk zij het meest last hebben. De Commissie heeft mijn pleidooi goed opgepakt
met onder andere zogenoemde praktijkchecks om te horen wat ondernemers in de praktijk
als belemmerend ervaren. Natuurlijk denken we ook mee met de Commissie. Nederland
heeft eerder bijvoorbeeld aangedrongen op een vereenvoudiging op het terrein van duurzaamheidsrapportages.
Het is mooi om te zien dat het Nederlandse signaal is opgepakt door de Commissie,
want er ligt zoals u weet een Omnibusvoorstel op dit terrein.
Tot slot is het belangrijk dat Nederland ook bij standpuntbepalingen in Brussel de
regeldruk nadrukkelijk meeweegt. Daar zetten we als kabinet dan ook op in. De Instellingswet
ATR is gisteren aangenomen door uw Kamer. Daar ben ik dan ook heel blij mee. Op grond
van die wet krijgt het ATR namelijk ook een belangrijke rol bij het beoordelen van
de EU-voorstellen, zodat het kabinet de regeldruk in de onderhandelingen veel beter
kan meewegen. Als laatste kan ik nog toezeggen dat ik de lijst naar de Commissaris
ga sturen, zoals verzocht door het lid Flach.
Dan een vraag, door velen gesteld, over de aanpassing van Omnibus en het verzetten
voor het beperken van de reikwijdte in de keten. Voor het kabinet is regeldrukvermindering
– dat is vaak benoemd – een belangrijk speerpunt. Het is dus goed dat de Commissie
hierop ambitie toont en ook met daadwerkelijke voorstellen is gekomen, maar de zorgplichtdoelstellingen
moeten natuurlijk niet uit het oog verloren worden. Die blijven overeind staan.
De Commissie zet veel druk op het proces om het Omnibusvoorstel af te ronden en Nederland
beraadt zich daarom met spoed op het standpunt over het voorstel, waarin ik met name
in zal zetten op de daadwerkelijke administratieve lastenverlichting, voornamelijk
voor het mkb. Zoals gebruikelijk zullen we vanuit het kabinet binnen zes weken uw
Kamer informeren via het BNC-fiche. Ik kan nu helaas nog niet vooruitlopen op onze
inzet.
Het is misschien goed om te benadrukken dat de eerste beleidsverantwoordelijkheid
voor de dossiers onder Omnibus liggen bij andere bewindspersonen: de CSDDD bij mijn
collega voor BHO, de CSRD bij de Minister van Financiën en de Staatssecretaris Rechtsbescherming
en CBAM bij de Minister van KGG. Dat is niet om het af te schuiven. Ik weet heel goed
welke frustratie hier leeft. Die is meerdere malen geuit, ook door mevrouw Martens.
Ik herken het ook. Het is ook erg frustrerend voor mijzelf. Ik wil alleen aangeven
dat het daardoor voor mij niet mogelijk is om over de portefeuilles van andere personen
nog voor het BNC-fiche heel expliciet te zijn.
De voorzitter:
Dit leidt tot een vraag van mevrouw Martens.
Mevrouw Martens-America (VVD):
Voorzitter, dank. Nogmaals, in denk dat de Minister misschien wel ergens gedeelde
frustraties heeft met de woordvoerders Economische Zaken aan deze kant van de tafel,
maar toch is het denk ik wel van belang dat degenen die hier het woord moeten voeren
over de economie van de toekomst gebundelde stukken krijgen. Er wordt net al heel
duidelijk geschetst dat de CSRD, de CSDDD en de CBAM – taxonomie hebben we ook nog
– verdeeld zijn over al uw collega's. Is het dan toch mogelijk dat op het moment dat
er stukken komen van de verschillende bewindspersonen, die dan gebundeld naar de commissie
voor Economische Zaken komen? Sommige mensen hebben namelijk dubbele portefeuilles,
andere niet. Dit is natuurlijk wel de plek waar we uiteindelijk het grote verhaal
bespreken. Dus is dat dan een mogelijkheid?
Minister Beljaarts:
Waar mogelijk zal ik daar altijd naar streven en wat natuurlijk aan de achterkant
geborgd is, is dat deze beantwoording ook is afgestemd met de andere bewindspersonen.
Dus van hetgeen ik uitspreek vandaag weet u dat het afgestemd is met de andere bewindspersonen.
De voorzitter:
Voordat u verdergaat: de heer Thijssen.
De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):
Ik heb toch nog een vraag hierover. De Minister zit natuurlijk wel volgende week gewoon
met zijn collega's aan tafel en dan gaat het ook over deze voorstellen. Ik ben blij
te horen dat de Minister zegt «ik vind dat de zorgplichtdoelstellingen niet uit het
oog verloren mogen worden», maar dat gebeurt volgens mijn fractie wel met dit voorstel.
Zoals ik net aangaf wordt de kinderarbeid in de keten van cacao totaal uit het oog
verloren met dit voorstel en het is ook niet in lijn met standpunten die deze regering
eerder heeft ingenomen. Gaat u zich daar wel volgende week over uitspreken en zeggen:
dit zit er toch niet goed uit, want de zorgplicht die wordt uit het oog verloren?
Minister Beljaarts:
Dan herhaal ik toch dat de reden waarom ik hier niet vooruit kan lopen, ook in de
beantwoording van de vraag van de heer Thijssen, is wat ik net heb gezegd. Maar ik
hecht er ook aan te zeggen – daarvan mag u ook uitgaan, omdat de beantwoording ook
is afgestemd met de andere bewindspersonen – dat die zorgplicht wel degelijk heel
belangrijk is en dat die onderdeel gaat worden van de inzet en ook van de BNC-fiche
die naar uw Kamer komt.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog.
Minister Beljaarts:
Dank. Dan de vraag van mevrouw Martens hoe die ketenverantwoordelijkheid voor het
mkb eruitziet. Zoals net aangegeven, is de CSDDD primair een verantwoordelijkheid
van de Minister voor BHO. De beoordeling van het voorstel dat nu gepresenteerd is,
zal het kabinet zo snel mogelijk, maar uiterlijk binnen zes weken, naar de Kamer sturen.
In het voorstel zitten maatregelen om de zogenaamde trickledowneffecten aan te pakken.
We gaan die beoordelen en ook zien of die voldoende zijn.
Mevrouw Postma had een vraag over het bewaren van de baselijn, over regelgeving, klimaat
en ook milieu. Die balans moet inderdaad worden gevonden. Het terugdringen van regeldruk
is, zoals u weet, een prioriteit van het kabinet. Tegelijkertijd blijft het kabinet
ook sturen op de duurzaamheidsdoelstellingen, zoals in lijn met het regeerprogramma.
Daar verandert dus niets aan. En ook dat gaan we binnen zes weken in een BNC-fiche
met uw Kamer delen. Het is goed om te benadrukken dat ook het bedrijfsleven zelf al
heel veel stappen heeft gezet in die richting.
Dan de vraag van mevrouw Postma over CBAM en dat kleine bedrijven en particulieren
op moeten geven voor de CO2. De Commissie heeft deze maand het versimpelingsvoorstel als onderdeel van het Omnibuspakket
ingediend voor CBAM. In de gepresenteerde verordening wordt de drempelwaarde voor
CBAM-goederen aangepast van bedrag naar gewicht, waardoor in de praktijk kleine bedrijven
en particulieren uitgezonderd worden van die verplichtingen. Op de grote uitstoters
heeft dit dus geen effect, waardoor de klimaatdoelen niet worden aangetast. Dat is
belangrijk om te weten. Nederland houdt dan ook vast aan het behalen van de afgesproken
klimaatdoelen. Daar refereerde ik net al aan.
De voorzitter:
Dat leidt tot een vraag van mevrouw Postma.
Mevrouw Postma (NSC):
Dat is goed om te weten. Volgens mij is dat een verstandig voorstel van de Commissie.
Het is verstandig dat Nederland dat steunt. Italië had dit als onderwerp geagendeerd.
Ik ken diplomatiek Nederland en dat heeft vast al achterhaald waarom Italië dat geagendeerd
heeft en wat Italië op de agenda wil zetten. Meestal is dat dan een verandering van
wat de Commissie voorstelt. Mijn vraag is dus ook wat Italië precies wil neerzetten
en hoe wij daar dan in staan.
Minister Beljaarts:
Dank voor die vraag. Het is verleidelijk om daar nu op in te gaan. Dat is toch nog
wel speculatief, omdat we nog in de aanloop naar de Raad van volgende week zitten
en spreekteksten niet een week van tevoren over en weer gedeeld worden. Het is dus
nog te vroeg om te speculeren over wat de inzet zou kunnen zijn. Daar wil ik me dus
liever niet aan wagen.
De voorzitter:
Een vervolgvraag, mevrouw Postma.
Mevrouw Postma (NSC):
Ik begin dit toch een beetje lastig te vinden. Veel dingen worden uitgesteld tot een
BNC-fiche. Ik hoor CID. De Omnibus komt later in een BNC-fiche, en dit ook. Kijkend
naar hoe Brussel werkt, zeker de PV die we daar hebben zitten en de vergaderingen
die altijd in Coreper plaatsvinden, kan het niet zo zijn dat wij als Nederland niet
weten waarom Italië iets op de agenda zet. Dat weten we gewoon. Mijn vraag is dus
toch of de Minister enig inzicht kan geven in wat Italië daar wil bespreken en wat
ons Nederlandse standpunt is.
Minister Beljaarts:
Het is niet formeel geagendeerd door Italië. Dat maakt het moeilijk om een antwoord
te geven waar u waarschijnlijk genoegen mee neemt. Ik vrees dus dat ik u daar het
antwoord op schuldig moet blijven, zeg ik via de voorzitter.
De voorzitter:
Dit is het antwoord, mevrouw Postma. Ik zie u bedenkelijk kijken, maar de Minister
vervolgt zijn betoog.
Minister Beljaarts:
Dan ga ik naar de heer Flach, die mij vroeg of ik de Commissie al opgeroepen heb om
terug te keren naar one in, one out. De vorige Commissie werkte inderdaad met een
«one in, one out»-principe. De huidige Commissie zet dat gewoon voort. Het «one in,
one out»-beginsel wordt momenteel dus nog steeds gewoon toegepast.
Dan ben ik aangekomen bij het tweede blokje, industrie en investeringen. Ik begin
met de beantwoording van de vraag van de heer Thijssen over met de vuist op tafel
slaan tijdens de voorjaarsbesluitvorming. Dank voor de vraag. Ik kan me herinneren
dat we dit gesprek al een keer eerder hebben gevoerd.
In algemene zin kan ik zeggen dat we uiteraard vasthouden aan ons streven: de doelstelling
om 3% van het bbp te besteden aan onderzoek en ontwikkeling. Ik werk aan een actieplan
om bij te dragen aan die doelstelling. Daar is het lid Thijssen van op de hoogte.
Met name het uitlokken van de meer private investeringen zal een belangrijk onderdeel
vormen, zoals u weet in de verhouding één staat tot twee. Daar zit met name de grootste
uitdaging. De beleidsopties zullen dan ook gericht zijn op het stimuleren van meer
R&D bij bedrijven, het bevorderen van R&D-intensieve start-ups en scale-ups, en het
verbeteren van het vestigingsklimaat voor R&D-intensieve bedrijven.
Die brief met de beleidsopties zal ik in het beroemde derde kwartaal van dit jaar
naar uw Kamer sturen. Ik streef er uiteraard naar om die zo snel als mogelijk te delen,
maar zoals ik in het vorige debat heb aangegeven, is zorgvuldigheid ook van belang.
De volgende vraag is van mevrouw Postma. Zij vraagt om de toezegging om in te zetten
op verruiming van de staatssteun van tafel te halen. Zoals bekend, is staatssteun
een exclusieve competentie van de Commissie waarover de lidstaten worden geconsulteerd.
Voor het vaststellen van nieuwe kaders hoeft de Commissie niet langs het parlement
en hoeft zij geen Raadstraject te doorlopen. Nederland hecht natuurlijk wel waarde
aan de strikte Europese steunkaders met waarborgen voor een gelijk speelveld en is
daarom ook kritisch op meer marktverstorende vormen van staatssteun. En dit zorgt
er natuurlijk voor dat de concurrentie tussen ondernemers op de interne markt eerlijk
kan verlopen. Ik meen ook te proeven uit de vraag dat dat belangrijk gevonden wordt.
Dit neemt niet weg dat er in het licht van die transities en in geval van marktfalen
natuurlijk wel gerichte staatssteun nodig kan zijn. Op korte termijn volgt overigens
een publieke consultatie op basis van het voorstel van de Commissie voor nieuwe staatssteunkaders
als onderdeel van de Clean Industrial Deal. Dat doen we uiteraard ook via de BNC-fiche
aan uw Kamer toekomen.
De heer Thijssen vroeg mij of ik ga pleiten voor een echte vraagcreatie naar groene
producten om die industrie op te bouwen. Nou, vraagcreatie naar groene producten is
al langere tijd een van de Nederlandse speerpunten voor de huidige Europese Commissie,
ook met het oog op de Clean Industrial Deal, waar we al langer in Brussel voor pleiten.
Ik werk dan ook samen met de Minister van KGG om dit in de Europese context actief
op te pakken. En het is belangrijk dat dit op Europees niveau gebeurt met het oog
op een gelijk speelveld. De Clean Industrial Deal verwijst ook naar een versterkte
inzet op groenemarktcreatie aan de vraagzijde via labelling en de normering van groene
producten en de verduurzamingseisen in aanbestedingen. Ook daarover ontvangt de Kamer
binnenkort het BNC-fiche.
De voorzitter:
U heeft een vraag hierop van de heer Thijssen.
De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):
Dat is goed om te horen, want mijn fractie denkt dat het essentieel is dat die vraag
naar groene producten er komt, zodat industrieën gewoon zien dat er met of zonder
subsidie een vraag naar komt en dat ze daar langjarig op kunnen investeren. Dus ik
ben blij om dat te horen, maar ik zou het toch wel iets preciezer willen. Kijk, labelling
geeft alleen maar aan: «dit is groen staal» of «dit is niet groen staal». We weten
uit andere productcategorieën dat dat niet genoeg is om een markt van de grond te
trekken. Het voorstel van de Commissie zegt nu dat dat in overheidsaanbestedingen
al een rol «kan» gaan spelen. Daar zit ook niet echt een verplichting achter, dus
ik zie nog niet echt een markt voor bijvoorbeeld groen staal komen. Kan ik uit de
woorden van de Minister begrijpen dat de Minister gaat pleiten voor echt wel een stap
erbij, dus bijvoorbeeld dat 10% van het staal in Europa groen staal van Europese bodem
moet zijn in 2030 en dat dat dan gaat toegroeien naar een nog groter aandeel in de
komende jaren?
Minister Beljaarts:
Dank voor de vraag. Ik begrijp ook waar die vandaan komt. Ik zou dan mijn eigen antwoord
van daarnet ondermijnen, namelijk dat ik vanwege die zorgvuldigheid in de BNC-fiche
die naar uw Kamer wordt gestuurd, juist niet te expliciet kan zijn. Maar ik vind het
wel belangrijk om te benadrukken dat ik dit samen met de Minister van KGG heel belangrijk
vind, ook in het aanbestedingstraject. Dat is in ieder geval het comfort dat ik de
heer Thijssen wil meegeven in dit stadium.
Dan blijf ik bij de heer Thijssen voor zijn vraag over het verschil tussen de woorden
van de Commissie, de noodzaak in het rapport-Draghi en het geld dat op tafel ligt
voor de Clean Industrial Deal. Het is uiteraard goed dat de Commissie in mededelingen
rond dezelfde deal dezelfde problematiek als Draghi schetst. Nederland onderschrijft
die problematiek ook; daar hebben we het vaker over gehad. De Clean Industrial Deal
komt met veel voorstellen aan, die de komende jaren nog uitgewerkt moeten worden,
om aan de versterking van het concurrentievermogen en de verduurzaming van de industrie
bij te kunnen dragen.
Hierbij blijft financiering de belangrijke vraag. Los van de onderbouwing van de bedragen
die Draghi noemt in zijn rapport is die ook voor een groot deel vanuit de private
sector afkomstig. Nederland is van mening dat de transitie in de industrie een publiek-private
aangelegenheid moet zijn. De mededeling poneert eerst ideeën over de mobilisatie van
privaat kapitaal. Die gaan ook in de BNC-fiche verder geapprecieerd worden.
Mevrouw Postma vroeg mij of CBAM wordt toegevoegd aan de agenda, en naar wat we gaan
inbrengen. Nou, de Commissie heeft naast de genoemde versimpeling een evaluatie aangekondigd
van CBAM, voor de tweede helft van dit jaar. De lidstaten willen daarop reageren.
Dit is waarschijnlijk waarom Italië het heeft geagendeerd. Maar nogmaals, dit is deels
speculatief. Voor wat betreft de inzet van het kabinet kan CBAM een cruciale rol spelen
voor het behalen van de afgesproken klimaatdoelen, alsook voor de verbetering van
het industriële concurrentievermogen van de EU. Het kabinet is zich ervan bewust dat
CBAM niet in alle mogelijke situaties een gelijk speelveld creëert. CBAM kan specifiek
voor de exportmarkt wel moeilijkheden creëren. Op basis hiervan zal de Commissie dan
ook een voorstel presenteren om de CBAM-reikwijdte eventueel aan te passen. Het kabinet
zal uw Kamer daarover informeren conform de staande informatievoorzieningsafspraak.
De heer Flach vroeg mij of wij als kabinet op korte termijn met een plan komen over
het maximaal profiteren van defensie-uitgaven. Er is een nieuwe strategie voor de
defensie-industrie in de maak. Die zal volgende maand gepresenteerd worden. Het doel
van de strategie is ook om de opschaling in de defensie-industrie te versnellen. Dat
is in de huidige veiligheidssituatie ook hard nodig; daar werd zojuist al even aan
gerefereerd.
Op de begroting van Defensie staat 1,1 miljard gereserveerd om de opschaling de komende
jaren ook financieel te ondersteunen. Nederland zal hierbij inzetten op een aantal
gebieden waar het technologisch echt vooroploopt, bijvoorbeeld sensoring, intelligente
systemen en drones. Daarnaast blijft de brede defensiegerelateerde industriële basis
belangrijk, bijvoorbeeld het Nederlandse marinebouwcluster. Concreet zal Defensie
bij inkoop zwaarder meewegen waar het product vandaan komt en hoe snel het kan worden
geleverd. Als Defensie het materieel in het buitenland koopt, maakt EZ zich via de
industriële participatie dus hard voor betrokkenheid van onze industrie, zoals we
ook bij de onderzeeboten hebben gezien.
Ik blijf bij de heer Flach, die ook vroeg wanneer we de nationale schepen gaan bouwen.
Ik pleit in Europa voor een maritieme maakindustrie, ook als onderdeel van mijn eigen
strategie en de agenda voor de maritieme sector. Ik trek op dit moment dan ook met
de andere EU-landen op om die strategie voor de maritieme maakindustrie te bespoedigen.
De voorzitter:
Ten behoeve van het proces: hiermee heeft de Minister zijn blokje afgerond en komen
we bij het laatste blokje, de overige belangrijke vragen. Meneer Thijssen wil een
vraag stellen voordat we daaraan beginnen.
De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):
Graag, voorzitter. Ik zat nog even na te denken over de financiën. Daar had ik heel
even tijd voor nodig. De Clean Industrial Deal zegt dat per jaar tien jaar lang ongeveer
460 miljard nodig is. Als ik de stukken goed lees, zie ik dat er nu 100 miljard op
tafel wordt gelegd door de Commissie. Ik deel de vragen van de heer Sneller in hoeverre
dit nu is onderbouwd, of het allemaal klopt en of er dubbeltellingen in zitten, maar
laten we even aannemen dat het zo is. Dat betekent dan dat er een enorm financieringsgat
zit. Alle grote woorden over het moeten opbouwen van een Europese schone industrie
worden dus niet gestaafd met de middelen die daarvoor nodig zijn. Dan zegt de Minister
dat er meer privaat geld los moet worden gemaakt, maar we zien dat dat niet gebeurt.
Vandaag staat in het FD ook weer het nieuws dat de winsten en de dividenduitkeringen
hoger zijn dan ooit. Toch komen die investeringen maar niet. Je kunt het aan je aandeelhouders
geven of je kunt het investeren. Die investeringen vinden niet plaats. Er zal dus
meer publiek geld nodig zijn om dat been bij te trekken en om inderdaad die sterke
Europese industrie op te bouwen. Maar als ik de Minister dan uitdaag om bij de Voorjaarsnota
met zijn vuist op tafel te slaan, hoor ik dat dat niet gebeurt. Hoe gaan we dit nu
bij elkaar brengen? De mooie, door de Minister gesteunde woorden van de Europese Commissie
zie ik immers niet gestaafd worden met wat we de komende maanden en jaren gaan doen
om die banen en die industrie echt zeker te stellen in Europa.
Minister Beljaarts:
Dank. Dit onderwerp verdient een debat op zich. Ik denk dat we te weinig tijd hebben
om hier heel uitvoerig op in te gaan, maar het is een te simplistische weergave dat
alleen het bijdragen van publiek geld private investeringen kan ontlokken. Ik heb
er vanochtend nog een heel goed gesprek erover gehad dat dat niet altijd op die manier
hoeft. Dat kan ook met garanties, borgstellingen en andere soorten zekerheden voor
de private sector. Het is dus niet zo dat het alleen met publiek geld op te lossen
is. Het is inderdaad heel moeilijk en zeker niet makkelijk om de ambities waar te
maken en om ze snel waar te maken – dat is het eerste wat ik zal toegeven – maar het
blijven nog steeds ambities.
De voorzitter:
Een vervolgvraag van de heer Thijssen.
De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):
Dan maak ik me toch wel hele grote zorgen. Ik snap dat je ook met garanties een hoop
kan, maar ook die kosten geld en ook daar zal het kabinet dan geld voor moeten uittrekken.
Ik maak me toch wel grote zorgen als we te horen krijgen: we steunen de ambities;
het is wel heel erg moeilijk, maar de ambities blijven overeind. Dan kunnen we nu
toch gewoon eerlijk tegen elkaar zeggen dat de Europese industrie op deze manier kapotgaat?
We horen het noodsignaal aan dat wij uit Rotterdam krijgen en dat we ook bij de industrietop
hoorden, hier bij VNO, maar we gaan daar niet naar handelen.
Minister Beljaarts:
Dat beeld wil ik weerspreken, want dat is zeker niet zo. De noodsignalen hebben velerlei
oorzaken. Dat kunnen congestie, energietarieven of stikstof zijn. Dat gaat natuurlijk
veel breder dan alleen het verduurzamen van onze industrie en het is zeker niet zo
dat er niets gebeurt. Maar in alle eerlijkheid en in de tijdigheid: we hebben natuurlijk
onze besluitvormingsprocessen voor de budgettering. De bevindingen van Letta en Draghi
zijn daarna gekomen. Het is dus ook niet zo dat we zes keer per jaar budgetten kunnen
gaan bijsturen. De heer Thijssen weet ook dat dit soort trajecten lang zijn, hoe frustrerend
ook, zeker omdat je dat met 27 lidstaten moet doen. Ik wil dus toch vooropstellen
dat we die ambitie als kabinet absoluut hebben en dat we er ook naar handelen. En
dat het niet overmorgen opgelost is, is ook een feit.
De voorzitter:
Er is een vraag van de heer Sneller.
De heer Sneller (D66):
Wat dacht de Minister toen hij gisteren de Duitse partijen zag met hun pakket?
Minister Beljaarts:
Ik heb niet in detail vernomen wat er ... Kijk, elk land heeft een realiteit en een
actualiteit waar men in zit. Het ene zit, zoals nu, in de vorming van een nieuw kabinet.
Elk land en elke economie heeft ook weer een andere behoefte. Dus ik hoef niet landen
de maat te nemen over of dat verstandig is of niet. We zien ook landen andere afwegingen
maken. Net als Duitsland heeft ook het Nederlandse kabinet het beste voor met de economie,
de verduurzaming en de industrie en daar handelen we ook naar. Het is niet een heel
concreet antwoord op de vraag. Dus begrip daarvoor, maar dat is de reactie.
De voorzitter:
De Minister vervolgt zijn betoog.
Minister Beljaarts:
Dank. Ik was aangekomen bij een vraag van de heer Sneller over de potentiële opbrengst
van de interne markt, als die goed werkt. Ik ben bekend met de cijfers over wat het
potentieel nog is van de interne markt. Er zijn veel variabelen, dus ook verschillende
cijfers die daarover in omloop zijn. Daarom kan ik ook niet van één exact cijfer uitgaan,
maar ik stel wel vast dat het potentieel groot is. Het versterken van de interne markt
is een prioriteit, zoals ik ook heb genoemd in mijn Kamerbrief over het concurrentievermogen
die ik eind vorig jaar met uw Kamer heb gedeeld. Daarin heb ik ook verwezen naar de
concrete voorstellen, zoals het aanpakken van de territoriale leveringsbeperkingen,
de TLB's. Ik zet mij hier uiteraard ook voor in tijdens deze Raad Concurrentievermogen,
zoals ik ook in de vorige heb gedaan.
De voorzitter:
De heer Sneller heeft een vraag.
De heer Sneller (D66):
De kracht of een van de krachten van dat voorstel was de onderbouwing door Ecorys
met de miljarden die daarbij horen als je dat oplost. Mijn vraag was dus niet of de
Minister het nu allemaal kan noemen. De Europese Commissie komt in juli met zo'n voorstel.
Is de Minister bereid om aan de Europese Commissie te vragen om als ze dat voorstel
doen daarbij inzichtelijk te maken wat de potentiële meerwaarde is voor Europese consumenten,
burgers, als we dat inderdaad realiseren?
Minister Beljaarts:
De Commissie neemt dat mee als ze het impactassessment opstelt. Daar wordt dit onderdeel
van. We zullen monitoren of dat gebeurt en ik ga ervan uit dat de heer Sneller dat
zelf ook in de gaten houdt. Dan kunnen we natuurlijk altijd nog een ingreep doen indien
nodig.
Dan blijf ik bij de heer Sneller en kom ik op zijn vraag over de interne markt, waar
nog meer winst te boeken is. Dat is een afgeleide vraag. Alle obstakels in het vrije
verkeer en alle beleidsterreinen die niet geharmoniseerd zijn, kunnen in theorie als
impliciete tarieven worden gerekend. Ik heb met u prioriteiten gedeeld waar ik me
voor inzet, bijvoorbeeld die interne markt actieagenda en mijn tienpuntenplan. Voorbeelden
zijn dan het aanpakken van die TLB's en het gelijktrekken van de nationale eisen.
Maar goed, daar heb ik net eigenlijk al bij stilgestaan.
Dan de vraag van de heer Sneller over de New Competition Tool en de motie-Sneller.
Ik zie de problematiek in het concurrentievermogen waar mogelijk een nieuw instrument
voor nodig is. Goede werking van de markten is uiteraard heel belangrijk. Ik kan alleen
nu nog niet toezeggen dat ik zo'n instrument zal introduceren, omdat ik meer tijd
nodig heb om tot een beslissing te komen. Een zorgvuldig proces is hierbij natuurlijk
belangrijk. Ik kijk ook naar het effect op de regeldruk, de juridische inbedding en
de kosten van toezicht. Er komt nog een Kamerbrief daarover, vóór het commissiedebat
over consumentenbescherming en marktordening.
Dan was er een vraag van mevrouw Postma over de rol van Nederland en het mobiliseren
van kapitaal voor investeringen. In lijn met het regeerprogramma zet het kabinet in
op de versterking van de kapitaalmarktunie. U wordt later, deze maand nog, in de reeds
toegezegde Kamerbrief geïnformeerd over de kabinetsinzet op de kapitaalmarktunie.
Het kabinet heeft de voorkeur voor een voortgang met de EU-27. Maar als het niet snel
ambitieuze acties en resultaten oplevert, bekijkt het kabinet nadrukkelijk – dat is
in lijn met de motie-Dassen – met welke gelijkgestemde landen we samen kunnen optrekken
en in welke vorm we bijvoorbeeld een kopgroep kunnen vormen en stappen kunnen zetten.
Dan blijf ik bij mevrouw Postma, die een vraag had over de Nationale Grondstoffenstrategie.
Dank voor de vraag. Dat is een belangrijk onderwerp. Ik erken de urgentie daarvan.
Tegelijkertijd vereist de inzet zorgvuldigheid. We zitten nu in de operationele fase
van de Nationale Grondstoffenstrategie, waarin we concrete stappen maken. Ik zal er
een paar noemen.
Afgelopen najaar heb ik uw Kamer per brief geïnformeerd over de voorraadvorming van
kritieke grondstoffen, met de aankondiging van twee pilotprojecten hiervoor: één voor
de defensie-industrie en één commercieel-civiel. Rond de jaarwisseling heb ik uw Kamer
geïnformeerd over de inzet van de verwerking van de kritieke grondstoffen en de kritieke
grondstoffen voor de defensie-industrie specifiek. Ik ben nu aan de slag met de concrete
opvolging hiervan. Ik zal uw Kamer met regelmaat informeren over de stand van zaken,
omdat ik weet dat het belangstelling heeft.
Daarnaast werk ik met de Minister voor BHO en onze Speciaal Vertegenwoordiger Grondstoffenstrategie,
Allard Castelein, aan nieuwe grondstoffenpartnerschappen met andere landen, zowel
bilateraal als in Europees verband. Dat doen we om alternatieven te hebben voor de
grondstoffentoevoer in onze ketens. Verder is het Nederlands Materialen Observatorium
inmiddels gestart. Dat informeert en adviseert het kabinet over de risicovolle strategische
afhankelijkheden van kritieke grondstoffen en over de acties die nodig zijn vanuit
de overheid.
Tot slot. Het versterken van onze kritiekegrondstoffenketen is een continu proces,
met acties op de korte, middellange en lange termijn. Hiermee zetten we vaart en gaan
we door. Dat stopt niet.
De voorzitter:
Mevrouw Postma heeft een vraag.
Mevrouw Postma (NSC):
Dank aan de Minister voor de uitbreiding van deze belangrijke strategie. Ik hoorde
de Minister in de laatste zin zeggen: het vereist continue updates. We hebben de afgelopen
maanden natuurlijk de geopolitiek flink zien veranderen. Ik wil graag van de Minister
horen hoe hij dat mee heeft genomen in de verandering van de grondstoffenstrategie.
Minister Beljaarts:
Een voorbeeld daarvan is de grondstoffendeal met Oekraïne. We hebben het Observatorium
gevraagd of daarbij risico's zijn voor ons. Dat is niet het geval. Dat is een voorbeeld
waarbij heel snel geschakeld wordt naar de actualiteit die zich voordoet. Voor de
rest is dit, zoals ik al aangaf, een continu proces. Er kan soms snel geïnventariseerd
worden, zoals nu, met de grondstoffendeal tussen de Verenigde Staten en Oekraïne.
Dat is één voorbeeld van hoe heel snel dat kan gaan. Wij krijgen daarbij gelijk signalen
of actie nodig is of niet. Voor de rest zijn er natuurlijk continu processen die niet
van de korte termijn of de actualiteit afhankelijk zijn.
De voorzitter:
Een vervolgvraag van mevrouw Postma.
Mevrouw Postma (NSC):
Dat is goed om te horen. Er werd omschreven wat inmiddels al een beetje gedaan is.
Heeft de Minister er vertrouwen in dat we voldoende hebben gedaan? Of denkt de Minister:
de geopolitieke situatie is wat veranderlijk, wat nijpend, zeker als het gaat om grondstoffen,
dus er moet nog een tandje bij? Kan de Minister aangeven wat daarin zijn risico-inschatting
is?
Minister Beljaarts:
In de fase waarin we nu zitten – denk ook aan het Observatorium, dat net is gestart
– is het voldoende. De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat de strategie niet behelst
dat wij enorme eigen voorraden gaan inkopen, aanleggen en bewaren. Dat is niet de
ambitie. Daar is eerlijk gezegd ook gewoon geen funding voor. Als dat een stap is
die voor de Kamer van belang is, zullen we het daar goed over moeten hebben, omdat
daar geen funding voor voorzien is. Maar wat betreft de monitoring en het in kaart
brengen van afhankelijkheden en alternatieven, en het aangaan van relaties met andere
landen om alternatieve stromen zeker te stellen: dat gaat goed en daar heb ik ook
alle vertrouwen in.
Voorzitter. Dan ben ik toegekomen aan de laatste vraag. Er zijn veel vragen gesteld
over de Amerikaanse importheffingen. Ik begrijp en deel de zorgen over de door de
president van de Verenigde Staten aangekondigde importtarieven voor de Europese goederen.
Allereerst is de handelspolitiek – dat weet u allen – een exclusieve competentie van
de Unie. Het is daarom ook in eerste instantie aan de Commissie. De Commissie en de
lidstaten hebben hier natuurlijk nauw contact over en zijn ook eensgezind. Het is
van belang om met één stem te spreken, omdat we immers samen het sterkst staan. De
Commissie heeft naar aanleiding van de aankondigingen reeds aangegeven open te staan
voor dialoog en samenwerking, maar ook dat er krachtig en onmiddellijk opgetreden
wordt tegen ongerechtvaardigde belemmeringen voor de vrije en eerlijke handel, inclusief
de nieuwe tarieven.
Vorige week heeft de EU-Handelscommissaris Sefcovic de VS ook bezocht – dat is u wellicht
ook bekend – om het over de handelspolitiek te hebben. Morgen spreekt mijn collega,
de Minister voor BHO, in Washington ook met een Amerikaanse collega over de handelsrelatie.
Zelf zal ik ook snel contact hebben met mijn nieuwe counterpart om het daarover te
hebben. De boodschap van het kabinet aan de Verenigde Staten is dat Nederland en de
EU willen samenwerken met de Verenigde Staten. We hebben natuurlijk een heel lange
en goede handelsrelatie met elkaar en die houden we graag in stand. Maar bij die boodschap
hoort ook wel dat we aangeven dat de EU eensgezind is en bereid is om gezamenlijk
de eigen belangen te verdedigen tegen onrechtvaardige handelspraktijken.
Dan ben ik aan het einde gekomen van de beantwoording.
De voorzitter:
Dank aan de Minister voor de beantwoording in eerste termijn. Ik ga gelijk door naar
de tweede termijn. U wilt nog een interruptie plaatsen? Dat kunnen we ook in een tweede
termijn doen, toch? Of wilt u nog vooraf ...
De heer Sneller (D66):
Er zijn nog een paar vragen blijven liggen.
De voorzitter:
Laten we dat dan doen.
De heer Sneller (D66):
Over het MFK en de vraag of de onderhandelingen al zijn ingezet om de R&D-bijdrage
die hier ook in staat, te verhogen. Ik had ook een vraag gesteld over de toezichthouders,
met name over de medische technologie en AI.
De voorzitter:
Minister, kunt u die nu beantwoorden, of wilt u dat ...? Ja, dat had ik verwacht.
De beantwoording komt dus in de tweede termijn. Dan gaan we gelijk door, met één minuut
spreektijd per fractie en twee vragen. We moeten ook strak om 15.30 uur uit de zaal
zijn. Meneer Thijssen, aan u het woord.
De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):
Dank, voorzitter. Dank aan de Minister voor de beantwoording. Na dit debat heb ik
grote zorgen over hoe het zal gaan met de industrie. Met gelul kun je niet innoveren,
heb ik eerder gezegd. En met gelul kun je ook geen industrie bouwen en je banen en
je verdienvermogen bouwen. Dus we wachten op wat er in Q3 komt. Ik hoop dat we dat
aan het begin van Q3 doen, zodat het meekan met Prinsjesdag. Ik wil wel een suggestie
doen. De winsten zijn hoger dan ooit. De dividenduitkeringen zijn hoger dan ooit.
Doe een kleine winstbelasting, zodat je geld ophaalt, wat je kunt gebruiken voor innovatie
en het opbouwen van je nieuwe industrie en natuurlijk voor de groene vraag.
Dan over de CSRD en de CSDDD. De kosten zijn maar beperkt. Dit is een rapport van
de ngo SOMO, die laat zien dat het maar 0.13% van de winst van de beursgenoteerde
bedrijven kost om deze regelgeving door te voeren. Ik zal zorgen dat het rapport bij
de Minister komt. Maar de winst is enorm groot, want we kunnen er echt kinderarbeid
en mensenrechtenschendingen mee stoppen. Dus ik hoop echt dat het kabinet bij zijn
huidige positie blijft en deze voorstellen overeind houdt.
En ik weet niet of ik het al had gedaan, maar ik vraag graag een tweeminutendebat
aan.
De voorzitter:
Meneer Thijssen, ik begreep dat u zelfs al een vooraankondiging heeft gedaan.
De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):
Maar dan moet ik het wel nu aanvragen. Anders gaat het van de plenaire agenda.
De voorzitter:
Heel goed. De vooraankondiging die meneer Thijssen heeft gedaan over een tweeminutendebat
is bij dezen geëffectueerd. Dat debat vindt morgen plaats. Dan mevrouw Martens voor
haar tweede termijn.
Mevrouw Martens-America (VVD):
Voorzitter. Hartelijk dank. Ik houd het heel kort. Ik wens de Minister heel veel succes.
Nogmaals, ik kijk uit naar alle stukken die wij in Q3 mogen ontvangen en alle debatten
die wij daarna gaan voeren.
De voorzitter:
Dank u wel. De heer Sneller voor zijn tweede termijn.
De heer Sneller (D66):
Eerst even het algemene proces. Ik heb zes jaar lang de JBZ-Raden mogen voorbereiden
als medewerker. Ik heb vier jaar lang de Eurogroep/Ecofin gedaan als woordvoerder.
Nu krijgen we weer hetzelfde. Er is een Raad. Die is niet op de datum die staat op
de geannoteerde agenda, maar dat ligt aan de Commissie. Vervolgens komen die BNC-fiches
later, maar gaat de Minister wel het woord voeren namens Nederland, terwijl dit bedoeld
is om democratische controle uit te oefenen. En achteraf gaan we dan klagen over het
gebrek aan controle op EU-besluitvorming. Ik zou dus toch nog een keer aan de Minister
willen vragen: wat gaan we daar nou aan doen?
Dan Duitsland. Dat had ook de inspiratie voor daadkracht kunnen zijn. De wereld is
namelijk wél veranderd. Ik heb na de beantwoording en na de stukken die we hebben
gekregen, nog steeds niet het gevoel dat we niet gaan snoozen. Dat is hier volgens
mij uiteindelijk de kern. Ik hoop dat de Minister aan de Kamer, maar ook aan Europa
wil overbrengen dat we het ons niet kunnen veroorloven om dat weer te doen. Dat betekent
ook af en toe wat onorthodoxe dingen doen en zorgen dat het nu anders is dan de vorige
keren. Ik hoop dat de Minister daar in de tweede termijn toch nog een pleidooi voor
wil doen.
De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw Postma voor haar tweede termijn.
Mevrouw Postma (NSC):
Dank, voorzitter. Ik wil de Minister bedanken voor de antwoorden die we hebben gehad.
Volgens mij is de lijn van NSC duidelijk. Ik wil mijn collega's bedanken voor de leuke
discussie die we hebben gehad over de subsidies.
Ik wil nog één oproep doen. Het is een beetje wat de heer Sneller al zei: ik loop
sinds 2002 mee in de politiek en de BNC-fiches zijn altijd laat. Maar ze komen wel
altijd vóór het debat dat we met de Minister hebben. Die oproep zou ik echt willen
doen. Het feit dat het BNC-fiche over de CID, dat over de Omnibus en ook nog wat andere
fiches later komen, geeft geen discussie met elkaar. Ik denk dat wij met elkaar het
vertrouwen willen hebben dat we als Nederland in de Raad het juiste standpunt innemen.
Het is dan onze taak als Kamer om te kijken waar we de Minister mee op pad sturen
en of we eventueel nog bij willen sturen. Dat mis ik hier echt. Dat zou dus mijn verzoek
zijn aan de Minister.
De voorzitter:
De heer Flach voor de tweede termijn.
De heer Flach (SGP):
Voorzitter. Twee punten. Ik ben blij dat ik de Minister aan mijn kant vind over het
van regels weer middelen te maken om doelen te bereiken. Je hebt regels niet om het
erg ingewikkeld te maken. Ik ben blij dat we die strijd gezamenlijk voortzetten.
Ik was blij met de beantwoording rond de defensie-industrie en de marinebouw, al vond
ik de vergelijking met de onderzeebootaanbesteding wat ongelukkig. Daar hebben we
ons volgens mij juist wat in de luren laten leggen door Franse staatssteun en mooie
verhalen.
De voorzitter:
Nou, wat een uitsmijter van de heer Flach. Ik kijk even naar de Minister. Zullen we
hier drie minuten voor nemen? Ik schors voor een enkel moment.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De voorzitter:
Ik heropen hierbij het debat. We gaan luisteren naar de beantwoording van de Minister
in tweede termijn. Het woord is aan de Minister.
Minister Beljaarts:
Dank u wel, voorzitter. Dank ook voor de vragen, de opmerkingen, de zorgen en de toewensingen.
Die neem ik mee. Ik ga beginnen met de vragen. Excuus aan de heer Sneller voor de
omissie met betrekking tot de vragen in de eerste termijn.
Met betrekking tot de vragen over de toezichthouders: ik vind dat onze Nederlandse
toezichthouders goed met elkaar samenwerken binnen Nederland en in Europa met de toezichthouders
van de andere lidstaten. Iedere lidstaat heeft natuurlijk een eigen nationaal verbindingsbureau
dat de Europese samenwerking bevordert en ook ondersteunt de Commissie deze samenwerking.
Dat juich ik dus toe. Maar ik erken dat het landschap soms ook wel echt ingewikkeld
is. Daarom heb ik dit jaar in Nederland de Productenmeldwijzer opgezet. Via de meldwijzer
kunnen ondernemers en consumenten de juiste toezichthouder vinden. Verder vind ik
het belangrijk om te noemen dat de toezichthouders onafhankelijk zijn in de manier
van toezicht houden.
De voorzitter:
Dat leidt tot een vraag van de heer Sneller.
De heer Sneller (D66):
Ja, omdat het de agenda van de Minister voor de komende jaren is om het EU-concurrentievermogen
te vergroten en het voor de start-ups en scale-ups, waar we het in andere debatten
over gehad hebben, gewoon een bottleneck is dat ze bij 27 verschillende plekken moeten
checken of ze een product op de markt kunnen brengen. Dat is natuurlijk in vergelijking
met de Verenigde Staten en gezien de discussie over de kapitaalmarktunie een integraal
onderdeel van de hervormingsagenda die ertoe moet leiden dat we hier de groei krijgen
die we willen. Ik heb dit onderdeel niet gevonden in deze agenda; tenzij het ergens
ingevouwen zit, dan hoor ik het heel graag. Er staan wel andere dingen in. We gaan
harmoniseren. We hebben natuurlijk met het Single Supervisory Mechanism voor banken
uiteindelijk gezegd: nee, één toezichthouder. Dat zou ik ook de sectoren voor een
aantal andere producten toewensen. Mijn vraag is dus kort gezegd: waarom is dat geen
onderdeel van deze agenda?
Minister Beljaarts:
Ik vind het een terecht punt. Het staat niet expliciet benoemd, maar ik wil het wel
meenemen, want ik zie de zorgen. Ik herken ook de geluiden van de ondernemers en de
start-ups die zeggen dat het niet per se makkelijker wordt gemaakt als je langs al
die loketjes moet. Dus ik ga daarachteraan. Dank voor de suggestie.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog.
Minister Beljaarts:
Dan blijf ik bij de heer Sneller met een vraag over het 3%-doel in het MFK. Ik kan
niet vooruitlopen op de kabinetsinzet op hoofdlijnen voor het volgende MFK na ’27,
die uw Kamer binnenkort tegemoet kan zien, en de onderhandelingen, uiteraard na publicatie
van het Commissievoorstel. De publicatie van het MFK-voorstel door de Commissie is
voorzien rond de zomer van dit jaar. Dan zullen ook de onderhandelingen daadwerkelijk
van start gaan. Nederland is altijd een warm pleitbezorger geweest van Horizon Europe
– dat weet het lid Sneller – dat ook gericht is op R&D. We zijn daar natuurlijk ook
weer netto-ontvanger van.
Dan ga ik met uw goedvinden door naar een verzamelvraag over de BNC-fiches. Ik begrijp
de opmerkingen en frustratie. Ik vind het zelf ook vervelend dat ik met meel in de
mond moet praten. Maar goed. De Commissie presenteert de voorstellen aan de Raad.
De verwachting is dat we het daar nog verschillende keren in de Raad over zullen hebben,
en ook in de Kamer. Het is dus niet dat we het nu hebben en dat het niet meer terug
gaat komen; was het maar zo eenvoudig. Dat is misschien het enige comfort dat ik nog
kan geven, maar ik deel dus de frustratie. Ik vind het belangrijk om dat toch even
te noemen.
Ik heb het ook nog even specifiek over de timing van de BNC-fiches. We doen echt ons
uiterste best om de voorstellen uit de fiches van vorige week zo snel mogelijk met
de Kamer te delen. Tegelijkertijd merken we dat andere departementen ook betrokken
moeten worden, waar we het net ook over gehad hebben. We voelen echt de urgentie om
snel tot een kabinetspositie te komen, juist vanwege de discussie in Brussel.
De voorzitter:
Dat leidt tot een vraag van mevrouw Postma.
Mevrouw Postma (NSC):
Ik ben even op zoek naar een werkbaar iets voor ons allen. Kan de toezegging gedaan
worden dat die BNC-fiches er gewoon drie dagen voor het debat liggen? Anders moeten
we het debat op zo'n manier inplannen dat het wat dichter op de Raad zit, want het
is voor ons als Kamer echt wel belangrijk om onze rol te kunnen vervullen.
Minister Beljaarts:
Dat zou ik heel graag willen, maar we kunnen dat niet toezeggen, omdat we daar ook
niet alleen over gaan. Maar ik snap de zorgen wel. Wat ik wel meeneem, is dat ik eventueel
kijk in de planning van de debatten hoe we er toch iets dichter op kunnen zitten,
zodat we inhoudelijker en afgestemd het gesprek kunnen hebben. Ik kan niks toezeggen,
maar ik neem de zorg serieus, want ik vind het zelf ook vervelend om het op deze manier
te doen. Ik neem dus wel mee dat we wel doen wat we kunnen doen. Ik kijk of het in
de planning past en of het tijdig is, om te zorgen dat we het gesprek gelijk inhoudelijker
kunnen hebben.
De voorzitter:
Daarmee is de Minister aan het einde van zijn tweede termijn gekomen. Het tweeminutendebat
is, zoals gezegd, al aangevraagd door de heer Thijssen. Ik heb één toezegging, ook
aan de heer Thijssen.
– De Minister zegt toe in het derde kwartaal van 2025 een brief naar de Kamer te sturen
over de 3%-doelstellingen onderzoek en ontwikkeling.
Was dat niet al een bestaande toezegging? Dat is gewoon die dikke brief, zeg maar.
Ja? Oké. Als dit er dan dus ook in kan, is dat dus een bevestiging van een eerder
gedane toezegging.
De heer Sneller (D66):
Misschien kan over dat laatste procespunt in de oplegbrief bij de volgende geannoteerde
agenda nog even kort worden teruggekoppeld of er nou mogelijkheden zijn dat er tussen
het BNC-fiche en een agenda die we krijgen voordat de Commissie überhaupt met het
voorstel gekomen is, iets van informatievoorziening zit.
De voorzitter:
Ja. Kan de Minister dus ingaan op de informatievoorziening richting de Kamer in aanloop
naar de Raad?
Minister Beljaarts:
Excuus, want ik moet daar wel terughoudend in zijn, omdat dat ook in de timing niet
altijd binnen onze invloedssfeer ligt. Maar de toezegging die ik aan het lid Postma
heb gedaan om te kijken waar we wel in de planning van het debat en in de tijdigheid
invloed op kunnen uitoefenen, doe ik met alle plezier. Dat maakt het debat gewoon
beter. Maar ik moet daar wel terughoudend in zijn.
De voorzitter:
Dat is het. Dat is het antwoord, meneer Sneller. En daar moet u het mee doen.
De heer Sneller (D66):
En daar moet u het mee doen. Maar ik bedoelde of de griffier het kan opschrijven,
zodat het daar ook vastligt en het in de volgende geannoteerde agenda terug kan komen,
omdat het anders niet wordt genoteerd als toezegging en dan is ook het risico dat
het weer verdwijnt.
De voorzitter:
Meneer Sneller vraagt een toezegging op dit punt.
Minister Beljaarts:
Ja, ik heb aangegeven dat ik de toezegging die ik aan mevrouw Postma heb gedaan in
de zorgvuldigheid zo gewogen heb dat die is wat we kunnen doen. Ik kan niet iets beloven
wat ik kan niet kan waarmaken, want dan zou ik uw Kamer mogelijk teleurstellen. De
zorgvuldige toezegging aan mevrouw Postma om te kijken wat binnen onze invloedssfeer
ligt, waar we wel kunnen helpen en hoe we zorgen dat we er dichter op zitten, kan
dus absoluut wel.
De voorzitter:
Daarmee zijn we aan het einde van dit debat gekomen. Ik dank de Minister hartelijk,
natuurlijk ook iedereen die achter de schermen heeft geholpen, de geïnteresseerden
hier en elders, en de leden voor hun bijdrage aan dit debat. Ik wens u allen een hele
fijne middag.
Sluiting 15.29 uur.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
I.J.M. Michon-Derkzen, voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken -
Mede ondertekenaar
R.D. Reinders, griffier -
Mede ondertekenaar
C.A.M. van der Plas, voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.