Verslag van een commissiedebat : Verslag van een commissiedebat, gehouden op 9 april 2024, over EU-LNV
21 501-32 Landbouw- en Visserijraad
Nr. 1662
VERSLAG VAN EEN COMMISSIEDEBAT
Vastgesteld 1 juli 2024
De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de vaste commissie
voor Europese Zaken hebben op 9 april 2024 overleg gevoerd met de heer Adema, Minister
van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, en mevrouw Van der Wal, Minister voor Natuur
en Stikstof, over:
– de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 22 juni 2023
inzake reactie op de analyse «Vervoer van levende dieren in de EU: uitdagingen en
kansen» van de Europese Rekenkamer (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1562);
– de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 4 juli 2023
inzake gecombineerde opgave 2023 (Kamerstuk 28 625, nr. 352);
– de brief van de Minister voor Natuur en Stikstof d.d. 5 september 2023 inzake reactie
op verzoek commissie op de brief van Greenpeace Nederland over de EU-verordening ontbossingsvrije
producten (Kamerstuk 22 112, nr. 3756);
– de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 28 september
2023 inzake kwartaalrapportage lopende EU-wetgevingshandelingen (Kamerstuk 22 112, nr. 3784);
– de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 29 februari
2024 inzake gecombineerde opgave 2024, eco-regeling en GLB-tarieven (Kamerstuk 28 625, nr. 358);
– de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 11 maart 2024
inzake ontwikkelingen Europese landbouw (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1623);
– de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 15 maart 2024
inzake voorstel Europese Commissie over herziening gemeenschappelijk landbouwbeleid
voor vereenvoudiging van regels voor boeren (Kamerstuk 28 625, nr. 359);
– de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 15 maart 2024
inzake volhoudbare voedselsystemen over de grens: de internationale inzet van LNV
(Kamerstuk 30 196, nr. 825);
– de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 19 maart 2024
inzake beoordeling voorstellen Europese Commissie over hulp aan de landbouwsector
(Kamerstuk 28 625, nr. 360);
– de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 28 maart 2024
inzake LNV-inzet in de EU (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1632);
– de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 3 april 2024
inzake jonge landbouwers in het GLB-NSP en de evaluatie Vermogensversterkend Krediet
(VVK) (Kamerstuk 30 252, nr. 166).
Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De fungerend voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Graus
De fungerend voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken, Bromet
De griffier van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Jansma
Voorzitter: Graus
Griffier: Van den Brule-Holtjer
Aanwezig zijn elf leden der Kamer, te weten: Bromet, Van Campen, Flach, Graus, Grinwis,
Holman, Kostić, Nijhof-Leeuw, Pierik, Podt en Vedder,
en de heer Adema, Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, en mevrouw Van
der Wal, Minister voor Natuur en Stikstof.
Aanvang 18.15 uur.
De voorzitter:
Van harte welkom allemaal bij dit commissiedebat van de vaste commissie voor Landbouw,
Natuur en Voedselkwaliteit. Het gaat vandaag over «EU-LNV»-zaken. Ik heet twee Ministers
van harte welkom: allereerst de Minister voor Natuur en Stikstof en vervolgens de
Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Welkom aan de mensen op de publieke
tribune en de mensen die thuis kijken en luisteren via het digitale kanaal. Van harte
welkom aan de leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.
Ik stel het volgende voor. Er is maar drie uur ingepland, terwijl je normaal gesproken
minimaal op vier uur uitkomt met zo veel sprekers. We zullen de interrupties dus beperken.
Het worden er zes voor de hele eerste termijn, dus voor zowel die van de Kamer als
die van de Minister. Het zijn er dus zes in totaal. U mag die verdelen. Als u er in
de termijn van de Kamer weinig gebruikt, mag u er meer gebruiken in de termijn van
de Minister. Daar zal de Minister blij mee zijn. We hebben in ieder geval een spreektijd
van vier minuten. We gaan die tijd ook heel streng bewaken. De interrupties moeten
heel kort. Ik hoop ook dat de Minister een korte inleiding kan geven en de blokjes
duidelijk kan aangeven. Dan kunnen wij onze interrupties beter plannen. Misschien
kan zijn team daar nu al over nadenken?
Mevrouw Bromet. Ik had het al verwacht.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Als een interruptie langer dan 30 seconden duurt, gaat u die ook als een tweede interruptie
tellen, hè?
De voorzitter:
Ja. Er is met u allen afgesproken dat we dat doorzetten. Dat was bij wijze van proef.
Ik geloof zelfs dat ik de enige was die ertegen was. Dat gaat dus inderdaad door.
Vanaf 30 seconden worden het inderdaad gewoon twee interrupties. U heeft er ook maar
zes, voor zowel de eerste termijn van de Kamer als de eerste termijn van de Minister.
Ga daar dus zuinig en goed mee om. Stel ook gewoon korte vragen, dan halen we het
wel.
Dan geef ik graag als eerste het woord ... O, meneer Grinwis?
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Zullen we er dan acht doen, voorzitter, als we toch zo kort en bondig gaan zijn? Want
het gaat vandaag wel ...
De voorzitter:
Maar we hebben maar drie uur, hè. Dus we zullen het zien. Als jullie er niet mee uit
komen, dan zijn we altijd coulant. Zullen we het zo afspreken? Zo proberen we namelijk
om die stok achter de deur te houden.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Oké.
De voorzitter:
Dit is een klein zaaltje. Dat is gezellig. Ik hoop niet dat u claustrofobisch wordt,
mevrouw de Minister. Er zijn ook nog een paar woordvoerders bij gekomen.
We beginnen met de heer Van Campen van de Volkspartij voor Vrijheid en Democratie.
De heer Van Campen (VVD):
Voorzitter, dank voor het woord. Laat ik allereerst een woord van dank uitspreken
in de richting van het kabinet voor de Europastrategie die gedeeld is, naar aanleiding
van mijn motie van 7 december 2022. Daarin vroegen we het kabinet eigenlijk om een
aantal prioriteiten op te sommen en toe te lichten. Nou, dat is gelukt. Er zijn maar
liefst negen pagina's gedeeld met de Kamer, waarin de prioriteiten boven elkaar zijn
gezet. Dat is wat mij betreft een mooie verzameling prioriteiten.
Maar, voorzitter, waar blijft het aanpakdeel van de term «plan van aanpak»? We lezen
namelijk de prioriteiten. We lezen dat het kabinet dit belangrijk vindt. Maar toch
mist mijn fractie eigenlijk een antwoord op de vraag hoe we dit voor elkaar gaan krijgen,
bijvoorbeeld wat betreft groene gewasbeschermingsmiddelen. Hoe krijgen we nou eindelijk
die alternatieven voor chemie voor elkaar bij de EFSA? Daar wachten we op dit moment
al heel lang op. De middelen liggen op de plank, maar komen maar niet los, terwijl
de boeren daarnaar snakken. Er waren positieve berichten vanuit de Europese Commissie
dat RENURE eraan zou komen. Maar waar liggen de wetten, de aanpassingen van de verordeningen
en de richtlijnen? Dan kunnen boeren namelijk écht die kunstmestalternatieven voor
dierlijke mest gaan toepassen op hun bedrijf. Dat missen we in die strategie.
Voorzitter. De reden dat mijn fractie om deze strategie vroeg, is dat wij vinden dat
we eens moeten stoppen met het discussiëren op basis van geannoteerde agenda's. We
moeten niet alleen van geannoteerde agenda naar geannoteerde agenda gaan; we moeten
ook strategisch de discussie kunnen voeren over wat er belangrijk is voor de landbouw
in Nederland.
De voorzitter:
Er is een interruptie van de heer Grinwis van de ChristenUnie.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Het m-woord is gevallen: de heer Van Campen gebruikte het woord «mest». Ik was benieuwd
naar het volgende. Er is afgelopen vrijdag een briefje gestuurd van het kabinet naar
de Kamer met antwoorden op schriftelijke vragen van een aantal collega's van ons.
Daar zat een plan van aanpak bij – daar heeft de heer Van Campen ook om gevraagd –
of eigenlijk een crisisplan, want het is in Nederland crisis op het platteland. Er
dreigt een crisis voor veel familiebedrijven. Ik ben heel benieuwd naar de reactie
van de heer Van Campen op het plan en de voorstellen van de Minister.
De voorzitter:
Het woord «mest» viel inderdaad. Maar op 25 april wordt het mestdebat gehouden. Als
de leden dus slim zijn, laten ze dat nu zo veel mogelijk achterwege. We gaan het anders
namelijk helemaal niet halen. Mevrouw Bromet?
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter, ik ga het ook over mest hebben vandaag, want dat is het meest prangende
probleem dat we op dit moment hebben. Je kunt wel zeggen: we stellen het nog even
twee weken uit. Maar elke dag telt. Ik ben dus zeer benieuwd naar de antwoorden op
de vragen van de heer Grinwis. Misschien heb ik er ook nog wel een paar voor de VVD.
De voorzitter:
Kijk, daar beginnen we alweer. Ik wil het even heel kort houden, anders verliezen
we daar te veel tijd aan. Maar de leden hebben verzocht om een apart mestdebat en
nu gaan we het hier zelf allemaal frustreren. Bovendien: de leden hebben verzocht
om een spreektijd van drie uur en niet van vier uur. We gaan het dus niet redden.
Ik zeg het heel eerlijk: het gaat helemaal niets worden. Dus laten we dat nou gewoon
niet doen. Dat mestdebat komt er nog, meneer Grinwis.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Voorzitter, er blijft genoeg mest over voor 25 april; dat verzeker ik u.
De heer Van Campen (VVD):
Voorzitter, u heeft gelijk dat op 25 april het debat specifiek over mest gaat. Tegelijkertijd
is, denk ik, de Nitraatrichtlijn toch wel degelijk een wet die centraal staat als
het gaat om het Europees landbouwbeleid. Ik begrijp de vraag van de heer Grinwis dus
en die zou ik willen proberen te beantwoorden, voor zover ik dat kan. Ik zit hier
namelijk met een bijzonder ongemakkelijk gevoel vandaag. De heer Grinwis heeft er
gelijk in dat mijn fractie – samen met de fracties van NSC, BBB, D66, GroenLinks-PvdA,
CDA, SGP, ChristenUnie en de Partij voor de Dieren – om een plan van aanpak van de
Minister van Landbouw heeft gevraagd om die generieke korting, die op ons af lijkt
te komen, af te wenden. De Minister heeft daarnaar geluisterd. Ik constateer ook dat
het mestbeleid niet controversieel is verklaard. Ik lees maatregelen waarvan ik de
impact zeker niet zal onderschatten, maar waarvan ik tegelijkertijd wel denk: daar
moeten we onze ogen niet voor sluiten. Het alternatief is namelijk iets wat veel erger
is, namelijk die generieke korting die we al hebben meegemaakt in 2017. En laat ik
het zo zeggen, voorzitter: dat is iets waar mijn fractie nooit meer de verantwoordelijkheid
voor zal willen dragen.
De voorzitter:
Meneer Grinwis, kort?
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Nee. Laat maar.
De voorzitter:
U heeft er nog vijf. Mevrouw Bromet?
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Ik vond het een bijzondere figuur, omdat de formerende partijen nu vragen stellen
aan de Minister en de Minister met antwoorden komt. Eén van de vragen van de formerende
partijen was: bent u bereid om tijdens deze formatiefase geen nieuw beleid met uitbreiding
van de uitkoopregeling af te kondigen? Ik wil aan de heer Van Campen vragen hoe dat
strookt met zijn vraag om een plan van aanpak om de mestcrisis het hoofd te bieden.
De heer Van Campen (VVD):
Dit is de verdeeldheid die bloot komt te liggen bij mij als ik aangeef dat ik hier
met een dubbel gevoel zit. Ik vind het niet leuk, maar aan de ene kant kan ik inhoudelijk
de lijn van de Minister begrijpen. Nogmaals: het mestbeleid is niet controversieel
verklaard, dus hij heeft die ruimte om de stappen te zetten die hij voorstelt. Tegelijkertijd
ben ik ook lid van een partij die op dit moment een onderhandeling voert met drie
andere partijen, waarbij er misschien partijen aan tafel zitten die – ik weet het
niet – minder zitten te wachten op dit pakket. Ik weet het ook niet, maar dat is een
verantwoordelijkheid die je in deze fase ook hebt te nemen. Ik constateer dat deze
fase nog vijf weken duurt. De vragen gaan over deze fase van de onderhandelingen en
dat is waar ik me op dit moment toe heb te verhouden.
De voorzitter:
We zouden eigenlijk ook een regel moeten invoeren voor 30 seconden in de beantwoording;
dat zou wel veel schelen. Is mevrouw Bromet akkoord zo? Dat is het geval. Dan zetten
we de tijd weer aan, meneer Van Campen.
De heer Van Campen (VVD):
Voorzitter. Ik heb een vraag over de stappen van de Europese Commissie. Mevrouw Von
der Leyen voelt natuurlijk ook verkiezingen aankomen en wil in een goed daglicht staan
bij de agrarische achterban. Het lijkt alsof daar heel veel beweging zit, maar als
ik de brief van de Minister lees en de analyse van de zijde van het kabinet zie, valt
dat voor de Nederlandse situatie nog wel mee. Hoeveel boerenbedrijven zijn er nu daadwerkelijk
die meer dan 10 hectare aan grond hebben? Ik zou de Minister willen vragen: wat vindt
hij nou van deze zet van de Europese Commissie om het beeld op te roepen dat de wet-
en regelgeving voor de agrarische sector wordt verlicht, terwijl het in de praktijk
voor boeren eigenlijk niet zoveel uitmaakt, omdat wij – daar is het weer; daar gaan
we het 25 april over hebben – te maken hebben met die derogatiebeschikking? We hebben
te maken met dat zevende actieprogramma Nitraatrichtlijn en dat addendum. Waar zit
de verlichting voor Nederlandse boeren in dat pakket van de Europese Commissie en
hoe weegt de Minister dat?
Voorzitter, tot slot. Het is oorlog op het continent. Ik mocht vorige week met een
aantal collega's in Oekraïne zijn en heb daar ook gezien hoe het eraan toegaat. Ik
lees in de stukken van de Minister bij de geannoteerde agenda's dat met name bij Oost-Europese
landen de discussie toeneemt als het gaat om de import van Oekraïens graan. Ik lees
dat daar discussie over is, omdat Oost-Europese landen zien dat de handelspositie
van boeren in Oost-Europa daarbij wordt beslecht. Tegelijkertijd hoort mijn fractie
signalen dat landbouwproducten uit Rusland nog wel ongelimiteerd hiernaartoe kunnen
gaan. Ik zou de Minister willen vragen of hij bereid is om in Europees verband – want
daar spreken we over vandaag – te bezien of niet is te voorkomen dat Russische landbouwproducten
in de Europese Unie worden geïmporteerd, zodat de ongemakkelijke druk die op dit moment
wordt opgevoerd vanuit Oost-Europa op Oekraïne en de handelsimport vanuit Oekraïne,
kan worden weggenomen. Wat mijn fractie betreft zullen we Oekraïne onvoorwaardelijk
moeten steunen. Ik kijk uit naar de beantwoording van de Minister. Ik hoop van harte
dat hij daartoe bereid is.
Tot zover, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel voor uw inbreng namens de VVD, meneer Van Campen. Mevrouw Nijhof-Leeuw,
namens de Partij Voor de Vrijheid.
Mevrouw Nijhof-Leeuw (PVV):
Dank u, voorzitter. Ik zal ook het woord «mest» wel gebruiken, maar ik probeer op
hoofdlijnen te blijven. Ik zal wellicht wel wat proefballonnetjes oplaten, maar ik
zal de op 25ste pas echt verdergaan op het mestbeleid. Ik ben nog druk in voorbereiding.
Voorzitter. De PVV maakt zich grote zorgen over het voortbestaan van onze boeren.
De koers in dit huis lijkt vooral gericht op stoppersregelingen. Die moeten boeren
enthousiasmeren om het bijltje er eerder bij neer te gooien, maar de sector vergrijst
al enorm. 10% van de boeren is jonger dan 40 jaar. Dat is enorm weinig. De jonge boeren
willen absoluut werken aan een oplossing, maar het moet wel duidelijk zijn waar zij
naartoe kunnen werken. Een actieplan gericht op de jonge boeren en boeren die, ondanks
alles, nog steeds de schouders eronder willen zetten, moet de hoogste prioriteit hebben.
Die prioriteit moet niet liggen bij een volgende stoppers- of uitkoopregeling. De
PVV is wel blij dat er eindelijk, ook in de EU, het besef is dat de enorme regeldruk
ervoor zorgt dat de landbouw en visserij ten onder gaan en dat versoepeling noodzakelijk
is. Boeren en vissers moeten ondernemersvrijheid krijgen. De Minister moet deze uitgestoken
hand van de EU met beide handen aanpakken, maar helaas lijkt het er toch op dat de
Minister op de rem gaat trappen en het vooruitschuift richting 2025/2026.
De voorzitter:
Er is een interruptie van mevrouw Vedder, CDA.
Mevrouw Vedder (CDA):
Met de eerste zin van collega Nijhof was ik heel gelukkig. Zij had het over het belang
van de sector en het toekomstperspectief. Daarna was mijn vreugde al snel afgelopen.
Als de PVV dat werkelijk meent, dan kan ik dat niet rijmen met de uitspraak «we vermoeden
dat de brief alleen over een beëindigingsregeling gaat» vanuit de formerende partijen
over een brief die nog helemaal niet openbaar is, en waarvan ook nog niet bekend is
wat er allemaal in staat, ook al komt die brief naar aanleiding van de breed aangenomen
motie-Van Campen. Met zo'n beetje de hele Kamer hebben we daarin gezegd: wij willen
in kaart brengen wat de mogelijkheden zijn om de komende crisis het hoofd te bieden.
Ik kan dat niet rijmen met dat de PVV dan zegt: die brief willen we niet.
De voorzitter:
Dat waren meteen twee interrupties. Mevrouw Nijhof.
Mevrouw Nijhof-Leeuw (PVV):
Volgens mij heb ik niet gezegd dat we die brief niet willen. Ik begrijp dus eigenlijk
niet helemaal goed waar mevrouw Vedder op koerst. Wel heb ik gezegd dat het lijkt
alsof er vooral op wordt gericht om de stoppersregeling de hoogste prioriteit te geven.
Wij denken dat je het beste toekomstperspectief biedt door de hoogste prioriteit te
leggen bij de jonge boeren en bij de boeren die door willen gaan – daar kom ik zo
in mijn bijdrage op terug – want die moeten ook zorgen voor onze voedselzekerheid.
Dat is toch wel heel belangrijk. Anders maak ik mij daar richting 2050 toch wel enorme
zorgen over.
Mevrouw Vedder (CDA):
Het is eigenlijk heel gek om al iets te vinden van een brief die nog niet verschenen
is, de conclusie te trekken dat daar misschien iets in staat wat een partij niet bevalt,
en dat die brief daarom geen onderdeel zou moeten zijn van het debat in de Tweede
Kamer. Dat is geen vraag, realiseer ik me, maar ik kan niet zo veel met dit antwoord.
Mevrouw Nijhof-Leeuw (PVV):
Klopt. Maar we hebben allemaal het een en ander in de media gezien. Daar reageren
we met z'n allen op. Zoals ik aan het begin al aangaf, gaan we op de 25ste helemaal
op het mestbeleid in. Daar zijn wij ook aan de voorkant al enorm druk mee. We hebben
ook al contact gehad met het ministerie, om te kijken hoe we met kleine dingen toch
wat meer kunnen doen. Daar zal ik ook op de 25ste wat verder op ingaan, om te kijken
welke oplossingen er zijn die gericht zijn op de jonge boeren en op de toekomst.
De voorzitter:
Er is een interruptie van mevrouw Bromet, GroenLinks-PvdA.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
We hebben afgelopen vrijdag een plan van aanpak gehad van de Minister, vanuit het
ministerie. Daarin wordt inderdaad gesproken over een generieke opkoopregeling om
de druk op de mestmarkt te verlichten. Is de PVV daar dan tegen? Want mevrouw Nijhof
zegt dat zij geen nadruk op die uitkoopregelingen wil, maar is dat dan iets waar de
PVV tegen is?
Mevrouw Nijhof-Leeuw (PVV):
Ik heb zojuist al aangegeven dat wat de PVV betreft de prioriteit bij de jonge boeren
en de boeren die nog door willen gaan zou moeten liggen. Ik probeer prioritering uit
te leggen. Dat is denk ik toch wat anders dan... Daar zou mevrouw Bromet mijn antwoord
uit kunnen halen. Dus onze eerste prioriteit ligt bij de mensen die voor voedsel op
ons bord moeten blijven zorgen.
De voorzitter:
Alvorens ik mevrouw Podt het woord geef en daarna Kamerlid Kostić wil ik vragen of
het misschien alleen over die Nitraatrichtlijn kan gaan en niet over mest. Daar kunnen
we mogelijk een hoop tijd mee besparen, omdat dat mestdebat nog komt. Mevrouw Podt
van D66.
Mevrouw Podt (D66):
Dit antwoord verbaast mij dan toch een beetje, want in feite gaat de regeling die
is geschetst over een vrijwillige regeling. Het gaat erover díe boeren die willen
stoppen de mogelijkheid te geven om dat op een hele prettige manier te doen. Vrijwilligheid
zouden we sowieso allemaal moeten toejuichen. Maar als de PVV dan ook nog zegt «ja,
maar wij willen ruimte voor jonge boeren», dan denk ik dat je hier hélemaal voor moet
zijn. Want juist op het moment dat je boeren die willen stoppen de mogelijkheid geeft
om dat te doen, krijg je ruimte voor die jonge boeren die misschien wel door willen.
Dus ik begrijp gewoon niet waar de PVV staat.
Mevrouw Nijhof-Leeuw (PVV):
Het een sluit het ander niet uit. Alleen, als je een prioriteitenlijstje maakt van
wat je het belangrijkst vindt, dan breng je daar een volgorde in aan. Voor ons is
de volgorde... De vraag is: hoe stel je beleid in? Bij ons komt het zo over dat het
uitkoopbeleid toch een wat hoge prioriteit heeft. Dat hebben we ook gezien en daar
zijn ook vragen over gesteld. We hebben aangegeven dat we daar in deze formatieperiode
niet veel geld aan willen uitgeven. De prioriteit ligt voor ons bij de voedselzekerheid,
bij de voedselproductie voor de toekomst. U kunt zeggen dat de uitkoopregeling daarvoor
bedoeld is, maar ik maak mij grote zorgen als ik zie dat nog maar 10% van de boeren
onder de 40 jaar is, terwijl zij in de toekomst voor die voedselproductie moeten zorgen.
Dat is een heel gering aantal van de boeren. Zij gaan echt onze voedselzekerheid niet
borgen.
De voorzitter:
Ik zei niets. Met «u» bedoelde u waarschijnlijk «mevrouw Podt». Mevrouw Podt, wilt
u hier nog op reageren? Dat is niet het geval. Kamerlid Kostić van de Partij voor
de Dieren.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Eerst even een opmerking over de zorgen dat we, als we zo doorgaan, straks helemaal
geen boeren meer zouden hebben, behalve misschien nog een paar grote jongens. Ik vraag
me af waar de PVV de luxe vandaan haalt om hier te zeggen: deze doen we wel, deze
doen we niet. De Minister heeft namelijk heel duidelijk gezegd, ook in die brief,
dat we die luxe niet hebben. Als we dit uitstellen – want dat is waar de PVV onder
andere naar vraagt – is het gevolg daarvan dat de boeren de dupe worden. Dus de vraag
aan de PVV is: hoe verzint u dit?
De voorzitter:
Mevrouw Nijhof-Leeuw, hoe verzint u dit?
Mevrouw Nijhof-Leeuw (PVV):
Gewoon achter mijn computer. Iedereen gaat over zijn eigen tekst en zijn eigen invalshoek.
Weet dat wij de 25ste met verschillende punten komen die zouden kunnen helpen, met
kleine stukjes richting het mestbeleid. Dus denk niet dat wij generiek iets aan de
kant gooien of hoe je het ook wilt zien, zeg ik dan maar even tegen de vragenstellers.
Voor ons heeft de toekomst wel prioriteit. Hoe waarborgen we dat we rond 2050 nog
genoeg gezond eten in de schappen van de winkels hebben liggen dat voldoet aan de
kwaliteit die wij aan ons voedsel stellen? Dat vinden wij gewoon het belangrijkst.
Wij vinden dat je de boeren en vissers moet laten doen waar zij goed in zijn: voedsel
produceren. Geef ook wat meer vrijheid aan die ondernemers, zodat ze zelf kunnen bepalen
hoe ze dat gaan doen.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Als ik het goed begrijp, bent u zelf aan het nadenken over wat er dan wel nog moet
gebeuren of kan gebeuren? En dan is mijn concrete vraag...
De voorzitter:
Nou, ik denk nergens over na, maar u richt zich denk ik tot mevrouw Nijhof-Leeuw.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Ja, sorry. Dan is mijn concrete vraag: waar gaat de PVV zich dan precies op baseren?
Op welke wetenschappelijke input over wat wel of niet werkt? Dit is namelijk niet
een probleem van de afgelopen paar jaar. Dit speelt al decennia. We falen steeds in
het doen wat nodig is.
Mevrouw Nijhof-Leeuw (PVV):
Ik heb geprobeerd om mijn bijdrage op hoofdlijnen te doen en wat ideeën aan te geven
waar we de 25ste mee komen. Dat doe ik met een onderbouwing en een heel uitgebreid
stuk. Het gaat dus om de punten en wat suggesties die we ook al richting de Minister
hebben uitgesproken. We hebben ook al even besproken of we daar wat mee kunnen, oplossingsgericht
naar de mestmarkt. Daar komen we de 25ste mee, want dan hebben we het mestdebat. Nu
had ik de onderdelen die op de agenda staan, dus het hele EU-pakketje, op hoofdlijnen
willen pakken. Maar dat gaat op deze manier niet, dus heb ik nu hapsnap geprobeerd
wat uit mijn tekst mee te nemen. Zo meteen zal ik nog wel eventjes het andere stukje
voor de andere Minister meepakken, maar ik blijf bewust op hoofdlijnen, omdat dit
volgens mij ook een beetje een strategisch debat is. Dat probeer ik te doen. Als mijn
collega's helemaal de diepte in willen gaan en nu al het debat over de inhoud willen
voeren, vind ik dat prima, maar ik doe dat op de 25ste met onze punten.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ik beluister collega Nijhof heel wat positiever, want zij heeft het over een prioriteringsvolgorde.
Ze zegt niet «nee» tegen een van de onderdelen van het plan van aanpak van Minister
Adema. Dat lijkt mij verstandig en ook logisch. Wie zegt hier in deze zaal: weet je
wat, we gaan als eerste proberen zo veel mogelijk bedrijven te beëindigen? Niemand
toch? Dat zet je onderaan. Maar het is wel een flankerende maatregel die je nodig
hebt om ergens te komen. Het liefst zouden we allemaal gewasderogatie willen, gelet
op de Nitraatrichtlijn. Maar ja... Hoe kijkt mevrouw Nijhof-Leeuw dan tegen die verschillende
andere maatregelen aan? Want het gaat maar één pagina lang over die beëindigingsmaatregelen
en zeven pagina's over andere maatregelen, zoals afromen, waar we met algemene stemmen
vóór hebben gestemd.
De voorzitter:
Denk aan uw tijd, want u hebt er al twee aan uw broek plakken.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
O, is dat zo? Dan moet ik heel snel naar een vraagteken, voorzitter. Dank voor deze
waarschuwing. Ik ga terug naar mijn vraag. Hoe beoordeelt mevrouw Nijhof-Leeuw op
hoofdlijnen die andere aspecten van het plan van aanpak? En moeten we er op 25 april
dan niet voor zorgen dat het plan van aanpak nog beter wordt voor jonge boeren? Hoe
ziet zij dat voor zich?
De voorzitter:
Mevrouw Nijhof, hij offerde zomaar een interruptie op om u een compliment te maken.
Die mag u in uw zak steken.
Mevrouw Nijhof-Leeuw (PVV):
Volgens mij hebben we daar de 25ste het hele debat de tijd voor. Er zijn wat kleine
dingen, onder andere een doorvertaling van RENURE, waarover wij ideeën hebben die
misschien wat sneller implementeerbaar zijn. Dat is één van de dingen. Het lijkt mij
gewoon niet de bedoeling van dit debat om de hele brief te gaan bespreken, dus ik
heb ook bij de prioritering de hoofdlijn aangehouden. De andere onderwerpen bewaar
ik, want anders kom ik gewoon niet uit met de tijd en doe ik de punten tekort waar
wij als fractie zo druk mee zijn geweest. Ik hoop dat we wat ballonnetjes kunnen oplaten,
waarvan u zegt: dat is een hartstikke goed idee, die gaan we op een gegeven moment
omarmen. Ik hoop ook dat dat een klein beetje lucht geeft aan de sector en dat we
mensen, al is het maar een klein beetje, perspectief kunnen bieden. Dat gaan we de
25ste zien.
De voorzitter:
We gaan uw tijd weer aanzetten. U hebt nog een dikke tweeënhalve minuut.
Mevrouw Nijhof-Leeuw (PVV):
Ja, voorzitter, maar het wordt ook in mijn tekst een beetje rommelig, want ik heb
er links en rechts al van alles uitgevogeld. Dus ik ga ook niet alles weer helemaal
opnieuw oplezen.
Zoals ik al aangaf: wat voor ons echt prioriteit heeft, is de voedselvoorziening en
voedselproductie; daar komen we dan ook nog wel weer op terug.
Ik zal het ook nog heel kort over het NPLG hebben. Dat komt aan bod in het debat over
stikstof en het NPLG, dat volgens mij volgende week, de 17de, plaatsvindt. Ik had
nu wat speldenprikjes willen uitdelen, en dan de diepte in willen gaan, maar goed...
De voorzitter:
Ach, ze zitten er nu toch.
Mevrouw Nijhof-Leeuw (PVV):
Inderdaad; ze zitten er nu toch. Maar ook daar ga ik nog niet diep op in, want ook
dat doen we gewoon volgende week. Want voor Minister Adema is het meer de waterkwaliteit
waar we ons de volgende keer ook op richten. Dat is natuurlijk ook de basis in dat
stuk over de mest, maar bij het NPLG... Kijk, wat we nodig hebben is inderdaad die
gebiedsgerichte aanpak. Wij vinden het ontzettend belangrijk dat we bottom-up werken.
Ik heb dertien jaar in de provinciale staten van de provincie Overijssel gezeten,
en daar heb ik hele mooie dingen zien ontstaan. Mensen uit het gebied hebben gezegd:
oké, als we het met mekaar moeten doen, hoe gaan we het dan doen? Ga jij anders boeren,
namelijk natuurboeren, dan kun je dát en dát en dát erbij doen, zodat je wel een boterham
kunt verdienen. Er zijn zulke mooie dingen ontstaan in het Twentse en daar moeten
we mee verder.
Waar ik mij wel zorgen over maak, is dat het NPLG gebaseerd is op het huidige stikstofbeleid,
waarbij we middels moties ook al geprobeerd hebben ietwat aan de knoppen te draaien.
Ik denk dat het ook belangrijk is om daarnaar te kijken. Wellicht moeten we daar nog
wat aan schaven, maar we moeten zeker vanuit de gebieden gaan werken, want ik denk
dat daar de expertise zit en dat we dat niet vanuit hier moeten gaan doen.
Voorzitter. Ik bewaar de rest voor volgende week, voor Minister van der Wal. Ik bewaar
mijn deel voor de week daarop voor Minister Adema. Dan geef ik nu het woord terug
aan u.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Nijhof-Leeuw, voor uw inbreng namens de PVV. Het woord is aan
de geachte afgevaardigde Holman van Nieuw Sociaal Contract.
De heer Holman (NSC):
Dank u wel, voorzitter. Wij hadden drie onderwerpen gekozen uit de Europese zaken,
maar ik begin toch maar even met te zeggen dat wij ons grote zorgen maken over de
veehouderij in Nederland op dit moment. Vooral de jonge boeren – mevrouw Nijhof zei
dat ook – de familiebedrijven, met name de melkveehouderijen, die het nu eigenlijk
goed voor elkaar hebben, zitten in een soort trein die tegen een berg oprijdt. Ze
dreigen slachtoffer te worden. Het gaat dan om duizenden boeren.
De voorzitter:
Het is soms lastig voor mij omdat een aantal Kamerleden aan de overzijde zit. Sorry,
mevrouw Vedder. Ik ben altijd gewend om naar links te kijken.
Mevrouw Vedder (CDA):
Mijn collega Holman hielp mij. Ik zou graag aan collega Holman dezelfde vraag willen
stellen als die ik net heb gesteld aan collega Nijhof. Ik ben blij met de warme woorden
die ik vanuit NSC hoor over de gezinsbedrijven, de melkveehouderijbedrijven en de
zorgen daarover deel ik ook. Maar hoe rijm ik dat dan met de schriftelijke vragen
die zijn gesteld vanuit de vier formerende partijen, om toch maar even een beetje
kalmpjes aan te doen met die brief?
De heer Holman (NSC):
Dat is op zich een terechte vraag en die wil ik ook graag beantwoorden. Als je de
feiten op een rij zet, dan heeft deze Kamer – dat is een beetje analoog aan wat de
heer Van Campen zei – de Minister een opdracht gegeven om te kijken hoe je de mestcrisis
te lijf kunt gaan. Ik constateer niet anders dan dat de Minister dat keurig heeft
gedaan met een pakket maatregelen. We zitten aan de formatietafel en daar is gevraagd:
wilt u deze periode van formatie – er zijn dus nog vijf weken te gaan – niet met voorstellen
komen voor een opkoopregeling die volgens de Minister ongeveer 4 miljard kost?
Wij hebben als formerende partijen afgesproken dat we geen voorstellen doen die geld
kosten. Wij wachten dus even af, want je wilt toch een integrale financiële afweging
hebben. Ons staat voor dat wij gewoon 25 april deze discussie gaan voeren. De Minister
heeft voldaan aan onze vraag. Wij vinden dat hij op zich een aantal heel goede voorstellen
heeft gedaan, misschien nog niet eens genoeg. De vraag die wij onszelf moeten stellen,
is: wat moeten wij op korte termijn doen om de sector perspectief te bieden? Niets
doen is voor ons namelijk totaal geen optie. Want dan dreigt er echt een koude sanering
met heel veel slachtoffers. We zullen dus wat moeten doen. De opkoopregeling van mevrouw
Van der Wal – dat is de Lbv+-regeling – is net 1 april ingegaan; daar hebben we 1,5
miljard voor beschikbaar gesteld. Er kan dus best gekocht worden. Die regeling moet
je misschien zo snel mogelijk verbreden, zodat je meer kans hebt op succes. Op 25 april
zullen wij onze inbreng doen en kijken welke maatregelen van de Minister allemaal
goed zijn. Wij kunnen er best weleens heel veel goed vinden. En dan zullen we kijken
of er genoeg maatregelen worden genomen om de chaos en de verwarring te keren.
De voorzitter:
Mevrouw Vedder, akkoord? Dat is het geval.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Ik verbaas me toch wel over die zogenaamd warme woorden zonder dat er acties aan vastzitten
van de formerende partijen. Want ik heb twee weken geleden de hele zaterdag mesttransporten
over het smalle weggetje waaraan ik woon heen en weer zien rijden. Er is geen dag
te verliezen. Laat staan dat we nu nog een keertje heel lang moeten gaan nadenken
over wat de formerende partijen wel of niet willen uitgeven. Begrijp me goed: wij
hebben hier al héél lang voor gewaarschuwd, voor deze crisis. Wat gaat NSC nou vandaag
doen om de boeren te helpen, die met hun handen in het haar zitten?
De heer Holman (NSC):
U hebt gewaarschuwd. Mij staat bij dat wij ontzettend veel hebben gewaarschuwd. De
agenda ziet er nu zo uit dat wij 25 april deze voorstellen gaan bespreken. Wij dragen
deze voorstellen een warm hart toe en vinden dat er zo snel mogelijk iets moet gebeuren
om het noodlot dat op ons afkomt af te wenden. Helaas moeten we nog veertien dagen
wachten voor we die discussie kunnen voeren. Dan zullen we het ongetwijfeld ook hebben
over de vraag of de opkoopregeling wel of niet nodig is. Het enige wat we niet kunnen
doen is de Minister de opdracht geven om er geld voor beschikbaar te stellen om het
per direct in te voeren. Zo werkt het ook niet. Voor je het politieke besluit hebt
genomen, het juridisch hebt geborgd en met Brussel hebt overlegd, ben je een tijd
verder. Nog één aanvullende, misschien geruststellende gedachte. Ik vind het echter
zeer verwonderlijk dat er lieden zijn, ook binnen LTO, die zeggen: het valt allemaal
wel mee; we gaan wel naar Brussel en die lossen het wel op, en wij hoeven niks te
doen. Dan denk ik: waar is je realiteitszin? Heb je wel door wat er gaande is op dit
moment? Welke politieke verwachting heb je? Die is niet erg realistisch naar onze
zin. Laat ik even heel duidelijk zijn, mevrouw Bromet.
De voorzitter:
Maar op die vraag gaat u hier geen antwoord krijgen. Eerst meneer Grinwis en dan het
lid Kostić.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Die realiteitszin bij collega Holman is heel terecht. Het is goed om ons dat allemaal
te beseffen; de Minister heeft het al geschreven en het is goed dat mijn collega het
ook zegt. Meneer Holman zei dat Minister Adema een keurig plan van aanpak heeft opgeleverd.
Daarin zegt hij: er is binnen dat artikel dat beschikbaar was voor beëindigingsregelingen
nog 4 miljard beschikbaar. Dat wil niet zeggen dat het per direct uitgegeven gaat
worden, maar kan de Minister wel door na vandaag, na vanavond, met de voorbereiding
van bijvoorbeeld zo'n beëindigingsregeling en met de andere maatregelen uit het plan
van aanpak?
De heer Holman (NSC):
Ik weet niet wat de Minister aan het doen is. Ik weet dat ze op het ministerie al
maanden nadenken over een nieuwe opkoopregeling die breder is. Daar wordt dus over
nagedacht. Ik neem aan dat het denken op het ministerie niet stilligt. Over vijf weken
is deze ronde afgelost en dan zien we wel waar we dan staan. Misschien hebben de coalitiepartijen
dan ook wel een ei gelegd over wat ze wel en niet willen. Die 1,5 miljard voor de
huidige opkoopregeling is gewoon beschikbaar. Ik ga ervan uit dat het denken op het
ministerie niet stilligt, en het besluit daarover zullen we echt niet de komende twee
maanden gaan nemen, zolang de formerende partijen in onderhandeling zijn. Laat dat
ook gewoon duidelijk zijn: dat zijn de spelregels van de formerende partijen. Daar
hebben wij als mogelijke coalitiepartij mee te maken.
De voorzitter:
Meneer Grinwis, u heeft in principe al geen interrupties meer door de lengte van uw
interrupties. Logisch, want het zijn iedere keer dubbele interrupties. Daar hebben
jullie zelf voor gekozen. Ik zal die acht interrupties nu toekennen, maar dan hebt
u er nog twee over voor de eerste termijn van de Ministers. Zo werkt het gewoon. Ik
geef altijd vier interrupties in de termijn van de Kamer en vier in die van de Ministers.
Dat zijn er acht in totaal. Dat zijn de afspraken die we maken. Daar kan ik niks aan
doen. De Kamer heeft gekozen voor die 30 secondenregel; ik was daar als enige tegen.
Mevrouw Podt (D66):
Ik denk dat meneer Holman dezelfde brief van de Minister heeft gelezen als ik. Mijn
indruk van die brief was niet: laten we nog even lekker achteroverleunen en afwachten
wat er allemaal gebeurt. Nu zegt de heer Holman eigenlijk twee verschillende dingen.
Enerzijds zegt hij: we gaan het op 25 april bespreken. Nou, heel goed. Maar hij zegt
ook: zolang de formatie loopt... Dan vraag ik me toch af: heeft het dan zin dat wij
25 april bij elkaar gaan zitten om dat te bespreken? Want als dat betekent dat de
formerende partijen vervolgens alles gaan blokkeren, dan denk ik: laten we het maar
niet doen en tegen de boeren zeggen «wacht maar weer een poos af, want we moeten nog
even wachten tot de formerende partijen hun ei gelegd hebben».
De heer Holman (NSC):
Dat is absoluut niet waar. Ik heb het idee dat mevrouw Podt beter kan lezen dan luisteren.
Ik heb niet het idee dat ik dat heb gezegd. De maatregelen van de Minister kosten
in principe geen geld. Al die maatregelen die de Minister aangeeft, bijvoorbeeld het
afromen van de verkoop van rechten, zijn besluiten die je moet nemen. Daar kun je
het over hebben. Is de Kamer het daarover eens, dan gaan we dat besluiten. Het enige
wat wij nu gezegd hebben: de komende vijf weken gaan we ons niet binden aan financiële
verplichtingen «voortkomend uit». Dat laat onverlet dat al die maatregelen wel besproken
kunnen worden. Er zitten twee elementen in dat hele verhaal van de boeren, namelijk
het zuur en het zoet. Hier zitten bijvoorbeeld een aantal elementen in die zuur zijn,
maar we kunnen het ook hebben over het zoet, in de zin van: wat kunnen wij nog meer
bieden aan de boeren? Er zijn twee problemen. We hebben het acute probleem van de
afbouw van de derogatie en de mest en het probleem van het langetermijnperspectief,
dus: hoe kunnen we de boeren een langetermijnperspectief bieden? Hoe kunnen we ervoor
zorgen dat jonge boeren die nu allemaal gefrustreerd zijn en zich afvragen of ze nog
boer willen worden, na het debat of over twee maanden weer perspectief zien en zeggen
«yes, ik zie het zitten»?
De angst van mevrouw Nijhof is terecht: «Hoe kunnen wij jonge boeren nog perspectief
bieden? En wie wil er nou nog boer worden als wij hen geen perspectief bieden?» Daar
moeten we het over hebben. We zullen door het dal heen moeten en daar horen maatregelen
bij. U hoort mij helemaal niet zeggen dat er geen goede maatregelen zijn. Daar gaan
we 25 april over praten. Wij hebben het niet controversieel verklaard. Als de Kamer
in meerderheid iets vindt, dan is dat een besluit van de Kamer.
De voorzitter:
De antwoorden moeten echt korter. Mevrouw Podt is aan het woord.
Mevrouw Podt (D66):
Inderdaad, die brief heb ik ook goed gelezen en daar stond een paar keer in «in samenhang».
Er stond in: «Deze maatregelen werken in samenhang». Dat betekent dus niet dat wij
25 april een beetje kunnen gaan zitten cherrypicken wat we nou leuke, goedkope regelingen
vinden. Dit hoort bij elkaar. Volgens mij is haast geboden, dus laten we ons dan ook
niet laten weerhouden door een eindeloos formatietraject.
De heer Holman (NSC):
Ik zal een kort antwoord geven. Een antwoord als «in samenhang zien we de plannen
zitten» is ook een antwoord.
De voorzitter:
Prima. Super. Dat zijn de antwoorden. Meneer Grinwis, ik wil daar toch iets over zeggen,
want ik hoor uw reactie. De Kamer heeft gekozen voor die 30 secondenregeling. Ik doe
altijd vier interrupties in de eerste termijn en ook vier in de termijn voor de Ministers.
We hebben nu gekozen voor zes in totaal vanwege de tijd. U bent er gewoon doorheen
gegaan met uw lange vragen en ook met uw lange compliment aan mevrouw Nijhof. U bent
er dus zelf schuldig aan. Meneer Holman.
De heer Holman (NSC):
Voorzitter. Dan begin ik nu met mijn feitelijke verhaal. Daar komt het op neer...
De voorzitter:
Meneer Holman, spreekt u maar gewoon.
De heer Holman (NSC):
Dan begin ik nu... Ja, hallo! Voorzitter, wilt u even de zaal tot orde roepen?
De voorzitter:
Meneer Holman, u mag spreken alstublieft. Meneer Holman, we zitten in tijdnood, dus
verman u.
De heer Holman (NSC):
Ja. Ik wil het toch even over het GLB hebben. Dat is vorig jaar aardig misgegaan.
De beloftes zijn niet nagekomen. Hoe gaat de Minister dit zo organiseren dat dat dit
jaar niet weer gebeurt?
Een tweede vraag is: hebt u er weleens over nagedacht om goed gedrag van boeren echt
te belonen als zij inzetten op duurzaamheid en biodiversiteit? Is het mogelijk een
nog groter aandeel van de basispremie uit te keren in ecovergoedingen, en zou u dat
willen?
Kamerlid Kostić (PvdD):
Ik heb nog even een vraag over wat de heer Holman net zei over sommige partijen, zoals
LTO. Hij zei dat zulke partijen in een heel andere wereld lijken te leven als het
gaat om het erkennen van de problemen. Is de heer Holman echt verbaasd over die houding
van de LTO? Hij weet namelijk net zo goed als ik dat de LTO dit al jaren doet. Neem
bijvoorbeeld de afschaffing van het melkquotum. Ook toen keken zij weg en ook toen
brachten zij boeren in de problemen. Dus mijn vraag is: verbaast hem dat echt en heeft
hij nog vertrouwen in deze organisaties als serieuze partner aan tafel?
De heer Holman (NSC):
Ja. Ik zie gewoon verschil. Er zijn verschillende clubs. Ik zie een heel groot verschil
tussen de benadering van de ene club en de andere club. Ik heb met zeker drie á vier
organisaties contact die aanmoedigen om vooral de discussie aan te gaan, besluiten
te nemen en ervoor te zorgen dat de veehouderij toekomst krijgt. Het gaat dan vooral
om de melkveehouderij, de excessieve bedrijven en de bedrijven boven de rivieren in
Nederland.
De voorzitter:
U mag verder gaan met uw betoog, meneer Holman.
De heer Holman (NSC):
Het tweede dat ik graag aan de Ministers zou willen vragen: staat er in de stukken
ook iets over de positie van de boer in de keten? Hoe kunnen we hem met alle zuur
dat op hem af komt ook zoet bieden? Wat kunnen wij doen? Er is een Europastrategie;
dat is mooi. De Minister vraagt zich af wat hij daarbij kan inbrengen. Maar eigenlijk
moeten we ook nadenken over onze eigen strategie. Hoe kunnen we de boer een fair share
in de keten geven? Hoe kunnen we ervoor zorgen dat de keten verantwoordelijkheid neemt
voor de verantwoording van de boer? Is de Minister bereid om hier daadwerkelijk over
na te denken en de komende tijd ook aan ons te rapporteren over zijn inzet in Europa
om dit te bewerkstelligen?
Meneer de voorzitter. Als derde en laatste onderwerp: diertransport in Europa. Er
is ook een paper over diertransport. Daar heb ik me toch eens in verdiept. Tot mijn
grote verwondering is er nog veel diertransport. Daarover heb ik twee vragen. We hebben
het over de kalverhouderij gehad. Daar hebben we een motie over ingediend: de aantallen
moeten gericht zijn op de in Nederland geboren kalveren. Om 600.000 kalveren minder
te transporteren, moet je toch onder een miljoen kalveren komen in Nederland. Hoever
bent u en wat voor plan van aanpak hebt u om dat op korte termijn te realiseren?
Als ik me erin verdiep en de cijfers op een rij zet, dan is mijn verwondering toch
groot. Dan heb ik het met name over het transport van varkens. In Nederland worden
25 miljoen biggetjes geboren, waarvan er 6 miljoen op transport gaan. 2 miljoen daarvan
gaan naar Spanje. 2 miljoen biggetjes worden hier geboren en gaan dan de vrachtauto
in. Om het even te visualiseren: dan heb je zo'n vrachtauto met een driedubbele aanhanger
waar 1.000 biggetjes in gaan. Om die 2 miljoen vervoerd te krijgen, moet er dus 2.000
keer op en neer gereden worden met die biggetjes en wel 24 uur, zonder voedsel, maar
met stress en zittend in eigen mest. We komen tot de conclusie dat dat iets is wat
je niet moet willen.
Hetzelfde geldt voor slachtrijpe varkens. Daarvan gaan er 500.000 op eenzelfde soort
transport. Dan heb je maar 200 varkens in een auto, dus er gaat 2.250 keer een vrachtauto
op en neer met 200 Nederlandse varkens erin die in Spanje geslacht worden. Oftewel:
je haalt voer uit Zuid-Amerika, je brengt dat naar Nederland, hier worden die biggetjes
gemaakt, hier blijft de mest en de emissie achter, die biggetjes gaan op een zeer
dieronwaardig transport naar Spanje en het vlees gaat weer naar ergens anders in de
wereld. Mijn vraag aan de Minister is wat hij daarvan vindt. Hoe kunnen we regelen
dat dit toch eigenlijk niet meer mag gebeuren in deze tijd? Er zijn twee mogelijkheden.
Ofwel je gaat beperkingen stellen aan de duur van het transport ofwel je maakt het
anderszins mogelijk, misschien met een afspraak in de Nederlandse keten van varkenshouderijen,
om hier een einde aan te maken.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Holman, voor uw inbreng namens Nieuw Sociaal Contract. Dan het
lid Kostić van de Partij voor de Dieren.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Dank u wel. Ik ben toch heel blij met het laatste stukje van het betoog van de heer
Holman, want hij schetst precies de absurditeit van het systeem waarin de grootste
slachtoffers vooral de miljarden dieren zijn die in Europa worden gefokt, gebruikt
en gedood. De Europese regels die dieren in veehouderijen zullen moeten beschermen,
stammen voor een groot deel uit de jaren negentig, een tijd waarin er heel anders
werd gedacht over dieren. De laatste 25 jaar, dus na de invoering van de eerste Europese
dier- en welzijnsregels, zijn er meer dan 181.000 wetenschappelijke artikelen over
dierenwelzijn gepubliceerd. De inzichten zijn veranderd. De regels zijn verouderd.
Per jaar slijten 300 miljoen Europese dieren, van eenden tot konijnen, hun dagen in
kooien. Ganzen worden gedwangvoederd en krijgen een buis in hun keel geduwd voor de
productie van foie gras. Ik noem ook de bontindustrie. In Nederland is die dankzij
de Partij voor de Dieren verboden, maar in vele Europese landen zitten nertsen levenslang
opgesloten in kooitjes. Kalfjes van 14 dagen oud worden onder gruwelijke omstandigheden
over lange afstanden vervoerd. Het mag nog allemaal in Europa! Niet voor niets riepen
vorig jaar meer dan 600 wetenschappers, boeren en organisaties de Europese Commissie
op om de nieuwe dierenwelzijnswetgeving te publiceren. Maar de Europese Commissie
weigert.
Voorzitter. Het kan toch niet zo zijn dat dieren opnieuw aan hun lot worden overgelaten?
Telkens werd gewezen naar deze herziening als hét moment om het welzijn van miljarden
dieren in Europa te verbeteren, maar er gebeurde niets. Wat gaat de Minister doen,
nu ook hij zegt dat we van Europa voorlopig niks hoeven te verwachten? De Partij voor
de Dieren roept de Minister op om de dieren dan in ieder geval op nationaal niveau
te beschermen. NSC heeft bij het afschieten van de Natuurbeschermingswet vurig gepleit
voor nationaal beleid in plaats van Europees, onder het mom van: wij kunnen het hier
ook wel goed regelen. Ik neem aan dat NSC ook bereid is om voor de dieren op nationaal
niveau te regelen wat er vanuit Europa was beloofd.
Voorzitter. Het uitstellen van de dierenwelzijnswetgeving is helaas geen uniek geval.
Wetgeving tegen landbouwgif is ingetrokken. Het klimaatdoel voor de landbouw is geschrapt.
Europa zwicht voor de druk van de agro-industrie. De dieren, de burgers, de natuur
en ook de boeren zijn de dupe. Schandalig is het!
Voorzitter. Dan over de mest. Eerder nam de Kamer een motie van de VVD en NSC aan
over een plan om de mestcrisis het hoofd te bieden. Daar stonden ook de namen van
de Partij voor de Dieren, van BBB en ook van het CDA onder. Echt een unicum! De Minister
moest ook al het mogelijke doen om een generieke korting op fosfaatrechten te voorkomen
om het drama dat ontstond bij het loslaten van het melkquotum niet te herhalen. En
dan voert de Minister eindelijk een motie uit en is het ook weer niet goed. Het plan
lag nog niet eens in de Kamer of de fractievoorzitters van NSC, VVD, BBB en PVV –
partijen die eerder de Minister hadden opgeroepen om juist meer te doen – klommen
al in de pen om zich ertegen te verzetten. Zo werkt het niet. Als een Minister een
motie uitvoert om al het mogelijke te doen, dan kun je niet daarna op basis van berichten
in de media zeggen: nee, dit willen we toch niet, we moeten even wachten tot de formatie
rond is. Dat kan zeker niet als je weet hoe urgent de problemen zijn. Dat is geen
goed bestuur maar opportunisme. Hiermee help je de boeren niet, maar herhaal je de
fouten uit het verleden. Ik wil deze Kamer en de Minister oproepen te stoppen met
het in Europa bedelen om nog meer uitzonderingen. Want dat gebeurt constant. We weten
allang dat we in Nederland te veel dieren fokken. Minder dieren is minder mest is
minder problemen. Zo simpel is het. Dat stellen rapporten al jarenlang. Ik vraag de
Minister of hij fokbeperkingen voor dieren gaat instellen, zodat boeren niet wéér
gedwongen worden duizenden gezonde dieren naar de slacht te sturen, wanneer we te
veel mest blijven produceren. Toon het lef om eindelijk de noodzakelijke keuzes te
maken. Alleen daarmee lossen we de problemen op én kunnen we de boeren perspectief
bieden.
De voorzitter:
Dank u wel, lid Kostić, namens de Partij voor de Dieren.
Mevrouw Nijhof-Leeuw (PVV):
Ik heb een vraag voor het lid Kostić. Is het niet zo dat de kunstmest die hier gebruikt
wordt voor een deel ook de mestruimte inperkt en dat kunstmest veel grotere uitspoeling
heeft dan gewone mest, dus dat het probleem ook op een andere manier opgelost kan
worden?
Kamerlid Kostić (PvdD):
Zoals ik net stelde: het is bijna frustrerend; het lijkt alsof we opnieuw moeten beginnen.
Meerdere rapporten, ook in opdracht van het Ministerie van LNV, leggen uit dat we
geen andere mogelijkheid hebben om de mestcrisis op te lossen dan het aantal dieren
te doen krimpen. Maar de traditie in deze Kamer is om weg te kijken en door te schuiven
en allerlei technologische trucjes te verzinnen die uiteindelijk niet blijken te werken,
maar wel heel veel belastinggeld kosten. Dus ik zou de PVV ook willen oproepen om
zuinig om te gaan met belastinggeld en om dat te besteden aan maatregelen die écht
werken, en om niet weer met dezelfde trucjes te komen die we al decennia kennen maar
niet werken.
Mevrouw Nijhof-Leeuw (PVV):
Is mevrouw Kostić het met mij eens dat kunstmest een grotere uitspoeling heeft dan
dierlijke mest?
Kamerlid Kostić (PvdD):
Ik ga hier helemaal niet op in, want ik vraag aandacht voor dé grote oplossing waar
iedereen op wijst, namelijk dat we het aantal dieren moeten laten krimpen. Ik ga het
nog twintig keer zeggen als het moet. Ik hoorde de PVV net zeggen dat ze zouden kijken
naar welke maatregelen geschikt zijn. Ik zou zeggen: zorg ervoor dat je dat wetenschappelijk
ontzettend goed onderbouwt en dat je niet luistert naar de partijen waar de heer Holman
het net over had, die al jarenlang de boeren misleiden en waar het ministerie zich
altijd door liet leiden. U moet echt kijken naar wat er al die jaren is gepubliceerd
en waar alle experts op wijzen: het aantal dieren moet krimpen. Dat scheelt heel veel
kosten, ook voor de burger en de boeren.
De voorzitter:
Het woord is aan mevrouw Bromet. Zij spreekt namens GroenLinks-PvdA.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter. Ik ga het wél over mest hebben vandaag. Dat is hetzelfde als het onderwerp
Nitraatrichtlijn, waar u op wees, want het gaat ook over mest en over de waterkwaliteit.
Dat is ook een Europese afspraak die we hebben gemaakt om het water schoner te maken
in Nederland.
Voorzitter. Ik heb net echt met verbazing zitten luisteren naar met name de inbreng
van de PVV. Een onbegrijpelijk verhaal, dat aan elkaar hangt van algemeenheden. Je
zou toch hopen dat de grootste partij van Nederland wat meer visie heeft op hoe we
nou met een acute crisis zoals de mestcrisis omgaan. Ik zei het al: de mestwagens
rijden af en aan bij mij over het smalle weggetje in een extensief veenweidegebied.
Ik weet niet of ze vol of leeg zijn, ik weet niet waar ze heengaan, maar ik heb er
heel veel vragen over en ik weet zeker dat er heel veel zorgen zijn op die boerderijen
rond mijn huis.
Mevrouw Nijhof-Leeuw (PVV):
Ik voel me wel aangesproken, want ik probeer hier te volgen wat we opgedragen hebben
gekregen, namelijk: het voeren van een strategisch debat. We hebben nog geen technische
briefing gehad over het actieplan. Het debat is de 25ste. Daar gaan wij inderdaad
helemaal de diepte in. Wat mevrouw Bromet mij nu in de schoenen schuift, vind ik dus
te kort door de bocht.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Wie heeft er wat aan zo'n Haagse werkelijkheid als «we wachten op het volgende debat»,
als het nota bene de formerende partijen zelf zijn die allerlei vragen hebben gesteld
aan het ministerie, die afgelopen vrijdag keurig beantwoord zijn en waarvan ik vind
dat er, omdat er geen dag te verliezen is, vandaag over gesproken zou moeten worden?
Dan hoop ik dat de PVV ook zonder brief van het ministerie of technische briefing
weet waar het naartoe wil en wat de oplossingen zijn. Zelfs als mevrouw Nijhof zegt
dat ze al wat belletjes heeft gedaan met het Ministerie van LNV, zegt ze niet waar
die over gaan. Ik heb dus naar een verhaal zitten luisteren waar ik echt geen touw
aan vast kan knopen. Ik gun de boeren wat dat betreft eigenlijk wat meer inhoud.
De voorzitter:
U gaat verder met uw betoog.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter. Ik maak me ook zorgen over de andere formerende partijen die we tot nu
toe gehoord hebben. Want ik hoor van de VVD eigenlijk dat er steun is voor de brief
die vanuit het ministerie is gekomen. Ik hoor ook NSC zeggen dat ze een warm hart
hebben voor de voorstellen die opgestuurd zijn. Er speelt dus een groot conflict bij
de formerende partijen wat betreft de vraag hoe we deze mestcrisis aanpakken. Dan
kun je zeggen: we gaan er op 25 april verder over vergaderen of over vijf weken als
de formatie in een volgende fase zit. Maar er is dus geen dag te verliezen.
Voorzitter. Ik zou heel graag een compliment willen geven aan deze Minister. Ik ben
echt heel vaak superkritisch en vernietigend geweest. Maar deze bijlage heb ik echt
met heel veel enthousiasme gelezen. Mijn medewerker zei – dat vond ik wel een goede
grap – «het lijkt de doorrekening van GroenLinks-PvdA wel».
(Hilariteit)
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter. Ik denk dat het een heel realistisch verhaal is. Het is eigenlijk precies
zoals de Partij voor de Dieren zegt: «Het grootste probleem is de veestapel. Hoe los
je dat op? Met een verlaging van de veestapel. Hoe doe je dat? Met een opkoopregeling.
Waarom doe je dat?» Wat ons betreft doen we dat omdat wij al jaren vinden dat de intensieve
veehouderij veel te veel ruimte inneemt in Nederland. Maar je doet het ook omdat we
een klimaatprobleem, een stikstofprobleem en een waterkwaliteitsprobleem hebben. Die
zijn allemaal terug te leiden tot dezelfde oorzaak: het gegeven dat we te veel vee
hebben. Ook het probleem van de jonge boeren kan opgelost worden: je kunt meer ruimte
scheppen door de intensieve veehouderij in te krimpen, zodat de extensieve veehouderij
gewoon weer kan ondernemen, zoals de PVV zo graag wil.
De voorzitter:
Meneer Pierik van de BBB heeft een interruptie. BBB staat hier voor de BoerBurgerBeweging.
In de sportschool betekent dat namelijk iets anders, heb ik me laten vertellen.
De heer Pierik (BBB):
Ja, maar wij zeggen gewoon altijd «BBB».
Ik hoor mevrouw Bromet zeggen dat in het gebied waar zij woont, het veenweidegebied
– dat is een extensief veehouderijgebied – de vrachtauto's af en aan rijden. Waar
zou dat door komen, vraag ik even.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Nou, ik denk dat dat komt doordat daar een veehouder zit die een derogatie had en
die zijn bedrijfsvoering nu heeft moeten aanpassen. Kijk, niet alle bedrijven bij
mij in de buurt hebben die wagens rijden. Dat is eigenlijk het mooie: de boeren zonder
derogatie – we vergeten in dit debat heel vaak dat die er ook zijn – hebben die mesttransporten
niet heen en weer rijden. Alle biologische melkveehouders hebben geen derogatie. Die
hebben een toekomstgericht bedrijf en hebben hier helemaal geen last van. Ik weet
dus wel waar het door komt, maar het kost een hele hoop geld voor de desbetreffende
boer, denk ik.
De heer Pierik (BBB):
We zijn het in ieder geval heel snel erover eens dat het heel veel geld kost voor
de boeren. Maar hoe staat het volgens GroenLinks-Partij van de Arbeid met de waterkwaliteit
op de derogatiebedrijven?
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Dat is dan iets wat ik niet weet. Ik weet op individueel bedrijfsniveau niet of de
waterkwaliteit op het biologische bedrijf bij mij in de buurt beter is dan bij het
bedrijf verderop. Maar het is een realiteit dat Brussel – dit is een debat over Europese
zaken – tegen Nederland zegt: «Nederland slaagt er de afgelopen tientallen jaren niet
in om die waterkwaliteit te verbeteren. Nederland heeft een te grote veestapel. Nederland
moet zorgen dat die waterkwaliteit op orde komt.» Ik geloof best dat er bedrijven
zijn waar de waterkwaliteit redelijk is. Maar is dat dan een reden om lekker mest
te blijven uitrijden? Dat is het voor ons niet.
De heer Pierik (BBB):
«Lekker mest uitrijden» klinkt ook wel een beetje alsof het allemaal een zooitje is
op die boerderijen. De meeste boeren houden zich keurig aan de mestregels. Uit onderzoek
is ook gebleken dat de waterkwaliteit op de derogatiebedrijven beter is dan gemiddeld.
Volgens de BBB zit het probleem in die zin dus echt niet bij die extensieve veehouderijbedrijven
in de veenweidegebieden.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Nee, daar ben ik het ook helemaal mee eens. Het grote probleem zit in De Peel, in
Brabant en in andere gebieden waar er een intensieve veehouderij is. Dat is nou juist
zo mooi aan de voorstellen van het kabinet. Die richten zich ook juist op die gebieden.
Die zeggen ook dat er een graslandnorm moet komen, zodat de veehouderij extensief
wordt. Dat is iets wat wij van harte steunen. Vandaar mijn enthousiasme.
Voorzitter, hoeveel tijd heb ik nog?
De voorzitter:
Dik anderhalve minuut.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Oké. Ik heb nog een paar vragen aan de Minister over die brief. Ten eerste is het
een bijlage en geen brief. Is de Minister van plan om daar nog een brief van te maken,
zodat wij daar op 25 april nog verder over kunnen debatteren, of moeten we het doen
met deze bijlage? Ten tweede schrijft de Minister dat er een afroming komt van 30%
in plaats van 10% als het gaat over het verkopen van je bedrijf. Waarom is er gekozen
voor 30% en niet bijvoorbeeld voor 50%? De Minister schrijft ook dat hij afspraken
wil maken met de melkvee- en veevoersector over een private borging van het voerspoor.
Ik vraag me af of dat op vrijwillige basis is of dat we dat ook met regelgeving vanuit
de Kamer gaan doen. Over de uitkoopregelingen zou ik willen weten of dat in verband
met de staatssteun nog langs de Europese Commissie moet of dat dat snel ingevoerd
kan worden.
Voorzitter. Er wordt heel veel hoop uitgesproken over RENURE. Mijn vraag aan de Minister
is of er in die sector, de melkveehouderij, investeringsruimte is om weer een nieuw
apparaat aan te schaffen. Dat moet met elke liter melk terugverdiend worden. Of is
dat eigenlijk een schijnoplossing die je niet meer nodig hebt als je al die andere
maatregelen neemt die de Minister voorstelt?
Voorzitter. Tot slot zou ik tegen mijn collega-Kamerleden willen zeggen: er staan
dreigementen in deze brief. De Minister schrijft dat er «ongerichte faillissementen»
dreigen. Hij zegt ook ...
De voorzitter:
U heeft nog één zin, want u bent door de tijd heen.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
... dat er bij de Europese Commissie geen enkele ruimte is om weer voor derogatie
te gaan. LTO gaat nog steeds voor diezelfde derogatie. Hoe kijkt de Minister daarnaar
en kan hij wat meer vertellen over de boodschap die vanuit Europa is gekomen?
De voorzitter:
Dank u wel voor uw inbreng namens GroenLinks-Partij van de Arbeid. Meneer Pierik van
de BoerBurgerBeweging.
De heer Pierik (BBB):
Dank u wel, voorzitter. Ik wil toch nog even een paar dingen over die brief zeggen,
want anders krijg ik daar vragen over. Ik zal u een aantal interrupties besparen.
In die brief staan inderdaad een paar concrete dingen over het opkopen en die afroming.
Ik zat vooral ook te denken aan het trappetje van Johan Remkes. Johan Remkes heeft
geroepen: als je de transitie in de landbouw goed handen en voeten wil geven, moet
je managementmaatregelen nemen, innoveren, verplaatsen en extensiveren. Als allerlaatste
noemde hij het vrijwillig opkopen van bedrijven. Als ik die brief lees, zie ik eigenlijk
een omgekeerd trappetje. Er is eerst heel veel energie gestopt in opkopen, afromen
en het krimpen van de veestapel. Er is relatief weinig aandacht voor die eerste vier
tredes in het trappetje van Johan Remkes, zeker als het gaat om concrete voorstellen.
Dan kom ik bij de EU-dingen, want die stonden eigenlijk op de agenda.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Ik heb net gehoord wat de PVV, NSC en de VVD vinden van de brief van de Minister,
maar is het nou zo dat de BBB die plannen van het kabinet eigenlijk wel steunt of
is de BBB daar ook kritisch op?
De heer Pierik (BBB):
Zoals ik net zei, staan in die brief een aantal dingen over de vrijwillige opkoop
van boerenbedrijven: Lbv+-regelingen, Lbv++. Ik zou eigenlijk zeggen: we moeten nog
naar een Lbv-wa, woest aantrekkelijk, want die heb ik nog nooit gezien. Dat is maar
een van de mogelijkheden, een van de instrumenten die je kan gebruiken om de transitie
in de landbouw handen en voeten te geven. Er zitten wat haakjes aan, maar het BBB-verhaal
is natuurlijk veel breder dan wat in die brief staat.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
De brief is ook veel breder dan een opkoopregeling, dus wat is er dan breder aan de
visie van de BBB dan wat we nu van het kabinet gehoord hebben?
De heer Pierik (BBB):
Ik zeg «breder», maar ik bedoel natuurlijk vooral ook concreter. In de brief staat
heel concreet 30% als het gaat om de afroming van de fosfaatrechten. Maar die Lbv-wa
waar ik het over heb, is nergens terug te vinden. Ik denk dat die Lbv's, die opkoopregelingen,
nog veel aantrekkelijker moeten worden om boeren vrijwillig over de streep te trekken.
Los daarvan hebben we ook nog geen innovatiefonds. Er zijn nog heel veel dingen die
niet in die brief staan, maar die wij cruciale onderdelen vinden van die hele transitie
in de landbouw.
De voorzitter:
Meneer Holman, ik geef eerst het woord aan meneer Grinwis. En meneer Grinwis, u begint
nu dus aan uw zevende interruptie... Nee, maar dat is de regel. We gaan daar niet
over discussiëren. Dat is afgesproken. U begint nu aan uw zevende interruptie, dus
u hebt er dadelijk nog maar eentje voor de Ministers. Dan weet u dat.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Voorzitter, met uw welnemen: u begint erover, niet ik. Ik begin gewoon met mijn inhoudelijke
interruptie. Die luidt als volgt.
De voorzitter:
U zei dat u er nog maar vijf had gedaan, en dit wordt uw zevende. U zei er dus wel
degelijk iets over. Meneer Grinwis.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Voorzitter, mijn vraag aan de heer Pierik. Het klinkt toch een beetje als «gaat u
maar rustig slapen» terwijl elke bijdrage van de collega's, ook die van VVD, NSC en
PVV, doorspekt was van urgentiegevoel, van een crisisgevoel, van: als we niks doen,
rennen we op een muur af. Dan snap ik dus echt deze houding niet. BBB heeft namelijk
al die moties gesteund over afromen en over het aantrekkelijker maken van de beëindigingsregeling
door rekening te houden met verouderde gebouwen, zodat mensen die geen opvolger hebben,
kunnen stoppen. Ik stel mijn vraag dus nogmaals. Wat vindt de BBB van die verschillende
aspecten? Of moeten we inderdaad maar rustig gaan slapen en afstormen op die muur
van generieke korting?
De voorzitter:
Dit waren er weer twee. U bent nu dus al uw interrupties kwijt en u zit er voor de
rest voor spek en bonen bij, door uzelf. Ik kan er niks aan doen. Meneer Pierik, alstublieft.
De heer Pierik (BBB):
Ik probeer een goed antwoord te geven, meneer Grinvis ... Grinwis, ja. Je hebt ook
wel iets met visserij, geloof ik, hè?
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Zeker, zeker.
De heer Pierik (BBB):
Ik denk dat alle partijen die hier aan tafel zitten de urgentie van dat mestprobleem,
die mestcrisis, goed in het snotje hebben. Dat we daar heel snel oplossingen voor
willen vinden, staat als een paal boven water. Dat we die generieke korting niet willen,
staat ook als een paal boven water. Dan ga je dus naar andere instrumenten zoeken
en we zijn op dit moment gewoon hartstikke druk bezig om die instrumenten te vinden.
Maar we hebben op 25 april dat mestdebat en dan komen de instrumenten die wij voor
ogen hebben op tafel te liggen.
De heer Holman (NSC):
Ik ervaar de inhoudelijke inbreng van de heer Pierik als een pleidooi voor een oplossing
op de iets langere termijn, maar feit is dat er dit jaar 300.000 of 400.000 vrachtauto's
met mest zijn waarvan boeren niet weten waar ze ermee naartoe moeten. Is bij BBB het
bewustzijn aanwezig dat dat écht het probleem is? En hebt u een begin van een oplossing
voor dat probleem?
De voorzitter:
Ik heb daar geen oplossing voor, maar ik geleid de vraag door naar meneer Pierik.
De heer Pierik (BBB):
Nogmaals, we hebben serieuze beginnen van oplossingen daarvoor, maar ik vind dat dit
debat zich er niet voor leent om die oplossingen nu al op tafel te leggen. Daar gaan
we dus op 25 april verder over discussiëren.
De voorzitter:
Kijk eens aan; dan gaan we dat zo doen.
De heer Van Campen (VVD):
Laat ik het dan toch in de Europese context trekken, want daar spreken we vandaag
over. Dit land heeft een derogatiebeschikking gekregen met een afbouwpad. Dat is een
beschikking op grond van de Nitraatrichtlijn, een Europese richtlijn, wat het relevant
maakt voor dit debat. Onder die beschikking ligt een hele reeks aan afspraken, waaronder
bijvoorbeeld de afspraak over het neerwaarts bijstellen van de productieplafonds op
fosfaat en stikstof, dus mest. Ik zou de heer Pierik willen vragen wat er gebeurt
als Nederland die afspraken niet nakomt. Deelt hij met de VVD de opvatting dat we
dan aankoersen op een generieke korting, ook gelijkluidend de aankondiging in de eerdere
motie die de BBB zelf heeft ingediend? Ik zou de BoerBurgerBeweging toch ook vanavond
willen vragen welke voorstellen er dan spelen in het hoofd van de heer Pierik. Mijn
fractie is hier open geweest over het ongemak dat wij voelen in hoe we moeten omgaan
met de voorstellen van de Minister.
De voorzitter:
U gaat naar uw derde interruptie toe, hè.
De heer Van Campen (VVD):
Dat geeft niks, voorzitter. We hebben er acht. Hoe kijkt de heer Pierik daarnaar?
De heer Pierik (BBB):
Die derogatiebeschikking ligt er en met het afbouwpad van die nieuwe derogatiebeschikking
hebben we op dit moment even te dealen. Ik kan niet vooruitlopen op wat we de komende
weken verder gaan doen, maar dat we ook in Brussel nog moeten gaan praten, staat voor
de BBB als een paal boven water.
De voorzitter:
Allereerst meneer Van Campen. Hij gaat aan zijn derde interruptie beginnen.
De heer Van Campen (VVD):
Betekent dat dat de BoerBurgerBeweging hier haar volledige hoop legt op het opnieuw
verkrijgen van een derogatie in Brussel, ondanks dat er sprake is van een afbouwpad
dat zó fel is bevochten? De Minister-President is hiervoor nota bene bij de voorzitter
van de Europese Commissie geweest. Denkt de BoerBurgerBeweging dan niet dat we daarmee
spelen met het lot van individuele ondernemers en mensen in het land die afhankelijk
zijn van de besluiten die wij hier in Den Haag en in Brussel nemen?
De heer Pierik (BBB):
Het is niet zo dat de BBB alleen in Brussel actie wil ondernemen. De BBB komt met
een vrij breed pakket om de mestcrisis het hoofd te bieden. Daar kan ik op dit moment
nog niet zo veel over zeggen, maar het lijkt ons een heel goed idee om in Brussel
verder te onderhandelen op basis van wetenschappelijke rapporten.
De voorzitter:
Mevrouw Bromet, u vroeg hoeveel interrupties u had. U hebt er nu vijf gehad en u gaat
nu uw zesde doen. Dankzij meneer Grinwis krijgt u er twee extra, want hij heeft er
ook acht gehad; alstublieft.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Ik hoor de heer Pierik van de BBB zeggen: op dit moment is er een derogatiebeschikking
en we gaan nog praten in Brussel. Ik vraag me af wat hij vindt van de opinie van de
Minister. Die zegt: er is geen enkele ruimte meer in Brussel.
De heer Pierik (BBB):
Ja, nou goed. Weet je, ik kom ook niet zo vaak in Brussel. Maar ik weet wel dat er
ook verschillende signalen waren toen de Minister in Brussel over RENURE aan het onderhandelen
was. Op het ene moment was het heel erg pessimistisch en een dag later was het rond.
Ik denk dat er, ook gezien de huidige ontwikkelingen in Brussel, wat meer ruimte mogelijk
is. Dat willen we in ieder geval minstens verkennen. We zien daar echt wel mogelijkheden.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Dan zou ik toch aan de BBB willen vragen: hoe kijkt de BBB terug op al die pogingen
die al ondernomen zijn? Wij van GroenLinks-PvdA wisten al dat het niet meer ging lukken.
Kennelijk is dit nog steeds niet doorgedrongen. Wanneer legt de BBB zich neer bij
een besluit dat gewoon een besluit is?
De heer Pierik (BBB):
Dat zei ik net ook: er is niks in beton gegoten. In het hele proces rondom de Natuurherstelwet
en RENURE zag je ook op een bepaald moment toch weer wat beweging. Ik ben er niet
voor om mensen een worst voor te houden die ze nooit kunnen pakken, maar ik ben er
wel voor om alle mogelijkheden die je hebt om die mestcrisis het hoofd te bieden aan
te pakken. Dat is in Nederland en dat is ook in Brussel.
De voorzitter:
Kijk eens aan. Meneer Holman.
De heer Holman (NSC):
Ja, ik heb toch nog even een vraag. Hoe realistisch is de mogelijkheid in Brussel?
De algemene opinie is volgens mij dat die beperkt is. Misschien is er iets mogelijk,
maar dan zal je op z'n minst een goed verhaal moeten hebben naar Brussel, bijvoorbeeld
het uitgangpunt dat de Minister heeft geschreven in zijn brief. Misschien is dat nog
niet genoeg. Hoe kijkt meneer Pierik daartegenaan?
De heer Pierik (BBB):
Ik snap ook wel dat ze in Brussel graag onder het fosfaatplafond willen duiken; het
fosfaatplafond is verlaagd. Dat de Brusselse doelen verder aangescherpt worden, zie
ik ook wel. Maar we kunnen die doelen op allerlei manieren bereiken. Ik heb het niet
voor niks net gehad over «het trappetje van Johan Remkes». Een van de opties die de
BBB ziet, is het meer inzetten op innovaties en het toepassen van RENURE en dat soort
dingen. Het is een breed scala aan instrumenten die we zouden willen inzetten. Daarmee
zouden we de mestcrisis echt het hoofd kunnen bieden, zeker ook als je kijkt naar
de mogelijkheden die je hebt om de stikstofwet aan te passen.
De voorzitter:
Mevrouw Podt en dan mevrouw Vedder.
Mevrouw Podt (D66):
Ik ken de BBB op zich als een vrij nuchtere partij die het vaak heeft over «boerenverstand».
In mijn hoofd hoort daar ook bij: afspraak is afspraak. Snapt de heer Pierik dat de
Europese Commissie Nederland eigenlijk geen derogatie meer wil verlenen als Nederland
jaar op jaar op jaar op jaar de afspraken niet nakomt?
De heer Pierik (BBB):
Eerlijk gezegd snap ik dat van die derogatie niet, want in 2006 is de derogatie aan
Nederland toegekend. Dat is niet op basis van onderbuikgevoelens gebeurd, maar op
basis van een stevig wetenschappelijk rapport van mestdeskundigen. Die hebben aangegeven
dat die 230, 250 kilo stikstof die je op gras kunt gebruiken, heel adequaat is, want
de Nederlandse weilanden worden vijf, zes keer per jaar gemaaid. In bijvoorbeeld Oostenrijk
is dat misschien één of twee keer per jaar. Die derogatie is dus echt op hele goede
gronden en op wetenschappelijke basis toegekend. Volgens mij valt er niks af te dingen
op de wetenschappelijke basis die toen gebruikt is.
Mevrouw Podt (D66):
Maar nou laat de heer Pierik toch een stukje weg. Natuurlijk, dat zal best op basis
van wetenschappelijke rapporten zijn gebeurd, maar er hoorden ook voorwaarden bij,
bijvoorbeeld dat Nederland ervoor moest zorgen dat het water niet meer zo vervuild
was. Nederland heeft zich daar niet aan gehouden. Ik heb een puber thuis, dus ik weet
dat je op een gegeven moment gewoon moet zeggen: en nu is het klaar! Ik vraag me wel
af of de BBB begrijpt dat er op een gegeven moment een grens gesteld wordt. Je kunt
niet een afspraak maken en dan alleen maar «ik, ik» zeggen en niet aan de voorwaarden
voldoen. En BBB verwacht dan toch dat de Europese Commissie iedere keer zegt: ja,
is goed. Op een gegeven moment houdt dat toch op?
De voorzitter:
Dat waren twee interrupties.
De heer Pierik (BBB):
Mevrouw Podt heeft het over de waterkwaliteit en dat je pubers duidelijke stalorders
moet meegeven om binnen de lijntjes te blijven kleuren. Dat snap ik allemaal, maar
ik denk dat het goed is om nog even te kijken naar de waterkwaliteit en de richtlijn
voor nitraatgehaltes in het water, die vanuit Europa komen, en naar wat dit voor Nederland
betekent. Als wij die nitraatgehaltes in het water gaan meten op basis van de Europese
normen, dan voldoen we op veel meer gebieden aan de waterkwaliteit dan wanneer de
Nederlandse normen een rol gaan spelen.
Mevrouw Podt (D66):
Mag ik nog één vraag stellen?
De voorzitter:
Zeker, u hebt nog één interruptie.
Mevrouw Podt (D66):
Volgens mij zijn dat een heleboel woorden om te zeggen dat we misschien wel dingen
doen, maar volgens mij voldoen we er gewoon niet aan. We voldoen er niet aan. Het
zou fijn zijn als de heer Pierik gewoon antwoord geeft op de vraag in plaats van een
heleboel mist te creëren. Als we afspraken maken en Nederland houdt zich er niet aan
– niet één keer niet, maar heel veel keren niet – dan houdt het een keertje op. Dan
kun je toch niet, zoals u nu zegt en zoals uw voorvrouw in de media zegt, nog een
keer naar Brussel gaan en zeggen: mag het toch niet nog een keer? Dat wordt een beetje
bizar.
De voorzitter:
Ik heb geen voorvrouw. U bedoelt waarschijnlijk de voorvrouw van de heer Pierik.
De heer Pierik (BBB):
De BBB is vooral voor meten is weten, dus als wij op basis van harde meetresultaten
komen tot duidelijke conclusies aangaande de waterkwaliteit, dan is dat de waarheid.
Bij de kritische depositiewaarde en de KRW hebben we te maken met modellen. In die
modellen zitten wat aannames. Daar kun je gerust vraagtekens bij zetten.
De voorzitter:
Dan mevrouw Vedder. Er komt overigens geen tweede termijn; dat u dat alvast weet.
Dat gaan we niet halen. Dat moet u voortaan dan maar aftikken in de procedurevergadering,
meneer Grinwis. Toen ik hier als Kamerlid begon, deden we over dit soort debatten
vier tot zes uur. Dan planden we geen drie uur in. Dit is uw eigen schuld.
Mevrouw Vedder (CDA):
Ik hoorde de heer Pierik een aantal oplossingsrichtingen aandragen. Maar voor een
nieuwe derogatie hebben we Brussel nodig. Voor RENURE hebben we Brussel nodig. Voor
de aanpassing van de stikstofwet hebben we dit huis nodig. Nou ben ik toevallig ook
nog boer en mijn boereninstinct zegt mij dat we dat niet voor september dit jaar hebben
gefikst. Als ik het even plat sla, heb ik in september nog maar twee keuzes. Ik krijg
mezelf niet ingevochten op de mestmarkt, want dat hebben wij nooit hoeven doen en
ik sta helemaal achteraan in de rij met potentiële nieuwe klanten. Ik heb straks dus
maar twee opties: koeien naar de slacht of een milieudelict begaan. Wat zou de heer
Pierik mij adviseren om te doen?
De heer Pierik (BBB):
Ik adviseer om geen van tweeën te doen. Ik heb mevrouw Vedder ook weleens horen roepen:
alleen mijn koeien zijn zwart-wit; de wereld is dat niet. Ik kan tussen deze twee
dus echt niet kiezen. Ik denk dat het verstandig is om op 25 april het mestdebat te
voeren. We komen dan met een aantal maatregelen die wat meer lucht in die mestmarkt
kunnen pompen. Het kan dan zomaar zijn dat die mestkelders bij jullie begin september
niet meer vol zitten, en dat er gewoon weer een start gemaakt kan worden met het winterseizoen.
Mevrouw Vedder (CDA):
Ik waardeer dat de heer Pierik zegt dat hij niet kan kiezen tussen die twee; dat kan
ik namelijk ook niet. Maar de realiteit is dat ik moet kiezen. Ik verheug me op 25 april,
niet in de laatste plaats omdat het mijn verjaardag is. Het is leuk dat de hele commissie
dan op mijn verjaardagsfeestje komt. Ik ben brandend nieuwsgierig naar de oplossingen
die de BBB tussen nu en twee weken gaat aandragen. Maar ik voorspel u: dit zijn de
twee keuzes waartussen ik straks een besluit moet maken. Ik houd mijn hart daarvoor
vast.
De heer Pierik (BBB):
Het gaat niet alleen om het veehouderijbedrijf van de familie Vedder in Drenthe; het
gaat natuurlijk om zo'n 14.000, 15.000 melkveebedrijven in Nederland die het water
gewoon aan de lippen staat. Mijn zorgen gaan uit naar de bedrijven die hun mestkelders
gewoon hartstikke vol hebben zitten, die duizenden, tienduizenden euro's extra moeten
uitgeven aan de afzet van mest. We willen daar echt een oplossing voor vinden. Er
is wel een aanzet gemaakt met de brief van Minister Adema, maar het is nog niet voldoende.
Het is nog niet een pakket waarvan ik denk: dat is de oplossing voor de mestmarkt.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
25 april wordt een magische datum waarop alles is opgelost. Is dat ook de datum waarop
de formerende partijen het eens zijn over wat er dan wel moet gebeuren?
De heer Pierik (BBB):
Dat is een interessante vraag. Ik denk dat mevrouw Bromet het mij niet kwalijk neemt
dat ik daar geen antwoord op geef.
De voorzitter:
Dat was haar laatste interruptie. De Ministers krijgen het dadelijk dus rustig. Die
kunnen een uurtje gaan apenkooien, want er zijn bijna geen interrupties meer over.
Meneer Holman, u wilde iets vragen?
De heer Holman (NSC):
Meneer Pierik citeerde meneer Remkes die zei: ik heb de wanhoop in de ogen van de
boeren gezien. Bent u zich er wel van bewust dat de wanhoop van boeren misschien wel
drie keer groter is dan Remkes heeft gezien? Ik krijg er toch een beetje de kriebels
wanneer u zegt dat er 300.000, 400.000 zijn ...
De voorzitter:
Nee, via de voorzitter.
De heer Holman (NSC):
Meneer de voorzitter, ik krijg een beetje de kriebels van die illusie; dat er richting
de sector wordt gezegd dat we in september wel plek kunnen vinden voor die 300.000,
400.000 auto's mest. Die plek is er gewoon niet.
De heer Pierik (BBB):
Goed, dat zullen we zien. Ik zie ook die wanhoop in de ogen van de boeren. Ik kom
ook ontzettend vaak op boerenerven. Ik weet hoe het is om € 40.000, € 50.000 per jaar
eigenlijk weg te gooien, want voor mestafzet krijg je niks terug. Het enige wat je
terugkrijgt, is dat je nog even verder kan boeren en dat je mestkelders niet overstromen.
Eigenlijk deel ik die zorg dus wel met, denk ik, alle mensen die hier aan tafel zitten.
Wij hebben echt de overtuiging dat we, op het moment dat het kan, niet aan één knop,
maar aan alle knoppen moeten draaien om er wat meer lucht in te pompen. Ik hoop dat
we dat met de formerende partijen kunnen oplossen.
De heer Holman (NSC):
Ik wacht 25 april af.
De voorzitter:
Dat tel ik niet als een interruptie.
Kamerlid Kostić (PvdD):
De heer Pierik gebruikt heel veel woorden, maar zegt uiteindelijk vooral: «Ja, we
hebben afspraken gemaakt. Maar dat zijn slechts afspraken. Ik ga er alles aan doen
om onder die afspraken uit te komen.» Ik wens de andere formerende partijen heel veel
succes. Maar hij zei ook iets anders interessants, namelijk dat we aan allerlei knoppen
moeten draaien en alles moeten doen om die boeren te helpen. Nou vraag ik me af of
hij bereid is om het OM serieus te nemen, dat letterlijk zegt: de Nederlandse veestapel
moet inkrimpen om grootschalige mestfraude aan te kunnen pakken. Het OM roept al jaren
dat de mestfraude zo groot is dat inkrimping van de veestapel de enige manier is om
het aan te kunnen. Volgt de BBB het advies van het OM hierin?
De voorzitter:
Dat waren ook twee interrupties.
De heer Pierik (BBB):
We zien natuurlijk in de landbouwsector dat de veestapel al tien jaar aan het krimpen
is. We hebben inmiddels nog iets meer dan 10 miljoen varkens. Dat is al een behoorlijke
krimp, want we hadden er ooit 15 miljoen. Ook andere veestapels zijn echt aan het
krimpen. Die autonome krimp zal ongetwijfeld wat gaan toenemen, met name als het gaat
om de plannen die er zijn omtrent de vrijwillige opkoop. In die zin snap ik deze ontwikkeling.
De heer Van Campen (VVD):
Collega's hebben het al gezegd, maar we zullen het debat verder voeren op 25 april.
Maar waar ik oprecht bang voor ben – ik heb het eerder in de plenaire zaal zo genoemd
– is dat we een treinramp in slow motion op ons af zien komen. Ik ben heel erg bang
dat als wij straks een jaar verder zijn, we met elkaar terugdenken aan dit debat en
zeggen: toen hebben we het al met elkaar geweten en besproken. Mevrouw Vedder zet
vanuit haar boerenervaring scherp neer wat de keuze betekent aan die keukentafels.
De heer Pierik doet in de reactie op mevrouw Vedder maatregelen voor voorstellen waarbij
ik denk dat u, mevrouw Vedder, straks in september de mestkelders leeg heeft en verder
kunt. Dat soort uitspraken verplicht bijna tot het meenemen van deze commissie in
de ideeën waaraan de heer Pierik denkt. Ik snak er echt naar, want ik zou ook het
liefst de brief van de Minister door de shredder willen halen. Ik hoop ook dat het
niet nodig is omdat we het op een andere manier wel bereiken, maar ik vrees dat we
geen alternatief hebben. Ik zou de heer Pierik dan willen vragen of hij toch ergens
een tipje van de sluier kan oplichten. Waaraan moet deze commissie dan denken? Want
dan kunnen we ons daar ook in aanloop naar 25 april op voorbereiden.
De voorzitter:
Een kort en klein tipje van de sluier, meneer Pierik.
De heer Pierik (BBB):
Toch ga ik dat niet doen.
De voorzitter:
Oké, dan gaan we verder.
De heer Pierik (BBB):
Nou ja, ik wil er nog wel iets meer over zeggen. Ik vind wel dat meneer Van Campen
terecht aangeeft dat die zorg groot is en dat hij hier zelf een beetje met een zwaar
gemoed zit. Zo zit ik hier ook. Het is niet zo dat ik denk dat we een eenvoudige klus
te klaren hebben. Het is echt een ontzettend ingewikkeld vraagstuk. Ik hoop niet dat
ik de indruk heb gewekt dat mevrouw Vedder in september de mestkelders helemaal leeg
heeft en dat ze gewoon verder kan. Dat is gewoon een hoop geweest die ik heb uitgesproken.
Het is wel echt een hele ingewikkelde kwestie. Ik vind – ik zei dat net ook al – dat
we niet moeten doen alsof we het maar even gaan fiksen met elkaar. Ik denk dat het
van beide Ministers veel inspanningen vergt. Het vergt ook veel inspanningen van ons,
commissieleden, om heel creatief na te denken. Misschien moeten we wel even een benen-op-tafelgesprek
met elkaar hebben over met welke knoppen we de meeste winst kunnen boeken.
De voorzitter:
Meneer Pierik, u mag uw betoog vervolgen. U heeft nog drie minuten.
De heer Pierik (BBB):
Voorzitter, ik heb al heel veel van mijn betoog geroepen, dus het wordt een beetje
een korter verhaal.
Veel maatregelen die de afgelopen jaren over de Nederlandse boeren zijn uitgestort,
zijn rechtstreeks te herleiden naar doelen en afspraken die vastgesteld zijn op Europees
niveau. Het is van belang om dit te erkennen. De BBB is dan ook wel kritisch op de
nieuwe stalorders vanuit Brussel, omdat hierdoor de landbouwsector vaak geconfronteerd
wordt met nog meer onzekerheid. Maar de schuld ligt niet alleen bij de EU. Nederland
is soms ook wat laks geweest bij het tot stand komen van Europese wetten. Nederland
reageerde zelf niet altijd adequaat op afspraken. Nederland overzag vaak te laat wat
de gevolgen waren van Europese afspraken. De BBB is waar nodig voor Europese afspraken,
maar die afspraken moeten wel uit te leggen zijn en er moet van tevoren goed gekeken
worden naar de gevolgen voor de boeren. Alleen als je beleid kan uitleggen, het uitvoerbaar
is en het betaalbaar is, werkt dit ook. Zo kom je tot een doeltreffende aanpak.
Voorzitter. De inzet van de Minister binnen de EU moet wat ons betreft gericht zijn
op het creëren van een robuust verdienmodel voor agrariërs en vissers waarbij verduurzaming
en economische haalbaarheid hand in hand gaan. Hoe kunnen we ervoor zorgen dat de
transitie naar een duurzame landbouw en visserijsector niet alleen ecologisch verantwoord
is, maar ook economisch levensvatbaar voor onze ondernemers? Het is van vitaal belang
dat de overgang naar duurzaamheid niet leidt tot faillissementen onder onze boeren,
maar juist tot een levensvatbaar bedrijfsmodel. Ik zeg bewust «van vitaal belang»,
omdat het een verankerd feit is dat voedselzekerheid gelijkstaat aan vrede, zoals
de grondleggers van de EU ook hebben begrepen.
Voorzitter. Ik wilde de Minister nog GLB-vragen stellen, maar die heeft de heer Holman
al gesteld, dus die laat ik maar even zitten. Dan wil ik nog een vraag stellen over
de complexiteit van de gecombineerde opgave. Vorig jaar hebben boeren de gecombineerde
opgave ingevuld met ondersteuning van heel veel dure adviseurs. Dit had natuurlijk
vooral te maken met de eco-regeling en allerlei kinderziektes in het systeem. Kan
de Minister toezeggen dat hij alles op alles zet om het invullen van de gecombineerde
opgave verder te vereenvoudigen met als doel dat boeren dit weer vol vertrouwen en
zonder angst voor verkeerde vinkjes zelf kunnen invullen?
Voorzitter. De rol van Nederland in Brussel is van cruciaal belang. We moeten actief
deelnemen aan het vormgeven van het beleid, dat direct van invloed is op onze agrarische
sector. Ook moeten we ons actief bezighouden met handelsbeleid. Oneerlijke concurrentie
door goedkope import die de positie van onze boeren verzwakt en de markt verstoort,
moeten we actief tegengaan. Hoe staat het met het Mercosur-verdrag?
Voorzitter, ten slotte. Laten we streven naar een evenwicht tussen de economische
welvaart, de ecologische duurzaamheid en de sociale vaardigheid in onze landbouw-
en visserijsector. Laten we niet vergeten dat ons voedsel niet alleen een bron van
inkomsten is, maar ook een fundament in onze samenleving. Het is onmisbaar voor een
gezond leven.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Pierik namens de BBB. Geachte afgevaardigde Grinwis, ChristenUnie.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Voorzitter, dank u wel. Het is crisis op het platteland, mestcrisis. Die wordt nog
niet door iedereen even hard gevoeld, maar veel gewone grondgebonden gezinsbedrijven
staat de mest tot aan de lippen. Het is goed dat de Minister voortvarend en grondig
aan de slag is gegaan met de uitvoering van de motie-Van Campen c.s. en mijn motie
om alles op alles te zetten om een generieke korting op fosfaatrechten te voorkomen,
bijvoorbeeld door de afroming te verhogen. Het klinkt als een aanpak met als motto:
doen wat nodig is, met realiteitszin. Dat gaat ook over Brussel, wat niet wegneemt
dat de Nitraatrichtlijn zoals die er nu uitziet natuurlijk een stupide richtlijn is.
Tegelijk neemt het de zorgen van boeren en vele fracties hier niet weg, ook niet die
van de mijne. Ten eerste vind ik het niet uit te leggen dat er geen gewasderogatie
in zicht is, ondanks dat ik de context heel goed snap, zoals ook al door de collega's
is geschetst. Ten tweede weet ik niet of dit pakket er uiteindelijk voor zal zorgen
dat een jonge generatie grondgebonden melkveehouders de moed weer heeft of krijgt
om die prachtige roeping op zich te nemen. Kan de Minister op beide aspecten ingaan
in zijn termijn? Ik hoef overigens geen nieuwe brief voor 25 april, zoals al even
door collega Bromet werd gesuggereerd, en ook geen procesbriefje, tenzij er echt iets
nieuws te melden is. De brief plus bijlage die we van de Minister hebben gekregen
is wat mij betreft glashelder. De verhouding in de nieuwe coalitie is inmiddels ook
glashelder: drie partijen willen op tijd voor de muur remmen, maar die ene stopt,
zo lijkt het wel, de kop in de mest en scheurt met 130 op de muur af.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Welke dan?
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Die heeft nogal veel B'en in de naam. Maar het lokt verder geen interruptie uit, dus
ik ga door.
Voorzitter. We plukken op veel terreinen de vruchten van het Europese landbouwbeleid.
Tegelijkertijd is het GLB, het gemeenschappelijk landbouwbeleid, een knellend keurslijf.
Verbeteringen zijn nodig en ook mogelijk. Blijft de Minister er in Europa op hameren
dat het niet passend is om dezelfde normen op te leggen aan alle EU-lidstaten terwijl
die geografisch zo verschillend zijn? Denk ook aan de bodem en het gebruik daarvan.
Of staan we na de draai wat betreft de Natuurherstelverordening in plaats van 3–0
nu 10–0 achter? Wat merken beide Ministers in hun werk in Brussel van die draai, bijvoorbeeld
in de omgang met de Europese Commissie?
We zien nu dat onder druk van boerenprotesten in verschillende landen van de Europese
Unie de koers wordt bijgesteld. Het besef groeit bij de Commissie dat boeren in staat
moeten zijn om aan de eisen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en milieu en
klimaatbeleid te voldoen. Biedt dat groeiende besef ook niet kansen om bij de Commissie
en de overige lidstaten meer draagvlak te winnen voor meer maatwerk, ook voor ons
land, of niet?
En wat betekenen de doorgevoerde versoepelingen precies? Ik geef een voorbeeld. Europa
stelt de eis dat er een zeker aandeel aan rustgewassen geteeld wordt. Dat is een prachtig
principe dat zijn basis in wezen al heeft in de landbouwvoorschriften in het Oude
Testament. Maar al te strikte toepassing van de regels leidt nu tot problemen. Door
het natte najaar en voorjaar zijn er nauwelijks rustgewassen ingezaaid. Toen de wintertarwe
gezaaid moest worden, lagen op veel akkers de aardappels nog te verzuipen op het land.
En toen de afgelopen weken de zomertarwe of zomergerst moest worden ingezaaid, was
het nog steeds te nat. Volgens de normen van kalenderlandbouw voldoen de boeren niet
aan de regels als ze nu bijvoorbeeld zouden overstappen op het inzaaien van mais met
een groen ondergewas. Vanuit een goede landbouwpraktijk zou dat een logische oplossing
zijn. Vindt de Minister dat ook niet? Of moeten al die akkerbouwers nu dan maar kiezen
voor groene braak en maximaal rundveedrijfmest uitrijden, hetgeen nu een lucratieve
bezigheid voor hen is?
De voorzitter:
Er is een interruptie van meneer Van Campen.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Nog één zinnetje, voorzitter.
De voorzitter:
Zeker.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Wat is leidend voor de Minister na de aanpassingen in Brussel, de kalender, het weer
of de werkelijkheid?
De heer Van Campen (VVD):
De heer Grinwis verwees naar de toegeeflijkheid van de zijde van de Europese Commissie.
Er zijn nu geluiden die er in aanloop naar de Europese verkiezingen een beetje op
gokken dat er een andere wind gaat waaien in Brussel. Denkt de heer Grinwis dat ook?
Gokt hij erop dat, als er straks een andere wind gaat waaien in Brussel, dan de regenboog
aan de hemel zal staan?
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Dank voor deze vraag. Als je kijkt naar 6 juni, dan dreigt dan wel gloort, afhankelijk
van je perspectief op de werkelijkheid, een ruk naar politiek rechts. Ik wil de partij
van de heer Van Campen en de andere coalitiepartijen niet beledigen, maar mijn ervaring
met rechtse politici in Europa is dat ze nog beter gaan zorgen voor hun eigen land
en niet zozeer een boodschap hebben aan andere landen. Iedere koe die in Nederland
verdwijnt, zal in Polen met vreugde worden opgewacht. Ik denk niet dat een ruk naar
rechts op en na 6 juni de gewenste consequenties heeft voor het terugkrijgen van de
in mijn ogen ten onrechte teloorgegane derogatie.
De heer Van Campen (VVD):
De onvriendelijke beschouwing van de heer Grinwis over rechtse politiek daargelaten,
neig ik het met hem eens te zijn. Dat zien we niet waarschijnlijk straks na de verkiezingen,
maar dat hebben we de afgelopen jaren ook gezien. We weten dat er een zeer, zeer,
zeer rechtse Eurocommissaris uit Polen op het landbouwdossier zit. Wat heeft de Nederlandse
agrarische sector daar de afgelopen jaren van gezien? Is de heer Grinwis het met mij
eens dat we beter onze eigen zaakjes in Nederland op orde kunnen hebben en dat we
moeten voorkomen dat we afhankelijk zijn van politici die misschien eerst naar de
belangen in hun eigen land kijken in plaats van dat ze genegen zijn om Nederlandse
boeren te helpen?
De voorzitter:
U hebt nu ook geen interrupties meer.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ik ben het gewoon zeer met de heer Van Campen eens. We hebben niet voor niks eerder
gezamenlijk die analyse gemaakt en gezamenlijk de handen ineengeslagen om de realitycheck
niet nog langer uit te stellen en niet steeds maar te zeggen: Minister, gaat u nog
eens naar Brussel. Misschien hadden we moeten zeggen: Minister, ga nog eens op de
trekker naar Brussel. Wie weet maakt dat meer indruk. Uiteindelijk kun je tien keer
met de Commissarissen Sinkevicius en Wojciechowski en weet ik hoe ze allemaal mogen
heten gaan praten, maar het verandert geen sikkepit aan de derogatie. Dat frustreert
mij, want de wetenschappelijke rapporten over wat dierlijke mest doet op een akker
met gras, zijn evident. Maar als land als geheel voldoen we al jaren niet aan de Nitraatrichtlijn,
de Kaderrichtlijn Water, en de Vogel- en Habitatrichtlijn. We hebben jarenlang geen
boodschap gehad aan het feit dat wij in Nederland tegen de grenzen oplopen van wat
uiteindelijk de aarde kan dragen. En daar zit het begin van de oplossing. Dat betekent
een realitycheck hier in dit huis, in deze Kamer, in deze zaal.
De heer Pierik (BBB):
Ik heb toch ook nog even een vraag aan de heer Grinwis. Hij zegt dat er partijen zijn
die de kop in de mest steken. Volgens mij doelt hij dan een beetje op de BBB.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ja, ik heb ...
De heer Pierik (BBB):
Dat mag hoor. We nemen dat ook niet helemaal zo serieus. Volgens mij is dat ingegeven
doordat de heer Grinwis vindt dat er in Europa niet meer zo vreselijk veel te verhapstukken
valt. Vervolgens heeft hij het dan wel weer over een gewasderogatie. Hoe wil de heer
Grinwis die gewasderogatie dan regelen?
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Kijk, de ChristenUnie is natuurlijk een partij die wonderen nooit uitsluit.
(Hilariteit)
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Dat ten eerste. Ten tweede doe ik gewoon een realitycheck op basis van wat er in Brussel
mogelijk is versus hoe ik zelf in de wedstrijd zit. Ik vind dat derogatie – gewasderogatie
is een slimmere vorm van derogatie, denk ik – heel goed te verdedigen is. Dat is heel
goed te verdedigen vanuit milieukundig perspectief. Ik vind namelijk zelf dat je niet
vanuit gebruiksnormen en middelen moet denken, maar vanuit doelen en dus vanuit verliesnormen.
Dat was ook de basis onder het, door een Europese rechterlijke uitspraak teloorgegane,
MINAS. Hoe ik zelf in de wedstrijd zit is heel interessant voor mijn collega's om
te horen en te weten, maar het zal niks veranderen aan de situatie in Brussel. Het
zal pas kunnen veranderen als wij zelf laten zien en aantonen dat wij de diverse richtlijnen,
soms al uit de jaren zeventig, bloed- en bloedserieus nemen en ons daar een beetje
aan gaan houden. Ik heb ze al genoemd: de Vogel- en Habitatrichtlijn, de Nitraatrichtlijn,
de Kaderrichtlijn Water en zo kan ik nog wel een eindje doorgaan, maar daar begint
het! Dat betekent helaas dat we pijnlijke maatregelen moeten nemen, maatregelen die
we veel te lang hebben uitgesteld. Dat moet gepaard gaan met flankerend beleid. Daarom
is zo'n beëindigingsregeling zo gek nog niet. Het moet ook gepaard gaan met perspectief,
zodat een jonge generatie die de roeping voelt om boer te worden, die roeping ook
kan uitvoeren en we over twintig jaar niet met een desolaat platteland zitten opgescheept.
De heer Pierik (BBB):
Ik heb nog twee aanvullende vragen. Een gaat over de Kaderrichtlijn Water. Ik snap
dat er zorgen zijn over of we de doelen dan wel of niet halen. Maar als het gaat om
de Kaderrichtlijn Water en de waterkwaliteit, wil ik eigenlijk wel graag een antwoord
op de vraag welke impact de landbouw op de waterkwaliteit heeft. En eenzelfde vraag:
welke impact heeft de stikstofuitstoot op de instandhouding van de natuur?
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ik ben heel erg bezorgd dat het teloorgaan van de derogatie een schot in eigen voet
van de Europese Commissie zal blijken te zijn, omdat de grondwaterkwaliteit en de
oppervlaktewaterkwaliteit minder goed zullen blijken te zijn dan voordat de derogatie
verdween. Nu dreigt grasland namelijk inderdaad om te worden gezet in bouwland en
gaat daarop bijvoorbeeld sierteelt plaatsvinden, waarmee de waterkwaliteit uiteindelijk
niks opschiet. De consequenties van wat er nu gebeurt, kunnen dus weleens precies
het tegenovergestelde zijn van wat we met z'n allen hopen. Maar met mijn antwoord
geef ik tegelijkertijd ook aan dat het inderdaad met gewasbeschermingsmiddelen en
mest te maken heeft, maar ook met medicijnresten. Die laatste heb ik eerder al het
«kernafval van een vergrijzende samenleving» genoemd. Het is dus en-en-en. Je moet
het allemaal onder ogen zien en allemaal bij de bron willen aanpakken. Dat geldt ook
voor stikstof. Natuurlijk zijn er heel veel drukfactoren. In een tijd van klimaatverandering
is droogte een drukfactor, en ook de verzilting die daarmee samenhangt. Maar ook stikstof
is dat in ons land met een hoge veedichtheid en met name ook ammoniak. Het is niet
verstandig en realistisch om altijd maar op één of twee oorzaken te wijzen en met
een grote boog om die andere heen te lopen. Dus ik doe een oproep aan de BBB: alsjeblieft,
wees realistisch, wees nuchter en wees op die manier echt een partij voor het platteland.
De heer Pierik (BBB):
Ik ben blij dat de heer Grinwis in ieder geval ook aangeeft dat er meerdere partijen
nodig zijn om bijvoorbeeld die waterkwaliteit beter te maken, niet alleen de landbouw,
maar ook de geneesmiddelen en de industrie. Het zijn allemaal actoren die invloed
hebben op die waterkwaliteit. Ik denk dat het nog een stuk kan verbeteren, als we
er met z'n allen, niet alleen de boeren, keihard aan gaan werken.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ik zie vol verwachting uit naar de plannen die mijn collega Pierik gaat presenteren
op 25 april of een paar dagen daarvoor. Ik zie vol verwachting uit naar het hoofdlijnenakkoord
en ik ga er zomaar vanuit dat het een heel realistisch verhaal wordt vol toekomstperspectief
voor iedereen, waarbij we de problemen, die soms hardnekkig en zwaar zijn, onder ogen
zien.
De voorzitter:
Eerst de heer Flach en dan het lid Kostić.
De heer Flach (SGP):
Ik zit te genieten van de liefde waarmee de heer Grinwis de derogatie verdedigt als
een logisch instrument. Des te opmerkelijker is het dat hij zijn strijdlust om die
te behouden of terug te krijgen, begraven lijkt te hebben. Ik vraag via de voorzitter
aan meneer Grinwis of het niet raar is dat op het moment dat Nederland keer op keer
de doelen niet haalt, de reactie van de Europese Commissie is dat je die derogatie
– die daar dus niks aan gaat bijdragen – niet meer krijgt. Dan dringt toch zich het
beeld op dat mevrouw Podt gaf – dat herkennen wij voor een deel ook wel, denk ik –
van hoe je in de opvoeding omgaat met een puber. Daarbij zit er geen rationaliteit
meer in de maatregelen die je neemt, maar daarbij zeg je soms gewoon weleens: het
moet, omdat ik het zeg. Dat gevoel bekruipt, denk ik, velen in deze commissie. Daarom
moeten we elkaar niet de maat nemen om het enthousiasme van dit pakket nu alvast te
gaan uit... Daar waar anderen die strijdbaarheid nog niet begraven hebben, vraag ik
aan de heer Grinwis of hij bereid is daar ook nog voor te blijven strijden.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ja, natuurlijk. Zoals Minister Schouten in het verleden diverse keren naar Brussel
is getogen om een volledig nieuwe derogatie te verkrijgen, zoals Minister Adema en
ook Minister van der Wal en andere bewindspersonen herhaaldelijk naar Brussel zijn
getogen om de huidige derogatiebeschikking te verruimen en om te kijken wat er nog
meer mogelijk is, zo moeten we blijven strijden. De Nitraatrichtlijn, die van Gibraltar
tot de meest noordelijke stad in Finland dezelfde mal aan Europa oplegt, vind ik namelijk
mesjogge. Ik kan dat vanuit klimaat, bodem en gewas niet uitleggen. Maar het is wel
zo. En 2026 is niet pas over tien jaar of over twintig jaar, dat staat voor de deur.
Mevrouw Vedder heeft het al geschetst: dit najaar leidt het tot een verschrikkelijk
dilemma. Dan moeten we in de tussentijd wel handelen met als perspectief dat we voorlopig
geen nieuwe derogatie hebben en ook geen verlenging van de afbouw. Dat strijdbare
staat dus niet in de weg van nu een realistisch plan in je eigen land te maken, zoals
de Minister dat heeft gedaan op verzoek van de Kamer, onder andere van de SGP.
De heer Flach (SGP):
Dan kunnen we best wel dicht bij elkaar komen, denk ik. We moeten op de korte termijn
iets doen, maar ik hoor de heer Grinwis eigenlijk ook zeggen dat ieder pakket waarin
een nieuwe derogatie ontbreekt, niet een compleet pakket is. Ik wilde even checken
of ik dat goed begrepen heb.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ja, maar een vogel in de lucht gaat geen enkele melkveehouder helpen, in 2024 niet,
in «25 niet en in «26 niet. Eind «26 is het voorbij met de huidige afbouw. Dus ja,
natuurlijk mag in elke brief staan: dit kabinet en het volgende kabinet blijven strijden
in Brussel. Desnoods gaan we daar met ik weet niet hoeveel kabinetsleden heen en gaan
we daar net zo lang voor de deur van de Europese Commissie liggen tot het geregeld
is. Ja, natuurlijk, maar dat ontslaat ons niet van de plicht om ondertussen te handelen.
Dat is wat we nu eindelijk moeten doorhebben. Daarom raak ik, net als de heer Holman,
een beetje getriggerd door collega's of bijvoorbeeld, zoals de heer Holman ook zei,
sommige prominente leden van de LTO, die net doen alsof we nog eens een keer kunnen
studeren en nog eens een keer ons best kunnen doen, terwijl straks aan het eind van
het liedje dezelfde maatregel als op 2 juli 2015 dreigt, namelijk een generieke korting.
En wat het ergste is voor de sector, is nog een keer een generieke korting. Dat vinden
we Kamerbreed.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Laat ik op het positieve gedeelte van het betoog van de ChristenUnie focussen, namelijk
dat we echt nu in actie moeten komen, dat het niet goed gaat met ons water, onze bodem
en onze natuur, en dat we daarom die stappen moeten nemen. Ik reflecteerde daar net
ook al op bij de heer Holman. We hebben natuurlijk al een tijdje, ook vanuit het ministerie,
leren werken met een select aantal partijen vanuit de landbouwsector. Keer op keer
blijkt dat zij het ministerie en de boeren de verkeerde kant op sturen. Mijn concrete
vraag aan de ChristenUnie is: is de ChristenUnie bereid om de Minister aan te moedigen
om koplopers zoals die staan onder bijvoorbeeld het Groenboerenplan, de Caring Farmers,
veel proactiever aan tafel uit te nodigen als het gaat om de vervolgstappen, om te
inspireren en om te motiveren? Want ik hoor uit die hoek dat ze eigenlijk bijna moeten
smeken om constant gehoord te worden.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ja, daar kan ik volmondig positief op reageren. Ik vind het belangrijk dat de Minister
van Landbouw zich zowel onderhoudt met partijen als Agractie, met het peloton, waar
trouwens ook veel koplopers in zitten, zoals LTO, als met een partij als Caring Farmers.
Bij mijn weten doet de Minister dat ook. Dat ten eerste.
Ten tweede. De huidige middelvoorschriften maken het juist zo moeilijk om in het beleid
koplopers te honoreren. Dat is juist de ellende van die middelvoorschriften, die niet
zonder Brusselse richtlijnen over ons worden uitgestort. Dat maakt het juist zo moeilijk.
Dat frustreert koplopers en beloont koplopers ook niet. Dat heeft deels te maken met
de omslag die we willen maken naar doelsturing en een stoffenbalans, zodat je op je
bedrijf zelf maximaal wordt getriggerd, maar ook wordt beloond om doelen op het gebied
van natuur, milieu et cetera te halen.
De voorzitter:
Het lid Kostić heeft geen interrupties meer, want er was net een dubbele. Meneer Grinwis
heeft nog ongeveer 27 seconden voor een nabrander of zoiets.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Voorzitter. De vraag over rustgewassen heb ik volgens mij gesteld. Over de eco-regeling
hebben we, naar aanleiding van mijn motie, van de Minister een analyse gekregen van
het gebruik en het doelbereik. Daarmee is deel één van de motie uitgevoerd, maar de
verbeteringen die op basis van die analyse doorgevoerd gaan worden, heb ik nog gemist.
Kan de Minister dat toelichten? Dan sla ik de handelsverdragen over. Ik sluit me aan
bij de BBB. De visserij heeft misschien nog wel meer last van Brussel dan de landbouw.
Mijn laatste vraag is wanneer de pulskor terugkomt.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Grinwis namens de ChristenUnie. Mevrouw Vedder van het Christen
Democratisch Appèl, alstublieft.
Mevrouw Vedder (CDA):
Dank, voorzitter. Ook ik begin toch stiekem over mest. Dat heeft ook een Europese
component, dus ik vind dat dat best mag. Ik ben het ontzettend eens met collega Grinwis
dat er een graslandderogatie zou moeten zijn. Als het helpt, zou ik bij dezen de Minister
willen aanbieden: als hij nog een trekker zoekt om wat op te halen in Brussel, dan
heb ik er nog wel eentje. De vraag die ik vandaag wil stellen, is als volgt. Ik vind
dat de brief die er nu ligt dit probleem nog teveel aanvliegt alsof het uitsluitend
een financieel probleem zou zijn, alsof liquiditeit het grootste probleem is. Maar
we hebben straks ook een heel reëel fysiek probleem; dat heb ik net ook al geschetst.
Ik zou de Minister dit graag willen vragen. Ik probeer constructief te zijn, dus ik
hoop op een doorwrocht antwoord. Dat hoeft niet per se vandaag, maar dat mag ook over
twee weken. Ik wil heel graag weten wat de consequenties zijn op het moment dat wij
gaan constateren dat wij niet hebben kunnen voldoen aan de derogatievoorwaarden, omdat
we de mest domweg nergens fysiek een plek hebben kunnen geven. Wat staat ons dan te
wachten? Wat staat de boeren te wachten? Ik hoor sommigen vrij makkelijk praten over
«nou ja, dan sturen we maar aan op een infractieprocedure». Ik wil heel graag van
de Minister weten wat dat dan behelst. Wat voor risico's zitten daarachter? Ik heb
het gevoel dat daar te makkelijk over wordt gedacht. Dus dat als eerste, voorzitter.
De tweede vraag die ik graag wil stellen, gaat over de jongeboerensubsidieregeling.
Ik ben natuurlijk heel verheugd dat we die 63 miljoen hebben kunnen toevoegen aan
deze regeling en dat we jonge boeren kunnen helpen in de belangrijke stap voor het
starten van hun bedrijf. Mijn vraag is: hoe gaan we nu voorkomen dat subsidies die
wij hier opentrekken, uiteindelijk verdampen en in de zak van een ander eindigen?
Dat overkomt ons om de haverklap. Dat zeg ik even specifiek, omdat ik in de brief
over de mestcrisis de suggestie heb gelezen dat er bij het effect van het afromen
bij de verkoop van productierechten wordt gekeken naar de impact op jonge boeren en
dat die vestigingssteun daar wellicht verlichting in zou kunnen bieden. Dat is nou
net precies wat ik niet wil. Die subsidie, inclusief die 63 miljoen, is namelijk bedoeld
om boeren een goeie start te geven en niet om het probleem van anderen af te moeten
kopen.
Het derde punt dat ik graag zou willen maken, gaat over GLMC's. Ik zag staan dat we
bij uitzonderlijke weersomstandigheden periodes en tijdslimieten aan kunnen passen,
om te voorkomen dat we maatregelen gaan uitvoeren die vanwege weersomstandigheden
niet te doen zijn. Daar ben ik natuurlijk een voorstander van, maar het is in de kern
wel pleisters plakken op wat in de kern kalenderlandbouw is. Volgens mij heb ik in
elk landbouwdebat dat ik tot nu toe heb gedaan, gezegd dat ik groot voorstander ben
van kalenderlandbouw naar doelsturing bewegen. Dus ook vandaag doe ik dat weer. Ik
heb ook begrip voor de generieke antwoorden die ik elke keer terugkrijg op mijn vraag,
maar het schiet nog niet erg op. Dus ik ga vandaag mijn vraag specifieker maken, namelijk:
is er ook een deelfactor denkbaar waar de Minister, wellicht samen met de sector,
over denkt «op dit stukje beleid zouden wij een pilot rondom doelsturing kunnen loslaten»?
Ik heb genoeg suggesties om te ontdekken of het a werkt en b hoe het zit met de juridische
houdbaarheid et cetera. Dat zou ik graag willen horen.
Oei, voorzitter, ik ben bij de jonge boeren nog één vraag vergeten, dus ik skip weer
even terug.
De voorzitter:
Nog vijf seconden.
Mevrouw Vedder (CDA):
O, wat vervelend, want hier staat: 4 minuten!
De evaluatie van de VVK. Die evaluatie was vrij helder: het werkte niet. Dat zag je
ook aan de hoeveelheid aanvragers. Wat gaan wij nou met de leerpunten doen om te voorkomen
dat we in de toekomst deze fouten blijven herhalen?
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Vedder namens het CDA. Meneer Flach van de mannenbroeders van
de SGP, alstublieft.
De heer Flach (SGP):
Voorzitter. Het is eenvoudiger om in het Europagebouw in Brussel ambities en regels
op te schrijven dan ze met de laarzen in de klei of op het vissersschip uit te voeren.
Als dit besef doordringt, zou er al een wereld gewonnen zijn. Het eerste speerpunt
van de regering is een gezonde markt met perspectief voor boer en visser, inclusief
aandacht voor plattelandsontwikkeling. Het tweede is de transitie naar een duurzaam
voedselsysteem. Voor mijn gevoel wordt voedselzekerheid alleen als bijzin genoemd
– sommigen zeggen dat het weleens vergeten wordt – terwijl het cruciaal is, blijf
ik maar benadrukken, dat bijvoorbeeld vruchtbare landbouwgronden behouden blijven
voor voedselproductie, zeker nu er in Zuid-Europa sprake is van verwoestijning. Spanje
werd in dat kader al genoemd. Daar hebben we ons dus echt rekenschap van te geven.
Het GLB-, gewasbeschermings-, mest- en natuurbeleid moet hier rekening mee houden.
Is behoud van vruchtbare landbouwgronden en voedselproductie een apart speerpunt?
Zien de bewindslieden ook het geopolitieke belang hiervan?
Ik noem ook het belang van voldoende visserij en gezonde eiwitten uit zee. Het was
een fout dat eiwitten uit zee ontbraken in de Kamerbrief over de eiwittransitie. Ik
roep de bewindslieden op om het belang van voldoende eiwitten uit zee zeker niet te
vergeten bij hun EU-inzet.
De eisen aan de landbouw en de visserij nemen hand over hand toe. Denk aan het klimaatbeleid,
waarbij ook naar de landbouw en de visserij gekeken wordt. Tegelijkertijd is de inkomenssteun
voor boeren gedaald en is vissers de voet dwars gezet door het pulskorverbod. Ziet
de Europese Commissie dat er daardoor spanning zit op het verdienmodel van boeren
en vissers? Dan zal het dus echt uit de markt moeten komen, maar hoe dan? Ook daar
zitten Europese regels namelijk soms in de weg.
Ik kom terug op het klimaatbeleid. Zorgt het kabinet voor perspectief voor landbouw
en visserij? Breng de visserij niet onder het emissiehandelssysteem. Vandaag zijn
daar namens een aantal partijen vragen over ingediend. Leg de landbouw daarnaast ook
geen onhaalbare doelen op.
Binnenkort – het is niemand ontgaan – krijgen we het debat over de broodnodige mestaanpak.
Gelet op de Europese component heb ik toch alvast een vraag. Een derogatie voor Nederland
is goed te onderbouwen; we kunnen de bijdrage van de heer Grinwis daarover zo uitknippen
en opsturen naar de Europese Commissie. Afschaffing van die derogatie gaat dus niet
helpen voor de waterkwaliteit. Toch blijft Brussel ijzerenheinig, zoals ik het noem.
Ze willen zelfs niet bewegen als het gaat om voorstellen over gerichte derogatie voor
blijvend grasland en grondgebonden bedrijven, die nog beter te onderbouwen zouden
zijn, terwijl de nood zo hoog is en er onnodig kunstmest aangevoerd moet worden. Hoe
geloofwaardig is in dat licht dan het klimaatbeleid dat de Europese Unie wil voeren?
Om het even scherp te krijgen. Wanneer is het moment bereikt dat Nederland zegt: we
trekken onze eigen lijn en laten het aankomen op een inbreukprocedure? Er wordt gezegd
– of er wordt mee gedreigd – dat Nederland met de dreigende tegenstem bij de Natuurherstelverordening
alle goodwill heeft verspeeld. Ik wil het graag omdraaien: wat hebben we gekregen
voor onze eerdere positieve opstelling? Nul, niets. Zouden we bijvoorbeeld de derogatie
terug hebben gekregen als we wel hadden ingestemd?
Het is hoog tijd voor een aanpassing van het handelsbeleid en de handelsakkoorden.
We moeten geen producten binnenlaten die we zelf niet mogen produceren, zoals anderen
ook hebben gezegd. Of we moeten in die akkoorden kwetsbare landbouwsectoren uitzonderen.
Wordt hierop ingezet?
Tot slot, voorzitter. Het is goed dat de Minister inzet op het van tafel krijgen van
het pulskorverbod; ook de SGP gelooft in wonderen. Ik heb twee aanvullende punten.
Wat is zijn inzet om een werkbare aanlandplicht te krijgen? En wil de Minister er
bij de Commissie op aandringen dat bij plannen voor uitrol van wind op zee ook ruimte
geboden wordt voor de visserij?
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Flach namens de Staatkundig Gereformeerde Partij. Mevrouw Podt,
Democraten 66.
Mevrouw Podt (D66):
Dank u wel, voorzitter. In mijn nieuwe rol als landbouwwoordvoerder ben ik enorm blij
dat juist dit mijn eerste debat is, want als D66'er geloof ik natuurlijk sterk in
de kracht van de Europese Unie en waar ze voor staat. Mijn inzet in dit debat, maar
ook de komende periode als landbouwwoordvoerder, zal gericht zijn op het versterken
van de positie van de boeren, zodat zij kunnen werken aan een duurzaam Nederland in
Europa.
Voorzitter. Je hoeft volgens mij geen landbouwexpert te zijn om te weten dat we flinke
stappen te zetten hebben op vele opgaven. We spreken hier binnenkort uitgebreider
met elkaar over – verscheidene woordvoerders zeiden dat al – maar voor nu in ieder
geval van mij complimenten aan de Minister voor zijn mestbrief. De boodschap is niet
leuk, maar niks doen is desastreus. Na jaren niets doen, zullen we nieuwe manieren
moeten vinden om het verdienvermogen van boeren te verbinden met een gezonde natuur.
Voor een groot deel ligt die sleutel in Europa.
Met dat in het achterhoofd stuitte ik in mijn eerste duik in dit onderwerp op wat
vragen. Het viel mij namelijk op dat je als grote boer veel geld krijgt vanuit Europa,
terwijl de duurzame en kleinere boer nauwelijks wordt beloond. Mijn vraag is hoe dat
valt te rijmen met de duurzaamheidsambitie van Nederland en van de EU, en met een
gelijk speelveld. Mede door deze gesubsidieerde intensivering neemt het aantal boeren
al decennia in rap tempo af. Tegelijkertijd is er in Nederland en in de EU veel ophef
over het verliezen van de traditionele boer, maar eigenlijk is dat dus allang de praktijk.
Het verbaast me eigenlijk dat daar geen protesten tegen zijn. Wat wordt er nou in
de EU gedaan om de halvering van het aantal boeren tegen te gaan, vraag ik de bewindspersonen.
Mevrouw Vedder (CDA):
Ik zou graag aan mijn collega van D66 willen vragen waar die tegenstelling vandaan
komt dat een groot bedrijf niet duurzaam zou zijn en dat het daarom een slecht idee
is dat het meer subsidie ontvangt. De subsidie is afhankelijk van het aantal hectares
dat onder een bedrijf zit. Een biologisch bedrijf kan ook heel groot zijn en dus veel
subsidie ontvangen. Bovendien zit er in het GLB een component dat maakt dat hoe duurzamer
je boert, hoe meer subsidie je ontvangt. Je zou dus zelfs kunnen zeggen dat de constatering
niet helemaal klopt en dat juist de duurzaamste boeren ook de meeste subsidie ontvangen.
Mevrouw Podt (D66):
Nou, dat is niet helemaal waar. Ik snap op zich wel dat mevrouw Vedder hier een punt
van maakt, want op zich zou een grote boer natuurlijk ook prima duurzaam kunnen zijn,
maar het is natuurlijk wel zo dat de Europese Unie speciaal geld geeft aan die hectaren.
Dat betekent natuurlijk niet per definitie dat je, als je groter bent, ook duurzamer
zou kunnen zijn. Volgens mij spreekt dat elkaar niet per se tegen.
De voorzitter:
Mevrouw Vedder, u hebt geen interrupties meer. Mevrouw Podt kan haar betoog dus vervolgen.
Mevrouw Podt (D66):
Dan ga ik door. Mijn vraag was dus wat er in de EU wordt gedaan om de halvering van
het aantal boeren tegen te gaan. Mijn partij pleit ervoor om het publieke geld van
de EU te gebruiken voor publieke diensten, voor die boeren die in hun werk bijdragen
aan een duurzame voedselvoorziening of die daarnaartoe werken, en om de boeren binnen
de kaders van de natuur vrij te laten om te ondernemen.
Voorzitter. Ik ben me natuurlijk flink aan het inlezen op dit dossier. Ik heb ook
meegekeken met het debat over de Natuurherstelwet. Het valt me op dat we aan de ene
kant keer op keer om uitzonderingen of uitstel vragen – dat zei ik net ook al even
– maar aan de andere kant afspraken niet nakomen en dat we dan boos of teleurgesteld
reageren omdat het niet zou mogen van Brussel. Het is een beetje alsof je vijf keer
te hard rijdt, vijf keer een bekeuring krijgt van dezelfde flitspaal en vervolgens
naar de flitspaal wijst als de grote schuldige.
Mevrouw Nijhof-Leeuw (PVV):
Ik hoor mevrouw Podt van D66 zeggen dat het aantal boeren niet gehalveerd moet worden.
Ik heb dertien jaar in de provincie gezeten. Daar heb ik debatten gevoerd waarin D66
verkondigde dat het aantal boeren gehalveerd moet worden. Mijn vraag is dus of D66
er nou van overtuigd is dat we het aantal boeren in stand moeten houden. Of wil D66
nog steeds het aantal boeren halveren?
Mevrouw Podt (D66):
Volgens mij sluipt hier een beetje een misverstand in, want D66 heeft nooit beweerd
dat het aantal boeren gehalveerd moet worden. We hebben wel heel veel gesprekken gehad
over het halveren van de veestapel.
De voorzitter:
Mevrouw Nijhof, er zit een verschil tussen boeren en vee.
De heer Flach (SGP):
Mevrouw Podt gebruikt een interessante metafoor: je moet niet naar de flitspaal wijzen
als je vijf keer een bekeuring hebt gekregen voor te hard rijden. Maar is mevrouw
Podt het met mij eens dat het dan ook wel raar zou zijn als je, om die snelheid af
te remmen, het kinderzitje uit de auto haalt? Dat heeft volstrekt niets te maken met
die snelheid.
Mevrouw Podt (D66):
In deze beeldspraak is dat inderdaad een beetje een vreemde, maar misschien moet de
heer Flach even precies toelichten waar hij nou op stuurt. Ik snap even niet hoe zich
dat verhoudt tot het gesprek dat we nu hebben.
De voorzitter:
Dus even iets anders verzinnen dan het kinderstoeltje, meneer Flach.
De heer Flach (SGP):
Voorzitter, deze telt natuurlijk niet als een interruptie, want mij wordt gevraagd
om iets toe te lichten.
Ik verwijs ook naar de discussie die we net hebben gehad, dat derogatie eigenlijk
een niet-logische maatregel is voor het verbeteren van de waterkwaliteit, dus dat
het ook een niet-logisch drukmiddel zou zijn als je vindt dat we niet aan de doelen
hebben voldaan.
Mevrouw Podt (D66):
Ja, daar komt-ie dan weer. Ik zit me toch echt weer te verbazen vandaag. Misschien
hebben de mensen die wat langer meelopen daar niet zo'n last van. Ik denk dat we hier
heel lang of kort over kunnen praten, maar dit is toch een beetje een achterhoedegevecht?
Zelfs als je zegt dat het je niet interesseert wat Brussel vindt en dat we het gewoon
nog een keertje moeten proberen, moet onze focus toch uiteindelijk liggen op het ervoor
zorgen dat we echt werk maken van de dingen we hebben afgesproken? Dat betekent dat
we wat moeten doen aan de kwaliteit van het water en aan de kwaliteit van de bodem,
want uiteindelijk, op de lange duur, is dat ook cruciaal voor de boeren.
De heer Flach (SGP):
Het zal collega Podt misschien verbazen, maar dat ben ik helemaal met haar eens. Maar
dan moeten we, denk ik, ook toe naar maatregelen die logisch navolgbaar zijn, ook
voor boeren, en die ook individueel handelsperspectief bieden. Ik denk dat de discussie
daarover mag blijven gaan, net zolang totdat die logica ook is bereikt. Ziet mevrouw
Podt dat ook?
Mevrouw Podt (D66):
Ik wil over alles debatten voeren de komende tijd. Dat vind ik ook helemaal prima,
maar ik hoop dat we het als woordvoerders met elkaar eens kunnen zijn dat de prioriteit
– we hadden het net al heel lang over prioriteiten – nu echt even moet liggen bij
de afspraken die we hebben gemaakt en waarvan we al die tijd hebben gezegd: zoek het
allemaal maar uit, Brussel. Dat gaat gewoon niet langer. Niet alleen gaat de waterkwaliteit
achteruit, niet alleen gaat de kwaliteit van de bodem achteruit, maar we maken ons
ook de risee van Brussel, want we krijgen straks helemaal niks meer voor elkaar.
De voorzitter:
Mevrouw Podt, u kunt uw betoog vervolgen. U heeft nog ongeveer anderhalve minuut,
een dikke anderhalve minuut.
Mevrouw Podt (D66):
Kijk eens aan.
Voorzitter. Ik zei het al, de beeldspraak. Bij de Natuurherstelwet kregen we wat we
wilden, maar we draaiden op het allerlaatste moment. Ik zei het net ook al: ik snap
dus wel dat Europa langzaamaan een keertje klaar is met ons. De vraag aan de Minister
is hoe hij kijkt naar de motie die is ingediend om tegen de Natuurherstelwet te stemmen.
Ik zeg dat tegen Minister Adema. Hoe zijn de verhoudingen in Europa sinds die stemming?
Heeft dit effect gehad op andere dossiers, zoals het mestbeleid? Verwacht de Minister
nog veel te kunnen bereiken op landbouw in de EU, na zo veel gebroken beloften?
Voorzitter. Tot slot heb ik nog een vraag. In de brief van de Minister lees ik dat
hij kweekvlees onder de aandacht zal brengen. Dat is niet helemaal hetzelfde als zijn
eerdere belofte naar aanleiding van de motie-Tjeerd de Groot, om er bij de nieuwe
Commissie op aan te dringen om kweekvlees op het werkprogramma te krijgen. Kan hij
zijn inzet dus nogmaals duidelijk maken? Ik benadruk dat, want tegenstanders, zoals
de Europese landbouwlobby, zijn uitermate machtig en effectief op dit vlak. Het zou
ontzettend zonde zijn als we deze Nederlandse innovatie niet kunnen benutten bij de
uitdagingen waar we voor staan.
Voorzitter. Als we een duurzaam Europa willen, moeten we boeren helpen die daarvoor
de nek uitsteken. Als we dingen voor Nederland gedaan willen krijgen, moeten we ons
betrouwbaar opstellen. Ik hoop dat de Minister en zijn ambtsopvolger dat meenemen
naar Brussel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Podt, voor uw inbreng namens D66. Welkom bij de club. Ik was dat
vergeten te zeggen. Het is een levendige commissie, zoals u zult zien. We hebben ook
een eigen werkwoord in de commissie, «grinwissen». Dat had u net al meegemaakt. We
zijn dus een commissie met een eigen werkwoord. We gaan een kwartiertje schorsen.
Ik vraag de beide bewindspersonen om de vragen zonder inleiding en heel kort en puntig
te beantwoorden, want we hebben eigenlijk nog maar drie kwartier. Veel succes daarmee.
Tot zo meteen.
De vergadering wordt van 20.17 uur tot 20.38 uur geschorst.
De voorzitter:
Welkom terug allemaal. We gaan beginnen met de beantwoording van beide Ministers.
We beginnen dadelijk met de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, als
hij er klaar voor is. Nogmaals, we kunnen uitlopen tot 21.30 uur maximaal. Beide Ministers
zullen het dus kort moeten houden. Excuses dat ik dat moet vragen. Alstublieft, meneer
de Minister.
Minister Adema:
Dank u wel, meneer de voorzitter. Ik heb een algemene inleiding over mest. Daarna
zal ik wat specifieker op een aantal vragen ingaan en ik zal in blokjes ook de andere
vragen langsgaan. Er zijn heel veel blokjes. Ik wil ze in ieder geval noemen. Er is
een blokje dierenwelzijn, een blokje GLB, een blokje mest, een blokje markt en keten,
en een blokje overig.
Ik begin even met een algemene inleiding over mest. Een paar maanden geleden was ik
in Opsterland. Ik was daar in gesprek met zeven of acht boeren, zoals ik zo veel gesprekken
heb gehad in die samenstelling. Het zijn boeren die, als je kijkt naar de melkveebedrijven,
omgerekend een dichtheid hebben van 1,5 tot 1,9 koe per hectare in het veenweidegebied.
Ik was in een niet-nutriëntverontreinigd gebied. Ik kan u zeggen dat het me nog raakt
om de wanhoop te zien in de ogen van die mensen, die in een omgeving zitten waar ze
goed geboerd hebben, waar ze extensief zijn, waar het water schoon is en waar ze geraakt
worden door het verlies in derogatie. Zij zeiden tegen mij: «Wacht niet, ga aan de
slag, kom met maatregelen en schiet op. We hebben maatregelen nodig, want we weten
niet of we volgend jaar of het jaar daarna nog zullen bestaan.»
Ik kan u zeggen: ik kan praten met boerenorganisaties wat ik wil, maar het zijn juist
de gesprekken met die boeren die mij raken, die mij aan het werk zetten en die mij
energie geven om aan de slag te gaan. Dan kan een boerenorganisatie zeggen niet te
willen praten en maar af te zullen wachten, maar ik wacht niet af. Omdat die boeren
niet willen dat ik afwacht, omdat die boeren willen dat er actie komt en omdat de
boeren willen dat er oplossingen komen. De urgentie is enorm. De zorgen zijn enorm.
Het zijn de jonge boeren die bij mij keer op keer op de lijn kwamen. Dit waren niet
alleen de voormannen van het NAJK, maar ook andere jonge boeren die mij opzoeken en
een gesprek aangaan. «Het gaat over onze toekomst. Je moet ons helpen.» Dat zijn de
enorm indringende oproepen die ik de afgelopen weken heb gehad. Het is voor die boeren,
en niet voor de boerenorganisaties zoals LTO, dat ik hard aan het werk ben om te kijken
of we naar oplossingen toe kunnen werken.
Ik hoor de oproep dat de Minister naar Brussel moet gaan en dat hij harder moet werken
in Brussel. Afgelopen vrijdag, toen wij de brief dichtten voor u als antwoord op de
Kamervragen, kreeg ik van de Commissaris persoonlijk en voor de derde keer het lid
op de neus dat er geen ruimte was. Voor de derde keer. Wij hebben ook ambtelijk gesprekken
gevoerd in Brussel en gekeken of er ruimte zou kunnen komen, want er is natuurlijk
alle aanleiding om ruimte te vragen. Als we kijken naar bepaalde bedrijven, grondgebonden
bedrijven die in gebieden met derogatie zitten, die in schone gebieden zitten, zouden
die best wat meer ruimte kunnen hebben. Het gaat om grondgebonden bedrijven. Ik heb
een buitengewoon klemmend en indringend beroep gedaan op de Europese Commissaris om
juist voor die bedrijven aan de slag te gaan en om daar ruimte voor te creëren.
We hebben het zo vaak gehad over de graslandderogatie, ook naar aanleiding van de
motie van de heer Flach. Ik heb het gehad over faillissementen die op ons afkomen.
Ik heb het gehad over de opschaling die gaat plaatsvinden als dit doorgaat. Als we
niet uitkijken gaan we mooie grondgebonden bedrijven verliezen en dan houden we grote
opgeschaalde bedrijven over. Ik heb het allemaal op tafel gelegd. Ik heb tegen de
Commissaris gezegd: ik kan deze verantwoordelijkheid niet dragen. Ik kan u zeggen:
ik lig er 's nachts wakker van. Maar de deur is dicht en de deur blijft dicht, wat
we ook doen in Europa. Daartoe hebben we ons te verhouden.
Natuurlijk ben ik naar aanleiding van de motie van de heer Van Campen en de overige
ondertekenaars aan de slag gegaan met het pakket maatregelen dat u heeft gezien. Laat
ik eerlijk zijn: ik snap best dat er spanning zit tussen het feit dat je graag wilt
dat er oplossingen komen en het feit dat je in een formatieproces zit. Dat snap ik
allemaal best. De heer Van Campen en de heer Holman hebben daar een eerlijke reflectie
op gegeven. Dat vond ik eerlijk en dat respecteer ik. Maar daarmee zijn de problemen
van de boeren nog niet opgelost.
Er is veel focus op de opkoopregeling. Er wordt mij gevraagd: wat is het perspectief
voor jonge boeren? Laten nou juist die jonge boeren mij bij uitstek keer op keer indringend
vragen om te komen met een brede opkoopregeling zonder drempels, waar heel veel boeren
gebruik van kunnen maken. Die regeling moet breder zijn dan de Lbv en de Lbv+. Juist
de jonge boeren zeggen: kom daarmee en schiet op. Op het moment dat wij zeggen «dat
doen we nu even niet», bieden we juist die jonge boeren geen perspectief. Die jonge
boeren zitten te wachten op een opkoopregeling die ruimte biedt aan blijvers, die
ruimte biedt om te kunnen extensiveren en die ruimte en perspectief biedt naar de
toekomst toe.
Je kunt zeggen: we wachten totdat er in Europa nieuwe verkiezingen zijn geweest en
er een nieuwe Commissie zit. Ik heb daar vanavond meer over gehoord. Als er een verrechtsing
plaatsvindt in Europa, dan is mijn indruk niet direct dat er meer ruimte zal worden
gegund aan landbouwgrootmacht Nederland. Ik heb dat in de afgelopen jaren ook niet
zo ervaren. Juist een rechtse Eurocommissaris, die ook het economisch belang scherp
op het netvlies heeft, zal daarvoor geen ruimte geven. Het frustreert mij enorm dat
we geen ruimte kunnen krijgen voor de boeren en dat de Commissie niet beweegt op basis
van mijn indringende oproep. Dat frustreert mij enorm, maar we zullen dus naar andere
maatregelen moeten kijken.
Het is te makkelijk om te zeggen: kies voor maatregelen die geen geld kosten. Afromen
kost geen geld, maar ook dat is een heftige maatregel, want dat gaat om de rechten
van mensen. Ik besef heel goed dat dat heftige maatregelen zijn, ook al kost dat de
overheid niet direct geld. Maar als we dat doen en als we stoppen met de stoppersregeling
omdat die veel geld kost... We hebben daar ook een graslandpremie in zitten die we
fors verhogen, juist om de boeren met 100% grasland in de komende paar jaar te kunnen
helpen en om ze een klein beetje verlichting te kunnen geven. Het is geen pakket waarvan
je kunt zeggen: haal de regelingen eruit die geld kosten en neem de overige maatregelen
wel. Het is nadrukkelijk een integraal pakket in zijn volledige omvang.
Ik ga op 25 april graag het debat aan over de vraag: is dit het pakket, hoe gaat de
uitwerking zijn en wat kan beter? Misschien zijn er nog aanvullende maatregelen te
bedenken. Maar ik vind het nogal wat dat er Kamerleden zijn die zeggen: wij hebben
goede ideeën, maar we wachten rustig tot 25 april voordat we daarmee komen. Dan laten
we de boeren nog langer wachten op maatregelen. Als daar interessante maatregelen
tussen zitten, dan onthouden die Kamerleden de boeren oplossingen. Ik vind dat op
z'n zachtst gezegd merkwaardig. Misschien maak ik me er ook wel kwaad om.
De problemen zijn zo groot. Ik merk ook in deze commissievergadering dat iedereen
hier de urgentie van inziet. Of je nu een linkse of rechtse partij bent, iedereen
ziet hier de urgentie van in. Dit is een probleem waarbij we zouden moeten zeggen:
nu gaan we als Kamer met elkaar, in de volle breedte, aan de slag om de boeren te
helpen. Het past niet om te zeggen: we houden onze maatregelen nog even onder de pet.
Dit is een cri de coeur.
Ik wil nog iets zeggen over RENURE. Dat was geen makkelijke wedstrijd. Er werd zonet
gezegd: de ene dag kon RENURE niet en de volgende dag wel. Dat doet geen recht aan
eenieder die hier in Den Haag, maar ook in Brussel, niet alleen dit laatste jaar,
maar al die jaren, bezig is geweest om RENURE op de agenda te krijgen en om daar een
voorstel voor te krijgen. Want het is werkelijk een hele opgave geweest om dat voor
elkaar te krijgen. Er zijn geen makkelijke oplossingen. Er zijn ook geen makkelijke
oplossingen met Brussel; zo simpel is het gewoon.
Tot slot, meneer de voorzitter. Ik merk dat twee dingen in het debat wat door elkaar
worden gehaald. Er zijn Kamerleden die het hebben over stikstofmaatregelen. Stikstof
valt binnen een ander dossier. Remkes heeft het over «het trappetje van Remkes». Dat
gaat over de aanpak rondom stikstof. We hebben het hier over een acuut mestprobleem.
Dat is net even wat anders. Daar moeten we dus ook op een andere manier naar kijken
in plaats van zeggen: we zetten het trappetje van Remkes in. Hier zijn veel drastischere
maatregelen op korte termijn voor nodig. Dat in z'n algemeenheid. Ik voel de urgentie
dagelijks. Ik heb van de week gezegd: ik ben gefrustreerd. Dat is ook wel zo. Je wilt
zo graag helpen en hebt niet direct de mogelijkheden om dat te kunnen doen, terwijl
dat zo hard nodig is.
De voorzitter:
We gaan naar het blokje dierenwelzijn.
Minister Adema:
Nee, ik ga nog even een paar vragen specifiek op het gebied van mest beantwoorden,
als u het niet erg vindt.
De voorzitter:
O, ik had een andere volgorde ...
Minister Adema:
Ja, ik heb zelf de verkeerde volgorde bij u neergelegd. Ik maak er een puinhoop van,
meneer de voorzitter. Bij voorbaat mijn verontschuldigingen.
Meerdere leden hebben het gehad over het plan van aanpak voor mest, en ook over de
derogatie. Het is in het kader van schoon water heel goed verdedigbaar dat je derogatie
hebt; dat zeg ik ook in mijn brief. Dat is heel goed verdedigbaar, maar Nederland
wordt in z'n totaliteit aangeduid als een verontreinigd gebied. Daarom hebben we in
heel Nederland met die derogatie te maken. Dat is even niet anders.
Dan de vraag van mevrouw Vedder: stel je voor dat we ons niet aan de derogatievoorwaarden
houden. Ik hoor dat vaker. Ik hoor vaker: laat er maar een infractieprocedure komen.
Ik snap de opmerking die mevrouw Vedder maakte over de ongelofelijke klem waar je
als landbouw in zit heel goed. Je wordt er toch ook wel stil van als je hoort wat
u zegt. Respect daarvoor. Wat gebeurt er? Als wij niet voldoen aan de derogatie, dan
kan Nederland per direct z'n derogatiebeschikking verliezen. Dat betekent dat wij
met ingang van 1 januari volgend jaar of nog eerder, direct op de 170 kilogram zitten.
Dat is nog desastreuzer voor de ontwikkeling van de sector. Er kan een infractieprocedure
komen vanuit de Europese Commissie. De bepalingen van de derogatiebeschikking kun
je mooi vinden of niet en we kunnen daar best wel vraagtekens bij zetten, maar we
hebben ermee te maken en te dealen. Het is een verordening vanuit Europa. Het is gewoon
wetgeving vanuit Europa. Dat betekent dus: als je een derogatieprocedure hebt, kan
dat leiden tot enorme dwangsommen. Die zijn niet gering. Dan praat je niet over tientallen
miljoenen, maar over honderden miljoenen, zo niet meer in dit geval. Waar leggen wij
dat geld neer? Moeten we dat maar bij de boeren neerleggen? Ook voor de boeren zelf
kunnen de gevolgen overigens groot zijn. Ik noem het intrekken van GLB-subsidies.
Dat kunnen allemaal gevolgen zijn van een infractieprocedure. Daar liggen dus echt
grote risico's. Het kan zelfs betekenen dat wij in het vervolg een structurele korting
krijgen op het GLB.
De heer Flach (SGP):
Het is goed dat de Minister de gevolgen van zo'n infractieprocedure hier gewoon een
keer publiek schetst. Die zijn dreigend. Het kan soms ook wel een beetje als chantage
voelen dat dat steeds als dreigend wordt weerspiegeld. Dat zeg ik niet in de richting
van de Minister, maar in het algemeen. Kan de Minister iets zeggen over de waarschijnlijkheid
van dat soort verregaande maatregelen? Want er lopen op dit moment tientallen infractieprocedures,
ook tegen Nederland. Hoe waarschijnlijk is het dat dit soort extreme straffen worden
opgelegd?
Minister Adema:
Als wij in Europa praten over derogatie, dan is de vraag direct: «Hoe zit het eigenlijk
met jullie handhaving? Laten we het daar maar eens over hebben. Wat gebeurt er eigenlijk
in Nederland?» De focus ligt dus op Nederland. Ik ben ervan overtuigd dat, op het
moment dat we echt een stap zouden zetten om de derogatiebeschikking naast ons neer
te leggen, de focus van Brussel op ons zodanig is dat we inderdaad een stevige procedure
kunnen verwachten. Dat verwacht ik wel, ja. Ik verwacht dat zo hard dat ik het risico
niet zou durven of willen nemen.
Dan de vraag of er nog een brief komt. Ik heb alles bekendgemaakt wat ik bekend wilde
maken. Het kabinet heeft alles bekendgemaakt wat het bekend wilde maken. Daar verandert
een nieuwe brief eigenlijk niks aan. Er is wel een verzoek gekomen, ook van de Griffie.
Wij waren van plan om te verwijzen naar datgene wat we hebben neergelegd, om dat te
gebruiken in het debat van 25 april.
Dan de vraag van de heer Van Campen over RENURE.
De voorzitter:
Mevrouw Bromet, u hebt geen interrupties meer.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Nee, ik wou een punt van orde maken, voorzitter.
De voorzitter:
Zeker, dat mag.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Ik weet ook niet precies hoe het zit, maar het gaat om nummers van brieven. Dit is
een antwoord dat niet wordt genummerd en dan kunnen wij het niet agenderen. Er staat
ook geen handtekening van de Minister onder. Dat zijn allemaal formaliteiten. Waarom
heeft de Minister niet gewoon een brief met een handtekening gestuurd? Is dat ook
om een beetje afstand te houden? Hoe moeten wij daarmee verder op 26 april?
Minister Adema:
De brief geeft precies aan wat de status was. We waren in het kabinet bezig met het
afwegen van de maatregelen en de daarop volgende besluitvorming, toen er vragen voorbijkwamen
waarvan wij ook wel zagen dat de urgentie groot was om die te beantwoorden. Daarom
hebben wij de vragen beantwoord, maar alles wat u leest in de vragen en de bijlagen
had eigenlijk ook in de brief gestaan, en niet veel meer. Eigenlijk zou je kunnen
zeggen dat alle informatie al bij u ligt. Ik zou vanuit mijn positie een getekende
brief willen sturen naar de Griffie voor het debat van de 25ste, verwijzend naar dat
stuk van het kabinet.
De voorzitter:
Dank u wel voor de beantwoording. U kunt rustig verdergaan, meneer de Minister.
Minister Adema:
Dan over RENURE. De heer Van Campen zegt dat het positief is dat het komt en vraagt
wanneer we ermee aan de slag gaan. Waar zijn de aanpassingen van de verordeningen
waarmee de boer aan de slag kan, was zijn vraag. Ja, het is mooi, maar ook daarvoor
zijn we afhankelijk van Europa. Europa heeft toegezegd dat er versneld voorstellen
komen om het gebruik van RENURE toe te passen. Daar wordt hard aan gewerkt in Europa.
Daar zijn we ook bij betrokken. We weten niet precies wanneer het komt, maar er wordt
echt hard aan gewerkt. We moeten nu echt even afwachten hoe de implementatie, de «implementation
act» zoals men dat dan noemt, eruitziet voordat we in Nederland de maatregelen op
een goede manier kunnen doen. Maar er wordt hard aan gewerkt en ik verwacht dat de
implementation act er op niet al te lange termijn gaat komen.
Dan de investeringsruimte in de melkveehouderij voor RENURE. Sowieso vind ik RENURE
een belangrijke oplossing, bijvoorbeeld als je kijkt naar de akkerbouw, die op dit
moment in de eerste mestronde bijvoorbeeld dierlijke mest gebruikt, maar daarna kunstmest
gebruikt. Je zou ook in de toekomst RENURE kunnen blijven gebruiken. Dat biedt ook
voor de akkerbouw veel meer perspectief. Het is dus echt perspectiefrijk. Het is ook
duurzaam: er is minder CO2-uitstoot. De vraag was wat ik zie gebeuren. Als je naar de installaties op zich kijkt,
denk ik dat de investering voor één agrarisch bedrijf heel hoog gaat worden. Ik zie
op dit moment wel verschillende collectieven ontstaan. Ik was laatst bij een collectief
van 29 boeren die met elkaar aan een installatie gaan werken, overigens ook in combinatie
met biogas, dus monovergisting plus een RENURE-installatie. Dat vind ik prachtige
collectieven: boeren die op een duurzame manier, in dat specifieke geval, een heel
dorp gaan voorzien van biogas. Dat is fantastisch. Ik verwacht dus dat het voor individuele
bedrijven best lastig wordt, maar dat het voor kleinere of wat grotere collectieven
een heel mooi perspectief kan bieden, zeker voor duurzame landbouw.
Het lid Kostić vraagt naar een fokverbod. Ik kom de suggestie vaker tegen. Die komen
we in verschillende contexten tegen. Ik heb geen wettelijke basis voor een fokverbod.
Daarnaast vind ik een fokverbod een te ingrijpende maatregel, die ik niet ga toepassen.
Dan de vraag van mevrouw Bromet over de 30% afroming. Waarom niet 50%? Dat is een
hele goede vraag. Dat kan, maar je moet een beetje kijken naar de elasticiteit van
de afroming. Het kan zijn dat er geen beweging meer in de markt is als die afroming
te hoog wordt en dat je dus niks meer gaat afromen. Daarbij wordt er dus gezocht naar
een goed evenwicht waarbinnen je kunt afromen en waarbij er ook nog handel in de markt
is, want als je 50% doet, kan het zijn dat je de handel juist een beetje doodslaat,
zeg maar. Je zou kunnen zeggen dat dat de elasticiteit van het afromingspercentage
is.
Dan de vraag van mevrouw Bromet over het voerspoor. Ik kan u zeggen dat het ook voor
mij een frustrerend punt is dat wij niet de mogelijkheid hebben om voerorganisaties
te dwingen om in het voerspoor dingen te doen, bijvoorbeeld een lager eiwitgehalte,
van 170 gram naar 150 of 155 gram. Dat kan niet, want er is in Europa een verordening
van 2009 die ons verbiedt om dat soort afspraken te maken. Wij moeten daarover dus
samen met de sector in gesprek en kijken of er een privaat gecertificeerd systeem
kan komen om juist dat voerspoor vast te pakken, want daar zitten mogelijkheden in.
Daar zijn we dus met de sector over in gesprek om te proberen dit met de sector te
regelen, want daarbij zijn we wel afhankelijk van de sector. Ik heb daarvoor geen
andere mogelijkheden.
De heer Holman (NSC):
Ik wil de Minister graag de vraag stellen hoe je dat dan kunt organiseren. Ik heb
het bijvoorbeeld ook regelmatig aan de zuivelsector gevraagd. Dat zou dé instantie
zijn om dat te gaan doen en om de Afrekenbare Stoffenbalans van meneer Van Campen
te implementeren. Het lijkt erop dat ze het gewoon niet willen. Hebt u enige verklaring
waarom? En hebt u de mogelijkheid om het daar toch zeer nadrukkelijk neer te leggen,
zodat ze hun verantwoordelijkheid nemen?
De voorzitter:
Ik heb die verklaring en die mogelijkheid niet, maar ik geleid die vragen door naar
meneer de Minister.
Minister Adema:
Wij hebben hier met elkaar over gesproken tot het moment dat LTO opnieuw van de tafel
ging waaraan werd gepraat. Toen kwam vanuit de agrarische sector ook wel de wil om
dit te gaan doen. Als de primaire partijen dit nou eens gaan vragen in de sector en
dit willen gaan regelen in de sector – want dit was een van de punten waar de sector
ook zelf mee kwam – dan moet het toch mogelijk zijn om hier met elkaar afspraken over
te maken? Al zouden de primaire partijen dat alleen maar gaan vragen aan de voersector,
dan heb je het al rond. Maar we moeten het wel kunnen certificeren, want dit betekent
dat je aan volume nog steeds dezelfde mest hebt, maar dat het stikstofgehalte naar
beneden gaat. Dat betekent dat je meer plaatsingsruimte krijgt voor je kuubs. Daar
zit dus wel een mogelijkheid, maar dit moet natuurlijk wel gecertificeerd zijn, want
anders komt de Europese Commissie weer langs.
De voorzitter:
De turbo's moeten aan. We moeten hier binnen een halfuur weg zijn.
Minister Adema:
Dan mevrouw Bromet over staatssteun en de beëindigingsregeling. Ja, die moet inderdaad
langs de Europese Commissie. De doelstelling is om er een brede regeling van te maken
die heel veel veehouders kunnen toepassen. Natuurlijk moet die langs de Europese staatssteuntoets.
Er moet een notificatie plaatsvinden in Europa. Vanzelfsprekend vraagt dat tijd. Dat
is ook een beetje de tijdsdruk die ik voel, omdat het voor mij een no-brainer is om
een dergelijke regeling te gaan doen.
Voorzitter, met uw welnemen ga ik door met het GLB. De heer Grinwis stelde een vraag
over het GLB en de jonge boer: gaat het pakket ervoor zorgen dat jonge melkveehouders
aan de slag kunnen gaan? Je kunt best wel stellen dat jonge boeren een speerpunt van
mijn beleid zijn. Het gaat om de jonge generatie boeren die ook veel verduurzamen
en die echt de schouders eronder willen zetten. Wij hebben bijvoorbeeld het GLB-instrument
Vestigingssteun jonge landbouwers. Daarmee zetten we ons al in voor de jonge boeren.
Maar zoals ik al zei, zorgt het pakket maatregelen ook voor ruimte voor de blijvers
om te kunnen extensiveren. Het biedt jonge boeren dus juist perspectief. Naast de
vestigingssteun werk ik ook aan een subsidie Samenwerking voor generatievernieuwing.
Dat is ook weer uit het GLB, speciaal voor jonge aankomende boeren en tuinders. We
proberen dus zo veel mogelijk in te zetten op de jonge generatie boeren.
Dan de vraag van mevrouw Vedder, een veel logischer vraag, over de 63 miljoen. Hoe
kunnen we ervoor zorgen dat de subsidieregelingen die we opentrekken, verdampen en
in de zakken van anderen belanden? Ik heb intensief contact met jonge boeren over
bijvoorbeeld het afromen van dierrechten. Zij maken zich daar zorgen over. Voor je
het weet, moeten ze zo'n hoge prijs betalen voor de dierrechten dat het geld naar
de verkopende partij gaat. Daar heb ik alle antwoorden nog niet op, maar dit is een
serieus punt, waarover ik met jonge boeren in gesprek ben en de komende periode over
in gesprek ga. Het kan niet zo zijn dat jonge boeren, die geraakt worden, die moeten
extensiveren en een toekomst moeten hebben ... Die toekomst kan er zijn, omdat er
nu meer ruimte komt door stoppers. Er zijn overigens heel veel boeren die mij doodgewoon
vragen om een stoppersregeling. Zij zeggen: ik heb geen opvolger; kan ik een stoppersregeling
krijgen? Ik sprak laatst met een boer – dat zeg ik ook in de richting van de heer
Pierik – die zei: ik ben geen stopper, maar een wijker. Ik zei: een wijker? Hij zei:
«Ja, ik wijk voor de jonge boeren. Als u mij de ruimte en de mogelijkheid geeft om
te kunnen wijken, wijk ik voor de jonge boeren, want die zijn het toekomstperspectief.»
Dat was nogmaals een beroep ten aanzien van de stoppersregeling.
Er werd gevraagd: hoe kunnen we ervoor zorgen dat het geld niet terechtkomt in de
verkeerde zakken? Ik ga daar verder over praten met de jonge boeren, om te bezien
hoe we dat heel concreet kunnen maken. Dit is namelijk een zorgpunt, waar we echt
aandacht voor moeten hebben; dat ben ik zeer met mevrouw Vedder eens.
De heer Van Campen en de heer Grinwis vroegen naar de lastenvermindering met betrekking
tot het GLB, naar de doorgevoerde versoepelingen. Ten eerste is het proces rondom
die versoepelingen nog niet afgerond. Het moet nog door het Europees Parlement worden
goedgekeurd. Ik geloof dat het over ongeveer veertien dagen gebeurt. Dan stopt het
Europees Parlement ook bijna, dus dit zal een van de laatste dingen zijn. Dan pas
kunnen we nationaal de zaak gaan invullen. Dat kunnen we op dit moment nog niet doen.
U kunt zelf nagaan welke maatregelen dat zijn. Ik heb een brief gestuurd – ik weet
de datum daarvan niet meer – naar aanleiding van de uitkomsten. Daarin wordt het keurig
genoemd. Levert het voor de Nederlandse boer wat op? Dat is maar zeer de vraag. Kijk
bijvoorbeeld naar GLMC 8, zeg ik even uit mijn hoofd, de braakligging van 4%. Dat
zou voor maar een heel beperkt deel in de Nederlandse situatie soelaas bieden. Het
maakt per maatregel dus nogal wat uit. We hebben relatief wat minder boeren die tot
10 hectare hebben. Europees is dat ongeveer 65%, terwijl dat hier zo'n 25% is. Zo
zie je dat het per land verschillend uitwerkt.
Meneer de voorzitter. Dan de vraag van meneer Holman over de GLB-tarieven. Hij zei:
de beloftes zijn vorig jaar niet nagekomen. Nou, uiteindelijk zijn de beloftes wel
nagekomen, overigens met behulp van uw Kamer, tijdens de begrotingsbehandeling. Dat
is helder. Op dit moment wordt het restant van 2023 uitbetaald. Voor 2024 hebben we
het strategisch plan zodanig aangepast dat we vanuit de hectarepremies meer voor de
eco-regeling kunnen doen. Volgens mij vroeg mevrouw Podt daarnaar. Ik weet het niet
precies meer, maar dat kwam in ieder geval ook aan de orde. Dat kan dus. Daarnaast
is natuurlijk ook het amendement-Flach aangenomen, over 2024. We kijken hoe we dat
op een goede manier kunnen gaan invullen. Overigens waren er vorig jaar grote problemen
rond de gecombineerde opgave; daar loop ik niet voor weg. Hij staat open en er wordt
hard aan gewerkt. Tot nu toe krijgen wij geen klachten. Dat komt natuurlijk ook omdat
al heel veel in het systeem staat van wat de vorige keer is ingevoerd. Dat maakt het
een stuk makkelijker.
De heer Holman vroeg naar het belonen van goed gedrag van boeren, bijvoorbeeld als
zij inzetten op natuur en biodiversiteit. Hij had het over een groter deel van de
basisvergoeding. Wij hebben in het systeem zitten dat er vanuit de hectarepremies
meer naar de eco-regeling kan worden overgeheveld. Er was een breed gevoel in deze
Kamer om ervoor te zorgen dat we boeren die duurzaam wilden zijn, belonen, dus dat
we niet moeten korten op de eco-regeling, maar dan liever op de basispremie. Overigens
zit daar wel een ondergrens aan, namelijk € 171. We hebben dus niet alle ruimte. Maar
misschien kunnen we het in combinatie met de motie-Flach op een goede manier compenseren.
Maar ik denk dat naar de toekomst toe een duurzame inzet steeds meer beloond gaat
worden binnen het GLB en dat we steeds meer afgaan van de standaard hectarepremies.
Mevrouw Podt maakte een opmerking over kleine en grote boeren. Ik ben het zeer eens
met de opmerking van mevrouw Vedder naar aanleiding daarvan, want er zijn heel veel
biologische boeren die groot zijn en die ook gewoon gebruikmaken van die regelingen.
Het beeld is, en dat hoor ik vaker, dat wij de grote boeren juist subsidiëren maar
de kleine boeren niet. Als je kleiner bent, krijg je nog steeds naar rato hetzelfde
bedrag als wanneer je een grote boer bent. Als je een biologische boer bent, kun je
ook gebruikmaken van de eco-regelingen. Sterker nog, je hebt makkelijker toegang tot
de eco-regelingen, want de drempels zijn veel lager voor de biologische boer. Dus
in het systeem zitten er wel degelijk mechanismen die ervoor zorgen dat duurzame boeren
c.q. biologische boeren op een goede manier aan de bak komen.
Dan de vraag van de heer Grinwis wat leidend is: de kalender, het weer of de werkelijkheid.
De werkelijkheid wordt vaak bepaald door het weer en soms door de kalender. Vorig
jaar hebben we natuurlijk de consumptieaardappelregeling met twee weken opgeschoven
naar 15 oktober. Ik ben wel blij en vind het terecht dat in de aanpassingen van de
Europese Commissie juist de slechtweersomstandigheden een belangrijke rol hebben gekregen.
We hebben nu meer flexibiliteit, zonder dat ik weer in overleg moet gaan met de Europese
Commissie. Dat was bij die regeling namelijk nog wel zo. Ik heb meer flexibiliteit
om te kijken hoe het weer is en hoe dat zich heeft ontwikkeld. Hebben we een nat voorjaar
gehad, dan betekent dat iets. Dat betekent iets voor rustgewassen, voor vanggewassen
en noem maar op. Voor de kalenderlandbouw zit die ruimte er nu in. Ik vind dat niet
meer dan terecht, want het weer laat zich niet sturen en zeker niet als je kijkt naar
de klimaatverandering. Het weer wordt dan immers steeds grilliger. Op de een of andere
manier moet je dan mogelijkheden hebben om daarop te kunnen bijsturen. De nieuwe regeling
geeft die mogelijkheid.
Nog even een vraag van mevrouw Vedder over het VVK en de leerpunten. De VVK-regeling
voldeed niet. Er waren uiteindelijk zeven aanvragers. In overleg met het NAJK hebben
we de leerpunten verwerkt in de nieuwe regeling voor vestigingssteun. De belangrijkste
conclusie uit het evaluatierapport luidde dat een aanvullende lening voor extra investeringen
niet aansluit op de behoeften van de ondernemer. Daarom zijn we nu naar een ander
type vestigingssteunregeling gegaan, waar de jonge boer wel belang bij heeft.
Meneer de voorzitter. Dan de vraag van de heer Van Campen over de LNV-inzet in de
EU. Daar gaat dit debat over, was het niet? De opmerking van de heer Van Campen was:
er ligt een keurige brief, en nu dan? We zullen per onderwerp goed moeten kijken hoe
we dat gaan aanpakken. Ik kan u vertellen dat er niet één strategie in Europa is.
De ene keer zoek je bondgenoten en de andere keer ga je er op de inhoud in. Wij sturen
natuurlijk vaak brieven met onze inzet naar Brussel. Een voorbeeld hiervan, dat ook
net voorbij is gekomen, is de visserijsector. De landbouwsector heeft problemen. Daarom
zijn de maatregelen aangepast op Europees niveau. De visserijsector kent hetzelfde
fenomeen. Er is dus ook een brief onderweg naar de Commissie om juist de visserijsector
op dezelfde manier onder de aandacht te brengen. In dit geval doen we dat bij de Commissie.
Daarbij gebruiken we ook weer de contacten met het voorzitterschap. Europa is een
netwerk. Via dat netwerk probeer je zaken voor elkaar te krijgen. Er is niet één strategie
die werkt. Per onderwerp kijk je hoe je kunt komen tot executie van datgene wat je
graag wilt. Dat is soms best lastig, want – en dat wil ik er wel bij gezegd hebben
– we praten heel makkelijk over Europa, maar het mestprobleem van Nederland is uniek
in Europa. Het is niet zo dat er twintig landen zijn die hetzelfde probleem hebben
en mij dus wel steunen in mijn verzoek om derogatie. Ik sta daar echt bijna volstrekt
alleen in. Zeker als je kijkt naar de andere derogatielanden. Kijk naar Denemarken
en Ierland, die nog derogatie hebben. Die derogatie is van een andere orde, van een
andere soort. Ik kan u vertellen dat Ierland bijvoorbeeld veel schoner water heeft.
Ik kan het niet vergelijken, dus ik sta daar echt alleen in.
Maar op andere momenten zoeken we natuurlijk de samenwerking.
Meneer de voorzitter. Dan had ik nog een vraag van mevrouw Vedder. Even kijken. Volgens
mij zit ik al in het blokje allerhande. Nee. Het moet de vraag van de heer Flach over
de uitrol van wind op zee zijn. In mijn voedselvisie is te lezen dat wij vinden dat
er meer balans moet komen tussen de positie van de visserij, de windmolenparken en
de natuur op zee. Daarbij moet natuurlijk ook een veel stevigere afweging voor de
visserij plaatsvinden. Die balans moet beter. Dat betekent dus ook dat wij in de toekomst
bij het projecteren van windmolenparken meer aandacht zullen geven aan visserij, actief
of passief.
Dan heb ik een pakketje vragen over dierenwelzijn. Meneer Holman heeft daar een aantal
vragen over gesteld. Eigenlijk komt het er in zijn totaliteit op neer dat wij op dit
moment door heel Europa heen aan het zeulen zijn met dieren. Wij mesten bijvoorbeeld
hier onze varkens af, sturen ze naar Italië en er komt weer parmaham terug. Wij moeten
ons ernstig afvragen of dat nog van deze tijd is en of wij nog zulke lange transporten
willen. Wij zien ook dat de Transportverordening van Europa nu gaat naar een maximale
transportduur van acht uur, behalve bij gespeende dieren. Dat geldt dus bijvoorbeeld
weer niet voor kalveren. Ik vind echt dat wij in Europa naar een maximale duur van
acht uur moeten. Ja, dat betekent dat wij bijvoorbeeld geen kalveren meer importeren
naar Nederland, althans, niet uit Ierland en noem maar op.
Ik vind ook dat de kalversector gewoon in balans gebracht moet worden met de rundveehouderij.
Het kan toch niet waar zijn dat wij praten over de krimp van de melkveehouderij, terwijl
de kalversector uit Ierland hier komt? Ik zeg weleens: de kalveren komen hier, schijten
de boel onder, vervuilen de boel, zorgen hier voor uitstoot en vervolgens gaan ze
als karkas de grens over, terwijl onze boeren worden geraakt door diezelfde uitstoot.
Laten we daar gewoon eerlijk het debat met elkaar over aangaan, want dat zal echt
anders moeten. Ik heb daar ook een gesprek over gehad met mijn collega uit Ierland.
Ik heb gezegd: ga er maar vanuit dat dat in de toekomst gaat stoppen; en dat probleem
zal je zelf moeten oplossen.
De heer Holman (NSC):
Ik hoor de Minister zeggen dat wij over kalveren een debat moeten hebben, maar dat
debat hebben wij al gehad. Er is een motie heel breed aangenomen, dus volgens mij
is het tijd voor actie. En we hebben het over Europa, maar kan de Minister eens nadenken
over wat hij zelf kan doen? De Minister heeft het ook over gespeende varkens, maar
ik zie ook 500.000 afgemeste varkens. Wat kunnen wij doen om dat te voorkomen? De
Minister zegt: het moet, want dat kan niet meer. Maar wat kan de Minister doen om
dat nu gewoon te regelen, zodat we niet over een halfjaar of een jaar weer dezelfde
discussie hebben?
De voorzitter:
Excellentie.
Minister Adema:
Het antwoord zal u niet bevredigen, maar ik heb geen ander antwoord voor u. Dit wordt
in Europa geregeld. Wij hebben in Europa een vrij verkeer van personen en goederen.
Daar vallen dus ook dieren onder. Dat betekent dat wij hooguit op de Transportverordening
kunnen sturen. Als wij in Europa het transport van dieren over de hele breedte kunnen
terugbrengen tot acht uur, dan ben je bezig om maatregelen te nemen. Maar anders heb
ik niet zo veel instrumenten om daar direct op te sturen. Overigens valt de kalversector
natuurlijk ook onder bijvoorbeeld een brede opkoopregeling. Ik weet namelijk dat ook
heel veel kalverhouders erover nadenken om te stoppen, dat die dat graag willen en
op zo'n regeling zitten te wachten. Die vallen bijvoorbeeld niet binnen de piekbelastersregeling,
want dat doen er ook genoeg. Op die manier kunnen we dus wel wat betekenen, maar met
het transport of het sluiten van grenzen kunnen we tot mijn grote frustratie echt
helemaal niks.
De heer Holman (NSC):
Ik wil de Minister twee vragen voorleggen. Kunt u misschien met de sector overleggen
...
De voorzitter:
Kan de Minister.
De heer Holman (NSC):
Minister, kunt u met de sector overleggen? De POV heeft altijd grote woorden over
hoe goed ze het voor elkaar hebben, maar als je ketenorganisatie zo zwak is ... Zou
de Minister met de keten, met de POV, in overleg willen treden om te vragen of zij
oplossingen zien voor dit probleem?
Minister Adema:
Wat we in ieder geval hebben, is het volgende. In dat maatregelenpakket dat wij willen
doorvoeren naar aanleiding van de mestproblematiek zit bijvoorbeeld ook afroming in
de intensieve veehouderij. Ik weet dat er weleens discussie is over de pluimveehouderij,
die zegt dat zij hiervoor niet in aanmerking hoeft te komen. Maar ook voor de pluimveehouderij
geldt dat er een generieke korting aan zit te komen als er niks gebeurt. Ook voor
de pluimveehouderij moeten wij dus zorgen dat er afroming gaat plaatsvinden, om ervoor
te zorgen dat we onder die generieke korting uit komen. Ik ben best bereid om met
de sector in gesprek te gaan, maar ik heb geen dwingende maatregelen. Dat moet ik
u gewoon eerlijk zeggen. Die heb ik niet. Ik kan hooguit het gesprek aangaan. Ik weet
wel dat de ketenpartijen binnen de kalversector wel aan het nadenken zijn over hun
toekomst: is dit nog van deze tijd? Zij zijn zich ook al aan het oriënteren op het
buitenland, om bijvoorbeeld in andere landen kalverslachterijen neer te zetten, omdat
ze zien dat in Nederland het tij aan het keren is. Er gebeurt dus wel iets en ik ben
best bereid om met de keten in gesprek te gaan, maar hebt u daar niet te hoge verwachtingen
van. Ik heb daar namelijk geen dwingend instrumentarium voor.
De heer Holman (NSC):
Mijn laatste vraag aan de Minister. Wij moeten voor het eind van dit jaar het mestplafond
met 10% verlagen in Nederland. Dat zal fors zijn. Er zitten schotten. Bent u bereid
om de schotten weg te nemen en prioritering aan te brengen in wat u vooropstelt? Je
zou kunnen zeggen: we gaan de veehouderij in beperkte mate verlagen en we gaan de
intensieve veehouderij, en met name de varkenshouderij, iets meer verlagen. Dan zal
de hoeveelheid varkens die over is en naar een buitenlandse slachterij moet, vanzelf
kleiner worden. Zou u dat willen gaan doen?
De voorzitter:
Ik ga dat niet doen, maar ik geleid de vraag door naar de Minister.
Minister Adema:
Dank u wel, meneer de voorzitter, voor de doorgeleide vraag. Kijk, de varkenshouderij
en de pluimveehouderij hebben op dit moment nog geen afroming van dierrechten. Die
heeft de rundveehouderij al langer. Die heeft eerst 20% gehad en dat is nou teruggebracht
naar 10%. Wij stellen nu voor om alle sectoren met 30% te korten. Dat is nieuw voor
de intensieve sectoren. Dat is het voorstel zoals we het aan de Kamer willen voorleggen.
Als de Kamer vindt dat daarin een differentiatie moet plaatsvinden, gaan we dat gesprek
met elkaar aan.
De heer Holman (NSC):
De Minister heeft mijn vraag niet goed begrepen. De Minister heeft het volgens mij
over de afroming van opkoop.
Minister Adema:
O, sorry, ja.
De heer Holman (NSC):
Ik heb het over iets anders, namelijk het plafond van 10% in Nederland.
Minister Adema:
Elke sector heeft zijn eigen plafond. Dat heeft elke sector op dit moment al, dus
er zitten in principe schotten tussen de plafonds. Alleen geldt de afroming voor iedereen,
voor het totaal, en die is 10%. Dat is vanzelfsprekend verdeeld over de sectoren.
De absolute getallen zijn dus per sector verschillend. Je zou het plafond voor pluimvee
meer naar beneden kunnen brengen dan het plafond voor de rundveehouderij. Dan stuur
je dus in principe op een verdere reductie van de intensieve veehouderij. Dat kan.
Natuurlijk kan dat, maar ik denk dat het gezien de druk op de mestmarkt en gezien
de generieke korting wel van belang is dat we proberen om toch zo breed mogelijk zo
veel mogelijk mest te reduceren. Het kan niet zo zijn dat we één sector helemaal niet
meer laten reduceren, want alle sectoren moeten daar een bijdrage aan leveren.
De heer Holman (NSC):
Als laatste dan. Dat is nou precies het punt. Als je concludeert dat er 2 miljoen
biggetjes en 500.000 varkens naar Spanje gaan die eigenlijk gewoon over zijn in Nederland
en geen bijdrage hebben aan het Nederlandse systeem, ligt het voor de hand dat je
eerst gaat kijken of je dat kunt verminderen, lijkt mij.
De voorzitter:
Meneer Holman kent zichzelf al blessuretijd toe.
Minister Adema:
Ik heb in Europa al eens geroepen dat je naar een ruimtelijk landbouwbeleid moet gaan,
waarbij je zegt: welk type landbouw heb je in welk land? Daar zou je eens naar moeten
kijken, omdat je misschien ook een deel van de intensieve veehouderij elders in Europa
kunt doen, dus dicht bij de plek waar het geconsumeerd of verwerkt wordt. Dan ben
je ook van dat gesleep met dieren af.
De voorzitter:
Minister, hoe lang hebt u nog ongeveer nodig?
Minister Adema:
Hierna heb ik nog één pakketje, maar daar kan ik misschien snel doorheen.
De voorzitter:
Heel graag, dank u wel.
Minister Adema:
Mevrouw Kostić zei iets over dierenwelzijn. Ik roep de Europese Commissie keer op
keer te komen met nieuwe dierenwelzijnsnormeringen. De Transportverordening is daar
een van, maar we roepen de Commissie keer op keer op: kom met aanvullende maatregelen.
Ik denk namelijk dat daar nog heel wat te halen is.
Even kijken. Deze vraag laat ik even rusten, meneer de voorzitter. Deze heb ik al
gehad. Ik ben nu bij het pakketje varia, om het zo maar te zeggen. De heer Flach vroeg
naar de inzet op een werkbare aanlandplicht.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Volgens mij is mijn vraag niet goed beantwoord. Of de Minister heeft mijn vraag niet
goed begrepen. Eigenlijk was mijn vraag: wat gaat de Minister wél doen? Ik ben ook
benieuwd naar wat de reactie dan was. De Minister roept dat hij de Commissie probeert
aan te sporen, maar wat voor reactie krijgt hij dan?
Minister Adema:
Niet zo veel reactie. De Europese Commissie komt nu met een aanpassing van de Transportverordening.
Dat heeft alles met dierenwelzijn te maken. Wij hebben een hoger ambitieniveau, maar
de Europese Commissie komt niet met voorstellen. Wij roepen keer op keer op om te
komen met nieuwe voorschriften. Er zijn nog een paar landen die dat doen, maar er
zijn ook heel veel landen die dat niet doen. Het zou ook zorgen voor een goed speelveld
in Europa voor onze boeren, dus daar worden we volgens mij allemaal beter van.
De voorzitter:
Het laatste vakje of blokje: overig. U was met Flach bezig.
Minister Adema:
Ja, over een werkbare aanlandplicht. De Europese Commissie heeft recentelijk een evaluatie
van het gemeenschappelijk visserijbeleid aangekondigd. Ik blijf mij, ook Europees
gezien, inzetten voor een uitvoerbare en werkbare aanlandplicht. Dat ziet ook op het
behoud van de huidige uitzonderingen. Ook kijken we als Nederland via het project
Fully Documented Fisheries of een registratieplicht in plaats van een aanlandplicht
mogelijk is alternatief.
Dan de vraag van mevrouw Vedder over het niet onder ETS2 brengen van de visserij.
Daar zijn wij over aan het discussiëren binnen het kabinet. Laat ik het zo zeggen:
ik begrijp de vraag en wij zijn serieus bezig om te kijken of dat mogelijk is.
Dan de vraag van de heer Van Campen: hoe krijgen wij alternatieven voor chemie bij
de gewasbescherming? U weet dat op nationale schaal het Ctgb er nu met het groene
loket voor zorgt dat er meer groene middelen toegepast kunnen worden. Datzelfde willen
wij ook in EFSA-verband gaan doen in de Europese Commissie.
Ik hou het even kort qua beantwoording, want als ik alles ga voorlezen, zitten we
hier om 22.00 uur echt nog. Ik vind het niet erg, maar...
De voorzitter:
We moeten eigenlijk om 21.30 uur hier weg. We kunnen wel een paar minuten uitlopen,
want mevrouw de Minister heeft ook nog een aantal vragen te beantwoorden.
Minister Adema:
Ja.
Dan de import van Russisch graan. Russisch graan valt buiten de sancties. Er komt
wel een importheffing op Russisch graan, om het te dempen. Voor de rest vind ik dat
wij Oekraïne volop moeten blijven steunen. We hebben hier vaak gesproken over Oekraïne.
Oekraïne heeft onze steun volop nodig. Ik maak me daar grote zorgen over.
Mercosur is eigenlijk onveranderd ten opzichte van wat het was, dus we wachten nog
op de voorstellen. We proberen dat in een gecombineerde vorm te doen, dus niet met
een gesplitste behandeling, zodat het ook in het parlement kan langskomen. Dat is
onze inzet.
Dan handelsakkoorden in z'n algemeenheid. We zijn natuurlijk bezig om te kijken hoe
we ervoor kunnen zorgen dat kwetsbare sectoren, zeker als het bijvoorbeeld gaat om
productiestandaarden en zo, op een gelijk niveau kunnen worden behandeld, zeg ik naar
aanleiding van een vraag van meneer Flach. Dat is ook niet nieuw, want die discussie
hebben we vaker gehad. Daar blijven wij op inzetten.
Dan kweekvlees. Het is nog steeds onze inzet om kweekvlees op het Europese werkprogramma
te krijgen. Daar zijn wij druk mee bezig.
Dan de pulsvisserij: wanneer komt de pulskor terug? Dat was een vraag van de heer
Grinwis. Tja, het is misschien een beetje een gemeen antwoord, maar misschien tegen
de tijd dat we de derogatie ook terugkrijgen. Maar u gelooft in wonderen. Ik weet
dat het ook Bijbels is om af en toe te profeteren. Ik kan dat niet, maar misschien
kunt u dat wel; dat weet ik niet. Maar wij blijven volop inzetten op de pulskor. Het
is nog steeds buitengewoon onterecht – je kunt er zelfs stevigere bewoordingen aan
koppelen – dat de pulskor is verdwenen, terwijl dat een minder bodemberoerende visserij
is en 40% brandstof bespaart. Het is gewoon onrecht dat dat onze vissers is... Het
is ook niet goed, want het is gewoon een duurzame vorm van visserij. En hier... Dit
is mooi, hoor. Dit is mooi, want we hebben het ook over derogatie en over de argumenten
waarom je derogatie zou willen toepassen. Ik heb hele goede argumenten om de pulskor
te willen toepassen, maar er zijn landen die ons de pulskor gewoon niet gunnen, terwijl
ze best wel weten dat het een duurzame vorm van visserij is. Hier heb je er dus ook
zo een. Dit is heel goed te vergelijken met derogatie. Dit is het mechaniek dat je
in Europa ziet. Het gaat niet altijd om duurzaamheidsbelangen, het gaat ook om economische
belangen. Die realiteit moeten we ook hebben als we praten over Europa.
Ik heb al gesproken over voedsel uit zee. Dan voedselzekerheid en vruchtbare landbouwgrond.
Dat gebeurt sowieso in Europa. Ik heb ook al eens gezegd: je zou ook op Europees niveau
veel meer moeten kijken naar een Europees landbouwbeleid, en niet alleen naar een
economische structuur maar ook een ruimtelijke structuur. Je moet kijken waar je wat
het beste kunt doen, zeker ook in het kader van de klimaatverandering. Dan heeft Nederland
een vruchtbare delta. Ik wil die discussie graag voeren in Europa, maar ook dat is
best wel een lastige.
Mijn collega gaat in op de Natuurherstelverordening. Ik kan u wel het volgende zeggen.
In het gesprek dat ik had met de Eurocommissaris was het eerste dat hij opbracht:
jullie gaan opeens tegen de Natuurherstelverordening stemmen. Dat was de eerste opmerking
die hij maakte toen ik kwam om het eerste gesprek over derogatie met hem te gaan voeren.
Dan heb ik nog één punt. Dat gaat over de doelsturing. Er zijn tal van projecten waarbij
we werken aan doelsturing. Het is wel zo dat we ook nog steeds met middelsturing te
maken hebben. Dat is ook Europees beleid. Maar we zijn bezig met een set KPI's en
we zijn bezig met meetprojecten. We zijn dus druk bezig om die doelsturing een boost
te geven Daar is ook geld voor vrijgemaakt om ervoor te zorgen dat dat nu echt in
een stroomversnelling gaat komen. Zoals u weet, gaat het daarbij om 10 miljoen. Maar
ook daarvoor hebben wij Europa toch wel een beetje nodig.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer de Minister. Ik zie dat mevrouw Podt nog een vraag heeft.
Mevrouw Podt (D66):
Ik mis in ieder geval antwoorden op twee vragen. Die heeft de Minister niet beantwoord.
De voorzitter:
Noemt u ze alstublieft even.
Mevrouw Podt (D66):
Dat is in ieder geval mijn vraag wat er in de EU wordt gedaan om de halvering van
het aantal boeren tegen te gaan. De andere vraag betreft het volgende. Ik snap best
dat de Natuurherstelwet op zich bij de andere Minister ligt, maar ik had de vraag
juist expliciet aan deze Minister gesteld, omdat het mij ging om het effect van de
tegenstem op de onderhandelingen die hij nu in Brussel heeft.
De voorzitter:
Excellentie.
Minister Adema:
Volgens mij heb ik op de laatste vraag net een antwoord gegeven. Er is in Europa geen
specifiek beleid om een halvering van de boeren tegen te gaan. Er is een beleid om
ervoor te zorgen dat boeren kunnen verduurzamen en op die manier ook een toekomst
hebben.
De voorzitter:
Meneer Grinwis, u wilt ook nog iets vragen?
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ja, ik constateer dat anderhalve vraag nog niet beantwoord is. De Minister heeft veel
gezegd over de versoepeling in Europa in combinatie met bijvoorbeeld de timing op
de kalender en rustgewassen. Maar het is nu 9 april. Wat betekent het nu? Als deze
maand beslissingen moeten worden genomen, kunnen we dan nog zaaien, ja of nee? Dat
is de ene vraag die is blijven liggen. Of dat was eigenlijk een halve vraag. De Minister
is er wel op ingegaan, maar deze vraag is niet beantwoord.
Dan de tweede vraag. De eco-regeling is geanalyseerd. Waarvoor dank. Maar er zijn
geen duidelijke aanbevelingen tot verbetering. Dus wat zijn de consequenties van wat
is geanalyseerd en wat wordt er dan verbeterd in die eco-regeling op basis van die
analyse? Dat was mijn vraag.
Minister Adema:
De kalenderlandbouw en de weersomstandigheden die van invloed zijn op kalenderlandbouw
en op het kunnen aanpassen daarvan, dat is dus nog in ontwikkeling. Dus de heer Grinwis
moet gewoon nog even wachten op het Europees Parlement. Het is even niet anders. We
hopen dat wij daar over veertien dagen mee aan de slag kunnen. Nou ja, dan zullen
we ook alle signalen van de sector erbij pakken. We moeten ook goed kijken naar de
toekomst. Ik kan me voorstellen dat je een soort weerscommissie hebt, die zegt: jongens,
in dit geval zou ik het nu doen. We doen dat ook wel bij mais. We hebben zo'n weerscommissie.
Dat is een mooi model. Dan beleg je het onafhankelijk.
Meneer de voorzitter, ik ga het antwoord op die andere vraag even zoeken. Ik kan er
wel iets over zeggen, maar ik zal het even specifiek proberen te maken.
De voorzitter:
Het woord is aan mevrouw de Minister voor Natuur en Stikstof.
Minister Van der Wal:
Voorzitter. Ik ga in sneltreinvaart. Ik houd geen inleiding en heb geen blokjes. Ik
vond het een heerlijk, interessant debat met wel drie vragen voor mij.
De eerste vraag was van de PVV. Mevrouw Nijhof is er nu niet. We gaan volgende week
het debat nog voeren, maar ik ben het van harte met haar eens dat we gebiedsgericht
moeten werken. Ik ben het ermee eens dat er energie ontstaat in de gebieden, juist
omdat ieder gebied zo verschillend is.
De heer Grinwis heeft een vraag gesteld over de gevolgen van de tegenstem bij de Natuurherstelverordening.
Het simpele antwoord is dat op een laat moment van positie wisselen gewoon door heel
veel lidstaten maar óók door de Commissie niet goed begrepen wordt. Dat doet gewoon
afbreuk aan het beeld van Nederland als betrouwbare onderhandelingspartner, dat we
toch wel hebben. Maar ik vind het ook onverstandig om te reflecteren op wat dat dan
betekent voor de lopende dossiers, want dat willen we ook niet prijsgeven, zeg ik
dan maar.
Voorzitter. Ik heb tweeënhalf jaar geleden weleens in deze commissie gezegd: terug
naar Brussel is een route van valse hoop. Ik geloof dat ik hier letterlijk heb gezegd:
we gaan uitzonderingen vragen in plaats van te leveren. Het vragen van die uitzondering
gebruiken we vervolgens als vluchtheuvel om geen stappen te hoeven zetten. Dat leidt
tot uitstel en dat leidt uiteindelijk tot een nog grotere opgave voor bijvoorbeeld
onze boeren. Heel eerlijk gezegd, vind ik dat weleens frustrerend. Het gaat namelijk
in Brussel over geloofwaardigheid en consequent zijn. Ik zie dat wij heel goed zijn
in het instemmen met doelen of ambities, maar dat we verzuimen om die concreet in
te vullen, waardoor je eigenlijk steeds vastdraait in de uitvoering. Als we geen invulling
geven aan een verordening, regel of een vastgesteld doel, dan ligt dat niet aan de
verordening, de regel of het vastgestelde doel en dan ligt dat ook niet aan Europa,
maar gewoon aan het feit wij er hier met z'n allen maar moeilijk uitvoering aan kunnen
geven. Volgens mij is dat wat er vaak aan de hand is. Dat is in ieder geval mijn analyse.
Tot slot kom ik op de vraag van de heer Flach. Er wordt weleens gezegd dat we met
de tegenstem de goodwill hebben verspild. Wat hebben we eerder gekregen voor de positieve
opstelling? Ik herken niet het beeld dat Nederland in het verleden geen enkele ruimte
heeft gekregen van de Europese Commissie. Sterker nog, volgens mij is het juist Nederland
geweest dat enorm veel ruimte heeft gekregen met uitzonderingen et cetera, et cetera.
Wij hebben in het verleden te vaak niet voldaan aan de doelen van Europese wetgeving
waarmee we zelf hebben ingestemd. Dat heeft de reputatie van Nederland simpelweg geen
goed gedaan. Ten aanzien van die Natuurherstelverordening denk ik dat Nederland desondanks
juist in die onderhandeling veel bereikt heeft door een kritisch-constructieve opstelling
te hebben. Dat heb ik ook zo aangegeven in mijn brief.
Dat was het, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw de Minister. Meneer Pierik, u had daar nog een vraag over.
De heer Pierik (BBB):
Ja, toch nog even een korte vraag. Ik hoorde Minister van der Wal zeggen dat uitzonderingen
niet langer geaccepteerd worden in Brussel en dat we moeten leveren. Maar kan de Minister
aangeven wat we de laatste twintig jaar bijvoorbeeld al geleverd hebben als het gaat
om de reductie van ammoniak en de inspanningen die er in de landbouw zijn gedaan?
De voorzitter:
Excellentie.
Minister Van der Wal:
Het probleem is dat we niet voldoen aan de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn die
is vastgesteld. Doordat we daar niet aan voldoen – dat blijkt uit vele onderzoeken
en volgens mij gaat nog meer onderzoek, dat er op korte termijn aankomt, dat bevestigen
– leveren wij niet. De enige manier om te voldoen aan de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn
is natuurherstel. Daarvoor is nog meer reductie van bijvoorbeeld ammoniak nodig. Daarvoor
is het ook nodig dat we de natuur herstellen als het gaat om droogte en dat we goed
... Hydrologie, water: dat is daar allemaal voor nodig. Dat is de opgave. Dat hebben
we inderdaad de afgelopen twintig jaar in onvoldoende mate gedaan. Daarmee zeg ik
niet dat we niets hebben gedaan, maar wat we tot nu toe hebben gedaan is in ieder
geval onvoldoende geweest.
De voorzitter:
Meneer Pierik, uw laatste interruptie.
De heer Pierik (BBB):
Maar wordt er in Brussel ook wel aangegeven wat er allemaal al wel is bereikt de laatste
jaren? Want volgens mij blijft dat eigenlijk heel vaak onderbelicht, in ieder geval
hier in de debatten.
Minister Van der Wal:
Ja hoor, absoluut. Maar daar wordt dan ook direct bij gezegd dat dat wat we wel hebben
geleverd een ieniemieniestap is in de totale opgave die we nog hebben te gaan.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan komt er bijna een einde aan dit debat. Er is één toezegging gedaan.
– De Kamer ontvangt voor het commissiedebat Mestbeleid op 25 april 2024 een formele
brief ten aanzien van het plan van aanpak mestmarkt.
Voor de mensen die dat niet weten: normaal gesproken kan een Kamerlid in de tweede
termijn een zogenaamd tweeminutendebat aanvragen om moties in te dienen in de plenaire
zaal. Dat doet het lid Van Campen bij dezen. Er is dus een tweeminutendebat aangevraagd.
Dat wordt doorgeleid naar de plenaire agenda van de Griffie plenair. Dan zijn we klaar,
denk ik.
Meneer Grinwis? Ja, uiteraard! Er moet nog een Grinwisje komen. Daar was ik al op
aan het wachten.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Nou, ik kan het natuurlijk ook weer met een motie doen, maar eigenlijk wil ik het
volgende vragen. Is de Minister na ommekomst van het Europees Parlement, als er meer
duidelijkheid is over de veranderingen in het GLB, bereid ons te informeren wat hij
daarmee doet? Want dat is wel even belangrijk. Anders gaan we namelijk weer een tweeminutendebat
aan en gaan we daar met allemaal moties een voorschot op nemen, terwijl dit eenvoudig
met een brief kan worden ondervangen.
Minister Adema:
Ik vind het prima om naar aanleiding van de stemmingen in het Europees Parlement met
een brief te komen over hoe we de maatregelen implementeren in Nederland. Dat was
de vraag, volgens mij.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer de Minister. Dat staat bij dezen genoteerd. Meneer Grinwis is tevreden.
Ik dank de mensen op de publieke tribune en de mensen die thuis hebben gekeken en
geluisterd via het digitale kanaal. Ik dank ook de collega van de Dienst Verslag en
Redactie. Dat was vanavond een zeer oplettende collega. Ik dank ook onze Kamerbode,
de beide Ministers en hun teams, alle leden der Staten-Generaal en onze griffier.
Ik wens iedereen een hele gezegende avond en een behouden thuiskomst!
Sluiting 21.39 uur.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
D.J.G. Graus, voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit -
Mede ondertekenaar
R.P. Jansma, griffier -
Mede ondertekenaar
L. Bromet, voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.