Brief regering : Reactie op verzoek commissie over het rapport 'Waarom is de oversterfte in Nederland zo hoog?'
25 295 Infectieziektenbestrijding
Nr. 2227
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 16 april 2025
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft in de procedurevergadering
van 6 maart 2025 een reactie gevraagd op het rapport «Waarom is de oversterfte in
Nederland zo hoog?» geschreven door vanLoef Research. Met deze brief voldoe ik aan
dit verzoek.
In het rapport zet de auteur zijn interpretatie van verschillende internationale cijfers
uiteen, en koppelt hij dit aan zowel het stelsel van gereguleerde marktwerking binnen
ons zorgstelsel alsook aan de capaciteitstekorten in de zorg.
Allereerst wil ik opmerken dat de auteur het rapport begint met enkele uitspraken
die niet kloppen. Zo schrijft hij dat er geen inhoudelijk debat mogelijk zou zijn
over oversterfte. De auteur van het rapport geeft als reden hiervoor aan dat instituties,
zoals het Ministerie van VWS, het CBS en het RIVM niet het algemeen belang dienen
en «verpolitiekt» zijn. Dat wil ik hier met klem tegenspreken. Zoals u weet zijn er
regelmatig debatten over oversterfte gevoerd, onder andere nog op 20 februari jl.
en op 15 februari 2024. Daarnaast zijn het CBS en RIVM in gesprek gegaan met onderzoekers
die vragen hadden bij de oversterfteonderzoeken. Bij al deze gelegenheden is het mogelijk
(geweest) om een inhoudelijke discussie over oversterfte te voeren.
De coronapandemie was een ongekende gezondheidscrisis die gepaard ging met het overlijden
van mensen. Dit is ook te zien in de sterftecijfers over deze periode: er zijn in
die periode meer mensen overleden dan verwacht. En ook nu nog zien we de gevolgen
van de coronapandemie. Zo is bijvoorbeeld de levensverwachting onder vrouwen nog iets
lager dan voor de coronapandemie1, maar we zien ook dat deze levensverwachting zich aan het herstellen is. Er is (en
wordt) vanuit het Ministerie van VWS zeer veel onderzoek gefaciliteerd naar de oorzaken
van oversterfte2 en de gevolgen van de coronapandemie3, zoals het effect van maatregelen4 en post-covid.5 Gezien de vele onderzoeken is het daarbij niet werkbaar om op elke afzonderlijke
publicatie te reageren. Ik vind de inhoudelijke discussies hierover een taak voor
de wetenschap, en ik wordt geïnformeerd door bijvoorbeeld het RIVM, het CBS, het Lareb
en/of de Gezondheidsraad als er opvallende patronen zijn waar ik kennis van zou moeten
hebben.
Het rapport maakt een internationale vergelijking om vervolgens het Nederlandse zorglandschap
aan te wijzen als mogelijke oorzaak voor de oversterfte. De conclusie die in het rapport
getrokken wordt, is dat Nederland op oversterfte, levensverwachting en coronavaccinatiegraad
erg slecht scoort ten opzichte van andere west-Europese landen, en dat de vergrijzing
meevalt ten opzichte van west-Europese landen. Deze beweringen zijn discutabel. Niet
alleen verschilt de situatie van land tot land, ook worden er verschillende manieren
gehanteerd om oversterfte te berekenen. Een één-op-één vergelijking tussen landen
en het volledig verklaren van de verschillen in (ontwikkeling van) de oversterfte
is daarom bijzonder lastig, om niet te zeggen onmogelijk. Daarnaast wordt in het rapport
gekeken naar een model om de oversterfte te berekenen met een baseline van vóór de
coronapandemie. De vijf jaar voor de COVID-19 pandemie liggen inmiddels erg ver terug
in de tijd om de verwachte sterfte op te baseren. Daarom gebruiken we in Nederland
een andere modellering dan in dit rapport wordt gehanteerd.6 De sterftemonitor van het RIVM blijft, net als voor de pandemie, in Nederland de
belangrijkste bron voor het meten en in de gaten houden van mogelijke oversterfte
per week in Nederland. Het RIVM geeft aan dat deze methode robuust is omdat eerdere
pieken van oversterfte niet meetellen.
Zonder in detail te treden over de gebruikte modelaannames – dit is immers een taak
voor de wetenschap – klopt het dat er de afgelopen jaren een hoge sterfte in Nederland
was. Omdat omvang en leeftijdsopbouw (inclusief vergrijzing) van de bevolking van
invloed zijn op de sterftepatronen, is het in veel gevallen dan ook beter om te vergelijken
op basis van de levensverwachting. Deze maat voor sterfte houdt bijvoorbeeld wél rekening
met de leeftijdsverdeling en grootte van de bevolking. Tijdens het begin van de coronapandemie
daalde de levensverwachting licht, maar sinds 2022 stijgt de levensverwachting weer.
Voor mannen is deze nu iets hoger dan voor de coronapandemie, voor vrouwen nog iets
lager. Vergelijken we de levensverwachting met andere Europese landen in de periode
2014 – 2023 dan bevindt Nederland zich in een middengroep, zowel wat betreft levensverwachting
als de daling ervan gedurende de pandemie. In alle landen vindt herstel plaats, zo
ook in Nederland. Verschillen in levensverwachting zijn ook hier niet eenvoudig te
interpreteren, omdat onderliggende ontwikkelingen binnen landen sterk van elkaar verschillen.
In midden- en oost-Europese landen is het herstel ten opzichte van 2019 bijvoorbeeld
relatief groot, maar de levensverwachting lag structureel lager en de opgaande trend
tot aan de pandemie lijkt te worden vervolgd.
Met betrekking tot de COVID-19-vaccinatiegraad wordt in het rapport gekeken naar de
vaccinatiegraad berekend over de gehele bevolking, dus inclusief kinderen. Het wekt
daarmee de suggestie dat Nederland een erge lage vaccinatiegraad had in vergelijking
met andere landen, zoals een vaccinatiegraad van de basisserie van 67,4% in 2021.
Echter, de oversterfte was het hoogst onder de oudere en meest kwetsbare groepen.
Daarom is het belangrijk om ook naar de vaccinatiegraad van deze groepen te kijken
wanneer de suggestie wordt gedaan dat de oversterfte aan de lage vaccinatiegraad ligt.
Kijkend naar de vaccinatiegraad bij deze groepen, dan is deze in december 2021 veel
hoger (bijvoorbeeld 93% in de groep 71–80 jaar)7 dan de vaccinatiegraad die in het rapport wordt genoemd – en dus is gebaseerd op
de hele bevolking – doet vermoeden.
Verder wordt in het rapport de hoge sterfte toegeschreven aan het arbeidstekort in
de zorg. Hier wordt echter geen oorzakelijk bewijs voor gegeven. Zo wordt de relatie
tussen het arbeidstekort en sterfte niet met statistische analyses gestaafd, maar
wordt alleen een overzicht gegeven op basis van beschrijvende statistiek. Hierdoor
is niet te concluderen dat de hoge sterfte één-op-één aan het arbeidstekort kan worden
toegeschreven. Tekorten in de zorg zijn mij echter helaas niet onbekend. Niet voor
niets is het aanpakken hiervan één van de speerpunten uit het regeerprogramma van
dit kabinet (bijlage bij Kamerstuk 36 471, nr. 96).
Toezegging uit oversterftedebat
In het oversterftedebat van 20 februari jl. heb ik toegezegd om een verwijzing te
sturen naar een overzicht naar diverse internationale onderzoeken met betrekking tot
oversterfte (en de relatie met vaccinaties). Op de projectpagina van het ZonMw-programma
naar de oorzaken van oversterfte staat een dergelijk (niet uitputtend) overzicht van
221 studies: https://www.zonmw.nl/sites/zonmw/files/2023-01/Overview-literature-on-E…. Daarnaast biedt de website https://www.pandemicpact.org/ een wereldwijd overzicht van gesubsidieerde onderzoeken gerelateerd aan onder andere
COVID-19, oversterfte en vaccinaties.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
V.P.G. Karremans
Indieners
-
Indiener
V.P.G. Karremans, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport