Brief regering : Actieprogramma mentale gezondheid en ggz
25 424 Geestelijke gezondheidszorg
Nr. 731 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 9 april 2025
Iedereen kan in zijn of haar leven te maken krijgen met mentale problemen of psychische
aandoeningen. In dat geval is het belangrijk dat er hulp of ondersteuning beschikbaar
is, die past bij wat iemand nodig heeft. In de eerste plaats is dat wat mij betreft
hulp vanuit de eigen omgeving, zoals van familie, vrienden of collega’s. Het is belangrijk
dat mensen met elkaar praten over hun mentale gezondheid en elkaar steunen als dat
nodig is; dat draagt bij aan hun veerkracht. Als dit niet voldoende is en mensen ondersteuning
buiten het eigen netwerk nodig hebben, is het van belang dat die ondersteuning dichtbij
en laagdrempelig beschikbaar is. En als blijkt dat (ook) zorg nodig is, moeten zij
snel en passend geholpen kunnen worden.
Op dit moment kampen veel mensen in Nederland met mentale problemen of psychische
aandoeningen, waaronder ook jongeren. Mensen die geestelijke gezondheidszorg (ggz)
nodig hebben, moeten nu vaak te lang op een passende behandeling wachten. Uit cijfers
van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) blijkt dat er in oktober 2024 108.878 wachtplekken
voor de curatieve ggz voor volwassenen (18+) waren; meer dan de helft wachtte langer
dan de afgesproken maximaal aanvaardbare wachttijd van 14 weken (Treeknorm).1 Vooral voor de gespecialiseerde ggz zijn de wachttijden in de afgelopen jaren toegenomen.2 Dat is niet acceptabel, en tegelijkertijd is de problematiek ook weerbarstig. Er
werken op dit moment meer mensen in de ggz dan ooit, en ook gaven we nooit eerder
zoveel geld uit aan de curatieve ggz; van bijna € 4 miljard in 2019 naar ruim € 5,5 miljard
in 2024. Als we daar de uitgaven voor langdurige ggz in de Wet langdurige zorg (Wlz)
en beschermd wonen in de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) bij optellen komt
dit neer op een totaalbedrag van circa € 9,5 miljard.
Komende periode wil ik, mede namens de Staatssecretaris Langdurige en Maatschappelijke
Zorg (LMZ), inzetten op een beweging naar een mentaal gezondere samenleving en betere
passende ondersteuning en zorg realiseren voor mensen met mentale problemen en psychische
aandoeningen.
Dit vraagt om een brede aanpak. Hiervoor is de afgelopen tijd al veel in gang gezet,
zowel op het gebied van de mentale gezondheid van alle inwoners van Nederland3, als rond de ondersteuning en zorg van mensen met langdurige psychische aandoeningen4 en mensen met verward of onbegrepen gedrag5. Ook worden maatregelen genomen op andere beleidsdomeinen die de mentale gezondheid
van mensen in Nederland moeten versterken6. Maar dit is nog niet genoeg.
Ik kom daarom met een actieprogramma mentale gezondheid en ggz, in twee delen. Deze
brief bevat deel één van het actieprogramma, waarin ik inga op maatregelen die nodig
zijn om de toegankelijkheid van de curatieve ggz voor volwassenen te verbeteren, met
name voor mensen die zorg het hardst nodig hebben. Samen met de sector wil ik langs
vier lijnen stevige maatregelen nemen:
• verbeteren van de mentale gezondheid in de samenleving;
• het beperken van de instroom in de ggz: mensen op de juiste plek helpen;
• de door- en uitstroom uit de ggz bevorderen;
• de prikkels in het stelsel verbeteren, zodat zowel zorgaanbieders als financiers er
meer belang bij hebben om hun zorgaanbod te richten op de meest kwetsbaren.
In deze brief licht ik de vier lijnen – en de daarbinnen te nemen maatregelen – nader
toe. Een aantal van de nemen maatregelen is onderdeel van het Aanvullend Zorg- en
Welzijnsakkoord (AZWA), waarover momenteel door zorg- en welzijnspartijen wordt onderhandeld.
Aanvullend op deze brief presenteer ik voor het zomerreces deel twee van het actieprogramma.
Deel twee bevat een aantal acties gericht op het versterken van de mentale gezondheid
van mensen en het oplossen van een aantal knelpunten tussen stelsels, juist bezien
vanuit de mensen om wie het gaat. Denk bijvoorbeeld aan het verder onderzoeken hoe
de overgang van 18– naar 18+ binnen de ggz zo soepel mogelijk kan verlopen. Samen
met deel één vormt dit het actieprogramma mentale gezondheid en ggz. Het figuur in
de bijlage brengt de samenhang tussen de verschillende initiatieven in beeld.
1. Verbeteren van mentale gezondheid
Veel mensen in Nederland kampen met mentale problemen. Zo had in het afgelopen jaar
ruim een kwart van de Nederlandse volwassenen één of meerdere psychische aandoeningen,
zoals een angststoornis of een depressieve stoornis.7 Uit de Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2024 blijkt dat de mentale gezondheid
van Nederlanders in de toekomst (nog) meer onder druk zal staan.8
Ook de mentale gezondheid van jongeren ging in de afgelopen jaren achteruit. Tijdens
de coronapandemie ging dit tijdelijk nog sneller. Ondertussen lijkt voor het eerst
weer sprake van een voorzichtig herstel, al is de mentale gezondheid van jongeren
nog lang niet op het niveau van voor de pandemie; nog steeds kampt bijna 30% met mentale
klachten.9 Dit is verontrustend en te hoog. Uit de Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2024
blijkt bovendien dat voor de toekomst valt te verwachten dat de mentale gezondheid
van jongvolwassenen minder goed zal zijn dan die van de jongvolwassenen van nu.10 Dit heeft mogelijk te maken met de hoge maatschappelijke druk die zij ervaren en
zorgen over maatschappelijke ontwikkelingen, zoals klimaatverandering.11 In deel twee van het actieprogramma kom ik – na overleg met belangrijke kennispartners
zoals Trimbos en RIVM – hierop terug met concretere doelen.
Het versterken van de mentale gezondheid van mensen in Nederland is voor mij een speerpunt.
Mentale problemen en psychische aandoeningen kunnen namelijk zowel op persoonlijk,
als op maatschappelijk en economisch gebied grote gevolgen hebben.12 Het versterken van de mentale gezondheid van mensen levert veel op. Niet alleen voor
mensen zelf, maar ook voor de maatschappij. Zo wijzen onderzoeken uit dat preventiemaatregelen
grote besparingen kunnen opleveren, zoals afname in productiviteitsverliezen en in
zorguitgaven.13 Daarmee ontstaat er naast een intrinsieke ook een maatschappelijke en economische
waarde om in te zetten op het versterken van de mentale gezondheid.
In de afgelopen jaren zijn al de nodige stappen gezet om de mentale gezondheid van
mensen te versterken. Allereerst via de aanpak «Mentale gezondheid: van ons allemaal»,
waar naast de Ministeries van VWS, OCW, SZW en BZK ook partijen uit het veld aan meewerken.
Deze aanpak en de daarbij horende middelen, lopen eind 2025 af. Samen met betrokken
departementen en maatschappelijke partners bekijk ik of, en zo ja hoe, elementen eventueel
voortgezet worden; voor de zomer kom ik daar in deel twee van het actieprogramma op
terug.
Het versterken van de mentale gezondheid is niet alleen een opgave voor de zorg. Juist
ook andere beleidsdomeinen hebben impact op de (mentale) gezondheid van mensen zoals
bestaanszekerheid, leefomgeving en onderwijs. De beleidsagenda «Gezondheid in alle
beleidsdomeinen» die eind 2024 naar uw Kamer is gestuurd, bevat een overzicht van
maatregelen op andere beleidsdomeinen die (mentale) gezondheid moeten versterken.14
Ook weten we dat sociale media een negatief effect kunnen hebben op de mentale gezondheid
van jongeren. Daarom wordt in opdracht van VWS gewerkt aan eenduidige richtlijnen/adviezen
voor (mentaal) gezond en verantwoord scherm- en socialemediagebruik. In deze richtlijnen
zal ook aandacht zijn voor gerichte leeftijdsadviezen. Bij het opstellen van de richtlijnen
wordt bestaande (wetenschappelijke) kennis benut en worden belangrijke kennispartners
en veldpartijen, alsmede jongeren en ouders betrokken.
Zoals aangegeven, werk ik in deel twee van het actieprogramma mentale gezondheid en
ggz mijn aanpak rond het verbeteren van de mentale gezondheid van mensen in Nederland
verder uit.
2. Instroom in de ggz beperken: mensen op de juiste plek helpen
De ggz richt zich nog te vaak op behandeling van lichtere aandoeningen, die samenhangen
met problemen op andere levensgebieden; problemen die (deels) beter buiten de ggz
opgepakt kunnen worden.15 Dit terwijl de curatieve ggz overloopt. Mijn doel is dat in 2028 mensen binnen de
Treeknorm zorg ontvangen, zeker mensen met een complexe zorgvraag. Voor lichtere hulpvragen
moeten meer alternatieven beschikbaar zijn. Samen met de sector wil ik kritisch kijken
hoe we ervoor kunnen zorgen dat mensen op de juiste plek geholpen kunnen worden.
Mensen eerder en beter helpen op de juiste plek
Het is belangrijk dat mensen met mentale problemen ondersteuning of zorg ontvangen,
die past bij hun hulpvraag. Dat is niet altijd binnen de curatieve ggz; voor sommige
mensen is hulp vanuit het sociaal domein of ondersteuning via informele zorg beter.
Om te zorgen dat mensen de ondersteuning en zorg krijgen die ze nodig hebben, is het
belangrijk dat de samenwerking tussen sociaal domein, huisartsenzorg en ggz versterkt
wordt. In het Integraal Zorg Akkoord (IZA) zijn eerder al afspraken gemaakt over het
verbeteren van deze samenwerking. Inmiddels zijn in alle 31 zorgkantoorregio’s samenwerkingsverbanden
tussen deze partijen opgestart: zogeheten «mentale gezondheidsnetwerken». De samenwerking
vanuit de mentale gezondheidsnetwerken moet ervoor zorgen dat mensen sneller de juiste
zorg en/of zorg op de juiste plek krijgen, en niet onnodig de ggz instromen.
Het verkennend gesprek is één van de functies binnen de mentale gezondheidsnetwerken.
Bij het verkennend gesprek komen professionals uit het sociaal domein en de ggz – samen
met de persoon om wie het gaat – tot een plan om met de hulpvraag aan de slag te gaan.
In de praktijk zien we dat veel mensen die anders direct naar de ggz verwezen zouden
worden via het verkennend gesprek passende ondersteuning vanuit het sociaal domein
krijgen, bijvoorbeeld schuldhulpverlening of dagbesteding. Daarmee kan het doel bereikt
worden dat het verkennend gesprek de instroom in de ggz wel 25 procent kan laten dalen16; de precieze effecten zal ik monitoren. Vanaf 1 januari 2025 is er op verzoek van
VWS door de NZa voor de inzet van de ggz-professional in het verkennend gesprek een
aparte betaaltitel17.
Tevens werken we aan wijziging van regelgeving die het verkennend gesprek per 1 januari
2026 uitsluit van het eigen risico.
In het kader van het AZWA wordt onderhandeld over aanvullende maatregelen die ervoor
moeten zorgen dat mensen eerder en beter op de juiste plek geholpen worden, om zo
de curatieve ggz te ontlasten en wachttijden terug te dringen.
Daarvoor is het van belang de samenwerking tussen zorg en sociaal domein verder te
versterken. In dat kader wordt erover gesproken om voor een aantal thema’s (waaronder
mentale gezondheid) bepaalde functionaliteiten – zoals mentale gezondheidsnetwerken
– in elke regio of gemeente beschikbaar te maken. Ook is de inzet om in het sociaal
domein een basisinfrastructuur in te richten om de samenwerking op het snijvlak met
het (eerstelijns) zorgdomein in te bedden.
Meer aanbod van laagdrempelige ondersteuning
Niet altijd is professionele ondersteuning of zorg het beste antwoord óf het enige
antwoord op een hulpvraag, terwijl dit nu nog te vaak als enige optie wordt aangeboden.
Ook andere opties – zoals contact met lotgenoten of ondersteuning via informele zorg
– kunnen een bijdrage leveren aan iemands herstel. We investeren daarom in het vergroten
van het aanbod aan laagdrempelige ondersteuning.
Het doel is om – conform in het IZA is afgesproken – te komen tot een landelijk dekkend
netwerk van laagdrempelige steunpunten (zoals zelfregie- en herstelcentra), waar iedereen
– en vooral mensen met ernstige psychische aandoeningen – terecht kan voor ondersteuning.
Laagdrempelige steunpunten
Laagdrempelige steunpunten zijn fysieke locaties waar iedereen zonder verwijzing of
indicatie binnen kan lopen. De steunpunten dragen als middel bij aan het maatschappelijk
herstel van mensen die door problemen met hun mentale gezondheid hun rollen verliezen
in de maatschappij. Juist omdat deze steunpunten in de maatschappij staan naast de
ggz. Een belangrijk kenmerk van een laagdrempelig steunpunt is dat ervaringsdeskundigen
en/of ervaringswerkers in de lead zijn. Zowel bezoekers als medewerkers hebben iets
te halen én te brengen. De ondersteuning krijgt vorm vanuit de behoeften van de mensen
en gaat verder dan alleen een luisterend oor.
De Staatssecretaris LMZ informeerde uw Kamer recentelijk dat er nu ongeveer 278 laagdrempelige
steunpunten zijn.18 Om de beweging kracht bij te zetten is begin dit jaar een landelijk ondersteuningsprogramma
gestart, waarin tevens wordt gemonitord of de IZA-ambitie daadwerkelijk gerealiseerd
wordt. Afgelopen voorjaar is door lid Westerveld een motie19 ingediend die oproept niet alleen te zorgen dat de ambitie voor een landelijk dekkend
netwerk van laagdrempelige steunpunten gehaald wordt, maar er ook voor te zorgen dat
deze steunpunten kunnen blijven bestaan door structurele financiering mogelijk te
maken. De Staatssecretaris LMZ heeft uw Kamer toegezegd hier in deze brief op terug
te komen. Gemeenten kunnen laagdrempelige steunpunten financieren uit de middelen
die ze uit het gemeentefonds ontvangen.
Daarnaast kunnen gemeenten deze steunpunten structureel financieren uit de specifieke
uitkering IZA. Verdere gesprekken hierover lopen mee in het AZWA.
Aanvullend op de fysieke locaties wil ik ook dat het digitale ondersteuningsaanbod
voor mensen met mentale problemen en psychische aandoeningen vergroot wordt via digitale
lotgenotengroepen (e-communities). De komende periode zal ik sectorpartijen vragen
mee te denken hoe hier nadere invulling aan te geven. Dit jaar wordt ook een – deels
door VWS gefinancierd – online platform mentale gezondheid gelanceerd.20 Het platform biedt betrouwbare informatie over mentale gezondheid en verschillende
vormen van ondersteuning zoals een peer-to-peer forum en een chat- en belfunctie voor
jongeren en jongvolwassenen met beginnende mentale klachten. Het platform is een belangrijke
aanvulling op bestaande voorzieningen gericht op het voorkomen van mentale problemen.
Door het vergroten van fysieke en digitale mogelijkheden voor ondersteuning wil ik
het ontstaan of verergeren van mentale problemen voorkomen en herstel bevorderen.
We bieden mensen daarmee meer keus om aanbod te vinden dat past bij hun hulpvraag,
naast of in plaats van zorg. Dit draagt bij aan het ontlasten van de ggz, waardoor
er meer capaciteit beschikbaar komt voor mensen die zorg hard nodig hebben.
Mensen sneller helpen door verbeteren zicht op wachttijden en wachtenden Goed inzicht
in wachttijden en wachtenden zorgt ervoor dat patiënten, zorgaanbieders en zorgverzekeraars
de capaciteit die er is optimaal kunnen benutten; dat gebeurt nu nog niet altijd voldoende.
Het is daarom belangrijk dat het inzicht in wachttijdinformatie in de ggz verder verbetert.
In de afgelopen jaren is door partijen in de sector gewerkt om wachttijdinformatie
te verbeteren. Vanuit het IZA wordt ingezet op het accurater krijgen van de data en
het verkleinen van de administratieve lasten voor ggz-aanbieders. Zo is een proef
gestart om te onderzoeken of het mogelijk is om retrospectieve wachttijden inzichtelijk
te maken op basis van declaratiedata. Ook worden goede stappen gezet om het regionaal
inzicht aan de aanbodkant te verbeteren.
Samen met het veld wil ik aanvullende stappen zetten op het verdiepen en verbeteren
van wachttijdinformatie. De Kamer heeft mijn ambtsvoorganger gevraagd om de mogelijkheid
te scheppen dat mensen actiever naar zorg bemiddeld kunnen worden door zorgverzekeraars.21 Zoals ik uw Kamer eerder aangaf, wil ik hier verder uitwerking aan geven.22 Hiertoe is onder meer nodig dat zorgverzekeraars inzicht krijgen in welke van hun
verzekerden bij welke zorgaanbieder voor welk behandelgebied op de wachtlijst staan.
Het verkrijgen van dit inzicht en het benutten ervan voor actieve wachtlijstbemiddeling
is onderdeel van de onderhandelingen over het AZWA. Vanuit VWS zal wetgeving worden
verkend ten behoeve van de benodigde grondslagen voor de eerdergenoemde gegevensuitwisseling,
binnen de kaders van de privacywetgeving.
Actieve zorgbemiddeling
Actieve zorgbemiddeling betekent dat zorgverzekeraars zelf actief contact opnemen
met hun verzekerden die op een wachtlijst staan om zorgbemiddeling aan te bieden.
Door op zoek te gaan naar een andere zorgaanbieder waar wel plek is, kunnen zij sneller
passende zorg krijgen en kan de capaciteit beter worden benut. Momenteel kunnen zorgverzekeraars
ook bemiddelen naar zorg, maar alleen als mensen zelf contact opnemen, of de zorgverlener
daarom verzoekt met toestemming van de patiënt.
Ggz toekomstbestendig houden
Om de ggz toekomstbestendig te houden, wordt in het kader van het AZWA met een brede
vertegenwoordiging van het veld het gesprek gevoerd over wat hiervoor nodig is. Hierbij
zullen ook oplossingen in pakketbeheer en het verscherpen van de aanspraak onderzocht
worden. De principes van passende zorg – zoals effectieve zorg en zorg op de juiste
plaats en tijd – staan hierbij centraal. Belangrijk aandachtspunt bij scenario’s voor
het beperken van de aanspraak is dat er voor mensen met een hulpvraag altijd een passend
en realistisch alternatief beschikbaar moet zijn.
3. Bevorderen van door- en uitstroom uit de ggz
Mensen die een behandeling in de ggz nodig hebben, moeten nu vaak te lang wachten.
Mijn doel is dat in 2028 mensen binnen de Treeknorm zorg ontvangen, zeker mensen met
complexe problemen. Hiertoe wil ik kijken hoe de capaciteit binnen de ggz zo ingezet
kan worden dat mensen die zorg het hardst nodig hebben deze sneller kunnen ontvangen.
Samen met de sector wil ik inzetten op het bevorderen van de door- en uitstroom uit
de ggz, onder meer door scherp te kijken naar passende behandelduur en het versterken
van transparantie in de kwaliteit van de ggz.
Meer behandelcapaciteit voor mensen met een complexe zorgvraag
Het Trimbos Instituut concludeerde in 2023 dat er stevige aanwijzingen zijn voor een
mismatch tussen de ernst van zorgbehoeften enerzijds, en kwaliteit en toegankelijkheid
van de specialistische ggz anderzijds.23 Waarbij – nog onder het vorige bekostigingssysteem – soms onnodig behandeld werd
bij patiënten met een lichte hulpvraag.
Met de sector ben ik in het kader van het AZWA in gesprek over welke afspraken bijdragen
aan het bevorderen van door- en uitstroom uit de ggz. Doel is dat er meer behandelcapaciteit
in de ggz beschikbaar komt, specifiek voor mensen met een complexe zorgvraag, zodanig
dat de Treeknorm wordt gehaald. Dit kan bijvoorbeeld door scherp te kijken naar passende
behandelduur en het (beter) afspreken van behandeldoelen in de spreekkamer. Ook is
het belangrijk dat er een passend vervolg komt voor bepaalde patiëntgroepen met een
chronische aandoening waarvan de behandeling wordt beëindigd, omdat het (tijdelijk)
beter gaat.
Verbeteren van zicht op kwaliteit om effectiviteit van zorg te vergroten
De bovengenoemde AZWA-afspraken sluiten aan op ontwikkelingen rond het versterken
van transparantie in de kwaliteit van de ggz. Het landelijk delen van kwaliteitsinformatie
over de behandeling is een belangrijke basis voor behandelaren om te leren en verbeteren
en zo de effectiviteit van behandelingen te vergroten. Dit leidt tot meer passende
zorg voor patiënten. Veel van de kwaliteitsinformatie die binnen de ggz wordt verzameld
is nu niet breed toegankelijk, niet eenduidig geregistreerd of landelijk zichtbaar.
Dit maakt dat een continue leer- en verbetercyclus hooguit incidenteel en locatie
gebonden van aard is. Daarom is in het IZA afgesproken om te werken aan het transparant
maken van kwaliteitsinformatie in de ggz. Ik geef vervolg aan deze IZA-afspraken;
ik ben gestart met een onderzoek naar een systeem rond kwaliteitsregistraties in de
ggz. Hierin staat centraal op welke wijze de ggz-sector kan aansluiten bij het wetsvoorstel
over kwaliteitsregistraties in de zorg en wat hiervoor nodig is. Eind 2025 verwacht
ik de uitkomsten.
Ook is in 2024 het programma Versterken kwaliteitstransparantie ggz van start gegaan.
Dit programma helpt bij het bepalen van welke elementen uit een behandeling nuttige
kwaliteitsinformatie kan zijn ten behoeve van passende zorg. Het programma vormt een
belangrijke basis voor het uitwerken van mogelijke kwaliteitsregistraties. De uitkomsten
van het programma verwacht ik eind dit jaar.
4. Verbeteren van prikkels in het stelsel
Binnen het stelsel van de curatieve ggz is het aan zowel zorgaanbieders, zorgprofessionals
als zorgverzekeraars om ervoor te zorgen dat patiënten op tijd de zorg krijgen die
zij nodig hebben. Toezichthouders zien hierop toe. Ik wil dat alle partijen er belang
bij hebben dat mensen met de meest complexe problematiek tijdig en goed worden geholpen;
dat is nu niet het geval. Zo zijn er signalen dat het voor zorgaanbieders (financieel)
aantrekkelijker is om mensen met een lichte zorgvraag eerder te helpen dan mensen
met een zwaardere zorgvraag.24 Hoewel mensen met een lichte zorgvraag ook behoefte hebben aan hulp, vind ik het
onwenselijk dat de uitkomst van de huidige prikkels in het stelsel is dat mensen met
ernstige, complexe problematiek niet de zorg krijgen die ze nodig hebben of hier lang
op moeten wachten. Mijn inzet is om kritisch te kijken waar binnen het stelsel prikkels
verkeerd staan en ongewenste prikkels te verminderen.
Met de maatregelen doe ik tevens de motie van het lid Joseph af, die de regering verzoekt
«ook het functioneren van de marktwerking in de gespecialiseerde ggz voor mensen met
complexe problematiek mee te nemen in het beleid op de ggz en uiterlijk in Q1 2025
met oplossingen te komen die de financiële prikkels wegnemen die het aanbod gespecialiseerde
ggz ontmoedigen».25
Borgen van ggz-aanbod voor mensen met een hoog-complexe zorgvraag Voor mensen met
een hoog-complexe zorgvraag moet voldoende, passend zorgaanbod zijn: cruciale ggz26. De afgelopen jaren hebben we gezien dat zorgaanbieders cruciaal ggz-aanbod hebben
moeten sluiten. De redenen voor sluitingen waren meervoudig, maar vaak speelden arbeidsmarktkrapte
en financiële aspecten een rol. Als dergelijk aanbod verdwijnt, heeft dat vanwege
de hoge complexiteit en het lage volume onmiddellijk grote gevolgen voor patiënten
voor wie er al weinig passend aanbod is. Dit moeten we voorkomen.
In het IZA zijn dan ook eerder al gerichte afspraken gemaakt om de cruciale ggz te
borgen. Zo wordt in elke regio besproken welk aanbod nodig is voor de aanwezige vraag
naar cruciale ggz, en welke knelpunten daarbij spelen. Ik heb het Zorginstituut Nederland
(ZIN) opdracht gegeven dit jaar een ondersteunende landelijke tafel cruciale zorg
op te richten, waarnaar regio’s kunnen opschalen. Om de beschikbaarheid van voldoende
cruciale ggz te garanderen, hebben IZA-partijen in maart 2024 daarnaast afgesproken
dat de in regio’s overeengekomen cruciale zorgnetwerken vanaf 2026 waar nodig gelijkgericht
ingekocht worden door verzekeraars.27
Voor een deel van de cruciale ggz, namelijk de acute ggz28, wil ik met partijen de komende tijd een extra stap zetten, specifiek voor de High
Intensive Care (HIC) en de Intensive Home Treatment (IHT). Er zijn al langere tijd
signalen dat prikkels in de contractering afspraken over de coördinatie en beschikbaarheid
van de HIC en IHT in de weg zitten. Dit kan leiden tot problemen in de continuïteit
van zorgaanbod, waardoor aanbod wordt afgebouwd of mogelijk verdwijnt. Uit een gezamenlijke
probleemanalyse met ggz-aanbieders en verzekeraars volgt dat er teveel onzekerheden
door partijen worden ervaren om dit op basis van vrijwillige afspraken voor elkaar
te krijgen. Met partijen van het Bestuurlijk Overleg cruciale ggz verken ik daarom
het scenario om de marktwerking voor de HIC en IHT te beperken. Dit is een forse stap
die vraagt om nader onderzoek en een zorgvuldige afweging. Op het Bestuurlijk Overleg
cruciale ggz van eind april nemen we een besluit over de te nemen vervolgstappen.
Ik zal uw Kamer hierover informeren.
Met het oog op het borgen van de cruciale ggz heb ik het ZIN daarnaast gevraagd een
«actieaanpak toegankelijke cruciale ggz» op te stellen. Doel hiervan is om knelpunten
en oplossingsrichtingen voor de cruciale ggz in kaart te brengen, zodat de ggz voor
mensen met een complexe zorgvraag toegankelijk blijft. De resultaten hiervan verwacht
ik begin 2026.
Borgen continuïteit ANW- en crisisdiensten
Voor het verlenen van zorg aan mensen met een complexe zorgvraag is voldoende personeel
nodig. In de ggz staat de continuïteit van ANW- (avond, nacht en weekend) en crisisdiensten
onder druk. De ggz-professionals die nodig zijn om deze zorg te verlenen, waaronder
psychiaters, werken niet altijd daar waar ze het hardste nodig zijn. Daarom werk ik
in het AZWA met partijen aan afspraken om een robuuste continuïteit in dekking van
de ANW- en crisisdiensten te realiseren. Daarbij streven we ernaar dat zoveel mogelijk
zorgverleners en -aanbieders hieraan bij kunnen dragen, waardoor de druk over een
grotere groep zorgverleners wordt verdeeld.
Mensen sneller helpen door minder exclusiecriteria
Veel mensen met psychische klachten wachten nu lang op zorg. Eén van de oorzaken is
dat mensen met complexe (multi-)problematiek – soms na lang wachten – voor zorg worden
afgewezen omdat zorgaanbieders exclusiecriteria hanteren. Voor patiënten kan dit erg
moeilijk en/of frustrerend zijn. Met de sector ben ik daarom in kader van het AZWA
in gesprek over het beperken van exclusiecriteria. Dit moet ertoe leiden dat mensen
met een complexe (multi-) problematiek in de toekomst sneller zorg kunnen ontvangen.
Passende bekostiging van zorg voor mensen met een complexe zorgvraag Zorgaanbieders
en financiers hebben informatie nodig over de zorgvraag van mensen, zodat zij voldoende
en passende zorg kunnen aanbieden en inkopen, zeker voor mensen met een ernstige of
complexe zorgvraag. Om dit te bereiken is het noodzakelijk dat de zwaarte van de zorgvraag
van patiënten in kaart wordt gebracht. Hiervoor is de zorgvraagtypering in het leven
geroepen. Dit model is onder leiding van de NZa doorontwikkeld op basis van adviezen
van de Adviescommissie zorgvraagtypering ggz.
Eind januari 2025 verscheen het derde en laatste advies van de Adviescommissie. De
kern van het advies is dat de zorgvraagtypering het gepast gebruik van geneeskundige
ggz moet bevorderen en een juiste inzet van middelen mogelijk moet maken. Het huidige
model heeft volgens de Adviescommissie bruikbare onderdelen, maar is als geheel niet
toereikend om deze doelen te kunnen bereiken. De Adviescommissie doet meerdere suggesties
om de bruikbaarheid te verbeteren. Op de korte termijn adviseert de adviescommissie
om de zorgvraagtypering te versimpelen en te verfijnen, zodat de zorgvraagtypen klinisch
beter herkenbaar zijn. Voor de lange termijn stelt de Adviescommissie voor om de HoNOS+-vragenlijst
aan te vullen met extra elementen zoals de eigen mogelijkheden van de patiënt en van
diens netwerk, de historie van het zorggebruik en co-morbiditeit. Om dit te bereiken
adviseert de Adviescommissie een consortium op te richten met veldpartijen, wetenschappelijke
instellingen en betrokken overheidsorganisaties.
De NZa heeft aangegeven zich in te zetten om de versimpeling per 2026 te implementeren
en zal betrokken blijven bij het onderzoek voor de langere termijn. Ik vind het belangrijk
dat het advies van de Adviescommissie wordt opgevolgd, zowel voor de inhoudelijke
verbeterstappen als ook de samenwerkingsafspraken over de doorontwikkeling en het
gebruik van de zorgvraagtypering. De oproep van de Adviescommissie aan VWS om zo snel
mogelijk te zorgen voor een helder wettelijk kader voor dataverzameling zal ik meenemen
in het vervolggesprek met betrokken sectorpartijen over de DSM-gegevens en welke data
benodigd en proportioneel zijn voor het sturen op passende zorg.
Onlangs is uw Kamer geïnformeerd over een verduidelijkende regeling ten aanzien van
de registratie- en aanleververplichting van DSM-gegevens door zorgaanbieders ten behoeve
van de risicoverevening29. Inmiddels is deze regeling gepubliceerd.30 Ik ben blij dat we hiermee de benodigde duidelijkheid hebben kunnen bieden. Graag
benadruk ik dat de regeling van tijdelijke aard is, omdat deze registratie- en aanleververplichting
nog voor een beperkte periode noodzakelijk is. Per 2028 zijn er voldoende data om
de risicoverevening te baseren op het zorgprestatiemodel, vanaf dat moment zijn de
DSM-gegevens niet meer nodig voor de bekostiging van de ggz. Zoals hierboven aangegeven,
ben ik met partijen in gesprek over hoe we ons hier tijdig op kunnen voorbereiden.
Met deze update voldoe ik aan het verzoek van de vaste commissie VWS om uw Kamer voor
het commissiedebat ggz/suïcidepreventie over de laatste stand van zaken te informeren31.
Tot slot
Komende periode wil ik stevig inzetten op het verbeteren van de toegankelijkheid van
de ggz via de geschetste vier lijnen. Zoals hierboven toegelicht, kom ik voor het
zomerreces met aanvullende acties gericht op het versterken van de mentale gezondheid
van mensen in Nederland en het oplossen van een aantal knelpunten tussen stelsels;
deel twee van het actieprogramma mentale gezondheid en ggz. Parallel wordt in een
Interdepartementaal Beleidsonderzoek (IBO) Mentale gezondheid en ggz gewerkt aan toekomstscenario’s
voor de zorg en ondersteuning voor mensen met psychische problematiek.
Planning is dat dit IBO in de zomer wordt gepubliceerd; in het najaar 2025 zal het
kabinet een beleidsreactie hierop geven. De resultaten kunnen aanleiding zijn om het
beleid nog verder te herzien of aan te scherpen.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, V.P.G. Karremans
Indieners
-
Indiener
V.P.G. Karremans, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport