Brief regering : Uitvoerbaarheid voorgestelde uitzonderingen op de Wet toelating terbeschikkingstelling van arbeidskrachten (Wtta)(Kamerstuk 36446)
36 446 Wijziging van de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs en enige andere wetten in verband met de invoering van regels voor het verlenen van toelating voor het ter beschikking stellen van arbeidskrachten (Wet toelating terbeschikkingstelling van arbeidskrachten)
Nr. 82
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 7 april 2025
Op 1 april jl. heeft uw Kamer de plenaire handeling van het voorstel voor de Wet toelating
terbeschikkingstelling van arbeidskrachten (Wtta) afgerond. Ik dank de leden van uw
Kamer voor het inhoudelijke en constructieve debat over dit omvangrijke wetsvoorstel.
Uitzonderingen op de reikwijdte
Met deze brief doe ik mijn toezegging gestand om terug te komen op de voorgestelde
uitzonderingen op de reikwijdte van het toelatingsstelsel. Het wetsvoorstel kent al
een aantal uitzonderingen, zoals collegiale uitleen, en een ontheffingsregeling voor
ondernemingen die in geringe mate arbeidskrachten ter beschikking stellen. Ik zie
op dit moment geen aanleiding voor aanvullende uitzonderingen op de reikwijdte. Ik
heb daarom de amendementen en moties op dit punt ontraden.
Ik benadruk dat uitzonderingen het stelsel complexer maken, ten koste gaan van de
effectiviteit ervan, en waterbedeffecten kunnen veroorzaken. Dat noopt tot terughoudendheid
bij het maken van uitzonderingen.
Als blijkt dat de Wtta voor sectoren voor onevenredige effecten zorgt die niet in
verhouding staan tot de met de Wtta te dienen doelen en van deze sectoren daarom redelijkerwijs
niet kan worden verwacht dat zij aan de regels voldoen, kunnen deze sectoren bij algemene
maatregel van bestuur (AMvB) van het toelatingsstelsel worden uitgezonderd. De toets
voor zo’n uitzondering is strikt en selectief. Als sectoren bij mij om een uitzondering
verzoeken en aangeven aan de criteria te voldoen, zal ik deze verzoeken uiteraard
welwillend bezien, waarbij ik de effectiviteit van het stelsel zal blijven bewaken.
In deze brief ga ik, zoals toegezegd, in op de handhaafbaarheid van de uitzonderingen
die per amendement zijn ingediend. Het gaat hierbij om aspecten die los staan van
de hiervoor genoemde beleidsinhoudelijke overwegingen. Daarbij zal ik per uitzondering
ingaan op twee aspecten:
• In hoeverre aan de hand van objectieve criteria vast te stellen is of een uitlener
eronder valt. Daarvoor is vooral nodig dat de uitzondering helder is afgebakend. Zonder
objectieve toetsbaarheid is een uitzondering niet goed uit te voeren of te handhaven.
• In hoeverre kwaadwillende uitleners de uitzondering zouden kunnen misbruiken om het
stelsel te ontduiken.
Voorgestelde uitzonderingen
De Arbeidsinspectie heeft geen volledige uitvoerings- en handhavingstoets kunnen uitvoeren
op de amendementen. De inhoud van deze brief is gebaseerd op inschattingen die mijn
ministerie en medewerkers van de Arbeidsinspectie hebben gemaakt in de beperkte tijd
die daarvoor beschikbaar was.
Topsport
Amendement nr. 39 van het lid Ergin (DENK) ziet op topsport en bevat als reikwijdte
«sportorganisaties, voor zover van landelijke betekenis».
Deze uitzondering is breed geformuleerd en niet objectief toetsbaar. Zowel de term
«sportorganisaties» als de clausulering «landelijke betekenis» zijn niet objectief
gedefinieerd. Dat levert wezenlijke risico’s op voor het stelsel.
Sociaal ontwikkelbedrijven
Amendement nr. 60 van de leden Ceder (ChristenUnie) en Flach (SGP) ziet op sociaal
ontwikkelbedrijven en bevat een gedetailleerd omschreven reikwijdte.
Deze uitzondering is objectief toetsbaar en lijkt beperkte risico’s op te leveren
voor ontduiking van het stelsel.
Beveiligings- en recherchebedrijven
Amendement nr. 80 van het lid Aartsen (VVD) ziet op beveiligings- en recherchebedrijven
en bevat als reikwijdte bedrijven met een vergunning als bedoeld in artikel 2 van
de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus (Wpbr).
Deze uitzondering is objectief toetsbaar. De risico’s voor ontduiking van het stelsel
leveren een gemengd beeld op. Enerzijds worden medewerkers van Wpbr-vergunninghouders
worden gescreend op o.a. betrouwbaarheid, waardoor het risico op illegaliteit een
stuk kleiner is. Anderzijds wordt opgemerkt dat een Wpbr-vergunning het niet in de
weg staat dat terbeschikkingstelling van arbeidskrachten – al dan niet ter ontwijking
van de Wtta – de overwegende economische activiteit van een onderneming is of kan
worden, naast beveiligingsactiviteiten.
Beroepsbegeleidende leerweg
Amendement nr. 81 van de leden Saris (NSC), Flach (SGP) en Rikkers-Oosterkamp (BBB)
ziet op stichtingen die in het kader van de beroepsbegeleidende leerweg (BBL) arbeidskrachten
ter beschikking stellen aan een leerbedrijf. Deze uitzondering bevat een gedetailleerd
omschreven reikwijdte.
Deze uitzondering is objectief toetsbaar. De risico’s voor ontduiking van het stelsel
leveren een gemengd beeld op. Enerzijds werpen de voorwaarden die gesteld worden aan
de BBL, waaronder de benodigde erkenning voor leerbedrijven, drempels op tegen kwaadwillenden
die via deze uitzondering de regels van de Wtta willen ontduiken. Anderzijds is voor
niet te toetsen of arbeidskrachten in de praktijk werken conform de afspraken in het
kader van de BBL-opleiding.
Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat leerbedrijven doorgaans rechtstreeks een dienstbetrekking
aangaan met de BBL-student. In dat geval is er geen sprake van terbeschikkingstelling
van arbeidskrachten en valt dit niet onder de reikwijdte van de Wtta.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Y.J. van Hijum
Indieners
-
Indiener
Y.J. van Hijum, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid