Brief regering : Voortgang ondersteuning en dossiers van geadopteerden
31 265 Adoptie
Nr. 134
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 maart 2025
1. Inleiding
Op 16 april 2024 heeft uw Kamer een motie aangenomen met betrekking tot interlandelijke
adoptie, waarin de regering wordt verzocht om onder meer:
* met voorstellen te komen om meer hulp en ondersteuning te bieden aan geadopteerden
die dat wensen, zoals hulp bij en een vergoeding voor het herstellen van de oorspronkelijke
naam, nationaliteit en correcte geboorteakte en psychologische hulp voor wie dat nodig
heeft, en;
* te zorgen voor laagdrempelige en onbeperkte toegang tot het eigen dossier van geadopteerden.1
Daarnaast is op 16 april 2024 door uw Kamer een motie aangenomen met betrekking tot
binnenlandse afstand en adoptie, waarin de regering onder meer wordt verzocht om:
* een uiterste inspanning te leveren om te bewerkstelligen dat alle dossiers en archieven
hierover van overheids- en private instellingen naar het Nationaal Archief overgedragen
worden, en;
* ervoor te zorgen dat er voor de betrokken afgestane en afstandsmoeders gezamenlijk
onbeperkte en volledige toegang is tot zowel het eigen afstands- als adoptiedossier,
en slechts indien nodig hiervoor een wetswijziging voor te bereiden.2
Zoals aangekondigd door mijn voorganger in de brief van 14 juni 2024,3 informeer ik uw Kamer hierbij over de stand van zaken met betrekking tot de uitvoering
van deze moties, voor zover hierboven weergegeven.4 De beide moties bevatten ook andere onderdelen, namelijk het loslaten van de verjaringstermijn
in rechtszaken over binnenlandse adopties in het verleden en het stoppen met doorprocederen
tegen geadopteerden en het in dat kader bieden van financiële compensatie. Over deze
onderdelen heeft mijn voorganger u in voornoemde brief reeds geïnformeerd.
Eerst licht ik de stand van zaken van overdracht van archieven naar het Nationaal
Archief toe. Daarna geef ik de ontwikkelingen over de toegang tot en de inzage in
dossiers weer en vervolgens licht ik mijn plannen toe om meer hulp en ondersteuning
te bieden aan geadopteerden die dat wensen, waarbij ik ook het huidige ondersteuningsaanbod
zal benoemen.
2. De overdracht van archieven naar het Nationaal Archief
De toegang tot en inzage in afstands- en adoptiedossiers is voor betrokkenen van zeer
grote waarde. Deze documenten kunnen waardevolle informatie bevatten over onder meer
de ontstaansgeschiedenis en achtergrond van de geadopteerde en over de gang van zaken
voorafgaand aan en tijdens de adoptie. Ik vind het daarom belangrijk dat de afstands-
en adoptiedossiers goed vindbaar en toegankelijk zijn en duurzaam worden beheerd.
De motie over de overbrenging van dossiers en archieven naar het Nationaal Archief
beperkt zich tot binnenlandse afstand en adoptie. Zoals eerder al aan uw Kamer is
gecommuniceerd heb ik daarbij ook oog voor de interlandelijke adoptiedossiers.5 Interlandelijk geadopteerden hebben tenslotte eveneens een evident belang bij vindbare
en toegankelijke dossiers en archieven. Tegen deze achtergrond ga ik hieronder in
op het verbeteren van de vindbaarheid en toegankelijkheid van zowel binnenlandse afstands-
en adoptiedossiers als interlandelijke adoptiedossiers.
Allereerst merk ik op dat onderscheid moet worden gemaakt tussen afstands- en/of adoptiedossiers
van overheidsorganisaties, zoals de Raad voor de Kinderbescherming en de Centrale
Autoriteit Kinderaangelegenheden, die vallen onder de reikwijdte van de Archiefwet
en dossiers van private organisaties, waarop de Archiefwet niet van toepassing is.
Dit licht ik hieronder toe.
Overheidsdossiers
In de Archiefwet 1995 staat beschreven op welke wijze de overheid dient om te gaan
met de onder haar rustende archiefbescheiden. De Archiefwet schrijft voor dat archiefbescheiden
van een overheidsorgaan, die op basis van selectielijsten niet voor vernietiging in
aanmerking komen en ouder zijn dan twintig jaar, worden overgebracht naar een archiefbewaarplaats.
Het Nationaal Archief is in de Archiefwet aangewezen als algemene rijksarchiefbewaarplaats.
Mijn voorganger is een project gestart met als doel de binnenlandse afstands- en adoptiedossiers
en interlandelijke adoptiedossiers zoveel mogelijk over te brengen naar het Nationaal
Archief. Dit draagt bij aan de blijvende beschikbaarheid van de dossiers, gelet op
de bij het Nationaal Archief geldende bewaartermijn. De eerste dossiers van de Raad
voor de Kinderbescherming met betrekking tot geadopteerden die zijn geboren voor 1970,
zijn inmiddels overgebracht naar het Nationaal Archief. Sinds 17 juni 2024 is bij
het Nationaal Archief inzage van deze dossiers door belanghebbenden mogelijk. Het
betreft dossiers met betrekking tot zowel binnenlandse afstand en adoptie als interlandelijke
adoptie. Op dit moment bereidt de Raad voor de Kinderbescherming, in overleg met het
Nationaal Archief, de overbrenging van de volgende serie adoptiedossiers voor. De
Raad voor de Kinderbescherming streeft er naar deze dossiers medio 2025 over te brengen
naar het Nationaal Archief.
Naast de Raad voor de Kinderbescherming beschikt ook de Centrale autoriteit Internationale
Kinderaangelegenheden over een ruime hoeveelheid adoptiedossiers met betrekking tot
uitsluitend interlandelijke adopties. Deze dossiers staan gereed om op korte termijn
naar het Nationaal Archief overgebracht te worden en zullen vermoedelijk later dit
jaar voor inzage beschikbaar zijn bij het Nationaal Archief.
Ten slotte verleent Fiom inzage in interlandelijke adoptiedossiers van de voormalige
bemiddelaars Stichting Flash, Afrika en Bemiddeling Adoptie. Dat doet Fiom namens
het Ministerie van JenV, waaraan de dossiers in het verleden zijn overgedragen. Om
die reden is ook op deze dossiers de Archiefwet toepasselijk. Er zijn reeds voorbereidingen
getroffen om ook deze dossiers zo snel mogelijk naar het Nationaal Archief over te
brengen.
Private dossiers
Private archieven vallen niet onder de reikwijdte van de Archiefwet en dat betekent
dat voor de overdracht van deze dossiers een andere aanpak is vereist.
In het kader van de afbouw van het systeem van interlandelijke adoptie wordt op dit
moment onderzocht welke wettelijke grondslag nodig is voor overbrenging van de adoptiedossiers
van de private vergunninghouders naar het Ministerie van JenV en vervolgens naar het
Nationaal Archief. Hiervoor is een juridisch kader ontwikkeld, dat als bijlage bij
deze brief is gevoegd. Ten behoeve van de totstandkoming daarvan zijn het kantoor
van Pels Rijcken en de Inspectie Overheidsinformatie en Erfgoed geraadpleegd. Met
de overdracht naar het Ministerie van JenV komen deze archieven onder de reikwijdte
van de Archiefwet te vallen en is er een grondslag voor overbrenging naar het Nationaal
Archief. In afstemming met de betrokken organisaties, zoals de vergunninghouders en
het Nationaal Archief, wordt hiervoor een meerjarige aanpak ontwikkeld. Daarmee wordt
tegemoetgekomen aan de wens van uw Kamer om de dossiers zoveel mogelijk centraal bij
het Nationaal Archief te archiveren. Vooruitlopend op een wettelijke grondslag tot
overdracht van private archieven aan het Nationaal Archief, wijs ik erop dat ook de
Wobka een bewaartermijn kent van minimaal dertig jaar na de komst van het kind naar
Nederland6 en dat de vergunninghouders zich bewust zijn van het belang van het behoud van dossiers.
Ook het archief van Fiom met betrekking tot binnenlandse afstand en adoptie betreft een privaat archief. Dit betekent dat een wettelijke grondslag voor de overdracht
van deze dossiers aan het Ministerie van JenV op dit moment ontbreekt.
Zoektocht naar vindplaatsen van private en overheidsarchieven op het gebied van binnenlandse
afstand en adoptie
In het verleden zijn veel instellingen betrokken geweest bij het proces van afstand
en adoptie. Vaak is onbekend waar de dossiers en documenten van deze instellingen
worden bewaard en of ze er nog zijn. Dit komt onder andere door naamsveranderingen
van instellingen, fusies, verhuizingen, opheffingen, afscheidingen en samenwerkingsverbanden.
Van de betrokken private en publieke instellingen bestaat geen actueel en dekkend
overzicht. Hierdoor is het voor veel geadopteerden een bijna onmogelijke taak om nog
onbekende archiefstukken te achterhalen. Tijd, geld, kennis van (het achterhalen van)
archieven en van organisaties die in het verleden hebben bestaan, zijn hiervoor een
eerste vereiste.
Door Fiom is in 2021–2022 een archiefonderzoek gestart naar vindplaatsen. Hierdoor
zijn er bij Fiom tot nu toe ruim 70 organisaties/huizen in beeld. Deze staan op de
website van Fiom vermeld.7 Het overzicht is nog niet volledig. Het onderzoek heeft veel nieuwe aanknopingspunten
gegeven voor vervolgonderzoek naar toegang tot informatie over het verleden. Fiom
is met financiële steun van het Ministerie van JenV een nieuw archiefonderzoek gestart,
waarin de volgende twee vragen centraal staan:
A. Wat zijn de (mogelijke) bewaarlocaties van dossiers en documenten met persoonlijke
en institutionele informatie van afstandsmoeders en afgestane kinderen, van private
instellingen (zoals moederhuizen, kindertehuizen en kerkelijke instellingen), publieke
instellingen (zoals gemeentelijke sociale diensten) en particulieren (zoals oud-werknemers van moederhuizen)?
B. Wat zijn de knelpunten rondom de veiligheid van de opslag, de vindbaarheid, toegankelijkheid
en betrouwbaarheid van de dossiers en documenten? En hoe kan het duurzame behoud hiervan
bevorderd worden?
Dit onderzoek, dat is aangevangen in februari 2025 en dat tot 1 januari 2027 zal duren,
richt zich op dossiers met betrekking tot binnenlandse afstand en adoptie. Ik houd
uw Kamer over de voortgang hiervan op de hoogte. Het op de website van Fiom gepubliceerde
overzicht van dossierhoudende instanties, die over afstammingsinformatie beschikken,
zal door Fiom gedurende het archiefonderzoek worden aangevuld. Daarnaast blijft Fiom
ondersteuning bieden bij het zoeken naar familie of informatie over de ontstaansgeschiedenis
aan hen die daar behoefte aan hebben.
3. De toegang tot en inzage van adoptiedossiers
Centrale archivering van dossiers en het in kaart brengen van private archieven dragen
bij aan de vindbaarheid en toegankelijkheid daarvan. Een ander aspect waar voornoemde
moties op gericht zijn, is de onbeperkte en onbelemmerde inzage van het eigen dossier.
Daarbij merk ik op dat een dossier meestal meerdere personen betreft, zoals biologische
(eerste) moeders en afstandsmoeders, afstandskinderen, geadopteerden, adoptieouders
en eventuele broers of zussen. Het dossier kan daardoor, hoewel het veelal door geadopteerden
wel zo wordt ervaren, niet kan worden beschouwd als een «eigen» afstands- en adoptiedossier.
Dit heeft invloed op de mogelijkheid tot «onbeperkte en onbelemmerde» inzage.
Uit gesprekken met zowel interlandelijk als binnenlands geadopteerden blijkt dat het
van wezenlijk belang is om alle informatie die is verbonden aan hun adoptie te verkrijgen
en deze ook beschikbaar te houden. Die informatie ziet niet alleen op identiteit,
familie en omstandigheden rondom de adoptie (in het land van herkomst), maar bijvoorbeeld
ook op het verhaal achter de adoptie, op de feiten en omstandigheden waaronder de
geadopteerde bij de adoptieouder(s) terecht is gekomen en de wijze waarop de matching
met de adoptieouder(s) tot stand is gebracht. Geadopteerden hebben als kind geen enkele
zeggenschap gehad over de afstand door hun moeder, vader en familie, over de opname
in het gezin van de adoptieouders en, in het geval van interlandelijke adoptie, over
hun migratie en naturalisatie. Zij doen (als volwassenen) een beroep op toegang tot
de afstands- en adoptiedossiers als onderdeel van het recht op zelfbeschikking, zodat
zij inzicht krijgen in de gebeurtenissen rondom hun adoptie. Zij vragen in dat kader
om onbeperkte inzage van de dossiers in volle omvang.
In voornoemde brief van 14 juni 2024 heeft mijn voorganger u laten weten dat het inzagebeleid
van het Nationaal Archief en de Regionale Historische Centra is gebaseerd op de toepasselijke
wet- en regelgeving, zoals de Archiefwet 1995 en de Algemene Verordening Persoonsgegevens
(AVG). Op grond van artikel 15 Archiefwet zijn de inmiddels door de Raad voor de Kinderbescherming
aan het Nationaal Archief overgedragen dossiers van geadopteerden met een geboortejaar
voor 1970, beperkt openbaar tot en met 100 jaar na de geboorte van de personen op
wie de dossiers betrekking hebben.8 Een vergelijkbaar besluit is in voorbereiding ten aanzien van de dossiers van de
Centrale autoriteit Internationale Kinderaangelegenheden die aan het Nationaal Archief
overgebracht zullen gaan worden. Daaraan ligt ten grondslag de eerbiediging van de
persoonlijke levenssfeer van de in het dossier voorkomende personen.
Deze wet- en regelgeving heeft tot gevolg dat er beperkingen zijn ten aanzien van
de inzage van de dossiers, die in de weg staan aan de onbelemmerde inzage zoals uw
Kamer die voorstaat en zoals een deel de geadopteerden en afstandsmoeders die wenst.
Ik ben mij in dit kader zeer goed bewust van de belangen van de geadopteerden en de
afstandsmoeders en wil daarbij zo veel als juridisch mogelijk onbeperkte toegang aan
hen bieden tot de afstands- en adoptiedossiers. Ik heb het kantoor van Pels Rijcken
daarom verzocht om een advies uit te brengen over de reikwijdte van de privacywetgeving,
de beperkingen die daaruit voortvloeien ten aanzien van de inzage van afstands- en
adoptiedossiers, ook voor de nakomelingen van geadopteerden, en de mogelijkheden om
die beperkingen op te heffen. In dit advies, dat als bijlage bij deze brief wordt
gevoegd, wordt onderscheid gemaakt tussen enerzijds dossiers en archieven van private
organisaties, die weer te onderscheiden zijn in archieven van vergunninghouders, waarop
de Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie (Wobka) toepasselijk is, en overige
private instanties. Anderzijds wordt onderscheid gemaakt tussen dossiers van overheidsinstanties,
waarbij weer onderscheid wordt gemaakt tussen dossiers die zich nog bij overheidsinstanties
bevinden en dossiers die naar het Nationaal Archief zijn overgebracht. In het advies
is de toepasselijke wet- en regelgeving beschreven alsmede de daaruit voortvloeiende
mogelijkheden en beperkingen tot inzage. Hieruit blijkt dat een belangenafweging in
alle gevallen moet worden gemaakt. Er zijn evenwel enkele aanbevelingen gedaan om,
zowel binnen de bestaande wetgeving als met het oog op nieuwe wetgeving, juridische
belemmeringen weg te nemen, zodat het inzagerecht, zo veel als mogelijk, kan worden
verruimd. Daarbij is tevens oog voor de nakomelingen van geadopteerden. In het wetsvoorstel
waarmee interlandelijke adoptie wordt afgebouwd, dat in voorbereiding is en waarover
ik uw Kamer in de brief over de afbouw van interlandelijke adoptie heb geïnformeerd,
zal worden onderzocht of en op welke wijze deze aanbevelingen kunnen worden opgevolgd.
Ik ben mij bewust van de signalen die ik van geadopteerden ontvang over de beperkingen
die zij ervaren bij de inzage van dossiers, zoals het niet kunnen verkrijgen van een
kopie van het volledige dossier. Daarover stem ik ook af met de Minister van OCW,
de verantwoordelijke bewindspersoon voor het Nationaal Archief. Voor de volledigheid
verwijs ik ook naar zijn Kamerbrief van 12 november 2024.9 Ook het Nationaal Archief is zich bewust van de ervaren beperkingen en evalueert
het inzagebeleid actief, mede om te bezien of aan bezwaren tegemoet kan worden gekomen.
Ik besef dat archivering van afstands- en adoptiedossiers bij het Nationaal Archief
ertoe leidt dat de gespecialiseerde begeleiding bij dossierinzage door de bij de adoptie
betrokken instanties niet langer standaard mogelijk is. Afgesproken is dat Fiom desgewenst
begeleiding kan bieden bij de inzage van binnenlandse afstands- en adoptiedossiers.
Omdat passende begeleiding bij inzage van interlandelijke adoptiedossiers ook wenselijk
kan zijn, onderzoek ik met INEA de mogelijkheden om, op verzoek van een geadopteerde,
in passende begeleiding te kunnen blijven voorzien. De urgentie hiervan neemt toe,
naarmate er meer dossiers naar het Nationaal Archief worden overgebracht. Ik zal uw
Kamer vanzelfsprekend op de hoogte houden van de ontwikkelingen op dit vlak.
4. De behoefte aan hulp en ondersteuning
In vervolg op de Commissie Joustra is bij de vormgeving van INEA uitvoerig gesproken
met (belangenorganisaties van) geadopteerden over hun wensen en behoeften. Dit heeft
geresulteerd in besluitvorming over een duurzaam ondersteuningsaanbod, dat wordt geboden
door INEA. In navolging van het onderdeel van de motie dat oproept om met voorstellen
te komen om meer hulp en ondersteuning te bieden aan interlandelijk geadopteerden,
is opnieuw gesproken met (belangenorganisaties van) interlandelijk geadopteerden en
met medewerkers van INEA. Ook heb ik gesproken met de leden van de Adviesraad en de
Redactieraad van INEA, waarin zowel geadopteerden als adoptieouders zijn vertegenwoordigd.
In kaart is gebracht welke ondersteuningsbehoeften er zijn, aanvullend op het huidige
ondersteuningsaanbod. Op basis daarvan is een groslijst opgesteld, die als bijlage
bij deze brief is gevoegd.
Uit de gesprekken blijkt een enorme diversiteit aan ervaringen, standpunten en wensen.
Ervaringen lopen uiteen van een dagelijkse worsteling met verschillende problemen
als gevolg van afstand en adoptie en de consequenties daarvan, zoals het niet kunnen
achterhalen van de oorspronkelijke identiteit, hechtingsstoornissen en trauma’s, tot
tevredenheid met, en soms ook berusting in, hoe het leven is gelopen. De zeer uiteenlopende
gevoelens en ervaringen hebben tot gevolg dat de ondersteuningsbehoeften van geadopteerden
fors uiteenlopen en zeer divers zijn, zoals ook uit de bijgevoegde groslijst blijkt.
Voor de één volstaat het hebben van contact met andere geadopteerden. De ander heeft
behoefte aan een breed palet aan ondersteuning, uiteenlopend van vormen van psychologische
ondersteuning tot (financiële) hulp bij zoektochten en van eenvoudige(r) vormen van
herstel van identiteitsgegevens tot waarborgen voor het eigen nageslacht. De gesprekken
waren indrukwekkend en bevestigen dat «de» geadopteerde niet bestaat, maar dat iedere
individuele geadopteerde zijn of haar eigen verhaal, ervaringen, behoeften en wensen
heeft. Desondanks zijn er ook gezamenlijke lijnen zichtbaar in de ondersteuningsbehoeften,
ten aanzien van herstel van identiteitsgegevens, psychosociale ondersteuning, zoektochten
en, als onderdeel daarvan, de inzage in dossiers. Ik vind het belangrijk om, voordat
ik daarop inga, te benoemen welke vormen van ondersteuning ten behoeve van interlandelijk
geadopteerden al beschikbaar zijn en welke keuzes op dat vlak in het verleden zijn
gemaakt.
In lijn met de onderzoeksresultaten en aanbevelingen van de Commissie Joustra is er,
in afstemming met uw Kamer, voor gekozen te investeren in een duurzaam ondersteuningsaanbod,
dat toegankelijk is voor alle interlandelijk geadopteerden, nu en in de toekomst.
Daartoe is INEA opgericht en is de Subsidieregeling belangenorganisaties interlandelijk geadopteerden in het leven geroepen. Vanuit die uitgangspunten werk ik dit onderdeel van de motie
verder uit.
INEA
Dit expertisecentrum heeft in het voorjaar van 2023 de deuren geopend voor interlandelijk
geadopteerden, adoptiefouders en overige betrokkenen. Voor de inrichting van INEA
is in totaal 36,4 miljoen euro beschikbaar gesteld. Deze middelen worden zodanig verdeeld
dat de duurzaamheid van INEA is geborgd voor een periode van 10 jaar. Daarvoor zijn,
mede in samenspraak met de interlandelijk geadopteerden, vijf bouwstenen geformuleerd
voor ondersteuning, namelijk i) kennisbasis, ii) zoektochten en landenaanpak, iii)
toegang tot dossiers en afstammingsinformatie, iv) psychosociale ondersteuning en
v) juridische ondersteuning. INEA vervult een loketfunctie en systeemtaak voor informatie
en ondersteuning in Nederland. Deze ondersteuning vindt zowel in groepsverband als
individueel plaats. Meer complexe hulpvragen worden door INEA doorgeleid naar het
netwerk van gespecialiseerde hulpverleners en juridische bijstandsverleners. Voor
het opbouwen van de kennisinfrastructuur is INEA actief samenwerkingen aangegaan met
kennisinstituten en experts. Ten aanzien van de versterking van zoektochten in landen
van herkomst werkt INEA samen met belangenorganisaties en worden landspecifieke zoekinfrastructuren
in kaart gebracht. Daarnaast vindt voorlichting plaats over verwantschapsonderzoeken.
Verder verstrekt INEA informatie over de instanties waar dossiers kunnen worden ingezien
en, zoals hiervoor al gemeld, worden vindplaatsen van dossiers in kaart gebracht.
INEA werkt aan de doorontwikkeling en versterking van het huidige ondersteuningsaanbod.
Na een periode van opbouw hebben vanaf juni 2024 naast de reguliere jaargesprekken
enkele ontwikkelingsgesprekken met INEA plaatsgevonden. Daaruit blijkt dat INEA een
organisatie is die zich kenmerkt door ambities, bevlogenheid en een groot bewustzijn
van het belang en de urgentie van betere ondersteuning van geadopteerden op de verschillende
thema’s waaraan zij werkt. Veel geadopteerden en adoptieouders hebben de weg naar
INEA gevonden, zoals ook blijkt uit het jaarverslag van INEA over 2023.10 Ik constateer dat INEA in relatief korte tijd veel heeft bereikt en opgezet, dat
binnen INEA op allerlei gebieden kennis is vergaard, dat de medewerkers betrokken
zijn bij hun werk en de doelgroep en dat er ambities zijn ten aanzien van het ondersteuningsaanbod.
Er zijn echter ook kritische geluiden onder een deel van de geadopteerden. Zo is onder
meer kritiek op de bestuurlijke inbedding van INEA bij Fiom, gelet op de rol die Fiom
in het verleden bij adopties heeft gespeeld. Een aantal geadopteerden bekritiseert
de door INEA gemaakte keuzes in het ondersteuningsaanbod of zou graag zien dat dit
aanbod verder gaat dan de opdracht die INEA bij de start heeft meegekregen, bijvoorbeeld
door binnen INEA (kosteloze) psychosociale of juridische ondersteuning te bieden.
Ik stel vast dat INEA is opgericht om een duurzaam ondersteuningsaanbod aan interlandelijk
geadopteerden te bieden, maar ook dat een deel van de geadopteerden zich tegen INEA
afzet. Ik vind het belangrijk meer inzicht te krijgen in de ervaren afstand tussen
INEA en een deel van de geadopteerden en te bezien op welke wijze deze kan worden
gedicht. Ik ben in dat kader voornemens een onafhankelijk onderzoeksbureau te vragen
om het duurzame ondersteuningsaanbod van INEA te evalueren en te komen met aanbevelingen
om dat aanbod verder te versterken en beter te laten aansluiten bij de diversiteit
van de behoeften van geadopteerden. Dit staat er overigens niet aan in de weg om met
INEA te bezien welke mogelijkheden er op de korte termijn zijn tot doorontwikkeling.
Daar kom ik hierna op terug.
De Subsidieregeling belangenorganisaties interlandelijk geadopteerden
Deze subsidieregeling is in oktober 2022 in werking getreden en richt zich op twee
doelen, namelijk de versterking van de belangenorganisatie en expertise en de versterking
van het ondersteuningsaanbod aan interlandelijk geadopteerden, waaronder de ondersteuning
bij zoektochten en/of rootsreizen. De subsidie stelt belangenorganisaties, die worden
bemenst door bevlogen vrijwilligers en die veelal afhankelijk zijn van giften en financiële
bijdragen van de eigen achterban, in staat waardevolle initiatieven te ontplooien.
Dat neemt niet weg dat het aantal subsidieaanvragen nog altijd beperkt is. In 2023
zijn 11 aanvragen ingediend en in 2024 zijn 15 aanvragen ontvangen. Mede daarom vond
ik een evaluatie van de subsidieregeling belangrijk en heb ik het onderzoeksbureau
Regioplan daartoe ook opdracht gegeven. Ik kom daar hierna op terug.
5. Aanvullingen op het huidige ondersteuningsaanbod
Mij is gebleken dat het huidige ondersteuningsaanbod door verschillende geadopteerden
wordt ervaren als beperkt en ik heb de afgelopen periode benut om de mogelijkheden
tot verbetering te onderzoeken. Waarbij de huidige beschikbare middelen voor de ondersteuning
van geadopteerden kaderstellend zijn. Voornoemde motie nr. 93 voorziet immers niet
in aanvullende middelen. Ik heb om die reden vooral gekeken naar de verdere doorontwikkeling
en verbetering van het huidige ondersteuningsaanbod, en de wenselijkheid om daarbinnen
accenten of verschuivingen aan te brengen.
Zoals hiervoor al aangegeven wil ik waar mogelijk blijven voorzien in een duurzaam
ondersteuningsaanbod waar zoveel mogelijk geadopteerden nu en in de toekomst mee geholpen
zijn. En maak ik, net als mijn voorganger, de bewuste keuze om niet over te gaan tot
het bieden van een individuele compensatie of vergoeding. Ik heb de verschillende
ervaringen en behoeften gewogen en ben tot het oordeel gekomen dat de meeste geadopteerden
meer zijn gebaat bij investeringen in een duurzaam ondersteuningsaanbod, dan bij een
eenmalige financiële bijdrage of vergoeding zonder dat ondersteuningsaanbod. Daarbij
heb ik ook oog voor de langere termijn, waarop nu nog onzichtbare adoptiegerelateerde
problematiek kan ontstaan en waarvoor ook dan ondersteuning beschikbaar moet zijn.
Wel brengen de uiteenlopende belangen en behoeften met zich mee dat er keuzes moeten
worden gemaakt, waarbij ook rekening moet worden gehouden met de huidige financiële
kaders en juridische beperkingen.
Dat neemt niet weg dat ik heb gezocht naar mogelijkheden om het huidige ondersteuningsaanbod
te verbeteren en tegemoet te komen aan wensen en behoeften waarin nog niet wordt voorzien.
Ik licht dat hieronder graag toe aan de hand van de gemeenschappelijke lijnen, die
in de gesprekken zichtbaar werden.
Herstel van identiteitsgegevens
Ik ben doordrongen van de waarde die een aantal geadopteerden hecht aan het herstel
van (een deel van) de oorspronkelijke identiteit. Een belangrijk punt van kritiek
hierbij is dat herstel van identiteitsgegevens een moeizaam en kostbaar proces kan
zijn, waarbij verschillende organisaties betrokken zijn. Zo is voor een wijziging
van een voornaam een verzoek aan een rechter vereist, terwijl de wijziging van de
geslachtsnaam via Justis verloopt. Daarop volgt het (soms meerdere malen) laten aanpassen
van een rijbewijs en identiteitsdocumenten en de administratieve consequenties van
een wijziging van persoonsgegevens. Ik begrijp dan ook de behoefte aan een laagdrempeliger
en zo mogelijk eenvoudiger systeem.
Op dit moment vindt een doorlichting plaats van het Besluit geslachtsnaamswijziging,
waarin ook aandacht is voor de positie van geadopteerden. Daarbij ligt mede de vraag
voor of en zo ja op welke wijze een eenvoudige, administratieve procedure tot geslachtsnaamswijziging
kan worden gerealiseerd. Deze doorlichting is naar verwachting in het voorjaar van
2025 afgerond. Ik zal uw Kamer daarna over de bevindingen en mijn beleidskeuzes informeren.
Ik sluit niet uit dat een eenvoudige procedure als hiervoor bedoeld niet in alle gevallen
uitkomst biedt. Bijvoorbeeld omdat de daartoe aangewezen instantie zich niet in staat
acht om de gewenste wijziging te beoordelen of omdat naast een wijziging van een geslachtsnaam
tevens een wijziging van voornaam en/of van de geboorteakte dan wel vaststelling van
geboortegegevens wordt gewenst. Ik onderzoek de mogelijkheid om in die gevallen alle
gewenste wijzigingen of aanpassingen in één procedure onder te brengen, waarvoor binnen
de in voorbereiding zijnde herziening van de adoptiewetgeving een wettelijke grondslag
kan worden gecreëerd. Ik denk daarbij aan een gerechtelijke procedure, waarin alle
verzoeken over naamswijziging en geboortegegevens gezamenlijk aan één instantie, namelijk
aan een daartoe bevoegde rechter kunnen worden voorgelegd, in plaats van aan de huidige
verschillende betrokken instanties. Daarbij merk ik op dat een wetgevingstraject enkele
jaren in beslag zal nemen.
In het kader van herstel van identiteitsgegevens wil ik ook ingaan op de mogelijkheid
van herroeping van een adoptie. Die leidt ertoe dat de familierechtelijke banden met
de adoptieouders worden verbroken en dat de band met de oorspronkelijke ouder(s) wordt
hersteld. Gelijktijdig kan ook de oorspronkelijke naam worden hersteld. Artikel 1:231
van het Burgerlijk Wetboek (BW) bepaalt dat een verzoek tot herroeping van een adoptie
slechts kan worden ingediend tussen het 20e en 23e levensjaar. Ik vind het zeer voorstelbaar dat geadopteerden pas op latere leeftijd
de behoefte krijgen om de adoptie te herroepen. In de jurisprudentie wordt met deze
termijn dan ook al ruimhartig omgegaan, onder meer op grond van de eerbiediging van
het recht op privé, familie-, en gezinsleven, zoals vastgelegd in artikel 8 EVRM.
Gelet daarop heb ik binnen het wetgevingstraject van wijziging van de adoptiewetgeving
aandacht voor een substantiële verruiming van de wettelijke termijn voor indiening
van een verzoek tot herroeping van een in Nederland uitgesproken adoptie.
In de motie met betrekking tot hulp en ondersteuning wordt expliciet aandacht gevraagd
voor herstel van de oorspronkelijke nationaliteit. Daaraan is een tweetal voorvragen
verbonden. Een eerste vraag is of de oorspronkelijke nationaliteit inderdaad is prijsgegeven
als gevolg van de adoptie en/of de verkrijging van de Nederlandse nationaliteit. Is
dat het geval, dan ligt de vraag voor of herstel van de oorspronkelijke nationaliteit
mogelijk is. De antwoorden op deze vragen zijn allereerst afhankelijk van het nationaliteitsrecht
van het land van herkomst. Deze vragen moeten daarom altijd individueel worden beoordeeld
door de autoriteiten van het land van herkomst. De vertegenwoordiging van dat land
in Nederland (ambassade, consulaat) kan hierbij mogelijk behulpzaam zijn. Pas indien
vaststaat dat een geadopteerde alleen over de Nederlandse nationaliteit beschikt én
het nationaliteitsrecht van het land van herkomst dit mogelijk maakt, kan van herstel
van de oorspronkelijke nationaliteit sprake zijn. Op het toepasselijke nationale recht
van de landen van herkomst heb ik geen invloed. Wel stel ik vast dat de Rijkswet op
het Nederlanderschap (RWN) in de weg staat aan het op deze wijze verkrijgen van een
dubbele nationaliteit, dus de oorspronkelijke nationaliteit naast de Nederlandse nationaliteit.
Geadopteerden moeten daardoor herstel van de oorspronkelijke nationaliteit afwegen
tegen het verlies van de Nederlandse nationaliteit. INEA kan daarover desgewenst nadere
informatie verstrekken. Daarnaast onderzoek ik op dit moment de mogelijkheden om tegemoet
te komen aan de wens van herstel van de oorspronkelijke nationaliteit.
Ondersteuning bij zoektochten
INEA heeft op de website een overzicht gepubliceerd van mogelijke vindplaatsen van
overheids- en private interlandelijke adoptiedossiers in Nederland.11 INEA biedt daarnaast ondersteuning bij zoektochten naar informatie over de ontstaansgeschiedenis
en heeft een stappenplan gepubliceerd dat behulpzaam kan zijn bij het zoeken naar
familie, waarbij uitgebreid wordt stilgestaan bij het gebruik van DNA-onderzoek.12 Om dit stappenplan is verzocht door mijn voorganger na publicatie in juli 2022 van
het rapport «Gebruik internationale DNA-databanken door geadopteerden n.a.v interlandelijke
adopties»,13 dat in opdracht van het WODC tot stand is gekomen. DNA-onderzoek is een belangrijk
thema. Als er weinig aanknopingspunten zijn voor het vinden van familie, zoals veelal
het geval is als sprake is geweest van misstanden rondom de adoptie, dan kan DNA-onderzoek
soms zelfs de enige mogelijkheid zijn om een zoektocht te starten. Ondanks dat de
kans op succes, zo komt ook in het onderzoek naar voren, heel klein is. DNA-onderzoek
kan daarnaast verwantschap bevestigen als in het land van herkomst vermoedelijke familieleden
zijn gevonden. Geadopteerden kunnen hier vanzelfsprekend behoefte aan hebben, mede
in het licht van het bestaan van zogenaamde «pretended mothers» in enkele landen van
herkomst, die zich tegen betaling hebben uitgegeven als geboortemoeders en ook in
die hoedanigheid op geboorteakten zijn geregistreerd. INEA brengt informatie over
DNA-onderzoek in kaart en goede voorlichting is in ontwikkeling over de mogelijkheden,
beperkingen en de risico’s die kleven aan DNA-onderzoek. Daarnaast biedt INEA psychosociale
ondersteuning, die is gekoppeld aan het laten verrichten van DNA-onderzoek en de uitslagen
daarvan. En in bredere zin ondersteuning in het traject voor, tijdens en na het zoeken.
De behoefte aan DNA-onderzoek komt in de gesprekken met geadopteerden regelmatig aan
de orde. Daarom heb ik INEA verzocht een pilot te starten, waarbinnen naast gedegen
voorlichting ook DNA-kits beschikbaar gesteld worden. Door dit collectieve aanbod
in de vorm van een pilot, waarvan iedere geadopteerde desgewenst gebruik kan maken,
kan inzicht worden verkregen op het bereik en de resultaten van de inzet van DNA-kits
en de vraag of dit een effectief onderdeel kan zijn van het verbreden van het duurzame
ondersteuningsaanbod van INEA.
Ik realiseer mij dat voor een individuele zoektocht in een land van herkomst goede
voorlichting en handvatten wenselijk en nodig zijn. INEA geeft de aankomende jaren
hoge prioriteit aan het in kaart brengen van de mogelijkheden om in landen van herkomst
op zoek te gaan naar biologische familie en het opzetten van de daarvoor benodigde
zoekinfrastructuren. Dat is een intensief proces, omdat geen land hetzelfde is. Daarom
is ervoor gekozen deze inventarisatie in beperkte omvang te starten met de landen
waarnaar de Commissie Joustra onderzoek heeft gedaan. Daarnaast is in dit kader ook
een project gestart in Haïti. Met de opgedane ervaringen zal daarna ook in andere
landen een inventarisatie plaatsvinden. INEA betrekt daarbij belangenorganisaties,
die al ervaringen hebben met zoektochten in de landen van herkomst.
Op grond van de Subsidieregeling belangenorganisaties interlandelijk geadopteerden kan een deel van de subsidie worden aangewend ter ondersteuning van zoektochten of
rootsreizen voor een groep van ten minste vijf interlandelijk geadopteerden. Omdat
ik ervan doordrongen ben dat de eis van een gezamenlijke reis bezwaarlijk kan zijn,
bijvoorbeeld vanwege de grote afstanden tussen verschillende reisbestemmingen binnen
een land van herkomst, leg ik de voorwaarde van ondersteuning van ten minste vijf
personen niet (langer) uit als een voorwaarde om gezamenlijk op reis te gaan, maar
dient het ondersteuningsaanbod gericht te zijn op een groep van minimaal vijf geadopteerden,
die al dan niet afzonderlijk van elkaar, een rootsreis ondernemen. Daarbij kan gedacht
worden aan de inzet van een veldwerker of tolk ten behoeve van ten minste vijf geadopteerden
of aan bijeenkomsten ter voorbereiding op of na afloop van een rootsreis.
Met betrekking tot de gewenste ondersteuning ten behoeve van het hervinden van de
oorspronkelijke culturele identiteit en culturele aspecten van het land van herkomst,
merk ik op dat de subsidies op grond van voornoemde subsidieregeling hiervoor kunnen
worden aangewend. Een aantal belangenorganisaties benut de subsidies ook voor bijvoorbeeld
taal- of kooklessen. INEA heeft een stappenplan gepubliceerd voor het aanvragen van
deze subsidie en heeft bij bepaalde aanvragen ook een adviserende rol. Zo kan INEA
de belangenorganisaties wijzen op vergelijkbare activiteiten van andere belangenorganisaties
en ze stimuleren om gebruik te maken van elkaars ervaringen. Ook vanuit INEA is aandacht
voor culturele aspecten en identiteit.
Recent heeft een evaluatie plaatsgevonden van de subsidieregeling. Daarbij hebben
de vragen centraal gestaan of de subsidieregeling in de huidige vorm tegemoetkomt
aan het doel daarvan, op welke punten de regeling kan worden versterkt en of de regeling,
dan wel de uitvoering daarvan, aanpassing behoeft teneinde het beoogde doel beter
te realiseren. De ervaringen van de belangenorganisaties en INEA met de subsidieregeling
zijn daarbij betrokken
Het evaluatieverslag heb ik als bijlage bij deze brief gevoegd. Hieruit blijkt dat
belangenorganisaties de subsidie benutten om meer bekendheid te geven aan de eigen
organisatie, om activiteiten voor geadopteerden te organiseren, zoals themabijeenkomsten
en rootsreizen, om ondersteuning te bieden bij zoektochten en om het netwerk in het
land van herkomst uit te breiden. Verder blijkt dat de subsidieregeling belangenorganisaties
bestaansrecht kan geven, omdat er voor het overige maar beperkte financiële bronnen
beschikbaar zijn. En dat er ook belangenorganisaties zijn die er bewust voor kiezen
om geen gebruik te maken van de subsidiemogelijkheden. De evaluatie heeft geleid tot
drie aanbevelingen, waarop ik kort zal ingaan.
1. Begeleid de subsidieaanvragers. Er is behoefte aan laagdrempelige ondersteuning bij de subsidieaanvraag, tijdens
de looptijd van de subsidie en bij de verantwoording. Op deze begeleiding en ondersteuning
is reeds ingezet, door adequaat te reageren op vragen per mail en door de mogelijkheid
te bieden telefonisch of in digitaal overleg af te stemmen. Aanvragen worden na ontvangst
snel beoordeeld en waar nodig wordt ook actief contact gezocht met de aanvrager.
2. Inventariseer de wenselijke invulling van zoektochten. Uit de evaluatie blijkt dat er behoefte kan zijn aan een meer individuele insteek
van zoektochten of rootsreizen. Desondanks houd ik vast aan de voorwaarde dat ten
minste vijf geadopteerden gediend moeten zijn bij het aanwenden van subsidies ten
behoeve van rootsreizen. Dit sluit aan bij het uitgangspunt dat niet wordt overgegaan
tot het verstrekken van tegemoetkomingen of vergoedingen aan individuele geadopteerden.
Daarbij merk ik op dat de inzet van professionele begeleiders voor, tijdens en na
afloop van de rootsreis ten behoeve van minimaal vijf geadopteerden op basis van de
subsidieregeling is toegestaan.
3. Zoek de balans tussen het inzetten van kennis en expertise en de belastbaarheid van
vrijwillige inzet. De belangenorganisaties worden bestuurd door vrijwilligers en dat heeft tot gevolg
dat kennis en expertise beperkt kunnen zijn. Begeleiding wordt hierbij wenselijk geacht,
alsmede meer duidelijkheid over de grenzen tussen vrijwillige en betaalde inzet. Met
INEA is naar aanleiding van de evaluatie afgesproken om voor de zomer een gezamenlijke
bijeenkomst met de belangenorganisaties te organiseren over de subsidieregeling. Daarin
zal op laagdrempelige wijze nadere uitleg over de regeling worden gegeven, kunnen
onduidelijkheden worden opgehelderd, kunnen ervaringen worden gedeeld en kan verder
worden afgestemd op welke wijze het uitwisselen van informatie beter kan worden ontsloten.
Daarbij is vanzelfsprekend aandacht voor de conclusies en aanbevelingen van het evaluatieverslag.
Psychosociale ondersteuning
Bij INEA kunnen op laagdrempelige wijze psychosociale vragen worden voorgelegd. Door
(ervarings)deskundigen wordt vervolgens ondersteuning geboden. INEA organiseert ook
lotgenoten- en groepsbijeenkomsten, waarin geadopteerden onderling ervaringen kunnen
delen. INEA biedt inmiddels de mogelijkheid om (kosteloos) vijf individuele verkennende
gesprekken te voeren met een professional. Deze verkennende gesprekken zijn gericht
op het onderzoeken van de ondersteuningsvraag met professionals, die bekend zijn met
adoptievraagstukken en mogelijk ervaringsdeskundigheid en/of -kennis met zich meebrengen.
Denk hierbij aan vragen die te maken kunnen hebben met het wel of niet starten van
een zoektraject of als binnen een lopend hulpverleningstraject gezocht wordt naar
aanvullende, passende, adoptiesensitieve ondersteuning. Verdergaande individuele hulpverlening
wordt door INEA niet geboden, maar INEA kan wel behulpzaam zijn in het verdere doorgeleiden
naar een passende en/of aanvullende hulverleningsvorm die aansluit bij de vraag. INEA
heeft een grootschalige enquête bij hulpverleners uitgezet en is druk doende om de
verzamelde informatie te verwerken in een digitale sociale kaart. Op basis van zoekcriteria
worden de regionale hulpverleningsmogelijkheden daarmee beter inzichtelijk. Dit komt
tegemoet aan de wens van een groot aantal geadopteerden om beter te worden voorgelicht
over de beschikbare hulpverlening. Daarbij blijft de reguliere route van kracht om
via de huisarts of de praktijkondersteuner een doorverwijzing te krijgen naar gespecialiseerde
hulpverlening. Daarnaast heeft het agenderen van adoptiesensitieve hulpverlening steeds
de aandacht van INEA in contacten met de stakeholders en is INEA aan het onderzoeken
of een adoptiesensitieve zorgstandaard ontwikkeld kan worden.
Ik zal uw Kamer in het najaar verder informeren over de stappen die zijn gezet.
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
T.H.D. Struycken
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
T.H.D. Struycken, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid