Brief regering : Fiche: Europees actieplan omtrent de cybersecurity van ziekenhuizen en zorgaanbieders
22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Nr. 4000
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 21 februari 2025
Overeenkomstig de bestaande afspraken ontvangt u hierbij 1 fiche die werd opgesteld
door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissie voorstellen (BNC).
Fiche: Actieplan omtrent de cybersecurity van ziekenhuizen en zorgaanbieders
De Minister van Buitenlandse Zaken,
C.C.J. Veldkamp
Fiche: Europees actieplan omtrent de cybersecurity van ziekenhuizen en zorgaanbieders
1. Algemene gegevens
a) Titel voorstel
Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch
en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s over het Europees actieplan omtrent
de cybersecurity van ziekenhuizen en zorgaanbieders
b) Datum ontvangst Commissiedocument
15 januari 2025
c) Nr. Commissiedocument
COM(2025)10
d) EUR-Lex
EUR-Lex – 52025DC0010 – EN – EUR-Lex
e) Nr. impact assessment Commissie en Opinie
Niet opgesteld
f) Behandelingstraject Raad
Raad voor Vervoer, Telecommunicatie en Energie (Telecomraad)
g) Eerstverantwoordelijk ministerie
Ministerie van Justitie en Veiligheid in nauwe samenwerking met het Ministerie van
Volksgezondheid, Welzijn en Sport
2. Essentie voorstel
Op 15 januari 2025 heeft de Europese Commissie (hierna: «de Commissie») een EU-actieplan
gepresenteerd om de cyberbeveiliging van ziekenhuizen en zorgverleners te verbeteren.
Deze mededeling was aangemerkt als een topprioriteit binnen de eerste honderd dagen
van de nieuwe Commissie. Van alle kritieke sectoren in de EU melden lidstaten in de
zorgsector het hoogste aantal cyberincidenten. Bovendien digitaliseert de zorg in
toenemende mate en raakt de sector afhankelijker van digitale zorgsystemen en infrastructuren.
Kernpunt van het actieplan is dat er bij het Europees Agentschap voor Netwerk- en Informatiebeveiliging (ENISA) een European Cybersecurity Support Centre for hospitals and healthcare providers (hierna: «Steuncentrum») wordt opgezet. Dit Steuncentrum zal streven naar een uniforme
Europese aanpak voor de uitdagingen op het gebied van cybersecurity in de zorg.
Het plan en de voorgestelde maatregelen zijn onderverdeeld in vijf thema’s: preventie,
detectie, respons, herstel en afschrikking.
Ten eerste zal er worden gewerkt aan betere preventie: het plan helpt de zorgsector
om weerbaarder te zijn tegen cyberincidenten met gerichte maatregelen in de vorm van
zogeheten cyberbeveiligingsvouchers (gerichte financiële steun) voor kleinere zorgaanbieders
en ondersteuning bij het implementeren van best practices op het gebied van cyberbeveiliging. Daarnaast zal het Steuncentrum met hulp van de
lidstaten en de Commissie een instrument ontwikkelen dat de administratieve lasten
minimaliseert voor entiteiten die aan veel regelgeving onderhevig zijn. De Europese
ID-Wallet biedt een manier om afhankelijkheid van zwakke identificatiemechanismen te mitigeren.
Verder zal worden onderzocht of de zorgsector in aanmerking komt voor gecoördineerde
paraatheidstesten onder de Cybersolidariteitsverordening1 en wordt de ontwikkeling van een raamwerk voor een volwassenheidsbeoordeling specifiek
voor cyberveiligheid in de zorgsector voorgesteld. Ook wordt aangeboden een risicoanalyse
uit te voeren onder de NIS (Network and Information Security) Cooperation Group, om de technische en strategische risico’s van medische producten in kaart te brengen.
Daarnaast wordt gesproken over de (mogelijke) oprichting van een Europees Chief Information Security Officer (CISO-) Netwerk als pool van experts, voor het faciliteren van kennisuitwisseling
en het werven van security-experts binnen de zorgsector.
Ten tweede wil de Commissie werken aan de detectie en identificatie van cyberincidenten.
Lidstaten worden aangemoedigd om alle cyberincidentnotificaties van ziekenhuizen en
zorgaanbieders te delen met het Steuncentrum. Ook zou het Steuncentrum een EU-breed
early-warning abonnement voor de zorgsector moeten introduceren, om real time alerts zodoende te ontvangen. Daarnaast zal het Steuncentrum meer steun aan het European Health Information Sharing and Analysis Centre (ISAC) verlenen.
Het derde en vierde thema richten zich op het adequaat reageren op cyberaanvallen
en het herstel hiervan, om de gevolgen van cyberaanvallen te beperken. Zo stelt de
Commissie voor om binnen de EU Cybersecurity Reserve, die al is opgericht met de Cybersolidariteitsverordening, een Rapid Response
Service op te zetten, specifiek voor de gezondheidszorgsector. Ook wordt voorgesteld om draaiboeken
te ontwikkelen om zorgorganisaties te helpen bij een ransomware-aanval, en zouden nationale cyberoefeningen moeten worden georganiseerd om deze draaiboeken
te testen.
De vijfde prioriteit is vooral gericht op het afschrikken van aanvallen, door de verdere
ontwikkeling van een diplomatieke reactie van de EU op kwaadwillige cyberactiviteiten,
bijvoorbeeld aan de hand van de reeds bestaande Cyber Diplomacy Toolbox.
Het actieplan kondigt ook een uitgebreide publieke consultatie aan. Op basis van de
aanbevelingen die uit de consultatie komen, wordt naar verwachting eind 2025 een bijgewerkt
actieplan opgeleverd.
3. Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel
a) Essentie Nederlands beleid op dit terrein
De Nederlandse Cybersecuritystrategie (NLCS) zet de vier pijlers uiteen van de kabinetsinzet
voor het realiseren van een digitaal veilige en weerbare samenleving.2 Naast acties en samenwerking op nationaal niveau, benadrukt de NLCS dat internationale
samenwerking, zowel in EU- en NAVO-verband als daarbuiten, essentieel is gezien het
grensoverschrijdende karakter van cyberdreigingen. Het kabinet zet zich daarom actief
in bij de verschillende Europese gremia en samenwerkingsverbanden met als doel de
digitale weerbaarheid van de EU te vergroten.
Pijler I van de NLCS ziet op de digitale weerbaarheid van de overheid, bedrijven en
maatschappelijke organisaties, waaronder de zorgsector. Hierbij stelt het kabinet
het doel om beter zicht te krijgen op mogelijke dreigingen en incidenten en organisaties
goed te beschermen tegen digitale risico’s, onder meer met de implementatie van de
herziene Europese Netwerk- en Informatiebeveiligingsrichtlijn (NIS2-richtlijn) in
nationale wetgeving. De NIS2-richtlijn en de aanstaande wetgeving ter implementatie
daarvan (Cyberbeveiligingswet), zijn van toepassing op essentiële en belangrijke entiteiten
in verschillende belangrijke sectoren in ons land, waaronder (organisaties in) de
gezondheidszorg.
Voor de zorgsector zal Z-CERT naar verwachting worden aangewezen als sectoraal Computer Security Incident Response Team (CSIRT) onder de aanstaande wetgeving ter implementatie van de NIS2-richtlijn. Op
basis van deze aanstaande wetgeving zal Z-CERT de wettelijke taken van het CSIRT ten
behoeve van de entiteiten binnen de Nederlandse zorgsector gaan vervullen. Z-CERT
vervult reeds de rol van sectoraal computercrisisteam en is daarnaast het expertisecentrum
voor cybersecurity in de zorg. Z-CERT voorziet Nederlandse zorginstellingen van advies
en dreigingsinformatie, ondersteuning bij cyberaanvallen en kan netwerken monitoren
op kwetsbaarheden of verdachte activiteiten.
Daarnaast zet het kabinet in op bewustwording over informatieveiligheid onder zorgmedewerkers.
Binnen het project «informatieveilig gedrag in de zorg» worden initiatieven genomen
ter bevordering van veilig online gedrag in de zorgsector. Hierover heeft het kabinet
uw Kamer geïnformeerd in de brief «Voortgang op elektronische gegevensuitwisseling»
van 15 december 2022.3
In 2023 is op initiatief van Z-CERT de Europese Zorg ISAC opgericht, een samenwerkingsverband
door en voor Europese zorgpartijen op het gebied van cybersecurity. Z-CERT vervult
op dit moment tevens de voorzittersrol van dit samenwerkingsverband wat haar informatiepositie
verder verstevigd en ten goede komt aan de ondersteuning van de Nederlandse zorgsector.
Nationaal beleid richt zich ook op de doorontwikkeling van de verplichte NEN-normen.4 Deze verplichten zorginstellingen om risico’s voor informatiebeveiliging in kaart
te brengen en passende maatregelen te nemen. Met deze normen zal ook rekening worden
gehouden bij de invulling van de zorgplicht in de nadere wetgeving op basis van de
Cyberbeveiligingswet voor zorginstellingen die onder de toepasselijkheid van die wet
komen te vallen. Daarnaast worden praktische hulpmiddelen ontwikkeld om de naleving
te vergemakkelijken.
b) Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel
Het kabinet verwelkomt de doelstelling van het actieplan om de digitale weerbaarheid
van zorginstellingen binnen de EU te vergroten. Aangezien de zorginstellingen dicht
bij de burger staan en geavanceerde cyberaanvallen grote consequenties hebben op patiëntveiligheid
en de samenleving, is het van belang de digitale weerbaarheid van zorginstellingen
te vergroten. Bovendien wordt in de zorg gewerkt met bijzondere persoonsgegevens en
worden zorgaanbieders extra kwetsbaar door digitalisering en de daarbij behorende
ketenafhankelijkheid. Tegelijkertijd heeft het kabinet vragen over de wenselijkheid
van het prioriteren van specifieke sectoren en wijst daarbij op het belang van implementatie
van aanstaande cybersecuritywetgeving en het op een generieke manier versterken van
cybersecurity, zodat het aan alle (kritieke) sectoren ten goede komt.
Het kabinet verwelkomt de aandacht in het actieplan voor de dreiging van ransomware en onderschrijft de intenties van de Commissie. Het kabinet verwelkomt tevens de
voorstellen om het zicht op ransomware in de Unie te versterken om daarmee een effectieve opsporing te ondersteunen.
Het kabinet hecht groot belang aan de nadruk op het beveiligen van de keten van het
zorgveld en kan zich vinden in de voorgestelde acties om de kleinere zorgaanbieders
te ondersteunen op gebied van cyberveiligheid. Kleinere zorgaanbieders hebben geen
grote IT- of securityteams en hebben een gebrek aan tijd, geld en expertise om cybersecurity
succesvol te implementeren binnen de organisatie. In een keten van verbonden zorgsystemen
vormen de kleinere zorginstellingen de zwakste schakel. Tevens vallen kleinere zorgaanbieders
vaak niet onder de NIS2-richtlijn. Gerichte financiële steun (via cyberbeveiligingsvouchers)
en praktische steun op het gebied van basis cyberhygiëne vindt het kabinet daarom
nuttig. Het kabinet zal verduidelijking vragen over de financiering en uitvoering
van deze vouchers.
Ook de voorgestelde gecoördineerde risicobeoordeling van zowel technische als strategische
risico’s van de toeleveringsketen draagt bij aan de cyberweerbaarheid van de gehele
zorgsector. Voor middelgrote en grotere zorgaanbieders zal deze risicobeoordeling
met inachtneming van het hierover bepaalde in de aanstaande wetgeving ter implementatie
van de NIS2-richtlijn plaatsvinden.
Het kabinet ziet de meerwaarde van de inzet op training en bewustwordingsactiviteiten.
Online-trainingen en cursussen kunnen zorgen voor een sterke basis van bewustzijn
over cybersecurity, en in het bijzonder het herkennen van (cyber)dreigingen. Het is
daarom van belang dat de trainingen toegankelijk zijn voor verschillende soorten zorgprofessionals.
Voor de verdere uitwerking en beoordeling van het actieplan streeft het kabinet naar
complementariteit, goede samenhang en het voorkomen van duplicatie met bestaande netwerken,
structuren, wetgeving en initiatieven op zowel EU- als nationaal niveau. Ook mogen
maatregelen niet conflicteren met de verdragsrechtelijke bepaling over de uitsluitende
verantwoordelijkheid van lidstaten op het gebied van bescherming van nationale veiligheid.
In dit kader heeft het kabinet aanmerkingen bij het inrichten van een Steuncentrum
voor ziekenhuizen en zorgaanbieders bij ENISA. Allereerst is er de vraag hoe dit Steuncentrum
zich zal verhouden tot de taken en verantwoordelijkheden die in de NIS2-richtlijn,
en ter implementatie daarvan in nationale wetgeving, nu juist bij instanties van de
lidstaten zijn belegd. Zo zijn er vragen over enkele voorgestelde taken omdat deze
lijken te overlappen met taken die krachtens de NIS2-richtlijn (en in lijn daarmee
de nationale wetgeving ter implementatie daarvan) aan lidstatelijke CSIRTs, waaronder
in Nederland naar verwachting Z-CERT voor de zorgsector, zijn toegekend. Het kabinet
is voor het gebruiken van datgene wat voortvloeit uit de implementatie van de NIS2-richtlijn
en tegen het opzetten van parallelle structuren. Daarbij merkt het kabinet op dat
het delen van informatie over cybersecurityincidenten door lidstaten met het Steuncentrum
in elk geval niet verder zou moeten gaan dan in de gevallen waarin lidstaten hiertoe
krachtens de NIS2-richtlijn gehouden zijn.
Ook is het onduidelijk voor het kabinet uit welke middelen een dergelijk Steuncentrum
zal worden bekostigd, aangezien ENISA reeds voor uitdagingen staat als het gaat om
de financiering van haar huidige taken. Daarbij heeft ENISA aangegeven over te weinig
capaciteit te beschikken om aan haar huidige verplichtingen te kunnen voldoen. Daarnaast
vraagt het kabinet zich af of het wenselijk is om middelen onder Digital Europe aan
te wenden voor projecten van het Steuncentrum, omdat deze in de eerste plaats bestemd
zijn voor het sectoroverstijgend versterken van cybersecurity.
Het kabinet verwelkomt het voorstel van de Commissie om de zorgsector binnen de EU
weerbaarder te maken door de ontwikkeling van richtsnoeren, het ontwikkelen van een
toegankelijk instrument dat de administratieve last vanwege regelgeving voor entiteiten
in de zorg zal helpen minimaliseren en de opstelling van een raamwerk voor cybersecurityvolwassenheidsbeoordeling.
Het kabinet benadrukt echter de noodzaak om na te gaan of er eventueel sprake kan
zijn van duplicatie en te kijken naar complementariteit van bestaande initiatieven
op nationaal en EU-niveau.
Voor wat betreft de inzet van de in de Cybersolidariteitsverordening voorgestelde
EU Cybersecurity Reserve in de zorgsector, onderstreept het kabinet het belang dat lidstaten zelf bepalen
of zij eventueel gebruik willen maken van de diensten van de EU Cybersecurity Reserve een dat die diensten enkel ter ondersteuning van de uitoefening van de taken en bevoegdheden
door nationale instanties moeten zijn. Daarnaast heeft het kabinet nadrukkelijk aanmerkingen
bij het opzetten van een Rapid Response Service voor de zorgsector als onderdeel van de EU Cybersecurity Reserve en zal het de Commissie om toelichting vragen over de toegevoegde waarde, haalbaarheid,
inrichting en raakvlakken met nationale bevoegdheden van deze dienst.
Ten aanzien van het voorstel om de in de Cybersolidariteitsverordening voorgestelde
gecoördineerde paraatheidstesten in te zetten in de zorgsector, ziet het kabinet het
testen van (kritieke) entiteiten als één van de maatregelen die een positief effect
kunnen hebben op de digitale weerbaarheid van de zorgsector, maar wijst het kabinet
ook op het belang van andere paraatheidsacties die hieraan kunnen bijdragen. Daarbij
heeft het kabinet vragen over onder meer de selectie van (kritieke) entiteiten binnen
de zorgsector voor deze paraatheidstesten en raakvlakken met nationale verantwoordelijkheden.
Het kabinet ontvangt graag een verduidelijking over het nut en de noodzaak van een
Cybersecurity Advisory Board en een Chief Information Security Officer (CISO-) netwerk. Dit vanwege de al bestaande complexiteit binnen het EU-cyberlandschap
en (mogelijke) overlap met huidige en aanstaande taken en bevoegdheden van nationale
instanties. Zo bestaat het Europese Zorg ISAC primair uit CISO’s in de zorgsector
uit de verschillende lidstaten. Het kabinet ziet daarom liever een focus op harmonisatie
en implementatie van reeds opgerichte instanties.
Tot slot bevat het actieplan nog een aantal elementen dat ingaat op het continueren
van bestaand beleid, zoals de inzet van de Europese ID-Wallet in de gezondheidszorg en het gebruik van de Cyber Diplomacy Toolbox. Het kabinet steunt de voortgang van deze initiatieven en instrumenten.
c) Eerste inschatting van krachtenveld
In algemene zin verwelkomen de andere EU-lidstaten de doelstellingen van het actieplan
om de zorgsector weerbaarder te maken. Zij benadrukken echter ook het belang om nationale
bevoegdheden in relatie tot crisis-en incidentmanagement in gedachten te houden bij
de verdere uitwerking van de maatregelen voortvloeiend uit dit actieplan. Ook zijn
er zorgen geuit over de financiering van de voorgestelde initiatieven in het actieplan.
De positie van het Europees Parlement is nog onbekend.
4. Grondhouding ten aanzien van bevoegdheid, subsidiariteit, proportionaliteit, financiële
gevolgen en gevolgen voor regeldruk, concurrentiekracht en geopolitieke aspecten
a) Bevoegdheid
De grondhouding van het kabinet is positief. De mededeling heeft betrekking op het
verbeteren van de digitale weerbaarheid van de gezondheidszorgsector en dus op de
beleidsterreinen van gemeenschappelijke veiligheidsvraagstukken op het gebied van
volksgezondheid en de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht. Op terreinen van gemeenschappelijke
veiligheidsvraagstukken op het gebied van volksgezondheid en de ruimte van vrijheid,
veiligheid en recht is sprake van een gedeelde bevoegdheid tussen de EU en de lidstaten
op grond van artikel 4, lid 2, sub j en k van het Verdrag betreffende de werking van
de Europese Unie (VWEU).
b) Subsidiariteit
De grondhouding van het kabinet is positief. De mededeling heeft tot doel om de cyberweerbaarheid
van de zorgsector op Europees niveau te versterken. Gezien het grensoverschrijdende
karakter van cyberdreigingen in de zorg, kan dit onvoldoende door de lidstaten op
centraal, regionaal of lokaal niveau worden verwezenlijkt. Daarom is een EU-aanpak
nodig. Daarnaast is het gelet op het grensoverschrijdend karakter wenselijk om ondersteuning
van de Commissie en ENISA te ontvangen om de cyberweerbaarheid van de zorgsector te
versterken. Dit geldt met name ook voor veel kleinere zorgaanbieders die niet onder
de NIS2-richtlijn vallen. Gelet daarop, is optreden op het niveau van de EU gerechtvaardigd.
Het kabinet plaatst echter een aandachtspunt bij één specifiek aspect van de mededeling.
Dit betreft de voorgenomen toewijzing van taken aan het Steuncentrum, die mogelijk
overlappen met taken die nu juist nadrukkelijk bij nationale instanties, en meer in
het bijzonder CSIRTS van lidstaten, worden of op korte termijn zullen worden belegd.
Deze taken kunnen ook voldoende door de CSIRTS worden opgepakt, zonder duidelijke
indicaties dat dit beter op Unieniveau zou kan kunnen worden opgepakt. In de uitvoering
van deze taken is er dan ook ogenschijnlijk geen gerechtvaardigde reden voor optreden
specifiek op het Unieniveau.
c) Proportionaliteit
De grondhouding van het kabinet is positief. De mededeling heeft tot doel om de cyberweerbaarheid
van de zorgsector op Europees niveau te versterken. Het voorgestelde optreden is geschikt
om deze doelstelling te bereiken. De verscheidene acties inzake preventie, detectie,
respons, herstel en afschrikking zullen bijdragen aan het versterken van de cybersecurity
van de gezondheidssector. Bovendien gaat het voorgestelde optreden grotendeels niet
verder dan noodzakelijk, nu de voorgestelde richtsnoeren en maatregelen voornamelijk
ondersteunend van aard zijn.
Wel plaatst het kabinet een aandachtspunt bij de oprichting van een Rapid Response Service bij het EU Cybersecurity Reserve. Dit lijkt verder te gaan dan noodzakelijk voor het bereiken van het doel. Lidstaten
kunnen al goed terecht bij de EU Cybersecurity Reserve voor hulp bij incidentrespons. In dat kader heeft een dergelijke dienst op Europees
niveau naar oordeel van het kabinet weinig toegevoegde waarde. Het kabinet pleit ervoor
om de huidige structuur van hulp bij incidentrespons te behouden.
d) Financiële gevolgen
De gevolgen voor de EU-begroting zijn nog lastig in te schatten. Het kabinet zal de
Commissie vragen aan te geven wat het financieel beslag van de toekomstige voorstellen
zal zijn en wie aan deze financiële verantwoordelijkheden moet voldoen. Daarnaast
zal het kabinet verduidelijking vragen over de financiering van (huidige) taken in
relatie tot het gegeven budget gezien ENISA reeds heeft aangegeven over onvoldoende
budget te beschikken om deze taken te kunnen uitvoeren en over de wenselijkheid van
het reserveren van gelden binnen het Digital Europe programma voor projecten van het
Steuncentrum. Daarnaast moet de ontwikkeling van de administratieve uitgaven in lijn
zijn met de Europese Raadsconclusies van juli 2020 over het Meerjarig Financieel Kader
(MFK) akkoord. Wanneer er sprake is van een stijging van het aantal werknemers zal
het kabinet hier nauwkeurig op toe zien. Het kabinet is van mening dat de benodigde
EU-middelen dienen te worden gevonden binnen de in de Raad afgesproken financiële
kaders van de EU-begroting 2021–2027 en dat deze moeten passen bij een prudente ontwikkeling
van de jaarbegroting. Het kabinet wil niet vooruit lopen op de integrale afweging
van middelen na 2027.
Het kabinet ziet graag een specificering van de verdere financiële gevolgen voor lidstaten.
Eventuele budgettaire gevolgen worden ingepast op de begroting van de beleidsverantwoordelijke
departementen, conform de regels van de budgetdiscipline.
Het kabinet ontvangt graag een verdere specificering over het bekostigen van de in
het actieplan voorgestelde uitrol van cyberbeveilingsvouchers voor kleinere ziekenhuizen
en zorgaanbieders.
e) Gevolgen voor regeldruk, concurrentiekracht en geopolitieke aspecten
De gevolgen voor de regeldruk die moeten blijken uit het actieplan zijn nog moeilijk
te duiden. Het is namelijk onduidelijk of de initiatieven omschreven in het actieplan
voortbouwen op bestaande of aanstaande implementatie van de NIS2-richtlijn, of dat
het om nieuwe initiatieven zal gaan. Het kabinet zal hierover verduidelijking vragen
en inzetten op zo min mogelijk regeldruk. Er kan sprake zijn van additionele administratieve
lasten voor de lidstaten en medeoverheden.
Er zijn geen gevolgen voor de concurrentiekracht van de EU. Het actieplan draagt bij
aan de weerbaarheid van de EU en Nederland door de paraatheid en de responscapaciteiten
van entiteiten in het zorgdomein te versterken.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.C.J. Veldkamp, minister van Buitenlandse Zaken
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.