Brief regering : Rapportage 2022-2023 National Actieplan Vrouwen, Vrede en Veiligheid
26 150 Algemene Vergadering der Verenigde Naties
36 180
Doen waar Nederland goed in is – Strategie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
Nr. 223
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 20 februari 2025
Hierbij informeer ik uw Kamer mede namens de Ministers van Defensie, van Justitie
en Veiligheid en van Asiel en Migratie, de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp
en de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de voortgang van
het vierde Nationaal Actieplan 13251 over Vrouwen, Vrede en Veiligheid (hierna NAP1325-IV) over de jaren 2022 en 2023.
De Vrouwen, Vrede en Veiligheid-agenda (ofwel Women, Peace and Security/WPS-agenda), geïnitieerd door de VN-Veiligheidsraad resolutie 1325 van 31 oktober 2000,
richt zich op de rol van vrouwen voor, tijdens en na conflict. Deze agenda benadrukt
het belang van gelijke en betekenisvolle vrouwenparticipatie in vredesprocessen, de
bescherming van vrouwen en meisjes tegen alle vormen van conflict-gerelateerd geweld
en de integratie van genderperspectieven in alle aspecten van vrede en veiligheid.
Nog te vaak zijn vrouwen uitgesloten van vredesprocessen. Hierdoor blijft kennis en
expertise die een belangrijk rol hebben in samenlevingen onbenut. Daarnaast tonen
verschillende vredes- en veiligheidsindexen, zoals Global Peace Index, Internal Violence
Index en de Women Peace and Security Index aan dat er een duidelijk verband bestaat
tussen de positie van vrouwen en de mate van stabiliteit en welvaart in een samenleving.
De Nederlandse WPS-inzet draagt dan ook bij aan versterking van de rol van vrouwen
bij het streven naar vrede en veiligheid.
In deze brief schets ik de belangrijkste resultaten die in 2022 en 2023 met het NAP1325-IV
(201-2025) zijn behaald. Een gedetailleerder overzicht is beschikbaar op rijksoverheid.2
Diplomatieke inzet
Nederland is internationaal een gewaardeerd partner in het bestrijden van aan conflict-gerelateerd
seksueel geweld.3 Zo heeft Nederland extra aandacht gevestigd op de bestraffing van dit type misdrijf
onder andere tijdens de Oekraïne Accountability Conferentie in Den Haag.4 In 2023 was Nederland mede-initiatiefnemer in de EU voor het aannemen van sanctiepakketten
om aanstichters tot en daders van geweld tegen vrouwen, inclusief aan conflict-gerelateerd
seksueel geweld, te straffen.
Nederland maakte zich binnen de VN sterk voor het beter betrekken van vrouwen in de
planning van vredesmissies en operaties en het vergroten van de deelname van geüniformeerde
vrouwen aan deze missies. Dat komt ten goede aan de effectiviteit van vredesmissies.
Samen met de Verenigde Staten, Ghana en Zambia zegde Nederland tijdens de VN ministeriële
bijeenkomst over vredeshandhaving in december 2023 onder andere toe scherfvesten –
gereed in het voorjaar van 2025 – te leveren die specifiek zijn gemaakt voor vrouwelijke
vredeshandhavers. De praktijk leerde dat uniformen en scherfvesten gemaakt voor het
mannelijk postuur vrouwen niet goed beschermden. In Oekraïne werd met financiële steun
aan het Ukrainian Women Fund bijgedragen aan het versterken van vrouwenparticipatie in de veiligheidssector.
Als lid van de VN Commissie voor Vredesopbouw in 2021–2022 heeft Nederland de WPS-agenda
consequent meegenomen in adviezen over vredesopbouw en participatie van vrouwen(organisaties)
in de commissie bevorderd. Ook pleitte Nederland succesvol voor een verplichte financiële
bijdrage door alle VN-Lidstaten aan het VN Fonds voor Vredesopbouw waarbinnen Nederland
inzet op het beter meenemen van genderperspectieven in conflictpreventie, conflictvermindering
en bemiddeling. Het Initiatief ter Promotie van Vrouwen en Jongeren van dit fonds
ontving in het bijzonder Nederlandse steun.
Tijdens de jaarlijkse open debatten in de VN Veiligheidsraad over Vrouwen, Vrede en
Veiligheid benadrukte Nederland consequent het belang van de deelname van vrouwen
in vredes- en veiligheidsprocessen, van de bescherming van vrouwelijke leiders en
mensenrechtenverdedigers en van de samenwerking met en steun voor lokale en door vrouwen
geleide organisaties in crisis- en (post)conflictgebieden.
Financiële inzet
Ter ondersteuning van de diplomatieke inzet steunde Nederland samen met het VN-kantoor
van de Speciaal Vertegenwoordiger Seksueel Geweld in Conflicten een project in Oekraïne
om aan conflict-gerelateerd seksueel geweld tegen te gaan en slachtoffers bij te staan.
Tevens droeg Nederland bij aan het versterken van de Oekraïense justitiële sector
om conflict-gerelateerd seksueel geweld te onderzoeken en vervolgen.
Nederland financierde5 in 2022 en 2023 als onderdeel van het beleidskader Versterking Maatschappelijk Middenveld
(2021–2025) programma’s in negen landen6 die tevens bijdroegen aan de uitvoering van het NAP1325-IV. Hierdoor konden bijvoorbeeld
in de Democratische Republiek Congo vrouwen worden getraind in conflictbemiddeling.
In Colombia konden vrouwenorganisaties mede dankzij Nederlandse steun een actieve
rol spelen in de uitvoering van het vredesproces en werd een wet aangenomen die geweld
tegen vrouwen in de politiek tegengaat. In Zuid-Soedan werd geïnvesteerd in de deelname
van vrouwen in de rechtspraak. Nederlandse steun aan de Syrian Women Advisory Board bevorderde de participatie van vrouwen binnen het Syrische politieke proces. Zoals
aangekondigd in de brief van 21 januari jl. (Kamerstuk 36 600 XVII-55) zal een instrument gericht op Vrouwen, Vrede en Veiligheid worden uitgewerkt binnen
het nieuwe beleidskader voor de samenwerking met maatschappelijke organisaties.
Gelijkheid en toegang tot noodhulp voor vrouwen en meisjes waren belangrijke thema’s
in de internationale (nood)hulpverlening. Organisaties die Nederland financierde zoals
OCHA, UNICEF, WFP, UNHCR, de Rode-Kruis-beweging en de Dutch Relief Alliance hanteren
genderanalyses bij het opstellen van responsplannen en bij het bevorderen van zinvolle
participatie van vrouwen in besluitvorming en pakken gendergerelateerd geweld aan.
In Oekraïne besteedden het Nederlandse Rode Kruis en andere Rode-Kruispartners extra
aandacht aan bescherming en inclusie. Centraal daarin stond het in kaart brengen van
kwetsbaarheden en noden van vrouwen en meisjes. Dat is bijvoorbeeld van belang voor
de distributie van artikelen voor vrouwelijke hygiëne. In Gaza spande de Palestijnse
Rode Halve Maan zich in om – ondanks alle beperkingen – zoveel mogelijk mensen te
helpen, met speciale aandacht voor extra ondersteuning voor vrouwen en meisjes.7 In Afghanistan zetten Nederlandse partnerorganisaties zich ervoor in dat (nood)hulp
voor en door vrouwen gegeven kon blijven worden, ondanks de aankondigingen van de
Taliban dat vrouwen niet langer voor de VN en ngo’s mochten werken.
Geestelijke gezondheid en psychosociale steun (MHPSS) hebben een belangrijke rol in
vredesopbouw en het bevorderen van sociale cohesie. Daarom zette Nederland in op de
integratie van MHPSS in humanitaire actie en vredesopbouw. Zo creëerde het Oekraïense
Rode Kruis kindvriendelijke ruimtes met MHPSS-activiteiten voor meisjes en jongvolwassenen.
Operationele en nationale inzet
Het Ministerie van Defensie spande zich met het Defensie Actieplan 1325 in voor een
verbeterde integratie van het genderperspectief in militaire operaties, onder andere
door deelname van (militaire) genderadviseurs aan operationele planningsgroepen. Bij
de voorbereiding en uitvoering van de Nederlandse bijdrage aan EUFOR Althea en de
bredere veiligheidsinzet in Irak8 is expliciet aandacht besteed aan (de positie) van vrouwen en meisjes. Het Ministerie
van Defensie leverde genderadviseurs aan de United Nations interim Force in Lebanon (UNIFIL) en de missie United States Security Coordinator for Israel and the Palestinian Authority (USSC) in Jeruzalem/Ramallah. Daarnaast werkt Defensie nauw samen met de EU, de NAVO
en het Nordic Center for Gender in Military Operations, op het gebied van beleid, trainingen en uitvoering. Defensie investeerde eveneens
in een groter genderbewustzijn en een betere balans binnen het eigen personeelsbestand:
in het algemeen en in het bijzonder in besluitvormingsprocessen.
Het Ministerie van Justitie en Veiligheid zette de aanpak van internationale misdrijven,
waaronder oorlogsmisdrijven en misdrijven tegen de menselijkheid, voort om straffeloosheid
te bestrijden. De inzet heeft er onder meer toe geleid dat verdachten zijn gedagvaard
wegens seksueel geweld als misdrijf tegen de menselijkheid. Uw Kamer is hierover geïnformeerd
middels de Rapportagebrief Internationale Misdrijven 2023.9
Nederland heeft het asielbeleid aangepast naar aanleiding van een arrest van het Hof
van Justitie van de Europese Unie. Nu kunnen vrouwen (afhankelijk van de omstandigheden
in het land van herkomst) worden beschouwd als een sociale groep. Waar vrouwen die
werden vervolgd op grond van hun gender eerder bescherming kregen op grond van subsidiaire
bescherming, kunnen zij als gevolg hiervan nu bescherming krijgen op grond van het
Vluchtelingenverdrag. Met de wijziging in het asielbeleid kunnen zowel vrouwen in
het algemeen als beperktere groepen vrouwen met een gemeenschappelijk kenmerk worden
beschouwd als behorend tot een «bepaalde sociale groep» afhankelijk van de situatie
in het land van herkomst.10 Binnen het land gebonden asielbeleid wordt waar relevant ook rekening gehouden met
conflict-gerelateerd (seksueel) geweld waar zowel meerderjarige als minderjarige mannen
en vrouwen voor kunnen vrezen.
Voor de totstandkoming van de Emancipatienota 2022–202511 raadpleegde het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap een breed scala aan organisaties,
waaronder ook organisaties van migrantenvrouwen en vluchtelingenvrouwen. Vrouwen en
meisjes met een verleden in conflictsituaties hebben doorgaans vaker te maken met
meervoudige discriminatie of een achterstandspositie. Voorts is sinds het voorjaar
van 2023 het Integraal Afwegingskader (IAK) vervangen door het beleidskompas. Daarin
is de kwaliteitseis «Effecten op gendergelijkheid» als een van de verplichte kwaliteitseisen
opgenomen. De kwaliteitseis is van toepassing op nieuw beleid, inclusief beleid dat
raakt aan Vrouwen, Vrede en Veiligheid.
Tenslotte
In de verslagperiode 2022–2023 zijn (onderdelen van) het NAP1325-IV meer en meer onderdeel
geworden van beleid en is bijgedragen aan zogeheten mainstreaming van Vrouwen, Vrede en Veiligheid in het Nederlandse buitenlands- en veiligheidsbeleid.12 Zo zette Nederland zich in NAVO verband in voor gendermainstreaming binnen de drie NAVO
kerntaken. Het in 2023/24 herziene WPS-beleid uit 2018 omvat daartoe vier strategische
doelen: (i) gendersensitief leiderschap en accountability, (ii) betekenisvolle participatie
van vrouwen binnen de NAVO en nationale krijgsmachten, (iii) voorkomen en tegengaan
van dreigingen die een disproportioneel negatief effect hebben op de levens van vrouwen
en meisjes en (iv) bescherming tegen seksueel en gender gerelateerd geweld.
Nederland zet de inspanningen voort om via het NAP1325-IV de verplichtingen uit resolutie
1325 te implementeren. Immers, verhoogde deelname van vrouwen aan besluitvorming inzake
vrede en veiligheid en bescherming van vrouwen tegen geweld in (pre- en post-)conflictgebieden draagt bij aan stabiliteit en welvaart in binnen en buitenland en dient daarmee
het Nederlands belang. Zo heb ik tijdens de ministeriële openingsweek van de 79ste Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (AVVN) in New York in september 2024
samen met Duitsland, Canada en Australië, Afghanistan aansprakelijk gesteld wegens
grove en systematische schendingen van de rechten van vrouwen en meisjes onder het
Vrouwenverdrag, en was Nederland medeorganisator van een bijeenkomst waarbij ik aandacht
heb gevraagd voor de enorme schaal waarop aan conflict-gerelateerd seksueel geweld
plaatsvindt in Soedan. Dit onderstreept de noodzaak om de WPS-agenda voort te zetten
en deze in het licht van het vijfentwintig jarig bestaan van resolutie 1325 in 2025
verder te brengen.
Bij de implementatie van het NAP1325-IV gaat het om lange-termijn-processen. Nationale
actieplannen van andere landen, zoals Noorwegen en Canada, bestrijken een periode
van acht jaar. Een langere uitvoeringsperiode draagt bij aan een consistentere opvolging
en monitoring van de gestelde doelen die nog steeds even relevant zijn. Het kabinet
heeft daarom besloten het NAP1325-IV (2021–2025) met twee jaar te verlengen tot en
met 2027.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
C.C.J. Veldkamp
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.C.J. Veldkamp, minister van Buitenlandse Zaken
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.