Brief regering : Kabinetsreactie op het rapport 'Etnisch profileren is overheidsbreed probleem' van Amnesty International
30 950 Racisme en Discriminatie
Nr. 434
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 3 februari 2025
Discriminatie is onacceptabel. Dat staat voor het kabinet buiten kijf. Discriminatie
is niet alleen schadelijk voor de persoon die het ondergaat, maar voor de samenleving
als geheel. Dit geldt eens te meer voor stelselmatige discriminatie en voor discriminatie
door de overheid. In de samenleving dragen wij een gezamenlijke verantwoordelijkheid
om dit probleem aan te pakken, maar juist als overheid hebben wij hierin een voorbeeldfunctie.
In het rapport «Etnisch profileren is overheidsbreed probleem» wijst Amnesty International
Nederland (hierna: Amnesty) het kabinet erop dat het, ondanks dit uitgangspunt, in
de praktijk niet altijd lukt om die voorbeeldrol te vervullen en dat etnisch profileren
nog altijd voorkomt.1
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken heeft mijn ambtsvoorganger op 4 april 2024
per brief verzocht om met een kabinetsreactie te komen op dit rapport. Tijdens het
commissiedebat discriminatie, racisme en mensenrechten van 16 april 2024 heeft mijn
ambtsvoorganger toegezegd met een reactie te komen.2 Mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid, de Minister van Defensie, de
Minister van Buitenlandse Zaken, de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de Staatssecretaris Koninkrijksrelaties
en Digitalisering, de Staatssecretarissen van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst
en Douane en Herstel en Toeslagen, stuur ik u hierbij een reactie op dit rapport van
Amnesty. Door de afstemming met negen bewindspersonen heeft deze brief langer op zich
laten wachten dan eerder toegezegd.
Algemene reactie
Amnesty bespreekt in het rapport de risico’s op etnisch profileren en discriminerende
controles door verschillende overheidsorganisaties, waaronder de politie, Koninklijke
Marechaussee (KMar), Belastingdienst, het Ministerie van Buitenlandse Zaken (BZ) en
gemeenten. Amnesty stelt in haar rapport dat de Nederlandse overheid te weinig doet
om etnisch profileren aan te pakken. Het kabinet heeft het probleem van etnisch profileren
en institutioneel racisme erkend en stappen in de goede richting gezet, maar Amnesty
meent dat er nauwelijks effectieve maatregelen zijn genomen om etnisch profileren
uit te bannen.
Amnesty constateert dat op diverse plekken binnen overheidsdiensten sprake is (geweest)
van discriminatie door etnisch profileren. Dat is onacceptabel. Etnisch profileren
is, zoals Amnesty beschrijft, een ernstige vorm van discriminatie en in strijd met
de mensenrechten. Het wordt door mensen als vernederend en stigmatiserend ervaren
en draagt bij aan negatieve beeldvorming over bepaalde groepen burgers. Discriminatie
door de overheid tast het vertrouwen van burgers in de overheid aan en het schaadt
de legitimiteit van de Nederlandse overheid.
Het kabinet erkent dat er verbeteringen nodig zijn in het voorkomen en de aanpak van
stelselmatige discriminatie en discriminatie door de overheid. De overheid acht het
gebruik van risicoprofielen soms nuttig en effectief, maar dat mag nooit ten koste
gaan van burgers, tot discriminatie of stigmatisering leiden. Dat is een noodzakelijke
maar ook complexe opgave, omdat de aanpak vanuit verschillende invalshoeken benaderd
moet worden. Het kan gaan om bewustwording, aanpassen van werkprocessen of grip op
algoritmische besluitvorming. Het kost tijd om dit te veranderen. Daar worden al de
nodige stappen voor gezet, maar het is een opgave die een lange adem vereist en die
steeds moet worden bijgesteld aan de hand van nieuwe inzichten. Het rapport van Amnesty
kan daarbij helpen.
Het rapport geeft een overzicht van de maatregelen die, volgens Amnesty, nodig zijn
voor een effectieve aanpak van etnisch profileren en discriminerende controles. In
hoofdstuk 4 wordt ingegaan op richtlijnen en uitgangspunten die, wanneer nageleefd,
ervoor zorgen dat overheidscontroles worden uitgevoerd in lijn met de mensenrechten.
Bij elk van de uitgangspunten worden een of meerdere voorbeelden beschreven van bestaande
werkwijzen waarbij volgens Amnesty de zorgvuldigheid van overheidscontroles niet of
onvoldoende is gewaarborgd. Amnesty eindigt tot slot met achttien aanbevelingen op
het terrein van normstelling, zorgvuldigheid bij controles, verantwoording en toezicht.
Hieronder ga ik kort in op de stappen die al zijn gezet en vervolgens op de achttien
aanbevelingen.
Welke stappen zijn al gezet?
De overheid is gehouden aan artikel 1 van de Grondwet en dient allen die zich in Nederland
bevinden in gelijke gevallen gelijk te behandelen. Het is zeer onwenselijk als bepaalde
vormen van profileren of controles tot discriminatie leiden. Het is de opdracht van
iedere overheidsorganisatie om dat te voorkomen en te bestrijden. Het kabinet onderschrijft
dan ook de stelling in het rapport dat de overheid een belangrijke taak heeft om discriminatie
verder aan te pakken. In de afgelopen periode zijn door verschillende uitvoeringsorganisaties
en departementen maatregelen genomen om etnisch profileren te voorkomen en tegen te
gaan. Deze komen hieronder, bij de bespreking van de aanbevelingen, nader aan de orde.
Uw Kamer is hier op verschillende manieren over geïnformeerd. De KMar, de Politie,
de Vereniging Nederlandse Gemeenten en de Belastingdienst hebben uw Kamer tijdens
het Rondetafelgesprek over risicoprofilering in het handhavingsbeleid op 23 mei 2024
verder inzicht gegeven in alle stappen die zij ondernemen om etnisch profileren te
voorkomen en te bestrijden.
Een van de voorbeelden van maatregelen is de inventarisatie en een toets die heeft
plaatsgevonden bij alle overheidsinstellingen met betrekking tot het gebruik van afkomst-gerelateerde
indicatoren in risicomodellen. Deze inventarisatie vond plaats naar aanleiding van
de motie van de leden Marijnissen (SP) en Klaver (GroenLinks)3, ook wel «motie 21 genoemd», tijdens het debat van 19 januari 20214 over het rapport «Ongekend Onrecht». De resultaten van de inventarisatie zijn door
de ministeries met uw Kamer gedeeld.5 De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) heeft de
Auditdienst Rijk gevraagd een externe toets uit te voeren naar de kwaliteit van de
uitvoering van deze motie. Dit onderzoek is op 2 december 2024 aan uw Kamer gezonden.6 De Auditdienst vermeldt in de conclusies van dit onderzoek dat de projectteams bij
de departementen signaleerden dat Motie#21 heeft bijgedragen aan het bewustzijn over
het verwerken van afkomstgerelateerde gegevens binnen de departementen.
Het kabinet is van mening dat veel van de acties die het neemt om etnisch profileren
tegen te gaan, aansluiten aan bij de aanbevelingen van Amnesty. Een voorbeeld is aanbeveling
om uit te dragen dat overheidsorganisaties die burgers controleren in hun zoektocht
naar potentiële normovertreders, burgers vanuit vertrouwen en als individuen moeten
behandelen. Een ander voorbeeld is om de mogelijkheden voor een Public Sector Equality
Duty te laten onderzoeken: dat wordt momenteel gedaan door de Staatscommissie tegen Discriminatie
en Racisme. Het kabinet herkent zich echter niet in alle bevindingen en conclusies
uit het rapport. Zo stelt Amnesty dat «nationaliteit» onder de discriminatiegrond
ras valt. In sommige situaties is dit voorstelbaar, tegelijkertijd is nationaliteit
een legitiem en wereldwijd toegepast selectiecriterium. Voor de toepasbaarheid van
wet- en regelgeving is nationaliteit soms een relevant en toegestaan criterium. Ter
illustratie kan hier het gebruik van nationaliteit in het visumbeoordelingsproces
bij BZ worden genoemd, waar dit wordt gebruikt om het staatsburgerschap van een aanvrager
te bepalen. Hierbij is nationaliteit een gegeven dat in wezen de kern van het visumproces
vormt.7 Immers, iemands nationaliteit bepaalt of men visumplichtig is.
Verschillende ministeries en uitvoeringsorganisaties zijn de afgelopen maanden op
de uitnodiging van Amnesty ingegaan om naar aanleiding van het rapport in gesprek
te gaan. Het kabinet waardeert het zeer dat Amnesty tijd vrij heeft gemaakt voor deze
gesprekken en ook in de toekomst blijven de diverse uitvoeringsorganisaties en departementen
graag in gesprek met (maatschappelijke) organisaties, waaronder Amnesty, over dit
belangrijke thema.
Aanbevelingen 1 en 2: Normstelling
Amnesty adviseert in een wet of bindende richtlijn vast te leggen dat het discriminatieverbod
geen ruimte laat voor het gebruik van kenmerken zoals ras, huidskleur, etniciteit,
etnische en nationale afkomst, religie, nationaliteit en andere afkomstgerelateerde
gegevens in selectiebeslissingen en risicoprofilering, ook niet in combinatie met
andere kenmerken.
De overheid is vanzelfsprekend gehouden aan het discriminatieverbod, zoals dat is
vastgelegd in artikel 1 van de Grondwet en andere gelijkebehandelingswetgeving. Dit
is verder uitgewerkt in nationale en internationale jurisprudentie. In hun brief van
20 maart 2023 hebben de Nationaal Coördinator tegen Discriminatie en Racisme, de Staatscommissie
tegen Discriminatie en Racisme en het College voor de Rechten van de Mens het kabinet
opgeroepen om het handelen van de overheid ook onder de reikwijdte van de gelijkebehandelingswetgeving
te brengen. Ook de Parlementaire Onderzoekscommissie effectiviteit antidiscriminatiewetgeving
en de Parlementaire Enquêtecommissie Fraudebeleid en Dienstverlening adviseren dit.
De Algemene wet gelijke behandeling (hierna: Awgb) is alleen van toepassing op privaatrechtelijke
relaties, dat wil zeggen op relaties tussen burgers onderling. Daarop geldt momenteel
al een uitzondering: discriminatie op grond van ras is verboden bij de sociale bescherming,
daaronder begrepen sociale zekerheid en sociale voordelen, zoals toeslagen of uitkeringen.
De oproep is, zoals gezegd, om al het overheidshandelen onder de reikwijdte van deze
wetgeving te brengen, waaronder bijvoorbeeld ook risicoprofilering door de Belastingdienst
bij controle op fraude bij de inkomstenbelasting of overheidshandelen bij grenscontroles.
Een dergelijke wetswijziging zou tot gevolg hebben dat mensen een beroep op de Awgb
kunnen doen wanneer zij vermoeden slachtoffer te zijn geweest van etnisch profileren
en dat zij hun klacht over het handelen van de overheid kunnen laten beoordelen door
het College voor de Rechten van de Mens. Het Ministerie van BZK is gestart met een
onderzoek naar de mogelijkheid om de reikwijdte van de Awgb uit te breiden. Voor de
uitbreiding zijn enkele (principiële) keuzes te maken, zoals of de uitbreiding voor
onderscheid op alle gronden moet gelden of (in eerste instantie) alleen voor de meest
voorkomende en of een «open» of «gesloten» systeem van rechtvaardiging het meest voor
de hand ligt. U wordt in het voorjaar van 2025 geïnformeerd over de voortgang van
het onderzoek. In het debat over het rapport van de Parlementaire enquêtecommissie
Fraudebeleid en Dienstverlenging van 15 januari 2025 is uw Kamer een technische briefing
aangeboden over dit onderzoek. Met het onderzoek wordt ook tegemoetgekomen aan de
motie van de leden Ceder en Mutluer van 19 april 2022. In deze motie wordt het kabinet
verzocht een expliciet verbod op het gebruik van nationaliteit of etniciteit in risicoprofilering
bij wetshandhaving te onderzoeken.8 Ook de Staatscommissie tegen discriminatie en racisme onderzoekt deze vraag. Na het
onderzoek zal een wetgevingsproces volgen. Hoewel een uitbreiding van de reikwijdte
van de Awgb geen nieuwe norm oplegt aan de overheid, maar slechts een norm codificeert
– de overheid is immers via artikel 1 van de Grondwet al gehouden aan het verbod van
discriminatie – ligt het voor de hand dat een eventuele wetswijziging gepaard zal
gaan met informatie aan de overheidsdiensten die daar mogelijk mee te maken krijgen,
over de procedure bij het College voor de Rechten van de Mens. Bij de vormgeving daarvan
– en andere trainingen of voorlichtingen – zullen de lessen uit het evaluatieonderzoek
van het Verwey-Jonker Instituut worden meegenomen.9 Verwey-Jonker heeft onderzoek gedaan naar de effectiviteit van de workshops die Movisie
in opdracht van het Ministerie van BZK heeft uitgevoerd om gemeentelijke uitvoeringsdiensten
bekend te maken met het toetsingskader etnisch profileren van het College voor de
Rechten van de Mens. Uit dat onderzoek volgt dat dergelijke trainingen het best kunnen
worden ingebed in bestaande structuren voor bijvoorbeeld opleidingen of bewustwordingstrajecten
in plaats van als losse workshops.
Daarnaast heeft het College voor de Rechten van de Mens het toetsingskader «Discriminatie
door risicoprofielen – Een mensenrechtelijk toetsingskader» opgesteld om etnisch profileren
in de praktijk te helpen voorkomen. Het College heeft op 28 januari jl. een geactualiseerd
toetsingskader uitgebracht,10 onder andere naar aanleiding van de uitspraak van het Gerechtshof in de zaak over
het gebruik van ras en etniciteit bij MTV-controles.11 De eventuele gevolgen voor het beleid van de overheid worden opnieuw bezien. Naast
het toetsingskader, zal ook het advies van Amnesty over het opstellen van een wet
of bindende richtlijn over het gebruik van afkomstgerelateerde gegevens worden meegenomen.
Bovendien zal het herziene toetsingskader opnieuw onder de aandacht worden gebracht
van de verschillende uitvoeringsorganisaties. Dit toetsingskader is bedoeld als praktische
handreiking voor beleid en praktijk van uitvoeringsdiensten als de politie, de KMar,
de Belastingdienst, het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) en de Sociale
Verzekeringsbank (SVB).
Aanbevelingen 3 tot en met 9: Strikte regels voor controle
Amnesty adviseert om uit te dragen dat overheidsorganisaties, die burgers controleren,
burgers vanuit vertrouwen en als individuen moeten behandelen. Dit kan volgens Amnesty
worden bereikt door controlebevoegdheden wettelijk vast te leggen in wetgeving of
bindende richtlijnen en instructies. Daarnaast adviseert Amnesty om vast te leggen
dat opsporingsambtenaren burgers alleen controleren indien sprake is van een geconstateerd
strafbaar feit of een redelijk vermoeden van schuld. Amnesty adviseert om aselect
controleren het uitgangspunt te laten zijn, om terughoudend te zijn met de inzet van
(geautomatiseerde) risicoprofilering, om algoritmes voor risicoprofilering te toetsen
aan mensenrechten en om zelflerende algoritmes ter ondersteuning van selectiebeslissingen
te verbieden.
Risicogericht toezicht is een instrument om doelmatig en effectief toezicht te houden.
Op deze manier wordt getracht de toezichtscapaciteit gericht en effectief in te zetten
en wordt zoveel mogelijk voorkomen dat burgers onnodig worden lastiggevallen. De Kamer
heeft ook aangegeven het gebruik van risicogericht toezicht niet bij voorbaat uit
te willen sluiten, getuige de aangenomen motie van Martens-America (VVD) en Van Zanten
(BBB).12
Het kabinet wil alleen op een verantwoorde manier en op onbevooroordeelde wijze onderscheid
maken bij de inzet van risicogericht toezicht. Het kabinet onderschrijft daarom het
belang van zorgvuldigheid, transparantie en voldoende waarborgen bij de inzet hiervan.
Waarborgen
Goede waarborgen zijn dus van groot belang. Voorbeelden hiervan zijn het baseren van
risicomodellen op onderzoek en analyse, (statistische) validatie vooraf, regelmatige
monitoring, onderhoud en evaluatie en openstaan voor signalen van hoe het risicomodel
uitpakt in de praktijk. Daarbij is het wenselijk om (externe) expertise te betrekken,
bijvoorbeeld in de vorm van ethische commissies. Binnen het Ministerie van Financiën
is daarom in 2023 de onafhankelijke en externe Adviescommissie Analytics ingesteld
die adviseert over het ethisch verantwoord omgaan met data voor analyse ten behoeve
van het Ministerie van Financiën, de Belastingdienst, de Douane en Dienst Toeslagen.
UWV legt haar risicoscans voor aan een ethische commissie en SVB is momenteel bezig
om hoofdrisico’s per wet te herijken om tunnelvisie en bias te voorkomen. Ook zetten
zowel Dienst Toeslagen als UWV en SVB in op aselect toezicht bij handhaving.
Trainingen
De laatste jaren besteden uitvoeringsorganisaties in hun trainingen en opleidingen
steeds meer aandacht aan het tegengaan van discriminatie en racisme. Trainingen en
workshops moeten leiden tot meer bewustwording, gedragsverandering en de verbetering
van bejegening van c.q. uitleg aan burgers. Dit sluit aan bij de aanbeveling van Amnesty
om uit te dragen dat overheidsorganisaties die burgers controleren in hun zoektocht
naar potentiële normovertreders, burgers als individuen moeten behandelen en hen moeten
bejegenen vanuit vertrouwen.
− Zo is DUO op het gebied van discriminatie en inclusie gestart met het geven van trainingen
voor externe controleurs en het organiseren van dialoog- en kennissessies voor DUO-medewerkers.
− Dienst Toeslagen is in de zomer van 2024 gestart met de leerlijn «Inzicht in eigen
vooroordelen». In co-creatie met het College voor de Rechten van de Mens is gezamenlijk
aan de ontwikkeling van deze leerlijn gewerkt. Dienst Toeslagen werkt via deze weg
aan de onderliggende oorzaken, zoals ingeslepen mechanismen, denkwijzen, werkwijzen
en handelingspatronen die leiden tot discriminatie. De leerlijn komt voort uit het
meerjarenprogramma «Vooroordelen Voorbij» van het College.
− De Belastingdienst gaat discriminatie en institutioneel racisme tegen met bijvoorbeeld
cursussen, opleidingen en gesprekken om bewustwording van medewerkers en management
te vergroten.
− De politie en de KMar hebben beiden hun Handelingskader Professioneel Controleren
geactualiseerd en opnieuw op verschillende gremia en via diverse media bij de medewerkers
onder de aandacht gebracht. Het handelingskader geeft handvatten aan de uitvoerende
mensen en hun leidinggevenden. Door expliciet te maken hoe zij de selectie maken en
de controle vormgeven, worden zij ondersteund in hun werk. Momenteel onderzoekt de
KMar hoe de resultaten op een goede manier kunnen worden gemeten en binnen de KMar
worden diverse mogelijkheden uitgelopen, zoals een app waarin selectiecriteria worden
opgeslagen. Binnen de politie zijn er meerdere herhalingsonderzoeken uitgevoerd naar
de bekendheid van het Handelingskader Professioneel Controleren en de zogenoemde Proco-app.
Beide handelingskaders maken deel uit van de basisopleiding en vervolgopleidingen
voor politie en KMar. De politie heeft in het afgelopen jaar het aangepaste handelingskader
actief onder de aandacht gebracht. In 2025 zal dat worden voorgezet. De politie en
KMar spannen zich onder andere met het Handelingskader in om professioneel controleren
te bevorderen en etnisch profileren te voorkomen en te bestrijden. Dit zal bijdragen
aan een betere taakuitvoering. Het meten van het resultaat is complex, de bekendheid
met het handelingskader wordt wel getoetst. Daarnaast hebben de KMar en de politie
VR-brillen ter ondersteuning van trainingen voor het maken van selectiebeslissingen
geïntroduceerd en een intern programma dat tot doel heeft de culturele sensitiviteit
binnen de organisatie te verhogen en discriminatie en uitsluiting te voorkomen en
bestrijden.
− Bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken vereist het visumbeoordelingsproces naar
zijn aard doorlopend aandacht ter voorkoming van mogelijke vooroordelen. Dit aspect
vormt daarom dan ook een belangrijk onderdeel van de startopleiding voor visumbeslismedewerkers,
met nadruk op het principe «verstrekken tenzij», waarbij elke aanvraag op zijn eigen
merites en aan de hand van dezelfde (Europeesrechtelijke) criteria dient te worden
beoordeeld. Daarnaast is het een terugkerend onderwerp in workshops en vervolgtrainingen.
Specifiek kunnen hier de Diversiteit en Inclusie en de «Unconscious Bias» trainingen
genoemd worden. Beide zijn verplicht voor alle beslismedewerkers.
Aselect controleren
Amnesty adviseert om aselect controleren het uitgangspunt te laten zijn voor alle
overheidscontroles die zich richten op burgers zonder dat er concrete, geïndividualiseerde
aanwijzingen zijn voor wetsovertreding.
Het kabinet kan zich daar niet volledig in vinden en vindt niet dat alle overheidscontroles
altijd aselect moeten plaatsvinden. Risicogericht toezicht is een belangrijk instrument
om doelmatig en effectief toezicht te houden. Hiermee wordt voorkomen dat burgers
die de regels naleven onnodig worden gecontroleerd en wordt toezichtscapaciteit gericht
en zo efficiënt mogelijk ingezet. Ook is selectie soms juist wenselijk om burgers
te ondersteunen, gemak te bieden, fouten te voorkomen en ook fouten te herstellen.
Wel is het kabinet van mening dat aselect selecteren een goede aanvulling is op risicogericht
toezicht, juist ook ter validatie.13
Veelal worden aselecte steekproeven nu naast risicogericht toezicht gebruikt. Een
aantal voorbeelden hiervan wordt hieronder genoemd.
− Het uitgangspunt van Dienst Toeslagen is dat aselecte steekproeven náást risicogericht
toezicht moeten plaatsvinden. Hierbij moet worden opgemerkt dat hoe meer controlebevoegdheden
wettelijk vastgelegd worden, hoe minder ruimte er is voor het hanteren van de «menselijke
maat». Er wordt ook gewerkt aan nieuwe manieren van controle en handhaving, ten behoeve
hiervan is ook de Handhavingsstrategie van Dienst Toeslagen opgesteld. Deze is op
31 mei 2023 openbaar gemaakt. Hierbij is ook het waarborgenkader voor selectie-instrumenten
gedeeld.
− Het Ministerie van Buitenlandse Zaken (BZ) overweegt een steekproefsgewijze selectie
van visumaanvragen voor een intensievere controle. Dit kan ter validatie een goede
aanvulling zijn op de data ondersteunde werkwijze. Het Ministerie van BZ ziet dit
echter niet als alternatief voor de huidige werkwijze, maar aanvullend met bovengenoemde
meerwaarde en/of als monitoringsinstrument. Overigens vindt op dit moment reeds een
kwaliteitstoets plaats door middel van het continu monitoren van de op data gestuurde
werkwijze, alsmede door middel van het wekelijks bezien van een selectie afgehandelde
visumaanvragen, waarbij geconstateerde afwijkingen van de benchmark worden besproken
en geëvalueerd. In dit verband is van belang om te benadrukken dat het toepassen van
aselect controleren er bij het Ministerie van BZ nooit toe zal leiden dat bepaalde
visumaanvragen niet onderzocht worden, aangezien elke aanvraag moet worden behandeld
op basis van de toepasselijke regelgeving, i.c. de EU-Visumcode. Dit laatste betekent
dat elke aanvraag die aan daarin vermelde criteria voldoet, wordt gehonoreerd.
− DUO voert op dit moment aselecte controles bij de uitwonendenbeurs.14
Studenten die in aanmerking komen voor studiefinanciering kunnen een hogere basisbeurs
ontvangen als zij uitwonend zijn dan als zij bij hun ouders wonen. De huidige controles
die DUO uitvoert bij de uitwonendenbeurs vinden aselect plaats nadat in juni 2023
berichten in de media verschenen dat studenten met een migratieachtergrond opvallend
vaker werden gecontroleerd door DUO. De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
(OCW) heeft geconstateerd, op basis van onderzoek van PricewaterhouseCoopers (PwC),
dat er helaas sprake is geweest van indirecte discriminatie bij het voormalige, risicogerichte
controleproces met betrekking tot de uitwonendenbeurs. Daar heeft de voormalig Minister
van OCW namens het vorige kabinet excuses voor aangeboden.15 De huidige aselecte controles bij de uitwonendenbeurs, zijn op de lange termijn volgens
het kabinet niet houdbaar. Aselect controleren met huisbezoeken is namelijk geen effectieve
manier om te controleren vergeleken met een goed werkende risicogerichte werkwijze.
Daarom acht het kabinet het noodzakelijk bij de controles uitwonendenbeurs om op zoek
te gaan naar een nieuwe, effectieve vorm van risicogericht toezicht, waarbij alleen
verantwoord onderscheid wordt gemaakt.
Ondertussen doet de Staatscommissie tegen Discriminatie en Racisme onderzoek naar
mogelijkheden om onderscheid op grond van ras en nationaliteit in risicoprofielen
alleen toe te passen om mensen te beschermen en te ondersteunen. Dit is onderdeel
van de opdracht van de Staatscommissie. In het kader daarvan bekijkt de Staatscommissie
onder meer de vraag of risicoselectie effectief is in vergelijking met het gebruik
van aselecte steekproeven en wat de (maatschappelijke) kosten en baten zijn van elk
van deze methodes. In juni 2024 heeft uw Kamer de motie van de leden Van Oostenbruggen
en Chakor aangenomen waarin wordt gevraagd een vergelijkend onderzoek uit laten voeren
met daarbij een diepgaande analyse van de effecten van discriminatie in relatie tot
het gebruik van zowel aselecte steekproeven als risicoselecties.16 De diepgaande analyse waar de motie om verzoekt, wordt meegenomen in het onderzoek
van de Staatscommissie. De Staatscommissie verwacht eind 2025 met een (eerste) analyse
te komen. In mei 2026 wordt het eindrapport van de Staatscommissie verwacht.]
Regels rondom algoritmes en AI
Als AI en algoritmes worden ingezet, ook als dat gebeurt bij risicoprofilering, dan
dienen de voorwaarden en waarborgen duidelijk te zijn. Het kabinet werkt aan een volgende
versie van het Algoritmekader voor de overheid. Dit biedt een handzaam overzicht van
de belangrijkste wettelijke normen en eisen ten aanzien van AI en algoritmes, met
een vertaling naar praktische maatregelen. Belangrijke onderdelen zijn o.a. bias en
discriminatie, transparantie/uitlegbaarheid en hulpmiddelen om risico’s vroegtijdig
te identificeren en te mitigeren. Het kabinet vindt het belangrijk dat mensenrechten,
waaronder het discriminatieverbod, gelden als uitgangspunt voor het doel, het ontwerp
en het gebruik van algoritmes en AI. In de meest recente Verzamelbrief Digitalisering
heeft het kabinet een update gegeven van dit kader.17 Het kader is beschikbaar en zal in open omgeving worden doorontwikkeld.18 Met het ontwikkelen van het Algoritmekader wordt ook voldaan aan de motie van het
lid Westerveld die verzoek om op concrete regels op te stellen om etnisch profileren
tegen te gaan, zodat dit niet alleen aan de uitvoeringsorganisaties wordt overgelaten.19
Het is belangrijk dat er bij de inzet van algoritmes en AI vanaf de start een brede
discriminatietoets plaatsvindt. Daarbij valt niet alleen te denken aan de data protection
impact assessment (DPIA) als persoonsgegevens worden verwerkt, maar ook aan een bredere
mensenrechtentoets, bijvoorbeeld door het doen van een Impact Assessment Mensenrechten
en Algoritmes (IAMA). Dit laatste instrument is bedoeld om ervoor te zorgen dat alle
relevante aandachtspunten rondom de inzet van algoritmes in een vroeg stadium en op
een gestructureerde manier aan de orde komen. Het instrument richt zich niet alleen
op het verbod op discriminatie, maar op alle mensenrechten. Het IAMA is inmiddels
bekend binnen de overheidsorganisaties en wordt ook toegepast. Er is recent een evaluatie
afgerond op basis van 15 pilots.20
Het kabinet wil een mensenrechtentoets voor specifieke typen algoritmes meer bindend
maken. Dit ook naar aanleiding van een motie van uw Kamer die het kabinet verzocht
heeft om een impactassessment te verplichten voorafgaand aan het gebruik van algoritmes
wanneer deze worden ingezet om evaluaties van of beslissingen over mensen te maken.21 Deze motie vraagt ook om waar mogelijk deze assessments openbaar te maken. Zoals
in de kabinetsreactie daarop aangegeven, wil het kabinet dit in samenhang zien met
de nieuwe verplichtingen die volgen uit de AI-verordening.22 Afgesproken is destijds om, vooruitlopend op de AI-verordening, voor alle nieuwe
hoog-risico AI-systemen in de zin van de AI-verordening die binnen de Rijksoverheid
worden gebruikt, een mensenrechtentoets te laten doen.23
Het kabinet vindt het belangrijk dat bij het gebruik van algoritmes en AI ter ondersteuning
van selectiebeslissingen en risicoprofilering duidelijk te volgen moet zijn hoe besluiten
tot stand komen. In artikel 5 van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG)
worden de belangrijkste principes met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens
uiteengezet. Het handelen van de overheid wordt ook genormeerd door de Algemene wet
bestuursrecht (Awb). Een belangrijk uitgangspunt in het kader van transparantie is
het motiveringsbeginsel dat voor de belanghebbende inzichtelijk moet maken hoe besluiten
tot stand zijn gekomen.
Aanbevelingen 10 tot en met 15: Verantwoording
Transparantie is de basis van verantwoord controleren: alle overheidsorganisaties
die burgers controleren op potentiële normovertreding moeten transparant zijn over
hun werkwijze, zowel richting gecontroleerde burgers als richting de samenleving,
zo stelt Amnesty. Dit vraagt dat organisaties kunnen uitleggen waarom burgers zijn
geselecteerd voor een controle en welke werkwijze daarbij gehanteerd is. Daarnaast
vraagt dit om transparantie over de werkwijze in alle fasen van een controleproces.
Amnesty richt zich daarbij op een aantal manieren om deze verantwoording vorm te geven:
naleven van verplichtingen uit mensenrechtenverdragen; registratie van controles met
behulp van stopformulieren; registratie van algoritmen; en periodieke (verplichte)
evaluatie. In onderstaande alinea’s zal het kabinet toelichten op welke wijze dit
al gebeurt of welke stappen daarin gezet worden.
Naleving mensenrechtenverdragen
Amnesty beveelt aan om de algemene commentaren en aanbevelingen van mensenrechtenorganen
te gebruiken voor reflectie op en de verbetering van de aanpak van etnisch profileren.
Graag verwijs ik voor een reactie op deze aanbeveling naar de kabinetsreactie op de
jaarlijkse rapportage van het College voor de Rechten van de Mens 2022.24 Op 20 juli 2023 heeft het CRM zijn jaarlijkse rapportage over het jaar 2022 uitgebracht.
In die jaarrapportage reflecteert het CRM onder andere op de wijze waarop Nederland
rapporteert over de naleving van mensenrechtenverdragen en opvolging geeft aan aanbevelingen
van verdragscomités. Het CRM doet daarbij drie aanbevelingen aan het kabinet en één
aanbeveling aan het parlement. Een van deze aanbevelingen ziet op het benutten van
de vaste infrastructuur voor monitoring van opvolging van aanbevelingen. Het kabinet
heeft daarop toegezegd jaarlijks een kabinetsbrief te versturen over ontwikkelingen
op het gebied van verdragsrapportages, waaronder over de opvolging van aanbevelingen.
Registratie controles
Overheidsorganisaties zetten zich op diverse manieren in om professioneel controleren
en het vakmanschap van medewerkers te bevorderen en discriminatie via etnisch profileren
tegen te gaan. Het gebruik van stopformulieren om controles te registreren is daar
nu geen onderdeel van.
De politie heeft bijvoorbeeld maatregelen getroffen die gericht zijn op het vergroten
van bewustwording en het beïnvloeden van gedragsverandering en richt zich niet op
het gebruik van stopformulieren. Het gebruik van stopformulieren bij staandehoudingen
is in de zomer van 2016 onderzocht via het WODC. Op basis van dat onderzoek – en gehoord
hebbende de politie en het gezag – is de conclusie toen getrokken dat een stopformulier
«als zodanig in de huidige context onvoldoende bijdraagt aan het tegengaan van etnisch
profileren».25 Daarnaast zou de introductie van stopformulieren een grote administratieve belasting
met zich meebrengen voor de agenten op straat.
In dit kader is het ook relevant om te vermelden dat er vanuit de kennisagenda van
het Ministerie van Justitie en Veiligheid een internationaal (voornamelijk VS) literatuuronderzoek
is uitgevoerd in maart 2024 om een wetenschappelijke kennisbasis te ontwikkelen die
relevant is voor de Nederlandse praktijk over etnisch profileren door de politie.
Dit onderzoek is uitgevoerd door een team van de Radboud Universiteit en de Universiteit
Leiden, in opdracht van het WODC.26 Uit dit internationale literatuuronderzoek blijkt dat etnisch profileren door de
politie een complex en gelaagd onderwerp is. Naast etniciteit blijken ook andere factoren
mee te wegen in een politiebeslissing, zoals gender, leeftijd, kleding en het strafblad
van de verdachte. Daarnaast blijkt uit het onderzoek dat etnisch profileren niet alleen
een kwestie is van individuele politieacties. Bredere processen zijn daarop ook van
invloed, zoals besluitvorming op hogere niveaus. In de Verenigde Staten bijvoorbeeld,
leidt de beslissing om meer te patrouilleren in wijken met veel minderheden, soms
zonder duidelijke rechtvaardiging op basis van criminaliteitscijfers, tot etnisch
profileren. Verder speelt ook de context van de politieorganisatie een rol: de diversiteit
ervan, de cultuur en het beleid. Op basis van de geanalyseerde onderzoeken in de literatuurstudie
kan niet geconcludeerd worden welke aanpakken het beste werken om etnisch profileren
tegen te gaan. Geen van de onderzochte interventies – bij met name verkeerscontroles
– lijken invloed te hebben op het tegengaan van etnisch profileren. Het gaat dan om
interventies met camera’s op het uniform (bodycams), anti-biastraining, verschillende manieren van extern toezicht op het handelen van politieambtenaren
en het vergroten van het procedureel rechtvaardig handelen en het doen inzien van
het belang daarvan. De enige interventies die wel een positief effect lijken te hebben,
zijn interventies gericht op het vergroten van de diversiteit van politieteams. Om
zowel de politiepraktijk als de bredere context aan te pakken, is meer Nederlands
onderzoek nodig naar effectieve methoden om etnisch profileren in Nederland tegen
te gaan.
Verplicht algoritmeregister
Transparantie over de inzet van algoritmes en AI door de overheid kan via vermelding
in het algoritmeregister. Op dit moment is het aantal geregistreerde algoritmes en
AI systemen nog beperkt. Met rijksoverheidsorganisaties is afgesproken ten minste
alle hoog-risico AI-systemen eind 2025 in het register zijn gepubliceerd.27 Aanvullend onderzoekt het kabinet de mogelijkheid om het algoritmeregister een verplicht
karakter te geven. Ook zal onderzocht worden hoe om te gaan met een mogelijke uitzonderingspositie
voor opsporing, rechtshandhaving, defensie en inlichtingenverzameling.
Verder nog relevant in het kader van transparantie en algoritmes is dat de Ministeries
van Justitie en Veiligheid en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de mogelijkheden
hebben onderzocht om de individuele transparantie van algoritmegebruik bij besluitvorming
in de zin van de Awb te bevorderen. Dit kan gaan over situaties waarbij risicoprofilering
is ingezet. Er is een internetconsultatie geweest die liep tot 30 april 2024.28 Op dit moment wordt verkend wat mogelijke vervolgstappen zijn.
Klachtbehandeling
Amnesty adviseert ook om meldingen, klachten en concrete signalen van etnisch profileren
en discriminerende werkwijzen bij overheidscontroles van burgers te laten onderzoeken
door een onafhankelijke instantie. Overheidsorganisaties hebben al diverse acties
ondernomen om hun klachtprocedures aan te passen en te verbeteren.
De politie investeert in de professionalisering van de bestaande klachtbehandelingsprocedure.
Dat doet de politie binnen het bestaande wettelijke kader en op basis van rapporten
van de Nationale ombudsman en de Inspectie Justitie en Veiligheid. In drie regionale
eenheden (Den Haag, Midden-Nederland en Oost-Brabant) heeft een pilot gelopen waarin
is onderzocht hoe de behandeling van klachten op het terrein van etnisch profileren
kan worden verbeterd, hoe de klachtbehandeling meer onafhankelijk kan worden gemaakt
en hoe de bewijslast meer bij de beklaagde kan komen te liggen. De adviezen uit het
rapport van de Nationale ombudsman «Verkleurde beelden» zijn hierbij toegepast. De
pilot klachtbehandeling bij klachten over etnisch profileren is op 26 juni 2023 afgerond.
Op basis van de conclusies en aanbevelingen van de pilot zijn er landelijke werkafspraken
gemaakt voor klachtbehandeling van klachten over etnisch profileren. Deze landelijke
werkafspraken zijn in december 2023 vastgesteld en gedeeld met alle eenheden. Voor
een uitgebreide stand van zaken rondom de pilots wordt verwezen naar het eerste Halfjaarbericht
politie 2024.29
Ook de KMar heeft adviezen uit het rapport «verkleurde beelden» van de Nationale ombudsman
ter harte genomen. Hoewel de klachtenprocedure bij de KMar op veel punten al in lijn
was met het handelingskader, heeft het rapport aanleiding gegeven om de klachtenprocedure
nader te bezien. Dit heeft geleid tot diverse investeringen en maatregelen voor een
verdere verbetering en professionalisering van de klachtbehandeling. Hierbij handelt
de KMar ook in lijn met de aanbeveling over de omkering van bewijslast waarbij de
klager niet hoeft te bewijzen dat etniciteit een rol heeft gespeeld maar de KMar inzichtelijk
moet maken waarom bepaalde keuzes zijn gemaakt.
Op verzoek van de Tweede Kamer ontwikkelt het kabinet daarnaast een discriminatieprotocol
dat een werkwijze biedt hoe te handelen bij geconstateerde onrechtmatigheid bij AI
en algoritmes.30 Het biedt een werkwijze voor de verwerking van klachten en signalen en voor hulp
aan gedupeerden. Naar verwachting zal dit protocol dit najaar gereed zijn.
Periodiek evalueren en onderzoek public sector equality duty
De Staatscommissie tegen Discriminatie en Racisme heeft als onderdeel van haar opdracht
de taak om alle (semi)overheidsinstanties en uitvoeringsinstanties door te lichten
op (risico’s op) discriminatie en etnisch profileren in de werkwijze en organisatiecultuur.
De Staatscommissie heeft daarvoor een doorlichtingsinstrument ontwikkeld, waarmee
uiteindelijk overheidsorganisaties zichzelf kunnen doorlichten op discriminatie van
burgers bij de uitvoering van taken en diensten. Dit voorjaar is de Staatscommissie
gestart met een pilot met dit instrument samen met de Douane, DUO en de gemeente Arnhem.
De Staatscommissie is onafhankelijk en opereert ook als zodanig. Wel informeert het
Ministerie van BZK regelmatig over de voortgang van de pilots, met het oog op het
voortzetten van de werkzaamheden van de Staatscommissie na het publiceren van haar
eindrapport. Het is nog te vroeg om nu al te kunnen zeggen hoe dat er uit zal zien.
Maar conform de motie van lid Bamenga zal, als het eindrapport gereed is, worden bezien
hoe daar gevolg aan kan worden gegeven en zal ook worden bezien of het doorlichtingsinstrument,
dat specifiek is ontwikkeld voor overheidsdiensten met contacten met burgers, ook
zou kunnen worden gebruikt door werkgevers in de private sector.31 De Staatscommissie doet tevens onderzoek naar de toepasbaarheid in Nederland van
de public sector equality duty de in het Verenigd Koninkrijk en Ierland is ingevoerd. Het betreft een verplichting
voor alle (semi)overheidsinstellingen om jaarlijks te rapporteren over de wijze waarop
zij het recht op gelijke behandeling hebben beschermd en gerealiseerd in wetgeving,
beleid en praktijk. De Staatscommissie komt voor 1 mei 2026 met haar eindrapport met
aanbevelingen voor het kabinet. Tussenrapportages van de diverse deelonderzoeken worden
in de loop van 2025 verwacht.
Aanbevelingen 16 tot en met 18: Toezicht
Amnesty stelt dat het kabinet zorg moet dragen voor effectief toezicht door toezichthouders
adequate en bindende bevoegdheden toe te kennen. Ook moet het kabinet voldoende middelen
vrijmaken, zodat toezichthouders de benodigde capaciteit hebben om te kunnen reageren
op meldingen, klachten en signalen van etnisch profileren en indien nodig handhavend
kunnen optreden. Het kabinet licht deze verschillende aanbevelingen in onderstaande
kopjes toe.
Eenzijdig overheidshandelen
Amnesty beveelt aan om ervoor te zorgen dat toezichthoudende instanties adequate bevoegdheden
hebben om onderzoek te doen naar controles en om in geval van discriminatie handhavend
op te treden. Deze aanbeveling sluit aan bij de eerdergenoemde adviezen om eenzijdig
overheidshandelen onder de werking van de gelijkebehandelingswetgeving te brengen
en het onderzoek dat het Ministerie van BZK naar aanleiding daarvan is gestart. Naast
normstelling, biedt uitbreiding van de gelijkebehandelingswetgeving ook meer rechtsbescherming
aan burgers, zo is de gedachte achter het gezamenlijke advies van de Nationaal coordinator
tegen Discriminatie en Racisme, de Staatscommissie tegen Discriminatie en Racisme
en het College voor de Rechten van de Mens.
Het College voor de Rechten van de Mens kan op schriftelijk verzoek oordelen of er
onderscheid is of wordt gemaakt als bedoeld in de Awgb en aanverwante gelijkebehandelingswetgeving.32 Op dit moment ziet deze wetgeving – en daarmee ook de oordeelsbevoegdheid van het
College – primair op ongelijke behandeling bij de arbeid en bij het aanbieden van
goederen en diensten (zoals onderwijs, gezondheidszorg, huren en sport). Daarnaast
verbiedt artikel 7a Awgb het maken van onderscheid op grond van «ras» bij de sociale
bescherming, daaronder begrepen sociale zekerheid en sociale voordelen. Dit maakt
dat het College voor de Rechten van de Mens nu al wel kan oordelen op verzoek van
mensen die vinden dat zij vanwege hun afkomst gediscrimineerd zijn bij de toekenning
van bijvoorbeeld toeslagen.
In het onderzoek naar de voorgestelde uitbreiding van de reikwijdte van de Awgb wordt
onder andere ingegaan op welke wijze de rechtsbescherming tegen mogelijk discriminerend
handelen al is geregeld, waar dit mogelijk tekortschiet en hoe uitbreiding van de
bevoegdheid van het College voor de Rechten van de Mens daarin kan voorzien. Daarbij
is er ook aandacht voor de afbakening van het begrip «eenzijdig overheidshandelen»,
het beoordelingskader in de wet voor door de overheid gemaakte belangenafwegingen
en de verhouding van de oordelenprocedure bij het College voor de Rechten van de Mens
tot bestaande rechterlijke procedures en de klachtenprocedure bij de Nationale ombudsman.
Dit behoeft zorgvuldige bestudering. De afgelopen periode zijn er verkennende gesprekken
gevoerd met betrokken organisaties en heeft er een expertmeeting plaatsgevonden. Zoals
eerder benoemd in deze brief, zal de Tweede Kamer naar verwachting in het voorjaar
van 2025 worden geïnformeerd over de resultaten van het onderzoek.
Voldoende middelen
Amnesty beveelt in haar rapport verder aan dat er voldoende middelen beschikbaar worden
gesteld voor toezichthouders zodat zij de capaciteit hebben om mogelijk discriminerende
werkwijzen te onderzoeken, en klachten en signalen adequaat te behandelen.
In de evaluatie van de Wet College voor de rechten van de Mens geeft het College voor
de Rechten van de Mens aan dat door de recente extra middelen (toegekend in het kader
van de aanpak van de aanpak institutioneel racisme), het College nu een goede financiële
basis heeft om de beoogde maatschappelijke impact te realiseren. Het structurele financiële
kader van het College bedraagt momenteel € 9.446.000.33
Naast het College voor de Rechten van de Mens als toezichthouder, zijn er lokale antidiscriminatievoorzieningen
(ADV’s) waar personen terecht kunnen. De 19 ADV’s registreren klachten en meldingen
en verlenen onafhankelijke bijstand aan melders. Voor deze wettelijke taken krijgen
de gemeenten jaarlijks € 12,9 miljoen via het Gemeentefonds. Sinds 2024 is er daarnaast
structureel € 2,5 miljoen extra per jaar voor preventie van discriminatie. Dit bedrag
is via een decentralisatie-uitkering in de meicirculaire aan gemeenten uitgekeerd.
Daarnaast werkt het Ministerie van BZK aan een herziening van het stelsel van ADV’s,
met onder meer als doel om de huidige knelpunten in de financiering van de ADV’s weg
te nemen. Over de herziening van het stelsel van ADV’s wordt uw Kamer aan het begin
van 2025 geïnformeerd.
Omkering van de bewijslast
Amnesty adviseert te stimuleren dat klachtbehandelaars, klachtcommissies en toezichthouders
bij aanwijzingen voor discriminatie omkering van de bewijslast als uitgangspunt te
hanteren.
Het bewijs van discriminatie staat bekend als bijzonder moeilijk te leveren. In artikel
10 van de Awgb is de omkering van de bewijslast neergelegd voor gevallen die onder
de reikwijdte van deze wet vallen, zoals arbeidsrelaties, onderwijs, dienstverlening
en zorg. Zodra er feiten worden aangedragen die onderscheid kunnen doen vermoeden,
verschuift de bewijslast naar de andere partij. Deze moet vervolgens in rechte aantonen
dat er géén sprake was van discriminatie. Dit beginsel komt voort uit de Europese
antidiscriminatiewetgeving. Het handelen van de overheid valt niet onder de werking
van deze wet, zoals hierboven toegelicht, maar de overheid is gehouden aan artikel
1 van de Grondwet en sluit bij de toepassing van dit artikel aan bij de systematiek
van de Awgb.
Ook het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (hierna EHRM) gaat ervan uit dat
er in discriminatiezaken een omkering van de bewijslast plaatsvindt zodra er sprake
is van een geobjectiveerd vermoeden van ongelijke behandeling. Het is dan aan de verwerende
Staat om te bewijzen dat voor de ongelijke behandeling een objectieve en redelijke
rechtvaardiging bestond.34 Het EHRM oordeelde in twee recente uitspraken of er sprake was van een vermoeden
van ongelijke behandeling door etnisch profileren.35 Het EHRM baseerde zich in de meest recente van deze zaken, van WA Baile tegen Zwitserland,
op rapporten die de prevalentie van systemisch racistisch profileren in Zwitserland
illustreerden om een vermoeden van discriminatie te onderbouwen. Het EHRM oordeelde
vervolgens dat het ontlastende bewijs dat werd aangeleverd door de Zwitserse autoriteiten
onvoldoende was om het vermoeden van discriminerende behandeling te weerleggen.
De Europese jurisprudentie is echter nog te casuïstisch om een duidelijke richting
te geven. Het kabinet volgt de ontwikkelingen nauw om tot een adequate werkwijze te
komen. In deze overwegingen zullen de aanbevelingen van Amnesty worden meegenomen.
Conclusie
Het kabinet wil Amnesty International Nederland bedanken voor het uitgebreide rapport.
Het rapport biedt aanknopingspunten om te blijven werken aan het bestrijden van etnisch
profileren. De afgelopen jaren is de inzet van het kabinet op het terrein van discriminatie
en etnisch profileren al flink verhoogd en zijn er nieuwe instrumenten ontwikkeld,
maar we zijn er nog niet. Het kabinet is zich ervan bewust dat elk geval van etnisch
profileren er één teveel is. Zoals hierboven én in het rapport van Amnesty wordt beschreven,
kent etnisch profileren diverse vormen, al dan niet automatisch gegenereerd, onbewust
of juist goed bedoeld maar zonder uitzondering een grote impact op degene die het
ondergaat. Vanwege deze veelvormigheid, moeten de oplossingen eveneens veelvormig
zijn. En van een lange adem. Daar werkt het kabinet en daar werken alle uitvoeringsdiensten
aan. Aanbevelingen uit het rapport zullen gebruikt worden bij het verder verstevigen
van de aanpak van etnisch profileren zoals die hierboven wordt geschetst.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
J.J.M. Uitermark
Indieners
-
Indiener
J.J.M. Uitermark, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties