Brief regering : Commissie van onderzoek wapeninzet Hawija
27 925 Bestrijding internationaal terrorisme
Nr. 983 BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 27 januari 2025
Hierbij bied ik u het rapport aan van de, bij instellingsbesluit van 26 november 2020,
ingestelde commissie van onderzoek naar Nederlandse wapeninzet in de nacht van 2 op
3 juni 2015 op de ISIS-autobommenfabriek in het Iraakse Hawija. Op basis van de motie
Belhaj (Kamerstuk 27 925, nr. 714) besloot toenmalig Minister van Defensie, mevrouw Bijleveld-Schouten, om een onafhankelijke
onderzoekscommissie in te stellen. De commissie had tot taak om, conform de motie,
onderzoek te doen naar (1) hoe het kon dat er bij de wapeninzet burgerslachtoffers
zijn gevallen en (2) welke lessen voor de toekomst naar aanleiding hiervan te trekken
zijn. Ik ben de commissie, onder leiding van mevrouw Sorgdrager, zeer erkentelijk
voor het gedane onderzoek en het opleveren van dit zeer omvangrijke en gedetailleerde
rapport. Dat bevat stevige en pijnlijke conclusies. Het rapport is van groot belang
voor de slachtoffers en nabestaanden om meer duidelijkheid te krijgen over de feiten
en omstandigheden die speelden omtrent de wapeninzet in Hawija. Daarnaast is het ook
voor de defensie-organisatie van belang om verdere lessen te kunnen trekken uit de
gebeurtenissen voor, tijdens en na de wapeninzet.
Nederland was van oktober 2014 tot en met juni 2016 en in heel 2018 onderdeel van
de luchtcampagne van de door de VS geleide internationale coalitie tegen ISIS in Irak,
en later ook in Syrië. De luchtaanval die nu bijna tien jaar geleden door Nederlandse
F16’s werd uitgevoerd, heeft een grote impact gehad. Bij de wapeninzet zijn burgerslachtoffers
gevallen door een secundaire explosie. Het persoonlijk leed van de slachtoffers en
de nabestaanden is groot, evenals de materiële schade. Ik wil opnieuw mijn medeleven
betuigen aan de slachtoffers en hun nabestaanden.
De betreffende luchtaanval heeft ook impact op betrokkenen binnen de defensie-organisatie.
Nadat het kabinet had besloten om deel te nemen aan de coalitie, hebben onze militairen
zich op basis van het politieke mandaat in Irak ingezet voor de internationale veiligheid
en rechtsorde. De militairen deden dit in een oorlog tegen een terroristische organisatie
die in Irak en wereldwijd aanslagen en andere gruweldaden pleegde. Voor onze militairen
is het voorkomen van burgerslachtoffers, met de informatie die hen ter beschikking
stond, steeds een belangrijke inzet geweest. Dat desondanks onbedoeld burgerslachtoffers
zijn gevallen vind ik zeer bedroevend.
De conclusies die de commissie trekt in haar eindrapport drukken ons met de neus op
de feiten. In meerdere debatten in 2019 en 2020 is reeds erkend dat de informatievoorziening
richting uw Kamer op verschillende momenten niet goed is verlopen. De conclusies van
de commissie sluiten hierop aan. Deze gebrekkige informatievoorziening en transparantie
hadden niet zo mogen gebeuren. In de uitgebreide kabinetsreactie zal ik nader ingaan
op de bevindingen van de commissie en hoe dit in de toekomst te voorkomen.
Defensie heeft mede onder invloed van deze ernstige gebeurtenis de afgelopen jaren
reeds diverse stappen gezet. Op basis van een eerste analyse stel ik vast dat de aanbevelingen
uit het rapport aansluiten op deze ingeslagen weg. Ik omarm daarom alle aanbevelingen.
De wijze waarop Defensie uitvoering zal geven aan deze aanbevelingen zal ik nader
uiteenzetten in de kabinetsreactie.
Wanneer bij militair optreden onbedoeld en ondanks voorzorgsmaatregelen sprake is
van burgerslachtoffers, brengt dat de verantwoordelijkheid met zich mee om hier op
een correcte en zorgvuldige wijze mee om te gaan. Het omvangrijke rapport van de commissie
biedt de mogelijkheid om lessen te trekken voor toekomstig militair optreden en voor
de defensie-organisatie. Ik vind het daarom van belang om in de kabinetsreactie dieper
in te gaan op de bevindingen van de commissie, evenals op de conclusies en aanbevelingen.
Uw Kamer ontvangt deze reactie binnen zes tot acht weken.
De Minister van Defensie, R.P. Brekelmans
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.P. Brekelmans, minister van Defensie