Brief regering : Reactie op verzoek commissie over de brief van T.M. van 29 oktober 2024 inzake de inhouding van de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet op de uitbetaling van een gespaarde pensioenaanvulling
32 043 Toekomst pensioenstelsel
Nr. 680
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 20 januari 2025
Op 20 november jl. heeft de vaste commissie voor Financiën mij gevraagd te reageren
op de brief van T.M. van 29 oktober 2024 over de inhouding van de inkomensafhankelijke
bijdrage Zorgverzekeringswet op de uitbetaling van een gespaarde pensioenaanvulling.
Hieronder treft u mijn reactie aan.
In de brief wordt gesproken over een vanuit privémiddelen opgebouwde pensioenaanvulling.
Ik lees dit zo dat de schrijver van de brief doelt op een lijfrente. Uit de brief
maak ik ook op dat de briefschrijver in een dienstbetrekking werkzaam was ten tijde
van het opbouwen van de lijfrente.
De bijdragen Zorgverzekeringswet
Er zijn twee inkomensafhankelijke bijdragen Zorgverzekeringswet, een bijdrage die
de werkgever (inhoudingsplichtige) is verschuldigd en een bijdrage die de verzekeringsplichtige
zelf is verschuldigd. Een werkgever (inhoudingsplichtige) is de inkomensafhankelijke
bijdrage verschuldigd over het bijdrageloon dat hij aan een werknemer verstrekt. De
werkgever (inhoudingsplichtige) mag de door hem verschuldigde inkomensafhankelijke
bijdrage niet op het loon inhouden of anderszins verhalen op de werknemer.
De verzekeringsplichtige is zelf een inkomensafhankelijke bijdrage verschuldigd over
het door hem genoten bijdrage-inkomen. Het loon van de verzekeringsplichtige dat onder
de inkomensafhankelijke bijdrage van de werkgever valt behoort niet tot dit bijdrage-inkomen.
Dat voorkomt een dubbele heffing van de twee inkomensafhankelijke bijdragen over eenzelfde
bestanddeel van het inkomen. De uitgekeerde lijfrente-uitkeringen behoren tot het
bijdrage-inkomen van de verzekeringsplichtige. De uitkerende verzekeraar is inhoudingsplichtig
voor de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet over de lijfrente-uitkeringen.
De verzekeraar houdt de bijdrage in op de lijfrente-uitkeringen omdat de verzekeringsplichtige
die verschuldigd is.
Kritiek van de briefschrijver
De briefschrijver geeft aan het onterecht te vinden dat eerst de werkgever de inkomensafhankelijke
bijdrage Zorgverzekeringswet is verschuldigd geweest over het loon en dat vervolgens
ook de gerechtigde tot een lijfrente de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet
is verschuldigd over de uitkeringen uit een lijfrente als met dit loon een lijfrente
is opgebouwd.
Reactie op die kritiek
De briefschrijver ondervindt bij de inkomensafhankelijke bijdrage Zvw geen dubbele
heffing. In deze situatie gaat het enerzijds om een heffing bij de werkgever en anderzijds
om een heffing bij de gerechtigde tot de lijfrente.
Voor de briefschrijver behoren alleen de ingelegde lijfrentepremies en de aanwas daarop
tot zijn bijdrage-inkomen bij de uitkering van de termijnen.
De vanuit het loon opgebouwde lijfrenten zijn niet uniek voor de inkomensafhankelijke
bijdragen Zorgverzekeringswet. Alimentatiebetalingen vallen ook zowel onder de inkomensafhankelijke
bijdrage van de verstrekkende partij als van de ontvangende partij. De formele wetgever
heeft bij de Wet uniformering loonbegrip met name om uitvoeringstechnische redenen
een bewuste keuze gemaakt voor het systeem met de twee inkomensafhankelijke bijdragen
Zorgverzekeringswet.1 Ik heb dan ook geen voornemen om met voorstellen te komen om dat aan te passen.
De Staatssecretaris van Financiën,
T. van Oostenbruggen
Indieners
-
Indiener
T. van Oostenbruggen, staatssecretaris van Financiën