Brief regering : Toezegging gedaan tijdens het commissiedebat financiële markten op 19 december 2024, over de visie op de financiële sector 2025
32 013 Toekomst financiële sector
Nr. 302 BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 20 januari 2025
In het commissiedebat financiële markten op 19 december 2024 heb ik uw Kamer toegezegd
met een bredere brief over mijn visie op de financiële sector te komen. Bijgevoegd
vindt u deze brief. Ik ga graag met uw Kamer in gesprek over de thema’s uit deze visie.
Tevens wijs ik de Vaste Kamercommissie Financiën in voorbereiding op het commissiedebat
witwassen en terrorismefinanciering op 22 januari a.s. graag op de in deze visie opgenomen
inzet op het bestrijden van witwassen en terrorismefinanciering.
De Minister van Financiën, E. Heinen
Inleiding
We hebben in Nederland allemaal te maken met het werk van financiële instellingen.
Of het nu gaat om snel en veilig betalen, het kopen van een huis, het starten van
een bedrijf of verzekeringen voor onverwachte gebeurtenissen. Gezamenlijk beheerden
alle financiële instellingen in 2023 EUR 8.266 miljard aan activa. Dat is acht keer
de omvang van de Nederlandse economie.1 Er werken in Nederland 221.000 mensen bij financiële instellingen.2 Onze economie en samenleving bouwen op het werk dat zij dagelijks doen.
Het sentiment rond de financiële sector ervaar ik als te negatief. Dat sentiment vind
ik onterecht, want onze sterke financiële sector is belangrijk. En het is ook belangrijk
dat we die behouden. Voor mensen die willen sparen voor later, ondernemers die met
hun bedrijf willen groeien en voor de open economie die Nederland heeft. De Nederlandse
financiële sector is – ook in vergelijking met andere landen – dienstverlenend, innovatief
en efficiënt. We mogen trots zijn op de sterke financiële sector die wij in Nederland
hebben.
De financiële sector is bij uitstek internationaal georiënteerd. Internationale ontwikkelingen
hebben daarmee een grote invloed op Nederlandse financiële instellingen. Tegelijkertijd
is de financiële sector nu nog te gefragmenteerd. Zo gelden in verschillende lidstaten
in sommige gevallen nog verschillende regels. Als we daar niets aan doen, verliezen
financiële instellingen het van concurrenten buiten Europa. Dat zou onze economie
en samenleving afhankelijker maken van instellingen buiten Europa. Dat vind ik onwenselijk.
De toenemende geopolitieke dreiging zorgt er daarnaast voor dat de weerbaarheid van
financiële instellingen op de proef wordt gesteld.
De verwachtingen die de samenleving en politiek hebben van de financiële sector zijn
hoog. Op zichzelf is dat terecht, maar regelmatig zijn verwachtingen ook tegenstrijdig.
Zo willen we dat betaalpakketten niet te duur zijn en dat dienstverlening van financiële
instellingen snel en toegankelijk is. We willen dat ondernemers toegang hebben tot
voldoende en goedkope financiering. We willen daarnaast dat de spaarrentes hoog zijn
en dat financiële instellingen stevige buffers hebben. Om buffers te kunnen opbouwen
moeten banken winst maken, maar banken die winst maken kunnen rekenen op een kritische
publieke opinie. We verwachten dat financiële instellingen het financiële stelsel
op een efficiënte manier schoonhouden van crimineel geld. Maar we willen ook dat mensen
en bedrijven minder formulieren hoeven in te vullen om financiële diensten af te nemen
en zijn tegelijk kritisch als partijen gegevens met elkaar delen. Deze verwachtingen
staan op gespannen voet met elkaar en vragen om duidelijke keuzes. Ik vind het belangrijk
om deze belangen te wegen, waarbij duidelijk is dat niet alles kan.
Ik zet mij ervoor in om de positie van de Nederlandse financiële sector te versterken.
Met deze brief geef ik richting aan mijn beleid, schets ik de dilemma’s die ik zie
tussen de verschillende belangen en maak ik richtinggevende keuzes. Dit doe ik aan
de hand van drie overkoepelende thema’s:
1. Goed functionerende markten
2. Verminderen regeldruk en goed toezicht
3. Toegankelijk betalingsverkeer en bescherming van de consument
Verzekeraars, beleggingsondernemingen, vermogensbeheerders, betaalinstellingen, financieel
adviseurs en nog vele andere partijen spelen allemaal een cruciale rol in het financiële
stelsel. Accountants zorgen ervoor dat er vertrouwen kan zijn in de cijfers van al
deze ondernemingen. Zij dragen allemaal bij aan de sterke financiële sector die Nederland
heeft. Tegelijkertijd zijn banken op dit moment vaker onderwerp van maatschappelijke
en politieke discussie dan andere financiële instellingen. Daarom sta ik in deze visie
uitgebreider stil bij hun rol. De komende periode kom ik ook met specifieke beleidsvoorstellen
en regelgeving op andere delen van de financiële sector.
1: Goed functionerende markten
Om de sterke internationale positie van de financiële sector te behouden, zijn nieuwe
en Europese stappen noodzakelijk. Goede dienstverlening en goed functionerende markten staan onder druk. Het Nederlandse
bankenlandschap wordt gedomineerd door een aantal grootbanken die veelal dezelfde
producten aanbieden. Daardoor is er weinig concurrentie. En dat terwijl bedrijven,
start-ups en consumenten voor financiering met name afhankelijk zijn van banken. Verdieping
van de Europese kapitaalmarkten is cruciaal om dit probleem tegen te gaan en de Nederlandse
– en Europese – economie weer op het pad van innovatie en internationale concurrentie
te brengen. Als we niet snel stappen zetten, dreigt economische stilstand. Stilstand
die gevaarlijk is in het licht van internationale ontwikkelingen. Europa moet kunnen
blijven concurreren met bijvoorbeeld de Verenigde Staten en China. De Nederlandse
financiële sector moet daarnaast aantrekkelijk blijven voor nieuwe uitdagers. En we
hebben een eensgezinde, Europese aanpak nodig om de geopolitieke ontwikkelingen en
nieuwe risico’s voor de financiële stabiliteit het hoofd te bieden.
Het Nederlandse bankenlandschap heeft meer concurrentie, meer aanbod en minder concentratie
nodig. We hebben in Nederland gezonde banken, die bedrijven en burgers van passende diensten
voorzien. Tegelijkertijd is het Nederlandse bankenlandschap sterk geconcentreerd in
vergelijking met andere Europese landen. Zo hadden de vijf grootste Nederlandse banken
eind 2023 81,5% van de totale activa in de sector in bezit. In Duitsland, Frankrijk
en Spanje was dit respectievelijk 33,4%, 45,3% en 69,5%.3 Nederlandse grootbanken bieden veel vergelijkbare producten en diensten aan. De hoge
concentratie, gebrekkige concurrentie en beperkte diversiteit maakt de bancaire sector
kwetsbaarder in tijden van crisis. Nederlandse banken zijn daarnaast sterk afhankelijk
van rentebaten als inkomstenbron, waarmee zij kwetsbaar zijn voor negatieve rente-ontwikkelingen.
Dit komt mede doordat Nederlandse en Europese banken na de financiële crisis hun zakenbankactiviteiten
hebben afgebouwd, terwijl Amerikaanse banken hier actief in zijn gebleven of sterker
in zijn geworden. Deze banken hebben daarmee toegang tot andere inkomstenbronnen om
kosten te dekken en winst te maken.
De voortgang richting een Europese bankenunie brengt echte Europese concurrentie in
de bankensector dichterbij. De Europees geharmoniseerde regels voor toezicht en voor resolutie leveren hier een
belangrijke bijdrage aan. Dit maakt ook een consolidatieslag in de Europese bankensector
aannemelijker. Ik vind het goed als de Europese bankensector als geheel minder gefragmenteerd
wordt, omdat dit leidt tot meer efficiënte en een betere concurrentiepositie buiten
Europa. Daarbij is het belangrijk dat de Nederlandse bankensector een meer diverse
sector wordt en dat er één of meer Nederlandse banken zijn die goed mee kunnen komen
in de Europese concurrentiestrijd. Ik geloof dat Nederlandse bedrijven er baat bij
hebben om in hun internationale activiteiten ondersteund te worden door een bank die
dicht bij ze staat. Ik wil dat buitenlandse banken in Nederland de concurrentie kunnen
aangaan en Nederlandse banken in het buitenland. Dat komt uiteindelijk ten goede aan
de consument en de ondernemer, die meer keuze krijgen tegen scherpere tarieven. Daarnaast
moet er voldoende ruimte zijn voor nieuwe, innovatieve uitdagers die de gevestigde
banken scherp houden. Vanzelfsprekend zie ik in de gezonde concurrentie tussen Europese
banken liever dat Nederlandse banken overnames doen, dan dat zij overgenomen worden.
De belangrijkste stap die kabinet en parlement daar samen in kunnen zetten, is om
te werken aan een aantrekkelijk Nederlands klimaat voor een gezonde en aantrekkelijke
financiële sector.
Dat de concurrentie in de Nederlandse bankensector verbeterd kan worden, bleek recent
ook uit onderzoek van de toezichthouder op de mededinging, de ACM. De ACM concludeerde
dat de Nederlandse spaarmarkt niet goed functioneert.4 Ik grijp de inzichten en aanbevelingen van de ACM aan om de concurrentie op deze
markt te verbeteren. Daarvoor zet ik de volgende stappen:5
• Overstapdrempels voor consumenten zoveel mogelijk wegnemen, bijvoorbeeld met een betere
overstapservice voor betaal- en spaarrekeningen.
• Een transparantere spaarmarkt voor consumenten. Banken hebben tot het eind van dit
jaar om hier stappen voor te zetten. Als zij dit onvoldoende doen, dan verken ik wettelijke
verplichtingen.
• Betere voorlichting voor consumenten over het depositogarantiestelsel, om zo het vertrouwen
van consumenten in andere banken binnen de EU te vergroten. Hiervoor onderneemt de
Nederlandsche Bank (DNB) momenteel acties. Als de resultaten daarvan eind dit jaar
onvoldoende zijn, dan neem ik zelf aanvullende maatregelen om burgers hierover beter
te informeren.
• Onderzoek naar de impact van een verbod op zogenoemde koppelverkoop van een betaal-
en spaarrekening. Afhankelijk van de uitkomsten daarvan, kom ik met een wetsvoorstel.
Ik wil dat Nederlandse banken onderling op gezonde wijze met elkaar concurreren om
zo efficiënt mogelijk diensten te verlenen aan consumenten en bedrijven. Ze dragen daarbij gezamenlijk de verantwoordelijkheid om bepaalde publieke belangen
te borgen, zoals de financiering van het mkb en het waarborgen van de toegankelijkheid
van het betalingsverkeer. We willen met elkaar een gezonde marktwerking en goede dienstverlening
tegen lage kosten, zonder dat de belastingbetaler hieraan moet bijdragen. Ik vind
dat deze doelstellingen het best bereikt kunnen worden in een markt met private, commerciële
banken. Vandaar dat ik eerder het besluit heb genomen om het belang van de staat in
ABN AMRO verder te verlagen tot circa 30%.6 Vandaar ook dat ik op basis van de analyse naar de publieke belangen en de beoordeling
van toekomstopties voor de Volksbank het richtinggevend besluit heb genomen en de Volksbank en
NLFI heb gevraagd het voorbereidingsproces voor een onderhandse verkoop en beursgang
uit te werken. Wanneer de Volksbank in staatshanden blijft en meer diensten moet aanbieden
dan andere commerciële banken, ontstaat er inefficiëntie. De Volksbank kan dan niet
meer functioneren als normale, commerciële onderneming, met alle risico’s voor slechte
bedrijfsprestaties en mogelijke kapitaalstortingen van dien. Die inefficiëntie vind
ik niet alleen onwenselijk met het oog op gezonde marktwerking, maar ook met het oog
op de mogelijke kosten voor de belastingbetaler. Die staat dan immers aan de lat voor
het overeind houden van de «staatsbank». Tegelijkertijd heb ik de zorgen van de Tweede
Kamer goed gehoord ten aanzien van goede en breed toegankelijke dienstverlening en
de zorgen over het sluiten van (regionale) kantoren. Ik ga hier graag met uw Kamer
verder over in gesprek en ga verderop in deze visie nader op dit onderwerp in.
De verdieping en integratie van de Europese kapitaalmarktunie is cruciaal. Europa is momenteel sterk afhankelijk van bancaire financiering, wat zorgt voor hogere
kosten voor bedrijven en burgers. Het is daarom van belang dat de EU een breed en
goed ontwikkeld landschap van financiële ondernemingen stimuleert. Op dit moment is
de Europese kapitaalmarkt echter onderontwikkeld. Tegelijkertijd is de vraag naar
kapitaal groot en zal die vraag verder toenemen in de nabije toekomst. Nu al is financiering
onvoldoende beschikbaar. Dat komt onder andere doordat te veel Europees vermogen als
spaargeld aangehouden. En het geld dat wel wordt belegd, wordt te veel buiten de EU
belegd. De gefragmenteerde en ondiepe kapitaalmarkt heeft een remmend effect op investeringen
en op de groei van de Europese economie. Dat vind ik zorgelijk.
In de huidige markt zijn er beperkte mogelijkheden wanneer een bedrijf op zoek is
naar nieuwe financiering. Dat geldt met name voor nieuwe bedrijven die langetermijnfinanciering
nodig hebben, het zogeheten durfkapitaal. Recent onderzoek wijst uit dat de aandachtspunten
vooral zitten bij de kredietverlening aan het kleine mkb (tot EUR 1 miljoen) en risicokapitaal
voor innovatieve bedrijven in de opschaalfase (financieringsrondes boven EUR 50 miljoen).7 Hiermee ga ik gericht aan de slag, bijvoorbeeld door vergroting van de slagkracht
van Invest-NL en verbetering van het nationale financieringslandschap voor het (kleine)
mkb. Maar uiteindelijk is de ontwikkeling van de Europese kapitaalmarktunie onmisbaar om het kapitaalaanbod te vergroten en diversifiëren.
Om voortgang te boeken naar een goed functionerende Europese kapitaalmarktunie is
het nodig dat lidstaten – ook Nederland – nadrukkelijk voorbij hun nationale belangen
kijken. Hier profiteren de Nederlandse economie, ons bedrijfsleven en Nederlandse
burgers van. In het verleden heeft ook Nederland niet voldoende durf getoond om een
sterke Europese kapitaalmarkt te ontwikkelen. Ik wil verdergaande stappen te zetten
dan Nederland tot nu toe heeft gedaan. Ik wil in de komende maanden met gelijkgestemde
lidstaten, zoals Duitsland, Spanje en Frankrijk, concrete maatregelen voorstellen.
Mijn inzet bestaat uit drie pijlers:
1. Sterker Europees kapitaaltoezicht door uitbreiding van de bevoegdheden van de Europese
markttoezichthouder ESMA en verdere centralisering van het toezicht.;
2. Zorgen voor meer en divers kapitaalaanbod door het (nationaal) mobiliseren van spaargeld,
onder meer via goed ontwikkelde pensioenstelsels zoals in Nederland.
3. Eenduidigere regels in de Europese Unie door het verbeteren en standaardiseren van
nationale regels, met name waar er barrières in de interne markt zijn op het terrein
van het ondernemingsrecht, faillissementsrecht en jaarverslaggeving.
Ik informeer de Kamer nog in het eerste kwartaal van dit jaar over de kabinetsinzet
ten aanzien van de kapitaalmarktunie. Ik ga daarbij ook in op mijn bereidheid om in
kopgroepen vooruitgang te boeken.
De Nederlandse financiële sector moet internationaal weer op de kaart staan. De financiële sector is belangrijk voor het verdienvermogen van Nederland. Dit vereist
een goed vestigingsklimaat, waarin financiële instellingen ook winstgevend zijn. Goed
gekapitaliseerde banken met voldoende buffers zijn nodig om te kunnen investeren in
innovatie en om concurrerend te blijven. De buffers van financiële instellingen zijn
essentieel voor hun stabiliteit en weerbaarheid. Dit zorgt ervoor dat bijvoorbeeld
banken leningen kunnen blijven verstrekken en kunnen investeren in nieuwe producten,
ook als het economisch tegenzit. En financieel gezonde financiële instellingen kunnen
beter zelf verliezen opvangen, waardoor ze minder snel hulp van de belastingbetaler
nodig hebben in tijden van crisis. Ook met het oog op een mogelijke Europese consolidatieslag
is dit belangrijk, omdat het eraan bijdraagt dat bedrijven mee kunnen komen met de
internationale concurrentie en minder snel een prooi worden voor buitenlandse kopers.
Gelukkig is de Nederlandse financiële sector over het algemeen efficiënt georganiseerd.
Zo is de kosten-inkomstenratio van Nederlandse banken door bijvoorbeeld digitalisering
van dienstverlening sinds de financiële crisis verbeterd van 70% tot 55%. Daarmee
zijn Nederlandse banken gemiddeld genomen efficiënter dan Europese banken.8 Ik vind het belangrijk dat financiële instellingen in staat zijn om hun rol uit te
voeren en ik wil hiervoor goede voorwaarden scheppen. Duidelijke en voorspelbare wet-
en regelgeving vormen de sleutel tot een goed vestigingsklimaat. Dat betekent dat
wet- en regelgeving in Nederland zoveel mogelijk overeen moet komen met wet- en regelgeving
in andere Europese landen. Nieuwe Europese wet- en regelgeving wil ik dan ook zo lastenluw
mogelijk implementeren. Specifiek heb ik daarbij oog voor kleine financiële ondernemingen
en fintechs.9
Nederland heeft een goed klimaat voor fintechs. Dat moeten we koesteren. Het aantal fintech-ondernemingen in Nederland groeide tussen 2019 en 2023 van 645
naar 861.10 De goede digitale infrastructuur, de geografische ligging van Nederland en de beheersing
van de Engelse taal maken Nederland een aantrekkelijke speler, maar de hoeveelheid
en complexiteit van regels kunnen nieuwe partijen afschrikken. Ik wil het gunstige
klimaat voor fintechs in Nederland behouden en versterken. Hiervoor werk ik onder
meer samen met de Netherlands Foreign Investment Agency (NFIA) door buitenlandse fintechs
te assisteren met het vestigen in Nederland. Ik haal ook actief zelf signalen bij
fintech-bedrijven op over eventuele knelpunten die zij ervaren. En bij de totstandkoming
van nieuwe wet- en regelgeving let ik op de ruimte voor innovatie en nieuwe toetreders.
Ik verwacht ook dat de toezichthouders DNB en AFM, binnen hun onafhankelijke rol en
verantwoordelijkheid, oog hebben voor het belang van nieuwe, innovatieve financiële
instellingen voor de sector als geheel en zal hier ook in mijn reguliere gesprekken
met de toezichthouders aandacht voor vragen. Ik verwacht dat ook jonge, nog kleine
bedrijven op weg worden geholpen. Dat betekent onder meer dat ook de bestuurlijke
top van de toezichthouders serieuze aandacht voor deze financiële ondernemingen heeft
en regelmatig met ze in contact is.
Door toenemende digitalisering en oplopende geopolitieke spanningen moeten we alert
zijn en de weerbaarheid van instellingen vergroten. Door de digitalisering ontstaan nieuwe afhankelijkheden en risico’s, ook voor consumenten.
Zo hebben banken de verantwoordelijkheid om het spaargeld van hun klanten veilig te
houden. Daarbij hoort ook dat zij klanten er zoveel mogelijk voor behoeden slachtoffer
te worden van allerlei vormen van digitale fraude. Financiële instellingen zijn daarnaast
een interessant doelwit voor statelijke actoren om via hybride dreigingen de Nederlandse
en Europese maatschappij te verstoren. Nieuwe veiligheidsvraagstukken vormen een uitdaging
voor financiële instellingen en dat kost extra capaciteit. Dit onderwerp staat bovenaan
de agenda als ik spreek met de bestuurders van financiële instellingen. Met de inwerkingtreding
van nieuwe Europese regelgeving (DORA) versterken we de cyberweerbaarheid en robuustheid
van financiële instellingen. Daarnaast ben ik alert op ongewenste buitenlandse inmenging
via bijvoorbeeld overnames. Het betalings- en effectenverkeer zijn, gezien hun belangrijke
rol in onze economie en samenleving, wettelijk aangemerkt als vitale infrastructuur
in het kader van de Wet veiligheidstoets investeringen, fusies en overnames (vifo).
Dit biedt bescherming bij buitenlandse overnames die tot ongewenste invloed van onvriendelijke
actoren in de financiële sector kunnen leiden. Ik beoordeel of uitbreiding van de
groep financiële ondernemingen die onder deze wet valt wenselijk is. In het eerste
kwartaal van dit jaar informeer ik uw Kamer hierover.11
De kortstondige crisis in de bankensector van 2023 laat zien dat risico’s voor de
financiële stabiliteit blijven bestaan. In de Verenigde Staten vielen banken om doordat depositohouders snel grote bedragen
van hun rekeningen haalden. Mede door versoepeld toezicht op kleinere banken bleven
gebreken in het risicomanagement bij deze banken te lang onder de radar. Door slecht
bestuur en onvoldoende risicomanagement, en als gevolg van verschillende schandalen
en verlies van vertrouwen, moest in Zwitserland één van de grootste banken ter wereld
met steun van de overheid worden overgenomen door een andere bank. Deze voorbeelden
lieten ook zien dat risico’s voor financiële stabiliteit uit andere hoeken kunnen
komen dan we in het verleden hebben gezien. Geld beweegt zich door de digitalisering
veel sneller door het financiële systeem. Dat heeft ook gevolgen voor de snelheid
waarmee onrust in de financiële sector ontstaat en zich kan verspreiden. Een deel
van de risico’s verschuift daarnaast van banken naar andere financiële instellingen,
zoals non-bancaire financiële intermediairs. Maatregelen om de financiële weerbaarheid
van financiële instellingen te verhogen tegen nieuwe risico’s zijn daarom cruciaal.
Ik wil daarom op Europees en mondiaal niveau afspraken maken over een adequate en
Europees consistente toepassing van systeembuffers en liquiditeitseisen voor banken,
zoals via verdere harmonisatie. Dat betekent niet dat de systeembuffers van Nederlandse
banken omlaag moeten, maar dat ik er in Europa op inzet dat buffers in andere lidstaten
onder gelijke omstandigheden op dezelfde manier worden toegepast als in Nederland.
Omdat geld zich steeds sneller in het financiële systeem verplaatst, kan het ook nodig
zijn dat banken meer geld in kas houden voor het geval veel mensen geld van hun rekening
halen. Ik wil er daarom op inzetten dat internationaal en Europees de huidige liquiditeitseisen
voor banken worden aangescherpt. Daarnaast zet ik mij ervoor in om risico’s bij niet-bancaire
financiële intermediairs op Europees niveau aan te pakken, onder andere door te pleiten
voor geharmoniseerde, hogere liquiditeitseisen voor geldmarktfondsen.
2: Verminderen regeldruk en goed toezicht
Regels moeten uitvoerbaar en betaalbaar blijven, voor zowel de financiële instellingen
als burgers en bedrijven. De financiële sector heeft vanwege haar belangrijke economische en maatschappelijke
rol te maken met veel regels en intensief toezicht. Zo kan de financiële sector stabiel
en integer blijven en haar belangrijke rol uitvoeren. Tegelijkertijd moeten we meer
oog hebben voor de uitvoerbaarheid en proportionaliteit van regels. Op diverse terreinen
zie ik dat financiële instellingen, en daardoor vaak ook hun klanten, te veel tijd
en geld kwijt zijn aan het voldoen aan wet- en regelgeving en verzoeken van toezichthouders.
Specifiek bij de regelgeving rondom antiwitwassen zie ik dat het vastloopt. Daar wil
ik wat aan doen.
De witwascontrole door, met name, banken is vastgelopen. Nederland heeft een groot probleem met georganiseerde (drugs)criminaliteit. Banken
en andere financiële instellingen hebben een belangrijkere rol om crimineel geld buiten
het financiële stelsel te houden. Daarom moeten zij weten wie hun cliënten zijn en
ongebruikelijke transacties melden. Veel banken hadden dit de afgelopen jaren niet
op orde, waardoor er door de autoriteiten stevig is ingegrepen.12 Dit heeft geleid tot ingrijpende hersteltrajecten bij de banken om deze tekortkomingen
op te lossen. Instellingen komen van ver en nog steeds zijn er instellingen die stappen
moeten zetten in hun anti-witwasaanpak.
De keerzijde van dit (terecht) strenge ingrijpen, is dat dit ook heeft geleid tot
een forse groei van het aantal bankmedewerkers dat zich bezighoudt met de aanpak van
witwassen. Momenteel hebben banken volgens de Nederlandsche Vereniging van Banken
13.000 mensen in dienst voor de aanpak van witwassen13, wat neerkomt op één op de vijf bankmedewerkers. De totale kosten bedragen jaarlijks
1,4 miljard14; geld dat niet wordt ingezet voor bijvoorbeeld het verbeteren van de dienstverlening.
Er zijn veel signalen en voorbeelden uit de praktijk waaruit blijkt dat de inzet van
banken nu disproportioneel uitpakt voor klanten en onvoldoende gericht is. Ook DNB
stelde vast dat de risicogebaseerde aanpak van banken beter moet.15 Ondernemers, vrijwilligersorganisaties en burgers ervaren moeite met het openen van
een (zakelijke) betaalrekening of kunnen helemaal geen rekening openen. We kennen
voorbeelden van impertinente ondervragingen, belemmeringen bij de toegang tot het
betalingsverkeer en zelfs discriminatie. Uit onderzoek blijkt dat 6% van de ondernemers
te maken heeft met problemen bij het openen of behouden van een betaalrekening.16 En er zijn specifieke sectoren waarin ondernemers vaak signaleren moeite te hebben
met het openen of behouden van betaalrekeningen. Ook blijkt dat in 2021 in totaal
34.000 potentiële cliënten niet als cliënt zijn geaccepteerd door banken: bij 25%
van de particulieren en bij 18% van de zakelijke cliënten was de anti-witwasregelgeving
voor de banken aanleiding voor de weigering.17
Een nieuwe belangenafweging is nodig om uit de huidige impasse te komen. Binnen de anti-witwasaanpak concurreren drie belangen met elkaar: (1) het voorkomen
van witwassen, (2) de regeldruk voor zowel poortwachters als klanten en (3) de privacy
van particulieren en ondernemers die gebruik maken van diensten van financiële instellingen.
We moeten daarbij eerlijk zijn over de afruilen tussen deze belangen. Streng zijn
op criminelen, geen inperking van privacy en minder regeldruk: het kan niet allemaal
tegelijk. We moeten durven kiezen. Daarbij is een feit dat Nederland een groot probleem
heeft met criminelen, die via het financiële systeem hun geld willen witwassen. Ook
zie ik een zeer sterke groei van het aantal medewerkers in de financiële sector dat
zich met de aanpak van witwassen bezighoudt. Mijn prioriteit bij de belangen ligt
bij het schoonhouden van het financiële stelsel van crimineel geld en het verminderen
van de regeldruk. Dat betekent dat we meer ruimte moeten geven aan poortwachters om
bijvoorbeeld gegevens met elkaar te delen en de onderzoeken door poortwachters gerichter
te maken. Deze gegevensdeling dient uiteraard te voldoen aan het recht op privacy,
dat een grondrecht is. Het gaat om gevoelige, persoonlijke gegevens, waarvoor vanzelfsprekend
heldere waarborgen noodzakelijk blijven. Ik wil samen met de Tweede Kamer op zoek
naar deze nieuwe balans tussen deze (soms tegenstrijdige) belangen, zoals weergegeven
in de figuur hieronder.
De anti-witwasaanpak moet veranderen. Samen met de Minister van Justitie en Veiligheid kom ik in april met een nieuwe aanpak
voor het voorkomen van witwassen en terrorismefinanciering. De twee hoofdoelen daarbij
zijn 1) barrières verhogen om het criminelen lastiger te maken om misbruik te maken
van het financiële stelsel, en 2) minder lasten voor bonafide ondernemers en burgers.
Ik waardeer het dat de poortwachters verschillende voorstellen hebben gedaan om hun
rol binnen de keten te verbeteren.18 Hierin geven ze aan dat zij zelf ook nog stappen te zetten hebben om de witwasregels
beter uit te voeren. Zo hebben poortwachters verschillende ideeën voor nieuwe vormen
van gegevensdeling die ik met interesse heb gelezen. Over deze en andere voorstellen
ga ik graag met poortwachters in gesprek waarbij ik uiteraard rekening houd met de
gevoeligheden en belemmeringen bij het delen van informatie uit de opsporing en ik
zal de uitkomsten betrekken bij de uitwerking van de bovenstaande hoofddoelen.19
Een ander belangrijk onderdeel van de nieuwe aanpak zijn de nieuwe Europese anti-witwasregels
(AML-pakket) die in 2027 van toepassing worden. Hiermee wordt binnen de Europese Unie
een belangrijke stap gezet om de witwasregels te harmoniseren. Hierdoor wordt het
criminelen overal even moeilijk gemaakt om geld wit te wassen of terrorisme te financieren
en kunnen zij geen gebruik meer maken van de «zwakke schakels» binnen de Europese
Unie. Hierbij zet ik bijvoorbeeld in op de ruimte die het AML-pakket biedt om meer
gegevensdeling voor poortwachters mogelijk te maken. Door de nieuwe Europese regels
zal onder ook de meldsystematiek veranderen. Zo gaan poortwachters verdachte transacties
melden bij de Financial Intelligence Unit, en niet langer ongebruikelijke transacties.
Doel hierbij is om de regeldruk voor zowel poortwachters als klanten te verlagen.
Het pakket, dat in juni 2024 is vastgesteld, bevat ook onwenselijke onderdelen.20 Zo worden er ten aanzien van UBO’s verschillende, ingrijpende wijzigingen aangebracht
ten opzichte van de huidige systematiek en wordt het PEP21-begrip uitgebreid. Tegelijkertijd biedt een verordening weinig nationale ruimte voor
afwijkende of aanvullende regelgeving. Het heeft voor mij daarom prioriteit om de
nieuwe regels zo lastenluw mogelijk te implementeren. Voorop staat dat gewone burgers
en ondernemers hier zo min mogelijk last van mogen krijgen.
Deze uitbreidingen vergroten het belang van een goede, risicogerichte uitvoering van
anti-witwasregelgeving. Juist in die uitvoering is in de afgelopen jaren een cultuur
van risicomijding ontstaan, waarin poortwachters, toezichthouders en politici naar
elkaar wijzen voor de oorzaak en waarin de problemen die zowel poortwachters als klanten
ervaren toenemen. Hoewel iedereen de problemen erkent, brengt het naar elkaar wijzen
een oplossing niet dichterbij. Dat moet dus stoppen. De Minister van Justitie en Veiligheid
en ik gaan daarom op korte termijn met alle betrokken partijen, zoals banken en toezichthouders
om tafel over wat nodig is om de risicomijdende cultuur die in de afgelopen jaren
is ontstaan te doorbreken. Daarbij wil ik ook bespreken hoe het cliëntonderzoek zoals
bijvoorbeeld bij PEP’s meer risicogebaseerd kan worden vormgegeven. Ik informeer uw
Kamer in april over de uitkomsten van deze gesprekken.
Voor een effectieve duurzame transitie moeten rapportagelasten teruggebracht worden.
Financiële instellingen hebben een belangrijke rol in de duurzame transitie. De afgelopen
jaren heeft de focus in Europa en Nederland met name gelegen op verbeterde informatieverschaffing
over duurzaamheid van bedrijven en het beheersen van aan duurzaamheid gerelateerde
financiële risico’s.22 Dat waren op zichzelf goede stappen. Maar ik zie dat het nu wel ontbreekt aan onderlinge
samenhang in rapportages. Zo verschillen definities (van bijvoorbeeld duurzame financiering)
en moeten bedrijven vanuit verschillende wetten over dezelfde soort zaken rapporteren,
bijvoorbeeld waar het gaat om mogelijke negatieve milieu impact. Hierdoor ontstaan
dubbele rapportagelasten en is het raamwerk onnodig complex. Ik zal er met andere
lidstaten bij de nieuwe Europese Commissie op aandringen om meer eenvoud en samenhang
in het raamwerk aan te brengen, met name tussen de Richtlijn duurzaamheidsrapportering,
de Verordening betreffende informatieverschaffing over duurzaamheid in de financiële
dienstensector en de Taxonomieverordening. Ik zal dit ook in mijn bilaterale contacten
met andere EU-Ministers aan de orde stellen. Ook om het draagvlak in de markt voor
de transitie te vergroten zijn dit belangrijke stappen. Ik zal de Tweede Kamer over
de voortgang hiervan informeren. Tot slot zal ik in dit licht geen nieuwe (rapportage)verplichtingen
opleggen via aanvullende nationale regelgeving voor financiële instellingen ten aanzien
van duurzame financiering en geen verdere stappen zetten op nationale wetsvoorstellen
op dit vlak.
Financiële instellingen en hun klanten hebben baat bij goed en betaalbaar toezicht.
Dit is bovendien gunstig voor het vestigingsklimaat. DNB en de Autoriteit Financiële Markten (AFM) zijn de twee toezichthouders op de financiële
sector in Nederland. Zij staan internationaal bekend als degelijke en kundige toezichthouders.
Goed toezicht leidt tot een sterke financiële sector en goede bescherming van consumenten
en ondernemers.23 Een financiële onderneming die onder toezicht staat van een betrouwbare toezichthouder
is daarnaast aantrekkelijker voor beleggers en klanten. Ik vind het belangrijk dat
de toezichthouders niet alleen oog hebben voor het goed naleven van regels door financiële
instellingen, maar dat zij ook voldoende oog hebben voor de rol die startende en vernieuwende
bedrijven hebben in het systeem. Dat betekent bijvoorbeeld dat zij constructief het
gesprek aangaan met financiële ondernemingen, zoals een fintech die een vergunning
in Nederland wil aanvragen. Of dat zij financiële ondernemingen in staat stellen om
de wet- en regelgeving zo efficiënt mogelijk na te leven, door waar mogelijk dubbele
rapportagelasten te voorkomen.
In Nederland betaalt de financiële sector zelf het toezicht van DNB en AFM. De kosten
van het toezicht zijn de afgelopen jaren gestegen. Dit komt onder meer door nieuw
of intensiever toezicht op diverse terreinen, waaronder cyberweerbaarheid. Ik vind
het belangrijk dat DNB en AFM doeltreffend en doelmatig toezicht houden. Elke vier
jaar maak ik afspraken over de hoogte van hun begrotingen. Daarbij bewaak ik zorgvuldig
of de kosten van AFM en DNB niet leiden tot belemmeringen voor financiële ondernemingen.
Op dit moment loopt er een evaluatie naar de Wet bekostiging financieel toezicht 2019.
Ik deel de uitkomsten hiervan voor de zomer met de Tweede Kamer. Daarbij ga ik ook
in op de manier waarop de bekostiging is geregeld in Nederland in vergelijking met
andere landen.
3: Toegankelijkheid betalingsverkeer en bescherming van de consument
De consument staat altijd op de eerste plaats. Ik vind het belangrijk dat financiële ondernemingen de ruimte hebben om te ondernemen.
Daar staat wat mij betreft tegenover dat er ook hard moet worden opgetreden als financiële
ondernemingen hun consumentenbescherming niet op orde hebben. Een sterke markt vraagt
ook om een sterke overheid en strenge toezichthouders. Wanneer het klantbelang onvoldoende
wordt meegenomen, kunnen zich misstanden voordoen waarvan consumenten en (kleine)
ondernemers soms jarenlang last hebben. Beruchte voorbeelden uit het verleden zijn
de misstanden rond beleggingsverzekeringen en rentederivaten. We moeten leren van
het verleden en nieuwe risico’s snel en stevig aanpakken.
Het is cruciaal dat het betalingsverkeer toegankelijk is. Het is belangrijk dat de toegang tot bankzaken goed geregeld is, ook voor mensen
die hier meer moeite mee hebben. Hier zet ik mij voor in bij het Maatschappelijk Overleg
Betalingsverkeer (MOB) waarin vertegenwoordigers van consumenten, ouderen, mensen
met een beperking, winkeliers, betaalinstellingen en DNB overleggen over het betalingsverkeer.
De afgelopen decennia zijn veranderingen in het betalingsverkeer hard gegaan. De meeste
bankzaken kunnen nu eenvoudig online worden geregeld. Ook betalingen onderling zijn
gemakkelijk op je telefoon te regelen. Maar er zijn ook mensen voor wie deze ontwikkelingen
te snel gaan. Daarom maken we in het MOB afspraken over een toegankelijk betalingsverkeer.
Het MOB heeft duidelijke ambities afgesproken om de toegankelijkheid van de dienstverlening
voor mei 2026 sterk te verbeteren.24 Onlangs bleek dat de acties die banken hiervoor nemen op dit moment nog niet voldoende
zijn. De banken hebben toegezegd om voor 1 april verbeteracties te presenteren. Ik
vind het belangrijk dat deze acties om mensen betere toegang te geven slagen en ik
houd dit daarom nauwlettend in de gaten. Als de nieuwe aanpak niet voldoende blijkt
te werken, dan kom ik met aanvullende maatregelen en sluit ik wet- en regelgeving
niet uit.
De toegang tot een bankrekening is onmisbaar voor consumenten en ondernemers om deel
te kunnen nemen aan de maatschappij. Toch kennen veel mensen in hun omgeving voorbeelden van bedrijven, stichtingen of
verenigingen die moeite hebben om een bankrekening te krijgen of te behouden. De redenen
zijn divers. Het gaat om klanten met grote risico’s, maar ook om klanten met een profiel
dat niet bij de bank past. Dit laatste vind ik in de huidige, zeer digitale samenleving
niet acceptabel. Voor consumenten bestaat er in Europese regelgeving al een recht
op een basisbetaalrekening. Ook zakelijke klanten moeten voldoende toegang hebben
tot betaaldiensten, bijvoorbeeld via een basisbetaalrekening voor zakelijke klanten.
Daarom wil ik dat banken nog dit jaar met voorstellen komen die de toegang van ondernemers
tot een bankrekening verbeteren, bijvoorbeeld door een basisbetaalrekening als vangnet
te bieden. Daarnaast zet ik in op Europese regelgeving om dit te bewerkstelligen.
Als deze stappen niet tot resultaten leiden ga ik zelf maatregelen nemen, zoals een
nationaal wettelijk recht op een zakelijke basisbetaalrekening.
Het is van belang dat contant geld beschikbaar en bereikbaar blijft. Met de toenemende digitalisering loopt het gebruik van contant geld in de samenleving
terug. Toch is en blijft contant geld belangrijk, bijvoorbeeld voor mensen in een
kwetsbare positie of bij storingen in het digitale betalingsverkeer. Contant geld
maakt ons daarmee weerbaarder. Daarom moet contant geld tegen redelijke kosten beschikbaar
zijn en moeten er voldoende geldautomaten zijn. Onderzoek wijst uit dat de dienstverlening
rond contant geld zonder maatregelen de komende jaren te mager wordt. Daarom ga ik
de beschikbaarheid van contant geld garanderen met wetgeving. Dit voorjaar dien ik
hiervoor de Wet chartaal betalingsverkeer in bij de Tweede Kamer. Deze wet zorgt ervoor
dat er een landelijk dekkend netwerk van werkende geldautomaten is, contant geld opnemen
voor particulieren kosteloos is en het gebruik van contant geld voor iedereen betaalbaar
blijft. Ook werk ik op dit moment de acceptatieplicht voor contant geld25 nader uit en de (beperkte) uitzonderingen daarop, zoals op grond van de veiligheid
van de ondernemer. Hierbij zoek ik naar de juiste balans tussen het belang van de
beschikbaarheid van contant geld en het ondervangen van mogelijke risico’s die hiermee
gepaard gaan. Zo is veiligheid een belangrijke reden om contant geld niet te accepteren,
maar moet deze uitzondering niet misbruikt kunnen worden. Ik verwacht het besluit
met de uitzonderingen op de acceptatieplicht dit jaar te consulteren en ga hier vervolgens
graag het debat over aan met de Tweede Kamer.
Consumenten moeten kunnen rekenen op goede producten, betrouwbare informatie en bescherming
tegen overkreditering. Doordat de financiële sector zich ontwikkelt ontstaan er risico’s voor de consument
door nieuwe producten zoals buy now pay later (BNPL), ofwel achteraf betalen. Vaak komen mensen in de problemen doordat zij onvoldoende
worden geïnformeerd over de risico’s van het financiële product of de dienstverlening.
Dit is bij BNPL in het bijzonder kwetsbaar wanneer het mogelijk is voor jongeren om
online achteraf te betalen, of wanneer het consumenten mogelijk wordt gemaakt om in
fysieke winkels achteraf te betalen. Ik vind dat deze bedrijven hun verantwoordelijkheid
moeten nemen en moeten voorkomen dat mensen in de problemen komen. Een ander voorbeeld
zijn crypto’s. Daarbij werden de veelal jonge beleggers tot voor kort nauwelijks beschermd
tegen de grote risico’s. De invloed van social media en (f)influencers versterken
de verleiding van het «snelle geld», waar jongeren gevoelig voor blijken. Bijna de
helft (45%) van de jongeren ziet rijk worden als een van de doelen in hun leven en
denkt dat niet te bereiken met werken, maar met onder meer beleggen en/of handelen
in crypto’s.26 Het is daarom de kunst om in de regelgeving de juiste balans te vinden tussen enerzijds
het beschermen van kwetsbare consumenten via veilige producten en anderzijds het bieden
van de ruimte voor innovatie. Ik zie het als rol van de overheid om consumenten goed
voor te bereiden op het maken van financiële keuzes, met goede voorlichting maar ook
door financiële educatie te bevorderen.
Op dit moment werk ik samen met mijn collega’s uit het kabinet om de nieuwe Europese
regels die BNPL-klanten beter gaan beschermen versneld te implementeren. In deze wetgeving
ga ik ook voorstellen om nationaal een verplichte leeftijdsverificatie bij achteraf
betalen in te voeren. Dit zorgt ervoor dat jongeren geen gebruik kunnen maken van
achteraf betalen. Om schulden te voorkomen werk ik – in het kader van het voorkomen
van overkreditering- ook aan een wetsvoorstel om het Bureau Kredietregistratie een
wettelijke taak te geven. Dit wetsvoorstel zal waarborgen bevatten voor zorgvuldige
verwerking van persoonsgegevens. Verder laat ik onderzoek doen naar de risico’s die
consumenten, en met name jongeren, lopen bij het handelen in crypto’s. Hierbij kijk
ik ook naar de rol van reclame en (f)influencers. Ik informeer de Kamer dit voorjaar
over de uitkomsten van dit onderzoek. Op basis van het onderzoek bekijk ik of er aanvullende
maatregelen nodig zijn. Ten slotte zet ik mij in Europees verband in om, samen met
de Minister van Economische Zaken, finfluencers expliciet te verbieden om financiële
producten of diensten aan te prijzen van financiële ondernemingen die hiervoor niet
de vereiste vergunning hebben.
Conclusie
In deze visie op de financiële sector heb ik de belangrijkste keuzes geschetst die
ik voor de financiële sector zie, samen met de dilemma’s en de mogelijke tegenstrijdigheden
van verschillende doelstellingen die hieraan raken. Zoals eerder aangekondigd kom
ik ook nog met specifieke beleidsvoorstellen op delen van de financiële sector die
in deze visie minder belicht zijn, zoals verzekeraars, accountants en financieel adviseurs.
Ook voor deze onderdelen van de financiële sector geldt dat ik hen vanuit dezelfde
trots op de sterke sector die Nederland heeft en het belang die te behouden zal benaderen.
Ik vind het belangrijk om samen met de Tweede Kamer op zoek te gaan naar een goede
balans tussen deze verschillende doelstellingen om de financiële sector als geheel
te versterken en kijk uit naar de inhoudelijk behandeling hiervan in uw Kamer.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E. Heinen, minister van Financiën