Brief regering : Kabinetsreactie ADR Rapport inzake Onderzoeksrapport Beveiligingsproces van staatsgeheime/vertrouwelijke informatie bij NCTV en politie
36 600 VI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie en Veiligheid (VI) voor het jaar 2025
Nr. 123
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 13 december 2024
Op 1 november 2023 heeft mijn voorganger uw Kamer geïnformeerd over de verontrustende
berichtgeving dat op donderdag 26 oktober 2023 twee personen zijn aangehouden op verdenking
van het bezitten en naar buiten brengen van staatsgeheime informatie (Kamerstuk 36 410-VI, nr. 10). Dit is aanleiding geweest voor het instellen van verschillende onderzoeken, waaronder
een onafhankelijk onderzoek naar de omgang met bijzondere informatie1 bij de NCTV en de politie door de Auditdienst Rijk (ADR). Het rapport dat door de
ADR is opgesteld als resultaat van dit onderzoek is op 29 november jl. aangeboden
aan mijn ministerie en stuur ik uw Kamer als bijlage2 bij deze kabinetsreactie toe. Peildatum van het onderzoek van de ADR is 1 oktober
2023. De situatie na 1 oktober 2023 en de sindsdien genomen maatregelen maken daarom
in beginsel geen onderdeel uit van het rapport en de bevindingen van de ADR. Dat betekent
dat de ADR in beginsel heeft gekeken naar de situatie zoals die was direct voor de
aanhoudingen.
Ik acht het van belang uw Kamer zo volledig en transparant mogelijk te informeren.
Dat neemt niet weg dat, zoals ook gemeld in de Kamerbrief van 8 december 20233, juist over deze aangelegenheid goed moet worden bezien welke informatie – met het
oog op de zorgvuldigheid en de veiligheid die moet worden betracht – niet openbaar
gemaakt kan worden. Dat heeft ertoe geleid te besluiten om enkele passages uit het
rapport niet openbaar te maken, omdat deze ofwel 1) de belangen van de Staat kunnen
schaden dan wel 2) veiligheidsrisico’s opleveren omdat concreet inzicht wordt gegeven
in de operationele werkwijze van de politie.
Ik ben de ADR erkentelijk voor het verrichte onderzoek en het rapport. De ADR concludeert
dat de informatiebeveiliging, op peildatum 1 oktober 2023, onvoldoende was. Procedures
en maatregelen werden onvoldoende nageleefd, er was onvoldoende alertheid op mogelijk
misbruik en de samenwerking tussen verantwoordelijke onderdelen was onvoldoende. De
ADR concludeert dat de NCTV en de politie daarmee hun eigen kwetsbaarheden hebben
gecreëerd.
Uit het rapport spreekt een heldere boodschap: de informatiebeveiliging ten aanzien
van bijzondere informatie kan en moet beter en moet beter voorbereid worden op misbruik
van gerechtvaardigde toegang tot bijzondere informatie. Ik onderschrijf die boodschap
volledig. Het is niet goed dat destijds niet is voldaan aan de geldende procedures
en voorschriften voor informatiebeveiliging. Het is van groot belang dat deze worden
nageleefd. Daar zet ik vol op in.
De geldende voorschriften moeten altijd omgezet worden in concrete maatregelen in
de praktijk. Die concrete maatregelen moeten vervolgens constant getoetst en aangescherpt
worden. Dat is nooit af. Het ADR rapport doet ten aanzien van die concrete maatregelen
waardevolle aanbevelingen die ik omarm. Zoals ook uit de bijlage zal blijken, is een
deel van de aanbevelingen reeds opgevolgd door de al sinds de aanhoudingen van de
verdachten getroffen maatregelen.
De opvolging van de aanbevelingen van de ADR is niet met een enkele toegespitste maatregel
te bereiken. Een andere aanpak en bewustzijn over de hele breedte van de omgang met
bijzondere informatie bij de NCTV en de politie is nodig. De omvangrijke stappen die
reeds sinds de aanhoudingen en naar aanleiding van het ADR rapport zijn gezet illustreren
dat de aanbevelingen met de nodige urgentie en zorgvuldigheid zijn opgepakt en zullen
blijven worden opgepakt. Er zal in het verdere proces continu getoetst worden waar
nog verdere verbeteringen doorgevoerd kunnen worden. Ik heb daarbij ervaren dat de
onderzochte organisaties de urgentie voelen en de aanbevelingen van de ADR adequaat
hebben opgepakt. Hieronder zal ik in algemene zin ingaan op de hoofdpunten waarop
die aanpak gericht is en tot welke maatregelen dat leidt en geleid heeft. Een gedetailleerde
reactie op de aanbevelingen en de uitwerking daarvan is in de bijlage weergegeven.
Kabinetsreactie
De NCTV en de politie spelen een belangrijke rol bij het veilig houden van ons land
en beschikken daartoe over een specifieke informatiepositie. De NCTV, als onderdeel
van het Ministerie van Justitie en Veiligheid, doet dat vanuit een coördinerende rol.
De politie, een sui generis organisatie, doet dat vanuit een operationele rol. De organisaties vervullen hun
rollen onder bijzondere omstandigheden waarbij alertheid en veiligheidsbewustzijn
hoog in het vaandel staan. Vanwege de verschillende positionering van de NCTV en de
politie is er sprake van verschillende wettelijke verankerde regimes voor informatiebeveiliging.
Voor het vervullen van de rol in de bescherming van onze (nationale) veiligheid verwerken
verschillende partijen binnen de overheid, waaronder de NCTV en de politie, bijzondere
informatie. Dit maakt deze organisaties een interessant doelwit voor statelijke en
niet-statelijke actoren. Het is bekend dat Nederland doelwit is van inlichtingenactiviteiten
van landen met een offensief inlichtingenprogramma die daarmee de nationale veiligheid
van Nederland bedreigen.4 Digitale en fysieke spionage vormen een specifiek probleem waar het kabinet en de
samenleving alert op moeten blijven.5 Het is daarom van groot belang dat veiligheidsorganisaties, en daarmee onze samenleving,
daartegen zo weerbaar mogelijk zijn en blijven. Tegelijkertijd zullen kwaadwillende
actoren altijd op zoek blijven naar gevoelige informatie en daar met offensieve inlichtingencampagnes
maximaal op inzetten.
1. Maatregelen naar aanleiding van de aanhouding
Zodra bekend werd dat er sprake was van een mogelijk lek van bijzondere informatie
door een medewerker van de NCTV, zijn er binnen de NCTV noodmaatregelen getroffen.
Het gaat dan om zowel noodmaatregelen als gelijktijdig ingezette maatregelen gericht
op de lange(re) termijn. De noodmaatregelen beoogden een direct effect, waarbij de
maatregelen gericht op de lange(re) termijn onderdeel uitmaken van een continu proces
van verbetering. De aanbevelingen die de ADR in haar rapport heeft gedaan zijn, voor
zover dat nog niet het geval was, weer integraal meegenomen. Dit proces kent ook geen
einde, nu informatiebeveiliging een constante cyclus van verbetering kent.
Doel van de (nood)maatregelen was zekerstellen dat alleen die mensen kennis kunnen
nemen van informatie waarvoor dat voor de uitoefening van hun taak noodzakelijk is.
Verschillende werkprocessen, waaronder informatiedeling, zijn daartoe onmiddellijk
gestopt en de toegang tot bijzondere informatie is zeer sterk ingeperkt. Vervolgens
is de toegang tot bijzondere informatie via het digitale systeem stap voor stap weer
opgestart, waar nodig met aanvullende waarborgen en tussenstappen en met een sterk
ingeperkt toegangsregime. De geldende wet- en regelgeving, waaronder het Voorschrift
Informatiebeveiliging Rijksdienst – Bijzondere Informatie (VIR-BI) is daarbij de basis.
Er is en wordt strikter gekeken naar wie welke informatie echt nodig heeft om zijn
of haar werk te kunnen doen.
Daarnaast is de NCTV direct gestart met het nemen van maatregelen gericht op de lange(re)
termijn. Er zijn zowel ten aanzien van de digitale als fysieke verwerking van bijzondere
informatie belangrijke stappen gezet. Dit heeft er onder meer toe geleid dat de NCTV
sinds 8 april jl. een accreditatie heeft ontvangen voor de duur van 1 jaar die ziet
op het digitale systeem waarmee bijzondere informatie wordt verwerkt. Daarnaast zijn
maatregelen getroffen ten aanzien van de fysieke context waarin bijzondere informatie
wordt verwerkt. De uitkomsten van de eerste schouw op deze maatregelen is dat de NCTV
momenteel voldoet aan de vereisten voor het verwerken van staatsgeheime informatie.
Ook zijn de personele beveiligingsmaatregelen verder aangescherpt, om het risico op
insider threat zo klein mogelijk te maken. Over de volle breedte zijn verdere verbetermaatregelen
geïdentificeerd, die ook deels hun weerslag vinden in het ADR rapport. Deze elementen
zullen ook nader aan bod komen in deze brief en de bijlage bij deze brief.
Na de aanhouding van de verdachten heeft ook de politie direct maatregelen getroffen.
De gevolgen van de aanhouding van de verdachte die ingehuurd werd door de politie
zijn in kaart gebracht, waaronder veiligheidsrisico’s voor individuele medewerkers
en lopende onderzoeken. Waar nodig zijn maatregelen in de operatie getroffen om mogelijke
schadelijke gevolgen te beheersen. De politie heeft in de periode na de aanhouding
van de verdachten ook maatregelen getroffen bij het cluster Contraterrorisme, Extremisme
en Radicalisering (CTER), onder meer naar aanleiding van eigen onderzoek. De politie
heeft in de periode na de aanhoudingen ook structurele maatregelen getroffen. De voorlichting
over het geldende beleid is verbeterd en het eerstelijns toezicht hierop is verscherpt.
Het gaat hierbij om het naleven van het beleid voor veilige communicatie en voor het
veilig werken met tolken. Verder is de politie naar aanleiding van de aanhouding gestart
met het treffen van lange(re) termijn maatregelen, zoals het (verder treffen van voorbereidingen
voor) de invoering van protective monitoring voor de gehele politieorganisatie en het in gang zetten van een proces om tolken
op een hoger niveau dan voorheen te screenen. Deze elementen zullen ook nader aan
bod komen in deze brief en de bijlage bij deze brief.
2. Hoofdpunten ADR Rapport
De belangrijkste punten uit het ADR rapport zijn dat op de peildatum van 1 oktober
2023:
a) procedures en regels ingericht ten aanzien van informatiebeveiliging in de praktijk
onvoldoende werden nageleefd;
b) er onvoldoende alertheid was ten aanzien van mogelijk misbruik van toegang tot informatie;
en
c) de samenwerking tussen de verschillende onderdelen die een rol hebben in informatiebeveiliging
onvoldoende was.
De NCTV en de politie hebben maatregelen getroffen om deze aandachtspunten structureel
op orde te brengen. Deze komen hieronder één voor één aan bod, eerst algemeen en daarna
per organisatie. Ik merk daarbij op dat de ADR ten aanzien van de NCTV en politie
verschillende aanbevelingen heeft gedaan die zien op verschillende onderdelen van
het proces van informatiebeveiliging.
a) Het naleven van de procedures en voorschriften
Het eerste aspect ziet op het voldoen aan de geldende procedures en voorschriften
langs de lijnen van het veelgebruikte Plan-Do-Check-Act (PDCA) cyclus zoals ook gehanteerd
door de ADR. Enerzijds omdat anders risico’s kunnen ontstaan in de beveiliging. Anderzijds
omdat de (informatie)beveiliging anders niet toetsbaar is en kwetsbaarheden onvoldoende
naar boven komen. Er was bij de NCTV en politie geen volledig cyclisch proces van
informatiebeveiliging ingeregeld. Terwijl het juist nodig is voor goede informatiebeveiliging
om deze stappen continu te doorlopen. Het ADR rapport laat zien dat de NCTV en politie
op dit punt (verschillende) verbeteringen moeten doorvoeren. Zo heeft de ADR ten aanzien
van de politie geconstateerd dat er al veel bruikbaars op papier staat en beveelt
aan om aanvullende aandacht te besteden aan de Do-Check-Act onderdelen van de cyclus.
Bij de NCTV zal met een sluitende PDCA-cyclus worden voldaan aan het normenkader voor
informatiebeveiliging, zoals die wordt vereist op basis van de Baseline Informatiebeveiliging
Overheid (BIO) en het VIR-BI. Zowel de korpschef als de NCTV hebben reeds maatregelen
getroffen die ertoe moeten leiden dat deze cyclus sluitend wordt gemaakt. Als onderdeel
daarvan worden de verantwoordelijkheden voor informatiebeveiliging op alle niveaus
versterkt.
NCTV
Hoewel de PDCA-cyclus nog niet sluitend is – waarbij ook de ADR constateert dat doorgaans
een jaar nodig is om een volledige PCDA-cyclus te doorlopen –, heeft de NCTV inmiddels
een proces uitgewerkt waarbij risico’s in het kader van de bescherming van bijzondere
informatie en de toegang daartoe in beeld worden gebracht en mitigerende maatregelen
zijn en worden ontwikkeld en ingezet. Het Voorschrift Informatiebeveiliging Rijksdienst
(VIR), uitgewerkt in het BIO, en het VIR-BI gelden daarbij als uitgangspunt. Hierbij
was tevens «need to know» altijd het uitgangspunt. Voorbeelden van verbeteringen die
reeds zijn getroffen, zijn bijvoorbeeld het beperken van toegang tot systemen en informatie
die alleen noodzakelijk is voor de goede uitoefening van een taak (een steviger inrichting
van het «need to know»-principe), het aanscherpen van toezicht op en controleren van rechten en het vereisen
van toezicht op atypische gedragingen, zoals bijvoorbeeld het vereisen van toestemming
van een leidinggevende om voor een ander te printen.
Daarnaast acht ik het van belang om stil te staan bij het beleid ten aanzien van de
veiligheidsonderzoeken en vertrouwensfuncties binnen de NCTV. Bevindingen uit het
ADR onderzoek hebben aanleiding gegeven om ten aanzien van een beperkt aantal medewerkers
nader te bezien in hoeverre de «verklaringen van geen bezwaar toereikend waren voor
de functie. Ten aanzien van een aantal medewerkers zijn vervolgens mitigerende maatregelen
getroffen in afwachting van een hernieuwd veiligheidsonderzoek van de AIVD. Ook is
de NCTV, met advies van de Beveiligingsautoriteit van het Ministerie van Justitie
en Veiligheid (hierna: BVA), gestart met de 5-jaarlijkse actualisatie van de lijst
vertrouwensfuncties, zodat deze aansluit bij de laatste inzichten. Tot slot heeft
de NCTV maatregelen genomen om het beleid t.a.v. het tijdig aanvragen van herhaalonderzoeken
en het melden van gewijzigde omstandigheden bij vertrouwensfunctionarissen aan de
BVA aangescherpt na te leven.
Politie
De ADR geeft aan dat er bij de politie veel bruikbaars op papier staat maar onvoldoende
in de praktijk wordt nageleefd. Er worden verschillende stappen gezet om de implementatie
daarvan in de praktijk te verbeteren. Er wordt bijvoorbeeld reeds een pilot gedraaid
met protective monitoring waarmee gebruikershandelingen proactief en geautomatiseerd worden geanalyseerd op
atypische signalen om onrechtmatig gebruik van systemen te detecteren. Per 1 januari
2025 wordt protective monitoring ingevoerd in de gehele politieorganisatie. Ook is het beleid ten aanzien van de screening
voor tolken binnen de politie aangescherpt.
Het ADR rapport toont aan dat bij de leidinggevenden van het CTER-cluster het eerstelijns
toezicht niet op orde was. Dit sluit aan bij het beeld uit eerdere rapporten6 dat leidinggevenden te veel gericht waren op het bereiken van operationele resultaten
wat ten koste gaat van het concretiseren en naleven van voorschriften en procedures
rondom informatiebeveiliging. Daarom wordt als deel van de transitie van de landelijke
eenheden binnen het CTER-cluster reeds ingezet op het versterken van het leiderschap
en de verkleining van de span of control van leidinggevenden (het aantal medewerkers per leidinggevenden). Ook het wijzigen
van de inrichting van het CTER-cluster wordt meegenomen in deze transitie. Als onderdeel
hiervan zal het toezicht op informatiebeveiliging in de werkpraktijk ingeregeld worden,
bijvoorbeeld ten aanzien van toegangsrechten.
b) Blijvende alertheid op mogelijk misbruik
Het tweede aspect ziet erop dat meer rekening moet worden gehouden met mogelijk misbruik
door individuen die geautoriseerd toegang hebben tot bijzondere informatie. De ADR
concludeert dat er te weinig alertheid was ten aanzien van mogelijke inbreuken op
beveiliging. Op de situatie dat er misbruik kan worden gemaakt van gerechtvaardigde
toegang, ook binnen de eigen organisatie, moet (beter) worden geanticipeerd. Dit omvat
verschillende elementen, die deels overlappen met de maatregelen die hierboven zijn
genoemd. Een onderdeel ziet bijvoorbeeld op het registeren en analyseren van gebeurtenissen
die van invloed kunnen zijn op de betrouwbaarheid van informatie. Dit begint bij het
vastleggen en analyseren van handelingen van de medewerkers die met bijzondere informatie
werken.
Bij zowel de NCTV als de politie worden procedures, toegespitst op de eigenheid van
de organisaties, ingericht die uitgaan van succesvolle pogingen tot ongeautoriseerde
toegang of het misbruik maken van geautoriseerde toegang. Onderdeel daarvan is beleid
over wélke handelingen vervolgens als atypisch gelden, waarbij rekening wordt gehouden
met mogelijk misbruik of een insider threat. Dan wordt het gedrag toetsbaar. Bovendien gaat daar een bewustzijn verhogend effect
van uit. Ook blijkt uit het ADR rapport dat incidenten of activiteiten niet altijd
als signaal van mogelijk misbruik werden opgevat. Het is van belang dat afwijkingen
van procedures of opvallende gedragingen altijd vanuit verschillende perspectieven
worden bekeken. Verhoogd bewustzijn over mogelijk misbruik draagt ook daar aan bij.
Ten slotte is het van belang dat signalen samenkomen en dat afspraken over het melden
van signalen, zowel intern als aan andere relevante instanties, worden opgevolgd.
Dit begint bij bewustzijn maar omvat ook het verkleinen van mogelijke drempels die
er kunnen zijn om signalen te melden. Het is van belang dat medewerkers niet alleen
weten dat ze moeten melden, maar ook wat ze moeten melden (zoals afwijkende gedragingen)
en waar ze kunnen melden. Dit wordt onder meer opgepakt door het verhogen van bewustzijn
op medewerkersniveau, het inrichten van procedures om afwijkende gedragingen te ondervangen
en door het samenspel tussen de verschillende toezichtslijnen te versterken.
NCTV
Binnen de NCTV is aandacht voor misbruik onder andere verstevigd door veel duidelijkere
kaders te stellen voor de individuele medewerkers waar zij op aangesproken worden.
Daarmee wordt duidelijk gemaakt waar mededeling van moet worden gedaan bij de BVA.
Het gaat daarbij bijvoorbeeld om meldingen over onjuiste omgang met bijzondere informatie,
maar ook om meldingen over afwijkend gedrag van medewerkers, in het bijzonder waar
het raakt aan de integriteit en betrouwbaarheid. Door toestemming te vereisen van
een leidinggevende om voor iemand anders staatsgeheime stukken te printen, kan er
geen twijfel meer over bestaan dat dit een van de procedure afwijkende gedraging is.
Door toestemming te vereisen voor het gebruiken van gegevensdragers en daar strikte
administratie op te voeren, kan er geen twijfel meer over bestaan dat dit niet zomaar
de bedoeling is en dat dit gecontroleerd wordt op mogelijk misbruik. Ook wordt hiermee
bereikt dat verschillende signalen ook in samenhang bezien kunnen worden.
Politie
Binnen de politie zullen, om de risico’s op het vlak van de omgang met bijzondere
informatie alsook de bredere (veiligheid)risico’s nader onder de aandacht te brengen,
de teams van de politie die met bijzondere informatie werken in 2025 verplicht deelnemen
aan een awareness training, die vervolgens structureel geborgd zal worden. Deze training zal ook gericht
zijn op handelingsperspectieven voor de politiemensen die in de meest risicovolle
contexten werken.
Ook treft de politie technische maatregelen, zoals hierboven toegelichte invoering
van protective monitoring per 1 januari 2025. De basis voor de beoordeling of een handeling als atypisch wordt
beschouwd door protective monitoring ligt in de bestaande regels voor het raadplegen van politiesystemen en
de handreiking die de politie daarvoor heeft opgesteld. Deze regels en handreiking
zijn van toepassing op alle politiemedewerkers en vormen onderdeel van hun opleiding.
Ook zal de politie onderzoeken of, en zo ja welke, extra technische beveiligingsmaatregelen
in politiesystemen gewenst en effectief zijn. Hiervoor wordt een speciaal project
ingericht.
c) Het samenspel tussen verschillende organisatieonderdelen
Het derde aspect ziet op het samenspel tussen de verschillende organisatieonderdelen
die een (eigen) taak hebben in de beveiliging van bijzondere informatie. In deze context
is het van belang om te benoemen dat de informatiebeveiliging langs drie lijnen is
opgebouwd. De eerste lijn is het lijnmanagement, dat verantwoordelijk is voor de informatiebeveiliging
binnen de eigen organisatie. De tweede lijn is belegd bij de beveiligingscoördinatoren
(hierna: BVC) en de chief information security officer (hierna: CISO). Zij adviseren het lijnmanagement en houden toezicht namens de lijnmanager
binnen de organisatie op de integrale beveiliging. De derde lijn bij de NCTV en de
politie is respectievelijk de Beveiligingsautoriteit van het bestuursdepartement van
het Ministerie van Justitie en Veiligheid en de concern audit van de politie. Uit
het ADR rapport wordt duidelijk dat het samenspel tussen deze organisatieonderdelen
verbeterd moet worden en dat het huidige toezichtkader niet afdoende is. De posities
van de onderdelen moet worden verstevigd en er moet meer aandacht komen voor het opvolgen
van aanbevelingen.
Bestuursdepartement
De derde lijn is bij het bestuursdepartement belegd bij de Beveiligingsautoriteit
van het Ministerie van Justitie en Veiligheid (hierna: de BVA). Uit het rapport blijkt
dat de BVA niet altijd over een (voldoende) eigenstandige informatiepositie beschikte
en bepaalde beveiligingsincidenten niet als door de eerste of tweede lijn als zodanig
herkend en dus gemeld werden. Hierdoor kon onvoldoende invulling worden gegeven aan
de toezichthoudende taak van de BVA. Deze moet worden versterkt. De BVA moet daartoe
tot andersoortige samenwerkingen komen met alle onderdelen van het departement die
met bijzondere informatie werken. De BVA zal daartoe in de reguliere overleggen die
periodiek worden gevoerd met alle JenV organisatieonderdelen, waaronder de NCTV, structureel
meer aandacht besteden aan diverse onderwerpen, waaronder bijzondere informatie. Doel
daarvan is dat de BVA zelf meer informatie ophaalt bij de organisaties binnen het
departement waar gewerkt wordt met bijzondere informatie en op basis daarvan aandachtspunten
in de informatiebeveiliging identificeert. De versterking van de samenwerking tussen
de BVA en NCTV zal prioriteit hebben, mede gelet op de te nemen stappen richting de
accreditatie van de NCTV in 2025 en ten aanzien van de vertrouwensfuncties en veiligheidsonderzoeken.
Politie
Bij de politieorganisatie is de derdelijns toezichthoudende taak belegd bij de concern
audit. Ten aanzien van de politie komt naar voren dat er door de concern audit wel
aanbevelingen werden gedaan, maar dat deze niet altijd werden opgevolgd. Zo constateert
de ADR dat de concern audit van de politie weliswaar aan de bel heeft getrokken over
het ontbreken van integraal risicomanagement en intern toezicht, maar dat er niet
is geacteerd op de aanbevelingen. De politie zal de doorwerking van interne audits
versterken. De korpsleiding zal toezien op de opvolging en borging van aanbevelingen
die door concernaudit worden gedaan. Tevens zal de politie bezien of de expertise
van concern audit kan worden versterkt door politiemensen uit de operationele werkpraktijk
toe te voegen aan audits op informatiebeveiliging.
3. Signalen en samenloop van functies
De ADR is ook verzocht om specifiek aandacht te hebben voor de berichtgeving over
eerdere signalen en de (wenselijkheid van de) samenloop van functies.7 Uit het ADR rapport komt niet naar voren dat er principiële bezwaren tegen de samenloop
van functies waren of zijn. De ADR komt niet tot aanbevelingen op dit vlak.
Wel is de casus aanleiding geweest om te concluderen dat de combinatie van functies
en vooral ook de bijbehorende informatiepositie per functie gewogen moeten worden
bij verzoeken tot eventuele samenloop, omdat een grotere informatiepositie kan leiden
tot grotere risico’s bij schending van de geheimhoudingsplicht. Dat zal nadrukkelijker
gewogen worden, waarbij vooropstaat dat dit altijd per geval en op basis van de omstandigheden
van dat geval moet worden beoordeeld. Ook vraagt zo’n eventuele samenloop om een kritische
periodieke evaluatie naar de houdbaarheid daarvan, waarbij actief eventuele signalen
ten aanzien van de samenloop en informatiepositie worden meegenomen.
De ADR merkt op dat de NCTV aan een signaal van een NRC-journalist die tijdens een
interview met de Nationaal Coördinator aangaf dat de betrokken medewerker een eigen
harde schijf mee naar huis zou nemen geen opvolging heeft gegeven. Deze constatering
verdient nuancering. De bewuste medewerker had toestemming voor het gebruik van een
beperkt aantal specifieke datadragers die vanuit de werkgever waren verstrekt. De
journalist in kwestie stelde tijdens het interview echter dat er sprake zou zijn van
het gebruik van een eigen harde schijf. Het gebruik van een privéschijf zou een veiligheidsincident
zijn. Dit is zorgvuldig uitgelopen. Geconcludeerd is dat er geen sprake was van het
gebruik van een privéschijf. Dat misbruik van datadragers in zijn algemeenheid nadere
aandacht had verdiend, onderschrijf ik. Om deze reden worden datadragers alleen nog
beperkt in noodzakelijke gevallen en onder toezicht uitgegeven.
Verder constateert de ADR dat signalen niet altijd als zodanig werden herkend of doorgegeven.
Daardoor kwamen mogelijke signalen niet op de plek waar het mogelijk tot maatregelen
had geleid. Om dit te verbeteren zijn per organisatie maatregelen getroffen, zoals
eerder in deze brief toegelicht. Bij nevenfuncties is het ook van belang dat bij signalen
ook aandacht is voor de mogelijke noodzaak tot het leggen van contact met de counterpart
bij de andere organisatie om te toetsen of daar ook signalen zijn. Dat moet onderdeel
zijn van het maatwerk dat nodig is in de opvolging van signalen en moet op het juiste
niveau worden gewogen.
Tot slot
Het is van belang dat onze informatiebeveiliging, en zeker die van bijzondere informatie,
niets te wensen overlaat. De daadwerkelijke beveiliging valt of staat met de implementatie
en naleving van procedures en regels. Tegelijkertijd valt niet volledig uit te sluiten
dat iemand met beroepshalve gerechtvaardigde toegang daar niet goed mee omgaat. Voor
dat aspect is ook meer aandacht nodig. Het is goed en waardevol dat de ADR dit inzichtelijk
heeft gemaakt, en zoals aangegeven in deze brief, zijn daar stevige stappen op gezet.
Ik heb waardering voor onze mensen die zich inzetten voor onze veiligheid en ik heb
ervaren dat de onderzochte organisaties de urgentie voelen en de aanbevelingen van
de ADR adequaat hebben opgepakt.
Voor de komende tijd is het belangrijk de vinger aan de pols te houden. Ik heb de
ADR gevraagd om een aanvullend onderzoek te doen bij de NCTV naar de opvolging van
de aanbevelingen en waar nodig aanvullende aanbevelingen te doen. Ik merk daarbij
op dat informatiebeveiliging een cyclisch proces is, en daarmee dus nooit af. Door
continu de stappen te doorlopen komen ook continu verbeterpunten naar boven. De ADR
heeft aangegeven hiertoe bereid te zijn en te verwachten na 12 maanden een goed beeld
van te kunnen geven. De politie gaat de aanbevelingen opnemen in de interne auditcyclus
en zal aan de ADR rapporteren over de voortgang. Uw Kamer zal vanzelfsprekend over
de uitkomsten worden geïnformeerd.
De Minister van Justitie en Veiligheid,
D.M. van Weel
Indieners
-
Indiener
D.M. van Weel, minister van Justitie en Veiligheid