Brief regering : Reactie op waarschuwingsbrief Autoriteit Persoonsgegevens (AP) t.a.v. online toegankelijkheid CABR
20 454 Voortgangsrapportage uitvoering wetten oorlogsgetroffenen
32 761 Verwerking en bescherming persoonsgegevens
Nr. 208 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 6 december 2024
Hierbij informeer ik u over de waarschuwingsbrief die ik op 26 november 2024 van de
Autoriteit Persoonsgegevens (AP) ontving over mijn voornemen om per 2 januari 2025
het Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging (CABR) online toegankelijk te maken
en mijn eerste reactie op de waarschuwingsbrief. Ik zet in deze brief uiteen waar
dit archief over gaat, wat mijn plannen ermee zijn en waar de bezwaren van de AP zich
op richten. Vervolgens geef ik aan hoe ik met deze kwestie om wil gaan, op de korte
en de lange termijn, zowel in deze casus als voor de archiefsector in zijn geheel.
CABR en Oorlog voor de Rechter
Het CABR bestaat uit dossiers van personen die na de Tweede Wereldoorlog verdacht
werden van collaboratie met de Duitse bezetter. Met 3,8 strekkende kilometer is het
CABR het grootste en meest geraadpleegde archief over de Tweede Wereldoorlog in Nederland.
Hierin zitten ongeveer 485.000 dossiers, waarin naar schatting 425.000 mensen voorkomen
die na de oorlog verdacht werden van collaboratie.
Het is een zeer complex opgebouwd archief waarin nu geen zelfstandig onderzoek mag
worden gedaan vanwege de openbaarheidsbeperkingen die hierop gesteld zijn. Deze archiefwettelijke
beperkingen vervallen per 1 januari 2025. Na die datum zijn de dossiers zonder openbaarheidsbeperking
voor iedereen in te zien. Ondanks dat (de toegang tot) het archief is opgebouwd rondom
de dossiers van de daders en verdachten bevat het ook een schat aan informatie over
slachtoffers. De manier waarop het papieren archief is geordend maakt echter dat er
nu alleen op naam van een verdachte in gezocht kan worden.
In 2022 is het Nationaal Archief (NA) in een consortium met het Huygens Instituut,
het NIOD Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies en WO2net het project
Oorlog voor de Rechter gestart. Het doel van dit project is het CABR digitaliseren,
full-tekst doorzoekbaar maken, contextualiseren en online toegankelijk maken. Daarmee
wordt het archief veel toegankelijker en kan er op andere manieren onderzoek in worden
gedaan. Vanaf 2 januari 2025 zouden de eerste 25% van de dossiers te vinden zijn via
www.oorlogvoorderechter.nl. Uw Kamer is hier eerder op 12 april dit jaar1 en 9 november 20222 door de toenmalig Staatssecretaris van VWS over geïnformeerd in de voortgangsrapportages
Oorlogsgetroffenen en Herinnering Tweede Wereldoorlog.
Kernpunten waarschuwing AP
In haar brief uit de AP de zorg dat de voorziene wijze van online toegankelijkheid
waarschijnlijk onrechtmatig is vanwege de waarschijnlijke aanwezigheid van gewone
persoonsgegevens, bijzondere persoonsgegevens en persoonsgegevens van strafrechtelijke
aard van nog levende personen. Er ontbreekt volgens de AP een specifieke wettelijke
uitzondering waarop deze voorgenomen wijze van openbaarmaking kan worden gebaseerd.
Kortgezegd kan de voor eenieder toegankelijke online publicatie met digitale full-text
doorzoekbaarheid volgens de AP leiden tot forse privacy-inbreuken op nog levende betrokkenen
en dat is in dit geval onrechtmatig. Een wettelijke grondslag zou volgens de AP wel
gecreëerd kunnen worden in bijvoorbeeld de Archiefwet.
Gevolgen voor Oorlog voor de Rechter
Ik neem deze waarschuwing van de AP vanzelfsprekend serieus en dat betekent dat het
geplande online toegankelijk maken van het CABR niet op 2 januari kan plaatsvinden.
Ik vind dit zeer betreurenswaardig, omdat er de afgelopen 2,5 jaar gesproken is met
vele betrokkenen en omdat ik nog altijd volledig achter het doel van het project sta.
Het is van groot belang dat nabestaanden van slachtoffers meer informatie kunnen vinden
over het lot van hun dierbaren. Daarnaast wil ik een impuls geven aan onderzoek naar
en educatie over de Tweede Wereldoorlog en de Holocaust. Als we de herinnering daaraan
levend willen houden, dan moeten we de samenleving op een laagdrempelige manier toegang
bieden tot dit archief. In het algemeen is openheid van archieven van belang voor
de samenleving, voor nabestaanden en voor educatie; in dit specifieke geval kan openheid
ook bijdragen in de strijd tegen antisemitisme.
Ook internationaal wordt dit belang gezien. Nederland is sinds 1999 lid van de IHRA
(International Holocaust Remembrance Alliance), een organisatie van 35 landen die
zich inzetten om onderwijs, herinnering en onderzoek over de Holocaust en de genocide
op de Sinti en Roma te bevorderen. Vanwege het wegvallen van de eerste generatie die
konden getuigen, zijn de archieven als «stille getuigen» des te belangrijker geworden
om het verhaal van de Holocaust te blijven vertellen. Daarom pleit de IHRA voor het
toegankelijk maken hiervan.3 In het verlengde daarvan draagt de toegankelijkheid ook bij aan het versterken van
het bewustzijn van de waarde van de democratie, de rechtsstaat en mensenrechten.
Er is een enorme belangstelling voor het CABR ten behoeve van reconstructie van het
verleden. Zowel voor lokale geschiedenis als die van de eigen familie. De ooggetuigen
zijn er straks niet meer: dan moet het erfgoed het verhaal vertellen. Om ook jongeren
in contact te laten komen met dit pijnlijke, maar gedeelde verleden is het belangrijk
hen aan te spreken op hun eigen terrein, en dat is online. Tot slot biedt online toegankelijkheid
de mogelijkheid om dit bijzondere archief te gebruiken voor educatie doeleinden en
via oorlogsbronnen.nl te koppelen aan een honderdtal andere gedigitaliseerde oorlogsarchieven
zodat informatie bij elkaar gebracht wordt.
Ik wil benadrukken dat ik enorme waardering heb voor de zorgvuldige wijze waarmee
het NA en de andere betrokken organisaties in het consortium dit project begeleid
hebben. Er is door het NA vooraf erkend dat er mogelijk nog levende mensen kunnen
voorkomen in het archief en dat die omwille van aard, omvang en ordening, op voorhand
niet allemaal te identificeren en onzichtbaar te maken zijn. Daar is het NA open en
transparant over geweest. Vervolgens heeft het NA verschillende onderzoeken laten
uitvoeren naar deze privacy risico’s. Op basis van die onderzoeken zijn door het consortium
verschillende maatregelen genomen om de persoonsgegevens van het geringe aantal nog
levende personen zoveel mogelijk te beschermen. Zo zouden dossiers van verdachten
alleen online geplaatst worden indien er bewijs is van overlijden via het overlijdensregister.
Deze toets is vanwege de opbouw van het CABR niet mogelijk voor derden die in de dossiers
voorkomen. Om hun belangen te borgen zouden zij op verzoek bepaalde informatie offline
kunnen laten halen. Daarnaast zou het archief niet indexeerbaar voor zoekmachines
worden gemaakt en is er context aan het archief toegevoegd.
Het consortium heeft zich hierbij voortdurend laten adviseren door het zogeheten Ethisch
Beraad, met daarin het Centraal Joods Overleg (CJO) vertegenwoordigd door Joods Maatschappelijk
Werk (JMW), de Stichting Werkgroep Herkenning (SWH) voor nabestaanden van verdachten
van collaboratie en het Centraal Orgaan Verzetsdeelnemers en Vervolgingsslachtoffers
(COVVS). Met hen is gezamenlijk de afweging gemaakt hoe precies om te gaan met het
individuele belang van een gering aantal mogelijk nog levende personen, de gevoelens
van nabestaanden en het bredere maatschappelijk belang. Er is consensus bereikt4 over die afweging en over de genomen maatregelen. Het project heeft daaromtrent ook
een uitgebreide communicatiecampagne en regiotour ingericht. Ik wil dan ook mijn grote
waardering uitspreken voor de rol die CJO/JMW, COVVS en SWH spelen in het project
Oorlog voor de Rechter. Ze doen dit ieder vanuit een eigen invalshoek, maar met oog
voor elkaars vertrekpunt en met het bredere belang van de Nederlandse samenleving
voorop.
Gevolgen voor Archiefsector
De brief van de AP baart mij tot slot ook grote zorgen vanwege de bredere implicaties
die het oordeel van de AP lijkt te hebben voor de archiefsector in zijn algemeen.
In archieven komen namelijk bijna altijd persoonsgegevens voor, maar de mate waarin
en de actualiteit ervan verschilt sterk. Ik vind daarbij als Minister van OCW het
recht op toegang voor burgers tot overheidsdocumentatie belangrijk, zoals ook wettelijk
is vastgelegd in de Archiefwet en de Wet Open Overheid (Woo). Vrije meningsvorming
heeft namelijk belang bij goede archivering en laagdrempelige toegang tot die archieven.
Openbaarheid is voor mij het uitgangspunt. Ik onderschrijf ook het belang van de bescherming
van persoonsgegevens, maar het kunnen maken van een belangenafweging hierin is noodzakelijk.
Daarom kom ik op korte termijn met een voorstel voor een wetswijziging die de door
de AP gemiste grondslag voor de verdere verwerking van bijzondere, strafrechtelijke
en gewone persoonsgegevens, die zijn bewaard voor archiveringsdoeleinden zal creëren.
Het doel hiervan zal zijn om ruimte te bieden voor een belangenafweging tussen openbaarheid
en privacy bij de (wijze van) verstrekking van (bijzondere en strafrechtelijke) persoonsgegevens
door archiefdiensten. Hierbij neem ik ook de wijze waarop archieven digitaal en online
raadpleegbaar gemaakt kunnen worden mee, zodat archieven relevant blijven in het digitale
tijdperk. Ik zie deze wijziging nadrukkelijk als onderdeel van de bredere ambitie
van het kabinet om onze democratische rechtsstaat te verstevigen.
Mijn inzet is er op gericht om deze wetswijziging zo spoedig mogelijk te kunnen realiseren,
maar uiteraard moet hierbij een zorgvuldig wetstraject worden gevolgd. Hiermee wil
ik recht doen aan het maatschappelijke belang om deze archieven voor een breed publiek
toegankelijk te maken. Het gaat om een separaat wetsvoorstel, parallel aan het wetsvoorstel
voor de bredere modernisering van de Archiefwet waarover uw Kamer binnenkort zal debatteren.
De behandeling van die modernisering kan niet wachten op dit separate wetsvoorstel.
In de tussentijd ga ik bezien op welke wijze het NA vanaf 2 januari wél toegang kan
bieden tot het gedigitaliseerde CABR. Ik ga in gesprek met de AP om dat op een evenwichtige
manier in te vullen voor de periode vanaf 2 januari tot het moment dat de wet gewijzigd
is.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, E.E.W. Bruins
Indieners
-
Indiener
E.E.W. Bruins, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap