Brief regering : Voortgang Wet basisverzekering arbeidsongeschiktheid zelfstandigen en wetsvoorstellen die de arbeidsmarkt hervormen
31 311 Zelfstandig ondernemerschap
25 883
Arbeidsomstandigheden
Nr. 278
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 22 november 2024
Inleiding
Op zelfstandigen die langdurig ziek worden komt veel af. Onder andere het risico op
een forse teruggang in inkomen doordat ze hun werk langdurig niet of in mindere mate
als gevolg van ziekte kunnen voortzetten. Arbeidsongeschiktheid is een risico dat
zich niet bij iedereen voordoet, maar als hiervan sprake is, zijn de gevolgen groot.
De meerderheid van de zelfstandigen is nu niet verzekerd. Een deel vindt een verzekering
niet nodig of dekt het risico af op andere manier zoals met opgebouwd vermogen of
het inkomen van een partner. Een ander deel is onverzekerd, omdat zij de kosten te
hoog vinden of omdat zij geen verzekering kunnen afsluiten, bijvoorbeeld door (een
combinatie van) hun leeftijd, medische aandoening of medische geschiedenis.
In het regeerprogramma is daarom opgenomen dat er voor zelfstandigen, net als voor
werknemers, een verplichte (budgetneutrale) arbeidsongeschiktheidsverzekering komt
die voor iedereen toegankelijk is. Zelfstandigen zijn hierdoor beter beschermd tegen
verlies van inkomen bij langdurige arbeidsongeschiktheid. Ook zorgt deze verzekering
voor een gelijker speelveld tussen zelfstandigen onderling, en tussen werknemers en
zelfstandigen. Tot slot voorkomt het dat de kosten van arbeidsongeschiktheid door
beroep op de bijstand op de samenleving als geheel worden afgewenteld. Mijn voorganger
heeft, ook naar aanleiding van het Pensioenakkoord en de totstandkoming van het advies
«Keuze voor zekerheid» in de Stichting van de Arbeid, het wetsvoorstel dat dit voornemen
regelt – het wetsvoorstel Wet basisverzekering arbeidsongeschiktheid zelfstandigen
(Baz) – in juni van dit jaar in consultatie gebracht en uitgezet voor diverse adviezen
en toetsen. Hierbij is specifiek gekeken naar een verzekering die qua vormgeving past
bij de aard van het zelfstandig ondernemerschap. Zelfstandigenorganisaties en sociale
partners zijn dan ook nauw betrokken geweest bij de totstandkoming van het voorstel.
De internetconsultatie is inmiddels gesloten en alle gevraagde uitvoeringstoetsen
en adviezen zijn ontvangen. In deze brief geef ik uw Kamer een terugkoppeling van
de internetconsultatie en vat ik de belangrijkste conclusies van de ontvangen toetsen
en adviezen samen. Terwijl het kabinet deze uitkomsten en de gevolgen daarvan voor
het wetsvoorstel nog weegt, vind ik het belangrijk om uw Kamer nauw te blijven betrekken
in de verdere uitwerking van het voorstel.
Daarom informeer ik uw Kamer nu over deze uitkomsten en schets ik het vervolgproces
dat ik voor mij zie.
Ook geef ik met deze brief uitvoering aan de motie van het lid Flach van de SGP-fractie,
over een verkenning van de uitvoerbaarheid van een uitzondering voor de agrarische
sector.1 Verder doe ik mijn toezegging aan het lid Van Houwelingen van de FvD-fractie gestand
over het verslag doen van mijn gesprek met een afvaardiging van de cultuursector.
Deze toezegging heb ik gedaan in het tweeminutendebat zzp van 25 september. Ten slotte
geef ik in deze brief een korte stand van zaken van de vijf andere wetsvoorstellen
die evenals de Baz onderdeel zijn van een breder pakket aan arbeidsmarkthervormende
maatregelen: het wetsvoorstel re-integratie tweede spoor, het wetsvoorstel personeelsbehoud
bij crisis, het wetsvoorstel hervorming arbeidsmarktinfrastructuur, het wetsvoorstel
Meer zekerheid flexwerkers en het wetsvoorstel Verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties
en rechtsvermoeden.
Internetconsultatie
Van 11 juni tot 23 juli jl. heeft het conceptwetsvoorstel Baz voor consultatie opengestaan.
Op deze consultatie zijn in totaal 2.260 reacties binnengekomen, waarvan 1.755 openbare
reacties. Het overgrote gedeelte van de reacties is van individuele personen en bedrijven.
Een kleiner gedeelte is van landelijke (branche-)organisaties en belangenbehartigers.
Onder de reacties is enig begrip voor het voorstel omdat het niet hebben van een arbeidsongeschiktheidsverzekering
een onaanvaardbaar risico met zich mee zou nemen voor de zelfstandigen. Maar het merendeel
van de reacties is kritisch op het voornemen van een verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering
voor zelfstandigen, dan wel op de uitwerking daarvan. Deze reacties bevatten bezwaren
die gericht zijn op het gehele wetsvoorstel of op specifieke kenmerken van de verzekering.
Zoals het verplichte karakter van de verzekering, gewenste uitzonderingen op de kring
van verzekerden, de hoogte van de premie, het gekozen arbeidsongeschiktheidscriterium
en de duur van de wachttijd. Zoals gebruikelijk zal bij de verdere uitwerking van
het wetsvoorstel worden bekeken of de reacties aanleiding geven om het wetsvoorstel
op punten te verduidelijken of te veranderen. In de memorie van toelichting van het
wetsvoorstel zal op de internetconsultatie uitgebreid worden ingegaan.
Uitvoeringstoetsen en adviezen
Er zijn uitvoeringstoetsen en adviezen gevraagd aan de Belastingdienst, het Uitvoeringsinstituut
Werknemersverzekering (UWV), de Sociale Verzekeringsbank, de Autoriteit Financiële
Markten, Autoriteit Persoonsgegevens, Raad voor de Rechtspraak en het Adviescollege
toetsing regeldruk. Ik ga op die toetsen en adviezen hieronder in.
De uitvoeringstoetsen van de Belastingdienst en UWV zijn kritisch over de uitvoerbaarheid,
met als beoordeling respectievelijk «niet uitvoerbaar» en «niet uitvoerbaar, tenzij».
In de kern zien de beoordelingen op de volgende punten:
• Onzekerheid over de grondslag winst uit onderneming. In de huidige vormgeving wordt voor het vaststellen van de verzekeringsplicht, het
vaststellen van de verschuldigde premie en het vaststellen van de uitkering, aansluiting
gezocht bij de zogeheten «winst uit onderneming».
De belastbare winst uit onderneming is de grondslag waarover zelfstandig ondernemers
onder andere inkomstenbelasting en inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet
aan de Belastingdienst afdragen. De groep is dus in het algemeen al bekend met de
Belastingdienst. Pas bij een definitieve aanslag inkomensheffing, die anderhalf tot
vijf jaar na het begin van het belastingjaar wordt afgegeven, is er zekerheid over
de verschuldigde inkomstenbelasting, premie volksverzekeringen en inkomensafhankelijke
bijdrage Zvw. Diezelfde onzekerheid geldt ook voor de uitvoering van de Baz. De gekozen
grondslag leidt tot een periode van onzekerheid over de verzekerings- en premieplicht
voor de zelfstandige. Beide organisaties vinden dat de gekozen grondslag «winst uit
onderneming» daarmee te grote risico’s op terug- en nabetalingen met zich meebrengt.
De Belastingdienst vindt dat het wetsvoorstel hierdoor een te groot beroep doet op
het doenvermogen van zelfstandigen omdat het volgens de dienst een reëel risico geeft
op onverwachte terugvorderingen en (problematische) schulden. UWV vindt de gekozen
grondslag om dezelfde reden een ongewenste basis voor een verzekering en vindt de
wijze van vaststelling van de verzekeringsplicht en de daarbij behorende zelfstandigenadministratie
daarom niet uitvoerbaar.
• Legt druk op schaarse capaciteit. Beide organisaties geven aan dat de uitvoering van het wetsvoorstel veel capaciteit
vraagt en dat inwerkingtreding op korte termijn niet realistisch is gezien de huidige
capaciteitsvraagstukken bij beide organisaties. Het UWV geeft aan dat het wetsvoorstel
niet uitvoerbaar is, omdat de benodigde (extra) verzekeringsartsencapaciteit niet
in het huidige arbeidsongeschiktheidsstelsel kan worden geleverd. De Belastingdienst
geeft aan dat het wetsvoorstel een groot beroep doet op schaarse capaciteit, in een
tijd waarin tot 2028 verwacht wordt dat 45% van de werknemers van de dienst met pensioen
zal gaan. Daarnaast geeft de Belastingdienst aan dat het wetsvoorstel een grote impact
heeft op de beschikbare Informatievoorziening (IV-)capaciteit van de organisatie,
die op dit moment al onder druk staat. Indien prioriteit wordt gegeven aan de uitvoering
van de Baz gaat dat volgens de Belastingdienst onvermijdelijk ten koste van andere
wettelijke taken van de organisatie, inclusief toezicht en dienstverlening aan burgers
en bedrijven.
• Uitvoering van het wetsvoorstel is complex. Beide organisaties vinden de uitvoering van het wetsvoorstel complex door vooral
de wisselingen in de verzekeringsplicht. Dat komt doordat iemand bijvoorbeeld het
ene jaar ondernemer is, en het jaar daarop (tijdelijk) niet meer. Verder leidt ook
de mogelijkheid van het zijn van gemoedsbezwaarde en het uitstappen van de publieke
verzekering naar de private markt (opt-out) tot wisselingen in de verzekeringsplicht.
Dit leidt tot mutaties in de systemen van UWV en Belastingdienst. Om uitvoering te
geven aan de Baz, zullen er daarom gegevens moeten worden gedeeld tussen verschillende
instanties, en moeten processen op elkaar aansluiten.
De Belastingdienst geeft aan dat er geen inwerkingtredingsdatum kan worden vastgesteld,
nu het wetsvoorstel onuitvoerbaar is. UWV geeft aan dat invoering in elk geval niet
kan voor 1 januari 2030 en mogelijk ook niet in de jaren erna als een wijziging van
het (bredere) stelsel van arbeidsongeschiktheid uitblijft. De boodschap van beide
uitvoeringstoetsen betekent dat ik de gesignaleerde knelpunten nader moet bestuderen.
Daarbij verwacht ik wijzigingen in het conceptvoorstel aan te brengen voordat ik volgende
stappen zet in het wetgevingsproces.
De ontvangen toetsen en adviezen van de Sociale Verzekeringsbank, de Autoriteit Financiële
Markten, Autoriteit Persoonsgegevens, Raad voor de Rechtspraak en het Adviescollege
toetsing regeldruk geven enkele aandachtspunten mee waarmee het wetsvoorstel verbeterd
kan worden of kan worden aangevuld. De komende tijd bekijk ik of deze aandachtspunten
leiden tot verduidelijking of aanpassingen in het wetsvoorstel.
Vervolgproces
Een verplichte verzekering voor zelfstandigen is geen geringe ambitie: het gaat om
een verzekering voor meer dan een miljoen zelfstandig ondernemers die passend is voor
deze groep. Dat legt ongeacht de exacte vormgeving een forse druk op al schaarse capaciteit
bij uitvoerende instanties.
Voor deze opdracht staat dit kabinet. In overleg met sociale partners, zelfstandigenorganisaties
en beoogd uitvoerders wordt al sinds 2020 gewerkt aan een uitvoerbare, betaalbare
en uitlegbare verzekering. Het vormgeven van een arbeidsongeschiktheidsverzekering
voor zelfstandigen is zowel onderdeel van het pensioenakkoord als van een pakket aan
maatregelen om de arbeidsmarkt te hervormen. In de zoektocht naar een verzekering
die aan die criteria voldoet, hebben naast het kabinet zowel de uitvoerders, zelfstandigenorganisaties
als de sociale partners het belang van de zelfstandigen in een gezonde arbeidsmarkt
als uitgangspunt. Met dat gedeelde uitgangspunt zie ik genoeg aanknopingspunten om
op korte termijn te verkennen hoe de gesignaleerde knelpunten kunnen worden ondervangen.
Met meer of minder vergaande aanpassingen aan het wetsvoorstel streef ik naar een
uitvoerbare, betaalbare en uitlegbare verzekering. Om op zorgvuldige wijze opvolging
te kunnen geven aan de ontvangen bezwaren en adviezen, verwacht ik het aangepaste
wetsvoorstel op zijn vroegst in het derde kwartaal van volgend jaar bij uw Kamer in
te dienen.
Herstel- en Veerkrachtplan (HVP)
De Baz maakt als hervorming onderdeel uit van het HVP. Hiervoor zijn twee mijlpalen
opgenomen over de voortgang en implementatie van het wetsvoorstel. De eerste mijlpaal
is dat de wetgeving, na aanname in het parlement, in het eerste kwartaal van 2025
in het Staatsblad is gepubliceerd. De tweede mijlpaal is dat uiterlijk in het eerste
kwartaal van 2026 het parlement een brief ontvangt over de uitvoering van de verplichte
arbeidsongeschiktheidsverzekering.
Eerder is uw Kamer geïnformeerd dat gezien de stand van het wetgevingstraject het
tijdig halen van de eerste mijlpaal niet langer realistisch is.2 Niet (tijdig of volledig) halen van de mijlpaal heeft financiële gevolgen in de vorm
van een substantiële korting op de te ontvangen middelen uit de Herstel- en Veerkrachtfaciliteit
(HVF) (maximaal € 600 mln. per mijlpaal, dus in totaal mogelijk 1,2 mld. euro).3 Er bestaat de optie om het HVP te wijzigen, inclusief mijlpalen uit te stellen.
Om hier gebruik van te kunnen maken moet worden aangetoond dat de noodzaak tot wijziging
voortkomt uit objectieve omstandigheden, er een beter alternatief is of de administratieve
lasten worden verlaagd. De uiterlijke deadline voor het behalen van HVP-mijlpalen
is 31 augustus 2026. Dit betekent dat bij een wijziging de mijlpalen voor die tijd
moeten zijn behaald. Ook mag een wijziging niet tot een lager ambitieniveau leiden
wat betreft het adresseren van de relevante landspecifieke aanbevelingen.4 De mogelijkheden voor het wijzigen van deze hervormingsmijlpalen zijn dus beperkt,
waardoor het onzeker is of een korting kan worden voorkomen.
Wijzigingsverzoeken moeten worden goedgekeurd door de Europese Commissie en de Ecofinraad.
Ik ga met de Europese Commissie in gesprek over mogelijke oplossingen binnen de kaders
van de HVF. Daarbij is de inzet van het kabinet richting de Europese Commissie om
de mijlpalen voor de Baz in het HVP mee te laten lopen in latere betaalverzoeken.
De Minister van Financiën en ik houden uw Kamer op de hoogte van de gesprekken hierover
met de Europese Commissie.
Verkenning uitzondering agrarische sector
De motie van het lid Flach (SGP) verzoekt de regering te verkennen of de agrarische
sector kan worden uitgezonderd van de kring van verzekerden en de uitvoerbaarheid
daarvan na te gaan.5
Voor deze verkenning heb ik naar de juridische aandachtspunten voor een dergelijke
uitzondering gekeken. Daarnaast heb ik de Belastingdienst gevraagd en bereid gevonden
om te onderzoeken op welke manier de agrarische sector zou kunnen worden uitgezonderd.
Ik deel met u de resultaten van deze verkenning, zonder oordeel over de beleidsmatige
wenselijkheid van een dergelijke uitzondering.
Rechtvaardiging van een eventuele uitzondering
De kring van verzekerden voor het wetsvoorstel bestaat uit zelfstandigen die winst
uit onderneming genieten. In welke sector deze zelfstandige werkzaam is, is op dit
moment niet van betekenis voor de vraag of diegene onder de kring van verzekerden
valt. Om voor zelfstandigen in de agrarische sector een uitzondering te maken moet
er, mede in het licht van de doelstellingen van het wetsvoorstel, een rechtvaardiging
zijn voor het onderscheid dat voor deze groep wordt gemaakt ten opzichte van andere
groepen zelfstandigen die wel onder de kring van verzekerden vallen.
Als onderscheidende kenmerken niet of onvoldoende kunnen worden gevonden, schept dit
een precedent voor andere sectoren die een uitzondering vragen. Als dit zou leiden
tot het uitzonderen van meer groepen, zet dat de uitvoerbaarheid en stabiliteit van
het stelsel onder druk.
In deze technische verkenning is verder niet gekeken of er, mede in het licht van
de doelstellingen van het wetsvoorstel, een rechtvaardiging bestaat om de agrarische
sector te onderscheiden van andere groepen zelfstandigen die in het huidige wetsvoorstel
onder de kring van verzekerden vallen.
Wel heeft de Stichting van de Arbeid in het advies «Keuze voor zekerheid» specifieke
kenmerken voor de agrarische sector6 benoemd en kennen verschillende EU-landen, zoals Frankrijk7 en Slovenië8, een eigen regime voor werkenden in de agrarische sector. Hiermee is een rechtvaardiging
voor een uitzondering in het licht van dit wetsvoorstel niet zonder meer gegeven;
een vergelijking tussen verschillende socialezekerheidsstelsels valt niet altijd even
goed te maken.
Uitvoeringstechnische mogelijkheden
De agrarische sector is door de Belastingdienst in de aangifte inkomstenbelasting
te onderkennen. Zelfstandig ondernemers in de agrarische sector hebben binnen de aangifte
inkomstenbelasting te maken met specifiek voor de doelgroep geldende fiscale regelingen
zoals de landbouwvrijstelling en bosbouwvrijstelling. In de aangifte inkomstenbelasting
wordt daarom gevraagd of de ondernemer agrarische activiteiten verricht. Als daarop
bevestigend wordt geantwoord, komen de voor de doelgroep relevante inkomensvragen
beschikbaar. Deze specifieke positie geeft de mogelijkheid om de agrarische sector
af te bakenen. De kans op misbruik indien er een uitzondering voor de agrarische sector
komt wordt door de Belastingdienst als beperkt gezien. De gegevensset in de aangifte
inkomstenbelasting is voor de agrarische sector dermate afwijkend dat deze niet geschikt
is voor zelfstandige ondernemers buiten de agrarische sector.
Wel zou dit tot een mogelijk te ruime afbakening van de doelgroep kunnen leiden; bijvoorbeeld
bij agrarische ondernemers waarvan de onderneming niet alleen een agrarische component
heeft – zoals een zorgboerderij – en die ook worden uitgezonderd van de verzekeringsplicht.
Deze te ruime afbakening kan een rechtvaardiging voor een onderscheid voor de agrarische
sector bemoeilijken, omdat bedrijven zonder een agrarische component wel verplicht
verzekerd worden.
Zoals hierboven onder het kopje «uitvoeringstoetsen en adviezen» toegelicht geven
de uitvoeringsorganisaties aan dat de huidige uitzonderingen op de verzekeringsplicht
de uitvoering van het wetsvoorstel complex en foutgevoelig maakt. Het toevoegen van
een extra uitzondering maakt de uitvoering complexer. Daarnaast bestaat het risico
dat de maatschappelijke druk om meer uitzonderingen toe te staan groter wordt, al
dan niet doordat er meer bezwaarschriften binnenkomen ten aanzien van de verzekeringsplicht
omdat andere doelgroepen zich zullen beroepen op het gelijkheidsbeginsel of het verbod
van willekeur.
De precieze uitvoeringsgevolgen van het bovenstaande zijn op voorhand niet aan te
geven. Alleen bij een formele uitvoeringstoets kan dit volledig in kaart worden gebracht.
Gesprek met een vertegenwoordiging van de cultuursector
Conform de toezegging aan het lid Van Houwelingen (FvD) ben ik 16 oktober 2024 in
gesprek gegaan met vertegenwoordigers uit de culturele en creatieve sector. Vertegenwoordigers
van de Creatieve Coalitie, het Platform ACCT, de Kunstenbond en de organisaties NCP,
VVTP, NAPA en AFN waren bij dit gesprek aanwezig. In het gesprek werd benadrukt dat
de creatieve en culturele sector een zeer diverse sector is.
De sector gaf aan zich ernstige zorgen te maken omdat er sprake is van een opeenstapeling
aan maatregelen: over de voorgenomen btw-verhoging, over het opheffen van het handhavingsmoratorium
op schijnzelfstandigheid en over het wetsvoorstel Baz. Daarbij is relevant dat deze
sector aangaf dat ze vaak te maken heeft met kortlopende projectfinanciering, een
gebrek aan een gezonde markt en de naderende gevolgen van de korting op het gemeentefonds.
De sectorpartijen gaven aan dat er veel onzekerheid over voorgenomen handhaving en
wet- en regelgeving bij opdrachtgevers is en dat zzp’ers daardoor opdrachten verliezen.
Er is behoefte aan sectorspecifieke voorbeelden en meer duidelijkheid hoe sectorspecifieke
kenmerken doorwerken. Er wordt nu een groot grijs gebied ervaren. De sector gaf aan
behoefte te hebben aan een overzicht van wat er op hen afkomt, regie en zicht op de
impact. Niet alleen in termen van geld, maar ook in handelingsperspectief. Daarbij
zijn volgens de sector alle partijen aan zet: overheid, zzp’ers, en opdrachtgevers.
Voorlichting zou kunnen helpen bij voorkomen van onzekerheid hoe je je tot elkaar
moet verhouden en onterechte vrees voorkomen. Daarom is de publiekscommunicatie «zzp
ja of nee» opgezet, waarin werkgevers en werkenden meer informatie krijgen om te bepalen
of bij een bepaalde opdracht sprake is van een arbeidsovereenkomst of dat een zelfstandige
kan worden ingehuurd. Hierin zijn ook sectorspecifieke voorbeelden opgenomen. Deze
communicatie wordt voortgezet en komende periode verder uitgebreid. Ook vinden er
regelmatig bijeenkomsten (webinars, presentaties) en gesprekken plaats waarin SZW
en de Belastingdienst toelichting geven aan diverse branches en sectoren over de wet-
en regelgeving en de opheffing van het handhavingsmoratorium. De sectororganisaties
betwisten niet dat ze schijnzelfstandigheid moeten aanpakken en flexibilisering verminderen.
Ik heb ook in het gesprek aangegeven dat het vinden van de balans tijd nodig heeft
en dat transities pijn kunnen doen, maar dat de stappen die we zetten wel noodzakelijk
zijn.
Ik heb naar aanleiding van het bovenstaande aangegeven graag de komende periode op
werkbezoek te gaan bij de culturele sector. De bestaande contacten met de sectorpartijen
en de andere Ministeries (OCW, Financiën) worden ook voortgezet.
Stand van zaken van andere maatregelen die de arbeidsmarkt hervormen
Wijziging van de re-integratieverplichtingen in het tweede ziektejaar
Onderdeel van het pakket om de arbeidsmarkt te hervormen is ook het wetsvoorstel tot
wijziging van de re-integratieverplichtingen in het tweede ziektejaar van werknemers
bij kleine en middelgrote werkgevers.
Dat wetsvoorstel beoogt werkgevers eerder duidelijkheid te geven over de re-integratie
van langdurig zieke werknemers, waarbij de re-integratie zich in het tweede ziektejaar
in principe richt op het tweede spoor (bij een andere werkgever). Door het vorige
kabinet is het voornemen geuit om de Baz en het wetsvoorstel re-integratie tweede
spoor in één wetsvoorstel aan uw Kamer aan te bieden.9
Wetsvoorstel personeelsbehoud bij crisis
Een ander wetsvoorstel uit het reeds genoemde pakket aan maatregelen ter hervorming
van de arbeidsmarkt is het Wetsvoorstel personeelsbehoud bij crisis (Wpc). De Wpc
is afgelopen mei opengesteld voor internetconsultatie. Parallel hieraan zijn onder
andere met UVW (de beoogde uitvoerder) intensieve gesprekken gevoerd over de uitvoerbaarheid
van het wetsvoorstel. De internetconsultatie en de gevoerde gesprekken zullen tot
verdere uitwerking leiden met als doel de uitvoerbaarheid verder te verbeteren. De
verwachting is dat in het eerste kwartaal van 2025 uitvoeringstoetsen zullen worden
aangevraagd en dat het wetsvoorstel in de tweede helft van 2025 bij uw Kamer ingediend
kan worden.
Wetsvoorstel Hervorming Arbeidsmarktinfrastructuur
Met de hervorming van de arbeidsmarktinfrastructuur worden een aantal maatregelen
genomen om de dienstverlening rondom werk en scholing te verbeteren. Om de ondersteuningsbehoefte
van mensen en werkgevers meer centraal te zetten wordt de publieke en private dienstverlening
in een arbeidsmarktregio via 1 loket toegankelijk: het Werkcentrum. Voor de benodigde
wettelijke grondslagen en het borgen van deze samenwerking dienen de Wet SUWI en het
Besluit SUWI te worden gewijzigd. Het wetsvoorstel voor eerstgenoemde wijziging zal
dit jaar nog in internetconsultatie worden gebracht.
Wetsvoorstel Meer zekerheid flexwerkers en wetsvoorstel Verduidelijking beoordeling
arbeidsrelaties en rechtsvermoeden
Op 6 november jl. heeft de Afdeling advisering van de Raad van State haar advies uitgebracht
over de wetsvoorstellen Meer zekerheid flexwerkers en Verduidelijking beoordeling
arbeidsrelaties en rechtsvermoeden (Vbar). Beide wetsvoorstellen zijn beoordeeld met
een dictum B. Dit betekent dat de Afdeling advisering van de Raad van State een aantal
opmerkingen heeft bij de wetsvoorstellen en adviseert daarmee rekening te houden voordat
de wetsvoorstellen bij uw Kamer worden ingediend. De adviezen worden momenteel bestudeerd.
Het wetsvoorstel Vbar maakt als hervorming ook onderdeel uit van het HVP. Uw Kamer
wordt op een later moment geïnformeerd over het vervolg van deze wetsvoorstellen.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Y.J. van Hijum
Indieners
-
Indiener
Y.J. van Hijum, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid