Brief regering : Uitkomsten Bestuurlijke Overleggen Leefomgeving 2024
34 682 Nationale Omgevingsvisie
Nr. 205
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING EN RUIMTELIJKE ORDENING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 november 2024
Op 6 en 7 november heb ik samen met de bewindspersonen van Infrastructuur en Waterstaat
de jaarlijkse landsdelige Bestuurlijke Overleggen Leefomgeving (BO’s Leefomgeving)
en Bestuurlijke Overleggen Meerjarenprogramma Infrastructuur Ruimte en Transport (BO’s
MIRT) gevoerd. De Staatssecretaris Herstel Groningen nam deel aan het BO Leefomgeving
voor landsdeel Noord. De BO’s Leefomgeving vinden normaliter in het voorjaar plaats,
maar vanwege de kabinetswissel zijn deze eenmalig in het najaar gehouden.
Tijdens de BO’s Leefomgeving hebben mijn collega-bewindspersonen en ik gesproken met
vertegenwoordigers van de verschillende regio’s over de voortgang van NOVEX en de
woningbouwopgave.
Met deze brief wil ik u graag informeren over de uitkomsten van de BO’s Leefomgeving.
De Minister en Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, namens wie ik deze
brief mede stuur, informeren uw Kamer separaat over de uitkomsten van de BO’s MIRT
in relatie tot de MIRT-projecten en programma’s.
Positionering van de Bestuurlijke Overleggen Leefomgeving
Bij het vormgeven van de ruimtelijke inrichting van Nederland en de realisatie van
de ruimtelijke opgaven is samenwerking tussen Rijk en medeoverheden cruciaal. Tijdens
de BO’s Leefomgeving voeren Rijk en medeoverheden (provincies, gemeenten en waterschappen)
daarom jaarlijks het gesprek over de ruimtelijke vraagstukken met als doel het uitvoeren
van de Nationale Omgevingsvisie (en straks de Nota Ruimte) door:
• Ruimtelijke vraagstukken inhoudelijk verder te brengen en voortgang te bewaken (inclusief
monitoring);
• Te komen tot bestuurlijke afspraken over de opgaven in de leefomgeving waar gezamenlijke
inzet voor nodig is (werken als één overheid);
• Te zorgen voor bijbehorende investeringsstrategieën en de relatie te leggen met besluitvormingstrajecten
over investeringsmiddelen (zoals de BO’s MIRT voor het Mobiliteitsfonds) en andere
bekostigingsmogelijkheden, zodat afspraken ook daadwerkelijk tot uitvoering kunnen
komen.
Ik licht de uitkomsten hieronder toe.
Schaarse ruimte goed ordenen
Ruimte is een schaars en waardevol goed. Uiteenlopende maatschappelijke opgaven hebben
ruimtelijke consequenties. Zonder keuzes hebben we meer ruimte nodig dan er in Nederland
beschikbaar is. Als we keuzes maken, slim combineren en een integrale aanpak hanteren,
kunnen we een balans vinden tussen het beschermen van een veilige en gezonde leefomgeving
en het optimaal benutten van de ruimte om ontwikkeling mogelijk te maken. Zo creëren
we een fijne leefomgeving waar het prettig wonen en werken is.
Het streven is om voor de zomer van 2025 de Ontwerp-Nota Ruimte aan uw Kamer te sturen.
De Nota Ruimte geeft een langetermijnvisie op de toekomst en de ontwikkeling van de
leefomgeving in Nederland. De nieuwe Nota Ruimte bevat de ruimtelijke keuzes die daarvoor
nodig zijn voor nu (2030), straks (2050) en later (2100). Zo worden hierin nieuwe
locaties voor grootschalige woningbouw aangewezen. En staan er afspraken in over verstedelijking,
bereikbaarheid van werk en voorzieningen, recreatieplekken en energievoorziening van
gebieden, landbouw, natuur en ruimte voor defensie. Het voorontwerp van de Nota Ruimte,
dat voor de zomer van 2024 aan de Tweede Kamer is gestuurd1, geeft een overzicht van de grote ruimtelijke opgaven van ons land. Er staat ook
al een aantal oplossingsrichtingen in voor de korte en langere termijn. De Ontwerp-Nota
Ruimte zal hierop voortbouwen, maar op onderdelen zal het kabinet kiezen voor een
andere koers in lijn met het regeerprogramma (bijlage bij Kamerstuk 36 471, nr. 96). Zo legt dit kabinet sterker de nadruk op wat wel kan, bijvoorbeeld door slim combineren
en innoveren. Daarnaast werkt het kabinet aan de bescherming van hoogwaardige landbouwgrond
en gaan woningen boven windmolens als er sprake is van concurrentie om grond. De nieuwe
Nota Ruimte zal vergezeld worden van een Uitvoeringsagenda en een planMER en kent
een participatieproces. Zodoende gaat het kabinet verder met het hernemen van de regie
in de ruimtelijke ordening.
De Nota Ruimte is een zelfbindend Rijkskader. Om te zorgen voor doorwerking naar provincies,
gemeenten en waterschappen werken alle overheden binnen NOVEX samen aan de ruimtelijke
inrichting van Nederland. NOVEX kent twee samenhangende sporen: regie per provincies
en gebiedsgerichte regie in 16 NOVEX-gebieden. In het spoor regie per provincie willen
Rijk en provincies aan de voorkant afspraken maken in zogenaamde ruimtelijke arrangementen
om nationaal en provinciaal omgevingsbeleid op elkaar af te stemmen en sneller tot
uitvoering van ruimtelijke opgaven in een provincie te komen. Dit op basis van ruimtelijke
voorstellen die provincies begin dit jaar hebben aangeboden, nationale programma’s
en de Nota Ruimte die in voorbereiding is. In de NOVEX-gebieden werken Rijk, provincies,
gemeenten, waterschappen en het bedrijfsleven samen aan een gebiedsgerichte ordening,
prioritering en uitvoering van de ruimtelijke opgaven aan de hand van een gemeenschappelijk
toekomstbeeld voor het gebied; een ontwikkelperspectief. In een uitvoeringsagenda
per NOVEX-gebied worden afspraken gemaakt om de doelen en ambities uit het ontwikkelperspectief
gezamenlijk te realiseren met daarbij een regionale investeringsagenda.
Het Rijk en de medeoverheden zijn in gesprek om de inhoudelijke richtingen in de Ontwerp-Nota
Ruimte te toetsen en ambities te verbinden. De resultaten van beide NOVEX-sporen zijn
belangrijke bouwstenen voor de Nota Ruimte en de bijbehorende uitvoeringsagenda.
1. Voortgang NOVEX
Opmaat naar ruimtelijke arrangementen per provincie
Begin dit jaar hebben provincies hun ruimtelijke voorstellen aangeboden aan het Rijk.
Hierin hebben zij de nationale opgaven en doelen uit het Startpakket Fysieke Leefomgeving2 zo goed mogelijk geordend en verbonden met decentrale opgaven. Uit de ruimtelijke
voorstellen blijkt dat Rijkskeuzes in samenhang met provinciale keuzes nodig zijn,
omdat de ruimte schaars is en het daardoor niet lukt om sommige nationale opgaven
in te passen.
Een brede hoog-ambtelijke vertegenwoordiging van het Rijk is dit voorjaar met elk
van de provincies in gesprek gegaan over de voorstellen. In deze gesprekken zijn de
ruimtelijke samenhangende vraagstukken besproken die in ieder geval afspraken behoeven
in de ruimtelijke arrangementen.
Het ruimtelijke arrangement tussen Rijk en provincie bevat wederkerige afspraken over
de afstemming, doorwerking en realisatie van omgevingsbeleid. Vaststelling van de
eerste ruimtelijke arrangementen is voorzien tijdens de BO’s Leefomgeving in juni
2025 parallel aan de Ontwerp-Nota Ruimte.
Afspraken worden jaarlijks tijdens de BO’s Leefomgeving gemonitord en waar nodig bijgesteld
om zo tegemoet te komen aan de noodzaak om in te spelen op nieuwe kansen en ontwikkelingen
en om rekening te houden met onzekerheden. De ruimtelijke arrangementen zijn dan ook
een cyclisch instrument.
Waar in 2023 de gesprekken tijdens de BO’s Leefomgeving nog gericht waren op het agenderen
van ruimtelijke vraagstukken en de samenhang van nationale en decentrale keuzes, gingen
de gesprekken in de BO’s Leefomgeving dit jaar over de verbanden tussen de vraagstukken.
Zo werd duidelijk dat de beschikbaarheid van (zoet)water en energie steeds meer bepalend
is voor waar welke ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk zijn. Daarnaast werd er gesproken
over het belang van een evenwichtige balans tussen wonen en werken en nabijheid van
voorzieningen, ook om extra vraag naar mobiliteit te beperken. Het belang van een
gezonde en groene leefomgeving voor het bereiken dan wel in standhouden van deze balans
werd nog eens benadrukt.
Hieronder wordt thematisch geschetst hoe de grote ruimtelijke vraagstukken tijdens
de BO’s Leefomgeving in samenhang aan de orde zijn gekomen. De specifieke afspraken
die per provincie zijn gemaakt, zijn opgenomen in de bijgevoegde afsprakenlijst.
Water
Dat er in bepaalde periodes minder water is en de vraag naar water alleen maar toe
zal nemen, is bekend. Daarom is er in verschillende landsdelen gesproken over zoetwater
in relatie tot landbouw, natuur, energievoorzieningen, economie en verstedelijking.
Watervraagstukken overstijgen provinciegrenzen. Dat blijkt bijvoorbeeld uit de afhankelijkheid
van Noord-Nederland van zoetwater uit het IJsselmeergebied.
De provincies Fryslân, Groningen en Drenthe hebben daarom met het Rijk afgesproken
het vraagstuk rond vraag en aanbod van zoetwater nader uit te werken.
Tijdens de gesprekken met Zeeland en Zuid-Holland werd nog eens duidelijk dat deze
provincies voor zoetwater ten behoeve van de industrie en de drinkwaterbehoefte afhankelijk
zijn van aanvoer van andere provincies. De provincies Zeeland en Zuid-Holland hebben
net als de provincies Utrecht, Noord-Holland en de overige provincies te maken met
enerzijds een beperktere zoetwaterbeschikbaarheid en anderzijds een toenemende vraag
ook vanuit bijvoorbeeld de energietransitie en landbouw.
In Overijssel raakt het belang van zoetwaterbeschikbaarheid nu al aan de woningbouwopgave
en de verstedelijkingsstrategie in Twente. Zoetwaterbeschikbaarheid is ook in Gelderland
een belangrijke opgave.
Noord-Brabant stelt toekomstscenario’s op voor een deel van het zeekleigebied van
de Zuidwestelijke Delta, de Naad van Brabant en het Groene Woud om meer grip te krijgen
op gevolgen van de potentiële zoetwatervraag en het zoetwateraanbod voor ruimtelijke
opgaven.
De komende jaren werken we keuzes uit om de watervraag te beperken en het aanbod te
verhogen. De nieuwe inzichten over waterbeschikbaarheid3 vormen de basis voor de herijking van de Deltabeslissingen in 2026 en de besluitvorming
daarover in het Nationaal Waterprogramma 2028–2033. De herijking van het Deltaprogramma
Zoetwater wordt momenteel door Rijk en regio gezamenlijk voorbereid. De vraagstukken
rondom water en bodem in relatie tot de andere ruimtelijke opgaven krijgen een plek
in de nieuwe Nota Ruimte.
De gesprekken in de BO’s Leefomgeving laten zien dat keuzes in de ruimtelijke ordening
die rekening houden met water en bodem van belang zijn voor toekomstige welvaart en
veiligheid. Rekening houden met water en bodem doen we bijvoorbeeld bij het bouwen
van huizen, door te voorkomen dat nieuwe huizen op termijn gaan verzakken of een groot
risico kennen op wateroverlast en schade (zoals aan funderingen). Daar is niemand
bij gebaat. Op 22 oktober jl. heeft de Minister van IenW, mede namens de Minister
van VRO, een brief over de visie op water en bodem naar uw Kamer gestuurd. Hierin
wordt de term «rekening houden met water en bodem» nader geduid. Het accent komt te
liggen op wat er wél kan, gebaseerd op de kennis die we hebben van ons water- en bodemsysteem
in een veranderend klimaat.
Tegelijkertijd betekent «rekening houden met» ook dat we meebewegen met water en bodem.
«Rekening houden met» werkt dus twee kanten op. We moeten creatief zijn en slimme
keuzes maken met goede technische oplossingen, daar waar mogelijk, houdbaar en betaalbaar.
Oplossingen die de verschillende belangen verenigen in plaats van scheiden, door bijvoorbeeld
zoveel mogelijk multifunctioneel ruimtegebruik. Daarom hanteert het Rijk nu de term
«rekening houden met». Dat doet recht aan wat ermee bedoeld is: we houden aan de voorkant
rekening met water en bodem bij de te maken afwegingen voor een robuuste ruimtelijke
ordening en inrichting. Water en bodem zijn immers letterlijk de basis; dan is er
veel mogelijk.
Energie
Naast water is de beschikbaarheid van energie steeds meer bepalend voor andere ruimtelijke
opgaven, bijvoorbeeld bij de aanleg van nieuwe grootschalige woningbouwlocaties en
voor welke economische ontwikkeling op welk moment mogelijk is. Daarnaast is er spanning
tussen urgentie van het oplossen van de netcongestie in het heden en het voor de toekomst
zorgvuldig ordenen en inpassen van deze energievoorzieningen in het kwetsbare open
cultuurlandschap en in (wereld)erfgoed. Hierover is in de BO’s Leefomgeving Noord
en Noordwest gesproken.
In het gesprek met de provincies Flevoland, Utrecht, Noord-Brabant en Limburg werd
nog eens duidelijk hoe belemmerend netcongestie op dit moment al is voor gewenste
ruimtelijke ontwikkelingen. Met de provincies Utrecht en Noord-Holland is gesproken
over de mogelijkheden van een integrale benadering bij de inpassing van energie-infrastructuur.
Fryslân, Groningen en Drenthe spelen een belangrijke rol in de Nederlandse energievoorziening
en -transitie. Rijk en regio streven naar een goede inpassing in de leefomgeving met
oog voor lokale en regionale meerwaarde.
Zuidoost-Drenthe heeft te maken met een transformerende industrie en sociaaleconomische
problematiek. Aantakking op energie infrastructuren en gezamenlijk onderzoek naar
veiligheid en mogelijkheden voor opslag van waterstof waren onderwerp van gesprek.
In de BO’s Leefomgeving Zuid en Zuidwest is gesproken over knooppunten waar nationale
opgaven een groot (milieu)ruimtebeslag met zich meebrengen en woningbouwopgaven maar
ook leefbaarheid en omgevingskwaliteit onder druk zetten.
Zo heeft er een gesprek plaatsgevonden over de gebiedsgerichte uitwerking van Powerport
regio Moerdijk. Er spelen veel ruimtelijke opgaven zoals de energietransitie, goederenvervoer,
woningbouw en de leefbaarheid in het dorp Moerdijk en meerdere omliggende dorpen.
Dit vraagt om een integrale afweging. Daarom werkt het Rijk samen met de regio toe
naar een besluit over een houdbaar toekomstperspectief voor de Powerport regio Moerdijk
en omgeving.
De Limburgse energieknooppunten Maasbracht en Chemelot/Graetheide spelen nu en in
de toekomst een cruciale rol in de (inter)nationale en regionale energie- en grondstoffentransitie.
De komende jaren komen er vele urgente ontwikkelingen op dit gebied af. Rijk en provincie
hebben indringend gesproken over een gebiedsgerichte aanpak voor deze knooppunten
met respect voor omgevingskwaliteit en leefbaarheid en met toekomstperspectief voor
de inwoners en ondernemers. Daarbij zijn de opgaven leidend voor het te volgen proces.
Samenhangend met de ontwikkeling van de nationale energie- en industrieclusters is
met Brabant en Limburg gesproken over de relatie tussen enkele belangrijke goederencorridors
door stedelijke regio’s in Noord-Brabant en Limburg. Rijk en provincies hebben erkend
dat in dit ruimtelijke vraagstuk een goede balans tussen economische ontwikkeling,
bereikbaarheid, verstedelijking, leefbaarheid en veiligheid van belang is.
Wonen en werken in balans in een gezonde, groene en aantrekkelijke leefomgeving
De opgave van het vinden en behouden van een balans tussen wonen en werken in een
gezonde en groene leefomgeving is in iedere provincie net even anders.
De provincies Overijssel en Gelderland zijn zich ervan bewust dat het toevoegen van
woningen in de Stedendriehoek en in Twente in balans met groei van de werkgelegenheid
moeten plaatsvinden om extra vraag naar mobiliteit te voorkomen.
Ook de provincie Limburg is zich ervan bewust dat wonen en werken met elkaar in balans
moeten zijn. En dat ontwikkelingen op dit vlak hand in hand gaan met opgaven op het
vlak van groenblauwe dooradering, klimaatadaptatie, netcongestie en mobiliteit. Voor
Noord- en Midden-Limburg geldt dat de verstedelijkingspotentie mede wordt beïnvloed
door de verdere groei van de Brainport Eindhoven. Zuid-Limburg ontwikkelt zich meer
op basis van een eigen onderscheidend ruimtelijk economisch profiel en binnen de landsgrensoverschrijdende
context.
Met de provincie Flevoland is gesproken over de ambitie om een vitale samenleving
te bouwen. De werkgelegenheid in Flevoland blijft achter. Er zijn afspraken gemaakt
over het opbouwen van een passende (kennis)economie, binnenstedelijke herstructurering
als vervolg op recent onderzoek naar de opgaven van new towns (groeikernen) en de
aanpak van overgangsgebieden stad-land.
Utrecht profiteert van een grote aantrekkingskracht door de centrale positie van de
provincie. De opgave is om tussen wonen en werken en leefbaarheid een gezonde balans
te vinden. In dat kader is gesproken over het opstellen van een investeringsagenda
voor de Utrechtse gezondheidsmetropool en het belang van recreatief groen en vloeiende
stad-landverbindingen.
Ook de provincie Noord-Holland kent als gevolg van haar economisch profiel een enorme
aantrekkingskracht. In de provincie liggen belangrijke nationale functies zoals de
aanlanding van wind op zee, Schiphol en grootschalige industrie in het Noordzeekanaalgebied.
Deze nationale functies leggen druk op een reeds dichtbevolkt gebied waarin (wereld)erfgoed
en belangrijke natuurgebieden zijn gesitueerd en landbouw wordt bedreven. Dat maakt
het een uitdaging om voor iedereen een gezonde en aantrekkelijke leefomgeving te blijven
bieden. Rijk en provincie zijn voornemens om zoveel mogelijk gezamenlijk op te trekken
in de lopende onderzoeken naar 1. de ruimtelijke impact en milieu-impact van circulaire
economische ontwikkelingen en 2. de economie van de toekomst. Het Ministerie van OCW
zal waar nodig vroegtijdig betrokken worden bij de vraagstukken gerelateerd aan erfgoed
binnen de provincie Noord-Holland.
In de Zuidelijke Randstad is er de laatste jaren veel ingezet op het voorzien in woningen
in combinatie met noodzakelijke verbeteringen in het HOV-netwerk. Ook de komende jaren
worden nog grote aantallen woningen toegevoegd. Maar uit onderzoeken naar leefbaarheid
en de economie blijkt dat op deze aspecten nog grote opgaven liggen in deze regio.
Het gesprek in het BO Leefomgeving Zuidwest met de provincies Zeeland en Zuid-Holland
ging vooral over de wijze waarop Rijk en provincie hierin gezamenlijk kunnen optrekken.
Het voornemen is om het gezamenlijk instrumentarium te verkennen dat bijdraagt aan
het vergroten van de omgevingskwaliteit, gezondheid, klimaatbestendigheid en veiligheid
voor een toekomstbestendige leef- en werkomgeving. Dan wordt gekeken naar inzet van
(bestaande) middelen, aanpassen van wet- en regelgeving (o.a. gericht op kwaliteitsversterking)
en heldere afspraken over onderlinge bevoegdheden die bijdragen aan het vergroten
van uitvoeringskracht.
Met de provincies Fryslân, Groningen en Drenthe is gesproken over het beter benutten
en verbeteren van de bestaande woningvoorraad. Rijk en provincies zijn voornemens
om tot een nadere uitwerking van dit vraagstuk te komen en streven ernaar om hierover
afspraken te maken in het ruimtelijk arrangement.
Startsein Rijk-Regio Verstedelijkingsstrategie Stedendriehoek, Twente en Limburg Centraal
Rijk en regio hebben afgesproken om voor de regio’s Stedendriehoek (Apeldoorn, Deventer
en Zutphen), Twente, en Limburg Centraal gezamenlijk integrale verstedelijkingsstrategieën
op te stellen. Deze drie regio’s bieden kansen voor een brede schaalsprong op verstedelijking
(wonen, werken, voorzieningen) die moet aansluiten op een te maken regionale economische
ontwikkeling. Rijk en regio werken hier een gedeeld beeld over uit met urgentie, aard,
omvang, onderbouwing en aanpak. De inzichten die Rijk en regio in dit proces gezamenlijk
ophalen, benutten we als input voor de Ontwerp-Nota Ruimte. Waar mogelijk en nodig
wordt de verstedelijkingsstrategie in samenhang uitgewerkt met relevante gebiedsgerichte
programma’s. De op te stellen verstedelijkingsstrategie is van belang voor het vormgeven
van de toekomstige samenwerking tussen Rijk en regio. De komende tijd wordt bezien
of er -in aanvulling op de huidige zeven NOVEX-verstedelijkingsgebieden- nog nieuwe
verstedelijkingsgebieden worden aangewezen.
Ruimte voor Defensie
Als gevolg van toenemende internationale dreigingen zoekt Defensie ruimte voor uitbreiding
van activiteiten. Dit gebeurt in het Nationaal Programma Ruimte voor Defensie (NPRD).
Eind mei is de Nota van Antwoord in reactie op de zienswijzen bij de Notitie Reikwijdte
en Detailniveau gepubliceerd. In oktober is een eerste ronde Bestuurlijke Overleggen
met alle provincies en meest betrokken gemeenten gehouden. Ruimte voor Defensie is
ook tijdens de BO’s Leefomgeving besproken in samenhang met de andere ruimtelijke
vraagstukken per provincie. De Staatssecretaris van Defensie informeert separaat de
direct betrokkenen, andere overheden en de Tweede Kamer over welke locatie-alternatieven
in het vervolg wel en niet verder worden onderzocht op basis van de planMER-resultaten
en na afronding van de eerste ronde Bestuurlijke Overleggen.
Het kabinet zal naar verwachting in het eerste kwartaal van 2025 de voorkeurslocaties
bekend maken, waarbij uiteraard ook rekening gehouden wordt met de andere ruimtelijke
opgaven zoals woningbouw, landbouw, economie, energie en dergelijke. De voorkeurslocaties
worden gepresenteerd in het ontwerp van de Nationale Beleidsvisie Ruimte voor Defensie.
De uiteindelijke ruimtelijke keuzes over de voorkeurslocaties die nu worden uitgewerkt
in het NPRD landen ook in de Nota Ruimte.
Uitvoeringsagenda’s 1.0 per NOVEX-gebied
In de 16 NOVEX-gebieden spelen gebiedsontwikkelingen waar opgaven van het Rijk, provincie(s),
gemeente(n) en waterschap(pen) in het fysieke domein dusdanig stapelen dat een gebiedsgerichte
ordening en prioritering van opgaven noodzakelijk is. De 16 NOVEX-gebieden zijn op
de hoofdopgaven verdeeld in drie clusters, te weten haven-/industrie-, landelijke
en verstedelijkingsgebieden.
Alle overheden werken van meet af aan samen in een NOVEX-gebied aan programmering,
planning en financiering ten behoeve van de uitvoering van de opgaven tussen nu en
de komende 10 à 15 jaar. Hierbij worden stakeholders uit de regio tijdig betrokken.
Dat maakt gebiedsgericht werken krachtig: maatwerk voor het gebied, afdoende draagvlak
en voortgang richting uitvoering zijn daar de resultaten van.
Van de 16 NOVEX-gebieden hebben 14 gebieden inmiddels een ontwikkelperspectief bestuurlijk
vastgesteld. In het ontwikkelperspectief is een gezamenlijk toekomstbeeld voor het
gebied beschreven, dat de basis vormt voor strategische besluiten en uitvoeringsafspraken.
Het ontwikkelperspectief is onderdeel van het ruimtelijke voorstel van de betreffende
provincie. Het opstellen van het ontwikkelperspectief NOVEX-gebied Groningen – Masterplan
Zeehavens loopt samen op met Nij Begun en volgt daardoor in het tweede kwartaal van
2025. Het ontwikkelperspectief Lelylijn was in afwachting van de uitkomsten van het
MIRT-onderzoek en is inmiddels vastgesteld. Tijdens het BO Leefomgeving Zuid is het
ontwikkelperspectief Zuid-Limburg «Voorbij Grenzen» vastgesteld.
Momenteel werken Rijk en regionale partijen per NOVEX-gebied aan het opstellen van
een uitvoeringsagenda met afspraken om de doelen en ambities uit het ontwikkelperspectief
gezamenlijk te realiseren. De NOVEX-verstedelijkingsgebieden Utrecht-Amersfoort, Zuidelijke
Randstad, Stedelijk Brabant en de landelijke NOVEX-gebieden Groene Hart, Arnhem Nijmegen
Foodvalley en De Peel hebben tijdens de BO’s Leefomgeving uitvoeringsagenda’s versie
1.0 aangeboden.
In de NOVEX-verstedelijkingsgebieden werken Rijk en regionale partijen samen aan verstedelijking.
Daarbij worden de opgaven integraal in beeld gebracht en gewogen. Wonen, banen en
bereikbaarheid moeten goed in balans zijn. In de uitvoeringsagenda’s 1.0 worden de
eerder gemaakte afspraken over woningbouw en mobiliteit herbevestigd en worden er
aanvullende afspraken gemaakt over het verbeteren van recreatiemogelijkheden in en
rondom de stad, ruimtelijke economie en leefbaarheid. Zo worden er bijvoorbeeld afspraken
gemaakt om de kosten en baten van regionale groeninvesteringen in beeld te brengen
en over het revitaliseren van bestaande woonwijken.
Via de uitvoeringsagenda brengen Rijk en regio naast binnenstedelijk bouwen ook buitenstedelijk
bouwen voor diverse NOVEX-verstedelijkingsgebieden in beeld. Daarmee wordt tevens
uitvoering gegeven aan de motie van het lid Minhas4, die verzoekt om in samenspraak met provincies, gemeenten en waterschappen binnen
het programma NOVEX naast binnenstedelijk bouwen ook de focus te leggen op buitenstedelijk
bouwen om de uitvoering van het ruimtelijke beleid te versnellen.
In de uitvoeringsagenda’s voor de landelijke NOVEX-gebieden worden afspraken gemaakt
over het realiseren van een toekomstbestendige leefomgeving, met expliciete aandacht
voor landbouw- en natuuropgaven. Bijvoorbeeld door middel van sleutelprojecten met
ruimtelijke opgaven, waar meervoudig doelbereik van toepassing is en die bijdragen
aan de ontwikkeling van het gebied. De sleutelprojecten richten zich op het uitvoeren
van vastgestelde ontwikkeldoelen voor de gebieden en bevinden zich nu in de ontwikkelfase.
In de regionale investeringsagenda versie 1.0 koppelen alle overheden en mogelijk
derde partijen financiële middelen aan de opgaven uit de uitvoeringsagenda versie
1.0. Hiermee worden de opgaven in alle NOVEX-gebieden van papier naar uitvoering gebracht.
Dit proces zal zich herhalen in de komende jaren totdat alle opgaven gerealiseerd
zijn.
De specifieke afspraken die tijdens de BO’s Leefomgeving per NOVEX-gebied zijn gemaakt,
zijn opgenomen in de afsprakenlijst (bijlage bij deze brief).
2. Woningbouw en mobiliteit
We gaan in heel Nederland aan de slag om de woningbouwproductie zo snel mogelijk te
verhogen naar 100.000 woningen per jaar erbij. Om deze bouw te ondersteunen, stelt
het kabinet verschillende middelen beschikbaar. Voor het stimuleren van de woningbouw
heeft het kabinet € 5 miljard vrijgemaakt. Een deel van deze middelen is voor een
zogeheten realisatiestimulans. Aanvullend op de realisatiestimulans zet het Rijk met
een gebiedsgerichte aanpak in op locatie specifieke uitdagingen, onder andere met
het voortzetten van de woningbouwimpuls en het gebiedsbudget. Om de nieuwe woningen
te ontsluiten wordt door het kabinet € 2,5 miljard toegevoegd aan het Mobiliteitsfonds.
De komende periode werken VRO en IenW de investeringsrichtingen, uitgangspunten en
criteria voor de inzet van de vanuit het Regeerprogramma extra beschikbare middelen
verder uit. Het is de bedoeling om de uitgangspunten op de Woontop in december 2024
te delen tussen Rijk, regio en andere bij de woningbouw en infrastructuur betrokken
partijen. Uw Kamer wordt per brief over de Woontop geïnformeerd.
De verwachting is om komend voorjaar de eerste concrete beslissingen te nemen over
de inzet van de gebiedsgerichte middelen voor de «reguliere» woningbouwlocaties. Parallel
voert het Rijk het gesprek met de bestaande grootschalige woningbouwlocaties. Het
kabinet wijst in de Nota Ruimte (Ontwerp-Nota Ruimte verwacht voor de zomer van 2025)
door heel Nederland nieuwe locaties voor grootschalige woningbouw aan. Investeringsbeslissingen
voor de bestaande en nieuwe grootschalige woningbouwlocaties zullen worden genomen
bij de BO’s MIRT 2025.
De Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, M.C.G. Keijzer
Indieners
-
Indiener
M.C.G. Keijzer, minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.