Brief regering : Verzamelbrief Wet BIG 2024
29 282 Arbeidsmarktbeleid en opleidingen zorgsector
Nr. 583 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 november 2024
In Nederland werken ruim 1,6 miljoen mensen in zorg en welzijn. Hiervan zijn ca. 385.000
zorgmedewerkers ingeschreven in het BIG-register. Het is belangrijk om alleen die
beroepen wettelijk te reguleren als het gaat om zorgmedewerkers die risicovolle handelingen
verrichten, of waarbij het anderszins vanuit het perspectief van patiëntveiligheid
nodig is om het beroep wettelijk te reguleren. Daarbij is mijn uitgangspunt dat de
voorgestelde regelgeving geschikt is om het beoogde effect te bereiken en niet verder
gaat dan daarvoor nodig is.
Sinds de inwerkingtreding van de Wet BIG in 1997 zijn de zorg en samenleving sterk
veranderd, wat een grote impact heeft op de zorgmedewerkers en de Wet BIG. Zo zijn
er maatschappelijke ontwikkelingen, wordt er meer in teamverband gewerkt en wordt
er meer ingezet op preventieve zorg. Hiernaast komen technologische innovaties in
de zorg met hoge snelheid op de zorg af, denk aan robots die operaties kunnen uitvoeren
of de mogelijkheden van Artificial Intelligence om het werk van zorgmedewerkers te verlichten.
Deze ontwikkelingen en de krapte op de arbeidsmarkt vragen om een Wet BIG die kwaliteitsdoelstellingen
en patiëntveiligheid alleen reguleert als dat echt noodzakelijk is. De afgelopen jaren
hebben echter steeds meer beroepsgroepen verzocht om regulering van het beroep, om
redenen die niet voortkomen uit de patiëntveiligheid. Daarbij gaat het bijvoorbeeld
om de verwachting dat het beroep hierdoor in aanzien wint, dat de instroom in de opleiding
toeneemt, een hoger salaris kan worden gevraagd, of omdat er dan meer declaratiemogelijkheden
zijn. Dit vind ik onwenselijk. Onnodige restricties vanuit de Wet BIG kunnen immers
het aantal potentiële zorgmedewerkers en de mobiliteit beperken. Dit kan weer leiden
tot arbeidsmarkttekorten, prijsopdrijvende effecten en onnodige administratieve lasten.
Om de arbeidsmarkt flexibel te houden is het wenselijk om zo min mogelijk te reguleren,
waarbij de patiëntveiligheid altijd blijft geborgd. Beide belangen moeten altijd goed
gewogen worden in de regulering van beroepen en handelingen.
De uitoefening van de individuele gezondheidszorg is in principe vrij voor iedereen.
Niet alle beroepen en handelingen in de zorg hoeven wettelijk te worden gereguleerd.
De Wet BIG biedt nu al veel flexibiliteit en ruimte om voorbehouden handelingen te
laten verrichten door niet BIG-geregistreerde zorgmedewerkers.1 Samen met diverse veldpartijen2 is voorlichting ontwikkeld over de mogelijkheden van deze opdrachtverlening via de
Wet BIG. Dit zorgt voor meer flexibiliteit op de arbeidsmarkt en draagt bij aan het
beter benutten van ieders talent. De informatie is verspreid onder de doelgroep en
te vinden op de site van de Rijksoverheid.3
Uitgangspunt van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG)
is de zogenoemde «nee, tenzij systematiek»: alleen reguleren als dit vanuit patiëntveiligheid strikt noodzakelijk is. De Wet
BIG kent twee regimes om beroepen te reguleren. Er is een zogenaamd «zwaar» regime
op grond van artikel 3 Wet BIG en een »licht» regime op grond van artikel 34 Wet BIG.
Beroepen in het lichte regime kennen een beschermde opleidingstitel. Het zware regime ziet op beschermde beroepstitels. Beroepsbeoefenaren die een beschermde beroepstitel willen voeren moeten zich
in BIG-register inschrijven. Het tuchtrecht is op deze BIG-geregistreerden van toepassing.
In deze brief reflecteer ik op de werking van de Wet BIG en informeer ik uw Kamer
over de recente ontwikkelingen:
1. De aankondiging van de internetconsultatie van een wetsvoorstel om de «medisch hulpverlener
acute zorg» (hierna: MHAZ) en de «klinisch fysicus» beschermde beroepstitels te geven
en deze beroepen in het BIG-register op te nemen.
2. De beleidsreactie op de internetconsultatie van het conceptwetsvoorstel over de beroepenstructuur
van de psychologische beroepen, en de beleidsreactie op het experiment van de geregistreerd
mondhygiënist.
3. Overige actualiteiten rondom de Wet BIG.
Om de Wet BIG toekomstbestendig te maken is de Gezondheidsraad (hierna: GR) in juni
2023 gevraagd om advies uit te brengen over een aantal onderdelen van de Wet BIG.
Meer specifiek gaat het om toepassing van regels over voorbehouden handelingen en
het lichte en zware regime van de titelbescherming.4 Ik ga hier in paragraaf 3.4 verder op in. Aan uw Kamer is in de brief van 26 juni
2023 ook gemeld dat niet vooruit zou worden gelopen op de uitkomsten van het GR-advies.
Nieuwe verzoeken die zien op titelbescherming of wijziging van bevoegdheden, neem
ik niet in overweging. Dit geldt uiteraard niet voor beroepen waarbij vóór de adviesaanvraag
al besluitvorming werd voorbereid. Dit is het geval bij de «medisch hulpverlener acute
zorg» (hierna: MHAZ)5 en de «klinisch fysicus».6
1. Aankondiging internetconsultatie wijziging Wet BIG
Ik heb een wetsvoorstel in voorbereiding om de beroepen MHAZ en de klinisch fysicus
vanuit patiëntveiligheid een beschermde beroepstitel op grond van artikel 3 van de
Wet BIG te geven. Dit licht ik hieronder toe. Mijn streven is om de internetconsultatie
van dit wetsvoorstel begin 2025 te starten. In dat wetsvoorstel zal ik ook de technische
wijziging van de peildatum van de periodieke registratie van buitenlands EU-gediplomeerden
meenemen en het mogelijk maken dat bij een tuchtcollege een klacht digitaal kan worden
ingediend.
1.1 Medisch hulpverlener acute zorg (MHAZ)
In de acute zorg is er een toenemende behoefte aan medisch ondersteunend personeel
door de stijgende vraag naar zorg in spoedeisende situaties. Daarnaast is er behoefte
aan breder inzetbaar en hoger opgeleid personeel. Met de komst van MHAZ7 is een nieuw beroep ontstaan om in deze behoeften te voorzien. De MHAZ biedt ondersteuning
binnen de acute zorg, de interventiezorg en de diagnostiek, waarbij voorbehouden handelingen
worden toegepast. Het gaat vaak om acute, levensbedreigende situaties waarin snel
handelen vereist is en direct toezicht en tussenkomst van een arts niet mogelijk is.
Daarom is de vraag gerezen of afgestudeerden van de MHAZ-opleiding zelfstandig bepaalde
voorbehouden handelingen moeten kunnen verrichten. Om deze vraag te beantwoorden,
heeft een experiment en evaluatie plaatsgevonden.8 Uit de evaluatie van het experiment blijkt dat de MHAZ toegevoegde waarde heeft in
de zorg en tot doelmatigere zorg leidt. Hiernaast is regulering noodzakelijk vanuit
patiëntveiligheid, aangezien de MHAZ met name in de spoedeisende en acute zorg acteert
waarin voorbehouden handelingen nodig kunnen zijn.
Op 25 februari 2022 is uw Kamer al geïnformeerd over de uitkomsten van het experiment
en het voornemen om de MHAZ structureel onder het zware regime van artikel 3 een titelbescherming
te geven. Daarbij is als voorwaarde gesteld dat er meer praktijkuren aan de opleiding
worden toegevoegd.9 Ik ben blij u te kunnen melden dat de opleidingsinstellingen inmiddels de curricula
van de MHAZ-opleiding hebben aangepast en hierdoor voldoen aan de vereiste praktijkuren.
Dit waarborgt de bekwaamheid van de zorgmedeweker bij het ingrijpen in acute en levensbedreigende
situaties.
Naast een beschermde beroepstitel, zal in het wetsvoorstel worden voorgesteld om de
MHAZ een «functionele zelfstandige bevoegdheid» te geven voor het verrichten van bepaalde
voorbehouden handelingen10. Dit houdt in dat een zorgverlener in opdracht van een zelfstandig bevoegde zorgverlener,
bijvoorbeeld een arts, de voorbehouden handeling verricht (en dus niet indiceert),
zonder dat daarbij sprake moet zijn van toezicht en tussenkomst van de opdrachtgever.
Reden om een functioneel zelfstandige bevoegdheid te bieden en niet een volledig zelfstandige
bevoegdheid, is de samenhang van het beroep MHAZ met bijvoorbeeld de ambulanceverpleegkundige.
Ook zij werken in opdracht van een zelfstandig bevoegde zorgverlener en verrichten
dezelfde soort werkzaamheden als de MHAZ. Ik vind het belangrijk om beroepen die met
elkaar samenhangen ook zoveel mogelijk in samenhang te reguleren. Daarnaast is in
de acute zorg, waar in levensbedreigende situaties snel gehandeld moet worden, niet
steeds een zelfstandig bevoegde beroepsbeoefenaar beschikbaar om toezicht te houden
en tussenkomst te bieden. Bij het vastleggen van de functionele zelfstandigheid is
op wetsniveau geregeld dat toezicht en tussenkomst niet nodig zijn, en daar mag de
opdrachtgever dan ook van uitgaan.
1.2 Klinisch fysicus
De klinisch fysicus is een postdoctoraal opgeleide fysicus die werkzaam is in een
klinische omgeving. De klinisch fysicus is als inhoudelijke deskundige verantwoordelijk
voor adequate en verantwoorde inzet van specifieke medisch-fysische kennis in de gezondheidszorg.
Hieronder valt bijvoorbeeld het verrichten van voorbehouden handelingen met gebruikmaking
van radioactieve stoffen of toestellen die ioniserende straling uitzenden. Het beroep
klinisch fysicus kent vier differentiaties: algemeen (inclusief videologie), radiologie
en nucleaire geneeskunde, radiotherapie en audiologie. Vanwege EU-regelgeving op het
gebied van ioniserende straling kent het beroep klinisch fysicus al een beschermde
opleidingstitel (artikel 34 Wet BIG).
Het Zorginstituut heeft twee adviezen uitgebracht over de noodzaak om de klinisch
fysicus vanuit patiëntveiligheid een beschermde beroepstitel op grond van artikel 3
te geven. De twee adviezen heeft uw Kamer op 25 augustus 202311 en op 16 oktober jl.12 ontvangen. In de beleidsreactie bij het eerste rapport is het voornemen opgenomen
om de klinisch fysicus13 een beschermde beroepstitel te geven en daarom op te nemen in artikel 3 van de Wet
BIG. De reden hiervoor is dat het belangrijk is dat de klinisch fysicus de voorbehouden
handeling met ioniserende straling zelfstandig moet kunnen indiceren, uitvoeren en
daartoe opdracht moet kunnen geven aan anderen. De klinisch fysicus met specifieke
kennis op het terrein van audiologie (kortweg de «klinisch fysicus audioloog») verricht
echter geen voorbehouden handelingen. Dit maakte een aanvullend advies van het Zorginstituut
noodzakelijk over de positie van de klinisch fysicus audioloog. In dat aanvullend
advies heeft het Zorginstituut aangegeven dat ook de klinisch fysicus audioloog een
beschermde beroepstitel moet krijgen. Hoewel de klinisch fysicus audioloog geen voorbehouden
handelingen verricht, ziet het Zorginstituut hiervoor de noodzaak in de toepassing
van het tuchtrecht. Zo behandelt de klinisch fysicus audioloog patiënten in een zeer
afhankelijke en kwetsbare positie, zoals kinderen die een behandeling met chemotherapie
ondergaan en daarbij gehoorschade oplopen.
Uit de twee adviezen blijkt voldoende dat het vanuit het perspectief van de patiëntveiligheid
noodzakelijk is om het hele beroep klinisch fysicus op te nemen in artikel 3 van de
Wet BIG en een beschermde beroepstitel te geven. Ik ben daarbij voornemens om aan
de klinisch fysicus, behalve aan de klinisch fysicus audioloog, de bevoegdheid te
verlenen om zelfstandig voorbehouden handelingen te verrichten met gebruikmaking van
radioactieve stoffen of toestellen die ioniserende straling uitzenden.
2. Beleidsreacties
2.1 Beroepenstructuur psychologische beroepen
Op 7 november 2022 is uw Kamer geïnformeerd over het voornemen om de structuur van
de psychologische beroepen in de Wet BIG te vereenvoudigen.14 Het doel daarvan was om de beroepenstructuur in de psychologische zorg zo te verduidelijken
dat patiënten en verwijzers sneller de juiste behandelaar kunnen vinden. Deze voorgestelde
vereenvoudiging kwam voort uit een advies15 van samenwerkende beroepsverenigingen NIP, NVP, LVVP, en P3NL16 en is onderdeel van een brede IZA-afspraak.17
Het conceptwetsvoorstel om dit advies op te volgen is van 29 januari tot en met 11 maart
2024 in internetconsultatie geweest. Dat conceptvoorstel hield onder meer in dat de
twee basisberoepen in artikel 3 van de Wet BIG, namelijk de gz-psycholoog en de psychotherapeut,
zouden worden vervangen door één breed basisberoep: de gz-psycholoog-generalist. Het
basisberoep psychotherapeut zou daarmee uit artikel 3 van de Wet BIG worden geschrapt.
Ook het niet-BIG-gereguleerde beroep kinder- en jeugdpsycholoog (K&J-psycholoog) zou
daarbij verdwijnen en opgaan in dit nieuwe basisberoep. Het voorstel hield daarnaast
ook in dat de psychotherapeut samen met het specialisme klinisch psycholoog binnen
het beroep gz-psycholoog-generalist een specialisme zou vormen: de klinisch psycholoog-psychotherapeut.
In de internetconsultatie zijn 2.295 reacties binnengekomen op het conceptvoorstel.
In verband met de hoeveelheid en uiteenlopende reacties heeft mijn ministerie opdracht
gegeven aan een extern en onafhankelijk bureau om de reacties te analyseren. Het rapport
«Analyse van de internetconsultatie over de wijziging van de Wet BIG» vindt u in de bijlage. Van de 2.295 reacties hebben 1.981 reacties een negatief sentiment.
Een aanzienlijk deel van de reacties wijst er op dat de nieuwe beroepenstructuur juist
zou leiden tot meer onduidelijkheid voor patiënten en verwijzers. Daarnaast worden
ook andere ongewenste gevolgen verwacht. Zo is er ook veel weerstand en onrust bij
beroepsbeoefenaren werkzaam in de psychologische en pedagogische zorg. De reacties
zijn afkomstig van beroepsgroepen die zowel direct als indirect door het voorstel
worden geraakt. Zo zijn de meeste reacties afkomstig van psychotherapeuten, gevolgd
door orthopedagogen en psychiaters. In dit kader is de petitie «Gelijke kansen voor orthopedagogen en psychologen!» met meer dan 7.700 handtekeningen als reactie op het voorstel overhandigd.
Na een zorgvuldige analyse van de reacties blijkt dat de doelen van het conceptwetsvoorstel
niet zullen worden behaald. Het voorstel helpt deels om de overlap in deskundigheid
van een aantal beroepen in de psychologische zorg te verminderen, maar het zorgt niet
voor meer duidelijkheid over waar deze zorgmedewerkers voor ingezet kunnen worden.
Het schrappen van het beroep psychotherapeut wordt daarnaast gezien als een aantasting
van gespecialiseerde kennis en een verlies van de professionele identiteit. Ook de
beoogde vermindering van dubbelregistraties wordt onvoldoende gerealiseerd. Hoewel
het voorstel door samenvoeging van beroepstitels en specialismen er voor zou zorgen
dat er minder titels en dubbelregistraties ontstaan, zouden met name orthopedagogen
juist te maken krijgen met dubbelregistraties. Hierdoor voldoet het conceptwetsvoorstel
niet aan de oorspronkelijke doelstelling. Tenslotte leidt het wetsvoorstel tot een
stijging van de zorgkosten met € 12–20 miljoen per jaar voor de geestelijke gezondheidszorg
en de jeugdzorg.18 Dit komt onder andere door de samenvoeging van beroepen en de verwachte hogere inschaling
in salaris van de K&J-psychologen en psychotherapeuten.
Gezien het voorgaande is er onvoldoende steun voor het conceptwetsvoorstel en worden
de beoogde doelstellingen om te vereenvoudigen en te verduidelijken niet behaald.
Ik zal het conceptvoorstel om de beroepenstructuur te wijzigen daarom niet verder
in procedure brengen. De IZA-afspraak om de beroepen- en opleidingenstructuur te vereenvoudiging,
waardoor medewerkers flexibeler kunnen worden ingezet, zal op een andere manier worden
ingevuld.
2.2 Experiment geregistreerd mondhygiënist
De mondhygiënist heeft een belangrijke rol in de preventieve mondzorg en het beroep
kent een hoeveelheid en verscheidenheid aan taken die zelfstandig kunnen worden uitgevoerd.
Daarnaast valt het beroep onder het »lichte regime» van de Wet BIG (artikel 34) met
een beschermde opleidingstitel en een functioneel zelfstandige bevoegdheid voor de
voorbehouden handelingen verdoven en kleine gaatjes vullen. Andere voorbehouden handelingen,
zoals het maken van röntgenfoto’s, mag de mondhygiënist alleen in opdracht van de
tandarts uitvoeren. Hiernaast kent het werk van de mondhygiënist vooral ook een grote
hoeveelheid en verscheidenheid aan taken die niet zijn gereguleerd.
Vanaf 1 juli 2020 is geëxperimenteerd met het tijdelijk toekennen van aanvullende
bevoegdheden aan de geregistreerd mondhygiënist (GMH). Uw Kamer heeft op 15 april
jl. het evaluatierapport van het experiment geregistreerd-mondhygiënist (GMH) ontvangen.19 Tijdens dit experiment is de GMH tijdelijk zelfstandig bevoegd om drie voorbehouden
handelingen (verdoven met injecties, behandelen van kleine gaatjes en röntgenfoto’s
maken en beoordelen) te indiceren, uit te voeren en daarvoor opdracht te geven aan
anderen.
Dit experiment is geëvalueerd door het Maastricht UMC; de evaluatie bevat resultaten
van de nulmeting en de drie hermetingen. Om de GMH in het «zware regime» van een beschermde
beroepstitel (artikel 3) van de Wet BIG op te kunnen nemen, moet uit het experiment
blijken dat dit zal leiden tot doelmatigere zorg. 20 De onderzoeksresultaten leveren echter onvoldoende bewijs over de doelmatigheid van
zorg in termen van kostenbesparing en tijdwinst. Daar komt bij dat de eindrapportage
van het Maastricht UMC informatief is en met name gebaseerd op de resultaten uit de
derde hermeting als gevolg van beperkte respons gedurende het experiment. De resultaten
zijn mede hierom naar mijn oordeel onvoldoende representatief en beperkt te generaliseren.
Ik acht daarom een structurele opname van de GMH in het «zware regime» onvoldoende
onderbouwd en niet proportioneel. Dit betekent dat na afloop van het experiment GMH
op 1 juli 2025 de oude situatie van voor het experiment herleeft. De mondhygiënist
blijft op basis van het «lichte regime» (artikel 34) van de Wet BIG geregeld met een
functioneel zelfstandige bevoegdheid voor verdoven en het behandelen van kleine gaatjes.
Voor doelmatige zorg is en blijft het essentieel dat goed wordt samengewerkt tussen
mondzorgmedewerkers. In de eindrapportage van het Maastricht UMC wordt met een aantal
voorbeelden geïllustreerd hoe samenwerking in de mondzorg beter kan worden vormgegeven.
Deze voorbeelden zijn geschetst binnen de context van het experiment, maar kunnen
ook waardevol zijn in de situatie na afloop van het experiment. In een goede samenwerking
is in elk geval erkenning voor elkaars rol en positie nodig en wordt optimaal gebruik
gemaakt van de deskundigheid en bekwaamheden van alle mondzorgmedewerkers. Daarbij
wijs ik er op dat ik samen met de KNMT, NVM en de IGJ specifiek voor de mondzorg voorlichting
heb ontwikkeld over de mogelijkheid om voorbehouden handelingen in opdracht te verrichten.
Deze informatie is recent onder zorgmedewerkers in de mondzorg verspreid en te vinden
op site van de Rijksoverheid.21 Hiernaast wijs ik uw Kamer er op dat er verschillende initiatieven zijn om goede
mondzorg voor iedereen toegankelijk te maken. In mijn reactie op de brief van NVM-mondhygiënisten
over mondzorg die verstuurd is aan de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn
en Sport (2024Z14446) ga ik in op deze initiatieven en de rol van de mondhygiënist in de preventieve mondzorg.
Voor de Nederlandse mondzorg is het belangrijk dat ook buitenlands gediplomeerde tandartsen
de werkwijze en cultuur goed kennen. Daarom heeft de KNMT22 met mijn financiële steun het scholingsprogramma «Wegwijs in de Nederlandse mondzorg»
ontwikkeld en op 1 juni jl. geïntroduceerd. 23 Deze tweejaarlijkse leergang bestaat zowel uit digitale modules als groepsbegeleiding
en heeft tot doel om de integratie van buitenlands gediplomeerde tandartsen te verbeteren.
Ook verkrijgen zij hiermee inzicht in de Nederlandse manier van werken en de cultuur
in de mondzorg. Ik kan u melden dat een eerste groep van 17 tandartsen de leergang
inmiddels met succes heeft afgerond en een tweede groep recent is gestart.
3. Overige voortgang en actualiteiten rondom de Wet BIG
3.1 Afschaffen verplichting vermelden BIG-nummer
Ik ben voorstander om administratieve lasten, waar mogelijk, af te schaffen of te
beperken. Hierdoor komt meer tijd vrij voor de zorgmedewerkers om zorg te verlenen.
Sinds 1 januari 2021 geldt voor beroepsbeoefenaren met een BIG-registratie dat zij
het nummer van hun registratie kenbaar moeten maken op de professionele website en
in de mailondertekening, of als een burger hier om vraagt. De verplichting tot actieve
bekendmaking op de website en in de emailondertekening was in het leven geroepen,
omdat het BIG-register lastig doorzoekbaar kan zijn op alleen de naam. Bijvoorbeeld
als een beroepsbeoefenaar een veelvoorkomende naam heeft of met een andere naam in
het BIG-register staat geregistreerd, zoals met de geboortenaam in plaats van de bij
het huwelijk verkregen achternaam.
Ik zal deze verplichting afschaffen. De lasten van de verplichting staan niet in verhouding
tot het effect op de kwaliteit van zorg en de patiëntveiligheid.24 Uiteraard moet de beroepsbeoefenaar het BIG-nummer nog steeds kenbaar maken op verzoek
van de patiënt. Het streven is om de verplichting per 1 januari 2026 af te schaffen.
3.2 Verbeteringen tuchtrecht
Beroepsbeoefenaren die met een beschermde beroepstitel in het BIG-register staan,
het «zware regime» van artikel 3 Wet BIG, zijn onderworpen aan het tuchtrecht. Het
tuchtrecht is gericht op het openbare belang van goede beroepsuitoefening. De kwaliteitsbewaking
van het beroep staat daarbij voorop en niet het individuele belang van de klager.
Verder ziet het tuchtrecht op het handelen van natuurlijke personen en niet op het
handelen van instellingen en samenwerkingsverbanden. Het tuchtrecht moet namelijk
vooral een lerend en corrigerend effect hebben voor de beroepsbeoefenaar en, in het
verlengde daarvan, voor de gehele beroepsgroep.
Het is belangrijk om continu naar de werking van het tuchtrecht te blijven kijken
en hierbij aandacht te hebben voor zowel de zorgmedewerker als ook voor diegene die
een klacht gaat indienen:
• Ik ben blij u te kunnen melden dat ZonMw op 1 oktober 2024 is gestart met de evaluatie
van het tuchtrecht. Zoals toegezegd aan uw Kamer is het doel van deze evaluatie om
inzicht te krijgen in de doeltreffendheid en de effecten van het tuchtrecht van de
Wet BIG en het functioneren in de praktijk.25 De evaluatievragen richten zich onder andere op de wijzigingen van het tuchtrecht
van 1 april 2019, zoals de rol van de tuchtklachtfunctionaris en de invoering van
het griffierecht. De evaluatie wordt naar verwachting eind 2025 opgeleverd.
• Ook kan ik u melden dat de gezamenlijke beroepsorganisaties26, met als penvoerders de KNMG en de V&VN, met mijn financiële steun voorlichtings-
en informatiemateriaal over het tuchtrecht ontwikkelen.27 Doel is om zorgmedewerkers die een tuchtklacht krijgen beter voor te bereiden op
wat hen te wachten staat. Ook krijgen ze hiermee handvatten hoe ze hier lessen uit
kunnen trekken voor hun eigen praktijk. Begin 2025 wordt het voorlichtings- en informatiemateriaal
opgeleverd.
• Ik vind het belangrijk dat een tuchtklacht ook digitaal ingediend kan worden en deze
keuzemogelijk in de wet te verduidelijken. Dit sluit aan bij de toegenomen digitalisering
in de samenleving. Procederen langs elektronische weg draagt bij aan een snellere
en veiligere communicatie. Ook zorgt dit voor een efficiëntere en meer duurzame werkwijze
bij de tuchtcolleges. Het blijft mogelijk om een klacht ook op papier in te dienen.
3.3 Vernieuwen toets periodieke registratie basisartsen
Ik ben blij u te kunnen melden dat het PRC-traject voor basisartsen afgelopen zomer
door de NFU en de Amsterdam UMC Academie met mijn financiële steun is vernieuwd. Dit
was nodig om meer maatwerk te kunnen bieden en om beter aan te sluiten op actuele
kwaliteitseisen.
Voor alle beroepsbeoefenaren met een beschermde beroepstitel geldt dat zij die titel
alleen mogen gebruiken als ze in het BIG-register staan ingeschreven. Een inschrijving
in het register loopt na vijf jaar af. Om de registratie vervolgens weer vijf jaar
te behouden, is herregistratie nodig. De gedachte achter deze periodieke registratie
is dat de zorgmedewerker aantoont nog steeds het basisniveau te hebben voor het betreffende
beroep. Meestal wordt de bekwaamheid aangetoond door relevante werkervaring die zij
hebben opgedaan in de periode van vijf jaar voorafgaand aan het laten maken van de
aantekening in het register van periodieke registratie. Een relatief klein aantal
kiest ervoor om de kennis en bekwaamheid aan te tonen door het behalen van een toets.
Als deze toets is behaald ontvangt de zorgmedewerker een Periodiek Registratie Certificaat
(PRC) en kan deze zich weer voor vijf jaar registreren.
Om het PRC voor basisartsen toekomstbestendig te maken is aansluiting gezocht bij
de al bestaande interuniversitaire VoortgangsToets Geneeskunde (iVTG). De iVTG is
een bestaand instrument waar alle medische faculteiten in Nederland gebruik van maken
om de kennisprogressie van studenten Geneeskunde gedurende hun studie te meten. Deze
toets is de laatste jaren doorontwikkeld van een pure kennistoets naar een toets waarbij
ook kennis over vaardigheden, wetenschappelijk denken en klinisch redeneren worden
getoetst. Het iVTG maakt ook meer maatwerk mogelijk, omdat het om een adaptieve toets
gaat. Dat betekent dat de afnemer van de toets vragen voorgelegd krijgt die steeds
beter passen bij het kennisniveau naarmate de vragenreeks vordert. Een bijkomend voordeel
van de iVTG is dat de doorlooptijd voor kandidaten is afgenomen ten opzichte van het
oude PRC-traject. In het oude traject moesten namelijk drie modules met succes afgerond
worden en was de doorlooptijd (zonder herkansing) minstens tien maanden. Bij toetsing
via de iVTG kan de deelnemer zich op eigen tempo voorbereiden en de gehele toets afnemen
op één van de vier toetsmomenten per jaar.
3.4 Toekomstbestendige Wet BIG
Gezien de maatschappelijke en technologische ontwikkelingen is het belangrijk om steeds
de toekomstbestendigheid van de Wet BIG in het oog te houden en te onderzoeken. Het
is essentieel om zo min mogelijk te reguleren en de administratieve lasten voor zorgmedewerkers
te beperken, mits de patiëntveiligheid blijft geborgd. Eerder in deze brief heb ik
al gemeld dat de GR daarom is gevraagd om een advies uit te brengen over een aantal
onderdelen van de Wet BIG. Ik kan u melden dat de GR verwacht het advies begin 2025
uit te brengen.
De GR zal in het advies ingaan op een helder en toegankelijk kader voor regulering
van mogelijke nieuwe voorbehouden handelingen en de noodzaak om nieuwe beroepen in
de Wet BIG te reguleren. Onderdeel van de adviesaanvraag is ook het beleggen van de
adviestaak over nieuwe aanvragen voor voorbehouden handelingen en regulering van beroepen
bij een onafhankelijke raad. Voor wat betreft de voorbehouden handelingen kijkt de
GR specifiek naar de vraag of het mogelijk is om handelingen waaraan relatief weinig
risico’s verbonden zijn van de lijst van voorbehouden handelingen uit te zonderen.
Dat biedt in de praktijk meer flexibiliteit. Denk bijvoorbeeld aan oppervlakkige wonden
hechten met lijm, als uitzondering op de huidige voorbehouden «heelkundige handeling».
Voor wat betreft de toelating van nieuwe beroepen in de Wet BIG kijkt de GR naar een
duidelijk integraal toetsingskader. De GR kan dan aan de hand van de (nieuwe) criteria
voor voorbehouden handelingen adviseren welke handelingen voorbehouden zouden moeten
worden, aan welke beroepsgroep en met welke bevoegdheid.
Kortom, de wet BIG blijft ook in 2025 in beweging en ik streef naar een Wet BIG die
de patiëntveiligheid waarborgt en tegelijkertijd de flexibiliteit op de arbeidsmarkt
faciliteert.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M. Agema
Indieners
-
Indiener
M. Agema, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.