Brief regering : NPRD (Nationaal Programma Ruimte voor Defensie) resultaten eerste trechtering
36 592 Defensienota 2024 – Sterk, slim en samen
Nr. 7
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 november 2024
Sinds een aantal jaar wordt weer geïnvesteerd in Defensie: meer mensen, meer materieel,
meer training en meer activiteiten. Dit kabinet zet die lijn met kracht voort. De
veiligheidssituatie in de wereld verslechtert helaas steeds meer. De krijgsmacht moet
daarom worden versterkt, in het bijzonder op hoofdtaak 1(de verdediging van ons grondgebied
en dat van onze bondgenoten) zodat Defensie in staat is om te verdedigen wat ons dierbaar
is. Dit vraagt om extra ruimte, zowel fysieke, milieu- als geluidsruimte. In het Nationaal
Programma Ruimte voor Defensie (NPRD) is die extra ruimtevraag in beeld gebracht en
zoeken we zorgvuldig naar goede locaties en ruimte voor defensie-activiteiten in samenhang
met andere urgente ruimtevragen.
Op 31 augustus jl. heb ik een Nota van Reactie (NvR) aan uw Kamer gestuurd (Kamerstuk
36 124, nr. 47) waarin ik heb toegelicht dat bij veel betrokkenen een grote behoefte bestaat om
zo snel mogelijk duidelijkheid te krijgen als een locatie-alternatief niet verder
wordt onderzocht, de zogenaamde eerste trechtering. Bezoekers van de informatiebijeenkomsten
gaven aan dat juist de onzekerheid over hun situatie datgene is waar ze zich grote
zorgen over maken. Daarnaast heb ik in het tweeminutendebat Ruimte voor Defensie van
10 september jl. met uw Kamer het gesprek gevoerd over het NPRD. In dit debat heeft
uw Kamer mij met een motie (Kamerstuk 36 124, nr. 51) opgeroepen om de informatievoorziening rond de uitbreidingsplannen van Defensie
te verbeteren, zonder vertraging in de uitvoering van het programma op te lopen. Ik
onderschrijf beide oproepen tot snelle en heldere informatievoorziening en wil, in
lijn met de motie, zo spoedig mogelijk duidelijkheid geven. Daarom communiceer ik
in dit stadium van het proces de locatie-alternatieven die wij in deze fase van het
NPRD niet verder zullen onderzoeken.
In de afgelopen periode hebben we op vele manieren gesprekken gevoerd met bewoners,
belanghebbenden en bestuurders door middel van onder andere informatiebijeenkomsten
en bestuurlijk overleggen. Tijdens deze gesprekken is naar voren gekomen wat de impact
is van het onderzoeken van bepaalde locatie-alternatieven op de omwonenden en wat
de (on)mogelijkheden zijn voor bepaalde locatie-alternatieven, kansen voor ontwikkeling
en mogelijkheden tot koppeling met plannen van mede-overheden.
Eerste trechtering van locatie-alternatieven
In de NvR heb ik aangegeven dat een eerste moment om direct betrokkenen te informeren
over de eerste trechtering na de eerste ronde van de bestuurlijke overleggen zou zijn.
In deze overleggen heb ik toegelicht welke locatie-alternatieven voor welke ruimtelijke
behoeften op basis van de nu beschikbare uitkomsten van het planMER niet verder worden
onderzocht. In het planMER worden alle locatie-alternatieven van de verschillende
ruimtelijke behoeften gelijkwaardig onderzocht op alle relevante thema’s van de fysieke
leefomgeving. De uitkomsten laten zien dat realisatie op die locaties op basis van
één of meerdere aspecten van de leefomgeving niet gemakkelijk uitvoerbaar is. Voor
deze locaties geldt daarom dat de kans zeer klein is om als voorkeursalternatief in
het ontwerp van de Beleidsvisie Ruimte voor Defensie te worden opgenomen.
In de bijlage treft uw Kamer per ruimtebehoefte van Defensie een toelichting op de
uitkomsten van het onderzoek naar locatie-alternatieven met een bovenregionale afweging
uit het Nationaal Programma Ruimte voor Defensie (NPRD) die niet verder onderzocht
zullen worden. Het gaat hierbij om de locatie-alternatieven waarvan nu planMER-resultaten
beschikbaar zijn. Ook is een overzicht opgenomen van de locatie-alternatieven die
wel verder worden onderzocht. Voor de overige behoeftes met een bovenregionale afweging
geldt dat óf alle locatie-alternatieven nog in onderzoek zijn, óf dat de planMER-resultaten
nog niet beschikbaar zijn. Ik realiseer mij dat dit niet de zorgen wegneemt rond de
locatie-alternatieven die wel verder worden onderzocht.
In deze fase van het NPRD is het nog niet mogelijk om locatie-alternatieven definitief
te laten afvallen. Dit gebeurt als de Beleidsvisie Ruimte voor Defensie in 2025 door
het kabinet definitief wordt vastgesteld. De reden hiervoor is dat bij het verschijnen
van het planMER voor iedereen inzichtelijk moet zijn hoe alle locatie-alternatieven
die in de Notitie Reikwijdte en Detailniveau (NRD; Kamerstuk 36 124 nr. 41) en in de Nota van Antwoord (Kamerstuk 36 124, nr. 44) zijn opgenomen, zijn beoordeeld. Het planMER moet dus aansluiten bij de door het
kabinet vastgestelde NRD voor alle locatie-alternatieven.
Locatie-alternatieven in het mijnbouwschadegebied in Groningen
Ik sta specifiek stil bij de locatie-alternatieven voor de behoefte Munitieopslag
Snel-Inzetbare-Capaciteit in het mijnbouwschadegebied in Groningen (locatie-alternatieven
Slochteren, Luddeweer en Tjuchem) omdat over deze locaties grote maatschappelijke
onrust is ontstaan. Defensie heeft op 19 september jl. een speciale informatiebijeenkomst
voor de omwonenden in dit gebied georganiseerd. De hier uitgesproken zorgen en de
emoties van de omwonenden hebben mij nog sterker doen beseffen wat de bewoners van
dit gebied vanwege de mijnbouwschade al hebben moeten meemaken en hoe ongelukkig de
ligging van deze locaties is. Bewoners van woningen die recent zijn versterkt of waarvan
de plannen voor versterking in een vergevorderd stadium zijn, zouden door de mogelijke
vestiging van een munitieopslag hun woning opnieuw moeten verlaten. Ik vind dit, naast
bestaande zorgen en emoties, onacceptabel en wil de zorgen van de getroffen bewoners
zoveel mogelijk verlichten door duidelijkheid te geven dat de genoemde locaties in
het mijnbouwschadegebied niet verder worden onderzocht. Dit is in lijn met de wens
van uw Kamer, die mij via een motie (Kamerstuk 33 529, nr. 1249) heeft verzocht tot een verbod te komen op het bouwen van munitiedepots in het mijnbouwschadegebied.
Naast signalen uit de omgeving en de motie van uw Kamer laten de uitkomsten van het
planMER zien dat de locatie-alternatieven Slochteren, Luddeweer en Tjuchem om meerdere
redenen niet geschikt zijn als locatie voor een dergelijke munitieopslag. Deze locaties
worden dan ook niet verder onderzocht. De schrijnende situatie die ontstaat bij een
eventuele vestiging van een munitieopslag op één van deze locaties maakt dat het kabinet
toezegt deze locaties definitief niet in overweging te nemen bij het vaststellen van
de ontwerp Beleidsvisie en de keuze van de voorlopige voorkeurslocaties begin volgend
jaar.
Vervolgproces
In de genoemde bestuurlijke overleggen heb ik de provincies en gemeenten geïnformeerd
over de eerste uitkomsten van het planMER-onderzoek en wat dit betekent voor de in
die provincie onderzochte locatie-alternatieven. In de komende dagen worden direct
betrokkenen, zowel provincies als gemeenten en omwonenden, hierover persoonlijk door
Defensie geïnformeerd.
Op basis van het planMER zal het kabinet na verder bestuurlijk overleg met de provincies
en gemeenten naar verwachting in het eerste kwartaal van 2025 de voorlopige voorkeurslocaties
bekend maken. Deze worden als onderdeel van het ontwerp van de Nationale Beleidsvisie
Ruimte voor Defensie opnieuw ter inzage gelegd. Bewoners en andere stakeholders kunnen
hier wederom zienswijzen op indienen die zullen worden meegenomen in de besluitvorming
van definitieve locaties door het kabinet.
Defensie heeft de afgelopen periode ook veel waardering gekregen voor de opzet van
het NPRD en de openheid over het proces. Ik waardeer de brieven die ik heb ontvangen
van provincies, gemeenten en burgers waarin dit ook is benoemd. Ook in de motie van
uw Kamer staat dat Defensie een zorgvuldig en transparant proces doorloopt. Voor de
volgende fase in de NPRD-aanpak, het toewerken naar de ontwerp-Beleidsvisie Ruimte
voor Defensie en de zogenaamde voorkeurslocaties, is tijdige berichtgeving richting
de direct betrokkenen, zowel provincies, gemeenten als omwonenden, nog belangrijker.
De Staatssecretaris van Defensie,
G.P. Tuinman
BIJLAGE BIJ BRIEF OVER NIET EN WEL VERDER TE ONDERZOEKEN LOCATIE-ALTERNATIEVEN VOOR
HET NPRD
Deze bijlage bevat een toelichting op de locatie-alternatieven met een bovenregionale
afweging uit het Nationaal Programma Ruimte voor Defensie (NPRD) die niet verder onderzocht
zullen worden. Het gaat hierbij om de locatie-alternatieven waarvan nu planMER-resultaten
beschikbaar zijn. Voor de overige behoeftes met een bovenregionale afweging zijn óf
alle locatie-alternatieven nog in onderzoek, óf zijn de planMER-resultaten nog niet
beschikbaar.
Ook is een overzicht aan het eind van de bjlage opgenomen van de locatie-alternatieven
die wel verder worden onderzocht.
Overzicht per behoefte
Behoefte
Niet verder te onderzoeken locatie-alternatieven
I: Concentreren en versterken ondersteunende eenheden
Zeewolde-Gooiseweg
Biddinghuizen-Noord
Stroe (de uitbreidingsalternatievenalternatieven zoals genoemd in paragraaf 2.2. van
de Nota van Antwoord
Ermelo (de uitbreidingsalternatieven zoals genoemd in paragraaf 2.2. van de Nota van
Antwoord)
Landbouwtransitiegebieden
II: Extra locatie grootschalige munitieopslag
Zevenaar
Toldijk
Zoelen-Oost
Zoelen-West
Dronten
Dalfsen
III: Nieuwe munitieopslag snel-inzetbare-capaciteit (SIC)
Luddeweer
Slochteren
Exloo
Zweeloo
Tjuchem
IV: Nieuw terrein voor oefenen en trainen met explosieven (springterrein)
Swifterbant
Nijverdal
Loenen
Wapenveld
Uitbreiding Reek
V: Oefendorp
Vughtse Heide
Crayelheide
Rucphense Heide
Havelte-West
Vlasakkers
Doorn-Driebergen
VI: Amfibisch oefengebied
Petten
Ouddorp
Oostvoorne
IX: Onbemande maritieme helikopters
Rechtstreeks
Langs Natura2000
X: Stationering en corridors onbemande cargodrones
Permanente stationering Twente Airport
Voor de behoeftes VII. Host Nation Support, XI. Laagvlieggebieden helikopters en XII.
Helikopterlandingsplaatsen worden alle locatie-alternatieven in de huidige fase van
het NPRD verder onderzocht. Voor behoeftes VIII. Uitbreiding jachtvliegtuigcapaciteit
en XIII. Onverharde landingsbaan en de locatiespecifieke behoeftes zijn momenteel
nog geen planMER-resultaten beschikbaar.
Nadere toelichting
Behoefte I: Concentreren en versterken ondersteunende eenheden
Voor de locatie-alternatieven voor deze behoefte zijn vooral de effecten op het gebied
van natuur, water en bodem en landschap en natuur onderscheidend. Met name op basis
van deze thema’s worden de volgende locaties niet verder onderzocht:
Stroe en Ermelo: Voor deze locatie-alternatieven is gekeken naar zowel uitbreiding op Stroe óf Ermelo
als Stroe én Ermelo samen. Het gaat hierbij om de uitbreidingsalternatieven die opgenomen
zijn in de Nota van Antwoord (NvA). Deze uitbreidingsalternatieven worden beperkt
door de ligging in Natura 2000-gebied en zijn niet eenvoudig uitvoerbaar binnen het
geldende juridisch kader en de vigerende natuur- en milieuwetgeving.
Voor Stroe en Ermelo wordt wel de mogelijkheid van intensivering van activiteiten
op bestaande defensielocaties verkend.
Gooiseweg: De locatie Gooischeweg gaat ten koste van zeer waardevolle biologische akkerbouwgrond
in een waardevol open landschap.
Biddinghuizen Noord: Het alternatief Biddinghuizen Noord scoort in het planMER zeer negatief als het
gaat om o.a. geohydrologisch effecten. Ook is gebruik van de locatie Biddinghuizen
Noord gekoppeld aan gebruiksbeperkingen door o.a. interferentie met Lelystad Airport
en is de locatie relatief ver weg gelegen van de regio met een groot arbeidspotentieel.
Landbouwtransitiegebieden: Bij de aantal onderzochte landbouwtransitiegebieden zijn in het planMER-onderzoek
zeer negatieve resultaten naar voren gekomen. Deze gebieden ondervinden voornamelijk
een zeer negatief effect als het gaat om het aantal geraakte bedrijven en woningen,
maar ook als het gaat om impact op de landschappelijke waarde.
Behoefte II: Extra locatie grootschalige munitieopslag
Voor deze behoefte komt in het planMER het aantal geraakte woningen als grootste onderscheidende
effect naar voren. Voor de locatie-alternatieven die niet verder onderzocht zullen
worden gelden de volgende effecten:
Zevenaar: Voor Zevenaar betreft het in het meest negatieve geval dat 33 woningen geraakt worden.
Verder zijn er voor deze locatie zeer negatieve effecten op het gebied van waardevolle
landbouwgrond en infrastructuur uit het planMER naar voren gekomen.
Toldijk: Uit het planMER-onderzoek is gebleken dat er voor de locatie Toldijk in het meest
negatieve geval 74 woningen geraakt worden.
Zoelen Oost en West: Voor deze locaties is naar voren gekomen dat er in het meest negatieve geval 21–25
woningen geraakt worden. Ook zijn de onderzochte effecten op deze locaties zeer negatief
als het gaat om landschap, aardkundige aspecten en de infrastructuur.
Dalfsen: Voor Dalfsen kwamen in het planMER in het meest negatieve geval 32 geraakte woningen
naar voren. Ook kwam tijdens het onderzoek naar voren dat er op de locatie sprake
is van hoogspanningsleidingen. De aanwezigheid van deze hoogspanningsleidingen in
de zogenaamde «A-zone» rond de opslag, vormt een dermate groot risico voor de munitie
die moet worden opgeslagen dat munitieopslag hier niet mogelijk is.
Dronten: Tijdens het onderzoek kwam naar voren dat er op de locatie in Dronten windturbines
aanwezig zijn. Deze aanwezigheid is strijdig met de selectiecriteria voor locatie-alternatieven.
Ook raakt de locatie Dronten aan de provinciale weg N307 en/of aan de Hanzelijn. Het
in gebruik nemen van dit locatie-alternatief zou het verleggen van vitale infrastructuur
tot gevolg hebben wat een onderscheidend groot negatief effect is.
Behoefte III: Nieuwe munitieopslag snel-inzetbare-capaciteit
Op basis van het planMER zijn de effecten op de volgende locatie-alternatieven dusdanig
negatief dat niet verder onderzocht zullen worden. Ook is voor deze behoefte het aantal
geraakte huizen als zwaarwegend onderscheidend effect meegenomen:
Tjuchem: De resultaten uit het planMER voor locatie-alternatief Tjuchem zijn zeer negatief
vanwege de omliggende woningen en infrastructuur.
Slochteren: De resultaten voor Slochteren uit het planMER zijn zeer negatief, voornamelijk als
het gaat om bodemdaling, het aantal woningen, het waardevolle landschap en vruchtbare
landbouwgrond.
Luddeweer: Voor de locatie Luddeweer gelden dezelfde uitkomsten als voor Slochteren.
Exloo: Het planMER-onderzoek toont aan dat op deze locatie het aantal geraakte woningen
en een aantasting van waardevol landschap een onderscheidende rol spelen.
Zweeloo: Ook voor Zweeloo kwamen het aantal woningen en aantasting van waardevol landschap
in het planMER naar voren. Ook is bij deze locatie sprake van hinder voor recreatiegebieden.
Behoefte IV: Nieuw terrein voor oefenen en trainen met explosieven
Voor deze behoefte geldt, net als voor behoeftes II en III, het aantal geraakte woningen
als belangrijk onderscheidend aspect voor de locatie-alternatieven die niet verder
onderzocht zullen worden. Daarnaast is ook de impact op landbouw als onderscheidend
kenmerk uit het planMER gekomen. De volgende locatie-alternatieven zullen niet verder
worden onderzocht:
Reek: Het planMER-onderzoek wijst uit dat uitbreiding van het bestaande defensieterrein
in Reek tot gevolg heeft dat er veel hinder op de omgeving komt alsook dat er veel
woningen geraakt zouden worden. Daarnaast is de impact op landbouw en natuur groot.
Swifterbant: Tijdens het planMER-onderzoek is gebleken dat op de onderzochte locatie-alternatief
in Swifterbant een hoogspanningsleiding aanwezig is. Hierdoor is het uitvoeren van
de behoefte op deze locatie niet mogelijk.
Nijverdal: De locatie in Nijverdal ligt in Natura 2000-gebied en is niet eenvoudig uitvoerbaar
binnen het geldende juridisch kader en de vigerende natuur- en milieuwetgeving. Daarnaast
zijn er op deze locatie andere significant negatieve effecten zoals het aantal geraakte
woningen en hinder op omgeving.
Wapenveld: Voor het locatie-alternatief in Wapenveld gelden vergelijkbare uitkomsten als voor
het alternatief in Nijverdal.
Loenen: Ook voor het locatie-alternatief in Loenen gelden vergelijkbare uitkomsten. Het
in gebruik nemen van de locatie Loenen is daarnaast onwenselijk door de directe nabijheid
van het Ereveld Loenen.
Behoefte V: Oefendorp
Voor de behoefte voor een oefendorp zijn de negatieve effecten uit het planMER naar
voren komen verspreid over de hele linie van onderzochte thema’s. Voor deze behoefte
worden de volgende locatie-alternatieven niet meegenomen in een vervolgonderzoek:
Crayelheide, Vughtse Heide, Rucphense Heide, Havelte-West, Vlasakkers, Doorn-Driebergen:
Deze locaties scoren zeer negatief in het planMER-onderzoek. Het gaat daarbij voornamelijk
om effecten op natuur- en landschapswaarden en/of een gezonde en veilige leefomgeving.
Behoefte VI: Amfibisch oefengebied
Voor amfibisch oefenen bestaat de behoefte om vanuit zee op strand te landen en, in
het meest gunstige geval, door te stoten naar achterliggend gebied. Natuur is daarom
een belangrijke factor waarop locatie-alternatieven die hier in het planMER zeer negatief
op scoren uit te sluiten van vervolgonderzoek.
Petten: Uit het planMER is gebleken dat effecten op de natuur bij het locatie-alternatief
bij Petten zeer negatief zullen zijn. Deze locatie is gelegen in een zeer kwetsbaar
en verstoringsgevoelig gebied. Het is daarom onwenselijk om deze locatie te voet of
per machine te betreden.
Defensie is momenteel nog in gesprek met de gemeente Schagen en de Provincie Noord-Holland
over een mogelijk locatie-alternatief voor deze behoefte elders in de gemeente Schagen.
Er wordt hierbij gekeken naar een mogelijk locatie-alternatief in de buurt van Groote
Keeten.
Ouddorp en Oostvoorne: Ouddorp en Oostvoorne zijn beide locaties die in Natura 2000-gebied liggen en die
intensief recreatief worden gebruikt. Ook liggen beide gebieden in verstoringsgevoelige
gebieden en zijn er rijksmonumentale panden aanwezig. In het planMER scoren deze locaties
dan ook zeer negatief.
Behoefte IX: Onbemande maritieme helikopters
In het planMER zijn de resultaten op het gebied van natuur en het doorkruisen van
bestaande zones in het luchtruim negatief voor de volgende alternatieve routes voor
onbemande drones. Een belangrijk onderscheidend criterium is hierbij het verminderen
van hinder voor zowel mens als natuur.
Rechtstreeks: Resultaten van het planMER tonen aan dat een rechtstreekse route bestaande zones
en activiteiten in het luchtruim doorkruist. Dit is een negatief effect wat niet inpasbaar
is.
Langs Natura2000: Uit het planMER komt naar voren dat de route langs Natura 2000 negatief scoort op
het thema Natuur. Vliegen over de lange (landinwaartse) route langs de kust is te
dicht bij gevoelig duingebied gelegen. Hierbij zijn er ook negatieve effecten op de
route van trekvogels en stikstofgevoelig duingebied.
In het vervolgproces wordt de route langs vaarroutes verder geoptimaliseerd waarbij
wordt gekeken naar het meenemen van positieve elementen uit de alternatieve routes
die niet verder worden onderzocht.
Behoefte X: Stationering en corridors onbemande cargodrones
Voor de behoefte van stationering en corridors onbemande cargodrones kwam uit het
planMER naar voren dat langere vliegroutes aanzienlijk meer overlast op de leefomgeving
en natuur tot effect heeft. Deze effecten zijn van dergelijk negatieve aard dat de
volgende locatie-alternatief niet verder wordt onderzocht:
Permanente Stationering Twente Airport: Uit het planMER komt voor Twente Airport naar voren dat permanente stationering
leidt tot onnodige lange vliegroutes met meer negatieve effecten. Permanente stationering
van drones op Twente Airport wordt daarmee niet verder onderzocht. Echter wordt op
aangeven van de lokale overheden de corridor van vliegveld Deelen naar Twente Airport
wel verder onderzocht met het doel van incidenteel gebruik van cargodrones op Twente
Airport.
Locatie-alternatieven die wel verder worden onderzocht
Het volgende schema geeft een overzicht van locatie-alternatieven die voor de genoemde
behoeftes met een bovenregionale afweging in de huidige fase wel worden onderzocht:
Behoefte
Verder te onderzoeken locatie-alternatieven
I: Concentreren en versterken ondersteunende eenheden
Zeewolde – Spiekweg
Zeewolde – Oosterwold
Intensivering van activiteiten op bestaande defensielocaties in Stroe en Ermelo
II: Extra locatie grootschalige munitieopslag
Staphorst
Weerselo
Biddinghuizen
III: Nieuwe munitieopslag snel-inzetbare-capaciteit
Kollumerwaard – West
Lemmer
Kollumerwaard – Oost
IV: Nieuw terrein voor oefenen en trainen met explosieven (springterrein)
Arnhem – Rozendaal
Kollumerwaard
Lelystad
V: Oefendorp
Nassau-Dietz Kazerne
Weerterheide
Marnewaard
De Haar
Leusderheide
VI: Amfibisch oefengebied
Marnehuizen
Vliehors
Maasvlakte
Groote Keeten
IX: Onbemande maritieme helikopters
Langs vaarroutes (onderzoek naar optimalisatie vliegroutes met evt. positieve elementen
uit de niet verder te onderzoeken alternatieven)
X: Stationering en corridors onbemande cargodrones
Stationering Deelen
Directe routes hebben de voorkeur, maar wel met optimalisatie
Voor behoeftes VII (Gegarandeerde havencapaciteit Host Nation Support (HNS)), XI (Laagvlieggebieden
helikopters) en XII (Helikopterlandingsplaatsen) geldt dat alle locatie-alternatieven
verder worden onderzocht.
Indieners
-
Indiener
G.P. Tuinman, staatssecretaris van Defensie