Technische briefing : Ambtelijke briefing over het wetsvoorstel samenwerkingscollege's MBO

De vergadering is geweest

6 april 2017
14:00 - 14:45 uur
Locatie: Klompézaal
Commissie: Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Bijlage

Deelnemers

  • P.H. van Meenen (D66)
  • A.E. Diertens (D66)
  • H. van der Molen (CDA)
  • A.D. Wiersma (VVD)
  • H.J. Beertema (PVV)
  • J.P. Kwint (SP)

Agendapunten

  1. 1

    Wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs en de Wet educatie en beroepsonderwijs BES vanwege met name de wettelijke verankering van het samenwerkingscollege en de instandhouding van unieke beroepsopleidingen (samenwerkingscollege en unieke beroepsopleidingen)

    Te behandelen:

    Loading data
  2. 2

    Doel, context en korte inhoud van het wetsvoorstel

     
    Doel
    Het samenwerkingscollege draagt, volgens de regering, bij aan het borgen van een toegankelijk en herkenbaar onderwijsaanbod voor deelnemers in de regio, tegen een achtergrond van sterk dalende studentenaantallen in het mbo. Daarnaast kan het samenwerkingscollege innovatie vergemakkelijken en bevorderen, doordat instellingen de krachten kunnen bundelen.
     
    Context
    In eerdere brieven aan de Kamer heeft het kabinet de maatregelen, die in het wetsvoorstellen zijn opgenomen, reeds aangekondigd.
    • In de brief De menselijke maat in het mbo[1] heeft het kabinet aangekondigd om het samenwerkingscollege op te nemen in de Wet Educatie en Beroepsonderwijs.
    • In de brief Ruim baan voor vakmanschap[2] heeft het kabinet aangekondigd de mogelijkheid tot het ontnemen van bekostigings- of examenrechten per leerweg te bezien.
    • In de brief Behoud van kleinschalige, specialistische beroepsopleidingen [3] is de instandhouding van kleine, unieke opleidingen aan de orde gekomen.
     
    Korte inhoud
    De regering stelt doet in het wetsvoorstel drie voorstellen:
    1. In een samenwerkingscollege verzorgen twee of meer bekostigde mbo-instellingen gezamenlijk één of meer beroepsopleidingen of opleidingen vavo (voortgezet algemeen volwassenonderwijs). Als meerdere instellingen besluiten samen onderwijs te gaan verzorgen, doen zich nu enkele obstakels voor[4]. De instellingen ervarenbijvoorbeeld belemmeringen met betrekking tot de registratie van deelnemers en het toezicht op de onderwijskwaliteit. Het samenwerkingscollege is, volgens de regering, daarom een nuttige aanvulling op het bestaande wettelijke instrumentarium, omdat het leidt tot een zichtbare registratie van studenten. Ook kunnen op een wettelijk geborgde manier studentgegevens worden gedeeld tussen de samenwerkende instellingen. Nb. een instelling dient los van het samenwerkingscollege bestaansrecht te hebben. Hiermee wordt voorkomen dat er ongemerkt grote bestuurlijke constructen ontstaan als gevolg van samenwerking, die indirect een gevaar opleveren voor het stelsel en niet op voldoende (interne) legitimiteit kunnen rekenen.
    2. De regering wil het mogelijk maken dat wanneer de onderwijsinspectie constateert dat een opleiding kwalitatief tekort blijft schieten, de bekostigings- of examenrechten zo nodig per leerweg, dat wil zeggen de beroepsbegeleidende- of de beroepsopleidende leerweg (bbl of bol), worden ontnomen in plaats van steeds voor de gehele opleiding.
    3. Een ‘alleenrecht’ voor een kleine en unieke opleiding. Hiermee wordt het mogelijk voor de minister om instellingen tijdelijk (voor een periode van vijf jaar ) het alleenrecht te geven op het verzorgen van een kleine en unieke opleiding, die dreigt te verdwijnen. Als het nodig is, kan de minister er ook voor kiezen om deze opleidingen extra bekostiging te geven.
     
    [1] Zie Kamerstuk 31524-256 en verslag van een algemeen overleg, gehouden op 18 februari 2016, over Governance in het mbo  31524-287
    [2] Zie Kamerstuk 31524-207
    [3] Zie Kamerstuk 31524-237 en inbreng van een schriftelijk overleg inzake het behoud van kleinschalige, specialistische beroepsopleidingen 2015D09186
    [4] Tot voor kort was het grootste obstakel voor samenwerking de btw-afdracht, zo gaven onderwijsinstellingen eerder aan. Onderwijsinstellingen die samen onderwijs verzorgden, werden geconfronteerd met een btw-heffing over een gedeelte van de in samenwerking verrichte werkzaamheden. Een arrest van de Hoge Raad uit 2016 biedt echter de mogelijkheid, onder bepaalde voorwaarden, tot een ruimere toepassing van de btw-vrijstelling. Op 11 maart 2016 hebben het ministerie van OCW en het ministerie van Financiën bekend gemaakt deze uitleg van de Hoge Raad te benutten om de toepassing van de onderwijsvrijstelling nader te duiden. De staatssecretaris van Financiën heeft de ruimere toepassing van de btw-vrijstelling voor onderwijs inmiddels opgenomen in een beleidsbesluit.