Plenair verslag
Tweede Kamer, 23e vergadering
Woensdag 17 november 2021
-
Aanvang10:15 uur
-
Sluiting21:45 uur
-
StatusGecorrigeerd
Opening
Voorzitter: Tellegen
Aanwezig zijn 121 leden der Kamer, te weten:
Agema, Alkaya, Amhaouch, Azarkan, Van Baarle, Baudet, Becker, Beckerman, Beertema, Belhaj, Van den Berg, Bergkamp, Van Beukering-Huijbregts, Bikker, Bisschop, Bontenbal, Boswijk, Bouchallikh, Boucke, Brekelmans, Van Campen, Ceder, Dassen, Tony van Dijck, Gijs van Dijk, Inge van Dijk, Jasper van Dijk, Eerdmans, El Yassini, Ellemeet, Ellian, Ephraim, Eppink, Erkens, Van Esch, Fritsma, Geurts, Van Ginneken, De Graaf, Grinwis, Peter de Groot, Tjeerd de Groot, Gündoğan, Den Haan, Van Haga, Hammelburg, Harbers, Rudmer Heerema, Pieter Heerma, Heinen, Hijink, Hoekstra, De Hoop, Van Houwelingen, Jansen, Léon de Jong, Romke de Jong, Kamminga, Kat, Kathmann, Klaver, Klink, Koekkoek, Kops, De Kort, Kröger, Kuik, Kuiken, Kuzu, Kwint, Van der Laan, Van der Lee, Leijten, Maeijer, Markuszower, Van Meenen, Van Meijeren, Michon-Derkzen, Minhas, Agnes Mulder, Edgar Mulder, De Neef, Nijboer, Van Nispen, Omtzigt, Ouwehand, Palland, Paternotte, Paul, Paulusma, Peters, Piri, Van der Plas, Podt, Pouw-Verweij, Rajkowski, De Roon, Sahla, Segers, Simons, Sjoerdsma, Smals, Sneller, Van der Staaij, Stoffer, Tellegen, Teunissen, Thijssen, Tielen, Valstar, Verkuijlen, Vestering, Aukje de Vries, Wassenberg, Van der Werf, Werner, Westerveld, Van Wijngaarden, Wilders, Van der Woude en Wuite,
en mevrouw Van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de heer De Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de heer Knapen, minister van Buitenlandse Zaken, en de heer Slob, minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media.
De voorzitter:
Ik open de vergadering van woensdag 17 november 2021.
Mededelingen
Mededelingen
Mededelingen
De voorzitter:
Ik deel aan de Kamer mee dat er geen afmeldingen zijn.
Deze mededeling wordt voor kennisgeving aangenomen.
Begroting Buitenlandse Zaken 2022
Begroting Buitenlandse Zaken 2022
Aan de orde is de behandeling van:
- het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (V) voor het jaar 2022 (35925-V).
Termijn inbreng
De voorzitter:
Hartelijk welkom aan de minister van Buitenlandse Zaken, en hartelijk welkom aan mijn collega's. Wij gaan vandaag de begroting van Buitenlandse Zaken behandelen, in ieder geval de eerste termijn van de kant van de Kamer.
Maar voordat we beginnen, vraag ik kort de aandacht voor iemand tot wie ik het woord wil richten. En Theo, dat ben jij! Je schrikt je nu waarschijnlijk wezenloos, want in de schijnwerpers staan, dat doe jij liever niet, en jouw werk vindt natuurlijk vooral achter de schermen plaats. Maar dat ik nu toch kort het woord tot je richt, doe ik niet zonder reden. Ruim 35 dienstjaren in de Tweede Kamer. Je gaat deze week met pensioen, dus is dit ook jouw laatste begrotingsbehandeling Buitenlandse Zaken. Ik weet dat je vertrek je niet onberoerd laat, en dat doet het ons ook niet. Daarom wil ik hier namens de hele Kamer jou een welverdiend eerbetoon geven.
In 1987 kwam je in de Tweede Kamer werken. '87, dat is echt lang geleden. Je begon als wetenschappelijk medewerker bij de documentatiedienst en klom op tot plaatsvervangend griffier. Je werkte mee aan de Tijdelijke commissie besluitvorming militaire uitzendingen, en aan de parlementaire enquête over Srebrenica. Nu ben je al sinds jaar en dag griffier van de commissie Buitenlandse Zaken. En ik heb me laten vertellen dat jij hoogstpersoonlijk menig diplomatieke rel hebt weten te voorkomen. Welke dat zijn, zullen we dan ook nooit weten, want jouw werk vindt plaats achter de schermen. Heel soms komen ambtelijke medewerkers in de krant, en heel soms is dat de griffier van Buitenlandse Zaken. In het AD van 8 juli dit jaar zei je dat je de verhuizing naar B67 helemaal niet erg vond. Je zei nuchter, en zo kennen we je ook: "Op de nieuwe plek is vast ook koffie". Je bent, zoals ik al zei, een belangrijke man achter de schermen; alert, rustig, maar geen haantje de voorste. Behalve als we gezellig samen zijn met de collega's, dan sta je ineens vooraan. Je vertelt dan sappige anekdotes uit je lange carrière, in je onmiskenbare mooie Noord-Limburgse tongval, waar het woordje "worden" nog steeds, na al die Haagse jaren, verwordt tot "worren". "Worren"; ik zie het je zelfs nu zeggen.
Alle gekheid op een stokje, beste Theo, we gaan je missen. Namens de Tweede Kamer spreek ik mijn zeer grote dank uit voor al het werk dat je voor ons en voor de Tweede Kamer hebt verricht. Dank je wel!
Dan gaan we nu over tot de begrotingsbehandeling. Geniet er maar van!
(Geroffel op de bankjes)
De algemene beraadslaging wordt geopend.
De voorzitter:
Ik geef als eerste het woord aan de heer De Roon van de PVV.
De heer De Roon (PVV):
Voorzitter. Ik sluit me graag aan bij de warme woorden die u uitsprak voor onze griffier Buitenlandse Zaken. Ik onderstreep die en ik kijk uit naar zijn memoires!
Voorzitter, nu mijn inbreng in dit debat. Een Wit-Russische Erdogan; dat is meneer Loekasjenko. Net als de originele Turkse versie ook geboren in 1954. Een machtspoliticus die de zwakke plek van de EU nu feilloos weet bloot te leggen. Dus staan er tienduizenden migranten aan grenshekken te rammelen, op weg naar een verzorgingsstaat zoals die van ons, omdat ons land voor migranten de pot met goud is aan het eind van de regenboog. En dat is dan een resultaat waar jarenlang links beleid wél voor heeft gezorgd.
We zijn ook in deze migratiecrisis verzeild geraakt door de open grenzen en EU-politiek, en toch noemt het kabinet de EU essentieel voor onze welvaart en veiligheid. Maar het is precies andersom, zeg ik: de EU is onderdeel van het probleem. En de PVV kijkt ook met zorgen en wantrouwen naar de plannen voor een Strategisch Kompas, waarvan de naald alleen maar wijst naar meer EU. De plannen gaan concreet over een EU-leger of een EU-flitsmacht. Formeel zou die alleen inzetbaar zijn op grond van een unanieme beslissing van alle lidstaten. Dat is dus precies hetzelfde als wat we nu al hebben met die zogenaamde EU Battlegroups die ook in het geheel niet functioneel zijn. Het is dus niet logisch dat een EU-flitsmacht nu met hetzelfde manco zal worden opgetuigd. Er wordt dan ook, zo las ik in The Telegraph, linksom of rechtsom gezocht naar een geitenpaadje om die unanimiteit te omzeilen. Militairen die straks ingezet worden, zonder de unanieme steun van lidstaten, zal, naar ik vrees, een reële optie worden. De vraag is: wat vindt Nederland van dat idee? Gaat Nederland die plannen blokkeren of niet? Ik wil daar graag een reactie op van de minister.
Dan het mensenrechtenbeleid. Dat is een kernelement van het buitenlands beleid van de regering. Sancties moeten dat beleid ook verder vormgeven. Daarom wordt het sanctieregime van de EU door Nederland als iets heilzaams aangeprezen en vol trots een geopolitieke gereedschapskist genoemd. Maar die kist wordt bepaald niet in alle gevallen die zich daarvoor zouden lenen, opengemaakt en ook niet alle gereedschappen worden gebruikt. Wat blijkt? Nederland en de EU verstoppen zich achter de gordijnen als het bijvoorbeeld gaat om een man als president Raisi. En de vraag is waarom. Waarom wordt die president van Iran zo uit de wind gehouden? Waarom worden sancties tegen die massamoordenaar zelfs niet overwogen en wat doet dit dan met de geloofwaardigheid van het mensenrechtenbeleid? En ik kan zo nog wel doorgaan, hoor. Ook Erdogan ontloopt al jarenlang sancties en die wrede, oorlogszuchtige president van Azerbeidzjan idem dito.
Dat mensenrechtenbeleid werkt dus niet goed, het faalt zelfs soms hopeloos. Mijn voorstel is: noem het begrip "mensenrechtenbeleid" niet meer een kernelement van ons buitenlands beleid en wissel die laatste term in voor iets anders, bijvoorbeeld een kernelement dat wel 100% in het belang van Nederland is, namelijk het terugsturen van vreemdelingen zonder verblijfsstatus. Ik zal uitleggen waarom. Zoals iedereen ziet en hoort, schiet dat terugsturen voor geen meter op, omdat de landen van herkomst niet meewerken. En dat is een vicieuze cirkel die moet worden doorbroken. Maar dat gaat natuurlijk niet lukken als Nederland zich daar alleen maar zuinigjes mee bezighoudt en als we de hele problematiek alleen maar aan de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid overlaten. Het probleem is daarvoor te groot. Mijn voorstel is: zet weigerlanden zoals Marokko, consequent onder druk met meer aandacht dan ooit tevoren, achter de schermen, diplomatiek maar zo nodig ook in de spotlights van internationale bijeenkomsten. Dreig met maatregelen, zoals het sluiten van consulaten, het invoeren of verzwaren van visumplicht of de voorwaarden ervan, het verbieden van rechtstreekse vluchten tussen een weigerland en Nederland en voer die dreigementen zo nodig ook uit. Wacht niet op de EU. Op dit punt wil de PVV actie, actie, actie, om met onze minister-president te spreken, zeker van de buitenlandminister. Is hij bereid mijn oproep over te nemen en het uitzetten van vreemdelingen zonder status een nieuw en fris kernelement te maken van ons buitenlandbeleid?
Dan kom ik bij een ander onderwerp, namelijk het Midden-Oosten. Het punt dat ik wil aanroeren betreft de vluchtelingenorganisatie UNRWA. Nou ja, eigenlijk is het geen vluchtelingeorganisatie, want die is er niet om vluchtelingen te helpen om een nieuw leven op te bouwen, maar om ze als gijzelaars vast te houden voor politieke doeleinden van de Palestijnse Autoriteit. Terwijl bijvoorbeeld de echte vluchtelingenorganisatie UNHCR sinds 1950 zo'n 50 miljoen vluchtelingen heeft geholpen om tot een nieuw bestaan te komen en een nieuw leven op te bouwen zijn onder verantwoordelijkheid van die UNRWA zo'n 726 Arabieren waar het in 1949 nog over ging, uitgegroeid tot nu 5,7 miljoen personen die nog steeds gegijzeld worden gehouden door de UNRWA. Als de UNHCR-definitie van een vluchteling zou worden aangehouden door UNRWA dan zou het slechts gaan over 20.000 personen. In wezen is UNRWA — en dat zeggen ook anderen — het slechtste wat de Palestijnen ooit is overkomen. Doel van UNRWA is het probleem in stand te houden en dat moeten wij gewoon niet ondersteunen. Daar moeten we ook niet aan meebetalen, In plaats van UNRWA meer geld te geven, moet die worden opgeheven. Wij moeten dat politieke doel niet ondersteunen. Ik doe een klemmend beroep op de minister om UNRRA niet meer te steunen, op geen enkele manier. Die historische fout moet gewoon geannuleerd worden.
Dan Iran, voorzitter. Heeft de regering nog terecht vertrouwen in dat beoogde nucleair akkoord? We weten dat Iran kennis verzamelt, de voorraad verrijkt uranium steeds groter wordt en de waarschuwing van het Internationaal Atoomenergieagentschap wordt genegeerd door Iran. Mijn vraag is: hoe gaat Nederland deze zorgwekkende ontwikkelingen nou aankaarten? Wil de minister dit bijvoorbeeld aan de orde stellen in de EU, die immers partij is bij dat nucleair akkoord? En wil Nederland ook samenwerken met andere landen om nu een harde en duidelijke houding in te nemen in die onderhandelingen over dat nucleair akkoord?
Ik wil ook waarschuwen tegen de salamitactiek van de Iraniërs. Die is er alleen maar op gericht geld binnen te halen, sancties weg te krijgen en de totstandkoming van een echt akkoord te vertragen. En onder een "echt akkoord" versta ik natuurlijk een akkoord dat ook effectief het Iraanse bezit van ballistische wapens of hypersone raketten onmogelijk maakt. Graag wil ik op al deze punten een reactie van de minister.
De voorzitter:
Mevrouw Mulder heeft een vraag. Ik ben net in alle commotie rondom de afscheidsspeech voor onze griffier vergeten te zeggen dat ik zes interrupties in eerste termijn wilde voorstellen. Dit wordt dus de eerste voor mevrouw Mulder.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Ik hoorde de heer De Roon van de PVV aan het begin van zijn betoog zeggen dat Europa niet nodig is, maar toen hij het aan het einde over Iran had, moest er wel worden samengewerkt in Europees verband. Hoe rijmt de heer De Roon dat met elkaar?
De heer De Roon (PVV):
Nou, dat is heel simpel. De EU is partij bij dat atoomakkoord. Dat zijn dus degenen die nu onderhandelen over of en hoe dat opnieuw tot leven moet worden gebracht, niet Nederland. Het is nou eenmaal een feit dat de EU daarbij op dit moment aan zet is. Daarom roep ik de minister op om dat instrument te gebruiken en zich binnen de EU ervoor in te zetten dat er een duidelijke, stevige en harde onderhandelingstactiek tegenover Iran wordt gehanteerd. We mogen ons niet in de luren laten leggen door de manier waarop zij meestal opereren. Dat is wat ik wil bepleiten.
Voorzitter. Wat totaal buiten beschouwing blijft in ons buitenlandbeleid, is de rol van statelijke actoren bij het financieren en aanjagen van islamitische terreur. Een coherente strategie om de landen die dat doen te veroordelen, laat staan aan te pakken, ontbreekt. Het Iranbeleid is daarvan een voorbeeld. Iran teistert het Midden-Oosten momenteel vrijwel ongehinderd, steeds vaker met drones die geleverd worden aan kwaadwillende milities en terreurgroepen, zoals Hamas, Hezbollah en houthi's, groepen die het Midden-Oosten enorm dreigen te ontwrichten met die drones. Het is dus ook in ons eigen belang om tegen de proliferatie van Iraanse drones op te treden. De Amerikanen doen dat al met sancties. Een dergelijke actie wil de PVV ook van Nederland zien. Kan de minister dat oppakken? Drones geven aan terroristen is gewoon hartstikke fout.
Voorzitter. Ik kom bij Afghanistan. Daar wil ik kort over zijn. Ik wil graag van de minister weten wat het standpunt is over de vraag van de taliban aan het westen om de Afghaanse banktegoeden vrij te geven. Wat de PVV betreft moeten we dat niet doen. We willen geen zakendoen met de taliban, dus dan moeten we ze ook geen knaken geven. Graag wil ik weten of de Nederlandse banken momenteel Afghaanse tegoeden vasthouden, en zo ja, om welke bedragen dat dan gaat. Houdt de Europese Centrale Bank eventueel ook Afghaans geld vast? En hoeveel dan? Ik vraag dit alles in het licht van mijn door deze Kamer aangenomen motie, die de regering verzoekt om de taliban niet als legitieme vertegenwoordiger van Afghanistan te beschouwen. Het lijkt me in het verlengde daarvan logisch om die illegitieme club ook geen toegang tot het geld te geven. Graag ook hier weer een reactie van de minister.
Voorzitter. Ik sluit af met Pakistan. De regering prijst dat land vanwege de evacuaties van Afghanen. Wat de PVV betreft zou de Nederlandse opstelling toch wel anders moeten zijn ten opzichte van Pakistan: niet prijzen, maar anders. Pakistan is misschien immers wel reden nummer één waarom dat twintig jaar lange avontuur in Afghanistan gruwelijk is mislukt. Terroristen worden in Pakistan regelmatig warm omarmd en vinden er een veilig thuis. Dat zien we ook weer in de afgelopen periode, want nu is Pakistan begonnen met het knuffelen en vrijpleiten van islamitische terroristen van de organisatie TLP. Er werden zelfs 2.000 van die griezels vrijgelaten uit de gevangenis. Ook werd Rizvi, de leider van die terreurgroep, van een Pakistaanse terreurlijst geschrapt. Even voor de Handelingen: meneer Rizvi is de terrorist die een fatwa heeft uitgevaardigd tegen Geert Wilders, waardoor moslims over de hele wereld hem nu willen vermoorden. In 2018 wilde Rizvi ook graag een atoombom op Nederland gegooid zien, vanwege een paar Mohammedcartoons. Dus bepaald geen fris figuur, zou ik zeggen. Ik wil graag weten hoe de minister deze ontwikkelingen in Pakistan beoordeelt. Ook wil ik weten wat volgens hem de implicaties op veiligheidsgebied zijn. Er zijn tenslotte 2.000 terroristen vrijgelaten. Met die fatwa nog vers in het geheugen lijkt mij dat een vrij problematische situatie, voor mijn fractievoorzitter natuurlijk, maar ook voor Nederland en de rest van de wereld.
Nou heb ik het alleen nog maar over de TLP gehad, maar een soortgelijk verhaal kun je houden over een andere terroristische organisatie in Pakistan, TTP. Die wordt nu ook weer warm omarmd en die krijgt weer toegang tot gesprekken met de regering. Al eerder kwam een Pakistaanse gek naar ons land om Geert Wilders te vermoorden. Hij werd gelukkig onderschept en tot tien jaar gevangenisstraf veroordeeld. Maar juist hierom verwacht ik extra alertheid van de regering op hetgeen nu in Pakistan speelt. Ik hoor graag van de minister of hij dat ook zo ziet, en niet alleen hij, maar alle instanties die verantwoordelijk zijn voor de veiligheid in ons land. Zijn die ook allemaal alert op wat er in Pakistan gebeurt?
Tot zover, voorzitter. Dank u zeer.
De voorzitter:
Dank, meneer De Roon. Er is een vraag van de heer Sjoerdsma voor u.
De heer Sjoerdsma (D66):
Toch nog een vraag. Ik heb aandachtig geluisterd naar wat de heer De Roon allemaal heeft verteld, maar ik miste eigenlijk een paar elementen, en specifiek één element: Rusland. Ik miste eigenlijk elke opmerking over Rusland. Dat is natuurlijk iets wat de PVV kenmerkt sinds de heer Wilders zijn vriendschapsspeldje in het Kremlin heeft opgehaald: een volstrekt kritiekloze houding. We zien nu wat er in Belarus gebeurt, gesponsord door Rusland. We zien wat er aan de grens met Oekraïne gebeurt. We zien wat er hier in dit land gebeurt. Ik zou de heer De Roon willen vragen om namens zijn partij een keer duidelijk stelling te nemen over wat Poetin allemaal doet in ons land en in onze regio.
De heer De Roon (PVV):
Als het om Belarus gaat, zijn in eerste instantie Wit-Rusland zelf en Loekasjenko de acteurs die onheil aanrichten, die onheil stichten, en ons in wezen bedreigen. Er wordt vaak gesproken van een hybride oorlog. Ja, het is geen echte oorlog, want er worden geen wapens gebruikt, maar arme mensen, zielige mensen die een beroerd bestaan hebben elders in de wereld, worden gewoon gebruikt als instrument om het Westen aan te vallen. Dat is de kern van de zaak. Dat doet in eerste instantie dus Wit-Rusland, Loekasjenko, maar we kunnen allemaal vermoeden — dat doe ik ook — dat hij dat niet op eigen houtje doet. Daarvoor is wat Wit-Rusland aan acties heeft ontplooid om al die mensen in zo'n korte tijd aan de grens te krijgen … Het lijkt niet erg logisch dat Wit-Rusland dat op eigen houtje kon doen; het lijkt logisch dat het daar hulp bij heeft gehad. We weten nu ook al dat er ook veel vluchten via Moskou lopen. Ik denk dus, net als de heer Sjoerdsma en waarschijnlijk anderen, dat Rusland hier een rol in speelt. Dat is een kwalijke zaak en dat moeten we dus ten strengste veroordelen.
De heer Sjoerdsma (D66):
Dank.
De voorzitter:
Dan is het woord aan de heer Brekelmans van de VVD. Het is vandaag zijn maidenspeech. Ja, ja. Zonder interrupties, mevrouw Piri. Hele A4'tjes met Q&A's voor de VVD kunt u rustig tot een prop maken, want het gaat nu even heel stil worden. In de tweede termijn kunt u een hoop vuurwerk verwachten, meneer Brekelmans. Aan u het woord.
De heer Brekelmans (VVD):
Voorzitter. Precies acht maanden geleden was het een bijzondere dag. Het was namelijk de dag van de verkiezingen waarop ik en wij allemaal in de Kamer gekozen zijn. Toen ik de uitslag zag, veerde ik op vanuit mijn stoel in het ziekenhuis. Naast mij lag mijn vriendin. Zij was aan het herstellen van een ernstige zwangerschapsvergiftiging. Een paar zalen verderop lag een heel klein meisje. Zij was één dag oud, meer dan tien weken te vroeg geboren, ze woog maar 1 kilo en door alle slangetjes die in haar lichaam zaten, kon je haar eigenlijk amper zien liggen.
Vandaag zijn we acht maanden verder. Ik heb in de afgelopen maanden veel debatten gevoerd, moties ingediend en op allerlei plekken gesproken over alles wat er aan de hand is in de wereld. Maar in diezelfde periode heeft ons dochtertje Féline zelf leren ademen, zelf leren drinken, zelf leren eten, is ze acht keer zo zwaar geworden en heeft ze talloze mensen heel gelukkig gemaakt met haar lieve lach. Dat maakt mij enorm trots. En aan zo'n prestatie kan geen politicus tippen.
Een jaar daarvoor waren wij terugverhuisd naar Brabant, omdat ik onze kinderen en nu Féline net zo'n fijne jeugd gun als ik zelf heb gehad. Net als deze minister groeide ik op in Kaatsheuvel. Naast veel voetballen betekende dat natuurlijk vaak naar de Efteling. Als zoon van een basisschoollerares deed ik ontzettend mijn best op school. Ik merkte al snel dat hard werken beloond wordt en dat het ook steeds weer nieuwe kansen biedt. Ik kon als eerste in mijn familie gaan studeren. Eerst aan de Universiteit van Tilburg in een bekende omgeving, vervolgens in Londen en later zelfs aan Harvard. Van Kaatsheuvel naar Harvard; dat symboliseert voor mij het Nederlandse ideaal. Door je best te doen en in vrijheid keuzes te maken, kan iedereen in Nederland zijn ambities waarmaken.
Dat Nederlandse ideaal heeft in mijn leven een aantal keren onder druk gestaan. Eerst in de beginjaren 2000, toen de internetbubbel barstte en er sprake was van een beurscrash, en dat ook oversloeg naar een crisis in Nederland en ik als 16-jarige van dichtbij meemaakte hoe het bedrijfje van mijn vader hard getroffen werd. Vervolgens in 2009, toen er sprake was van een financiële crisis die ook oversloeg naar Nederland en waardoor het voor mezelf en veel van mijn studievrienden moeilijk was om op dat moment een baan te vinden. En natuurlijk de afgelopen anderhalf jaar met corona, waardoor iedereen vrijheden heeft moeten opgeven. Voor mij was het dieptepunt dat ik buiten op de gang moest wachten toen de arts tegen mijn vriendin zei dat ze een ernstige zwangerschapsvergiftiging had en ons kindje op dat moment nauwelijks aan het groeien was. Zo heeft ieder van ons de afgelopen anderhalf jaar wel zijn eigen momenten meegemaakt die erg zwaar waren.
Deze voorbeelden hebben gemeen dat als ergens in de wereld een crisis ontstaat of sprake is van een dreiging, het leven van gewone Nederlanders hard getroffen kan worden. Of het nu ondernemers zijn of mensen die een baan zoeken of iedereen die getroffen wordt door een pandemie. Ik noemde deze drie voorbeelden uit mijn persoonlijke leven, maar ik had net zo goed de vreselijke aanslag op MH17 kunnen noemen of de migratiecrisis in 2015. Als klein en open land zijn we kwetsbaar voor crises en dreigingen in de wereld. Ik vind daarom dan ook dat ons buitenlandbeleid erop gericht moet zijn om ons hiertegen te beschermen. Het moet niet zo zijn dat elf ministeries er dag in, dag uit mee bezig zijn om ons land mooier en sterker te maken en ons ministerie van Buitenlandse Zaken alleen gericht is op de rest van de wereld. Ook ons buitenlandbeleid moet ervoor zorgen dat Nederlanders veilig zijn, kansen hebben en in vrijheid kunnen leven. Een buitenlandbeleid voor de middengroepen, dat is nodig om het Nederlandse ideaal in stand te houden, zowel nu als voor de generatie van ons dochtertje.
Helaas is het meer dan voorheen nodig om onszelf te beschermen tegen buitenlandse dreigingen, agressie en instabiliteit. Nog niet zo lang geleden dachten we dat de wereld steeds verder zou globaliseren, dat we door meer onderlinge verbanden steeds meer dezelfde waarden zouden onderschrijven. We dachten dat we elkaars veiligheid minder zouden bedreigen en gezamenlijke opgaven als migratie en klimaat vanzelf wel samen zouden oplossen. Maar niets is minder waar. China ontwikkelt zich als grote systeemrivaal, Rusland intimideert en destabiliseert en de dreiging van terrorisme blijft bestaan. Tegelijkertijd worden het internationale recht en multilaterale instituties steeds minder geaccepteerd, richten de VS hun focus op Azië en is de Europese Unie te verdeeld om een vuist te maken in de wereld.
Dit allemaal is realiteit. Hier kunnen we niet omheen. Dit zet voor Nederlanders de veiligheid, welvaart en vrijheid steeds meer onder druk. Ons buitenlandbeleid zal zich hierop moeten concentreren en daar nieuwe antwoorden op moeten vinden. Mijn eerste vraag aan de minister is of hij deze analyse deelt en of hij hierop wil reflecteren. Ik zal nu in ieder geval deze drie thema's — veiligheid, welvaart en vrijheid — langslopen. En mensen mogen mij inmiddels interrumperen.
Allereerst veiligheid. De veiligheidsdreigingen voor Nederland zijn talrijk en divers. We zien nog steeds Russische tanks aan de oostgrens van Europa, zelfs steeds meer dan voorheen. Naar verluidt zijn er 100.000 troepen opgesteld aan de grens met Oekraïne, op een ongebruikelijk moment in het jaar. Mijn vraag is hoe de minister deze intimidatie duidt. Is de minister het met mij eens dat we als NAVO moeten laten zien dat we ons hiertegen kunnen verdedigen? Als we zwakte laten zien, zal Poetin dit verder uitspelen.
Dat brengt mij op Wit-Rusland. Wat we de afgelopen maanden hebben gezien, is echt onacceptabel. Migranten worden door het Loekasjenko-regime vanuit het Midden-Oosten en Afrika ingevlogen en over de grens met de Europese Unie geduwd. Mensen worden ingezet als politiek wapen, als onderdeel van hybride oorlogsvoering. Het is simpelweg afschuwelijk. Het treurige is dat we dit al vier maanden geleden zagen aankomen. Al in juli heb ik een motie ingediend om nieuwe sancties voor te bereiden tegen deze praktijken. En nu zijn we vier maanden verder, en moest het eerst tot een grote crisis aan de grens komen om de EU in beweging te krijgen. Afgelopen maandag is officieel aangekondigd dat er sancties komen, maar we weten nog niet welke dit concreet zullen zijn. Dit nieuwe pakket mag echt geen slappe hap zijn. Deze situatie aan de grens kan niet nogmaals vier maanden voortduren. We moeten het regime breed raken door gaten in bestaande sanctiepakketten weg te nemen, sancties vanuit de EU gelijk te trekken met die vanuit de VS en het VK en deze uit te breiden naar staatsbanken en telecombedrijven. Daarbovenop moeten we heel gericht sancties treffen tegen organisaties en personen die zich bezighouden met deze massale mensensmokkel. Om te beginnen: geen Europese vliegtuigen meer leasen aan de Wit-Russische luchtvaartmaatschappij Belavia, sancties treffen tegen alle luchtvaartmaatschappijen die hieraan blijven meewerken, zoals Turkish Airlines en het Russische Aeroflot. Wat de VVD betreft, zetten we tegen Belavia het zwaarste sanctiemiddel in, namelijk secundaire sancties. Hiermee bestraffen we niet alleen Belavia, maar kunnen we álle organisaties bestraffen die met hen samenwerken. Zo moeten bedrijven kiezen: óf zakendoen met Belavia, óf met de Europese Unie. We moeten Belavia isoleren en deze sloopkogel onder de sancties inzetten. Iedere dag dat deze crisis voortduurt is er een te veel. Ik vraag aan de minister of hij deze inzet deelt en zo niet, wat is zijn inzet in de Europese Unie dan wél? En wat gaat hij doen als de komende dagen blijkt dat het nieuwe sanctiepakket toch tegenvalt of de komende weken niet het gewenste effect heeft?
De voorzitter:
Dit is in principe een maidenspeech, dus…
De heer Brekelmans (VVD):
Nee, u mag interrumperen!
De voorzitter:
Maar de spreker geeft zelf aan dat hij heel erg hard zit te springen om interrupties. Ik weet niet of dat wijs is, maar ik geef mevrouw Piri dan het woord.
Mevrouw Piri (PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Ik wilde natuurlijk de eerste zijn die de heer Brekelmans kon feliciteren met zijn prachtige maidenspeech. En aangezien hij ook uitnodigde tot vragen, een vraag over Belarus. Ik hoor hier een betoog voor keiharde sancties tegen dictator Loekasjenko en dat deelt mijn fractie. Vorige week werd toch bekend dat als je kijkt naar de handelsrelatie tussen Nederland en Belarus, ondanks vier sanctierondes die er al zijn geweest, de handelsstromen niet afnemen. Volgens mij ondermijnt dat juist het doel dat we hebben met sancties, het isoleren van deze man. Hoe kijkt de VVD daarnaar?
De heer Brekelmans (VVD):
Ik ben het met mevrouw Piri eens. Zij heeft daar eerder goede vragen over gesteld. Ik vind het heel vreemd dat het handelsvolume naar Nederland niet is afgenomen. Dat kan twee dingen betekenen: of dat de producten die we importeren niet onder de sancties vallen, of dat dat dat wel zo is maar dat er gaten zitten in het sanctiepakket dat wij hebben afgekondigd. Dat is ook wat ik in mijn betoog zei. Volgens mij is het niet de bedoeling dat als wij bepaalde sectoren willen raken, dan via constructies, via dochterondernemingen of via andere routes die producten toch geëxporteerd kunnen worden. Dus ik ben daar net zo kritisch op als mevrouw Piri.
De heer Van der Lee (GroenLinks):
Ik wilde graag de tweede zijn die de heer Brekelmans feliciteert. Van harte met zijn maidenspeech en ook met zijn persoonlijke insteek. Ik ben heel blij dat het goed gaat met zijn vrouw en vooral ook met zijn dochtertje. De heer Brekelmans, mevrouw Piri en ik mochten al best vaak met elkaar debatteren. We zijn ook samen op reis geweest in de Baltische staten. Dat was een waar genoegen. Maar vorige week was hij toch een beetje opgewonden over het feit dat een aantal fracties niet bereid waren om een brief mee te tekenen die was opgesteld door onder andere de Baltische staten en Polen. Iedereen mag natuurlijk opgewonden zijn, maar in die brief wordt ervoor gepleit om het juridische legal framework in Europa aan te passen. Hij zal misschien begrijpen dat mijn partij daar niet blind voor tekent. Mijn vraag aan de heer Brekelmans is dan welke juridische aanpassingen de VVD wil aanbrengen in hoe wij omgaan met vreemdelingen langs de grenzen van Europa.
De heer Brekelmans (VVD):
Ik denk dat we nu met Wit-Rusland echt met een unieke situatie te maken hebben. We hebben natuurlijk eerder gezien dat vluchtelingen verre reizen afleggen, ook een gevaarlijke tocht om naar Europa te komen, daar ook veilige landen doorkruisen en dan pas asiel aanvragen in Europa. Dat was de afgelopen jaren het geval. Maar dat nu een land vluchtelingen invliegt en als drukmiddel inzet is echt een nieuwe situatie. Je ziet dat Loekasjenko dus ook de Europese asielregels misbruikt om op deze manier de Europese Unie onder druk te zetten. Dus ik vind het dan niet vreemd dat je ook gaat kijken naar de juridische kaders die je hebt om dit tegen te gaan. Wij zijn er als VVD natuurlijk voorstander van dat we afspraken maken met herkomstlanden over opvang in de regio of met landen rondom die herkomstlanden om dat te doen. Als je dat soort afspraken maakt, kun je ook zeggen: iemand meldt zich in Europa, maar we bieden diegene een veilige plek ergens anders buiten Europa. Dat soort constructies staan de huidige asielregels in de weg. Daarom pleiten wij al heel lang voor een herziening van het Europese asielstelsel.
De heer Van der Lee (GroenLinks):
Ik begrijp heel goed dat de VVD vraagt om hele harde sancties, net als GroenLinks en de PvdA. Heel veel partijen in deze Kamer doen dat. Daar staan wij ook achter en ik ben benieuwd om van de minister te horen wat er in het vijfde sanctiepakket komt te zitten, als hij dat al kan zeggen. Wat ik niet snap, is dat de VVD zich tegelijkertijd laat chanteren. We praten heel makkelijk over opvang in de regio. Het gaat vaak om miljoenen mensen, die buurlanden opvangen. Wij hebben in Europa gekozen voor een asielbeleid. Waarom laten we ons zo snel imponeren en intimideren door een dictator om dit onmiddellijk ter discussie te stellen?
De heer Brekelmans (VVD):
Wij stellen dat niet nu ter discussie op basis van wat er in Wit-Rusland gebeurt. Wij pleiten al jarenlang voor een hervorming van het asielsysteem. Volgens mij wil GroenLinks ook dingen in het Europese asielsysteem veranderen, zij het een andere kant op dan wij zouden willen. We zien dat een migratiecrisis zoals we die in 2015 hebben gehad, met mensen die massaal naar Europa komen, tot allerlei misstanden leidt. Als je kijkt naar onze asielopvang, maar ook naar het aantal woningen dat we hebben, dan zie je dat dit onze samenleving op deze manier te veel onder druk zet. Bovendien zijn de mensen die hier komen niet de meest kwetsbare vluchtelingen, want de meest kwetsbare vluchtelingen, waar GroenLinks zich vast ook veel zorgen over maakt, blijven achter in de landen van herkomst omdat ze niet die overtocht kunnen maken. Dus er zijn verschillende redenen om het asielsysteem aan te passen. Dat vinden we al jarenlang. Deze crisis is daartoe niet de aanleiding, maar een extra bevestiging dat het echt nodig is.
De voorzitter:
De heer De Roon. U ziet het, hè, u krijgt nu allerlei ...
De heer Brekelmans (VVD):
Ja, "be careful what you wish for".
De heer De Roon (PVV):
Ik sluit me graag aan bij alle gelukwensen die zijn uitgesproken ten aanzien van de heer Brekelmans voor zijn maidenspeech. Het was een mooie speech, dat vond ik ook. Ik zie uit naar meer van zijn overwegingen over buitenlands beleid. Ik heb nog wel een vraag over Belarus. Meneer Loekasjenko is als een soort puber die zich vernederd en beledigd voelt door de eerdere sanctiereeks. In plaats van terug te treden op de verkeerde ingeslagen weg, zegt hij: ik gooi er nog een schep bovenop. Als ik probeer in te schatten wat voor een meneer Loekasjenko is, voorzie ik dat dit zo blijft, vooral ook omdat hij dus achter zich iemand weet die deze lijn af en toe ook volgt en die hem niet onwelgevallig is. Er moet een oplossing komen voor het probleem waar Loekasjenko mee zit. Hij zit in een moeras. Hij heeft nu zelf tienduizenden mensen binnen zijn land waar hij ook geen kant mee op kan, anders dan te proberen om ze via Polen weg te krijgen. Als dat niet lukt, zit hij er dus mee. Ik denk dat er toch gezocht moet worden naar een oplossing die ertoe leidt dat dit probleem van hem ook weer kan verdwijnen, zonder dat hij een gigantisch gezichtsverlies leidt. Mijn vraag aan de heer Brekelmans hierover is of hij het wel met de PVV eens is dat de oplossing van het probleem in geen geval mag zijn dat die mensen alsnog vanuit Wit-Rusland Nederland binnenkomen.
De heer Brekelmans (VVD):
Dat ben ik met de heer De Roon eens. Ik ben het ook met hem eens dat is gebleken het niet zo is dat, als je sancties instelt, een dictator als Loekasjenko zijn gedrag meteen verandert. Ik pleit er daarom ook voor om, naast brede sancties, meer druk erop te zetten om deze mensensmokkel te stoppen. Volgens mij kun je daar zeker bij een land als Wit-Rusland wel een einde aan maken als je heel gericht harde sancties treft. Ik ben het met de heer De Roon eens dat, op het moment dat wij toch zouden besluiten om mensen tot Europa toe te laten en eigenlijk die deur open te zetten voor de instroom, dit een signaal is aan Loekasjenko dat hij hiermee kan doorgaan en dat hij dit op grotere schaal kan doen. Het is ook een signaal aan andere autocraten rondom Europa dat dit dus een manier is om de Europese Unie onder druk te zetten en dat, als je het maar lang genoeg doet, de Europese Unie uiteindelijk wel zwicht. Ik zou dat een heel gevaarlijk precedent vinden. Het is het probleem van Loekasjenko. Ik vind dus ook niet dat wij deze groep asiel moeten verlenen in de Europese Unie.
De heer De Roon (PVV):
Ik ben heel blij om dat te horen, het is een duidelijke stellingname. Ik ben het niet zo heel erg eens met de heer Brekelmans dat nog meer sancties zullen helpen bij iemand als Loekasjenko. Zijn gezichtsverlies is voor hem een heel moeilijke zaak. Ik ben zelfs van mening dat we moeten zoeken naar andere wegen om hem op dit punt uit zijn moeras te helpen.
De voorzitter:
Uw vraag?
De heer De Roon (PVV):
Ik geef dat nog mee aan de heer Brekelmans om daarover na te denken.
De voorzitter:
Het was een suggestie.
De heer Brekelmans (VVD):
Ik neem die suggestie ter harte. Als reactie daarop denk ik wel dat meer druk nodig is. Wat ik ook interessant vond is dat Loekasjenko afgelopen vrijdag als dreiging zei "We gaan de gaskraan dichtdraaien", en dat Poetin daar vervolgens op reageerde door te zeggen "Dat steunen wij niet." In zijn strijd met de Europese Unie kan hij dus ook zijn hand overspelen. Maar ik vind wel dat we moeten laten zien dat we niet zwichten voor chantage, dat we wel stevige maatregelen nemen. In combinatie daarmee zul je ook in gesprek moeten blijven met Poetin en met Loekasjenko om te spreken over een uitweg hieruit. Dat kan achter de schermen, maar het betekent niet dat dat de enige oplossing is. Die druk en die sancties zijn ook nodig.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Ook van mijn kant complimenten voor de maidenspeech. Ik wil over dit punt nog een vraag stellen. De heer Brekelmans kan leuk vertellen wat het standpunt van de VVD is over asiel en migratie, maar dat is eigenlijk helemaal niet meer zo relevant sinds vanochtend. Vanochtend hebben we het conceptregeerakkoord kunnen lezen in de Volkskrant, en daar staat dat zolang er nog inhumane situaties bestaan aan de grenzen van Europa zoals in Griekenland, maar wellicht ook in Polen, Nederland met een coalition of the willing dat land te hulp moet schieten. Dat gaat het nieuwe standpunt worden van de heer Brekelmans, als er ooit een coalitie komt, dat wel. Maar deelt de heer Brekelmans mijn mening dat het regeerakkoord op het gebied van asiel en migratie vanochtend in de Volkskrant staat, en dat hij dus zijn standpunt moet aanpassen?
De heer Brekelmans (VVD):
Ik ga natuurlijk niet in op gelekte concepten en op eventuele compromissen die gesloten worden. Ik sta hier als VVD-woordvoerder. Onze onderhandelingsinzet in de coalitie is het VVD-standpunt, en uiteraard worden daar compromissen op gesloten. Ik ben graag bereid om de heer Van Dijk nog jarenlang toe te lichten op het moment dat het regeerakkoord er ligt, maar ik ga niet reageren op concepten of dingen die in de krant gelekt zouden zijn.
De voorzitter:
Gaat u verder met uw maidenspeech, want dat is het nog steeds.
De heer Brekelmans (VVD):
Nog steeds, ja. Naast druk op Belarus moet de EU zich blijven inzetten op de herkomstlanden om ervoor te zorgen dat ook landen in het Midden-Oosten en Afrika deze mensensmokkel niet toestaan. We horen de afgelopen dagen positieve berichten dat steeds meer landen dit beginnen te blokkeren en dat Irak als eerste land bereid is om migranten terug te nemen. Mijn vraag aan de minister is of deze berichten kloppen. Leiden de inspanning van de EU al tot het gewenste resultaat, of worden er in de afgelopen dagen toch weer nieuwe migranten ingevlogen? Ook vandaag zien we immers dat er weer vluchten vanuit het Midden-Oosten op Minsk landen. Is de minister bereid om hardere drukmiddelen in te zetten tegen deze herkomstlanden als ze deze mensensmokkel niet willen blokkeren en geen onderdanen terugnemen, zoals bijvoorbeeld het stoppen van handelsvoordelen? We moeten als EU onze economische macht durven inzetten. Erdogan en andere autocraten rondom Europa kijken immers mee.
Dan ga ik naar een andere vorm van hybride oorlogsvoering en dat is cyber. Uiteraard moeten we ons volledig blijven inzetten om onze cybercapaciteiten verder te versterken, de internationale samenwerking te intensiveren en waar mogelijk tot regels te komen. Tegelijkertijd kunnen we er niet van uitgaan dat het genoeg is. We moeten voorbereid zijn op het ergste scenario. Wat gebeurt er als Nederland ontwricht wordt door een grote cyberaanval vanuit bijvoorbeeld Rusland of China? Weten we dan wat er moet gebeuren? Hoe reageert het ministerie van Buitenlandse Zaken op zo'n moment? Welke diplomatieke middelen worden er dan ingezet? En hoe zorgen we ervoor dat we binnen een mum van tijd tot een gezamenlijk antwoord met onze bondgenoten komen? Kortom, liggen er draaiboeken met verschillende scenario's klaar als dit gebeurt? Vinden er simulaties plaats en is Buitenlandse Zaken hier goed op aangesloten? We moeten voorkomen dat we worden overvallen door een cyberaanval en dat Buitenlandse Zaken pas in een crisissituatie gaat bedenken wat de juiste respons is.
De voorzitter:
De heer Dassen heeft een vraag.
De heer Dassen (Volt):
Allereerst natuurlijk felicitaties aan de heer Brekelmans. Ik wil toch nog even terug naar het vorige punt, omdat ik had verwacht dat de heer Brekelmans wellicht ook nog iets zou zeggen over de humanitaire crisis die daar nu plaatsvindt en hoe we daarmee om moeten gaan. Ik hoor hem natuurlijk wel over sancties. Ik ben het ermee eens dat we die goed moeten inzetten om te voorkomen dat mensen op deze manier misbruikt worden. Maar ik vraag me wel af wat de VVD wil doen om te zorgen voor een einde aan de humanitaire crisis die nu aan de grens met Polen aan de gang is. Vannacht zijn daar waterkanonnen op families gericht. Tegelijkertijd lezen we verhalen dat migranten opgezet worden tegen de grenspolitie. Dat kan ook uit de hand lopen. Ik ben wel benieuwd hoe de VVD daar dan naar kijkt.
De heer Brekelmans (VVD):
Natuurlijk is hier sprake van een dilemma. Dat ga ik niet ontkennen of wegwuiven, in de zin dat de situatie waar die mensen in zitten, erbarmelijk is. Alleen betekent dat niet dat wij als Europese Unie dat probleem nu op ons moeten nemen. Het is een probleem dat Loekasjenko zelf heeft gecreëerd, door deze mensen in te vliegen en ze richting de grens te brengen. Uiteindelijk is hij daarmee ook verantwoordelijk voor de humanitaire situatie die daar ontstaat. Ik vind dus niet dat wij dat probleem moeten overnemen en op die manier toch opvang bieden, want zoals ik eerder al zei in antwoord op de heer De Roon: als we dat gaan doen, dan weten we één ding zeker, namelijk dat die stroom nog groter gaat worden.
De heer Dassen (Volt):
Volgens mij zouden we de procedures ook zo kunnen inrichten dat we juist snel kunnen kijken met elkaar, binnen de Europese Unie, of iemand recht heeft op asiel, ja of nee. Vervolgens kunnen we mensen die hier recht op hebben, opnemen en mensen die hier geen recht op hebben, terugsturen. Volgens mij zou dat een prima oplossing kunnen zijn. Wat ik een beetje schrikbarend vind aan het antwoord van de heer Brekelmans is dat hij aangeeft "het is niet ons probleem, dus hoeven wij ons er ook niet mee te bemoeien", terwijl mensenrechten toch een van de kernonderdelen zijn van ons buitenlandsbeleid. Volgens mij hebben we hierin een heel groot probleem met hoe we omgaan met mensenrechten. Zouden we daar dan niet ook een omgang mee moeten vinden?
De heer Brekelmans (VVD):
Ik gaf aan het begin ook aan dat hier sprake is van een dilemma. Mijn grote probleem is dat, als wij de groep mensen die zich daar nu aan de grens bevindt, toch in procedure laten gaan en daar opvang voor bieden, dat we op die manier toch de deur openzetten. Dan blijft het niet bij die mensen en weet je gewoon vrijwel zeker dat er nog duizenden, tienduizenden en misschien ook wel nóg meer mensen zullen volgen. Ik maak mij ook zorgen om de mensen die eventueel daar nog achteraankomen. Volgens mij is nu gewoon de eerste prioriteit om ervoor te zorgen dat deze wantoestand stopt. Daarbij moet voor Loekasjenko duidelijk zijn dat het zijn probleem is. Je ziet overigens ook — volgens mij zei de heer De Roon dat net — dat mensen weer teruggaan naar Minsk en dat Loekasjenko nu zelf met het probleem zit wat te doen met de mensen die niet voor een derde of vierde keer een poging willen wagen om de grens over te steken. Uiteindelijk zal hij daar ook een oplossing voor moeten vinden en hopelijk afspraken maken met landen van herkomst, zodat er ook weer vluchten teruggaan daarnaartoe.
De voorzitter:
Gaat u verder, meneer Brekelmans.
De heer Brekelmans (VVD):
Verder wil ik, in lijn met mijn voorganger Sven Koopmans, blijven wijzen op de risico's van nieuwe massavernietigingswapens. Ik ben verheugd dat Nederland hier een voortrekkersrol in wil spelen en in 2022 een internationale conferentie organiseert over nieuwe technologieën en wapenbeheersing.
Dan tot slot onder het thema veiligheid: terrorisme. Terroristische aanslagen blijven potentieel een groot veiligheidsrisico voor Nederlanders. Het is daarom goed dat Nederland internationaal een contraterrorismebeleid voert, maar ik schrok van de conclusies uit de recente IOB-evaluatie van ons contraterrorismebeleid. Daaruit bleek namelijk dat we niet zo goed kunnen vaststellen wat het effect is van de projecten die we doen, en dat we niet zo goed weten wat wel en wat niet werkt. Op zo'n belangrijk thema vind ik dat zorgwekkend. Daarom vraag ik de minister ook om een reactie hierop.
In relatie tot terrorisme heb ik nog een specifieke vraag over Afghanistan. Ook na de terugtrekking hebben Nederland, de Verenigde Staten en de NAVO aangegeven dat het een belangrijke prioriteit blijft dat Afghanistan geen vrijhaven voor internationaal terrorisme wordt. Dit zou voortaan op afstand bestreden moeten worden, met zogenaamde "over the horizon"-capaciteit. Ik lees hierover echter niets in de laatste Afghanistanbrief. Wordt hier op dit moment nog wel concreet invulling aan gegeven, vraag ik de minister. Zo ja, hoe? En is dit voldoende?
Dan kom ik op de tweede prioriteit en dat is onze welvaart. Decennialang hebben we onze welvaart vergroot door wereldwijd steeds efficiënter te produceren. Steeds meer productie werd naar Azië verplaatst, met name naar China. In algemene zin was dit goed voor vrijwel iedereen. Producten werden goedkoper, waardoor iedereen ineens een smartphone kon betalen. Veel banen verdwenen naar China, maar daar kwamen ook veel banen voor terug. Denk aan banen op het gebied van handel, innovatie en onderzoek.
Maar dit economisch model staat steeds meer onder druk. Inmiddels is zo veel productie naar China verplaatst, dat we volledig afhankelijk van dat land zijn geworden. Tegelijkertijd investeert China volop in het buitenland, bijvoorbeeld in het verkrijgen van grondstoffen, waardoor die afhankelijkheid alleen maar toeneemt. Voor moderne producten zoals smartphones, elektrische auto's en windmolens zijn zeldzame grondstoffen nodig, die China voor meer dan 90% in handen heeft. Onze behoefte aan deze grondstoffen wordt alleen maar groter, de komende jaren wel vijf tot twintig keer zo groot.
Ik vind het onacceptabel om de komende decennia zo afhankelijk van China te blijven. Het voorkomt dat wij onze economische macht kunnen inzetten als China cyberaanvallen uitvoert, eventueel Taiwan zou aanvallen, onze bedrijven met staatssteun uit de markt drukt, of op grote schaal mensenrechten schendt. Het is alsof we als Europese Unie in de boksring staan en moeten vechten met één slappe militaire arm, en onze sterke economische arm op onze rug gebonden. Dan is het heel simpel: dan krijg je klappen en kun je zelf geen vuist maken.
De machtspositie van China zal de komende jaren alleen maar sterker worden. We kunnen dit niet tegenhouden, maar we kunnen wel zorgen dat we minder kwetsbaar worden. Daarom moet Nederland zo snel mogelijk vaststellen welke afhankelijkheden we niet langer accepteren en deze afhankelijkheden actief verminderen. Zo moeten we geopolitiek durven bedrijven om grondstoffen veilig te stellen. Dat doen we natuurlijk bij voorkeur in Europees verband, maar Nederland moet hier een voortrekkersrol in nemen.
Het afbouwen van deze strategische afhankelijkheden is geen gemakkelijke opgave. Het vraagt om verschillende acties tegelijkertijd: meer zelf produceren, waardeketens verplaatsen, grondstoffen veiligstellen, verduurzamen en strategisch investeren in sectoren waarin wij koploper willen zijn. Het vereist een brede agenda, een actief buitenlandbeleid, nauwe samenwerking binnen de Europese Unie en nieuwe partnerschappen met andere landen. Er zijn al initiatieven om onze afhankelijkheid van met name China te verminderen, zowel binnen Nederland als de Europese Unie. Maar het gaat veel te langzaam en te ongecoördineerd. Zoals de minister in een debat laatst zelf zei: stapje voor stapje. Maar China gaat niet stapje voor stapje. De Chinese trein dendert door. Voor 2025 heeft China een duidelijke "Made in China"-agenda. En in 2035 wil het land technologisch onafhankelijk zijn.
Om ook een duidelijke strategie te voeren en hierop meer actie te ondernemen, moet wat de VVD betreft een brede taskforce worden opgericht. Het doel van deze taskforce is dat Nederland binnen vijf tot tien jaar niet meer zo afhankelijk is van autoritaire grootmachten, en in het bijzonder van China. De taskforce stelt hiervoor een strategie op, coördineert deze en jaagt deze voortdurend aan binnen Nederland en de Europese Unie. Binnen Buitenlandse Zaken ondersteunt de taskforce ambassades in belangrijke internationale contacten, zoals handelsmissies en diplomatieke overleggen. De taskforce werkt nauw samen met andere departementen, en ook met het bedrijfsleven en met academici. Het helpt ervoor te zorgen dat we onze eigen kroonjuwelen beter kunnen beschermen en onze strategische kennis niet zomaar blijven weggeven aan China. Ik ben benieuwd wat de minister van dit voorstel van de taskforce vindt en of hij de noodzaak hiervan erkent.
Tot slot. We zien dat China steeds minder een partner, en steeds meer een systeemrivaal wordt. Dat vraagt om een systematisch antwoord en het betekent echt wat voor ons buitenlandbeleid. Een paar punten en komma's aanpassen is niet genoeg. Natuurlijk moet een volgend kabinet hier invulling aan geven, maar ik wil dat het nieuwe kabinet hierbij vanaf dag één een vliegende start kan maken, en dat er in de komende maanden al zo veel mogelijk voorbereidend werk gebeurt voor deze taskforce, zodat er een plan klaarligt en duidelijk is hoe deze taskforce eruit komt te zien. Om dit mogelijk te maken, zal ik een amendement indienen op de begroting.
Dan de derde en laatste prioriteit: het behoud van onze vrijheid. We hebben decennialang gedacht dat de wereld vanzelf vrijer en democratischer zou worden, maar deze trend is de laatste jaren omgekeerd. Veel landen worden steeds minder vrij, en de macht van autocratische grootmachten als China neemt toe. We zien ook dat in diverse landen binnen de Europese Unie vrijheden en de rechtsstaat steeds meer onder druk komen te staan. Maar dit is niet een probleem dat ver weg is. Deze onvrijheid sijpelt ook steeds meer door in onze Nederlandse samenleving. Zo breidt China zijn investeringen in Nederlandse bedrijven flink uit. We hebben alleen goed zicht op de grote overnames die plaatsvinden, maar we hebben maar heel beperkt zicht op de meer geleidelijke investeringen die China doet. Op deze manier krijgt de Chinese staat steeds meer voet aan de grond in Nederland, en kan China deze investeringen steeds meer inzetten als drukmiddel. Ik heb de afgelopen maanden met diverse Nederlanders gesproken die tegen mij zeiden dat ze zich niet meer durven uitspreken over China, uit angst het land niet meer in te mogen, of uit angst voor andere represailles vanuit Beijing. Ik wil de minister vragen of hij bereid is om samen met zijn collega's in het kabinet meer onderzoek te doen naar Chinese investeringen in Nederland.
Daarnaast zien we dat landen als Rusland en China steeds meer desinformatie en nepnieuws verspreiden om ons land te ontwrichten. Dat beïnvloedt de publieke opinie en besluitvorming, en daarmee beschadigt deze buitenlandse inmenging onze vrijheid. Op dit moment is er in Nederland geen mogelijkheid om de invloed van vertegenwoordigers van buitenlandse grootmachten als China en Rusland transparant te maken. We weten niet of iemand die zich neutraal voordoet, in feite werkt voor de Chinese staat. Australië heeft hier een oplossing voor gevonden: ze hebben een openbaar register voor zogenaamde agents of foreign influence. Ziet de minister dit ook als een goed idee voor Nederland? Zou hij willen inventariseren of de Australische oplossing ook in Nederland mogelijk is? Wil hij de Kamer hier op korte termijn over informeren?
Daarnaast weten we dat spionage een steeds groter probleem is. Het is daarom heel vreemd dat spionage nog niet strafbaar is in Nederland. Gelukkig heeft het kabinet dit eerder onderkend en ook aangekondigd met een wetsvoorstel te komen om spionage strafbaar stellen. Kan de minister aangeven hoe het hiermee staat?
Verder is de intimidatie en bedreiging van minderheden in Nederland door het herkomstland een groot probleem, of het nu gaat om Oeigoeren in Nederland, Wit-Russische journalisten, Iraanse oppositieleden of Turkse en Marokkaanse Nederlanders die te maken hebben met de lange arm van Ankara of Rabat. Zij worden geïntimideerd in onze straten. Dit tast onze vrijheid aan. Ik ben daarom verheugd dat de Kamer unaniem heeft ingestemd met mijn motie om deze vorm van buitenlandse inmenging onderdeel te maken van ons mensenrechtenbeleid. Graag hoor ik van de minister hoe hij hier invulling aan gaat geven.
De voorzitter:
Een vraag van de heer De Roon.
De heer De Roon (PVV):
Een goed punt dat de heer Brekelmans hier aanroert. Zijn vragen aan de minister onderschrijf ik. Maar ik vraag de heer Brekelmans of hij ook weleens heeft nagedacht over de risico's die Nederlanders lopen in het buitenland. Dan doel ik bijvoorbeeld op situaties waarin mensen op onheuse gronden worden vastgezet in een vreemd land, eigenlijk alleen met het doel om het land waar ze vandaan komen onder druk te zetten. We hebben dat meegemaakt met die Canadezen in China en het gebeurt ook met mensen die in Iran vastzitten. Zou er niet ook een beleid moeten komen van het departement van Buitenlandse Zaken om er luid en duidelijk voor te waarschuwen dat sommige landen in staat zijn tot dat soort zaken en dat je daar goed op bedacht moet zijn als je naar zo'n land toe reist? Moet er geen voorlichtingsbeleid komen?
De heer Brekelmans (VVD):
Ik vind het een goed idee dat mensen zich bewust zijn van de risico's als ze naar dit soort landen afreizen. In de reisadviezen wordt ook aangegeven hoe een overheid of een regime opereert en welke risico's je als Nederlander loopt in het buitenland en welke uitingen en gedragingen eventueel tot consequenties leiden. Ik vind zeker dat het een belangrijke consulaire taak is om hier aandacht aan te besteden en om Nederlanders te ondersteunen die in dat soort situaties terechtkomen. Wat ik alleen niet weet in dit soort strafprocessen of dit soort situaties — daar heb ik ook echt wel mijn bedenkingen bij — is of dat luid en duidelijk roepen tot de meest gewenste situatie leidt. Vaak leidt diplomatie achter de schermen of druk achter de schermen er eerder toe dat mensen vrijkomen of dat een regime op zijn handelen terugkomt. De heer De Roon gaf eerder het voorbeeld van Belarus. Het kan beter zijn om zo'n land geen gezichtsverlies te geven door openlijk allerlei dingen te roepen, maar achter de schermen te regelen dat een Nederlander in zo'n situatie vrijkomt.
De heer De Roon (PVV):
Dit is niet precies waarnaar ik op zoek ben en waar ik steun voor vraag van de heer Brekelmans. Het gaat mij om situaties waarin mensen, ik zal niet zeggen verblind, maar enorm gestuurd worden door het zakelijk belang dat ze denken te hebben in een land X of een familiebelang, zoals het bezoeken van hun oude moeder in land Y, en gewoon niet tot zich laten doordringen welke risico's ze daarmee lopen. Ik denk dat het dan goed zou zijn als Buitenlandse Zaken voor bepaalde landen duidelijk waarschuwt in de publiciteit: ga niet naar land X en als je toch wilt gaan, houd er dan heel goed rekening mee dat je zomaar ineens op oneigenlijke gronden in het cachot gegooid kunt worden, eigenlijk alleen maar om Nederland tot iets te dwingen.
De heer Brekelmans (VVD):
Ik ben het in die zin eens met het pleidooi van de heer De Roon dat communicatie belangrijk is. Waar hij ideeën heeft om dat te verbeteren en reisadviezen niet voldoende zijn, sta ik daar uiteraard voor open. Ik denk op grond van de manier van vraagstelling dat de heer De Roon doelde op Afghanistan, dat het vreemd is dat mensen daar naartoe zijn gereisd, terwijl het land al zo instabiel was. Je zou verwachten dat mensen wisten hoe de situatie daar was. Dit toont aan dat het belangrijk blijft om hierover te communiceren, maar dat weerhoudt uiteindelijk niet iedereen ervan om toch te gaan. Maar ik kijk met veel interesse naar ieder voorstel of idee dat de heer De Roon daarover heeft.
De voorzitter:
Bent u aan het einde gekomen van uw maidenspeech?
De heer Brekelmans (VVD):
Ik heb nog een laatste punt ter afsluiting.
De voorzitter:
De heer Van Dijk heeft een vraag. Kan hij die nu stellen?
De heer Brekelmans (VVD):
Ja, doe maar nu, want het laatste is meer persoonlijk.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Dan zal ik deze interruptie die ik voor de VVD had gereserveerd, nu plegen. De heer Brekelmans heeft het wereldbeeld van de VVD geschetst. Hij heeft het over dreigingen gehad. Dat kennen we ook van hem. Hij had het over Rusland, China et cetera. Maar ik vraag hem of hij ook de durf heeft om terug te kijken naar missies die we hebben gedaan, bijvoorbeeld de missie in Afghanistan: twintig jaar oorlog, met heel veel leed, heel veel doden en heel veel slachtoffers. Durft hij te erkennen dat de doelen daar niet echt zijn gehaald? Het terrorisme is niet echt afgenomen, laat staan dat de doelen zijn behaald met betrekking tot het hele verhaal over nationbuilding en het opbouwen van democratie. Durft de heer Brekelmans hier te zeggen dat de oorlog in Afghanistan een faliekante mislukking was?
De heer Brekelmans (VVD):
Die laatste term laat ik aan de heer Van Dijk. Volgens mij kun je in algemene zin zeggen dat toen wij in verschillende fases van onze betrokkenheid naar Afghanistan gingen, diverse partijen een ander beeld hadden van wat er mogelijk zou zijn. Mijn partij is altijd vrij realistisch geweest, in de zin dat ons primaire doel was om terrorisme te onderdrukken en de taliban zo veel mogelijk terug te dringen. Maar wij hadden niet het idee dat je ze volledig uit Afghanistan weg zou kunnen krijgen. Daarnaast zijn wij er altijd heel realistisch over geweest wat je van buitenaf in een land aan nationbuilding kan doen. Ik ben het wel met de heer Jasper van Dijk eens dat de afgelopen twintig jaren hebben laten zien dat ook met heel veel investeringen en grote aanwezigheid daar de situatie nog steeds heel fragiel blijft en het maar afwachten is wat daarvan uiteindelijk beklijft. Het lijkt mij heel logisch dat we lessen uit Afghanistan meenemen in besluiten over toekomstige missies, maar ik zou de conclusies wel heel zorgvuldig willen trekken. Wij hebben daarom ook zijn pleidooi gesteund voor een evaluatie van twintig jaar Afghanistan, even los van alle individuele onderzoeken die plaatsvinden over missies. Het lijkt me een hele belangrijke stap om terug te kijken op die twintig jaar, om te kijken wat we daarvan kunnen leren en om daar vervolgens kwalificaties aan te binden, en om niet op voorhand de woorden te gebruiken zoals die van de heer Jasper van Dijk.
De voorzitter:
Er is een vraag van de heer Van Houwelingen.
De heer Van Houwelingen (FVD):
Allereerst natuurlijk gefeliciteerd met uw maidenspeech. Ik heb een vraag. U heeft een betoog gehouden. U heeft de hele situatie in de wereld mooi beschreven. Ik heb u alleen niet gehoord over de situatie in Letland, als ik mij niet vergis. Wellicht bent u er bekend mee. We hadden het er gisteren ook over in het debat; de minister zal het weten. In Letland zijn de niet-gevaccineerde parlementariërs door de meerderheid het parlement uit gezet. Wat vindt u daarvan? En bent u ook bereid om de minister bijvoorbeeld op te roepen de Letse ambassadeur op het matje te roepen om daar flink iets van te zeggen?
De heer Brekelmans (VVD):
Ik vind dat dit soort gezondheidsvraagstukken en de vraag welke afweging ieder land daarin maakt per definitie aan een land zelf zijn. Hoe landen binnen de Europese Unie maar ook daarbuiten erop reageren en wat wel of niet acceptabel is, is ook heel erg ingegeven door cultuur. Ik vind niet dat wij onze Nederlandse norm — als wij die al gezamenlijk zouden hebben, want wij verschillen daar in deze Kamer ook over van mening — aan andere landen moeten opleggen en dat wij andere landen op het matje zouden moeten roepen over de manier waarop zij in hun parlement de regels bepalen. Volgens mij is dat echt aan landen zelf.
De heer Van Houwelingen (FVD):
Ik zal mij beperken tot één vervolgvraag, en ik zal het vriendelijk houden. Het is interessant wat u zegt, want u zegt nu: het is aan landen zelf; ze hebben een eigen cultuur. Misschien kunt u — ik zal het u vriendelijk vragen — op het volgende reflecteren. Stel nou dat bijvoorbeeld Orbán — ik noem maar wat — zou zeggen: ik heb de meerderheid in het parlement; die groep bevalt mij niet en die ga ik het parlement uit zetten. Zou u dan ook zeggen dat het hun cultuur is, dat zij dat moeten weten en dat wij daar niet over gaan? Het is natuurlijk een andere lidstaat, maar ook Letland is natuurlijk lid van de Europese Unie. Zou u dat dan ook zeggen?
De heer Brekelmans (VVD):
Ik ga even mee in dit hypothetische geval, want de heer Van Houwelingen vraagt mij daarop te reflecteren. Als er in een land dat lid is van de Europese Unie groepen op basis van hun politieke overtuiging, etniciteit, geloof of wat dan ook worden uitgesloten van het parlement, dan zou ik mij daar fel tegen uitspreken. Wij hebben namelijk met elkaar democratische waarden afgesproken. Alleen, het voorbeeld van Letland dat de heer Van Houwelingen noemde, gaat over gezondheidsoverwegingen. Ieder land maakt er zijn eigen keuzes in hoe ze daarmee omgaan. Dat vind ik dus echt een ander voorbeeld.
De voorzitter:
Dat leidt tot nog een vraag van de heer Van Houwelingen.
De heer Van Houwelingen (FVD):
Dit is de laatste en dan hou ik erover op. Ik zal er straks in mijn inbreng ook wat over zeggen. Het Letse parlement heeft zelf gezegd dat het geen gezondheidsoverwegingen zijn. Het ging ze om deze parlementariërs, die desinformatie zouden verspreiden. Daar komt het eigenlijk op neer. Deze parlementariërs zeggen dus iets wat hun niet aanstaat en daarom worden ze uit het parlement verwijderd; daar komt het op neer. Dat is wat daar gebeurd is. Misschien kunt u zich dus nog wat beter in die situatie verdiepen.
De voorzitter:
Een aansporing, meneer Brekelmans.
De heer Brekelmans (VVD):
Volgens mij is het niet zo dat in Letland of in welk Europees land dan ook per individu wordt gekeken wie wat gezegd heeft en dat dan gezegd wordt: u heeft geen toegang tot het parlement. Dit gaat echt over gezondheidsoverwegingen. Dat de heer Van Houwelingen daar politieke opvattingen aan koppelt, laat ik aan hem, maar dat is geen feitelijke beschrijving van de situatie.
De voorzitter:
U rondt uw maidenspeech af.
De heer Brekelmans (VVD):
Ja. Ik eindig met een hartenkreet. Ik begon mijn speech met het Nederlandse ideaal: je best doen en in vrijheid keuzes maken; dan moet iedere Nederlander zijn ambities kunnen waarmaken. Maar in de twee jaar waarin ik in de Verenigde Staten woonde, heb ik ervaren dat er nog een Nederlands ideaal is. Dat is onze democratie en onze politieke cultuur. Of het nou Amerikanen waren of mensen vanuit andere delen van de wereld, iedereen aan wie ik onze politieke cultuur uitlegde, reageerde hierop met jaloezie. In de Verenigde Staten is compromissen sluiten een zwakte, proberen politici elkaar zo veel mogelijk te beschadigen en worden verkiezingsuitslagen niet meer geaccepteerd. Laten wij niet langzaam die kant op glijden en laten wij onze eigen politieke cultuur hier in Nederland blijven koesteren. De uitdagingen die voor ons liggen, zijn al groot genoeg. Zoals president Kennedy zei: we moeten compromissen niet minachten, maar zien als een democratische deugd.
De voorzitter:
Dank aan de heer Brekelmans voor zijn bijzondere maidenspeech, een ietwat atypische, want u heeft het lef gehad om uw collega's uit te dagen tot interrupties. Dat getuigt van liefde voor het vak, zullen we maar zeggen. Ik schors voor enkele ogenblikken, omdat een aantal mensen u ongetwijfeld willen feliciteren.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De voorzitter:
Ik wil graag het woord geven aan de heer Jasper van Dijk van de SP.
Waar is de minister? Dat is inderdaad even de vraag. Als u nou héél rustig richting het spreekgestoelte loopt, meneer Van Dijk … Ik hoor een deur kraken.
De heer Jasper van Dijk, SP.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Dank, voorzitter. Nogmaals felicitaties aan de heer Brekelmans voor zijn mooie toespraak, en dan noem ik met name de persoonlijke ontboezemingen. Toen ik daarnaar luisterde, kon ik niet anders dan het bekennen: VVD'ers zijn ook mensen. Dus: ga zo door!
Voorzitter. Heel veel dank ook aan Theo van Toor, die naast de voorzitter zit. Dank voor zijn inzet al die jaren. Ik heb ervan genoten. Ik heb al getwitterd hoeveel waarde ik hecht aan goede griffiers en ondersteuning. Want zonder ondersteuning kunnen wij vrij weinig.
Voorzitter. Afgelopen zaterdag organiseerde de SP een vredesdag in Amersfoort, een vredesdag waarop we spraken over oorlog en vrede, over Afghanistan, over de grote rol van Nederland in de wapenexport, over de Europese defensieplannen die vooralsnog alleen vertrouwelijk in te zien zijn, en over "de permanente oorlog", zoals wij hem noemen. Dat is die oorlog die feitelijk vanaf 2001 wordt gevoerd tegen allerlei landen en terreurgroepen. Hij wordt aan de overzijde van de oceaan ook wel "the war on terror" genoemd. Kijk naar de waanzinnige oorlog tegen Irak die daaruit is voortgekomen, en kijk naar de oorlog in Afghanistan die dit jaar ten einde is gekomen. Die heeft twintig jaar geduurd, onmetelijk veel slachtoffers gemaakt, meer dan 100.000, en, niet te vergeten, geleid tot miljoenen vluchtelingen. Voordat de regering zich opnieuw in een onbezonnen avontuur stort, zou ik zeggen: welke lessen zijn er nou uit die vreselijke oorlog geleerd?
Er komt een onderzoek. Dat is waar en dat is goed. Dat komt ook voort uit een motie van mijzelf uit april. Ik hoor graag of daar al de mensen voor zijn gevonden. Dat neemt niet weg dat we ook vandaag al conclusies konden trekken, en kunnen trekken, vind ik. We weten al heel veel. We weten bijvoorbeeld dat men er niet in is geslaagd om de doelen te bereiken. Er is niet minder terreur en er is ook geen democratie gekomen in Afghanistan. Sterker nog, de taliban hebben dat land bij wijze van spreken met twee handen in de neus overgenomen. Dat hebben we allemaal kunnen zien.
De voorzitter:
De heer Van der Staaij heeft een vraag.
De heer Van der Staaij (SGP):
De heer Van Dijk vraagt terecht — ik kom daar in mijn termijn ook op terug — om een terugblik op wat er in Afghanistan is gebeurd en wat in de achterliggende jaren de inzet is geweest, ook van Nederland. Maar dat gaat niet alleen over het militaire spoor. Er is ook veel diplomatie en veel inzet op ontwikkelingssamenwerking geweest. Hoe kijkt de heer Van Dijk aan tegen het effect en succes daarvan?
De heer Jasper van Dijk (SP):
Dat is een heel terecht punt. We hebben altijd gezegd dat je Afghanistan natuurlijk niet volledig de rug moet toekeren. De bevolking daar heeft het op dit moment verschrikkelijk zwaar. Voor zover dat mogelijk is, voor zover dat verstandig kan, moeten we humanitaire hulp en ontwikkelingshulp blijven geven, want de bevolking in Afghanistan is het grootste slachtoffer van het grote drama dat zich op dit moment afspeelt.
De heer Van der Staaij (SGP):
Zeker, maar los van de humanitaire hulp nu doel ik ook op de reflectie. Als je wilt terugkijken, wat ik steun, dan zou je die reflectie niet alleen op de militaire inzet, op de defensie-inzet, moeten richten, maar breder moeten doen. We hadden toch een 3D-beleid, met én de diplomatie én de ontwikkeling? Welk lessen ziet de heer Van Dijk en vindt hij dat we ook goed moeten kijken naar de lessen die we kunnen trekken uit de inzet op de andere sporen? Het gaat niet alleen om de defensie-inzet in de enge zin, om de oorlog, zoals de heer Van Dijk het noemt.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Zeer eens, al ben ik altijd wel wat argwanend geweest — laat ik het zo zeggen — over die 3D-benadering, defence, development en diplomacy. U weet het zelf ook nog: in 2006 zou Nederland een opbouwmissie uitvoeren in Uruzgan. Het bleek in de praktijk een vechtmissie te zijn geweest. Er zijn ongelofelijk veel slachtoffers gevallen daar, helaas ook aan de Nederlandse kant. Ik heb nog steeds Kamervragen bij de minister liggen over de slag bij Chora. Als je je daarin verdiept, dan zie je dat Nederland daar zwaar gevochten heeft. In Nederland kregen wij echter berichten over ontwikkelingshulp, opbouw et cetera. Later, toen de stofwolken wat waren opgetrokken, zagen we hoe hard daar is gevochten. Misschien is dit wederom een pleidooi om een goed en grondig onafhankelijk onderzoek uit te voeren, liefst niet door een oud-minister van Defensie, zeg ik erbij. Ik hoor graag wie daarvoor wordt gevonden.
Voorzitter. Kijk ook naar de kosten. Maar liefst 2.000 miljard dollar is uitgegeven aan de oorlog in Afghanistan. Het ging natuurlijk met name naar wapentuig om een afschuwelijke oorlog te voeren die per saldo niets heeft opgeleverd. Wat hadden we met dat geld kunnen doen? Dat hebben we beschreven in de Atlas van de wapenmacht. Die bied ik hier exclusief aan de minister aan. We hebben die zaterdag gepubliceerd. Ik geef die graag aan de minister. Ik moet u eerlijk zeggen: vanwege een beperkte oplage moeten de Kamerleden die even downloaden, maar de minister krijgt een geprint exemplaar. Als u wil, kan ik die ook nog signeren. Dat doen we dan later.
Voorzitter. Kijk eens naar de eerste grafiek op pagina 6 met de wereldwijde militaire uitgaven: 1.960 miljard dollar. Het is een gigantisch bedrag. De Verenigde Staten staan lonely at the top met maar liefst 778 miljard dollar. Op de tweede plek komt Europa met 316 miljard dollar. China en Rusland komen lang niet zover met respectievelijk 252 miljard dollar en 62 miljard dollar. Dat roept de vraag op of het dan werkelijk nodig is om nog meer miljarden in Defensie te investeren. Dat zijn dan miljarden die we niet aan andere zaken kunnen uitgeven, zoals zorg en onderwijs. Het zijn miljarden voor de wapenindustrie, die het al niet slecht doet, zeker niet in Nederland.
Kijk naar de grafiek op pagina 11. Dan zie je dat Nederland een grote wapenexporteur is. We staan wereldwijd op plaats 11 van wapenexporteurs. Ondanks de regels, de beroemde criteria, voor wapenexport, waaraan een bedrijf moet voldoen voordat het wapens mag exporteren, gaan er toch nog regelmatig wapens naar landen die mensenrechten schenden. Denk aan Egypte; we hadden er recent een debat over. Denk aan Turkije: daar worden wapens ingezet voor allerlei dubieuze zaken. Toch krijgt het bedrijf een vergunning. De naleving van de wapenexportcriteria moet dus veel strikter.
En dan is er het feit dat Nederland een financiële draaischijf is voor wapenbedrijven. Maar liefst 10 miljard euro van wapenbedrijven wordt door Nederland gesluisd, door allerlei fiscale constructies, zogenaamde "rulings". We moeten daarvan af. Wij zijn dan ook een petitie gestart om op deze drie punten actie te ondernemen, dus: de permanente oorlog, de wapenexport en Nederland belastingparadijs voor wapenbedrijven. De belangrijkste les uit die Vredesdag van afgelopen zaterdag, die u overigens kunt terugkijken op onze website, is dat we niet doorgaan in een hopeloze wapenwedloop, een Koude Oorlog 2.0. Na twintig jaar uitzichtloos oorlog voeren in Afghanistan wordt het tijd voor een andere koers. Ik vraag uiteraard om een reflectie van de minister op dat punt.
Voorzitter, enkele andere punten. Het drama aan de Pools-Wit-Russische grens. Een paar duizend migranten zijn daarnaartoe getransporteerd door dictator Loekasjenko. Ze worden nu met waterkanonnen weggehouden van de Poolse grens. Poolse hulpverleners worden in elkaar geslagen. Er zijn al tien doden gevallen. Het is mensonterend wat daar op dit moment gebeurt. Door diplomatieke inzet lijkt de instroom van migranten te stoppen. Vliegmaatschappijen stoppen met vluchten naar Minsk, ook aan terugkeer wordt gewerkt. Mijn vraag is: wat dan te doen met de groep die zich nu in het grensgebied bevindt? Dat zijn een paar duizend mensen. En als het zo is dat die instroom — zeg maar — opdroogt, er dus geen nieuwe mensen bij komen, dan is de vraag aan deze minister, aan Europa: wat doen we met deze groep mensen? Zullen we ze allereerst alsjeblieft humanitaire hulp verlenen, in plaats van ze in elkaar te slaan? Lees daarvoor vanochtend Trouw. En zullen we kijken of een fatsoenlijke asielprocedure mogelijk is? Er wordt gewerkt aan terugkeer, geen misverstand daarover; mensen die geen recht hebben op asiel, zullen moeten terugkeren. Maar mensen die wel recht hebben op bescherming, die kan Europa toelaten. Volgens mij is dat de essentie van het Vluchtelingenverdrag en de essentie van de boodschap die Europa wil uitzenden aan de wereld: dat je mensen die aankloppen voor bescherming, moet helpen. Hoe staat het met dat inzicht? Wil de minister dat ook aan zijn Poolse collega overbrengen?
Wat onderneemt de Nederlandse regering tegen het feit dat Israël recent zes ngo's op de terreurlijst heeft geplaatst? Is hij het met mij eens dat dat onaanvaardbaar is voor een democratie?
Mag ik een reactie van de minister op het bericht vanochtend over Afghanistan, namelijk dat bewakers van de ambassade niet naar Nederland mogen worden geëvacueerd? Volgens mij is dat niet in lijn met de motie-Belhaj. Graag een reactie daarop.
Voorzitter, en dan tot slot. Gisteravond is Nederland gekwalificeerd voor het WK. We hebben het kunnen zien: het was een beetje een lastminuteoverwinning, maar het was een overwinning. En dat brengt mij tot de motie-Karabulut: de motie van de SP die zegt dat er geen officiële afvaardiging naar het WK in Qatar moet gaan, geen koning, geen Rutte. En de regering heeft altijd gezegd: Van Dijk, we wachten eerst op de kwalificaties. Vanaf gisteravond kan de regering zich daar niet meer achter verschuilen, dus ik hoor graag van deze minister hoe hij de SP-motie gaat uitvoeren. Het WK in Qatar zal doorgang vinden. Ik hoop dat we een paar goede wedstrijden spelen. Maar wij willen daar niet een officiële afvaardiging naartoe laten leiden, want er is verschrikkelijk veel leed geweest met de bouw van stadions daar, meer dan 6.000 doden, en dat moet Nederland niet goedkeuren.
De voorzitter:
Dank aan de heer Van Dijk. Dan is nu het woord aan de heer Sjoerdsma, D66.
De heer Sjoerdsma (D66):
Dank, voorzitter. Allereerst uiteraard mijn felicitaties aan collega Brekelmans, met zijn mooie, persoonlijke maidenspeech. En de trots die hij voelt voor zijn dochtertje: ik hoop dat hij later ook de trots ván zijn dochtertje mag voelen, als zij is opgegroeid en haar vader hier mag zien in het parlement als parlementariër van de VVD.
Uiteraard ook van mijn kant, in navolging van wat de voorzitter heeft gezegd, een aantal woorden voor onze griffier Theo van Toor, wiens laatste begrotingsbehandeling dit is. Ik heb negen jaar als Kamerlid mogen profiteren van zijn kennis, zijn ervaring en op gezette tijden ook van zijn relativeringsvermogen. Als ik weer iets te opgewonden was, wist hij mij altijd wel weer te vertellen dat de wereld niet meteen verging. Maar hij ging er vervolgens toch wel weer achteraan. Dat siert hem enorm. En zoals de heer Van Dijk ook al zei, is het moeilijk om afscheid te nemen van iemand in de ondersteuning die zijn hele leven, 35 jaar lang, in dienst heeft gesteld van niet alleen Buitenlandse Zaken, maar ook van de democratie. Ik wil hem ook vanaf hier enorm bedanken voor zijn bijdrage.
Voorzitter. Dan de begroting Buitenlandse Zaken. Dat is altijd een gelegenheid om een stap terug te zetten en van iets grotere afstand de wereld te beschouwen. In de vorige begroting heb ik stilgestaan bij het feit dat onder het presidentschap van Trump de alarmbellen zijn afgegaan in Nederland en in de Europese Unie. Hoe ons te verhouden tot een Amerika dat zich niet tot ons wil verhouden? Ik heb toen betoogd dat het van belang was om na zijn presidentschap, met het aantreden van president Biden, niet de snoozeknop in te drukken, te doen alsof het business as usual was en weer te vervallen in oude patronen.
Maar ik moet toch zeggen dat wij langzaam weer aan het vervallen zijn in die oude patronen. Natuurlijk moeten wij die relatie met de Verenigde Staten zo sterk mogelijk houden. Dat vindt D66 absoluut ook. Maar het is ook noodzakelijk, en misschien nog wel noodzakelijker, dat wij als Europese Unie zelfstandig leren te opereren op het wereldtoneel. Wij zijn een economische grootmacht maar een geopolitieke dwerg. Wij moeten een geo-economisch powerhouse worden.
Dat brengt mij bij mijn eerste punt, voorzitter. Ons buitenlandbeleid moet Europees beleid worden. Wij hebben daarvoor focus nodig. Wij hebben daarvoor slagkracht nodig. Wij hebben daarvoor een duidelijke taakverdeling nodig, en een langjarige inzet binnen de Europese Unie.
Misschien allereerst over die focus. Het is namelijk allemaal wel dat de Europese Unie een pacifistische strategie heeft. Dat moeten we ook hebben als grootheid. Maar tegelijkertijd heeft mijn fractie soms het idee dat wij onze eigen achtertuin, om het zo maar te noemen, veronachtzamen. Ik heb het dan over de Balkan, waar Bosnië uiteen dreigt te vallen door een opstandige president in Republika Srpska. Het is het grootste conflict sinds de oorlog daar, sinds de genocide daar. Ik heb het ook over Belarus, Oekraïne, waarover onze collega's ook al hebben gesproken, waar wij worden gechanteerd of waar men in ieder geval poogt ons te chanteren, met steun van Rusland, ter afleiding natuurlijk van de repressie die in Belarus zelf plaatsvindt en ter afleiding van de enorme Russische troepenmacht die zich samenbalt bij de grens van Oekraïne. Daar krijg ik graag een appreciatie van, van deze minister van Buitenlandse Zaken: hoe duidt hij de samenballing van die troepenmacht?
Voorzitter. Die focus zou ik ook graag gereflecteerd zien in de wijze waarop Buitenlandse Zaken zijn capaciteit en zijn mensen inzet. Ik vind dat wij meer moeten kijken naar de eigen regio. Traditiegetrouw hebben we het dan over "de brede ring van Europa", maar ik heb weleens het idee dat we dan zo breed kijken dat we vergeten dat er op de punt van onze schoen nogal het een en ander gebeurt. Graag een reactie van de minister.
Voorzitter. Ten tweede, slagkracht. Wij moeten als Europese Unie in staat zijn om meer op de mat te leggen. Dat betekent: snellere besluitvorming. Dat betekent: minder besluitvorming per QMV, per meerderheidsbesluitvorming. Ik vraag de minister welke mogelijkheden hij ziet om daarin de komende tijd stappen te zetten.
Het tweede is, en collega's spraken daar ook over, dat onze afhankelijkheden zullen moeten worden afgebouwd. Dat kan nooit helemaal, maar we moeten slimmer omgaan met de afhankelijkheden die wij nu hebben. In dat verband noem ik "gas en Rusland" en "olie". We moeten die afhankelijkheden zien af te bouwen. Ook daarop vraag ik de minister van Buitenlandse Zaken om een reflectie. Het bijt namelijk simpelweg dat we aan de ene kant kritisch willen zijn op bijvoorbeeld een Rusland, maar dat aan de andere kant een Rusland ons via het gas kan chanteren.
Dan het derde punt binnen die slagkracht. Traditiegetrouw is de Europese Unie sterk in soft power, maar de Europese Unie moet ook sterk worden in hard power. Dat is simpelweg onontkoombaar. In het Strategisch Kompas zien we dat ook. Daarin zien we dat de Battlegroups moeten worden omgevormd in een snellereactiemacht. We zien dat er pogingen gaan worden gedaan om langzaam stappen te zetten op het gebied van veiligheid. Wat mijn fractie betreft is het ook decadent, simpelweg decadent, dat de Europese Unie, Europa, afhankelijk is van de Verenigde Staten voor de beveiliging van het eigen grondgebied. Daarmee wil ik niet zeggen dat we uit de NAVO moeten of dat de NAVO obsoleet is, absoluut niet. Daar moeten we onderdeel van blijven. Maar dat wij afhankelijk zijn van de Verenigde Staten voor de beveiliging van ons eigen grondgebied, is decadent. Dat is uiteindelijk ook waarom mijn fractie zo hartstochtelijk pleit voor die stip op de horizon: een Europees leger. Graag een reactie op die plannen voor de Battlegroups en de Europese veiligheidsraad.
Voorzitter. Het vierde punt in de slagkracht is het mensenrechtenbeleid. Het mensenrechtenbeleid van de Europese Unie moet tanden krijgen. Te vaak zijn het verklaringen vol veroordelingen. Het is belangrijk om die verontwaardiging uit te spreken, maar als er geen slagkracht achter zit, betekent het weinig. Daarom zou mijn fractie, gesteund door onder andere de VVD, het CDA en de ChristenUnie, graag willen bepleiten dat we de Magnitskywet, die er al is, voorzien van nieuwe input: een soort eenheid met mensenrechtendetectives. GroenLinks heeft daar eerder ook al voor gepleit. Daarbij gaat het om mensen bij Buitenlandse Zaken die achter die misdadigers aangaan, die bewijs proberen te verzamelen en die ook achter de brievenbusfirma's krabben om te zien waar de tegoeden allemaal worden verborgen, om ervoor te zorgen dat we die tegoeden, als we ze eenmaal scherp hebben, daadwerkelijk kunnen bevriezen en ze buiten de Europese Unie kunnen houden. Daarvoor heb ik een amendement ingediend. Graag een reactie daarop van de minister van Buitenlandse Zaken.
De voorzitter:
De heer Van der Lee.
De heer Sjoerdsma (D66):
Misschien nog even twee punten hierbij. Mijn eerste punt is: wij hebben eerder gevraagd om nabestaanden en mensenrechtenorganisaties daarin een grotere rol te laten spelen. Ook hebben wij gevraagd om de lijsten die zijn opgesteld onder de Magnitskywet in de Verenigde Staten en Canada nog even goed te bekijken. Graag een reactie van de minister op wat daar precies mee is gebeurd.
De heer Van der Lee (GroenLinks):
Heel terecht dat de heer Sjoerdsma aandacht vraagt voor een grotere investering in een sanctie-unit bij Buitenlandse Zaken. Ik zou hem daar toch nog iets over willen vragen. Allereerst, goed dat er een amendement ligt. We hebben het er voor het debat al even over gehad dat het fijn zou zijn geweest als er ook even contact was geweest, maar dat hebben we rechtgezet. Ik wil daar wel de kanttekening bij plaatsen dat ik hoop dat de fractievoorzitter van de heer Sjoerdsma in de toekomst niet meer zal zeggen dat D66 de enige progressieve partij is die verantwoordelijkheid wil nemen, want er zijn andere partijen die dat ook willen en die ook voorstellen hebben. Daar vinden we elkaar dan op. Maar vindt de heer Sjoerdsma het ook niet vreemd dat het de regering niet zelf lukt om 1 miljoen structureel te vinden in een begroting?
De heer Sjoerdsma (D66):
Ja, dat is een goede vraag. Dat vind ik zelf ook wel een klein beetje vreemd. Ik ben negen jaar Kamerlid. Ik heb zelf gemerkt dat een regering je soms kan verrassen met een voortvarendheid waarvan je denkt: nou, wat een welkome verrassing; die had ik niet zien aankomen. Maar ik heb ook geleerd dat er, waar dat niet gebeurt, soms nog een rol is voor ons als Kamerleden — gelukkig maar, zou ik zeggen — om de regering een beetje aan te sporen. Ik heb er wel begrip voor dat de regering zich in een demissionaire periode niet al te vrij voelt om allerlei grote veranderingen toe te staan of overal geld vandaan te halen, maar ik voel zeer met u mee. Gelet op het sentiment in de Kamer over sanctieregimes en hoe die in te zetten — dat heerst al jarenlang — had je hier misschien wat meer zelfredzaamheid verwacht; laat ik het zo zeggen.
De voorzitter:
Gaat u verder.
De heer Sjoerdsma (D66):
Dan nog kort een derde en vierde punt over het Europees buitenlandbeleid. Dat vereist natuurlijk ook een goede taakverdeling en een langjarige inzet. Wat dat betreft is de Europese Unie toch iets te vaak als een kleuter, of in ieder geval als iemand met de aandachtsspanne van een kleuter, die elke drie maanden wordt opgeschrikt door een andere crisis. Dan kijken de 27 landen daar weer naar, in plaats van dat het even netjes wordt verdeeld, zodat er een continue aandacht is voor datgene wat ons bezighoudt.
Voorzitter. Als je dat Europees doet, moet je daarna natuurlijk kijken naar wat Nederland zelf zou moeten doen, waar toegevoegde waarde ligt. Wat mij betreft is het buitenlandbeleid dan zo ingericht dat wij onze waarden en belangen zo goed vertegenwoordigen dat anderen daarvan kunnen meeprofiteren. Dat zou de kern moeten zijn van ons eigen buitenlandbeleid. Dan hebben we natuurlijk toegevoegde waarde in de manier waarop wij onze economische kracht en klimaatkennis inzetten, maar ik zou in het bijzonder ook willen stilstaan bij twee andere onderwerpen: de consulaire dienstverlening, dus de dienstverlening voor Nederlanders in het buitenland, en mensenrechten.
Over de consulaire dienstverlening — dat is met 1 miljoen Nederlanders in het buitenland een kerntaak van het ministerie van Buitenlandse Zaken; de allerbelangrijkste taak — heb ik deze vraag aan de minister. Wij hebben eerder gesproken over de digitalisering van de dienstverlening, voor het verkrijgen van paspoorten en rijbewijzen. Ik wil de minister nog een keer, voor zover hij dat nodig heeft, manen om daar tempo mee te maken.
Het tweede dat ik hem zou willen vragen, is om iets regelmatiger en desnoods vertrouwelijk terugkoppeling te geven over consulaire gevallen die echt langdurig spelen of die heel gevoelig zijn en heel ingewikkeld liggen. Daar heeft de Kamer toch af en toe slecht zicht op. Ik noem maar even de casus-Singh en eerder de casus-Van Laarhoven. Zo hebben we een aantal casussen gehad. Ik denk dat het goed zou zijn om daar wat vaker over van gedachten te wisselen met de Kamer. Op het gebied van mensenrechten kun je niet alles doen, maar mensenrechten gelden wel voor iedereen. Dus waar leg je dan die focus voor Nederland? Wat D66 betreft leg je die focus dan op die terreinen waar Nederland de grootste meerwaarde heeft, waar we een unieke stem hebben. Dat is het geval bij de verdediging en versterking van lhbti-rechten wereldwijd en bij de verdediging en versterking van de rechten van niet-gelovigen en journalisten.
In dat kader heb ik drie vragen aan de minister. Mijn eerste vraag gaat over het volgende. In 2017 heb ik samen met een groot aantal partijen een motie ingediend om een journalistiek noodfonds op te richten voor journalisten in nood in het buitenland. Ik wil de minister vragen of dat ook de komende periode wordt voortgezet. Is dat het plan of loopt het af? Mijn grote hoop is, natuurlijk ook, gelet op de stemming in de Kamer, dat dat wordt voortgezet.
Mijn tweede, korte vraag gaat over Polen. Daar kunnen vrouwen geen abortus meer krijgen. Zij kunnen niet zelf meer beschikken over hun lichaam. Ik zou willen vragen of het mogelijk is om met een financiële bijdrage vanuit Nederland het mogelijk te maken dat Poolse vrouwen als daar een wens toe is, elders die keuze wel kunnen maken, desnoods in Nederland.
Voorzitter. Dan Europa. Ons buitenlandbeleid is Europees. Onze eigen toegevoegde waarde ligt in een aantal unieke dingen. Onze eigen geloofwaardigheid hangt wat mij betreft ook heel erg af van hoe wij terugkijken naar en hoe wij verantwoordelijkheid nemen voor onze eigen daden. Ik vind dat we heel goed zijn in anderen de maat te nemen, en af en toe moet dat ook. Weinig landen doen dat. Wij moeten dat als Nederland ook doen. Maar dan moeten we ook eerlijk en duidelijk zijn over datgene wat wij ooit fout hebben gedaan. Ik noem maar Srebrenica, waar nabestaanden tot aan de Hoge Raad in Nederland hebben moeten procederen om een schadevergoeding te krijgen. Ik noem Indonesië, waar we nog steeds wachten op een structureel onderzoek van drie onderzoeksinstellingen, om eindelijk een soort van definitieve versie te krijgen van wat zich daar in postkoloniaal Indonesië heeft afgespeeld. En dan zou de regering zich daartoe verhouden. Dat onderzoek komt er, geloof ik, in februari volgend jaar. Ik vraag de minister op welke wijze de regering naar dat proces kijkt. Ik noem natuurlijk ook ons slavernijverleden, waarvan ik denk dat als je daar geen excuses voor durft te maken, dat niet alleen slecht is voor onze band met Suriname, maar toch ook wel bemoeilijkt dat wij andere landen aanspreken op datgene wat zij moeten doen. Of dat nou is misstanden rechtzetten of zich verzoenen.
Voorzitter. Tot slot dan nog een aantal vragen die zich niet leenden voor dit wat algemenere verhaal. Ik zie dat de heer Van Dijk aan komt lopen.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Ik heb weer twee vragen over twee hele verschillende onderwerpen. Dus ik knip mijn interruptie in tweeën. Dat we ook naar onszelf moeten kijken, is wat mij betreft een volkomen terechte oproep van de heer Sjoerdsma. We moeten ook naar onszelf kijken. Toen noemde de heer Sjoerdsma een aantal voorbeelden, goede voorbeelden, maar ik miste Afghanistan in dat rijtje. Welke lessen heeft D66 uit deze oorlog geleerd? Ik zal de kwalificaties ditmaal even achterwege laten. Er komt nog een groot onderzoek, maar we weten ook al heel veel. Is de heer Sjoerdsma bereid om te bekennen dat deze oorlog — laat ik het zo zeggen — geen groot succes is geweest?
De heer Sjoerdsma (D66):
Laat ik dit opknippen. Ik hoop dat de voorzitter mij vergeeft dat ik dan wel iets langer praat, want dit is niet een vraag die zich leent tot een oneliner van 15 seconden, denk ik. Kijk, ik heb altijd betoogd dat onze aanwezigheid in Afghanistan veel te versnipperd is geweest. Wij zijn hink-stap-springend door het land gegaan: van Baghlan naar Uruzgan, van Uruzgan naar Kunduz en van Kunduz naar Mazar-i-Sharif. Als je ergens significant en serieus aanwezig wilt zijn, dan moet je op één plek aanwezig zijn. Dan moet je echt kiezen. Dat is een van de dingen die ik altijd heb betoogd.
Het tweede punt is dat je heel serieus moet kijken naar wat omringende landen nou eigenlijk voor invloed uitoefenen op Afghanistan. Ik vind in dat opzicht dat wij bijvoorbeeld het spoilergedrag van Pakistan heel lang hebben genegeerd. We hebben gewoon gedacht: nou ja, laten we proberen ons daar constructief toe te verhouden. Ik kan geen uitputtend antwoord geven, maar een van de meer pijnlijke lessen uit de evacuatie is dat wij als Nederland maar ook als Europese Unie niet in staat waren om zelfstandig een evacuatieoperatie op te zetten. Dat roept bij mij de vraag op wat dat betekent, niet alleen als het gaat om de wijze waarop je in Europees verband met je veiligheidsmechanismes omgaat, met je capaciteit, maar ook hoe dat in Nederlands verband gaat. Wij hebben ervoor gekozen om strategisch luchttransport te poolen. De vraag die op tafel ligt, luidt: was dat verstandig of niet? Ik moet eerlijk zeggen dat ik die vraag niet voor mijn collega van Defensie zal beantwoorden.
Dan de vraag van de heer Van Dijk: heeft het opgeleverd wat we hadden gehoopt? Ik denk dat het antwoord op die vraag evident "nee" is. Maar toch wil ik één ding zeggen, ook omdat ik zelf een jaar, in 2011-2012, in Kabul heb mogen werken. Los van de verschrikkelijke beelden die we altijd op televisie zien, staat mij ook altijd een beeld bij van de tijd waarin er parlementsverkiezingen waren. Toen zag ik daar kinderen spelen. Zij stonden in de rij voor een soort van huisje. Dan kwam er een kind vooraan in de rij, dat stond daar even stil en dat rende vervolgens heel vrolijk lachend weer weg met een beschilderde duim. En wat speelden die kinderen? Die kinderen speelden verkiezinkje. Mijn grote hoop zou zijn dat, ondanks alle ellende die daar nu is en ondanks alle tegenslag die we daar hebben gezien, we met de meisjes die daar onderwijs hebben genoten, met de kinderen en jongvolwassen die hebben kunnen zien hoe democratie daar enigszins heeft kunnen functioneren, een zaadje hebben gepland dat zo sterk is geweest dat het ook deze repressie van de taliban kan weerstaan. Of dat zo is en of dat zo zal zijn, dat durf ik niet te zeggen. Maar goed, die hoop zal ik in ieder geval voor mezelf koesteren.
De voorzitter:
Mevrouw Piri, dan de heer Brekelmans en dan de heer Eppink.
Mevrouw Piri (PvdA):
De heer Sjoerdsma refereerde net al aan het feit dat hijzelf ook ooit als diplomaat in Afghanistan was, in Kabul op de ambassade. Daar gaat mijn vraag over. Als er één belangrijke groep is, dan is dat het lokale personeel van een ambassade. Ook de heer Sjoerdsma heeft zich daar de afgelopen maanden, als we het hadden over Afghanistan, keer op keer voor ingezet. Nu lees ik tot mijn verbazing vanmorgen in de Volkskrant dat de lokale bewakers in de steek worden gelaten en niet worden geëvacueerd, omdat zij niet rechtstreeks in dienst waren van de ambassade. Wat vindt de heer Sjoerdsma daarvan?
De heer Sjoerdsma (D66):
Daar moet ik één voorbehoud bij maken: ik heb zelf dat bericht nog niet gezien. Dus voordat ik al te stevig reageer en al te categoraal in mijn uitspraken ben, moet ik even het voorbehoud maken dat ik niet heb gezien wat daar in dat bericht staat. Laat ik wél zeggen dat ik het, zeker ook vanuit mijn eigen ervaring daar aanwezig, van het állergrootste belang vind dat Nederland een betrouwbare werkgever is. Daar is Nederland ver in gegaan; Nederland heeft nog nooit lokaal personeel geëvacueerd en heeft dat nu wel gedaan. De Kamer is daar ver in gegaan en wat mij betreft zeer terecht, met de motie-Belhaj. Mijn eigen gevoel zou zijn, even in algemene zin, zonder al te specifiek op deze casus in te gaan, dat die motie-Belhaj moet worden uitgevoerd op de manier zoals die motie is beschreven en zoals die is beantwoord, ook in de brief van het kabinet tot uitvoering van die motie.
Mevrouw Piri (PvdA):
Dan ga ik ervan uit dat we steun krijgen van D66 om ook voor deze groep gewoon, zoals afgesproken, een uitzondering te maken.
De heer Brekelmans (VVD):
Ik hoorde de heer Sjoerdsma kritisch over de missies in Afghanistan. We hebben onlangs ook een uitgebreid debat gehad over een missie in Mali. Daarover hebben we als Kamer gedebatteerd en daar hebben we mee ingestemd. De heer Sjoerdsma had daar een aantal hele kritische vragen, zeker over een kleine EU-missie die daar speelde. Hij was zo'n beetje de enige partij die zes mensen die wij daaraan bijdroegen wilde terugtrekken. Nou pleit hij ook voor een Europees leger. Betekent dat dan straks in zijn wensdenken dat in Brussel wordt bepaald dat er Nederlandse mannen en vrouwen worden uitgezonden en dat Nederlandse mannen en vrouwen hun leven riskeren, en dat we eigenlijk met al deze bezwaren en kritische vragen die wij aan de minister stellen bij zo'n missie buitenspel komen te staan?
De heer Sjoerdsma (D66):
In alle eerlijkheid, dit is vaak het schijndebat zoals het in deze Kamer wordt gevoerd. Dat werd ook gevoerd toen mijn collega Belhaj een initiatiefnota indiende over hoe je zo'n Europese krijgsmacht nou moet vormgeven. Toen werd het debat versmald tot deze vraag. Het antwoord van mijn fractie was toen heel duidelijk: nee, je kan niet de uitzending van Nederlandse militairen in handen leggen van Brussel. Dat kán niet. Maar wat je wel kan doen, zijn heel veel stappen die daarvóór liggen, namelijk gezamenlijk trainen, gezamenlijke missies, gezamenlijke inkoop, een militair hoofdkwartier, gezamenlijke capaciteiten, een gezamenlijke rapid response-inzet wanneer dat nodig is. Als dan de vraag komt "wil je meedoen?", dan heeft het Nederlandse parlement daar uiteindelijk natuurlijk zelf over te zeggen of je daaraan mee wilt doen. Als Nederland dan niet meedoet, kan de Europese Unie natuurlijk met ándere landen die dat wel doen, nog steeds onder de Europese vlag de inzet plegen. Dat is eigenlijk precies zoals de NAVO ook werkt, maar dan aan de Europese kant. Ik denk zelf dat dat ongelooflijk noodzakelijk is. Ik denk dat het ook noodzakelijk is dat we het denken hierover wat complexer maken en wat minder plat, als ik heel eerlijk moet zijn. Want de zorg van de heer Brekelmans snap ik goed, maar dát is niet het debat dat we nu moeten voeren.
De voorzitter:
De heer Eppink en dan de heer Van der Lee.
De heer Eppink (JA21):
Zonet viel hier al de naam van het land Qatar, of Qatr zoals je het uitspreekt. Ik zat te wachten op het einde van de toespraak van de heer Sjoerdsma om iets te horen over China. Nu heb ik onlangs een citaat van hem gezien waarin staat dat autocratische regimes het hardst geraakt worden als ze worden geraakt in hun reputatie. "Mogen wij ervan uitgaan dat er geen regeringsafvaardiging vanuit Nederland bij de Olympische Spelen in China zal zijn?" Nou is mijn vraag: hoe effectief is dat? Denkt u dat de leiders van China in hun reputatie worden geschaad en huilend op de grond vallen als Nederland niet komt? Ik denk eerder dat deze leiders dan zeggen: gelukkig, die komen niet, daar zijn we vanaf. Als u thuisblijft, kunt u ook niks zeggen. Volgens mij is het beter als een regeringsafvaardiging dan wél gaat en wel probeert punten aan de orde te stellen. Dank u.
De voorzitter:
Is de heer Sjoerdsma dat met mij eens?
De heer Sjoerdsma (D66):
Ja, voorzitter, ik was inderdaad nog niet aan het einde van mijn termijn. Maar ik vind het winst dat de fractie van JA21 het belangrijk vindt dat we China aanspreken op de misstanden die daar plaatsvinden. Dat vind ik winst en dat vind ik ook belangrijk om te noteren. Als de heer Eppink aan mij vraagt of ik denk dat de Chinese overheid steil achterover zou slaan als er een vriendelijk briefje komt van de Nederlandse regering dat wij helaas geen regeringsafvaardiging sturen naar China, dan denk dat ook niet. Maar wat ik wel denk is het volgende. Nederland is niet een land dat in isolatie leeft. Op het moment dat, ik noem maar eens wat, de Verenigde Staten — waar nu ook een beweging lijkt te ontstaan om niet naar de Olympische Spelen te gaan, gezamenlijk met Europese landen en de Europese Unie waaronder Nederland — dit doet, dan denk ik dat dat wel degelijk een effect heeft, omdat niets autocraten zó hard raakt in hun eigen eergevoel als wanneer zij een enorm belangrijk feest willen vieren en daar ook heel veel geld aan uitgeven, om vervolgens in hun hemd staan omdat de rest van de wereld dat niet ziet als een feest. Meer moreel ... Daarover kunnen we van mening verschillen. Ik vind moraliteit ook in de buitenlandpolitiek belangrijk. Je kunt er ook van zeggen: dat vind ik niet. Ik vind het heel moeilijk uit te leggen dat deze Kamer uitspreekt dat er in China genocide gaande is op de Oeigoeren in Oost-Turkestan en dat we vervolgens zeggen: daar kunt u naartoe gaan. Ik kan dat voor mijzelf niet uitleggen. Dat is, meneer Eppink, waarom ik daar nog steeds voorstander van ben. Sterker nog, ik zal daarover een motie indienen.
De heer Eppink (JA21):
Mag ik misschien nog één suggestie doen, in dit geval, voorzitter? Zouden we niet een sterkere hefboomfunctie hebben als we ten aanzien van China zouden zeggen: als u daar- en daarmee doorgaat, dan gaan wij toegang tot de gemeenschappelijke markt in Europa beperken? Dat treft China in de kern van zijn economisch model en in de inkomsten die zij nodig hebben. Daardoor zou dit veel effectiever zijn.
De heer Sjoerdsma (D66):
Dank daarvoor. Ook dat is overigens een suggestie die ik zeer verwelkom en die ik kan steunen. Ik vond het zelf ongemakkelijk, maar ook onhandig, toen het Europees Parlement besloot om het investeringsverdrag tussen de EU en China te bevriezen wegens de sancties die op Europese parlementariërs werden gezet, onder wie ikzelf. Ik vind dat niet de juiste houding. Als je zelf een zo groot investeringsverdrag hebt — de heer Eppink wijst daar terecht op — zet dat dan in om duidelijke doelstellingen te bereiken, of om gelijke toegang voor Europese bedrijven tot de Chinese economie te bereiken, en/of voor het aankaarten en veranderen van de misstanden die China in eigen land of in andere landen veroorzaakt. Zo'n groot middel moet je eigenlijk niet zo'n manier "verkwanselen". Dus ik ben het zeer eens met de heer Eppink. Dat zouden we moeten doen. Als hij daar concrete voorstellen voor heeft, kijk ik daar zeer naar uit.
De voorzitter:
Dan is er nog een vraag van de heer Van der Lee van GroenLinks.
De heer Van der Lee (GroenLinks):
Op het punt van geen delegatie van Nederland naar de Spelen in China ben ik het helemaal eens met de heer Sjoerdsma. Wij zijn ook allebei lid van de Inter-Parliamentary Alliance on China. Maar ik heb een andere vraag. Daarmee borduur ik voort op de inbreng van mevrouw Piri. Het gaat over Afghanistan en de evacuatie van medewerkers, bewakers, die voor onze diplomaten hebben gewerkt. Ik hoorde in het antwoord de heer Sjoerdsma heel nadrukkelijk spreken over Nederland als werkgever. Geldt dat ook voor medewerkers in dienst van een bedrijf dat in opdracht werkt van Nederland? Werknemers van zo'n bedrijf hebben vele jaren Nederlandse diplomaten bewaakt.
De heer Sjoerdsma (D66):
Nogmaals, ik plaats hier weer het voorbehoud bij dat ik dat artikel niet heb gezien. Dus ik wil ook niet te categorisch zijn. Ik wil ook niet het gras voor de voeten van mijn collega Belhaj wegmaaien. Ik heb begrepen dat over de tussenstand rond de evacuatie nog een debat zal plaatsvinden. Laat ik er in algemene zin dit over zeggen. Volgens mij is dat de lijn zoals die is vervat in de brief van het kabinet. Diegenen die langjarig voor ons hebben gewerkt in posities die risico's met zich meebrengen voor de personen zelf of hun familie, zouden in aanmerking moeten komen voor evacuatie. Wat er precies in dat artikel staat waar u het nu over heeft, durf ik niet te zeggen, dus ik kan daar niet op reageren. Maar dat is in algemene zin hoe het is. Misschien iets meer persoonlijk: kijk, ik heb tijdens de evacuatie foto's gezien van de tuinman van de ambassade, die vast stond buiten het vliegveld. Ik ken hem heel goed. Ik noem ook een kok van de ambassade; ik ken hem heel goed. Sommige partijen zeiden: gaan we nu ook een kok ophalen die een keer een broodje voor ons heeft gemaakt? We moeten beseffen wat deze mensen voor ons hebben gedaan. Natuurlijk is niet elk van die posities even geprofileerd of even publiek bekend. Maar het gaat wel om mensen die stuk voor stuk naar eer en geweten voor ons door het vuur zijn gegaan en daarmee welbewust een risico hebben genomen. Dat is nu achteraf veel groter gebleken dan ze misschien ooit voor mogelijk hadden gehouden toen ze eraan begonnen. Ik denk dat wij hun grote dankbaarheid verschuldigd zijn, in algemene zin. Als ik kijk naar wat ze hierin Nederland van ons mogen verwachten, hoop ik dat ze een warm welkom hebben gehad en een nog warmer welkom zullen krijgen de komende maanden en dat ze hier in onze maatschappij worden opgenomen.
De voorzitter:
Gaat u verder.
De heer Sjoerdsma (D66):
Voorzitter, dank u wel. Ik was gekomen bij onderwerpen die zich niet helemaal leenden voor een algemeen verhaal. Een paar specifieke vragen nog aan deze minister. Allereerst over het feit dat Israël een zestal gerespecteerde Palestijnse organisaties heeft aangewezen als terroristische organisatie. Even los van de bewijsvoering is het ongetwijfeld onderdeel van een oorlogsvoering tegen alles wat met mensenrechten en internationaal recht in dat gebied te maken heeft. Natuurlijk, op het moment dat er sprake zou zijn van terrorisme moet je ingrijpen. Maar laat ik heel helder zijn: dit is een poging tot delegitimatie van alles waar het maatschappelijk middenveld nog voor staat, zowel in Palestina als in Israël. Ik vraag deze minister naar een reactie van hem op die zet, ook omdat bijvoorbeeld de Democraten in Amerika furieus waren.
Tweede punt. In Rusland is met het maatschappelijk middenveld hetzelfde gaande: grote onderdrukking, grote repressie. Poetin hanteert daar de salamitactiek van telkens weer een stapje verder. Nu ook met de wet op de buitenlandse agenten zet hij journalisten uit, tot mijn afgrijzen ook Nederlandse journalisten. Maar als kers op de repressieve taart dreigt hij nu ook Memorial aan te merken als een buitenlandse agent, en daarmee alle kritiek en tegenspraak voorgoed uit te wissen. Ik zou de minister willen vragen het op te nemen voor deze gerenommeerde mensenrechtengroep en samen met bondgenoten duidelijk te maken dat wij pal staan voor hun recht om hun werk te doen om ervoor te zorgen dat dit niet ongemerkt en onvergeten gebeurt.
Voorzitter. Tot slot het onderwerp dat de heer Eppink aanraakte over China. Ik heb in een eerder commissiedebat gevraagd aan deze minister of het zo is dat er een uitnodiging is gestuurd aan IOC-leden en oud-IOC-leden. Ik hoor nog steeds heel graag of dat het geval is, of dat die uitnodiging wordt overwogen. Ik zou hem nog een keer willen vragen — ik blijf daarin volharden — om de toezegging te doen om geen regeringsdelegatie te sturen naar de Olympische Spelen in China.
Voorzitter. Dat was mijn betoog. Druk niet op de snoozeknop, ga voor een Europees buitenlands beleid, laat Nederland doen waar het echt goed in is en zorg ervoor dat wij onze geloofwaardigheid behouden.
Dank u wel.
De voorzitter:
Blijft u nog even staan, want er zijn vragen De heer Van Houwelingen als eerste. Dan de heer Van Dijk en dan de heer Brekelmans.
De heer Van Houwelingen (FVD):
Mijn vraag zal niet als een verrassing komen voor de heer Sjoerdsma. De heer Sjoerdsma is er niet vies van om andere landen de les te leren: Rusland, Polen, Hongarije enzovoort enzovoort. We hadden het er gisteren in het debat ook over dat in Letland parlementariërs het parlement zijn uitgezet. Ik wil even rechtzetten wat mijn collega van de VVD net zei: het heeft dus echt niets te maken met volksgezondheid. Het Letse parlement zegt het zelf. Het gaat om het beschermen van de geloofwaardigheid van het overheidsbeleid. Dat kunt u wellicht met me eens zijn. Ze mogen ook niet meer stemmen, ze krijgen geen salaris, ze zijn er echt uitgekieperd. Anders hadden ze online nog wel mee kunnen doen. Het heeft echt niets te maken met volksgezondheid. Mijn vraag is: stel u voor dat bijvoorbeeld Orban zou zeggen "weet je wat, VOLT in Hongarije ondermijnt mijn anti-lgbt-beleid, die smijt ik het parlement uit." Zou de heer Sjoerdsma dan ook zeggen "prima, daar ga ik mee akkoord", of vindt u dit een groot schandaal, wat ik hoop. Bent u bereid om de minister daarop aan te spreken, want in uw betoog heb ik u daar niet over gehoord.
De heer Sjoerdsma (D66):
Ik wil het antwoord in tweeën delen. Misschien allereerst de situatie in Letland en in meer algemene zin waar het gaat om parlementariërs. Mijn fractie is tegen het smoren van elke parlementaire stem, ongeacht de kleur of de opvattingen van die partij. Of je nou een Poetinist bent zoals veel van de Letse parlementariërs, of je nu een Koerdische parlementariër bent in Turkije, of je een Palestijnse parlementariër bent die vastzit, ik vind het onacceptabel dat een democratische stem wordt gesmoord, buiten spel wordt gezet of de toegang tot het parlement wordt ontzegd. Dat ben ik met de heer Van Houwelingen eens. Tegelijkertijd voel ik ook een heel groot ongemak bij wat de heer Van Houwelingen bij mij staat te betogen in dit parlement namens een partij die stelt dat de heer Hugo de Jonge bezig is met massamoord. Ik citeer even. Op 11 november zegt Baudet in een ledenmail dat ongevaccineerden de nieuwe joden zijn en dat wegkijkende uitsluiters de nieuwe nazi's en NSB'ers zijn. Dat geeft mij zo'n groot ongemak, omdat ik denk dat het niet alleen Forum onwaardig is. Ik vind het ook Kamerleden onwaardig dat ze dit soort uitspraken doen. Ik vind dat het ons parlement en onze democratie onwaardig is. En nee, ik wil u daarom niet uitsluiten, maar ik zou u wel willen vragen om dat terug te nemen.
De heer Van Houwelingen (FVD):
Even voor de kijkers thuis: dit is dus precies wat hier altijd gebeurt. Ik stel u een vraag, een inhoudelijke vraag, waar u natuurlijk geen antwoord op kan geven, omdat u volkomen klem staat. Dan haalt u er nu iets totaal anders bij. Het doet er helemaal niet toe wie die vraag stelt. Misschien kan de heer Bisschop straks dezelfde vraag stellen en dan zit u, denk ik, helemaal klem. Dus geef eens antwoord op mijn vraag, gewoon de vraag die ik u net stelde, in plaats van allerlei onzin erbij te halen. Bent u bereid — dat was eigenlijk de vraag — om de minister hierop aan te spreken, dat hij bijvoorbeeld de Letse ambassadeur op het matje moet roepen, dat hij volgende week bij de Raad Algemene Zaken Letland de les moet lezen? Bent u bereid om dat te doen?
De heer Sjoerdsma (D66):
Ik zou zeggen: meneer Van Houwelingen, wees eens een man! Uw fractievoorzitter doet dat soort uitspraken, dat soort walgelijke uitspraken over de Tweede Wereldoorlog, over een minister, en beschuldigt hem ervan massamoord te begaan. Dan durft de heer Van Houwelingen niet te zeggen: "Ja, daar sta ik achter, ik neem dat niet terug". Ook durft hij niet, op aansporing van mij, het wel terug te nemen. Hij durft het gewoon niet te herhalen. Hij staat hier een beetje bedremmeld mij te beschuldigen dat ik geen antwoord heb gegeven. Maar ik heb hem antwoord gegeven. Klip-en-klaar. Ik ben het met u eens: wat in Letland gebeurt, kan niet en als de minister daar iets van wil zeggen in een Europese Raad, heeft hij mijn steun. Maar nu ú, meneer Van Houwelingen. U. Want het gaat hier over de waardigheid van het parlement, de waardigheid van onze democratie en ik wil van u weten: staat u achter die uitspraken, die verachtelijke uitspraken van de heer Baudet of niet en neemt u het terug?
De voorzitter:
Meneer Sjoerdsma, heel graag via de voorzitter. Dat haalt iets van de emotie eruit.
De heer Sjoerdsma (D66):
Via u, mevrouw de voorzitter.
De heer Van Houwelingen (FVD):
Via de voorzitter zal ik deze Kamer een antwoord geven. U bent dus heel erg ontevreden met de vergelijking met de Tweede Wereldoorlog. Oké. Met welke periode mogen we uw misdaden ...
De voorzitter:
Nee, niet "uw". Niet "uw"!
De heer Van Houwelingen (FVD):
Hij doet het toch ook?
De voorzitter:
Nee, ook niet "hij". Meneer Van Houwelingen: via de voorzitter!
De heer Van Houwelingen (FVD):
Mogen we uw misdaden dan wel vergelijken: het uitsluiten van miljoenen mensen uit onze samenleving, de invoering van die verschrikkelijke apartheidspas op basis van een grote hoax? Zegt u maar met welke periode u dan wilt dat we het vergelijken.
De voorzitter:
"Mevrouw de voorzitter, kan de heer Sjoerdsma aangeven welke vergelijking er kan worden gemaakt?" Zo doen we dat hier om het wat rustiger te krijgen. De heer Sjoerdsma.
De heer Sjoerdsma (D66):
Voorzitter. Deze periode is niet makkelijk te vergelijken met een andere periode, want we hebben te maken met een pandemie van ongekende proporties. We hebben te maken met een wereldwijde ziekte, die miljoenen doden tot gevolg heeft gehad. En dan kan je — laat ik dat dan toch maar doen, mevrouw de voorzitter — zeggen dat die ziekte nep is, dat het een hoax is. Dan kan je insinueren dat je daarmee microchips ingespoten krijgt. Dan kan je een roman schrijven onder een pseudoniem dat half Hitler-verheerlijkend is, zoals de heer Van Houwelingen heeft gedaan. Dan kan je hier gaan staan en mij een vraag stellen, maar ik vraag het aan ú, meneer Van Houwelingen, en als u niet het lef hebt …
De voorzitter:
"Ik vraag het aan de heer Van Houwelingen ..."
De heer Sjoerdsma (D66):
Via de voorzitter: als de heer Van Houwelingen niet het lef heeft om die woorden hier te herhalen in het parlement of er afstand van te nemen, dan is de heer Van Houwelingen zijn titel als Kamerlid niet waard.
De voorzitter:
Meneer Van Houwelingen, voordat u interrumpeert: het is uw laatste interruptie.
De heer Van Houwelingen (FVD):
Het is mijn laatste, inderdaad. Het zijn natuurlijk walgelijke insinuaties zoals we van de heer Sjoerdsma gewend zijn. Inderdaad, u bent niet in staat om maar één antwoord te geven. U heeft ook geen enkele vraag van mij beantwoord en u bent ook niet in staat om een vergelijking te geven, en dat is ook logisch, want uw misdaad ...
De voorzitter:
Niet "uw"!
De heer Van Houwelingen (FVD):
Oké, via de voorzitter, de misdaden van de heer Sjoerdsma ...
De heer Sjoerdsma (D66):
De voorzitter is sowieso onschuldig.
De heer Van Houwelingen (FVD):
... zijn inderdaad niet te vergelijken met die periode, omdat ze onvergelijkbaar zijn. Ze zijn op een wereldwijde schaal, zoals we van een globalist zoals u kunnen verwachten. U moet zich diep en diep schamen. Uw tijd komt nog wel, want er komen tribunalen.
De voorzitter:
Dat zijn allemaal dreigementen, meneer Van Houwelingen. Ik vind het er niet fraaier op worden. Meneer Sjoerdsma, u heeft nog de ruimte om kort te reageren, en dan zou ik het laten.
De heer Sjoerdsma (D66):
Kijk, de uitspraken van Forum zijn natuurlijk een dieptepunt. Ik ben inmiddels ruim negen jaar Kamerlid. Maar ik moet wel eerlijk zeggen dat ik nog niet eerder in de plenaire zaal van deze Tweede Kamer heb meegemaakt dat een collega van mij hier aan de interruptiemicrofoon staat met een bedreiging. Hij zegt: uw tijd komt nog wel; u komt voor een tribunaal te staan. En ik zeg u, meneer Van Houwelingen: in deze tijd, waarin ik mij grote zorgen maak over de veiligheid en gezondheid van al mijn collega's in dit parlement, valt dat me niet licht en ik neem dat dreigement ook niet licht. Ik vraag u, meneer Van Houwelingen ...
De voorzitter:
U vraagt de heer Van Houwelingen, niet "u".
De heer Sjoerdsma (D66):
Als u, meneer Van Houwelingen, de uitspraken van uw fractievoorzitter niet wil terugnemen, dan vraag ik u om in ieder geval dít terug te nemen.
De voorzitter:
Goed, tot zover. De heer Van Dijk heeft een andere vraag over een ander onderwerp.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Nou ja, voorzitter, het moet mij van het hart dat ik het eens ben met de heer Sjoerdsma. Ik vind het niet alleen zwak …
De voorzitter:
Helder.
De heer Jasper van Dijk (SP):
… ik vind het ook laf dat de heer Van Houwelingen geen antwoord geeft op de vraag. Als zijn politiek leider hier niet-gevaccineerden vergelijkt met Joden die op transport worden gesteld naar quarantainekampen, dan is dat niet anders dan walgelijk en verwerpelijk. Het is echt heel laf dat u hier niet op reageert, want u loopt weg bij de vraag die zojuist is gesteld.
De voorzitter:
Niet "u"! Ik vind ook nu weer dat de heer Van Houwelingen naar aanleiding van deze interruptie het recht heeft om daar kort op te reageren. Maar ik zou u allen willen vragen via de voorzitter te spreken. Anders zeg ik nu gewoon dat we hier nu stoppen met dit onderwerp, want dat gaat alleen maar leiden tot meer emotie en meer wijzen en meer u, u, u. Dus het gaat via de voorzitter, of niet.
De heer Van Houwelingen (FVD):
Geachte voorzitter, zeg ik via de voorzitter. We hebben op onze website een uitgebreid stuk staan over de vergelijking met de Tweede Wereldoorlog. Daar wil ik even naar verwijzen. Leest u dat eens. Het wordt daar helemaal historisch opgebouwd. De paralellen zijn angstaanjagend. Dus het geleidelijk aan uitsluiten van een groep moet u toch onderkennen. Je mag nu daar niet meer naartoe, straks … Ik begon toen met het bankje; daar was u ook zo boos over.
De voorzitter:
Niet "u"! Daar was de heer Van Dijk ook zo boos over.
De heer Van Houwelingen (FVD):
Sorry. Ik begon, voorzitter ... Daar was de heer Van Dijk ook zo boos over, toen ik de vergelijking maakte met het bankje, in mei was dat volgens mij in een debat. Het gaat inmiddels, voorzitter, al veel verder. Wij ongevaccineerden kunnen al theaters niet in, allerlei … Dat debat over de coronapas is morgen. Wij gaan proberen om dat te filibusteren. Als dat wordt uitgebreid, kunnen mensen ook van hun brood beroofd worden. We krijgen duizenden mails van mensen die doodsbang zijn. Die krijgen andere Kamerleden als het goed is ook, want dat zie ik.
De voorzitter:
Oké.
De heer Van Houwelingen (FVD):
Mag ik even? Ik word hier van van alles beschuldigd. We horen over kinderen die niet meer naar een festival kunnen, die zich buiten moeten afdrogen. We horen echt schandalige dingen, die ik nooit voor mogelijk had gehouden. Wij komen hier, "verdomme" zou ik bijna zeggen, op voor artikel 1 van de Grondwet. Daar komen wij voor op! Daar komen wij voor op! En dan krijg ik hier allerlei walgelijke insinuaties door de heer Sjoerdsma naar mijn hoofd geslingerd, zeg ik via de voorzitter. Wij komen hier voor artikel 1 op, en voor mensen die helemaal in de verdrukking zitten, zich geen raad meer weten. Dat is wat we doen. En we hebben in een eerdere periode ook gezien dat mensen de samenleving uit werden gedrukt op die manier. Dat gebeurde toen ook onder het voorwendsel dat ze besmettelijk zouden zijn voor anderen. Dus de paralellen zijn angstaanjagend. Lees dat stuk dus, in plaats van "o, o, o, wat is het erg" te doen. Het zou u sieren als u zich erin zou verdiepen.
De voorzitter:
De heer Van Dijk, tot slot, kort.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Ik stel vast dat ik geen antwoord krijg. De heer Van Houwelingen zegt niks over de tweets van de heer Baudet die zowel Sjoerdsma als ik hebben genoemd. Die tweets verwijzen direct naar de Holocaust en de Jodenvervolging. Helaas.
De voorzitter:
U had een andere interruptie?
De heer Jasper van Dijk (SP):
Ja, dan ga ik over naar mijn tweede interruptie van de heer Sjoerdsma. Die gaat over Wit-Rusland. Wil hij daar zelf nog iets over zeggen, of was hij klaar met zijn betoog?
De voorzitter:
De heer Sjoerdsma moet weer even bij de les komen.
De heer Sjoerdsma (D66):
Nou ja, om heel eerlijk te zijn: nee, ik ben niet bij de les. Er is hier net namelijk gewoon een bedreiging geuit aan mij. Dus nee, ik ben niet bij de les. Ik verwacht eigenlijk dat er nu gewoon wordt ingegrepen, of dat het wordt teruggenomen. Daar wacht ik even op.
De voorzitter:
Oké, dan ga ik kijken of het misschien een wijs besluit is om voor dit moment eventjes kort te schorsen, en even te bekijken hoe we dan verdergaan. Meneer Van Houwelingen, ik denk dat u genoeg aan het woord bent geweest. Ik wil de heer Van der Lee nog een korte interruptie toestaan, of een ordevoorstel laten doen.
De heer Van der Lee (GroenLinks):
Ja, ik heb een punt van orde, voorzitter. Ik voel helemaal mee met de heer Sjoerdsma.
De voorzitter:
Oké.
De heer Van der Lee (GroenLinks):
Het gaat er nu niet meer om wie er buiten deze zaal wat dan ook heeft gezegd.
De voorzitter:
Nee.
De heer Van der Lee (GroenLinks):
Het gaat om wat net in deze zaal is gezegd door een Kamerlid in de richting van een ander Kamerlid. "Uw tijd komt nog wel, de tribunalen komen eraan". Die woorden moeten worden teruggenomen! Het kán niet in de Nederlandse parlementaire democratie dat een Kamerlid dit tegen een ander Kamerlid zegt. Het moet nu gebeuren!
De voorzitter:
Meneer Van der Lee, ik liet u de ruimte om een ordevoorstel te doen. Ik zou willen voorstellen om even kort te schorsen om te kijken hoe we dit verder oplossen.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De voorzitter:
Ik geef de heer Van Houwelingen het woord.
De heer Van Houwelingen (FVD):
Voor de goede orde: ik zei net dat er wat ons betreft op een gegeven moment tribunalen komen, omdat de misdaden die rond het covidregime plaatsvinden zo ontzettend groot zijn dat het alleen zo op te lossen is. Mijn opmerking is natuurlijk niet persoonlijk naar de heer Sjoerdsma bedoeld, want hij is een van de velen die tegen die tijd wellicht in aanmerking komen, dus hij hoeft het niet persoonlijk op te vatten. Maar hij maakte net wel een persoonlijke opmerking richting mij betreffende een roman, wat allang ontkracht is. Het zou de heer Sjoerdsma sieren als hij daar afstand van zou nemen.
De voorzitter:
Oké, meneer Van Houwelingen, dit is precies niet wat we net hadden afgesproken. Toch weer jammer. Ik herfraseer uw woorden. Dat doe ik nu bij uitzondering. Dat doe ik liever niet, want ik zou liever boven de partijen staan en me niet in een debat tussen u en de heer Sjoerdsma laten trekken. Maar wij spraken net af dat u inhoudelijk vindt dat er tribunalen aanstaande zijn en wij spraken net af dat dat geen persoonlijk dreigement aan het adres van de heer Sjoerdsma was. Ik zie u instemmend knikken. Dan laten we het hier nu bij. Maar besef dat woorden ertoe doen. Ja? Dan zijn we er weer. Ik kijk naar de heer Sjoerdsma, want hij was nog niet aan het einde van zijn betoog gekomen. Ik weet niet of u het af wilt maken?
De heer Sjoerdsma (D66):
Voorzitter. Ik ben meer dan aan het einde van mijn betoog gekomen. De collega's die nog inhoudelijke vragen aan mij willen stellen, zal ik uiteraard van harte van een antwoord voorzien. Daar hebben zij recht op. Zij hebben er het recht op om mij, als woordvoerder van D66, de tweede partij van het land, te bevragen, kritisch te bevragen. Daarom zal ik blijven staan. Maar ik moet wel opmerken, mevrouw de voorzitter, dat ondanks uw herfrasering, die ik op prijs stel, de heer Van Houwelingen die woorden niet terugneemt. Sterker nog, hij maakt ze misschien nog iets erger. Want waar de woorden eerst op mij alleen waren gericht, richt hij ze nu op iedereen die verantwoordelijk is voor het coronabeleid. Ik markeer dit nu in deze Tweede Kamer. Hij richt ze nu op iedereen die het coronabeleid in enige mate steunt. Ik zeg u dit, u kunt democratisch tot stand gekomen besluiten niet gelijkstellen met misdaden. U kunt parlementariërs geen misdadigers noemen, u kunt niet zeggen "uw tijd komt nog wel". Dat soort bedreigingen hebben geen pas in deze Tweede Kamer. Die waardigheid zullen wij allen moeten terugbevechten, zeg ik ook tegen de voorzitter.
De voorzitter:
Dat ben ik met u eens. We gaan dit punt echt even afsluiten, meneer Van Dijk. We kunnen hier overheen blijven gaan. Ik zie uw ergernis en ik deel die, maar dit is nu even wat het is.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Voorzitter. Ik wil alleen maar zeggen dat ik mijn interruptie niet meer ga plegen, want het debat is ernstig verstoord door wat hier gebeurde. Ik vind het erg, heel erg teleurstellend dat de heer Van Houwelingen net aan u aangaf dat hij wilde zeggen dat het geen persoonlijk dreigement was, maar dat hij dit niet herhaalt voor de microfoon. Ongelofelijk laf!
De voorzitter:
Meneer Van Dijk ...
Er is nog een "normale" interruptie, om die zo te noemen. Meneer Brekelmans, aan u het woord.
De heer Brekelmans (VVD):
Mijn maidenspeech heb ik gebruikt om te eindigen met een hartenkreet, namelijk om onze politieke cultuur te koesteren en elkaar niet te veel te beschadigen. Ik zou die laatste woorden nogmaals willen herhalen, niet om dit debat opnieuw te doen, maar om ervoor te zorgen dat we elkaar een beetje heel houden en dat we respect hebben voor dit instituut, dat voor ons zo belangrijk is. Daarom neem ik de uitnodiging van de heer Sjoerdsma wel aan om hem een inhoudelijke vraag te stellen, want ik zou het heel jammer vinden dat zoiets belangrijks als ons buitenlandbeleid wordt verstoord en gekaapt door deze opmerking, hoeveel bezwaren alle overige partijen er ook tegen hebben. Ik ga dus toch proberen om dit debat weer wat richting de inhoud te brengen.
De heer Sjoerdsma heeft een pleidooi gehouden voor Europese slagkracht en ook gesproken over Wit-Rusland. Er was laatst een verzoek vanuit vier landen in Europa voor een steunbetuiging. Nu kan ik me voorstellen dat de heer Sjoerdsma het niet volledig eens was met alle bewoordingen in die steunbetuiging, maar het viel mij op dat hij die niet steunde, waardoor wij als Nederland die steunbetuiging niet hebben gesteund, terwijl verschillende andere Europese landen en het Europees Parlement dat wel hebben gedaan. Graag een reactie van de heer Sjoerdsma.
De heer Sjoerdsma (D66):
Dank voor de inleiding van de heer Brekelmans. Ik kan zijn woorden zeer onderstrepen. Er is geen grotere eer dan Kamerlid zijn en er is geen grotere eer dan ons volk te mogen vertegenwoordigen in dit prachtige parlement en om daar zo veel mogelijk waardigheid aan te geven. Dat doen we misschien inderdaad het best door het debat weer terug te leiden naar de inhoud. De betreffende verklaring waar de heer Brekelmans naar verwijst, heeft mijn fractie inderdaad niet gesteund. Dat is niet omdat we de algemene lijn van die verklaring niet steunen — laat dat helder zijn. Dat is de algemene lijn van grote zorgen over hetgeen er aan de grens tussen Polen en Belarus plaatsvond en de wens en de noodzaak om daartegen op te treden, de noodzaak tot Europese eenheid. Maar er zaten inderdaad ook elementen in — ik denk dat collega Van der Lee die treffend heeft beschreven, net als collega Piri, volgens mij in de Volkskrant zelf — die het voor mij niet mogelijk maakten om die te steunen. Dat heeft ook te maken met een verschil van opvatting over bijvoorbeeld de wijze waarop het Europese asielrecht precies werkt en wat we daar wel en niet mee zouden moeten doen. Ik vind zelf dat we dit niet moeten bezien door de bril van asiel of migranten, maar door de bril van chantage, een poging tot afleiding van de repressie die in Belarus plaatsvindt en de grote Russische troepenmacht die zich samenbalt bij de grens van Oekraïne. Dat is wat mij betreft het debat. Ik vond dat in dat opzicht sommige voorstellen in deze brief daarvan afleidden. Was het een dilemma? Ja, dat was het absoluut, zo zeg ik tegen de heer Brekelmans.
De voorzitter:
Dank, meneer Sjoerdsma.
De heer Sjoerdsma (D66):
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Goed. Dan is nu het woord aan mevrouw Piri, PvdA.
Mevrouw Piri (PvdA):
Voorzitter. Ik had gehoopt dat u misschien een lunchpauze zou inlassen.
De voorzitter:
Ja, daar ben ik ook even over in overleg. Misschien na u.
Mevrouw Piri (PvdA):
O, na mij?
De voorzitter:
Om even de gemoederen weer wat te bedaren.
Mevrouw Piri (PvdA):
Mag ik proberen om het debat terug te brengen naar de inhoud?
De voorzitter:
Sorry dat ik u onderbreek, maar we hebben vandaag een best lang programma. Ik wil even kijken wat wijs is, maar dit was ook mijn gedachte.
Mevrouw Piri (PvdA):
Oké. Ik hoopte dat u voorafgaand aan mijn inbreng zou schorsen voor de lunch.
De voorzitter:
Mevrouw Mulder.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Voorzitter. Na dit dieptepunt stel ik toch voor dat we nu schorsen voor een lunchpauze. Mevrouw Piri kan daarna gewoon weer verder. Want wat Forum voor Democratie hier vandaag heeft laten zien, is grof en schandalig.
De voorzitter:
Dat is goed; dat was mijn gedachte ook. Ik wilde alleen nog even ruggespraak houden met de plenaire griffie om te kijken of dat in de planning wijs was. Dan ga ik gewoon schorsen. Over drie kwartier hervatten we het debat, hopelijk onder een iets positiever gesternte.
De vergadering wordt van 12.24 uur tot 13.10 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik zou het woord willen geven aan de heer Van Houwelingen. Ik kan daar open over zijn. Ik heb expres iets langer geschorst omdat ik denk dat het goed is de gemoederen even iets meer tot rust te laten komen na alles wat er vanochtend is gebeurd. En dat niet alleen, ik heb de heer Van Houwelingen ook verzocht of hij nog een keer de woorden die echt gericht waren aan het adres van de heer Sjoerdsma in persoonlijke zin, zou willen nuanceren in die zin dat hij het niet bedoeld heeft als een persoonlijk dreigement. Daartoe is de heer Van Houwelingen bereid.
De heer Van Houwelingen (FVD):
Inderdaad, om de gemoederen wat verder tot bedaren te brengen; dat zal duidelijk zijn. Ik hou het heel kort. Wij zijn van mening dat er grote misdaden zijn gepleegd en dat ze ooit juridisch onderzocht moeten worden, maar mijn woorden zijn natuurlijk nooit bedoeld als een of andere vorm van dreigement gericht aan de heer Sjoerdsma of wie dan ook. Dat spreekt voor zich.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik ben u er zeer erkentelijk voor dat u daartoe bereid bent.
Ik denk dat we daarmee snel terug moeten naar de inhoud van dit debat over de begroting van Buitenlandse Zaken. Ik zou mevrouw Piri het woord willen geven. Gaat uw gang.
Mevrouw Piri (PvdA):
Voorzitter, dank u wel. Toch fijn dat een langere schorsing ertoe heeft geleid dat die verschrikkelijke woorden en bedreigingen aan het adres van de heer Sjoerdsma hierbij zijn teruggetrokken. Daar ben ik blij om, maar die bedreigingen hadden natuurlijk nooit gemaakt mogen worden.
Voorzitter. Bij het debat over de wereld en de plek die Nederland daarin inneemt, zal het u niet verbazen dat ik mij in mijn betoog met name zal richten op de onderwerpen democratie en mensenrechten. De invloedrijke denktank Freedom House gaf dit jaar aan dat er nog nooit zo veel onvrije landen in de recente geschiedenis zijn geweest. De pijnlijke conclusie die door Freedom House wordt getrokken, is dat de democratie een crisis beleeft omdat haar meest prominente voorbeelden niet genoeg doen om haar te verdedigen. Dit mogen wij onszelf ook aanrekenen. Tot mijn teleurstelling komt het demissionaire kabinet naast alle mooie woorden net als in de afgelopen jaren met geen enkel eigen initiatief. Mijn fractie vindt dat we moeten laten zien dat we pal staan voor de bescherming van mensenrechten en democratie. We hebben een reputatie te verliezen als beschermer van de internationale rechtsorde. Bij gebrek aan initiatieven van de kant van de regering kom ik graag met een aantal suggesties.
Voorzitter. Vorige maand sprak premier Rutte zijn Poolse collega aan op de aanvallen op de rechtsstaat. Maar waarom doen wij nu geen boter bij de vis? Waar blijven de extra fondsen om strijders voor mensenrechten, de vrije pers en de onafhankelijke rechtsspraak te ondersteunen in landen als Polen en Hongarije? Samen met GroenLinks zullen wij een voorstel doen om hiervoor wél extra middelen vrij te maken.
Een ander heikel punt binnen Europa is de Istanbul Conventie, die geweld tegen vrouwen en meisjes moet voorkomen. Tien jaar na de ondertekening van dit belangrijke verdrag zijn er nog steeds zes EU-landen die het niet geratificeerd hebben. Is het kabinet bereid de Istanbul Conventie nieuw leven in te blazen? De Partij van de Arbeid vindt het de hoogste tijd om een offensief te starten om het tegengaan van geweld tegen vrouwen weer op de Europese politieke agenda te zetten.
Waar blijft de actie van dit kabinet als het aankomt op de mensenrechtensituatie in het Rifgebied in Marokko? Nog altijd zitten vreedzame demonstranten van de Hirakbeweging onterecht in de gevangenis. We wachten al een aantal maanden op de toegezegde brief van het kabinet waar onder andere in moet staan wat de Nederlandse inzet op dit onderwerp is. Wanneer komt die brief?
Terwijl we hier spreken, staan onschuldige mensen voor een rechtbank in Griekenland, waar hun een gevangenisstraf boven het hoofd hangt tot 25 jaar, omdat ze als hulpverleners mensen redden op zee. Dat zijn geen misdadigers, maar helden. Toon lef en ga achter deze mensen staan, zou ik tegen de minister willen zeggen.
Voorzitter. Dan het onderwerp waardoor de minister tegen zijn eigen verwachting in — dat neem ik aan — zit waar hij nu zit. Ik heb het dan over Afghanistan en de moeizame evacuaties. Binnenkort hebben we daar in deze Kamer een uitgebreid debat over. De voorpagina's haalt het niet meer, maar de schrijnende hulpkreten die nog steeds bij ons binnenkomen, zijn er niet minder erg door. Ik ben dan ook verbaasd om vanmorgen in de Volkskrant te lezen dat het kabinet zegt de beveiligers die de Nederlandse diplomaten in Kabul bewaakten, uit te sluiten van evacuatie. Dit moet een vergissing zijn. Aan de minister de kans om dat hier recht te zetten.
Een andere prioriteit is het verzamelen van bewijzen van mensenrechtenschendingen. Ik ben blij dat het kabinet zich daarvoor al inzet in de landen Belarus, Myanmar en Syrië. Misdaden tegen de menselijkheid mogen nooit ongestraft blijven. Is de minister bereid om ook een bewijzenbank te starten voor mensenrechtenschendingen door de taliban, die al zijn begonnen met executies en lijfstraffen? Want hoever het soms ook uit zicht lijkt, de voorbereidingen voor vervolging en berechting van misdrijven beginnen als ze gaande zijn. Ziet de minister net als de PvdA een belangrijke rol voor Nederland om niet alleen ad hoc maar ook structureler, bijvoorbeeld met een apart fonds, bewijzenbanken wereldwijd te gaan financieren?
Voorzitter. Ten slotte wil ik het hebben over Belarus. Daar is ook door mijn voorgangers, de collega's, al over gesproken. Dat onderwerp houdt ons sinds de gestolen verkiezingen van vorig jaar veel bezig. Nederland eiste in Brussel op hoge toon extra sancties tegen het regime van Loekasjenko. Laat er geen misverstand over zijn: de Partij van de Arbeid steunt keiharde maatregelen tegen deze dictator, maar tot verbazing van mijn fractie bleek vorige week dat de handel tussen ons land en het regime nog altijd floreert. Sterker nog, vier achtereenvolgende Europese sanctiepakketten hebben geen enkel zichtbaar effect gehad op ons handelsvolume met dat land. Hoe kan het dat wij zuurstof blijven geven aan Loekasjenko om zijn misselijke praktijken voort te zetten? Is Nederland dan de sancties aan het ontwijken? Zo nee, dan hoor ik graag de uitleg. Ik hoor ook graag wat het kabinet gaat doen om ervoor te zorgen dat de geldstroom stopt. Willen sancties als instrument echt effectief zijn, dan zullen we de mazen in de wet moeten dichten.
Voorzitter. Ik ben het kabinet dankbaar voor het feit dat het een plan van GroenLinks en de Partij van de Arbeid overnam om dit jaar 50 studiebeurzen voor Belarussische studenten in Europa te financieren. Graag hoor ik van de minister hoe het staat met de uitwerking van deze motie en wanneer de eerste studenten kunnen worden verwelkomd.
En dan de schrijnende situatie aan de grens van Belarus met de EU. De mensonterende inzet van migranten om buurlanden onder druk te zetten, is een nieuwe hybride vorm van oorlogsvoering, waarbij al acht doden zijn gevallen. Terwijl Polen en de Baltische staten nu overwegen om artikel 4 van het NAVO-verdrag in te roepen, moeten we erkennen dat dit met name de Europese veiligheid raakt en dat een militaire reactie wellicht niet het meest voor de hand ligt. De Europese Unie heeft haar eigen bijstandsclausule, maar die is gericht op traditionele dreigingen. De PvdA wil daarom dat het kabinet serieus werk gaat maken van de hervorming van dit zogenaamde artikel 42.7. Aan de Europese buitengrenzen is hybride oorlogvoering al jaren aan de orde van de dag. Het is dan ook de hoogste tijd om dit artikel, dat verplicht tot bijstand, ook van toepassing te verklaren op de dreigingen van de eenentwintigste eeuw en om duidelijk te maken welke middelen de EU beschikbaar stelt in geval van agressie. Is de minister bereid zich hiervoor op korte termijn in te zetten in Brussel?
Voorzitter, ik ga afronden. De wereld van vandaag stemt niet altijd vrolijk. De democratische recessie en de pogingen om internationale normen te vervagen en de wereld minder vrij te maken, zullen aanhouden. Maar de oproep van mijn fractie aan het kabinet is om niet bij de pakken neer te gaan zitten en om er, als het tegenzit, een schepje bovenop te doen, om moedige strijders voor mensenrechten te ondersteunen, waar ook ter wereld, en om zelf met initiatieven te komen om de wereld vrijer en democratische te maken.
De voorzitter:
Dank aan mevrouw Piri.
Dan is nu het woord aan mevrouw Mulder, CDA. Aan u het woord.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Voorzitter. Allereerst mijn felicitaties aan de heer Brekelmans voor de mooie maidenspeech die hij vandaag heeft gehouden. Dat is ook democratie.
Ook dank aan Theo van Toor, die zoveel voor onze commissie heeft gedaan. Daar ben ik hem dankbaar voor. Daar kunnen heel veel collega's veel van opsteken. En ik denk dat we dat ook met z'n allen doen.
Ik zou ook graag de demissionaire minister willen bedanken, want wij waarderen het toch best wel dat hij toch maar even voor deze klus is gaan staan. Dat is ook in deze tijd iets bijzonders en zeker geen vanzelfsprekendheid. Dat wil ik toch gezegd hebben. Dank daarvoor.
Voorzitter. Ik ben verkouden. U hoort het misschien aan mijn stem. Die klinkt een beetje nasaal. Ik heb me laten testen; het is geen corona. Dus een beetje goed slapen en dan kom ik er, hoop ik, weer van af.
Dan de begroting Buitenlandse Zaken. Het is een ogenschijnlijk overzichtelijke begroting, maar het is wel een begroting met een heel bijzonder grote opgave. Het merendeel van de uitgaven heeft betrekking op het wereldwijde postennetwerk en op het ministerie zelf. Dat worden "apparaatskosten" genoemd. En dan is er natuurlijk nog de afdracht aan de EU.
Als klein land hebben wij een direct belang bij een sterk Europa en andere internationale fora. Dat geldt zeker als wij een mondiaal aanjager willen zijn van onze Europese standaarden, als wij handelsbarrières willen wegnemen en van ons bedrijfsleven willen horen wanneer er behoefte is aan ondersteuning indien de verhoudingen ongelijk zijn als het concurreert met staten. Ga er maar aan staan. Daarmee helpen wij onze bedrijven aan een gelijk speelveld in het buitenland, en daarmee zorgen wij hier in Nederland voor banen, en dus voor welvaart en welzijn voor onze families.
Een van die standaarden is de stabiele internationale rechtsorde. Daarvoor is het van belang dat Nederland een betrouwbare internationale partner is. Nederland is een van de grondleggers van de EU. We hebben laten zien dat we voorop durfden te lopen met hervormingen, dat we aandacht hebben voor mensen van wie de mensenrechten worden geschonden en dat we deze schendingen keer op keer blijven benoemen en agenderen.
Vandaag vragen we aandacht voor de veranderende verhoudingen in de wereld en hoe wij daarop kunnen reageren. Wij willen het hebben over de situatie aan de buitengrenzen, zoals die van de Baltische staten. Onze grens houdt niet op bij Hazeldonk. Ook de situatie aan de grens tussen Polen en Belarus staat onder druk vanwege de verwerpelijke agenda van Loekasjenko. Verder wil ik het hebben over klimaat en het Midden-Oosten Vredesproces.
Voorzitter. De grote uitdagingen van dit moment zijn: klimaat, migratie, cyberaanvallen, desinformatie en economische instabiliteit. Veiligheid hangt samen met al deze thema's. Dit zijn de thema's waarmee we het internationale speelveld vormgeven. Bovendien is de wereld economisch gezien totaal ontregeld doordat grondstoffen schaars zijn, economieën ongelijkmatig herstarten en het mondiale systeem van zeecontainers uit balans is. Deze veranderingen zijn niet per se positief voor Europa. We moeten de wereld opnieuw bekijken en beoordelen op kansen en uitdagingen, en we moeten proactief zijn. Mondiale panelen zijn al een tijdje aan het schuiven. Covid maakt dat alleen nog maar duidelijker. Na ruim een jaar in lockdown — deze week is alleen maar duidelijker geworden dat we er nog steeds niet zijn — ontwaken we in een wereld waarin de opgaven alleen maar groter zijn geworden. Grote uitdagingen hebben bij uitstek een mondiaal karakter. Covid of haar opvolgers zullen de internationale ordening nog een tijd verstoren. Daarom vindt onze fractie het van belang dat wij de mondiale gezondheidszorg gaan versterken. Kan de minister aangeven wat op dat punt zijn agenda is? Graag een reactie.
Voorzitter. De afgelopen week was ik met een aantal collega's op de klimaattop in Glasgow. Ook het klimaat vraagt om een wereldwijd gedragen aanpak. De strijd tegen klimaatverandering verbindt ons met landen die net als wij onder zeeniveau liggen en die zich ook moeten aanpassen aan de veranderende omstandigheden. Veel van die landen voelen zich niet gehoord. Europa komt zijn afspraken voor klimaatfinanciering na, maar de wereld schiet tekort. Met al onze kennis zouden we toch in staat moeten zijn om met technologische en innovatieve oplossingen te komen? De Europese Unie startte met kolen en staal. Laat ons in die traditie de volgende stappen zetten, juist op het gebied van klimaat.
Voorzitter. Voor onze fractie is de trans-Atlantische samenwerking de hoeksteen van onze westerse internationale orde. Tegelijkertijd zien we de aandacht van de VS verschuiven naar de Pacific. We zullen in deze wereld dus ook op zoek moeten gaan naar gelijkgestemde landen, waarmee we onze ambities waar kunnen maken op het gebied van economie, klimaat en geopolitiek. We zullen de relaties moeten aanhalen met de grootste democratie ter wereld: India. Dat zouden wij verstandig vinden. Wat ons betreft kan dat zowel in nationaal als in Europees verband. Wij zien kansen op het gebied van veiligheid, klimaat en economie. We hebben gezien wat er gebeurde met de slotverklaring op de klimaattop in Glasgow. Dan vraag ik me af: hoe hadden we hier aan de voorkant meer aandacht aan kunnen besteden? Welke kansen zijn er voor Europa en Nederland? Heeft Europa, met de heer Timmermans voorop, hier wel voldoende in geïnvesteerd aan de voorkant van het proces?
Voorzitter. Op 9 en 10 december zal de Amerikaanse president Biden de eerste twee digitale conferenties over democratie organiseren. Dit is een moment dat al deze gelijkgezinde landen samenkomen. Onze vraag is: wat zal Nederland inbrengen tijdens dit digitale congres? Wie zal er namens Nederland aan deelnemen? Ik wil de minister bovendien vragen om na deze conferentie met de Kamer te delen wat de Nederlandse opvolging is in 2022 en hoe wij dit Amerikaanse initiatief tot een succes kunnen brengen. Ik vraag de minister ook ...
De voorzitter:
Er is ...
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Ik ben bijna aan het eind van mijn alinea. Ik vraag de minister ook wat er volgens hem nodig is om dat tot een succes te maken. Kan hij aangeven hoe wij dat Atlantische verbond kunnen versterken?
De voorzitter:
Er is een vraag van de heer Van der Lee.
De heer Van der Lee (GroenLinks):
Ik kom even terug op het gedeelte dat over het klimaat ging. Ik weet ook dat mevrouw Mulder in Glasgow bij de klimaattop aanwezig is geweest, al was ze er niet zo lang als ze had gewild, volgens mij. Ik hoor haar terechte vragen stellen. Die vind ik interessant. Maar ik heb ook een vraag aan het CDA. Op een aantal punten was het toch echt teleurstellend wat er in Glasgow is gebeurd. Zij refereert aan de grootste uitstoters. Je ziet in de dynamiek dat de discussies over klimaatfinanciering en over loss and damage echt een struikelblok zijn geweest. De volgende klimaattop vindt in Egypte plaats. Is zij met GroenLinks van mening dat dit kabinet, maar ook het volgende kabinet, zich meer moet inspannen om op het terrein van klimaatfinanciering tot grotere stappen te komen, zodat er in Egypte de noodzakelijke vooruitgang echt kan worden geboekt?
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Ik deel met de heer Van der Lee de analyse dat dit belangrijke punten waren afgelopen week in Glasgow. Volgens mij was dat niet helemaal nieuw, maar we hebben ons toch laten verrassen. Ik denk dan wel: hoe kan dat dan? Waar zit de oorzaak nou? Dat India dat heeft gedaan ... Een aantal jaren geleden was ik bij een IPU-vergadering, dus van de Interparlementaire Unie. Daar zei mijn collega uit India dit al. Ik heb al in meerdere debatten ingebracht: weet dat dit financieringsvraagstuk een heel groot punt is; we zullen daar nieuwe coalities voor moeten vinden. En ik denk dat zeker een land als India, dat toch 4.000 kilometer betwiste grenzen heeft met China, zomaar een partner op ook andere vlakken voor ons zou kunnen zijn. Dan vind ik dat je gezamenlijk moet kijken naar hoe je ervoor kan zorgen dat de wereld, de westerse wereld die beloofd heeft om meer te doen, haar verplichtingen nakomt. Tegelijkertijd zeg ik ook: Europa doet dat, hè? Dus we moeten niet net doen alsof wij niks doen. Dat vind ik de andere kant van het verhaal. Maar wij moeten ook het gesprek onderling in westerse landen met elkaar aangaan: hoe kan er nog een stap bij; of kan je op een slimme manier nog meer investeren? Dat zijn ook allemaal vraagstukken die ik stel aan het kabinet. Dat heb ik ook gedaan in aanloop naar de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties. Toen heb ik ook hier vragen over gesteld, want je moet op al die voorraden gaan schakelen. Dat moet je doen als Nederland, maar dat moet je ook doen als Europa. En voor mijn gevoel wordt dat nu te veel overgelaten aan de minister van Economische Zaken en Klimaat van Nederland, en zijn staatssecretaris.
De heer Van der Lee (GroenLinks):
Ik ben blij om dat te horen, want op zich deel ik die analyse. Of Europa voldoende doet, daar kun je over twisten; het geldt niet voor alle lidstaten in ieder geval. Maar is het CDA dan ook met mij van mening dat een van de fora waar deze discussie veel nadrukkelijker zou moeten worden gevoerd, naast de fora die zij noemde, ook de OECD is? Want daar zitten de meeste landen, of eigenlijk bijna alle landen die geacht worden die bijdrages te leveren. En dat het ook belangrijk is dat er een helderdere afspraak komt over wat er wordt bedoeld met fair share, want nu mag ieder land dat voor zichzelf interpreteren, en dan kom je ook niet verder met elkaar.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Nou, daar moet zeker nog een slag in worden gemaakt, want anders blijf je op het punt waar je nu zit. En volgens mij is dat niet de afspraak die we hebben gemaakt in Parijs, en daar moeten wij dus ook voor opkomen. Een collega uit België gaf aan bij die IPU-bijeenkomst van de afgelopen week dat ze ook in de Raad van Europa hiernaar aan het kijken zijn. Daar zitten wij ook in, hè? Dus wij moeten op al die terreinen gaan schakelen, en zorgen dat wij dit voor elkaar krijgen. Want uiteindelijk hebben ze er ook in India baat bij dat we richting die 1,5 graad kunnen gaan. Nu doen ze net alsof ze heel wat kosten of budget hebben, dus wat langer door mogen, maar zijn weten toch ook dat het voor hun kinderen van belang is dat je het niet redt met die 1,5 graad als zij ook doorgaan op de weg waarop ze doorgaan. Dat geldt natuurlijk ook voor China. Dus iedereen heeft daar zijn aandeel in, en daar moeten we mensen gewoon op aanspreken, want anders ga je dat gewoon niet redden.
Voorzitter. Mondiaal, en ook in Europa, staat de rechtsstaat onder druk. En dan bedoel ik niet alleen de landen waar je het misschien van zou verwachten; ook landen die op de goede weg waren, lijken terug te vallen. Covid, klimaatverandering, migratiecrisissen, alles wordt aangegrepen om xenofobie en antisemitische sentimenten te versterken. En helaas klinken steeds vaker echo's uit het verleden; vandaag ook weer in ons parlement. Desinformatie speelt daarbij een grote rol. We moeten hier krachtig tegen optreden, want onze democratie staat onder druk. We bevinden ons eigenlijk bijna volcontinu in een cyberoorlog. Daar moeten we niet naïef in zijn. Dat werd onderstreept gisteren in ons gesprek met de heer Milov uit het team van Navalny. Ook zij verdienen onze steun.
Europa, en daarmee ook Nederland, ziet zich geconfronteerd met een nieuw front. Op de grens met Belarus worden migranten als politiek middel ingezet. Proactief buitenlandbeleid door naast de Baltische staten en ook Polen te gaan staan, vinden wij als CDA gewenst. Als commissie Buitenlandse Zaken hebben we dat zelf mogen ervaren bij ons werkbezoek aan de Baltische staten. De verhalen die we hoorden, gaan je niet in de koude kleren zitten. Het kabinet geeft aan dat binnen het thema effectieve Europese samenwerking de komende jaren een onderzoek geïnitieerd zal worden over de gevolgen van de integratie van Belarus en Rusland tot uniestaat, en wat dat betekent voor de EU en de NAVO. Onze vraag is: wanneer wordt dat onderzoek gedaan? Ook hoor ik graag een reactie van de minister op hoe en waar wij de Baltische staten kunnen ondersteunen, en dan bedoel ik ook heel specifiek de oppositie in Belarus. De Britten hebben onlangs mensen naar de Poolse grens gestuurd. Is dat ook een optie voor Nederland? En welke extra sanctiemogelijkheden ziet de minister?
De enorme troepenopbouw van Rusland aan de grens met Oekraïne vinden wij zeer, zeer zorgelijk. Is de minister op de hoogte van deze troepenopbouw? In hoeverre wordt hier in de NAVO over gesproken? Dit is ook van belang omdat de VS en Frankrijk hebben uitgesproken dat ze daar extra naar willen kijken. En dan vraag ik me af: hoe staat onze regering daar dan in? Zijn daar al afspraken over gemaakt in NAVO-verband? Mocht dat allemaal nog niet duidelijk zijn op dit moment, dan hebben we ook volgende week nog een debat, en dan kan de minister ons misschien een uitgebreide brief voor dat debat toesturen.
Voorzitter. Dan Israël en Palestina. In de begroting stelt de minister dat het conflict tussen Israël en Palestina onze blijvende aandacht vraagt. Dat deel ik. Daarom wil ik het nu ook bespreken. Het vredesproces gaat namelijk door, maar lijkt bij het grote publiek vooral in beeld te zijn wanneer het gewapende conflict oplaait en vrede juist ver te zoeken is. Er zijn op dit moment geen beschietingen, dus dan moet er juist ruimte worden gecreëerd voor een gesprek. Kan de minister aangeven wat er nu wordt gedaan om het vredesproces te faciliteren?
Voorzitter. Ik heb niet de illusie dat het conflict vanuit deze Kamer kan worden opgelost, maar we kunnen misschien wel de dialoog faciliteren, misschien wel beter dan we nu doen. En als partijen over de schreef gaan, aan beide kanten, dan moeten we dat durven te benoemen. Doet de minister dat voldoende, vindt hij? Ons valt op dat men gewoon doorgaat met de nederzettingen. Natuurlijk is het positief als er ook woningen worden gebouwd voor de Palestijnen, maar dat maakt het nog niet goed dat Israël doorgaat met de nederzettingen.
Voorzitter. Wij hebben ons hier al eerder over uitgesproken, in de motie-Van Helvert. Wij willen aan de minister meegeven dat we hier daarom nu misschien geen nieuwe moties over indienen, maar dat we wel van hem verwachten dat hij krachtig aan de slag gaat.
De heer Kuzu (DENK):
Ik wil het even in relatie plaatsen tot Rusland. Toen de Russische autoriteiten de politieke partij van onder anderen de heer Navalny bestempelde als een terroristische organisatie, had het CDA daar kritiek op. Nu zijn een zestal ngo's, die zich inzetten voor de mensenrechten van de Palestijnen, aangemerkt als terroristische organisatie. Wat vindt mevrouw Mulder van het CDA daarvan?
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Ik verwacht van de minister dat hij navraag gaat doen over op basis waarvan dat dan tot stand komt. Wat zijn de argumenten daarvoor? Daar zijn ook prima vragen over gesteld door collega's. Ik ben gewoon heel erg benieuwd naar de beantwoording van die vragen. We weten van een paar van die organisaties ook dat er weleens wat loos is geweest. Het is dus ook niet zo dat er helemaal geen aanleiding is, maar dat moet wel op een rechtsstatelijke manier gebeuren en niet zomaar.
De heer Kuzu (DENK):
Ik zal de minister straks ook vragen wat hij daarvan vindt. Maar volgens mij heeft mevrouw Mulder van het CDA de informatie die wij hebben gekregen ook tot haar kunnen nemen, dus ik ben juist benieuwd naar het oordeel van mevrouw Mulder van het CDA, los van het antwoord van de minister. Hoe staat het CDA als politieke partij hierin? Dat was mijn specifieke vraag.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Het maatschappelijk middenveld is mij als CDA'er altijd lief. Daar zult u ons altijd over horen. Dat geldt net zo goed voor Israël of andere plekken. Daar zal ik mij altijd over uitspreken. Maar ook bij ngo's gebeurt het weleens dat het niet klopt. Dat zien we ook breder in ons buitenlandbeleid. Subsidies worden helaas niet altijd goed gebruikt. Dan moeten we daar kritisch op zijn, maar ik ben wel gewoon benieuwd hoe het zit en wat er precies aan de hand is. Ik heb nooit alle informatie. Die heeft de heer Kuzu, denk ik, ook niet. Maar ik vraag de minister wel heel duidelijk om hierop door te vragen. We hebben natuurlijk ook die Noorse minister gezien, die hier heel stevig op reageerde. Ik weet niet of dat de weg is, maar ik vind wel dat we dit aan de orde moeten stellen.
Voorzitter. We willen de minister meegeven dat wanneer beide partijen niet provoceren, niet dreigen en niet escaleren, we ons misschien wel in de luwte van het conflict bevinden. Wil hij dan ook stappen zetten richting vrede? Wil hij helpen om bruggen te bouwen tussen beide partijen? We vragen het kabinet om op die momenten de goede projecten te intensiveren. Een van de projecten die ons dan inspireert is bijvoorbeeld het project van Communication Middle East. Dat bestaat al 40 jaar. Dat organiseert al decennia dialoogseminars tussen jonge Israëliërs en Palestijnen op neutraal terrein. Kent de minister deze organisatie, afgekort tot COME? En ziet hij kans om dit goede voorbeeld verder te steunen? Want het begint altijd bij dialoog en elkaar kennen.
Voorzitter, tot slot. We horen berichten over escalatie aan de grens in het conflict tussen Azerbeidzjan en Armenië. Er zouden slachtoffers aan Armeense zijde zijn gevallen. Wij vragen de minister om daar ook op te reflecteren, want dit gaat niet de goede kant op.
Voorzitter, dank.
De voorzitter:
Dank. Er is nog een vraag van de heer De Roon.
De heer De Roon (PVV):
We hebben de heer Sjoerdsma van D66 een vurig pleidooi horen houden voor het instellen van een EU-leger. Ik ben benieuwd hoe het CDA daarover denkt. De heer Sjoerdsma wil de EU — een organisatie eigenlijk met de aandachtsspanne van een kleuter — aan het hoofd van een leger zetten. Ik vraag aan de woordvoerster van het CDA: hoe kijkt u daar nou naar?
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Die vergelijking die de heer De Roon van de PVV maakt, deel ik natuurlijk niet. We proberen altijd door goede samenwerking verder te komen in Europa. Dus ik ben blij dat we Europa hebben. We hebben als Nederland die internationale fora ook gewoon heel erg hard nodig. Ik ben meer gecharmeerd van de weg van de trans-Atlantische samenwerking met de NAVO. Dus ik zou in eerste instantie altijd kijken naar wat je onder de NAVO-vlag kan doen. Dat zou mijn route zijn.
En anders ga je misschien kijken of je ook zaken kan doen met een aantal collega-landen. We zien dat er nu al samengewerkt wordt. We zijn in de Baltische staten geweest. Daar waren we bij een oefening van een gezamenlijke club vanuit Nederland en Duitsland. Daar wordt echt intensief samengewerkt. Dat zijn prachtige voorbeelden. Daar laat ik mij graag door inspireren. Je zou misschien ook in Europees verband nog een paar stappen kunnen zetten om samen te werken, bijvoorbeeld via een hoofdkantoor, dat dan ook moet werken. Ik denk ik dat, op het moment dat die twee routes nog niet voldoende zijn, voor de toekomst niet uitsluit. Ik zou alleen altijd intrinsiek in eerste instantie voor de weg van de trans-Atlantische NAVO-route kiezen.
De heer De Roon (PVV):
Dat is duidelijk. Dank daarvoor.
De voorzitter:
Dit is uw laatste interruptie.
De heer De Roon (PVV):
Maar betekent dit nu dat mevrouw Mulder zegt: wij gooien de deur voor een EU-leger dicht? Of ik moet eigenlijk zeggen: die houden we dicht. Want u was daar altijd tegen. Is dat nog steeds zo?
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Ja. Daar zijn we nog steeds tegen. We zijn tegen een EU-leger, maar we zeggen wel dat je soms weleens samen moet werken. Want die dreigingen zijn soms zo groot dat je het niet alleen kan, ook niet als Nederland. Daarom ben ik wel blij dat wij partners in de EU hebben. We hebben partners in het NAVO-overleg. Daar zou ik me graag op willen concentreren. Ik ben er eigenlijk best wel trots op dat we binnen de NAVO goed samenwerken met een partij als Duitsland. Zeker na de hele geschiedenis vind ik dat extra bijzonder. Het staat nog in mijn geheugen gegrift dat wij daar mochten staan op dat veld, 10 kilometer van de grens met Belarus.
Mevrouw Piri (PvdA):
Ik hield in mijn betoog een pleidooi voor een bewijzenrechtbank voor de Taliban en de misdaden die zij nu al begaan. We houden natuurlijk ons hart vast voor wat er nog gaat komen in Afghanistan. Mijn vraag is eigenlijk simpel: is dat iets wat het CDA zou kunnen steunen?
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Wij hebben ook zo'n bewijzenrechtbank voor Irak. Daar zien we met die jezidi's dat het heel erg belangrijk is dat de bewijzen van de genocide die op hen is uitgevoerd goed worden verzameld. Soms duren die rechtszaken natuurlijk zo lang — dat kan wel tien jaar duren — dat het ook belangrijk is dat je mensen ter plekke hebt die mee kunnen helpen met het verzamelen van die bewijzen. Dat zijn ook organisaties van daar. Samen met mijn collega Anne Kuik, die zich bezighoudt met BuHa-OS, had ik een goed gesprek met de jezidigemeenschap. Het is nu al belangrijk dat je dat opbouwt. Als je dat daar doet, lijkt het me ook heel verstandig om dat nu ook al ten aanzien van specifieke groepen in Afghanistan te doen. Dus ik wil met een positieve blik kijken naar hoe we dat dan zouden kunnen doen. Maar zo'n bewijzenbank, om later goede zaken te kunnen voeren, lijkt mij redelijk essentieel.
Mevrouw Piri (PvdA):
Ik ben blij dat het CDA bereid is om daar met een open blik naar te kijken.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Zeker.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Mag ik mevrouw Mulder nog een vraag stellen over Wit-Rusland? Want het is afschuwelijk wat Loekasjenko doet. Daar bestaat geen misverstand over. Het lijkt er wel op dat de stroom van migranten richting de Poolse grens ophoudt, omdat de vliegmaatschappijen stoppen met het vliegen naar Minsk. Dat kan ertoe leiden dat er een groep overblijft die nu in erbarmelijke omstandigheden aan de grens bivakkeert. Er is geen eten, er is geen drinken, er is kou. Er zijn reeds tien doden. Wat moet er volgens mevrouw Mulder met die groep gebeuren? Als terugkeer niet lukt, moeten wij hen dan helpen? Hebben zij dan recht op een asielprocedure? Hoe kijkt het CDA daartegenaan?
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Dank voor deze scherpe en natuurlijk ook heel moeilijke vraag. Dit gaat over mensen. Je zou er zelf maar staan! Tegelijkertijd zijn deze mensen allemaal op een toeristenvisum die kant op gekomen. Laat Loekasjenko ze weer terugbrengen naar waar ze vandaan kwamen. Loekasjenko heeft deze problemen op zich genomen. Hij heeft deze mensen afschuwelijk misbruikt. Het zou Loekasjenko sieren als hij de mensen gewoon terugbrengt naar waar ze vandaan komen.
De voorzitter:
Dank aan mevrouw Mulder. Dan is nu het woord aan de heer Van der Lee van GroenLinks.
De heer Van der Lee (GroenLinks):
Dank, voorzitter. Allereerst nogmaals mijn hartelijke felicitaties aan de heer Brekelmans voor een prachtige maidenspeech. Ik bedank hem voor zijn bereidheid om onmiddellijk de discussie te zoeken en aan te gaan. En dat blijven we doen.
Ook ik wil heel erg graag Theo van Toor bedanken. Ik ben nog niet zo lang lid van de commissie, maar waardeer zijn rol daarin. Met hem deel ik vele jaren bewonerschap van het Binnenhof. Hij is voor mij altijd een vertrouwd gezicht geweest. Namens anderen die hier lang rondlopen, heel veel dank en veel geluk in de toekomst.
Wie ik eigenlijk ook wel wil bedanken, is de minister. Ik vind het bijzonder dat iemand bereid is om deze rol in deze onzekere tijden op zich te nemen. Ik bedank natuurlijk ook alle ambtenaren. Het zijn vreemde tijden. Als ik spreek over buitenlands beleid, dan ontkom ik er niet aan — ik ben van die generatie — om te denken aan G.B.J. Hiltermann, die 43 jaar de toestand in de wereld besprak. Dat gevoel overkomt mij nu ook als lid van deze commissie. Er is zo veel gaande in de wereld, zo veel onrust en conflicten. Maar er zit wel een rode draad in. En die rode draad is — collega Piri noemde het al — dat de ruimte voor democratieën, voor individuele rechten van mensen, voor organisaties van mensen, kleiner en kleiner wordt. Dat is helaas op heel plekken in de wereld het geval, zelfs ook binnen Europa. Dat betekent dat er veel kwesties zijn waar dit soort rechten, dit soort vrijheden, bevochten moeten worden. Nederland is een gezegend land, in de zin dat we welvarend zijn, een van de meest welvarende landen. We hebben ook economische belangen en die mogen we ook best verdedigen. Maar we hebben de grondwettelijke plicht om de internationale rechtsorde te verdedigen, om daar waar wij een bijdrage kunnen leveren op te komen voor democratische rechten, fundamentele rechten van individuen en hun organisaties. Daarom heb ik een aantal kwesties die ik dan ook aan de orde wil stellen.
Allereerst Afghanistan. Ik sluit me graag aan bij de terechte vraag van mevrouw Piri naar aanleiding van het Volkskrantartikel: hoe zit het nou precies met die bewakers die misschien niet direct in dienst waren van Nederland maar van een bedrijf dat voor Nederland werkte? Krijgen die nou ook het recht om nog naar Nederland te worden gehaald en hun ook een veilige toekomst te bieden? Ook ben ik een groot voorstander van het idee van een bewijzenbank voor Afghanistan.
Ook actueel, en daar spraken we al over, is de situatie in Belarus. Mijn partij heeft met anderen aangedrongen op extra sancties, een vijfde sanctiepakket. Daar is toe besloten, maar wat gaat het nou precies omvatten? Inderdaad zijn er ook terechte vragen gesteld door de heer Brekelmans over Belavia. Hoe gaan we daar nou precies mee om? Stevige sancties zijn dus hoe dan ook noodzakelijk. Tegelijkertijd vraagt mijn fractie ook aandacht voor het verlenen van directe humanitaire hulp aan mensen die gevangen zitten in de situatie bij de grens. Ook hier is Europese solidariteit gepast. Er is een asielprocedure noodzakelijk, ook voor deze mensen, en ook solidariteit als het terecht is, in de opvang voor deze mensen. Is de minister bereid zich daarvoor in te zetten?
Specifiek als het gaat om sancties ben ik blij dat gisteravond die brief kwam. Ik had ook al vaker gevraagd aan het kabinet of we onze inspanningen en onze kennis in de sanctie-unit niet moeten versterken, omdat slimme, intelligente sancties effectiever zijn. Sancties die breed waren en de bevolking raakten, versterkten soms zelfs de positie van autoritaire regimes. Dus je moet een ander type sancties invoeren. Daar hebben we stappen in gezet, maar dat vereist kennis en kunde, veel verschillende expertises. Het is goed dat daar nu aandacht voor is.
Wat ik dan heel vreemd vind, is dat het bedrag van 1 miljoen euro structureel niet te vinden is in de begroting. Gelukkig ligt er nu een amendement, ik had er zelf ook al een in voorbereiding en doe graag mee met de coalitie, maar ik zit nog wel met de vraag waarom dat niet rechtstreeks kon vanuit het ministerie.
Ook Europees zijn er meer stappen gezet in hoe we omgaan met sancties. Tegelijkertijd zie je ook wel dat landen er verschillend mee omgaan. Terecht vraagt collega Kati Piri aandacht voor het feit dat onze handel met Belarus niet significant gedaald lijkt te zijn. Maar ook bij andere landen zie je verschillende manieren hoe ze omgaan met sancties. Mijn vraag aan de minister is in hoeverre er nog meer harmonisatie mogelijk is binnen de Europese Unie in het sanctiebeleid. Kan hij zich daarvoor inspannen?
De vrijheid die ook onder druk staat is de persvrijheid. We zagen het recent bij de Nederlandse correspondent die werd uitgezet in Rusland. Ik lees net ook dat Ingeborg Beugel Griekenland verlaat omdat ze bedreigd wordt, omdat ze te kritisch was over pushbacks aan de Griekse grens. Maar we zien ook Belarus, de kidnapping in het vliegtuig van Roman Protasevitsj. Dat zijn allemaal acties die verwerpelijk zijn. Dat vraagt ook om extra inspanning en extra bescherming. Landen als Canada, Denemarken en Zweden bieden journalisten in levensgevaar die structurele bescherming.
Hoe staat het met de uitvoering van de motie-Dassen/Van der Lee over het vergemakkelijken van noodvisa voor journalisten? Is de minister ook bereid om noodzakelijke stappen te zetten opdat Nederland jaarlijks bijvoorbeeld 50 journalisten en een deel van hun familie uit een levensgevaarlijke situatie zou kunnen redden en ook in Nederland onderdak te bieden?
Dan werd er terecht ook al veel gezegd over China. Het optreden wordt steeds zelfverzekerder, assertiever en richting specifieke etnische groepen steeds agressiever. Er zijn veel misstanden, daar spreken we vaak over, richting de Oeigoeren, de Tibetanen, de toenemende dreiging richting Taiwan en ook allerlei activiteiten in de Zuid-Chinese Zee. En nu specifiek ook nog het bericht dat Nederlandse DNA-kits gebruikt zouden worden om de uiterlijke kenmerken van Tibetanen en Oeigoeren op te slaan voor Chinese massasurveillance. Is de minister bereid om uit te zoeken wat hier aan de hand is en vindt hij niet met mij dat als daar sprake van is, dat ook in het kader van de dual use-goederen het beleid zou moeten worden aangescherpt? Het kan niet zo zijn dat Nederland bijdraagt aan systematische onderdrukking, vernedering en ook het martelen van bevolkingsgroepen in China. In dit kader vind ik met de heer Sjoerdsma dat er alle reden is om af te zien van een Nederlandse delegatie naar de Spelen in Beijing.
Dan de rechtsstaat. Die staat onder druk, ook in Polen. Ook daar spreken we vaak over. Ik zie dat er signalen zijn dat er toch een beweging lijkt te zijn om, zonder al te harde eisen te stellen, Polen een financiële bijdrage te geven uit het nieuwe herstel- en veerkrachtfonds. Er is een oproep gedaan door bijna het voltallige Europees Parlement, in ieder geval door de grootste fracties, op initiatief van de Groenen, om heel nadrukkelijk tegen de Commissie te zeggen: doe dat niet. Is dat nog steeds de positie van Nederland? Blijven we vasthouden aan de eis dat de rechtsstaat in Polen beter geborgd moet worden dan nu het geval is, voordat we instemmen met nieuwe overdrachten?
Dan wil ik ook even stilstaan bij Israël en Palestina. Het is terecht wat mevrouw Mulder daarover zei, namelijk dat het soms lijkt alsof we er alleen maar over spreken als er weer een escalatie van geweld is en er veel slachtoffers vallen. Het is een langlopend conflict en ik ben benieuwd wat de stappen zijn in het vredesproces. Hoe staat het met het onderzoek dat door de VN is geïnitieerd? Wat doet Nederland in reactie op het marginaliseren en eigenlijk criminaliseren van maatschappelijke organisaties die al jaren actief zijn? Zij worden als terroristische organisaties weggezet. Veroordelen we Israël daarom en zijn we bereid om deze organisaties bij te staan, diplomatiek en misschien ook financieel, om ervoor te zorgen dat ze hun rol kunnen blijven vervullen? Dit type gedrag kunnen we niet accepteren.
Ik wil ook graag aandacht vragen voor klimaatdiplomatie. Gelukkig begon mevrouw Mulder er al over. Ik denk dat het heel erg cruciaal is richting de volgende klimaattop in Egypte dat we veel meer werk maken van klimaatfinanciering en dat we ook de discussie over loss and damages serieus nemen. Daar hangt ook een enorme prijskaart aan. Nederland doet wat het beloofd heeft, maar dat is wel een eigen interpretatie. Er zijn anderen, ngo's maar ook andere landen, die het eerlijke aandeel anders berekenen. Ik hoop dat de nieuwe coalitie daar stappen in zet, maar ik roep het kabinet nu al op zich het komende jaar voor te bereiden op klimaatdiplomatie, om ervoor te zorgen dat tijdens de top in Egypte echt grote stappen vooruit worden gezet.
Tot slot nog iets over grondstoffen. Daarover hebben we het gehad tijdens het debat over Mali. De strijd om de grondstoffen is een heel belangrijke bron van conflicten. Ik denk dat het belangrijk is dat we kennis en kunde opbouwen om beter te kunnen analyseren hoe die strijd verloopt, zodat we beter kunnen voorspellen waar conflicten dreigen. Die kennis moeten we toepassen en gebruiken in ons buitenlands beleid, in ons ontwikkelingsbeleid en in de keuzes en de besluitvorming rond missies, als die noodzakelijk zijn.
Daar wilde ik het bij laten.
De voorzitter:
Dank aan de heer Van der Lee. De heer Brekelmans heeft een vraag.
De heer Brekelmans (VVD):
Met dat laatste pleidooi ben ik het zeer eens en ook ik vind dat we moeten bekijken welke rol Nederland en de Europese Unie daarbij zouden moeten spelen. Ik heb een vraag aan de heer Van der Lee. Hij begon terecht met te schetsen, net als mevrouw Piri, dat mensenrechten en democratie onder druk staan. Hij zegt eigenlijk: wat we vooral moeten doen, is dat nog meer aan de kaak stellen en instrumenten die we al jarenlang gebruiken nog meer inzetten. Ik zou hem willen vragen: als we beschouwen wat er in de wereld gebeurt, wat ligt hier dan onder? China en Rusland worden autocratischer en houden landen en regimes in stand die ook mensenrechten schenden. Wat zijn de onderliggende oorzaken die wij moeten aanpakken? Ik ben bang dat alleen nog meer mensenrechten benoemen en daar wat middelen tegenover stellen, zoals we in het verleden hebben gedaan, niet genoeg is.
De heer Van der Lee (GroenLinks):
Dank voor deze vraag, op een bijna filosofisch of misschien ideologisch niveau. Het is mijn overtuiging dat een groot deel van de conflicten in de wereld veroorzaakt worden door een combinatie van extreme ongelijkheid en het uitbuiten van onze omgeving. We zijn met een steeds groter aantal mensen op de wereld. Die groei zet door richting de 10 miljard. Dat komt eenvoudigweg doordat mensen langer blijven leven. Het aantal kinderen dat geboren wordt, is inmiddels gestabiliseerd. Dat leidt tot een strijd rond schaarse grondstoffen en over wie de macht en de middelen in bezit heeft. Daarom ben ik ook een GroenLinkser, omdat ik denk dat je dat soort fundamentele onrechtvaardigheden en ongelijkheden moet aanpakken om drijfveren voor conflicten weg te nemen. Ik zie ook wel dat dat enorm complex is, dat het veel idealisme vraagt om daar stappen in te zetten, en ook de bereidheid om soms een offer te maken. Hier heeft Nederland een bepaalde traditie in. We zijn een land van mensenrechten, we werken hier in de stad van vrede en recht. Maar we zijn ook heel erg gepreoccupeerd met onze eigen welvaart, met ons economisch verdienmodel, wij willen voor een dubbeltje op de eerste rang zitten. Dat gaat niet altijd samen. Soms moet je een offer brengen voor een hoger doel, en ook daartoe is mij partij bereid. Dat is niet iedereen in de wereld, en dat is jammer. Het vereist een permanente politieke strijd op democratische manier zonder geweld, en daarvoor wil ik me inzetten.
De heer Sjoerdsma (D66):
Veel van wat de heer Van der Lee zegt, is mij uit het hart gestolen. Hij strijdt dezelfde sociale strijd, daarin vinden we elkaar. Hetzelfde geldt voor Nord Stream 2, waar nu een nieuwe ontwikkeling is waarvan ik toch wel benieuwd ben waar GroenLinks de volgende stap ziet. We hebben er altijd samen tegen gestreden dat die pijpleiding er kwam, en nu heeft Duitsland de certificering stopgezet. Dat roept bij mij de vraag op welke volgende stap Nederland zou moeten nemen om ervoor te zorgen dat die Nord Stream 2 er nooit komt.
De heer Van der Lee (GroenLinks):
Dank voor de vraag. Als GroenLinks hebben wij ons er ook tegen verzet omdat het een nieuw geopolitiek wapen creëert. Het is niet noodzakelijk vanuit energiepolitiek, er liggen al pijpleidingen die voldoende gas kunnen transporteren. Ik denk dat die keuze in Duitsland terecht is gemaakt. Er is een schijnconstructie opgezet. Het eigendom van die pijpleiding is bij een dochter van Gazprom ondergebracht en dus nog in handen van Gazprom, en Gazprom wordt door Poetin aangestuurd. Dat is terecht on hold gezet, en ik roep de Nederlandse regering op om zodra het regeerakkoord met de nieuwe coalitie er ligt met Duitsland in gesprek te gaan over hoe we gezamenlijk kunnen optrekken om deze pijpleiding alsnog tegen te houden. Ik hoop dat mijn partijgenoten die in die coalitie gaan zitten — samen trouwens met de ideologische vrienden van de PvdA — hiertoe stappen zullen gaan zetten.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
De heer Van der Lee had het net als ik over de klimaattop, en ik heb daarbij de cruciale rol genoemd van India. Ik vroeg mij af hoe de heer Van der Lee naar de rol en de positie van India kijkt en hoe wij met hen samen zouden kunnen werken.
De heer Van der Lee (GroenLinks):
Ik ben blij met deze vraag. India is qua aantallen mensen de grootste democratie ter wereld is, ook al staan daar rechten en maatschappelijke organisaties onder druk. Ik las toevallig vanochtend dat in Delhi ziekenhuizen en scholen zijn gesloten. En waarom? Omdat de smog van de kolencentrales zo groot is dat je nauwelijks adem kunt halen. India heeft een heel groot milieuprobleem. Het heeft ook een enorm armoedeprobleem. Het heeft duurzake energie nodig voor haar inwoners, en het is heel belangrijk dat wij onze kennis en kunde daar inzetten. We moeten bereid zijn daarin te investeren, en dat kan in een democratie, ook als het India is. We moeten helpen in die transitie, en tegelijkertijd vind ik wel dat we de druk moeten opvoeren op India, China en Amerika, want dat zijn de grootste uitstoters. Zij moeten niet te makkelijk kiezen voor het afzwakken van de ambities. Tegelijkertijd verlangen andere landen die wel meer willen dat wij onze beloftes waarmaken op klimaatfinanciering, en dat moeten we dan ook wel doen. Daarmee voeren we de druk op India ook nog op. Maar verder kan ik me goed vinden in de benadering van mevrouw Mulder.
De voorzitter:
En u was aan het einde van uw betoog.
De heer Van der Lee (GroenLinks):
Dat was ik. Dank voorzitter.
De voorzitter:
Dank. Dan is nu het woord aan de heer Ceder, ChristenUnie.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter. Ook ik wil beginnen met het feliciteren van de griffier. Ik wil hem danken voor zijn jarenlange werk en inzet. Ik wil ook de heer Brekelmans feliciteren, met zijn mooie en ontroerende maidenspeech.
Voorzitter. We leven in een wereld met veranderende machtsverhoudingen en instabiliteit. Deze ontwikkelingen vinden zowel wat verder weg als dichtbij plaats. Denk aan de verdere mondiale invloed van grootmachten als China en de mensenrechtencrisis in Jemen en Ethiopië. En denk aan ontwikkelingen dichtbij, zoals de huidige instabiele situatie aan de Poolse grens. Deze uitdagingen vragen om een robuust buitenlandbeleid, waarbij onze inzet zou moeten zijn om de wereld veiliger, welvarender, eerlijker en duurzamer te maken. Dat is een beleid waarin mensenrechten een prominente rol spelen.
Waarom zijn deze mensenrechten voor de ChristenUnie zo belangrijk? En waarom zijn die een belangrijk vertrekpunt voor het buitenlandbeleid? Omdat geen één mens mensenrechten op een of andere manier verdient. Mensenrechten zijn niet afhankelijk van, en gebaseerd op het deel van de wereld waar je wieg toevallig staat, maar mensenrechten zijn gebaseerd op het gegeven dat eenieder een inherente waarde en waardigheid heeft. Als ChristenUnie geloven we ook dat dat in het evenbeeld is van onze Schepper. Als we ernaar streven om eerlijk en integer om te gaan met onze medemens en deze te beschermen, bijvoorbeeld door zowel nationaal als internationaal gerechtigheid te zoeken voor onze medemens, dan is ook dat handelen op zich een reflectie van deze Schepper. Daarom zet ik me voor deze begroting ook echt specifiek in voor een aantal thema's waarbij mensenrechten prominent een rol spelen.
Zoals eerder aangegeven door collega's: deze mensenrechten staan in verschillende delen van de wereld onder druk, bijvoorbeeld niet zo ver hiervandaan aan de Poolse grens met Wit-Rusland. De situatie aan de grens tussen de Europese Unie en Wit-Rusland kun je met goede reden een vorm van hybride oorlogsvoering noemen. Op een verwerpelijke en toch ook cynische manier worden mensen als politiek wapen ingezet. Waarom zeg ik "cynisch"? Omdat snelle afspraken maken ten aanzien van migratie, opvang en terugkeer inderdaad een achilleshiel van de EU is. Andere landen weten dat en spelen daar nu ook op in.
Voorzitter. Er wordt ook ingezet op sancties. Ik heb mijn voorgangers daar ook over gehoord. Ik teken ook een aantal moties daarover. Maar ook ik wil vragen of het mogelijk is om Wit-Rusland uit het SWIFT-systeem, het bankensysteem, te zetten, juist ook om het systeem te raken waar het echt pijn doet. Er zijn een aantal partijen in het Europees Parlement die daarvoor pleiten. Ik zou ook hier graag een Nederlandse inzet voor willen vragen. Hoe kijkt de minister hiernaar? Ik overweeg een motie.
Voorzitter. Deze kwetsbaarheid laat ons opnieuw zien hoe belangrijk het is dat Nederland en vooral de EU-landen in gezamenlijkheid hun economische invloed aanwenden om de landen waarmee we ons verhouden te dringen of zelfs af te dwingen om mensenrechten na te leven. We zien namelijk dat regimes die mensenrechten schenden ons uiteindelijk reële schade berokkenen. Het doel om mensenrechten te bevorderen, wordt om die reden alleen al in strategisch opzicht een belangrijk belang en uitgangspunt op zichzelf. Wij pleiten daarom ook voor een stoplichtensysteem, zodat de mensenrechtensituatie van een land altijd betrokken wordt bij bijvoorbeeld missies. Denk ook aan een mensenrechtenparagraaf in overeenkomsten opnemen, het afschalen van de regeringsvertegenwoordiging bij evenementen of het heroverwegen of zelfs schorsen van afspraken en handelsdeals. Is de minister het met mij eens dat economische afdwingbaarheid ook een belangrijk middel kan zijn? En zo ja, hoe wil hij dan ook hieraan in de komende jaren uitwerking geven middels het buitenlandbeleid?
De situatie in West-Papoea is ook een concreet voorbeeld van een situatie waarin de mensenrechten onder druk staan. West-Papoea is een gebied waarmee Nederland een historische band heeft. Amnesty International heeft alleen al in de laatste drie jaar melding gemaakt van in elk geval 96 doden als gevolg van geweld door de Indonesische veiligheidstroepen of door de politie in Papoea. Maar journalisten en mensenrechtenorganisaties krijgen geen toegang tot het gebied. De Indonesische president heeft in 2018 beloofd dat de Hoge Commissaris voor de Mensenrechten van de VN West-Papoea zou mogen bezoeken, maar helaas is dat tot op heden nog niet gebeurd. Nederland kaart de mensenrechten altijd wel bilateraal aan in gesprekken. Maar is de minister het met mij eens dat er weleens vooruitgang geboekt zou mogen worden op dit dossier? Misschien zouden we hier ook andere midden, economische middelen moeten inzetten. Ook op dit punt overweeg ik een motie. Ik hoor graag de inzet van de minister.
Voorzitter. Gisteren nog heeft Azerbeidzjan opnieuw een aanval uitgevoerd op Armeens grondgebied. Ook hier staan de mensenrechten onder druk. Ook zijn er berichten over de vernietiging van Armeens cultureel erfgoed in Nagorno-Karabach. Ik zou graag willen dat de minister zich op de hoogte stelt van de feiten van gisteravond en van de afgelopen dagen, en de Kamer daarover ook informeert. Ook zijn de Armeense krijgsgevangenen nog niet altijd en niet allemaal vrijgelaten. Welke gevolgen zou dit moeten hebben voor onze opstelling ten aanzien van Azerbeidzjan, vraag ik de minister. Zouden de opstelling van Azerbeidzjan in dit conflict, en ook die ten aanzien van de democratische vrijheden in eigen land, geen gevolgen moeten hebben voor de samenwerking met dat land, bijvoorbeeld in het Oostelijk Partnerschap? Ook hier vraag ik om een reflectie van de minister. Ik overweeg om ook hierop een motie in te dienen. Dat is afhankelijk van die reflectie.
Als we het over mensenrechten hebben, dan betekent dat ook: wereldwijd opkomen voor hen die vervolgd worden op grond van wat zij geloven. De keuze om te geloven of niet te geloven, staat ook onder druk. De bescherming en ondersteuning van slachtoffers van religieuze vervolging verdient wat ons betreft daarom een extra steun in de rug. Daarom willen wij ook een amendement indienen voor extra middelen voor het Protecting Belief Rapid Response Fund van Freedom House. Daarnaast zijn we blij met het werk van de Nederlandse geloofsgezant op dit gebied. We zien ook graag dat het werk wordt voortgezet, ook als de huidige gezant afscheid neemt. Hoe kijkt de minister naar de geloofsgezant in Nederland? De EU-positie van geloofsgezant is helaas weer vacant. Dat is jammer. Kunnen wij een inzicht van de minister verwachten dat deze EU-positie ook snel weer wordt vervuld? Ook het werk van VN-gezanten vinden wij belangrijk. Hoe staat het met de uitvoering van het eerder door ons ingediende amendement om de VN-gezant te ondersteunen met 2 miljoen euro extra? Hoe staat het met de inzet om tot een campagne te komen tegen de doodstraf op afvalligheid en blasfemie, waartoe de Kamer het kabinet eerder heeft opgeroepen?
Voorzitter. Tot slot het escalerende conflict in Ethiopië, waar de situatie steeds erger lijkt te worden. De VN hebben inmiddels aangegeven alle partijen te willen aanklagen voor oorlogsmisdaden. Ik zou de minister willen vragen hoe hij het conflict daar inmiddels duidt. Welke conclusies trekt hij uit het onderzoek naar het conflict door het VN Hoge Commissariaat voor de Mensenrechten? Hoeveel ontheemden heeft deze uitbreiding van de strijd inmiddels veroorzaakt? Wat moet volgens de minister de opstelling van de EU zijn ten aanzien van de laatste ontwikkelingen? Er is ook kritiek, bijvoorbeeld dat de opstelling van de EU en de VS het TPLF aangemoedigd zou kunnen hebben om de strijd voort te zetten. Hoe kijkt de minister daarnaar, ook in de weging van de berichtgeving die we de afgelopen dagen hebben mogen lezen?
Tot slot, voorzitter. Mensenrechten en de verschillende andere thema's zijn, zoals ik eerder heb aangegeven, geen sluitstuk van ons buitenlands beleid. Wij vinden dit het vertrekpunt, waaruit onze strategische overwegingen en inzet zouden moeten voortvloeien als het gaat om het bevorderen van de internationale rechtsorde en daarbij de Nederlandse belangen. Ik hoop dat dit de komende periode ook mag doorklinken in de inzet van het ministerie van Buitenlandse Zaken.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank aan de heer Ceder. Dan is nu het woord aan de heer Van Houwelingen.
De heer Van Houwelingen (FVD):
Dank u wel, voorzitter. Voor ons zijn dit soort debatten altijd een beetje wezensvreemd omdat wij, zoals u weet, natuurlijk uitgaan van nationale soevereiniteit. We zijn heel kritisch op supranationale organisaties en willen daar in principe uit. We zijn dus voor een nexit en tegen de Europese Unie. Wij vinden het vooral van belang dat wij eerst naar onszelf kijken. Dit is door één deelnemer aan dit debat genoemd. Mevrouw Mulder merkte op dat we allerlei landen terecht kunnen wijzen en dat we hen op mensenrechten kunnen wijzen en op een democratie die niet gewaarborgd wordt, maar het probleem zit natuurlijk in eerste instantie bij ons land zelf. Daarin is natuurlijk van alles mis, onder andere met onze democratie. Zoals u weet, zijn de laatste paar referenda-uitslagen genegeerd door het kabinet. Het referendum is zelfs afgeschaft. We zien in Nederland — dat is natuurlijk heel verontrustend — een versmelting van allerlei instituten. Wij noemen dat "de baantjescarrousel". Dat speelt bijvoorbeeld bij mensen die in het kabinet zitten. We zagen het bij voormalig minister Van Nieuwenhuizen, die als lobbyist is gaan werken op een portefeuille waarop ze minister was. Ze was minister van Energie en werd energielobbyist. We zien het bij de media. Politici gaan in de media werken en andersom. We moeten eerst maar eens naar onszelf kijken. Dat is het allerbelangrijkste. Dat geldt ook als het gaat om de rechtsstaat en de scheiding van de machten. Ik zal het één keer kort aanstippen: dit geldt natuurlijk ook voor de invoering van onder andere die misdadige apartheidspas. Die is helemaal het toppunt. Het past ons niet om met een vingertje te wijzen; dat is onze basishouding. We moeten respect hebben voor de soevereiniteit van andere landen.
Nu kom ik bij het punt dat ik al de hele tijd wil maken. Dat opgeheven vingertje hébben we natuurlijk in dit debat. Alle landen kwamen al langs: Ethiopië, Indonesië, Wit-Rusland, Rusland. Er is ook een ander land waar ik het met u over wil hebben: Letland. Letland is een land in de Europese Unie. We hadden het er gisteren ook over in het debat met de minister. Wat is daar gebeurd? Ik ga het toch even precies vertellen, want er is wat misverstand over, ook bij de heer Brekelmans, begrijp ik. In Letland hebben 61 parlementariërs — zij vormen een meerderheid, want er zijn 100 parlementsleden in Letland — hun 9 ongevaccineerde collega's uit het parlement gesmeten. Zij kunnen op geen enkele wijze meer meedoen aan de democratische beraadslagingen. Ze kunnen ook niet online stemmen, dus het heeft niks met volksgezondheid te maken. Ze krijgen geen salaris meer. Ze morgen nergens meer aan meedoen. Ze zijn er gewoon uit gesmeten. Dat is ook niet weer onder het voorwendsel van volksgezondheid gebeurd, zeg ik in de richting van de heer Brekelmans, maar vanwege het volgende. Ik zal het even voorlezen. Dit staat op Reuters. Het is één kort zinnetje. Het is weliswaar in het Engels, dus vergeef mij. Het was "necessary to promote public confidence in the government's policies to control COVID-19 infections". Met andere woorden: die parlementariërs waren blijkbaar wat te kritisch op het covidbeleid in Letland. Toen werd er gesteld: weet je wat, dat moeten we niet hebben; dat ondermijnt het vertrouwen in de overheid. Wat ons betreft kan er niet genoeg wantrouwen zijn, maar het nieuwe mantra is blijkbaar — dat zagen we ook in debat met De Jonge — dat je de overheid per saldo moet vertrouwen. En als je kritische vragen stelt en bijvoorbeeld ziekenhuisdata opvraagt, dan ben je als Kamer blijkbaar niet goed wijs, want dan vertrouw je de instituties niet. Dat mantra hebben ze daar blijkbaar ook. Zij waren wat te kritisch en zij zijn, zoals ik al zei, het parlement uitgeknikkerd.
Stel je nou voor dat dit was gebeurd in bijvoorbeeld — ik noem maar wat — Hongarije. Stel je voor dat de lokale afdeling van Volt daar wat kritisch is, bijvoorbeeld op het lhbt-beleid van Orbán, en dat Orbán dan zegt: "Dat is toch wel heel erg slecht voor onze publieke moraal. Dat kunnen we niet hebben. Dat vertrouwen moeten we behouden, dus die zetten we gewoon het parlement uit." Dat is dan een soort van vergelijkbaar argument. Dan was natuurlijk iedereen op z'n achterste benen gaan staan. Maar ik heb er in dit debat niemand over gehoord. Het is een EU-land. Dus waarom heeft niemand het hierover? Waarom is niet iedereen hier ontzettend verontwaardigd over? Dat is toch wel heel erg vreemd. Vindt u dat niet? Vindt de minister dat ook niet?
Nu is het even stil, begrijp ik. Iedereen mag naar voren lopen om hier wat over op te merken, maar dat gebeurt dus niet. En wat concluderen wij daar dan bijvoorbeeld uit? Dat het nogal hypocriet is. Dat het blijkbaar allemaal niet gaat om menselijke waardigheid, democratie en al die grote woorden en wat er allemaal wordt aangegeven, maar dat blijkbaar iets anders een rol speelt. Anders zouden wij hier nu natuurlijk heel verontwaardigd over geweest zijn. Dus blijkbaar — nou kom ik weer terug op mijn centrale punt — is het uitvoeren, het uitrollen, van het covidbeleid, die QR-code en injecties, binnen de hele Europese Unie belangrijker dan deze fundamentele principes. Anders was u nu wel naar voren gekomen. Dan had u nu wel iets gezegd, of toch op z'n minst protest aangetekend.
Dit vinden wij ontzettend griezelig. Dat is wat wij daarvan vinden. Dus wij komen met twee moties. Dan moeten we weer kleur bekennen. Dat zult u misschien ook weer niet leuk vinden. We hebben een motie waarin we de minister vragen om zijn Letse collega daar volgende week op aan te spreken en daar ook rapport van te doen, en een motie om de Letse ambassadeur op het matje te roepen. Dat is toch het minste wat er zou mogen gebeuren in deze situatie. Dus die moties komen eraan.
Dan heb ik tot slot ook nog — ik heb nog 30 seconden over — één vraag voor de minister. Ik zou het heel fijn vinden als hij daar antwoord op kon geven. Gisteren in het debat zei hij: daar kan ik geen mededelingen over doen; dat zijn de interne aangelegenheden van Letland. Goh. We hebben het hier de hele tijd over interne aangelegenheden van andere landen. Dat is zelfs geïnstitutionaliseerd. Dat noemen ze in de Europese Unie bijvoorbeeld de "rechtsstatelijkheidsdialoog". En nu kunnen we het er ineens niet over hebben. Ik ben dus heel benieuwd welke criteria de minister hanteert waardoor hij sommige onderwerpen wel als een interne aangelegenheid beschouwt en andere blijkbaar niet. Daar moeten iets van criteria voor zijn. Daar krijg ik graag antwoord op. Dat mag ook in briefvorm.
Dat is onze inbreng. Dank.
De voorzitter:
Dank aan de heer Van Houwelingen. Dan is nu het woord aan de heer Dassen van Volt.
De heer Dassen (Volt):
Dank, voorzitter. Allereerst nogmaals felicitaties aan de heer Brekelmans voor zijn mooie bijdrage, zijn mooie maidenspeech. En veel dank aan de heer Van Toor. Het is bijzonder dat u zo lang in dit huis de democratie van dienst bent geweest. Het is ook mooi om de ervaringen te horen die veel collega's met u hebben gehad. Ik had die helaas wat korter, maar desalniettemin veel dank daarvoor.
Voorzitter. We leven in een tijd van grote veranderingen. De internationale verhoudingen zijn in toenemende mate complex. De wereldwijde machtsbalans verschuift van west naar oost. De Verenigde Staten verschuiven hun focus van Rusland en het Midden-Oosten naar China en de Indo-Pacific. China ligt op koers om de leider van de nieuwe industriële revolutie te worden, en wordt militair steeds sterker. Oorlogsvoering verandert zelf ook. In plaats van boots on the ground zien we steeds meer drone- en cyberaanvallen. Nu de energietransitie niet snel genoeg gaat, worden we afhankelijker van Russisch gas en laten we ons door Poetin steeds verder uit elkaar spelen.
Dit stelt Europa voor grote uitdagingen, militair, digitaal en op het gebied van klimaat. Ze hangen allemaal met elkaar samen. We zullen onze plek in deze veranderende wereld moeten vormgeven. Want hoe blijven we economisch sterk wanneer het centrum van innovatie verschuift van west naar oost? Hoe bereiden we ons voor op de nieuwe economie, niet alleen maar tegen de achtergrond van de technologische ontwikkelingen, maar juist ook in het licht van klimaatverandering en de energietransitie die voor ons ligt? Hoe houden we vast aan Europese kernwaarden, zoals mensenrechten, nu vluchtelingen als wapen worden ingezet?
Voorzitter. Bereiden wij ons voldoende voor? In de begroting van Buitenlandse Zaken lees ik dat het kabinet ervan uitgaat nog steeds op Biden te kunnen rekenen. De Amerikanen zullen inderdaad een belangrijke bondgenoot van Europa blijven, maar zij trekken wel steeds meer hun eigen lijn. De gebeurtenissen in Afghanistan, die door mijn collega's ook al zijn genoemd, zijn hier een tragisch voorbeeld van. Dat betekent dat we als Europeanen er ook voor moeten gaan zorgen dat we meer voor onszelf kunnen opkomen. De Amerikaanse staatssecretaris voor Europese Zaken — ja, zij hebben er wel één — riep hier ook toe op. Ik ga even kort in op die staatssecretaris voor Europese Zaken. We zitten hier namelijk met de minister van Buitenlandse Zaken, die zelf ook staatssecretaris voor Europese Zaken is geweest. Wellicht kan hij er een reflectie op geven of het inderdaad nodig is dat we ook weer een staatssecretaris voor Europese Zaken krijgen, al begrijp ik uit de gelekte documenten dat er wellicht een minister voor Europese Zaken komt.
Voorzitter. We naderen het Franse voorzitterschap, een voorzitterschap waar gewicht in de schaal ligt. Het is nu zaak om dit voorzitterschap ook aan te grijpen om verder toe te werken naar die Europese defensiesamenwerking. De minister noemde gisteren in de Raad Algemene Zaken dat we 40% kunnen besparen wanneer we als lidstaten gezamenlijk inkopen. Het is natuurlijk belangrijk dat we de bestaande NAVO-structuren niet ondermijnen, want die blijven gegeven de relatief kleine defensiebudgetten in de EU voorlopig erg belangrijk. Maar laten we daarom wel beginnen met de gezamenlijke inkopen en laten we ook verder werken aan het opbouwen van een Europese defensiepijler onder de NAVO.
Voorzitter. Het Franse voorzitterschap zal ook verder invulling geven aan de strategische autonomie. Onze demissionair premier deed hier eerder dit jaar, met de Spaanse premier Sánchez, al een voorzet voor met de paper over het belang van deze Europese strategische autonomie. In de begroting zie ik dat er ook budget is vrijgemaakt voor het creëren hiervan, maar wat verwacht het kabinet van het Franse voorzitterschap op het gebied van deze strategische autonomie en hoe wil het kabinet deze discussie de maanden voor de Franse verkiezingen concreet verder brengen? En wat is nu vooraf al de inzet geweest van het Nederlandse kabinet voor de presentatie van het voorzitterschap straks in december?
Voorzitter. Europese veiligheid beperkt zich niet tot het fysieke domein. Ook in het digitale domein zijn we reeds bewezen kwetsbaar. Zie bijvoorbeeld Russische gijzelsoftware, het verspreiden van desinformatie over corona of bedrijfsspionage van bijvoorbeeld Booking.com of Gemalto. Willen we onze Europese waarden kunnen garanderen, dan zullen we ons ook digitaal moeten wapenen. Het Nederlandse internationale cybersecuritybeleid is echter te veel volgend, zo stelt de Cyber Security Raad. Dit beleid lijkt bovendien nog nooit geëvalueerd te zijn, lees ik in de begroting van Buitenlandse Zaken. De rechtsstaat, bedrijfseigendommen en kritische systemen in Nederland staan onder grote druk. Graag verneem ik dan ook van de minister hoe het kabinet gerichter en effectiever cyberbeleid zal gaan voeren en wat het tijdpad is van de evaluatie van het huidige beleid. Graag een reactie.
Voorzitter. Als je ziet voor welke uitdagingen we als Europeanen staan, dan is het logisch dat we meer gaan samenwerken om die uitdagingen aan te kunnen. Maar de EU laat zich ook tegen elkaar uitspelen, niet alleen door opkomende wereldmachten maar vooral ook door haarzelf, omdat we ons te veel richten op nationale belangen op de korte termijn, terwijl het Europese belang op de langere termijn juist ook ons belang zou zijn. Waarom laten we nog steeds toe dat het vetorecht de nodige vooruitgang tegenhoudt? Ik zie de heer Sjoerdsma inderdaad knikken. Hij stelde deze vraag ook, en terecht. Waar ziet de minister ruimte op het gebied van het afschaffen van het veto?
Voorzitter. Door niet verder te kijken dan nationale belangen hebben we ook een achilleshiel gecreëerd waar Loekasjenko en Poetin misbruik van maken. Bovendien tast de harde opstelling van lidstaten richting vluchtelingen die nu ook letterlijk in de kou staan, het imago van Europa als voorvechter van mensenrechten aan en daarmee ook onze internationale handelingsperspectieven met betrekking tot het beschermen van mensenrechten. We moeten karakter tonen en ook deze mensen proberen te helpen. Tegelijkertijd moeten we natuurlijk — dat is ook al eerder door collega's aangegeven — de Minsk-route een halt toeroepen. Daarom is het goed dat de minister maandag met zijn collega's heeft afgesproken om gerichte sancties in te stellen tegen betrokken bedrijven en personen. Ik sluit me ook aan bij de eerdere vragen die daarover zijn gesteld. Maar vannacht zagen we echter dat de Poolse regering waterkanonnen inzet tegen migranten en dat de situatie in hoog tempo aan het escaleren is. De hulporganisaties vrezen ook dat er de komende dagen en weken meer doden gaan vallen. Deze situatie is onacceptabel. Ik vraag me dan ook af wat de inzet van het kabinet op dat vlak is, op het humanitaire vlak. Want het is nu ook zaak dat we de crisis aan de grens helpen op te lossen, hulporganisaties toelaten en journalisten toegang geven om mensen in nood bescherming te bieden.
Voorzitter. Om onze Europese waarden te beschermen, moeten we ze niet alleen benoemen, maar vooral ook naleven. Want alleen dan staan we sterk bij het voorkomen van pogingen om de Europese rechtsstaat af te brokkelen. Het uitdragen van Europese waarden valt en staat bovendien bij het naleven van Europese verdragen en rechtsstaatconditionaliteiten. In navolging van de brief van het Europees Parlement aan Von der Leyen roep ik de minister dan ook op om voet bij stuk te houden bij het inhouden van de RRF-gelden richting Polen en daarmee ook aan de Poolse bevolking te laten zien dat we haar steunen in de strijd tegen de regering daar.
Voorzitter. Om een stevig democratisch geluid te maken dat steeds harder nodig is in deze wereld, dienen we bovendien de inperking van de persvrijheid stevig aan te pakken. Want dit jaar concludeerde Reporters Without Borders dat de persvrijheid door nepnieuws, intimidatie en tegenwerking op het hele continent onder druk staat. De heer Van der Lee noemde net al dat de journalist Beugel uit Griekenland is vertrokken wegens bedreigingen. Het komt dan ook goed uit dat Nederland in 2022 samen met Canada het voorzitterschap op zich neemt van de Media Freedom Coalition. In de aanloop naar het voorzitterschap vraag ik me inderdaad af — ik krijg nu even het gevoel dat ook dit stukje in de trein lag en dat de heer Van der Lee er al mee vandoor was gegaan — wat de opvolging van de motie van mijzelf en van de heer Van der Lee is. Ik sluit me aan bij zijn oproep om 50 journalisten en familieleden per jaar uit deze levensgevaarlijke situatie te redden, want zo kan de minister bij de start van het Nederlandse voorzitterschap meteen delen dat Nederland de daad bij het woord voegt wanneer we als voorzitter het belang van persvrijheid benadrukken. Het volgende stukje heeft de heer Van der Lee ongeveer verteld. Dat kan ik dus overslaan. Nog wel deze vraag: wat is de verdere inzet van het kabinet onder het voorzitterschap van de Media Freedom Coalition?
Voorzitter. Het systeem zit nog vaak vast door de focus op de korte termijn en nationale belangen, terwijl we ons geen stilstand meer kunnen veroorloven, of het nu om veiligheid, klimaat, digitalisering of mensenrechten gaat. Juist in een tijd waarin we meer moeten samenwerken, buitelen we nog te vaak met Europese lidstaten over elkaar heen. Ik zeg duidelijk "Europese lidstaten", want veel Europeanen zien dit wel anders. Zij willen meer samenwerking, in ieder geval betere samenwerking. Zij willen dat we opkomen voor onze Europese waarden. Zij zien dat de Europese samenwerking democratischer moet. Volt is het met de demissionaire premier eens dat de Europese Unie niet meer vast kan houden aan het vetorecht. Laten we bouwen aan een Europese parlementaire democratie waarin de nationale belangen van de korte termijn naar de achtergrond gaan en het algemeen belang van de Europeanen voorop komt te staan.
Dank u wel.
De voorzitter:
Er is een vraag van de heer Brekelmans.
De heer Brekelmans (VVD):
Ik hoorde de heer Dassen hele verstandige dingen over defensie zeggen, over een Europese pijler onder de NAVO. Volgens mij is dat een heel realistisch verhaal. Hij pleit ook voor sancties tegen Wit-Rusland. Ik vraag mij af wat de heer Dassen zou willen doen richting herkomstlanden die eraan meewerken dat migranten door Wit-Rusland worden ingevlogen. Is hij ook bereid om de economische marktmacht die de Europese Unie heeft daarvoor in te zetten? En is hij bereid om bijvoorbeeld handelsvoordelen die dat soort landen hebben op te heffen als zij aan die mensensmokkel blijven deelnemen?
De heer Dassen (Volt):
Ik denk dat dit vraagt om een breed pakket. Ik denk dat we namelijk ook moeten gaan kijken naar legale migratieroutes. Maar ik ben ook zeker van mening dat op het moment dat landen niet bereid zijn om mensen terug te nemen we als Europese Unie met die landen in gesprek moeten om te zorgen dat dat wel gedaan wordt.
De voorzitter:
Dat was het korte antwoord. Dan gaan we nu naar de heer Eppink van JA21.
De heer Eppink (JA21):
Dank u, voorzitter. Ik spreek mede namens BBB, de BoerBurgerBeweging. Mijn buurvrouw, mevrouw Van der Plas, is er momenteel niet.
Voorzitter. Voormalig minister van Defensie Joris Voorhoeve vatte het Nederlands buitenlands beleid ooit samen met de woorden "peace, profits and principles". Dat is heel evenwichtig. Momenteel is echter zowel het beleid als het ministerie uit evenwicht. Er wordt te veel gelet op principles — lees: mensenrechtenbeleid — en te weinig op profits, oftewel het Nederlands belang. Deze week kregen we te horen dat Shell een Brits bedrijf wordt na 130 jaar koninklijk te zijn geweest. Dat is geen wonder na de Urgenda-uitspraak, die werd uitgelokt door Milieudefensie. Deze ngo wordt medegefinancierd door de Nederlandse overheid, met belastinggeld dus. Daarmee wordt het Nederlands belang onderuitgehaald. Op 1 november 2010 zei de minister, toen staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking, dat ngo's minder afhankelijk moesten worden van de overheid. Mijn vraag aan de minister is: hoe staat het daar nu mee?
Soms heb ik het gevoel dat het ministerie van Buitenlandse Zaken zelf een ngo is geworden, één grote echokamer. Neem de Adviesraad Internationale Vraagstukken. De samenstelling ervan is één groot ons-kent-onssysteem. Een vraag aan de minister: is er geen behoefte aan meer interne kritiek en discussie op het ministerie?
En dan, collega's, Europa. In 2018 zei de minister, toen CDA-senator, dat Nederland moet stoppen met tegenwicht bieden aan de Frans-Duitse as. Binnen de eurozone loopt het Nederlandse belang echter niet automatisch samen met het Franse. Wij zien het Herstelfonds als eenmalig, terwijl Frankrijk het ziet als permanent, op de weg naar een transferunie. Kijk ook naar de dynamiek binnen die as. Frankrijk ziet Duitsland als volgt: Deutschland ist das Pferd und wir werden es reiten. Frankrijk speelt vaak op het Duitse gemoed en op de historische schuldgevoelens om zijn zin te krijgen, en vaak lukt dat ook. Het is een uitgekookte strategie. Frankrijk kijkt naar mijn mening het meest strategisch naar Europa, maar verpakt daarbij het eigen belang in het sinterklaascadeaupapier van het Europees belang en geeft het vervolgens als cadeau aan Volt. Om een variant op een uitspraak van de Franse staatsman Charles-Maurice de Talleyrand te gebruiken: naïviteit, zij is erger dan een misdaad. Ik roep de minister uiteraard niet op om misdaden te begaan, maar wel om het Nederlandse belang in de gaten te houden. Zo niet, dan wordt de kaas van ons brood gegeten. En er is meer dan de Frans-Duitse as. In de noordelijke alliantie vinden wij coalitiegenoten die ongeveer hetzelfde denken als wij over de EU-begroting en over financiën.
En dan is er Midden-Europa. We spraken vroeger ooit over Midden-Europa als een cultureel begrip uit de Donaumonarchie, maar het is nu in Europa, in de EU, een politieke factor geworden. Wij kunnen er niet meer omheen. Midden-Europa is pro-NAVO en beschermt onze buitengrens. Dat deed Hongarije en dat doet Polen nu. Beide landen beschermen momenteel onze verzorgingsstaat; die zou massale immigratie namelijk niet aankunnen. Maar Nederland speelt in ruil moraalridder en wil beide landen straffen. Alsof Nederland zo perfect is. Trefwoord: toeslagenaffaire. Polen kan ook tegen de migranten zeggen: jongens, loop maar door; ga maar naar Duitsland en Nederland; de grens is open. Maar Polen staat pal, ook voor ons. Daarom zou ik zeggen: dziękuję bardzo, hartelijk dank. Hoe ziet de minister dit?
Voorzitter. Ten slotte enkele woorden over de voedselzekerheid. Shell wordt Brits en onze boeren wordt het leven zuur gemaakt. Nederland heeft een van de beste en meest duurzame agrarische sectoren ter wereld, net als Israël. Dankzij de boerenstand heeft Nederland voedselzekerheid. En dat is een luxe, want de wereld heeft slechts een voedselvoorraad voor elf weken. Ik herhaal: elf weken. Wat gebeurt er als er tekorten ontstaan? De voedselproductie in de wereld moet tot 2050 met 60% stijgen om aan de voedselbehoefte van een groeiende wereldbevolking te voldoen. Dat is heel veel. Als er voedseltekorten optreden, zijn die niet direct aan te vullen. Prijzen stijgen en honger verscheurt bevolkingen.
Voorzitter. De minister, zo heeft hij onlangs gezegd, heeft het boek War van Margaret MacMillan gelezen, over de oorzaken van conflicten en oorlogen. Ziet de minister voedseltekorten als een mogelijke oorzaak voor de bedreiging van de vrede?
Dank u.
De voorzitter:
Dank aan de heer Eppink.
Het woord is aan de heer Van der Staaij, SGP.
De heer Van der Staaij (SGP):
Mevrouw de voorzitter. Ik wil beginnen met welgemeende complimenten aan het adres van collega Brekelmans voor zijn mooie, persoonlijke maidenspeech.
Ik sluit mij ook graag aan bij alle dankwoorden die in de richting van onze onvolprezen griffier Theo van Toor zijn uitgesproken. Met zijn ervaring en grote inzet heeft hij ons als buitenlandwoordvoerders inderdaad zeer ondersteund. Dat kan ik zeggen over een reeks van jaren waarin ik dat van nabij heb mogen meemaken. En dat hij er heel lang zit, kan ik nog eens even onderbouwen door te zeggen dat, toen ik hier binnenkwam, hij al zeer ervaren was en er al heel wat jaren op had zitten. En het zijn er niet heel veel die dat kunnen zeggen.
Voorzitter. En dan hebben we hier ook nog weer een nieuwe minister zitten. Theo van Toor heeft nog niet meegemaakt dat in één kabinetsperiode zo veel ministers van Buitenlandse Zaken zijn aangetreden, maar wel dat deze minister zich indertijd al als staatssecretaris in het buitenland minister mocht noemen. En dat is nu ook zo in het binnenland. "We gaan vooruit", zegt de minister.
Voorzitter. Dan naar de inhoud van deze begrotingsbehandeling.
Wereldwijd staat de democratie onder druk. We hebben onze handen vol aan het verdrijven van "tirannie", om maar een woord uit ons volkslied te gebruiken. De democratie blijft het voluit waard om te verdedigen. Om de bekende Oxfordprofessor Lewis te citeren: "Ik ben democraat, omdat ik in de zondeval geloof. De mensheid is zo diep gevallen dat niemand kan omgaan met een onbeperkte macht over medemensen". Een nuchtere observatie. We kunnen de macht maar beter delen en op die manier recht en vrede bevorderen. Mijn vraag aan de minister: verdient democratisering geen eigen poot binnen het mensenrechtenbeleid? Zou het niet goed zijn om aan de waarde van democratie als institutie nog meer aandacht te besteden?
Internationale inzet voor een democratische rechtsorde is een zaak van lange adem. We zagen dat indringend bij de hartverscheurende taferelen in Afghanistan. Overrompelend snel, hoe de klokken daar werden teruggezet. Precies waar Afghanen jaren geleden al bang voor waren. Net kwam het bij de interrupties al naar voren: met veel elan is gezegd dat met de combinatie van diplomatie, defensie en ontwikkelingssamenwerking daadwerkelijk een sprong voorwaarts gemaakt kon worden, maar dat bleek toch taaier dan gedacht. Mijn vraag aan de minister is dan ook: welke lessen trekken we daar nu eigenlijk uit, ook voor het toekomstige buitenlandbeleid? Ik zeg dat ook zelf heel eerlijk vanuit een grote betrokkenheid in achterliggende jaren. Wat in Afghanistan gebeurt, laat toch een soort aangeslagenheid na. Die vraagt om een reflectie die dieper gaat dan alleen op de vraag hoe het met de evacuatie is gegaan. Wat betekent dat nou echt voor wat we wel en niet in ons buitenlandbeleid kunnen bereiken?
Voorzitter. Dan de Europese Unie. Die is met nobele motieven opgericht. Tegelijkertijd vinden wij het als SGP belangrijk dat het bestuur steeds zo dicht mogelijk bij de burger wordt vormgegeven. De zorgen die hierover leven, leiden zelden tot een negatief oordeel over bevoegdheid, subsidiariteit en proportionaliteit. We hebben heel makkelijk een sneeuwbalwerking, een olievlekwerking, waarbij de bevoegdheden in Europa weer worden uitgebreid. Wanneer leiden zorgen over subsidiariteit daadwerkelijk tot een negatief oordeel? Durven we een kant uit te gaan en een streep te trekken door juist weer te zeggen: nee, dit kan nou echt beter nationaal behartigd worden?
In internationaal verband, in de Verenigde Naties, hebben we al jarenlang gesproken over de mogelijkheden tot verbeteringen en hervormingen. Het is een belangrijk forum voor samenwerking. Helaas krijgen onvrije landen er de ruimte om andere oneigenlijk de les te lezen. Hoe ziet de minister het perspectief voor verdere hervormingen van de Verenigde Naties? In internationaal verband, in VN-verband, is Israël vaak de gebeten hond. Denk aan talloze anti-Israëlresoluties, zwarte lijsten van bedrijven en een VN-onderzoekscommissie naar mogelijke oorlogsmisdaden tussen de Palestijnen en Israël. Die commissie is permanent. Het mandaat is te breed. De leden zijn niet neutraal. Dat heeft het kabinet eerder onderkend, maar wat doet Nederland nu om de samenstelling, het mandaat en de termijn aan te passen? Dat is mijn vraag.
Voorzitter. De Verenigde Naties kunnen nog altijd meerwaarde hebben rond zaken als basale mensenrechten. Een SGP-motie verzocht de regering afgelopen jaren in de VN-Mensenrechtenraad resoluties te initiëren over het tegengaan van geloofsvervolging in landen waar dit zeer urgent is. Ik wil vragen hoe het daarmee staat.
Ik wil ook aandacht vragen voor Noord-Korea. Wie de Kim-dynastie niet vereert, loopt levensgevaar. Al jarenlang staat het land onveranderd op de trieste eerste plaats in de ranglijst christenvervolging. Bewijzen van arbitraire detentie, dwangarbeid, martelingen en ander onrecht zijn er te over. Het is daar op brede schaal heel slecht gesteld met de mensenrechten. Ziet de minister mogelijkheden om Noord-Korea steviger aan te spreken op de schending van fundamentele rechten van de eigen burgers? Wil hij in dat kader opties verkennen voor VN-resoluties, persoonsgerichte sancties in EU-verband of op welke manier dan ook, om niet te berusten in de jarenlange trieste situatie rond de fundamentele mensenrechten in Noord-Korea?
Voorzitter. Een begrotingsbehandeling is voor mij altijd een moment waarop je ook kijkt naar de vergeten conflicten, waar je soms heel weinig aandacht voor ziet. Wat er in Nigeria gebeurt, gaat ons zeer aan het hart. Daar komen al zo'n lange tijd zo veel mensen om het leven, ook door terroristische activiteit. Kerkgangers worden regelmatig in groten getale toegetakeld, ontvoerd of zelfs gedood. Is hier ook via de diplomatieke weg oog voor?
De voorzitter:
Er is een vraag van de heer Brekelmans.
De heer Brekelmans (VVD):
Ik heb een vraag over Noord-Korea, want dat is een land waar ik me ook in algemene zin zorgen over maak. De heer Van der Staaij noemde de optie van sancties. Het lastige is alleen dat uitgerekend dat land en de leiders van dat land internationaal gezien nogal geïsoleerd zijn. Dat zijn geen mensen die makkelijk over de wereld reizen of overal allerlei tegoeden hebben. Daardoor ben ik bang dat de typische sancties die wij bijvoorbeeld als EU doen, niet heel effectief zijn. De Verenigde Naties zullen uiteraard nooit sancties tegen Noord-Korea uitspreken, omdat China Noord-Korea steunt. Ik zou dus toch aan de heer Van der Staaij willen vragen of hij ook andere manieren ziet om de dreiging van Noord-Korea in te dammen. Hoe vindt hij dat we China hierop zouden moeten aanspreken?
De heer Van der Staaij (SGP):
China aanspreken is absoluut een belangrijke sleutel in dit geheel. Als die bescherming in VN-verband blijft bestaan, is het lastig om daar echt op door te pakken. Het kan goed zijn dat het antwoord is dat persoonsgerichte sancties van de Europese Unie daar te weinig effect sorteren. Wat de heer Brekelmans daarover zegt, komt mij best plausibel voor. Maar ik zou toch graag nog even uitgediept en verder verkend willen hebben of het klopt dat daar niets in te bereiken is of dat de kwestie is dat met name de mensenrechtenkant nog weinig op de agenda staat. Als het ging over Noord-Korea, dan ging het heel vaak, en overigens zeer terecht, over de zorg over massavernietigingswapens. Maar als je het wereldwijd al zo lange tijd beziet, hebben we daar ook nog met de schending van fundamentele mensenrechten te maken. Dus vandaar ook deze vraag. Er is door ngo's ook als mogelijkheid geopperd: zou je niet, à la Rwanda, naar een soort apart ad-hoctribunaal toe moeten gaan? Dat lijkt me ook praktisch heel ingewikkeld. Maar welke suggestie dan ook, ik leg graag de volgende vraag neer. Nu lijken we er een soort van in te berusten, als "we kunnen daar niets mee", maar zouden we dit toch niet wat hoger op de agenda kunnen zetten, ook het aanspreken op de mensenrechten?
De voorzitter:
Gaat u verder.
De heer Van der Staaij (SGP):
Voorzitter. Wij vinden, als we over China spreken, ook een bestendige samenwerking met Taiwan van groot belang, zowel qua handel als voor de bestrijding van internationale cybercriminaliteit. En ik zei "als we over China spreken", want ik weet hoe gevoelig het ligt, maar tegelijkertijd vind ik het ook van belang om daarin niet alleen China naar de ogen te kijken, maar ook op te komen voor de gerechtvaardigde belangen van Taiwan. Mijn vraag is dan ook: steunt Nederland het Taiwanese waarnemerschap bij Interpol, waar in de praktijk ook behoefte aan bestaat?
Dan Armenië, ook zo'n land in de knel. Ik dacht dat mevrouw Mulder daar namens de CDA-fractie ook aandacht voor vroeg, ook voor de recente agressie waardoor weer zo veel Armeniërs getroffen zijn. Wat kan Nederland doen om de recente aanval van Azerbeidzjan te veroordelen, is mijn vraag, en hoe bij te dragen aan de verhoudingen daar? En is het niet de hoogste tijd om de Armeense genocide officieel te erkennen?
Voorzitter, tot slot. Als we spreken over democratie is ook mijn fractie geschrokken van het stem- en debatverbod voor die ongevaccineerde Letse volksvertegenwoordigers. Ook die zorg wil ik graag bij de minister neerleggen, ook om Letland daarop aan te spreken. Het gaat om gewetensvrijheid en het gaat ook om het functioneren van parlementen; parlementen die een waardevolle manier zijn om vreedzaam met conflicten om te gaan. En juist die gerichtheid op onderlinge vrede en het op deze manier vreedzaam omgaan met conflicten, daar moeten we heel zuinig op zijn.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Voorzitter. Mag ik mijn laatste interruptie besteden aan iemand die al wat langer in de Kamer zit? Daar kunnen wij nog wat van leren. Het gaat over Afghanistan. De heer Van der Staaij herinnert zich vast nog wel oud-minister-president Balkenende, die onderzoek liet doen naar de oorlog in Irak en toen met het beroemde zinnetje kwam: "Met de kennis van nu, hadden we dat heel anders gedaan". Dat was de strekking. Zou de heer Van der Staaij dat ook van toepassing kunnen verklaren op de oorlog in Afghanistan, dus dat hij zegt: "Met de kennis van nu, van wat we weten hoe gemakkelijk de taliban naar binnen liepen in Kabul, hadden we dat heel anders moeten doen"? Hoe ziet hij dat?
De heer Van der Staaij (SGP):
Ik heb het toen in debatten al naar voren gebracht, ook op grond van werkbezoeken aan Afghanistan. Ik ben daar verschillende keren geweest in de loop van de tijd. Ik herinner me ook nog hoe ik onder de indruk was na op de vliegreis naar Kabul De vliegeraar gelezen te hebben, en dat ik me in één klap realiseerde wat iemand van mijn leeftijd, zo begin 50, in Afghanistan allemaal meegemaakt heeft aan veranderingen van de macht: de Russische bezetting, de taliban en wat daarmee kwam kijken, de situatie van burgeroorlog. En dat ze ook met een zeker wantrouwen soms keken naar die nieuwe mensen uit het Westen: die zeggen dat ze ons echt gaan helpen om hier nu democratie te gaan vestigen, maar zijn die straks niet weer na een paar jaar met de staart tussen de benen weg, als het te lastig wordt; gaan die dat volhouden? Die vraag heb ik toen al aan de orde gehad. Maar ik zeg met de wijsheid van nu: misschien moet je inderdaad wel je ambities verder bijstellen, en zeggen dat de realiteit laat zien dat je het maar een beperkt aantal jaren kan volhouden als internationale gemeenschap. En je vraagt dus ook: als je dat onder ogen ziet, wat kan je dan eigenlijk wel en niet waarmaken? Maar als je die hele langdurige, intensieve betrokkenheid nodig hebt om echte verandering te bewerkstelligen, dan moet je je sterk afvragen of je dat wel kan waarmaken.
De voorzitter:
Dank u, meneer Van der Staaij. Dan is, tot slot, het woord aan de heer Kuzu van DENK.
De heer Kuzu (DENK):
Voorzitter. Ik wil mij in de eerste plaats aansluiten bij alle complimenten die zijn gemaakt in de richting van de heer Brekelmans van de VVD. Van harte gefeliciteerd met zijn maidenspeech en ik hoop dat er vele mooie bijdragen mogen volgen in de Kamer, vergezeld van even mooie debatten. Verder ook een dankwoord in de richting van de minister. Het was voor een korte periode en ik weet niet of de ministier is gepolst voor een nieuwe periode, maar ik vind het vooral heel erg dapper dat hij het voor deze korte periode wilde doen. Uiteraard ook een woord van dank richting onze griffier. Theo, van harte dank voor wat jij de afgelopen jaren en ook sinds de negen jaar dat ik hier zit in de Tweede Kamer heb gedaan voor de commissie voor Buitenlandse Zaken.
Dan de inhoud, want de geopolitieke verhoudingen in de wereld staan op scherp. De voorspoed en vooruitgang die aan het begin van de jaren negentig na de val van de muur is ingezet, heeft plaatsgemaakt voor steeds meer grilligheid. Het Nederlandse buitenlandbeleid is niet een ver-van-mijn-bedshow. Conflicten en oorlogen die zich duizenden kilometers verderop afspelen, raken mensen in onze steden en in onze wijken. Voor het gebouw van de Tweede Kamer wordt met enige regelmaat geprotesteerd om de aandacht te vestigen op de situatie in Iran, in Afghanistan, in Myanmar en ga zo maar door. En ook al lijkt het ver weg, het komt soms ook heel dichtbij. We zien het aan de oostgrens van Europa, waar Loekasjenko vluchtelingen als wapen inzet om druk uit te oefenen op de Europese Unie. Cyberoorlogen en hybride oorlogen lijken theoretische begrippen maar het is dichterbij dan veel mensen denken. Misinformatie, desinformatie, wie is er niet slachtoffer van geworden? Apps op onze telefoon zoals TikTok en gezichtsherkenning kunnen tegen ons gebruikt worden als het in verkeerde handen valt.
Om deze dreigingen te bezweren is het belangrijk — en daar spreekt mijn fractie zich ook enorm voor uit — om voorstander te zijn van het multilateralisme. Een internationale institutie zoals de Verenigde Naties heeft ons vrede en veiligheid gebracht. Een internationale institutie zoals de Europese Unie heeft ons economisch voorspoed gebracht. Maar mijn fractie maakt zich ook steeds meer zorgen over de houdbaarheid van deze instituties als wij niet pionier willen zijn in de hervorming van deze instituties. Dat is in de eerste plaats nodig voor het draagvlak van onze eigen bevolking.
Nederland is dan misschien wel een klein land maar wel groots in daden. Het is bij uitstek het land dat zich onderscheidt door zijn uitstekende diplomatie. Juist nu is het belangrijk om de waarden waar wij in de westerse wereld vaak over spreken, voorop te stellen. Het is zelfs onze grondwettelijke plicht, waarover alle 150 Kamerleden hebben beloofd of gezworen er getrouw aan te zijn, om de internationale rechtsorde te bevorderen. Nederland moet blijven omkijken naar minderheden in nood en minderheden die onderdrukt worden.
Voorzitter. Vandaag wil ik daarom drie onderwerpen onder de aandacht brengen van de minister: de wandaden van de apartheidsstaat Israël, de mensenrechtenschendingen die plaatsvinden in China tegenover de Oeigoeren en de zorgwekkende ontwikkelingen in Bosnië.
Voorzitter. Om te beginnen lukt het de apartheidsstaat Israël telkens weer om de internationale rechtsorde te ondermijnen. De ene keer wordt de Gazastrook platgebombardeerd en de andere keer annexeert Israël op illegale wijze nog meer Palestijns grondgebied door illegale nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever te annexeren. En dan heb ik het nog niet eens over de talloze VN-resoluties die Israël in de afgelopen decennia aan z'n laars heeft gelapt.
En alsof deze wandaden van Israël in de richting van de Palestijnen nog niet genoeg zijn, plaatste Israël vorige maand een zestal ngo's op de terreurlijst. Het maatschappelijke middenveld afbreken, is een uiterst geschikt instrument om ervoor te zorgen dat je nog meer mensen kunt arresteren, zodat de laatste hoop van tienduizenden Palestijnen op humanitaire hulp, die door deze ngo's wordt aangeboden, hen ontnomen kan worden. Ik zou aan de minister willen vragen of hij bereid is om de classificaties van Israël in de richting van deze ngo's niet te erkennen en van Israël te eisen dat dat besluit wordt teruggedraaid.
Voorzitter. Het tweede punt betreft een ander land dat keer op keer mensenrechten schendt en kampioen is in het onderdrukken van minderheden: China. Er gaat geen dag voorbij zonder schrijnende berichten uit China over de onderdrukking van de Oeigoeren. Meer dan 1 miljoen Oeigoeren zijn gedwongen in heropvoedingskampen geplaatst. Oeigoeren die nog in Xinjiang leven, worden dagelijks gevolgd door camera's en via hun smartphones. Dat geldt niet alleen voor de Oeigoeren in China, want ook in Nederland hebben Oeigoeren daarmee te maken. Oeigoerse vrouwen worden verplicht uitgehuwelijkt aan Han-Chinezen en stelselmatig verkracht. Kortom, aan de andere kant van de wereld vindt er een genocide plaats. Het is goed dat de Tweede Kamer dit heeft erkend, maar het blijft bij loze woorden, als daar geen consequenties aan worden verbonden vanuit de regering. De vraag aan de minister is dus: wat is volgens u de volgende stap? Zou het bijvoorbeeld zo kunnen zijn dat we bedrijven in Nederland, zoals QIAGEN ... Ik heb begrepen dat dat bedrijf monster- en testtechnologieën voor moleculaire diagnostiek levert. Maar zij leveren ook producten aan China die gebruikt worden om de Oeigoeren etnisch te zuiveren. Ik wil aan de minister vragen of er een inventarisatie is gemaakt van Nederlandse bedrijven die producten of diensten leveren aan China waarmee Oeigoeren onderdrukt worden. Ik zou de minister ook met klem willen oproepen om een exportverbod in te stellen voor producten en diensten vanuit Nederland, waarmee deze etnische zuiveringen in China direct of indirect worden uitgevoerd.
Voorzitter. Ik kom bij mijn laatste punt: de zorgwekkende ontwikkelingen in Bosnië. Mijn collega Sjoerdsma heeft het daar ook over gehad. Terwijl de wonden van de mislukte Nederlandse vredesmissie in Srebrenica nog niet zijn geheeld, staan we aan de vooravond van een volgend drama in Bosnië, een drama waarbij Servische nationalisten, gesteund door Rusland en Servië, bezig zijn met hun lang gekoesterde droom om zich af te scheiden van Bosnië en onderdeel te worden van Servië. Dat drama is door Dodik in gang gezet, want recent nog zei Dodik op de Servische staatstelevisie dat de genocide in Srebrenica nooit heeft plaatsgevonden, en al helemaal niet in de periode 11 tot en met 18 juli 1995. Ik citeer de beste man: "Het is onmogelijk dat er gedurende die periode ook maar iets is gebeurd in Srebrenica." Hoe wild wil je het hebben? Diezelfde Dodik noemde Bosnië-Herzegovina een "miskraam". Wij hier in Nederland mogen niet toestaan dat het volgende humanitaire drama zich nogmaals voor onze ogen voltrekt. Daarom zou ik aan de minister willen vragen of hij bereid is om hier met daadkracht tegen op te treden. Wat mij betreft is het tijd voor economische druk en specifieke sancties, gericht op Dodik. Zijn politieke bondgenoten en zakenvrienden zijn toe aan keiharde veroordelingen. Ik zou ook willen voorstellen dat de bankrekeningen van de beste man worden bevroren. Alles moet uit de kast worden gehaald om het doemscenario waarover Servische nationalisten al jarenlang dromen, te voorkomen. De vraag is: is de minister daartoe bereid? Want als wij vandaag niet ingrijpen, belonen we de genocide in Srebrenica. "Never again" verandert dan in "once again", en dat moeten we niet willen.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank aan de heer Kuzu. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de eerste termijn van de kant van de Kamer, met gelukkig veel inhoud, en ook met twee mooie momenten, namelijk de maidenspeech van de heer Brekelmans en de mooie dankwoorden voor onze onvolprezen griffier Van Toor, maar ook met één dieptepunt. Dat had te maken met een directe bedreiging van één Kamerlid aan het adres van een ander Kamerlid.
De algemene beraadslaging wordt geschorst.
De voorzitter:
Wij gaan donderdag verder. Dan hoop ik dat wij allen in ons achterhoofd artikel 8.14 uit ons eigen Reglement van Orde nog even vers in het geheugen opslaan. Ik lees het nog maar even voor: "Ieder lid gedraagt zich in de vergadering op een wijze die getuigt van onderling respect, en die geen afbreuk doet aan de waardigheid van de Kamer". Met deze stichtelijke woorden zou ik de vergadering voor een kort moment willen schorsen. Daarna krijgen wij stemmingen en een regeling van werkzaamheden.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
Regeling van werkzaamheden (stemmingen)
Voorzitter: Bergkamp
Regeling van werkzaamheden (stemmingen)
Regeling van werkzaamheden (stemmingen)
De voorzitter:
Aan de orde is een korte regeling van werkzaamheden. Ik stel voor zo dadelijk ook te stemmen over de aangehouden motie-Stoffer (35927, nr. 78), de aangehouden motie-Dassen c.s. (35896, nr. 12) en de aangehouden motie-Agema (35899, nr. 9).
Dan geef ik allereerst het woord aan de heer Smals van de VVD en daarna aan de heer Van der Lee.
De heer Smals (VVD):
Ik verzoek om de stemmingen in verband met de Verzamelwet SZW 2022 — dat zijn de agendapunten 6, 7 en 8 — uit te stellen tot morgen.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik kijk even naar de collega's om te zien of daar bezwaar tegen is. Dat is niet het geval. Morgen zijn er nog geen stemmingen ingepland. Dat betekent voor de collega's dat we morgen dus een extra stemmoment moeten gaan inplannen. Dan weten de collega's dat. Ik kijk even of daar bezwaar tegen is. Daar is geen bezwaar tegen. Dan gaan we dat inplannen.
Ik geef het woord aan de heer Van der Lee van GroenLinks.
De heer Van der Lee (GroenLinks):
Ik wil graag een motie van mijn collega Westerveld, die ze met mevrouw Van Esch heeft ingediend, aanhouden. Dat is bij agendapunt 15, over de moties ingediend bij het debat over de ontwikkelingen rondom het coronavirus. Het gaat om de motie op stuk nr. 1532 (25295).
De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Westerveld stel ik voor haar motie (25295, nr. 1532) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
Stemmingen
Stemmingen
Stemmingen Reparatiewet WtBK
Aan de orde is de stemming in verband met het wetsvoorstel Wijziging van de Wet ter Bescherming Koopvaardij houdende aanpassingen in verband met het certificerings- en vergunningstelsel, de positie van particuliere beveiligers, de scheepsbeheerder en de kapitein, de verwerking van bijzondere persoonsgegevens en herstel van enkele onvolkomenheden (Reparatiewet WtBK) (35811).
(Zie wetgevingsoverleg van 8 november 2021.)
De voorzitter:
Ik geef allereerst het woord aan mevrouw Belhaj voor een stemverklaring.
Mevrouw Belhaj (D66):
Voorzitter. Dit is mijn eerste stemverklaring in de zes jaar dat ik Kamerlid ben. Ik wil beginnen met uit te spreken dat wij de zorgen zien die de sector heeft over de onveiligheid en de mogelijke piraterij op scheepvaartroutes. Wij voelen met deze sector mee en begrijpen dat het veiliger moet. Desondanks stemmen wij vandaag tegen deze reparatiewet. Dit komt doordat D66 ook destijds tegen de initiële wet stemde. Ook al worden er in de reparatiewet een aantal knelpunten verholpen en een aantal andere punten aangescherpt, zoals het verbeteren van de vergewisplicht van de kapitein en de teamleider, de fundamentele verandering die deze wet teweegbrengt, blijft ongewijzigd. Mijn fractie blijft van mening dat de bescherming van de koopvaardij zo veel als mogelijk gedaan moet worden door de krijgsmacht en het daarvoor benoemde Vessel Protection Detachment.
Voorzitter. De wet zoals die nu voorligt, biedt eigenlijk twee mogelijkheden met een financiële grondslag om af te wijken. De zwaardmacht van de overheid moet niet lichtzinnig opgenomen worden. De wet die hier nu voorgelegd wordt, is niet proportioneel. Dat maakt dat D66 vol overtuiging tegen deze wet zal stemmen.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Belhaj.
In stemming komt het wetsvoorstel.
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van GroenLinks, Volt, de PvdA, Fractie Den Haan, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, Lid Omtzigt, het CDA, JA21, BBB, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.
Stemmingen moties Nationaal Strategisch Plan (NSP)
Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het tweeminutendebat Nationaal Strategisch Plan (NSP),
te weten:
- de motie-Bisschop/Van der Plas over minder uit productie nemen van bouwland bij de teelt van vanggewassen of stikstofbindende gewassen (28625, nr. 300);
- de motie-Bisschop/Van der Plas over voldoende opties voor de akkerbouw opnemen in de ecoregelingen (28625, nr. 301);
- de motie-Bisschop/Van der Plas over het vaststellen van het percentage voor overheveling van budget van de eerste naar de tweede pijler (28625, nr. 302);
- de motie-Tjeerd de Groot c.s. over de overheveling van pijler 1 naar pijler 2 stapsgewijs laten groeien naar 30% (28625, nr. 303);
- de motie-Tjeerd de Groot c.s. over boeren die additionele klimaat- en natuurdiensten leveren ruimhartiger belonen (28625, nr. 304);
- de motie-Vestering over het maximale budget overhevelen van pijler 1 naar pijler 2 (28625, nr. 305);
- de motie-Vestering over het geld uit de eerste pijler van het gemeenschappelijk landbouwbeleid maximaal inzetten voor de ecoregeling (28625, nr. 306);
- de motie-Vestering over de sierteeltsector uitsluiten van subsidies uit het GLB (28625, nr. 307);
- de motie-Vestering over akker- en tuinbouwers van wie het areaal voor minstens 80% uit voedselbos bestaat automatisch tot het niveau goud rekenen voor de ecoregeling (28625, nr. 308);
- de motie-Edgar Mulder over zo veel mogelijk geld terughalen uit het NSP en dat onder soepele voorwaarden verdelen onder Nederlandse boeren (28625, nr. 309);
- de motie-Van Campen c.s. over een voorstel met een stapsgewijze verhoging van eerstepijlergeld naar de tweede pijler per jaar (28625, nr. 310);
- de motie-Van Campen over een tool die boeren helpt om eenvoudig keuzes te kunnen maken in het nieuwe gemeenschappelijk landbouwbeleid (28625, nr. 311);
- de motie-Thijssen/Bromet over de ecoregeling alleen openstellen voor maatregelen die aantoonbaar zinvol en effectief zijn (28625, nr. 312);
- de motie-Thijssen c.s. over 30% van het budget overhevelen van de eerste naar de tweede pijler (28625, nr. 313);
- de motie-Thijssen/Bromet over vakbonden en werkgeversorganisaties betrekken bij het opstellen van het Nationaal Strategisch Plan (28625, nr. 314);
- de motie-Van Haga/Van der Plas over de conditionaliteiten in het Nationaal Strategisch Plan herzien (28625, nr. 315);
- de motie-Van Haga/Van der Plas over terreinbeherende organisaties toevoegen aan de bestaande negatieflijst (28625, nr. 316);
- de motie-Van Haga/Van der Plas over cofinanciering als harde voorwaarde bij de tweede pijler (28625, nr. 317).
(Zie vergadering van 11 november 2021.)
De voorzitter:
Op verzoek van de heer Van Haga stel ik voor zijn motie (28625, nr. 317) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
De voorzitter:
De motie-Vestering (28625, nr. 308) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat voedselbossen een positief effect hebben op het klimaat en de biodiversiteit en geen schadelijke emissies naar het milieu hebben;
verzoekt de regering akker- en tuinbouwers van wie het areaal voor minstens 80% uit voedselbos bestaat, tot het niveau "goud" te rekenen voor de ecoregeling,
en gaat over tot de orde van de dag.
Zij krijgt nr. 318, was nr. 308 (28625).
Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.
In stemming komt de motie-Bisschop/Van der Plas (28625, nr. 300).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SGP, Lid Omtzigt, JA21, BBB, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Bisschop/Van der Plas (28625, nr. 301).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, Volt, DENK, de PvdA, Fractie Den Haan, de VVD, de SGP, Lid Omtzigt, JA21, BBB, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Bisschop/Van der Plas (28625, nr. 302).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van DENK, Fractie Den Haan, de SGP, Lid Omtzigt, JA21, BBB, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Tjeerd de Groot c.s. (28625, nr. 303).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, Volt, de PvdA, Fractie Den Haan, D66, de ChristenUnie, de VVD en het CDA voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Tjeerd de Groot c.s. (28625, nr. 304).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, Fractie Den Haan, D66, de ChristenUnie, de VVD, Lid Omtzigt en het CDA voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Vestering (28625, nr. 305).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, de PvdA en de PvdD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Vestering (28625, nr. 306).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, de PvdA en de PvdD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Vestering (28625, nr. 307).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, de PvdA en de PvdD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de gewijzigde motie-Vestering (28625, nr. 318, was nr. 308).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, Fractie Den Haan en FVD voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Edgar Mulder (28625, nr. 309).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SGP, JA21, BBB, de PVV en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Van Campen c.s. (28625, nr. 310).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, Volt, DENK, Fractie Den Haan, D66, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, Lid Omtzigt en het CDA voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Van Campen (28625, nr. 311).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, Fractie Den Haan, D66, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, Lid Omtzigt, het CDA, JA21, BBB, de PVV en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Thijssen/Bromet (28625, nr. 312).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD en Fractie Den Haan voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Thijssen c.s. (28625, nr. 313).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, de PvdA, de PvdD en Fractie Den Haan voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Thijssen/Bromet (28625, nr. 314).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, Fractie Den Haan, de ChristenUnie en Lid Omtzigt voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Van Haga/Van der Plas (28625, nr. 315).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SGP, JA21, BBB, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Van Haga/Van der Plas (28625, nr. 316).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SGP, JA21, BBB, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
Stemming motie Tweede resultatenoverzicht realisatieplan visie Waardevol en verbonden
Aan de orde is de stemming over een motie, ingediend bij het tweeminutendebat Tweede resultatenoverzicht realisatieplan visie Waardevol en verbonden,
te weten:
- de motie-Vestering over geen subsidies voor nieuwe mestvergistingsinstallaties in de kringloopvisie (35925-XIV, nr. 12).
(Zie vergadering van 11 november 2021.)
De voorzitter:
De motie-Vestering (35925-XIV, nr. 12) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende de aangenomen motie Ouwehand (35925, nr. 31) die verzoekt mestvergisters uit te sluiten van de SDE++-subsidie;
verzoekt de regering om haar kringloopvisie voor de landbouw aan te passen op deze nieuwe realiteit zonder de subsidies voor nieuwe mestvergistingsinstallaties,
en gaat over tot de orde van de dag.
Zij krijgt nr. 13, was nr. 12 (35925-XIV).
Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.
In stemming komt de gewijzigde motie-Vestering (35925-XIV, nr. 13, was nr. 12).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, Fractie Den Haan, D66 en de PVV voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
Dan slaan we even een stuk over en gaan we naar agendapunt 9.
Stemmingen moties CBR
Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het tweeminutendebat CBR,
te weten:
- de motie-De Hoop/Stoffer over het schrappen van faalangstexamens als mogelijke tijdelijke maatregel uitsluiten (29398, nr. 971);
- de motie-Madlener over de norm voor reserveringstermijnen terugbrengen naar vier weken (29398, nr. 972).
(Zie vergadering van 11 november 2021.)
In stemming komt de motie-De Hoop/Stoffer (29398, nr. 971).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, Fractie Den Haan, de SGP, Lid Omtzigt, JA21, BBB, de PVV en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Madlener (29398, nr. 972).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, DENK, Lid Omtzigt, JA21, BBB, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ik hoorde u BBB niet noemen bij de motie-De Hoop/Stoffer op stuk nr. 971, maar dat kan echt wel met mijn gehoor te maken hebben. Maar wij worden geacht voor te hebben gestemd.
De voorzitter:
Dank u wel. Wij zullen dit opnemen in de Handelingen.
Stemmingen moties Media
Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het tweeminutendebat Media,
te weten:
- de motie-Kwint over in de Mediawet opnemen dat minimaal 80% van de medewerkers van de publieke omroep in vaste dienst moet zijn (32827, nr. 234);
- de motie-Kwint over het in de Mediawet opnemen van een zzp-tarief bij de publieke omroep van minstens €35 (32827, nr. 235);
- de motie-Kwint over in kaart brengen hoe de pluriformiteit van het media-aanbod beter beschermd kan worden (32827, nr. 236);
- de motie-Martin Bosma over de kosten van de Kaagdocumentaire in mindering brengen op de partijfinanciering van D66 (32827, nr. 238);
- de motie-Werner over onderzoek naar eventuele knelpunten bij het waarborgen van de pluriformiteit (32827, nr. 239).
(Zie vergadering van 11 november 2021.)
In stemming komt de motie-Kwint (32827, nr. 234).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, DENK, de PvdA, de PvdD, Lid Omtzigt en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Kwint (32827, nr. 235).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, Fractie Den Haan en BBB voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Kwint (32827, nr. 236).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, Fractie Den Haan, D66, de ChristenUnie, de SGP, Lid Omtzigt, het CDA, JA21, BBB, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Martin Bosma (32827, nr. 238).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, DENK, JA21, BBB, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Werner (32827, nr. 239).
De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.
Stemmingen moties Leraren
Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het tweeminutendebat Leraren,
te weten:
- de motie-Kwint/Westerveld over het periodiek herzien van de noodmaatregelen voor het lerarentekort in de G5 (27923, nr. 427);
- de motie-Beertema over een wetgevingstraject om misbruik van het begrip "zwaarwegende redenen" te voorkomen (27923, nr. 429);
- de motie-De Hoop over landelijke regie om te voorkomen dat scholen zich afzijdig houden bij de aanpak van het lerarentekort (27923, nr. 430);
- de motie-De Hoop over arbeidsmarkttoelagen niet langer toekennen op basis van het BRIN-nummer (27923, nr. 431);
- de motie-De Hoop over inventariseren of en hoe scholen buddysystemen voor beginnende leraren vormgeven (27923, nr. 432).
(Zie vergadering van 11 november 2021.)
De voorzitter:
De motie-De Hoop (27923, nr. 432) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er op scholen sprake is van een vicieuze cirkel van een torenhoge werkdruk, mensen die onder invloed van het lerarentekort te snel voor de klas worden gezet en een derde van de leraren al na vijf jaar afhaakt;
overwegende dat deze vicieuze cirkel valt te doorbreken door buddysystemen, zoals het buddyinitiatief van de scholengemeenschap Canisius;
verzoekt de regering om te inventariseren of en hoe scholen voor funderend onderwijs gestalte geven aan buddysystemen voor beginnende leraren,
en gaat over tot de orde van de dag.
Zij krijgt nr. 435, was nr. 432 (27923).
Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.
In stemming komt de motie-Kwint/Westerveld (27923, nr. 427).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, Fractie Den Haan, de SGP, Lid Omtzigt, JA21, BBB, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Beertema (27923, nr. 429).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, Fractie Den Haan, Lid Omtzigt, JA21, BBB, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-De Hoop (27923, nr. 430).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, Fractie Den Haan, D66, de ChristenUnie, de VVD, Lid Omtzigt, het CDA, BBB en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-De Hoop (27923, nr. 431).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, Fractie Den Haan, de SGP, BBB en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de gewijzigde motie-De Hoop (27923, nr. 435, was nr. 432).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, Fractie Den Haan, D66, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, Lid Omtzigt, het CDA, JA21, BBB, de PVV en Groep Van Haga voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de fractie van FVD ertegen, zodat zij is aangenomen.
Stemming motie Beleidsreactie op onderzoek naar seksueel grensoverschrijdend gedrag in het onderwijs
Aan de orde is de stemming over een motie, ingediend bij het tweeminutendebat Beleidsreactie op onderzoek naar seksueel grensoverschrijdend gedrag in het onderwijs,
te weten:
- de motie-Westerveld over het maken van sectorspecifieke afspraken over de aanpak van seksueel grensoverschrijdend gedrag (35925-VIII, nr. 23).
(Zie vergadering van 11 november 2021.)
In stemming komt de motie-Westerveld (35925-VIII, nr. 23).
De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.
Stemmingen moties Begroting Defensie 2022
Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het debat Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 2022,
te weten:
- de motie-Fritsma over de Nederlandse krijgsmacht niet meer inzetten voor buitenlandse missies (35925-X, nr. 19);
- de motie-Fritsma over het diversiteitsbeleid bij Defensie uitbannen (35925-X, nr. 20);
- de motie-Fritsma over de negen additionele F-35-toestellen kostenvrij afbestellen (35925-X, nr. 21);
- de motie-Boswijk c.s. over het ontwikkelen van een strategie voor bescherming van de cruciale infrastructuur in de Noordzee (35925-X, nr. 22);
- de motie-Boswijk c.s. over het handhaven van het verbod op militaire uniformen en het Rode Kruis-embleem bij demonstraties (35925-X, nr. 23);
- de motie-Van Wijngaarden c.s. over zorgen voor borging van het wezenlijk nationaal veiligheidsbelang en strategische autonomie (35925-X, nr. 24);
- de motie-Van Wijngaarden c.s. over een eigen aanstellingsmandaat voor het Defensie Cyber Commando (35925-X, nr. 25);
- de motie-Jasper van Dijk over een eigentijds defensiebeleid ontwikkelen op basis van geactualiseerde verkenningen (35925-X, nr. 26);
- de motie-Jasper van Dijk over het project vernieuwing onderzeeboten tot nader order uitstellen (35925-X, nr. 27);
- de motie-Jasper van Dijk over afzien van het nuclear sharing-beleid (35925-X, nr. 28);
- de motie-Belhaj c.s. over kaders voor de inzet van lokale medewerkers bij toekomstige militaire missies en op Nederlandse ambassades en consulaten (35925-X, nr. 29);
- de motie-Piri c.s. over onderzoeken of en hoe inzichtelijk gemaakt kan worden hoe investeringen bijdragen aan de operationele inzetbaarheid van de krijgsmacht (35925-X, nr. 30);
- de motie-Piri/Bromet over het inzetten van de extra financiële middelen voor spoedige invoering van het nieuwe personeelsmodel (35925-X, nr. 31);
- de motie-Bromet/Piri over het in kaart brengen van beleidsalternatieven voor de luchthavenbesluiten (35925-X, nr. 32);
- de motie-Jansen c.s. over het uitkeren van de eenmalige uitkering van €1.000 op 1 december 2021 (35925-X, nr. 33);
- de gewijzigde motie-Stoffer c.s. over uitbreiding van de capaciteiten voor tactisch en strategisch luchttransport (35925-X, nr. 34);
- de motie-Stoffer c.s. over de Nederlandse maritieme industrie zo veel mogelijk betrekken bij ontwerp, ontwikkeling, bouw en instandhouding van de onderzeeboten (35925-X, nr. 36);
- de motie-Van der Plas c.s. over een onderzoek naar de financiële situatie van Defensiepersoneel (35925-X, nr. 37);
- de motie-Van der Plas over een onderzoek naar het versoepelen van selectiecriteria bij Defensie (35925-X, nr. 38);
- de motie-Van Haga c.s. over de Defensievisie 2035 omarmen (35925-X, nr. 39);
- de motie-Van Haga/Smolders over het voordragen van een oud-militair als minister van Defensie (35925-X, nr. 41).
(Zie vergadering van 11 november 2021.)
De voorzitter:
De motie-Van Wijngaarden (35925-X, nr. 24) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het kabinet conform de EZ-maakindustriebrief van 30-10-2020 en de Defensie Industrie Strategie 2018 streeft naar minimale afhankelijkheid van (bedrijven in) derde landen bij het garanderen van essentiële nationale veiligheidsbelangen;
overwegende dat bij de gunning van de beste boot voor de beste prijs met oog voor risicobeheersing en de uitwerking van het nationaal veiligheidsbelang en strategische autonomie het criterium "beste boot" niet een puur technische vergelijking is maar ook de mogelijkheid omvat om gedurende de gehele levensduur strategisch autonoom en zelfstandig over het wapensysteem te kunnen beschikken;
overwegende dat voor de borging van deze strategische autonomie en maximale inzetbaarheid van de boot het wenselijk en nodig is dat Defensie, Nederlandse bedrijven en kennisinstellingen onderhoud aan en upgrades van de boot gedurende de gehele levensfase zo zelfstandig mogelijk kunnen uitvoeren;
overwegende dat om bij de gehele levensfase betrokken te zijn, een wezenlijke rol bij de productie zeer wenselijk is;
overwegende dat deze strategische autonomie in de gunningscriteria van de boot geborgd dient te worden;
verzoekt de regering:
- te zorgen voor borging van het wezenlijk nationaal veiligheidsbelang en strategische autonomie, inclusief daarvoor benodigde betrokkenheid van de Gouden Driehoek, bij de gehele levensfase van de onderzeeboot;
- daartoe in de offerteaanvraag primaire en secundaire eisen te formuleren, en de Kamer voorafgaand aan het doen uitgaan van de offerteaanvraag desnoods vertrouwelijk te informeren over de afweging tussen primaire en secundaire eisen in het beoordelingskader en gevolgen voor strategische autonomie die voortvloeien uit de gemaakte keuzes;
- de Kamer tevens te informeren over de gevolgen hiervan voor de levensduurkosten van de onderzeeboten in relatie tot de return on investment,
en gaat over tot de orde van de dag.
Zij krijgt nr. 43, was nr. 24 (35925-X).
De motie-Piri (35925-X, nr. 30) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het effect van vele honderden miljoenen extra op het wegwerken van achterstanden in de afgelopen kabinetsperiode "beperkt" wordt genoemd;
constaterende dat de extra investeringen niet hebben geleid tot het op orde krijgen van de personele en materiële gereedheid;
verzoekt de regering om te onderzoeken of en op welke wijze voortaan inzichtelijk gemaakt kan worden hoe investeringen in materieel, vastgoed, reservedelen, enzovoort bijdragen aan de operationele inzetbaarheid en effectieve bedrijfsvoering van de krijgsmacht,
en gaat over tot de orde van de dag.
Zij krijgt nr. 44, was nr. 30 (35925-X).
De gewijzigde motie-Stoffer (35925-X, nr. 34) is in die zin gewijzigd dat zij thans is ondertekend door de leden Stoffer, Eppink, Van der Plas en Van Haga.
Zij krijgt nr. 45, was nr. 34 (35925-X).
Ik stel vast dat wij nu over deze gewijzigde moties kunnen stemmen.
In stemming komt de motie-Fritsma (35925-X, nr. 19).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de PVV en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Fritsma (35925-X, nr. 20).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SGP, JA21, BBB, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Fritsma (35925-X, nr. 21).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, DENK, de PvdA, de PvdD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Boswijk c.s. (35925-X, nr. 22).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, Fractie Den Haan, D66, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, Lid Omtzigt, het CDA, JA21 en BBB voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Boswijk c.s. (35925-X, nr. 23).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, Fractie Den Haan, D66, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, Lid Omtzigt, het CDA, JA21, BBB en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de gewijzigde motie-Van Wijngaarden (35925-X, nr. 43, was nr. 24).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van Volt, DENK, de PvdA, Fractie Den Haan, D66, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, Lid Omtzigt, het CDA, JA21, BBB, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Van Wijngaarden c.s. (35925-X, nr. 25).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, Fractie Den Haan, D66, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, Lid Omtzigt, het CDA, JA21, BBB, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de fractie van BIJ1 ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Jasper van Dijk (35925-X, nr. 26).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, JA21, de PVV en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Jasper van Dijk (35925-X, nr. 27).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK en de PvdD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Jasper van Dijk (35925-X, nr. 28).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, de PvdA en de PvdD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Belhaj c.s. (35925-X, nr. 29).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, Fractie Den Haan, D66, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, Lid Omtzigt, het CDA, JA21, BBB en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de gewijzigde motie-Piri c.s. (35925-X, nr. 44, was nr. 30).
De voorzitter:
Ik constateer dat deze gewijzigde motie met algemene stemmen is aangenomen.
In stemming komt de motie-Piri/Bromet (35925-X, nr. 31).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, Fractie Den Haan, Lid Omtzigt, JA21, BBB, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Bromet/Piri (35925-X, nr. 32).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van GroenLinks, Volt, DENK, de PvdA en Fractie Den Haan voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Jansen c.s. (35925-X, nr. 33).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, DENK, de PvdA, de PvdD, de SGP, Lid Omtzigt, JA21, BBB, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de gewijzigde motie-Stoffer c.s. (35925-X, nr. 45, was nr. 34).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van Volt, Fractie Den Haan, de SGP, Lid Omtzigt, JA21, BBB, FVD en Groep Van Haga voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
Mevrouw Belhaj heeft een opmerking.
Mevrouw Belhaj (D66):
Bij de motie-Van Wijngaarden op stuk nr. 25 (35925-X) werden wij geacht tegen te hebben gestemd.
De voorzitter:
Dank u wel. We zullen dit opnemen in de Handelingen. Dan gaan we naar de volgende motie.
Gebeurt er iets? Mevrouw Belhaj.
Mevrouw Belhaj (D66):
Dat komt gewoon omdat we op woensdag stemmen. Ik bedoelde de motie op stuk nr. 24. Daar hebben we voorgestemd. Daar werden wij dus geacht tegen te hebben gestemd. En bij de motie op stuk nr. 25 waren we voor, en zijn we nog steeds voor.
De voorzitter:
Kijk. We nemen alles mee in de Handelingen.
In stemming komt de motie-Stoffer c.s. (35925-X, nr. 36).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van Volt, DENK, de PvdA, Fractie Den Haan, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, Lid Omtzigt, het CDA, JA21, BBB, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Van der Plas c.s. (35925-X, nr. 37).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, Fractie Den Haan, de SGP, Lid Omtzigt, JA21, BBB, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Van der Plas (35925-X, nr. 38).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van GroenLinks, DENK, de PvdA, Fractie Den Haan, D66, BBB en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Van Haga c.s. (35925-X, nr. 39).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SGP, JA21, BBB, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Van Haga/Smolders (35925-X, nr. 41).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van BBB en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
Stemming motie Pakket Belastingplan 2022
Aan de orde is de stemming over een aangehouden motie, ingediend bij het debat Pakket Belastingplan 2022,
te weten:
- de motie-Stoffer c.s. over onderzoek naar fiscale knelpunten bij bedrijfsbeëindiging in de veehouderij (35927, nr. 78).
(Zie vergadering van 9 november 2021.)
De voorzitter:
De motie-Stoffer (35927, nr. 78) is in die zin gewijzigd dat zij thans is ondertekend door de leden Stoffer, Bisschop en Boswijk, en luidt:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat verschillende bedrijven veehouderijactiviteiten willen stoppen, maar dat dit gehinderd wordt door fiscale regelgeving, en dat verschillende stoppersregelingen voor agrarische bedrijven worden opgesteld en ingevoerd die slechts beperkt rekening houden met het aspect fiscaliteit;
overwegende dat gemeenten en provincies zich zorgen maken over verpaupering van vrijkomende agrarische bebouwing, omdat sloop uitgesteld wordt vanwege de fiscale gevolgen die sloop met zich meebrengt;
overwegende dat goede bedrijfsbeëindiging in de veehouderij bij kan dragen aan milieu, landschap en vitaliteit van de sector;
verzoekt de regering in overleg met betrokken partijen in kaart te brengen wat de fiscale knelpunten zijn voor een goede en snelle bedrijfsbeëindiging in de veehouderij en wat de mogelijkheden zijn om deze knelpunten aan te pakken, en hiertoe zo nodig een werkgroep in te stellen, en de Kamer hierover voor 1 april 2022 te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
Zij krijgt nr. 87, was nr. 78 (35927).
Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.
In stemming komt de gewijzigde motie-Stoffer c.s. (35927, nr. 87, was nr. 78).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, DENK, Fractie Den Haan, D66, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, Lid Omtzigt, het CDA, JA21, BBB, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
Stemmingen moties Ontwikkelingen rondom het coronavirus d.d. 16 november 2021
Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het debat over de ontwikkelingen rondom het coronavirus,
te weten:
- de motie-Pouw-Verweij/Omtzigt over een overzicht van wanneer en hoe het kabinet op welke factoren stuurde (25295, nr. 1522);
- de motie-Paternotte/Kuiken over de vrije keuze voor ouders om kinderen van 5 tot en met 11 jaar te laten vaccineren (25295, nr. 1523);
- de motie-Agema over het begrip "ademcirkel" breed onder de aandacht brengen (25295, nr. 1524);
- de motie-Agema over de heer Marcel Levi vragen als minister van VWS (25295, nr. 1525);
- de motie-Agema over per ommegaande starten met de boostervaccinatie van 60-plussers (25295, nr. 1526);
- de motie-Hijink/Omtzigt over een pakket aan goed onderbouwde maatregelen die het virus echt indammen (25295, nr. 1527);
- de motie-Hijink/Van Kent over steun voor het betalen van lonen en een regeling voor zzp'ers zonder partnertoets (25295, nr. 1528);
- de motie-Kuiken c.s. over een aanvullend en ruimhartig steunpakket tot 100% voorbereiden (25295, nr. 1529);
- de motie-Westerveld c.s. over eerst de Kamer informeren, vervolgens het debat voeren en vervolgens een coronapersconferentie houden (25295, nr. 1530);
- de motie-Westerveld c.s. over onderzoeken hoe gediplomeerde zorgverleners die willen terugkeren naar de zorg positief gestimuleerd kunnen worden (25295, nr. 1531);
- de motie-Van Esch over een langetermijnstrategie waarbij rekening wordt gehouden met vijf toekomstscenario's (25295, nr. 1533);
- de motie-Bikker c.s. over 1G uitwerken in verschillende modaliteiten (25295, nr. 1534);
- de motie-Gündogan c.s. over een plan met verschillende scenario's tot minstens Q2 2022 (25295, nr. 1535);
- de motie-Gündogan c.s. over sturen op maximaal 4.000 besmettingen per dag (25295, nr. 1536);
- de motie-Gündogan c.s. over een ambitieus plan voor het inhalen van uitgestelde zorg (25295, nr. 1537);
- de motie-Kuzu c.s. over geen lockdown voor niet-gevaccineerde Nederlanders (25295, nr. 1538);
- de motie-Kuzu c.s. over het afkeuren van het dreigen met lockdownachtige maatregelen als er geen 2G-maatregel komt (25295, nr. 1539);
- de motie-Den Haan c.s. over geen groen vinkje in de CoronaCheck-app bij een besmetting (25295, nr. 1540);
- de motie-Van der Plas/Van Haga over het instellen van een covid-coldcaseteam (25295, nr. 1541);
- de motie-Van der Plas c.s. over de sluitingstijd bij contactberoepen verruimen naar 20.00 uur (25295, nr. 1542);
- de motie-Simons over breken met de coronastrategie van het virus laten uitrazen (25295, nr. 1543);
- de motie-Van Haga/Smolders over nooit overgaan tot het 2G-regime (25295, nr. 1544);
- de motie-Van Haga/Westerveld over geen coronatoegangsbewijs voor zwemles (25295, nr. 1545);
- de motie-Van Haga c.s. over een compensatieplan voor alle door de coronamaatregelen getroffen sectoren (25295, nr. 1546);
- de motie-Van Haga c.s. over primair de zorgcrisis oplossen (25295, nr. 1547);
- de motie-Omtzigt c.s. over bruggen blijven slaan in de samenleving door gesprekken (25295, nr. 1548).
(Zie vergadering van 16 november 2021.)
De voorzitter:
Op verzoek van de heer Paternotte stel ik voor zijn motie (25295, nr. 1523) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
In stemming komt de motie-Pouw-Verweij/Omtzigt (25295, nr. 1522).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, Fractie Den Haan, de SGP, Lid Omtzigt, JA21, BBB, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Agema (25295, nr. 1524).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, Fractie Den Haan, de SGP, Lid Omtzigt, JA21, BBB, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Agema (25295, nr. 1525).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van DENK, BBB, de PVV en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Agema (25295, nr. 1526).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, Fractie Den Haan, Lid Omtzigt, JA21, BBB en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Hijink/Omtzigt (25295, nr. 1527).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, Fractie Den Haan, Lid Omtzigt, JA21, BBB, de PVV en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Hijink/Van Kent (25295, nr. 1528).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, Fractie Den Haan, Lid Omtzigt, JA21, BBB, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Kuiken c.s. (25295, nr. 1529).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, Fractie Den Haan, BBB en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Westerveld c.s. (25295, nr. 1530).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, Fractie Den Haan, de SGP, Lid Omtzigt, JA21, BBB, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Westerveld c.s. (25295, nr. 1531).
De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.
In stemming komt de motie-Van Esch (25295, nr. 1533).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, Fractie Den Haan, D66, de ChristenUnie, de SGP, Lid Omtzigt, JA21, BBB, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
Ik zie mevrouw Van Esch van de Partij voor de Dieren staan.
Mevrouw Van Esch (PvdD):
Voorzitter. Deze motie werd gisteren door het kabinet ontraden. Aangezien de motie nu is aangenomen, zou ik graag een brief van het kabinet willen over hoe deze wordt uitgevoerd.
De voorzitter:
Dank u wel. We zullen dit verzoek doorgeleiden naar het kabinet. Mevrouw Belhaj.
Mevrouw Belhaj (D66):
Voorzitter. Als het goed is, hebben wij niet voor de motie-Westerveld c.s. (25295, nr. 1530) gestemd. Als dat zo is, dan willen wij dat graag zo houden. Het is goed gegaan, begrijp ik.
De voorzitter:
We zullen deze opmerking opnemen in de Handelingen. Meneer Baudet.
De heer Baudet (FVD):
Heb ik nu de motie-Westerveld/Van Esch (25295, nr. 1532) gemist? Of hebben wij per ongeluk voorgestemd, terwijl we dachten dat het over de motie op stuk nr. 1531 ging?
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 1532 is aangehouden.
De heer Baudet (FVD):
Ah, precies. Dan klopt het wel, ja.
De voorzitter:
De heer Ephraim had dezelfde vraag, begrijp ik. Ik ben blij dat we dit weer hebben kunnen oplossen.
In stemming komt de motie-Bikker c.s. (25295, nr. 1534).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van GroenLinks, BIJ1, Volt, de PvdA, de PvdD, Fractie Den Haan, D66, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, Lid Omtzigt, het CDA, JA21 en BBB voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Gündogan c.s. (25295, nr. 1535).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, de PvdA, de PvdD, Fractie Den Haan, de SGP, Lid Omtzigt, JA21, BBB, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Gündogan c.s. (25295, nr. 1536).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, Volt, de PvdA, de PvdD, Fractie Den Haan, Lid Omtzigt en JA21 voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Gündogan c.s. (25295, nr. 1537).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, Fractie Den Haan, Lid Omtzigt, JA21, BBB, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Kuzu c.s. (25295, nr. 1538).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, Fractie Den Haan, de SGP, Lid Omtzigt, JA21, BBB, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
Mevrouw Simons.
Mevrouw Simons (BIJ1):
Voorzitter. Ik word geacht tegen deze laatste motie te hebben gestemd.
De voorzitter:
Dank u wel. We zullen deze opmerking opnemen in de Handelingen.
In stemming komt de motie-Kuzu c.s. (25295, nr. 1539).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, BIJ1, DENK, de PvdD, Fractie Den Haan, JA21, BBB, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Den Haan c.s. (25295, nr. 1540).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van GroenLinks, BIJ1, Volt, de PvdA, Fractie Den Haan, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, Lid Omtzigt, BBB, de PVV en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
Mevrouw Den Haan.
Mevrouw Den Haan (Fractie Den Haan):
Ja, voorzitter. Dank u wel. De minister heeft deze motie ontraden, en ik zou graag een brief willen hebben over hoe hij denkt de uitvoering hiervan ter hand te nemen.
De voorzitter:
Dank u wel. We zullen dit doorgeleiden aan het kabinet. Ik zie de minister ook al kijken. Ik kan niet helemaal uit zijn blik aflezen wat de minister nu denkt, maar dat hoeven we ook niet te weten. De motie is aangenomen. Meneer Kuzu van DENK.
De heer Kuzu (DENK):
Bij de motie op stuk nr. 1540 wil de fractie van DENK geacht worden voor te hebben gestemd.
De voorzitter:
Dank u wel. We zullen dit opnemen in de Handelingen. De heer Baudet.
De heer Baudet (FVD):
En wij dan weer tegen.
De voorzitter:
Ook dat zullen wij opnemen in de Handelingen.
In stemming komt de motie-Van der Plas/Van Haga (25295, nr. 1541).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van DENK, BBB, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Van der Plas c.s. (25295, nr. 1542).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van BIJ1, DENK, Fractie Den Haan, de SGP, Lid Omtzigt, JA21, BBB, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Simons (25295, nr. 1543).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1 en de PvdA voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Van Haga/Smolders (25295, nr. 1544).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, BIJ1, DENK, de PvdD, de SGP, Lid Omtzigt, JA21, BBB, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Van Haga/Westerveld (25295, nr. 1545).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, DENK, de PvdD, Fractie Den Haan, de SGP, Lid Omtzigt, JA21, BBB, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Van Haga c.s. (25295, nr. 1546).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de SGP, Lid Omtzigt, JA21, BBB, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Van Haga c.s. (25295, nr. 1547).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, DENK, de PvdD, Fractie Den Haan, de SGP, Lid Omtzigt, JA21, BBB, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Omtzigt c.s. (25295, nr. 1548).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, Fractie Den Haan, D66, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, Lid Omtzigt, het CDA, BBB en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
Stemming aangehouden motie benoeming van drie Kamerleden tot staatssecretaris in het demissionaire kabinet
Aan de orde is de stemming over een aangehouden motie, ingediend bij het debat over de benoeming van drie Kamerleden tot staatssecretaris in het demissionaire kabinet,
te weten:
- de motie-Dassen c.s. over een verplicht lobbyregister voor bewindspersonen en de ambtelijke top (35896, nr. 12).
(Zie vergadering van 8 september 2021.)
De voorzitter:
De motie-Dassen (35896, nr. 12) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het Europese anticorruptieorgaan GRECO in 2019 zestien aanbevelingen deed aan Nederland ter bevordering van de aanpak van corruptie;
constaterende dat een van de aanbevelingen ziet op het invoeren van regels en richtsnoeren over de omgang van bewindspersonen en de ambtelijke top met derden en lobbyisten, en het vergroten van de transparantie over hun contacten en de daarmee besproken onderwerpen;
constaterende dat Nederland sinds 2019 geen van de aanbevelingen heeft opgevolgd;
overwegende dat de Europese Commissie en Ierland reeds succesvol gebruikmaken van een verplicht lobbyregister;
overwegende dat andere Europese lidstaten in de afgelopen jaren reeds concrete stappen hebben gezet richting een verplicht lobbyregister;
verzoekt de regering een verplicht lobbyregister voor bewindspersonen en de ambtelijke top in te voeren, met daaraan gekoppeld een effectief en onafhankelijk toezicht- en handhavingsmechanisme, naar voorbeeld van het Ierse lobbyregister,
en gaat over tot de orde van de dag.
Zij krijgt nr. 18, was nr. 12 (35896).
Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.
In stemming komt de gewijzigde motie-Dassen c.s. (35896, nr. 18, was nr. 12).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, Fractie Den Haan, D66, de ChristenUnie, de SGP, Lid Omtzigt, het CDA, JA21, BBB, de PVV en FVD voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
Stemming aangehouden motie Goedkeuringswet derde verlenging geldingsduur Twm covid-19
Aan de orde is de stemming over een aangehouden motie, ingediend bij de behandeling van het wetsvoorstel Goedkeuringswet derde verlenging geldingsduur Twm covid-19,
te weten:
- de motie-Agema over bij quarantaine geen onderscheid maken tussen gevaccineerde en ongevaccineerde huisgenoten (35899, nr. 9).
(Zie wetgevingsoverleg van 8 november 2021.)
In stemming komt de motie-Agema (35899, nr. 9).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, Fractie Den Haan, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, Lid Omtzigt, het CDA, JA21, BBB, de PVV, FVD en Groep Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van D66 ertegen, zodat zij is aangenomen.
Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de stemmingen.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
Mededelingen
Mededelingen
Mededelingen
De voorzitter:
Op de tafel van de Griffier ligt een lijst van ingekomen stukken. Op die lijst staan voorstellen voor de behandeling van deze stukken. Als voor het einde van de vergadering daartegen geen bezwaar is gemaakt, neem ik aan dat daarmee wordt ingestemd.
Regeling van werkzaamheden
Regeling van werkzaamheden
Regeling van werkzaamheden
De voorzitter:
Aan de orde is weer een regeling van werkzaamheden.
Ik deel aan de Kamer mee dat de Fractie Den Haan bij de stemmingen op donderdag 11 november jongstleden over het Belastingplan 2022 (35927) geacht wenst te worden vóór het amendement-Van Raan op stuk nr. 43 te hebben gestemd.
Ik stel voor toe te voegen aan de agenda van de Kamer:
- het debat over de Europese top van 16 en 17 december 2021, en daarbij spreektijden te hanteren van acht minuten voor de VVD en D66, zeven minuten voor de PVV en het CDA, zes minuten voor de SP, de PvdA en GroenLinks, vijf minuten voor de Partij voor de Dieren, Forum voor Democratie, de ChristenUnie, JA21, Volt, de SGP, DENK, Fractie Den Haan, BBB en BIJ1, en tweeënhalve minuut voor Groep Van Haga en Lid Omtzigt.
Ik stel voor de volgende wetsvoorstellen toe te voegen aan de agenda van de Kamer:
- Wijziging van de Wet strategische diensten voor de uitvoering van de Verordening (EU) 2021/821 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2021 tot instelling van een EU-regeling voor controle op de uitvoer, de overbrenging, de tussenhandel, de technische bijstand en de doorvoer van producten voor tweeërlei gebruik (herschikking) (PbEU 2021, L 206) (Uitvoeringswet herziening Verordening producten voor tweeërlei gebruik) (35904);
- Bekrachtiging van een onderdeel van het Besluit benoemingsprocedure SER en tot wijziging van de Wet op de Sociaal-Economische Raad in verband met vervanging van de goedkeuringsprocedure door een voorhangprocedure (35891);
- Wijziging van de begrotingsstaat van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (XIII) voor het jaar 2021 (Achtste incidentele suppletoire begroting inzake aanvullende steun voor evenementen en mentale steun voor ondernemers) (35894);
- Herstel van wetstechnische gebreken en leemten alsmede aanbrenging van andere wijzigingen van ondergeschikte aard in diverse wetsbepalingen op het terrein van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (Verzamelwet EZK 20..) (35889);
- Wijziging van de Wet voorkoming verontreiniging door schepen ten behoeve van de implementatie van Richtlijn (EU) 2019/883 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 inzake havenontvangstvoorzieningen voor de afvalafgifte van schepen, tot wijziging van Richtlijn 2010/65/EU en tot intrekking van Richtlijn 2000/59/EG (PbEU 2019, L 151) en enkele technische verbeteringen (Implementatiewet tweede richtlijn havenontvangstvoorzieningen) (35886).
Ik stel voor dinsdag 23 november aanstaande ook te stemmen over de ingediende moties bij het wetgevingsoverleg over het onderdeel Wonen en Ruimte.
Op verzoek van het lid Van Campen stel ik voor zijn motie op stuk nr. 1190 (28286) opnieuw aan te houden.
Ik stel voor de volgende stukken van de stand van werkzaamheden af te voeren: 35925-VII-10; 22112-3215; 32847-818; 32847-814; 33104-29; 31475-27; 34682-87; 32847-821; 33328-41; 34361-15; 35112-28; 22054-346; 22054-345; 35570-V-77; 22054-340; 22054-343; 2021Z18227; 26234-256; 26234-258; 27925-857; 26643-756; 21501-20-1740; 21501-20-1727; 35865-8; 35092-30; 35092-29; 22112-3211; 32645-97; 35668-47; 31793-200; 32813-875; 31066-903; 2021Z14926; 28973-246; 21501-08-836; 35925-VI-14; 31839-808; 31839-809; 35925-VI-15; 29628-1045; 32317-710; 27925-856; 22112-3213; 22112-3214; 35925-XVI-15; 25295-1466.
Ik stel voor toe te voegen aan de agenda:
- het tweeminutendebat Bouwregeling (CD van 11 november), met als eerste spreker het lid Beckerman, SP.
Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.
De voorzitter:
Dan zijn we nu echt toe aan de regeling van werkzaamheden.
Ik geef als eerste het woord aan mevrouw Ouwehand van de Partij voor de Dieren. Gaat uw gang.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Voorzitter, dank u wel. Het is de grootste uitdaging waar onze generatie voor staat: kunnen we de aarde leefbaar houden, voor mensen nu en voor toekomstige generaties? Het antwoord is ja, maar dan moeten we wel in actie komen. Tijdens de afgelopen klimaattop in Glasgow sprak onze demissionair minister-president ongeveer dezelfde woorden: tijd voor actie en uitvoering. Wij willen heel erg graag een debat met de demissionair minister-president over de uitkomsten van de klimaattop in Glasgow. Ik zou zeggen: laten we dat binnen twee weken doen. Excuus, ik doe dit verzoek overigens mede namens de fracties van GroenLinks en de Partij van de Arbeid.
De voorzitter:
Dank u wel. Is er steun voor dit verzoek?
De heer Geurts (CDA):
Geen steun. Op 14 december is er een commissiedebat. Daar kan het bij betrokken worden.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Steun namens de SP.
De heer Markuszower (PVV):
Geen steun.
De heer Eerdmans (JA21):
Steun.
Mevrouw Belhaj (D66):
Voorzitter, steun. Als de minister-president verhinderd is, kan wat ons betreft de minister van EZK ook aanwezig zijn.
De heer Van Baarle (DENK):
Steun namens DENK en BIJ1, voorzitter.
De heer Van Houwelingen (FVD):
Steun. Dan kunnen we de absurde klimaatagenda nogmaals aan de orde stellen.
De voorzitter:
Maar u steunt het?
De heer Van Houwelingen (FVD):
Ja.
Mevrouw Tellegen (VVD):
Ik denk dat het het beste is om het bij het commissiedebat op 14 december te doen, want dat is het snelst, dus geen steun.
Mevrouw Gündoğan (Volt):
Steun.
De heer Bisschop (SGP):
Ik volg de lijn die mevrouw Tellegen schetst.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Voorzitter, geen steun. Het kan bij het commissiedebat.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ik kijk wel uit naar een debatje met mevrouw Ouwehand, dus ik steun dit.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Zo is dat! Dat wordt mooi.
De voorzitter:
O jee!
De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):
Steun.
De voorzitter:
Er is geen meerderheid voor uw verzoek.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Voorzitter. Dat is jammer, want datzelfde commissiedebat waar we nu naar verwezen worden, is nu gaande. Dat is één keer in de zes weken een verzameldebat. Daar staan achttien onderwerpen op de agenda. We horen nu alweer dat de staatssecretaris het daarin alleen maar heeft over de concurrentiepositie van Nederland. Dat wordt dus niks. Als we deze crisis willen oplossen, zullen we dit serieus moeten nemen. Dus ik doe een dringend beroep op de coalitiepartijen, met uitzondering van D66 — ik dank hem voor de steun — om van gedachten te veranderen.
De voorzitter:
Dank u wel.
Dan geef ik het woord aan de heer Eerdmans van JA21.
De heer Eerdmans (JA21):
Voorzitter, dank u wel. De formatie, de stand van zaken: er lekken zaken uit in de media. We zien dat er stukken in de trein blijven liggen, waar vervolgens weer een hele hoop poeha over is. We zien dat door de informateur, de heer Remkes, wordt gezegd dat tijdpaden die uitlekken, allemaal verzinsels zijn. Kortom, er is echt grote onduidelijkheid over de stand van zaken. Wij willen als fractie nu echt graag een tijdlijn krijgen. Ik heb ook onderhandeld in mijn leven. Ik snap dus dat het niet tot op een dag hoeft, maar laten we in ieder geval een indruk krijgen van de tijdlijn tot aan de klap op het akkoord, met daarna een debat met de informateurs.
De voorzitter:
Dank u wel.
De heer Wilders (PVV):
Voorzitter, steun. Nog even en dan kan mijn punt over het stuk van de heer Segers, die dat in de trein had laten liggen, van de regeling af. Dat kan natuurlijk gebeuren. Hij was zich natuurlijk kapotgeschrokken van wat daarin stond over immigratie, want dat betekent dat de VVD en het CDA nog meer immigratie willen; je kan het bijna niet geloven. Los van de steun aan collega Eerdmans wil ik dus ook een duiding hebben. Dat is gewoon een informatieverzoek; daar is geen meerderheid voor nodig. Voor morgen 12.00 uur wil ik een duiding van de informateur over dat stuk dat de heer Segers in de trein heeft laten liggen. Ik wil ook een duiding van de informatie die in de Volkskrant stond over het stuk over immigratie, dat al een paragraaf zou zijn uit het regeerakkoord, dus niet eens uit dat stuk. Dat kan dan worden meegenomen in het debat dat de heer Eerdmans vroeg.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Wilders. Wij zullen dit informatieverzoek in ieder geval doorgeleiden naar de informateurs. Dat gaan we dus op die manier regelen.
De heer Bisschop (SGP):
Voorzitter, steun voor het verzoek. Als de Kamer haar rol in het formatieproces, dat zij meer naar zich toe getrokken heeft, serieus neemt, kan het niet zo zijn dat we eindeloos via de pers maar mondjesmaat geïnformeerd worden. Het verzoek is terecht. Van harte steun.
De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):
Voorzitter, van harte steun voor het verzoek, inclusief dat tijdpad. Dat leggen wij hier gewoon als informatieverzoek neer. Dat dient gewoon verschaft te worden, inclusief bepaalde onzekerheden — want zo gaat dat bij onderhandelingen — en ook of er nog nota's van wijzigingen komen. De gelekte plannen waren immers ook ontzettend duur en moeten dus ergens uit betaald worden.
De voorzitter:
En u steunt het debat.
De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):
Natuurlijk steun ik het debat. Ik steun het debat des te meer omdat heel Nederland op dit moment over de inhoud van de formatie mag praten. Als we niet oppassen, zeggen vier partijen hier: iedereen mag erover praten, behalve in deze zaal. Dat is een beetje de omgekeerde wereld.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Voorzitter. Volop steun voor het verzoek. Ik zie de coalitiepartijen nog een beetje afwachtend achter ons zitten. Ik zou ze echt willen oproepen om dit ook te steunen. Denk aan die nieuwe bestuurscultuur. Het wordt hoog tijd voor een debat.
De heer Van Baarle (DENK):
Voorzitter. Steun voor dit verzoek, ook namens BIJ1. Het is totaal onduidelijk wat er nu allemaal gaande is, dus daar moeten we zo snel mogelijk over spreken. Uiteraard ook steun voor het verzoek om duiding te krijgen van de informateurs over het stuk dat toevallig in de trein is blijven liggen.
De voorzitter:
Dank u wel. Dat hoeft niet meer herhaald te worden. Dat verzoek van de heer Wilders gaan we gewoon zo doorgeleiden naar de informateurs.
Mevrouw Tellegen (VVD):
Ik begrijp de behoefte aan een debat. Ik zou daar ook graag over willen spreken, maar we willen toch echt nog even wachten totdat er een formeel regeerakkoord ligt. We kunnen dat debat dan voeren. Dus geen steun.
De heer Van der Lee (GroenLinks):
Het is de tweede keer in deze formatie dat er iets onbedoeld, geloof ik, op straat komt te liggen wat grote consequenties heeft voor de formatie. We hebben er de vorige keer over gesproken en dat moet nu weer gebeuren. In de brief die komt willen we graag lezen of dat document op eigen initiatief is opgesteld door de partijen zelf of dat het een verzoek was van een van de informateurs.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Volmondig steun.
De heer Geurts (CDA):
Geen steun.
De heer Van Houwelingen (FVD):
Steun.
Mevrouw Belhaj (D66):
Voorzitter. Geen steun, eigenlijk met dezelfde argumentatie als die van de VVD net. Er zijn mensen aan het onderhandelen. De heer Eerdmans weet dat, want ik heb ooit eens met hem onderhandeld. Dan wacht je, kom je daarna naar buiten en als het goed is … Het is ons voorstel om dat af te wachten en om dan alles te betrekken, inclusief dit soort discussies.
De voorzitter:
Dus geen steun.
De heer Nijboer (PvdA):
Voorzitter. Ik denk dat niet alleen wij, maar ook Nederland het hartstikke zat is dat er nog steeds geen kabinet is. Er moet weer eens gedebatteerd worden over hoe het daarmee staat, dus ik steun het verzoek van harte. Overigens valt het de heer Segers te prijzen dat hij zelf toegeeft dat er een ongelukje is gebeurd. Dat kan de beste overkomen.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Voorzitter. Ik zal dat doorgeven. En geen steun.
Mevrouw Gündoğan (Volt):
Steun.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Excuses. Ik was vergeten te melden dat de steun ook namens Groep Van Haga is.
Mevrouw Vestering (PvdD):
Ook de Partij voor de Dieren steunt dit verzoek.
De voorzitter:
Dank u wel. Er is geen meerderheid voor uw verzoek, meneer Eerdmans, maar we zullen het informatieverzoek van de heer Wilders doorgeleiden.
De heer Eerdmans (JA21):
Maar er is, denk ik, een misverstand, want mevrouw Tellegen zegt: een debat steun ik niet. Het gaat hier in de eerste plaats om een tijdpad. Daar hebben we echt wel een beetje behoefte aan. Ik zeg nogmaals: het hoeft niet tot op twee dagen, en geleid dat alstublieft door naar de informateurs. Ik denk dat zij er samen nog weleens anders over kunnen denken dan de vier fracties die dit hier tegengehouden.
De voorzitter:
We gaan het zeker doorgeleiden, inclusief het verzoek om een tijdspad. Ik dank u wel.
Dan gaan we naar mevrouw Maeijer van de PVV voor haar verzoek. Gaat uw gang.
Mevrouw Maeijer (PVV):
Dank u wel, voorzitter. In 21 andere Europese landen wordt Kaftrio, een middel tegen taaislijmziekte, inmiddels vergoed maar in Nederland wachten er nog zo'n 1.600 patiënten in onzekerheid af of en wanneer dit geneesmiddel voor hen beschikbaar komt. Vorige week is er een jonge vrouw overleden ten gevolge van deze vreselijke ziekte. Voor haar kwam Kaftrio te laat. Kaftrio moet dus vergoed worden, niet over een paar maanden maar nu. Ik zou daar heel graag een spoedig debat over voeren met de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
De voorzitter:
Dank u wel. De heer Jasper van Dijk, SP.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Steun namens SP en PvdA.
De heer Bisschop (SGP):
Voorzitter, ik vraag me af of dit niet makkelijker eerst via een brief gedaan kan worden. Vervolgens kunnen we bekijken of die aanleiding geeft tot een debat.
De voorzitter:
Dus nog geen steun voor een debat.
Mevrouw Simons (BIJ1):
Mede namens — ik wou zeggen: in opdracht van — de collega's van DENK en GroenLinks van harte steun.
Mevrouw Tellegen (VVD):
Voorzitter, voor nu geen steun. Wij willen ook liever eerst een brief over dit onderwerp.
De heer Van Houwelingen (FVD):
Steun.
De heer Geurts (CDA):
Wat de heer Bisschop voorstelde, vond ik wel een mooie route. Vooralsnog geen steun dus.
Mevrouw Belhaj (D66):
Wel steun voor een brief. En om het wat sneller te kunnen doen, kan het desnoods in het commissiedebat Geneesmiddelen.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Voorzitter, daar sluit ik me bij aan.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Steun voor dit verzoek, ook namens Van Haga.
De voorzitter:
Wat zegt u dat zwoel.
Mevrouw Gündoğan (Volt):
Zo zwoel zal ik het niet kunnen zeggen, maar ik doe wel mee met mevrouw Van der Plas. Steun voor dit verzoek.
De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):
Steun voor het verzoek, maar ik wil ook graag een brief van de regering over wat er wel en niet kan. Ik zou ook de producent van dit middel weleens willen oproepen om iets minder halsstarrig te doen.
De heer Wassenberg (PvdD):
Steun, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Er is geen meerderheid voor uw verzoek, mevrouw Maeijer.
Mevrouw Maeijer (PVV):
Nee. Dat is heel teleurstellend. Dan hoop ik op een spoedige brief.
De voorzitter:
Dank u wel.
Dan geef ik het woord aan de heer Gijs van Dijk van de PvdA.
De heer Gijs van Dijk (PvdA):
Voorzitter. We zitten weer in een vorm van lockdown, helaas voor ons allemaal in de samenleving. Dat raakt ons allemaal, maar dat raakt ook de ondernemers, de zelfstandigen en de werkenden in bepaalde sectoren. Ik denk aan de horeca, maar ik denk ook aan de evenementensector en de cultuursector. Het is dus nodig dat we weer een steunpakket uit de kast trekken. We hebben gisteren een brief van het kabinet gezien. Wat er ligt, vind ik echt volstrekt onvoldoende. Ik wil dus volgende week een debat. Dat debat vraag ik mede aan namens GroenLinks.
De voorzitter:
Dank u wel. De heer Gijs … Jasper van Dijk.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Nee, dat is heel wat anders, hè? Je hebt Gijs en je hebt Jasper.
De voorzitter:
Ja. Gaat u ook wat anders zeggen?
De heer Jasper van Dijk (SP):
O. Steun, voorzitter, namens DENK, BIJ1, Volt en de SP.
De voorzitter:
En de Partij voor de Dieren, zie ik.
De heer Jasper van Dijk (SP):
En de Partij voor de Dieren.
De heer Gijs van Dijk (PvdA):
Kijk eens even!
Mevrouw Belhaj (D66):
Voorzitter, namens D66 steun voor dit verzoek.
Mevrouw Tellegen (VVD):
Steun.
De heer Amhaouch (CDA):
Steun.
De heer Markuszower (PVV):
Steun.
De heer Bisschop (SGP):
Steun.
De heer Van Houwelingen (FVD):
Steun.
De voorzitter:
Ik kijk ook even naar mevrouw Van der Plas. Ook steun. U heeft een meerderheid voor uw verzoek.
Dank u wel.
Dan de heer Markuszower, PVV.
De heer Markuszower (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Als twee Dolle Mina's zijn minister Ollongren en staatssecretaris Broekers-Knol door het land aan het rennen op zoek naar nieuwe opvangplekken voor asielzoekers. Geen nieuwe ziekenhuizen bouwen ze, geen nieuwe woningen. Er zijn 40.000 daklozen in Nederland, maar: heel veel aandacht voor nieuwe plekken voor asielzoekers. Graag een debat daarover.
De voorzitter:
Dank u wel. De heer Jasper van Dijk, SP.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Voorzitter. Die aanvragen van de heer Markuszower zijn echt een gevalletje Groundhog Day: elke week hetzelfde verhaal. Volgende week vindt de begrotingsbehandeling Asiel plaats. Laten we het daar bespreken. Dan komt het nog veel sneller aan de orde ook.
De heer Geurts (CDA):
Geen steun voor dit verzoek. Volgende week vindt de begrotingsbehandeling plaats. Daar kan het bij betrokken worden.
Mevrouw Belhaj (D66):
Voorzitter, ik sluit mij aan bij de woorden van de SP. Dus geen steun.
De heer Van Baarle (DENK):
Voorzitter. Elke keer als de PVV een aanvraag doet om het "tegen" vluchtelingen op te nemen, zal ik hier staan om dat verzoek niet te steunen.
Mevrouw Tellegen (VVD):
Geen steun. Volgende week begroting.
De heer Bisschop (SGP):
Voorzitter. Bij die lijn sluit ik mij aan. Het is goed om erover te spreken, maar dat kan het beste bij de begroting.
De heer Wassenberg (PvdD):
Voorzitter, geen steun. De heer Jasper van Dijk had een goede suggestie: volgende week.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Geen steun.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ik meende dat wij toch een asieldebat hadden, van Eerdmans. Ik zou het ook daar weer bij betrekken. Dus ik steun het wel, maar ik steun dit specifieke verzoek niet.
Mevrouw Gündoğan (Volt):
Mede namens de collega's van de PvdA en BIJ1 geen steun voor dit verzoek.
De heer Van Houwelingen (FVD):
Uiteraard steunen wij dit verzoek.
De voorzitter:
U heeft geen meerderheid voor uw verzoek. U heeft nog iets voor de regeling. Gaat uw gang.
De heer Markuszower (PVV):
Dat verzoek is namens mijn collega Lilian Helder en namens de fracties VVD, D66, GroenLinks en PvdA. Het gaat om een debat dat mevrouw Helder graag wil aanvragen. Er is een snoeihard rapport uitgekomen over de zelfdoding van een undercoveragent. Dat rapport heet: Affaire staat niet op zichzelf. Volgens mij is het zojuist gepubliceerd. Het tweede rapport komt binnenkort. Dat is het rapport over de Dienst Speciale Operaties. Deze problematiek verdient een apart en plenair debat nadat beide rapporten zijn verschenen, want het gaat over zeer ernstige zaken. Ik denk dat er al een meerderheid voor is.
De voorzitter:
Was het ook namens de VVD?
De heer Markuszower (PVV):
Als ik goed geïnformeerd ben, wel.
De voorzitter:
Dan is er een meerderheid voor uw verzoek. Volgens mij was het ook namens D66, toch?
De heer Markuszower (PVV):
D66, GroenLinks en PvdA, als dat klopt.
De voorzitter:
Ja, dus dan is er een meerderheid voor het verzoek.
Mevrouw Belhaj (D66):
Voorzitter, omdat de heer Markuszower bijna nooit steun kreeg van D66, wil ik even opmerken dat hij het nu ook namens ons doet. Dus ik zeg het nog een keer: steun. Dan gaat het toch een keer gebeuren!
De heer Markuszower (PVV):
Top. Voor mij is het jammer dat het eigenlijk steun is voor het verzoek van Lilian Helder en niet voor mijn verzoek. Maar prima, de PVV neemt het graag ter harte.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Het moet ergens beginnen! Ook steun van de SP.
De heer Markuszower (PVV):
Het gaat hier om ernstige zaken, voorzitter. Als u het spoedig kunt inplannen, dan heel graag.
De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):
Voorzitter, steun natuurlijk. Ik zou het wel fijn vinden om een reactie van de regering op dat rapport te hebben voordat we beginnen met het debat hierover.
De voorzitter:
Ja. Ik zie de heer Markuszower knikken. We zullen dit doorgeleiden naar het kabinet. Dank u wel, meneer Markuszower.
Dan geef ik het woord aan mevrouw Ellemeet van GroenLinks.
Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. Ik wil graag het verzoek doen voor een spoedige behandeling van het initiatiefwetsvoorstel van mijn collega Van der Lee over de eindafrekening in de dividendbelasting, ook met het oog op de recente ontwikkelingen rond Shell.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Steun!
Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):
Ook namens Volt.
De voorzitter:
Zo. Gooi het er maar in, zou ik tegen de heer Van Dijk zeggen!
De heer Nijboer (PvdA):
Steun, voorzitter. Het wordt een spannend debat voor Shell.
De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):
Voorzitter, van harte steun om dit redelijk snel in te plannen. Misschien kan de indiener nog aangeven waarom de nota van wijziging er ligt en kan hij daar een schriftelijke toelichting op geven aan de Kamer, omdat het lijkt dat daarmee een bedrijf uitvalt. Ik ben even benieuwd wat daar de achtergrond van is.
De voorzitter:
Maar u steunt in ieder geval het verzoek?
De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):
En ik zou aan het kabinet willen vragen — dit gaat namelijk over Shell; laten we daar niet moeilijk over doen — of we een lijst kunnen krijgen per bewindspersoon van de gesprekken die zij de afgelopen drie maanden met Shell hebben gehad, wat het onderwerp van dat gesprek is geweest en of daar gesproken is over het vertrek.
De voorzitter:
We zullen dit doorgeleiden naar het kabinet.
De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):
Voorzitter, ik wil binnen twee weken die brief van het kabinet.
De voorzitter:
Dat zullen we nog toevoegen.
De heer Van Baarle (DENK):
Steun, voorzitter.
Mevrouw Tellegen (VVD):
Ik zou het verzoek van mevrouw Ellemeet graag willen combineren met de aanvraag die de heer Amhaouch namens het CDA gaat doen. Dat raakt aan dit onderwerp. Ik hoor iemand roepen: het is wetgeving. Dat weet ik.
De voorzitter:
Maar u steunt in ieder geval het verzoek?
Mevrouw Tellegen (VVD):
Nee, zeker geen steun voor een spoediger behandeling, omdat ik eerst graag in bredere zin over het onderwerp zou willen spreken.
De voorzitter:
Geen steun.
De heer Amhaouch (CDA):
Voorzitter, geen steun. We hebben het gisteren tijdens een mondelinge vraag gehad over het vertrek van Shell, maar we zouden graag een breder debat willen in deze Kamer over het vestigingsklimaat. Daarna kunnen wij over die wetgeving spreken.
Mevrouw Simons (BIJ1):
Steun, voorzitter.
De heer Markuszower (PVV):
Steun.
De heer Bisschop (SGP):
Steun.
De heer Wassenberg (PvdD):
Steun, voorzitter. Het verzoek van de heer Omtzigt kan ook nuttige informatie opleveren voor het debat, dus steun voor het verzoek om die brief.
De heer Van Houwelingen (FVD):
Geen steun.
De heer Hammelburg (D66):
Geen steun.
De heer Nijboer (PvdA):
Voorzitter, we gaan hier toch geen initiatiefwetgevingsbehandeling blokkeren als Kamer? Dat gaan we toch niet doen? We hebben toch gewoon initiatiefwetgeving, waar je tegenstemt als je het er niet mee eens bent? Maar de coalitie gaat hier toch niet de behandeling van wetten blokkeren?
De voorzitter:
Even een kleine toevoeging: het gaat hier om een spoedige behandeling. Volgens mij zeggen de collega's niet dat ze tegen een behandeling zijn, maar wel tegen een spoedige behandeling. Een aantal is daar wel voor. Dat is de vraag.
Mevrouw Tellegen (VVD):
Daar hecht ik ook aan, want het gaat inderdaad om een initiatiefwetsvoorstel, en strikt genomen gaat alleen de initiatiefnemer daarover. Maar het voorstel wordt ons nu gedaan om het spoedig in te plannen, en daarvan zeg ik: ik zou het graag in een andere volgorde zien.
De voorzitter:
Graag uw reactie.
De heer Nijboer (PvdA):
Oké, voorzitter, dan is het gebruik dat de indiener van initiatiefwetgeving het ritme bepaalt. Dat is eigenlijk gebruikelijk. Er kan soms een week tussen zitten, maar dat is wel een beetje hoe we het hier doen. Dus dan heb ik er alle vertrouwen in dat dit spoedig wordt behandeld.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Steun.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Geen steun.
De voorzitter:
Er is geen meerderheid voor uw verzoek in verband met het vlugge inplannen. Dat vraagt namelijk weer om een meerderheid van de Kamer, mevrouw Ellemeet.
Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):
Dat is ...
De voorzitter:
Teleurstellend?
Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):
Zeer teleurstellend. Op de vraag van de heer Omtzigt: die geleid ik door naar mijn collega de heer Van der Lee, die de indiener is van die wet. En zoals de heer Nijboer ook zegt: wij zullen dan zelf alles op alles zetten om dit zo spoedig mogelijk te behandelen. Want er is nogal wat voorgevallen de laatste tijd, en daar willen wij het graag snel over hebben, met deze initiatiefwet.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Ellemeet.
Dan geef ik het woord aan mevrouw Gündoğan van Volt.
Mevrouw Gündoğan (Volt):
Dank u wel, voorzitter. Wij zouden eigenlijk heel graag de voortgang van het RRP willen verzoeken, en dan met name volgende week gewoon in een tweeminutendebat, omdat wij van mening zijn dat de lagere overheden onvoldoende worden meegenomen omdat alles nu onder de laag ligt van formeren. Dat is, denk ik, niet aan de orde, dus laten we alles wat transparant kan en hoort te zijn, ook volgens de afspraken die er liggen zo snel mogelijk behandelen. Daarom het verzoek voor volgende week dit tweeminutendebat.
De voorzitter:
Het gaat inderdaad om een vooraankondiging tweeminutendebat Nederlands Herstel- en veerkrachtplan. Ik kijk even of daar bezwaar tegen is. De heer Hammelburg, D66.
De heer Hammelburg (D66):
Misschien wat formalistisch, maar we komen nu net juist uit een debat met de minister over dit hele herstelplan. En mevrouw Gündoğan is daar wegglopen voor deze regeling, die nog niet gaande was, dus ik vind het toch wat ingewikkeld om een debat aan te vragen over iets waar we net een debat over hebben gehad.
De voorzitter:
Het is een vooraankondiging, hè?
De heer Hammelburg (D66):
Ja, een vooraankondiging. Maar het is niet vooraangekondigd, dus ...
De voorzitter:
Ik kijk even of er nog meer fracties zijn die daar bezwaar tegen maken. De heer Nijboer, PvdA.
De heer Nijboer (PvdA):
Ik heb helemaal geen bezwaar tegen een tweeminutendebat, alleen hebben we een debat gehad en is het daar niet aangevraagd. Dat is een beetje het manco, wat hier mis is gegaan. Dus ik heb helemaal geen bezwaar om volgende week een tweeminutendebat hierover te hebben. Alleen, als het debat is afgelopen en dat niet is aangevraagd, is het een beetje een rare vorm. Dus ik snap de verbazing van D66 wel, maar dit is, denk ik, een beetje nieuwigheid en misverstand.
De voorzitter:
Ja. Volgens mij knikt mevrouw Gündoğan ja.
Mevrouw Gündoğan (Volt):
Er is iets misgegaan. Ik dacht dat ik dit met de griffier goed had overlegd, maar daar is toch iets misgegaan, tussen wal en schip. Maar goed, in ieder geval ... Ik neem de schuld op me, maar wij zouden graag gewoon ... De argumentering is helder, denk ik.
De voorzitter:
Ik zie de collega's. Volgens mij is opgehelderd wat het misverstand is. Er is geen bezwaar tegen om dit in te plannen.
Ik geef het woord aan de heer Amhaouch van het CDA.
De heer Amhaouch (CDA):
Voorzitter. Gisteren hebben we hier bij het mondelinge vragenuurtje met de minister van Economische Zaken natuurlijk gesproken over het vertrek, dat eigenlijk triest is voor Nederland, van Shell, dat onttroond wordt als Koninklijke Shell. Maar wij vinden het veel belangrijker om, een niveautje hoger, over het vestigingsklimaat van Nederland te debatteren met deze Kamer. Dat heb ik gisteren ook gezegd: van links tot rechts, van rechts tot links, want dat is belangrijk voor ons verdienvermogen, het is belangrijk voor onze grote maatschappelijke opgaven. Daarom de aanvraag van dit debat. En eigenlijk zouden we natuurlijk het liefst willen dat er zo snel mogelijk een nieuw kabinet staat en dat we daarmee vooruit kunnen kijken.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Volgens mij kwam dit onderwerp ook net voorbij, hè? Dat hadden we dus ook daar allemaal kunnen bespreken. Maar vooruit, ik steun dit ook, hoor.
De heer Bisschop (SGP):
Het lijkt me een aangelegen punt. Steun.
De heer Eerdmans (JA21):
Steun.
De heer Van Baarle (DENK):
Steun.
Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):
Laat ik eens sportief zijn. Zo kan het ook. Steun, goed idee.
De heer Ephraim (Groep Van Haga):
Steun, mede namens BBB.
Mevrouw Tellegen (VVD):
Steun.
De heer Wassenberg (PvdD):
Ik sluit me bij alle voorgaande sprekers aan: ook steun.
De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):
Steun, maar dan wel graag een supersnelle inplanning zodat we daarna over iets anders kunnen spreken. Ik zou aan het kabinet nog willen vragen of Koninklijke Olie nu Koninklijke Olie of Olie heet op dit moment. En dat is een serieuze vraag.
Mevrouw Belhaj (D66):
Steun.
Mevrouw Gündoğan (Volt):
Ik kan me goed vinden in het CDA-verzoek. Mijn vraag is wel of de minister van OCW daar bij kan zijn, want we hollen qua innovatie achteruit, terwijl innovatie ook heel belangrijk is voor het vestigingsklimaat. Dus met dat verzoek erbij, steun.
De heer Markuszower (PVV):
Steun.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Steun.
De heer Van Houwelingen (FVD):
Steun.
Mevrouw Simons (BIJ1):
Ook steun, voorzitter.
De heer Nijboer (PvdA):
Voorzitter, ik steun op zichzelf het debat maar ik vind de inslag "vestigingsklimaat" wel weer een beetje bevrezend, want dan komen de dividendbelasting en dat soort maatregelen direct weer om de hoek kijken, terwijl ik denk dat er ook investeringen nodig zijn die ons land aantrekkelijk maken. Maar dat zal ik in het debat verder naar voren brengen.
De voorzitter:
U heeft een meerderheid.
De heer Amhaouch (CDA):
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik het woord aan mevrouw Vestering van de Partij voor de Dieren.
Mevrouw Vestering (PvdD):
Dank u wel, voorzitter. Omdat de formerende partijen de commissie LNV tot nader order hebben geschorst, wil de Partij voor de Dieren graag een plenair debat over de toegenomen stikstofuitstoot door de melkveehouderij. Want deze week bleek dat niet alleen in 2020 maar ook in dit kwartaal de melkveehouderij nog altijd te veel stikstof uitstoot dan afgesproken en dat deze niet afneemt maar juist toeneemt. De verantwoordelijke demissionaire minister zou dan moeten ingrijpen. Maar wat doet ze? Ze vraagt aan de sector of ze dat misschien zelf even kunnen oplossen. En dat werkt dus niet.
De voorzitter:
U wilt een debat.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Steun.
Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):
Steun.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Geen steun, want dit lijkt mij gewoon een onderwerp voor een groot stikstofdebat. Dus niet op elk slakje zout leggen.
De heer Bisschop (SGP):
Voorzitter, het lijkt me prima om dat bij het eerstvolgende stikstofdebat te betrekken. Om hier apart over één zo'n feit een heel debat te houden, lijkt mij een overbelasting van de agenda.
De heer Amhaouch (CDA):
Volgens mij is er volgende week ook nog de begrotingsbehandeling LNV. Dus daar kan het ook bij.
Mevrouw Simons (BIJ1):
Mede namens DENK steun.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Geen steun.
De heer Markuszower (PVV):
Geen steun.
De heer Ephraim (Groep Van Haga):
Geen steun.
Mevrouw Tellegen (VVD):
Geen steun.
Mevrouw Gündoğan (Volt):
Mede namens de PvdA steun.
De heer Van Houwelingen (FVD):
Geen steun.
De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):
Steun, voorzitter. Dan kunnen we misschien van het kabinet ook eens wat toelichting krijgen op de vandaag gelekte plannen. Er stonden namelijk uitkoopplannen van zo'n 15 miljard in. Dus daar liggen onderleggers onder en die zou ik graag deze week nog in de Kamer willen hebben om te weten wat er nou eigenlijk voor plannen liggen. Het is van groot belang voor heel veel agrarische bedrijven om daar enig inzicht in te krijgen en ook voor heel veel mensen die de natuur willen beschermen. Daar hoeven we geen onzekerheid over te hebben.
De voorzitter:
We zullen dit in ieder geval ook doorgeleiden naar het kabinet.
Mevrouw Belhaj (D66):
Een beetje flauw, maar ik dacht dat de heer Omtzigt juist op gesprek was geweest, maar dat was, denk ik, voordat die stukken naar buiten kwamen. Het is een grapje, het is een grapje. Dat moet je ook niet doen in de Kamer. Verkeerde beroep voor humor. Voorzitter, wij zijn tegen het verzoek.
De voorzitter:
U heeft geen meerderheid voor uw verzoek, mevrouw Vestering.
Mevrouw Vestering (PvdD):
Nee, maar wel voldoende voor een dertigledendebat. Dus ik zou deze graag op de lijst willen zetten.
De voorzitter:
Dat gaan we doen, mevrouw Vestering.
Dan geef ik tot slot het woord aan mevrouw Bikker van de ChristenUnie.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Dank u, voorzitter. Bij de ChristenUnie vergeten we weleens wat. Dus gisteren was ik niet bij de regeling. Daarom doe ik nu het verzoek om donderdag te stemmen over de Wijziging van de Wet publieke gezondheid in verband met aanpassing van de tijdelijke regels over de inzet van coronatoegangsbewijzen bij niet-essentiële detailhandel en niet-essentiële dienstverlening op publieke plaatsen.
Mevrouw Tellegen (VVD):
Steun.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Geen steun.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ik zou willen voorstellen dat de coalitiepartijen zich eerst uitspreken, want dan weten we gelijk of er een meerderheid is; ik vermoed namelijk welke kant het opgaat. Maar van ons geen steun.
Mevrouw Simons (BIJ1):
Steun, mede namens Volt.
De heer Amhaouch (CDA):
Steun namens het CDA.
De heer Markuszower (PVV):
Nee, geen steun.
De heer Wassenberg (PvdD):
Nee, de Partij voor de Dieren steunt dit verzoek ook niet.
De heer Ephraim (Groep Van Haga):
Geen steun.
De heer Van Baarle (DENK):
De fractie van DENK steunt dit niet.
De heer Nijboer (PvdA):
Na zo'n sympathieke opening kan ik haast niet anders, maar ik kan het toch niet steunen.
De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):
Voorzitter. Ik moet wel zeggen dat ik de lekken van de ChristenUnie een stuk sympathieker vind dan de andere, maar ik steun dit niet. We kunnen hier prima dinsdag over stemmen.
Mevrouw Belhaj (D66):
Steun.
Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):
Geen steun.
De voorzitter:
Er is een meerderheid voor uw verzoek. Dat betekent dat we dat gaan inplannen.
Daarmee zijn we aan het einde gekomen van deze regeling van werkzaamheden. Ik schors de vergadering voor een enkel moment. Daarna gaan we over tot de begrotingsbehandeling van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
Begroting Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 2022
Begroting Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 2022
Aan de orde is de behandeling van:
- het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2022 (35925-VIII).
Termijn inbreng
De voorzitter:
Aan de orde is het debat over de begroting Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Vandaag doen we de eerste termijn van de kant van de Kamer.
De algemene beraadslaging wordt geopend.
De voorzitter:
Ik heet de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media van harte welkom. Ik heet ook de Kamerleden, de mensen op de publieke tribune en de kijkers thuis van harte welkom. Met de leden spreek ik af: zes vragen en/of opmerkingen in eerste termijn. De heer Beertema van de PVV staat al klaar. Ik geef hem als eerste het woord.
De heer Beertema (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Tijdens de vorige begroting heb ik al uitgebreid stilgestaan bij het falende onderwijsbeleid van deze twee ministers. Ze herinneren het zich nog goed en ze kijken er met plezier op terug, zie ik. Net als in de sectoren immigratie, landbouw, wonen, zorg en toeslagen, verkeert ook het onderwijs na tien jaar Rutte in een staat van permanente crisis. Bij de vorige begroting heb ik ook al afscheid genomen van deze ministers, maar ze zijn niet weg te branden, lijkt het. Demissionair als ze zijn hebben ze hun houdbaarheidsdatum al lang overschreden. Ze zijn niet fris meer, om het eufemistisch te zeggen, en we kunnen eigenlijk niets meer van ze verwachten.
Dit begrotingsdebat en de moties die we zullen indienen, zijn dan ook eigenlijk verloren tijd, temeer daar moties die er echt toe doen, uiteindelijk toch niet worden uitgevoerd door deze ministers of op de lange baan worden geschoven. Onmacht en onwil, terwijl het onderwijs niet eerder zo gesmacht heeft naar ander beleid. Nooit eerder zijn de problemen zo groot geweest en is de machteloosheid en de krachteloosheid van de verantwoordelijke ministers zo onverdraaglijk geweest. Want er is sprake van een systeemcrisis. En dat lijkt maar niet door te dringen tot deze ministers. Inmiddels is het wel bij andere partijen doorgedrongen. Hoe kan het ook anders?
Waarom spreken wij nou steeds van een systeemcrisis? In de eerste plaats omdat er niemand meer voor de klas wil. In de tweede plaats de verontrustend snel opgerukte wokegekte die onze universiteiten bedreigt. In de derde plaats de volstrekt uit de hand gelopen internationalisering van het hoger onderwijs, gefaciliteerd door de vervanging van het Nederlands als onderwijstaal en daarmee als cultuurtaal door het Engels.
Voorzitter. Dan over het lerarentekort en het lerarenlek. Niemand wil meer voor de klas, waardoor zelfs de continuïteit van het onderwijs in gevaar komt. Met kunst- en vliegwerk probeert men de problemen te maskeren: onbevoegden voor de klas, kortere onderwijsweken, digitaal onderwijs, grotere klassen. Met meer salaris is een deel van het tekort op te lossen, maar erg hoopgevend ziet die financiële toekomst van de leraren er nog steeds niet uit, zeker niet als we kijken naar het laatste onderhandelaarsakkoord voor het voortgezet onderwijs: een loonsverhoging van 0,4% voor de leraren, terwijl hun bestuurders een verhoging van 3,4% krijgen, een coronabonus voor de leraren van €800 en voor de bestuurders van €4.000. Dat begrijpt niemand en dat nodigt ook niet uit, om het maar rustig te zeggen.
Maar het salaris is niet het grootste pijnpunt. Het grootste pijnpunt is dat het leraarschap inhoudelijk al lang niet meer is wat het had moeten zijn. Leraren willen lesgeven naar eigen inzicht, als autonoom pedagoog in een autonoom team, zonder lastiggevallen te worden door allerlei onderwijszieners, door die broodprofeten van het nieuwe leren van wie altijd alles anders moet. Het tragische is dat de sector niet leert als ik zie dat de nieuwe baas van de VO-raad, die deze week benoemd is, alweer zo'n hobbyfilosoof is, zo'n hobbyonderwijsvernieuwer, die zelf nog nooit voor de klas stond. Het is weer een fan van het gepersonaliseerde leren, een werkwijze die wetenschappelijk aantoonbaar niet werkt, maar gebaseerd is op magisch denken, op wensdenken, op ideologie vooral. Zelfontdekkend leren is geen leren, vooral niet voor de kinderen van onze kiezers, die pas groeien en bloeien als ze aan de hand worden genomen en in rust, structuur en discipline kennis en kunde krijgen overgedragen voordat ze daar zelf mee aan de slag gaan. Datzelfde geldt overigens voor de kinderen uit de achterban van andere partijen, zoals DENK. Stop met die heilloze vernieuwingen, grijp terug op onderwijs zoals dat al eeuwen succesvol is geweest en eindeloos veel generaties heeft gevormd, geëmancipeerd en tot de middenklasse heeft verheven. Verheffen, emanciperen, leerlingen naar de middenklasse opstoten, dat is wat leraren willen doen. Leerlingen aan de hand nemen, uitleggen, stimuleren meer uit zichzelf te halen dan ze zelf voor mogelijk hadden gehouden. Dat maakt het beroep tot het mooiste wat er is in plaats van het spelen van coach in de onrust en chaos van leerlingen die we aan hun lot overlaten op zogenaamde studiepleinen. Maar toch wordt de ene na de andere modernisering over het onderwijs uitgestort. Denk daarbij aan het heilloze programma Onderwijs2032, dat geen draagvlak had en stiekemerwijs werd omgekat tot Curriculum.nu. Nogmaals, dat zijn vernieuwingen die niet zijn gebaseerd op evidencebased werken.
De gevolgen van dit volstrekt onverantwoorde onderwijsbeleid — deze ministers zijn rechtstreeks verantwoordelijk voor dat beleid — worden nu op hardhandige wijze in ons haar gesmeerd. Nederland duikt naar beneden in de internationale peilingen. In tegenstelling tot vrijwel alle andere landen presteren Nederlandse leerlingen steeds weer iets minder dan vroeger, met als dieptepunt dat 24% van de 15-jarigen functioneel analfabeet is. Ik heb al vaker gezegd dat dit een beschamend feit is. Sterker nog, het is een totale schande dat een hoogontwikkeld land als Nederland zich wel aanmatigt om met miljardeninjecties van belastinggeld het klimaat te gaan redden — wat een slagvaardigheid — maar een kwart van zijn kinderen een mislukt leven tegemoet laat gaan, omdat we niet meer in staat zijn om iedereen te leren lezen. Dat is iets wat we sinds het begin van het georganiseerd onderwijs, in de loop van zo'n 1.100 jaar, uitstekend hebben gedaan. Lezen is de basis van verheffing, van emancipatie. Zonder leesvaardigheid houdt alles op. Zonder leesvaardigheid worden mensen veroordeeld tot een moeizaam leven in de marge.
Ik heb dit samengevat in een tweet. Die wil ik u hier niet onthouden. De tweet luidt als volgt: "Om kansengelijkheid te versterken, moet je ze in de eerste plaats leren lezen, kennis en kunde herstellen, structuur en rust brengen, afscheid nemen van the soft bigotry of low expectations, en evidencebased werken. Zo ingewikkeld is dat niet." Daarmee heb ik eigenlijk alles gezegd, maar toch wil ik nog die paar andere heikele punten aanstippen waarop ik graag een reactie wil van de ministers.
Het eerste punt is de wokegekte, die vooral op de universiteiten in recordtijd een dominante plek heeft gekregen. Als voorbeelden noem ik: diversity officers op alle instellingen, safe spaces, het cancelen van andersdenkende docenten en studenten, en beperking van de vrijheid van meningsuiting en van de vrije wetenschap. Tot een paar maanden geleden konden we vaak nog hartelijk lachen om die wokegekte, maar het lachen is ons intussen vergaan. Censuur en zelfcensuur zijn aan de orde van de dag. Er zijn demonstraties. Petities worden ondertekend door tientallen hoogleraren en docenten, bijvoorbeeld als een aardige, enigszins conservatieve wetenschapper als Jordan Peterson een lezing komt geven. Zelfs een harde wetenschap als biologie wordt ondergraven, omdat de twee geslachten man en vrouw domweg worden ontkend. Er is een nieuw inzicht dat rationaliteit in de wetenschap — dat is nota bene de basis van de wetenschappelijke methode — een blank, westers en mannelijk concept zou zijn dat gedekoloniseerd moet worden. Die woke- en genderideologie leidt het einde van de wetenschap in en leidt het begin in van nieuwe vormen van magisch denken. En dan te bedenken dat wetenschap de basis vormt van onze superieure westerse cultuur, die vrijheid, welvaart, welzijn en rijkdom bracht.
De goede verstaander ziet dat de woke-ideologie al heel hard op weg is om mainstream te worden, zie bijvoorbeeld onze media, maar ook de komst van de laatste generatie jonge politici in de Tweede Kamer, zelfs bij de oude arbeiderspartij PvdA en zelfs bij de VVD en de ChristenUnie. Zij steunden mijn motie om ons teweer te stellen tegen die zogenaamde kritische rassenleer niet. Mijn oproep is om de vrijheid van meningsuiting en de vrije wetenschapsbeoefening te garanderen. Mijn vraag aan de minister is: hoe staat het met de aangenomen motie, waarin de Kamer zich uitspreekt tegen het Nationaal actieplan voor meer diversiteit en inclusie, waarmee etniciteit en migratieachtergronden worden geregistreerd? Het is een breed gedragen motie, waarbij zelfs de VVD zich terecht afvroeg waarom je dat nou moet registreren als je mensen hoort te beoordelen op hun kwaliteiten in plaats van op hun afkomst.
Ik drink even een slokje water. Voorzitter, zet u de tijd even stil? Heel goed.
Voorzitter. Dan de verengelsing. Het vervangen van het Nederlands als onderwijstaal door het Engels maakte vergaande internationalisering mogelijk. Hierdoor dreigen universiteiten nu voor het eerst te verzuipen in de aanmeldingen. Er zijn universiteiten die er trots op zijn dat zij meer dan de helft van hun bestand tot buitenlandse studenten kunnen rekenen. In totaal zijn er 80.000 buitenlandse studenten die een beroep doen op Nederlands belastinggeld. Zij verdringen onze eigen studenten op de wachtlijsten voor studies en nemen 80.000 studentenkamers in beslag op de al schaarse woningmarkt van de studentenhuisvesting. Zie de noodkreet van de Universiteit van Amsterdam.
De enorme toeloop van internationale studenten is niet meer te behappen. Na jarenlang actief werven in verre buitenlanden, in de meeste studies het Nederlands als onderwijstaal af te schaffen om buitenlanders te faciliteren, de PVV te beschimpen als benauwde nationalisten, omdat ze opkwam voor de belangen van Nederlandse studenten met Nederlandse belastingbetalende ouders, stort de boel nu in. We raden het al: de universiteiten vragen om meer geld. Natuurlijk is er een oplossing. Die heb ik al vaak aangedragen: herstel het Nederlands als onderwijstaal, zoals de Wet op het hoger onderwijs voorschrijft. De minister heeft die echter aangepast om universiteiten toch weer de vrijheid te geven om te handelen naar eigen inzicht. Neem regie, minister. De universiteiten komen naar eigen zeggen in de knel door hun eigen onverantwoorde, obsessieve drift om buitenlanders binnen te halen voordat de concurrent dat doet. Herstel het Nederlands. Nog steeds zijn internationale studenten dan welkom, maar dan moeten ze de moeite nemen om onze taal te leren, in plaats van de grote meerderheid van Nederlandse studenten te dwingen onderwijs te volgen in een vreemde taal.
Dit zijn de problemen die ons onderwijs in een systeemcrisis hebben gestort. Die problemen kennen hun weerga niet. Voor al deze problemen hebben de bewindslieden en de bestuurders zich jaren doof gehouden. Als ze antwoorden hadden, waren dat precies de verkeerde antwoorden.
Voorzitter. Dit is de stand van zaken. Om het onderwijs te redden, zal er meer nodig zijn dan een aanpassing hier en daar. Er is een paradigmaverandering nodig. Die zal Rutte IV in ieder geval niet bewerkstelligen. Integendeel, de problemen onder Rutte IV zullen zich verdiepen. Pas als Rutte weg is, als Rutte éindelijk weg is, is er kans op verbetering.
Voorzitter, ten slotte. Het is jammer dat meneer Van Meenen nog niet is opgesprongen om, zoals hij al elf jaar doet, mij te vragen hoe het dan wél moet. Hierin staat hoe het wel moet. Het is maar één blaadje, voor en achter. We hebben het heel milieubewust dubbelzijdig geprint. Ik zou u willen vragen om dit even rond te delen, voorzitter. Dit zijn de ideeën waar we aan moeten denken om ons onderwijs uit de enorme systeemcrisis zoals we die nu kennen te halen.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Ik neem aan dat er geen bezwaar tegen bestaat dat dit stuk ter inzage wordt gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Kamer.
(Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.)
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Beertema. We zullen het verspreiden onder de leden.
Dan geef ik het woord aan mevrouw Van der Woude. Dit is haar maidenspeech. Zoals te doen gebruikelijk krijgt u geen interrupties. U krijgt ook de tijd om eventueel wat persoonlijks te zeggen. Ik wens u veel succes.
Mevrouw Van der Woude (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Dit is een begrotingsbehandeling in een rare tijd: een beleidsarme begroting tijdens een formatie en met nieuwe maatregelen die ook het onderwijs wederom treffen. Uit cijfers die vorige week bekend werden uit een onderzoek dat tijdens de derde lockdown is gedaan, weten we dat studenten hard zijn geraakt, met name door eenzaamheid. Ze hadden daar al last van, maar corona maakte het nog erger. Dat verbaast me niet. Als wethouder Onderwijs in Delft heb ik van dichtbij helaas de impact gezien. We zijn blij dat de NPO-gelden wat dat betreft ook voor welzijn worden ingezet. Elkaar ontmoeten en kennen, en een kort lijntje met docenten zijn ongelofelijk belangrijk voor studenten en kinderen.
Ik heb zelf in mijn jeugd al onbedoeld een soort veldonderzoek naar de kwaliteit van onderwijs gedaan. Ik heb toen door omstandigheden op vier middelbare scholen gezeten, in verschillende delen van het land. Dat is geen gunstige leercontext, zou men nu zeggen. De vierde school heb ik op mijn 15de zelf uitgekozen en geregeld, omdat de derde me niet beviel. Ik was totaal ongevoelig voor alle meningen van volwassenen, zeker van diegenen die meenden dat ik mijn toekomst vergooide en die allerlei paden voor me wilden uitstippelen.
Maar dat ik mijn eindexamen heb gehaald, is wel te danken aan betrokken docenten op de vierde school. Die vroegen gewoon af en toe of het ging. Even extra opletten. Ik was gezien, betekende dat. Meer was eigenlijk niet nodig om mij aan de slag te krijgen. Dat gezien zijn, is precies wat studenten nu vaak missen. In de massaliteit van het studeren nu zijn ze vaker alleen. Studies zijn massaal. De studentenverenigingen, sportverenigingen en studentenhuizen zijn vol.
Gaan al die studenten in de toekomst goed terechtkomen? Dat heeft mijn aandacht. Want dit land heeft grote ambities voor de toekomst. We willen uitblinken en een topinnovatieland zijn. We willen vooroplopen met innovaties in energie, techniek, ICT, robotica, op medisch vlak, landbouw, water, voedsel, kwantum, astronomie. Het zijn investeringen in de toekomst als we dat onderzoek in de juiste richting doen. Daar zijn wat keuzes te maken. Welke maatschappelijke doelen streven we na? Het is goed om hier te prioriteren, maar universiteiten zijn juist steeds meer op elkaar gaan lijken. Ze hebben zich eerder verbreed dan dat ze zich hebben geprofileerd.
Dat brengt me bij een rapport, opgeleverd door PricewaterhouseCoopers, waarin een hogere bekostiging voor het hoger onderwijs wordt aanbevolen. Een aanbeveling die iedereen hier kent, denk ik. Maar er staan nog meer aanbevelingen in, waar ik niets meer over gehoord heb. Een aanbeveling is bijvoorbeeld om een duidelijker onderzoeksambitie te formuleren. De strategische agenda, het missiegedreven innovatiebeleid, de Wetenschapsagenda, de sectorplannen en Europa geven allemaal een bepaalde richting aan het onderwijs. Ze liggen naast elkaar, maar ze leveren niet een samenhangend beeld op. Wat zijn nu onze belangrijkste missies?
We zoeken dat gezamenlijke perspectief voor het hele Nederlandse onderwijsveld, in samenwerking met de ministeries van SZW en EZK. Daarbinnen kunnen wat ons betreft instellingen zich profileren, van mbo tot wo. Het pad tot het doel moeten zij inrichten. Dat is wat ons betreft belangrijk voor de toekomst. En volgens ons hebben wij dan iedereen nodig, academisch opgeleide mensen, maar zeker ook heel erg veel vakmensen, van mbo en hbo, in techniek, ICT, zorg enzovoorts. Nu hebben we al heel erg veel studenten, maar het onderwijs levert niet die mix van afgestudeerden af die de arbeidsmarkt in de toekomst nodig heeft. De instroom in mbo 4-techniek is dramatisch. Al eerder is gebleken dat jongeren vaak kiezen voor mbo-economisch of mbo-administratief en dan uitvallen, of later niet goed terechtkomen. Ik heb dat in Delft ook veel gezien. De helft van de hbo'ers in Rotterdam studeert economie. Een superstudie, maar het is relatief echt veel, terwijl we te weinig verpleegkundigen en ingenieurs hebben.
De grote transities gaan op deze manier vastlopen. Campagnes en voorlichting zijn niet genoeg. Scherpere eisen aan doelmatigheid bij het mbo hebben nog niet gewerkt, hebben wij gelezen. En zolang universiteiten afzonderlijk nieuwe brede bachelors blijven bedenken om studenten te trekken voor onaantrekkelijke vakgebieden in plaats van meer samen te werken, zijn we niet handig bezig. Hier eens goed naar kijken, was eveneens een aanbeveling van PricewaterhouseCoopers.
Er is in deze termijn ook een onderzoek gedaan naar macrodoelmatigheid in het onderwijs. De commissie die dat deed, gaf zelf aan dat de criteria die het Rijk hanteert voor een goede aansluiting op de arbeidsmarkt niet goed genoeg zijn. Het overzicht dat we nu hebben, is versnipperd naar niveau en neemt deeltijd- en privaatonderwijs niet mee. En we hebben ook geen scherpe definitie van macrodoelmatigheid. Door al die dingen samen weten we dus niet genoeg of we het goed doen. Vorig jaar zei de minister hierover, samengevat, dat het meestal goed gaat en dat hierover overlegtafels zouden komen. Wij zouden dus graag weten welke inzichten dit ongeveer een jaar later heeft opgeleverd. Wat ons betreft onderzoeken wij hoe wij dat beeld scherper kunnen maken, van mbo tot en met wo.
Het opleiden voor de toekomstige arbeidsmarkt is dus belangrijk voor alle onderwijsniveaus. Maar terwijl het wo ontploft, krimpt het hbo. Verschillende bestuurders en docenten hebben mij gezegd dat ze met lede ogen aanzien hoe iedereen probeert de universiteit in te komen, wat ook ondanks een vwo-diploma echt niet altijd passend is. Dat geeft druk. En als het je niet makkelijk af gaat, is het gewoon heel erg zwaar. Dat geeft ook stress. Toen ik in het hbo werkte, was er op mijn technische faculteit een speciale zijinstroomcoördinator voor studenten die het niet redden aan de TU Delft, structureel. Die kregen wij dan weer op de rit, maar ook mentaal moesten zij bijkomen van de faalervaring. Als ze meteen voor het hbo hadden gekozen, was dat niet gebeurd. Maar dat doen ze juist steeds minder. Laten we ophouden met het verheerlijken van het academisch niveau. Het geeft het verkeerde signaal, terwijl er in bepaalde richtingen een tekort is aan beroepsopgeleiden. De voorlichting hierover zou beter moeten. Ziet de minister mogelijkheden om de voorlichting over de voordelen van en de verschillen tussen mbo, hbo en wo beter in te richten, zodat er bewustere keuzes kunnen worden gemaakt? Ik zou dan graag zien dat we de verschillen vieren in plaats van wegwerken, want het hbo en wo beginnen steeds meer op elkaar te lijken.
Om die reden zijn wij kritisch over de aankondiging van een wetswijziging die een gelijk speelveld wil creëren en waarin hbo's beter worden gefaciliteerd om wo-opleidingen aan te bieden en andersom. Dat gaat ons wat te snel. We missen een strategisch plan. Want hbo en wo zouden oorspronkelijk helemaal niet hetzelfde veld bedienen. Het idee was altijd dat ze complementair waren aan elkaar. Laat de minister dus eerst goed in kaart brengen wat de rol van het hbo versus wo kan zijn, wat de meerwaarde van het verschil dan wel de overeenkomst is en leg die keuze aan ons voor, voordat wordt overgegaan tot indiening van dit wetsvoorstel. Kan de minister dat toezeggen?
Dan een andere toevoeging aan ons onderwijslandschap: internationalisering. Die brengt ons land kennis en briljante studenten, het leert studenten te werken in internationale teams en het opent mogelijkheden voor studenten om in het buitenland te studeren. Dat vinden wij een goede zaak. Wij willen doorgaan op dit pad, mits wij grip houden op de instroom. Die grip lijken we nu wel kwijt te zijn. Een deel van de massaliteit waarover ik het eerder had, wordt veroorzaakt door deze studenten. U stond vast ook wel perplex van het recente beeld van internationale studenten die in bushokjes slapen. Maar we zijn niet berekend op deze aantallen.
We hebben een wet klaarliggen om hier in uiterste gevallen meer grip op te krijgen, de Wet taal en toegankelijkheid, maar die ligt nu te niksen in de Eerste Kamer. Het hoger onderwijs kan hier niet op blijven wachten. Daarom wil ik graag weten wat er nu al aan actie mogelijk is. Want als wij moeten wachten op die nieuwe wet, dan zijn we te laat om iets te regelen voor het komend collegejaar en liggen er weer studenten in bushokjes te slapen. Ik zou de minister daarom willen vragen om, in samenwerking met de VSNU en de Vereniging Hogescholen, te kijken of er een mogelijkheid is om te starten met een pilot voor het komend collegejaar, waarbij instellingen of opleidingen de mogelijkheid krijgen tot het instellen van een noodcapaciteitsfixus of een capaciteitsfixus voor niet-EER-studenten. De VVD heeft op deze zaken eerder al aangedrongen en die zijn, volgens de bestuurders die wij hebben gesproken, urgent.
Dan wil ik het graag hebben over academische vrijheid en veiligheid voor studenten, docenten en wetenschappers. Die staan onder druk, zowel nationaal als internationaal. Allereerst ga ik in op het internationale perspectief. Onlangs was er een rondetafeloverleg waarin we de bedreigingen vanuit onvrije landen voor onze wetenschap hebben besproken. Wetenschap zonder internationale samenwerking is ondenkbaar. Als je een klein land als Nederland bent, liggen er altijd meer kennis en mogelijkheden buiten je land dan erbinnen. Dat is nu eenmaal zo. Maar sommige internationale studenten worden beperkt in hun vrijheid door hun moederland. Waardevolle kennis lekt weg of wordt gebruikt op manieren die wij niet willen; voor militaire doeleinden of op een onethische manier, zoals toen DNA van Oeigoeren werd ingezet in een Nederlands onderzoek.
Het blijkt lastig voor bestuurders om afwegingen te maken. Waar en hoe werken we samen met andere landen? Er is al een traject in gang gezet om te komen tot een afbakening van vakgebieden waar een verhoogd risico voor de nationale veiligheid geldt. Voor zover ik heb begrepen, is er ook een brede behoefte, bovenop de publicatie van de VSNU over kennisveiligheid, aan een duidelijk afwegingskader vanuit het Rijk. Het gaat dan om een kader dat helpt bij afwegingen op alle vlakken, dus niet alleen veiligheid, maar ook ethisch. Want je kan de dreigingen en bezwaren niet louter indelen per vakgebied, land of doel van de samenwerking; dat staat altijd in relatie tot elkaar. Een samenwerking met China hoeft niet per se altijd een bezwaar te zijn. Ik wil voorkomen dat we van te naïef zijn — wat we wel degelijk waren — doorschieten naar het afschrijven van complete landen. Dat dient de wetenschap ook niet. Ik begrijp dat de Kamer in januari 2022 wordt geïnformeerd over de voortgang van de maatregelen om ongewenste kennisoverdracht tegen te gaan. Mijn vraag daarbij is, gehoord wat de bestuurders zeggen: wordt dan de hele breedte van dat vraagstuk daarin meegenomen? Wij willen graag dat dat gebeurt. Wij willen niet alleen kennis verzamelen, maar wij willen ook samen met betrokken experts en diensten een afwegingskader maken waarmee instellingen kunnen werken. En wij willen dat steeds, samen met hen, aanpassen aan de actualiteit. Ik hoor graag een reactie hierop van de minister.
Ten slotte, nationaal. De VVD heeft een historie van aandacht vragen voor diversiteit in het algemeen, maar ook van meningen. De berichten dat studenten, docenten en/of onderzoekers zich niet meer vrij kunnen uiten, zijn bekend. Het gaat niet alleen over het overigens zeer terecht adresseren van bedreigingen aan het adres van wetenschappers door Vizier Op Links of vaccinatietegenstanders, het gaat ook over de hier en daar doorgeslagen politieke correctheid in de academische wereld en het risico op zelfcensuur. Wij vinden het doorgeslagen, omdat de intentie, gelijke kansen voor iedereen, uitstekend is wat ons betreft, maar zo in het extreme getrokken wordt, zo is onze waarneming, dat het polariseert en op die manier niets oplost. We willen echt het debat open houden. Het zit bovendien de objectieve waarheidsvinding in de weg, die zo belangrijk in de wetenschap is.
In het verleden is er onderzoek geweest door de KNAW naar deze onvrijheid. Daar werd niets in gevonden, maar er was veel kritiek op dit onderzoek, omdat niet duidelijk was hoe men tot die conclusie kwam. Uit het antwoord op de vragen die ik heb gesteld aan de minister, blijkt ook nu niet dat de minister een probleem ziet, maar uit een onderzoek van de inspectie blijkt dat 14% van de studenten zich niet vrij durft te uiten. Ik vind dat best veel. Bij mij melden zich ook docenten en onderzoekers met dezelfde klacht. Recent zagen we in een onderzoek door ScienceGuide dat intimidatie bij hen een probleem is, met name op universiteiten dus. Voor een groot deel komt die van binnen en niet van buiten, dus van collega's en studenten, en met name bij de sociale en de geesteswetenschappen. Allemaal signalen bij elkaar.
Wat ook als gevaar wordt genoemd, is dat het wetenschappelijke streven naar objectiviteit in gevaar komt. Rationaliteit wordt bijvoorbeeld op de UvA in een zogenaamde Decolonization Toolkit als westers en koloniaal bestempeld. Het zal je maar gezegd worden als Aziatische wiskundige! Dat baart zorgen. We willen niet dat literatuur en onderzoek in eerste instantie worden beoordeeld op zaken als huidskleur en sekse van auteurs. Ik wil benadrukken dat ik het ook echt heel belangrijk vind dat zo veel mogelijk inhoudelijke perspectieven bij de wetenschap worden betrokken, absoluut, maar dan wel met de nadruk daarop: inhoudelijke verschillen, inhoudelijke perspectieven. Voor het beste resultaat moet diversiteit zitten in perspectieven en niet in bijvoorbeeld biologische kenmerken van mensen, en die moeten ook niet steeds worden gezien als een exponent van een bepaalde groep.
Ik vroeg u eerder waarom de KNAW in haar laatste richtsnoer voor academische vrijheid de termen "waarheidsvinding" en "objectiviteit" niet meer noemde als leidende beginselen. Uw antwoord was dat dat belangrijke begrippen in de wetenschapsbeoefening zijn, maar dat goede wetenschapsbeoefening zich niet alleen zo laat vangen. Dat laatste begrijp ik, maar dat was niet mijn vraag. Mijn vraag was niet of deze begrippen belangrijk zijn of de enige, maar of ze leidend zijn. Kan de minister bevestigen dat dit wel zo moet zijn en dat deze begrippen dus leidend moeten zijn?
Wat ons in dit verband niet geruststelde, was de inhoud van wat de minister de universiteiten recent aanbood. Het was een handreiking voor het opstellen van een gender equality plan, die proactief gevuld was met instructies die stroken met identiteitsdenken, met dekolonisatieliteratuur en intersectionalisme. Het staat mensen natuurlijk vrij hier voorstander van te zijn, absoluut, maar vindt de minister zelf ook dat dit geen politiek neutrale handreiking was? En is zij het met mij eens dat stelselverantwoordelijke bestuurders wel neutraal moeten optreden? En zo ja, hoe gaat zij dan nu aan instellingen duidelijk maken dat een 180 graden andere aanpak ook oké is en dat er op dat vlak helemaal geen eisen zijn van de Europese Commissie?
Als iets mij duidelijk is, dan is het dat de checks-and-balances die moeten waarborgen dat iedereen in onderwijs en wetenschap zich veilig voelt en vrij kan spreken, niet meer optimaal functioneren. Daarom zou ik de minister willen vragen of zij opnieuw wil kijken en onderzoek wil inzetten naar academische vrijheid in het hoger onderwijs, met inbegrip van een reflectie op de meest passende rol van het ministerie van OCW hierin.
Dank u wel.
Nonverbale uitingsvormen
De voorzitter:
Dank u wel. Ik wil u feliciteren met uw maidenspeech. Heel mooi dat u er toch een persoonlijk accent aan geeft op basis van uw ervaringen in het verleden. U bent volgens mij iemand met hart voor de zorg en ook met hart voor het lokale bestuur. Heel veel succes in deze Kamer! Zoals gebruikelijk waren er geen interrupties.
Ik schors de vergadering voor een enkel moment, zodat u de felicitaties in ontvangst kan nemen.
De vergadering wordt van 17.01 uur tot 17.04 uur geschorst.
De voorzitter:
Aan de orde is het vervolg van de begroting Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Ik geef het woord aan mevrouw Paul van de VVD.
Mevrouw Paul (VVD):
Dank u wel, voorzitter. In de eerste plaats: Hatte, van harte gefeliciteerd. Het is een zeldzaam genoegen dat je een verhaal kunt houden zonder geïnterrumpeerd te worden. Ik heb het ook welgeteld één keer mogen ervaren. Ik ben ervan overtuigd dat dat ook de enige keer zal zijn. Dus geniet ervan.
Voorzitter. Een paar maanden geleden trokken we in dit gebouw. Ik ben de afgelopen tijd bezig geweest om mijn kamer in te richten en daarin wat kleur aan te brengen. Ik heb uiteindelijk een schilderijtje uitgezocht om de kamer wat mee op te vrolijken. Terwijl ik aan het nadenken was over dit debat, gingen mijn gedachten eigenlijk steeds naar dat schilderijtje. Mijn blik werd daarnaartoe getrokken. Pas toen zag ik dat dat schilderijtje heel mooi past bij de manier waarop ik naar het onderwijs kijk. Het is een abstracte tekening van een groepje figuren. Ze hebben allemaal een verschillende kleur. Ze staan op de een of andere manier een beetje in het donker en komen naar voren, in het licht.
Voorzitter. Zonder al te zweverig te worden: voor mij is de essentie van onderwijs om alle kinderen, ongeacht hun kleur, achtergrond of geslacht, evenveel kans te geven om sterk en zelfverzekerd de wijde wereld in te stappen met de juiste kennis en vaardigheden. Iedere keer dat ik sindsdien naar dat schilderijtje kijk, word ik daaraan herinnerd. Maar ik zei het al: ik ga niet te zweverig worden. Want ik realiseer me heel goed dat wij, zoals we hier in deze Kamer staan, hier maar een bescheiden rol in spelen. Het zijn de scholen, de meesters en juffen, die iedere dag met ongelofelijk veel energie naast onze kinderen staan om ze bij te brengen wat nodig is, maar ook om er voor ze te zijn als het even niet goed gaat, als ze niet lekker in hun vel zitten, als het thuis niet helemaal goed gaat, of als ze lastig mee kunnen komen in de klas. Wij moeten hen vooral in staat stellen om hun werk goed te kunnen doen. Kwalitatief goed onderwijs door goede leraren en voldoende leraren: daar ligt mijn focus. Daar wil ik het vandaag graag met u over hebben.
Voorzitter. Inmiddels heb ik de afgelopen periode best wat kilometers afgelegd in het land en in het onderwijsveld. Ik heb veel gesprekken gevoerd en vooral veel geluisterd naar al die professionals, die veel meer verstand hebben van goed onderwijs dan wij hier met z'n allen bij elkaar.
Pardon. Ik heb een kriebelhoest; dat zeg ik maar vast. Die kan af en toe opkomen. Dat komt niet door ontroering of iets anders.
De voorzitter:
Dat mag ook, hè.
Mevrouw Paul (VVD):
Ja, dat mag ook. In een onderwijsdebat zou dat zomaar kunnen. Maar het is een ellendige kriebelhoest.
Hoe langer ik ondergedompeld ben in deze portefeuille, hoe meer bewondering en respect ik ben gaan krijgen voor iedereen die in het onderwijs werkt. Leraar, meester of juf zijn is veel meer dan een vak. Het is net als werken in de zorg of bij de politie: daar kies je voor omdat je een bijdrage wil leveren, omdat je anderen wil helpen en omdat het je passie is. Al deze mensen die in het onderwijs werken, realiseren zich allang wat het belang van goed onderwijs is en dat de kracht van toekomstige generaties en ons land mede wordt bepaald door de kwaliteit van het onderwijs. Onze ambitie voor Nederland, waar mijn collega Van der Woude zojuist over sprak, valt of staat met goed onderwijs.
Voorzitter. Het is goed dat het kabinet dat ook ziet. Het is goed dat bijvoorbeeld met het Nationaal Onderwijslab verder wordt geïnvesteerd in de kwaliteit van ons onderwijs. Maar wat de VVD betreft doen we dat wel op een manier waarop die investering zoden aan de dijk zet. Innovatieve toepassingen vinden we natuurlijk prachtig. Maar we willen vooral ook de basisvaardigheden van leerlingen versterken; de heer Beertema refereerde daar ook al aan. Dat doen we onder andere met de lopende actualisatie van het curriculum. Dat is een langlopend proces dat we de komende jaren hopelijk daadwerkelijk in de praktijk kunnen inzetten. Maar ook via andere routes moet de focus komen te liggen op basisvaardigheden in het onderwijs. Hoe ziet de minister de aanbeveling uit het McKinseyrapport van vorig jaar om de ondergrens voor het verkrijgen van het oordeel "voldoende" van de inspectie te verhogen, zodat we een brede verbetering van het onderwijs krijgen? Want wat de VVD betreft is het kwalitatief goed onderwijs dat zorgt voor de beste kansengelijkheid voor ieder kind.
De voorzitter:
Dank u wel. Er is een interruptie van mevrouw Westerveld, GroenLinks
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Ik heb een vraag aan mevrouw Paul van de VVD. Ik las gisteren een opinieartikel, een heel mooi stuk, waarin ervoor wordt gepleit dat ieder kind recht heeft op een goede meester of juf. Daarin worden een aantal zaken voorgesteld en zegt de VVD dat het niet een kwestie is van even meer investeren, maar dat er meer nodig is. Ik zou mevrouw Paul willen vragen wat precies de status is van dit stuk. Is dat een nieuwe visie van de VVD op onderwijs? Is dat een wensenlijst? Wat gaat er gebeuren met de mooie zaken die in dit stuk staan?
Mevrouw Paul (VVD):
Het is in ieder geval mijn visie. Het is een opiniestuk, mijn kijk op hoe we zaken in het onderwijs voor elkaar zouden kunnen krijgen. Uiteraard word ik daarbij gesteund door mijn collega's in de fractie. Waar het om gaat in het stuk — dat gaf ik heel duidelijk aan — is dat je nieuwe leraren niet als een tovermiddel tevoorschijn tovert. Natuurlijk moet je investeren in dat onderwijs. Maar er zijn een heleboel andere dingen nodig om mensen warm te laten lopen voor dat vak. Ik vertelde net dat ik de afgelopen periode veel in het land ben geweest en ook echt met veel leraren heb gesproken. Waar ze over beginnen — dat is ook waar ik in het stuk aan refereer, waar die passie vandaan komt — is dat ze zelf kunnen bepalen hoe ze zaken organiseren, dat ze voldoende tijd hebben om zich te richten op het kind en ze dus bijvoorbeeld ook ontlast worden door de inzet van onderwijsondersteuners, en dat ze in hun opleiding de ruimte hebben om zich te specialiseren in bepaalde groepen kinderen, dus in het jongere kind of het oudere kind …
De voorzitter:
Dank u wel. Ik weet niet of u het hele opiniestuk …
Mevrouw Paul (VVD):
Nee, dat ga ik niet doen. Prima.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Ik heb het gelezen en daarom ook juist mij verbazing. Want wat we hier doen, zou volgens mij gebaseerd moeten zijn op zaken die werken, op wat we lezen in rapporten en horen van vertegenwoordigers van het onderwijsveld, en niet op een paar gesprekken in het land. Ik hoor mevrouw Paul zeggen: dit is mijn visie. Dat is leuk, maar ik vraag wat de VVD de komende tijd gaat doen. Want als ik de doorrekening van de VVD bekijk, wordt daarin helemaal niet geïnvesteerd in leraren. Als ik kijk naar de wens van mevrouw Paul dat we goed omgaan met oudere leraren: het was de VVD die een aantal jaren geleden de regeling voor oudere leraren wilde afschaffen. Het is de VVD die iedere keer dwarsligt als partijen wél meer willen investeren. Dus ik wil haar vragen wat zij concreet gaat doen met de wensen die in dit stuk staan.
Mevrouw Paul (VVD):
Ik wil beginnen met te zeggen dat de VVD de afgelopen jaren wel degelijk onderdeel was van het kabinet dat geïnvesteerd heeft, veel geïnvesteerd heeft, in onderwijs. Mevrouw Westerveld kan zeggen wat ze wil, maar praat mij nu niet aan dat de VVD daar niet voor heeft gestaan en daar niet in heeft geïnvesteerd. Dat klopt gewoon niet.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Ik stel volgens mij een vrij concrete vraag. Dit was ook gisteren het punt, toen we ook aan de grootste partij die we in deze Kamer hebben, vragen stelden waar geen antwoord op kwam. Er werd toen zelfs een punt van orde gemaakt. Ik stel nu weer een hele duidelijke vraag: wat gaan we de komende tijd concreet doen met de wensen die in dit stuk staan? Want het is één ding om mooie zaken te benoemen, om te zeggen wat je wil, maar het is wat anders om die zaken ook te doen. En daar vraag ik nou juist naar.
Mevrouw Paul (VVD):
Geen woorden, maar daden. We gaan aan de slag met de zaken die ik heb benoemd in dit stuk. Zo simpel is het.
De voorzitter:
Dan geef ik het woord aan de heer Beertema van de PVV.
De heer Beertema (PVV):
Ik hoor wel hele warme verhalen over ambitieniveau en het onderwijs in Nederland en zo, maar ik hoor zo weinig kritiek verder. Het is eigenlijk alleen maar voortborduren op, terwijl deze twee volstrekt machteloze ministers de afgelopen vier jaar totaal niks gepresteerd hebben. U babbelt maar een beetje door. Kunt u nou eens reageren op mijn eigen inbreng? Daarin maak ik heel duidelijk, heel concreet, dat alle problemen waarin we nu zitten, begrepen kunnen worden vanuit dat gepersonaliseerde leren, dat zelfontdekkend leren. Hoe staat u daar tegenover? Heeft u kennisgenomen van dat prachtige zwartboek met de prachtige titel "Progressief achteruit" van de emeritus hoogleraren Paul Kirschner en Jaap Scheerens? Dat is wat ik u net heb aangegeven. Het is helemaal niet zo moeilijk om het onderwijs te verbeteren. Het gaat ook helemaal niet om meer geld erbij. Er is ontzettend veel meer geld bij gekomen in de loop van de jaren. Vroeger konden ze wél lezen en nu niet. De uitgaven zijn toegenomen.
De voorzitter:
Dank u wel.
De heer Beertema (PVV):
Nee, wacht even.
De voorzitter:
Dat zijn twee vragen, dus ik hoop dat u de mond houdt.
De heer Beertema (PVV):
Nee, ik wil dit even duidelijk maken. Het was €3.057 per leerling in 1995 tot €8.910 per leerling nu. En nu kunnen ze niet meer lezen! Dat komt toch door dat soort problemen, waar ik u niet over hoor?
Mevrouw Paul (VVD):
De heer Beertema is dusdanig uitgebreid losgegaan in zijn kritiek; die woorden zijn voor hem. Ik sta voor een positief verhaal over hoe we met de juiste dingen en de juiste focus het onderwijs verder kunnen verbeteren en de leraren verder kunnen steunen in datgene wat zij het beste kunnen doen, zodat er voor elk kind uiteindelijk goede kansen liggen. Wat dat betreft vinden we elkaar ook. Dat zeg ik ook tegen de heer Beertema. Daar refereerde ik net aan. We hadden het over de basisvaardigheden. Dat vinden wij als VVD ongelofelijk belangrijk, hè, want het begint met lezen, schrijven, rekenen. Dat moet je goed kunnen om überhaupt te kunnen doorstromen naar vervolgopleidingen om je uiteindelijk te kunnen handhaven in de samenleving. Daar vinden wij elkaar, vanuit een positief verhaal.
De heer Beertema (PVV):
Dat is weer dat VVD-geluid. Ze zijn allemaal zo zouteloos, die praatjes: "vanuit een positief verhaal." Het ís niet positief op het ogenblik. Het is buitengewoon negatief. Een kwart van de kinderen kan niet meer schrijven en lezen. Dat is het probleem dat we moeten bestoken. Ik wil van u horen of u die leraren nog steeds op een positieve manier wil gaan opvoeden in gepersonaliseerd leren, in al die vormen van nieuw leren die tot deze ramp geleid hebben. Laten we daar nou eens afscheid van nemen. Steek dáár nou eens uw nek voor uit. Dan is het maar even iets minder positief, want het is heel negatief. Er is analfabetisme in Nederland. Dat wordt alleen maar groter, hoeveel geld we er ook tegenaan gooien. Dat komt door die onderwijsvernieuwingen, waar ik u niet over hoor. En dát moet stoppen.
Mevrouw Paul (VVD):
Het is heel simpel: ook daar vinden de heer Beertema en ik elkaar. Het gaat inderdaad niet om meer geld ertegenaan smijten. Het gaat erom dat we de juiste dingen doen. Daar heb ik al het nodige over gezegd. Het gaat over focussen op de juiste vaardigheden. Het gaat om … Nou ja, ik ga niet herhalen wat ik heb gezegd, maar ik zou de heer Beertema wel nog willen meegeven dat we niet verder komen als we blijven zitten in het negatieve frame dat het allemaal waardeloos en slecht is en dat we er toch niks aan kunnen doen.
De heer Beertema (PVV):
Daar wil ik toch even op reageren. Dat negatieve frame kan onmiddellijk doorbroken worden. Dat kan onmiddellijk doorbroken worden als deze ministers op instigatie van u, de belangrijkste regeringspartij, eindelijk eens de regie nemen en ingrijpen in al die heilloze onderwijsvernieuwingen. Dat is niet negatief. Dat zou het meest positieve zijn wat we kunnen bereiken vandaag. Daar daag ik u toe uit.
Mevrouw Paul (VVD):
Waarvan akte.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik geef het woord aan de heer De Hoop van de PvdA voor een vraag.
De heer De Hoop (PvdA):
Ik zeg u eerlijk: ik erger me een beetje aan het betoog van de VVD. We horen eerst vijf minuten lang wat over een schilderijtje. Dat mag allemaal, al is dat al de helft van mijn spreektijd. Daarna krijgen we borstklopperij over het geld dat geïnvesteerd is in het onderwijs, wat zo fantastisch zou zijn. Zelfs met de 8,5 miljard van het NPO blijven wij in Nederland nog steken op plek twaalf van de OESO. Het is gewoon niet genoeg. Het feit dat u het "met geld smijten" noemt, vind ik al gek, want het onderwijs heeft structurele investeringen nodig.
Nu ga ik ook een compliment maken aan de VVD. Tijdens de APB heeft u er via een motie mede voor gezorgd dat er 500 miljoen voor de loonkloof komt. Wat gaat u doen met de rest van de loonkloof? Er blijft 400 miljoen open. En het voortgezet speciaal onderwijs heeft ook nog geen extra investering gehad. Hoe kijkt u daarnaar?
Mevrouw Paul (VVD):
Dank voor deze vraag en ook voor het compliment. Als ik het heb over met geld smijten, dan is dat manner of speech. Voor ons is het ongelofelijk belangrijk dat we in het onderwijs de juiste dingen doen. Daar is inderdaad geld voor nodig, maar het gaat niet alleen om geld. Dat was mijn punt.
Dan de vervolgvraag. Ja, heel eerlijk, dat zijn onderwerpen die onze aandacht hebben en die wat mij betreft ook in de formatie aan bod komen, maar waar ik op dit moment geen verdere uitspraken over kan doen.
De heer De Hoop (PvdA):
Dat begrijp ik in die zin dat ik er vaker tegen aanloop dat formerende partijen helemaal niks meer willen zeggen tegenwoordig. Wat ik dan wel wil weten gaat specifiek over dat voortgezet speciaal onderwijs. Dat zijn docenten die extra tijd nodig hebben voor die leerlingen die extra aandacht nodig hebben. Het is een heel specifiek onderdeel van het lerarenberoep. Die worden nu minder betaald dan de andere leraren. Vindt u niet dat zij ook gelijke betaling verdienen, net als die andere leraren die we nu ook meenemen in de loonkloof? Waarom doen we dat niet met het voortgezet speciaal onderwijs? Vindt de VVD dat dan minder belangrijk?
Mevrouw Paul (VVD):
De heer De Hoop doet een beetje smalend over de formerende partijen. Hij had daar ook aan tafel kunnen zitten, dus laten we wel wezen. Mijn antwoord blijft hetzelfde. Ik ga daar op dit moment geen verdere uitspraken over doen. Daar wordt naar gekeken, maar ik ga daar op dit moment geen verdere uitspraken over doen.
De voorzitter:
Ik krijg een signaal van de griffier. We hebben afgesproken: zes vragen en/of opmerkingen. Dat is wat anders dan zes interrupties in tweeën. Dit even voor de helderheid.
De heer Kwint (SP):
Jammer dat dat nou net voor mijn interruptie medegedeeld wordt, voorzitter. Ik ben een beetje in de war. Eerst schrijft de VVD in haar verkiezingsprogramma van de vorige periode: geen extra geld voor onderwijs. Vervolgens komt er uit de onderhandelingen extra geld voor onderwijs en zegt de VVD: we zijn heel blij dat we extra geld voor onderwijs hebben geregeld. Dan komt er een nieuw programma van de VVD, maar dan is er weer geen extra geld voor onderwijs. Nu zegt u: er is wel degelijk extra geld nodig. In het AD zegt u: het gaat niet om geld alleen. En tegen de heer Beertema zegt u: we moeten niet zomaar geld het onderwijs in gooien. Ik heb een hele simpele vraag: is de VVD de komende periode nou vóór of tégen meer geld naar onderwijs?
Mevrouw Paul (VVD):
Wij zijn voor investeren in het onderwijs. Investeren in het onderwijs bestaat voor een deel uit geld en voor een deel uit het doen van zaken die ervoor zorgen dat het onderwijs beter wordt. Dat kan te maken hebben met de opbouw en structuur van de lerarenopleiding. Ook kan dat door überhaupt meer leraren te krijgen door meer zijinstromers aan te trekken, of door de bestaande populatie van zijinstromers, nieuwe leraren en oudere leraren beter te begeleiden, zodat ze in het onderwijs blijven en niet uitvallen. Dat zijn allemaal zaken die we moeten doen en die wij van harte ondersteunen.
De heer Kwint (SP):
Dat zijn ook allemaal geen dingen waar ik tegen ben. Ik was benieuwd hoe de VVD de financiën van het onderwijs voor zich ziet. Vindt zij dat, om goed onderwijs te realiseren, er de komende jaren fors meer geld bij zal moeten?
Mevrouw Paul (VVD):
Ik vind dat er al ongelofelijk veel geld naar het onderwijs gaat. Dat vind ik een goede zaak, hè; laten we dat vooropstellen. Dat is een hele goede zaak. Maar ik geloof dat het niet altijd optimaal wordt besteed, en daar wil ik naar kijken.
De heer Kwint (SP):
Dit was een ja-neevraag!
Mevrouw Paul (VVD):
U gaat over de vragen en ik ga over mijn antwoorden. Sorry, voorzitter.
De voorzitter:
Dat zijn inderdaad altijd de regels geweest in dit huis. Dan de heer Van Baarle van DENK.
De heer Van Baarle (DENK):
Dit verbaast mij altijd een beetje bij de voorlieden van de VVD. Zij staan vooraan als het gaat om het uitdelen van geld aan multinationals en grote bedrijven — we hebben het meegemaakt met de afschaffing van de dividendbelasting — maar ze willen de hand op de knip houden als het gaat om het onderwijs, terwijl er wel degelijk grote investeringen gedaan moeten worden. Hoe kijkt mevrouw Paul naar het onderzoek van McKinsey, waaruit blijkt dat er in de afgelopen tien jaar, dus de periode van de heer Rutte, minder naar het onderwijs is gegaan? Er is minder geld, netto onder de streep, naar het onderwijs gegaan, waardoor keihard geconcludeerd wordt dat het onderwijs misschien wel voldoende geld heeft om aan de basale kwaliteitseisen te voldoen, om de lijstjes af te vinken, maar onvoldoende geld heeft om de echte uitdagingen, zoals het lerarentekort, op te lossen. Hoe kijkt mevrouw Paul naar dat desastreuze rapportcijfer van dit onderzoeksbureau voor het VVD-beleid?
Mevrouw Paul (VVD):
Met alle respect voor het McKinseyrapport, maar er zijn allerlei rapporten. We kunnen elkaar hier met al die rapporten om de oren slaan. Ik zie dat in de afgelopen periode wel degelijk substantiële bedragen naar het onderwijs zijn gegaan. Ook in de afgelopen periode is er bijna 2 miljard euro extra naar het onderwijs gegaan, recentelijk nog tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen. Dat zijn allemaal dingen die gebeurd zijn onder dit kabinet, waar inderdaad, zoals eerder gezegd, de VVD ook deel van uitmaakt. Dus ik vind het een hele rare aantijging.
De heer Van Baarle (DENK):
Het is helemaal geen rare aantijging, want het staat zwart-op-wit. Het staat zwart-op-wit dat al die intensiveringen — het klopt dat er inderdaad wat intensiveringen gedaan zijn — onvoldoende waren om ervoor te zorgen dat het onderwijs er ook netto op vooruitging. Onder andere omdat lokale overheden minder uitgaven aan het onderwijs, is het onderwijs er onder de streep op achteruitgegaan. Als we nog langer terugkijken, zien we dat we per hoofd van onze bevolking gewoon minder van ons inkomen uitgeven aan onderwijs. Daar draagt u als VVD mede verantwoordelijkheid voor. Ik sluit me dus ook wel aan bij de andere sprekers die net zijn geweest. Kan de VVD nu eens man en paard noemen? Hoeveel moet er de komende tijd nou extra naar het onderwijs? Want u geeft aan dat er wel degelijk investeringen nodig zijn om ervoor te zorgen dat het onderwijs op een hoger plan komt. Hoeveel zou daar dan bij moeten?
Mevrouw Paul (VVD):
Ik ga daar geen concreet cijfer aan hangen. Ja, er zal in het onderwijs worden geïnvesteerd, maar het is minstens zo belangrijk dat we ook investeren in veiligheid en justitie, dat we investeren in de energietransitie, en dat we investeren in goede zorg. Dat zal op enig moment duidelijk worden, maar dát er geïnvesteerd is en zal blijven worden, is inderdaad ongelofelijk belangrijk. Dat gaat om geld, maar ook om veel meer: de juiste keuzes maken en inzetten op de juiste dingen. Dat is wat ik erover te zeggen heb.
De heer Van Baarle (DENK):
Dan kom ik alleen maar tot de conclusie dat het allemaal holle frasen zijn, dat het allemaal zinnen zijn die eigenlijk geen inhoud hebben. U zegt namelijk "we moeten investeren", maar er komt niet eens een begin van een bedrag dat er dan naar onderwijs zou moeten gaan. "We moeten de dingen slim doen. We moeten de dingen beter doen." Dat zie ik dan ook maar weer als een holle frase. Het is uiterst teleurstellend dat de grootste partij van ons land niet met echte getallen komt en niet met echte maatregelen komt.
Mevrouw Paul (VVD):
Het spijt me dat de heer Van Baarle mijn toelichting als hol bestempelt. Het enige wat ik kan zeggen, is dat er substantiële bedragen naar onderwijs gaan. Dat er vervolgens niet de resultaten uit komen die wij willen … Ik onderschrijf dat het onacceptabel is dat de lees- en schrijfvaardigheid en de rekenvaardigheid achteruit zijn gegaan. Dat vind ik ook heel slecht. Daar moeten we dus wat aan doen. Maar mijn stellingname is dat je dat niet gaat oplossen door met nog een zak geld te gaan smijten. We moeten gaan kijken naar waar we het op inzetten, wat we goed doen en waar we dus meer van moeten doen, en wat we niet goed doen en dus niet moeten doen, waar we mee moeten stoppen of andere oplossingen voor moeten vinden. Dat is mijn stellingname.
De heer Wassenberg (PvdD):
Volgens mij wil niemand dat we zomaar met zakken geld gaan lopen smijten. Mevrouw Paul zei net dat we niet moeten blijven hangen in negatieve frames. Daarom wil ik het even bij de feiten houden. De heer Van Baarle had het net over McKinsey. Ik heb het over het rapport van PwC. Dat is gemaakt in opdracht van het ministerie. PwC komt tot de conclusie dat er in het mbo en het hoger onderwijs structureel 1 miljard per jaar wordt ondergefinancierd. Er gaat dus veel geld naar het onderwijs, maar er gaat lang niet genoeg geld naar het onderwijs. 1 miljard per jaar is heel veel. Dan kun je toch niet met droge ogen blijven beweren: we hebben hartstikke veel in het onderwijs gestopt; de VVD is een onderwijspartij? Dan moet je toch ook zien dat er 1 miljard te weinig is geïnvesteerd? Of bent u het oneens met de conclusie van PwC? Dan zou ik graag weten waarom.
Mevrouw Paul (VVD):
Sowieso durf ik nog niet te zeggen dat we de onderwijspartij zijn, want dan krijg ik ruzie met collega Van Meenen. O, er zijn meer onderwijspartijen, hoor ik. Dan krijg ik ruzie met iedereen. Maar om even serieus in te gaan op uw vraag: ook daarvoor geldt dat al die rapporten en al die inzichten worden meegenomen. Er wordt wel degelijk gekeken waar we op in willen en moeten zetten in de komende periode. Maar ik heb geen idee of daar 1 miljard aan wordt gehangen.
De heer Wassenberg (PvdD):
Ik zeg het vooral omdat het een rapport van meer dan 200 pagina's is, zeg ik even uit mijn hoofd. Het is dus echt een doorwrocht rapport. Ik zie de minister ook knikken. PwC concludeert onder andere — ik heb het net nog even opgezocht — dat de sector van mbo en hoger onderwijs een hoge mate van doelmatigheid kent. Het is dus niet alleen een kwestie van je geld misschien beter of doelmatiger inzetten. De sector kent al een hoge mate van doelmatigheid. Als PwC dan zegt dat er gewoon structureel 1 miljard te weinig is, dan moet je toch ook durven zeggen: dat gaan we oplossen; we gaan dat miljard investeren? Dat is niet zomaar een of ander bedrag dat door PwC uit de duim is gezogen; dat is goed onderbouwd. Dan vraag ik aan mevrouw Paul: waarom zegt u niet gewoon "wij nemen dat rapport serieus en we gaan het geld investeren dat geïnvesteerd moet worden" in plaats van "we wegen het mee"?
Mevrouw Paul (VVD):
We nemen allerlei rapporten serieus. U kunt daaraan twijfelen en mij op mijn woordgebruik pakken, alsof ik het niet serieus neem als ik zeg "we wegen dat mee". We nemen al die elementen mee. Er wordt een weging gemaakt wat betreft het onderwijs, maar ook wat betreft andere thema's.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog.
Mevrouw Paul (VVD):
Ik vervolg mijn betoog. Ik neem eerst een slokje water. Waar was ik gebleven? Ik moet even terug naar waar ik gebleven was. Ik begon te zeggen dat we met een grote financiële injectie niet zomaar heel veel nieuwe leraren tevoorschijn toveren. We zullen meer mensen zich warm moeten laten lopen om het onderwijs in te gaan en dan moeten we ook heel kritisch kijken naar de manier waarop je leraar wordt, zoals ook de aanjager aanpak lerarentekort, Merel van Vroonhoven, aangeeft. Het moet eenvoudiger worden om het leraarschap te combineren met een andere baan. Dat zorgt voor meer leraren en laat kinderen les krijgen van mensen uit de praktijk. Ook moet je eerder kunnen kiezen of je jongere of juist oudere kinderen les wilt geven. Dat maakt de opleiding aantrekkelijker voor zijinstromers en waarschijnlijk ook voor mannen.
We lezen in antwoorden op feitelijke vragen dat we in december een update krijgen over de uitwerking van het vervolgtraject, op basis van de plannen van Van Vroonhoven. Kan de minister nu toch vast een stand van zaken geven en dan met name over het verbeteren van de lerarenopleiding? We moeten niet alleen nieuwe leraren aantrekken, maar ook bestaande leraren behouden door starters en zijinstromers beter te begeleiden, door te stimuleren dat tijdelijke contracten sneller en vaker worden omgezet in vaste contracten zodat leraren meer zekerheid hebben, en door meesters en juffen die parttime werken te vragen of ze meer uren willen werken. Ik weet, voordat ik onderbroken word, dat lang niet iedereen parttime of meer wil werken. Maar door gesprekken met scholen en leraren heb ik inmiddels ook geleerd dat de vraag überhaupt niet wordt gesteld. Er zijn dus mensen die wel degelijk meer willen werken, maar die kans niet eens krijgen.
We moeten ook rekening houden met oudere leraren die de lange dagen misschien zwaar vinden. Om te voorkomen dat ze uitvallen moeten we met hen juist tijdig in gesprek gaan over minder werken, want hoe hard we ieder lesuur ook nodig hebben, zijn zij en onze kinderen nog verder van huis als ze uitvallen.
Het is aan ons in Den Haag om er ook voor te zorgen dat leraren niet onnodig veel tijd kwijt zijn met administratieve rompslomp, maar dat ze zich kunnen focussen op lesgeven en op hun leerlingen, om wie ze voor dit vak hebben gekozen. We moeten er ook voor zorgen dat leraren zichzelf blijven ontwikkelen door middel van bijscholing. Daar heb ik wel een vraag over. In antwoorden op feitelijke vragen lezen we dat het aantal aanvragen voor de lerarenbeurs al een aantal jaren afneemt. Wat is daarvoor de reden? Kan de minister nader ingaan op de werking van de lerarenbeurs? Ik ontvang namelijk signalen dat de lerarenbeurs ook gebruikt wordt door leraren om zich juist te oriënteren op een baan buiten het onderwijs. Dat is misschien menselijk en dat is hun recht, maar het is het tegenovergestelde van wat we willen bereiken. Kan de minister dit onderzoeken, zodat we dat bij een volgende ronde voorkomen en deze leraren voor het onderwijs behouden?
Voorzitter. Ook met al deze maatregelen is het tekort aan leraren niet van de ene op de andere dag opgelost. Voor de korte termijn moeten we dus pragmatisch zijn. Daarom wil de VVD dat we flexibeler mensen opleiden, dat we zijinstroom stimuleren door het opleidingstraject beter te laten aansluiten op wat mensen al kunnen en op welke ervaring ze hebben, en dat we hen hierin goed ondersteunen. We moeten investeren in onderwijsondersteuners, die leraren bij bepaalde taken kunnen ontlasten.
Om dit alles voor elkaar te krijgen zijn ook goede schoolleiders essentieel, en ook die komen we tekort. Dus vraag ik de minister of de inspanningen van het ministerie zich ook op deze groep kunnen richten. Graag een reactie van het kabinet op deze voorstellen.
Voorzitter. Leraren verdienen onze steun ook op een ander gebied. We zien dat een deel van hen het lastig vindt om bepaalde heikele thema's in de klas te bespreken, terwijl we het juist heel belangrijk vinden dat kinderen leren omgaan met het bespreken van lastige onderwerpen of afwijkende meningen, juist kinderen die dat niet van huis uit meekrijgen. Maar ga er maar aan staan in je eentje voor die klas. Als wij willen dat leraren moeilijke onderwerpen bespreekbaar maken, is het te gemakkelijk om dat vanuit Den Haag te roepen. Dan moeten we echt naast hen gaan staan. Daarom wil ik een amendement indienen om partijen te steunen die leraren hier heel concreet bij kunnen helpen.
Voordat ik aan het einde van mijn betoog kom, wil ik nog voor één groep specifiek aandacht vragen. Dat zijn hoogbegaafde kinderen. Te vaak worden zij vergeten, omdat we ervan uitgaan dat zij zich wel redden en wij ons richten op kinderen met een achterstand. Maar ook te veel hoogbegaafde kinderen vallen momenteel uit, met als gevolg veel persoonlijk leed, en kapitaalvernietiging voor Nederland. Gezien de uitdagingen waar we als land voor staan, hebben we immers alle denk- en doekracht nodig. De VVD heeft in de afgelopen periode veel voorstellen gedaan om deze groep kinderen beter te ondersteunen. Zo hebben we gevraagd om de middelen die we voor deze groep hebben vrijgemaakt, beter in te zetten. We hebben ook gevraagd om een meer passend aanbod van onderwijs. En we hebben gevraagd om het makkelijker te maken voor deze kinderen om gebruik te maken van het hoger onderwijs. Graag hoor ik van de minister wat de stand van zaken is.
Voorzitter, ik rond af. We hebben iedere juf en meester hard nodig. Het is aan ons om ervoor te zorgen dat ze met plezier aan de slag kunnen gaan. En ja, naast alle dingen die moeten gebeuren, moeten we ook zorgen dat werken in het onderwijs financieel loont. Niet voor niets hebben we de afgelopen jaren al flink geïnvesteerd, en dat zullen we ook blijven doen. Onlangs nog werd tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen op basis van de motie-Hermans 500 miljoen vrijgemaakt om de loonkloof tussen p.o. en vo gedeeltelijk te dichten. Alle medewerkers in het primair onderwijs ontvangen met terugwerkende kracht vanaf 1 januari een loonsverhoging van 2,25%.
Maar laten we ook al die andere dingen aandacht geven die ervoor zorgen dat mensen met plezier in het onderwijs stappen en blijven. Dat is waar onze kinderen recht op hebben: die brede basis van goed onderwijs, die zorgt voor kansengelijkheid en waarmee ze stevig in hun schoenen staand de wereld in kunnen stappen. Ik gun hen dat ze over een aantal jaren precies zullen weten wie die geweldige juf of meester was die ze daarbij heeft geholpen.
Dank u, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Er is nog een interruptie van mevrouw Westerveld, GroenLinks.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Er is een reden dat ik en ook andere collega's wellicht wat geïrriteerd overkomen. Dat heeft natuurlijk te maken met het volgende. Als je zaken benoemt en zegt dat je ze gaat doen, en als je zegt "ieder kind verdient een goede leerkracht", moet je vervolgens ook je daden daarnaar voegen. Als ik dan kijk naar de doorrekening van de VVD, zie ik helemaal niet dat er de komende jaren heel veel wordt geïnvesteerd. Daarom hebben een aantal collega's en ik natuurlijk gevraagd: wat gaan we nou concreet doen? Misschien mag ik er één punt uithalen.
Ik las het in het opinieartikel, maar ook nu hoor ik weer dat er wat gedaan zou moeten worden voor oudere leraren. Nu is het de VVD geweest die een heel aantal jaren geleden heeft besloten om de ouderenregeling af te bouwen. Ik zou mevrouw Paul heel concreet willen vragen: moet die regeling weer terugkomen? Is dat dan haar wens?
Mevrouw Paul (VVD):
Ik vind het vervelend, maar ik weet daar het fijne niet van. Ik kan daar geen antwoord op geven.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Dan schrijf je geen artikel. Dat is mijn punt. Je gaat toch geen dingen opschrijven die je wil, om vervolgens te zeggen "ik weet niet precies hoe het zit"? Dat is het hele punt hier.
Mevrouw Paul (VVD):
In het artikel noem ik een aantal ideeën waar je op kunt inzetten. Maar ik weet simpelweg niet het fijne van die regeling. Het spijt me.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Paul. Dan geef ik het woord aan de heer Kwint van de SP.
De heer Kwint (SP):
Dank u wel, voorzitter. Wat loopt de tijd snel terug! Die stond net nog op zestien minuten.
De laatste begroting van dit kabinet: een goed moment om de balans op te maken. Dat zei ik vorig jaar toen ik begon met de SP-inbreng bij de Onderwijsbegroting. En daar staan we weer. Dit kabinet begint een beetje de Soldaat van Oranje onder de kabinetten te worden: je komt er maar niet vanaf. We gaan nu twee dagen in discussie over het onderwijs, het onderwijs dat in een diepe crisis verkeert en het onderwijs dat helemaal niet het geduld en de tijd heeft om te wachten tot Den Haag klaar is met die eeuwigdurende navelstaarderij. Bij elk fundamenteel probleem dat de komende twee dagen aangekaart gaat worden, gaat het antwoord vermoedelijk zijn dat het aan een volgend kabinet is. Maar dat kabinet bestaat zeer waarschijnlijk uit dezelfde partijen die nu het kabinet vormen en er bestaat gewoon een kans dat we hier volgend jaar weer met deze bewindspersonen staan.
Laat ik eens beginnen met de vraag: wat vinden de ministers daar eigenlijk van? Delen zij de indruk dat het toch wel gênant begint te worden en dat het onderwijs niet de luxe heeft om nog een jaar te wachten tot er een keer wat gaat veranderen? De seinen in het onderwijs staan op felrood, maar er gebeurt zo goed als niks. Het lerarentekort hangt als een zwaard van Damocles boven het gehele onderwijs. De mensen die nog wél in het onderwijs werken, gaan gebukt onder een gigantische werkdruk. Nog altijd zijn er onderwijsbesturen die mensen niet op waarde schatten.
We hebben — het zal de minister niet verbazen — een meldpunt gelanceerd voor docenten die keer op keer van tijdelijk contract naar tijdelijk contract gepingpongd worden. De verhalen doen pijn om te lezen. Besturen nemen nog altijd niet hun verantwoordelijkheid. We raken goede mensen kwijt voor het onderwijs. Dat moet anders.
Ik heb in ieder geval voor de minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs een mooie factsheet gemaakt. Die heb ik mooi gelamineerd, zodat die niet vies wordt als er een kopje koffie op staat. Ik zou het fijn vinden als hij zou kunnen reageren op de aanbevelingen. Dat kan ook in de schriftelijke ronde van vanavond. Voor de collega's heb ik nog meer dan genoeg printjes bij me. Mocht u nog wat willen lezen vanavond, dan bent u van harte welkom.
De voorzitter:
We zullen deze verspreiden.
De heer Kwint (SP):
Een van de voorstellen wilde ik er sowieso uitlichten. Dat kan namelijk vrij eenvoudig. Geef docenten standaard na een halfjaar een vast contract. Als je aantoonbaar een reden hebt om te twijfelen, plak je misschien nog één periode van een halfjaar eraan vast, maar na een jaar is iemand ongeschikt of krijgt iemand een vast contract. Dat gepingpong moet klaar zijn. Is de minister daartoe bereid?
In het hoger onderwijs zien we soortgelijke fratsen. Zeker als je geen professor, maar een jonge onderzoeker bent, word je vaak als stront behandeld. En ja, hogeronderwijsinstellingen hebben deels een punt als zij zeggen dat er een probleem zit in de financiering. Maar de verschillen tussen instellingen qua vaste en flexibele schil zijn gewoon te groot. Is het kabinet het met de SP eens dat bij een aanstelling aan een hogeschool of een universiteit ook gewoon het uitzicht op een vast contract hoort? Dat hoeft niet meteen, maar het moet wel kunnen. Is de minister bereid om een percentage vast te stellen dat instellingen minimaal mensen in vaste dienst moeten hebben?
Een ander signaal dat het slecht gaat in het onderwijs is de exponentiële groei van particuliere bijlesinstituten. Al voor corona was dit een groot probleem en je kunt tegenwoordig niet van de supermarkt naar huis rijden met de auto zonder weer een van die baggerspotjes op de radio te horen. Het is emotionele chantage om ouders geld uit de zakken te kloppen: want u wilt toch ook het beste voor uw kind? Ja, ik wil onderwijs dat goed genoeg is, zodat al die beunhazen niet nodig zijn. Wat hier aan de hand is, is niks anders dan een rappe, maar stille privatisering van het onderwijs.
Corona heeft daar een forse impuls aan gegeven, vooral door de manier waarop het kabinet denkt de achterstanden weg te werken. Door geld eenmalig binnen twee jaar uit te laten geven, loop je een levensgroot risico dat cowboys zich op een pot met goud storten. Elke school die ik spreek, zegt: ja, het mag niet maar we doen het toch. Dit maakt het onderwijs kapot. Ten eerste omdat het steeds gebruikelijker wordt dat docenten zeggen: dit doe je maar op donderdagmiddag bij een bijlesbureau. Ten tweede omdat het een negatieve impact heeft op een klas. Leraren vertellen ons dat een paar leerlingen die toch nog bijles krijgen, gewoon veel vaker een negatieve invloed hebben op de rest van de klas, want waarom zou je opletten als het je later nog even een-op-een wordt uitgelegd? En wie zijn uiteindelijk de dupe: de docent maar vooral die leerlingen van wie de ouders niet de dikke portemonnee hebben om te lappen voor de Lyceo's van deze wereld.
Na een vorige tirade hierover kreeg ik een mailtje van iemand die zich beledigd voelde omdat hij juist een bedrijf had opgericht om bijles ook betaalbaar te maken voor mensen met een laag inkomen. Maar dat is natuurlijk de wereld op z'n kop. Waar het onderwijs van ons allemaal lang niet meer toereikend is, zie je nu dat mensen zich erop gaan richten om de commerciële markt enigszins betaalbaar te houden. Dat verwijt ik die mensen niet, dat verwijt ik het ministerie, dat deze situatie heeft doen ontstaan. Voor je het weet, verplaatst een steeds groter deel van ons onderwijs zich naar de markt. Dat is een desastreuze ontwikkeling die gestopt moet worden. En dat hebben we geprobeerd.
Zeker drie verregaande voorstellen van de SP en GroenLinks zijn aangenomen: geen reclame meer op onderwijsinstellingen, geen ruimtes beschikbaar stellen en geen weglek van publieke middelen vanuit het Nationaal Programma Onderwijs naar dit soort commerciële bedrijven. Kan de minister uitgebreid stilstaan bij wat er naar aanleiding van die moties gebeurd is? We dienen ze niet voor niks in. Het laatste voorstel was een duidelijk signaal: 8,5 miljard voor het onderwijs is goed, maar zorg dan ook dat het besteed wordt aan onderwijs en niet aan bijlesbureaus. We gaan niet de skivakantie van onderwijscowboys spekken. Is dat nou echt niet gebeurd? Dat is niet de indruk die ik krijg.
Wat kunnen we nog meer doen om het deze bureaus moeilijk te maken? Er is geen enkel toezicht op kwaliteit. Iedere mafketel met een feestneus en een veterdiploma kan tegenwoordig gewoon bijles geven en niemand maalt ernaar. Kinderen zijn geen markt, onderwijs is geen markt en dat mag het ook niet worden. Kunnen we er bijvoorbeeld voor zorgen dat scholen hiervoor geen bijdrage krijgen vanuit gemeenten? Nu worden soms ruimtes beschikbaar gesteld, nu worden soms subsidies beschikbaar gesteld, nu mogen ze soms voor een zacht prijsje een lokaal huren. Kunnen we ervoor zorgen dat er geen directe en indirecte subsidies naar dit soort bijlesbureaus gaan?
Als het kabinet de komende tijd een iets verstandiger coronabeleid gaat voeren, hoop ik de komende tijd samen met een aantal jongeren meerdere mbo-instellingen te gaan bezoeken. Waarom? Het gaat te weinig over het mbo en er wordt zeker te weinig mét mbo'ers gepraat. Een van de zaken die als eerste naar voren kwam toen ik onlangs met een groep jongeren naar een mbo in Apeldoorn ging, was de stagevergoeding. Je wordt geacht om zo ongeveer fulltime stage te lopen, maar je krijgt daar niet of nauwelijks geld voor. Een student die wij spraken, liep maandenlang stage. Hij deed een ICT-opleiding. Hij werd maandenlang door zijn stagebedrijf voor €180 per uur verhuurd aan een bedrijf om een website te bouwen. Zijn stagevergoeding bedroeg nul euro. Nul euro! Loop je stage bij de overheid, dan krijg je — goed gedaan! hulde daarvoor! — ergens tussen de €600 en €700. Dat verschil is wat ons betreft niet uit te leggen, zeker niet wanneer het ook nog over sectoren gaat waar we mensen zo ontzettend hard nodig hebben. Dus waarom komt er nou niet gewoon een minimumstagevergoeding, net zo hoog als die van de cao van het Rijk? Is de minister bereid om daarover in gesprek te gaan? En ja, ik snap ook dat dat voor sommige kleine ondernemers een beletsel kan zijn. Maar in het praktijkleren helpen wij nu ook ondernemers om het mogelijk te maken om jongeren op te leiden binnen hun bedrijf. Zoiets zou volgens mij ook voor mbo-stagiairs geregeld moeten kunnen worden.
Samen met de PvdA wisten we eerder te regelen dat zwangerschapsverlof voor mbo'ers fatsoenlijk geregeld wordt. Daar zijn we oprecht blij mee. Dank aan de minister voor het serieus oppakken daarvan. Maar eigenlijk willen we voor het hoger onderwijs hetzelfde; u kent ons een beetje. Je bent op dit moment afhankelijk van hoe goed jouw instelling het geregeld heeft, terwijl niemand een studiekeuze maakt op basis van het beleid dat instellingen hebben rondom zwangere studenten. Wanneer je die studiekeuze maakt, zul je vaak nog niet weten dat je gedurende je studieperiode zwanger gaat worden. Dan ben je dus afhankelijk van de willekeur van een onderwijsinstelling. Kunnen we dat niet gewoon wettelijk regelen?
Studenten hebben meer problemen. We hebben allemaal gezien hoe het met het sociaal en emotioneel welzijn staat. Dat is niet iets om vrolijk van te worden. Met de huidige besmettingscijfers maken we ons ook grote zorgen over het risico dat onderwijs zich weer steeds meer zal verplaatsen naar online. Eerlijk gezegd horen wij die verhalen nu al regelmatig. Wordt er nu al nagedacht over bijvoorbeeld een nieuwe compensatieregeling? De huidige regelingen zijn voor een hoop studenten namelijk echt een onbegrijpelijk oerwoud. Studenten vielen al buiten elk coronasteunpakket. Studenten zijn in die compensatie best wel een vergeten groep geworden. Vindt de minister echt dat de compensatie, zoals die nu is vormgegeven, recht doet aan de situatie waarin studenten zitten?
Is er enige controle op hoe het testen wordt ingezet op onderwijsinstellingen? Laat ik het eufemistisch formuleren: ik krijg de indruk dat er hier en daar nog wel iets te verbeteren valt aan het voornemen om twee keer per week een test af te nemen. Is er nu een soort escalatieladder — ik vind het een verschrikkelijk woord — binnen het onderwijs, die zegt: oké, als het zo doorgaat met deze besmettingen, dan gaan we misschien dit of dat doen, dan gaan we misschien mondkapjes in de klas doen, enzovoorts, om maar te voorkomen dat het onderwijs uiteindelijk weer helemaal digitaal zou moeten? Vorige week was ik op een vmbo aan de rand van Den Haag. Ik kan u zeggen dat de gezichten van de leerlingen zo ongeveer wit wegtrokken bij het vooruitzicht dat er in de toekomst misschien weer overgestapt zou moeten worden op digitaal onderwijs. Als het moet, dan moet het, maar doe alsjeblieft zo veel mogelijk om dat te voorkomen.
Ten slotte het probleem waar ik ook mee begon: het lerarentekort, dat allesbedreigende probleem. Natuurlijk is het goed dat er na de Algemene Beschouwingen iets meer financiële ruimte voor lerarensalarissen is vrijgekomen, maar eigenlijk is het idioot dat iets waar zo veel steun voor is in deze Kamer, namelijk het dichten van die loonkloof, nog altijd niet geregeld is. Nou kent u ons. Wij zijn nooit te beroerd om mee te denken, dus we hebben een amendement ingediend. De keuze is aan de Kamer. Daarmee dichten we niet alleen de loonkloof en zorgen we ervoor dat het onrechtvaardig lage loon van docenten in het voortgezet speciaal onderwijs en in het primair onderwijs omhooggaat, maar krijgt ook het voortgezet onderwijs er iets bij.
Sorry, ik ben een beetje afgeleid door de heer Van Meenen, die zich aan het omkleden is.
De voorzitter:
Dat snap ik. Ik ook, eerlijk gezegd.
De heer Kwint (SP):
Voorzitter, we hebben vanaf hier ook goed zicht op hoe de heer Van Meenen een witte trui aantrekt. Ik moet zeggen ... Ik juich het toe hoor, als mensen niet in een pak in de Kamer staan. Dat is hartstikke goed, meneer Van Meenen.
De voorzitter:
Is het een verbetering?
De heer Kwint (SP):
Ja, ik denk het wel. Ik denk dat het een van-vso-naar-gvo-trui is. Klopt dat? Ja, dat sluit precies aan bij het onderwerp waar ik het over heb, namelijk het beter betalen van docenten in het voortgezet speciaal onderwijs. Ik hoop wel dat er behalve die trui, ook steun komt voor de voorstellen die dat gaan regelen, want dat kost net iets meer dan twee truien. Niet heel veel meer, trouwens.
Ik had het over de hoogte van de salarissen in het onderwijs. Het werd net ook al even gezegd: het is toch gênant dat bestuurders in het voortgezet onderwijs voor zichzelf een cao afspreken met een hogere salarisstijging dan die van de leraren in het voortgezet onderwijs? Deze leraren zijn de mensen die in de afgelopen jaren onder waardeloze omstandigheden les hebben moeten geven. Vervolgens gaat een bestuurder — die kan makkelijk 1,5 meter afstand houden, want die heeft een heel groot kantoor voor zichzelf — een loonsverhoging afspreken die het dubbele is van wat zijn docenten krijgen. Ik vind dat echt ongelofelijk. Ik heb daar ook wel een vraag over aan de minister. Is er sowieso ook maar iets gedaan met de aangenomen motie van de heer Beertema en mij, die zegt: de onderwijsbestuurders moeten gewoon onder de onderwijs-cao vallen? Wat heeft de minister gedaan om dit voor elkaar te krijgen? Deelt hij de mening dat het nu, nu die cao er eenmaal ligt, niet meer dan eerlijk zou zijn om bijvoorbeeld de winstbelasting in Nederland iets te verhogen, zodat alle leraren in Nederland die salarisverhoging van 3,4% tegemoet kunnen zien, en niet alleen de bestuurders?
Dank u.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Kwint.
De heer Kwint (SP):
Gaat de heer Van Meenen een vraag stellen? Nee, was het zo duidelijk?
De voorzitter:
Ik geef het woord aan de heer Van Meenen van D66. Meneer Van Meenen, u ziet er wat informeel uit voor uw doen. Waar moet dat heen?
De heer Van Meenen (D66):
Voor mijn doen zie ik er inderdaad wat informeel uit. Dat is ook zo. Ik ga het uitleggen. Tja, waar moet dat heen? Ik ga straks weer netjes mijn jasje aandoen.
Voorzitter. Op vrijdagavond 5 november was ik in De Balie aanwezig bij de alternatieve troonredes over het onderwijs. Het was een indrukwekkende avond, waarop door leraren werd stilgestaan bij de schoonheden van het onderwijs aan de ene kant, maar ook bij wat nodig is voor de toekomst om leerlingen en studenten het beste onderwijs en de beste kansen en mogelijkheden te bieden. Ook werd stilgestaan bij wat nodig is om de positie van leraar, ouder en schoolleider fors te verbeteren en te versterken. Kortom, wat nodig is om te komen tot "ggo", zoals mbo-grootheid Conrad Berghoef het zei: gewoon goed onderwijs, of heel goed onderwijs zoals dat bedoeld is.
U vraagt zich wellicht af waarom ik voor de verandering een trui draag. Wel, deze heb ik op 5 november mogen ontvangen van Suzanne Mekern, een lerares uit het voortgezet speciaal onderwijs. In haar toespraak werd namelijk stilgestaan bij de noodzaak om het voortgezet speciaal onderwijs als gespecialiseerd voortgezet onderwijs in dat voortgezet onderwijs onder te brengen. Zij had zo'n trui aan. Ik zei: als je er mij ook een geeft, trek ik hem aan achter het spreekgestoelte. Dat doe ik vandaag, want ik ondersteun die oproep ten volle. Die doet recht aan leraren en leerlingen. Ook de leerlingen in het gvo verdienen gelukkige leraren en het allerbeste onderwijs.
Voorzitter. Om te komen tot heel goed onderwijs op elke school heb ik de afgelopen jaren de onderwijsvisie van mijn partij mogen ontwikkelen. Ja, u hoort het goed: visie. Ook daarom werd op die vrijdag in De Balie uitdrukkelijk gevraagd: visie, samenhang, structurele oplossingen en durf. Ik heb het hier vaker gezegd: te lang heeft de politiek pleisters geplakt op de wonden van het onderwijs, maar die wonden zijn te diep en te groot voor pleisters. Het is tijd voor echte heelmeesters. Dus zegt D66: investeer voluit in onze jongste generatie, in drempelloos toegankelijke kinderopvang voor ieder kind, in spelenderwijze ontwikkeling, met name van taal. Investeer in een rijke schooldag, met sport, cultuur, natuur, begeleiding en een warme lunch, te beginnen waar dat het hardst nodig is. We kijken kritisch naar het leerlingachtervolgsysteem, gericht op te vroege en definitieve selectie. Kijk naar kinderen, bied ze geduld en maatwerk. Stel hoge eisen, maar geef ze ook de tijd en de kansen om daaraan te voldoen. Stop de sjoelbak. Zet betekenisvolle stappen op weg naar inclusief onderwijs, zodat alle kinderen samen kunnen leren en ontwikkelen, ongeacht of zij een beperking hebben. Breng het geld naar de klas, naar leerling en leraar. Zij weten immers het beste waar het geld aan besteed moet worden.
Voorzitter. Naast de investeringen die hiervoor nodig zijn, is de leraar natuurlijk de belangrijkste voorwaarde voor ggo, gewoon goed onderwijs. Want van wie is het onderwijs? Dat is best een lastige vraag. Een simpelere vraag is van wie het níet is. Welnu, het is in ieder geval niet van leraren, ouders of schoolleiders. De school, dat gebouw op de hoek van de straat waar je je kinderen of kleinkinderen naartoe brengt en ophaalt, is uit het zicht geraakt in de bestuurlijke-instantiespaghetti die we met z'n allen gecreëerd hebben. Daar moet die school uit bevrijd worden. Daar moet zeggenschap en eigenaarschap naar terug, want daar gebeurt het. Daar wordt het onderwijs gemaakt, daar wordt bepaald wat de kwaliteit van dat onderwijs is, samen met ouders. Ik zeg dus: terug naar school.
Ik zag dit bevestigd toen ik vorige week mocht spreken met een groep van zelfstandige schoolbesturen uit Zuidwest-Nederland, eenpitters dus. Dat deed ik op uitnodiging van hun voorzitter, Teun Dekker. Hij is de directeur van De Kroevendonk, de school waar tegen de stroom en de wind in inclusief onderwijs wordt aangeboden. Een echte held. Laten we zulke directeuren, zulke leraren en ouders, en zulke eigenwijze scholen de wind voluit mee geven. Dat betekent ruimte bieden, eigenaarschap, vertrouwen geven, investeren en ook passende verantwoording vragen.
Voorzitter. Mijn leven in het onderwijs — u weet wel, die 33 jaar en de periode daarna in deze Kamer — is eigenlijk altijd heel eenvoudig geweest. Wij moeten zorgen voor goed en veilig onderwijs. Dat is de simpele toetssteen voor al het beleid. Ik leg vandaag enkele zaken langs die meetlat.
De voorzitter:
Dank u wel. Voordat u dat gaat doen, is er een interruptie van de heer Wassenberg van de Partij voor de Dieren.
De heer Wassenberg (PvdD):
Wat de heer Van Meenen zegt, klinkt me als muziek in de oren. Die investeringen in het onderwijs zijn heel hard nodig. Maar de heer Van Meenen weet ook dat er in de afgelopen jaren — het onderzoek loopt tot 2018 — 1 miljard is ondergeïnvesteerd in met name het hoger onderwijs en het mbo. De afgelopen vier jaar heeft D66 natuurlijk wel de minister van Onderwijs geleverd. Is de heer Van Meenen dan wel van plan om bij de komende formatiebesprekingen — want daar gaat het feitelijk om — echt met de vuist op tafel te slaan en te zeggen: we gaan het nu echt anders doen dan in de afgelopen vier jaar, want de afgelopen vier is er echt onvoldoende gebeurd?
Mijn tweede vraag: is de heer Van Meenen van plan om ook bij de komende formatiebesprekingen dat vermaledijde leenstelsel af te schaffen? Want dat zorgt ook voor heel veel ongelijkheid en voor schulden bij studenten.
De heer Van Meenen (D66):
De heer Wassenberg kan onze inzet bij die besprekingen lezen in ons verkiezingsprogramma. Dat is het. Daar staat alles in wat hij hier ook noemt en nog heel veel meer. We zullen zien. Meer kan ik er niet over zeggen. Op dat punt sluit ik geheel aan bij collega Paul. Mevrouw Paul. Ik ben meneer Paul, zij is mevrouw Paul.
De heer Wassenberg (PvdD):
Ik zal de heer Paul toch gewoon de heer Van Meenen noemen.
De heer Van Meenen (D66):
U mag ook Paul zeggen.
De heer Wassenberg (PvdD):
Ik zal dat nu niet doen. Buiten de vergadering zal ik dat wel doen. Maar even alle gekheid op een stokje. De heer Van Meenen houdt een gloedvol betoog over wat er allemaal moet veranderen. Maar stel dat er dadelijk toch gewoon wordt gezegd: mevrouw Paul had ook een mooi verhaal, maar toch komen we niet tot die noodzakelijke investeringen. Dan staan we hier volgend jaar weer met lege handen, met name die studenten. Ik weet dat garanties geven moeilijk is, maar ik vraag de heer Van Meenen toch om ervoor te zorgen dat in ieder geval dat leenstelsel eraan gaat. Dat kan ik hem wél vragen, want bijvoorbeeld een partij als het CDA is daar ook heel erg tegen. Dus daar is dadelijk al een meerderheid voor. Zegt u dat dan in ieder geval al toe?
De heer Van Meenen (D66):
Ik zeg hier helemaal niks toe. Ik zeg u toe dat wij ons uiterste best zullen doen om alle idealen die wij hebben over het onderwijs — en dat zijn er een heleboel — zo veel mogelijk te realiseren. Als u onze visie nog niet kent, dan wil ik u die graag geven, en dan kunt u daar kennis van nemen. Verder kan ik er niets over zeggen. Wacht u rustig af. Het komt allemaal en dan zullen wij het er hier ongetwijfeld uitgebreid over gaan hebben.
De heer De Hoop (PvdA):
Allereerst vind ik de actie van de heer Van Meenen mooi. We trekken vaak gezamenlijk op bij het opkomen voor het voortgezet speciaal onderwijs. Ik ben bovendien ook blij dat dit soort acties weer mogen in de Kamer, want ik meende te weten dat in 2003 de Kamerleden Halsema, Tonkens en Van Gent dit niet mochten doen, omdat in de Kamer geen actie gevoerd mocht worden. Maar we zien wel meer dingen die veranderen die minder erg zijn. Dus ik ben in ieder geval blij met deze actie. Laten we het dan ook concreet maken, zeg ik tegen de heer Van Meenen. De Partij van de Arbeid heeft een amendement ingediend van 60,5 miljoen om ook het vso mee te nemen in de loonkloof. Kunnen wij vandaag op dit punt ook op zijn steun rekenen?
De heer Van Meenen (D66):
Ik heb gezegd wat ik gezegd heb over het vso. Het is natuurlijk een uitermate sympathiek amendement, maar wij zijn bij een andere gelegenheid allerlei zaken aan het bespreken. Ook mevrouw Paul heeft al gezegd dat ook dit daar op tafel ligt. Wij zullen zien hoe dat verder afloopt. Maar over de intenties kan geen misverstand bestaan. Ik ga alleen nu niets zeggen over wat wij wel of niet met dat amendement zullen doen.
De heer De Hoop (PvdA):
Ik snap dat u aan het onderhandelen bent. Ik snap ook dat we in een demissionaire periode zitten. Maar we zitten hier wel met een missionaire Kamer. We hebben het over een nieuwe bestuurscultuur en over nieuw leiderschap. Is het dan niet aan ons als Kamer, als wij spreken over een begroting waarover wij een beslissing moeten nemen, om te kijken naar voorstellen en te bepalen of wij daar ook iets mee gaan doen? Dat is het enige wat ik van de heer Van Meenen vraag vandaag.
De heer Van Meenen (D66):
Dat klopt, maar het kabinet is wel demissionair. Amendementen en moties vragen ook iets aan een nieuw kabinet. Ik vind het correct om met de partijen die nu met elkaar in gesprek zijn grote afwegingen te maken. Daar is dit een onderdeel van. Maar er zijn heel grote afwegingen te maken. Die maken wij in samenhang met elkaar. Dus ik kan nu niet met u gaan onderhandelen over één punt dat u belangrijk vindt. Ik vind het allemaal belangrijk. De heer De Hoop kent onze inzet. Weet dat dit daar ook onderdeel van is.
De voorzitter:
Ik wil trouwens toch nog wel even ingaan op de opmerking van de heer De Hoop over actievoeren in deze plenaire zaal. Ik vind niet dat we dat moeten toejuichen. Het is wel net binnen de grenzen, maar ik wil de heer Paternotte en de heer Van Meenen toch vragen om die truien straks weer uit te doen.
De heer Van Meenen (D66):
Ik trek die zo meteen weer uit.
De voorzitter:
Het signaal is afgegeven, maar dit is een plenaire zaal en daar moeten we niet actievoeren. Dus voordat ik daarover een verkeerde indruk heb gegeven: hopelijk heb ik dat bij dezen hersteld.
De heer Kwint (SP):
Ik juich het van harte toe hoor, meneer Paul.
Eerst even een feitelijke correctie: meneer Van Meenen zegt met amendementen ook dingen van het kabinet te vragen. Maar dat is natuurlijk niet zo. Daarmee zetten we dingen in een wet. Daarmee regelen wij het gewoon. In het geval van de heer De Hoop zouden wij als Kamer, zonder tussenkomst van het kabinet, daarvoor gewoon kunnen kiezen. Maar ik heb ook nog een vraag. Mevrouw Paul zei daar net al wat over en de heer Van Meenen zegt het nu ook. Als op elke vraag "zouden we hier niet wat mee moeten" en "zouden we daar niet wat mee moeten" het antwoord is "ja, dat is ontzettend belangrijk, en ja, dat nemen we mee tijdens de formatie die nu al 86 jaar duurt", wat staan we hier dan twee dagen te doen? Wat zijn we hier vanavond en morgenavond aan het doen als het antwoord op elk voorstel is: het ligt op de formatietafel? Ja, alles ligt op de formatietafel; die gaat over alles.
De heer Van Meenen (D66):
Ieder moet voor zichzelf bepalen wat hij hier aan het doen is. Maar wat we hier in ieder geval niet gaan doen, is in deze Kamer allerlei onderdelen alvast beslechten, terwijl we op een andere plek het geheel met elkaar aan het bekijken zijn. Dat ga ik in ieder geval niet doen. En verder doen we hier wat we willen. We laten allemaal zien dat we het hart op de goede plek hebben als het over onderwijs gaat. We spreken over ideeën en we leggen uit aan mensen waar we voor staan, zodat ze aan het eind kunnen beoordelen wat daarvan wordt waargemaakt.
De heer Kwint (SP):
Dit is een begrotingsdebat. Het gaat over wat er volgend jaar in het onderwijs gaat gebeuren. Als ik meneer Van Meenen een beetje huiselijk samenvat, dan is het een spreekbeurt over wat je belangrijk vindt. Natuurlijk ga je hier vertellen wat je belangrijk vindt. Maar op het moment dat dat de komende twee dagen op geen enkele manier een consequentie gaat hebben, is het borrelpraat of bezigheidstherapie.
De heer Van Meenen (D66):
Ik hoor hier geen vraag in.
De heer Kwint (SP):
Is de heer Van Meenen dat met mij eens?
De heer Van Meenen (D66):
Dat is de heer Van Meenen helemaal niet met de heer Kwint eens. Dit is geen borrelpraat. Dit is een toevallige samenloop van twee gebeurtenissen die belangrijk zijn. Dat is allereerst de begrotingsbehandeling. Wij stellen gewoon een begroting vast, zodat er volgend jaar dingen gebeuren en dingen doorlopen. Daarnaast zijn we bezig met een kabinetsformatie, die daar wijzigingen in kan aanbrengen. Dat wil ik ook. Daar ben ik heel duidelijk in: ik wil dat er andere of meer dingen gebeuren. Daar kan ik vandaag niet eens uitputtend op ingaan. Maar dat is het en u mag mij, hopelijk binnenkort, aanspreken op wat het geworden is.
De voorzitter:
Meneer Beertema.
De heer Beertema (PVV):
Toch?
De voorzitter:
Zeker.
De heer Beertema (PVV):
Voorzitter, u heeft gelijk. Ik sta 's morgens pak één aan te trekken met een stropdas en manchetknopen en nu sta ik tegen meneer Van Meenen te praten, die in zijn pyjama staat. Nou ja, vooruit, het blijft een activistische partij. En dan is het ook nog een hoody.
Ik wil even terugkomen op het begin van het betoog over die D66-onderwijsvisie, die we nu wel heel vaak in ons haar gesmeerd krijgen. Soms doet meneer Van Meenen net alsof hij het met mij eens is dat al die vernieuwingen niets goeds brengen. Maar wat blijkt: hij is de grootste vernieuwer van ons allemaal. In de onderwijscrisis, de systeemcrisis, die wij hebben, komt D66 met de meest grootscheepse vernieuwing in honderden jaren, namelijk een soort D66-kinderkampen, waar kinderen van 0 tot en met 18 jaar achter een hek op school gaan, sporten en eten, de hele dag, tot 's avonds laat. Ze overnachten er nog net niet. Ze krijgen daar een soort D66-onderwijs. Zelfs de opvoeding wordt de ouders uit handen gehaald, want die wordt kennelijk niet meer aan de ouders toevertrouwd. Zij hebben dan meteen de handen vrij om dag en nacht te werken om de huur te betalen. Dat begrijp ik dan ook nog wel. Maar het is toch een krankzinnige onderwijsvernieuwing die u in die onderwijsvisie tentoonspreidt in een tijd dat er een enorme onderwijscrisis aan de gang is?
De heer Van Meenen (D66):
De heer Beertema moet misschien iets minder op Twitter kijken en die visie gewoon eens een keer gaan lezen. Dan zal hij zien dat wat hij dan een soort staatsopvoeding noemt, gewoon een aanbod aan kinderen is die niet vanzelf kennismaken met sport en cultuur en die geen huiswerkbegeleiding krijgen als dat nodig is. Dat zijn kinderen die misschien weleens een keer gewoon één warme maaltijd per dag nodig hebben, omdat ze dan beter kunnen leren lezen, rekenen en schrijven, wat wij allebei heel belangrijk vinden. Dát is waar het in die visie om gaat. Het is een aanbod aan mensen. Het is een mogelijkheid om, even in de woorden van de heer Beertema, mensen te verheffen. Het is geen verplichting. Er komt niet een extra leerplicht. Allemaal kletspraat op Twitter tussen allemaal andere ellende door! U suggereert dat ook, maar, meneer Beertema, u bent wijzer. U leest nog weleens een boek. Lees eens het boek dat ik geschreven heb, want daarin kunt u het allemaal lezen. Ik denk dat u er dan heel erg voor zult zijn.
Ten slotte. Wij hebben geen enkel verschil van opvatting, de heer Beertema en ik, over hoe ongelofelijk belangrijk het is dat kinderen leren lezen, schrijven en rekenen. Dat is een recht. Dat heb ik hier meerdere keren gezegd en aan dat recht wordt momenteel geen recht gedaan. Daar sta ik voor en dat vraagt gewoon heel goed onderwijs.
De heer Beertema (PVV):
Ik lees niet alleen Twitter, ik lees ook het artikel waarin de topvrouw van de AVS, de vereniging van schoolleiders, razend enthousiast is over het D66-plan. Ik denk dat ze ook wel ergens in de elite van de elitepartij D66 terug te vinden is. Maar op wat zij beschreef, baseer ik deze interruptie. Het zijn inderdaad een soort kinderkampen waar die kinderen de hele dag zijn. Maar goed, u zegt dat het niet zo is. Dan heeft die mevrouw van de AVS ... Zover was het al doorgedrongen, hè. Het was al doorgedrongen tot de Algemene Vereniging Schoolleiders en die hield hier een enorm juichend verhaal over. Maar ze vertaalden het wel op deze manier, dus met een fysieke afscheiding. Een hek! Ik zie de heer Van Meenen protesteren, maar zo stond het er. Weet je, zo wordt het wel begrepen. Neem dat dan als waarschuwing mee.
Dan het tweede deel van uw antwoord, namelijk dat die basisvaardigheden, lezen, schrijven en rekenen, zo belangrijk zijn. Dat is prima en daar zijn we het ook altijd over eens. Maar wanneer neemt u dan eindelijk eens net als ik en net als anderen hier, bijvoorbeeld het CDA, afstand van dat vreselijke gepersonaliseerde leren, dat nieuwe leren? Dat gaat gewoon weer door met de benoeming van die hobbyfilosoof, die het NPO ook al vernieuwd heeft en die nou in het onderwijs getrokken wordt. Het is toch te gek voor woorden? Er komt toch geen eind aan? Dat is toch om heel triest van te worden, meneer Van Meenen?
De heer Van Meenen (D66):
Eerst even over de Algemene Vereniging Schoolleiders. Ik zou de heer Beertema aanraden om gewoon iets minder te luisteren en te kijken naar wat allerlei besturenorganisaties zeggen en iets meer te luisteren naar mensen zoals de heer Beertema en ikzelf, de mensen die gewoon weten waar het in het onderwijs om gaat. Dan komen we echt wat makkelijker tot elkaar. Zoek nou niet naar tegenstellingen waar ze niet zijn. Daar zou ik het eigenlijk kort mee willen samenvatten.
De heer Beertema (PVV):
Dan nog het tweede deel van mijn interruptie.
De heer Van Meenen (D66):
Wanneer? Wacht af, wacht af. Ik kan er niets anders van maken. Ik heb gezegd wat ik erover gezegd heb. Ik vind het ontzettend belangrijk dat wij kinderen leren lezen, schrijven en rekenen. Dat zijn basisvaardigheden. Daar gaat het om. Dat is op dit moment niet op orde. Ook ik vind dat er bewezen effectieve lesmethodes gebruikt moeten worden, et cetera et cetera. Dat vinden we allemaal en dat moet ook gaan gebeuren.
De voorzitter:
De heer Van Baarle van DENK.
De heer Beertema (PVV):
Afsluitend, voorzitter. Dat gaat u toch niet afwachten? U zit aan de knoppen. Het is uw minister. U heeft meer te vertellen dan ik. Ik heb niks te vertellen. Naar mij luistert niemand.
De heer Van Meenen (D66):
De laatste keer dat ik keek, was de Kamer nog steeds de baas.
De heer Van Baarle (DENK):
Ik zou graag aan de heer Van Meenen van D66 willen vragen of hij kan terugkijken op de invoering van het leenstelsel. Jongeren in Nederland hebben gemiddeld een studieschuld van €16.501 vanwege dat leenstelsel. Heel veel jongeren in Nederland hebben als starter moeite om een huis te krijgen, omdat de studieschuld als gevolg van dat leenstelsel wordt meegeteld bij het aanvragen van een hypotheek. Hoe kijkt de heer Van Meenen als D66'er en als een van de uitvoerders van dat leenstelsel daarop terug? Zou het niet gepast zijn om namens D66 excuses te maken aan alle Nederlandse jongeren hiervoor?
De heer Van Meenen (D66):
Het simpele antwoord is: de woordvoerder zit in vak-K. Die komt zo aan de beurt. Dan mag u het nog een keer vragen. Het iets minder simpele antwoord is: ook dit kunt u allemaal lezen in ons verkiezingsprogramma. Daarin staat wat wij hiervan vinden. Er zitten elementen in die heel verstandig zijn en waarvan ik hoop dat ze behouden blijven. Maar ook wij hebben alternatieve voorstellen. We hebben altijd, ook bij de start van het leenstelsel, gezegd: daar waar het niet goed gaat, zullen we repareren. Dat is ook onderdeel van het gesprek dat momenteel gevoerd wordt.
De heer Van Baarle (DENK):
Ik vind dit antwoord teleurstellend. Dat zal de heer Van Meenen niet verbazen. Ik vind het jammer dat de heer Van Meenen niet bereid is om hier uit te spreken dat D66 er spijt van heeft dat ze dat die jongeren aan hebben gedaan: die €16.501 schuld en het niet kunnen kopen van een huis vanwege die schuld. De heer Van Meenen kan refereren aan verkiezingsbeloftes in het verkiezingsprogramma, maar hij heeft al een soort regeerakkoord geschreven. Dat is namelijk de proeve van een regeerakkoord met de VVD. Daar stond het afschaffen van het leenstelsel helemaal niet in. U bent op dat moment dus eigenlijk uw belofte om het af te schaffen al niet nagekomen. Dan kan ik toch alleen maar concluderen dat u toen de kans had met de VVD om het erin te zetten en dat u dat niet gedaan heeft? Dan zijn het toch allemaal holle frases van D66?
De heer Van Meenen (D66):
Het is goed dat iedereen goed kennisneemt van het stuk dat wij destijds met de VVD geschreven hebben. Dat is uitstekend. Maar als de heer Van Baarle goed kijkt, dan ziet hij dat heel veel grote onderwerpen niet in dat stuk staan. Waarom is dat zo? Omdat we het er niet met elkaar over eens waren.
De voorzitter:
Dank u wel. U vervolgt uw betoog.
De heer Van Meenen (D66):
Voorzitter, even kijken waar ik was gebleven. Ik ging een aantal zaken langs die meetlat leggen. Dat is de volgende, simpele meetlat. We hebben maar één opdracht: zorgen voor goed en veilig onderwijs. Die had ik als leraar, die had ik als bestuurder, en die heb ik ook als Kamerlid. Dat is de toetssteen voor beleid. Ik leg een enkele zaak langs die meetlat. Ten eerste is dat de 500 miljoen, structureel, ter verhoging van de salarissen in het basisonderwijs. Daar ben ik trots op. Leraren verdienen een passende beloning voor hun harde werk. Dat helpt bij de bestrijding van de grote crisis van het lerarentekort. Het is essentieel voor goed onderwijs. Dus is het genoeg? Nee. De kloof moet dicht.
Dan de recente berichten over en onderzoeken naar de veiligheid van met name lhbtiq+-leerlingen op scholen, in combinatie met de censuur van schoolboeken op het vlak van emancipatie en wetenschap. Slecht en onveilig. Dat moet wat D66 betreft dus stoppen. Binnenkort hebben we wat mij betreft — ik heb dat voorstel gedaan en de Kamer is daarin meegegaan — een streng gesprek met de uitgevers, om te beginnen.
Dan, zoals ik al noemde, van vso naar gvo. Ik kan daar kort over zijn. D66 zegt: doen.
Het praktijkonderwijs. Geef die prachtscholen het vertrouwen, en dus een eigen, rechtstreekse bekostiging.
Ik sta kort stil bij corona. Scholen blijven wat ons betreft op een veilige manier open en gaan nooit meer dicht. We hebben natuurlijk oog voor de zorgen. Collega Paternotte heeft gisteren in het coronadebat ook gevraagd wat er mogelijk is om die veiligheid maximaal te waarborgen in de toekomst. Maar ik zeg wel: fysiek onderwijs is superieur aan digitaal onderwijs. Elkaar in de ogen kijken, de vragende blik zien, zien dat het even niet goed gaat met een leerling of een student: goed onderwijs is fysiek onderwijs. Tegelijkertijd is het voor thuiszittende leerlingen en studenten met een beperking een maximale verrijking geweest om digitaal ondersteund te worden. Laten we dat, en hen, vooral vasthouden.
Het NPO, het Nationaal Programma Onderwijs: een kans, een noodmaatregel, noodzakelijk en complex, tijdelijk omdat het over corona gaat, maar structureel nodig omdat het ook over de strijd tegen kansenongelijkheid gaat. Die strijd was er, is er, en zal er ook weer in hevige mate zijn als we een aantal lijnen van het NPO zouden stoppen. D66 wil op een aantal vlakken dus een structurele voortzetting van het NPO, bijvoorbeeld op het gebied van de extra beloning voor docenten op achterstandsscholen.
Voorzitter. Over diezelfde extra beloning heb ik wel zorgen. Dat is precies weer de zorg of dat geld wel op de goede plek terechtkomt. Ik heb er al een paar keer naar gevraagd. De minister verwijst naar de medezeggenschap en het achteraf terugvorderen van geld. Maar dat lost niks op voor deze scholen en leraren op dit moment. Ik krijg nog steeds signalen dat er verschillende besturen zijn die gewoon besluiten om het geld niet toe te kennen of het aan andere zaken uit te geven. Wat gaat de minister hier nu actief tegen doen? Hoe zit het met de toelage bij het voorgezet speciaal onderwijs? De minister heeft naar aanleiding van die vragen verschillende opties onderzocht om de zogeheten CUMI-regeling, de basis die hieronder ligt, aan te passen. Dat is heel goed wat D66 betreft. Maar wat is zijn vervolgstap?
Voorzitter. Ik zei het net al: alle kinderen hebben er recht op om op school goed te leren lezen, schrijven en rekenen. Maar veel kinderen ontberen dit recht, zoals uit alle onderzoeken blijkt, met name de kinderen die deze cruciale kennis en vaardigheden nergens anders zullen leren dan op school. Dit is voor D66 onaanvaardbaar. Daarom is het goed en belangrijk dat via het NPO de overheid, voor het eerst, in lijn met uitspraken van de Kamer heeft uitgesproken dat gebruikte lesmethoden effectief dienen te zijn. Dat is nogal wat en dat is heel goed.
Voorzitter. Voordat ik naar het mbo ga, wil ik de minister complimenteren. Zij is tot overeenstemming gekomen met de pabo's over de mogelijkheid om toelatingstoetsen na de poort te doen. Zo gaan we studenten niet meteen afrekenen op kennis en vaardigheden die ze nog niet hebben of weten, maar gaan we hen helpen om tijdens hun studie die kennis op te doen, kennis die nodig is om een heel goede leraar te zijn.
Last but not least: het prachtige mbo; ik kan dat als oud-docent mbo niet vaak genoeg zeggen. De speerpunten voor D66, ook in de formatie, zijn om te beginnen het met wortel en tak uitroeien van stagediscriminatie, het ontmantelen van perverse prikkels, docenten bevrijden van het juk van urennormen, toetsmatrijzen en andere belemmeringen die er zijn om een goed en gelukkig docent te kunnen zijn, en het mbo weer terug naar de oorsprong brengen, namelijk een regionaal opleidingencentrum ook voor tweede en derde kansen, om- en bijscholing, een leven lang leren.
Over dat laatste gesproken, een leven lang leren: D66 is blij dat er geld vrijkomt om de onderwijsroute voor inburgeraars in 2022 tot een succes te maken. Heel goed dat mbo-instellingen weer een rol krijgen in educatie en een leven lang leren. Want een leven lang leren hoort voor iedereen mogelijk te zijn, zodat iedereen mee kan doen. Daarom zeg ik: als we een leven lang leren willen, begint dat met lang leve leren, lang leve onderwijs!
Tot zover.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Meenen. Ik geef het woord aan de heer Paternotte van D66.
De heer Paternotte (D66):
Voorzitter, het kwam ergens goed uit dat ik van u die trui uit moest doen, want het was voor het eerst dat ik een XXXXL-trui aanhad. Dat zat best wel warm, dus dan maar zo.
Al eeuwenlang is Nederland een zeer vruchtbare delta. Hier wordt de kiem gelegd voor wetenschappelijke doorbraken, hier bloeien de meest briljante geesten en hier plukken we elke dag de vruchten van onderwijs en wetenschap van wereldklasse. Het is natuurlijk geen toevalligheid dat Nederlands onderwijs en onderzoek wereldwijd zo'n leidende positie hebben, maar het is ook geen rustig bezit. Het is iets wat niet vanzelfsprekend is. Dus ik gebruik deze toch wat ongebruikelijke begrotingsbehandeling, met een kabinet dat in een diep demissionaire status zit terwijl we de onderhandelingen afwachten, om te debatteren over een aantal zaken waarin we als Kamer en als land meer leiderschap mogen tonen. Ik zal dat doen aan de hand van de drie taken van het hoger onderwijs: onderwijs, onderzoek en het maken van impact op de rest van de samenleving.
Voorzitter. Als eerste ga ik in op het onderwijs. We staan aan het eind van een bijzonder jaar en, inderdaad, de heer Kwint noemde het net terecht: ook aan het begin van een winter die wat bange gevoelens opwekt. Want afgelopen jaar stonden studenten te demonstreren met borden waarop stond "ik wil naar school". Dat liet zien dat onderwijs zo veel meer is dan naar een scherm staren. Niet eat, sleep, zoom, repeat, maar ook elkaar ontmoeten en in de ogen kunnen kijken. Ik complimenteer de fenomenale flexibiliteit van zowel studenten als docenten, maar hoop ook vurig dat ze niet nog eens alleen aan beeldschermen gekluisterd zullen zijn.
Voorzitter. Studenten gaven de afgelopen maanden bij een meldpunt van het ISO volop aan dat hun opleiding om uiteenlopende redenen nog steeds volledig digitaal werd gegeven, met alle bijbehorende eenzaamheid en mentale klachten. Het onderzoek dat we vorige week daarover zagen, is al genoemd. Ik zie nu dat ook andere organisaties, zoals het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid, met gemak zeggen dat veel van het onderwijs online kan. Ik snap dat als je nadenkt over mobiliteit, het handig zou zijn om onderwijs online te doen. Dat is absoluut goed voor de mobiliteit. Maar laten we alsjeblieft beginnen met ons af te vragen wat goed is voor het onderwijs, en dan pas kijken wat handig is voor mobiliteit. Laten we eerst eens kijken of dat zinvol is. Ik heb dus een vraag voor de minister. Wat vindt u van het idee om een landelijk kader te ontwikkelen waarin staat op welke wijze onlineonderwijs aanbieden zinvol is? Zou zij bijvoorbeeld SURF en experts van het Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek (NRO) willen vragen om zo'n kader samen met studenten en docenten op te gaan stellen?
Voorzitter. Ik kom op een onderwijsinnovatie waar ik meer enthousiasme voor zie. Dat is de ontwikkeling van Europese opleidingen. Nu stromen heel veel studenten vanuit Europa onze kant op. Daar kunnen we trots op zijn, maar ik zou eigenlijk willen dat Nederlandse studenten, van het mbo tot de universiteit, vaker zelf Europa en de wereld in trekken. Dat kan door uitwisselingen te stimuleren, maar het kan ook anders, namelijk door een nieuw type opleiding te creëren waarbij je tegelijkertijd aan verschillende hogescholen en universiteiten in Europa studeert. Want veel vraagstukken houden zich helemaal niet aan grenzen, corona niet, overstromingen van rivieren niet, internationale drugsbendes niet … Je leert je ook nog staande houden in een heel andere omgeving als je een deel van je tijd over de grens studeert.
Maar deze opleidingen stuiten op allerlei blokkerende regels en praktische problemen. Neem bijvoorbeeld de nieuwe pan-Europese master Global Challenges for Sustainability. Die wordt niet alleen door de Universiteit Utrecht gegeven. Dat doen ze samen met en dus ook deels in Barcelona, Dublin, Boedapest en Montpellier. Het is dus één opleiding, maar die moet vijf keer een aparte kwaliteitskeuring ondergaan, terwijl er gewoon Europese afspraken zijn over de kwaliteit van een studiepunt. Die heet niet voor niets een European Credit. Gelukkig is er voor Utrecht nu een soort noodverband aangelegd, maar dit moet beter kunnen. Is de minister het met ons eens dat dit een ideale manier is om meer balans te krijgen in de studenten die over de grens gaan? Vindt zij het ook nuttig om te kijken tegen welke knelpunten Europese opleidingen aan lopen en hoe we een en ander eventueel structureel mogelijk kunnen maken?
Voorzitter, ik zie een collega-liefhebber van internationalisering naar de interruptiemicrofoon lopen.
De heer Beertema (PVV):
Ik ben een beetje traag vandaag. Ik zat nog een beetje na te kauwen op het idee van het ontwikkelen van een kader voor wat wel en niet digitaal aangeboden kan worden. Is meneer Paternotte het niet met mij eens dat het heel gevaarlijk is om dat te introduceren? Want dat gaat een eigen leven leiden. Dat gaat allerlei perverse prikkels krijgen. We hebben al zogenaamde deskundigen, op het Albeda College bijvoorbeeld, die allang besloten hadden om het vak Nederlands online aan te bieden, want dat vonden ze niet zo belangrijk. Zo'n kader nodigt alleen maar uit om scholen maximaal over te halen om onderwijs digitaal aan te gaan bieden. Kunnen we niet gewoon met z'n allen stellen dat onderwijs niet digitaal wordt aangeboden, maar dat er fysiek les wordt gegeven, tenzij het een extra verdieping is van bepaalde stof voor bepaalde leerlingen, zoals het eigenlijk altijd geweest is? Want echt, dit is een glijdende schaal. Als we dit gaan doen, dan geeft de heer Paternotte al die digitaliseerders en al die bestuurders, die altijd op zoek zijn naar perverse prikkels, alle ruimte om de leerlingen vooral thuis te houden.
De heer Paternotte (D66):
Over het voorbeeld van het Albeda, dat het vak Nederlands online ging geven, zijn we het volledig eens. Ik noem dat juist omdat ik zie dat er nu op best veel plekken toch onlineonderwijs wordt gegeven zonder dat er op een of andere manier is nagedacht over wat dat voor studenten betekent. Er wordt vaak gekozen voor wat op dat moment makkelijker is. Ik snap heel goed dat onlineonderwijs hartstikke veel voordelen heeft qua infrastructuur, qua ruimte die je nodig hebt en qua mobiliteit, maar het moet gaan om het onderwijs. Het moet gaan om de studenten. Als studenten zeggen dat ze in sommige settings, op sommige manieren, niet de meerwaarde zien van een bepaald hoorcollege ten opzichte van de online variant daarvan, dan snap ik dat je dat kan inzetten, maar dan wel graag binnen een kader waarover is nagedacht, waar de studenten zelf over hebben meegedacht en waar docenten ook over hebben meegedacht. Daarom vraag ik om daaraan te werken. Dat is iets wat studentenorganisaties zelf ook nuttig en interessant vinden. Want nu zie je een beweging dat de lessen van veel onlineonderwijs gebruikt worden voor meer onlineonderwijs, terwijl je je op heel veel momenten kunt afvragen of dat wel een meerwaarde heeft. Dus dank voor de vraag van de heer Beertema.
Ik kom nu bij het thema onderzoek. Ik wil eigenlijk beginnen met de onderzoekers. Al twee jaar geleden zei deze minister bij de strategische agenda: het piept en het kraakt in het hoger onderwijs. Het PwC-rapport is ook al genoemd. Onderzoek liet eind vorig jaar zien dat een op de drie docenten en wetenschappers na een werkdag volledig uitgeput is. Wat logisch is, is dat coronaonderwijs zwaarder is en dat we fors moeten investeren in het onderwijs. Maar het heeft ook iets te maken met arbeidsrecht. Want wetenschapper of docent in het hoger onderwijs zijn, is geweldig. Er zijn heel veel studenten die ervan dromen om hun leven te kunnen wijden aan de wetenschap. Dan zijn ze vaak ook wel bereid om een minimaal salaris en hele lange werkdagen te accepteren. Het gevolg is dus dat er te veel flex is en er te weinig vaste contracten zijn, en dat ze volledig afhankelijk zijn van die ene onderzoeksbeurs die uiteindelijk wordt toegekend. Maar dat hoeven we niet normaal te vinden. Vijf jaar geleden startte het experiment met de beurspromovendi. Dat is dus onderzoek doen maar vaak toch ook onderwijstaken uitvoeren, maar dan met de waardering van een soort veredelde stage: zonder pensioen, zonder salaris, met alleen een beurs. Dat is prima voor wie de studententijd graag zo lang mogelijk rekt en de promotie graag combineert met een bijbaan, maar dat is niet prima als je met je leven wilt beginnen en je studentenkamer graag aan een echte student geeft. Uit onderzoek van het Promovendi Netwerk Nederland bleek dat 8% van de beurspromovendi vrijwillig in die constructie zat. Dan denk ik: als de proefkonijnen zeggen dat zij dit niks vinden, wordt het dan niet tijd om de balans op te maken over dit experiment?
De heer Peters (CDA):
Ik ben toch een klein beetje verwonderd over het punt dat de heer Paternotte aanhaalt. Niet zozeer qua inhoud, want ik weet natuurlijk hoe hij daarin staat, maar wel omdat wij niet zo lang geleden tijdens een procedurevergadering het volgende hebben gezegd. Over het experiment met het promotieonderwijs loopt nu een pilot; zullen we die pilot even afwachten en dit onderwerp dan controversieel verklaren? In die procedurevergadering was daar een meerderheid voor. Dat is hier naderhand in deze zaal ook bevestigd. Dus de heer Paternotte kan er hier nu weer over beginnen, maar we hebben het net controversieel verklaard. Dat lijkt me dan een aparte stijlfiguur.
De heer Paternotte (D66):
Ik snap dat met controversieel verklaren wordt bedoeld dat het kabinet daarop geen onomkeerbare stappen moet nemen, maar volgens mij is het niet zo dat dan de hele Kamer controversieel is. Althans, de Kamer is absoluut vaak controversieel in de ogen van sommige partijen, maar wat ik ermee bedoel is dat het toch wel gek zou zijn als over alle onderwerpen die controversieel zijn verklaard niemand hier in de Kamer iets kan zeggen. Wat ik doe, is hier aanslaan op onderzoeken die er in het afgelopen jaar zijn geweest en op de zorgen die daarover leven. Ik denk dat het ook wel logisch is dat we in de aanloop naar de evaluatie van een experiment dat gewoon loopt, dat een eigen looptijd heeft en dat ook geëvalueerd moet worden, daar toch iets over kunnen zeggen.
De heer Peters (CDA):
U mag hier alles zeggen, al heeft u het over voetbal. Als u er maar geen vragen over stelt aan het kabinet aangezien we net hebben afgesproken dat het controversieel is.
De heer Paternotte (D66):
Ik denk dat de heer Peters zijn punt helder heeft gemaakt.
De heer De Hoop (PvdA):
Ik hoor de heer Paternotte over het hoger onderwijs spreken. Wij kunnen elkaar daar op veel punten vinden. Tegelijkertijd ziet de heer Paternotte net als ik de tekorten die zijn ontstaan in het hoger onderwijs, die 1,1 miljard volgens PwC. Leraren staat het water tot de lippen. Een op de drie leraren zit tegen een burn-out aan. Nederland is een kenniseconomie, maar ziet de heer Paternotte net als ik dat zijn eigen minister de ontstane tekorten niet heeft kunnen voorkomen? Dat zijn eigen minister ervoor gezorgd heeft dat er onvoldoende ruimte is om het onderzoek in Nederland door te zetten? Hoe reflecteert de heer Paternotte op het feit dat dit ook ontstaan is tijdens het ministerschap van D66 op dit dossier?
De heer Paternotte (D66):
Deze minister is begonnen met een kwart miljard extra in onderzoek in het hoger onderwijs steken. Dat onderzoeksgeld is trouwens niet alleen voor universiteiten maar ook voor hogescholen, waardoor daar voor het eerst een grote sprong is gemaakt. Daarnaast heeft de minister ook elk jaar opnieuw moeten vechten voor extra geld voor het hoger onderwijs, ook omdat het aantal studenten ontzettend hard opliep. Dat is heel vaak gelukt, maar dat neemt niet weg dat het inderdaad piept en kraakt. Want heel veel van het extra geld komt natuurlijk voort uit het leenstelsel, dat net al genoemd werd. Dat heeft wel extra mogelijkheden geboden. Instellingen hoorde ik vaak zeggen dat dat natuurlijk wel geld is dat apart staat en dat binnen die kwaliteitsafspraken moest worden ingezet. Dat is een heel mooi model, maar dat betekende wel dat je aan de andere kant per student gewoon gemiddeld wat minder geld hebt, omdat die studentenaantallen oplopen, wat je daarmee weer niet kan gaan dekken. Dat leidt inderdaad tot de analyse dat er meer geld in moet. Dat kent u ook van ons verkiezingsprogramma. Iedereen die hier naar het verkiezingsprogramma vraagt, ben ik bereid om alles te vertellen wat erin staat: er moet fors geïnvesteerd worden in het hoger onderwijs en de wetenschap.
De voorzitter:
Uw laatste vraag, meneer De Hoop.
De heer De Hoop (PvdA):
Ik zal het concreet maken. Wij vinden dat 3% van het binnenlands nationaal product uitgegeven moet worden aan het hoger onderwijs, zoals volgens de Europese Lissabondoelstellingen voor het hoger onderwijs. Daarvoor doe ik samen met GroenLinks vandaag ook een voorstel. Ik hoor de heer Paternotte daar heel vaak over. Na het betoog van de heer Van Meenen verwacht ik niet dat hij voor dat voorstel gaat stemmen in deze tijd. Maar ik hoop dan toch dat hij zich aan de formatietafel inzet om dat in ieder geval voor elkaar te krijgen. Hij weet in ieder geval dat hij, als hij dat echt zo'n groot hart toedraagt, deze week of de komende tijd gerust mee mag stemmen met het amendement van de Partij van de Arbeid en GroenLinks, dat dat kan realiseren.
De heer Paternotte (D66):
Nou ja, ik denk dat de heer Van Meenen terecht schetste dat we een formatie hebben, waarbij mensen, denk ik, ook wel verwachten dat we het daar ook gaan waarmaken, gaan regelen. Maar dat is natuurlijk inderdaad een apart proces. Aan de onderhandelingstafel kan hij absoluut op mij rekenen, maar hij wil mij vast beoordelen op wat er dan uiteindelijk ligt.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog.
De heer Paternotte (D66):
Voorzitter. Ik kom op de keerzijde van internationalisering. We kunnen ontzettend trots zijn op onderzoek van wereldkwaliteit. We zijn hier in de stad van vrede en recht, op een steenworp afstand van de TU Delft, waar de beste waterbouwers van de wereld vandaan komen. Wageningen is een mondiaal begrip. Maar waar kennis zit, zal die kennis ook gehaald worden. Mevrouw Van der Woude had het daar ook over. Dat kan vrijwillig, wanneer wij internationaal samenwerken. Maar dat kan ook onvrijwillig, wanneer kennis gestolen wordt. Dat tweede is natuurlijk fout. Hackpogingen en cyberaanvallen kan je alleen tegengaan door beter en sneller te zijn. Van de week was er die aanval bij VDL; eerder waren er aanvallen bij de Universiteit Maastricht en bij de OPCW hier. Maar er wordt ook weleens samengewerkt met een onvrij land, zoals bij het onderzoek naar genetische diversiteit in Oost-China met DNA-materiaal van 98 Oeigoeren. Is dat vrijwillig verkregen? Het Erasmus MC was betrokken bij onderzoek met vermoedelijk gedwongen afgenomen DNA van Oeigoeren.
Met collega Van der Molen, die binnenkort ongetwijfeld ook weer bij dit soort debatten zal zijn, nam ik vorig jaar het initiatief voor het rondetafelgesprek. Dat is inmiddels geweest, en dat gaf ook een helder beeld van de manier waarop Nederland hier nu mee omgaat. Natuurlijk is er hulp voor instellingen, zijn er goede initiatieven, en doen de diensten goed werk, maar voor het grootste deel is beleid richting onvrije landen iets wat de instellingen vooral zelf moeten bekijken. De overheid zou hier wat ons betreft meer richting aan moeten geven door een helder afwegingskader voor samenwerking. Het richtsnoer over kennisveiligheid is er nog niet. Er moet wat ons betreft een loket voor kennisveiligheid, waar iedereen terechtkan met vragen hierover, beschikbaar komen voor de instellingen. Vanuit de universiteiten horen we ook dat ze te weinig kunnen laten screenen, of dat de screenings vaak niet verder komen dan toch maar even googelen. Graag een reactie hierop. We hebben hier in januari een apart debat over. De minister gaat hierover ook nog meer informatie naar ons sturen, maar ik wil de minister vragen om op een rij te zetten wat er nu precies allemaal gebeurt, en ook wanneer dat richtsnoer er komt.
Voorzitter. Ik heb nog een laatste vraag over onderzoek. Vlak voor de zomer is er een rapport verschenen over onderzoek in het Caribisch deel van het Koninkrijk, dat adviseert om een wetenschapsplatform op de zes eilanden op te zetten. Aangezien het Caribisch deel het beste living lab van het Koninkrijk is en de minister er net is geweest, zou ik willen vragen of zij misschien kan aangeven wat ze met die aanbevelingen gaat doen.
Voorzitter. Dan kom ik op mijn derde thema: het maken van impact. De medische wetenschap heeft voor een klein wonder gezorgd. Ik ben trots op de rol die Nederland daarbij gespeeld heeft. Dan gaat het natuurlijk om Janssen, met het meest effectieve vectorvaccin tegen corona in de hele wereld tot nu toe, en het Erasmus en Utrecht met een antilichaam, maar net zo goed de bijdragen van het RIVM, gedragswetenschappers en de techniek. Als er één uitdaging is die alle disciplines raakt, dan is het corona wel. Het mooie is dat het vertrouwen in wetenschap sinds we het meten nog niet zó hoog is geweest. Dat geeft hoop, want corona is een verschrikkelijk virus, maar we leren er ook ontzettend veel van. Denk aan het eerste hiv-vaccin, dat nu wordt uitgetest, en het perspectief op nieuwe therapieën voor andere infectieziekten en zelfs kanker. Voor heel veel levens kan dat een verschil gaan maken. We kunnen dat bovendien doen door de betaalbaarheid van die medicijnen af te dwingen, waardoor de hele wereld ervan profiteert. Nederland heeft enorme potentie op dit gebied. We verleggen onze economie van industrie naar kennis, dus medische wetenschap biedt een grote kans.
Maar de afgelopen decennia werd de tocht van ontdekking tot het echt helpen van patiënten alleen maar langer. De Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen heeft een breedgedragen rapport uitgebracht, waar patiëntenverenigingen, bedrijven én de wetenschap enthousiast over zijn. Er zijn heel veel obstakels te overwinnen, maar door kennis bij elkaar te brengen in één expertisecentrum en hele concrete aanbevelingen te doen, kan dit ook gebeuren. Ik hoor dus graag hoe de minister het KNAW-rapport las. Ook gezien het feit dat haar collega van VWS druk is met een bepaalde crisis, zie ik een rol voor deze minister om het voortouw te nemen. Is zij bereid de KNAW en alle belanghebbenden, van de patiënten tot de wetenschap, te vragen om het concept van het expertisecentrum verder uit te werken? Graag een reactie.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Er is nog een interruptie van de heer Wassenberg van de Partij voor de Dieren.
De heer Wassenberg (PvdD):
Ik ga toch nog even terug naar het leenstelsel. Ik had daar een vraag over gesteld aan de heer Van Meenen. De heer Van Meenen kon of wilde daar geen antwoord op geven. Ik stel de vraag nu dus aan de heer Paternotte. Ik ga er niet van uit dat ik een volkomen tegengesteld antwoord krijg, maar ik hoop wel op een aanvullend antwoord. Bij de Algemene Politieke Beschouwingen is er een motie van de ChristenUnie en het CDA aangenomen waarin staat dat we zo snel mogelijk van dat leenstelsel af moeten. D66 heeft die ook gesteund. Ook andere partijen die voorheen voor het leenstelsel waren, zoals GroenLinks en Partij van de Arbeid, hebben die motie gesteund. Je ziet nu dus dat een Kamermeerderheid voor afschaffing van het leenstelsel is. Het is een spreekt-uitmotie. Dat betekent dat die niet direct tot ander beleid zal leiden, maar het is natuurlijk wel een motie die de Kamer heel serieus moet nemen. Is de heer Paternotte het met mij eens dat dit gewoon betekent dat als de formerende partijen dadelijk tot een regering komen, een van de uitgangspunten wordt dat het leenstelsel op de schop gaat en dat dat zo snel mogelijk wordt afgeschaft? Dat wil een heel groot deel van de Kamer, inclusief de partij D66 van de heer Paternotte.
De heer Paternotte (D66):
Ik weet niet of dit aanvullend is op wat de heer Van Meenen zei, maar u kent denk ik wel onze inzet. Wij hebben in ons verkiezingsprogramma een voorstel staan om het toeslagensysteem om te bouwen naar een model met een heffingskorting, waardoor alle jonge mensen die zonder werk aan hun carrière beginnen daarmee kunnen starten. Je zou het een beurs kunnen noemen. We hebben ook gezegd dat we echt moeten kijken naar die middeninkomens en de beurzen tussen de laagste en hoogste inkomens in. Tegelijkertijd is dat ook wel iets wat op zo'n formatietafel ligt. Ik haal nu dus in feite aan wat er in ons verkiezingsprogramma staat en daar staan we natuurlijk achter. De motie die wij hebben gesteund, is natuurlijk ook een hartstikke duidelijk signaal. Maar ik zou zeggen: nog eventjes geduld. Want ik denk dat u vooral benieuwd bent naar wat er straks in dat regeerakkoord staat.
De voorzitter:
Uw laatste interruptie, meneer Wassenberg. Nee? Dan wil ik meneer Paternotte bedanken. Dan geef ik het woord aan de heer De Hoop van de PvdA. Ik wil ongeveer tegen 19.00 uur — we moeten even kijken hoe we uitkomen — schorsen voor een dinerpauze. Gaat uw gang.
De heer De Hoop (PvdA):
Voorzitter. Vandaag zou ik het liefst vooruitkijken, maar dat kan niet zonder stil te staan bij waar we ons nu bevinden. Ik moet u zeggen dat ik mij schaam voor hoe het onderwijs in Nederland er op dit moment voor staat. Ik schaam mij ervoor dat er te veel kinderen zijn die geen eerlijke kans krijgen om van hun droom werkelijkheid te maken en dat zelfs 251.000 van hen opgroeien in armoede, zonder perspectief en eten.
Ik schaam me voor het feit dat waar je wieg staat, de omgeving waarin je opgroeit, nog steeds van grote invloed is voor de rest van je leven. Het is niet normaal dat de verschillen in Nederland tussen kinderen alleen maar toenemen. Het is niet normaal dat er kinderen naar huis worden gestuurd, omdat er geen juf of meester voor de klas kan staan. Ik schaam me ervoor dat in een rijk land als Nederland een kwart van de 15-jarigen laaggeletterd is. Kinderen en jonge mensen hebben niks aan politici die pleisters plakken, terwijl de wonden alleen maar blijven bloeden.
Maar dat is wel wat er gebeurd is onder dit kabinet. Symptoombestrijding en de aanwezigheid van een partij die zich "de onderwijspartij met de hoofdletter O" noemt waren onvoldoende. Er is onvoldoende, en bovendien niet structureel, geïnvesteerd. Kinderen krijgen onvoldoende kansen in dit land en daardoor is de ongelijkheid in dit land alleen maar groter geworden.
Als we niet ingrijpen, creëren we een generatie die hier haar hele leven last van blijft hebben. Ik vind dat kinderen in dit land beter verdienen. Dat is onze plicht. Welk cijfer geven de ministers hun eigen ministerschap, zo vraag ik mij af.
Gelukkig zijn er genoeg mensen die laten zien hoe het wel moet en wat er wel nodig is. Dat zijn mensen zoals Nour el Ghezaoui van 17 jaar, die opgroeide in Kanaleneiland, waar ze als enige uit haar klas het gymnasium haalde maar dat niet accepteerde. Ze runt daarom niet één, maar twee huiswerkscholen voor kinderen uit achterstandswijken. Ik noem ook wethouders als Marjolein Moorman en Hilbert Bredemeijer, die door middel van de differentiatie van lerarensalarissen ongelijk investeren om gelijke kansen te krijgen voor ieder kind in hun stad. Of denk aan profvoetballers als Colin de Graaf, Robin Pröpper, Stef Gronsveld, Jeff Hardeveld en Maarten de Fockert, die met hun FC De Boekenclub lezen onder de aandacht brengen bij jongeren.
Ik zou graag van deze ministers willen weten wat zij anders zouden doen, mochten zij weer de kans krijgen. Wat zijn de grootste obstakels die zij zien voor een volgend kabinet? Zijn zij van mening dat ze opgewassen zijn tegen die taak?
Dan het funderend onderwijs. Vergeleken met andere rijke landen geeft Nederland relatief weinig uit aan onderwijs. We blijven daarom nog steeds steken op plek 12 van de OESO. Toen kwam er eindelijk een investering in het onderwijs van een eenmalige 8,5 miljard, die razendsnel moet worden uitgegeven. Hoe kijkt de minister naar de eerste evaluatie? Heeft hij nog steeds ambitieuze verwachtingen van het effect van het NPO? En wat heeft hij te zeggen tegen de vmbo'ers, die vele malen meer achterstand oplopen dan hun leeftijdsgenoten op het vwo? Op het gebied van leesvaardigheid is het een vol lesjaar versus negen weken. Zijn wederom de leerlingen die het meest baat hebben bij de beste leraar voor de klas, degenen die de rekening betalen?
Het lerarentekort blijft een gapende wond. Het feit dat er 500 miljoen is uitgetrokken voor het deels dichten van de loonkloof is een teken dat het wel kan. Het zijn politieke keuzes, die deze minister de afgelopen jaren niet heeft gemaakt. Dat schaadt niet alleen het onderwijs zelf, maar ook het geloof in de politiek van iedereen die de afgelopen jaren te horen kreeg dat er simpelweg niets meer mogelijk was. Het is dan ook tijd voor het geheel dichten van de vso-vo-loonkloof. Daarom heeft de Partij van de Arbeid hiervoor samen met GroenLinks een amendement ingediend. Ik ben benieuwd hoe de minister daarop reflecteert.
De Partij van de Arbeid zal ook een amendement indienen voor een tegemoetkoming voor ouders met een kleine portemonnee, om te voorzien in elektronische apparatuur zoals tablets en grafische rekenmachines. Ook daarop graag een reactie. In het SER-advies Gelijke kansen in het onderwijs wordt aanbevolen later selecteren de regel te maken en vroeg selecteren de uitzondering. Hoe kijkt de minister daarnaar? Is hij bereid te inventariseren hoe hij dit in praktijk kan brengen?
Dan nog een kort punt over de herziening van de onderwijsstructuur met betrekking tot zieke leerlingen. In de begroting wordt de evaluatie hiervan aangekondigd in 2022. Toch lijkt men nu al een wetsvoorstel in consultatie te brengen, ondanks de eerdere oproep om hiermee te wachten tot die evaluatie heeft plaatsgevonden. Kan de minister dit alsnog toezeggen? Anders overweeg ik een motie op dit punt.
Ik ga over naar het mbo, een enorm belangrijke groep studenten. Nu de economie weer aantrekt, wordt nog duidelijker hoe belangrijk goede vakmensen zijn. Voor hen is goed en zo min mogelijk onlineonderwijs van groot belang. Persoonlijk contact doet ertoe. Ik hoor graag van de minister hoe het nu staat met mbo's die grote delen van het onlineonderwijs wilden voortzetten nadat de maatregelen werden afgeschaft. We zitten nu overigens wel in een andere situatie natuurlijk; dat begrijp ik.
De tekorten aan stages en leerplekken zijn al vaker besproken. Er is een enorm tekort in de zorg, de techniek en de horeca. Maar er blijven ook studenten op de reservebank zitten, doordat ze geen stage of leerwerkplekken kunnen vinden vanwege stagediscriminatie of een gebrek aan begeleiders. Deze knelpunten moeten worden opgelost, want zonder voldoende goede vakmensen geen vooruitgang en geen groene economie. De extra financiële impuls die vrijkwam door de motie-Heerema cum suis, heeft positieve gevolgen gehad voor bbl-studenten. Wij stellen daarom ook voor om die extra 10,6 miljoen structureel te maken per amendement. Graag een reactie.
Voorzitter. Ook in het hoger onderwijs zien we na ruim vier jaar met bewindspersonen van de onderwijspartijen nog enorme problemen. Het water staat men in het hoger onderwijs aan de lippen. Meer dan de helft van de studenten ondervond psychische klachten als gevolg van de coronacrisis. Een kwart daarvan dacht eens of vaker aan zelfdoding. PwC concludeerde dat er 1,1 miljard structureel nodig is om alleen al de basis op orde te krijgen. We voldoen nog steeds niet aan de Lissabondoelstelling om 3% van het bruto nationaal inkomen te besteden aan onderzoek, hetgeen enorm belangrijk is om onze onderzoekspositie wereldwijd te behouden. Nu weet ik dat de partijen van beide ministers hier zeer positief tegenover staan, omdat we als Partij van de Arbeid samen met hen de Kenniscoalitie hebben ondertekend. Met 300 miljoen zetten we in ieder geval de eerste stap richting die 3%. Ik hoor graag hoe de minister daarnaar en naar het voorstel van mij en mevrouw Westerveld kijkt.
Voorzitter. Ik kom op de toekomst van de studenten die op dit moment grotendeels thuis achter de laptop zitten te werken, schulden opbouwen en zich zorgen maken over een toekomst zonder koophuis of vast contract. Dat is namelijk de realiteit. Ik noem ten eerste het Profileringsfonds. Helaas weten veel te weinig studenten hier aanspraak op te maken. Dat is eeuwig zonde. Het blijkt dat men niet weet waar het voor dient. Ik moet zeggen dat de naam ook niet heel duidelijk is. De Partij van de Arbeid stelt dan ook voor om het om te dopen tot het "studentenondersteuningsfonds". Hoe kijkt de minister daarnaar? Ik overweeg een motie op dat punt.
Ten tweede het leenstelsel. Op dit moment wordt er vergaderd over de terugkomst van de basisbeurs. Dat is heel mooi nieuws. Maar de studenten die momenteel de stress ervaren van het leenstelsel, hebben er niks aan. Is de minister bereid te inventariseren voor welke verschillende mogelijkheden van compensatie voor deze pechgeneratie draagvlak bestaat binnen de huidige en nieuwe coalitie? Is zij het met de Partij van de Arbeid erover eens dat compensatie nodig is om te voorkomen dat we een ongelukkige generatie de rekening laten betalen?
Tot zover.
De voorzitter:
Dank u wel. Er is een interruptie van de heer Peters, CDA.
De heer Peters (CDA):
Allereerst mijn complimenten aan de heer De Hoop voor het bevlogen verhaal en de beeldspraak over pleisters voor het bloeden en open wonden die blijven ondanks de investeringen die het kabinet gedaan heeft. Die zijn veel te laag, aldus meneer De Hoop.
Ik heb één korte vraag. In het vorige kabinet zat de Partij van de Arbeid. Heeft u enig idee hoeveel er toen eigenlijk geïnvesteerd is in het onderwijs om ervoor te zorgen dat de wonden, die er al decennialang zijn en alleen maar groeien, werden gehecht in die periode?
De heer De Hoop (PvdA):
Ik had deze reactie al verwacht. Kijk, er is allereerst een groot verschil. In Rutte II zaten we in een gigantische crisis. In deze periode klotste het geld tegen de plinten. Ten eerste hebben wij er als Partij van de Arbeid bij het formeren van het kabinet-Rutte nog gigantisch veel uit gesleept met de forse bezuinigingstaakstellingen die er toen al waren. Al in 2013 slaagde minister Jet Bussemaker erin om het Nationaal Onderwijsakkoord te verschuiven binnen de onderwijsbestedingen. Ik vind het allemaal prima. Ik heb commentaar op een kabinet waar we nu naar kijken. Ik vind het best als u dan reageert op het kabinet-Rutte II. Toen lag ik nog in de luiers, maar nu zitten we hier allemaal in de Kamer. We kunnen er allemaal voor zorgen dat er dingen veranderen, dat er dingen gebeuren. Dat wil ik vandaag doen. U, de VVD, D66 en de ChristenUnie zijn aan het onderhandelen, maar ik hoop dat we vandaag ook stappen kunnen zetten. Helemaal prima als u mij wijst op Rutte II. Ik ben het met u eens dat toen te weinig in het onderwijs geïnvesteerd is, maar ik vind dat er toen betere redenen voor waren dan nu, want het klotst nog altijd tegen de plinten op en we lopen als Nederland gigantisch achter op de andere OESO-landen.
De heer Peters (CDA):
Ik vind het allemaal heel mooi en het is natuurlijk flauw om terug te wijzen naar Rutte II. Het kort en bondige antwoord is: er is toen niet geïnvesteerd in onderwijs. Er waren goede redenen voor en zo, maar het gaat mij erom dat u enorme woorden gebruikt: open wonden, pleisters plakken en het is allemaal niks. Als ik dan vraag of u één jaar verder wilt terugkijken dan de afgelopen vier jaar, dan is het antwoord: kijk eens wat de Partij van de Arbeid in een periode daarvoor allemaal voor fantastische dingen heeft gedaan. Laten we samen proberen er iets van te maken in plaats van met mooie beeldspraken te jij-bakken. Dat is nergens voor nodig. Laten we dat niet doen.
De heer De Hoop (PvdA):
Het is allemaal prima, maar ik ben niet aan het jij-bakken. Ik kijk naar wat er de afgelopen vier jaar gebeurd is en ik zie dat wij nog steeds blijven steken op plek 12 in de OESO. Ik zie dat er een tekort van 1,1 miljard is in het hoger onderwijs. Ik heb het over dit kabinet. Deze ministers moeten zich verantwoorden. Ik doe vandaag allemaal voorstellen om ervoor te zorgen dat we in ieder geval stappen kunnen zetten. Ik hoop dat u daarnaar wilt kijken. Anders kan ik ook wel weer jij-bakken. We zitten hier vandaag om te kijken naar dit kabinet, naar deze begroting, en we kunnen vandaag ook een verschil maken. Als u dat niet wilt, dan mag u jij-bakken wat u wilt, maar dat lijkt mij dan niet helemaal terecht.
De voorzitter:
De heer Beertema tot slot.
De heer Beertema (PVV):
Het is mijn laatste interruptie, maar die wil ik dan toch wel even graag kwijt. Ik zit met verbazing te luisteren naar die retoriek van die ongelijkheid en zo in de maatschappij en die wieg die ergens anders gestaan had kunnen hebben. We gaan geen wiegen verplaatsen. Dat wil ik de PvdA meegeven. Die wiegen staan op de plek waar ze staan. Dat is a fact of life. Die ongelijkheid is er. Er is ontzettend veel ongelijkheid. Soms is het ongelijkheid in sociaal-economische omstandigheden, in culturele omstandigheden, in omstandigheden van taalvaardigheid, in kinderen zelf, in intelligentie, in uiterlijk enzovoort. Ongelijkheid is er, life's a bitch. Maar waarom zouden we in dat verhaal het onderwijs niet weer tot die grote gelijkmaker maken, die het altijd was? Het was een gelijkmaker met betrekking tot emancipatie, verheffing enzovoorts. Ik denk dat u het daar best mee eens bent. Ik hoor u echter toch weer zeggen: die middenschoolgedachte moet weer terugkomen, die latere selectie. We zitten al in het systeem van gepersonaliseerd onderwijs, van chaos en onrust in het onderwijs. Dan moeten die kinderen zich nog eens drie jaar extra doodvervelen. Ze moeten maar uitstellen en uitstellen. Dat is eigenlijk het plaatje dat u schetst. Het is toch weer die oude PvdA-middenschool. Waarom pleit u niet samen met ons, het CDA en de PVV, voor het ophouden van die onderwijsvernieuwingen en voor het teruggaan naar die kennisbasis, waarbij we de kinderen weer eens leren lezen? Dat lezen is de basis van verheffing enzovoorts.
Ja, voorzitter, ik ...
De voorzitter:
Het is uw laatste interruptie, dus ...
De heer Beertema (PVV):
Het is mijn laatste interruptie, dus dan mag het iets langer.
De heer De Hoop (PvdA):
Als eerste weiger ik te accepteren dat het een fact of life is dat kinderen in Nederland ongelijk zijn door de plek en de wijk waarin ze worden geboren. Ik weiger dat te accepteren. In Nederland is het nog steeds zo dat je voor de kansen die je in je leven hebt, afhankelijk bent van de opleiding van je ouders en van wat zij hebben gedaan. Ik vind dat verschrikkelijk. Ik weiger dat te accepteren. Ik zit ook in de Kamer om dat te veranderen. Het is prima dat de heer Beertema dat accepteert, maar ik doe dat niet.
De heer Beertema (PVV):
Hohoho!
De heer De Hoop (PvdA):
Punt twee. Ja, meneer Beertema, u zegt: het is een fact of life.
De heer Beertema (PVV):
Dit is een persoonlijk feit. Meneer De Hoop luistert kennelijk gewoon niet.
De voorzitter:
Wat is het persoonlijke feit?
De heer Beertema (PVV):
Het persoonlijke feit is dat hij mij verwijt dat ik ongelijkheid accepteer.
De heer De Hoop (PvdA):
Dat zegt u.
De heer Beertema (PVV):
Ik zeg alleen ...
De heer De Hoop (PvdA):
U zegt: het is een fact of life.
De heer Beertema (PVV):
Mevrouw Simons heeft ook iets te vertellen.
Mevrouw Simons (BIJ1):
Ik lach, vindt u dat erg?
De heer Beertema (PVV):
Ja, dat vind ik vervelend. Mevrouw Simons, kunt u misschien koffie gaan drinken? Dan kunt u daar even lachen.
De voorzitter:
Collega's!
De heer Beertema (PVV):
Al dat geluid op de achtergrond hoort niet. Dat zijn manieren, mevrouw Simons. Dat zijn parlementaire manieren.
De voorzitter:
Collega's, collega's! Mevrouw Simons en meneer Beertema, laten we even de rust houden. Dit was een interruptie tussen de heer De Hoop en de heer Beertema. De heer Beertema heeft een persoonlijk feit gemaakt. Nu ga ik weer naar het antwoord dat de heer De Hoop wil geven aan de heer Beertema.
De heer De Hoop (PvdA):
Ik neem even een moment hiervoor, want ik vind het gewoon jammer dat zoiets weer ontstaat. Het is echt totaal nergens voor nodig.
De heer Beertema heeft het erover dat hij blijkbaar gelukkig niet accepteert dat die ongelijkheid er is. Vorige week hadden wij een briefing over kansengelijkheid, waar letterlijk elke specialist zei: "Je kunt niet vroeg genoeg beginnen. Kinderen kunnen niet tijd genoeg nodig hebben om te laten zien waar ze toe in staat zijn. Kijk naar eerder beginnen, bijvoorbeeld met kinderopvang, en kijk naar die brede middenschool". Letterlijk elke specialist zei dat. U was er niet bij, maar ik baseer mij daarop. Ik baseer mij op specialisten. Ik vind dat kinderen die tijd verdienen. Het kan dat de PVV daar anders in staat, maar ik zal er elke dag dat ik hier mag zitten voor blijven strijden dat we die ongelijkheid niet accepteren.
De voorzitter:
Dank u wel. Er is een interruptie van mevrouw ... Meneer Beertema, u bent door uw vragen heen. U heeft een persoonlijk feit gemaakt, dus ik wil nu even teruggaan.
De heer Beertema (PVV):
Een persoonlijk feit telt toch niet mee als interruptie?
De voorzitter:
Zeker niet, maar u had al zes interrupties.
De heer Beertema (PVV):
Ja, in totaal zes. Dit is toch de zesde?
De voorzitter:
Nee, u had er al zes. U was al door uw interrupties heen. We proberen het echt eerlijk te doen en eerlijk bij te houden.
Mevrouw Simons (BIJ1):
Ik heb geen interruptie op de heer De Hoop. Ik kan me vinden in het meeste van wat hij zegt. Ik wil graag een punt van orde maken. Er zijn mensen thuis die maar de helft van de conversatie hebben meegekregen, omdat ik niet bij de microfoon stond. Ik wil het hier als punt van orde even herhalen. Ik zat daar braaf op mijn plekje en moest ontzettend lachen. Ik moest gewoon grinniken, maar het kwam wel echt uit mijn tenen. Ik lachte niet per se naar iemand, maar ik lachte echt om wat hier werd gezegd. Ik denk dat het wel fair is dat ik dit nog even herhaal in de microfoon. Verder zie ik het als volkomen normaal dat ik lach wanneer ik zin heb om te lachen. Mensen die hier achter de interruptiemicrofoon staan, hoeven daar verder helemaal niet op te reageren, als afleiding van het feit dat ze verbaal even een pak slaag krijgen van degene die daar achter de katheder staat.
De voorzitter:
Ik wil wel aan de collega's vragen om gewoon een inhoudelijk debat met elkaar te voeren.
De heer De Hoop (PvdA):
Daar ben ik het mee eens.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer De Hoop. Dan ga ik naar de heer Peters van het CDA.
De heer Peters (CDA):
Dank u wel, voorzitter. Een oud-collega van mij is naast onderwijsman in hart en nieren ook kenner van Afrika en van wat we de Ubuntucultuur noemen. Deze cultuur valt het best samen te vatten met de woorden "ik ben omdat wij zijn": een mens is geen individu, maar een mens is een persoon in relatie tot de ander. Mijn oud-collega vertelde mij het volgende verhaal. Ver weg van wat wij westerlingen de bewoonde wereld zouden noemen, ligt in Kenia een school. Deze school beschikt niet over het beste gebouw, niet over de beste leermiddelen en zeer zeker niet over de kleinste klassen. Leerlingen hebben niet de hoogst opgeleide ouders. Met andere woorden, de omstandigheden waren verre van optimaal. Toch behoorde deze school jaar in, jaar uit tot de beste van het hele district. Toen hij vroeg hoe het mogelijk was om onder zulke omstandigheden excellent te presteren, antwoordden de leraren: "Omdat wij van elkaar houden en omdat we een gemeenschap zijn met één gezamenlijk doel: wij geven het best mogelijke onderwijs aan onze kinderen."
Uit hun werkwijze bleek wel hoe ver dat houden van ging. Ze vertelden dat ze elk jaar een rangorde maakte van wie het meest en wie het minst had bijgedragen aan het uiteindelijke schoolresultaat. Een heel team ging degene die onderaan de lijst stond zelfs een jaar lang ondersteunen om hem of haar op een hogere plaats in de rangorde te krijgen. Dat deden ze met liefde en in het besef dat de zwakste van hen veel meer het resultaat bepaalt dan de sterkste. Ze richtten zich op het verbeteren van het functioneren van hun collega door aan te sluiten bij waar hij of zij al goed in was, en werkten van daaruit aan zwakke aspecten. Elk jaar werkte deze strategie en elk jaar stond weer een andere collega onderaan de rangorde. "Maar de onderste van dit jaar is beter dan de onderste van vorig jaar: we doen het samen, en dat werkt."
Voorzitter. Een school is een gemeenschap en geen verzamelgebouw van individuen die los van elkaar bezig zijn een kunstje voor te doen of een kunstje aan te leren. Goed onderwijs is een ingewikkelde teamsport. Die is zeker niet vrijblijvend. Om te kunnen leren, heeft een kind genoeg uitdaging en een veilige plek nodig. Het leerdoel moet bereikbaar zijn als hij of zij op de tenen gaat staan. Een veelgemaakte denkfout is dat onderwijs op de eerste plaats leuk zou moeten zijn. Nee, het onderwijs leert je dingen die je voorheen niet kon. Dat is leuk: de kunst van het lukken. Dat geeft zelfvertrouwen en dat biedt uitdagingen. Dat maakt je wereld groter. Goed onderwijs kan kansenongelijkheid niet opheffen, maar het verheft mensen wel en legt de basis voor een prettig leven. Andersom klopt het ook: slecht onderwijs, een gebrek aan uitdaging of juist onbereikbaar hoge doelen, beroerde lessen of een slecht pedagogisch klimaat slopen kinderen. Dat levert letterlijk schoolpijn op.
Voorzitter. Het gaat niet goed in het onderwijs. De symptomen zijn bekend: een te laag niveau voor taal en voor rekenen, en de basisvaardigheden zijn niet op orde. Via dyslexieverklaringen en geld vanuit de jeugdzorg maskeren we dit probleem deels. Er is grote moeite met burgerschapsvorming, schooluitval, hoge werkdruk bij docenten, relatief veel verzuim en een lerarentekort, zowel kwalitatief als zeker ook kwantitatief. Dat is niet acceptabel en daar moeten we direct iets aan doen. Ik wil een voorzet geven voor hoe dat kan.
Voorzitter. Sinds de commissie-Dijsselbloem roepen we elkaar in dit huis na: wij gaan over het wat en het onderwijs gaat over het hoe. Ik denk dat dat niet klopt. Ten eerste definiëren we niet kraakhelder wat we dan van scholen verwachten. We gaan wel over het wat, maar we geven niet duidelijk aan wat dat wat dan is. Hier legde de Onderwijsraad in oktober ook al de vinger op de zere plek. Ook zeggen we dat we niet over het hoe gaan, maar juist in dat hoe zit de verbetering van het onderwijs. Wij weten bijvoorbeeld wetenschappelijk gezien wel dat alle kinderen in de basis kunnen leren lezen en schrijven. We weten ook hoe dat moet. Maar als scholen dat tot schade van kinderen op een andere manier willen proberen, vinden we dat blijkbaar ook prima. Alsof wetenschappelijk gezien wel bekend is hoe verpleegkundigen op een ic een infuus moeten aanleggen, maar zij dat ook op een totaal andere manier mogen proberen, omdat het gevoel dat zegt. Als wij niet meer over het hoe, over de kwaliteit willen gaan, kunnen we de debatten die we hier in dit huis hebben voortaan wel schriftelijk afdoen.
Voorzitter. Is de minister het met het CDA eens dat scholen niet allemaal kraakhelder weten waar ze zich aan te houden hebben en welke doelen ze moeten behalen? En is de minister het met het CDA eens dat politiek wel degelijk iets mag vinden over de kwaliteit van het onderwijs, en dat de wetenschap ons leert hoe verbeteringen tot stand kunnen komen?
En dan de oplossingen. De oplossingen die hier en daar worden aangedragen, kennen we wel. Kleinere klassen, hogere lonen, minder lessen per leraar, lunches op school en een verlengde schooldag waaraan allerlei buitenschoolse activiteiten zijn gekoppeld. Deze oplossingen hebben wat mij betreft twee dingen gemeen. Ze kosten heel veel geld, wat op zich prima is. Maar als het daarbij blijft, dan doen ze heel weinig of helemaal niets voor het enige wat echt helpt voor de onderwijskwaliteit: de kwaliteit van de leraar voor de klas.
Maar wat dan wel? Laten we ten eerste werk maken van een rigide, duidelijke omschrijving van hetgeen scholen moeten leveren. Ieder kind moet leren lezen, schrijven en rekenen. En iedere school werkt op een goede manier aan burgerschap. Scholen worden hierop aangesproken. Dat geldt zeker ook voor lerarenopleidingen, want ook daar is veel broodnodige winst te boeken. Is de minister het daarmee eens?
Ten tweede. We weten heel goed hoe we dit moeten doen. Alleen is die kennis nog niet tot in de haarvaten van het onderwijs bij iedereen bekend. Is de minister het met het CDA eens dat er een plan zou moeten komen om de basisvaardigheden te verbeteren, zodat kinderen niet langer als functioneel analfabeet de school verlaten? Is de minister bereid om erover na te denken hoe bijvoorbeeld de NPO-middelen daarvoor gebruikt kunnen worden?
Ten derde. Is de minister het met het CDA eens dat er maar één werkzame stof is die de kwaliteit van het onderwijs verbetert, te weten de kwaliteit van de docent? Dat is hier zo en dat is in Afrika zo. Is de minister het met het CDA eens dat er op van alles gestuurd wordt binnen de school, maar vaak niet op teamkwaliteit? Hoe wil de minister verder een lerende cultuur binnen het onderwijs bevorderen, waarbij overigens de schoolleider wat het CDA betreft aan de basis van die kwaliteit staat? Is de minister bereid om de inspectie bijvoorbeeld ook explicieter dan nu te laten kijken naar personeels- en scholingsbeleid op scholen? Worden de voortgangsgesprekken inderdaad gehouden? Zijn er verbetertrajecten voor docenten die hulp kunnen gebruiken?
Ten vierde. Is de minister het met het CDA eens dat als het primair en secundair om de kwaliteit van lessen gaat, de middelen ook daarnaartoe moeten gaan? Dat er normen zouden kunnen komen voor bijvoorbeeld de overhead en voor de soms gigantische energie die onderwijsinstellingen besteden aan leuke dingen voor kinderen en pr-activiteiten?
Ten vijfde. Is de minister bereid om de NPO-middelen, die slechts voor twee jaar zijn toegekend, alsnog uit te smeren over vier jaar, met de uitdrukkelijke opdracht de lerende cultuur op scholen daarmee te faciliteren? Of is dit, vanwege de tweejarige verplichtingen die scholen wellicht reeds zijn aangegaan, een achterhaald idee?
Ten zesde. Samen met mevrouw Paul van de VVD heb ik een motie ingediend die oproept tot een Rekenkameronderzoek naar de besteding van de NPO-middelen, in de wetenschap dat er eigenlijk geen onderzoek kan komen voor een plan zonder vooraf gesteld doel en zonder een goede analyse. Hoe ziet de minister dat en op welke manier zorgen wij ervoor dat wij in dit huis wel grip en zicht krijgen op het hoe van de besteding van die middelen? We moeten voorkomen — en ik ben er doodsbang voor dat dit gaat mislukken — dat wij over een jaar zeggen: mooi, die 8,5 miljard euro hebben we fijn verbrand, en verder is er niks duurzaam verbeterd.
Tijdens het debat over de begroting van Economische Zaken heeft mijn collega Mustafa Amhaouch de vinger op de zere plek gelegd. We hebben zo veel meer technisch en praktisch opgeleide mensen nodig. De opgaven op het gebied van bouwen en verduurzamen zijn zo groot dat we het ons niet langer kunnen veroorloven om lijdzaam toe te kijken hoe ontzettend klein de instroom in praktische beroepen is. Is de minister het met het CDA eens dat er een bizar groot tekort is aan jongens en meisjes met een praktische opleiding in de techniek en de zorg? En is de minister het met het CDA eens dat de opleidingen waarvan zeker is dat daarmee geen of nauwelijks werk gevonden kan worden, minder bestaansrecht hebben? Tot welke conclusies leidt dit dan?
Als wij het een goed idee vinden dat kinderen op het mbo een vak leren waarin ook werk is, hoe verbeteren wij dan de doorstroom van het vmbo naar het mbo? Hoe zorgen wij er dan voor dat de technische afdelingen op het vmbo ook openblijven? In hoeverre is het mbo voldoende materieel en immaterieel toegerust om de gevolgen van die impuls in het vmbo aan te kunnen?
Hoe kunnen we ervoor zorgen dat de samenwerking tussen bedrijfsleven en het mbo nog beter wordt? Zit hier geen oplossing voor het lerarentekort op mbo's? Scholen leveren stagiairs die ook kunnen produceren, en bedrijven leveren oudere werknemers die als praktijkondersteuner of zelfs als docent op een mbo kunnen werken, waardoor zij ook bijdragen aan de meester-gezelrelatie. Kunnen mbo's bijvoorbeeld geen productielijnen bemannen binnen een technisch bedrijf? Hoe ziet de minister dat? Kan daarop gereflecteerd worden?
Binnen het hoger en vooral binnen het wetenschappelijk onderwijs neemt het aantal studenten maar toe en toe. Tot wiens heil is dat eigenlijk? Blijven al die buitenlandse studenten hier werken of leiden we mensen, deels met Nederlands belastinggeld, op om in het buitenland onze kennis te gelde te maken? Wat doet dat dan met de kwaliteit van ons onderwijs, dat noodgedwongen deels in het Engels zal moeten worden gegeven? Ik ben zelf leraar geweest. Ik was nog niet eens de allerbeste, maar in het Engels was ik het al helemaal niet geweest. Hoe garandeert de minister dat Nederlandse kennis via studenten niet misbruikt wordt en in handen valt van regimes die er mensenrechten mee schenden?
Tot slot: burgerschap. Mevrouw Paul heeft daar namens de VVD al over gesproken. Het is van essentieel belang om juist in deze verwarrende tijden in te zetten op goed burgerschapsonderwijs. En echt, leraren zitten soms met hun handen in het haar omdat ze niet geleerd hebben hoe ze dat het beste kunnen aanpakken. We hebben de thema's hier te pakken gehad. We hebben het gehad over lhbti-problematiek en over vervolging in de oorlog. Ze hebben niet geleerd hoe ze dat het beste kunnen aanpakken. De afgelopen jaren heeft bijvoorbeeld de Respect Foundation van Awraham Soetendorp hier veel aan gedaan en geld gekregen via de SZW-begroting om het broodnodige werk daar voort te zetten. Wij vinden dat het nu tijd wordt dat OCW haar verantwoordelijkheid neemt. Wij sluiten ons bij dezen aan bij de woorden van mevrouw Paul om daar weer werk van te maken.
Dan sluit ik af. In onze geïndividualiseerde samenleving zijn we het een beetje verleerd, maar wij zijn personen in relatie tot een ander; wij bestaan dankzij en voor elkaar. Ook in het onderwijs zijn we dat soms een beetje kwijt. Samen, elke dag een klein beetje beter, met liefde en focus: onze kinderen hebben dat broodnodig en wij kunnen dat bieden.
Ik was het vergeten te zeggen, maar ik sprak deze tekst mede uit namens de ChristenUnie.
De voorzitter:
Er is een interruptie van de heer Kwint van de SP.
De heer Kwint (SP):
Ik hoor een hoop mooie woorden, waar ik het oprecht mee eens ben en waar we elkaar de komende jaren ook wel op kunnen gaan vinden. Wanneer het bijvoorbeeld gaat over het belang van de basisvaardigheden, dan zijn we het daar totaal over eens. Het is te gênant voor woorden dat steeds meer kinderen tegenwoordig de facto laaggeletterd van school komen. Maar gaan we de komende dagen iets bereiken om dat te verbeteren?
De heer Peters (CDA):
Met het eerste deel was ik het sowieso eens, meneer Kwint. Ik weet zeker dat wij de komende jaren op heel veel punten mooie dingen kunnen doen voor de mensen. Ik ben blij dat u onze mooie woorden kan waarderen. Maar ik neem aan dat u, achter uw vraag of wij hier de komende dagen iets kunnen bereiken, eigenlijk vraagt of ik van plan ben een amendement te steunen buiten de formatieonderhandelingen om. Als ik de vraag zo mag interpreteren, dan is het antwoord "nou, nee".
De voorzitter:
Uw laatste interruptie, meneer Kwint.
De heer Kwint (SP):
Los van dat ik dat een vrij bizarre taakopvatting vind, is het zo dat wij hier de wetgevende macht zijn. Wij hebben hier een begrotingsdebat en wij stellen hier een begroting vast. Het is geen bezigheidstherapie, zoals ik ook al tegen de heer Van Meenen zei. Maar kunnen we, los van met grote potten geld schuiven, nog iets aan concrete beleidswijzigingen verwachten? Gaan we vandaag nog iets doen om er bijvoorbeeld voor te zorgen dat er meer aandacht komt voor die basisvaardigheden in het onderwijs? Stellen we leraren beter in staat om ervoor te zorgen dat kinderen niet laaggeletterd het onderwijs verlaten? Accepteren wij dat niet? Of ligt dat ook allemaal op de formatietafel?
De heer Peters (CDA):
Volgens mij ben ik echt heel helder geweest. Ik zeg niet alleen vandaag maar al tijden, dat ik het helemaal niet accepteer dat wij kinderen als functioneel analfabeet van school laten gaan. Volgens mij ligt dat ook aan het feit hoe we kinderen dat didactisch proberen te leren. Dat is voor mij niet vrijblijvend. Het kan echt niet dat wij dat op manieren doen die niet wetenschappelijk bewezen effectief zijn. Ik heb dingen gezien. Ik heb iemand gesproken die zei: mijn dochter komt terug met een leeg schrift, vanaf de zomer. Het is nu november. Hoe komt dat dan? Ze zei: de juffrouw legt het uit, dan gaat het stoplicht op rood en dan moet ik het zelf doen en zelf nakijken. Dan komt er dus niks van terecht. Het is moeilijk om vanaf hier met een toverstok alles te regelen, maar ik wil daar zeker het een en ander op bereiken. Eens. En als er voorstellen komen, dan gaan we daar samen naar kijken.
Waar ik heel duidelijk in ben — ook al is dit geen bezigheidstherapie — is dat we wel in coalitieonderhandeling zijn. En voordat uw vervolgvraag komt: ik mag toch hopen dat dat niet al te lang meer gaat duren. Maar dat zijn wel de kaders waarbinnen ik werk. Alles wordt in samenhang bekeken. Ik kan hier geen amendementen steunen die geld gaan kosten. Zo makkelijk is het.
De voorzitter:
Dank u wel. Daarmee zijn we ... Ik zie nog een interruptie van mevrouw Westerveld van GroenLinks. Gaat uw gang.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
In aanvulling op de heer Kwint vraag ik me ook een klein beetje af wat we hier doen. We behandelen een hele belangrijke begroting. Het geldt voor onszelf, maar ik weet ook van een aantal andere partijen dat we tot op het laatste moment woorden aan het schrappen zijn, omdat we niet zo heel veel spreektijd hebben. We proberen dus echt om de juiste woorden te pakken en straks de juiste voorstellen te doen. Dan vind ik het best wel zuur dat we van verschillende coalitiepartijen wel horen wat er allemaal gedaan moet worden, maar dat de deur tegelijkertijd potdicht lijkt te zitten. Dan vraag ik me af wat we hier dan eigenlijk aan het doen zijn, al helemaal in ontzettend drukke weken als deze. Ik zal voor mezelf spreken, maar het zijn weken waarin ik merk dat ik een kort lontje begin te krijgen door het slaapgebrek. Dat kan er misschien ook mee te maken hebben. Maar de vraag is natuurlijk wel: hoever kunnen we gaan?
De heer Peters (CDA):
Korte lontjes krijg ik persoonlijk meer door honger dan door slaapgebrek. Dat weet u, want we kennen elkaar. Dat is overigens niet per se wat er nu aan de hand is.
Laten we niet naïef zijn. U weet ook hoe het werkt. Als er coalitieonderhandelingen zijn, dan kan ik niet gauw even stukjes verkiezingsprogramma van het CDA buiten het coalitieprogramma om werkelijkheid proberen te maken in de weken dat die onderhandelingen er zijn. Dat weet u ook. Daar wil ik het bij laten, maar dat wil niet zeggen dat wat u hier doet, bezigheidstherapie is. Dat is zeker ook niet hoe ik ervaar wat ik hier doe. Ik probeer richting te geven met een van de drie dingen die wij kunnen doen: met woorden, met begroting en met wetgeving. In dit geval is het inderdaad vooral met woorden en met deze begroting.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Peters. Ik stel voor dat wij ongeveer drie kwartier schorsen en wel tot 19.55 uur. Dan starten we het debat met mevrouw Westerveld als eerste spreker.
De vergadering wordt van 19.09 uur tot 19.55 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik heropen de vergadering en vraag de leden om hun plaatsen in te nemen. Aan de orde is het vervolg van de begroting Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Collega's, we gaan weer beginnen!
Mevrouw Gündoğan wil heel graag vóór mevrouw Westerveld het woord voeren. Beiden hebben dat afgestemd en ik hoop dat de collega's er geen bezwaar tegen hebben dat we even een andere volgorde doen. Dat heeft te maken met het feit dat mevrouw Gündoğan wat eerder weg moet. Dank u wel.
Dan geef ik het woord aan mevrouw Gündoğan van Volt voor haar inbreng.
Mevrouw Gündoğan (Volt):
Dank u wel, voorzitter. Zeeuws Meisje, u weet het toch: dat is beste kwaliteit. En weet u ook dat u voor die beste kwaliteit nooit een cent te veel betaalt? Echt Zeeuws Meisje! Ik heb het al vaker gezegd: het adagium van Zeeuws Meisje is als geen ander van toepassing op het onderwijsbeleid van de afgelopen kabinetten. We trekken dan misschien 8,5 miljard uit voor de schade die de coronacrisis heeft veroorzaakt in ons onderwijs, maar we vergeten daarbij voor het gemak even dat de noodklok al decennialang geluid wordt door docenten, ouders, wetenschappers, leerlingen en studenten, rapport na rapport. En het kabinet lijkt daarbij ook te vergeten dat je met incidenteel geld geen structureel probleem kan oplossen.
Voorzitter. Ik sprak tijdens het VWS-begrotingsdebat van drie weken geleden over een van de meest hardnekkige problemen in onze maatschappij, armoede, en over hoe belangrijk het is dat we dit probleem domeinoverstijgend aanpakken. Die armoede heeft op verschillende manieren invloed op onderwijs. Armoede is namelijk ook van grote invloed op de schoolloopbaan van een kind. Volt pleit daarom voor onderwijs dat ware kansengelijkheid biedt en kansenongelijkheid actief helpt te voorkomen door bijvoorbeeld gratis kinderopvang en voorschoolse educatie vanaf 2,5 jaar, door gratis schoolmaaltijden, door brede brugklassen en door latere selectie. Maar we willen dat ook voorkomen door segregatie in ons onderwijs en uitsluiting van leerlingen aan te pakken, met extra aandacht voor lhbti-kinderen.
Voorzitter. Veel punten zijn al aan bod gekomen, maar ik wil er een aantal voor Volt belangrijke punten uitlichten. Ik wil beginnen met het meest nijpende probleem in het funderend onderwijs: het lerarentekort. We weten hoezeer de kwaliteit van ons onderwijs valt of staat met de kwaliteit van docenten en schoolleiders. Het vak van docent kampt, naast het probleem om docenten te behouden, met het probleem om mensen aan te trekken. Hoe kunnen we de pabo's en docentenopleidingen nog aantrekkelijker maken, ook voor zijinstromers? Hoe kijkt de minister naar minder lesuren per jaar en meer richting het Europese gemiddelde?
Dan de basisvaardigheden. We zien dat de minister hierop wil inzetten door de lesmethodes te verbeteren en het leesoffensief voort te zetten. Maar is dit niet te mager? Waar wil de minister over acht jaar staan? Ligt daar nu een duidelijk stappenplan voor, over kabinetsperiodes heen?
Dan de staat van onze schoolgebouwen. Volt sluit zich op het gebied van deze kwestie aan bij de oproep van de VNG, de PO-Raad en de VO-raad. Ook vanuit Volt klinkt dus de oproep, al helemaal gezien de pandemie en het belang van een goede luchtkwaliteit, om extra te investeren in duurzame schoolgebouwen en om ook dit vooral domeinoverstijgend te regelen. Graag een reactie van de minister op deze oproep over hoe dit beter kan.
Ook binnen het mbo zijn de achterstanden aanzienlijk. Heeft de minister een plan klaarliggen voor als de coronamaatregelen het praktijkonderwijs opnieuw zullen bemoeilijken? Wat doet de minister aan het oplossen van het stagetekort?
Over dat stagetekort: uit onderzoek van het Verwey-Jonker Instituut bleek dat studenten met een migratieachtergrond nog steeds bovengemiddeld vaak gediscrimineerd worden. Hoe wil de minister stagediscriminatie actiever tegengaan?
Voorzitter. Dan ons hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek. Daar zien we als Volt ook een aantal nijpende punten. We kennen natuurlijk allemaal de structurele tekorten waarmee de universiteiten kampen. We weten dat dit onderwerp voor de formatietafel bestemd is, maar willen het toch nogmaals benadrukken. Er is structureel minimaal 800 miljoen extra nodig, met daarbovenop 300 miljoen incidenteel. Daarbovenop werden we in september ook nog opgeschrikt door het bericht dat er tussen 2026 en 2033 jaarlijks 40 miljoen euro, en in totaal dus 320 miljoen, bezuinigd wordt op de universiteiten vanwege ICT-problemen bij DUO, nota bene. Voor Volt is dit niet te verantwoorden en geeft dit aan hoe makkelijk er omgegaan wordt met de financiering van onze universiteiten. Staat de minister nog steeds achter dit besluit?
Voorzitter. Wat betreft onderzoek en innovatie weten we dat de Europese doelstellingen van Lissabon bij lange na niet gehaald worden. 3% van het bbp voor onderzoek en innovatie is voor Nederland meerdere bruggen te ver gebleken. Zelfs de 2,5%, nota bene onze eigen doelstelling, is niet gehaald. We weten hoe hard deze investeringen, in zowel vrij als missiegedreven onderzoek, nodig zijn voor Nederland en Europa om de uitdagingen van deze eeuw aan te kunnen. Dan hebben we het nog niet eens gehad over het financiële rendement. Iedere euro die wordt geïnvesteerd in onderzoek en ontwikkeling levert het viervoudige tot vijfvoudige op. Niet investeren kost ons bovendien geld op termijn. Ook het Europees Parlement dringt erop aan om fors extra te investeren in onderzoek en innovatie. De Rabobank heeft de voorstellen van de Kenniscoalitie onlangs doorgerekend. Ik zou zeggen: neem ze ter harte en voer ze uit.
Voorzitter. Dan nog een ander belangrijk onderwerp: de mentale gezondheid van onze studenten, waarmee het er rampzalig voor staat. Wat gaat de minister doen, bijvoorbeeld via bekostiging of selectiemechanismen, om de druk voor hen aanzienlijk te verlagen? Ook de druk voor internationale studenten is hoog. Hoe kijkt de minister bijvoorbeeld naar de 56 uurseis voor deze groep om voor studiefinanciering in aanmerking te komen?
Voorzitter. Naast de problemen binnen ons onderwijs, zien we ook mooie kansen voorbijkomen. De belangrijkste die we als Volt willen uitlichten, is de digitalisering binnen ons onderwijs. Die heeft een enorme uitkomst geboden tijdens de pandemie. Maar de 80 miljoen euro die wordt vrijgemaakt om digitalisering binnen het onderwijs verder te bevorderen, lijkt mij niet voldoende. Ook de minister gaf aan dat er meer mogelijk is. Wat zijn de ideeën van de minister hierover?
Dan wil ik uiteraard, passend bij Volt, nog even ingaan op Europa, specifiek op het Erasmusprogramma, het ALMA-initiatief en het Europese Universiteiten-initiatief.
Het Erasmusprogramma. Ziet de minister in het kader van Europees burgerschap mogelijkheden om de toegang tot dit programma voor mbo- en hbo-studenten op dezelfde manier mogelijk te maken als voor wo-studenten het geval is?
Ten tweede het ALMA-initiatief. ALMA staat voor Aim, Learn, Master, Achieve. Het is een jeugdmobiliteitsinitiatief dat specifiek inzet op jonge mensen die slecht toegang hebben tot werk, onderwijs of training. Het programma zet specifiek in op jongeren die steeds buiten de boot vallen en vult als het ware de hiaten van het Erasmus+-programma. Wat is de visie van de minister ten aanzien van dit programma? Wat was de Nederlandse positie ten aanzien van dit programma? Welke stappen zal Nederland zetten om dit programma onder de aandacht te brengen van de mensen waarvoor het bedoeld is?
Ten derde het initiatief aangaande Europese universiteiten. Dit is een wereldwijd, uniek initiatief dat ons helpt om een langetermijnimpact te realiseren op het gebied van innovatie en kenniscirculatie binnen Europa. Dit initiatief staat niet op zichzelf, maar is een overkoepelend initiatief op het gebied van onderwijs, onderzoek, valorisatie, digitalisering en internationalisering. De Europese Raad is heel enthousiast over het netwerk en pleit voor versterking. Maar waar pleit de minister in dit kader voor? Zo zien we geen nationale bekostiging voor dit programma, terwijl dat er in andere landen zoals Kroatië, Polen, Cyprus, Finland en Italië wel is. Graag een reflectie.
Ik moet afronden. We sluiten ons graag aan bij wat de PO-Raad en de AOb bepleiten: een heus deltaplan. We moeten gewoon slimmer hiermee omgaan. Ik ga mijn laatste stukje maar inkorten, want ik ben door mijn tijd heen.
Dank.
De voorzitter:
Er is een interruptie van mevrouw Van der Woude van de VVD en daarna van de heer Peters van het CDA.
Mevrouw Van der Woude (VVD):
U gaat van mij extra spreektijd krijgen.
Mevrouw Gündoğan (Volt):
Nou, kijk aan.
Mevrouw Van der Woude (VVD):
Ik heb u net gehoord en dacht: misschien komt het nog. U bepleit meer geld voor het hoger onderwijs. Ik denk dat u ook refereert aan het PwC-rapport dat we allemaal kennen. Daar staat inderdaad "meer geld" in, maar er staan ook nog een heleboel andere dingen in. Ik mis de inhoudelijke richting: wat wilt u, behalve meer geld? Want de reden dat er meer geld nodig is, is natuurlijk ook dat de studentenaantallen, zowel Nederlandse studenten als internationale, onbeheersbaar zijn gegroeid de afgelopen jaren en wij daar niet echt grip op hebben. Dus dat is eigenlijk mijn vraag. Er staat ook een aanbeveling in om iets te doen aan kleine studies: kijk of je daar efficiënter kan zijn, kijk naar je onderzoekambities en richt die beter. Dus wat zijn daar uw plannen? Anders staan we over vijf jaar hier weer.
Mevrouw Gündoğan (Volt):
Ik zou zeggen: wees nou niet zo zuinig. Willen we wat met onze kenniseconomie, het verdienmodel — er werd eerder vandaag in deze zaal gepleit voor het vestigingsklimaat van Nederland — dan denk ik dat we kortzichtig en voor de korte termijn bezig zijn als we het aantrekkelijke aan Nederland en aan het studeren hier tekortdoen doordat we denken dat we de financiering ervan niet rond kunnen krijgen. Ik denk juist dat deze uitgaven prima bij de staatsschuld kunnen. Want ze renderen, zoals is doorgerekend door onder anderen de hoogleraren Jacobs en Van Praag. Zij tonen aan dat onderwijs ongeveer met 8% rendeert terwijl de staatsobligaties op 0% staan.
De Rabobank heeft de voorstellen van de Kenniscoalitie doorgerekend. Het vervelende aan de politiek is dat wij per vier jaar of per jaar worden beoordeeld, terwijl dit investeringen zijn die we vandaag doen maar waarvan we pas de vruchten plukken in de toekomst. Ik daag u, de VVD, uit om dit stukje investering voor de toekomst van ons vestigingsklimaat en voor de toekomst van onze kenniseconomie anders in de boeken te gaan zetten. Ik vraag niet om een carte blanche; ik bepleit geen creditcard. Het zijn wijze uitgaves die in de toekomst voor ons gaan renderen.
Mevrouw Van der Woude (VVD):
Volgens mij staat in ons verkiezingsprogramma dat we willen investeren in onderwijs en wetenschap. Maar ik probeer antwoord te krijgen op mijn vraag. U zegt: we moeten meer geld uitgeven; ik vind dat u meer geld moet uitgeven; wij willen meer geld uitgeven en investeren. Het is mij dus echt helemaal duidelijk dat u meer geld wilt uitgeven. Maar waaraan precies? Aan alles? Heeft u er een keuze in gemaakt? Wat gaat u doen aan de studentenaantallen? En wat betreft investeren in onderzoek: er wordt niet bedoeld "investeer maar overal in, doe alles een beetje", maar "investeer gericht in onderzoek dat onze toekomst dient". Wat voor soort onderzoek is dat volgens u?
Mevrouw Gündoğan (Volt):
Ik denk niet dat het gezond zou zijn als ik als politica ga beslissen en op de stoel van de academie ga zitten. Maar om een richting te geven, iets wat ik heb gehoord en wat ik denk dat zinnig is: ik denk niet dat we moeten beknibbelen op de studentenaantallen. Daar moeten we ruimhartig in zijn. Shell gaat hier weg, maar er komt een Israëlisch bedrijf voor terug. Dat zegt wat over de kenniscultuur hier in Nederland. Uw partijgenoot Pieter Duisenberg zegt dat we hier een Boston aan de Noordzee kunnen maken. Ik denk dat wij als Nederland een nieuw stuk Europa kunnen claimen, namelijk het kenniscentrum. Daar hebben wij de infrastructuur voor. We hebben goede universiteiten daarvoor. Dan kunnen we ook stijgen op de ladder en behouden we ons goede vestigingsklimaat. Ik zie dat misschien wat ruimer tegemoet omdat ik denk dat dit een goede investering is. Ik wil niet beknibbelen. Waar zou je het geld dan aan moeten uitgeven? Ik denk dat de universiteiten en de NWO een heel goed beeld hebben van waar Nederland goed in is. Wageningen doet het heel goed. Eindhoven doet het heel goed. Leiden doet het heel goed. Er zit ontzettend veel kennis in de universiteiten. Zij zijn gespecialiseerd. Laten we hen helpen om alleen nog maar krachtiger en weerbaarder te worden de eenentwintigste eeuw in.
Mevrouw Van der Woude (VVD):
Ik begrijp dat u vanuit OCW geen enkele richting wilt geven aan dat beleid. Vindt u niet dat EZK dan een missiegedreven innovatiebeleid moet hebben dat wel degelijk richting geeft?
Mevrouw Gündoğan (Volt):
Ik denk dat het en-en moet zijn. Dat bepleit ik ook in mijn inbreng. Wij profiteren nu bijvoorbeeld van die mRNA-vaccins. Toen twintig jaar geleden fundamenteel onderzoek daarnaar werd gedaan, kon niemand bedenken — misschien een enkeling, maar de meesten van ons in ieder geval niet — dat daar ooit nog eens vaccins uit zouden voortkomen waar we nu profijt van hebben. Dus ik denk dat je ook academische vrijheid moet gunnen, die misschien pas over 15 of 30 jaar gaat renderen. Maar het gaat renderen; onderzoek is nooit weggegooid geld. Ik denk dat je er tegelijkertijd goed aan doet om op dit moment onderzoek te doen naar de dringende problemen van nu, zoals dat van mobiliteit. Hoe kunnen we dat slimmer en efficiënter oplossen? Dat zou je bijvoorbeeld meer vanuit EZK kunnen financieren. Dus het moet en-en zijn, denk ik.
Mevrouw Van der Woude (VVD):
Dus toch allebei. Dat hoor ik hieruit.
Mevrouw Gündoğan (Volt):
Ja, dat zei ik al eerder.
Mevrouw Van der Woude (VVD):
Ja, ik weet het niet. Ik vind het een beetje een woordenrook. Ik heb er niet helemaal uit kunnen destilleren wat u nu wilt in het onderwijsbeleid, behalve meer geld uitgeven. Dat is me wel heel duidelijk. Dan heb ik nog één vraag: wat wilt u doen aan de aansluiting hoger onderwijs-arbeidsmarkt?
Mevrouw Gündoğan (Volt):
Volgens mij is het allerbelangrijkste daarin dat je gewoon een goed perspectief biedt aan leerlingen of studenten in de zin van: wat kun je ergens nou mee worden en wat niet? Maar ook daarin denk ik dat vrijheid een groot goed is. Ik weet niet, om het even oneerbiedig te zeggen, wat uw bouwjaar is. Dat van mij is '77. Er zijn beroepen gekomen waarvan ik, toen ik een jong meisje was of zelfs toen ik op het vwo zat, absoluut niet had kunnen bedenken dat die nu zouden bestaan. Dat er mensen zouden zijn die 3D-printers kunnen bouwen en maken, wist ik als 18-jarige niet. Dus laten we de wetenschap en het onderwijs een stuk vrijheid gunnen om steeds met de tijd mee te gaan. Ik heb daar vertrouwen in.
Mevrouw Van der Woude (VVD):
Dat is hetzelfde verhaal. Ik bewaar mijn laatste interruptie.
De voorzitter:
Ja. Dan geef ik het woord aan de heer Peters van het CDA voor een vraag.
De heer Peters (CDA):
Nou ja, ik dacht: ik geef ook wat extra spreektijd. Dat van het hoger onderwijs is mij helder: al het geld dat je aan het hoger onderwijs geeft, rendeert 8%. Daar hoef je van tevoren geen richting aan te geven. Dat is heel gemakkelijk. Als dat zo zou werken, zou dat mooi zijn, denk ik. Daar blijf ik dan maar bij weg. Maar u had het ook over het deltaplan voor het funderend onderwijs. Ik ben benieuwd welke visie daaraan ten grondslag ligt.
Mevrouw Gündoğan (Volt):
Dat heeft, dacht ik, gisteren groot in Het Financieele Dagblad gestaan. Dat waren voorstellen vanuit met name de AOb en de PO-Raad. Die gaan grotendeels over hoe je het vak van leraar aantrekkelijker maakt en hoe je het aantrekkelijk houdt. Dat gaat ook om het feit dat het niveau omhoog moet. Maar de grote boodschap van beide heren, zoals ik die heb begrepen, is dat je het geduld moet hebben om zo ongeveer tien jaar te nemen om de huidige achterstanden weg te werken. Dit gaan we niet in twee jaar kunnen doen. Daarvoor zijn er te veel achterstanden en is er te veel ongelijkheid in het onderwijs. Sommige scholen doen het hartstikke goed. Andere doen het helaas niet goed. We moeten met wat geduld en compassie iedereen meer omhoog krijgen.
De voorzitter:
De heer Peters tot slot.
De heer Peters (CDA):
Dat lijkt me een probleemanalyse, maar niet de visie voor een oplossing.
Mevrouw Gündoğan (Volt):
O, sorry.
De heer Peters (CDA):
Nee, laat maar, want dat kost mij mijn volgende interruptie.
De voorzitter:
Nou, nee. Deze telt niet.
Mevrouw Gündoğan (Volt):
Het was niet bedoeld om u een interruptie af te pakken. Dit is heel prematuur, maar ik omarm dat idee. Ik heb kort met de heren gesproken over hoe je dat dan zou kunnen doen. Het zou als een nationaal groeifonds eruit kunnen zien. Dan zet je het een stuk van de politiek af, zodat het bij een volgend kabinet niet weer een complete koerswijziging gaat krijgen, een beetje zoals de Finnen het hebben gedaan om hun onderwijs met een wat langere adem gewoon weer omhoog te trekken. Ik denk dat daar elementen in zitten die we serieuzer moeten bestuderen als we warm tegenover een deltaplan staan. Want ik denk dat het in ieder geval u — want van u weet ik het — en mij aan het hart gaat dat ons onderwijs niet naar voren maar naar achteren holt. Dus is het echt tijd om dat met elkaar uit het slop te trekken.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Gündoğan. Dan geef ik het woord aan mevrouw Westerveld van GroenLinks.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Dank, voorzitter. Niet eerder maakte ik zo'n bijzondere begrotingsbehandeling mee. Enerzijds bulkt deze Onderwijsbegroting van het geld door de 8,5 miljard van het Nationaal Programma Onderwijs. Aan de andere kant zien we dat er onvoldoende wordt geïnvesteerd om de problemen op de langere termijn op te lossen. Ik moet u eerlijk zeggen: dat voelt best wel een beetje ongemakkelijk, want er zijn enorme problemen.
Neem het lerarentekort. Dat kwam niet uit de lucht vallen. Al tientallen jaren werd voorspeld dat er een lerarentekort aan zat te komen, en opeenvolgende kabinetten weigerden voldoende te investeren. We zien hetzelfde met dalende schoolprestaties, met kansenongelijkheid, met het groeiend aantal thuiszitters, met de vercommercialisering, met de oudere schoolgebouwen, en bij de financiering van het hoger onderwijs en de werkdruk aldaar. Dat zijn allemaal zaken die doorgeschoven werden of pas worden opgepakt als het echt niet meer anders kan, met als gevolg dat beide Onderwijsministers flink aan het dweilen zijn geweest, maar wel met de kraan wagenwijd open.
Voorzitter. Toen kwam daar ineens de coronacrisis en was er van alles mogelijk. In heel korte tijd kwam er 8,5 miljard op tafel te liggen. En begrijp ons niet verkeerd: we zijn hartstikke blij met alle investeringen in het onderwijs, maar het schuurt wel. Want deze crisis, de coronacrisis, is ontzettend urgent. Maar, zo zou ik beide ministers willen vragen, is de crisis die "lerarentekort" heet, dan niet urgent? En de crisis dat nog veel te veel leerlingen thuiszitten? En de crisis dat waar je geboren wordt nog steeds een groot verschil maakt in de kansen die je hebt? En de crisis van het hoger onderwijs, dat het gewoon niet meer trekt? Ik wil de ministers vragen of ze het met GroenLinks eens zijn dat dit ook crises zijn en dat die alleen maar groter worden als we niet nú beginnen met plannen maken en nú beginnen met investeren.
Voorzitter. We lezen in de begroting dat het geld van dit jaar voor het Nationaal Programma Onderwijs niet helemaal opraakt. Dat was natuurlijk ook wel te voorspellen als je in heel korte tijd 8,5 miljard op tafel legt en zegt: u heeft kort de tijd om het uit te geven. Maar weet de minister ook hoeveel geld er overblijft? Blijft dat in het onderwijs? Wij denken aan een motie op dit punt.
Voorzitter. Ik had ook een beetje een grommomentje bij de brief waarin staat: "Het is opvallend dat hoewel het knelpunt van een krappe arbeidsmarkt en het incidentele karakter van de extra middelen dus vaak genoemd wordt, scholen vaak interventies kiezen waarvoor extra personeel nodig is". En even verderop: "We zoeken met hen naar oplossingen". Hoezo opvallend? We weten echt al jarenlang dat er een krappe arbeidsmarkt is en al jarenlang dat er veel te weinig mensen zijn. Vervolgens wordt aan het onderwijs gevraagd om met extra geld zaken te doen. Dan is het niet zo gek dat het onderwijs naar manieren kijkt om personeel aan te trekken, en dat ze dat niet kunnen vinden omdat er een krappe arbeidsmarkt is. Welke oplossingen ziet de minister dan? Wat gaan we daar de komende tijd echt aan doen?
Voorzitter. We maken ons ook zorgen dat nu juist commerciële bureaus een extra boost krijgen. Daar heb ik met de heer Kwint ook al voor de aanvang van de coronacrisis heel vaak moties over ingediend en al heel vaak wat van gezegd, maar we zijn echt bang dat juist door dit extra geld al die commerciële bureaus een extra boost krijgen, en dat het er veel meer worden. Ik krijg graag een reactie op dat punt. Ik wil nog een keer duidelijk zijn: de oplossingen voor structurele problemen in het onderwijs mogen nooit gevonden worden in particulier onderwijs. Dat moet onderwijs voor ieder kind zijn, goed onderwijs voor ieder kind.
Voorzitter. Nog zo'n punt dat we niet mogen vooruitschuiven: passend onderwijs en thuiszitters. Dat is ook een groep kinderen waar nu in geïnvesteerd zou moeten worden. Zoals de minister ook wel weet, vind ik al langer dat kinderen zo veel mogelijk samen naar school moeten kunnen, omdat je dan ziet dat kinderen met en zonder handicap van elkaar kunnen leren. Daarom ben ik ook zo'n fan van de "Samen naar School"-klassen, waarbij dat gebeurt. Maar ik heb wel een paar vragen aan de minister. Hoe zorgt hij ervoor dat zijn ambitie, dat over vijftien jaar inclusief onderwijs de norm is, wordt gehaald en dat het geen lege woorden zijn? Is de minister het met mij eens dat dit niet doorgeschoven kan worden en dat we geen tijd te verliezen hebben? Waarom is dan het voortbestaan van bewezen goede initiatieven, zoals de Monnikskap in Nijmegen, onzeker? Ik zou ook tegen de minister willen zeggen: dan valt het maar buiten de bestaande financieringskaders. Laten we vooral doen wat werkt. En deze school werkt. Dat hebben ze laten zien.
En hoe staat het met de uitvoering van de verbetermaatregelen voor passend onderwijs, specifiek de onderwijs-zorgarrangementen? Ik hoorde andere woordvoerders ook al over de petitie van het vso dat zegt: wij willen gespecialiseerd onderwijs worden. Ik ben heel benieuwd wat de plannen zijn op dat vlak.
Voorzitter. Wij hebben een amendement om een specifieke groep leerlingen in het praktijkonderwijs en een specifieke groep vavo-studenten recht te geven op een ov-kaart. Want wat ons betreft mogen reiskosten nooit een belemmering zijn om onderwijs te volgen. We hebben in de toelichting op het amendement aangegeven waarom we dit amendement hard nodig vinden.
Voorzitter. Ook als coronawoordvoerder wil ik deze ministers een paar zaken vragen. Als eerste: wat gaan ze nu doen om te zorgen dat het onderwijs de komende weken veilig open kan blijven? Ik ben de allerlaatste om te zeggen dat we de scholen makkelijk dicht moeten doen, maar we mogen onze ogen er ook niet voor sluiten dat veel besmettingen op scholen plaatsvinden, en dat er gewoon nog veel meer gedaan kan worden om de scholen veilig te houden. Dan heb ik het over ventilatie, mondkapjes, afstand houden, en ook over preventief testen. We hebben daar de afgelopen maanden ook een paar voorstellen voor gedaan, niet per se in onderwijsdebatten, maar in coronadebatten. Ik hoor ook graag hoe deze ministers naar die voorstellen kijken en wat er bijvoorbeeld gedaan gaat worden op het vlak van preventief testen. We moeten daar gewoon echt haast mee maken, want we weten dat ons een moeilijke winter te wachten staat. Gisteravond stond ik hier met een aantal andere woordvoerders tijdens de coronadebatten. Het heeft echt ontzettend haast dat we scholen veiliger maken, zodat ze open kunnen blijven, maar ook om de besmettingen in de hand te houden.
Voorzitter. Dan het hoger onderwijs, want ook hier is jarenlang niet in geïnvesteerd. Er is sprake van achterstallig onderhoud. Begin dit jaar liet het PwC-onderzoek naar bekostiging zien dat het hoger onderwijs structureel 1,1 miljard tekortkomt. Dat is niet zomaar een rapport zoals er vele rapporten zijn. Dat is een rapport waarin is aangetoond dat het hoger onderwijs geld tekortkomt. Sterker nog, met de gestegen studentenaantallen van nu durf ik wel te beweren dat het veel meer is dan die 1,1 miljard. Bij de alternatieve opening van het academisch jaar hoorde ik minister Van Engelshoven begrip tonen voor de actievoerders. Zij zei ook: "Wacht nou een tijdje. We zijn bezig met het hoger onderwijs. We zien dat er een miljard bij moet." Ik haalde eigenlijk al opgelucht adem na die bijeenkomst, die best pittig was. Ik vond het heel goed dat de minister daar was. Maar het was later wel een bittere pil dat deze verrassing een donkere wolk bleek, omdat er in de Onderwijsbegroting wel toekomstige bezuinigingen zitten. Dus ik ben heel benieuwd wat het nieuwe kabinet gaat doen, maar de Onderwijsbegroting belooft niet zo heel veel goeds voor het hoger onderwijs.
Voorzitter. Het antwoord "dat is aan een volgend kabinet" als we vragen om investeringen, kan ik inmiddels wel dromen. Wij vinden dat het ook in het hoger onderwijs onverantwoord is om belangrijke investeringen nog langer door te schuiven, want we weten van de problemen. We kregen vorige week nog een brandbrief van studenten, docenten en bestuurders die allemaal zeggen: begin nu; nu moet die keuze gemaakt worden.
Voorzitter. Bijna twee derde van het hogeronderwijspersoneel ervaart een hoge of zeer hoge werkdruk. Onderzoekers komen vaak niet meer toe aan onderzoeken en moeten dat doen in de avonduren en de weekenden. Investeren in wetenschappelijk onderzoek is ook noodzakelijk als we internationaal willen blijven meedoen, maar met de huidige investeringen voldoen we in 2030 niet aan de afgesproken 3%-norm. Juist de afgelopen twee jaar zouden toch het keiharde bewijs moeten zijn van de onschatbare waarde van onderzoek. Ik hoor graag een reactie van de minister daarop.
Voorzitter, een laatste punt. We weten dat studenten steeds meer prestatiedruk ervaren en steeds meer psychische klachten hebben. Je ontwikkelen naast je studie, in de medezeggenschap gaan of bij een studie- of sportvereniging gaan is allemaal moeilijk voor studenten. Voor veel studenten is dat er niet meer bij, onder meer vanwege die enorme prestatiedruk. Die ligt niet alleen aan het onderwijs; die zien we natuurlijk ook verder in de samenleving. Als woordvoerder jeugdzorg en ggz weet ik van de grote problemen, maar ik ben ook wel heel erg benieuwd of de ministers dat scherp voor ogen hebben en wat ze kunnen doen voor het onderwijs. Ik ben ook benieuwd wanneer er een langetermijnvisie ligt voor het beroeps- en hoger onderwijs, waar we eerder om vroegen.
Voorzitter, ik rond af. Ik zou echt een beroep willen doen om te investeren, omdat dat perspectief nodig is. Nu investeren voorkomt ook dat toekomstige bewindspersonen enkel bezig zijn met dweilen met de kraan wagenwijd open.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Westerveld. Dan geef ik het woord aan uw collega mevrouw Bouchallikh, ook van GroenLinks.
Mevrouw Bouchallikh (GroenLinks):
Dank, voorzitter. Ik zou graag willen beginnen met een kijktip: De nieuwe elite, een documentaire van Tegenlicht. Die documentaire gaat onder andere over de heer Talbi, ondernemer en loodgieter, die vertelt over zijn loopbaan. Wederom blijkt hoe belangrijk het mbo is en hoe dat niet voldoende wordt gewaardeerd. Het aantal studenten aan universiteiten en hogescholen neemt toe, maar op het mbo is er juist sprake van krimp. Te vaak wordt er gesproken over "hoger" en "lager" onderwijs, net of het een beter is dan het ander. Te vaak worden kinderen met extra bijlessen gepusht om toch havo te doen in plaats van vmbo, en nog te weinig worden praktische vaardigheden gewaardeerd. Dat is zorgelijk, niet alleen omdat we enorme tekorten hebben aan deze professionals in de zorg, kinderopvang en techniek, specifiek ook voor de energietransitie, maar vooral ook omdat mensen niet gelijkwaardig worden behandeld op basis van wie ze zijn en wat ze kunnen.
Dan heb ik eerder ook nog schriftelijke vragen gesteld over stagediscriminatie. Wat stages betreft zijn er meer problemen. Zo is er een groot overschot aan stageplekken in de techniek en energietransitie, terwijl er juist een groot stagetekort zit bij de zorg. Het is goed dat de minister samen met het ministerie van VWS extra geld heeft uitgetrokken voor het Stagefonds Zorg. Mijn fractie is nog wel benieuwd naar de uitwerking daarvan en naar hoe die middelen het effectiefst kunnen worden ingezet. Kan de minister daar iets meer over vertellen? We zijn daar namelijk erg benieuwd naar.
Het is ook mooi dat er een subsidieregeling is voor extra begeleiding en nazorg naar aanleiding van de coronapandemie. Maar uit de JOB-monitor blijkt dat studenten voor de coronapandemie al meer behoefte hadden aan begeleiding na de studie. Wij vragen ons af of dit niet een hele mooie kans is om na te denken over het verder doortrekken, en het structureel maken, van zo'n regeling. Hoe kijkt de minister hiertegen aan en zijn er mogelijkheden om dit te verlengen, los van de coronapandemie?
Tot slot de stagetekorten in de energiesector, de energietransitie en de techniek. Uit onderzoek blijkt dat goede en vroegtijdige studievoorlichting een groot verschil kan maken in de keuze van leerlingen en studenten. Er is in het Techniekpact gelukkig al het een en ander over opgenomen, maar nog steeds zijn de tekorten heel groot. Daarom dien ik later een motie in over studievoorlichting. Daarover citeer ik ook graag de heer Talbi, die ik eerder aanhaalde en die in een interview in Trouw opriep tot actie. Ik citeer: "Er is behoefte aan positieve marketing om de jeugd te stimuleren om de techniek in te gaan. Laat kinderen zien dat ze met een baan in de techniek mensen en de planeet helpen, dat ze meewerken aan hun eigen toekomst en dat er dus goed mee te verdienen valt." Ook dat nog. Win-win-win dus. Daar sluit ik graag mee af.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik het woord aan de heer Wassenberg van de Partij voor de Dieren. Sorry, had mevrouw Pouw-Verweij een interruptie? Nee, volgens mij niet. Verwarring alom! Gelukkig is de heer Wassenberg de rust zelve. Mevrouw Pouw-Verweij.
Mevrouw Pouw-Verweij (JA21):
Sorry voor de verwarring, voorzitter. Het zat zo in mijn hoofd dat ik na mevrouw Gündoğan zou spreken. De volgorde is omgegooid en toen dacht ik: oké, nu ben ik. Ik liep vol goede energie naar voren, maar nu bewaar ik die voor na de heer Wassenberg.
De voorzitter:
Helemaal goed.
De heer Wassenberg (PvdD):
Allemaal chaos en ik heb er niks mee te maken.
Voorzitter. Ik val met de deur in huis. Corona. De besmettingscijfers onder kinderen zijn zorgwekkend. Hoe beoordelen de ministers de veiligheid in de schoolgebouwen en onderwijsinstellingen? Zijn ze het met mij eens dat als er straks mogelijk scherpere coronamaatregelen komen het veilig organiseren van fysiek onderwijs dan prioriteit moet hebben en boven — ik noem maar wat — pretvluchten naar zonnige bestemmingen moet staan? Graag een reactie.
De mentale en sociale gevolgen van het afstandsonderwijs zijn, van basisschool tot hoger onderwijs, nog steeds voelbaar. De recente Monitor Mentale gezondheid van studenten schetst een schrikwekkend beeld. De problemen zijn veel ernstiger dan we hebben gedacht. Het is goed dat de minister van OCW in gesprek gaat met de betrokken partijen, maar waarom wijst de minister in haar brief van 11 november voor een oplossing naar een volgend kabinet? Ik neem het van haar aan dat ze nu niet alles kan oplossen, maar ik weiger te geloven dat ze helemaal niets kan doen om alvast met een oplossing te beginnen. Dus graag een reactie daarop.
Structurele problemen als het lerarentekort vragen om structurele investeringen. Maar we zien een soort jojobeleid van incidentele cadeautjes, afgewisseld door structurele bezuinigingen, voor langere tijd ook. Maar van incidenteel geld kun je niet structureel mensen aannemen. Sterker nog, we lezen berichten dat leraren, vaak met alleen een tijdelijk contract, het onderwijs verlaten om zich in te laten huren door bijlesbureaus. De Partij voor de Dieren vindt dat zeer onwenselijk, maar tegelijkertijd is dit waar de regering op heeft aangestuurd. Dit krijg je namelijk als je leerkrachten geen perspectief biedt op een vaste baan en op een behapbare werkdruk. En nu vraag ik de formerende partijen om te voorkomen dat het eenmalige geld uit het Nationaal Programma Onderwijs een excuus wordt om het onderwijs straks opnieuw in de kou te laten staan en opnieuw structurele investeringen uit te stellen. Voorkom dat het onderwijs hoort: sorry jongens, jullie hebben al gehad; achter in de rij aansluiten alsjeblieft.
Mijn oproep geldt natuurlijk ook voor het leenstelsel, dat zo snel mogelijk vervangen moet worden door een basisbeurs. Daar hebben we net een interruptiedebatje aan gewijd. Los de problemen in het onderwijs structureel op, verlaag de werkdruk door kleinere klassen, geef de leraar meer autonomie en meer ontwikkelingsmogelijkheden en kom met vaste contracten.
En dan nog een ander structureel probleem: de aanhoudende pogingen van de klimaatvijandige industrie om het onderwijs te bestoken met kindermarketing verpakt als lesmateriaal. De minister moet toch ook zien dat het sponsorconvenant niet voorkomt dat we keer op keer schaamteloze voorbeelden aantreffen. Dat convenant heeft echt geen enkele betekenis. Eén voorbeeld. Met The Pig Story maakt de varkenssector kinderen wijs dat varkens een gelukkig leven leiden. Over de 5 miljoen varkens die vorig jaar voortijdig stierven in de stal: geen woord. Over de varkens met longaandoeningen en borstvliesontstekingen door ammoniak in de stal: niets. Over de varkens die pas voor de eerste keer daglicht zien op weg naar de slacht: nada. Hoe kijkt de minister naar dat zogenaamde lesmateriaal? Daar kan hij toch niet enthousiast over zijn?
De voorzitter:
Dank u wel. Er is een interruptie van mevrouw Van der Plas van BBB.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Zeker. Als het woord "varkenshouderij" valt, kom ik snel aangerend. Deels kan ik me in de woorden van de heer Wassenberg vinden, want ook wij storen ons enorm aan valse lesstof. Een aantal jaren geleden heb ik, toen ik nog geen Kamerlid was, hier een zwartboek aangeboden aan de commissie voor Onderwijs, omdat ook wij constateren dat in lesboeken enorm veel propaganda staat, maar dan andersom. Kinderen wordt nog geleerd dat er legbatterijen in Nederland bestaan. Kinderen krijgen lesjes over kistkalveren, die al twintig jaar niet meer bestaan in Nederland. Over de vraag hoe de heer Wassenberg over de varkenshouderij denkt, ga ik even geen debat voeren. Dat doen we wel in een landbouwdebat.
De voorzitter:
En uw vraag aan de heer Wassenberg?
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ja, excuses. Het is mijn eerste interruptie. Ik moet even een beetje op gang komen. Mijn vraag aan de heer Wassenberg is: vindt hij dan ook dat als het een niet kan, het ander ook niet kan? Ik heb bijvoorbeeld in een van de lesboeken zelfs de logo's, adressen en telefoonnummers gezien van de Dierenbescherming, Wakker Dier en van Greenpeace. Dat hoort toch niet in een lesboek thuis? Hoe denkt de heer Wassenberg daarover?
De heer Wassenberg (PvdD):
Dat zijn zaken die niet een-op-een met elkaar te vergelijken zijn. Dat in lesboeken goede informatie moet staan, is duidelijk. Maar het gaat hier om lespakketten waarmee de industrie, Shell, de varkenssector en KLM de scholen overvallen. We hebben het over leraren die een te drukke agenda hebben. We hebben het over het lerarentekort. Die leraren maken daar gebruik van. Ik kan het me vanuit de leraar ook voorstellen.
De minister gaat gelukkig niet een-op-een over wat er in die schoolboeken staat. Er worden wel criteria vastgelegd, maar de minister gaat niet met een loep alle leerboeken zelf na. Ik snap dat u zegt: er staan ook dingen in die misschien verouderd zijn. Daar gaan wij als Kamer niet over. Wij bepalen wat erin moet komen te staan, maar we gaan niet al die leerboeken zelf naast elkaar leggen. Ik vind het echt onacceptabel dat het bedrijfsleven, of het nou de varkenssector of Shell is, naar scholen komt met eigen lesmateriaal om eigen gastlessen aan te bieden. Dat is toch iets anders.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Nou, niet helemaal. Ik heb deze week nog gezien dat Animal Rights — dat is weliswaar niet het bedrijfsleven, maar haalt wel heel veel geld op via donaties — lespakketten aanbiedt aan scholen om de kinderen even een lesje dierenactivisme te geven. Dat is nota bene een organisatie met veroordeelde dierenactivisten die celstraf hebben gehad voor het inbreken in stallen en voor het in brand steken van vrachtwagens bij een eendenhouderij. Wakker Dier biedt ook lespakketten aan. Dat zou je dan ook als propaganda kunnen zien. Ik vind: gelijke monniken, gelijke kappen. Dan moeten we het helemaal niet meer doen. Dan moet er feitelijk lesmateriaal zijn, zonder enige invloed van welke lobbyorganisatie dan ook. Als de heer Wassenberg het daarover met me eens is, dan denk ik: dan valt er in ieder geval nog ergens over te praten. Maar het is niet het ene wel en het andere niet.
De heer Wassenberg (PvdD):
Ik ken die voorbeelden niet, maar ik vind wel dat scholen zelf hun informatie en schoolboeken moeten aanbieden. Ik vind het inderdaad niet nodig dat er vanuit de buitenwereld informatie wordt gegeven of lessen worden aangeboden. Dat geldt voor alles.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Oké, voor de duidelijkheid vat ik het even samen. De heer Wassenberg wil dus ook dat bijvoorbeeld Animal Rights, Varkens in Nood of Wakker Dier geen lespakketten meer gaan aanbieden aan scholen.
De heer Wassenberg (PvdD):
Ik ken dit voorbeeld niet. Ik heb voorbeelden van The Pig Story. Ik heb voorbeelden van de jagers. Dat zijn voorbeelden die ik ken. Ik zou eerst de voorbeelden willen zien, voordat ik daar een uitspraak over doe. Ik zijn algemeenheid vind ik dat scholen zelf verantwoordelijk zijn voor de inhoud van de lessen. Daarin moeten ze in principe zo min mogelijk gebruikmaken van wat er wordt aangeboden, helemaal als dat van de fossiele industrie, de varkenssector of het bedrijfsleven in algemene zin komt.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Voor mij is het simpel: of alles wel of alles niet, en geen "dit en dat al helemaal niet". Wat mij betreft moet er dan geen enkel onderscheid zijn. Maar goed, we kunnen het kort houden wat mij betreft. Is de heer Wassenberg dan bereid om met mij samen, onder het genot van een kopje koffie — in uw geval misschien met wat havermelk erin en in mijn geval met wat lekkere zuivel erin — om tafel te gaan zitten om te bekijken wat er nou precies aan die scholen wordt aangeboden en waar we dan een knip kunnen maken? Daartoe ben ik wel bereid. Praten kan altijd, zeg ik.
De heer Wassenberg (PvdD):
Praten kan altijd. Dat wil ik inderdaad doen. Maar ik blijf er nu bij dat er echt een verschil is wanneer instellingen met een duidelijk commercieel doel iets aanbieden of wanneer mensen zeggen: dit zijn de zaken waarover we ons druk maken, bijvoorbeeld klimaatverandering. Dat speelt natuurlijk ook allemaal als het gaat om de veehouderij. Laat ik het zo zeggen: ik neem de uitnodiging aan om er een keer naar te kijken onder het genot van een cappuccino met havermelk, of in uw geval andere melk.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Koeienmelk. Dat wilde ik nog maar even zeggen in mijn laatste interruptie.
De heer Wassenberg (PvdD):
We zijn het nog niet met elkaar eens, maar ik wil hier inderdaad wel een keer verder over praten. Laten we dat inderdaad even afspreken.
De voorzitter:
U heeft een date, en we kunnen er allemaal naar kijken.
De heer Wassenberg (PvdD):
Ja, we hebben een date. Wie had dat kunnen denken. Dat soort onverwachte zaken gebeuren gewoon maar bij de begroting OCW.
Voorzitter. Ik had net al even KLM genoemd, dat met hardloopwedstrijden scholen binnendringt om die vol te hangen met reclame. Shell, dat dit jaar nog door de rechter werd gedwongen om de CO2-uitstoot te verminderen, probeert met techniekfestivals en kinderraden de jeugd te lijmen, terwijl het druk bezig is om de aarde om zeep te helpen. Mijn partij vraagt de minister om kinderen daar beter tegen te beschermen. Een grotere rol voor bijvoorbeeld de onderwijsinspectie zou daarbij voor de hand liggen. We zijn ook benieuwd of de regering bereid is om in aanloop naar de eerstvolgende evaluatie van het sponsorconvenant alvast te werken aan aangescherpte maatregelen, zodat die direct kunnen worden ingevoerd als beïnvloeding niet stopt. Welke mogelijkheden ziet de minister om dat sponsorconvenant, dat dus niet werkt, om te zetten in wetgeving die wel werkt? Graag een reactie.
Voorzitter. Als laatste heb ik nog een aantal vragen over het BPRC. Ik denk dat de minister die al verwacht had. In 2016 heeft de Kamer zich unaniem uitgesproken voor het uiteindelijk uitfaseren van proeven op non-humane primaten. Het plan dat het BPRC daarna zelf heeft opgesteld, gaat over ongeveer 40% reductie, naar 150 proeven per jaar in 2025. De nul, waar de Kamer om vroeg, is bij lange na nog niet in zicht, maar dat is toch echt waar de motie om vroeg. Kan de minister daarop reflecteren? Graag een reactie.
Het BPRC meldt zelf dat het jaarlijks de vorderingen als het gaat om apenproeven aan het ministerie van OCW meldt. Gebeurt dat ook? En als dat zo is: hoeveel proeven op apen zijn er in 2020 uitgevoerd?
Tot slot. Van de 13,5 miljoen euro op de hele rijksbegroting die naar proefdiervrije innovatie gaat, is 2,3 miljoen bestemd voor het BPRC. Dat gaat naar transitie, maar ook naar dierenwelzijn. Maar dat zijn natuurlijk andere posten. Geld voor de ontwikkeling van proefdiervrij onderzoek moet ook aan proefdiervrij onderzoek worden uitgegeven. Dierenwelzijn moet een zelfstandige kostenpost zijn. Is de minister bereid om de bijdrage voor proefdiervrije innovatie aan het BPRC te oormerken en die jaarlijks te vergroten ten koste van de bijdrage aan dierproeven?
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik het woord aan mevrouw Pouw-Verweij van JA21.
Mevrouw Pouw-Verweij (JA21):
Dank u wel, voorzitter. In de voorbereiding op dit debat trok een advertentie van Techniek College Rotterdam mijn aandacht. Eerstejaarsleerlingen van deze mbo-opleiding zaten afgelopen jaar minder met hun neus in de boeken. In plaats daarvan gingen ze aan de slag in een biodieselfabriek, die de opleiding samen met partners heeft gebouwd. Door de fabriek in de lesprogramma's te integreren, leren studenten hoe het is om als operator te werken in een industriële omgeving. Toen ik dat las, dacht ik: dat is onderwijs dat werkt. Hoe inspirerend kan onderwijs zijn?
Onderwijs en kennis op hoog niveau zijn van levensbelang voor de toekomst van dit land. Dat klinkt als een open deur, maar er zijn nou eenmaal open deuren die uit alle macht open moeten worden gehouden. Dit is er een. Op de ShanghaiRanking staan sinds kort drie Nederlandse universiteiten in de mondiale top 100. Het waren er vier. Rankings zijn lijstjes en op lijstjes valt van alles af te dingen. Toch zegt een ranglijst iets, namelijk dat we alles op alles moeten zetten om de kwaliteit van ons onderwijs en onderzoek te bewaken. Het is geen toeval dat Nederland een paar kleinere Scandinavische landen voor zich moet dulden. Juist Zweden en Denemarken investeren meer dan 3% van hun bruto binnenlands product in onderzoek. De uitgaven van Nederland blijven daar al bijna decennialang een procentpunt onder. Vroeg of laat gaat zich dat wreken. Voor een dubbeltje op de eerste rang zitten, is er in de wereldtop niet bij. De wereldtop, daar horen wij bij en daar willen wij bij blijven horen. Die open deur moet wijd open blijven staan. Dit gaat verder dan de Rijksbegroting 2022, maar een behandeling van een begroting van dit demissionaire kabinet kan niet om het perspectief van de lange termijn heen. Meer investeren in onderzoek en kennisontwikkeling is lonend. Elke euro die we hierin steken, kan aan het eind van dat decennium tweeëneenhalf keer zoveel geld opbrengen. Dat geeft mijn fractie graag mee aan de onderhandelaars van de nieuwe coalitie.
Ook speciaal onderwijs is toponderwijs. We hebben inbreng voor de begroting gekregen van het Leerlingbelang voortgezet speciaal onderwijs. In de korte tijd waarin deze belangenbehartiger actief is, hebben de vso-leerlingen een scherpe blik gekregen op het onderwijsveld. Ze schrijven de Kamer dat besluitvorming stroperig werkt, dat er een nijpend geldtekort is, dat het stokt in de uitvoering en dat individuele begeleiding ontbreekt vanwege te weinig docenten met te veel taken in te grote klassen. Uit hun brief licht ik het volgende onderwerp. LBVSO vraagt om de staatsexamens van 2022 in het speciaal onderwijs los te koppelen van het voortgezet onderwijs. Hoe kijkt de minister aan tegen het flexibel inrichten van staatsexamens voor het vso? Als de minister hier positief tegenaan kijkt, uitgerekend omdat het speciaal onderwijs betreft, wat is het traject daarnaartoe? Zo niet, dan hoor ik uiteraard graag wat de bezwaren zijn.
JA21 kan zich goed vinden in het hart voor onderwijs dat voorgaande sprekers hebben getoond. Het laat onverlet dat lerarentekorten en huisvesting blijvend aandacht vragen, zoals signalen van verschillende personen en organisaties bij de voorbereiding van deze begroting laten zien. De nieuwe coalitie zal ongetwijfeld met een voorstel over de studiefinanciering komen, om het stelsel op de schop te nemen. We verwachten dat ook de studenten die tussen wal en schip raken daarin worden meegenomen, dus de studenten die nu een schuld opbouwen.
In mijn resterende spreektijd vraag ik aandacht voor een paar andere punten. De PO-Raad meldt dat scholen zich zorgen maken om de sociaal-emotionele ontwikkeling van leerlingen en om de ontwikkeling van de uitvoerende vaardigheden van leerlingen, zoals werkhouding en doelgerichtheid. Scholen willen het Nationaal Programma Onderwijs daarom inzetten om het welbevinden van leerlingen te vergroten. Ik heb de volgende vragen aan de minister. Wat betekent de toenemende druk op de sociaal-emotionele kant van het onderwijs? Is het onderwijs daarop ingericht? Worden leerkrachten daarvoor opgeleid? Betekent dit een versterking voor kennisoverdracht of komt er sluipend allerlei maatschappelijke problematiek op het bordje van het onderwijs te liggen, terwijl deze problematiek helemaal niet bij de scholen thuishoort, maar thuis op zijn plaats is? Om het plat te formuleren: een school is toch geen vormingsinstituut? Graag hierop een reflectie van de minister.
Ik heb nog een andere vraag, vanuit de overweging dat houvast en structuur juist wezenlijk zijn voor leerlingen. Onderkent de minister dat de lerarenopleiding meer op de praktijk moet worden gericht? Ik vraag dit, omdat ik meekrijg dat studenten in een vergevorderd stadium van hun opleiding nog niet in staat zijn om een les op te bouwen, laat staan dat ze weten wat ze daarbij van leerlingen mogen vragen en verwachten.
Een leraar die al 42 jaar voor de klas staat, die van de ochtend tot de avond met zijn vak bezig is, ook op zaterdag, schreef me het volgende: "Als we het beste voor hebben met de kinderen in ons land, dan moet keihard worden gewerkt aan normen en waarden. De ouders hebben daar enorm veel invloed op, maar vergeet ook niet de school". Is de minister het met JA21 eens dat investeren in waarden en normen, in het herwaarderen van klassieke omgangsvormen en gezagsverhoudingen, een enorme bijdrage kan leveren aan het welbevinden van leraren en leerlingen en aan de kwaliteit van het onderwijs?
Voorzitter. Ik sluit af met woke. Niet woke, maar met woke. JA21 had hierover een congres in voorbereiding. De ministers van OCW krijgen daar zeker een uitnodiging voor, zodra dat gezien de omstandigheden door kan gaan. Eerder dit jaar heb ik Kamervragen gesteld over woke, cancelen, dekolonisatie, kritische rassentheorie, foute literatuur, witte superioriteit, diversity officers en over een angstcultuur in het hoger onderwijs. Het antwoord van de minister luidde ontkennend, ontwijkend en afwerend. In het debat blijkt dat deze ontkenning van de werkelijkheid zelfs bij de VVD verbazing wekt. Ik overweeg om op dit onderwerp een motie in te dienen, want onderwijs en kennis op hoog niveau, die van levensbelang zijn voor de toekomst van dit land, kunnen niet zonder geld en zeker niet zonder vrijheid.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Pouw-Verweij. Dan geef ik het woord aan de heer Bisschop van de SGP.
De heer Bisschop (SGP):
Voorzitter, dank u wel. Allereerst maak ik graag van de gelegenheid gebruik om collega Van der Woude van harte te feliciteren, ook vanaf deze plaats, met de mooie, zakelijke en to the point maidenspeech. Complimenten. Ik verheug mij op vervolgspeeches.
Voorzitter. Ik wil in mijn bijdrage vooral focussen op het funderend onderwijs. Aan het slot kom ik nog even terug op een paar punten ten aanzien van het hoger onderwijs. Toen ik nog werkzaam was in het onderwijs kwam ik daar oudere collega's tegen die een voortdurend sombere blik op het onderwijs hadden: het onderwijs was sinds de Mammoetwet alleen maar hollende achteruitgegaan. Ik weet niet of er hier collega's zijn die dit soort collega's ook gekend hebben. Er was alleen maar teruggang en teloorgang. Ik vond dat altijd een beetje zwartkijkerij. Nou hoor ik misschien meer bij degenen die het glas als halfvol zien dan als halfleeg, maar er zitten natuurlijk altijd plussen en minnen aan onderwijsveranderingen.
Toen ik de afgelopen dagen het zwartboek van Scheerens en Kirschner las, werd ik toch wel een beetje somber. Ik werd geen zwartkijker en ik denk dat ik dat nog steeds niet ben, maar hun schets van de slechte ideeën over funderend onderwijs, de veranderingen, enzovoorts, maakt je toch wel een beetje ongerust. Dat is temeer omdat ik het gevoel heb dat zij de vinger op een wonde plek leggen. Zij constateren op basis van de huidige stand van het wetenschappelijk onderzoek dat duidelijke standaarden en duidelijke resultaatsverplichtingen ontbreken. Het beleid wordt dan veel te vrijblijvend. Ik ben geen voorstander van meten, meten, meten en van toetsen, toetsen, toetsen. Daar geloof ik absoluut niet in. Dat heeft zijn functie, maar dan wel op de juiste manier en op de juiste momenten. Op die manier kan dat een bijdrage leveren.
In de plannen voor het nieuwe curriculum zie ik heel veel aandacht voor vaardigheden. Soms zijn dat vage vaardigheden: 21st century skills en zo. Dan vraag ik altijd: bedoel je dan de eenentwintigste eeuw voor Christus of de eenentwintigste eeuw na Christus? Als je dat goed bekijkt, is het allemaal niet zo ingrijpend. Daar hoef je niet zo breedvoerig allerlei programma's op te zetten. Dat kun je veel beter inbedden in een stevig onderwijscurriculum waar kennis een substantieel deel van uitmaakt. Dan is die kennis mededrager van het aanleren van vaardigheden, toepassingen, enzovoorts. Mijn vraag aan de ministers is: herkennen ze hier iets in? Dat is een vraag aan hen allebei. Welke lessen willen zij trekken uit het zwartboek met het oog op de komende tijd?
Voorzitter. Dan het lerarentekort. Het werven van voldoende nieuwe leraren blijft onverminderd een topprioriteit. Er gebeurt gelukkig heel veel, maar er lijken ook nog steeds andere mogelijkheden open te liggen. De SGP noemt allereerst de toelating tot de pabo. Ik heb ook kennisgenomen van de voornemens om de toelatingseisen aan te passen. Ik denk dat het goed is om daarover door te praten, want je wilt niet dat de kwaliteit van de docent of leerkracht die voor de klas komt uiteindelijk ontoereikend is om kennis over te dragen. Dan krijgen we geen 24% semi-analfabeten, maar 50% semi-analfabeten. Dat is het laatste wat je wil. Ik ben dus graag bereid om daarover door te spreken, zeker ook om de meer praktisch ingestelde mbo-studenten de ruimte te geven om via hun route toch op de pabo te komen. Ik wil dan wel borging van de kwaliteit hebben. Hoe kijkt de minister daartegen aan? Dat is eigenlijk de samenvatting van de vraag die ik had.
De SGP vraagt ook aandacht voor de subsidie voor zijinstroom. Die is, net als de lerarenbeurs, niet beschikbaar voor bedrijven en het particulier onderwijs. Ik begrijp die afwegingen zonder meer. Maar ook hier toch weer de vraag: lopen we hierdoor niet mensen mis die prima aan de slag zouden kunnen gaan in het bekostigde onderwijs? Is het mogelijk, zo vraag ik de minister, om door middel van wat intelligente criteria hier toch een soort toelating mogelijk te maken, waardoor je in elk geval geen talent mist? We zijn nu in een fase gekomen dat we geen enkel talent kunnen missen om het onderwijs overeind te houden.
De SGP maakt zich zorgen over de recente maatregelen inzake het bestrijden van ongelijke kansen. Ik noem hierbij specifiek de extra bonus voor leraren op achterstandsscholen. Die is ongetwijfeld goed bedoeld, maar inhoudelijk kreupel en wat betreft de effecten risicovol. Allereerst is er het risico dat op de toch al krappe arbeidsmarkt op oneigenlijke wijze concurrentie tussen scholen wordt gevoerd om personeel te werven. Hoe monitort de minister dat en hoe voorkomt de minister dat dit effect zich gaat voordoen? Kan de minister ook uitleggen waarom is ingezet op extra salaris voor deze leraren, in plaats van op extra ondersteuning om de uitdaging beter aan te kunnen?
De minister erkende vorige week dat de systematiek voor de verdeling van de bonus niet altijd eerlijk uitpakt. Hij vertrouwt erop dat het met creatief boekhouden soms goed kan komen. Maar mijn indruk is dat het laatste niet altijd gebeurt. Vorige week nog kreeg ik een bericht van een lerares die geen toelage ontvangt omdat haar vestiging gefuseerd is met een school die helemaal geen achterstanden heeft. Daarom krijgt zij geen bonus, terwijl zij werkzaam is op een school die wel nadrukkelijk met achterstanden te maken heeft. Dat leidt begrijpelijkerwijs tot scheve gezichten bij de leraren die de bonus aan zich voorbij zien gaan, terwijl collega's die met minder achterstanden te kampen hebben wel in de prijzen vallen. Die maatregel kun je niet meer intrekken; dat is helder. Dat bepleiten we ook niet. Maar moet je niet naar de criteria kijken om de eventuele scheefheid die ontstaat zo veel mogelijk weg te halen?
De voorzitter:
Dank u wel. Een laatste interruptie van de heer Peters van het CDA.
De heer Peters (CDA):
Ook ik ben erg benieuwd naar het antwoord op de laatste vraag. Maar ik wil even terugkomen op het eerste deel van uw betoog over die bonus. Volgens mij zei u: wacht even, als we extra geld geven aan scholen waar veel achterstanden zijn, dan zou het zomaar kunnen zijn dat die scholen leraren wegtrekken van de plekken waar ze nu zitten. Maar dat lijkt me toch geen probleem? Dat lijkt me juist de bedoeling. Of zie ik dat helemaal verkeerd? Die leraren gaan werken op de plekken waar ze het hardste nodig zijn. Ik zie dat niet zozeer als een probleem. Dat lijkt me juist de bedoeling van het hele verhaal.
De heer Bisschop (SGP):
Ja, ik snap het. Dat is een heel terechte vraag. Het betekent wel dat die docent elders een gat achterlaat. Daarmee heb je dus het probleem feitelijk verplaatst. Dan heb je inderdaad wel iets gedaan om in een achterstandssituatie een gat op te vullen, maar daarmee heb je het probleem niet opgelost. Daarom is onze vraag: had je niet beter op meer ondersteuning — dat is dan op mbo-niveau — kunnen insteken, zodat je op die manier tegemoetkomt aan knelpunten? Dat is de achtergrond.
De voorzitter:
Dank u wel. De laatste vraag ook van de heer Van Baarle van DENK.
De heer Van Baarle (DENK):
Ik heb een vraag over hetzelfde punt. Ik zou toch aan de heer Bisschop willen vragen of hij erkent dat het lerarentekort juist het zwaarst gevoeld wordt op de scholen die te maken hebben met achterstanden, zoals dat heet, of uitdagingen, en dat daardoor de kansenongelijkheid in Nederland alleen maar toeneemt. Wat de fractie van DENK betreft moeten we kansenongelijkheid keihard aanpakken met elkaar. Dan is het toch niet zo vreemd dat je met elkaar zegt: hoe kunnen we ervoor zorgen dat leraren op scholen waar het prima gaat en waar geen sprake is van een personeelstekort, naar scholen gaan waar wel sprake is van een personeelstekort en enorme uitdagingen, om daar een bijdrage te leveren? Volgens mij lossen we daarmee heel veel problemen op. Waarom is de heer Bisschop zo negatief over deze maatregel? Wat zou in zijn optiek dan een vorm van ondersteuning kunnen zijn waarmee we dat probleem wél gaan oplossen? Wat mij betreft gaat het om mankracht en vrouwkracht. Die scholen staan te springen om mensen die helpen.
De heer Bisschop (SGP):
Ik sluit even aan bij het antwoord zojuist op de vraag van de heer Peters. Wat je doet, is voor die school een probleem oplossen, terwijl een andere school, die misschien minder onder druk staat door achterstanden, er een probleem bij heeft. Je verschuift dus het probleem; je lost het niet daadwerkelijk op. Daar komt bij dat mij, in de tijd dat ik zelf dergelijke verantwoordelijkheden had, altijd is geleerd dat extra salaris, meer geld, voor de korte termijn heel prettig is en iets oplost, maar dat het op de langere termijn geen bron van voldoening is. Vandaar dat wij vragen: als je dan toch dat extra geld beschikbaar hebt, moet je dat dan in een extra bonus voor het personeel of in extra ondersteuning steken? Dan leg je wat ons betreft de eindverantwoordelijkheid bij de hoogopgeleide pabo-afgestudeerden, die dan daadwerkelijk ondersteund worden door klassenassistenten en onderwijsassistenten. En dat zou je kunnen uitbreiden. Naar onze inschatting bereik je dan meer met hetzelfde geld. Vandaar dat die vraag ook door ons is gesteld.
Voorzitter. Dan de ventilatiemissie. Nog niet zo heel lang geleden is aan de persconferenties over corona een pictogram voor ventileren toegevoegd. Het duurde best lang voordat dit wat accent kreeg. De SGP ziet dat helaas ook terug in het onderwijsbeleid. De huidige cofinanciering van 30% door het Rijk is toch wat aan de magere kant, zeker voor gemeenten die soms een onevenredig groot aantal vo-leerlingen hebben. Neem een gemeente als Gorinchem, die relatief veel meer scholen voor voortgezet onderwijs heeft omdat ze een streekfunctie heeft. Dan is het voor zo'n gemeente wel moeilijk om voldoende middelen in te leggen. Waarom zet de minister de resterende 160 miljoen niet versneld in om onder andere dit soort gemeenten beter te helpen?
Voorzitter. Tot slot nog iets over het hoger onderwijs en over onderwijs en onderzoek. Ik sluit mij kortheidshalve aan bij een aantal punten die de collega's ook hebben aangegeven. Ik wil op twee punten even wijzen. Allereerst op een tandartsopleiding in Zeeland, waar we op werden geattendeerd. Zeeland kent een groot tekort aan tandartsen. De leeftijd van de tandartsen daar is relatief hoog. Binnenkort is er dus een grote uitstroom te verwachten. Het is problematisch dat alle tandartsopleidingen boven de lijn Rotterdam-Nijmegen zitten, zeker als we weten dat tandartsen vaak blijven hangen in de regio van hun opleiding. Is de minister bereid om actief aan de slag te gaan om plannen voor een opleidingsplaats in Zeeland te ondersteunen en de geografische spreiding mee te nemen bij het oordeel over de doelmatigheid? Het mes snijdt dan aan heel veel verschillende kanten. Ik weet dat ook de Staten en Gedeputeerde Staten van Zeeland zeer bereid zijn om daarin mee te denken.
Voorzitter. Tot slot iets over de toegankelijkheid van het onderwijs. Dat heeft dan vooral te maken met de oneigenlijke druk op studenten om zich te laten vaccineren, ook voor meer garanties op het digitaal onderwijsaanbod voor studenten die het onderwijs niet fysiek kunnen volgen. Wat vindt de minister concreet van de eerste coronabasisregel van de Universiteit van Amsterdam: we verwachten dat je volledig gevaccineerd bent? Het staat er in het Engels, maar de voorzitter heeft liever dat we het in het Nederlands doen. Bovendien is die verengelsing van universiteiten ook niet onze hobby. Vindt de minister ook dat dit onvoldoende zorgvuldig is geformuleerd? En hoe gaat zij dat bij de instellingen onder de aandacht brengen?
Voorzitter, hier wilde ik het bij laten. Ik dank u zeer voor uw geduld.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Bisschop. Dan geef ik het woord aan de heer Van Baarle van DENK.
De heer Van Baarle (DENK):
Voorzitter, dank u wel. Ik ga iets langer spreken dan negen minuten, maar dat snoep ik af van mijn SZW-begroting. Allereerst natuurlijk ook een felicitatie in de richting van mevrouw Van der Woude voor haar maidenspeech.
Voorzitter. Onderwijs is de levensader van onze samenleving. Door goed onderwijs kunnen kinderen zich ontwikkelen tot de vakmannen en de vakvrouwen van de toekomst en tot de creatieve genieën die ons land naar een hoger plan tillen. Ze leren de vaardigheden om deel te nemen aan onze samenleving. Zonder goed onderwijs, geen toekomst voor ons land.
Voorzitter. Die toekomst staat eerlijk gezegd wel onder druk. We zien de afnemende onderwijsresultaten. We zien het lerarentekort. We zien de toenemende ongelijkheid. En dat is natuurlijk niet los te zien van het feit dat er in de afgelopen tien jaar gewoon minder geld naar het Nederlandse onderwijs is gegaan. We geven als land steeds minder van ons nationale inkomen uit aan de toekomst van onze kinderen, waardoor er onvoldoende geld is om de problemen waar we tegen aanlopen op te lossen. Ja, er is misschien genoeg geld om aan de basale eisen te voldoen, maar het onderwijs écht op een hoger plan tillen, daar is gewoon veel meer geld voor nodig.
Mijn eerste vraag aan de regering is: deelt het kabinet de visie dat er gewoon fiks meer geld nodig is als je het lerarentekort, de werkdruk en de kansenongelijkheid echt wilt aanpakken? Wat vindt de regering ervan dat er 1,2 miljard aan te veel reserves bij schoolbesturen is? Dat geld zou toch eigenlijk naar onze kinderen moeten gaan. Hoe gaat de regering ervoor zorgen dat dat gaat gebeuren?
Voorzitter. Gelijke kansen in het onderwijs is voor DENK de absolute topprioriteit. Wat DENK betreft kan het niet meer zo zijn dat Fatma en Mehmet een lager schooladvies krijgen vanwege hun achternaam. Voor DENK is het onacceptabel dat Youssouf geen stage kan vinden vanwege zijn huidskleur. En het is voor DENK niet te verkroppen dat kinderen minder presteren, omdat hun ouders onvoldoende geld hebben om ze te ondersteunen. Kansenongelijkheid in het onderwijs is de betonrot van onze toekomst. En die kansenongelijkheid is alleen maar groter geworden. En DENK zal niet stoppen, totdat elk kind in het onderwijs dezelfde kansen krijgt.
Voorzitter. Er is ongelijkheid op het gebied van afkomst. Het is een feit dat door onbewuste vooroordelen van leraren en andere factoren kinderen met een migratieachtergrond soms een lager schooladvies krijgen. Dat is een feit. Ik wil daar geen discussie over en ik vraag ook aan de regering om dat te erkennen als feit. Erken als feit dat als je Brahim of Ezra heet, je soms moet opboksen tegen een lager schooladvies. En erken dat zelfs als je rekening houdt met inkomen en opleiding, dat effect van migratieachtergrond nog blijft bestaan. Erken dit en neem hier maatregelen tegen.
Mijn frustratie is dat ik in deze begroting zo veel goede voornemens lees over kansengelijkheid, ook op dit punt, maar zo weinig concreets zie. Zorg ervoor dat er aandacht komt voor onderadvisering van leerlingen met een migratieachtergrond bij de pabo. Zorg ervoor dat er meer kennis wordt verspreid onder docenten en schoolbesturen over vooroordelen en onderadvisering, specifiek bij leerlingen met een migratieachtergrond. En ondersteun meer projecten die zien op ouderbetrokkenheid en het empoweren van ouders om iets te doen tegen het duperen van hun kind vanwege hun afkomst.
Voorzitter. Een ander hardnekkig probleem waar leerlingen met een migratieachtergrond tegen aanlopen, is stagediscriminatie. Ik vind het niet te verkroppen dat sommige leerlingen soms tientallen brieven moeten schrijven om maar een stage te kunnen vinden. En we zien de pijnlijke verhalen van leerlingen die onder een andere naam moeten solliciteren om maar uitgenodigd te worden. Ongeveer een kwart van de mbo-studenten krijgt bij het zoeken van een stage te maken met discriminatie en vaak weten deze studenten niet waar ze terechtkunnen. En ze kunnen het vaak ook niet bewijzen.
Er zijn drie moties van mij namens DENK aangenomen om stagediscriminatie tegen te gaan, om de bestrijding van discriminatie expliciet op te nemen in de erkenningsvoorwaarden, om leerbedrijven beter voor te lichten over dat discriminatie niet kan en over wat ze ertegen kunnen doen, en om studenten beter op de hoogte te stellen van het meldpunt stagediscriminatie. Ik vraag de minister waarom er met deze moties nog vrij weinig is gebeurd. Waarom wordt er niet harder doorgepakt?
Voorzitter. Hoe gaat het tekort aan stageplaatsen opgelost worden? Het totale stagetekort in Nederland is 7.632. Dat betekent dat er 7.632 jongeren zijn in Nederland die moeite hebben om een stageplek te vinden vanwege dat tekort. Heeft deze regering een concreet plan met concrete doelstellingen om dit stagetekort in te lopen? En hoeveel extra stageplaatsen zijn er gerealiseerd bij de rijksoverheid, mede naar aanleiding van een motie van DENK?
Voorzitter. Ik kom bij de tweede oorzaak van kansenongelijkheid. Die begint vaak bij het salarisstrookje van ouders, bij het feit dat een op de twaalf kinderen in Nederland onder de armoedegrens leeft. Maar liefst 300.000 kinderen gaan nog steeds elke dag zonder ontbijt naar school. Dat is in een land als Nederland gewoonweg niet uit te leggen.
Voorzitter. Het onderwijs zou geen feestje voor rijken moeten zijn. In mijn stad Rotterdam, in Delfshaven, geeft meer dan de helft van de scholen aan dat veel van hun leerlingen inderdaad zonder ontbijt naar school gaan. Waarom zijn we niet in staat om ervoor te zorgen dat kinderen gewoon met een gevulde maag naar school gaan? Moet er niet extra geld naar het onderwijsachterstandenbeleid? Moet het geld voor het onderwijsachterstandenbeleid niet effectiever uitgegeven worden?
Voorzitter. Ook in het hoger onderwijs leidt inkomen tot ongelijkheid. Dat komt natuurlijk door het leenstelsel, dat in de praktijk een schuldenstelsel is. Heb je rijke ouders, dan is studeren de mooiste tijd van je leven. Je hoeft immers niet te lenen. Maar heb je geen rijke ouders en kunnen je ouders je niet ondersteunen, dan is het een ander verhaal. Je loopt het risico om met een enorme studieschuld opgezadeld te worden, die je tientallen jaren achtervolgt, waardoor je geen huis kunt kopen.
Voorzitter. Dat schuldenstelsel is een aanfluiting. Iedereen is dat spuugzat. Jongeren zijn het zat. Zelfs de architecten van het schuldenstelsel, de PvdA, GroenLinks en D66, durven daar inmiddels voor uit te komen. Deze partijen moeten zich kapot schamen, omdat ze jongeren met een schuld van gemiddeld €16.501 hebben opgezadeld. Ik herhaal: de PvdA, GroenLinks en D66 moeten zich kapot schamen, omdat ze jongeren met een schuld van gemiddeld €16.501 hebben opgezadeld. Voor de mensen die het nog steeds niet hebben meegekregen: de PvdA, GroenLinks en D66 moeten zich kapot schamen, omdat ze jongeren met een schuld van gemiddeld €16.501 hebben opgezadeld. Er zijn inderdaad coalitieonderhandelingen bezig. Het frustreert mij enorm dat er tot op dit moment nog steeds geen duidelijkheid is voor die generatie jongeren over wat er met het leenstelsel gebeurt. Ik zou tegen de formerende partijen willen zeggen: tijdens elke seconde waarin u dooronderhandelt en hier geen duidelijkheid over geeft, loopt de schuld van al die jongeren die een studieschuld hebben op. Stop dat leenstelsel.
Voorzitter. Kansenongelijkheid wordt ook veroorzaakt door ons onderwijssysteem: te vroege selectiemomenten, te weinig brede brugklassen en te grote klassen, waardoor leerlingen onvoldoende aandacht krijgen. Welke inspanningen levert de regering om klassen te verkleinen? DENK is er altijd al voor geweest om een maximumgrootte voor klassen in te stellen, om er zo voor te zorgen dat leerlingen de aandacht krijgen die ze verdienen. Hoe staat het met de aanvragen voor de 102 miljoen om scholen te stimuleren om brede brugklassen in te richten? Hoe lopen die?
Voorzitter. Er moet dus veel gebeuren: structurele investeringen en het adresseren van kansenongelijkheid. Maar ik wil afronden met een punt over wat door rechts de "wokecultuur" genoemd wordt. Wat DENK betreft is dat geen gekte. Wat DENK betreft, is het heel goed dat er in het onderwijs, en ook in de wetenschap, een bredere discussie plaatsvindt over hoe zaken zoals afkomst en theorieën wellicht beïnvloed kunnen worden door normatieve kaders, door hegemonieën en door hoe je naar dingen kijkt. Het is iets vrij normaals. Zoiets wegzetten als een soort gekte, als een soort dictatuur, ondermijnt juist het vrije debat in de wetenschap dat we nodig hebben. Ik rond af — u kunt het horen — door te zeggen: dat hekel ik een beetje.
De voorzitter:
Dank u wel.
Mevrouw Pouw-Verweij (JA21):
Ik weet niet in hoeverre ik me aangesproken moet voelen door deze woorden. Ik geloof namelijk dat ik het woord "gekte" bijvoorbeeld niet gebruikt heb. Ik denk dat we het over een gedeelte volledig eens zijn. Het is namelijk heel belangrijk om naar allerlei facetten te kijken en die juist te verkennen. Dan kunnen studenten vervolgens zelf afwegen wat ze goed vinden, wat juist niet en welke dingen uit het verleden we juist in het verleden moeten laten. Maar ik denk dat het daarvoor juist heel belangrijk is om al die dingen wel tot je te nemen. Het gedeelte van woke dat mij heel erg beangstigt, is dat bijvoorbeeld identity officers gaan kijken naar boeken en zeggen: deze boeken mogen we helemaal niet meer lezen, want er staan slechte dingen in. Ik denk dat we juist ook naar die slechte dingen moeten kijken, want hoe kun je anders leren dat ze slecht zijn? Ik ben heel benieuwd hoe u daarover denkt.
De heer Van Baarle (DENK):
Sommige dingen zijn gewoon apert slecht. Als ik materialen zie, neem bijvoorbeeld sommige onderwijsmaterialen waarin verwijzingen gemaakt worden naar het slavernijverleden en waarin mensen van kleur worden weggezet, vind ik niet dat we moeten zeggen: dat is normaal en dat moet je maar tot je nemen. Nee, dat is gewoon apert niet goed. Dat moeten we met elkaar niet doen. Als we kritisch kijken naar bepaalde dingen en die leggen langs de meetlat van de moderniteit, namelijk dat we in een samenleving leven waarin iedereen gelijkwaardig is, en als we dan zien dat sommige dingen, namelijk dat mensen worden weggezet, niet passen bij de normen en waarden van Nederland, dan vind ik het heel normaal dat je die dingen niet meer toepast.
Dan het tweede gedeelte. Ik vind dat het heel normaal is in de wetenschap om in het openbaar een discussie te hebben over hoe hegemonieën, samenstellingen van groepen en culturen invloed hebben op hoe je bepaalde dingen wetenschappelijk ziet. Ik juich het toe dat daar meer aandacht voor is in het hoger onderwijs. Ik noem u niet specifiek, want het is vooral de PVV die het erover heeft dat het een gekte zou zijn. Door het weg te zetten als een gekte, ondermijn je het academische debat dat ervoor kan zorgen dat zaken als afkomst en ras — ik vind dat een vreselijk woord, maar zo wordt het genoemd — op een wetenschappelijk betere manier behandeld worden.
Mevrouw Pouw-Verweij (JA21):
Wat ik de heer Van Baarle hoor zeggen, is dat daar wel degelijk ook een debat over moet zijn in het onderwijs, wellicht ook juist door studenten met hun professoren, die zelf naar deze dingen kunnen kijken, daar zelf een mening over kunnen vormen en die daardoor kunnen groeien binnen hun studententijd. Maar het gedeelte waar ik mij dus zorgen over maak, is dat wij van tevoren met een stofkam door alle boeken gaan en zeggen "dit vinden we slecht, dit vinden we apart en willen we in het verleden laten", dat er daardoor totaal geen zicht meer op komt en die studenten niet leren om kritisch na te denken en niet zelf tot die afwegingen kunnen komen. Daarmee doen we ze totaal geen goed.
De heer Van Baarle (DENK):
Er moet inderdaad een debat plaatsvinden. Mijn punt is dat je door dit soort dingen weg te zetten als een gekte — niet uw woorden — en te spreken van een dictatuur, juist het debat ondermijnt dat moet plaatsvinden. Wat het extreemrechtse kamp anderen verwijt, namelijk dat het censuur is, doen ze zelf door dat debat te ondermijnen. Dat is wat ik adresseer.
Het tweede punt is dat je over sommige dingen geen debat meer hoeft te voeren. Je kunt erkennen dat die dingen apert niet deugen, dat ze discriminatoir zijn, dat ze een weerspiegeling geven die niet meer van deze tijd is. Dan moet je gewoon een duidelijke lijn trekken.
De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw Van der Plas van BBB.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Dank u wel, voorzitter. Beste voorzitter, collega-Kamerleden en inwoners van Nederland. Ik had wel drie uur spreektijd kunnen aanvragen, zo ontzettend veel wil ik vertellen over onderwijs. Gelukkig hebben de heer Kwint en mevrouw Westerveld, maar ook anderen, al heel veel dingen gezegd waar BBB zich uitstekend in kan vinden.
Nu meer dan ooit is het van groot belang om onze kinderen naast het reguliere onderwijs in taal, rekenen en andere belangrijke vakken, te leren hoe een gezond leven eruitziet. Zeker nu, midden in de coronacrisis, zien we dat weerbaar en gezond zijn essentieel is. Weerbaar en gezond word je onder meer door goede voeding. Verse producten vooral: groente, fruit, een stukje vlees, eieren, zuivel, vis, noten. Vers van het dier, vers van het land of vers uit de zee. Geen pakjes, zakjes en bewerkte producten vol zout, suiker en vet.
BBB pleit al langer voor voedselonderwijs, met boerderijeducatie en kooklessen vanaf groep 1. Wanneer we kinderen al vroeg leren wat gezond eten is en hoe je met verse producten heerlijke maaltijden kan maken, maken wij ze van jongs af aan weerbaar en zullen zij ook op latere leeftijd gezonder eten en dit doorgeven aan hun kinderen. Er wordt volgens de beantwoording van het ministerie wel geld voor beschikbaar gesteld, maar dit is nog vrijblijvend, waardoor veel scholen er weinig of niets aan doen omdat ze andere prioriteiten stellen. Dat snap ik, maar echt, investeren in voedseleducatie en gezond eten kan op langere termijn veel gezondheidsproblemen voorkomen. Hoe kijkt de minister hiertegen aan?
Natuurlijk zijn ook andere zaken belangrijk op school, bestrijding van laaggeletterdheid bijvoorbeeld. De bibliotheek heeft hier een essentiële rol in. Door boeken en andere media in de scholen te plaatsen en ondersteuning vanuit de bieb aan de scholen bereikt de bibliotheek zowel de leerlingen als de leraren, ouders en verzorgers. Op deze manier komt er dagelijks aandacht voor leesplezier op school en thuis. Lezen is noodzakelijk voor leren. Wie veel leest en daardoor teksten beter begrijpt, doet kennis op en kan zich dus verder ontwikkelen. Verhalen helpen ook om je beter in te leven en begrip te hebben voor anderen en dus voor de samenleving. Het maakt creatief. Zelf kon ik al lezen op de kleuterschool. Ook verder op de basisschool was ik een boekenwurm. Schoolprestaties in de periode van de middelbare school deel ik hier even niet, want er kijken waarschijnlijk ook kinderen mee. Die moeten in dit geval juist even geen voorbeeld aan mij nemen. Hoe dan ook, uiteindelijk kwam het goed. Mede door veel te lezen ben ik uiteindelijk hier terechtgekomen. Wel handig, overigens, als je lezen en schrijven geen straf vindt en Kamerlid wil worden. De nabijheid van een bibliotheek op school of in je stad of je dorp is, kortom, van groot belang. Gelukkig nam het aantal bibliotheken op basisscholen tussen 2016 en 2020 toe. Kan de minister aangeven of het aantal bibliotheken op scholen nog verder zal toenemen of in ieder geval niet zal afnemen?
Voorzitter. Over het lerarentekort het volgende. Ik denk dat niet het harde werken maar het gebrek aan waardering de reden is waarom onderwijzers stoppen of opgebrand raken. Niet alleen worden ze financieel ondergewaardeerd maar ook door ouders. Ik hoor veel verhalen van onderwijzers dat ouders de school als opvang zien, brutaal zijn, weinig kunnen hebben en continu alles in twijfel trekken. Een recent voorbeeld: er is een klas waarvan de juf positief is getest op corona, maar zij geeft de klas toch vanuit huis les. De ouders zijn vervolgens boos dat hun kind thuiszit, want dat komt helemaal niet uit. Ze klagen dat de juf of meester hoestend en proestend online lesgeeft. Ze denken niet: ik ben blij dat mijn kind in ieder geval nog les krijgt. Want die juf of meester had zich ook ziek kunnen melden.
Dit soort voorvallen hakt erin bij onderwijzers. Van één persoon die het bedrijfsleven beu was en zich aan het omscholen is tot onderwijzer op de basisschool, kreeg ik het volgende mee. Letterlijk citaat: "Veel mensen die starten aan de opleiding haken af. Van onze groep van 23 mensen zijn er nu slechts 11 over, bijvoorbeeld omdat veel vakken niet toegespitst zijn op de praktijk." Deze persoon stelt ook het volgende: "Praktijkstages zijn nuttig en leerzaam. Een theoretische basis middels leervakken, zoals pedagogie, leerpsychologie, gedragsstoornissen, is prima. Overige vakken zijn veelal niet toegespitst op de praktijk. Denk aan het schrijven van verslagen of groepsplannen om het schrijven. Stagebegeleiders kijken er vervolgens naar, lachen erom en zeggen letterlijk: dit doe je in de praktijk dus echt nooit meer."
Nog een voorbeeld. Stagelopers moeten een logopedieplan maken, een minigroepsplan voor bijvoorbeeld drie lessen. Maar wat is de praktijk? Een juf zal de ouders van een kind gewoon verwijzen naar de logopedist. Of een groepsplan behelst minimaal drie maanden. Er zijn ook veel dubbele toetsen, bijvoorbeeld wiscat. Een kennisbasistoets wiskunde is vanuit de overheid verplicht en dan zijn er ook nog drie pabo-toetsen met rekensommen. Veel schrijven om het schrijven. Soms moeten wel 100 pagina's worden aangeleverd met reflecties op het functioneren in de klas met allerlei bewijsstukken. En waarom? Alleen maar om het vinkje te krijgen van "opdracht voltooid". Zou leren in de praktijk niet veel beter zijn? Gewoon meters maken en uren draaien in een klas. Heldere kaders waar je aan moet voldoen tijdens de stages. Meelopen op verschillende scholen in plaats van op één school. Wat vindt de minister daarvan? Op de lerarenopleiding zitten allemaal hbo- en wo-afgestudeerden, die bewust voor het onderwijs kiezen, bewust! Moeten we die echt poppetjes laten kleien of 40 liedjes laten zingen voor de camera? Waar zijn we dan mee bezig? Zoals gezegd, van de 23 potentiële onderwijzers zijn er in deze groep nog maar 11 over. De rest is gestopt omdat ze knettergek werden van al die opdrachten. Er zaten vast en zeker goede leerkrachten tussen, maar die branden al af op de pabo.
Voorzitter. De impact van de coronacrisis op het onderwijs is groter dan wij allen in 2020 hadden kunnen bedenken. Kinderen kunnen minder goed lezen en rekenen en hebben mentale klachten, burn-outs en slaaptekorten. Het Landelijk Aktie Komitee Scholieren, het LAKS, krijgt deze klachten dagelijks binnen. Er is veel geld vrijgekomen voor het herstel van het voortgezet onderwijs, waarmee scholen al snel aan de slag konden. BBB wil graag weten wat er gebeurt met de problemen die hoogstwaarschijnlijk langer aandacht nodig hebben dan de twee jaar van de gelden uit het Nationaal Programma Onderwijs, de zogenaamde NPO-gelden. Kan er bijvoorbeeld structureel worden geïnvesteerd in het bevorderen van kansengelijkheid? Dan bedoel ik niet dat bevolkingsgroepen moeten worden voorgetrokken, want positieve discriminatie is ook discriminatie. BBB is tegen alle vormen van discriminatie. Wel moeten we ervoor zorgen dat iedereen een gelijke kans krijgt. Kan er ook meer ruimte gegeven worden voor de simpele maar o zo belangrijke zaken als lezen en schrijven? Het is hartstikke leuk, hoor, dat kinderen op Afrikaanse trommels leren trommelen of kunnen panfluiten, maar volgens mij is het veel harder nodig om de basisvaardigheden op orde te krijgen.
Het grootste deel van de scholieren is blij weer fysiek aan de slag te kunnen en naar school te kunnen gaan. Doordat vavo-scholen — in mijn tijd heette dat volgens mij de "moedermavo" of de "moederhavo" — een regiofunctie hebben, is dat voor sommigen echter niet vanzelfsprekend. Maak een reiskostenvergoeding voor vavo-leerlingen mogelijk, zodat ook mensen uit de regio en mensen die krapper bij kas zitten geprikkeld worden om deze opleiding te volgen. Is dat mogelijk?
Nederland kent een schreeuwend tekort aan vakmensen. Er zijn alleen al 96.000 vacatures in de technische beroepen. Nog nooit is de nood zo hoog geweest. Nog te veel mbo-studenten worden opgeleid voor beroepen met weinig arbeidsmarktkansen. Uit het SER-advies van juli blijkt dat het onderwijs kansen biedt om meer gelijkheid te bewerkstelligen. Toeleiding naar technische studies draagt daaraan bij. Naast een verplichte afstemming over het zowel starten als stoppen van opleidingen zouden ook meerdere opleidingen in het mbo met een stop moeten kunnen werken. Via hybride docentschappen ondersteunt het bedrijfsleven op steeds meer plaatsen het mbo-onderwijs. De Industriecoalitie heeft al vaker gepleit voor een subsidie voor technisch hybride docenten. Dit dient nu echt ingezet te worden. Dit vergt een investering van 50 miljoen euro per jaar vanuit de overheid. Dat zou gefinancierd moeten worden vanuit de gelden voor het terugdringen van het lerarentekort. Hoe kijkt de minister daartegen aan? Is de minister ook bereid om meer geld te steken in de technische mbo-opleidingen, zoals de partijen in de Industriecoalitie voorstellen?
Voorzitter. Het zaadje om mensen te porren om vakman of vakvrouw te worden, moet al vroeg worden geplant. Dat begint met trots te zijn. Echter, ook door onze Kamer worden vakmensen vaak als laagopgeleid bestempeld. Laagopgeleid wordt vaak in één adem genoemd met armoede, ongezond leven, kansloos zijn op de arbeidsmarkt en achterstandswijken. Dit frame, waar ook wij aan meewerken, maakt ouders misschien huiverig om hun kind naar het vmbo te sturen of later te laten kiezen voor het mbo. Daarom wil BBB af van het onderscheid tussen laagopgeleid en hoogopgeleid. Een eerder door mij ingediende motie om deze termen in ieder geval hier en bij de overheid niet meer te gebruiken, zal ik dan ook opnieuw indienen. Nederland kan immers niet zonder onze vakmensen. Nederland draait op vakmensen: ICT'ers, bouwvakkers, zorgmedewerkers, timmermannen, kappers, lassers, vrachtwagenchauffeurs, metaalbewerkers. Al het materiaal in deze zaal is hier gekomen door vakmensen: elektriciens, tapijtleggers, timmermannen, stoelenbekleders, klussers, ICT'ers et cetera. Zonder vakmensen geen goed werkende computers, geen licht, geen tafels en geen stoelen in deze zaal. Zonder vakmensen geen huizen, geen wegen, geen meubels, geen handen aan het bed, geen spullen die keurig netjes bij je thuis gebracht worden, geen mooi nieuw kapsel, geen auto's, geen voedsel op tafel en geen biertje op het terras. Noem het allemaal maar op.
Omdat vakonderwijs een ondergeschoven kind is geworden, moeten we steeds vaker personeel uit het buitenland halen. Maar wat als die mensen straks niet meer beschikbaar zijn? We kunnen ons toch niet afhankelijk laten maken van het buitenland? We moeten onze eigen vakmensen opleiden. Dus begin door bijvoorbeeld vmbo'ers en mbo'ers nooit meer "laag-" of "lageropgeleid" te noemen. Dat geeft een negatief stempel, terwijl we juist knettertrots moeten zijn op deze mensen. Waarom kunnen wij als overheid de vakmensen niet vaker in een positief daglicht zetten? Is het wellicht mogelijk om een grote, langdurige publiekscampagne te starten om ervoor te zorgen dat deze vakmensen de erkenning krijgen die zij ruimschoots verdienen, met aansprekende voorbeelden van vakmensen die zelf ook knettertrots zijn op wat ze doen? Want die zijn er ongetwijfeld.
In de tussentijd steek ik al die miljoenen vakmensen in Nederland namens BBB alvast een hart onder de riem. Ik citeer voor het gemak een biermerk dat oorspronkelijk uit Groenlo komt en nu gevestigd is in Enschede, maar dat nog altijd van ons in het oosten van het land is: vakmanschap is meesterschap. Jullie zijn niet alleen de vakmensen; jullie zijn de meesters. Bedankt dat jullie ons land draaiende houden in goede en in slechte tijden. Dat hebben we de afgelopen twee jaar wel gezien.
Voorzitter. Vanwege de tijd, waar ik al overheen ben, wil ik het hierbij laten, maar niet zonder te zeggen dat er wat BBB betreft voor alle studenten een basisbeurs beschikbaar komt. Laten we onze toekomstige generatie niet met een schuld aan hun werkzame leven laten beginnen.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Er is een interruptie van de heer Wassenberg. Dat is meteen zijn laatste.
De heer Wassenberg (PvdD):
Ik had gehoopt dat u dat niet in de gaten zou hebben, voorzitter. Maar goed, dit is mijn laatste interruptie. Mevrouw Van der Plas zei aan het begin van haar verhaal: kinderen zouden op school meer moeten leren over eten. Ze noemde onder andere planten, maar ook vlees en vis. Dan zou ik aan mevrouw Van der Plas willen vragen of kinderen dan ook het hele verhaal moeten horen. Moeten ze dan ook leren over de klimaateffecten van vlees? Moeten ze leren over de gezondheidsrisico's van het eten van bewerkt vlees, zoals een hoge kans op darmkanker? Moeten ze ook weten over de gezondheidsrisico's? We hebben het hier in de Kamer onlangs nog in het vragenuur gehad over listeriabesmettingen en doden die daardoor gevallen zijn, over de EHEC-bacterie en de MRSA-bacterie. Moeten dat soort zaken dan ook worden geleerd? Want dat hangt volgens mij heel erg samen met de vleesproductie en met het eten van dat vlees.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Als we alles gaan vertellen wat u aan de kinderen wilt vertellen, dan stel ik voor om er ook iemand van de ggz bij te halen, want dat lijkt me wel ernstig traumatiserend, met listeria en kanker enzovoort. Dat lijkt me een beetje overdreven voor basisschoolleerlingen. Maar ik ben het zeker met u eens. En we gaan koffiedrinken, dus dit onderwerp kunnen we ook bij de kop nemen. Natuurlijk, ik vind dat er gewoon eerlijke informatie moet zijn. Je hoeft niet halleluja te roepen over alle sectoren; je kan ook de minder rooskleurige kanten laten zien. Ik vind het altijd fijn om het dan aan iemand anders over te laten hoe hij daar verder over denkt. Daar ben ik geen tegenstander van. Maar om kinderen nou met al die enge ziektes en dood te gaan confronteren op vierjarige leeftijd, vind ik niet heel erg ...
De voorzitter:
Maar u gaat koffiedrinken.
De heer Wassenberg (PvdD):
Ja, de rest moet dan bij de koffie, helaas. Ik heb geen interrupties meer.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Van der Plas. Dan geef ik het woord aan mevrouw Simons van BIJ1.
Mevrouw Simons (BIJ1):
Voorzitter, dank u wel. "Vermoeiend" is het woord waarmee ik onze begrotingsbehandelingen zou willen omschrijven. Want waar het demissionair kabinet enerzijds weinig demissionair blijkt te zijn als het aankomt op boren in de Waddenzee, toch nog even lobbyen voor het afschaffen van de dividendbelasting of het indienen van gebrekkige wetsvoorstellen ter uitbreiding van de NCTV, worden we anderzijds geconfronteerd met beleidsarme begrotingskeuzes die keer op keer geen structurele oplossingen aanvoeren voor de crises die ons land teisteren: de coronacrisis, de toeslagencrisis, de jeugdzorgcrisis, de Groningencrisis en het onderwerp van vandaag, de onderwijscrisis. In deze begroting is het belangrijkste beleidsvoornemen de extra investering in het Nationaal Programma Onderwijs, het NPO. Het is vandaag al een aantal keer genoemd. Hierbij stelt de demissionair minister eenmalig 8,5 miljoen euro beschikbaar om de opgelopen achterstanden in het onderwijs als gevolg van de pandemie in te lopen. Het is een incidentele investering die verdeeld moet worden over alle onderwijssectoren en die binnen tweeënhalf jaar moet worden uitgegeven, zonder dat daar een duidelijke visie aan ten grondslag ligt.
Voorzitter. Het NPO is een duur, maar weinig effectief paradepaardje dat niet het onderwijs, maar marktwerking verder vooruithelpt. Want in plaats van structureel meer te investeren in onderwijspersoneel, zien scholen zich verder genoodzaakt om dure zzp'ers in te huren. In plaats van dat er een integrale aanpak voor het tekort aan docenten is, hebben tijdens het Ruttetijdperk 71.000 leraren het primair onderwijs verlaten, van wie 45% jonger was dan 55 jaar.
Ook zien we dat het lerarentekort scheef is verdeeld. Juist bij de kinderen die de meeste baat hebben bij een goede docent, omdat ze bijvoorbeeld uit een laagtaalvaardig gezin komen, vallen de klappen van het lerarentekort het hardst. White flight onder leraren, ongezonde werkdruk, lagere salarissen en onbetaalbare huizen zijn allemaal structurele problemen waar we al jaren van op de hoogte zijn. Dat zijn de problemen die het werkveld graag opgelost wil zien. Ondanks alle signalen van de leerkrachten, de scholen en de onderwijsraden houdt het demissionair kabinet voet bij stuk ten aanzien van een Nationaal Programma dat de zorgen van de sector niet wegneemt. Ik vraag me af: hoe kan dat toch?
Voorzitter. In het rondetafelgesprek is al eerder benoemd dat de mate van kansenongelijkheid in het onderwijs een politieke keuze is. De heer De Hoop verwees daar ook naar. De vraag is wat kansengelijkheid mag kosten, niet incidenteel, maar structureel en niet tussen nu en tweeënhalf jaar, maar altijd. Kansengelijkheid betekent bijvoorbeeld op zoek gaan naar alternatieve momenten waarop een leerling geselecteerd en getoetst wordt als het niveau voor het voortgezet onderwijs wordt bepaald. Het stimuleren van brede brugklassen, het tegengaan van onderadvisering, het actief betrekken van kind en ouder bij schooladviezen, het toegankelijker maken van scholen voor leerlingen met een beperking, een gratis voorschool, een einde aan het postcodebeleid, actieve discriminatiebestrijding, gezonde lunches, het afschaffen van het leenstelsel, gratis lerarenopleidingen en natuurlijk het aanpakken van laaggeletterdheid zijn allemaal zaken die structureel geld en heel veel tijd kosten, maar die zouden het ons wel waard moeten zijn. Want — het is vandaag al vaker gezegd — wie de jeugd heeft, heeft de toekomst.
Hiermee wil ik overigens niet beweren dat incidentele investeringen nooit goed kunnen zijn, maar wat BIJ1 betreft worden incidentele investeringen gebruikt om een kickstart te maken voor structurele investeringen. Daarom dien ik op het gebied van laaggeletterdheid een amendement in. Internationaal onderzoek laat zien dat de lees- en taalvaardigheid van kinderen en jongeren, specifiek onder 15-jarigen, behoorlijk is gedaald. 24% van onze jeugd loopt het risico om laaggeletterd de school te verlaten. 24%! De trend is dat dit aandeel toe- in plaats van afneemt en dat betekent dat ongeveer 250.000 kinderen de kans wordt ontnomen om volwaardig te participeren in alle facetten van de maatschappij.
Met het amendement dat ik zal indienen proberen we met een incidentele impuls van 3 miljoen euro extra meer in te zetten op het voorkomen van laaggeletterdheid bij de jeugd en op het bevorderen van de kansengelijkheid in het onderwijs. We willen daarmee enerzijds meer inzetten op vroegtijdige taalontwikkeling, leesbevordering en leesplezier van jonge kinderen uit laagtaalvaardige gezinnen en anderzijds meer inzetten op betere voorlichting aan ouders, zodat zij zich gemakkelijker door het onderwijssysteem kunnen navigeren. Want vaak zijn het kinderen van minder kapitaalkrachtige ouders die aan de basisschool beginnen met een taalachterstand en die op basis van diezelfde leerprestaties lagere onderwijsuitkomsten krijgen.
Daarnaast dien ik een motie in om een landelijk dekkend systeem voor de aanpak van laaggeletterdheid te organiseren, waarin de verschillen tussen gemeenten worden geminimaliseerd en de bestaande programma's, initiatieven en stichtingen uit het werkveld integraler maar vooral ook intersectioneler met elkaar te werk kunnen gaan. Er wordt namelijk al heel veel werk verricht, maar aan de aanpak valt nog veel te verbeteren. Die blijkt vaak nog te versnipperd, en zo'n versnipperde aanpak kunnen we ons simpelweg niet veroorloven in het bestrijden van een probleem dat raakt aan zo veel verschillende sociaal-economische domeinen.
Voorzitter. Kansengelijkheid betekent ook: kunnen zijn wie je bent, overal en altijd. Ik heb dan ook vol verbazing in de memorie van toelichting gelezen dat het demissionaire kabinet streeft naar slechts 90% acceptatie van lhbtiqa+-mensen in het onderwijs. Ik ben daar ook een beetje door verward, want ik vraag me af wat de demissionair minister bedoelt met een acceptatiegraad van 90% van lhbtiqa+-mensen. Is het onderwijs nou juist niet een wezenlijke plek waar iederéén veilig zichzelf moet kunnen zijn? En is het niet de verantwoordelijkheid van de overheid om ongeacht de morele, religieuze of ethische opvattingen tegen genderdiversiteit in de samenleving te streven naar een 100% acceptatie van zowel de schoolgaande jeugd als het onderwijspersoneel?
Kansengelijkheid betekent daarnaast: rekening houden met neurodivergente studenten en met het mentale welzijn van onze studenten in het algemeen. Net als zo veel andere structurele uitdagingen in ons land heeft de pandemie ons laten zien dat onze studenten veelvuldig kampen met eenzaamheid, emotionele uitputting, prestatiedruk en slaapproblemen. Neurodivergente studenten blijven te vaak onbegrepen. En toch ontbreekt het ons nog altijd aan een integrale ketenaanpak voor het versterken van het welzijn van studenten waarbij onderwijsinstellingen, gemeenten, zorginstanties en de ministeries van OCW en VWS nauw met elkaar samenwerken.
Kansengelijkheid betekent ook het toegankelijker maken van het hoger en middelbaar beroepsonderwijs. Het betekent dat we jongeren uit Caribisch Nederland de ondersteuning bieden die ze nodig hebben, niet alleen om in Nederland te kunnen studeren maar ook om hun studie succesvol te kunnen afronden en zich hier thuis te voelen. Het betekent ook het collegegeld afschaffen, de basisbeurs opnieuw invoeren, de schakelprogramma's tussen het mbo en hbo verbeteren, het mbo versterken en verbreden, en drempels om te studeren wegnemen voor werkende mensen. Het zou een ieders recht moeten zijn om te studeren, waar, wanneer en op welke manier dan ook en ongeacht de grootte van je portemonnee, de plek van je wieg, je leeftijd, je naam, de noodzaak om naast de studie te blijven werken of je onderwijsstartpunt.
Tot slot betekent kansengelijkheid leren over jezelf, leren over elkaar en leren over waar we als samenleving vandaan komen. Dat gebeurt helaas nog te weinig. Tot op de dag van vandaag wordt in ons onderwijs een eenzijdig verhaal verteld over ons koloniale verleden. De gevolgen daarvan hebben we vandaag hier in deze Kamer met z'n allen kunnen aanschouwen. Dat wat niet begrepen wordt, wordt door velen ook direct afgewezen. Het is jammer dat we slechts een eenzijdig verhaal over ons koloniale verleden kennen, want daarmee doen we onze samenleving tekort. Onze gezamenlijke geschiedenis is er namelijk niet alleen één van onrechtvaardigheid en ongelijkheid. Het is er ook één van strijd vóór vrijheid, strijd vóór waardigheid en strijd vóór gelijkwaardigheid.
Ik benoemde het volgende al in mijn bijdrage bij de behandeling van de begroting van Koninkrijksrelaties. Het is inmiddels 226 jaar geleden dat er in Curaçao, destijds nog een kolonie van Nederland, een man opstond. Het was een zwarte tot slaaf gemaakte man die een opstand leidde tegen het koloniale bewind. Zijn naam was Tula. Het is inmiddels 137 jaar geleden dat een Indiase vrouw in Suriname in opstand kwam tegen de gedwongen contractarbeid en de omstandigheden waarin zij leefde. Haar naam was Janey Tetary. Wie kent de Javaanse vrouw Nyi Ageng Serang of de Molukse vrouw Martha Christina Tiahahu, die beiden streden tegen het koloniale bewind van Nederland?
Ik deel deze geschiedenis omdat het onze geschiedenis, onze Nederlandse geschiedenis is. Het is kwalijk dat we die stukken geschiedenis niet kennen en dat we er niet mee opgroeien. Sterker nog, het is kwalijk dat ze onder het tapijt worden geschoven, worden verzwegen en actief buitengesloten worden van ons onderwijs. Daarmee verliezen we niet alleen een archief aan verhalen over zwart en Aziatisch leiderschap, talent en verzet. We verliezen ook de collectieve herinnering aan wat we als samenleving met elkaar hebben doorstaan, waar we vandaan komen en hoe die geschiedenis ons heden kleurt.
Daarom vraag ik met mijn laatste motie om onderzoek naar het opgraven, uitbreiden en archiveren van de verhalen over antikoloniale vrijheidsstrijders en verzetshelden uit de Nederlandse geschiedenis, opdat we elkaar beter mogen gaan begrijpen, opdat we meer te weten komen van het verleden en kunnen werken aan een gelijkwaardige en rechtvaardige toekomst.
Ik dank u, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Simons. Ik geef het woord tot slot aan de heer Ephraim van de Groep Van Haga.
De heer Ephraim (Groep Van Haga):
Dank u wel, voorzitter. Bedankt dat de collega's zijn blijven zitten. Ik zal het kort houden, indachtig Johan van Oldenbarnevelt. Maar als ik tegenwoordig aan een willekeurig kind op school zou vragen "wie is Johan van Oldenbarnevelt?", zou het antwoord weleens kunnen zijn: is dat niet de linkerspits van FC Twente?
Voorzitter. Onderwijs kan van levensbelang zijn. Wat zou er gebeurd zijn met de jongeman die in het onsterfelijke In the ghetto bezongen werd door Elvis Presley — "as the crowd gathers round the angry young man, face down in the street with a gun in his hand in the ghetto" — als hij fatsoenlijk onderwijs met hoop op een betere toekomst genoten had?
Bezuinigen op onderwijs is een verschraling van de toekomst. Leraren in de ruime zin des woords dienen met passie, idealisme en trots de jongere generaties op te leiden. Dat heeft zeker niet alleen betrekking op de theoretische bekwaamheden. Er is niets mis met goede ambachtelijke vaardigheden die een kind opleiden tot loodgieter, elektricien of timmerman. Praktijkonderwijs met oudere vaklieden die als meester de leerling tot gezel en later tot meester opleiden, is belangrijk. Zo slecht waren de oude gedachtes van de gildes niet.
Echter, in alle gevallen geldt: het moet zonder gestoord te worden door regeldruk, opgelegd door bureaucratische beroepsmanagers die slechts naar schaalvergroting, spreadsheets en output kijken. Het moet zonder te hoeven vrezen voor de fysieke en geestelijke veiligheid, die bedreigd wordt door al te assertieve media, en zonder curlingouders die het principe "prepare your child for the road, not the opposite" uit het oog verloren zijn. In het hoger onderwijs wordt de Auctoritas Magister bedreigd door snowflakes, door social warriors die op luide toon safe spaces opeisen en activistisch afdwingen dat onafhankelijke geesten gecanceld worden. Ik ben benieuwd hoe de minister hiertegen aankijkt.
Onderwijs begint al bij de allerjongsten, die we naast onmisbare vaardigheden als lezen, schrijven en rekenen ook moeten leren stevige burgers in de dop te zijn, want in stormachtige tijden kun je maar beter met je wortels stevig in de bodem staan dan iedere keer proberen om de wind te keren. De leraar is de baas. Zoals Bordewijk al in zijn boek Bint zei: de leraar moet niet afdalen, de leerling moet klimmen. Goed onderwijs geeft iedereen, ongeacht afkomst, de mogelijkheid de maarschalksstaf die in het ransel van elk kind zit werkelijk te benutten door met zijn talenten te woekeren. Goed onderwijs verbindt, zeker als we vakdocenten op het gebied van muziek, toneel en lichamelijke opvoeding niet wegbezuinigen als overbodige luxe. Als kinderen samen sporten, spelen of muziek maken, verdwijnen de verschillen. Zeker sport is in onze tijd van jeugdobesitas geen overbodige luxe, alhoewel ik drie keer per week gym had; het werkt niet altijd. Goed onderwijs, bereikbaar voor iedereen, is de basis van onze democratie. Door corona zijn er leerachterstanden opgelopen. Kan de minister aangeven hoe groot deze achterstanden zijn?
Gezien het belang van onderwijs zijn er een aantal obstakels, zoals ik van leraren heb gehoord: te veel administratieve lasten, vragenlijsten en beleidsstukken die het onderwijzend personeel van hun core competence, namelijk kennisoverdracht en pedagogische activiteiten, afhouden. De managerscultuur is dodelijk voor professionele inhoudelijkheid. Er is angst over persoonlijke en geestelijke veiligheid. Immers, bij het wetenschappelijk onderwijs ligt de cancelcultuur als een hongerige groep hyena's steeds op de loer, te wachten op die ene misstap. Er is sprake van een gezonde frustratie ten aanzien van de maatschappelijke en materiële waardering van onderwijzers, leraren en docenten in het hoger onderwijs. Ze hadden het over schaalverkleining, kleinere klassen en zeiden dat meer tijd en aandacht voor individuele begeleiding overschiet. Laten we een gesprek en dialoog aangaan met de mensen in het veld, de professionals. Zij willen meepraten, zonder dat er door beleidsmedewerkers en managers wel over hen maar niet met hen gesproken wordt.
Voorzitter, tot slot een caveat van deze oude, cynische econoom, geen expert, maar wel een vader. Een bedrag van 8,5 miljard voor het onderwijs, zoals door het demissionaire kabinet beloofd, geeft hoop. Echter, zonder concrete plannen bekruipt mij de vrees dat een dergelijk enorm bedrag weleens ten prooi kan vallen aan consultants, interim-managers en andere aasgieren. Misschien kunnen we beter zestien keer een half miljard structureel reserveren voor verbetering van het onderwijs en de salarissen. Ik zou graag weten wat de minister hiervan vindt.
Voorzitter. OCW ligt mij na aan het hart. Graag zou ik als lid van een kleine, afgesplitste fractie een grotere bijdrage willen leveren. Als de vaste Kamercommissie voor OCW het mij toestaat, zou ik heel graag mijn aandachtsgebieden met OCW willen uitbreiden.
Nog één tip. Er is een lerarentekort. Ik heb begrepen dat onze minister-president één dag per week lesgeeft. Als hij dat uitbreidt tot vijf dagen per week, dan hebben we er in ieder geval één leraar bij.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Ephraim. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van deze beraadslaging. Ik dank de bewindspersonen, de Kamerleden, de mensen op de publieke tribune en de kijkers thuis.
De algemene beraadslaging wordt geschorst.
De voorzitter:
We gaan morgenmiddag verder met het debat. Dan gaan de bewindspersonen de vele vragen beantwoorden en hebben we een tweede termijn. Dank voor alle aandacht.
Sluiting
Sluiting 21.45 uur.