Plenair verslag Tweede Kamer, 65e vergadering
Dinsdag 6 april 2021

  • Aanvang
    14:00 uur
  • Sluiting
    18:00 uur
  • Status
    Gecorrigeerd

Opening

Voorzitter: Arib

Aanwezig zijn 137 leden der Kamer, te weten:

Aartsen, Agema, Alkaya, Amhaouch, Arib, Azarkan, Van Baarle, Baudet, Becker, Beckerman, Beertema, Belhaj, Bergkamp, Bisschop, Boswijk, Bouchallikh, Boucke, Boulakjar, Brekelmans, Bromet, Van Campen, Ceder, Dassen, Tony van Dijck, Gijs van Dijk, Inge van Dijk, Jasper van Dijk, Eerdmans, El Yassini, Ellemeet, Ellian, Eppink, Erkens, Fritsma, Geurts, Van Ginneken, De Graaf, Grinwis, Peter de Groot, Tjeerd de Groot, Gündoğan, Den Haan, Van Haga, Hagen, Hammelburg, Harbers, Rudmer Heerema, Pieter Heerma, Heinen, Hermans, Hijink, Van den Hil, Hoekstra, De Hoop, Van Houwelingen, Idsinga, Jansen, Jetten, Léon de Jong, Romke de Jong, Kaag, Kamminga, Kat, Kathmann, Keijzer, Van Kent, Kerseboom, Klaver, Knops, Koekkoek, Koerhuis, Kops, De Kort, Kuik, Kuiken, Kuzu, Kwint, Van der Laan, Van der Lee, Leijten, Maatoug, Madlener, Maeijer, Marijnissen, Markuszower, Van Meenen, Van Meijeren, Michon-Derkzen, Minhas, Agnes Mulder, Edgar Mulder, De Neef, Nijboer, Van Nispen, Ouwehand, Palland, Paternotte, Paul, Peters, Piri, Van der Plas, Ploumen, Pouw-Verweij, Van Raan, Raemakers, Rajkowski, Rutte, Schouten, Segers, Simons, Sjoerdsma, Smeets, Sneller, Snels, Van der Staaij, Stoffer, Van Strien, Tellegen, Teunissen, Thijssen, Tielen, Valstar, Vestering, Aukje de Vries, Wassenberg, Van Weerdenburg, Van der Werf, Werner, Westerveld, Van Weyenberg, Wiersma, Van Wijngaarden, Wilders, Van der Woude, Van 't Wout, Wuite en Yeşilgöz-Zegerius,

en de heer Blokhuis, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de heer Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, en de heer Van 't Wout, minister van Economische Zaken en Klimaat.

De voorzitter:
Ik open de vergadering van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van dinsdag 6 april 2021.

Mededelingen

Mededelingen

Mededelingen

De voorzitter:
Ik deel aan de Kamer mee dat er geen afmeldingen zijn.

Deze mededeling wordt voor kennisgeving aangenomen.

Vragenuur

Vragenuur

Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 136 van het Reglement van Orde.


Vragen Van Kent

Vragen van het lid Van Kent aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de TONK-steun.

De voorzitter:
Ik heet iedereen van harte welkom, ook de mensen die het vragenuur volgen. Het is het eerste vragenuur met de nieuwe Kamer. Dat is zeker een eer. We beginnen met de vragen van de heer Van Kent namens de SP aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in vak-K, die ik ook van harte welkom heet, over de TONK-steun.

Wij werken sinds 1 april met een nieuw Reglement van Orde. Dat betekent dat u vrij bent om de vier minuten zelf in te vullen, als u maar binnen die vier minuten blijft. Dat is wel de bedoeling.

Minister Koolmees:
Ik ook?

De voorzitter:
U ook, zeker. Er kunnen aanvullende vragen worden gesteld, twee vragen per fractie. De vragen mogen maximaal 30 seconden duren, dan weet u dat ook. Meneer Van Kent, leuk om u weer te zien.

De heer Van Kent (SP):
Hartelijk dank, voorzitter, geheel wederzijds!

Voorzitter. De coronacrisis hakt er hard in, in de gezondheidszorg, in het leven van mensen, maar ook in het leven van werkende mensen. Mensen die verplicht zijn door deze overheid om te stoppen met hun werkzaamheden en die afhankelijk zijn van de steun die de overheid hun biedt. Deze minister heeft daarbij in het begin hele grote stappen gezet, maar nu we een tijd verder zijn en het slagveld overzien, zien we dat er ook heel veel misgaat. Heel veel geld is bijvoorbeeld voor steun voor werknemers bedoeld, maar verdwijnt via moederbedrijven als winstuitkering in het buitenland.

Tegelijkertijd zien we dat mensen die moeten stoppen met hun werkzaamheden, zelfstandigen bijvoorbeeld, bij de overheid aankloppen en nul euro steun krijgen. In het begin was daar een regeling voor. Die heet de Tozo. Daarbij werd niet gekeken naar het inkomen van de partner. Na een paar maanden heeft deze minister besloten om wel te kijken naar het inkomen van de partner. Dat betekent dat je geen steun krijgt als je een partner hebt met een inkomen en je om steun vraagt. De SP heeft bij deze minister talloze voorbeelden aangedragen, hele schrijnende situaties. Deze minister heeft steeds gezegd: ja, ik zie het wel, maar het is niet uitvoerbaar, het is problematisch, ik kom met een nieuwe regeling. Nu is die nieuwe regeling er en blijkt die een dode mus.

Voorzitter. De mensen die die steun keihard nodig hebben, kloppen nog steeds in bijna alle gevallen tevergeefs aan bij de overheid. En als ze die steun al krijgen, dan verschilt het enorm per gemeente. Bijvoorbeeld in het Drentse Coevorden krijg je maximaal €6.000 en in de gemeente Utrecht, onder dezelfde omstandigheden, maximaal €1.500. Dat is niet uit te leggen.

Daarom de vraag aan deze minister: vindt deze minister ook dat er niet meer gekeken moet worden naar het inkomen van de partner als het gaat om die steunpakketten? Vindt de minister dat de voorwaarden voor die regeling die de gemeenten nu uitvoeren veel ruimer moeten worden? En vindt de minister ook dat de bedragen in de gemeentes die aan steun worden uitgekeerd vergelijkbaar moeten zijn en niet dit soort bizarre verschillen moeten kennen?

De voorzitter:
Dan geef ik nu het woord aan de minister.

Minister Koolmees:
Dank u wel, mevrouw de voorzitter, en dank aan de heer Van Kent voor de gestelde vragen. Een eer om in uw nieuwe Kamer het eerste spits te mogen afbijten.

Ik ben het eens met de heer Van Kent dat de coronacrisis er hard inhakt en dat we daarom ook een ruim steunpakket hebben opgetuigd met de NOW, de TVL en de TONK, waar inderdaad af en toe ook dingen misgaan. Ik ben de eerste die dat toegeeft. Sterker nog, twee weken geleden heb ik nog een dilemmabrief naar uw Kamer gestuurd met een aantal echt wel in de uitvoering complexe problemen waar ondernemers tegenaan lopen. Het UWV, de SVB en de gemeenten zijn hard aan het werk om dat soort problemen op te lossen en ondernemers ook echt te steunen. Er wordt keihard gewerkt door die mensen om die steun terecht te laten komen bij die ondernemers.

Dan de specifieke vraag over de TONK. Van de week was er een signaal bij de NOS en dat signaal herken ik. De kern is dat het aantal aanvragen fors achterblijft bij het aantal verwachte aanvragen. We hadden een beetje geraamd dat er een x-aantal duizend aanvragen zouden komen voor de TONK, de Tijdelijke Ondersteuning Noodzakelijke Kosten. Die aanvragen blijven fors achter. We weten eigenlijk niet precies wat daarvoor de reden is. Dat zijn we nu aan het achterhalen. We hebben elke week met tien grotere gemeenten, kleinere gemeenten en middelgrote gemeenten, Divosa en de VNG overleg om te horen wat er speelt op de vloer en waarom die aanvragen achterblijven. Het zou kunnen dat dat te maken heeft met allerlei voorwaarden die gemeenten daaraan stellen. Het kan ook liggen aan angst om steun aan te vragen bij de gemeenten. Het punt is: we weten het niet precies. Wat we wel weten, is dat wij een ruim budget hebben toegezegd om deze mensen tegemoet te komen. We hebben het budget twee, drie weken geleden nog verdubbeld van 130 miljoen euro naar 260 miljoen euro, juist ook met de oproep aan gemeenten om dit ruimhartig toe te kennen aan die ondernemers.

Nogmaals, we hebben elke week overleg. We nemen dit signaal ook mee terug naar de gemeenten. Ik zal zelf ook een oproep doen aan de gemeenten om het ruimhartig toe te kennen. Zoals u weet heeft de minister-president twee weken geleden bij het coronasteunpakket aangekondigd dat Bas van 't Wout, Wopke Hoekstra en ik bezig zijn met een nieuwe brief om een aanvullend steunpakket neer te leggen. Daar zijn we nu hard mee bezig. We hopen er de tweede helft van deze maand mee naar uw Kamer te komen. Daar zal dit ook een onderdeel van zijn: hoe gaan we met de gemeenten het beleid zo vormgeven dat de ondernemers die het nodig hebben ook gesteund kunnen worden in de praktijk?

De heer Van Kent (SP):
Het is een heel groot offer dat niet van mensen wordt gevraagd, maar dat mensen wordt opgelegd om te brengen. Dat grote offer is namelijk het stopzetten van de werkzaamheden. Dat grote offer moet wat de SP betreft altijd gepaard gaan met compensatie van de schade die dat tot gevolg heeft. Is de minister dat met de SP eens? Als dat zo is, is de minister dan ook van mening dat er niet moet worden gekeken naar het inkomen van de partner?

Ik zal u een voorbeeld geven van een fotograaf die vooral bezig is met het fotograferen van huwelijken en evenementen en die in de zomer eventjes weer werk had, maar dat viel daarna compleet weg. De partner heeft een baan net boven het minimumloon. De fotograaf klopt bij de gemeente aan en krijgt nul euro steun. We hebben dat voorbeeld hier naar voren gebracht. De minister heeft gezegd: ik zie dat dat een probleem is. Ja, nogal wiedes! Er is verwezen naar een regeling die eraan zou komen. Die regeling is er nu; die regeling is nu ingevoerd. Deze persoon klopt weer aan bij de gemeente en krijgt weer te horen: u krijgt nul euro steun.

Is de minister bereid om het kijken naar het inkomen van de partner los te laten, dus te kijken naar de gevolgen die voor het individu gelden, die voor de desbetreffende fotograaf gelden, zodat diegene gewoon krijgt waar hij recht op heeft en gewoon een fatsoenlijk inkomen krijgt om deze crisis menswaardig samen door te komen? Dan is het wat de SP betreft onvoldoende dat deze minister in overleg is met de gemeenten en weer aan het praten en het kijken is. Er moet gehandeld worden. We vragen hier al maanden en maanden aandacht voor. Geen papier schuiven, maar daden.

Minister Koolmees:
De TONK staat nu een maand open bij de meeste gemeenten. De meeste gemeenten zijn op 1 maart begonnen met de uitvoering van de TONK. Sommige gemeenten hebben iets langer nodig gehad om het in te regelen en zijn er eigenlijk pas 1 april mee begonnen. Even terug in de tijd. We hadden de Tozo voor zelfstandig ondernemers, voor zzp'ers, voor mensen die geen inkomen meer hadden. Die was gebaseerd op de uitgangspunten van de Participatiewet, van de bijstand in Nederland. In de Participatiewet geldt natuurlijk wel een partnertoets. Tegelijkertijd zagen we dat bepaalde groepen tussen wal en schip dreigden te vallen, niet alleen de zelfstandigen, maar ook de mensen met een flexcontract die bijvoorbeeld geen WW-rechten hadden, en dga's, directeur-grootaandeelhouders, die bijvoorbeeld een horecabedrijf hebben en ook nergens voor in aanmerking zouden komen. Daarom hebben we gezegd dat we voor deze drie groepen een regeling willen hebben die makkelijk uitvoerbaar is, waarvan de uitvoering bij de gemeenten ligt en die snel tot uitkering kan komen. Daar is de TONK voor gekomen. De TONK is per gemeente verschillend, omdat de situatie per gemeente verschilt. De huur in Amsterdam is een andere dan die in een andere gemeente in Nederland.

De heer Van Kent (SP):
In Drenthe.

Minister Koolmees:
In Drenthe bijvoorbeeld, ja.

De heer Van Kent (SP):
Daar is het bedrag hoger dan in Utrecht, hè?

Minister Koolmees:
Vervolgens hebben we gezegd dat het aan de beleidsvrijheid van de gemeenten is om hier invulling aan te geven. Waarom? Als we dat niet doen, moeten we een nieuwe regeling maken. Dan hebben we allerlei verantwoordingslasten. Dan zijn er meer accountants en controleurs bezig met het controleren waar het geld terechtkomt dan dat de ondernemers echt kunnen worden gesteund. Daar hebben we bewust voor gekozen. We hebben dat ook voorgelegd aan uw Kamer en u heeft daar breed mee ingestemd. Nu zijn er verschillen tussen gemeenten en dat was ook de bedoeling, zal ik maar zeggen. Ik erken dat het wat mij betreft ruimhartiger kan dan nu het geval is. Ik denk ook dat we met elkaar in overleg moeten om dat voor elkaar te krijgen, maar we zijn nu een maand onderweg met deze regeling en zij kan echt wel verbeterd worden. Dat gaan we ook doen, maar het is niet mijn plan om nu te zeggen dat alles overhoop moet. Dat gaat alleen maar tot vertraging leiden en daar zijn die ondernemers helemaal niet mee geholpen.

De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Kent.

Minister Koolmees:
Dat was al vier minuten?

De voorzitter:
Ja.

Minister Koolmees:
O, dat gaat snel dan.

De voorzitter:
Dan heb ik de heer Van Weyenberg, de heer Aartsen, de heer Gijs van Dijk, de heer Van Baarle en mevrouw Palland. De heer Van Weyenberg namens D66.

De heer Van Weyenberg (D66):
Dank u wel, voorzitter. Deze regeling zou juist iedereen moeten helpen die door de partnertoets geen Tozo kreeg. De realiteit is dat dat op dit moment niet gebeurt. Ik vraag de minister dat expliciet te erkennen, dat op te lossen en ook aandacht te vragen voor de Kameruitspraak dat er geen vermogenstoets zou komen, dat spaargeld niet mag meetellen. Ik lees nu allerlei voorbeelden waar een beetje spaargeld betekent dat mensen het geld niet krijgen. Dat was niet de wens van deze Kamer. Ik vraag de minister die vermogenstoets te laten schrappen.

Minister Koolmees:
De eerste vraag: dat is niet in alle gemeenten gebeurd. Dat ben ik onmiddellijk met de heer Van Weyenberg eens. Er zijn een aantal gemeenten — de heer Van Kent had daar ook een voorbeeld van — waar dat echt wel ruimhartig gebeurt, waar forse bedragen beschikbaar worden gesteld voor de duur van zes maanden. Maar dat is niet in alle gemeenten zo. De combinatie van het feit dat de aanvragen achterblijven en dat we toch 260 miljoen beschikbaar hebben gesteld voor deze groep, brengt mij tot de conclusie dat wij de uitvoering moeten verbeteren en beter onder de aandacht moeten brengen. Dat is één.

Twee: de vermogenstoets. Dat klopt. In de handreiking die we hebben gestuurd, is geen vermogenstoets opgenomen. Wel zien we in de praktijk dat gemeenten zelf invulling geven aan wie ze volgens hen moeten ondersteunen. Dat zijn lokale regels, die lokaal worden vastgesteld door de gemeenteraden en waar wij niet over gaan. Maar in de handreiking die we hebben meegegeven aan de gemeenten hebben we gezegd: de Kamer heeft verzocht om geen vermogenstoets in te voeren. Zo hebben we het naar de gemeenten gestuurd om het op die manier vorm te geven. Vanuit gemeenteland zelf heb ik een aantal reacties gekregen dat men dat ingewikkeld vindt. Als het namelijk mensen zijn met heel veel vermogen die toch aanspraak maken op de TONK, vinden zij het oneerlijk dat die groepen wel ondersteund worden en andere groepen, bijvoorbeeld in de bijstand, niet. Maar dat is een lokale verantwoordelijkheid. Wij hebben dat niet centraal meegegeven. Het is een lokale invulling van de gemeenteraad zelf.

De heer Aartsen (VVD):
Ik vind het best wel onbegrijpelijk. Het idee was: ondernemers in nood. Daar regelen we iets voor dat heel simpel kan: een grote zak geld, het moet ruimhartig — de woorden van de minister zelf — en zonder toeters en bellen. Geen vermogenstoets, geen partnertoets, maar snel zorgen dat die ondernemers deze ellende door kunnen komen. Dan verbaast het mij dat gemeenten daar toch weer allerlei eisen aan stellen. De minister geeft aan dat hij in gesprek is met die gemeenten. Ik zou graag willen dat de minister de Kamer informeert welke gemeenten die toeters en bellen dan hebben, welke gemeenten er bewust voor kiezen om allerlei eisen te stellen. Dan kunnen we het publieke debat voeren over de vraag of je in deze tijd ondernemers op die manier wilt helpen.

Minister Koolmees:
Dat wil ik graag toezeggen, maar niet voor alle gemeenten, als u dat toestaat. Er zijn ongeveer 350 tot 400 gemeenten. Ik denk dat wij een overzicht kunnen maken van de grote gemeenten en een representatief beeld kunnen geven van alle gemeenten in Nederland. Dat wil ik graag doen en dan wil ik dat meesturen met de brief die we sowieso hebben toegezegd.

De heer Gijs van Dijk (PvdA):
Ik denk dat we hier wel twintig debatten hebben gevoerd over de partnertoets in de Tozo, waardoor heel veel ondernemers diep in de problemen raken. En niet alleen de ondernemers zelf, maar vaak ook het gezin: in de schulden geraakt, misschien zelfs het huis moeten verkopen. De TONK zou komen en die zou de oplossing bieden voor al die probleemgevallen, die we allemaal herkennen. En wat blijkt? Ik hoef niet heel ver te zoeken. De gemeente Leiden, 20 kilometer verderop, vraagt gewoon een partnertoets bij deze regeling. We kunnen wel zeggen dat dit pas een maand onderweg is, maar we zijn al een jaar onderweg met de coronacrisis.

De voorzitter:
En uw vraag is, meneer Gijs van Dijk?

De heer Gijs van Dijk (PvdA):
Er zijn heel veel ondernemers in de problemen en we zien dat bijvoorbeeld de gemeente Leiden gewoon een partnertoets vraagt. Gaat de minister de gemeente Leiden aanspreken op het feit dat zij deze partnertoets niet zou moeten vragen omdat dat niet is conform hetgeen in de Kamer is afgesproken?

De voorzitter:
De minister! We hebben net 30 seconden afgesproken.

Minister Koolmees:
De heer Gijs van Dijk heeft het dan over de partnertoets voor de TONK? Ja, ik ga daar zeker navraag naar doen.

De heer Van Baarle (DENK):
Ik ben echt op zoek naar het urgentiegevoel van deze minister, die als een soort Dagobert Duck op een zak geld zit, maar niet in staat is om dat geld bij de mensen te brengen die het nu ontzettend moeilijk hebben. De mensen die het moeilijk hebben, hebben niet de tijd om te wachten tot deze minister weer een overleg heeft gevoerd met gemeenten. Ik vraag echt urgentie bij deze minister om de mensen te helpen. Is hij bereid om deze gemeenten per direct op te leggen dat zij die mensen steun moeten geven op basis van criteria die deze minister nu vaststelt?

Minister Koolmees:
Deze vraag verbaast me zeer van een ex-raadslid van de gemeente Rotterdam. De gemeenten hebben zelf steeds bij het Rijk aangegeven dat ze die beleidsvrijheid willen hebben. Ze willen zelf kunnen bepalen welke ondernemers ze steunen en welke niet. Het is voor mij heel erg aantrekkelijk om te zeggen dat gemeenten het langs deze manier moeten uitvoeren, maar dan zeggen de gemeenten terecht: daar gaat u niet over als minister, dan moet u bij de gemeenteraad zijn. Bij u dus, in een vorige periode.

Ik ben ook geen Dagobert Duck, want ik heb het geld al overgemaakt aan de gemeenten. Dat is ook de reden waarom we voor deze weg hebben gekozen. We hebben gekozen voor de bijzondere bijstand, zodat gemeenten direct over het geld beschikken en snel tot uitbetaling kunnen overgaan. Dat is juist om te voorkomen dat er eerst een bonnetje moet worden opgestuurd of een rekening moet worden ingediend bij het Rijk en men daarop moet wachten. We hebben er juist voor gekozen om het snel over te maken en niet op het geld te gaan zitten, want wij vinden dat die ondernemers nu geholpen moeten worden. Er zijn nu eenmaal verschillen tussen gemeenten. De gemeente Rotterdam, waaruit de heer Van Baarle afkomstig is, is een andere gemeente dan de gemeente in Drenthe waar de heer Van Kent het over had. Deze regeling geeft ook de ruimte om daar rekening mee te houden. Dat vind ik alleen maar positief. Maar urgentie voel ik zeker.

De voorzitter:
Tweede aanvullende vraag, meneer Van Baarle.

De heer Van Baarle (DENK):
Dat blijkt, met alle respect, niet uit de beantwoording van de minister. We zien waar de knelpunten op dit moment liggen: bij gemeenten en bij die partnertoets. Daardoor zitten mensen nu gewoon in de ellende en krijgen niet de steun die ze nodig hebben. Ik zou echt een appel op de minister willen doen. Op dit moment hebben mensen gewoon moeite om aan het einde van de maand de rekeningen te betalen. Zorg ervoor dat we zo snel mogelijk dwingend aan de gemeenten opleggen wat er moet gebeuren en zorg dat de partnertoets wordt afgeschaft. Met het verhaal dat mensen in de mallemolen van de bureaucratie niet krijgen wat ze nodig hebben, schieten we niets op. Er is meer daadkracht nodig.

Minister Koolmees:
De heer Van Baarle zegt iets heel stevigs, zonder dat hij daar enig bewijs van kan overleggen. We weten namelijk niet waarom het aantal aanvragen zo achterblijft. We hebben budget beschikbaar gesteld. We hebben gemeenten opgeroepen om ruimhartig te zijn. We zien dat in sommige gemeenten maar 10% van het aantal verwachte aanvragen is ingediend. Dat heeft niks te maken met eisen, dat heeft niks te maken met budget. Het heeft te maken met mensen die zich niet melden. Ik ben het met iedereen eens die zegt dat dit een probleem is, want wij willen die ondernemers juist helpen en zo snel mogelijk het geld overmaken. Daarom hebben we voor deze route gekozen. Je kunt echter niet zeggen dat uit de berichtgeving van de NOS blijkt dat dit het probleem is. Het voorbeeld van de gemeente Leiden ken ik niet, maar ik heb de afgelopen periode wel heel veel voorbeelden gezien van gemeenten, ook de gemeente Amsterdam bijvoorbeeld, die wel degelijk ruimhartig aan het werk zijn om hier invulling aan te geven voor forse bedragen per maand.

Mevrouw Palland (CDA):
De bedoeling is dat ruimhartig toepassen en maatwerk via de gemeenten mogelijk is. Geld kan niet het probleem zijn, want het budget is verdubbeld. Dat zou dus comfort moeten geven. De minister geeft aan in overleg te gaan met gemeenten. Is hij ook bereid om daarbij naar de criteria te kijken en vooral te kijken naar de bekendheid van de regeling en of angst bij ondernemers over het eventueel moeten terugbetalen van de regeling een rol speelt? Wij krijgen signalen dat dit bij ondernemers van belang is, ook gelet op de discussies rondom de NOW.

Minister Koolmees:
Dat laatste punt herken ik. Dat zijn geluiden die mij ook hebben bereikt: ondernemers zouden terughoudend zijn met het aanvragen van de regeling, omdat ze denken dat ze het straks weer moeten terugbetalen. Dat willen ze niet, want dan hebben ze nog meer schulden. Dat begrijp ik, maar dit is natuurlijk een gift. Dit is geen lening en hoeft niet terugbetaald te worden. Het is een gift vanuit de gemeente. Maar het is een terecht punt van mevrouw Palland en ik neem het zeker mee in de gesprekken met de gemeenten. We zullen kijken of we daar meer helderheid over kunnen krijgen en zorgen kunnen wegnemen. Ik heb overigens drie weken geleden een videoboodschap ingesproken richting de accountants van de gemeenten, dat het Rijk voor de Tozo en de TONK echt over de brug zal komen met het geld dat nodig is om deze groep te ondersteunen. Dat heb ik al drie weken geleden gedaan.

De voorzitter:
Mevrouw Maatoug namens GroenLinks.

Minister Koolmees:
De "maiden-interruptie".

Mevrouw Maatoug (GroenLinks):
Dank, voorzitter. Bestaat dat: een "maiden-interruptie"? Mijn vraag aan de minister is de volgende. We snappen dat het decentrale beleidsruimte is. Het zijn echter ook noodmaatregelen voor de mensen die tussen wal en schip vallen. Kunt u, in het verlengde van alle vragen die al gesteld zijn, duidelijke afspraken maken om eenduidigheid te krijgen, want dat gaat ook helpen bij de analyse die u net zelf gaf. Kunt u aangeven wat u daarvoor gaat doen en kunt u dat ook melden in de brief?

Minister Koolmees:
Eenduidigheid vind ik echt een ingewikkelde. Dan zou ik in een bevoegdheidsverdeling komen met de gemeente, waar ik niet over ga. De gemeente heeft een protocol voor bijzondere bijstand en hangt daar zelf criteria aan. Wat ik wel heb gezegd tegen de gemeenten is dat zij wat mij betreft ruimhartig toekennen. Daarom hebben ze ook een ruim budget. We hebben het budget zelfs verdubbeld van 130 miljoen naar 260 miljoen. Dat is om te voorkomen dat het budget een knelpunt zou worden voor deze groep. Wat ik leer uit deze berichtgeving, is dat er inderdaad heel grote verschillen bestaan. Dat is reden om met de gemeenten in gesprek te gaan en te zeggen: kunnen we dat niet een beetje stroomlijnen, om te voorkomen dat er tussen aanpalende gemeenten grote verschillen ontstaan? Dat neem ik dus mee terug, maar ik kan dat niet afdwingen. Daar gaat u niet over, en ik ook niet.

De voorzitter:
Mevrouw Maatoug, een tweede vraag.

Mevrouw Maatoug (GroenLinks):
Dat snappen wij ook, maar mijn vraag is de volgende. We zitten in deze situatie omdat we gekozen hebben voor de makkelijkst uitvoerbare manier. Daardoor kwamen we bij de gemeentes uit. Dit is dus een bijzondere situatie. Mijn vraag is om dat mee te nemen in de gesprekken, en om daarin eenduidig af te spreken welke decentrale ruimte er is. Bent u daartoe bereid, vraag ik aan de minister.

Minister Koolmees:
Sterker nog, dat hebben we al gedaan. Ik vind dat een terecht punt. Dat hebben we al gedaan en ja, dat gaan we in de vervolgronde nog een keer doen.

De heer Van Haga (FVD):
We hebben het al heel vaak gehad over de partnertoets. Nu blijkt dat die partnertoets her en der toch nog steeds wordt ingevoerd. Forum voor Democratie heeft op een gegeven moment een motie ingediend waarin wij vroegen om saldering toe te passen. Als door de overheidsmaatregelen €10.000 verlies wordt gemaakt en de partner verdient €2.000, dan is het negatieve saldo dus €8.000. Dat is dan een marker om wel uit te keren. Als u toch gaat bellen met Leiden en alle andere gemeentes die onverhoopt de partnertoets invoeren, zou u dit dan als een mogelijke oplossing kunnen meegeven?

Minister Koolmees:
Dit is eigenlijk de reden waarom we voor deze route hebben gekozen. Als bij wijze van spreken een directeur-grootaandeelhouder met een forse hypotheek die hij normaal gesproken gemakkelijk kan betalen, zegt: door deze maatregelen kom ik in problemen, kan ik dat niet meer, en kom ik niet uit met een Tozo-uitkering of met een andere tegemoetkoming. Daarvoor hebben we de TONK bedacht. Daarmee kan de gemeente maatwerk geven en bijstorten. Wat we nu in de praktijk zien, begrijp ik op zich vanuit de uitvoeringskant van de gemeenten. Zij zeggen: we hebben een soort standaardregeling. Iedereen die zich bij het loket meldt, krijgt de standaardregeling. Mocht iemand dan toch in problemen komen, dan hebben zij een maatwerkoplossing. In de praktijk is er dan een hardheidsclausule. Als je je bij het loket van de gemeente meldt omdat je een hoge hypotheek of anderszins hoge lasten hebt, dan kun je meer krijgen. De gedachte achter de regeling was juist om het punt van de heer Van Haga in de praktijk te kunnen regelen. We zien nu in de praktijk dat te veel de eenheidsworst wordt gehanteerd. In sommige gemeenten wordt dit karig uitgewerkt. Dat was niet de bedoeling en daar wil ik graag over in gesprek. Maar nogmaals, ik kan het niet afdwingen.

De heer Van Haga (FVD):
Nu toch de dga langskomt, kan mooi worden meegenomen dat we bij de NOW het dga-salaris überhaupt niet meenemen. Misschien kunt u dat ook meenemen in het volgende steunpakket.

Minister Koolmees:
Dat is niet helemaal waar, want ongeveer 5% van de dga's worden wel meegenomen in de NOW. Dat geldt met name voor dga's die sv-loon, of socialeverzekeringsloon, betalen en die premies hebben afgedragen. Zij worden wel gecompenseerd. Maar u heeft gelijk: voor het grootste deel geldt dat niet, omdat zij niet verzekerd zijn voor sociale zekerheid en daarom niet in de UWV-database zitten.

De voorzitter:
Dank u wel.


Vragen Aartsen

Vragen van het lid Aartsen aan de minister van Economische Zaken en Klimaat, bij afwezigheid van de staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, over het faillissement van D-reizen.

De voorzitter:
Dan geef ik nu het woord aan de heer Aartsen namens de VVD voor zijn vragen over het faillissement van D-reizen. De vraag is eigenlijk aan de staatssecretaris gericht, maar zij kon hier niet bij zijn. Vandaar dat de minister van Economische Zaken en Klimaat de vragen gaat beantwoorden. Die heet ik ook van harte welkom. De heer Aartsen namens de VVD.

De heer Aartsen (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Vanmorgen werden we opgeschrikt door het faillissement van D-reizen. Dat is verschrikkelijk zuur. Niet vanwege het mooie logo van dat bedrijf, maar vanwege de meer dan 1.000 mensen die nu op straat komen te staan. We stellen met allerlei steunpakketten alles in het werk om te voorkomen dat bedrijven omvallen en dat mensen hun baan verliezen. Daar hadden we het net over. Het ziet er nu naar uit dat deze mensen toch ook moeten vrezen voor hun baan.

Voorzitter. Ik wil hier niet graag ingaan op een individueel bedrijf of op één casus, maar er rijst wel een aantal vragen. Het steunpakket had tot doel om snel het geld op de rekening van de ondernemers te krijgen, zodat ze niet in liquiditeitsproblemen komen. D-reizen geeft aan dat het voucherfonds dat was aangekondigd er te laat is gekomen. Ik vraag mij af: hoe zit dat, meneer de minister? Deze Kamer heeft op 29 oktober een motie over dat voucherfonds aangenomen. Pas afgelopen vrijdag, maar liefst vijf maanden later, werd de uitwerking hiervan naar de Kamer gestuurd en gaat het pas open. Hoe kan dit, vraag ik de minister.

Daarnaast geven zij aan dat de eisen die in het fonds gesteld zijn veel te streng zijn, waardoor ze daarop geen aanspraak hadden kunnen maken. Hoe zit dat, en waarom is voor deze eisen gekozen?

Voorzitter. Ik vind het belangrijk om dit te weten. Het zou zonde zijn als wij hier allerlei steunpakketten presenteren, maar ondernemers vervolgens maanden moeten wachten tot ze dat geld een keer op de rekening krijgen, en er ook nog eens allerlei bureaucratische eisen aan worden gesteld, waardoor ondernemers hier geen gebruik van kunnen maken. Het laatste wat je op dit moment wil, is een domino-effect van deze faillissementen.

De voorzitter:
Dank u wel. Het woord is aan de minister.

Minister Van 't Wout:
Dank u wel, voorzitter. Ik sluit me helemaal aan bij het begin van het betoog van de heer Aartsen dat dit natuurlijk vreselijk nieuws is voor de mensen die daar werken en voor de eigenaren. U zegt terecht dat wij in Nederland heel grote steunpakketten hebben. Wij lopen daarmee echt voorop in Europa, als je kijkt naar de omvang daarvan. Over het algemeen doen die ook heel goed werk, als je ziet dat het aantal faillissementen eigenlijk bijna historisch laag is op dit moment. Wij hebben ook altijd gezegd dat wij nooit helemaal kunnen voorkomen dat er een keer een bedrijf omvalt. Het past mij ook niet — maar dat deed u ook niet — om heel specifiek op één bedrijf in te gaan en na te gaan wat precies de redenen van het faillissement van dat bedrijf zouden zijn.

U vraagt naar de voucherkredietfaciliteit. Daarover is afgelopen vrijdag door de staatssecretaris een brief gestuurd. Vandaag ligt de begroting aan u voor. Dit betekent dat in de komende weken de regeling ook tot uitbetaling kan leiden.

Waarom heeft het zo lang geduurd? Daaronder ligt haast de suggestie alsof mensen hier onnodig aan het vertragen zijn. Dat is natuurlijk niet zo. Er wordt echt op alle fronten — ook bij de TVL, de heer Koolmees heeft daar zojuist op gewezen — ongelofelijk hard gewerkt om zo veel mogelijk ondernemers zo snel mogelijk te ondersteunen. In dit geval is er gewoon sprake van een heel ingewikkelde regeling. De staatssecretaris heeft daar vol aan getrokken. Op 9 december zijn de contouren bekendgemaakt. Toen moest de regeling met de SGR nog verder vormgegeven worden. Daarmee moet je nog langs Brussel. Die heeft op 30 maart akkoord gegeven. En vrijdag lag de brief hier. Ik weet niet of een-op-een de koppeling gelegd kan worden: als de regeling er nu een paar weken eerder had gelegen, dan was dat faillissement er niet geweest. Dat durf ik echt niet zomaar te zeggen. Maar alleen al het feit dat de regeling er nu ligt, kan naar mijn mening heel behulpzaam zijn voor heel veel bedrijven in de reisbranche. Tegelijkertijd zullen wij, net als in andere branches, onmogelijk kunnen voorkomen dat er bedrijven failliet gaan, hoe triest dat ook is.

De heer Aartsen (VVD):
Dat laatste is helaas waar. Maar ik wil wel voorkomen dat ondernemers in de problemen komen doordat er een bepaalde vertraging op de lijn zit tussen de aankondiging van de regeling, het besluit erover en de uitbetaling. We moeten eerlijk zijn: het probleem zit natuurlijk ook bij meerdere regelingen van de steunpakketten. De TVL voor Q2, dit huidige kwartaal, gaat pas eind mei open. Ik zou graag wat meer urgentie willen zien, eigenlijk de urgentie die wij hebben gehad bij het eerste deel van de coronacrisis, want iedere week, iedere dag, iedere maand dat een ondernemer moet wachten, wordt het risico op faillissement groter. Ik ben heel benieuwd wat de minister gaat doen om ervoor te zorgen dat als wij hier in de Kamer dingen beslissen, er ook heel snel voor wordt gezorgd dat de gelden ook daadwerkelijk op de rekening van de ondernemer terechtkomen.

Dan ten aanzien van de reissector. Kan de minister aangeven of hij nog wel in gesprek gaat met deze sector? Er valt nu hoogstwaarschijnlijk een grote jongen om. Ik hoop dat er nog een doorstart mogelijk is, maar het laatste wat je wil, is een domino-effect. Ik denk dat het goed is als de minister of de staatssecretaris in gesprek gaat met deze sector. Wat kunnen wij doen om dat effect te voorkomen? Hoe kunnen wij voorkomen dat er straks nog meer bedrijven failliet gaan in deze sector?

Minister Van 't Wout:
Toch even terugkomend op het eerste. Ik sta er echt voor dat alles op alles gezet wordt, en in groten getale, om zo snel mogelijk onze regelingen bij de ondernemers te krijgen. Het is echt ongekend wat er bijvoorbeeld bij de RVO gedaan wordt. Er zit daar niemand met de intentie om dat niet zo snel mogelijk te doen. Wat wel ingewikkeld is, is dat wij — overigens om goede redenen — vaak een regeling weer aanpassen, ook gedurende de looptijd. Dat heeft enorme effecten daar. Maar de RVO zet echt alles op alles om alle regelingen die wij hier met ons allen verzinnen, zo snel mogelijk daar te krijgen. Ook RVO denkt continu na over mogelijkheden om het sneller en eerder te doen. Maar niet altijd alles kan, ook als je kijkt naar de enorme hoeveelheden waar het hier om gaat. En laten wij overigens ook niet vergeten dat het in heel veel gevallen ook heel goed gaat. Ik vind het wel belangrijk om dat beeld ertegenover te blijven zetten.

Dan vraagt u of er sprake zou kunnen zijn van een domino-effect van dit faillissement. De ANVR heeft vanochtend laten weten dat zij dat niet meteen zo ziet. U weet dat wij in zijn algemeenheid met heel veel branches en koepels continu in gesprek zijn.

De heer Aartsen (VVD):
Uiteraard gaat er — gelukkig — veel goed, maar het is aan ons als volksvertegenwoordigers om aan te geven waar dingen knellen, want anders zou het hier een goednieuwsshow worden. Heel veel ondernemers geven aan juist die snelheid niet meer te kunnen hebben. Dat kon vorig jaar misschien nog, maar de potten, de buffers en de liquiditeit zijn bij heel veel ondernemers op. Het is dan heel erg vervelend dat, als je een vergoeding krijgt over het tweede kwartaal van 2021, de regeling pas eind mei opengaat. Dat is echt een enorm lange periode voor heel veel ondernemers. We moeten ons daarvan wel bewust zijn. Nogmaals, het is nog steeds crisis. Iedere dag, iedere week, iedere maand dat we die regeling eerder open kunnen zetten, kan voor een ondernemer het verschil maken tussen failliet of niet failliet. Op dat besef moeten we blijven hameren. Ik hoop dan ook dat deze minister, samen met de ambtenaren die echt goed werk doen, continu blijft kijken hoe dingen sneller kunnen. Het laatste wat je wil, is dat we hier straks staan en moeten concluderen dat er nog meer bedrijven failliet zijn gegaan omdat een regeling te laat is opengegaan.

Minister Van 't Wout:
Eens. De heer Aartsen heeft natuurlijk gelijk dat het uw rol als volksvertegenwoordiger is, maar overigens ook die van ons als bewindspersonen, om continu te kijken waar dingen niet goed gaan en of ze sneller kunnen. U kunt er echt van uitgaan dat we daar alles doen wat kan. Tegelijkertijd ben ik ook reëel. Er zitten soms grenzen aan wat we kunnen doen. Maar we doen met z'n allen onze stinkende best. Ik denk dat dit echt een succesvol steunpakket is als je ziet dat het aantal faillissementen tot nu toe laag is. U heeft het net met de heer Koolmees ook al gehad over het feit dat wij binnenkort met een brief zullen komen over hoe nu verder. Maar ik snap helemaal wat u bedoelt en ik doe er niks aan af dat het voor ondernemers een ongelooflijk zware rottijd is.

De heer Stoffer (SGP):
Heel erg spijtig dat D-reizen failliet is. Dat is echt zeer pijnlijk. Het klopt dat we goede steunregelingen hebben. Zeker in het begin van de crisis ging het allemaal vlot en snel. Je ziet twee redenen waarom D-reizen failliet is. Een: het voucherfonds is niet op tijd. Twee: er is gewoon te weinig geld op de rekening. Dat probleem hoor ik de afgelopen maanden van heel veel ondernemers: er is geen geld meer op de rekening. De reserves zijn op en zelfs de pensioenpotjes zijn opgemaakt. Er moet gewoon liquiditeit naartoe. Ik begrijp dat er bij RVO hard wordt gewerkt en dat niet alles kan, maar wil de minister hier nog heel specifiek naar kijken om te zorgen dat ondernemers die liquide middelen, dat geld, gewoon op de rekening krijgen? Want anders krijgen we straks wel veel faillissementen. Ik heb heel veel ondernemers gesproken bij wie dat speelt. Dus specifiek de vraag: wil de minister ervoor zorgen dat er geld op de rekeningen van de ondernemers komt?

Minister Van 't Wout:
Wat ik net aangaf, is dat wij met de TVL — daarover kan ik spreken — echt ons best doen om alles zo snel mogelijk uit te betalen. Voor Q1 gaat dat voor heel veel ondernemers gelukkig ook echt in een heel hoog tempo. Ik kan niet vooruitlopen op wat er allemaal landt in de brief die wij binnenkort zullen sturen, maar ook wij hebben oog voor dit soort vraagstukken. Of ik die zomaar kan oplossen, durf ik nu nog niet toe te zeggen. Wat ik wel kan zeggen, is dat wij continu alles op alles zetten en dat het tempo bij de TVL in heel veel gevallen echt heel hoog ligt om, als we een regeling hebben, de ondernemer daarvan te kunnen laten profiteren in die zin dat het ook op de bankrekening staat.

De heer Van Kent (SP):
Het is een bedrijf met een lange historie. Het is in 1966 opgericht en er werken bijna 1.200 mensen. Is deze minister bereid om met de brancheorganisatie en met de curator te kijken of de overheid zich dienstbaar kan opstellen om een doorstart mogelijk te maken en daarin, in het belang van al die mensen die daar hun baan dreigen te verliezen, een rol te spelen?

Minister Van 't Wout:
Ik heb in de media gelezen dat er misschien sprake zou zijn van een doorstart. Ik weet niet precies wat het plan is. Het is ook niet zo dat bij een faillissement — ook buiten corona komen faillissementen, hoe triest ook, helaas meer voor — de overheid automatisch een rol heeft. We moeten het proces eerst maar rustig zijn eigen werk laten doen, en ook wat men daar nu van plan is.

De voorzitter:
Dank u wel.


Vragen Westerveld

Vragen van het lid Westerveld aan de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de wachtlijstproblematiek in jeugdpsychiatrie.

De voorzitter:
Dan zijn we nu toegekomen aan de laatste vraag. Die vraag is van mevrouw Westerveld namens GroenLinks aan de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en gaat over de wachtlijstproblematiek in de jeugdpsychiatrie.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Voorzitter. Vier jaar geleden, toen ik net Kamerlid was, ging mijn allereerste debat hier in de Tweede Kamer over Emma. Emma was een jongere die dringend psychische hulp nodig had, die overal aanklopte en nergens werd geholpen. Haar moeder plaatste een oproep op Facebook, waar duizenden reacties op kwamen. Er kwam ook een debat in de Tweede Kamer over de vraag hoe het toch kan dat in een welvarend land als Nederland jongeren die echt dringend psychische hulp nodig hebben niet worden geholpen. Nu is het vier jaar later, mijn eerste moment in de plenaire zaal na onze beëdiging, en er is nog steeds niets veranderd. Nog steeds komen jongeren die in acuut levensgevaar zijn, die dringend psychische hulp nodig hebben, op een wachtlijst of horen ze bij een intake dat ze te complex zijn en komen ze weer op de volgende wachtlijst terecht.

Voorzitter. Het kan toch niet zo zijn dat de situatie eerst volledig uit de hand moet lopen voor je als jongere hulp krijgt? Daar lijkt het wel op. Dat blijkt ook uit het snoeiharde rapport van de inspectie. De inspectie constateert dat het aanbod onvoldoende is. Ze zeggen dat hulp vaak niet op tijd komt, dat in sommige regio's honderden jongeren op wachtlijsten staan en dat de wachttijd voor jongeren die heel ernstige hulp nodig hebben, die acuut hulp nodig hebben, kan oplopen tot een jaar. Ook het stelsel loopt volledig vast. We weten dat bijna alle gemeenten rode cijfers schrijven, er forse financiële problemen zijn en we weten dat juist de instellingen die gespecialiseerde hulp bieden vaak omvallen.

Voorzitter. Er moet iets gebeuren en ik heb een aantal vragen aan de staatssecretaris. Hoe verklaart hij dat we op dit punt zijn gekomen, ondanks het feit dat de Kamer hier de afgelopen vier jaar keer op keer voor heeft gewaarschuwd? Wat gaat de staatssecretaris doen met de conclusies en aanbevelingen van de inspectie? Het is namelijk niet de eerste keer dat ook zij de noodklok luiden. Wat gaat hij doen om er onmiddellijk voor te zorgen dat het hulpaanbod wordt uitgebreid en dat de wachtlijsten korter worden? Wat is nu de stand van zaken in het overleg met de gemeenten over de forse financiële tekorten die vrijwel alle gemeenten hebben?

De voorzitter:
Dan geef ik nu het woord aan de staatssecretaris.

Staatssecretaris Blokhuis:
Voorzitter, dank. Ik denk dat mevrouw Westerveld terecht vragen stelt over deze materie. In de uitzendingen van Pointer en Nieuwsuur was gisteren te zien dat het schrijnend is wat er met individuele jongeren gebeurt. Van de persoonlijke verhalen gaan je haren rechtovereind staan. Het grijpt je naar de strot, mij ook. Hoe heeft het zover kunnen komen en hoe kunnen we er wat aan doen? Dat er dingen uit de hand lopen, zien we al tijdenlang gebeuren. Het systeem dreigt uit z'n voegen te klappen. Daar hebben we ook debatten over gevoerd. Er moeten een paar dingen gebeuren.

Ik wil even kort schetsen wat er voor de langere termijn moet gebeuren en wat we direct gaan doen. Voor de langere termijn moeten er twee belangrijke dingen gebeuren. We moeten het gesprek voeren over de inhoud. Hoe zorgen we dat het stelsel kwalitatief overeind blijft, dat er goede jeugdhulpverlening blijft en dat hulpverlening toegankelijk is voor de jongeren die het nodig hebben? Dat geldt zeker ook, zoals mevrouw Westerveld zegt, voor de specialistische hulp. Hoe zorgen we ervoor dat die geborgd blijft? Daar wil ik bijvoorbeeld voor zorgen door de wet aan te passen. Het wetsvoorstel ligt inmiddels bij de Tweede Kamer, de Wet verbetering beschikbaarheid zorg voor jeugdigen. Die is net ingediend bij de Tweede Kamer. Daarin is uitgangspunt dat regio's goed of beter moeten samenwerking om de goede hulpverlening te organiseren voor jongeren met een hulpvraag. Dat is de inhoud op de langere termijn.

Dan kom ik op het geld voor de langere termijn. We hebben december vorig jaar het AEF-rapport gekregen. Daarover zijn we in gesprek met gemeenten. Op dit moment is de werkgroep onder leiding van Marjanne Sint bezig, een stuurgroep. Die gaat deze week een product opleveren waarin staat waar nog echt financiële nood zit en waar het Rijk zou moeten bijspringen in financiële zin. Er staat ook in waar het systeem beter kan worden gemaakt en waar er dus aanpassingen in het systeem nodig zijn. Die twee kanten staan erin. Dat dat gesprek gevoerd moet worden is klaar als klontjes. Dat vindt ook plaats. We hebben volgende week een afspraak met gemeenten om het vervolg te bespreken. Dat gaat in ieder geval over de vraag wat er structureel in financiële zin moet gebeuren, dus welk zwaarwegend advies er naar het te vormen kabinet moet gaan. Dat is wat ik wilde zeggen over de langere termijn.

De korte termijn is minstens zo belangrijk, want op dit moment zijn al die jongeren in nood en wordt er niet voor al die jongeren adequaat hulp geleverd. Overigens wordt die hulp voor vele duizenden jongeren natuurlijk wel geleverd. Maar voor die jongeren die op de wachtlijst staan, op de verkeerde wachtlijst of niet geholpen worden, moeten we ons een paar dingen bedenken. Ook voor de inhoudelijke lijn geldt: er kan veel meer en beter worden georganiseerd binnen het systeem. Gisteren zagen we in Nieuwsuur het voorbeeld van — zo noem ik haar maar even — de jonge vrouw met hulphond. In de uitzending werd ze wel met naam en toenaam genoemd. Zij dacht dat ze op een wachtlijst stond, maar dat stond zij helemaal niet. Dat zit gewoon in de organisatie. De organisatie waarbij zij zich gemeld heeft, de zorgverlener, heeft haar kennelijk gevraagd om wat andere informatie te leveren. Dat is niet gebeurd; dat is ergens tussen wal en schip gevallen en het hele systeem is vastgelopen. Dat heeft op zich niet veel met geld te maken. Dat is kwaliteit.

Over de kwaliteit kan ik inhoudelijk nog zeggen dat op dit moment al heel veel mogelijk is voor mensen — jongeren, maar ook volwassenen — op het moment dat zij op een wachtlijst staan. Er zijn allerlei heel creatieve oplossingen in Nederland. Zo hebben ze in Dronten de WachtVerzachter, zoals dat heet. Daar helpen ervaringsdeskundigen mensen die op een wachtlijst staan. Zulke initiatieven hebben we meer. Dat is heel belangrijk voor mensen om de tijd voordat ze echt geholpen worden, goed te kunnen doorlopen. Die tijd is helaas vaak langer dan wij met z'n allen zouden wensen. Dat soort inhoudelijke dingen zijn volop mogelijk. We hebben het ondersteuningsteam Zorg voor de Jeugd ook gevraagd in de regio's waar allerlei dingen vastlopen, ondersteuning te bieden om binnen het huidige stelsel zorg beter te organiseren. Dat kan binnen de huidige financiële randvoorwaarden ook.

Voorzitter. Het financiële verhaal, wil ik tot slot zeggen, is natuurlijk ook een vraagpunt. Ook daarover ben ik met andere bewindspersonen in gesprek met de gemeenten. Wat mij betreft is de vraag niet of er extra geld bij moet. De vraag is in welke mate het Rijk ook nu, voor de korte termijn, voor 2021, ondersteuning moet bieden voor acute jeugd-ggz en voor extra zorgvraag die een gevolg is van corona.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Ik hoor de staatssecretaris vertellen wat allemaal in gang is gezet, wat er allemaal nog loopt: gesprekken, het rapport van AEF. Je zou verwachten dat het na al die acties beter zou worden, maar het wordt juist slechter. Dat zegt de inspectie ook. Zij constateren dat er meer jongeren zijn met een hulpvraag, maar ook dat er tekorten zijn aan goede, gespecialiseerde hulpplekken. Dus al die acties doen nog te weinig voor de korte termijn. Gisteren in de reportage zagen we ook die moeder, die vertelde hoe ze haar zoon gelukkig net op tijd vond, maar hoe dat gezin vervolgens al zes maanden wacht op een passend hulpaanbod. Zes maanden is natuurlijk veel en veel te lang als je eigenlijk iedere keer volledig op je hoede moet zijn en iedere dag maar weer hoopt dat er niks gebeurt. Toen ik deze vragen aan het voorbereiden was, mailde mij — serieus, vlak voor dit moment — een vader nog, wiens dochter ook afgelopen week een aantal suïcidepogingen had gedaan en voor wie ook nog steeds geen plek is. Ook dit loopt al maanden. Dan is mijn vraag aan de staatssecretaris: behalve die acties die hier allemaal komen, die gesprekken, dat rapport van AEF, wat gaat er nú gebeuren om te zorgen dat deze gezinnen niet iedere dag opnieuw in angst hoeven te leven, dat deze gezinnen hulp krijgen? Kan er niet nú een noodplan komen met de gemeenten? Er moet echt nú iets gebeuren, anders gaat het helemaal mis voor niet een paar jongeren, maar voor tientallen, honderden of misschien nog wel meer jongeren.

Staatssecretaris Blokhuis:
Ik heb in mijn antwoord eerder proberen aan te geven dat er nu ook voldoende mogelijkheden zijn of in ieder geval heel veel mogelijkheden om het beter te doen dan vaak gebeurt. Bijvoorbeeld dat ondersteuningsteam Zorg voor de Jeugd, kan ingezet worden door gemeenten en aanbieders, die natuurlijk een heel belangrijke verantwoordelijkheid hebben in dat stelsel om samen goed zaken te doen. Ook uit de uitzending van gisteren bleek dat binnen het huidige systeem en binnen de huidige mogelijkheden, er gewoon dingen fout lopen die goed kunnen gaan als mensen zich aan de wettelijke regels houden. Daar wijzen we ze op, daar herinneren we ze aan. Ik heb in dit verband overigens nog niet het door mevrouw Westerveld zelf geïnitieerde fenomeen van bovenregionale expertisecentra genoemd. Als de zorg vastloopt, kan de vraag ook daaraan geadresseerd worden. Er is dus al heel veel mogelijk en, waar het gaat om dat geld en de extra ondersteuning, AEF, waar mevrouw Westerveld op attendeert, zou gaan over de structurele setting. Ik heb de handschoen opgepakt en gezegd: ik wil het ook hebben over incidentele tegemoetkoming op dit moment, voor dit jaar. Dus ik wil die stap nu ook al helpen zetten en dat gesprek voeren we ook met gemeenten over het hier en nu.

De voorzitter:
Tot slot, mevrouw Westerveld.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Dan zou ik graag nog van de staatssecretaris willen horen wanneer wij een vervolg krijgen. Ik wil hem op nog iets wijzen, want in de reportage van Nieuwsuur gisteren zei ook de inspectie: de politiek is aan zet. Vervolgens hoorden we onze wethouder uit Rotterdam, Judith Bokhove, zeggen: Den Haag is aan zet. Hier horen we de staatssecretaris zeggen: gemeenten zijn aan zet. Zo komen we natuurlijk nergens. Dan wordt er naar elkaar gewezen en vervolgens blijven kinderen de dupe. Ik wil de staatssecretaris nog twee belangrijke vragen stellen. De ene is: wie is hier nou verantwoordelijk? Wie kunnen we nou aanspreken op dat het helemaal mis dreigt te gaan met dit stelsel? De tweede vraag is of hij het met mij eens is dat het nu eigenlijk code zwart is in de jeugdzorg, en dat het dus echt tijd is om op korte termijn en op langere termijn veranderingen in gang te zetten.

De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Westerveld. De staatssecretaris.

Staatssecretaris Blokhuis:
Laat ik klip-en-klaar zijn: we zijn allebei aan zet. Het Rijk is aan zet en de gemeente is aan zet. Rotterdam is een van de zes regio's waar de inspectie langs is geweest en het vergrootglas erop heeft gelegd, waar het heel zorgwekkend was en waar honderden jongeren op de wachtlijst stonden. Dan zie je dat zo'n gemeente, zo'n regio, ook in staat is om voor diezelfde honderden jongeren een oplossing te organiseren. Er komt 4 miljoen euro extra beschikbaar. Ik weet zeker dat ze daarvoor bij mij langskomen, want ik ben stelselverantwoordelijke en ik moet kijken of binnen de marges van dit stelsel goede oplossingen mogelijk zijn. Rotterdam heeft de handschoen opgepakt en heeft gegarandeerd dat die hulp voor jongeren er komt. Dat kost 4 miljoen. We zullen het gesprek hebben met die regio en andere regio's om samen de vraag te beantwoorden: wie staat daarvoor aan de lat en wat is er daarnaast nog meer mogelijk en nodig? Dat is volgens mij een heleboel huiswerk voor beide partijen. Die zijn allebei aan zet.

De voorzitter:
Dan heb ik de heer De Neef, de heer Hijink, de heer Peters, de heer Stoffer en de heer Ceder. De heer De Neef namens de VVD.

De heer De Neef (VVD):
Ik heb een vraag aan de staatssecretaris over de regionale expertisecentra. Die zijn vorig jaar opgericht om juist dit soort nood te lenigen. Ik vraag me af: doen ze dat ook daadwerkelijk in deze tijd? Kunt u inzicht bieden in hoeveel jongeren daar nu worden opgevangen en hoe het over de hele linie zit, ook in de doorstroming naar de zorgsector daarachter?

Staatssecretaris Blokhuis:
Een heel snel antwoord: de bovenregionale expertisecentra zijn allemaal gestart. Dat is best wel een klus, want het kostte nogal wat effort om die goed van de grond te tillen. Die draaien nu allemaal. De een is verder dan de ander. Er zijn al bovenregionale expertisecentra die casuïstiek hebben gehad, waar jongeren besproken zijn en waar effectief hulp is ingezet om jongeren te helpen. Er zijn andere die nog in de startblokken staan, of althans daaruit weggegaan zijn, maar die nog niet veel casuïstiek hebben besproken. Ik heb het voornemen om de Kamer deze maand een brief te sturen over de voortgang van de bovenregionale expertisecentra. Dan wordt u per brief helemaal geïnformeerd.

De heer Hijink (SP):
In 2015 moest de jeugdzorg met stoom en kokend water naar de gemeenten. Er kwam een enorme bezuiniging van bijna 0,5 miljard euro overheen. De zorg zou bij de gemeenten dichter bij kinderen worden georganiseerd en er zouden meer kinderen geholpen worden. Precies het omgekeerde gebeurt nu. Dit duurt dus nu al bijna zes jaar. Ik vind echt dat je je als politiek ervoor kapot moet schamen dat het al zo lang duurt en dat in die tijd honderden, misschien wel duizenden, jongeren op die manier niet de zorg hebben gehad die ze nodig hebben. Ik wil de staatssecretaris het volgende vragen. Wordt het niet eens tijd dat wij de specialistische jeugdzorg, die echt complex kan zijn, weghalen bij die ongeveer 350 gemeenten en gewoon landelijk organiseren, zodat we het op een fatsoenlijke manier kunnen doen en die jongeren niet meer tussen wal en schip vallen?

Staatssecretaris Blokhuis:
Ik wil in antwoord op de vraag van de heer Hijink een lans breken voor de gemeenten. Gemeenten doen ook heel veel goeds, want die zien de kinderen binnen de context, binnen het gezin. Die kunnen ook zaken als schulphulpverlening et cetera meenemen en meewegen. Dat gebeurt ook. In die zin is in heel veel gevallen de hulp wel dichter bij het kind en het gezin. We zien ook dingen fout gaan. We zitten in een zwaar transformatieproces. Laat ik van mijn hart geen moordkuil maken. In 2015 — ik was toen zelf wethouder — was ik ook niet voor die bezuiniging, want als je wilt transformeren bij een groeiende zorgvraag, dan moet je niet gaan bezuinigen. Dat is trouwens voor een belangrijk deel gerepareerd in de afgelopen jaren. Er is meer dan 1 miljard extra naar de jeugdhulpverlening gegaan, maar er is geen plus bijgekomen. Dat gesprek voeren we nu, namelijk aan de hand van het AEF-onderzoek. Of bijvoorbeeld specialistische hulpverlening op landelijk of bovenregionaal niveau georganiseerd moet worden, is een van de vragen die we moeten beantwoorden na ommekomst van het advies van de commissie-Sint, die dat product deze week af heeft.

De heer Peters (CDA):
Het is kraakhelder dat we volstrekt onvoldoende zorgen voor kinderen met ingewikkelde problemen. Er gaan op dit moment kinderen dood omdat wij het niet goed doen. Dat is heel erg. Tegelijkertijd groeit het aantal kinderen dat hele lichte hulp krijgt. Dat groeit zo hard dat zelfs durfkapitalisten fors in investeren in deze groeimarkt, zoals dat dan heet. Dan rijst bij mij het beeld dat wij zo druk bezig zijn met lichte problemen, dat we gewoon niet toekomen aan de ingewikkelde problemen. Die schuiven we als een hete aardappel door het systeem. Twee vragen. Is de staatssecretaris het met deze korte versie van mijn analyse eens? Wat gaat hij daaraan doen?

Staatssecretaris Blokhuis:
We hebben het al eerder gehad over de durfkapitalisten en de winsten die worden geboekt bij oneerbiedig gezegd laaghangend fruit, de generalistische hulpverlening. Daarvan vind ik dat gemeenten daar echt aan zet zijn, want die kunnen in de contracten met aanbieders namelijk afspreken dat er een maximum aan de winst zit. Den Bosch heeft dat gelijk gedaan toen het bericht naar buiten kwam dat er grote winsten werden geboekt. Winstmaximalisatie kun je regelen via contracten. Los daarvan moet je het inderdaad wel hebben over de reikwijdte van de Jeugdwet. Wat valt er onder hulpverlening? Ik kreeg gisteren nog een signaal van een wethouder die zei: mij werd de vraag gesteld of we twee kinderen naar Zuid-Afrika mogen sturen voor een paardentraining. Die vraag moeten we dus ook onder ogen zien. In lijn met wat ik tegen de heer Hijink zei: na ommekomst van het advies van de stuurgroep-Sint wil ik graag het gesprek aangaan met de Kamer wat de reikwijdte is van de jeugdhulpverlening en hoe breed dat is. Volgens mij staat de heer Peters te popelen om daarover het gesprek met mij aan te gaan.

De heer Stoffer (SGP):
Meestal is het zo dat, hoe langer je op een wachtlijst staat, hoe groter de problematiek wordt, en ook hoe complexer en hoe duurder de zorg wordt. Als ik dit allemaal hoor, ziet de staatssecretaris dan mogelijkheden om op en met scholen te voorkomen dat die wachtlijst nog onnodig langer wordt? Zijn er mogelijkheden?

Staatssecretaris Blokhuis:
Het onderwijs heeft een hele belangrijke rol in de sfeer van het signaleren en contact zoeken, bijvoorbeeld met Centra voor Jeugd en Gezin of andere hulpverleners. Ik denk dat de signaleringsfunctie van het onderwijs daar zeer belangrijk bij is. Ze moeten niet schromen om bijvoorbeeld Veilig Thuis te bellen als ze denken dat het echt foute boel is. Dat moet gebeuren voor advies, niet om te melden. Maar het onderwijs speelt een heel belangrijke rol, ook om een veilige setting te organiseren, bijvoorbeeld voor kinderen. Als we het hebben over de voorkant, als het gaat om het voorkomen van hulpvraag en er snel bij zijn, dan is er op gemeentelijk niveau nog het een en ander te verbeteren. De jeugdteams in gemeenten zouden meer vaardigheden kunnen hebben in het triageren, goed beoordelen welke vraag naar welk adres moet. Daar is nog veel winst te boeken. Dat geldt trouwens voor huisartsen. Dus aan de voorkant is nog veel winst te boeken. Ook daar gaan we het zeker over hebben.

De heer Ceder (ChristenUnie):
Ook wij zijn erg geschrokken van het nieuwsbericht van gisteren. Tegelijkertijd zien we een misschien nog wel grotere groep die nog niet in beeld is gebracht, namelijk jongeren die nog geen behoefte hebben aan specialistische zorg, maar die wel als gevolg van de coronacrisis extra ondersteuning nodig hebben, met name op mentaal gebied. Nu weet ik dat er coronasteunpakketten zijn uitgebracht. Uit mijn hoofd: 40 miljoen euro, waarvan 15 miljoen echt voor mentale zorg. Hoe komt dit terecht bij de jeugd-ggz? Hoe kunnen gemeenten zo snel en adequaat mogelijk gebruik maken van deze extra beschikbaar gestelde vragen?

Staatssecretaris Blokhuis:
Dat is een terechte vraag, want er zijn kinderen nog niet in beeld. Ik denk dat het een heel goede move is dat het kabinet ook tientallen miljoenen euro's beschikbaar stelt om jongeren te ondersteunen. Dat zijn ook de jongeren die nog geen grote hulpvraag hebben georganiseerd, maar die we wel perspectief willen bieden. Dat is al gebeurd met het pakket van 58,5 miljoen van eind vorig jaar en met de 40 miljoen van nu, zoals de heer Ceder terecht zegt. Ik bericht de Kamer volgende week over de invulling daarvan. Een substantieel deel daarvan gaat inderdaad naar de jeugd-ggz. Er worden uit die middelen ook projecten zoals @ease, een plek voor digitale fysieke laagdrempelige ontmoetingen gefinancierd. Over hoe dat exact in elkaar zit, zal ik de Kamer volgende week schriftelijk informeren.

De heer Raemakers (D66):
Er zijn door de staatssecretaris heel veel mogelijke oplossingen genoemd: regionale expertisecentra, de WachtVerzachter, het ondersteuningsteam Zorg voor de Jeugd, AEF, de wet aanpassen, die commissie die ons natuurlijk gaat adviseren. Maar dit speelt al vier jaar, dit speelt al zes jaar. Zou je eigenlijk niet — de heer Hijink noemde dat ook al — erover moeten nadenken om die hele jeugd-ggz op termijn over te hevelen naar de Zorgverzekeringswet? Nou weet ik dat dat misschien iets is voor de formatie, maar bij het aannemen van de Jeugdwet is er ook wel degelijk, blijkens de Handelingen, gesproken over het betrekken van de zorgverzekeraars bij het oplossen van bijvoorbeeld die wachtlijstproblematiek. Wat kan de staatssecretaris op korte termijn doen, zodat we misschien de zorgverzekeraars kunnen helpen om de wereld voor jongeren een stukje beter te maken?

Staatssecretaris Blokhuis:
In de uitzendingen van Pointer en Nieuwsuur, beide van gisteren, ging het vaak over jongeren van 18, 19 en 20. Dat zijn jongeren die in aanmerking komen voor hulpverlening vanuit de Zorgverzekeringswet. Die staan buiten het gemeentelijk domein als het gaat om ggz-hulp. Dat geldt niet voor Wmo-hulp, want die is natuurlijk aan de gemeenten. De zorgverzekeraars hebben daarin dus een hele belangrijke say, een stem. Ik zou de zorgverzekeraars en de gemeenten willen oproepen — en dat doe ik ook voortdurend — om met elkaar in gesprek te gaan om te zorgen voor een vloeiende overgang van 18-min naar 18-plus. Daar moeten geen gaten vallen, want als er geen goede doorgaande lijn is, dan leidt dat zelfs aantoonbaar tot suïcides. Ik denk dat de winst van het hoofdlijnenakkoord over de ggz, dat we in 2018 hebben gesloten, is dat de gemeenten ook hebben aangehaakt bij dat akkoord, dat over de geestelijke gezondheidszorg gaat, zodat de wereld van de gemeenten, met de sociale wijkteams et cetera, verbonden wordt met de wereld van de zorgverzekeraars. Op die manier willen we ervoor zorgen dat we het voor de patiënt, de cliënt, niet ingewikkeld maken. Die moeten daar niks van merken. Er moet een soepele samenwerking zijn, dus het pleidooi van de heer Raemakers is mij uit het hart gegrepen. Ik duw daar voortdurend op.

De voorzitter:
Dan heb ik mevrouw Simons en mevrouw Kuiken. Mevrouw Simons namens BIJ1.

Mevrouw Simons (BIJ1):
Ik zou graag het volgende willen vragen. Ik hoor u veel vertellen over de extra maatregelen en de extra ondersteuning die op dit moment mogelijk zijn op het moment dat mensen in de problemen komen. Dat klinkt toch een beetje als pleistertjes plakken. Daarnaast hoor ik u ook spreken over een rapport dat op korte termijn uitkomt. Ik spreek zowel de vraag als de hoop uit of dat niet het moment is om, zoals ook al eerder is gesuggereerd, te kijken of we de psychische jeugdzorg toch weer naar het landelijk domein kunnen trekken opdat we niet langer bezig zijn met hier en daar een pleistertje plakken. Is het moment waarop dat rapport uitkomt voor u een natuurlijk moment daarvoor?

De voorzitter:
Voor de staatssecretaris.

Staatssecretaris Blokhuis:
De commissie-Sint brengt deze week haar rapport uit. Dat leidt tot een kabinetsreactie. We gaan dat gesprek aan, maar feit is wel dat dat gebeurt in de context van het rapport van AEF. Dat rapport is 18 december vorig jaar verschenen. Mijn ambtsvoorganger Hugo de Jonge, die dit dossier tot september deed, heeft van meet af aan afgesproken dat het advies dat daaruit voortvloeit als zwaarwegend geldt in het kader van de kabinetsformatie. Ik denk dat mevrouw Simons de spijker op de kop slaat. Daar moet het gesprek plaatsvinden. Volgens mij is er niemand die deze Kamer ervan weerhoudt om met mij in de tussenliggende maanden dat gesprek aan te gaan, maar een ingrijpend besluit als de jeugd-ggz weghalen uit het gemeentelijk domein naar de zorgverzekeraars ... Daar ben ik overigens niet per definitie een voorstander van; laat daarover geen misverstand bestaan. Dat gesprek kunnen we nu hebben, maar het lijkt mij dat het besluit daartoe door een volgend kabinet genomen zal moeten worden, want ik denk dat dit met stip boven aan staat op de lijst van controversiële onderwerpen.

De voorzitter:
Mevrouw Simons, uw tweede aanvullende vraag. Tot slot.

Mevrouw Simons (BIJ1):
Het is heel fijn om te horen dat ook de staatssecretaris enig voorbehoud heeft bij het idee dat dat samen met de zorgverzekeraars moet gebeuren. Maar nog even over de tussentijd. Ik hoor u spreken over ervaringsdeskundigheid die op plekken wordt ingezet. Ziet u mogelijkheden — wellicht zal dat ook besproken worden op dat latere moment — om dat tot een structureel onderdeel te maken van de gehele jeugdzorg?

Staatssecretaris Blokhuis:
Deze vraag van mevrouw Simons is mij uit het hart gegrepen. Het zou mij een lief ding waard zijn als ervaringsdeskundigheid veel meer wordt ingezet in de ggz, ook in de jeugd-ggz. We kunnen die bijvoorbeeld gebruiken om mensen te helpen in de tijd dat ze op een wachtlijst staan, want ook al zou de ggz perfect werken, dan zullen er nog altijd mensen op een wachtlijst staan. Voor jongeren is drie weken ook al heel lang. Help ze dan en doet dat bijvoorbeeld met ervaringsdeskundigen. In het huidige stelsel kunnen we dat nog niet verplichten. Je zou het kunnen hebben over welke condities je aan gemeenten stelt en volgens mij is mevrouw Simons erbij als het gesprek daarover gaat.

Mevrouw Kuiken (PvdA):
We zijn nu vijf jaar verder na de decentralisatie. Daar kun je van alles van vinden, maar de crisis is eigenlijk alleen maar groter geworden en de wachtlijsten lopen op. We hebben het AEF-rapport gehad en de commissie-Sint, maar minister Hoekstra zei al: extra geld of budget, nee. Dus mijn oprechte vraag is: kunnen we überhaupt nog wat verwachten in de komende maanden? Want het formatieproces kan heel lang duren en die kinderen kunnen niet wachten. Daar zit echt mijn grootste zorg. De crisis is net zo groot als die van de pandemie en die kan ook niet wachten.

Staatssecretaris Blokhuis:
Die hartenkreet van mevrouw Kuiken is mij ook uit het hart gegrepen. Er moet wat gebeuren en het kan niet zo zijn dat wij AEF even in de koelkast zetten. Dat vraagt om actie, dus daar moet de komende maanden het gesprek over gevoerd worden. Dat zal heel zwaar meewegen in de kabinetsformatie. Tenminste, die afspraak is in 2019 gemaakt. Voor de huidige termijn, voor het hier en nu, heb ik in antwoord op de vragen van mevrouw Westerveld gezegd dat wij ook dat gesprek over het hier en nu met de gemeenten voeren. Zo hebben we volgende week een gesprek daarover.

De voorzitter:
Dank u wel.

Staatssecretaris Blokhuis:
Voorzitter, voor de geschiedschrijving: het is bovenregionale expertisecentra, en niet regionale. Dat ging een beetje door elkaar.

De voorzitter:
Oké, dan heeft u dat ook duidelijk gemaakt. Dank u wel. Hiermee zijn we aan het einde gekomen van het mondelinge vragenuur. Ik schors de vergadering voor een minuut. Om drie uur gaan we verder met de regeling van werkzaamheden.

De vergadering wordt van 14.59 uur tot 15.04 uur geschorst.

Mededelingen

Mededelingen

Mededelingen

De voorzitter:
Op de tafel van de Griffier ligt een lijst van ingekomen stukken. Op die lijst staan voorstellen voor de behandeling van deze stukken. Als voor het einde van de vergadering daartegen geen bezwaar is gemaakt, neem ik aan dat daarmee wordt ingestemd.

Regeling van werkzaamheden

Regeling van werkzaamheden

Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:
Dan is nu aan de orde de regeling van werkzaamheden. Ik stel voor de leden van de tijdelijke commissie Digitale toekomst decharge van hun werkzaamheden te verlenen. Namens de Kamer dank ik de leden en de staf voor hun werkzaamheden.

Ik deel aan de Kamer mee dat de fractie van de SP bij de stemmingen op 1 april jongstleden over de motie-Van der Staaij/Segers (35788, nr. 17) geacht wenst te worden tegen deze motie te hebben gestemd.

Ik stel voor de Eerste Kamer te laten weten dat de heer Van Kent de plaats zal innemen van mevrouw Karabulut bij de verdediging van de wijziging van de Participatiewet en enkele andere wetten in verband met de invoering van een verdringingstoets (34325).

Op verzoek van de fractie van de VVD benoem ik:

  • in de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken de leden Ellian, De Kort, Minhas, Rajkowski, Yeşilgöz-Zegerius en Aukje de Vries tot lid in de bestaande vacatures en de leden Tielen, Pieter Heerma, Brekelmans, Van Campen, Erkens en Heinen tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacatures;
  • in de vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking de leden Paul, Brekelmans, Kamminga, Wiersma, Van Strien en Van den Hil tot lid in de bestaande vacatures en het lid Heinen tot plaatsvervangend lid in plaats van het lid El Yassini en de leden Aartsen, Van Campen, Ellian, Erkens, Peter de Groot, Rudmer Heerema en Heinen tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacatures;
  • in de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken de leden Brekelmans, Kamminga, Paul, Van Wijngaarden, Wiersma, Tellegen en Valstar tot lid in de bestaande vacatures en de leden Aartsen en Rudmer Heerema tot plaatsvervangend lid in plaats van de leden Tielen en Yeşilgöz-Zegerius en de leden Van Campen, Ellian, Erkens, Peter de Groot en Heinen tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacatures;
  • in de vaste commissie voor Defensie de leden Van Wijngaarden, Valstar, Yeşilgöz-Zegerius, Idsinga, Ellian en Brekelmans tot lid in de bestaande vacatures en het lid Heinen tot plaatsvervangend lid in plaats van het lid Wiersma en de leden Aartsen, Van Campen, Erkens, Peter de Groot, Kamminga en Koerhuis tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacatures;
  • in de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat de leden Paul en Van Strien tot lid in plaats van de leden Harbers en Wiersma en de leden Erkens, Rajkowski en Rudmer Heerema tot lid in de bestaande vacatures en de leden Brekelmans, Ellian, El Yassini, Peter de Groot, Van den Hil, Idsinga en Koerhuis tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacatures;
  • in de vaste commissie voor Europese Zaken het lid Brekelmans tot lid in plaats van het lid Aukje de Vries en de leden Kamminga, Van Wijngaarden, Wiersma, Paul, Heinen en Ellian tot lid in de bestaande vacatures en de leden Idsinga en Michon-Derkzen tot plaatsvervangend lid in plaats van de leden Harbers en Becker en de leden Minhas, De Neef, Rajkowski en Van Strien tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacatures;
  • in de vaste commissie voor Financiën het lid Aukje de Vries tot lid in plaats van het lid Aartsen en de leden Heinen, Idsinga, Van der Woude en El Yassini tot lid in de bestaande vacatures en de leden Brekelmans en Michon-Derkzen tot plaatsvervangend lid in plaats van de leden Harbers en Aartsen en de leden Ellian, Rudmer Heerema, Van den Hil, Kamminga en De Kort tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacatures;
  • in de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat het lid Peter de Groot tot lid in plaats van het lid Aukje de Vries en de leden Michon-Derkzen, Minhas, Koerhuis, Erkens, Van Campen en Van den Hil tot lid in de bestaande vacatures en de leden Brekelmans, Idsinga en De Neef tot plaatsvervangend lid in plaats van de leden Wiersma, Van Wijngaarden en Tielen en de leden El Yassini, Rudmer Heerema, Kamminga en De Kort tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacatures;
  • in de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid het lid Wiersma tot lid in plaats van het lid Becker en de leden Becker, Idsinga, Kamminga, Michon-Derkzen en De Neef tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacatures;
  • in de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties het lid Aukje de Vries tot lid in plaats van het lid Koerhuis en het lid Tielen tot plaatsvervangend lid in plaats van het lid Rudmer Heerema en de leden Michon-Derkzen, Minhas, De Neef, Rajkowski, Van Strien en Tellegen tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacatures;
  • in de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit de leden Van Campen en Michon-Derkzen tot lid in plaats van de leden Harbers en Wiersma en de leden Valstar, De Neef, Erkens, Peter de Groot en Minhas tot lid in de bestaande vacatures en de leden Paul en Van Strien tot plaatsvervangend lid in plaats van de leden Rudmer Heerema en Aartsen en de leden Van den Hil, De Kort, Rajkowski en Tellegen tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacatures;
  • in de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap het lid Michon-Derkzen tot lid in plaats van het lid Wiersma en de leden Van den Hil, Rajkowski en Valstar tot plaatsvervangend lid in plaats van de leden Aartsen, Tielen en Yeşilgöz-Zegerius en de leden De Kort, Minhas en Paul tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacatures;
  • in de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid de leden Aartsen, El Yassini, De Kort, De Neef en Wiersma tot lid in de bestaande vacatures en het lid Paul tot plaatsvervangend lid in plaats van het lid Hermans en de leden Minhas, Van Strien, Tellegen, Valstar, Van Wijngaarden en Aukje de Vries tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacatures;
  • in de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport de leden Van Campen, Van den Hil, De Neef, Tellegen, Aukje de Vries en Valstar tot lid in de bestaande vacatures en de leden Tielen en Van Wijngaarden tot plaatsvervangend lid in plaats van de leden Tellegen en Hermans en de leden Paul, Wiersma, Van der Woude, Yeşilgöz-Zegerius en Becker tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacatures;
  • in de vaste commissie voor Digitale Zaken de leden Rajkowski, Koerhuis, De Kort, Kamminga, Van Strien, Van der Woude en Idsinga tot lid in de bestaande vacatures en de leden Tellegen, Tielen, Valstar, Van Wijngaarden, Aukje de Vries, Wiersma en Yeşilgöz-Zegerius tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacatures;
  • in de commissie voor de Rijksuitgaven de leden Heinen, Aartsen, Erkens, Idsinga, Paul, Minhas en Peter de Groot tot lid in de bestaande vacatures en de leden Tielen, Valstar, Aukje de Vries, Wiersma, Van der Woude, Yeşilgöz-Zegerius en Becker tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacatures;
  • in de parlementaire enquêtecommissie aardgaswinning Groningen het lid Tielen tot lid.

Op verzoek van de fractie van D66 benoem ik:

  • in de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken de leden Van der Werf, Boulakjar, Van Ginneken en Belhaj tot lid in de bestaande vacatures en het lid Smeets tot plaatsvervangend lid in plaats van het lid Bergkamp en de leden Sjoerdsma, Wuite en Romke de Jong in de bestaande vacatures;
  • in de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties de leden Wuite, Jetten, Sneller en Sjoerdsma tot lid in de bestaande vacatures en de leden Smeets en Kat tot plaatsvervangend lid in plaats van de leden Belhaj en Sneller en de leden Van der Werf, Hagen en Hammelburg tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacatures;
  • in de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid de leden Van der Werf, Smeets, Raemakers, Van Ginneken en Sjoerdsma tot lid in de bestaande vacatures en het lid Sneller tot lid in plaats van het lid Van Meenen en de leden Hammelburg en Romke de Jong tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacatures;
  • in de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid het lid Van der Laan tot lid in plaats van het lid Paternotte en de leden Kat, Raemakers en Jetten tot lid in de bestaande vacatures en de leden Jetten en Vijlbrief tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacatures;
  • in de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport de leden Van der Laan en Jetten tot lid in de bestaande vacatures en de leden Van Weyenberg, Vijlbrief, Kat, Smeets en Van Meenen tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacatures;
  • in de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken de leden Paternotte, Hammelburg en Wuite tot lid en de leden Smeets, Van der Werf, Vijlbrief, Kat en Jetten tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacatures;
  • in de vaste commissie voor Defensie de leden Paternotte, Jette en Kat tot lid in de bestaande vacatures en het lid Van der Werf tot plaatsvervangend lid in plaats van het lid Jetten en de leden Hammelburg en Smeets tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacatures;
  • in de vaste commissie voor Europese Zaken het lid Paternotte tot lid in plaats van het lid Jetten en de leden Belhaj, Sneller en Bouck tot lid in de bestaande vacatures en de leden Jetten, Hagen en Romke de Jong tot plaatsvervangend lid in plaats van de leden Belhaj, Sneller en Paternotte en de leden Van Ginneken en Smeets tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacatures;
  • in de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap het lid Van der Laan tot lid in plaats van het lid Bergkamp en de leden Wuite en Van Weyenberg tot lid in de bestaande vacatures en het lid Kat tot plaatsvervangend lid in plaats van de leden Sneller en Belhaj en de leden Hagen, Bergkamp en Raemakers tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacatures;
  • in de vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking het lid Hammelburg tot lid in plaats van het lid Belhaj en de leden Paternotte, Romke de Jong en Van Ginneken tot lid in de bestaande vacatures en het lid Smeets tot plaatsvervangend lid in plaats van het lid Jetten en de leden Sneller, Wuite, Belhaj en Van der Werf tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacatures;
  • in de vaste commissie voor Financiën het lid Sneller tot lid in plaats van het lid Paternotte en de leden Kat, Hammelburg en Romke de Jong tot lid in de bestaande vacatures en het lid Van der Laan tot plaatsvervangend lid in plaats van het lid Van Meenen en de leden Boucke, Van Ginneken en Van der Laan tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacatures;
  • in de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat het lid Boucke tot lid in plaats van het lid Sjoerdsma en de leden Hagen, Van Ginneken, Romke de Jong en Hammelburg tot lid in de bestaande vacatures en het lid Van Weyenberg tot plaatsvervangend lid in plaats van het lid Jetten en de leden Vijlbrief, Wuite, Tjeerd de Groot en Boulakjar tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacatures;
  • in de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit het lid Tjeerd de Groot tot lid in plaats van het lid Jetten en de leden Hagen, Van Ginneken, Romke de Jong en Hammelburg tot lid in de bestaande vacatures en de leden Van Weyenberg, Vijlbrief, Wuite, Tjeerd de Groot en Boulakjar tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacatures;
  • in de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat het lid Boulakjar tot lid in plaats van het lid Paternotte en de leden Hage, Boucke, Romke de Jong en Tjeerd de Groot tot lid in de bestaande vacatures en het lid Van Meenen tot plaatsvervangend lid in plaats van het lid Jetten en de leden Van Ginneken, Van der Laan en Vijlbrief tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacatures;
  • in de commissie voor de Rijksuitgaven de leden Sneller, Van Weyenberg, Kat, Hammelburg en Romke de Jong tot lid in de bestaande vacatures en de leden Boucke, Sjoerdsma, Van Ginneken, Van der Laan en Raemakers tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacatures;
  • in de vaste commissie voor Digitale Zaken de leden Van Ginneken, Smeets, Romke de Jong, Belhaj en Van der Werf tot lid in de bestaande vacatures en de leden Sjoerdsma, Sneller, Wuite, Kat en Paternotte tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacatures;
  • in de parlementaire enquêtecommissie aardgaswinning Groningen het lid Raemakers tot lid.

Op verzoek van de fractie van het CDA benoem ik:

  • in de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid de leden Palland en Pieter Heerma tot lid en de leden Van der Molen en Peters tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacatures;
  • in de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken het lid Inge van Dijk tot lid in plaats van het lid Van der Molen en de leden Geurts en Pieter Heerma tot lid in de bestaande vacatures en het lid Amhaouch tot plaatsvervangend lid in plaats van het lid Geurts en de leden Van der Molen en Boswijk tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacatures;
  • in de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties de leden Inge van Dijk en Agnes Mulder tot lid in de bestaande vacatures en de leden Van der Molen en Kuik tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacatures;
  • in de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat het lid Boswijk tot lid in plaats van het lid Amhaouch en het Agnes Mulder tot lid in de bestaande vacature en het lid Amhaouch tot plaatsvervangend lid in plaats van het lid Agnes Mulder en de leden Inge van Dijk en Pieter Heerma tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacatures;
  • in de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap het lid Peters tot lid in plaats van het lid Kuik en het lid Kuik tot plaatsvervangend lid in plaats van het lid Peters en het lid Pieter Heerma tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacature;
  • in de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport de leden Van der Molen, Peters en Werner tot lid in de bestaande vacatures en de leden Pieter Heerma en Inge van Dijk tot plaatsvervangend lid in plaats van de leden Van der Molen en Peters;
  • in de vaste commissie voor Financiën het lid Inge van Dijk tot lid in de bestaande vacature en de leden Van der Molen en Amhaouch tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacatures;
  • in de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid het lid Pieter Heerma tot lid in plaats van het lid Omtzigt en de leden Werner, Van der Molen en Omtzigt tot plaatsvervangend lid in plaats van de bestaande vacatures;
  • in de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat het lid Inge van Dijk tot lid in de bestaande vacature en de leden Geurts en Boswijk tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacatures;
  • in de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit de leden Boswijk en Amhaouch tot lid en het lid Inge van Dijk tot plaatsvervangend lid in plaats van het lid Amhaouch en het lid Peters tot plaatsvervangend lid de bestaande vacature;
  • in de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken de leden Amhaouch en Agnes Mulder tot lid in de bestaande vacatures en de leden Peters en Van der Molen tot plaatsvervangend lid in plaats van de leden Amhaouch en Kuik en het lid Boswijk tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacature;
  • in de vaste commissie voor Europese Zaken het lid Amhaouch tot lid in de bestaande vacature en de leden Boswijk, Geurts en Peters tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacatures;
  • in de vaste commissie voor Defensie de leden Boswijk en Amhaouch tot lid in de bestaande vacatures en de leden Peters en Geurts tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacatures;
  • in de vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking het lid Agnes Mulder tot lid in de bestaande vacature en het lid Geurts tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacature en het lid Omtzigt tot plaatsvervangend lid in plaats van het lid Palland;
  • in de commissie voor de Rijksuitgaven de leden Omtzigt, Inge van Dijk en Geurts tot lid in de bestaande vacatures en de leden Palland, Van der Molen en Agnes Mulder tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacatures;
  • in de vaste commissie voor Digitale Zaken de leden Amhaouch, Geurts en Inge van Dijk tot lid in de bestaande vacatures en de leden Van der Molen, Amhaouch en Agnes Mulder tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacatures.

Op verzoek van de fractie van de SP benoem ik:

  • in de vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking het lid Van Nispen tot lid in plaats van het lid Alkaya en het lid Jasper van Dijk tot in de bestaande vacature en het lid Kwint tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacature en het lid Alkaya tot plaatsvervangend lid in plaats van het lid Jasper van Dijk;
  • in de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken de leden Leijten en Beckerman tot lid in de bestaande vacatures en de leden Van Nispen en Hijink tot plaatsvervangend lid in plaats van de leden Beckerman en Alkaya;
  • in de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken het lid Jasper van Dijk tot lid in de bestaande vacature en het lid Kwint tot lid in de bestaande vacature en de leden Leijten en Van Kent tot plaatsvervangend lid in plaats van de leden Jasper van Dijk en Alkaya;
  • in de vaste commissie voor Defensie het lid Jasper van Dijk tot lid in plaats van het lid Leijten en het lid Van Nispen tot lid in de bestaande vacature en het lid Beckerman tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacature en het lid Van Kent tot plaatsvervangend lid in plaats van het lid Jasper van Dijk;
  • in de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat het lid Leijten tot lid in de bestaande vacature en het lid Van Kent tot plaatsvervangend lid in plaats van het lid Leijten;
  • in de vaste commissie voor Europese Zaken het lid Jasper van Dijk tot lid in plaats van het lid Alkaya en het lid Hijink tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacature en het lid Alkaya tot plaatsvervangend lid in plaats van het lid Jasper van Dijk;
  • in de vaste commissie voor Financiën het lid Van Kent tot lid in plaats van het lid Leijten en het lid Hijink tot plaatsvervangend lid in plaats van het lid Van Kent;
  • in de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat de leden Alkaya en Beckerman tot lid in de bestaande vacatures en de leden Van Kent en Jasper van Dijk tot plaatsvervangend lid in plaats van de leden Beckerman en Alkaya;
  • in de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid het lid Jasper van Dijk tot lid in de bestaande vacature en het lid Alkaya tot plaatsvervangend lid in plaats van het lid Jasper van Dijk en het lid Kwint tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacature;
  • in de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties het lid Leijten tot lid in plaats van het lid Van Nispen en het lid Van Kent tot lid in de bestaande vacature en de leden Hijnk en Alkaya tot plaatsvervangend lid in plaats van de leden Leijten en Van Kent;
  • in de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit de leden Beckerman en Hijink tot lid in de bestaande vacatures en de leden Kwint en Van Kent tot plaatsvervangend lid in plaats van de leden Alkaya en Beckerman;
  • in de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap het lid Beckerman tot lid in de bestaande vacature en de leden Jasper van Dijk en Van Nispen tot plaatsvervangend lid in plaats van de leden Beckerman en Alkaya;
  • in de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid het lid Kwint tot lid in plaats van het lid Jasper van Dijk en het lid Beckerman tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacature en het lid Jasper van Dijk tot plaatsvervangend lid in plaats van het lid Kwint;
  • in de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport het lid Kwint tot lid in de bestaande vacature;
  • in de vaste commissie voor Digitale Zaken de leden Leijten en Hijink tot lid en de leden Van Nispen en Beckerman tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacatures;
  • in de commissie voor de Rijksuitgaven de leden Alkaya en Van Nispen tot lid en de leden Leijten en Beckerman tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacatures;
  • in de commissie voor de Werkwijze het lid Leijten tot lid in plaats van het lid Van Nispen;
  • in de commissie voor de Verzoekschriften en de Burgerinitiatieven het lid Leijten tot lid in de bestaande vacature.

Op verzoek van de fractie van de PvdA benoem ik:

  • in de vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking de leden Gijs van Dijk en Piri tot lid in de bestaande vacatures en de leden De Hoop en Thijssen tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacatures;
  • in de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken het lid Kathmann tot lid in plaats van het lid Kuiken en het lid Nijboer tot lid in de bestaande vacature en het lid Kuiken tot plaatsvervangend lid in plaats van het lid Nijboer en het lid Ploumen tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacature;
  • in de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken het lid Piri tot lid in plaats van het lid Ploumen en het lid Gijs van Dijk tot lid in de bestaande vacature en het lid De Hoop tot plaatsvervangend lid in plaats van het lid Kuiken en het lid Thijssen tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacature;
  • in de vaste commissie voor Defensie de leden Piri en Thijssen tot lid en de leden Kathmann en De Hoop tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacatures;
  • in de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat de leden Gijs van Dijk en Thijssen tot lid in de bestaande vacatures en het lid Kathmann tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacature;
  • in de vaste commissie voor Europese Zaken de leden Gijs van Dijk en Piri tot lid in de bestaande vacatures en het lid De Hoop tot lid in plaats van het lid Ploumen en het lid Thijssen tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacature;
  • in de vaste commissie voor Financiën het lid De Hoop tot lid in de bestaande vacature en de leden Gijs van Dijk en Kuiken tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacatures;
  • in de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat het lid De Hoop tot lid in plaats van het lid Gijs van Dijk en het lid Thijssen tot lid in de bestaande vacature en de leden Gijs van Dijk en Kuiken tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacatures;
  • in de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid het lid Kathmann tot lid in plaats van het lid Kuiken en het lid Piri tot lid in de bestaande vacature en de leden Kuiken en Nijboer tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacatures;
  • in de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties het lid Kathmann tot lid in de bestaande vacature en het lid De Hoop tot plaatsvervangend lid in plaats van het lid Gijs van Dijk en het lid Thijssen tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacature;
  • in de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit de leden Thijssen en Gijs van Dijk tot lid en het lid Kathmann tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacature;
  • in de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap de leden De Hoop en Ploumen tot lid en de leden Kuiken en Piri tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacatures;
  • in de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid het lid Piri tot lid in de bestaande vacature en de leden Kathmann en Nijboer tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacatures;
  • in de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport de leden Kuiken en Ploumen tot lid in de bestaande vacatures en het lid Nijboer tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacature en het lid Piri tot plaatsvervangend lid in plaats van het lid Ploumen;
  • in de vaste commissie voor Digitale Zaken de leden Kathmann en Kuiken tot lid en de leden Thijssen en Gijs van Dijk tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacatures;
  • in de commissie voor de Rijksuitgaven de leden Nijboer en Kathmann tot lid en de leden Gijs van Dijk en Thijssen tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacatures;
  • in de parlementaire enquêtecommissie aardgaswinning Groningen het lid Gijs van Dijk tot lid;
  • in de contactgroep Verenigde Staten het lid Piri tot lid.

Op verzoek van de fractie van GroenLinks benoem ik:

  • in de vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking de leden Van der Lee en Bromet tot lid in de bestaande vacatures en het lid Bouchallikh tot plaatsvervangend lid in plaats van het lid Van der Lee en het lid Snels tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacature;
  • in de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken de leden Bromet en Van der Lee tot lid in de bestaande vacatures en de leden Snels en Westerveld tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacatures;
  • in de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken de leden Van der Lee en Bromet tot lid in de bestaande vacatures en het lid Snels tot plaatsvervangend lid in plaats van het lid Van der Lee en het lid Westerveld tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacature;
  • in de vaste commissie voor Defensie de leden Bromet en Van der Lee tot lid in de bestaande vacatures en het lid Bouchallikh tot plaatsvervangend lid in plaats van het lid Van der Lee en het lid Maatoug tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacature;
  • in de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat de leden Bouchallikh en Snels tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacatures;
  • in de vaste commissie voor Europese Zaken het lid Van der Lee tot lid en de leden Bromet en Ellemeet tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacatures;
  • in de vaste commissie voor Financiën het lid Maatoug tot lid en het lid Ellemeet tot plaatsvervangend lid in plaats van het lid Bromet;
  • in de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat het lid Bouchallikh tot lid in de bestaande vacature en het lid Maatoug tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacature;
  • in de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid de leden Ellemeet en Westerveld tot lid in de bestaande vacatures en de leden Maatoug en Snels tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacatures;
  • in de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties de leden Bromet en Bouchallikh tot lid in de bestaande vacatures en de leden Van der Lee en Westerveld tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacatures;
  • in de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit het lid Bouchallikh tot lid in de bestaande vacature en het lid Snels tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacature;
  • in de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap het lid Bouchallikh tot lid in de bestaande vacature en de leden Maatoug en Ellemeet tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacatures;
  • in de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid de leden Maatoug en Westerveld tot lid in de bestaande vacatures en het lid Snels tot plaatsvervangend lid in plaats van het lid Westerveld en het lid Ellemeet tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacature;
  • in de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport het lid Westerveld tot lid in de bestaande vacature en het lid Maatoug tot plaatsvervangend lid in plaats van het lid Westerveld en het lid Snels tot plaatsvervangend lid de bestaande vacature;
  • in de vaste commissie voor Digitale Zaken de leden Bouchallikh en Van der Lee tot lid en de leden Bromet en Snels tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacatures;
  • in de commissie voor de Rijksuitgaven de leden Snels en Maatoug tot lid en de leden Ellemeet en Van der Lee tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacatures;
  • in de commissie voor de Werkwijze het lid Bromet tot lid in de bestaande vacature;
  • in de commissie voor de Verzoekschriften en de Burgerinitiatieven het lid Bromet tot lid en het lid Van der Lee tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacatures;
  • in de Bouwbegeleidingscommissie het lid Bromet tot lid in de bestaande vacature.

Op verzoek van de fractie van FVD benoem ik:

  • in de vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking het lid Van Haga tot lid in plaats van het lid Baudet en het lid Kerseboom tot lid in de bestaande vacature en het lid Van Houwelingen tot plaatsvervangend lid in plaats van het lid Van Haga en het lid Ephraim tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacature;
  • in de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken het lid Van Meijeren tot lid in plaats van het lid van Haga en het lid Van Houwelingen tot lid in de bestaande vacature en het lid Van Haga tot plaatsvervangend lid in plaats van het lid Baudet en het lid Jansen tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacature;
  • in de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken het lid Kerseboom tot lid in plaats van het lid Baudet en het lid Van Haga tot lid in de bestaande vacature en het lid Smolders tot plaatsvervangend lid in plaats van het lid Van Haga en het lid Van Meijeren tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacature;
  • in de vaste commissie voor Defensie het lid Van Meijeren tot lid in de bestaande vacature en het lid Jansen tot plaatsvervangend lid in plaats van het lid Baudet en het lid Smolders tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacature;
  • in de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat het lid Van Haga tot lid in plaats van het lid Baudet en het lid Jansen tot lid in de bestaande vacature en het lid Ephraim tot plaatsvervangend lid in plaats van het lid Van Haga en het lid Van Houwelingen tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacature;
  • in de vaste commissie voor Europese Zaken het lid Van Houwelingen tot lid in plaats van het lid Baudet en het lid Ephraim tot lid in de bestaande vacature en het lid Jansen tot plaatsvervangend lid in plaats van het lid Van Haga en het lid Kerseboom tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacature;
  • in de vaste commissie voor Financiën het lid Ephraim tot lid in plaats van het lid Baudet en het lid Van Haga tot lid in de bestaande vacature en het lid Van Houwelingen tot plaatsvervangend lid in plaats van het lid Van Haga en het lid Jansen tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacature;
  • in de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat het lid Jansen tot lid in plaats van het lid Baudet en het lid Van Meijeren tot lid in de bestaande vacature en het lid Ephraim tot plaatsvervangend lid in plaats van het lid Van Haga en het lid Smolders tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacature;
  • in de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid het lid Van Meijeren tot lid in plaats van het lid Van Haga en het lid Smolders tot lid in de bestaande vacature en het lid Van Haga tot plaatsvervangend lid in plaats van het lid Baudet en het lid Ephraim tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacature;
  • in de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties het lid Smolders tot lid in de bestaande vacature en het lid Van Houwelingen tot plaatsvervangend lid in plaats van het lid Baudet en het lid Kerseboom tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacature;
  • in de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit het lid Van Meijeren tot lid in plaats van het lid Van Haga en het lid Van Houwelingen tot lid in de bestaande vacature en het lid Jansen tot plaatsvervangend lid in plaats van het lid Baudet en het lid Kerseboom tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacature;
  • in de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap het lid Kerseboom tot lid in plaats van het lid Baudet en het lid Jansen tot lid in de bestaande vacature en het lid Ephraim tot plaatsvervangend lid in plaats van het lid Van Haga en het lid Van Haga tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacature;
  • in de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid het lid Van Houwelingen tot lid in plaats van het lid Van Haga en het lid Jansen tot lid in de bestaande vacature en het lid Ephraim tot plaatsvervangend lid in plaats van het lid Baudet en het lid Van Meijeren tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacature;
  • in de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport het lid Van Houwelingen tot lid in plaats van het lid Baudet en het lid Smolders tot lid in de bestaande vacature en het lid Ephraim tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacature;
  • in de vaste commissie voor Digitale Zaken de leden Jansen en Van Meijeren tot lid en de leden Van Haga en Kerseboom tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacatures;
  • in de commissie voor de Rijksuitgaven de leden Ephraim en Jansen tot lid en de leden Van Haga en Kerseboom tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacatures;
  • in de commissie voor de Verzoekschriften en de Burgerinitiatieven het lid Van Houwelingen tot lid;
  • in de contactgroep België de leden Van Meijeren en Smolders tot lid;
  • in de contactgroep Duitsland het lid Ephraim tot lid;
  • in de contactgroep Verenigd Koninkrijk de leden Van Haga, Kerseboom en Ephraim tot lid;
  • in de contactgroep Verenigde Staten de leden Van Haga en Kerseboom tot lid.

Op verzoek van de fractie van de PvdD benoem ik:

  • in de vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking het lid Teunissen tot lid in plaats van het lid Ouwehand;
  • in de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken het lid Van Raan tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacature;
  • in de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken het lid Teunissen tot lid in plaats van het lid Van Raan en het lid Van Raan tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacature;
  • in de vaste commissie voor Defensie het lid Teunissen tot lid in plaats van het lid Wassenberg;
  • in de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat het lid Teunissen tot plaatsvervangend lid in plaats van het lid Wassenberg
  • in de vaste commissie voor Europese Zaken het lid Teunissen tot lid in plaats van het lid Van Raan en het lid Van Raan tot plaatsvervangend lid in plaats van het lid Ouwehand;
  • in de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid het lid Teunissen tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacature;
  • in de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit het lid Vestering tot lid in plaats van het lid Wassenberg en het lid Wassenberg tot plaatsvervangend lid in plaats van het lid Ouwehand;
  • in de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap het lid Teunissen tot lid in plaats van het lid Van Raan en het lid Wassenberg tot plaatsvervangend lid in plaats van het lid Van Esch;
  • in de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid het lid Teunissen tot lid in plaats van het lid Van Raan en het lid Van Raan tot plaatsvervangend lid in plaats van het lid Wassenberg;
  • in de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport het lid Wassenberg tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacature;
  • in de vaste commissie voor Digitale Zaken het lid Van Raan tot lid en het lid Van Esch tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacatures;
  • in de commissie voor de Rijksuitgaven het lid Van Raan tot lid en het lid Wassenberg tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacatures.

Op verzoek van de fractie van de ChristenUnie benoem ik:

  • in de vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking het lid Ceder tot lid en het lid Segers tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacatures;
  • in de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken het lid Ceder tot lid en het lid Grinwis tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacatures;
  • in de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken het lid Segers tot lid en het lid Schouten tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacatures;
  • in de vaste commissie voor Defensie het lid Schouten tot lid in de bestaande vacature;
  • in de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat het lid Schouten tot lid en het lid Grinwis tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacatures;
  • in de vaste commissie voor Europese Zaken het lid het lid Schouten tot lid en het lid Segers tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacatures;
  • in de vaste commissie voor Financiën het lid Schouten tot lid en het lid Grinwis tot plaatsvervangend lid in plaats van het lid Segers;
  • in de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat het lid Grinwis tot lid en het lid Schouten tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacatures;
  • in de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid het lid Bikker tot lid en het lid Ceder tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacatures;
  • in de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties het lid het lid Ceder tot lid en het lid Schouten tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacatures;
  • in de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit het lid Grinwis tot lid en het lid Segers tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacatures;
  • in de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap het lid Segers tot lid en het lid Schouten tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacatures;
  • in de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid het lid Schouten tot lid en het lid Ceder tot plaatsvervangend lid in plaats van het lid Segers;
  • in de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport het lid Bikker tot lid en het lid Ceder tot plaatsvervangend lid in plaats van het lid Segers;
  • in de vaste commissie voor Digitale Zaken het lid Ceder tot lid en het lid Bikker tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacatures.

Op verzoek van de fractie van VOLT benoem ik:

  • in de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken het lid Dassen tot lid en het lid Koekkoek tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacatures;
  • in de vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking het lid Koekkoek tot lid en het lid Dassen tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacatures;
  • in de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken het lid Dassen tot lid en het lid Koekkoek tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacatures;
  • in de vaste commissie voor Defensie het lid Gündoğan tot lid en het lid Dassen tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacatures;
  • in de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat het lid Dassen tot lid en het lid Gündoğan tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacatures;
  • in de vaste commissie voor Europese Zaken het lid Dassen tot lid en het lid Gündoğan tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacatures;
  • in de vaste commissie voor Financiën het lid Gündoğan tot lid en het lid Dassen tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacatures;
  • in de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat het lid Dassen tot lid en het lid Gündoğan tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacatures;
  • in de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid het lid Koekkoek tot lid en het lid Gündoğan tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacatures;
  • in de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties het lid Koekkoek tot lid en het lid Gündoğan tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacatures;
  • in de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit het lid Koekkoek tot lid en het lid Dassen tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacatures;
  • in de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap het lid Gündoğan tot lid en het lid Koekkoek tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacatures;
  • in de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid het lid Koekkoek tot lid en het lid Gündoğan tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacatures;
  • in de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport het lid Koekkoek tot lid en het lid Dassen tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacatures;
  • in de commissie voor de Verzoekschriften en de Burgerinitiatieven het lid Koekkoek tot lid.

Op verzoek van de fractie van JA21 benoem ik:

  • in de vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking het lid Eppink tot lid in de bestaande vacature;
  • in de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken het lid Eerdmans tot lid in de bestaande vacature;
  • in de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken het lid Eppink tot lid in de bestaande vacature;
  • in de vaste commissie voor Defensie het lid Eppink tot lid in de bestaande vacature;
  • in de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat het lid Eerdmans tot lid in de bestaande vacature;
  • in de vaste commissie voor Europese Zaken het lid Eppink tot lid in de bestaande vacature;
  • in de vaste commissie voor Financiën het lid Eppink tot lid in de bestaande vacature;
  • in de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat het lid Eppink tot lid in de bestaande vacature;
  • in de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid het lid Eerdmans tot lid in de bestaande vacature;
  • in de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties het lid Eppink tot lid in de bestaande vacature;
  • in de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit het lid Eppink tot lid in de bestaande vacature;
  • in de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap het lid Pouw-Verweij tot lid in de bestaande vacature;
  • in de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid het lid Pouw-Verweij tot lid in de bestaande vacature;
  • in de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport het lid Pouw-Verweij tot lid in de bestaande vacature;
  • in de commissie voor de Rijksuitgaven het lid Eppink tot lid in de bestaande vacature.

Op verzoek van de fractie van DENK benoem ik:

  • in de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken het lid Van Baarle tot lid in de bestaande vacature;
  • in de vaste commissie voor Defensie het lid Kuzu tot lid in de bestaande vacature en het lid Van Baarle tot plaatsvervangend lid in plaats van het lid Azarkan;
  • in de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat het lid Azarkan tot lid in de bestaande vacature en het lid Van Baarle tot plaatsvervangend lid in plaats van het lid Azarkan;
  • in de vaste commissie voor Financiën het lid Van Baarle tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacature;
  • in de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat het lid Van Baarle tot lid in de bestaande vacature en het lid Kuzu tot plaatsvervangend lid in plaats van het lid Azarkan;
  • in de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties het lid Van Baarle tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacature;
  • in de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit het lid Van Baarle tot lid in de bestaande vacature en het lid Kuzu tot plaatsvervangend lid in plaats van het lid Azarkan;
  • in de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap het lid Van Baarle tot lid in plaats van het lid Azarkan;
  • in de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid het lid Van Baarle tot lid in plaats van het lid Kuzu en het lid Kuzu tot plaatsvervangend lid in plaats van het lid Azarkan;
  • in de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport het lid Van Baarle tot plaatsvervangend lid in plaats van het lid Azarkan;
  • in de vaste commissie voor Digitale Zaken het lid Azarkan tot lid en het lid Van Baarle tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacatures;
  • in de commissie voor de Rijksuitgaven het lid Azarkan tot lid en het lid Van Baarle tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacatures.

Op verzoek van de fractie 50PLUS benoem ik:

  • in de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid het lid Den Haan tot lid in de bestaande vacature;
  • in de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken het lid Den Haan tot lid in de bestaande vacature;
  • in de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties het lid Den Haan tot lid in de bestaande vacature;
  • in de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat het lid Den Haan tot lid in de bestaande vacature;
  • in de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap het lid Den Haan tot lid in de bestaande vacature;
  • in de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport het lid Den Haan tot lid in de bestaande vacature;
  • in de vaste commissie voor Financiën het lid Den Haan tot lid in de bestaande vacature;
  • in de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid het lid Den Haan tot lid in de bestaande vacature;
  • in de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat het lid Den Haan tot lid in de bestaande vacature;
  • in de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit het lid Den Haan tot lid in de bestaande vacature;
  • in de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken het lid Den Haan tot lid in de bestaande vacature;
  • in de vaste commissie voor Europese Zaken het lid Den Haan tot lid in de bestaande vacature;
  • in de vaste commissie voor Defensie het lid Den Haan tot lid in de bestaande vacature;
  • in de vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking het lid Den Haan tot lid in de bestaande vacature;
  • in de commissie voor de Rijksuitgaven het lid Den Haan tot lid in de bestaande vacature;
  • in de vaste commissie voor Digitale Zaken het lid Den Haan tot lid in de bestaande vacature.

Op verzoek van de fractie BBB benoem ik:

  • in de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid het lid Van der Plas tot lid in de bestaande vacature;
  • in de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken het lid Van der Plas tot lid in de bestaande vacature;
  • in de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties het lid Van der Plas tot lid in de bestaande vacature;
  • in de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat het lid Van der Plas tot lid in de bestaande vacature;
  • in de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap het lid Van der Plas tot lid in de bestaande vacature;
  • in de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport het lid Van der Plas tot lid in de bestaande vacature;
  • in de vaste commissie voor Financiën het lid Van der Plas tot lid in de bestaande vacature;
  • in de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid het lid Van der Plas tot lid in de bestaande vacature;
  • in de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat het lid Van der Plas tot lid in de bestaande vacature;
  • in de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit het lid Van der Plas tot lid in de bestaande vacature;
  • in de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken het lid Van der Plas tot lid in de bestaande vacature;
  • in de vaste commissie voor Europese Zaken het lid Van der Plas tot lid in de bestaande vacature;
  • in de vaste commissie voor Defensie het lid Van der Plas tot lid in de bestaande vacature;
  • in de vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking het lid Van der Plas tot lid in de bestaande vacature;
  • in de commissie voor de Rijksuitgaven het lid Van der Plas tot lid in de bestaande vacature;
  • in de vaste commissie voor Digitale Zaken het lid Van der Plas tot lid in de bestaande vacature.

Op verzoek van de fractie BIJ1 benoem ik:

  • in de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid het lid Simons tot lid in de bestaande vacature;
  • in de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken het lid Simons tot lid in de bestaande vacature;
  • in de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties het lid Simons tot lid in de bestaande vacature;
  • in de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat het lid Simons tot lid in de bestaande vacature;
  • in de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap het lid Simons tot lid in de bestaande vacature;
  • in de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport het lid Simons tot lid in de bestaande vacature;
  • in de vaste commissie voor Financiën het lid Simons tot lid in de bestaande vacature;
  • in de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid het lid het lid Simons tot lid in de bestaande vacature;
  • in de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat het lid het lid Simons tot lid in de bestaande vacature;
  • in de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit het lid Simons tot lid in de bestaande vacature;
  • in de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken het lid Simons tot lid in de bestaande vacature;
  • in de vaste commissie voor Europese Zaken het lid Simons tot lid in de bestaande vacature;
  • in de vaste commissie voor Defensie het lid Simons tot lid in de bestaande vacature;
  • in de vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking het lid Simons tot lid in de bestaande vacature;
  • in de commissie voor de Rijksuitgaven het lid Simons tot lid in de bestaande vacature;
  • in de vaste commissie voor Digitale Zaken het lid Simons tot lid in de bestaande vacature.

Op verzoek van een aantal leden stel ik voor de volgende door hen ingediende moties opnieuw aan te houden: 35570-XVI-152; 35242-10; 32852-102; 31409-288; 32793-530; 25295-964; 35732-17; 25295-987; 25295-602; 35123-24; 28286-1156; 35006-8; 33835-100; 32670-156; 28973-203; 25295-404; 25295-403; 21501-32-1188.

Ik deel mee dat de volgende aangehouden moties zijn vervallen: 35570-VII-46; 35570-V-44; 35570-25; 25295-717; 35570-XII-14; 35570-XII-49; 35570-XV-64; 34682-75; 35570-XII-26; 35570-XIV-17; 35570-XIV-38; 35570-XIV-53; 35570-VI-42; 35570-VI-66; 29984-909; 29984-912; 35570-XVI-48; 35570-XVI-51; 35300-XV-70; 31066-554; 28362-29; 35429-9; 35570-XIV-36; 35570-VI-72; 33118-167; 35570-XII-70.

Ik stel voor de volgende stukken van de stand van werkzaamheden af te voeren: 32847-707; 34562-19; 34972-52; 30985-45; 32847-706; 26643-727; 34430-18; 34682-77; 35165-28; 30196-741; 32757-177; 33411-13; 35424-11; 27926-332; 32847-704; 30950-216; 2019Z24453; 2019Z23101; 2019Z18798; 2019Z16294; 2019Z00269; 2019Z00356; 2018Z23991; 2019Z10810; 34986-6; 2018Z18768; 35000-B-11; 35000-A-122; 35000-B-12; 35000-B-13; 35000-IIA-5; 35000-B-9; 35000-VII-100; 35000-VII-102; 35000-VII-108; 35000-VII-73; 35000-VII-85; 35000-VII-91; 35000-VII-92; 35000-VII-94; 35000-VII-97; 35022-14; 35000-VIII-172; 35013-7; 35022-15; 35026-70; 35133-30; 35133-33; 35078-26; 35133-36; 35135-3; 35133-38; 35165-1; 35165-10; 35165-11; 35165-2; 35165-19; 35165-3; 35165-4; 35165-5; 35165-9; 35200-B-1; 35200-C-1; 35200-I-1; 35200-IIA-1; 35200-IIB-1; 35200-III-1; 35200-VII-1; 35234-3; 35300-B-5; 35300-B-4; 35300-B-6; 35300-B-9; 35300-C-4; 35300-I-4; 35300-III-5; 35300-IIB-4; 35300-I-5; 35300-VII-5; 35300-VII-49; 35300-VII-6; 32847-715; 2021Z02683; 30985-47; 2021Z02620; 27926-336; 2021Z00970; 32847-716; 33104-27; 32847-713; 32127-244; 32847-709; 32847-714; 22112-3035; 2021Z01217; 28750-80; 35424-12; 35570-VII-86; 35702-1; 34293-107; 34293-106; 34682-78; 32127-242; 35570-VII-85; 33118-171; 32847-555; 32847-571; 32847-572; 32847-573; 32847-574; 32847-576; 32847-578; 32847-580; 32847-581; 32847-582; 32847-584; 32852-94; 33104-21; 33104-23; 33104-22; 33118-116; 33118-117; 33118-118; 33118-123; 33118-124; 33136-18; 33147-7; 33147-8; 33258-39; 33258-40; 33258-43; 33826-25; 33473-7; 33826-33; 34228-25; 34293-50; 34293-51; 34293-52; 34293-55; 34293-72; 34293-76; 34293-77; 34293-78; 34293-84; 34293-86; 34293-85; 34324-5; 34293-93; 34349-15; 34349-28; 34349-16; 34352-165; 34650-13; 34682-27; 34682-8; 34682-30; 34682-33; 34682-9; 34824-10; 34824-11; 34827-7; 34827-8; 34958-7; 34972-11; 34986-54; 28325-198; 27859-143; 27859-134; 26643-657; 26643-656; 26643-653; 26643-649; 26643-648; 26643-646; 26643-645; 26643-644; 26643-627; 26643-624; 26643-620; 26643-608; 26643-609; 26643-604; 26643-595; 26643-596; 26643-591; 26643-590; 26643-570; 26643-567; 25883-354; 25883-349; 25764-123; 25764-119; 22112-2773; 2019Z25694; 35200-VII-17; 32757-155; 32757-156; 32757-159; 32761-153; 32813-408; 32761-157; 32847-465; 32813-391; 32847-468; 32847-471; 32847-474; 32847-501; 32847-503; 32847-516; 32847-519; 30985-34; 30985-32; 30977-154; 30950-181; 30950-176; 30950-179; 30950-174; 30950-161; 30821-91; 30821-74; 30696-44; 30573-172; 30420-298; 30111-118; 29924-195; 29924-197; 29924-188; 29924-185; 29453-495; 29544-913; 29453-496; 29453-494; 29453-493; 29453-490; 29453-489; 29383-326; 29383-317; 29383-312; 29362-276; 29362-279; 28844-190; 28844-183; 28844-167; 28750-75; 32847-522; 28844-163; 32847-521; 32847-523; 32847-524; 32847-526; 32847-531; 32847-529; 32847-528; 32847-543; 32847-546; 32847-544; 32847-547; 32847-553; 32847-554; 35166-5; 35166-8; 34293-70; 34293-71; 34293-73; 23686-29; 2018Z13364; 2018Z13362; 34293-105; 34293-108; 32847-696; 32847-698; 32847-700; 29453-526; 33118-174; 35165-30; 30985-40; 30985-38; 35300-VII-8; 30995-97; 31142-88; 31475-22; 31490-246; 31490-252; 31490-248; 31490-254; 31490-255; 31490-256; 31490-258; 31490-259; 31560-51; 31490-260; 31560-52; 31570-35; 31757-95; 31757-97; 31865-149; 32127-235; 30985-37; 27859-144; 35420-205; 35570-IV-28; 33189-13; 35420-196; 35570-IV-26; 22112-3044; 26485-362; 35649-(R2150)-3; 35529-22; 34952-126; 26049-89; 35069-15; 34952-122; 35570-XVII-51; 25295-902; 35529-21; 33625-326; 35570-XVII-50; 33694-62; 32623-315; 32623-314; 28498-48; 23432-480; 21501-02-2262; 34952-125; 30952-376; 23530-129; 33997-160; 21501-02-2254; 21501-02-2259; 33997-157; 33997-159; 31490-294; 35570-V-64; 27925-765; 28676-355; 22054-335; 27830-324; 27830-325; 35570-X-67; 27830-326; 27830-327; 27830-329; 34919-75; 27830-328; 35570-X-74; 35570-X-73; 26122-49; 27925-767; 2020Z23229; 31936-837.

Ik stel voor toe te voegen aan de agenda:

  • het VAO Belastingontwijking, met als eerste spreker de heer Van Raan namens de Partij voor de Dieren;
  • het VSO Voorhang concept-AMvB Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet (32127, nr. 244), met als eerste spreker de heer Koerhuis namens de VVD;
  • het VSO Toezicht WSW 2019, strategisch programma WSW en governance corporatiesector (29453, nr. 528), met als eerste spreker de heer Koerhuis namens de VVD.

Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:
Dan geef ik nu het woord aan de heer Kwint. Maar de heer Kwint is er niet, dus mevrouw Beckerman spreekt namens de heer Kwint. Tenminste, dat denk ik.

Mevrouw Beckerman (SP):
Voorzitter, Kwint was zijn jasje vergeten en dan kom je hier niet natuurlijk.

De voorzitter:
Heel goed!

Mevrouw Beckerman (SP):
Alleen de oude leden snappen dit.

Voorzitter. Of het nou de wethouder van Apeldoorn, de ministers van Onderwijs, de ministers van Zorg of de bestuurders van Pluryn waren: allemaal bezwoeren ze ons dat de kwetsbare jongeren van De Hoenderloo Groep niet de dupe zouden worden van de sluiting die noodzakelijk was voor Pluryn om de vele vastgoedmiljoenen te vangen. Het bleek keer op keer onzin. Jongeren zitten thuis of op een plek die niet past. Dat is een grove breuk met de afspraken die met ons gemaakt zijn. Daarom willen wij snel een debat met de staatssecretaris van jeugd en de minister voor Basisonderwijs. Ik hoop op steun van de collega's.

De voorzitter:
De regeling van werkzaamheden is eigenlijk een hele korte omschrijving van het onderwerp waar het over gaat. Dit is dus niet het goede voorbeeld, zeg ik tegen de nieuwe Kamerleden. De reactie daarop hoort ook heel kort te zijn, in de zin van "steun" of "geen steun". De heer Van Meenen geeft het goede voorbeeld.

De heer Van Meenen (D66):
Steun.

De voorzitter:
Kijk, zo hoort het. Mevrouw Kuiken.

Mevrouw Kuiken (PvdA):
We hebben herhaaldelijk gewaarschuwd, dus zeer veel steun.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan heb ik de heer Van Baarle en de heer Peters, want u staat er toch.

De heer Van Baarle (DENK):
Steun namens de fractie van DENK, voorzitter.

De heer Peters (CDA):
Het CDA geeft ook steun.

De heer Bisschop (SGP):
Steun.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Steun.

De heer Ceder (ChristenUnie):
Steun.

De heer Markuszower (PVV):
Steun, voorzitter.

De voorzitter:
Wilt u uw naam zeggen? Want dan onthoud ik het.

Mevrouw Vestering (PvdD):
Zeker. Mevrouw Vestering, Partij voor de Dieren. Met steun.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan de heer Baudet.

De heer Baudet (FVD):
Hé, ik krijg zomaar het woord! Steun.

De voorzitter:
U krijgt altijd het woord! Wie heb ik nog? Mevrouw Simons namens BIJ1.

Mevrouw Simons (BIJ1):
Steun.

Mevrouw Van der Plas (BBB):
Steun.

Mevrouw Den Haan (50PLUS):
Ook vanuit ons steun.

Mevrouw Tellegen (VVD):
Wij dachten: laten we eerst even een brief vragen met de laatste stand van zaken en dan bepalen of er een debat nodig is. Maar ik heb het al gehoord: er is een meerderheid.

De voorzitter:
Ja, dat klopt. U, of eigenlijk de heer Kwint, heeft een meerderheid voor het houden van een debat.

Mevrouw Beckerman (SP):
Dank u wel. Ik zal het aan hem doorgeven.

De voorzitter:
Dank u wel. U had niet om een brief gevraagd, toch? Nee, mevrouw Tellegen heeft die gevraagd. Dan stel ik voor het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Maeijer namens de PVV. Gaat uw gang.

Mevrouw Maeijer (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Nog geen twee weken na de verkiezingen stelt demissionair minister-president Rutte voor om het vetorecht in de Europese Unie maar af te schaffen. Hij zet hiermee opnieuw een stap in de richting van de EU als ultieme grootmacht. De premier geeft hiermee onze zeggenschap uit handen, geeft onze soevereiniteit op en levert Nederland over aan Brusselse eurocraten. Dat is een hele slechte zaak. Ik wil hier dan ook heel graag een debat over met de minister-president.

De voorzitter:
De heer Bisschop, de heer Van der Lee en mevrouw Belhaj om te beginnen. De heer Bisschop.

De heer Bisschop (SGP):
Voorzitter. Dit kwam anderhalve week geleden in de marge van een vergadering eventjes tussen neus en lippen door aan de orde. Weliswaar is het beperkt tot waar het de schending van mensenrechten zou betreffen. Maar ik heb toen ook mijn verbazing uitgesproken. Ik steun dit verzoek van ganser harte.

De voorzitter:
De heer Van der Lee, dan mevrouw Belhaj, dan de heer Amhaouch en dan mevrouw Kuiken. De heer Van der Lee, GroenLinks.

De heer Van der Lee (GroenLinks):
Er is een heel boeiend non-paper geschreven door de minister-president van Spanje en die van Nederland, waarin een onderzoek wordt bepleit naar het verminderen van het vetorecht. Dat is een heel interessant voorstel. Wij steunen een debat daarover.

Mevrouw Belhaj (D66):
Voorzitter. Steun voor het debat. Als het wat langer duurt, gezien de hoeveelheid debatten die eraan komen, kunnen we het ook laten plaatsvinden bij de eerste Raad Algemene Zaken.

De voorzitter:
Ja. De heer Amhaouch namens het CDA en dan mevrouw Kuiken.

De heer Amhaouch (CDA):
Voorzitter, steun. Inderdaad, de 15de hebben we de eerste Raad Algemene Zaken. Daar zou het nog sneller kunnen.

Mevrouw Kuiken (PvdA):
Steun, maar ik denk dat de Raad sneller is.

De voorzitter:
Oké. Dan heb ik de heren Van Nispen en Van Baarle.

De heer Van Nispen (SP):
Steun voor het voorstel.

De heer Van Baarle (DENK):
Steun namens DENK, voorzitter.

Mevrouw Van der Plas (BBB):
Wij steunen dit.

De voorzitter:
"Niet", zei u?

Mevrouw Van der Plas (BBB):
Wel. Ik zei "dit".

De voorzitter:
Ah, "dit". Ik verstond "niet".

Mevrouw Tellegen (VVD):
Ons lijkt het beter om dit te betrekken bij het AO dat binnenkort plaatsvindt.

De heer Baudet (FVD):
Wel steun voor het debat, maar geen steun voor overdracht van vetorecht of soevereiniteit.

De voorzitter:
De heer Ceder en daarna mevrouw Simons.

De heer Ceder (ChristenUnie):
Steun.

Mevrouw Simons (BIJ1):
Steun, voorzitter.

Mevrouw Vestering (PvdD):
Voorzitter, steun.

Mevrouw Den Haan (50PLUS):
Wij steunen het verzoek.

De heer Dassen (Volt):
Steun, voorzitter.

De voorzitter:
U heeft een meerderheid, mevrouw Maeijer.

Mevrouw Maeijer (PVV):
Ja. Dat kan ook bijna niet anders met zo'n onderwerp.

De voorzitter:
Dank u wel.

We wachten heel even totdat het spreekgestoelte is schoongemaakt. Dan geef ik de heer Markuszower het woord namens de PVV.

De heer Markuszower (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Als een dief in de nacht wordt er in de krochten van de Europese Unie gewerkt aan een nieuwe Turkijedeal. De PVV wil helemaal geen deals die immigratie naar Nederland faciliteren en ons land opzadelen met nog meer buitenlandse indringers. Daarom zo snel mogelijk een debat.

De voorzitter:
De heer Baudet namens Forum voor Democratie.

De heer Baudet (FVD):
Steun. Ik denk ook dat het goed is om dit debat zo snel mogelijk te doen, zodat we richting kunnen meegeven aan de formatiegesprekken die nu gaande zijn.

Mevrouw Belhaj (D66):
Voorzitter, geen steun. De onderhandelingen lopen nog.

De heer Van Baarle (DENK):
Voorzitter. De fractie van DENK kan niet wachten om de PVV op haar ideeën te bestrijden. Steun.

De heer Bisschop (SGP):
Voorzitter. Het lijkt me uitstekend om hierover vroegtijdig te spreken. Dus steun voor het voorstel.

Mevrouw Kuik (CDA):
Graag bij de JBZ-Raad bespreken, dus geen steun.

De heer Van Nispen (SP):
Voorzitter. Volgens de SP kan dit bij een commissiedebat geagendeerd worden, bijvoorbeeld bij de JBZ-Raad of een commissiedebat Vreemdelingen- en asielbeleid.

Mevrouw Tellegen (VVD):
Betrekken bij de JBZ-Raad, dus geen steun.

De voorzitter:
Mevrouw Kuiken en dan de heer Ceder. De heer Ceder namens de ChristenUnie.

De heer Ceder (ChristenUnie):
Voorzitter, geen steun voor een debat. We zouden een brief wel steunen.

Mevrouw Kuiken (PvdA):
Geen steun, graag bij JBZ.

Mevrouw Van der Plas (BBB):
Wij steunen dit.

De heer Van der Lee (GroenLinks):
Dit kan prima bij het AO van de JBZ-Raad.

De voorzitter:
Dan de heer Eppink namens Forum voor Democratie.

De heer Eppink (JA21):
Ho, ho, ho.

De voorzitter:
O, pardon! JA21. U moet even op het pedaal drukken, daaronder. U was niet bij de oefening, dat merkt u wel. De heer Eppink namens JA21.

De heer Eppink (JA21):
Ik zei JA21, inderdaad.

De voorzitter:
Ja, sorry.

De heer Eppink (JA21):
Wij steunen het debat.

De voorzitter:
Is goed. De heer Dassen namens Volt.

De heer Dassen (Volt):
Geen steun, voorzitter.

De voorzitter:
Oké, heb ik iedereen gehad? Mevrouw Den Haan en dan mevrouw Simons. Mevrouw Den Haan namens 50PLUS.

Mevrouw Den Haan (50PLUS):
Ook geen steun, voorzitter.

Mevrouw Simons (BIJ1):
Voorzitter, ik sluit me aan bij de collega van DENK. Steun.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan heeft u geen meerderheid, meneer Markuszower.

De heer Markuszower (PVV):
Wel 30 leden, mevrouw de voorzitter?

De voorzitter:
Ja, dat klopt, 36 zelfs.

De heer Markuszower (PVV):
Dan zet ik hem graag op de lijst met dertigledendebatten.

De voorzitter:
Ja. Dan voegen we dit debat toe aan de lijst van dertigledendebatten. Ik stel voor het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Het volgende verzoek.

De heer Markuszower (PVV):
Voorzitter. We lazen in berichten in de krant dat Marokkanen — buitenlandse indringers die hier eigenlijk helemaal geen recht op asiel hebben — nu toch in Nederland komen, in de procedure worden gezet en eigenlijk nooit meer uit Nederland kunnen gaan. De Raad van State heeft daarover een verschrikkelijke uitspraak gedaan, dus we komen nu nooit meer van hen af. Een enorme aanzuigende werking heeft dat. Graag zo snel mogelijk een debat, want de poorten van Nederland staan nu natuurlijk wagenwijd open.

Mevrouw Belhaj (D66):
Geen steun, wel een brief.

Mevrouw Kuik (CDA):
Graag een brief en steun.

De heer Bisschop (SGP):
Voorzitter. Het lijkt me goed om daar een brief over te krijgen en dan aansluitend zo snel mogelijk een debat erover te voeren.

De heer Van Baarle (DENK):
De fractie van DENK heeft geen behoefte aan dit feestje van vreemdelingenhaat. Geen steun.

De heer Baudet (FVD):
Steun. Het gaat over immigratie, maar misschien kunnen we ook meteen het remigratiethema daarbij nemen.

De voorzitter:
De heer Van Nispen namens de SP dan mevrouw Den Haan en dan mevrouw Tellegen.

De heer Van Nispen (SP):
Graag een brief en die dan betrekken bij een commissiedebat.

Mevrouw Den Haan (50PLUS):
Ook graag een brief, maar geen steun voor het debat

De voorzitter:
Mevrouw Tellegen, VVD, en dan de heer Eerdmans.

Mevrouw Tellegen (VVD):
Geen steun, wel een brief.

De heer Eerdmans (JA21):
Ja, steun.

Mevrouw Kuiken (PvdA):
Nee, wel graag een brief.

De voorzitter:
De heer Van der Lee, GroenLinks, en mevrouw Van der Plas namens BBB,

De heer Van der Lee (GroenLinks):
Geen steun.

Mevrouw Van der Plas (BBB):
Geen steun voor het debat, wel voor een brief.

De voorzitter:
De heer Ceder, ChristenUnie, en dan de heer Dassen namens Volt.

De heer Ceder (ChristenUnie):
Geen steun, wel graag een brief en die betrekken bij de commissie.

De heer Dassen (Volt):
Geen steun, wel graag een brief.

De heer Markuszower (PVV):
Zijn het ongeveer 30 leden, voorzitter?

Mevrouw Vestering (PvdD):
Geen steun voor het debat, maar wel graag een brief. Daar zijn we blij mee.

Mevrouw Simons (BIJ1):
Geen steun voor het debat; graag een brief.

De voorzitter:
Meneer Markuszower, u heeft geen meerderheid.

De heer Markuszower (PVV):
Maar wel weer 30 leden, neem ik aan? Dan doen we hetzelfde als bij het vorige. Dank u wel.

De voorzitter:
Doen we. Ik stel voor het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Dan geef ik nu het woord aan de heer Van Baarle namens DENK.

De heer Van Baarle (DENK):
Voorzitter. Rotterdamse politieagenten hebben de meest vreselijke uitspraken gedaan, zoals: weer een Turk minder, pauperallochtonen en uitroeien! De meest verschrikkelijke racistische en discriminerende uitspraken! Deze agenten zijn weggekomen met slechts een waarschuwing. Dit ondermijnt het vertrouwen in de politie. Daarom wil DENK graag een brief van de minister van Justitie en Veiligheid met een reactie op deze zaak om zo snel mogelijk een debat te voeren over hoe we racisme en discriminatie uit de politieorganisatie krijgen.

De voorzitter:
Dan heb ik mevrouw Belhaj, mevrouw Kuiken, de heer Van Nispen, de heer Eerdmans en mevrouw Palland en dan ga ik weer naar het volgende rondje. Mevrouw Belhaj.

Mevrouw Belhaj (D66):
Voorzitter, steun voor dit debat.

Mevrouw Kuiken (PvdA):
Voorzitter, miscommunicatie. Ik zie alleen dat er al drie verzoeken op de rol staan die in ieder geval allemaal een link hebben met discriminatie en racisme. Misschien is het dus een idee om ze te bundelen. Maar ik steun dit in ieder geval wel.

De heer Van Nispen (SP):
Ik heb hier Kamervragen over gesteld. Ik wil graag de antwoorden en die dan betrekken bij een commissiedebat.

De voorzitter:
Dus geen steun voor een apart debat. Klopt dat?

De heer Van Nispen (SP):
Een apart commissiedebat, dus geen steun voor dit specifieke plenaire debat.

De voorzitter:
Geen steun, dus.

De heer Eerdmans (JA21):
We hebben in Rotterdam een uitgebreid debat hierover gehad. De heer Van Baarle weet dat. Dat weet ik zelf ook. Toevallig zien we elkaar daar ook weleens. Het is helemaal uitgesproken. Alles is bediscussieerd, maar nu wil de heer Van Baarle het nog naar nationaal niveau tillen. Alles is hierover gezegd, dus dit is alleen maar …

De voorzitter:
U steunt het niet?

De heer Eerdmans (JA21):
Ik steun het niet, en weet je waarom niet? Je maakt er een soort DENK-feestje van tegen de Rotterdamse politie. Dat moeten we gewoon niet doen.

De heer Van Baarle (DENK):
Dit is toch een regeling?

De voorzitter:
Maar dat komt in het debat aan de orde. Als er een debat plaatsvindt, kunt u daar uw opvatting over uiten. Dus geen steun. Mevrouw Palland namens het CDA en de heer Van der Lee.

Mevrouw Palland (CDA):
Steun voor de brief en dan betrekken in commissieverband. Geen steun voor een plenair debat.

De heer Van der Lee (GroenLinks):
Steun.

De heer Markuszower (PVV):
Geen steun, voorzitter.

Mevrouw Tellegen (VVD):
Graag een brief en dan bij een AO betrekken.

De voorzitter:
Dus geen steun.

Mevrouw Den Haan (50PLUS):
Wij steunen dit.

De heer Bisschop (SGP):
Voorzitter, steun voor de brief en daarna bekijken we of dat ook nog nader bediscussieerd moet worden. Geen steun voor het debat.

De heer Ceder (ChristenUnie):
Voorzitter. Graag een brief betrekken bij de commissie en daarbij ook graag de beantwoording van de SP-Kamervragen betrekken.

De voorzitter:
Geen steun voor een apart debat.

De heer Ceder (ChristenUnie):
Nee.

De heer Dassen (Volt):
Wel steun, voorzitter.

De heer Van Houwelingen (FVD):
Geen steun. Wellicht een brief en een AO.

Mevrouw Van der Plas (BBB):
Steun voor de brief, niet voor een debat.

Mevrouw Simons (BIJ1):
BIJ1 steunt van harte deze aanvraag voor dit debat.

Mevrouw Vestering (PvdD):
Steun voor het debat.

De voorzitter:
Ik kijk even. Er is geen meerderheid.

De heer Van Baarle (DENK):
Voorzitter. Als mijn wiskundige capaciteiten mij niet in de steek laten, heb ik wel 30 leden.

De voorzitter:
Dat klopt: 34 leden.

De heer Van Baarle (DENK):
Dus graag op de lijst. Dank u wel.

De voorzitter:
Dan zullen we dit debat toevoegen aan de lijst van dertigledendebatten. Ik stel voor het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Het volgende verzoek.

De heer Van Baarle (DENK):
Voorzitter. Tientallen moskeeën en islamitische instellingen in Nederland hebben in de afgelopen dagen vreselijke dreigbrieven ontvangen met islamofobe en discriminerende boodschappen. Het maatschappelijk Islamitisch Centrum Gouda is zelfs slachtoffer geworden van brandstichting. DENK wil zo snel mogelijk een debat met de minister van Justitie en Veiligheid, waarin wordt ingegaan op deze vreselijke zaken en op de veiligheidssituatie van moskeeën en islamitische instellingen, omdat wij als Kamer deze instellingen zo snel mogelijk die veiligheid moeten bieden.

Mevrouw Belhaj (D66):
Voorzitter. Het is een sympathiek voorstel, maar ik denk dat het ten behoeve van het onderwerp beter is om eerst een brief te vragen, een rondetafelgesprek te doen of een algemeen overleg. Dan kun je het uiteindelijk ook altijd nog plenair behandelen. Maar daarom dus nu geen steun voor het debat. Ik hoop wel van collega's straks steun te kunnen krijgen voor een rondetafelgesprek, zodat we nog meer informatie kunnen krijgen over wat er aan de hand is.

De heer Markuszower (PVV):
Brandstichters moet je gewoon oppakken. Geen steun voor een debat.

Mevrouw Palland (CDA):
Het is een ernstige zaak, inderdaad. Wij hebben er ook schriftelijke vragen over ingediend. Geen steun voor een debat. Er is aangifte gedaan. Het lijkt ons ook goed om daar niet in te treden, maar ik steun wel de suggestie die mevrouw Belhaj heeft gedaan.

De voorzitter:
De heer Bisschop namens de SGP en dan mevrouw Tellegen namens de VVD.

De heer Bisschop (SGP):
Voorzitter. Er lopen inmiddels een aantal trajecten. Laten we die netjes afwachten. Geen steun voor een debat.

Mevrouw Tellegen (VVD):
Geen steun voor een debat.

De voorzitter:
Dan kijk ik even: geen steun.

De heer Van Baarle (DENK):
Voorzitter. Het verbaast me dat politieke partijen keer op keer niet over de veiligheid van moskeeën wensen te praten.

De voorzitter:
Niet reageren, meneer Van Baarle. Goed, er was om een brief gevraagd. Dus ik stel voor het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Uw laatste verzoek, meneer Van Baarle.

De heer Van Baarle (DENK):
Dank u wel, voorzitter. 4 miljoen Nederlanders ervaren de gevolgen van racisme en discriminatie in onze samenleving. Naar aanleiding van de toeslagenaffaire en de Black Lives Matter-demonstraties vraagt de samenleving van ons als nieuw gekozen Kamer om op te treden tegen discriminatie. Daarom wil DENK zo snel mogelijk een brief van de minister van Binnenlandse Zaken, waarin wordt uiteengezet wat de regering doet om discriminatie tegen te gaan, hoeveel mankracht en vrouwkracht daarnaartoe gaan en hoeveel middelen, zodat wij zo snel mogelijk als nieuw gekozen Kamer kunnen spreken over hoe wij discriminatie en racisme in Nederland gaan bestrijden.

De voorzitter:
De heer Bisschop namens de SGP en dan mevrouw Kuiken, PvdA.

De heer Bisschop (SGP):
Voorzitter. Dit hele thema, discriminatie en racisme, staat regelmatig op de agenda van de Tweede Kamer om daarover te debatteren. Dat lijkt mij het geëigende momentum om daarover door te praten, ook met behulp van de gegevens waar de heer Van Baarle om vraagt. Dus geen steun voor dit gevraagde debat.

Mevrouw Kuiken (PvdA):
Graag een brief. Ik wilde graag bundelen, dus daarom geen steun voor een debat.

De heer Markuszower (PVV):
Nee, voorzitter, geen steun.

De heer Van Nispen (SP):
De SP wil graag een debat over racisme en discriminatie. Wij denken dat dat sneller is in commissieverband, dus een commissiedebat Discriminatie en racisme.

Mevrouw Van der Plas (BBB):
Als er een debat gevoerd wordt over racisme en discriminatie zou ik ook graag het hele pakket erbij willen hebben en niet alleen op specifieke doelgroepen of bevolkingsgroepen. Dus in deze vorm kan ik het niet steunen. Als er een keer een voorstel komt om het over het geheel te hebben, denk ik erover na.

De voorzitter:
Dus geen steun. Dank u wel. Mevrouw Belhaj, bent u niet …?

Mevrouw Belhaj (D66):
Voorzitter. Ik wilde graag twee keer. Geen steun voor een plenair debat, wel steun voor een commissiedebat, dat overigens ook gewoon een volwaardig debat is. Vaak krijg je daar veel meer tijd om het onderwerp goed te bespreken. Daarna kunnen we altijd nog plenair.

De voorzitter:
Dus geen steun. Mevrouw Inge van Dijk namens het CDA.

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Wel een brief, geen steun.

De heer Ceder (ChristenUnie):
We willen graag eerst een brief met alle feiten daarin en dan een commissiedebat.

De voorzitter:
De heer Van der Lee namens GroenLinks en dan de heer Van Houwelingen, Forum voor Democratie.

De heer Van der Lee (GroenLinks):
Geen steun en met permissie, ik zou toch graag willen opmerken dat we niet met een schone lei beginnen. Er zijn meer dan 200 debatten die al op de lijst staan. Laten we niet alles plenair willen doen, want dan duurt het tot sint-juttemis. Dus denk goed na over wat in commissie kan en doe het dan vooral daar.

De voorzitter:
Die lijst met 200 debatten zou ooit worden opgeschoond. De heer Van Houwelingen namens Forum voor Democratie.

De heer Van Houwelingen (FVD):
Geen steun, maar in zo'n debat zou ik het ook graag over positieve discriminatie willen hebben.

Mevrouw Tellegen (VVD):
Eens met wat collega Van der Lee net zei. Dus geen steun en liever een commissiedebat.

Mevrouw Simons (BIJ1):
BIJ1 ziet graag de brief tegemoet en stelt voor dit in eerste instantie in commissie te bespreken met elkaar.

Mevrouw Vestering (PvdD):
Geen steun voor dit specifieke verzoek maar wel voor een debat in commissie.

De voorzitter:
Alle verzoeken om debatten in commissieverband te houden moeten via de procedurevergadering van de commissies zelf, dus niet plenair. U heeft geen meerderheid, maar ook geen 30 leden.

De heer Van Baarle (DENK):
Helaas, maar wij werken gewoon stug door.

De voorzitter:
Dank u wel. Ik stel voor het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Dan mevrouw Beckerman namens de SP. Gaat uw gang.

Mevrouw Beckerman (SP):
Voorzitter. Tienduizenden Groningers wachten nog steeds op schadeafhandeling en versterking. Het kabinet heeft de veroorzakers, Shell en Exxon, al minimaal 1,5 miljard gegeven. En wat zeggen Shell en Exxon en de NAM nu? "Wij gaan een deel van de rekening voor de schade en versterking niet meer betalen." Ik vind dat ronduit schandalig. Ik wilde een debat aanvragen, maar toen wees de heer Van der Lee mij erop dat er natuurlijk ook nog een hele lijst staat. Er staat een debat op nummer 4 van die lijst. Wat mij betreft plannen we dat nog vóór het meireces in.

De voorzitter:
Dus het is eigenlijk een nieuw verzoek?

Mevrouw Beckerman (SP):
Het was een nieuw verzoek en toen zag ik dat er op nummer 4 nog een debat staat. Wat mij betreft betrekken we het onderwerp erbij, vragen we nog een extra brief hierover en plannen we dat vóór het meireces in. Ik hoop ook dat er steun is om dat vóór het meireces te plannen.

De voorzitter:
Eigenlijk is het verzoek om het debat dat op de lijst staat op nummer 4 vóór het meireces dit jaar in te plannen. Dat kan heel kort. Wie is voor het inplannen van dit debat vóór het meireces? Iedereen? Wie is tegen? Misschien is dat makkelijker. De heer Van Haga namens Forum voor Democratie.

De heer Van Haga (FVD):
Ik ben wel voor, maar misschien om een andere reden dan mevrouw Beckerman. Dat maakt wel uit, want als de overheid onbetrouwbaar is, dan moet je compenseren. Maar misschien kunnen we — dat zal mevrouw Beckerman wel leuk vinden — daar meteen bij betrekken dat we de Groningers ook nog moeten compenseren en dat we ook de Nederlanders moeten compenseren, die 500 miljard euro in de grond zien zitten.

De voorzitter:
Maar dat moet in het debat. Is iedereen het eens met het verzoek van mevrouw Beckerman om het debat vóór mei 2021 in te plannen? Dat is het geval.

Mevrouw Beckerman (SP):
Dan dank ik de collega's.

De voorzitter:
U ook bedankt.

Wacht u heel even, meneer Van Meenen, tot het spreekgestoelte is schoongemaakt. De heer Van Meenen namens D66.

De heer Van Meenen (D66):
Voorzitter. "School duwt kinderen ongevraagd uit de kast." Dat was de kop van het bericht in NRC van 26 maart. Ik zou van de minister graag een brief willen ontvangen over deze situatie en over de maatregelen die hij voornemens is te gaan hanteren om dit in de toekomst te voorkomen. En dan wil ik daar graag een debat over.

De voorzitter:
Ik zie mevrouw Kuiken, de heer Bisschop, de heer Peters en dan de heer Van Baarle, om daarmee te beginnen.

Mevrouw Kuiken (PvdA):
Wijziging van artikel 23 is nodig. Steun voor dit debat.

De heer Bisschop (SGP):
Dat is een volslagen andere discussie, volgens mij. Daar gaan we ons nu niet in mengen. Ik wil hier graag een debat over, heel graag. Ik wil daar wel de uitkomst van het onderzoek van de inspectie bij betrekken en daarna het debat voeren.

De voorzitter:
De heer Van Baarle. Eigenlijk eerst de heer Peters, maar goed, gaat u uw gang, tussendoor. Dat is misschien sneller.

De heer Van Baarle (DENK):
Alhoewel ik net geleerd heb dat sommige onderwerpen in de commissie wellicht beter tot hun recht komen, steunen wij desondanks het verzoek.

De heer Van Meenen (D66):
Heel verstandig.

De voorzitter:
De heer Peters namens het CDA en dan mevrouw Vestering.

De heer Peters (CDA):
Ik vind het een belachelijke actie van die school, maar niet iedere belachelijke actie van scholen hoeft plenair in de Tweede Kamer te worden besproken. Geen steun.

Mevrouw Vestering (PvdD):
Steun voor het debat.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Steun voor het debat. Het mag ook in de commissie.

De heer Markuszower (PVV):
Belangrijk genoeg om daar een debat over te voeren. Steun.

Mevrouw Den Haan (50PLUS):
Van harte steun.

De heer Dassen (Volt):
Steun voor het debat.

Mevrouw Tellegen (VVD):
Liever in een commissiedebat, dus geen steun voor een plenair debat.

De voorzitter:
Meneer Van Houwelingen namens Forum voor Democratie. De middelste microfoon is schoon.

De heer Van Houwelingen (FVD):
Wij steunen dit verzoek.

Mevrouw Simons (BIJ1):
Steun, voorzitter.

Mevrouw Van der Plas (BBB):
Steun.

De heer Ceder (ChristenUnie):
Steun voor een debat in de commissie.

De voorzitter:
Heb ik iedereen gehad? Mevrouw Beckerman, SP.

Mevrouw Beckerman (SP):
Steun namens de SP.

De voorzitter:
U heeft een meerderheid, meneer Van Meenen. Mooie start, hè?

De heer Van Meenen (D66):
Nou, dat is lekker. Dat smaakt naar meer. En ik heb nog een verzoek, als dat mag.

De voorzitter:
Ja, dat weet ik. Maar er is ook om een brief gevraagd, dus ik wil het voorstel doen om het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Ga uw gang.

De heer Van Meenen (D66):
Ik moet het eigenlijk daar doen, maar ik doe het even hier.

De voorzitter:
Dat geeft niet. U staat er toch.

De heer Van Meenen (D66):
Als u het goed vindt.

De voorzitter:
Ja.

De heer Van Meenen (D66):
Ik doe even een vooraankondiging van wat tegenwoordig heet een "verslag commissiedebat", nog deze week te houden, want het gaat over de examens dit jaar, en dan met name over de niet-uitgevoerde moties ten aanzien van het voortgezet speciaal onderwijs.

De voorzitter:
Daar gaan we rekening mee houden, meneer Van Meenen. Dank u wel.

De heer Van Raan namens de Partij voor de Dieren.

De heer Van Raan (PvdD):
Voorzitter, dank u wel. De Kamer heeft diverse onderdelen van Lelystad Airport controversieel verklaard. De minister van LNV heeft desondanks besloten om een aantal stappen te zetten, onomkeerbare stappen, inzake de natuurvergunning. Daar zijn wij het niet mee eens. Daarom het verzoek om een staand dertigledendebat om te zetten in een plenair debat.

De voorzitter:
Ja. Ik zie de heer Geurts namens het CDA.

De heer Van Raan (PvdD):
En wij willen graag dat de minister van LNV daarbij aanwezig is.

De heer Geurts (CDA):
Het is terecht controversieel verklaard, maar we moeten ook onze eigen wet- en regelgeving serieus nemen. De vergunningverlening ligt gewoon in handen van de minister. Laten we dat afwachten. Daarom op dit moment geen steun voor dit debat.

De voorzitter:
De heer Van der Lee namens GroenLinks, dan mevrouw Belhaj en dan de heer Bisschop.

De heer Van der Lee (GroenLinks):
Als de vergunningverlening doorgaat, moet er ook ruimte zijn om daarover te kunnen debatteren. Ik steun het verzoek.

Mevrouw Belhaj (D66):
In het verlengde van het betoog van het CDA geen steun voor een debat.

De heer Bisschop (SGP):
Rondom Lelystad rijzen voortdurend mistbanken en rookgordijnen op. Ik denk dat het tijd is om daar echt een goed debat over te voeren.

De voorzitter:
U steunt het dus. De heer Van Baarle, dan mevrouw Tellegen en dan de heer Markuszower.

De heer Van Baarle (DENK):
Geen steun, voorzitter.

Mevrouw Tellegen (VVD):
Geen steun.

De heer Markuszower (PVV):
Ook geen steun.

Mevrouw Van der Plas (BBB):
Dit debat lijkt BBB een uitstekend idee.

Mevrouw Beckerman (SP):
Ook steun van de SP.

Mevrouw Simons (BIJ1):
Ook steun namens BIJ1.

Mevrouw Kuiken (PvdA):
Steun.

De heer Van Houwelingen (FVD):
Steun.

De heer Dassen (Volt):
Steun, voorzitter.

De voorzitter:
Dan gaan we even tellen. Geen meerderheid.

De heer Van der Lee (GroenLinks):
Nee, voorzitter, twee keer 30 is geen meerderheid, helaas. Het is niet anders. Dank u wel.

De voorzitter:
Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Kuiken namens de PvdA.

Mevrouw Kuiken (PvdA):
Voorzitter. Al de hele week zien we berichten over AstraZeneca, een vaccinatiebeleid dat zwabbert en een vaccinatiestrategie die achterloopt. We bungelen nog steeds onderaan de lijstjes. Ik wil graag nog deze week een debat met de minister-president en minister De Jonge en dan niet over het hele coronabeleid, maar alleen over de vaccins en de vaccinatiestrategie, omdat dit nu urgente nood is. Daarom wil ik het daar specifiek over hebben.

De heer Van Haga (FVD):
Voorzitter. Het vaccinatiebeleid hier is een totaal drama. Het hele project mislukt. Op zich ben ik het helemaal met u eens dat het een debacle is. We hebben hier al eerder aandacht voor gevraagd. Maar om het nu in een apart debat te vatten, lijkt me te veel. Ik zou het graag willen betrekken bij het volgende coronadebat. Dan hebben we tijd genoeg.

De voorzitter:
Dus geen steun. Mevrouw Westerveld namens GroenLinks, dan de heer Van Baarle en dan de heer Pieter Heerma.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Steun voor het verzoek.

De heer Van Baarle (DENK):
Voorzitter, de heer De Jonge maakt een zootje van het vaccinatiebeleid. Steun voor het verzoek.

De heer Pieter Heerma (CDA):
Ik kan me goed voorstellen dat we een uitgebreide brief krijgen, dan wel dat het in de volgende voortgangsbrief corona uitgebreid behandeld wordt. Beide zijn wat mij betreft prima. Dan kan het betrokken worden bij het reguliere coronadebat van volgende week.

Mevrouw Belhaj (D66):
Voorzitter, geen steun voor het debat, maar wel betrekken bij het debat van volgende week.

Mevrouw Tellegen (VVD):
Het is een belangrijk onderwerp. Wij willen het ook graag betrekken bij het reguliere coronadebat van volgende week. We willen voorstellen om er eventueel een feitelijkevragenronde aan vooraf te laten gaan.

Mevrouw Den Haan (50PLUS):
Steun om een apart debat hierover te voeren.

De heer Bisschop (SGP):
Het lijkt ons verstandig om het gewoon volgende week bij het reguliere coronadebat te voeren.

De heer Ceder (ChristenUnie):
Voorzitter, graag betrekken bij het reguliere coronadebat.

De heer Dassen (Volt):
Steun voor het debat.

Mevrouw Vestering (PvdD):
Voorzitter, steun voor het debat.

De heer Wilders (PVV):
Steun.

Mevrouw Van der Plas (BBB):
Steun voor het debat. Daarbij zou ik graag willen opmerken dat er op dit moment ouders met thuiswonende kinderen zijn die ernstig ziek zijn en als laatsten op de lijst staan om gevaccineerd te worden. Deze kinderen of jongeren hebben weinig tijd. Hun ouders ook. Ik wil dus vragen of ook dat onderwerp expliciet wordt meegenomen. Steun voor het debat.

Mevrouw Kuiken (PvdA):
Ik knikte.

De heer Eerdmans (JA21):
Steun vanuit ons voor een apart debat.

Mevrouw Simons (BIJ1):
Steun voor een debat.

De voorzitter:
Dank u wel. U heeft geen meerderheid. Als het goed is, vindt nadat een persconferentie plaatsvindt een briefing plaats en aansluitend een debat over corona. Collega's geven mee dat het daarbij betrokken kan worden.

Mevrouw Kuiken (PvdA):
Ik weet het, voorzitter. Ik vind alleen dat we geen week kunnen wachten. De collega's vinden dat helaas wel. Daar heb ik het mee te doen.

De voorzitter:
Dan stel ik voor het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Mevrouw Vestering namens de Partij voor de Dieren.

Mevrouw Vestering (PvdD):
Dank u wel, voorzitter. Anderhalve week geleden kwam de Onderzoeksraad voor Veiligheid met een rapport over stalbranden naar buiten. Daaruit kwam naar voren dat er niet mínder dieren zijn omgekomen door stalbranden, maar juist méér. Wij vinden het belangrijk dat we de dieren de bescherming bieden die ze nodig hebben. Een van de belangrijke conclusies uit het rapport was dat de kosten voor de veehouders als individu, maar ook voor de veehouderijsector in zijn geheel de doorslag hebben gegeven om de dieren niet te beschermen, maar om in de veehouderijsector eigenlijk meer slachtoffers te laten ontstaan bij stalbranden. Daarom wil de Partij voor de Dieren hierover graag snel in debat met de minister van LNV.

De voorzitter:
De heer Van der Lee namens GroenLinks, dan de heer Van Baarle en dan de heer Bisschop.

De heer Van der Lee (GroenLinks):
Steun.

De heer Van Baarle (DENK):
Steun namens de fractie van DENK.

De voorzitter:
Even kijken; wie had ik dan? De heer Bisschop namens de SGP.

De heer Bisschop (SGP):
Ja, dat klopt. Wat ons betreft is dit nou typisch een onderwerp dat we uitstekend in de commissie zouden kunnen bediscussiëren. Geen steun dus voor een plenair debat, maar wel voor een commissiedebat.

De voorzitter:
Mevrouw Beckerman, dan mevrouw Belhaj en dan de heer Boswijk.

Mevrouw Beckerman (SP):
De SP steunt het verzoek wel.

Mevrouw Belhaj (D66):
Steun.

De heer Boswijk (CDA):
Wat ons betreft past dit in de commissie. Geen steun voor dit debat.

Mevrouw Simons (BIJ1):
Steun voor het debat.

De heer Ceder (ChristenUnie):
Geen steun, wel graag in de commissie.

De voorzitter:
De heer Markuszower, PVV, en dan mevrouw Den Haan.

De heer Markuszower (PVV):
Steun, voorzitter.

Mevrouw Den Haan (50PLUS):
Geen steun, wel naar de commissie.

De voorzitter:
Mevrouw Tellegen, VVD, en dan de heer Eerdmans.

Mevrouw Tellegen (VVD):
Wij willen graag eerst de kabinetsreactie afwachten. Nu dus geen steun.

De heer Eerdmans (JA21):
Steun, dank u.

De heer Dassen (Volt):
Volgens mij kan dit beter in de commissie gedaan worden, gezien de lange lijst. Geen steun dus.

De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw Kuiken en dan mevrouw Van der Plas.

Mevrouw Kuiken (PvdA):
Dit is een enorm groot probleem. Ik ben alleen bang dat het te lang duurt als we het plenair doen. Ik zou in overleg met de voorzitter van de commissie Landbouw kijken of het in een commissie kan.

De voorzitter:
En die heet ook Kuiken. Mevrouw Van der Plas.

Mevrouw Van der Plas (BBB):
Geen steun voor dit debat, wel in de commissie graag.

De heer Van Houwelingen (FVD):
Geen steun. Wel steun voor een brief en een AO.

De voorzitter:
U heeft geen meerderheid.

Mevrouw Vestering (PvdD):
Dan zou ik graag het verzoek willen neerleggen voor een dertigledendebat.

De voorzitter:
Dan gaan we dit debat toevoegen aan de lijst van dertigledendebatten. Ik stel voor het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Ik geef nu het woord aan mevrouw Westerveld namens GroenLinks. Gaat uw gang.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Voorzitter. In het vragenuur is door de staatssecretaris van VWS een aantal brieven en rapporten aan ons beloofd. Gezien de situatie lijkt het mij goed om daar op korte termijn een debat over te hebben, nadat die stukken naar ons toe zijn gekomen. Daarom vraag ik dat bij dezen aan.

De voorzitter:
Dank u wel. Zo hoort het ook. Heel kort en duidelijk.

De heer Peters (CDA):
Ik ben het daar helemaal mee eens.

Mevrouw Beckerman (SP):
De SP is het daar ook mee eens. Dus steun.

De heer Van Baarle (DENK):
Steun namens DENK.

De heer Markuszower (PVV):
Steun.

Mevrouw Kuiken (PvdA):
Steun.

Mevrouw Den Haan (50PLUS):
Van harte eens. Steun.

De heer Ceder (ChristenUnie):
Steun.

De heer Bisschop (SGP):
Steun.

Mevrouw Belhaj (D66):
Steun.

Mevrouw Simons (BIJ1):
Steun.

Mevrouw Tellegen (VVD):
Steun.

De heer Van Houwelingen (FVD):
Een belangrijk onderwerp. Volledige steun van Forum voor Democratie.

De heer Dassen (Volt):
Steun, voorzitter.

Mevrouw Vestering (PvdD):
Ook steun, voorzitter.

Mevrouw Van der Plas (BBB):
Steun.

De voorzitter:
U heeft een meerderheid, mevrouw Westerveld. Dank u wel.

Tot slot is het woord aan de heer Gijs van Dijk namens de PvdA. Meneer Van Dijk, u zag net hoe mevrouw Westerveld het kort hield.

De heer Gijs van Dijk (PvdA):
Voorzitter. Op de een of andere manier heb ik de speciale aandacht van u als het gaat over het kort houden.

Heel veel ondernemers, heel veel werknemers en heel veel zzp'ers worden geraakt door de coronacrisis. Daarvoor is er een steunpakket vanuit het kabinet. Wij zien ook dat het weer heel spannend wordt, nu het langer duurt voor zzp'ers, ondernemers en werknemers. Daarom willen wij graag een plenair debat over een herziening van het steunpakket.

De voorzitter:
Heel goed. U kunt het wel.

De heer Gijs van Dijk (PvdA):
Ja hè? Ik kan het wel.

De voorzitter:
De heer Amhaouch, dan de heer Van Haga en dan de heer Bisschop.

De heer Amhaouch (CDA):
Steun voor het debat, maar graag voorafgaand een brief met een complete update van waar wij staan.

De heer Van Haga (FVD):
De overheid maakt met de coronamaatregelen natuurlijk ontzettend veel kapot. Dus van harte steun voor dit debat.

De heer Bisschop (SGP):
Steun voor dit debat. Prima om daarvóór een brief te krijgen.

Mevrouw Beckerman (SP):
Steun namens de SP.

Mevrouw Tellegen (VVD):
Steun, maar wel nadat wij de kabinetsreactie binnen hebben.

De heer Markuszower (PVV):
Van harte steun om zo snel mogelijk hierover te debatteren.

De heer Van Baarle (DENK):
Voorzitter, gezien de urgentie leent dit zich niet voor de commissie. Steun voor een debat.

Mevrouw Belhaj (D66):
Ik begrijp dat het kabinet met een reactie komt. Als die er ligt, dan steun voor het debat.

Mevrouw Den Haan (50PLUS):
Steun voor een debat.

De heer Ceder (ChristenUnie):
Steun voor een debat, maar wel eerst graag een brief van het kabinet.

De heer Van der Lee (GroenLinks):
Ik steun het debat. Misschien is het toch goed om even te zeggen dat als er een brief gevraagd wordt door één lid, die brief er dan komt. Dan hoeven wij niet allemaal te herhalen dat ook wij graag een brief willen.

De voorzitter:
Het opvragen van informatie hoeft inderdaad geen meerderheid te hebben.

De heer Dassen (Volt):
Steun voor het debat.

Mevrouw Van der Plas (BBB):
Steun voor het debat.

De voorzitter:
U heeft een meerderheid, meneer Gijs van Dijk. O, ik zie dat ik mevrouw Simons vergeet.

Mevrouw Simons (BIJ1):
Voor de vorm: steun.

De voorzitter:
Dank u wel. U heeft een meerderheid voor het houden van een plenair debat. Ik stel voor het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

De heer Gijs van Dijk (PvdA):
Dank u.

De voorzitter:
Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de regeling van werkzaamheden.

De vergadering wordt van 15.47 uur tot 15.52 uur geschorst.

Aanwijzen van en opdracht verlenen aan de informateur

Aanwijzen van en opdracht verlenen aan de informateur

Aan de orde is het debat over het aanwijzen van en opdracht verlenen aan de informateur.


Termijn inbreng

De voorzitter:
Aan de orde is het debat over het aanwijzen van en opdracht verlenen aan de informateur. We voeren dit debat in één termijn met twee minuten spreektijd. Moties kunnen in de eerste termijn worden ingediend. Na dit debat gaan we daarover stemmen. Ik geef het woord aan de heer Rutte namens de fractie van de VVD.

De heer Rutte (VVD):
Voorzitter. Misschien eerst voor de administratie: we hebben vanmorgen onder uw leiding een informeel beraad gehad. Ik begrijp dat dat zo dadelijk zal leiden tot de indiening van een motie door mevrouw Kaag van D66. Mijn indruk is dat die motie niet door iedereen, maar wel breed wordt gesteund, in ieder geval door mijn fractie. Dat biedt de mogelijkheid om het formatieproces weer zo veel mogelijk in de rails terug te krijgen.

Van mijn kant kan ik u zeggen dat ik natuurlijk uitvoerig heb gereflecteerd op wat hier afgelopen donderdag is gebeurd en op de moties die zijn aangenomen. Daar is heel veel over te zeggen. In ieder geval is daarover te zeggen dat de rode draad in dat debat het vraagstuk van macht en tegenmacht was. Het is mijn voornemen — ik hoop niet alleen van mij, maar ik ga natuurlijk alleen over mijn eigen voornemen — om in de gesprekken die gevoerd zullen worden onder leiding van de informateur, ook dat thema op de agenda te zetten. Het lijkt me, in het kader van herstel van vertrouwen tussen ons allemaal, dienstig dat dit belangrijke onderwerp juist in deze fase van de formatie aan de orde is. Ik zou er niet voor willen pleiten om nu al te gaan praten over allerlei andere politieke vragen. Dat is misschien voor later. Maar het lijkt me heel dienstig en verstandig om in het kader van herstel van vertrouwen juist ook daarover te praten en om dat soort vraagstukken over bestuur, macht en tegenmacht te adresseren. Daar horen ook vraagstukken bij als: hoe ga je om met regeerakkoorden? Hoe ga je om met de bevoegdheden van de Tweede Kamer? Maar ook: hoe zorgen we ervoor dat de professionals in onze samenleving de ruimte krijgen die nodig is om hun vak goed uit te oefenen?

Tot slot, voorzitter, nogmaals steun van mijn partij voor de motie die dadelijk wordt ingediend en waarover wij vanmorgen informeel hebben gesproken. De oproep, in ieder geval aan mijzelf, is om de komende weken te gebruiken om er met elkaar alles aan te doen om het formatieproces weer in goede banen te leiden en aan herstel van vertrouwen te werken.

De heer Wilders (PVV):
De heer Rutte heeft het namens de VVD een paar keer over het herstel van vertrouwen. Zonder het hele debat van vorige week te willen overdoen, want dat is niet mijn bedoeling, is wel mijn vraag aan hem: het herstel van vertrouwen in wie? En voor wie? Want mijn fractie — ik heb dat vanmorgen ook in het overleg met de fractievoorzitters aangegeven — vindt dat het nu, gelet op wat er gebeurd is, weer tijd is voor verkiezingen. Het gaat er niet om dat u het vertrouwen opnieuw krijgt van mevrouw Kaag, de heer Hoekstra of van anderen. Het gaat er volgens mij om dat het politieke wantrouwen van de burger moet worden hersteld. Dus niet dat van de Tweede Kamer, maar van de burger. Dat doe je volgens mij het beste door nu niet in allerlei achterkamertjes met informateurs te gaan spreken, maar door de kiezer opnieuw een oordeel te vragen over wat er gebeurd is, om op die manier het vertrouwen van de burger te herstellen. Ik zou daar graag een reactie op willen hebben van collega Rutte.

De heer Rutte (VVD):
Er zijn natuurlijk net verkiezingen geweest. Een democraat is nooit bang voor verkiezingen. De heer Wilders is daar niet bang voor en ik ben daar niet bang voor. We zijn altijd bereid om de kiezer recht in de ogen te kijken. De vraag is alleen of het verstandig is om, gegeven ook de ernstige crisis waarin Nederland zich bevindt, zo kort na de vorige verkiezingen weer verkiezingen uit te schrijven. Ik respecteer de opvatting van de heer Wilders, maar mijn benadering zou zijn dat het van belang is om aan de hand van het voorstel dat D66 vandaag zal doen en het proces dat daarin besloten ligt, met elkaar stap voor stap het vertrouwen te herwinnen. Natuurlijk is dat nooit alleen het vertrouwen hier onderling. Wij zijn hier allemaal vertegenwoordigers van grote delen van onze samenleving, dus per definitie het Nederlandse volk vertegenwoordigend. Ik denk dat dat de goede weg is en dat het verstandiger is dan nu verkiezingen, alhoewel ik er nooit voor zal weglopen als ze nodig zijn. Dan gaan wij naar de kiezer.

De heer Wilders (PVV):
Maar toch klopt dat niet. Ik ben ergens ontzettend bang voor. Er is natuurlijk wel wat gebeurd na de verkiezingen. Na het debat van vorige week weten we inmiddels dat er geprobeerd is om een gekozen volksvertegenwoordiger op een zijspoor te zetten. We weten dat u daarover heeft gelogen. Dat is natuurlijk iets wat nieuw is. Dat wisten we niet toen we de verkiezingen hielden. Waar ik nou ontzettend bang voor ben, is dat het vertrouwen van de kiezer alleen maar minder wordt. Als u dadelijk gaat praten met mevrouw Kaag, met de heer Hoekstra en met anderen, zouden we tot de conclusie kunnen komen dat er eigenlijk niks is veranderd en dat u net zo lang door gaat praten — volgens mij gaat dat een eeuw duren; ook daarom ben ik voor verkiezingen — en door gaat praten en door gaat praten tot u dadelijk weer in een kabinet zit met mevrouw Kaag of de heer Hoekstra of wat dan ook. Stel dat dat gaat gebeuren. Dan is er niks veranderd. Dan is er niets veranderd. Vorige week is de heer Omtzigt op een zijspoor gezet en u heeft daar niet de waarheid over gesproken. Als u blijft zitten waar u zit, als u gaat praten en er komt weer een kabinet waar u in zit, dan is er niks veranderd. Dan is het vertrouwen van die burger toch alleen maar minder geworden in plaats van meer? Nogmaals, zonder het debat van vorige week over te doen, ziet u dan niet dat die burger dan eerder minder vertrouwen krijgt dan meer? Die denkt: wat is er allemaal gebeurd? Er verandert dan helemaal niets. Daarom zeg ik: kom nou, ga nou naar die kiezer toe, voor wie we allebei inderdaad niet bang zijn.

De heer Rutte (VVD):
Die tekst van vorige week herinnerde ik mij dus niet goed. Dat klopt. Daar heb ik niet over gelogen. Het is wat het is. Maar daar ga ik de heer Wilders niet van overtuigen. Maar er is geen sprake van een Kamerlid op een zijspoor zetten. Daar is geëchood wat de lijsttrekker van diezelfde partij in de campagne zei, namelijk de mogelijkheid dat die persoon, dat Kamerlid, eventueel in een nieuw kabinet minister wordt. Dat wilde ik even zeggen over de feiten van het debat vorige week. De onderlegger van het debat en ook van een discussie die al veel langer gaande is, ook rakend aan het hele vreselijke dossier van de kinderopvangtoeslagaffaire, is naar mijn overtuiging het grote vraagstuk: hoe zien wij het als er dingen in de uitvoering vreselijk fout gaan, en mensen in de wielen van het systeem terecht dreigen te komen? Dat gaat tot en met het grote vraagstuk, dat ik maar even kort samenvat in de termen zoals die ook vorige week gebezigd zijn, van macht en tegenmacht. Dat raakt aan een heel breed palet van vraagstukken. Dat raakt aan de vraag hoe wij in de toekomst omgaan met regeerakkoorden en de relatie tussen kabinet en Kamer. Dat raakt ook aan de positie van de Kamer zelf. Het raakt aan de positie van mensen in het land die, bij de politie, in de zorg en op allerlei andere plekken, voor ons allemaal belangrijk werk doen en aan de vraag hoeveel vrijheid zij hebben. Het raakt, denk ik, ook aan de rol van de bestuursrechter in Nederland. Het raakt zeker ook aan de rol van de cultuur die we hebben bij de overheid en het ambtelijk apparaat. Al dat soort vraagstukken moeten worden geadresseerd. Ik zou ervoor pleiten — ik kan alleen voor mezelf spreken — dat het, gegeven het feit dat dit zulke grote onderwerpen zijn, verstandig is om die ook te betrekken in de gesprekken die plaats gaan vinden met een informateur.

De voorzitter:
Ik geef u zo het woord, meneer Wilders. U zei zelf ook dat het gevaar bestaat dat we het debat van vorige week donderdag opnieuw voeren. Dat duurde tot 3.30 uur. Daarom wil ik toch het voorstel doen om maximaal drie vragen te stellen. De heer Wilders.

De heer Wilders (PVV):
Zeker, voorzitter. Maar dit gaat wel over de principiële vraag waar we het vanmorgen over hadden. Gaan we bijvoorbeeld voor verkiezingen of gaan we door met een informateur? Ik zou juist aan de heer Rutte willen vragen of hij voor dat herstel van vertrouwen wel de goede man is om dat te doen. Zou dat niet met een andere premier of VVD'er gedaan moeten worden? Ondanks wat u allemaal zegt, blijf ik bij mijn stelling. Als er over een halfjaar — als het al gaat lukken; ik betwijfel dat — een nieuw kabinet komt en het vertrouwen hersteld wordt, dan ziet de kiezer thuis dus dat je mag liegen, dat je een volksvertegenwoordiger — u zal dat dan iets anders zien, maar ik, en heel veel Nederlanders, volgens mij, zien het zo — op een zijspoor wilde zetten of er in ieder geval een andere functie voor wilde zoeken, en dat dat geen consequenties heeft, dat dat gewoon mag. Dat heeft voor de heer Rutte, die dat heeft gedaan, geen consequenties. Dat vergroot toch niet het vertrouwen van de kiezer? De kiezer denkt: als ik dat doe, krijg ik ervan langs en als de heer Rutte het doet, dan zit hij nog steeds op de plek waar hij zat. Het vertrouwen groeit dan toch niet? Dat snapt u toch wel?

De heer Rutte (VVD):
Dat zou veronderstellen dat de heer Wilders gelijk heeft met zijn analyse over wat er vorige week is gebeurd. Ik heb net uitgelegd dat ik het met die analyse niet eens ben. Als hij wil bepalen wie de leider van de VVD is, had hij niet uit de fractie moeten stappen; dan had hij daarover mee kunnen beslissen. Maar sinds hij dat gedaan heeft, gaat hij daar niet over. Daar gaat alleen de VVD over.

Mevrouw Marijnissen (SP):
Vorige week hadden we hier een stevig debat, maar ook een motie van wantrouwen die door de hele oppositie breed is gesteund. Dat is niet niks. Wat er nu veranderd is ten opzichte van afgelopen donderdag, is dat ook de ChristenUnie bij monde van Gert-Jan Segers in het weekend heeft aangegeven: ook wij zien geen heil meer in een kabinet met Mark Rutte. We hebben dus te maken met een hele oppositie die zegt: wij hebben geen vertrouwen in Mark Rutte. En we hebben te maken met een huidige coalitiepartner, de ChristenUnie, die ook zegt: in het vervolg voor ons geen kabinet meer met Mark Rutte. Ziet Mark Rutte nu zelf niet in dat hij mogelijk zelf een sta-in-de-weg kan zijn voor de juist door hem zo gewilde vlotte, snelle formatie, die iedereen wenst in tijden van een grote crisis?

De heer Rutte (VVD):
Volgens mij gaat de formatie eerst over de inhoud. Ik zal ervoor pleiten dat de fase die D66 dadelijk voorstelt en die ik steun, gebruikt wordt om te praten over de verhouding tussen de overheid en de mensen in het land, en ook over de verhoudingen binnen de Kamer en tussen de Kamer en het kabinet; dat grote vraagstuk van macht en tegenmacht. Vervolgens praat je ook over de inhoud. Aan het eind van de formatie praat je over de personen. Voor de VVD, en ik denk voor de meeste partijen hier, geldt daarbij het volgende. Sinds Joop den Uyl zich probeerde te bemoeien met wie het CDA naar voren zou schuiven in het tweede kabinet-Den Uyl, waarbij Andriessen en Van Agt toen niet in aanmerking kwamen in de ogen van de leider van de Partij van de Arbeid, hebben wij hier volgens mij afgesproken, bij implicatie, dat partijen zelf besluiten wie ze naar voren schuiven. En voor de VVD geldt: als wij deelnemen aan een kabinet — gezien het feit dat wij de grootste zijn — leveren wij ook de premier, en dat daarvoor de lijsttrekker de kandidaat is. Dat is hoe het loopt, maar dat speelt pas aan het eind van de formatie. We praten eerst met elkaar over de inhoud. Dat zijn de stappen die je dan zet.

Mevrouw Marijnissen (SP):
Alles leuk en wel, hoor, maar Mark Rutte die hier nu opeens gaat betogen dat de poppetjes en wie op welke plek pas aan het eind van de gesprekken komt ... Nou, ik had toch gehoopt dat hij zich dat misschien twee weken geleden had gerealiseerd. Dan was ons allemaal een hele hoop ellende bespaard gebleven. Dat is namelijk niet het geval geweest, met "Pieter Omtzigt, functie elders". In dat licht zou ik nog wel een vraag willen stellen, want ik hoorde Mark Rutte van het weekend zeggen dat hij strijdbaar was, maar ook inderdaad dat anderen niet gaan over het personeelsbeleid van een partij. Daar ben ik het natuurlijk hartgrondig mee eens, want dat is ook zo.

De heer Rutte (VVD):
Zo is het.

Mevrouw Marijnissen (SP):
Maar vindt hij het dan in het licht van zijn eigen uitspraak niet heel ongelukkig als juist de hele aanleiding van het debat vorige week was dat nota bene hij, Mark Rutte, zelf zich ging bemoeien met het personeelsbeleid van een andere partij, te weten: Pieter Omtzigt?

De heer Rutte (VVD):
Nee, omdat ik niets anders heb gezegd, blijkt uit die aantekening die ik me dus helaas niet herinnerde, en daar was inderdaad vorige week terecht heel veel kritiek op, maar dat is een gegeven ... Maar wat ik daar gezegd heb, is niets anders dan de lijsttrekker van die partij zelf had gezegd in de verkiezingscampagne, namelijk dat het wat betreft die lijsttrekker van het CDA heel wel denkbaar was dat Pieter Omtzigt in een nieuw kabinet minister zou worden. Voor mij geldt, en voor de VVD geldt, dat wij daar helemaal niet over gaan en blijkbaar heb ik dat ook gezegd in dat gesprek. Ik zie daar geen kwaad in, op geen enkele manier. En verder klopt het dat wij allemaal, zoals we hier zitten, zelf gaan over wie onze partijen, mochten we gaan regeren, naar voren schuiven. De VVD doet dat ook zelf. Dat wordt niet bepaald door andere partijen; dat doen wij zelf. Maar dat doe je pas als je eerst gepraat hebt over welke partijen. Ik denk dat het daarbij in deze fase van belang is om niet alleen te praten over welke partijen, maar ook over dat grote thema van afgelopen donderdag — ook zo dominant sinds de uitkomst van het rapport van de parlementaire onderzoekscommissie Kinderopvangtoeslag — namelijk de verhouding burger-staat, maar ook de verhouding kabinet-Kamer, de verhouding tussen de professional en de organisatie waar hij in werkt. Al dat soort thema's moeten we hierbij betrekken, omdat ik ervan overtuigd ben dat dit kan bijdragen aan het herstel van vertrouwen.

De voorzitter:
Tot slot, mevrouw Marijnissen.

Mevrouw Marijnissen (SP):
Ik snap dat Mark Rutte zegt: dat komt aan het eind van het proces. Maar dat is natuurlijk niet hoe het gelopen is. Dat is hier het hele euvel. Waar Mark Rutte te makkelijk aan voorbijgaat, is dat we hier nu niet alleen een hele oppositie hebben die heeft gezegd "geen vertrouwen meer", maar ook een huidige coalitiepartner, te weten de ChristenUnie, die ook heeft gezegd "voor een volgend kabinet is er geen vertrouwen meer in Mark Rutte als premier". Daar kan hij toch niet van wegkijken? Dan kan je toch niet zeggen: wij gaan gewoon het proces in en aan het eind zien we wel? Dan kijk je toch weg van de realiteit, en dan vraag ik mij echt af hoeveel weekenden van bezinning en reflectie er wat Mark Rutte betreft nog nodig zijn om dit recht te breien.

De heer Rutte (VVD):
Daar zijn geen weekenden van reflectie voor nodig. Ik heb gezegd dat mijn reflectie op vorige week wat mij betreft ook in onze inbreng naar voren zal komen in een volgende ronde, waarin we praten over dat het hele belangrijke onderwerp dat ik net heb geadresseerd. Dat raakt een heel breed spectrum aan thema's. Ik heb er al een paar benoemd, bijvoorbeeld de verhouding tussen vak-K en de Kamer. Hoe ga je in de toekomst om met vraagstukken rondom coalitieoverleg? Hoe gedetailleerd zijn regeerakkoorden? Wat betekent dat, ook voor de verhouding tussen politiek en samenleving? Als je kijkt naar het residu van de discussie sinds januari, de uitkomst van het rapport over de kinderopvangtoeslag, de vreselijke affaire, maar ook het debat van vorige week donderdag, dan denk ik dat dat een thema is dat wij met elkaar moeten adresseren. Dat vind ik althans; ik praat alleen voor mezelf. Ik zou er erg voor zijn dat te doen. Dat kan ook bijdragen aan herstel van vertrouwen. Vervolgens ga je kijken welke partijen met elkaar gaan regeren. Die praten ook inhoudelijk over een programma. Aan het eind van de rit schuiven partijen dan kandidaten naar voren. Voor de VVD geldt dat, als wij aan tafel zouden zitten, wij als grootste natuurlijk bepaalde wensen hebben en ook bepaalde personen daarvoor in gedachten hebben. Dat is niet veranderd. Dat kan natuurlijk ook betekenen dat de VVD de oppositie ingaat. Dat is inderdaad een gegeven; daar hebben we rekening mee te houden. Maar dan ben ik ook bereid die te leiden.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Eerst even de feiten rechtzetten. De heer Rutte heeft niet alleen gezegd "Omtzigt zou minister kunnen worden", verwijzend naar gesprekken die daar al of niet over zijn gevoerd, maar hij heeft vooral gezegd: je moet wat met Pieter Omtzigt. We pakken de draad op waar we donderdagavond gebleven zijn. We hebben hier uitvoerig gedebatteerd. Er zijn moties aangenomen. Daarna heeft de heer Rutte hier in de microfoon gezegd: ik ga er alles aan doen om het vertrouwen te herstellen. Ook een heel paasweekend, waarin we allerlei VVD-machinaties hebben gezien, heeft niet geleid tot een ander inzicht. Mijn vraag is: hoe ziet de heer Rutte dat dan voor zich? Want we hebben hier gedebatteerd. De hele oppositie heeft gezegd: dat verhaal van "o, dat kan ik me niet herinneren" geloven we niet. De coalitiepartijen, minus de VVD, zeggen hetzelfde. Eigenlijk zegt de hele Kamer minus de VVD: de heer Rutte heeft niet de waarheid gesproken. De heer Rutte en de VVD zeggen: welles. Hoe ga je dat herstellen?

De heer Rutte (VVD):
Dat is op zichzelf lastig te herstellen, want daar zijn we het niet over eens. Ik heb te respecteren dat mensen zeggen: je hebt niet de waarheid gesproken. Dat kan ik niet veranderen, maar ik kan hier nu ook niet liegen dat ik niet heb gelogen. Dat zou ook raar zijn. Wat we hebben besproken in dat gesprek blijkt uit die aantekening. Het is een stommiteit van mij dat ik me dat niet herinner. Ik was daar niet alleen in, maar het is zeker een stommiteit. Daar hebben we het vorige week uitvoerig over gehad. Wat daar vervolgens staat, is niet: Omtzigt, functie elders. Dat is echt iets anders. Ook Hoekstra heeft vorige week uitvoerig uitgeboord met de verkenners dat dat echt iets anders is. Wat daar staat, is niet anders dan wat ook door de leider van het CDA in de campagne genoemd was. Dat hele debat kunnen we overdoen. Ik denk alleen, als je in alle eerlijkheid kijkt naar die discussie, dat wat daaronder ligt een veel fundamenteler vraagstuk is. Dat is een veel fundamenteler vraagstuk over: hoe dichtgetimmerd is een regeerakkoord? Hoe ga je in de toekomst om met de relatie tussen een kabinet en een Kamer? Hoe ga je om met vraagstukken rondom bijvoorbeeld een coalitieoverleg? Hoe ga je in de toekomst om met vraagstukken rondom het versterken van de positie van de Kamer zelf, ook als het gaat om bijvoorbeeld onderzoeksmogelijkheden, het als Kamer veel meer in staat zijn, ook de bestaffing daarvoor hebben om ambtenaren en burgers te horen en veel eerder op de hoogte te zijn als er in de uitvoering dingen verschrikkelijk fout gaan, zoals bij de kinderopvangtoeslag? Ik noem een paar thema's; er zijn er nog veel meer. Ik zou pleiten voor dat brede onderwerp van macht en tegenmacht, van bestuurscultuur. Dat gaat veel verder dan het debat van vorige week. Dat is iets wat we met elkaar in de afgelopen 30, 40 jaar hebben gebouwd. Ik denk dat we met elkaar vaststellen dat er een aantal fundamentele vraagstukken aan de orde zijn. Ik denk dat het kan helpen — maar ik ga alleen over mijn eigen inbreng bij de informateur — en dat het verstandig zou zijn om in dat gesprek ook dit soort thema's aan de orde te stellen en te bezien of ons dat helpt gezamenlijk een nieuwe oriëntatie te vinden op deze onderwerpen. Die kunnen ook weer bijdragen aan een nieuwe basis om verder te gaan.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Dat is een superlang antwoord, maar nog geen begin van het antwoord op mijn vraag. Ik zal even verhelderen waarom ik eraan hecht om hier een beeld te krijgen van hoe het herstel van vertrouwen eruit zou moeten zien of wat de heer Rutte daarvoor gaat doen. Ik denk dat de heer Wilders een punt heeft dat we het land geen plezier doen met een kansloos formatieproces als dat vertrouwen toch niet hersteld kan worden. Degenen die het vertrouwen willen herstellen, staan wel op achterstand, kan ik zeggen. Ik zie nog steeds dat de hele Kamer, minus de VVD-fractie, zegt "de heer Rutte heeft niet de waarheid gesproken" en dat de VVD zegt "welles". Ik weet niet of u weleens geprobeerd hebt vertrouwen te herstellen tussen twee mensen die van mening verschilden, maar dit welles-nietes helpt natuurlijk niet. Wat gaat de heer Rutte nou doen? Hoe ziet hij voor zich dat er vertrouwen kan komen bij partijen die zeggen "u heeft niet de waarheid gesproken", terwijl hij blijft volhouden: jawel hoor, wel, welles? Hoe gaat dat eruitzien?

De heer Rutte (VVD):
Ik heb natuurlijk helemaal niet de waarheid gesproken, want dat bleek wel besproken te zijn. Ik heb alleen naar beste eer en geweten antwoord gegeven op de vraag: heeft u het over Omtzigt gehad? Daar kan ik niet iedereen hier van overtuigen. Dat klopt. Maar vervolgens gaat de vervolgvraag wat mij betreft veel verder. Die gaat over de discussie die daaronder ligt, over de vraag wat de relatie is tussen ons hier en het land. Wat is de relatie tussen Kamer en kabinet? Al dat soort vraagstukken zullen we met elkaar moeten bespreken. Daarover gaat het debat al veel langer, ook in alle hevigheid versterkt door de uitkomst van het rapport van de parlementaire onderzoekscommissie. Ik vermoed al wat mevrouw Ouwehand daarover naar voren gaat brengen — maar daar ga ik niet over — maar ik denk dat het zou kunnen helpen als we, in een fase waarin we de komende weken in gesprek gaan met een informateur, niet zozeer al gaan praten over het klimaatbeleid of het migratiebeleid in de komende vier jaar, maar wel over dit onderwerp, omdat dit volgens mij een centraal punt is: het vertrouwen tussen ons hier en tussen ons en de samenleving. En daar pleit ik voor. Dat raakt dus wel degelijk ook aan een kernpunt in het debat van afgelopen donderdag en ook aan kritiek in mijn richting als onderdeel van die Nederlandse bestuurscultuur in de afgelopen tien jaar. Daar heb ik ook op te reflecteren. Daar heb ik dan in die gesprekken mijn punten over naar voren te brengen. Waar gingen dingen wel goed en waar gingen dingen niet goed? Waar kunnen dingen anders? Ik was niet van plan om mijzelf verantwoordelijk te houden voor alles wat we in de afgelopen 40 jaar met elkaar gedaan hebben, maar ik denk dat dat dienstig kan zijn. Ik denk dat zo'n gesprek — ik hoop dat mevrouw Ouwehand daar ook aan deelneemt — ons kan helpen om het land ook weer op dit punt perspectief te geven.

De voorzitter:
Tot slot, mevrouw Ouwehand.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Ik zal straks ook de vraag stellen aan de partijen die er tot nu toe nog niet heel helder over zijn geweest, maar ik denk dat dit dus niet helpt. Ik denk dat dit niet helpt. Voor de Partij voor de Dieren is het duidelijk. De Kamer is het hoogste orgaan. Daar heb je respect voor op te brengen. In de Kamer liegen tegen de Kamer? Dan ben je gewoon af. Als daar geen enkele reflectie op komt in de zin van "ik heb gelogen; ik heb een probleem, ik zoek hulp en ik ga het oplossen", weet ik veel, dan zegt de Partij voor de Dieren: dit kan dus niet. Ik ben heel erg benieuwd hoe de andere partijen daarover denken. Maar ik kan u wel zeggen, meneer Rutte: dit is de poging om na het Paasweekend te vragen "heeft u enig inzicht gekregen?", en wat hier nu vandaag weer gebeurt, helpt niet, hoor.

De heer Rutte (VVD):
Mevrouw Ouwehand heeft gelijk: ik heb gelogen dat we het wel over Omtzigt hadden. Dat klopt. Ik heb dat alleen naar beste eer en geweten gedaan. Omdat een meerderheid in de Kamer zegt "we geloven je niet", kan ik toch moeilijk zeggen: o, sorry, dan heb ik het verkeerd gezegd? Dat is het enige punt dat ik van mevrouw Ouwehand niet helemaal snap. Daar kun je eindeloos over van mening verschillen. Maar uiteindelijk is dan toch de vraag hoe je kunt proberen die discussie ook weer enigszins in banen te leiden die weer iets opleveren voor de toekomst? Dan gaat het toch om een veel groter vraagstuk, namelijk hoe we ons verhouden tot de samenleving?

De heer Azarkan (DENK):
Ik heb nog één punt, één vraag die naar aanleiding van het debat van afgelopen donderdag nog opheldering verdient. Ik stelde namelijk de minister-president de vraag op welk moment hij zich realiseerde dat hij niet vertelde wat er opgeschreven stond. Toen hield de heer Rutte overigens nog vol dat hij niet gelogen had. Nu zegt hij: ik heb gelogen, maar ik heb het niet zo bedoeld. Dus ik denk dat de communicatiemensen een iets andere lijn voor ogen hebben. Toen antwoordde de heer Rutte: "Dat hebben we toch allemaal kunnen zien? Toen de stukken naar buiten kwamen, wisten we dat toch?" En een halfuur later zegt hij tegen de heer Baudet dat hij om 7.30 uur gebeld was. Betekent dat nou dat de heer Rutte tegen mij gelogen heeft?

De heer Rutte (VVD):
Nee, dat betekent dat ik ook tegen de heer Baudet zei dat om 7.30 uur mij gemeld werd dat er vermoedelijk wel degelijk een aantekening stond. Dus daar schrok ik van. Toen wij de stukken om 11.00 uur zagen — ik had besloten om af te zien van het inzien van de stukken — gewerd het mij dat het inderdaad zo was dat in die aantekeningen door mij bleek te zijn gesproken over een ministerschap voor Pieter Omtzigt.

De heer Azarkan (DENK):
Ook dat is weer niet heel geloofwaardig. Dit gaat om het debat waarin gekeken is of de heer Rutte de Kamer verkeerd heeft geïnformeerd of niet. Volgens mij heeft hij dat een hele week gedaan. Hij heeft zich gerealiseerd dat dit niet goed was. Daarvan heeft hij gezegd: dat was niet goed; sorry, ik heb dat niet zo bedoeld. Hij zei van alles. Maar ik heb wel een vraag gesteld. Ik stelde gewoon de vraag op welk moment de heer Rutte zich dat realiseerde. Het antwoord — ik lees het nog een keer op — was: "Toen de stukken naar buiten kwamen, wisten we dat toch? Dat hebben we allemaal kunnen zien." Dat was mijn vraag niet. Mijn vraag aan de heer Rutte was: wanneer wist u het? Vervolgens zei hij een halfuur later tegen de heer Baudet: "Ik wist dat om 7.30 uur."

De heer Rutte (VVD):
Nee. Ik heb gezegd ...

De heer Azarkan (DENK):
Jawel. Dat heeft u ... Dit komt uit het verslag van het debat.

De heer Rutte (VVD):
Nogmaals, om 7.30 uur hoorde ik via via dat er vermoedelijk in de aantekeningen wel iets stond over Pieter Omtzigt. Om 11.00 uur bleek dat dat inderdaad waar was. Zo is het. Dus ik heb ú de waarheid verteld. Ik realiseerde met dat om 11.00 uur, toen zag ik wat er stond, en vanaf 7.30 uur dacht ik: ik hoop dat het vermoeden niet klopt, maar ik zie het wel als de stukken naar buiten komen.

De heer Azarkan (DENK):
Dit is echt ernstig, want ik heb die vraag twee keer gesteld. Ik stelde de vraag op welk moment hij zich dat realiseerde. Het eerste antwoord was toch echt: dat deed ik pas toen het verslag naar buiten kwam, toen we het allemaal zagen. Dat is gewoon niet waar. De minister-president werd om 7.30 uur gebeld, zegt hij. Mijn finale vraag: als dat dan om 7.30 uur tot de heer Rutte komt en hij zegt nu "vermoedelijk" …

De heer Rutte (VVD):
Nee.

De heer Azarkan (DENK):
U zei wel "vermoedelijk".

De heer Rutte (VVD):
Niet nu, dit zei ik donderdag al.

De heer Azarkan (DENK):
Maar dan zou het toch heel logisch zijn dat de eerstvolgende mogelijkheid 9.00 uur is om dat verslag te lezen? U zegt dat u gewoon hebt afgewacht tot 11.00 uur.

De heer Rutte (VVD):
Ik had de vorige avond — dat heb ik de Voorzitter ook laten weten dat — besloten dat, zou er een mogelijkheid zijn het verslag te lezen, ik daar geen gebruik van zou maken. Daar heb ik aan vastgehouden. Ik dacht: ik wacht af tot het stuk naar buiten komt, en dat was dus rond elven. Het zou eerder rond tienen verschijnen, maar dat is een uurtje later geworden. Toen het stuk uiteindelijk naar buiten kwam, werd bevestigd wat ik vreesde vanaf 7.30 uur, op basis van een bericht wat ik via via kreeg dat er vermoedelijk wel iets was gezegd.

Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ik heb een korte vraag aan de heer Rutte. Wil de heer Rutte koste wat het kost minister-president blijven? Of is hij ook bereid in de oppositie te gaan en straks als fractievoorzitter voor die 2 miljoen stemmers die hij achter zich heeft, hier gewoon in de bankjes te gaan zitten? Waar kan de burger met de formatie op rekenen wat de heer Rutte gaat doen?

De heer Rutte (VVD):
Ik heb dat antwoord al gegeven. Het antwoord op die vraag is ja. De VVD wil graag verantwoordelijkheid nemen. We zijn zeer bereid om dat inhoudelijke gesprek te voeren. Uiteraard nu eerst de door D66 te suggereren stap die gezet moet worden, waarbij denk ik onderdeel moet zijn het onderwerp wat ik net hier besprak over macht en tegenmacht. Vervolgens komt dan aan de orde welke partijen met elkaar gaan formeren, zou de VVD, wat ik van harte hoop, daarbij zitten. Is dat niet zo en vormt zich een kabinet zonder de VVD, dan ben ik uiteraard graag bereid hier de oppositie te leiden.

Mevrouw Van der Plas (BBB):
Even voor de duidelijkheid: de heer Rutte kan de VVD-kiezers, die 2 miljoen waar we het over hadden, met de hand op zijn hart beloven dat, als de VVD niet in een kabinet zit, hij de komende vier jaar als fractievoorzitter in de oppositie gaat zitten.

De heer Rutte (VVD):
Zo is het. Zolang mij dat qua gezondheid gegeven is en mijn partij dat leuk vindt: ja.

Mevrouw Van der Plas (BBB):
Oké, dit staat in ieder geval geregistreerd op camera.

De voorzitter:
Dank u wel.

De heer Rutte (VVD):
Dank.

De voorzitter:
Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Kaag namens D66.

Mevrouw Kaag (D66):
Mevrouw de voorzitter. Deze nieuwe Kamer heeft met de mislukte verkenning een valse start gemaakt. Er is een hoop niet goed gegaan, en dat reken ik ook mezelf aan. Een nieuwe start is nodig. Ik heb vorige week gesproken over de noodzaak van reflectie en bezinning en over het terugbrengen van rust. Wat we nodig hebben, is niet alleen rust, maar we hebben nu ook een zorgvuldig proces nodig. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

wijst op grond van artikel 11.1 van het Reglement van Orde de heer Herman D. Tjeenk Willink aan als informateur met de opdracht om:

  • in gesprekken met vertegenwoordigers van alle fracties te verkennen op welke wijze de vorming van een kabinet kan plaatsvinden en hierbij in het bijzonder te onderzoeken of en, zo ja, onder welke voorwaarden er voldoende vertrouwen tussen partijen bestaat of weer kan ontstaan om een breed gedragen weg uit de ontstane impasse vinden;
  • hierover binnen uiterlijk drie weken verslag uit te brengen aan de Tweede Kamer,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Kaag.

Zij krijgt nr. 20 (35788).

Mevrouw Kaag (D66):
Mevrouw de voorzitter. Mijn fractie blijft op basis van de verkiezingsuitslag streven naar een stabiel, breedgedragen en zo progressief mogelijk kabinet, waarin zo veel mogelijk Nederlanders zich kunnen herkennen. De grote opgaven van deze tijd, de aanpak van de klimaatcrisis, de kansencrisis in het onderwijs en de afbrokkeling van de rechtsstaat, dulden geen uitstel door chaos en verdeeldheid.

In de eerste verkenningsronde heb ik al gewezen op de noodzaak van een nieuwe bestuurscultuur. In de afgelopen week is het belang daarvan alleen maar groter geworden. De urgentie is hoog. De verantwoordelijkheid voor het vertrouwen rust op onze schouders, op die van ons allemaal. Daar gaan we serieus mee om en dat mogen mensen van ons verwachten.

Dank.

De voorzitter:
Mevrouw Ouwehand en dan mevrouw Marijnissen.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Mevrouw Kaag heeft eerder gezegd: we gebruiken ook het paasweekend om te reflecteren. Bij de heer Rutte heeft dat ertoe geleid dat hij nu zegt: ik heb gelogen, maar naar eer en geweten. Dat was vorige week nog net iets anders. Maar de vraag is: wat verwacht D66 eigenlijk dat er moet gebeuren voordat er weer vertrouwen kan komen in de VVD? Want mevrouw Kaag was vorige week relatief duidelijk: als de motie die zij heeft ingediend tegen haar was ingediend en aangenomen werd, dan zou ze zelf de eer aan zichzelf houden en opstappen. Dus wat moet er gebeuren volgens D66 om te komen tot een stabiele coalitie?

Mevrouw Kaag (D66):
Dat zijn grote vragen. We hebben juist deze motie ingediend om in de rustperiode het proces van bezinning, reflectie op de politieke cultuur en op de voorwaarden waaronder het vertrouwen eventueel hersteld kan worden uit te leggen. Voor ons gaat het over de politieke cultuur. Ik heb al eerder in de campagneperiode gesproken over het afschaffen van coalitieoverleggen, het versterken van het dualisme en het versterken van de rol van het parlement. Daar zijn heel veel fasen en lagen in. Wat ik donderdag heb gezegd, staat nog steeds. De afstand en het belang en de noodzaak om het vertrouwen niet alleen te herstellen maar eventueel ook te kunnen versterken, zijn ontzettend belangrijk. Ik start deze fase vanaf een nulpunt, zonder verwachtingen of verplichtingen. Ik vind dat ook het meest zuivere in deze start van het proces.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Ik vraag dit omdat we ... Nogmaals, we hebben een zware verantwoordelijkheid om te doen wat nu het beste is voor Nederland. Als dit nergens op uitloopt ... Of het wordt een kansloos formatieproces óf we zitten straks met een kabinet waarvan iemand die zware moties van de Kamer aan zijn broek heeft gekregen gewoon weer deel uitmaakt. Dan denk ik: daar schiet Nederland niks mee op. Het paasweekend is voorbij. Mevrouw Kaag zou zelf zijn afgetreden als deze moties tegen haar aangenomen zouden zijn. De heer Rutte laat zien dat hij niet van plan is om zulks te doen. Dus wat zijn dan de voorwaarden die D66 stelt aan bijvoorbeeld formeren met de VVD? Er zijn ook nog andere opties buiten de VVD om. Het lijkt me goed om helder te hebben wat de voorwaarden zijn van D66 om eventueel weer gesprekken aan te gaan met de VVD.

Mevrouw Kaag (D66):
Er zijn algemene voorwaarden voor ons allemaal. Ik heb een aantal voorwaarden, suggesties zou ik zeggen, genoemd. Het is natuurlijk aan eenieder, en in dit geval natuurlijk ook aan de heer Rutte, om uit te tekenen hoe hij de vertrouwenskloof wil en/of kan herstellen. Er zal werk gemaakt moeten worden, zeker door degenen die al veel langer meedraaien in de politiek dan ikzelf, van de vraag hoe we een bestuurscultuur kunnen opstarten, opbouwen en uitbouwen met veel meer openheid en transparantie. Dat is een persoonlijke committering en een partijcommittering. Verder wil ik niet vooruitlopen op de gesprekken die ik juist zo belangrijk acht. Hopelijk gaat de heer Tjeenk Willink daar de informateur in zijn, als dat bevestigd wordt door deze Kamer. Dat is juist het moment waarop we dat kunnen uittekenen.

De voorzitter:
Tot slot, mevrouw Ouwehand.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Ik denk — en dat zou D66 toch met mij eens moeten zijn — dat Nederland op dit moment transparantie verdient over waar de verschillende partijen zich aan vast zullen houden als er nog een formatieproces wordt opgestart. Dus wat zijn nou de ijkpunten voor D66? Voordat dit gedoe er kwam, hebben we allemaal netjes met de verkenners gesproken en een brief gestuurd over onze inzet. Mijn simpele vraag is: wat is de inzet van D66? Welke randvoorwaarden stelt D66 als het gaat om het herstel van vertrouwen in de rechtsstaat, gelet op wat er vorige week is gebeurd? Want daar hoort natuurlijk ook bij dat D66 hierop reflecteert. Het is vorige week niet aan de orde gekomen, omdat ik vond dat het echt moest gaan over de rol van de minister-president en de leider van de grootste partij in dit huis. Maar de verkenners, waarvan een van D66-huize is, lijken toch echt te hebben meegeholpen aan het creëren van een onwaarheid; laat ik het heel voorzichtig zeggen. Ik merk bij D66 nog niet de morele ondergrens, de randvoorwaarden waaronder zij zeggen: zo zouden wij weer in een formatieproces gesprekken kunnen voeren. Ik denk dat Nederland die transparantie wel verdient.

Mevrouw Kaag (D66):
Ik weet niet of ik de vraag goed begrijp. Als u het heeft over de motie van afkeuring: daarover ben ik duidelijk geweest. Ik heb wat er gebeurd is, ook de rol van de verkenners in het proces van de verkenning, afgekeurd in diezelfde motie. Daar zijn we niet ambivalent over geweest. De dames, de verkenners Jorritsma en Ollongren, zijn afgetreden. Zij hebben ook hun verantwoordelijkheid genomen. Dat is één. Dat is heel helder en dat weten onze kiezers ook. We hebben overigens ook schriftelijk gecommuniceerd met onze eigen achterban. Onze randvoorwaarden zult u terugzien in de brief aan de heer Tjeenk Willink die ik aan het schrijven ben, mocht het proces inderdaad heel snel kunnen starten. Een heel groot deel zal gaan over de politieke cultuur, de bestuurscultuur. Daar kunnen we randvoorwaarden in herkennen: wat we willen met het versterken van de rol van het parlement, wat we willen met transparantie. Als partij zijn we daar sowieso altijd voor. Sommige dingen zijn techniek, veel dingen zijn politieke keuzes. Maar als de echte vraag is "sluit u de heer Rutte uit?", dan is dit niet het moment om daarop te antwoorden. In eerste instantie — dat heb ik vorige week ook gezegd — heeft de VVD de verkiezingen gewonnen. De VVD heeft bijna 2 miljoen kiezers op haar conto. Dat is een deel van Nederland dat op de VVD stemt en ook op de heer Rutte. Maar er zal heel veel moeten gebeuren, ook vanuit de keuzes en de grenzen van de heer Rutte. Dat is onderdeel van alle gesprekken. Ik kan alleen voor D66 spreken. We spreken allemaal met de heer Tjeenk Willink. De vertrouwenskloof zal heel veel vergen en daarom vind ik dat dit proces zorgvuldig en rustig moet plaatsvinden. Dat is heel belangrijk. Ik ga niet voor de troepen uit lopen, ik ga niet vooruitlopen op allerlei elementen die we nog met zijn allen moeten bespreken. Ik ben ook heel geïnteresseerd in hoe andere partijen naar de inhoud van herstel kijken, want daar gaat het op dit moment om.

Mevrouw Marijnissen (SP):
We hebben net van de heer Rutte gehoord dat hij het proces toch iets anders voor zich ziet. Hij zei: we gaan het eerst over de inhoud hebben en als we er dan uit komen, helemaal aan het eind van het proces, dan gaan we het hebben over de poppetjes en als de VVD dan in een kabinet komt, dan ben ik bereid om de premier te zijn. Is dat ook wat mevrouw Kaag voor zich ziet, ook dat proces? Dus niet het eerst gaan hebben over wel of niet vertrouwen hebben in Mark Rutte, maar eerst het hele formatieproces en als dat dan inhoudelijk rond is, dan pas gaan spreken over die positie?

Mevrouw Kaag (D66):
Mevrouw Marijnissen zal zich misschien mijn brief aan de verkenners en eerdere gesprekken herinneren. Wij zijn altijd uitgegaan van de inhoud. Wij vonden dat partijen elkaar eventueel konden vinden op de inhoud. Ik heb altijd de startpositie gekozen dat er wat D66 betreft een zo progressief mogelijk kabinet moet komen, nog steeds vanuit de inhoud. Door de situatie van vorige week is het heel duidelijk dat we moeten beginnen met een discussie over herstel van vertrouwen en hoe we de politieke cultuur vorm willen geven. Dat is een trendbreuk wat mij betreft, dat is niet een doorzetten van gedrag of patronen van gedrag in het politieke proces. Daar moeten we eerst het gesprek over voeren, geleid door de heer Tjeenk Willink. Daarna, in een tweede fase — wij hebben dit vanochtend ook onder uw voorzitterschap besproken, mevrouw de voorzitter — is er een mogelijk vervolg, waarin je veel meer vanuit de inhoud gaat kijken. Ik denk inderdaad dat het niet gepast en niet juist is, dat we het land niet verder helpen als we heel voortijdig alleen maar over de poppetjes, tussen aanhalingstekens, gaan spreken, in plaats van over herstel van vertrouwen, over de inhoud, over hoever de verschillende partijen eventueel kunnen komen.

Mevrouw Marijnissen (SP):
Nu breekt toch mijn klomp. Nu is het mevrouw Kaag die zegt: het is niet passend om voortijdig over poppetjes te gaan spreken. Maar het was toch mevrouw Kaag die hier afgelopen week een hele stevige motie indiende? Het was toch mevrouw Kaag die zei "als ik zo'n motie aan mijn broek had gekregen, dan zou ik het wel weten, dan zou ik wegwezen"? Daarmee kunt u toch niet nog langer wegkijken voor het feit dat op tafel ligt? Het feit dat op tafel ligt, is dat we hier te maken hebben met een Kamer waarin de complete oppositie een motie van wantrouwen richting de heer Rutte heeft gesteund en dat er een huidige coalitiepartij is, de ChristenUnie, die zegt: wij hebben geen vertrouwen meer in de heer Rutte. Dan zegt u: ik vind het voortijdig om naar poppetjes te kijken. Dat is toch precies waar het hele debat afgelopen week over ging?

Mevrouw Kaag (D66):
Volgens mij ging het debat over vastgestelde feiten en aannames over vastgestelde feiten. Dat is één. Het tweede is dat u een heel belangrijk deel vergeet van het antwoord wat ik vorige week gaf. Ik zei: ik ben een ander mens. Ik sprak alleen over mezelf. Dat is een heel cruciaal onderdeel van mijn beantwoording. Als derde kom ik terug op wat wij consistent hebben gezegd in de brief aan de verkenner, wat we in het debat hebben genoemd en waar we nog steeds voor staan. Ik heb die motie van afkeuring samen met de heer Hoekstra van het CDA ingediend. Daarin hebben we gemarkeerd wat we niet meer willen zien. Ik heb ook gezegd dat de afstand tussen de heer Rutte en mij groter is geworden en dat wij als D66 graag normatieve verandering zien. Daarom dienen wij de motie in om vanaf punt nul te beginnen.

De voorzitter:
Tot slot, mevrouw Marijnissen.

Mevrouw Marijnissen (SP):
Ja, tot slot, voorzitter. Mevrouw Kaag kan moties indienen over punt nul wat ze wil, maar met het indienen van een motie verander je natuurlijk niet de werkelijkheid. We hebben hier te maken met een keiharde realiteit. Dat is dat de hele oppositie, inclusief een huidige coalitiepartij, het vertrouwen in de heer Rutte heeft opgezegd. Dan kunt u wel zeggen: ik kom met een motie over punt nul. Maar dat kunt u niet afdwingen middels een motie. Dat is mijn punt. Ik vind wel, als ik zo vrij mag zijn, dat de kiezer er recht op heeft om het volgende te weten. U bent ook heel stevig geweest in dat debat, wat mij betreft terecht. Maar ik vind wel dat mensen het recht hebben om meer duidelijkheid te krijgen van D66 — u heeft veel stemmen gehaald afgelopen verkiezingen — over waar u staat, met welke agenda u dan die gesprekken ingaat en wat u concreet van de heer Rutte wilt zien en horen, vooraleer u kan zeggen: ik ga weer met vertrouwen verder in dat formatieproces.

Mevrouw Kaag (D66):
Ik denk dat de kiezers ons de afgelopen dagen collectief heel veel hebben gehoord. Ik denk dat de kiezers ook van ons verwachten dat we kijken naar de stabiliteit van het land, de grote maatschappelijke opdracht en hoe wij ons tot elkaar kunnen verhouden. Ik heb natuurlijk niet voor de motie van wantrouwen gestemd. Ik heb een motie van afkeuring ingediend. Op basis daarvan dien ik nu een motie in die een poging doet om met z'n allen te kijken hoe we het vertrouwen kunnen herstellen en daar randvoorwaarden voor te gaan creëren. Ik heb ook gezegd dat onderdelen van het herstel van vertrouwen wat mij betreft zijn: eigen gedrag, gedrag van ons allemaal, hoe we ons tot elkaar verhouden, maar ook hoe we de elementen van de politieke cultuur kunnen versterken. Daar zijn al een aantal voorbeelden van genoemd. Ik zal dit allemaal tussen vanmiddag en morgenochtend expliciet uittekenen in mijn brief aan de verkenner. Dan zal niet alleen de kiezer van D66 dit kunnen lezen, maar dan zal ook iedereen die dat verder interesseert dat kunnen lezen. Daar zijn we heel transparant over. Ik vind het alleen niet verantwoord in deze fase — er is toch een enorme politieke crisiscultuur ontstaan — om verder vooruit te lopen. Ik sta achter de motie van afkeuring en de woorden die daar zijn gezegd. Maar ik wil nu — dat is ook de verantwoordelijkheid van een partij die 24 zetels heeft — kijken hoe wij verder kunnen. Dat zijn we met z'n allen aan de kiezer verplicht.

Mevrouw Simons (BIJ1):
Even aanvullend op de antwoorden die mevrouw Kaag heeft gegeven op de vragen van mevrouw Ouwehand en hetgeen u zojuist nog eens benadrukt: u gebruikt zeer uitdrukkelijk het woord "progressief" als een van de wensen die u heeft voor de route die vanaf hier genomen moet worden. Dan zou ik toch graag van u iets meer duiding willen over wat volgens u de precieze betekenis van dat woord is, mevrouw Kaag. En, zo vraag ik netjes via de voorzitter, kunt u mij geruststellen dat met de keuze voor de heer Tjeenk Willink, die een fantastische staat van dienst en kennis, kunde en ervaring heeft, toch ook de progressiviteit gewaarborgd wordt?

Mevrouw Kaag (D66):
We hebben misschien allemaal een andere definitie. Het is een mooie vraag. Het moet iemand zijn die — ik zal het heel simpel houden — progressief, toekomstgericht, inclusief en werkend aan de oplossing is, en die altijd werkt en denkt aan de gelijkheid. We hebben te veel grote opdrachten in dit land. U weet: D66 is niet een partij die rechts is. We zijn ook niet links. We zijn progressief en liberaal, dus we kijken altijd naar de oplossingen. We zoeken wel breed draagvlak, maar we proberen daarbij altijd vanuit de rechtsstaat, menselijke waarden en de kernwaarden te werken. Dan wat betreft de leeftijd. Toen ik ooit bij de VN werkte, mocht je niet "ageist" zijn, om het zo maar te noemen. Oftewel: de leeftijd van iemand tegen hem of haar gebruiken. Dat zou zomaar een rol kunnen spelen. Ik denk dat we de heer Tjeenk Willink dankbaar mogen zijn dat hij bereid is om twee weken of drie weken deze zware taak op zich te nemen, want als ik ergens in een crisissituatie had gewerkt, zou ik ook hem hebben gevraagd om aan een vertrouwenwekkende maatregel te werken. Dat is eigenlijk de intentie van deze motie.

Mevrouw Simons (BIJ1):
Ik heb geen vraag, maar ik zou toch willen verhelderen dat ik het absoluut niet heb gehad over de leeftijd van de heer Tjeenk Willink, maar slechts over zijn ervaring, kennis en kunde. Daarbij merk ik nog even op dat ik uit een cultuur kom waarin er met stijgende leeftijd ook stijgend respect is. Dat misverstand zou ik graag weg willen werken. Dank voor het antwoord.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan de heer Wilders.

De heer Wilders (PVV):
Ik zou aan collega Kaag willen vragen hoe groot zij de kans acht dat ze als D66, of zijzelf als vicepremier, in een kabinet gaat zitten onder premier Rutte.

Mevrouw Kaag (D66):
Daar kan ik naar eer en geweten geen antwoord op geven. Dat weet ik niet.

De heer Wilders (PVV):
Nou, vorige week was u vrij resoluut. Mevrouw Ouwehand zei dat al. Toen zei u, inderdaad vanuit uw eigen positie: als ik die motie van afkeuring aan mijn broek had gekregen, was ik opgestapt. Toegegeven: u bent niet meneer Rutte. Maar hoe geloofwaardig is het dat u dan vervolgens zegt: nou, ik weet niet, misschien? Want als u zegt dat u het niet weet, dan sluit u dus niet uit dat u, mevrouw Kaag — u bent de nieuwe leider van D66 geworden — in de toekomst gewoon aanschuift bij een kabinet onder de VVD, alsof er niets veranderd is. U zegt nu: dat kan, dat sluit ik niet uit. Vat ik u goed samen?

Mevrouw Kaag (D66):
Nee, ik zei: dat weet ik niet. Ik ga er niet op speculeren en ik ga er geen percentage aan verbinden. Ik heb duidelijk gezegd dat dit wat mij betreft punt nul is, zonder verwachtingen en verplichtingen. Ik begin — net zoals wij allen en u ook — pas weer het gesprek met de heer Tjeenk Willink. Vanuit de brief en de gesprekken zal blijken wat in de voortgang van deze procedure überhaupt de mogelijkheden zijn. Ik heb eerder gezegd, ook vandaag, dat het er ook heel erg van de heer Rutte zelf zal afhangen, van welke veranderingen en inzet hij zelf pleegt.

De heer Wilders (PVV):
Wat u dus eigenlijk zegt — wel een beetje vernederend naar de heer Rutte hoor, maar goed, dat moet u zelf weten — is dat u de heer Rutte een beetje onder curatele zet. Hij moet wat strafwerk doen en hij moet laten zien dat hij zijn leven heeft gebeterd. Misschien moet hij met een hele hoop plannen komen over de nieuwe cultuur. Misschien moet hij weet ik wat allemaal doen. Dat zult u ons nu allemaal niet vertellen. Maar wat u dus eigenlijk zegt is: ik sluit het niet uit, maar als de heer Rutte nou heel erg verandert, heel erg zijn best doet, heel erg onze kant op komt en laat zien dat hij zijn leven heeft gebeterd, dan kan het weer. Is dat wat u zegt? En als u dat zegt: wat is dat dan precies? Want ik vind wel dat wij in dit openbare debat het recht hebben om het te weten als u dus niet … Ondanks dat u vorige week tegen hem zei: als ik die motie had gehad, had ik mijn biezen gepakt, was ik afgetreden, was ik uit de politiek gestapt of was ik in ieder geval geen lijsttrekker en leider van de VVD meer gebleven. Dat zei u de vorige keer. Nu zegt u: nou ja, als hij zijn leven betert, dan misschien toch wel. Is dat zo? Vat ik dat zo goed samen? Wat moet hij dan concreet doen? Heeft u dat al tegen hem verteld buiten deze zaal om? Heeft u contact met hem gehad? Misschien in de openbaarheid: wat moet hij doen om weer bij u in het goede boekje terecht te komen?

Mevrouw Kaag (D66):
In eerste instantie geeft u vanuit de grootste oppositiepartij uw eigen lezing en kleuring aan wat ik net heb gezegd. Ik formuleer alles bewust neutraal, omdat dit punt nul is. We zijn denk ik allemaal verantwoordelijk voor de politieke cultuur en ook voor wat er de laatste jaren níét is gebeurd. U zit natuurlijk al veel langer in het parlement. Dit is formeel dag twee voor mij, geloof ik. Dus ik denk dat er een collectieve verantwoordelijkheid is voor eenieder: voor nieuwkomers en voor de langstzittenden. Ik ben heel benieuwd — net zoals alle partijen dat zijn — naar de inzet die elke partij, of elke fractievoorzitter, naar de heer Tjeenk Willink gaat brengen. Dat wordt op een gegeven moment openbaar; we kunnen er zelf over communiceren. Dan kunnen we kijken wat de inzet van eenieder is en op basis daarvan de weging maken. Zo is het proces niet alleen zorgvuldig, maar zo is het ook een redelijk proces. Want eerlijk gezegd moeten we ook verder met elkaar. Ik denk niet dat we het debat weer via een achterdeurtje van vorige week moeten herhalen. Dat is daar. Daar is alles gezegd. Het is nu een kwestie om op een goede, nuchtere manier misschien weer verder te kunnen. Met wie is niet gezegd. Ik ga voor de inzet van D66. Ik heb al wat gezegd over politieke cultuur en de rechtsstaat. Er zijn nog veel ideeën. Die zitten wij nu vanmiddag nog met elkaar uit te debatteren. Maar dat is de inzet van D66. En ik wil op dit moment weg van personen en het persoonlijke. We moeten nu juist naar het inhoudelijke kijken, ook als het gaat om vertrouwen en wat de elementen van vertrouwen zijn. Ik hoor ook graag uw ideeën daarbij, maar die zal ik bij uw eigen inbreng horen.

De voorzitter:
Tot slot, de heer Wilders.

De heer Wilders (PVV):
Dat was een heel lang antwoord en ook een beetje een ontwijkend antwoord. Ik herhaalde net alleen uw eigen woorden. Ik heb dit niet zelf verzonnen als het langst zittende Kamerlid of wat u er ook bij haalt. U zei net zelf letterlijk: dat ligt ook aan de heer Rutte, aan hoe hij verandert of wat hij doet. Dat waren uw eigen woorden net. U maakte het persoonlijk; ik niet. Er bestaat geen neutraliteit in de politiek, mevrouw Kaag. U heeft vorige week een snoeiharde motie ingediend. U heeft gezegd dat ú af zou treden. U heeft de heer Rutte, zoals ik al zei, politiek half opgehangen daarmee. U vond zelf ook dat hij zijn biezen zou moeten pakken. Kom nou niet drie dagen later met neutraliteit, want dat bestaat niet.

Maar ik herhaal mijn vraag, ten slotte, voorzitter. U zei zelf: de heer Rutte moet veranderen. Wat moet de heer Rutte dan concreet veranderen? Ik begrijp dat hij voor u op de knieën moet. Ik begrijp dat hij iets aan u moet laten zien. Maar ik wil heel graag weten: wat dan? Ik denk dat heel veel mensen thuis dat ook willen weten. Waren uw woorden van vorige week holle woorden of woorden van dat moment en beginnen we nu weer met een schone lei? Of zegt u: dit moet hij veranderen en dan is er voor D66 weer met de VVD te praten? En dan is er niks veranderd en gaan we gewoon weer op de oude voet door, want dan is het allemaal een heel groot spelletje geweest.

Mevrouw Kaag (D66):
Ik denk dat geen enkele partij op de oude voet door moet willen gaan. Ik zie dit ook als een enorm politiek moment in een vertrouwenscrisis. De heer Rutte heeft zojuist een aantal elementen aangedragen. Ik zie die graag in een vervolggesprek, dat er ook schriftelijk komt, met de heer Tjeenk Willink terug. Zo willen we dat van alle partijen zien. U ziet dat ook aan mijn inzet, maar ik hoef niet te herhalen wat ik vorige week heb gezegd. Dat was duidelijk. De motie is ook namens de heer Hoekstra van het CDA ingediend en deze Kamer, minus de VVD, heeft de motie gesteund. We zijn allemaal verantwoordelijk voor hoe we de voortgang kunnen en willen inrichten, maar dit is het moment waarop ik zeg: hier is een motie; laten we die met beide handen aangrijpen om ook verder te kunnen, wat de afslagen op het pad ook zullen zijn.

De heer Azarkan (DENK):
Mevrouw Kaag geeft aan dat dit haar tweede dag in het parlement is. Ik vind het echt bewonderenswaardig en ik geniet er ook van. Ik heb nog een vraag. Kan mevrouw Kaag aangeven wat nu de basis is geweest voor het feit dat de heer Rutte begin januari heeft gezegd: ik treed af als kabinet; ik bied mijn ontslag aan, omdat er iets is gebeurd?

Mevrouw Kaag (D66):
Ik weet niet of ik de vraag helemaal goed begrijp, want daar is lang over gedebatteerd.

De heer Azarkan (DENK):
Ik heb zelf natuurlijk ook aan dat debat deelgenomen en ik herinner mij een prachtig betoog van collega Omtzigt, die benoemde wat de reden was en hoe hij zelf aankeek tegen de verhouding tussen Kamer en kabinet. Maar de minister-president heeft ook aangegeven dat hij een opdracht had. Dus mijn vraag aan mevrouw Kaag is: kan zij in eigen bewoordingen aangeven wat nu de reden is geweest dat het kabinet is afgetreden?

Mevrouw Kaag (D66):
Dat is een hele goede vraag, maar die had u zojuist beter aan de heer Rutte kunnen stellen.

De heer Azarkan (DENK):
U zat ook in dat kabinet.

Mevrouw Kaag (D66):
Absoluut. We hebben collectief verantwoordelijkheid genomen. U weet misschien ook dat ik al eerder daarover heb gezegd dat wij er als D66 relatief snel uit waren, omdat het ging over een grote vertrouwensbreuk. Ouders en kinderen hebben jarenlang leed moeten dragen, zijn slachtoffer geworden van de eigen overheid. Ze hebben nooit hun kans op het recht kunnen krijgen en vinden. In een Nederland anno 2021 vond ik dat verschrikkelijk, ook natuurlijk als je alle verslagen leest, als je het eindrapport leest en natuurlijk ook de parlementaire ondervraging. Ik denk dat het juist is dat er op dat moment door iedereen ook politieke verantwoordelijkheid werd genomen. Dat was voor mij de enige weg en ik denk dat alle coalitiepartijen er zo in zaten. Dus dat is het antwoord.

De heer Azarkan (DENK):
Het is een helder antwoord. Eigenlijk zegt mevrouw Kaag, nadat ze aanvankelijk zei dat ik het aan de heer Rutte moest vragen, dat het gaat om het vertrouwen tussen Kamer en kabinet en dat het erom gaat wat voor overheid we willen zijn. In de afgelopen tien jaar is de overheid getransformeerd naar een overheid die tegenover de burger stond in plaats van ernaast. Feitelijk was het een soort proeftijd voor de heer Rutte. De heer Rutte beloofde beterschap. Hij zei: geeft u mij nog wat tijd en ik ga werken aan dat vertrouwen. Dat betekende dat hij de besluitenlijst van het overleg in de ministerraad prijs zou geven, dat hij persoonlijke beleidsopvattingen zou delen. Hij zou transparant worden. En nu was er een mogelijkheid waar hij dat heeft kunnen laten zien. Volgens mij moeten we concluderen — en dat heeft mevrouw Kaag gedaan in hele sterke bewoordingen — dat hij precies het tegenovergestelde heeft gedaan van wat er beloofd werd. Hoe vaak geeft mevrouw Kaag meneer Rutte een proeftijd en een kans? Hoe vaak gaat u nog, gaat mevrouw Kaag accepteren …

De voorzitter:
Mevrouw Kaag.

De heer Azarkan (DENK):
Ja, mevrouw Kaag, dat zeg ik toch? Hoe vaak gaat mevrouw Kaag accepteren dat de heer Rutte elke keer weer in zijn proeftijd komt? Is dat het nieuw leiderschap van D66?

Mevrouw Kaag (D66):
Om het even helder te stellen: wij zijn allemaal partijen. De heer Rutte vertegenwoordigt de grootste partij. Wij zijn de tweede partij op dit moment. Daar hoort ook verantwoordelijkheid bij. Dat is geen kwestie van een proeftijd. Dat is een kwestie van onderzoeken door middel van informateur Tjeenk Willink of en op welke wijze vertrouwen gevestigd, hersteld en versterkt kan worden. Dat is geen proeftijd. Ik weet wat u bedoelt. Dat is geen klein woord. We hebben bewust nog geen uitspraken gedaan over het hoe en wat. Ik vind het belangrijk dat we deze periode juist gebruiken om helderheid te verkrijgen. De motie van afkeuring waar u ook naar verwijst ging natuurlijk over fractievoorzitter Rutte. Het ging ook over de verkenners en het hele proces van verkenning dat inderdaad radicaal mislukt was. Het ging niet over demissionair premier Rutte. Wij hebben daar altijd een heel scherp onderscheid in gemaakt; dat vinden wij ook correct.

Mevrouw Ploumen (PvdA):
Toch kort nog even terug naar het debat van vorige week. Er lagen twee moties voor: een motie van afkeuring, die mevrouw Kaag samen met onze collega Hoekstra heeft ingediend, en een motie van wantrouwen. Ik heb toch nog niet scherp waarom, ook als ik mevrouw Kaag nu weer beluister, zij die motie van wantrouwen niet heeft gesteund namens D66.

Mevrouw Kaag (D66):
Ik heb dat destijds ook al gezegd. Wij hebben een motie van afkeuring ingediend op basis van feiten, of aannames, of de deuk in het vertrouwen dat wij hebben geleden in het verkenningsproces. Daarmee hebben we het proces van de verkenning afgekeurd — de verkenners zijn afgetreden; op hen is ook kritiek geuit, en terecht — en het optreden van fractievoorzitter Rutte. We hebben hem niet als demissionair premier aangesproken; dat vinden we niet correct. Mijns inziens zou dat ook staatsrechtelijk niet correct zijn geweest.

Mevrouw Ploumen (PvdA):
Maar — God verhoede dat het er meer zouden zijn — er is toch ook maar één Mark Rutte? Het is toch dezelfde Mark Rutte als fractievoorzitter van de VVD die onderdeel is van een cultuur waar u en ik beiden afstand van willen nemen?

Mevrouw Kaag (D66):
Ja, maar de heer Rutte opereert hier wel als fractievoorzitter en is inderdaad niet gekloond. Ik ga niet het debat van vorige week herhalen. Het was een motie van afkeuring. Het was al een heel duidelijk signaal, een heel zwaar signaal. Ik denk dat het ons allen ook getroffen heeft, of het nu als zendende of als ontvangende partij is geweest. Dit is een heel zwaar signaal en ik houd het daar ook bij.

De voorzitter:
Heeft u een andere vraag, mevrouw Simons? We moeten het debat van vorige week niet herhalen, maar intussen worden dezelfde vragen nog een keer herhaald. Dus ik zou zeggen: een andere vraag. Mevrouw Simons.

Mevrouw Simons (BIJ1):
Bedoelt u een andere vraag die niet mag inhaken op hetgeen zojuist door mevrouw Ploumen werd gezegd?

De voorzitter:
U bepaalt zelf uw vraag, maar probeer alleen te voorkomen dat wij weer het debat van vorige week dunnetjes overdoen. Dat is wat ik wil meegeven.

Mevrouw Simons (BIJ1):
Ik doe mijn best en ik hoop dat dit daaraan voldoet. In antwoord op mevrouw Ploumen hoor ik mevrouw Kaag wederom zeggen: we hebben de heer Rutte op die functie beoordeeld maar niet op die functie beoordeeld, dus een onderscheid gemaakt tussen demissionair minister-president en lijsttrekker van de VVD. Dan ben ik toch benieuwd hoe u dan de allerlaatste opmerking door de heer Rutte gemaakt in dat debat afgelopen donderdag duidt, zijnde: ik ben één persoon, ik doe niet aan petten, ik ben niet deelbaar. Daar ben ik dan toch wel heel erg benieuwd naar.

Mevrouw Kaag (D66):
Dat is uiteraard menselijk heel begrijpelijk. Uiteraard, niemand ziet zichzelf als een Dr. Jekyll and Mr. Hyde, bij wijze van spreken. Dat is geen vergelijking met wie dan ook; ik zal dan maar over mezelf spreken. Niemand heeft twee entiteiten, maar het is wel heel belangrijk om het zuiver te houden, want de heer Rutte voerde gesprekken als fractievoorzitter van de grootste partij van Nederland. Daar heb ik een mening over; die hebben collega Hoekstra en ik via de motie van afkeuring uitgesproken, maar over het hele verkenningsproces. Hier moeten we het wel zuiver houden.

Mevrouw Simons (BIJ1):
Dan ben ik tot slot toch heel erg benieuwd, als u het kunt accepteren dat de heer Rutte zichzelf niet als Jekyll and Hyde manifesteert, hoe u dan in staat zult zijn — want dat vertrouwen vragen we nu natuurlijk van u — omdat een groot gedeelte van deze Kamer dat vertrouwen niet in de heer Rutte heeft. Dus nogmaals, hoe zult u dan in de toekomst omgaan met iemand die zelf zegt geen onderscheid te maken in het handelen in de ene, dan wel de andere functie, terwijl u daar zelf wel waarde aan lijkt te hechten?

Mevrouw Kaag (D66):
Nogmaals. Ik heb eigenlijk een anekdote. Ik heb veel vluchtelingenwerk gedaan. Dan had de UNHCR ruzie over de status van de vluchteling. Iemand die het huis moest bouwen, had ruzie over het onderdeel van de vluchteling dat een huis nodig is. De organisatie die de persoon moest voeden, had ruzie over het voedselpakket. Maar het was steeds dezelfde persoon. Vanuit die optiek begrijp ik de heer Rutte heel goed. Hij kent zichzelf. Het is één mens. Maar het is aan ons om niet rollen te gaan vermengen zoals het uitkomt. De motie van afkeuring was qua inhoud sterk. Het was een krachtig signaal. Daarop baseren wij onze inzet als het gaat om de verandering van de politieke cultuur. Ik denk dat dit verder niets toevoegt aan het debat.

De voorzitter:
De heer Wilders, een laatste vraag.

De heer Wilders (PVV):
Misschien een paar blokjes.

Mevrouw Kaag (D66):
Ik pak er een pen bij.

De heer Wilders (PVV):
Het is vaak koehandel in de politiek. Ik begrijp dat de heer Rutte en de VVD moeten werken aan herstel van vertrouwen bij D66. Daarom heb ik aan u de volgende vraag. Heeft u of iemand namens D66 de afgelopen dagen met de heer Rutte of de VVD gesproken over de kandidaten voor het Kamervoorzitterschap?

Mevrouw Kaag (D66):
Ik heb de heer Rutte gesproken. Dat was een gesprek om elkaar weer te spreken na alles wat er gebeurd is. In tweede instantie hebben collega's van mij geïnformeerd over de mogelijkheden van de kandidatuur van D66. Ik teken daarbij aan dat er geen enkele steunstemverwachting is uitgesproken. Ik zie dit als een vrije kwestie. Wij weten niet wie voor onze kandidaat gaat stemmen. Dat vind ik het beste. Dat vind ik een eerlijke competitie, zoals het hoort.

De voorzitter:
De heer Wilders, u brengt een nieuw punt in het debat in.

De heer Wilders (PVV):
Zeker, maar het hangt hier wel mee samen, voorzitter. Nogmaals, D66 vindt dat de VVD vertrouwen moet herstellen. In de politiek is alles vloeibaar. Alles hangt met elkaar samen. Het is geen toeval dat u nu toegeeft dat, niet vier weken geleden, maar de afgelopen dagen — daar zegt u ja op — uzelf of mensen van uw fractie met de VVD, en u zelf nota bene met de heer Rutte, daarover heeft gesproken. Natuurlijk vind ik — dat neemt u mij niet kwalijk — onze eigen Martin Bosma de beste kandidaat. Maar nu even back to business. Ik heb in de krant gelezen dat eerst werd gezegd dat de coalitiepartijen in een soort koehandel — ik zou dat schandalig vinden, maar goed — van plan zouden zijn om met zijn allen uw kandidaat neer te zetten en te laten winnen van mevrouw Arib, toen er nog twee kandidaten waren. Inmiddels zou dat naar aanleiding van het debat van vorige week aan het opschuiven zijn en daarom zou u contact hebben opgenomen. Ik wil het zuiver houden, mevrouw de voorzitter, want als dat verband houdt met het herstellen van vertrouwen, vind ik dat u duidelijk moet maken wat er is gezegd. Kunt u in de openbaarheid nu zeggen wat u tegen de heer Rutte over het Kamervoorzitterschap heeft gezegd en wat uw collega's aan de andere VVD-leden hebben gevraagd? Want ik neem aan dat u wat heeft gevraagd. Waarom heeft u anders de afgelopen dagen contact gehad met de heer Rutte? Laten we uw eigen transparantie eens op tafel gooien. Wat hebben u en uw collega's richting de heer Rutte en de VVD precies over het Kamervoorzitterschap gezegd?

Mevrouw Kaag (D66):
Nou, daar kan ik heel kort over zijn. Ik heb een opmerking gemaakt dat wij overwogen … Dat hebben we vanochtend pas zelf bevestigd. Ik werd gebeld — toevallig ook om 7.30 uur, maar door Vera Bergkamp. Zij belde mij wakker, want ik was laat gaan slapen. Een saai detail, maar het geeft even couleur locale. Zij belde mij om te zeggen: ik heb besloten om mij te kandideren voor het Kamerlidmaatschap. Toen zei ik: nou, geweldig. Ze zei: it's a go, ben je het ermee eens? Ik zei: ja. Ik heb me persoonlijk helemaal niet met dit hele proces bemoeid. U kunt zich voorstellen dat ik vorige week en sinds de Kamerverkiezingen wel wat anders aan mijn hoofd had. Ik heb gisteren, toen ik de heer Rutte sprak — het was een persoonlijk gesprek — aan het einde gezegd: o, ja, wij denken erover na om Vera Bergkamp zich te laten kandideren; we weten helemaal niet of er steun is en op basis van de gesprekken en de debatten vorige week weten we helemaal niet of er steun is, maar voor mij is het een vrije kwestie, dus ik vraag ook niets.

De heer Wilders (PVV):
En wat zei de heer Rutte toen?

Mevrouw Kaag (D66):
Nou, hij staat achter u.

De heer Wilders (PVV):
Nee, maar u heeft het gisteren aan de heer Rutte gemeld in een persoonlijk gesprek.

Mevrouw Kaag (D66):
Ik heb het niet gevraagd. Ik heb het gemeld zonder enige verwachting. Daar ben ik ook heel duidelijk in geweest. Ik wilde juist absoluut geen verwachting en geen vragen, omdat ik ook dit proces inga zonder enige verplichting en verwachting. En, meneer Wilders, u wilt het zo graag weten, de heer Rutte zei iets van … Hij staat hier zelf. U kunt het hem zelf vragen.

De voorzitter:
Nee, de vraag is aan u gesteld.

Mevrouw Kaag (D66):
Hij zei dat hij het ook een goed idee vindt als mensen het als een vrije kwestie behandelen. In het verleden hebben ze dat bij de VVD kennelijk zo behandeld. Verder weet ik het niet. Ik heb me er niet mee bemoeid.

De heer Wilders (PVV):
Ik rond af. De VVD had zelf geen kandidaat. U heeft zelf, na het debat van vorige week donderdag, gisteren in nota bene een persoonlijk gesprek … Het is ook heel vreemd dat u dat erbij zegt: een persoonlijk gesprek. Wat is dat, een persoonlijk gesprek? U praat met de leider van de VVD in een persoonlijk gesprek over de nieuwe Kamervoorzitter. Ik zeg: dat stinkt, want dat doe je niet in een persoonlijk gesprek. Het gaat gewoon over de functie van onze nieuwe Kamervoorzitter. Dat riekt naar koehandel, mevrouw Kaag! Terwijl de VVD geen eigen kandidaat heeft, gaat u gisteren, vlak voordat om tien uur de datum vervalt dat kandidaten zich kunnen melden en anderhalve dag voordat we een nieuwe voorzitter gaan kiezen, toch even naar de heer Rutte toe. Weet u nog, vorige week donderdag — dat heeft u niet gezegd natuurlijk, maar dat dacht u of dat heeft de heer Rutte zo begrepen — heb ik een motie van afkeuring tegen je ingediend; je moet bij mij in een goed blaadje komen. U gaat naar hem toe en zegt: wij hebben misschien een kandidaat. Dat stinkt, mevrouw Kaag, dat stinkt.

Mevrouw Kaag (D66):
Mag ik daarop reageren?

De heer Wilders (PVV):
U beïnvloedt hiermee …

Mevrouw Kaag (D66):
Nee!

De heer Wilders (PVV):
Of het nu ten koste gaat van mevrouw Arib of van de heer Bosma, het stinkt en u beïnvloedt hiermee de procedure. Anders had u wel netjes gewacht tot na woensdag. Het feit dat u dit gisteren deed, terwijl de VVD geen kandidaat heeft, vier dagen nadat u een motie van afkeuring heeft ingediend, dat stinkt.

Mevrouw Kaag (D66):
Ik reageer hier graag op. U bent kampioen framing, meneer Wilders. U doet het bewust. U schetst een tableautje met kleuren en u vult het allemaal in. Ik heb uw vraag eerlijk beantwoord en ik heb gezegd dat ik gemeld heb: o, geen verrassing, wij hebben morgen een kandidaat. Geen flauw idee of die kandidaat steun gaat krijgen. Ik denk dat we een kandidaat hebben; het is nog niet bevestigd. Dat was het enige. U kunt er met uw 22 jaar Binnenhofervaring alle kleur aan geven, maar daar schetst u zichzelf mee, want zoals de waard is, vertrouwt hij zijn gasten. Zo ben ik niet. Ik gooi u deze aantijging keihard terug.

De heer Rutte (VVD):
Ik heb de afgelopen dagen met veel collega's contact gehad. Zo belde de heer Segers mij vrijdagavond nog. Inderdaad heb ik ook met mevrouw Kaag gesproken. Wat zij zegt, is van a tot z correct. We hebben gesproken over het debat dat eraan komt, zoals dat hoort in zo'n situatie. Ze heeft volgens mij met heel veel fractievoorzitters contact gezocht over haar voornemen om een motie in te dienen. Dat heeft ze ook met mij gedaan. Er is niet gesproken over de Kamervoorzitter. Er is geen enkele link tussen dat gesprek en het Kamervoorzitterschap. Wat zij verklaart, is van a tot z juist. De heer Wilders zit er volkomen naast.

Mevrouw Ploumen (PvdA):
Concluderend merk ik op dat er tussen de twee winnaars van de verkiezingen, mevrouw Kaag en de heer Rutte, gisteravond contact is geweest over wie de Kamervoorzitter gaat worden. Morgen wordt erover gestemd. Voorzitter, u weet aan wier kant ik sta.

Mevrouw Kaag (D66):
Ik vind ook deze conclusie zeer teleurstellend. Mevrouw Ploumen zou beter moeten weten. We zitten ook in een demissionair kabinet. U kunt zich ook voorstellen dat we het bijvoorbeeld over de corona-aanpak hebben gehad, of over een aantal andere zaken die spelen. Ik vind het heel kwalijk wat hier gebeurt en ik houd dit verre van mij, mevrouw de voorzitter.

De heer Rutte (VVD):
Dit is een persoonlijk feit. Ik ben het eens met mevrouw Kaag. Dit kun je niet maken. Wat mevrouw Ploumen doet, is insinuaties de Kamer in slingeren. Mevrouw Kaag heeft zonder twijfel ook contact met mevrouw Ploumen gehad. Ik weet het niet, maar ze heeft met heel veel Kamerleden gesproken, ook met mij. Natuurlijk praten wij wat langer, omdat er vorige week veel gebeurd is. Logisch dat je daar even bij stilstaat. Maar er is geen link tussen dat gesprek en de nieuwe Kamervoorzitter, op geen enkele manier. Als we praten over herstel van vertrouwen na vorige week donderdag en wij verklaren dat allebei, zou men dat misschien ook van ons allebei kunnen aannemen. Dat zou een begin kunnen zijn van normale bestuurlijke en politieke verhoudingen in Nederland.

Mevrouw Ploumen (PvdA):
Ik markeer dat ik niet degene ben die de normale politieke en bestuurlijke verhoudingen heeft verstoord. Dat is vorige week gebeurd in het proces met de verkenners, mede door toedoen van de fractievoorzitter van de VVD. Ik heb heel precies geluisterd naar wat mevrouw Kaag heeft gezegd en ik heb heel precies geluisterd naar wat de heer Rutte heeft gezegd. Mijn conclusie was dat er gisteravond contact is geweest tussen de twee en dat daarin ook de positie van de Kamervoorzitter aan de orde is geweest. Zij kunnen daar een inkleuring aan geven. Dat staat hun vrij, maar dat is wat er gezegd is en dat is wat ik opgemerkt heb, in mijn eigen woorden.

Mevrouw Kaag (D66):
Ik vind het woord "contact" wel iets anders. Als ik melding maak van het feit dat wij eventueel in overweging hebben om morgen een Kamervoorzitter voor te stellen maar dat nog niet zeker weten, en dat we verder geen enkele verwachting van wie dan ook hebben, dan is dat wat anders dan een contactmoment zoals dat denk ik wordt bedoeld. Anders was er geen reden om daarop terug te komen.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Volgens mij zien we hier precies waarom het zo belangrijk is om geen spelletjes te spelen of laatdunkend te doen over de waarheid. Mevrouw Kaag zegt hier iets. Ze wordt aangevallen door de heer Wilders. Dan komt de heer Rutte ter verdediging van mevrouw Kaag naar voren. Maar in alle eerlijkheid, hoe stevig hij ook zegt "dat is echt niet gebeurd, hoor", half Nederland denkt: dat zal wel; dat is die Rutte en je kan geen waarde hechten aan wat hij daar zegt. Maar daarom kwam ik eigenlijk niet naar voren.

De voorzitter:
Dat is goed om te weten.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Ik heb nog een vraag aan mevrouw Kaag, of een observatie. We debatteren vandaag over hoe we verdergaan. Het zal geen geheim zijn: bij de Partij voor de Dieren zien we het somber in. Ik snap goed dat bijvoorbeeld de heer Wilders zegt: laten we nu al de conclusie trekken dat het niks meer wordt. Laten we er even van uitgaan dat D66 oprecht het vertrouwen wil herstellen, ook dat in de rechtsstaat, en oprecht een einde wil aan die bestuurscultuur, die voor heel grote problemen heeft gezorgd. De heer Azarkan bracht niet voor niks de toeslagenaffaire in. Mijn vraag is dan om ook even te kunnen proeven waarin D66 precies verandering gaat aanbrengen en waar het bereid is voor te vechten. Vorige week hebben we gezien dat de heer Rutte niet de waarheid heeft gesproken. Hij geeft nu toe dat hij gelogen heeft, naar eer en geweten.

De voorzitter:
Mevrouw Ouwehand.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
De verkenners hebben daaraan meegewerkt. Waarom hebben mevrouw Kaag en haar fractie niet voor de motie gestemd die vroeg om ook nog een parlementaire ondervraging te houden om erachter te komen wat zich daar precies heeft afgespeeld? Wie heeft wie onder druk gezet? Hoe kwam het dat niemand het zich kon herinneren, of dat zei? Waarom wilde mevrouw Kaag die ondervraging niet?

De voorzitter:
Dat was de laatste vraag. Mevrouw Kaag.

Mevrouw Kaag (D66):
Wij hebben daar vorige week niet voor gestemd. Wij vonden dat er voldoende informatie was gedeeld. Het was een treurige conclusie van een heel lang proces. Ik denk niet dat er nog meer te leren was. Ik denk dat nu belangrijk is dat we nieuwe randvoorwaarden stellen en daar ook alle energie op richten. De verkenners zijn afgetreden en hebben hun verantwoordelijkheid genomen. We hebben alle handgeschreven aantekeningen gezien. We hebben de getypte aantekeningen gezien. Er zijn gesprekken geweest. De verkenners zijn gehoord. De heer Rutte is uitvoerig gehoord. Voor ons was het beeld compleet. Dat was een treurig beeld. Daar moeten we lering uit trekken.

De voorzitter:
Mevrouw Ouwehand, u wijst naar de heer Wilders, maar het was een nieuw punt dat hij inbracht. Als u echt een laatste vraag stelt, dan wil ik daarna naar de volgende sprekers gaan. Kort graag.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Een korte vraag, of eigenlijk een constatering: D66 heeft er op dit moment dus nog er geen belangstelling voor om ook de dieperliggende oorzaken — bewindspersonen uit de wind houden; allemaal meewerken om de waarheid een beetje onder de pet te houden — verder uit te zoeken? Dat vind ik zorgwekkend voor de rest van het proces. Laat ik het dan maar zo zeggen.

De voorzitter:
Dat was een conclusie.

Mevrouw Kaag (D66):
Ik deel die conclusie absoluut niet. Ik denk dat de insteek van wat er eventueel nog gevonden zou worden heel weinig zou zijn. Ik denk dat we er meer baat bij hebben om nieuwe randvoorwaarden te stellen en daar duidelijk over te zijn, met alle lessen die nu al geleerd zijn.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik het woord aan de heer Wilders.

De heer Wilders (PVV):
Voorzitter. De Nederlanders zijn straal voor de gek gehouden, bedrogen. In achterkamertjes is door de VVD, samen met D66, geprobeerd om een gekozen volksvertegenwoordiger af te serveren, en over die gesprekken is gelogen. En zelfs toen dat vorige week allemaal bewezen werd, durfden de coalitiepartijen mijn motie van wantrouwen tegen premier Rutte niet te steunen. Terwijl iedereen weet dat zijn positie onhoudbaar is en dat hij weg moet. De Kamer nam wel een motie van afkeuring aan, die onder meer het niet spreken van de waarheid door de premier afkeurde. En nu zitten wij dus in een ongekende politieke chaos. De ChristenUnie heeft inmiddels aangegeven geen deel meer te willen uitmaken van een volgend kabinet-Rutte. Maar ook bij andere partijen zit heel veel wantrouwen, en bij de burger nog veel meer.

De vraag is nu hoe we de nu ontstane patstelling doorbreken. Ik denk niet dat het benoemen van de heer Tjeenk Willink, oud-assistent van Joop den Uyl, als informateur een teken is van het nieuwe, frisse leiderschap dat we nu nodig hebben. De mottenballen vliegen je nog net niet om de oren. De politiek heeft een nieuw mandaat nodig. Dat is keihard nodig om het vertrouwen te herstellen en om uit deze politieke impasse te komen. Ik ben er zelf van overtuigd dat we met nieuwe verkiezingen eerder een nieuw kabinet kunnen krijgen dan na maandenlange onderhandelingen, waarbij de kans ontzettend groot is dat die zonder resultaat zullen blijven. Kortom, laten wij ons de moeite van een langdurige, zinloze informatieronde besparen en snel verkiezingen uitschrijven. Dan kunnen de burgers en niet de achterkamertjes bepalen wat zij vonden van wat er in de afgelopen tijd is gebeurd en ook hoe wij het beste met nieuwe verhoudingen uit deze impasse kunnen komen. Vandaar de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering de Kamer te ontbinden en nieuwe verkiezingen uit te schrijven,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Wilders.

Zij krijgt nr. 21 (35788).

De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de heer Hoekstra, namens het CDA.

De heer Hoekstra (CDA):
Voorzitter. Wij zijn nu vijf dagen verder, maar politiek is het natuurlijk the day after the night before. Als wij in de achteruitkijkspiegel kijken, zien wij nog een spoor van vernielingen, maar wij zullen ook vooruit moeten kijken. Het belangrijkste is — ik heb dat ook eerder gezegd — dat de temperatuur afkoelt, omdat wij op de een of andere manier wel verder zullen moeten.

Wat het CDA betreft is het van groot belang, zoals wij anderhalve week of twee weken geleden al hebben gezegd, dat er een verkenner — nu inmiddels informateur — wordt aangesteld die op voldoende afstand staat van de politiek, en dat dit één iemand zou moeten zijn. Het is goed dat de Kamer zich nu ook in die richting lijkt te verenigen.

Het eerste wat die persoon zou moeten doen, is aan de gang gaan met alles wat in de afgelopen periode juist is misgegaan. Daar hebben mevrouw Kaag, de heer Rutte en indirect misschien ook de heer Wilders naar verwezen. Dat zou wat mij betreft de eerste opdracht moeten zijn. Dat is nog veel belangrijker — ik zou dat willen markeren — dan nu snel het een en ander doen op de inhoud. Dat zal wat de CDA-fractie betreft niet in deze fase horen. Deze fase gaat echt over het herstellen van vertrouwen en kijken hoe wij met elkaar verder moeten.

Het zou goed zijn als het daarnaast ook zou gaan over die belangrijke figuur van macht en tegenmacht, waarbij ik wel aanteken dat de periode van maximaal drie weken — als ik het goed begrepen heb — vermoedelijk te kort zal zijn om dat stuk huiswerk helemaal te doen. Dus wat ons betreft wordt dat een aanzet, maar zal dat ook onderdeel moeten zijn van de fases die daarna nog komen. Primair zal de heer Tjeenk Willink — want om hem gaat het — zich dus moeten richten op het bij elkaar rapen van de brokstukken en bekijken hoe de politiek vervolgens weer vooruit kan.

Ten slotte wil ik nog markeren dat wij de heer Tjeenk Willink beschouwen als iemand met grote kwaliteiten, die wij zeer geschikt vinden voor het werk dat voor hem ligt. Daarom ook zullen wij de suggestie van mevrouw Kaag, de heer Rutte en anderen volgen.

De voorzitter:
Ik zie mevrouw Ouwehand. Een korte vraag, mevrouw Ouwehand, want u begint echt lange inleidingen en dat is niet de bedoeling. We hebben daar eerder afspraken over gemaakt en het staat letterlijk in het Reglement van Orde. Dus een korte vraag.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Ik heb twee korte vragen. Wat moet er volgens de CDA-fractie bij de VVD gebeuren, gelet op de ingediende en ook aangenomen motie, om dat vertrouwen te herstellen? En de tweede vraag: wordt die inzet gedeeld en gesteund door de hele fractie van het CDA?

De heer Hoekstra (CDA):
Ik begrijp dat het wat kort was, maar we hebben vorige week tot 3.00 uur, 3.30 uur 's nachts gedebatteerd. Ik zou naar dat debat, naar mijn inbreng en naar de tekst van de motie willen verwijzen als het gaat over hoe nu verder. Voor de goede orde — ik dank mevrouw Ouwehand voor de gelegenheid om dat nogmaals te benadrukken — ook met het nieuwe traject met deze, inmiddels, informateur is de CDA-fractie niet aan zet. Dat waren wij al niet en dat zijn wij zo mogelijk nog minder. Ik heb vorige week ook gezegd allerlei partijen te zien met wie ik in theorie graag in onderhandeling zou willen, omdat ik inmiddels weet welk deel van het tafelzilver ze in de aanbieding hebben gedaan. Maar wij zijn niet aan zet en wij zullen ook niet snel aan zet komen.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Dat van dat tafelzilver is leuk. De heer Hoekstra heeft vast gelezen dat de Partij voor de Dieren niet een forse krimp van de veestapel heeft weggegeven in dat eerste rondje gesprekken. Het wordt dus spannend of we kunnen formeren buiten de VVD om, want dan zullen het CDA en de Partij voor de Dieren moeten samenwerken.

De voorzitter:
U zou het kort houden, zei u net.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Ja, maar dit kan ik toch niet laten lopen, voorzitter?

De voorzitter:
Dat dacht ik ook. Nu de vraag.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
U kent me. De vraag wordt toch wel concreet. We hebben gezien dat de drie coalitiepartijen gezamenlijk de motie hebben gesteund die de heer Hoekstra mede heeft ingediend. Een van de coalitiepartijen heeft gezegd: wij zien niet voor ons dat we gaan samenwerken met de VVD met Rutte. Ik vraag me af welke helderheid de CDA-fractie vandaag kan geven, omdat we wel met elkaar moeten aftasten wat de beste en verstandigste stap voorwaarts is. Gaan we een formatieproces in dat toch dood gaat lopen? Wat is wijsheid hier? Het zou helpen als het CDA helder is vandaag.

De heer Hoekstra (CDA):
Interessant om te merken — de afgelopen jaren heb ik het niet zo gevoeld — dat de Partij voor de Dieren nu kennelijk denkt dat er met het CDA samen geformeerd zou moeten worden. Ik zou daar toch aan willen toevoegen: bezint eer ge begint. Wat die vraag betreft: daar heb ik vorige week en ook vanochtend wat over gezegd. Ik vind dat de temperatuur in Den Haag moet afkoelen en ik vind dat het CDA niet aan zet is.

De voorzitter:
Tot slot.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Maar we moeten wel goed kijken naar de situatie zoals die is. De hele oppositie heeft gezegd geen vertrouwen in Rutte te hebben. Dat valt allemaal af. Dan kunnen er nog maar twee dingen gebeuren: óf de huidige coalitiepartijen gaan toch met Rutte samenwerken óf we gaan buiten de VVD om. Het CDA is niet de eerste voorkeurspartner van de Partij voor de Dieren, zeker niet, maar dan moet die route verkend worden. Als de heer Hoekstra zegt dat dat ook niet gaat gebeuren, dan moeten we volgens mij vandaag de motie van de heer Wilders steunen en concluderen dat het echt allemaal geen zin meer heeft.

De heer Hoekstra (CDA):
Ik verwijs mevrouw Ouwehand naar mijn vorige antwoord.

Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan is nu het woord aan mevrouw Marijnissen namens de SP.

Mevrouw Marijnissen (SP):
Dank, voorzitter. Een hele generatie is opgevoed met het idee dat de overheid een bedrijf is en dat marktwerking in de publieke dienstverlening goed is. Die weg loopt dood. De taal van democratie en recht is voor velen in Nederland een vreemde taal geworden. Politiek kan dat niet alleen veranderen; dat moet van onderop gebeuren. U ziet mij hier niet vaak met een briefje, maar dit zijn niet mijn woorden. Dit zijn de woorden van de heer Tjeenk Willink. Wat mij betreft zijn dat hele wijze woorden.

Afgelopen donderdag is hier in de Kamer veel gebeurd. De hele oppositie steunde een motie van wantrouwen richting de heer Rutte. Afgelopen weekend is daar de ChristenUnie bijgekomen, die heeft uitgesproken ook geen vertrouwen te hebben in een nieuw kabinet met Mark Rutte. Dat betekent dat er nu, op dit moment, een meerderheid in de Tweede Kamer is die zegt geen vertrouwen in Mark Rutte te hebben als premier van een volgend kabinet. Daar kwam ook een motie van afkeuring bij, die door de hele Kamer, min zijn eigen fractie, is gesteund. Dat was een stevige motie.

Veel Nederlanders hebben vol ongeloof naar dit debat gekeken. Ik heb afgelopen weekend met veel mensen gesproken en zij vragen om duidelijkheid. Ik begrijp dat eigenlijk wel. Ik zou hier vandaag dan ook de oproep willen doen aan alle partijen om meer duidelijkheid te geven, in het bijzonder aan D66. Ik heb daar net ook om gevraagd. Volgens mij moeten we dat nu niet verplaatsen naar de achterkamer, maar hebben mensen er recht op om te weten wat ervoor nodig is om het vertrouwen te herstellen, als dat kan. De SP is wel duidelijk geweest. Wij hebben gezegd: we willen fundamentele veranderingen en we geloven er niet in dat de mensen die de problemen hebben veroorzaakt voor een oplossing gaan zorgen.

Voorzitter. We hebben gezien dat het toeslagenschandaal diepe, diepe wonden heeft gemaakt wat betreft het vertrouwen dat mensen hebben in de rechtsstaat en in onze overheid. Ik denk dat we daar afgelopen donderdag in het debat nog de nasleep van hebben gezien. Wat is er nu nodig? Wat er nodig is, is eerlijke politiek. Wat is er nog meer nodig? Dat wat Tjeenk Willink zei: van onderop verandering voor elkaar krijgen. We zitten midden in een grote crisis. De zorg heeft het zwaar. Onze ondernemers hebben het zwaar. De samenleving heeft het zwaar. Maar eerlijke politiek is wat nu nodig is. Daar zijn alleen fundamentele veranderingen voor nodig.

De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Marijnissen. Dan is nu het woord aan mevrouw Ploumen namens de PvdA.

Mevrouw Ploumen (PvdA):
Voorzitter. Nederland heeft te maken met een groot aantal vraagstukken die het leven van alle mensen in ons land beïnvloeden. De bestrijding van het coronavirus verloopt moeizaam. Het aantal mensen dat besmet raakt is nog steeds heel groot. Het aantal mensen dat ziek wordt is nog steeds heel groot. Van Nederlanders wordt het uiterste gevraagd: ga zo min mogelijk bij elkaar op bezoek, blijf uit elkaars buurt. De musea zijn dicht, alles is dicht, terwijl het vaccineren veel te traag en ongelooflijk rommelig verloopt. De sociale gevolgen van de crisis zijn heel groot. De ongelijkheid tussen mensen neemt toe. Er is woningnood. Mensen worden geconfronteerd met racisme, discriminatie, uitsluiting. De rechtsstaat is in verval. Dan is er ook nog de klimaatcrisis. Het is aan een nieuw kabinet om voor al deze grote vraagstukken antwoorden aan ons land te bieden.

Maar ondertussen is de informatiefase die tot een nieuw kabinet moet leiden ontaard in een grote chaos. Met de uitspraken van Mark Rutte over onze collega Pieter Omtzigt en zijn pogingen die te verhullen is het vertrouwen in de premier weg. Hij zei net nog dat hij naar eer en geweten gelogen heeft. Daarom steunden wij afgelopen week ook de motie van wantrouwen.

Ook het vertrouwen in het formatieproces is beschadigd in onze fractie. Het kan zo niet door. Het moet anders. Daarom steunen we ook het voorstel om Herman Tjeenk Willink te vragen als informateur met de opdracht te onderzoeken of en op welke wijze vertrouwen kan worden hersteld. Overigens vinden wij dat de gesprekken over de formatie langs de inhoudelijke vraagstukken gevoerd moeten worden. Dat is wat Nederland van ons vraagt.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de heer Klaver namens GroenLinks.

De heer Klaver (GroenLinks):
Voorzitter. Wat een aanfluiting, het debat vorige week. Verschrikkelijk, voor het aanzien van de politiek, maar vooral omdat we daarmee verder af zijn dan ooit van een kabinet dat in deze tijd zo hard nodig is om al die grote problemen aan te pakken. Maar het heeft ook iets heel moois gebracht. Plotseling hoor ik alle partijen, van links tot rechts, spreken over het veranderen van de politieke cultuur, ervoor zorgen dat er iets verandert in de manier waarop het bestuur in Nederland georganiseerd is. Toch zou je kunnen zeggen dat dat misschien wel deel is van die ouderwetse politieke cultuur. We zien waar de ruimte is. Iedereen snelt daar naartoe. Nu is de vraag: op welke wijze krijgt dat werkelijk vorm? Op wat voor manier kan die politieke cultuur in Nederland werkelijk veranderen? Ik denk dat dat nodig is, omdat we er, zonder dat die cultuur verandert, niet in zullen slagen om die grote uitdagingen van onze tijd aan te pakken.

Voorzitter. Dat gaat ons niet lukken zonder enige hulp. Ik ben blij met het voorstel van D66 om Herman Tjeenk Willink te vragen om als informateur op te treden. Ik ben blij dat hij deze taak op zich wil nemen, omdat er veel, veel vragen beantwoord moeten worden. Als iemand in staat is om dat proces vorm te geven, dan is hij het wel. Laat ik voor mijn fractie spreken: het wantrouwen is groot. De motie van wantrouwen die wij vorige week hebben gesteund, die zegt iets. Hoe kan deze nieuwe fase, waarin wij proberen om een nieuwe bestuurscultuur te vestigen, geleid worden door de mensen die daar grote schade aan hebben toegebracht? Die vraag is vorige week door ons beantwoord met die motie van wantrouwen. Die vraag blijft hier hangen. Wij kijken uit naar het formatieproces.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan is nu het woord aan de heer Baudet namens Forum voor Democratie.

De heer Baudet (FVD):
Wat mij een beetje irriteert in dit hele gebeuren, is dat het zo emotioneel gemaakt wordt. Volgens mij is het helemaal niet zo emotioneel. Volgens mij is het een zakelijk iets, maar wordt er hier een soort van psychologische groepstherapie van gemaakt. Dat is allemaal een beetje toneelspel. Dat is onnodig, dus ik zou willen voorstellen om daarmee te stoppen. Laten we niet doen alsof we allemaal heel emotioneel en gekwetst zijn, want dat is ook helemaal niet waar. Dat zag ik ook vanochtend in de Rooksalon. Jullie gaan allemaal heel normaal met elkaar om, dus doe nou maar niet zo theaterig hier.

Ten tweede. Ik ben ertegen dat Herman Tjeenk Willink van stal wordt gehaald. Ik vind dat de Kamer aan het woord is en niemand anders dan de Kamer. Wij zijn allemaal het land in gegaan met onze verkiezingsprogramma's. Daar heeft de kiezer wel of niet op gestemd. Wij zouden nu zelf het voortouw moeten nemen als Kamer, als 150 vertegenwoordigers van het Nederlandse volk, om te stemmen over de grote thema's die spelen. Laten we gewoon kijken waar er meerderheden voor zijn. Leg al die verkiezingsprogramma's onder elkaar. Immigratie, remigratie, klimaat, belastingen, referenda wel of niet, coronabeleid, EU — noem het allemaal maar op. En op basis daarvan: vakministers zoeken, een zakenkabinet of een kenniskabinet vormen, met een van ons of iemand van buitenaf als premier die daadwerkelijk boven de partijen staat. En dan ga je met wisselende meerderheden de democratie tot uitdrukking brengen.

Dat is hoe het bedoeld is. Dat is het negentiende-eeuwse model. Dat zouden we weer moeten introduceren. Om nu dan maar weer een "kartelkardinaal" tevoorschijn te halen, die dan maar weer namens ons allemaal dingen mag gaan beslissen, is een brevet van onvermogen. De Kamer castreert zichzelf nog geen twee weken na de verkiezingen. Het getuigt van zo veel onmacht. We zullen dus tegen die motie stemmen, maar ook tegen de nieuwe verkiezingen die Wilders wil. Dat slaat nergens op: de verkiezingen zijn net geweest en de kiezer heeft gewoon gesproken. Alleen is het enige wat ontbreekt, moed van de Kamer zelf om daadwerkelijk dat democratische mandaat ten uitvoer te brengen.

Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw Ouwehand heeft een vraag voor u. Mevrouw Ouwehand, één korte vraag.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Eén korte vraag. Ik zou willen opmerken dat de Partij voor de Dieren op zichzelf enthousiast is over dit soort voorstellen, op hoofdlijnen. Dus ik vind het een beetje unfair als de heer Baudet hier doet alsof hij de enige is die een alternatief heeft. Want vorige week heeft hij de motie medeondertekend, die zegt: laten we een informateur aanstellen. Wek dan niet de suggestie dat niemand in de Kamer die informatiefase op een andere manier zou willen vormgeven, als u zelf ook hebt gezegd "laten we het via een informateur doen". Dat was de kanttekening die ik wilde plaatsen. Verder zie ik uit naar dit soort voorstellen na de volgende verkiezingen, want ik denk dat daar goede ideeën tussen zitten.

De heer Baudet (FVD):
Dat is dus een beetje een gelijkhebberige opmerking van Esther, eigenlijk. Toch?

De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik het woord … Even kijken. Mevrouw Ouwehand, u bent aan de beurt!

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Voorzitter, dank u wel. De historische formatie sleept zich voort. Ik zal meteen maar met de deur in huis vallen. Voor mijn fractie is het echt een zware afweging wat vandaag wijsheid is, want we zien dat de hele oppositie heeft gezegd: we kunnen geen vertrouwen stellen in de heer Rutte. Dan valt de VVD met de heer Rutte dus af. Een van de coalitiepartijen heeft inmiddels hetzelfde gezegd, dus de kans dat er nog een kabinet geformeerd kan worden, is heel klein. We krijgen vandaag ook geen duidelijkheid van partijen die vooraan staan om te weten welke randvoorwaarden zij daaraan zouden stellen. Ik snap dus heel goed dat de heer Wilders zegt: laten we nu onze conclusie trekken en het land niet vermoeien met een formatieproces dat toch niks gaat opleveren.

Vooralsnog zijn er nog mogelijkheden. Misschien moeten we de komende drie weken benutten om daarnaar te kijken, maar dan moet het "go/no go"-moment wel duidelijk worden. De Partij voor de Dieren zit nog op de lijn "laten we kijken wat er nog kan", maar ik maak me wel grote zorgen over het gebrek aan helderheid dat andere partijen hebben gegeven over de onwaarheden die hier zijn verteld. De enige beweging die we hebben gezien bij de VVD … We hebben de hele machinatie dit weekend volop zien draaien. Vóór dit weekend was het nog: "Ik heb niet gelogen. Ik heb naar eer en geweten de pers te woord gestaan. Ik heb niet gelogen". Vandaag was het: "Oké, oké. Ik heb wel gelogen, maar dat was naar eer en geweten". Voor de Partij voor de Dieren is dat niet per se een teken van diepe zelfreflectie en bereidheid om te veranderen; laat ik het maar zo zeggen.

De voorzitter:
Volgens mij was u bijna klaar. Ik zou even afronden, want u heeft nog zes seconden.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
O, maar ik wilde even een slokje water. Dat mag, hè?

De voorzitter:
Vooruit. Dan ga ik toch naar de heer Rutte.

De heer Rutte (VVD):
Wat ik daar net over zei, is niet anders dan vorige week, namelijk dat ik helaas ontdekte, toen ik het stuk las om 11.00 uur en dat bij het telefoontje via via om 7.30 uur hoorde, dat ik het vermoedelijk toch had gehad over Pieter Omtzigt. Maar het is precies zoals de heer Van der Staaij mij vorige week vroeg: daarmee heb je dus een onwaarheid gesproken in de week daarvoor. Dat klopt. Niet bewust, want ik herinner mij oprecht niet dat ik dat had besproken. Dat is nog precies dezelfde situatie. Dit omdat mevrouw Ouwehand nu meent iets nieuws van mij gehoord te hebben.

De voorzitter:
Gaat u verder.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Daar wil ik wel even op reageren, buiten die zes seconden om. We hoorden toch net "maar mevrouw Ouwehand heeft gelijk"? Ik weet dat het heel vervelend is, dat gelijkhebberige, maar de premier zei het zelf: "Maar mevrouw Ouwehand heeft gelijk. Ik heb gelogen. Ik heb het over Pieter Omtzigt gehad. Ik heb dat alleen naar eer en geweten gedaan". Dat zei hij vanmiddag. Vorige week was het nog: "Ik heb niet gelogen. Ik heb naar eer en geweten de pers te woord gestaan".

De heer Rutte (VVD):
Ik heb naar eer en geweten de pers te woord gestaan. Toen ik dat zei, wist ik niet dat het over Pieter Omtzigt was gegaan. Maar als je nu de aantekening ziet — dat is precies de interruptie die ik kreeg van Van der Staaij in het debat vorige week donderdag — dan blijkt dat ik dus onwaarheid heb gesproken. Dat heb ik niet expres, bewust of wat dan ook gedaan. Ik herinnerde mij simpelweg niet dat het over Pieter Omtzigt was gegaan in dat gesprek. Daarmee is wat ik net zei niets anders dan vorige week, ook in reactie op de interruptie van Van der Staaij.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Dan concludeer ik dat er geen progressie in zit. Dat lijkt me voor partijen die formatiegesprekken willen voeren relevante informatie. Ik wil mijn collega's oproepen om zich niet te laten chanteren. Natuurlijk, we hebben te maken met een coronacrisis, maar hoe helpt het ons land als de premier gewoon door kan, terwijl heel Nederland denkt: ja, maar op wat die man zegt, kunnen we toch niet bouwen?

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Ouwehand. Dan geef ik nu het woord aan de heer Segers namens de ChristenUnie.

De heer Segers (ChristenUnie):
Dank u wel, mevrouw de voorzitter. Drie weken na de verkiezingen is de verkenning na het debat van vorige week in een moeilijke fase beland. Wat de fractie van de ChristenUnie betreft wordt nu een informateur aangesteld die in de gesprekken met vertegenwoordigers van alle fracties verkent op welke wijze de vorming van een kabinet kan plaatsvinden. Daarbij moet ook onderzocht worden onder welke voorwaarden er voldoende vertrouwen tussen partijen kan ontstaan om een breedgedragen weg uit deze moeizame verkenningsfase te vinden. De ChristenUniefractie ziet het als een belangrijke opdracht voor een volgend kabinet om werk te maken van een dienstbare en benaderbare overheid en te bouwen aan een gezonde politieke cultuur, met een gezonde verhouding tussen macht en tegenmacht. De motie, ingediend door collega Kaag, om de heer Tjeenk Willink als informateur aan te wijzen, zal mijn fractie dan ook steunen. Dat is mede omdat wij het volle vertrouwen hebben in de kennis en kunde van diezelfde heer Tjeenk Willink.

Ik dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de heer Dassen namens Volt.

De heer Dassen (Volt):
Voorzitter. De afgelopen week kende hectische eerste dagen en was de start van een heel bijzondere verkenningstocht. Het was ook een tocht die continu vragen blijft oproepen. Wat voor bestuurscultuur staan wij voor? Hoe wordt er omgegaan met macht en tegenmacht? Waar ligt de scheidslijn tussen transparantie en vertrouwen? Wat is er nodig om dat vertrouwen weer terug te winnen? We hebben daar in de Kamer over gedebatteerd, maar deze vragen zijn duidelijk nog niet beantwoord. De motie over het aanstellen van een informateur is een eerste stap in die richting, maar er ligt voor ons nu wel echt een heel grote taak om ervoor te zorgen dat de rust en het vertrouwen hersteld worden, wel met de nodige urgentie. Daarbij is het goed dat een persoon met afstand tot de huidige politiek, enig gezag en ervaring dit proces leidt. De motie die voorligt, met de heer Tjeenk Willink als informateur om de eerste stappen te zetten in deze fase, kan dan ook op steun van Volt rekenen.

Daarbij willen wij wel zeggen dat iedereen voor ogen moet houden waarom wij verkozen zijn, namelijk om het klimaatprobleem op te lossen, de sociale ongelijkheid tegen te gaan, digitalisering aan te pakken en zeker ook nu de coronacrisis aan te pakken, hier in Nederland. Natuurlijk gaan deze uitdagingen ook over Europese samenwerking. Tegelijkertijd gaat het er ook om het vertrouwen in de democratie en de rechtsstaat te versterken, waarbij de basis wordt gelegd voor een nieuwe, open bestuurscultuur met een balans tussen macht en tegenmacht.

De voorzitter:
Dank u wel, meneer Dassen. Dan geef ik nu het woord aan de heer Eerdmans namens JA21.

De heer Eerdmans (JA21):
Voorzitter, dank u wel. Collega's, een goede middag.

Ik wou beginnen met namens JA21 te zeggen dat het goed is dat het proces verdergaat. Wij vinden dat er voortgang in moet zitten. We moeten niet bij de pakken neerzitten. Voor JA21 is het belangrijk dat we gaan kijken naar de manier waarop we met elkaar omgaan, de manier waarop we met informatie omgaan, maar vooral ook de lessen die we moeten trekken uit de afgelopen twee weken.

Voorzitter. De heer Tjeenk Willink was niet onze eerste keus, maar wij zien ook dat het proces voortzetten het belangrijkste is op dit moment. Wij zagen een ruime meerderheid ontstaan. Daar sluiten wij ons bij aan. Wij zien hem ook meer als een rapporteur aan de Kamer over hoe verder te gaan op dit punt. Dat is een lastige klus op zich. Dat zeg ik andere sprekers na.

Voorzitter. Wij willen nu reeds een signaal geven van een andere werkwijze die wij voor ons zien als Tweede Kamer. Met het oog op een andere manier van elkaar bejegenen, het geven van openheid en een breuk met het verleden heb ik een voorstel voor u. Dat is het voorstel om gelijktijdig met het eindverslag van de heer Tjeenk Willink, als hij dat straks oplevert, ook de gespreksverslagen van de gesprekken die wij allen hebben met de informateur te openbaren. Dus meer transparantie. Daartoe dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Tweede Kamer een informateur aanzoekt die in gesprekken met vertegenwoordigers van alle fracties verkent op welke wijze de vorming van een kabinet kan plaatsvinden en hierover zo spoedig mogelijk verslag uitbrengt aan de Tweede Kamer;

overwegende dat openheid onder de huidige omstandigheden voorwaardelijk is voor het herstellen van vertrouwen in het proces;

spreekt uit de gespreksverslagen van de informatieronde gelijktijdig met het uitbrengen van het verslag van de informateur volledig openbaar te maken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Eerdmans en Wilders.

Zij krijgt nr. 22 (35788).

Dank u wel.

De heer Eerdmans (JA21):
Alstublieft.

De voorzitter:
Dan is het nu het woord aan de heer Van der Staaij namens de SGP.

De heer Van der Staaij (SGP):
Mevrouw de voorzitter. In het tumultueuze debat van vorige week is helder geworden dat de verkenningsfase van de formatie is gestrand. Bovendien is er serieuze schade aangebracht in het onderling vertrouwen. De motie van wantrouwen kreeg veel steun, ook van mijn fractie. De motie van afkeuring kreeg zelfs een meerderheid. Daarmee zijn we in de periode na de verkiezingen niet dichter bij een nieuw kabinet gekomen, maar verder van huis geraakt. Wat voor de SGP nu belangrijk is, is om in alle rust de schade op te nemen en te bezien welke nieuwe stappen gezet kunnen worden in dit complexe en kwetsbare formatieproces. Dat is ook wat burgers in het land mogen verwachten na de schade die de mislukte verkenningsfase heeft aangericht aan hun vertrouwen in de politiek.

De SGP zal steun geven aan de motie die de heer Tjeenk Willink voordraagt als informateur. Gezien zijn rijke ervaring en betrokkenheid bij eerdere kabinetsformaties en zijn positie als minister van staat met voldoende afstand tot het actuele politieke slagveld, is het een begrijpelijke keus om hem voor te dragen. Voor één punt wil ik daarbij nog aandacht vragen: hoe dienen we om te gaan met vertrouwelijkheid dan wel openbaarheid van wat gewisseld wordt en welke stukken op tafel liggen? De spelregels daarover zijn onduidelijk geworden. Het is in een formatie steeds zoeken naar een goede balans tussen openheid en vertrouwelijkheid. Beide zijn nodig voor een gezaghebbend proces. Het lijkt mij belangrijk dat juist ook de informateur over deze gevoelige, maar essentiële kwestie zijn licht laat schijnen.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de heer Azarkan namens DENK.

De heer Azarkan (DENK):
Dank, voorzitter. Ik heb een aantal keren gehoord dat "we" het vertrouwen moeten herstellen. Ik ga daar niet in mee. Want voordat je het weet, is het niet "we", maar is het het Nederlandse volk dat vertrouwen moet herstellen en straks zijn het de gedupeerden van de toeslagenaffaire die het vertrouwen moeten herstellen.

Voorzitter. Als er één iemand verantwoordelijk is voor dat herstel van vertrouwen, dan is dat de heer Rutte. De heer Rutte was tien jaar lang verantwoordelijk voor een overheid waar burgers zijn gediscrimineerd, waar burgers zijn kapotgemaakt. Het was de heer Rutte die vier jaar lang via z'n Ruttedoctrine heeft geprobeerd tegen te werken dat er openheid gegeven werd. Daardoor hebben collega's hier in de Kamer zich de takketandjes moeten werken om dat schandaal naar boven te brengen. Het was de heer Rutte die afgelopen keer geprobeerd heeft om een kritisch Kamerlid weg te werken; niemand anders. Voordat we er dus in meegaan dat "we" allemaal een probleem hebben, hebben op de eerste plaats de heer Rutte en de VVD een probleem. Ik denk dat dat helder is. Ik denk dat alle andere partijen dat inmiddels hebben onderstreept.

Voorzitter. Het is wel zaak om een regering te vormen. Wat dat betreft heeft DENK aangegeven dat dat snel zou moeten. Maar we realiseren ons dat dat ingewikkelder is geworden. In die zin is de heer Tjeenk Willink niet het frisse en fruitige gezicht dat we voor ogen hadden. Echter, het is wel iemand die ervaring, gezag en kennis heeft. Ik denk dat het gegeven de omstandigheden het beste is dat hij die belangrijke rol van informateur gaat invullen. Wij zullen om die reden de heer Tjeenk Willink wel steunen.

Dank.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Den Haan namens 50PLUS.

Mevrouw Den Haan (50PLUS):
Voorzitter, dank u wel. Er is een hoop gezegd in een hele korte tijd. Het vertrouwen tussen een aantal partijen, maar ook dat van de burger in de politiek, is flink geschaad. Hersteld vertrouwen kan alleen maar de basis zijn, en moet ook de basis zijn, van verdere gesprekken over de inhoud. Het lijkt ons als 50PLUS daarom goed dat er in alle vertrouwelijkheid door de fractievoorzitters met de heer Tjeenk Willink kan worden gesproken en dat de lucht kan worden geklaard, maar het lijkt 50PLUS ook goed dat er gesproken wordt over de bestuurlijke cultuur. Dat moet echt gebeuren, want heel eerlijk gezegd hebben we wat mij betreft ook vandaag weer laten zien hoe het niet moet.

En dan nog even het volgende, voorzitter. 50PLUS heeft vorige week al aangegeven dat het gezien de ontwikkelingen belangrijk is dat er een duidelijke taakopdracht komt voor de informateur. Die ligt er nu. Maar ik wil herhalen dat het ook voor in de toekomst heel belangrijk is dat dit goed wordt vastgelegd. Vanochtend wees meneer Klaver er al even op dat we goed moeten vastleggen hoe de procedurele werkwijze wordt ingericht. Wat mij betreft stemmen we in met het benoemen van de heer Tjeenk Willink als informateur.

Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Den Haan. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Van der Plas namens BBB.

Mevrouw Van der Plas (BBB):
Dank u wel, voorzitter. BBB en ik — de partij, dat ben ik, zal ik maar zeggen — zijn nog verbaasd over wat er vorige week allemaal is gebeurd. En "verbaasd" is heel zacht uitgedrukt. Wat me ook verbaast, is dat er toch een aantal partijen zijn die de motie van wantrouwen vorige week hebben gesteund, die nu aangeven dat de deur niet dichtgehouden wordt. Dat wordt dan ook uitgelegd: de deur staat niet open, maar de deur is ook niet dicht. Op het platteland heet dat gewoon open. Dus die deur staat open. Dat vinden wij wonderlijk.

Over de heer Tjeenk Willink. Daar hebben wij uiteraard heel groot respect voor. Toch vinden wij dat hij niet genoeg boven de partijen staat. Dat is de reden waarom wij de voordracht van de heer Tjeenk Willink niet zullen steunen. Er blijft toch een schijn van politieke belangenverstrengeling. BBB heeft voorgesteld om generaal buiten dienst Peter van Uhm aan te dragen als informateur; althans, in deze fase van de formatie. Want het gaat er hier om dat het vertrouwen tussen partijen hersteld moet worden. Daar is expliciet over gesproken. Wij denken dat de heer Van Uhm — hij hoeft geen kabinet te formeren — puur op dat punt echt een expert is en dat er geen ander is die rust en reflectie tussen de partijen terug kan brengen. Hij kan ook met een frisse blik kijken naar de ontstane situatie en naar de manier waarop je uit die impasse komt. Hij heeft een enorme staat van dienst. Hij heeft veel ervaring in crisissituaties. Hij heeft veel levenservaring. Hij is gezaghebbend. Wij denken toch dat iemand zoals hij wel een bijdrage kan leveren aan het herstellen van het vertrouwen tussen de partijen. Sterker nog, de heer Van Uhm is specialist in het geven van strategisch advies met betrekking tot crisisbeheersing aan organisaties in nood. Nou, dat lijkt ons hier wel van toepassing: een organisatie in nood en in een crisis. Ik zal er geen motie over indienen, want ik heb al gemerkt dat er weinig steun voor is. Toch wil ik het hier wel gezegd hebben en vraag ik u hier goed over na te denken.

Voor de rest hoop ik dat we dat vertrouwen heel snel kunnen herstellen en dat we snel verder kunnen, want dat is waar de burgers op wachten, maar dan ook echt met een open vizier en een open blik. Wij steunen dan in ieder geval de motie-Eerdmans voor het openbaar maken van alle gespreksverslagen. Daar wil ik het graag bij houden.

Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Van der Plas. Het is echt de laatste keer dat u gewoon veel meer spreektijd neemt dan iedereen. U bent een eenvrouwsfractie. Iedereen heeft dezelfde spreektijden, maar het is ook niet de bedoeling dat het andersom is, laat ik het zo zeggen.

Mevrouw Simons.

Mevrouw Simons (BIJ1):
Dank u, voorzitter. Ik wil gelijk even melden dat ik naar aanleiding van mijn vorige bijdrage wat kritiek heb gehad op het feit dat ik een laptop gebruik. Ik vind het zelf heel fijn om niet te veel papier te verspillen, dus ik zal dat voorlopig zeker blijven doen.

Chaos, gelieg en gerommel: het was echt geen vrije binnenkomst in het huis van de democratie. Ik zei het vorige week al: het gaat hier niet alleen over vertrouwen; het gaat hier over de principes en fundamenten waarop onze democratie en rechtsstaat gebouwd zijn. Dat zijn de principes en fundamenten die hier, nota bene in ons parlement, structureel worden geschonden. Aan ons, de Kamer, de taak om hierin het voortouw te nemen. Daarom is het goed om te zien dat we vandaag proberen de rust terug te brengen in het proces, dat we reflecteren en ons bezinnen eer we verdergaan.

En ik zal ook eerlijk zijn. De aangewezen informateur, zoals door mevrouw Kaag ingebracht, was niet onze eerste keuze. Want wij zien liever nieuwe namen, nieuwe namen die een nieuwe politiek kunnen vertegenwoordigen om een proces te leiden dat was ons betreft moet breken met hoe het hiervoor allemaal ging. Maar wij hebben daartegen ook, heel eerlijk, geen enorm grote bezwaren. Want op een gegeven moment is het minder belangrijk wie de automonteur is, maar gaat het er vooral om welke onderdelen hij in de wagen stopt die ertoe leiden dat de motor óf blijft lopen óf weer vastloopt.

Ook wij hebben andere namen ingebracht. Misschien is het toch leuk om dat even te zeggen. Ik dacht zelf nog aan de heer Brenninkmeijer als gewezen Ombudsman en aan de heer Kim Putters; nou ja, we weten allemaal wat die op dit moment doet en hij lijkt me een aangewezen persoon om bij dit proces betrokken te worden. Maar er wordt blijkbaar anders beslist. Nogmaals, wij hebben daar geen grote bezwaren tegen, want voor ons is het belangrijk dat de motor weer gaat lopen en dat lukt niet als we er zand in blijven strooien.

Het is tijd om te breken, te breken met de Ruttedoctrines en te breken met leugens en afbraakbeleid. Het is dus ook tijd om de keuze te maken voor een regering zonder VVD. Mijn oproep hier is dan ook: formeer over links en kies voor nooit meer Rutte. Want als de partijen die zich als links presenteren, denken er wel uit te kunnen komen met de VVD, dan moet het met elkaar toch ook wel lukken?

De voorzitter:
Ook voor u geldt dat u dezelfde spreektijden heeft als iedereen. Dan bent u klaar.

Mevrouw Simons (BIJ1):
Dan gebruik ik de tien seconden in de min om nu af te sluiten. Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Simons. Echt waar, dit is niet de bedoeling. Als iedereen twee minuten spreektijd heeft, dan geldt dat voor iedereen.

Mevrouw Simons (BIJ1):
Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:
Nou ja. Eenmans- of eenvrouwsfracties hebben niet meer rechten dan andere. Laat ik dat even gezegd hebben. Daarmee zijn we gekomen aan het einde van dit debat.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Ik zie op een briefje dat er behoefte is aan een schorsing van tien minuten voordat we gaan stemmen. Dan gaan we stemmen om 17.55 uur.

De vergadering wordt van 17.46 uur tot 17.55 uur geschorst.

Stemmingen

Stemmingen


Stemmingen moties Aanwijzen van en opdracht verlenen aan de informateur

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het debat over aanwijzen van en opdracht verlenen aan de informateur,

te weten:

  • de motie-Kaag over aanwijzen van de heer Tjeenk Willink als informateur (35788, nr. 20);
  • de motie-Wilders over ontbinden van de Kamer (35788, nr. 21);
  • de motie-Eerdmans/Wilders over de gespreksverslagen van de informatieronde gelijktijdig met het verslag van de informateur openbaar maken (35788, nr. 22).

(Zie vergadering van heden.)

De voorzitter:
Aan de orde zijn de stemmingen. We beginnen bij agendapunt 1. Er is maar één punt op de agenda.

De heer Wilders heeft een ordevoorstel. Nee, een opmerking.

De heer Wilders (PVV):
De heer Rutte zit daar, natuurlijk in een andere rol. Maar mijn motie is een oproep aan de regering. Niet dat ik verwacht dat zij oordeel Kamer zal geven, maar formeel moet de motie wel een oordeel van de regering krijgen. Misschien kan de heer Rutte even die kant op rennen en zeggen: ik steun die motie.

De heer Rutte (VVD):
Voorzitter, ik ben niet in staat om dat nu te overleggen in het kabinet, maar ik heb zo'n vermoeden dat, zou ik hier als premier hebben gestaan, ik de motie na lange aarzeling zou hebben ontraden.

De voorzitter:
Dan weet u dat ook, meneer Wilders. We gaan over tot de stemmingen.

In stemming komt de motie-Kaag (35788, nr. 20).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van BIJ1, JA21, Volt, de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, 50PLUS, DENK, D66, de VVD, de SGP, het CDA en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Wilders (35788, nr. 21).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fractie van de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Eerdmans/Wilders (35788, nr. 22).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van BIJ1, JA21, Volt, BBB, de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

Daarmee zijn wij aan het einde gekomen van dit debat. Ik dank iedereen en sluit de vergadering.

Sluiting

Sluiting 18.00 uur.