Plenair verslag Tweede Kamer, 72e vergadering
Dinsdag 19 mei 2020

  • Aanvang
    14:00 uur
  • Sluiting
    16:01 uur
  • Status
    Gecorrigeerd

Opening

Voorzitter: Arib

Aanwezig zijn 113 leden der Kamer, te weten:

Agema, Alkaya, Arib, Asscher, Azarkan, Baudet, Becker, Beckerman, Belhaj, Van den Berg, Van den Berge, Bergkamp, Bisschop, Den Boer, Bouali, Van Brenk, Bromet, Bruins, Van Dam, Diertens, Tony van Dijck, Emiel van Dijk, Jasper van Dijk, Dik-Faber, Van Eijs, El Yassini, Ellemeet, Van Esch, Futselaar, Geluk-Poortvliet, Van Gerven, Geurts, De Graaf, Van der Graaf, De Groot, Van Haga, Harbers, Rudmer Heerema, Hermans, Hiddema, Hijink, Van den Hul, Jetten, De Jong, Karabulut, Van Kent, Kerstens, Klaver, Koerhuis, Koopmans, Van Kooten-Arissen, Kops, Krol, Kuzu, Laan-Geselschap, Laçin, Van der Lee, Leijten, Van der Linde, Lodders, Maeijer, Marijnissen, Markuszower, Van Meenen, Middendorp, Moorlag, Edgar Mulder, Van den Nieuwenhuijzen, Nijboer, Van Nispen, Van Ojik, Omtzigt, Van Otterloo, Ouwehand, Öztürk, Özütok, Palland, Paternotte, Ploumen, Postma, Van Raak, Van Raan, Raemakers, Renkema, Rog, De Roon, Sazias, Schonis, Segers, Sienot, Sjoerdsma, Slootweg, Smals, Smeulders, Sneller, Snels, Van der Staaij, Tellegen, Tielen, Van Toorenburg, Verhoeven, Voordewind, Wassenberg, Van Weerdenburg, Westerveld, Weverling, Van Weyenberg, Wiersma, Van Wijngaarden, Wilders, Wörsdörfer, Yeşilgöz-Zegerius en Ziengs,

en mevrouw Broekers-Knol, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de heer Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid, mevrouw Van Huffelen, staatssecretaris van Financiën - Toeslagen en Douane, en de heer Slob, minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media.

De voorzitter:
Ik open de vergadering van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van dinsdag 19 mei 2020. Ik heet iedereen van harte welkom. Ik ben ontzettend blij om weer met het vragenuur te beginnen. Ik heet ook de mensen die op afstand het vragenuur volgen van harte welkom, en natuurlijk ook de staatssecretaris van Financiën. Dit is de eerste keer dat u in de Kamer bent. Fijn.

Vragenuur

Vragenuur

Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 136 van het Reglement van Orde.


Vragen Leijten

Vragen van het lid Leijten aan de staatssecretaris van Financiën - Toeslagen en Douane over een extern onderzoek naar plichtsverzuim bij de Belastingdienst.

De voorzitter:
We beginnen zoals gebruikelijk met het mondelinge vragenuur. Vandaag beginnen we met de vraag van mevrouw Leijten namens de SP aan de staatssecretaris van Financiën over een extern onderzoek naar plichtsverzuim bij de Belastingdienst. Mevrouw Leijten.

Mevrouw Leijten (SP):
"De Belastingdienst heeft mijn leven verwoest." Dit waren de woorden van Chermaine Leijsner, een mooie Hagenees die tien jaar lang vocht en een ton moest terugbetalen. Ouders moesten hun verhaal doen voor de camera omdat de Belastingdienst niet naar ze luisterde. Nee, de Belastingdienst had ze als fraudeur bestempeld. Zij kregen geen luisterend oor of een betalingsregeling, maar loonbeslag. Toeslagen werden verrekend. Ze werden langs de kant gezet met de auto terwijl ze op weg waren naar hun werk. Van de verhalen die zij hebben, schrik ik iedere dag opnieuw.

Wat hier is gebeurd, kon iedereen zien. Dit kan niet, dit mag niet. Er liggen Kamermoties die uitspreken dat dit allemaal niet volgens de wet is. Maar onderzoek doen naar ambtenaren was totaal onbespreekbaar, niet voor de Kamer en zeker niet voor de samenleving of voor die ouders, die al aangifte deden, maar wel voor het ministerie. Het ministerie wilde het wel een beetje gezellig houden. Omdat wij ons werk hebben gedaan en ook journalisten hun werk deden, kwam er toch een second opinion. Die mocht wat kosten — meer dan anderhalve ton — en nu moet het ministerie aangifte doen.

Er was geen andere uitkomst mogelijk. Iedereen kon dit zien. Maar het roept wel heel veel vragen op. Want er loopt ook een onderzoek naar een klokkenluider. Er wordt nu gezegd dat er een extern onderzoek moet komen, ook naar leidinggevenden. Waarom krijgen we dat advies niet? Hoe gaat dit samenlopen met de aangiften bij het OM? Hoe gaat het OM er überhaupt mee om? Er liggen gewoon burgeraangiften, maar het OM doet er al maanden over om daar überhaupt op te reageren. Er wordt nu aangifte gedaan wegens discriminatie terwijl we nog een onderzoek verwachten van de Autoriteit Persoonsgegevens.

Voorzitter. Ik zit met zo veel vragen. Ik weet dat ik maar kort heb. Maar wat ik echt heel tragisch vind, is dat we hier staan om te praten over een besluit waarvan we allemaal zien dat het moest, maar dat het ministerie heeft tegengehouden totdat het niet anders kon. Hoe kijkt de staatssecretaris daar nou tegen aan?

De voorzitter:
Dan geef ik nu het woord aan de staatssecretaris.

Staatssecretaris Van Huffelen:
Voorzitter, dank u wel. Eerder vandaag hebben staatssecretaris Vijlbrief en ik aangifte gedaan van het vermoeden van twee mogelijke misdrijven. Het gaat niet om een aangifte tegen personen, maar tegen de organisatie. Het gaat om twee misdrijven, namelijk beroepsmatige discriminatie en knevelarij. Dat laatste is het ten onrechte opeisen van een betaling door een ambtenaar. Wij doen die aangifte op basis van het advies van een onafhankelijke deskundige, mr. Biemond. Hij heeft in de second opinion, waar mevrouw Leijten ook naar verwees, op basis van openbare documenten rondom de fraudeonderzoeken van de kinderopvangtoeslag geconcludeerd dat het noodzakelijk is dat wij aangifte doen. Dat staat in zijn advies. De heer Biemond benadrukt vooral dat uit zijn advies niet mag worden afgeleid dat er daadwerkelijk ambtsmisdrijven of misdrijven zijn gepleegd en ook dat het niet ziet op personen. Het is natuurlijk aan het Openbaar Ministerie om hier nu verder mee te gaan.

De stap om aangifte te doen is niet lichtvaardig gezet en heeft een enorme impact, niet in de laatste plaats op de gedupeerde ouders van de kinderopvangtoeslagen. Het heeft ook een impact op de medewerkers van de Belastingdienst, op de medewerkers van Toeslagen en op het ministerie. Ik begrijp dat en het is ook een enorm ingrijpende zaak. Het gaat over het vermoeden van ernstige feiten. Die moeten dan ook heel goed worden uitgezocht, want de Belastingdienst in het bijzonder en zeker ook de overheid als geheel moeten boven elke twijfel verheven zijn. Ik vind het dan ook belangrijk dat dat onderzoek wordt gedaan, dat het goed wordt gedaan en dat het ook duidelijkheid gaat geven. Dat is in het belang van de ouders, in het belang van de Belastingdienst en in het belang van ons allemaal.

Waar we natuurlijk aan moeten werken, is dat we ervoor zorgen dat de Belastingdienst gaat transformeren naar een dienst die betrouwbaar, benaderbaar en behulpzaam is. We moeten verder met de werkzaamheden bij Toeslagen om ervoor te zorgen dat de gedupeerde ouders gecompenseerd worden, dat hun recht wordt gedaan en dat zij weer vertrouwen kunnen hebben in hun overheid. Natuurlijk moeten wij aan het werk om allerlei organisatorische verbeteringen te doen binnen de Belastingdienst en binnen Toeslagen om ervoor te zorgen dat de Belastingdienst weer door iedereen vertrouwd kan worden, en betrouwbaar, benaderbaar en behulpzaam wordt. Daar wil ik dan ook heel graag aan werken.

Mevrouw Leijten stelde een aantal vragen die samenhangen met een ander onderzoek dat loopt, namelijk een onderzoek naar een klokkenluider. Deze klokkenluider heeft in november van vorig jaar een brief gestuurd naar de Kamer en naar mijn voorganger met daarin een aantal constateringen over misstanden die door hem zijn geconstateerd op het moment dat hij bij de Belastingdienst werkte. Mijn voorganger Menno Snel, maar ook minister Hoekstra, heeft aangegeven dat hij het belangrijk vond dat deze misstanden zouden worden onderzocht. Mijn voorganger Menno Snel heeft ook aangegeven dat hij een aantal van die misstanden erkent. Dat onderzoek loopt. Een eerste tussenconclusie is getrokken — dat onderzoek is gedaan door het integriteitsbureau van het ministerie en loopt dus tussen de betrokken persoon, de klokkenluider en het ministerie — en er is geconcludeerd dat het noodzakelijk is om daadwerkelijk verder onderzoek te doen. Dat gaan wij ook doen. Dat is dus naast het onderzoek dat het Openbaar Ministerie zal doen in het geval van de ambtsmisdrijven waarvan wij aangifte hebben gedaan, althans van het vermoeden daartoe.

Mevrouw Leijten (SP):
Ik kan me best voorstellen hoor dat het voor de staatssecretaris heftig is om voor de eerste keer hier in de Kamer te staan met zo'n boodschap en zo'n besluit, maar dat is omdat het niet anders kan. Ik wil eigenlijk wel dat zij daarop ingaat. We willen een betrouwbare Belastingdienst, uiteraard. Maar ik wil ook transparantie. Ik wil ook krijgen wat we vragen, bijvoorbeeld die tussenrapportage. Daarin zitten gewoon adviezen aan de Belastingdienst en aan het ministerie over hoe verder onderzoek te doen. Waarom kan dat niet met ons gedeeld worden zodat wij mede kunnen beslissen? In dit dossier is namelijk nogal cruciaal geweest wat de Kamer heeft gedaan. De beweging is nooit vanzelf uit de Belastingdienst of het ministerie gekomen. Dus ik wil graag die stukken zien. We vragen bijvoorbeeld de risicoselectie en de selectieregels op. Maar nee hoor, die krijgen we niet.

Ik zit ook met de volgende vraag. Dit wordt een onderzoek naar wat er gebeurd is bij Toeslagen onder die groepsgewijze fraudeaanpak. Maar daarna? Daarna is er doorgeprocedeerd, bewust. Dat is toch hoogambtelijk besloten? Waarom wordt daar geen onderzoek naar gedaan?

Staatssecretaris Van Huffelen:
Van belang is dat in het geval van de klokkenluider een onderzoek wordt gedaan door het integriteitsbureau, door het ministerie van Financiën, in opdracht van de secretaris-generaal. Dat gaat over een medewerker en zijn werkgever, in dit geval de oud-werkgever van deze medewerker. Ik hecht eraan dat dat soort correspondentie en die onderzoeken tussen de medewerker en de betreffende werkgever, het ministerie, blijven, want het gaat over onderwerpen die deze persoon, deze oud-medewerker van ons, zelf aangaan. Natuurlijk is het zo dat, mocht het onderzoek — niet het tussenonderzoek, maar het definitieve onderzoek — tot resultaten leiden die ook van belang zijn voor de rest van het ministerie om verbeteringen toe te passen en die niet specifiek op de persoonlijke situatie van deze medewerker slaan, we die resultaten met u willen delen. Maar ik hecht er ook aan dat individuele situaties, individuele zaken van medewerkers en oud-medewerkers van het ministerie van Financiën en het ministerie zelf, tussen ons kunnen blijven, omdat die vertrouwelijk zijn in die verhouding. Maar nogmaals, wanneer er elementen uit komen die breder van belang zijn, dan doen we dat.

Dat staat los van de andere vraag die u stelde, over het thema van de risicoselectie. Ik heb aangeboden in de brief die ik u heb gestuurd — daar spreken we volgende week over in het notaoverleg — om u vertrouwelijk inzage te geven in de wijze waarop wij risicoselectie doen bij het ministerie, bij de Belastingdienst. Daar kunnen wij volgende week verder over praten.

Ik zou toch willen afsluiten met het feit dat die second opinion niet in de laatste plaats is gedaan op basis van het werk dat u heeft gedaan en dat uw Kamer heeft gevraagd. Dat onderzoek is gedaan en dat leidt nu tot die toch zeer, zeer heftige en zeer bijzondere conclusie die we vandaag hebben moeten trekken, namelijk dat het voor het ministerie van Financiën, voor mij en voor mijn collega staatssecretaris Vijlbrief, noodzakelijk is om aangifte te doen tegen onze eigen dienst. We vinden het van belang om dat te doen, omdat het voor de betrokken medewerkers en de organisatie, maar niet in de laatste plaats voor de ouders, van groot belang is dat de waarheid hier boven water komt.

De voorzitter:
Tot slot, mevrouw Leijten.

Mevrouw Leijten (SP):
Het is van groot belang dat de waarheid boven tafel komt, maar er is nog zoveel meer. Dit kan nooit een eindpunt zijn. Wat is er in die periode daarna gebeurd? Naar de Raad van State gaan met incomplete dossiers. Allemaal vragen die we nog steeds hebben. Het is doorgegaan binnen die dienst om zo hard op te treden. De ouders hebben tot in het najaar onder dat schrikbewind geleefd, dat pas gestopt werd toen de heer Omtzigt en ik uw voorganger dwongen om dat te stoppen. Die aangifte is heftig, dat begrijp ik goed, maar dit kan het niet zijn. Daarom heb ik al eerder gezegd dat ik ook echt van mening ben dat de Kamer hier aan zet is — ik heb gezien dat dit mijn laatste zin moet zijn — om met een parlementaire enquête de onderste steen boven te krijgen en deze beerput helemaal leeg te scheppen.

De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Leijten. Dan de heer Azarkan en de heer Snels aan deze kant.

De heer Azarkan (DENK):
Hè hè, al die jaren door deze Belastingdienst het leven kapotgemaakt, al die jaren gewoon discriminatie — ik zeg het keihard en ik heb het hier al vaak gezegd — al die jaren zijn deze mensen tekortgedaan. Ik heb er net een aantal gesproken en zij zeggen: hè hè, ik ben een beetje gerustgesteld. Onderzoek na onderzoek. Daar kwam niks uit. We hebben de Ombudsman gehad. We hebben de ADR. We hebben de commissie-Donner. Elke keer als er een commissie aan de slag ging, kwam er weer iets nieuws uit.

De voorzitter:
En de vraag is?

De heer Azarkan (DENK):
Het lijkt wel een dossier van wegkijken en ontkennen. Voorzitter, ik neem even de tijd.

De voorzitter:
Nee, dat kan niet. De vraag.

De heer Azarkan (DENK):
Voorzitter, de vraag is: kan deze staatssecretaris aan alle Nederlanders garanderen dat zij niet beoordeeld worden op de kleur van hun huid of op hun achternaam, maar dat zij gewoon op een normale manier, net als alle andere Nederlanders, het recht hebben om behandeld te worden zoals voor iedereen geldt?

Staatssecretaris Van Huffelen:
Ik ben het met de heer Azarkan zeer eens dat iedereen in dit land gelijk behandeld moet worden, en niet in de laatste plaats door de overheid. Het is van belang dat als er blijk zou zijn van vermoedens van discriminatie, die bij de aangifte die wij doen heel goed worden onderzocht en dat daar goed naar wordt gekeken, omdat dat moet worden uitgeroeid, met wortel en tak. Het moet in Nederland niet zo zijn dat mensen ongelijk behandeld worden in gelijke gevallen.

De voorzitter:
De heer Snels namens GroenLinks.

De heer Snels (GroenLinks):
Het is schokkend dat bewindslieden aangifte moeten doen tegen de Belastingdienst. Het is ook een klap in het gezicht voor alle betrokken ouders, en wel om twee redenen. Die redenen zijn dat er een redelijk vermoeden is dat er machtsmisbruik heeft plaatsgevonden, maar ook beroepsmatige discriminatie. Ik vind dat echt schokkend. De vraag is hoe het kan dat deze advocaat die een second opinion heeft gedaan in twee maanden tijd tot de conclusie is gekomen van een redelijk vermoeden van machtsmisbruik en van discriminatie, beroepshalve, terwijl het ministerie daar een jaar lang geen antwoord op heeft kunnen en willen geven.

Staatssecretaris Van Huffelen:
Ik ben het met de heer Snels eens dat dit niet alleen op de dienst maar ook op de betrokken ouders een grote impact heeft. En er is natuurlijk in de afgelopen tijd heel veel onderzoek gedaan naar de problemen rondom de kinderopvangtoeslag. Dit onderzoek komt natuurlijk vooral voort uit de vraag om een second opinion te doen op die documenten. Natuurlijk is er het onderzoek geweest van de commissie-Donner en het onderzoek van de ADR, de Auditdienst Rijk. Maar dit onderzoek is specifiek gericht geweest op het feit of er inderdaad een plicht zou zijn of een advies tot het doen van aangifte van misstanden, van knevelarij en van beroepsmatige discriminatie. En de conclusie van de heer Biemond is dat dat inderdaad zo is, en het moet dan ook gebeuren, en we hebben het dus ook gedaan; inmiddels hebben we die aangifte ook gedaan.

De voorzitter:
De heer Omtzigt, namens het CDA. En dan de heer Van Weyenberg.

De heer Omtzigt (CDA):
Dank aan de regering dat zij deze stap wel ondernomen heeft, want ik weet hoe moeilijk het is. En we hebben hier inderdaad meer dan een jaar op aangedrongen, maar uiteindelijk ligt er een aangifte van de regering tegen de eigen dienst, en dus tegen de eigen ambtenaren, voor het handelen. Dat zegt heel veel over de rechtsstatelijkheid van de Belastingdienst. En daar ligt een zware taak voor deze staatssecretarissen om dat te gaan herstellen. Maar dit onderzoek gaat alleen over 2013-2017. Dat is zo belangrijk omdat vanaf 2017 de Nationale ombudsman zei "het gaat mis", en omdat wij dat hier zeiden, en omdat die interne stukken zeiden "het klopt niet". Kunnen wij op korte termijn horen of er ook tussen 2017 en 2020 omissies waren? Want als er in 2017 naar de Ombudsman geluisterd was, dan was het rechtgezet in 2018 en 2019. Er is dus drie jaar te lang gewacht, met ongelofelijk veel pijn, wat mevrouw Leijten beschreven heeft, en ook dat kan een ambtsverzuim zijn.

Staatssecretaris Van Huffelen:
Wij doen de aangifte op basis van het advies dat we hebben gekregen, en dat is gemaakt op basis van het bestuderen van een aantal documenten. Het is natuurlijk aan het Openbaar Ministerie om te bepalen hoe zij het onderzoek gaan vormgeven. Maar wat ik wel heel erg belangrijk vind, is dat we hier toch op een cruciaal punt staan in dit hele dossier. Niet alleen is in de afgelopen tijd naar boven gekomen dat ouders enorm gedupeerd zijn, en dat we hen moeten compenseren, maar nu ook dat er wellicht grotere fouten zijn gemaakt, ook binnen de dienst. En het is voor mij van belang dat dat goed boven water komt, dat we dat uitzoeken. Maar we zullen in de komende tijd nog veel met elkaar spreken, aan de ene kant over het werk dat we aan het doen zijn om de gedupeerde ouders zo snel mogelijk te herstellen, om hun recht te doen, om hun weer vertrouwen te geven in de dienst. Maar natuurlijk blijven we ook terugkijken naar wat er gebeurd is, en hoe dat zo heeft kunnen ontstaan, niet alleen maar door het werk van de Belastingdienst, maar ook door de regelgeving die er was, ook door de sfeer en de maatschappelijke druk die er is geweest. Dat gaan we in combinatie met elkaar ook daadwerkelijk doen.

De heer Van Weyenberg (D66):
Ik werk mijn hele leven bij de overheid, en ik moet bekennen dat ik niet had gedacht dat ik nog op een dag zou moeten praten over aangifte, over knevelarij en beroepsmatige discriminatie door medewerkers van onze overheid. Ik vind dit een gitzwarte dag voor het vertrouwen in onze overheidsorganisaties. Dat er aangifte wordt gedaan, lijkt mij nu de enige te begane route. En ik denk dat het voor heel veel ouders ook belangrijk is dat daar recht wordt gedaan, net zo goed als dat zij financieel worden gecompenseerd.

Mijn vraag is de volgende. Wij wachten nu al heel lang op het rapport van de Autoriteit Persoonsgegevens over of er sprake is geweest van etnisch profileren. Kunnen we nu echt zorgen dat dat snel komt? En ik weet dat het Openbaar Ministerie over zijn eigen werkwijze gaat, maar ik hoop dat de staatssecretaris er alles aan wil doen, en ik hoop ook het Openbaar Ministerie, dat hier wel maximaal tempo wordt gemaakt en maximaal wordt meegewerkt door de dienst en door het ministerie van Financiën, zodat dit zo snel mogelijk duidelijk wordt.

Staatssecretaris Van Huffelen:
Ik ben het zeer eens met de heer Van Weyenberg dat het van belang is dat het onderzoek zo snel mogelijk wordt gedaan; dan heb ik het over het onderzoek van het Openbaar Ministerie. Natuurlijk zal dat zorgvuldig moeten gebeuren, maar de helderheid daarover voor de mensen binnen de Belastingdienst, maar zeker voor de ouders, is natuurlijk van groot belang. Zoals u aangaf, wordt er inderdaad ook onderzoek gedaan door de Autoriteit Persoonsgegevens. Ik hoop dat dat onderzoek er zo snel mogelijk is, en ik hoop ook wel dat we dat op niet al te lange termijn met elkaar kunnen delen en daarover kunnen spreken. Maar helaas is er nog geen datum bekend waarop dat onderzoek beschikbaar komt.

De voorzitter:
Tweede, aanvullende vraag.

De heer Van Weyenberg (D66):
Over individuele ambtenaren praten wij in dit huis niet. Dat is de verantwoordelijkheid van de staatssecretaris. Deze aangifte ligt er nu. Ik lees dat er ook passende maatregelen zijn genomen in de organisatie. Ik vertrouw daarin op het handelen van de beide staatssecretarissen. Maar ik ga ervan uit dat er, als het onderzoek er ligt van de Autoriteit Persoonsgegevens, weer zal worden gekeken of dat mogelijk aanleiding geeft tot extra aangiftes. Ik hoop van niet. Dat zou wederom heel triest zijn, maar als dat blijkt, moet ook dat niet worden geschuwd.

De heer Van Otterloo (50PLUS):
Voorzitter ...

De voorzitter:
U moet wel op het voetpedaal drukken, anders hoort niemand u.

De heer Van Otterloo (50PLUS):
In de debatten die ik de laatste negen maanden mee heb mogen voeren, is het woord "cultuur" heel vaak gevallen. We praten nu over een aangifte, maar die aangifte past binnen een cultuur, past binnen een hele lange reeks. Want er zijn gevallen bekend van problemen met de Belastingdienst die al gestart zijn in 2005. Dus de vraag is wat nu naast deze aangifte wordt gedaan met die cultuur van knevelarij. Dat is een woord dat ik heel lang niet heb gehoord, maar dat geeft, denk ik, aan hoe zwaar het verwijt is dat nu wordt gemaakt. Maar het gaat erom dat die vorm van knevelarij, denken dat je als Belastingdienst boven de wet staat, wordt aangepakt.

De voorzitter:
Wat is de vraag, meneer Van Otterloo?

De heer Van Otterloo (50PLUS):
Ik heb aan de staatssecretaris gevraagd hoe zij die cultuur, het woord dat veel gevallen is, gaat aanpakken, naast de aangiftes die zijn gedaan.

Staatssecretaris Van Huffelen:
Wat natuurlijk ongelofelijk van belang is, niet alleen bij de Dienst Toeslagen maar bij de totale Belastingdienst, is dat er een cultuur en een sfeer zijn waarin mensen dingen open met elkaar kunnen bespreken, waarin dingen worden gedeeld en waarin rechtsstatelijkheid — het woord werd net al genoemd — centraal staat. Want alleen dan kun je een betrouwbare dienst zijn, waar mensen met trots werken en die alle Nederlanders het vertrouwen biedt dat er goed wordt omgegaan met alles wat er bij die dienst gebeurt. De stappen die wij, staatssecretaris Vijlbrief en ik, gaan zetten, zijn daar ook op gericht. We willen niet alleen werken aan het verbeteren van de organisatie — denk bijvoorbeeld aan de IT-systemen, zorgen dat de monitoring beter werkt en de gegevens — maar willen er zeker ook aan werken dat er zo'n cultuur gaat ontstaan bij deze dienst. Dat zal hard werken worden, want het feit dat we vandaag aangifte gedaan hebben, is natuurlijk ook voor de dienst een heel heftige en impactvolle gebeurtenis.

De voorzitter:
Mevrouw Lodders namens de VVD. O, een tweede, aanvullende vraag.

De heer Van Otterloo (50PLUS):
Ik had gevraagd hoe het zit met de cultuur. In de afgelopen maanden hebben we debatten gehad waarin werd besproken dat er onderzoeken zijn ingesteld en dat er externe partijen bij zouden worden gehaald om te kijken naar de cultuurverandering. We hebben heel veel tijd besteed aan de vergezichten van de cultuurverandering, maar ik wil graag weten hoe dit nu verbonden wordt met deze aangifte.

Staatssecretaris Van Huffelen:
We hebben inderdaad onderzoek laten doen. Dat komt binnenkort naar uw Kamer toe. Er is inderdaad eerder gevraagd om te onderzoeken hoe het ervoor staat met de cultuur bij de Belastingdienst. Ik ga ervan uit dat we dit onderzoek binnen enkele dagen met u kunnen delen.

Mevrouw Lodders (VVD):
Ik denk dat we het helemaal met elkaar eens zijn dat dit echt een heel heftige dag is, dat er aangifte wordt gedaan tegen een eigen dienst. Dat is echt heel erg heftig, zeker voor de ouders en al die mensen die al maanden, jaren, betrokken zijn bij deze zaak. Daar gaat mijn vraag over. De heer Snels vroeg zojuist, en de heer Omtzigt eigenlijk ook, hoe het kan dat de heer Biemond dit in twee maanden tijd boven water heeft gekregen, terwijl we hier al jaren — de collega's Leijten en Omtzigt voorop, mag ik wel stellen — proberen om die informatie boven tafel te krijgen. Nu komt na twee maanden dit advies. Maar de vraag is wat er is gedaan in de periode van 2017 tot nu. Dat is denk ik de allerbelangrijkste vraag. Neem daarbij de zwarte lijst, waarin nog niet actief gemeld wordt bij de Autoriteit Persoonsgegevens dat er iets grondig mis is in de organisatie. Wat gaan we er op korte termijn aan doen om het vertrouwen van al die mensen een klein beetje terug te winnen?

De voorzitter:
Mevrouw Lodders, het is een vragenuur, geen debat, dus de vragen moeten echt kort zijn. U bent niet de enige, hoor. Iedereen maakt zich er schuldig aan. Waarschijnlijk komt het doordat jullie heel lang niks mochten zeggen.

Mevrouw Lodders (VVD):
Zeker, voorzitter, maar het is ook wel een hele heftige casus.

De voorzitter:
Ja, het is hartstikke belangrijk. Dat weet ik, meneer Omtzigt. De staatssecretaris.

Staatssecretaris Van Huffelen:
Mevrouw Lodders weet ook dat er ongelofelijk veel onderzoek gedaan is in de afgelopen periode, nadat deze hele affaire met de kinderopvangtoeslag naar boven is gekomen. Er is onderzoek gedaan door de commissie-Donner, in twee rondes. Er is onderzoek gedaan door de ADR en door anderen. Van belang is natuurlijk dat dit onderzoek nu tot deze conclusie leidt en vooral dat we daar dan ook mee aan het werk gaan om de ouders, die gedupeerd zijn, duidelijk te maken dat zij geen fraudeurs waren, dat zij niet gek waren en dat er daadwerkelijk dingen zijn gebeurd die niet kloppen. Dit laat opnieuw zien dat dat vermoeden van misdrijven onderzocht wordt. Dat is heftig en ik ga er hard aan werken om dat voor elkaar te krijgen. Ik hoop dat ook samen met u te doen, want er is een grote verantwoordelijkheid voor ons allemaal om dit goed te regelen.

Dat laat onverlet dat er inderdaad de komende tijd ook heel veel werk te doen is in het verbeteren van de organisatie om ervoor te zorgen dat dit soort dingen niet meer kunnen gebeuren. Ook daar moeten we mee aan de slag. Volgende week hebben we een uitgebreid debat over de toeslagen, over wat er gebeurd is in de afgelopen jaren en over datgene wat we aan het doen zijn en ook in de komende tijd willen doen om de ouders recht te doen en om het vertrouwen in de Belastingdienst te herstellen. Ik stel voor dat we hier dan ook wat uitgebreider met elkaar over van gedachten wisselen.

De voorzitter:
Goed voorstel.

De heer Snels (GroenLinks):
Ik ga nog even door op de vraag die de heer Omtzigt stelde. Het advies van de heer Biemond gaat over een beperkt aantal openbare bronnen, vooral ook uit het rapport van de commissie-Donner, en over een beperkte periode. We weten uit dit dossier dat we iedere keer weer opnieuw informatie krijgen en dat ook al die onderzoekscommissies niet alle informatie hadden. Nu viel het mij op dat in de aangiftebrief het advies van de heer Biemond als uitgangspunt is genomen. Dat betekent een beperkt aantal feiten en een beperkte periode. Ik mag er toch van uitgaan dat het Openbaar Ministerie alle ruimte krijgt om onderzoek te doen naar meerdere feiten en meerdere strafbare feiten, als die gepleegd zijn, en daar ook alle medewerking van het ministerie bij krijgt?

Staatssecretaris Van Huffelen:
Uiteraard zullen wij aan het Openbaar Ministerie alle medewerking geven om het onderzoek goed en efficiënt te doen en om de ruimte te nemen die zij zelf nodig hebben om het onderzoek te doen. Het is heel erg belangrijk dat in de komende periode boven water komt wat er nou precies gebeurd is en of er inderdaad sprake is van die misdrijven. Dat moet helderheid bieden voor de betrokken en gedupeerde ouders en zeker ook voor de dienst zelf. Wij zullen er echt ons uiterste, uiterste best voor doen om ervoor te zorgen dat het Openbaar Ministerie alle ruimte krijgt en alle toegang krijgt tot dossiers, tot mensen, tot medewerkers, tot datgene wat ze nodig hebben om dit goed te onderzoeken. Ik ben het met u eens dat het belangrijk is dat dat boven water komt.

Mevrouw Leijten (SP):
De aangifte tegen de Belastingdienst gaat over het groepsgewijs aanpakken van ouders en het wegzetten van die ouders als fraudeur. Dit beleid was geaccordeerd in de ministerraad. Hoe ziet de regering haar eigen rol als straks de Belastingdienst veroordeeld wordt?

Staatssecretaris Van Huffelen:
Ik vind het heel lastig om daarop in te gaan. Vanochtend kreeg ik het definitieve rapport. We hebben aangifte gedaan en een brief gemaakt om u te informeren. We zullen zien wat daar de gevolgen van zijn en hoe dit consequenties heeft. Daar komen we natuurlijk op terug. Het is helder dat wanneer het Openbaar Ministerie het onderzoek doet, zij ook bepalen wat daar dan vervolgens mee gebeurt en of er daadwerkelijk mensen zullen worden vervolgd enzovoorts.

Mevrouw Van Kooten-Arissen (GKVK):
Mensen zijn jarenlang weggezet als fraudeur. Hun levens zijn verruïneerd. Ze hebben heel veel verdriet meegemaakt en nog steeds gaan zij echt door een hel. Er komen steeds meer lijken uit de kast. Al eerder was er een extern onderzoek aangekondigd naar de meldingen van een van de klokkenluiders, Pierre Niessen, maar ik zou er eigenlijk zeker van willen zijn dat al die andere meldingen die gedaan zijn over diezelfde topambtenaren, die niet meegenomen zouden worden in dat externe onderzoek, nu wel meegenomen worden in het onderzoek. Dat is toch wel het minste dat we die ouders kunnen bieden, namelijk dat degenen die dit op hun geweten hebben, worden gestraft.

Staatssecretaris Van Huffelen:
Misschien moeten we even twee dingen uit elkaar houden. Bij de aangifte en het onderzoek dat het Openbaar Ministerie gaat doen, kiezen zij natuurlijk datgene wat zij willen onderzoeken. Zoals ik net al zei, hebben zij toegang tot alle informatie en alle personen die zij nodig hebben en willen spreken en zullen wij hun die toegang ook geven. Bij de klokkenluider gaat het specifiek over het feit dat we nu in een fase zijn — ik heb daar de conclusies van gelezen — dat het bureau integriteit van het ministerie tot de conclusie is gekomen dat het van belang is om dat onderzoek verder te vervolgen. Dat zullen we ook zeker doen. Daar zullen we naar kijken om te zorgen dat helder wordt wat er precies gebeurd is, niet alleen maar wat er inhoudelijk gebeurd is, maar ook hoe deze persoon specifiek behandeld is. Feit is dat hij jaren- en jarenlang heeft geprobeerd klachten te melden, maar dat daar lang niets mee is gedaan, zoals hij ook zelf schrijft in zijn brief. We zullen beide dingen doen. We gaan natuurlijk zorgen dat we meewerken met het Openbaar Ministerie op basis van de aangifte die wij gedaan hebben en zorgen dat er helderheid komt voor de gedupeerde ouders, maar we zullen zeker ook het onderzoek vervolgen dat op basis van de melding van de klokkenluider aan de orde is.

De voorzitter:
Uw tweede vraag? Of was er een vraag blijven liggen?

Mevrouw Van Kooten-Arissen (GKVK):
Ik geloof dat ik officieel maar één vraag heb. Maar een verduidelijkende ...

De voorzitter:
O, dat is waar ook. Nee, het is goed! Ik ken jullie wel. Nee, het is goed.

Mevrouw Van Kooten-Arissen (GKVK):
Voorzitter, mijn vraag was dat alle andere meldingen ook worden meegenomen ...

De voorzitter:
Nee, nee, nee, nee! Nee, mevrouw Van Kooten-Arissen. Mevrouw Kuiken namens de PvdA.

Mevrouw Kuiken (PvdA):
Onze woordvoerder, Henk Nijboer, zit nu in een ander debat. Toch vonden we het heel belangrijk om hier vandaag even aandacht aan te besteden, want het is een zoveelste bom onder dit verschrikkelijke dossier voor de mensen. Daar gaat mijn vraag ook precies over. Mijn collega's hebben heel relevante vragen gesteld. Onze zorg zit nu een beetje bij het volgende. We horen berichten dat de afwikkeling van de toeslagenaffaire voor mensen zelf al vertraging oploopt. De discussie die nu ontstaat en de onderzoeken die nu gedaan worden, kunnen er wellicht voor zorgen dat mensen hun werk niet meer kunnen doen en dat heel veel energie daarnaartoe gaat. Dat zou rampzalig zijn voor de mensen die nu op een antwoord wachten en op een oplossing voor hun eigen dossier. Ik zou dan ook graag de toezegging willen hebben dat dat er niet onder gaat lijden. Kunt u dat bevestigen, zo vraag ik via u, voorzitter.

Staatssecretaris Van Huffelen:
Dat is natuurlijk een ingewikkelde zaak, want ik ben ervan overtuigd dat dit veel impact zal hebben op de medewerkers die betrokken zijn bij het afhandelen van deze kwestie. Maar ik ben ervan overtuigd dat velen van hen die heel graag willen zorgen dat ouders zo snel mogelijk geholpen worden, dat ook zullen blijven doen. Ik zal er natuurlijk op toezien dat dat gebeurt, want ik vind het belangrijk dat de ouders zo snel mogelijk recht wordt gedaan. Overigens is er geen vertraging opgetreden ten opzichte van wat ik heb aangegeven toen we de kabinetsreactie maakten op het rapport van Donner. We zijn nog steeds precies op het pad dat we willen inzetten om de ouders daadwerkelijk te compenseren. Dat betekent niet dat we heel snel kunnen werken, want het is heel zorgvuldig werk. Het gaat over veel ouders. Het gaat over 500 miljoen euro. Het gaat over in totaal vijftien jaar beleid dat we moeten proberen terug te draaien, als dat aan de orde is. Daarvoor hebben we echt tijd nodig. Ik kan niet ontkennen dat dit impact heeft op onze dienst, maar u mag erop vertrouwen dat ik mijn best zal doen om te zorgen dat het tempo bij het herstel van het vertrouwen en het herstel van wat er is gebeurd hoog blijft.

De voorzitter:
Dank u wel.


Vragen Emiel van Dijk

Vragen van het lid Emiel van Dijk aan de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over de toename van criminaliteit onder asielzoekers.

De voorzitter:
Dan geef ik nu het woord aan de heer Emiel van Dijk namens de PVV voor zijn vraag over de toename van criminaliteit onder asielzoekers. De vraag is gericht aan de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.

De heer Emiel van Dijk (PVV):
Dank u wel, voorzitter. De criminaliteit onder asielzoekers rijst de pan uit: bijna 5.000 misdrijven in 2019. "Het is wachten tot het echt een keer fout gaat", aldus een anonieme COA-medewerker die vanwege het door het COA gevoerde schrikbewind niet met de pers mocht praten over asielcriminaliteit. Dit gebeurt allemaal onder het voorzitterschap en onder de verantwoordelijkheid van een VVD-staatssecretaris, u weet wel, die zogenaamde partij van law and order. Deze staatssecretaris gaf na haar aantreden, ongeveer een jaar geleden, aan dat zij de overlastgevers keihard ging aanpakken. Maar wat heeft de staatssecretaris het afgelopen jaar nu helemaal gedaan? Ik kan het makkelijk voor u samenvatten, voorzitter: helemaal niets, niks, nakkes, nada. Veel verder dan een top 100-lijst van de grootste overlastgevers, het omdopen van raamambtenaren tot ketenmariniers en het blijven bieden van gratis opvang is zij helaas niet gekomen. Sterker nog, onder verantwoordelijkheid van deze staatssecretaris is de criminaliteit onder asielzoekers enkel toegenomen. Meer diefstallen, meer mishandelingen en meer levensmisdrijven.

En de oplossing is zo simpel, voorzitter. Overlast gevende asielzoekers moet je niet op een lijst zetten maar terug op het vliegtuig naar het land van herkomst, dus niet hier op kosten van de Nederlandse belastingbetaler blijven vertroetelen in asielopvang. Die moet je op water en brood de bak in gooien, net zolang totdat ze uit wanhoop zelf een ticket terug naar huis kopen of dat ze door de Dienst Terugkeer & Vertrek worden uitgezet.

De PVV komt al jaren met oplossingen voor de aanpak van dit asieltuig, maar de staatssecretaris weigert te luisteren. De PVV heeft dan ook één simpele vraag aan de staatssecretaris. Wanneer gaat zij eindelijk eens haar gezonde boerenverstand gebruiken en de grenzen sluiten voor asielzoekers, al het gespuis vastzetten en vervolgens ook daadwerkelijk criminelen en overlastgevers het land uitknikkeren? Eén vraag: wanneer?

De voorzitter:
Dan geef ik nu het woord aan de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.

Staatssecretaris Broekers-Knol:
Voorzitter, dank. Ik ben het met de heer Emiel van Dijk eens dat het uiterst zorgelijk is dat de cijfers over overlast er niet minder op geworden zijn in 2019. Overlast in alle vormen is onacceptabel. We hadden inderdaad al signalen gekregen van burgemeesters en commissarissen van de Koning dat zij kampen met overlast in de omgeving. Om die reden heb ik vanaf het moment van mijn aantreden maatregelen genomen, waarvan we hopelijk, als het meezit, de vruchten gaan plukken. En daar zet ik op in. Er zijn drie ketenmariniers aangesteld en die zorgen ervoor dat ieder incident en iedere mate van overlast snel wordt aangepakt. Ook zorgen ze ervoor dat er veel aangiftes worden gedaan door degenen die te maken hebben met incidenten, winkeldiefstal en andere onaangename zaken. De ketenmariniers hebben ook een Top X-lijst. Op die Top X-lijst staan de 300 meest hinderlijke raddraaiers. Die worden echt op de huid gezeten door de ketenmariniers. Ik heb bovendien een htl in Hoogeveen geopend afgelopen februari, een handhaving- en toezichtlocatie. Daar heerst een heel streng regime voor de grootste overlastgevers. In gemeenten hebben burgemeesters en gemeentebesturen gebiedsverboden gemaakt. Daar geeft het COA lik op stuk. Daar wordt geen leefgeld verstrekt. Overplaatsing vindt plaats of er wordt een meldplicht opgelegd, buiten coronatijd.

Ik doe ook nog wat extra. Er komt nog een vierde ketenmarinier, omdat we zien dat de activiteiten van de ketenmariniers enorm veel succes hebben. Er komt een toolbox met maatregelen die aan gemeentes ter beschikking wordt gesteld en waaruit ze kunnen putten om te zorgen dat de overlast verminderd wordt. Ook wordt per jaar een bedrag van 1 miljoen euro ter beschikking gesteld aan de ketenmariniers om gemeentes te ondersteunen als ze vragen hebben, om maatregelen te nemen om overlast en incidenten te verminderen.

De specifieke vraag van de heer Emiel van Dijk is: wanneer ga ik de grenzen sluiten en wanneer ga ik de overlastgevers vastzetten? We leven in Europa en in Europa hebben we het vrij verkeer van personen en goederen, en ook van kapitaal. Grenzen sluiten hebben sommige landen onlangs gedaan — Nederland niet — in het kader van het coronavirus, COVID-19. U heeft zelf gezien dat dat economisch gezien ongelofelijk veel problemen oplevert, want de open grenzen die we in Europa hebben, zijn een groot goed waarvan wij allen profiteren.

Wanneer ga ik de mensen vastzetten die die overlast plegen? Als er sprake is van strafrechtelijke incidenten, dan zijn de politie en het Openbaar Ministerie aan zet. Dan wordt er hard aan gewerkt om te zorgen dat er aangifte wordt gedaan waar er overlast gepleegd wordt, en dat dit inderdaad in de handen van de politie en het Openbaar Ministerie komt. Dan kan het zijn dat iemand na een veroordeling wordt vastgezet. Dat is de weg voor crimineel handelen, maar zomaar overlastgevers vastzetten ... U moet goed opletten: in het incidentenoverzicht dat wij verstrekt hebben, zit ook het overtreden van de huisregels van het COA. Daarvoor kan ik iemand niet in de gevangenis zetten.

De heer Emiel van Dijk (PVV):
We hebben het hier over misdrijven, niet over het overtreden van de huisregels. Het ging het afgelopen jaar om 5.000 gevallen, misdrijven. Het klinkt verder allemaal leuk en aardig, maar het is weer duidelijk dat de staatssecretaris weigert om actie te ondernemen en dat ze haar pootjes weer laat hangen naar die vermaledijde EU-regelgeving die altijd roet in het eten schijnt te gooien. Anders zou de staatssecretaris het namelijk allemaal wél heel goed doen. Het is wel frappant dat de afgelopen weken kosten noch moeite werden gespaard om Marokkanen met het vliegtuig vanuit Marokko naar Nederland te halen, terwijl het, als ik u mag geloven, voor u onmogelijk is om overlast gevende Marokkanen die hier rotzooi trappen — meer dan 50% volgens uw rapportage — op het vliegtuig terug te zetten. Hoe kan dat nou?

Dus wie gelooft de VVD nog, voorzitter? Ze beloven continu dingen die ze niet waarmaken en zeggen continu dingen die ze niet menen. De staatssecretaris houdt mensen voor de gek. Ik zou eigenlijk één ding willen vragen: kunt u deze verantwoordelijkheid wel aan? Het lijkt er namelijk niet op. U faalt, keer op keer. Als blijkt dat u het niet kan, is het dan misschien niet tijd dat u het stokje overdraagt aan iemand anders die het wel kan?

Staatssecretaris Broekers-Knol:
De heer Emiel van Dijk schetst het beeld van de Marokkanen die niet naar Nederland kunnen. Dat zijn Nederlanders die ook toevallig nog een Marokkaans paspoort hebben. Dat is een complex geval, en daar is de minister van Buitenlandse Zaken druk mee bezig.

Hoezo kan ik mensen niet naar Marokko krijgen, is de vraag van de heer Emiel van Dijk. Ook daarop zeg ik dat de relatie met Marokko complex is, zoals recent maar weer eens gebleken is. Er wordt vanuit het kabinet hard gewerkt om ervoor te zorgen dat we maatregelen kunnen treffen.

De basis van de vraag van de heer Emiel van Dijk, waar het uiteindelijk om draait, is: "U faalt. Waarom stapt u niet op? Kan niet beter iemand anders dit doen?" Ik moet u zeggen dat ik me met veel inzet aan deze taak heb gewijd en nog wijd, maar dat het lastig is om in drie, zes maanden tijd te kunnen zeggen: nu heb ik het opgelost. Maar hopelijk gaan we de vruchten plukken van de maatregelen die we nemen en de manier waarop we bezig zijn met de aanpak van de overlast. Ik zet in op het gaan plukken van die vruchten. We leven in een rechtsstaat. Dat betekent dus dat we niet zomaar kunnen zeggen, terwijl daarvoor geen regels zijn: o, ik zet Pietje vast of ik zet Klaasje vast. Ik zei al: we zijn hard bezig om met de ketenmariniers, met de Top X-lijst, met de htl, met de gebiedsverboden, met het lik-op-stukbeleid, ervoor te zorgen dat we die overlast, die inderdaad onacceptabel is, kunnen indammen. We zijn hard bezig om die 300 raddraaiers zo veel mogelijk lik op stuk te kunnen geven. Dat is waar ik mee bezig ben en daar blijf ik me voor inzetten.

De heer Emiel van Dijk (PVV):
Met "hopelijk" en "misschien in de toekomst vruchten kunnen plukken van beleid" kunnen we natuurlijk helemaal niks. Dat beleid zet nu al helemaal geen zoden aan de dijk. Ik kan er met mijn hoofd niet bij. U doet niets en geeft mensen vrij spel. Ze mogen hier allemaal naartoe komen, rotzooi trappen, roven, diefstal plegen, verkrachten en noem het maar op. En wat zegt u? U zegt: ik zet ze op een top 300-lijst. Nou, gefeliciteerd; daar zullen ze van schrikken. U moet ze het land uitknikkeren. Dat is het enige wat gaat werken. Er is niemand gebaat bij "hopen op een goede afloop".

De voorzitter:
Dank u wel. Ik ga eerst naar meneer Bisschop.

Staatssecretaris Broekers-Knol:
Mag ik een heel korte reactie geven op het laatste wat de heer Van Dijk zei, voorzitter?

De voorzitter:
Ja, natuurlijk. Gaat uw gang.

Staatssecretaris Broekers-Knol:
De heer Van Dijk zegt: ze mogen hier komen, ze mogen roven, ze mogen dit en ze mogen dat. Dat is niet het geval. Wij zijn er heel strikt op dat dat juist niet mag. Het is niet zo dat wij de deur openzetten en zeggen: kom maar fijn roven. Dat wilde ik toch wel even zeggen.

De voorzitter:
Eerst krijgt de heer Bisschop namens de SGP het woord. Daarna volgt mevrouw Van Toorenburg en dan de heer Hiddema.

De heer Bisschop (SGP):
Ik moet toch aangeven dat de heer Emiel van Dijk in mijn ogen wel een punt heeft, al is het niet zo dat ik de teksten die hij formuleert tot de mijne maak. Ik vermoed dat, als hij de kans had, hij zelfs een motie van wantrouwen bij het vragenuur zou indienen. Dat kan gelukkig protocollair niet. Maar als ik de beantwoording van de staatssecretaris hoor, krijg ik toch een beetje de indruk dat het probleem onderschat wordt. Er wordt trots gemeld dat er drie ketenmariniers zijn die 300 mensen op de huid zitten, en dat is dan alleen nog maar de top. Dat kan dus niet. Je kunt niet met drie ketenmariniers 300 boefjes op de huid zitten. En dan hebben ze ook nog eens een keer 1 miljoen beschikbaar gekregen om gemeenten te ondersteunen. Mijn vraag is kort en goed: wat heeft de staatssecretaris nog meer nodig om effectief deze ellende aan te pakken en deze boefjes gewoon op hun plaats te zetten?

Staatssecretaris Broekers-Knol:
Het probleem wordt zeker niet onderschat, want elk incident is er een te veel en is echt verschrikkelijk. En voor degenen die die incidenten ondergaan, is het helemaal verschrikkelijk. De heer Bisschop heeft het over drie ketenmariniers. We hebben inmiddels besloten dat er een vierde ketenmarinier komt. Ik zie de heer Bisschop nu zijn handen in de lucht steken: wat zet het voor zoden aan de dijk? Ik kan u verzekeren dat de inzet van die ketenmariniers, de toolbox met maatregelen en de manier waarop het wordt aangepakt zoden aan de dijk zetten. Juist door die inzet wordt er samengewerkt tussen politie, Openbaar Ministerie, gemeenten, COA en IND om die overlast in te perken. Van die samenwerking hebben we al resultaten gezien in Harderwijk, in Boxmeer, in Grave. We zien die resultaten door samenwerking, door het samen aan te pakken en er ook voor te zorgen dat waar er overlast is en er zich incidenten voordoen, er aangifte wordt gedaan, het gemeld wordt. Dat werkt! Daar wordt keihard op ingezet. De vruchten kunnen wij daar langzamerhand echt van gaan plukken. Maar dat is gewoon iets wat tijd kost, en daarvoor is ook de inzet nodig van alle partijen die daarbij betrokken zijn. Die inzet is tot stand gekomen mede dankzij de inzet van de ketenmariniers, maar ook van de politie, het Openbaar Ministerie en gemeenten. Dat is bij sommige gemeenten tot stand gekomen en het wordt hoe langer hoe meer uitgerold. Dat betekent dat het werkt.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Het is eigenlijk voor de gemiddelde Nederlander niet te begrijpen wat we aan het doen zijn. Ik snap wel het dilemma waar de staatssecretaris in zit, want je kunt niet alles zomaar in één klap oplossen, ook al zou je dat graag willen. Toch zijn er misschien dingen die we wel kunnen doen. We hebben er eerder voor gepleit om ze sneller bij elkaar te zetten. Deze gasten zijn kansloos. Zij krijgen helemaal geen asiel in Nederland. Dus wanneer gaan we ze nu sneller bij elkaar zetten, in een hele sobere voorziening? En wat zijn we op dit moment aan het doen om de druk op te voeren op landen, om ervoor te zorgen dat die landen er belang bij hebben om ze terug te nemen? Ik weet dat daar overleg over is tussen de verschillende departementen, maar ik zou eigenlijk wel graag willen dat het effect daarvan zichtbaar wordt.

Staatssecretaris Broekers-Knol:
Ik geef mevrouw Van Toorenburg groot gelijk. Er moet druk op die landen. Daar wordt door mij samen met de minister van Buitenlandse Zaken, minister Blok, en de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking aan gewerkt. Daar zijn we druk mee bezig.

De voorzitter:
De heer Hiddema. U moet de andere microfoon gebruiken, want die is wel schoongemaakt.

De heer Hiddema (FvD):
Daar staan we weer. Dezelfde misère met de veiligelanders. Het houdt niet op. En het debat kent een voorspelbare cadans. Alarmerende cijfers, het gaat van kwaad tot erger. De staatssecretaris, krachteloos, vlucht in verbale krachtpatserij, werkt keihard. En van de ketenmariniers, maar liefst vier, daar zullen ze van leren. We hadden er één, en het is alleen maar erger geworden. Van die ene werd door uw voorganger veel heil en zegen verwacht. Nooit meer wat van die man gehoord. Wat we nu te zien krijgen, zijn zeer alarmerende berichten, zodat de mensen in het COA er gek van worden en u simpel gezegd aankijken met de vraag: wat gaat u nou doen? We zijn vandaag geen steek wijzer geworden. Het zijn alarmerende berichten. Dat zult u toch met mij eens zijn?

De voorzitter:
De staatssecretaris.

De heer Hiddema (FvD):
En er is nu een overzicht. De vraag komt zo. Nou hoop ik maar ...

De voorzitter:
Nou, meneer Hiddema, de vraag.

De heer Hiddema (FvD):
Nou hoop ik maar dat de verontruste staatssecretaris haar verontrusting kenbaar heeft gemaakt aan bijvoorbeeld de Marokkaanse ambassadeur. Als die tenminste wel haar post opent. Dat is ook nog maar zeer de vraag.

De voorzitter:
De staatssecretaris.

De heer Hiddema (FvD):
Maar mijn vraag is deze. Nee, ik heb de hoop uitgesproken. Ik heb nu een vraag.

De voorzitter:
O, nou.

De heer Hiddema (FvD):
We zitten met 4.224 dagvaardingen. Dat zijn dus geen overtredingen van de huisregels, dat zijn dagvaardingen. Dat zijn dus verdachten die stuk voor stuk zijn aan te merken als recidivisten. Die zijn hier veilig en met één doel: grijpen wat je grijpen kunt.

De voorzitter:
Meneer Hiddema.

De heer Hiddema (FvD):
Nu wil wel eens weten, mevrouw de voorzitter, ...

De voorzitter:
Nee, meneer Hiddema.

De heer Hiddema (FvD):
Hoe vaak is er voorlopige hechtenis gevorderd in die zaken?

De voorzitter:
Dat had u ook meteen kunnen vragen, zonder een hele lange inleiding!

De heer Hiddema (FvD):
Omdat ik de staatssecretaris enthousiasmeer in de richting van een eerlijk antwoord en zij begrip krijgt voor mijn zorgen.

De voorzitter:
Het woord is aan de staatssecretaris.

Staatssecretaris Broekers-Knol:
De zorgen van de heer Hiddema deel ik, net zo goed als dat ik de zorgen van de andere Kamerleden deel. Dat heb ik ook tegen de heer Emiel van Dijk, de heer Bisschop en mevrouw Van Toorenburg gezegd. De cijfers in dit incidentenoverzicht zijn inderdaad zorgelijk en die overlast in alle vormen is onacceptabel. Het zijn inderdaad alarmerende berichten. Daar geef ik de heer Hiddema gelijk in. Maar tegelijkertijd moeten wij het volgende zien. Het liefste zou je hebben, en dat is ook wat de heer Emiel van Dijk naar voren heeft gebracht: doe de grenzen dicht, laat ze hier niet binnen. Maar we hebben een asielsysteem en dat betekent dat ... Wij zijn een rechtsstaat: iemand die hier om asiel komt vragen, krijgt een procedure. In die procedure wordt iemand gehuisvest in een azc. Vervolgens moeten we ervoor zorgen dat dat goed verloopt. We doen ons uiterste best om ervoor te zorgen dat dat zo goed mogelijk verloopt, dat er geen winkeldiefstallen plaatsvinden en dat inderdaad de instanties, politie, Openbaar Ministerie, gemeenten en alle andere organisaties goed samenwerken om ervoor te zorgen dat dat zo veel mogelijk wordt ingedamd. Daar wordt aan gewerkt.

De voorzitter:
Uw tweede vraag moet ook heel kort zijn, meneer Hiddema. U moet wel op het voetpedaal drukken, anders ...

De heer Hiddema (FvD):
Ik kan zo driftig worden met dit onderwerp. Ik heb de staatssecretaris gevraagd hoe vaak er in die — ik moet het even nakijken, want het is nogal wat — 4.224 dagvaardingszaken namens het OM voorlopige hechtenis is gevorderd. Ik vraag dat hierom, omdat een veiligelander in voorlopige hechtenis heel snel vrijwillig ervoor kiest het land te verlaten. Dat lukt altijd! Leest u het rapport van Van Zwol maar. Ergo, wat moet er gebeuren? Je moet ze voor de keuze stellen. Dit zijn allemaal recidivisten. "Grijp wat je kunt grijpen" is een grond voor voorlopige hechtenis. Daarom mijn vraag, die nog steeds niet is beantwoord: hoe vaak is er overgegaan tot een vordering van voorlopige hechtenis? Want die grond is er. En waarom geeft uw ministerie geen aanwijzing aan de officieren om dat altijd te doen?

De voorzitter:
Tot slot.

Staatssecretaris Broekers-Knol:
Die cijfers over hoe vaak voorlopige hechtenis gevorderd is, heb ik niet beschikbaar. Dat weet de heer Hiddema.

De heer Hiddema (FvD):
Grote makke.

De voorzitter:
Nee, meneer Hiddema. U bent al geweest. De staatssecretaris gaf net een antwoord.

Staatssecretaris Broekers-Knol:
Ik was de heer Hiddema aan het antwoorden over het incidentenoverzicht. De cijfers waarover de heer Hiddema het heeft, van hoe vaak het Openbaar Ministerie voorlopige hechtenis gevorderd heeft, staan niet in het incidentenoverzicht. En in hoeverre die cijfers boven water kunnen komen ... Laat ik dit zeggen. Ik kan laten navragen of die boven water zouden kunnen komen. Ik geef niet het antwoord dat dat kan gebeuren, maar ik ben wel bereid om te vragen of dat zou kunnen. Met een normale inspanning, hè. Ik wil niet dat we ik-weet-niet-hoelang bezig zijn om al die zaken er handmatig uit te halen.

De voorzitter:
En als u die informatie boven water heeft, gaat u die ook met de Kamer delen.

Staatssecretaris Broekers-Knol:
Dan deel ik die vanzelfsprekend; die hou ik niet voor mezelf.

De voorzitter:
Goed, dank u wel.

De heer Hiddema (FvD):
Die komt wel, want u werkt keihard. Dat is ...

De voorzitter:
Meneer Hiddema!

Nou, ik zag eerst de heer Emiel van Dijk. Nee? Oké. Dan geef ik het woord aan de heer Voordewind namens de ChristenUnie.

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Goed dat we die cijfers krijgen, want het was inderdaad een motie van de heer Hiddema en mij die ertoe opriep om te kijken of we sneller tot een voorwaardelijke hechtenis zouden kunnen komen voor degenen die de wet overtreden.

Staatssecretaris Broekers-Knol:
Een voorlopige hechtenis, zult u bedoelen.

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Een voorlopige hechtenis, sorry. Het is dus goed dat we die cijfers hopelijk kunnen krijgen, dus dat de staatssecretaris zich daarvoor gaat inzetten. We weten dat er tussen die veiligelanders een hele grote groep zit die overlast veroorzaakt. Daarvoor hebben we aan de ene kant Hoogeveen. Aan de andere kant heeft de staatssecretaris ook het beleid ingezet om ze, zolang ze nog niet de fout in gaan, wel apart te zetten in de azc's. Kan de staatssecretaris ook aangeven of dat inmiddels gelukt is? Kunnen we ze nu apart zetten in de azc's? En kunnen we daar ook een strenger regime of een verscherpt regime op loslaten, zodat we ze goed in de gaten kunnen houden?

Staatssecretaris Broekers-Knol:
Wat het COA graag zou willen, en ik met het COA, is een aparte afdeling om de overlast gevende veiligelanders, want daar hebben we het dan over, apart te zetten. Er is nog geen gemeente bereid gevonden om daar ja tegen te zeggen, maar het COA is wel bezig om daar toch iets op te vinden, om dat voor elkaar te krijgen. Maar het is niet zo dat gemeenten staan te springen van: doe mij hier maar een instelling met overlast gevende veiligelanders. Er wordt aan gewerkt om te kijken welke oplossing we dan toch kunnen vinden die zo veel mogelijk datgene bereikt wat wij graag zouden willen bereiken, namelijk die overlast gevende veiligelanders goed in het zicht houden en sobere opvang bieden, lik op stuk geven als het vervelend wordt en strenge maatregelen toepassen.

De voorzitter:
Dank u wel.


Vragen Bergkamp

Vragen van het lid Bergkamp aan de minister van Justitie en Veiligheid over optreden tegen homofobie.

De voorzitter:
Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Bergkamp namens D66 voor haar vraag over optreden tegen homofobie. De vraag is gericht aan de minister van Justitie en Veiligheid, die ik van harte welkom heet.

Mevrouw Bergkamp (D66):
Dank u wel, voorzitter. Zondag 17 mei was de internationale dag tegen homo- en transfobie. Precies 30 jaar daarvoor besloot de Wereldgezondheidsorganisatie om homoseksualiteit niet meer officieel aan te merken als een ziekte. Dat is dus nog geeneens zo lang geleden. Het is goed dat we hierbij jaarlijks stilstaan. Het is belangrijk dat mensen zichtbaar zichzelf kunnen zijn, niet alleen op één dag, maar op alle dagen van het jaar. We zien echter dat de meldingen en aangiften van discriminatie toenemen. Op straat zien we dat lhbti's niet meer hand in hand durven te lopen. We zagen laatst dat Fabio en Daniël in Amsterdam zelfs tweemaal belaagd werden. Ik heb met Daniël gesproken. De impact is echt enorm.

Op het internet zien we ook heel veel kwetsende en walgelijke uitspraken. Mijn fractievoorzitter liet zondag in een filmpje zien hoe hij dagelijks uitgescholden wordt. Ik vind dat vreselijk en niet normaal. Dat geldt overigens ook voor al mijn andere collega's die allerlei kwetsende en haatdragende opmerkingen naar hun hoofd krijgen.

Voorzitter. We mogen dat nooit negeren en moeten ons altijd uitspreken tegen haat, net als tegen antisemitisme en andere discriminatie. D66 vindt dat we meer moeten doen. We hebben een verantwoordelijkheid om te zorgen dat mensen veilig op straat kunnen lopen. We zien dat delicten met een discriminatieaspect vaak lastig te bewijzen zijn. Woorden als "flikker" en "kankerhomo" worden ook vaak gezien als normale spreektaal, zelfs in de rechtszalen. Is de minister bereid met het Openbaar Ministerie en politie te overleggen hoe deze discriminatie op straat en op het internet steviger aangepakt kan worden?

Voorzitter. Het laatste onderzoek op het gebied van homodiscriminatie vond plaats in 2009. Ik denk dat het tijd is voor een nieuw onderzoek om meer te weten te komen over de daders: de daders op straat, maar ook de daders op het internet. Ik hoop dan ook op een toezegging van deze minister voor zo'n landelijk onderzoek.

De voorzitter:
Het woord is aan de minister.

Minister Grapperhaus:
Voorzitter. Elke vorm van haat tegen lhbti's is flagrant in strijd met onze samenleving. Wij zijn gebaseerd op gelijkheid en respect, een respect voor wat ieder van ons in zijn persoonlijkheid uniek of anders maakt. Daardoor hebben we een sterke rechtsstaat. Ik herhaal dat en ik blijf dat voortdurend herhalen, want helaas zien we dat manifestaties als Pride, het stilstaan bij Coming Out Day en — ik kort het even af — de IDAHOT nog altijd gewoon hard nodig zijn, ook in onze vermeend beschaafde maatschappij. Daarom zet ik me ook echt in voor een aanpak op dat punt. De capaciteit van het Landelijk Expertise Centrum Discriminatie van het OM hebben we recent uitgebreid met structureel 2,5 fte, zodat we meer van dit soort zaken kunnen oppakken. Met Openbaar Ministerie en politie zijn we op dit moment in gesprek om het proces van de meldingen en aangiften nog veel sterker te krijgen dan nu. We hebben bij de politie het netwerk Roze in Blauw opgezet om nauw contact te houden met de doelgroep, met slachtoffers en met de gemeenten — met alle partijen. In EU-verband heb ik in het kielzog van de discussie die er was over de terrorist content online aangezwengeld dat we de hate speech naar lhbti veel harder moeten aanpakken.

Voorzitter. Ik heb op 4 juni al een gesprek staan — ik durf het bijna niet meer te zeggen: 4 juno — met de korpsleiding en Roze in Blauw, omdat ik toch geschokt was door weer een paar geweldsincidenten met twee homoseksuele stellen. Ik dacht: ik moet toch echt kijken of het goed gaat en waar we nog meer bescherming kunnen bieden. En meteen op de twee vragen ingaand: ik ben voornemens om op korte termijn met de belangenorganisaties en politie en OM gezamenlijk in overleg te treden om te kijken hoe we het discriminatieaspect bij een commuun delict beter voor het voetlicht kunnen brengen. Ik zal uw Kamer op de hoogte houden van de vorderingen daarop. Ik wil hier meteen toezeggen dat we dat onderzoek naar de daders van geweld tegen lhbti's gaan actualiseren. Tot mijn grote spijt is dat hard nodig.

Dank.

Mevrouw Bergkamp (D66):
Ik ben blij met de twee toezeggingen van de minister en het feit dat hij zich duidelijk uitspreekt, dat er een onderzoek komt en dat hij in gesprek gaat met het Openbaar Ministerie en de politie. De minister kent mij en de strijd van D66. We vinden namelijk dat er nog meer moet gebeuren als het gaat over de gespecialiseerde rechercheurs. Wij zouden heel graag een pilot willen. Er is een onderzoek van het WODC, maar waarom proberen we het niet uit om te kijken of het helpt en of we er op deze manier voor kunnen zorgen dat er meer veroordelingen komen? Dat geldt trouwens ook voor meer specialisatie in de rechtspraak. Wil de minister in gesprek gaan om te kijken of er meer zaken geclusterd kunnen worden op het gebied van discriminatie, zodat er meer kennis komt? Dat geldt ook voor de parketten. Er zijn officieren met discriminatie als specialiteit, maar niet overal. Mijn vraag aan de minister is dan ook: wil hij nog eens een keer reflecteren op meer specialisatie in die hele keten?

Dan nog even over de haatkoren op het internet. Het lijkt me heel goed dat de minister daar jaarlijks over rapporteert. Maar het is eigenlijk belangrijker of de minister voldoende instrumenten heeft om wat te doen met die daders. Vaak zie je dat berichten van het internet af worden gehaald. Dat is heel goed en belangrijk, maar het lijkt me goed als we ook wat kunnen doen als het over de daders gaat, want uiteindelijk gaat het over het feit dat mensen zichtbaar zichzelf kunnen zijn. Hun persoonlijke vrijheid is het allerbelangrijkste, dus ik vind dat we ons tot het extreme moeten inspannen om dat voor elkaar te krijgen.

Minister Grapperhaus:
Dat laatste onderschrijf ik zonder meer. Laat ik dat vooropstellen. Het laatste stel ik dus voorop. Even over die gespecialiseerde rechercheurs. Daar hebben wij natuurlijk vaker met elkaar over gesproken. Ik vind het het allerbelangrijkste dat we de expertise op dit terrein breed in de politie verspreid krijgen. Dat heb ik uiteraard ook verder uitgewerkt met de politie. Dat doen we door middel van de netwerken Divers Vakmanschap. Daar wordt nou juist — ik zeg het gewoon maar even — onderricht gegeven en vindt overdracht van kennis plaats, zodat ook echt elke diender op de straat herkent waar het om gaat. Een van de, ik denk terechte, klachten van mensen uit de lhbti-gemeenschap, maar ook van mensen die om andere redenen gediscrimineerd werden of met discriminatoire achtergrond uitgescholden en weet ik niet wat allemaal werden, was dat er echt nog wel wat moest gebeuren aan het herkennen ervan bij mijn diensten en aan het goed begrip hebben ervan. De opsporing van discriminatie vergt echter geen andere opsporingstechnische benadering. Wat wel van belang is, is dat mensen bij de politie en andere diensten gewoon precies begrijpen waar dit over gaat en hoe ze er in een eerste contact mee moeten omgaan. We zetten daar wel degelijk op in. Overigens blijf ik ook over dit onderwerp met Roze in Blauw in gesprek.

De voorzitter:
Tot slot, mevrouw Bergkamp.

Mevrouw Bergkamp (D66):
Nogmaals, ik ben blij met de twee toezeggingen, maar toch nog even over die gespecialiseerde rechercheurs. Uit het WODC-rapport blijkt namelijk niet dat het niet werkt. Ik denk dat de minister dat kan beamen. Mijn vraag is daarom: waarom proberen we het niet uit in één stad? Wat hebben we daarin te verliezen? We zouden gewoon een pilot kunnen doen. Volgens mij hebben de minister en ik gemeen dat we wel iets hebben met bepaalde experimenten, dus laten we kijken of we ook op dit onderwerp een experiment kunnen doen.

Minister Grapperhaus:
Ik wil voor de orde van de vergadering toch even vaststellen dat ik niet hoop dat het lid Bergkamp dat ene experiment met het andere wil verbinden, want dan zouden we gespecialiseerde hasj rokende rechercheurs krijgen.

Mevrouw Bergkamp (D66):
Nee, zeker niet.

Minister Grapperhaus:
Goed. Het gaat in ieder geval voorspoedig. Dat mogen we zeggen. Maar terug naar dit punt. Kijk, ik wil daar zeker nog wel een keer met uw Kamer verder over spreken, ook naar aanleiding van dat laatste WODC-rapport, want we zijn er nog niet echt toe gekomen. Maar het punt is dat er niet een heel duidelijke meerwaarde is gegeven. Mijn overtuiging is dat het heel belangrijk is om het begrip van die gelijke samenleving neer te leggen, ook bij de daders. Je persoonlijkheid is van jezelf. Dat moet een ander respecteren, waar het ook om gaat. Dat is heel belangrijk. Maar vervolgens moeten we ook bij mijn agenten en rechercheurs goed neerleggen hoe zij herkennen wat voor probleem er speelt. In de recherchetechnische kwaliteiten heb ik me ook echt verdiept, maar ook de experts bij de Politieacademie zeggen niet dat dit heel bijzondere, andere recherchekwaliteiten vergt. Ik wil er zeker nog op een later stadium over verder praten met uw Kamer. Dat wil ik toezeggen.

Mevrouw Bergkamp (D66):
Dank u wel. Ik ben blij dat er toch nog een opening is. Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Bergkamp. Dan geef ik het woord aan mevrouw Kuiken, dan de heer Jasper van Dijk en dan mevrouw Yeşilgöz-Zegerius. Mevrouw Kuiken namens de PvdA.

Mevrouw Kuiken (PvdA):
Het vraagt wel om een joint investment, want we hebben het elke keer over hatecrime in dit huis, dus haat tegen lhbti'ers, maar ook over antisemitisme. Hatecrime blijkt elke keer heel moeilijk aan te pakken. Als je het rapport erop naleest, worden er allerlei aanbevelingen gedaan. Tien jaar na het introduceren van het homohuwelijk blijkt dat heel veel aanbevelingen nog steeds niet zijn opgevolgd. We hebben nog steeds geen goede onderzoeken. We hebben nog steeds geen goede registratiesystemen. We hebben nog steeds geen specialistische inspecteurs.

De voorzitter:
En de vraag is?

Mevrouw Kuiken (PvdA):
We hebben nog steeds geen wetenschappelijk onderbouwde preventieprogramma's. Mooie woorden, mooi, maar wat helpt het in de praktijk? Zeker als je weet ...

De voorzitter:
Wat is de vraag, mevrouw Kuiken?

Mevrouw Kuiken (PvdA):
Het stel dat voor de tweede keer werd belaagd, mocht niet meteen aangifte doen. Dat duurde vijf dagen. Hoe serieus zijn onze woorden, ...

De voorzitter:
Het woord is aan de minister.

Mevrouw Kuiken (PvdA):
... als we zelfs die basis voor deze mensen niet kunnen garanderen?

Minister Grapperhaus:
Wat dat laatste punt betreft, dit was ook de reden dat ik graag dat gesprek wil hebben met de korpsleiding en met Roze in Blauw. Het is niet echt aan mij om meteen op iedere incidentele zaak te reageren, dat weet u en dat begrijpt u, maar ik vond er wel aanleiding in om met die partijen om de tafel te gaan en te kijken of we het wel goed doen en welke dingen er misschien anders moeten gebeuren. Ik wil uw Kamer daar ook verslag van doen.

Dan het eerste punt van mevrouw Kuiken. Ik ben zeker bereid om te kijken of er van de aanbevelingen die destijds zijn gedaan naar aanleiding van het homohuwelijk, voor zover die op mijn terrein liggen, nog iets openligt en om dat ook onder de aandacht van de andere collega's te brengen. Maar goed, hier spelen natuurlijk ook een aantal dingen die liggen bij andere departementen.

De heer Jasper van Dijk (SP):
Geweld tegen homo's is walgelijk en ik hoop van harte dat de daders zo snel mogelijk worden opgepakt en hun verdiende straf krijgen. Ik debatteer hier ook vaak over met uw collega, de minister voor Emancipatie, en dan hebben we het ook over preventie van homodiscriminatie en homogeweld. Dan gaat het over scholen waar seksuele voorlichting en les over seksuele diversiteit gegeven dienen te worden. Nou zijn er scholen die zeggen dat zij er helemaal geen trek in hebben om dat te geven. Dat lijkt mij absoluut de verkeerde weg. Deelt de minister die mening? Is hij ook van plan om dat in dat onderzoek te bekijken, of ons te informeren over hoe die scholen worden aangesproken die weigeren om hierover met hun leerlingen aan de gang te gaan?

Minister Grapperhaus:
Ik zal deze vraag echt moeten doorgeven aan mijn collega Van Engelshoven, hoewel ik het zeer plezierig vind dat we weer met elkaar in debat zijn, maar ik moet ook mijn eigen begrenzingen in acht nemen. Ik zeg toe die vraag door te geven. Ik ben het wel volledig eens met de heer Jasper van Dijk dat een van de dingen waar enorm op moet worden ingezet, het voorlichten en het confronteren van groepen is met waar zij mee bezig zijn. Wat daarbij overigens misschien ook nog wel enige vermelding verdient: pijnlijk genoeg is het aandeel van volwassen personen van westerse afkomst bij alle discriminatiefeiten maar liefst 62% in 2018. Er is wat dat betreft nog een heleboel werk aan de winkel.

Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):
Vorig jaar april presenteerde deze minister, samen met zijn collega Van Engelshoven, het actieplan tegen anti-lhbt-geweld. De minister weet dat ik dat geen echt actieplan vond, maar meer een verzameling van goede bedoelingen. De ministers hebben toen richting de VVD en andere fracties ook toegezegd om met concrete maatregelen te komen, om ervoor te zorgen dat lhbt'ers veilig over straat kunnen. Dat is anderhalf jaar geleden en ik heb er nog steeds niks van gezien. En ik schrik eigenlijk een beetje als de minister nu richting mijn collega Bergkamp — mijn dank voor deze vragen — toezegt om in juni dat gesprek aan te gaan. Dat gesprek was mij vorig jaar in april al toegezegd en beloofd. En dan gaat het niet om aan wie het is toegezegd, maar ik wil gewoon geen gesprekken meer; ik wil concrete maatregelen over hoe wij ervoor gaan zorgen dat lhbt'ers, net als ieder ander, veilig en vrij over straat kunnen. Ik wil de maatregelen die afgesproken waren, die toegezegd waren.

Minister Grapperhaus:
Ik heb gewoon een heel rijtje maatregelen genoemd, en daar moeten we nu niet ineens — als mevrouw Yeşilgöz nu al wegloopt — van weglopen.

De voorzitter:
Nee, ze loopt niet weg; ze was klaar.

Minister Grapperhaus:
Ik heb concreet naar aanleiding van vorig jaar die maatregelen opgepakt. Ik heb ze voor u allemaal nog eens opgesomd. Het zijn er meer, maar ik ken uw neiging, voorzitter, om het debat enigszins binnen een korte baan te laten verlopen, dus ik ga dat niet allemaal opsommen. En het gesprek dat nu plaatsvindt, nu dus, heeft een heel andere aanleiding, en die heb ik net ook uitgelegd: dat ik bij die geweldsincidenten die er waren toch het gevoel had dat er iets schort aan het hele beschermingsregime.

De voorzitter:
Dank u wel.


Vragen Rudmer Heerema

Vragen van het lid Rudmer Heerema aan de minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media over hoog verzuim onder leerlingen uit arme gezinnen.

De voorzitter:
Dan geef ik, tot slot, het woord aan de heer Rudmer Heerema namens de VVD voor zijn vraag aan de minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, die ik van harte welkom heet, over hoog verzuim onder leerlingen uit arme gezinnen.

De heer Rudmer Heerema (VVD):
Voorzitter, dank u wel. Het onderwijs heeft de afgelopen maanden een geweldige prestatie geleverd. Binnen enkele dagen nadat de scholen voor onbepaalde tijd dichtgingen, werd het voor bijna elk kind in Nederland mogelijk gemaakt om thuis les te krijgen. Maar helaas zagen we ook dat er leerlingen niet of nauwelijks in beeld waren, en zelfs helemaal uit zicht verdwenen. We hebben ons daar als Kamer in brede samenstelling zorgen over gemaakt, want als de meest kwetsbare kinderen uit beeld verdwijnen, is dat een reden om ons zorgen te maken. Het is daarom goed dat onze kinderen in de basisschoolleeftijd sinds 11 mei weer naar school kunnen gaan, maar de kwetsbare kinderen, die dit echt het hardste nodig hebben, komen desondanks niet naar school.

Op basis hiervan een aantal vragen. Ten eerste: hoeveel kinderen zitten er op dit moment nog steeds thuis? Zijn deze kinderen bij de leerplichtambtenaren in hun gemeenten in beeld? En op welke manier is er contact met de ouders? Het artikel uit de Volkskrant laat bovendien zien dat van die kinderen de ouders met een Marokkaanse of Turkse achtergrond veelal de Marokkaanse of Turkse televisie volgen, en op basis van die informatie en de maatregelen in Marokko of Turkije hun kinderen thuis lijken te houden. Klopt het dat juist kwetsbare kinderen met een migratieachtergrond thuisgehouden worden? En is de minister het met de VVD-fractie eens dat juist hierdoor de onderwijsachterstand van deze kinderen alleen maar wordt vergroot? Dus: welke maatregelen gaat de minister nemen om deze groep zo snel mogelijk weer naar school te krijgen?

De voorzitter:
Ik geef nu het woord aan de minister.

Minister Slob:
Voorzitter. Ik dank de heer Heerema voor zijn vragen. Vorige week zijn inderdaad de scholen weer opengegaan. Ik kan u melden dat van de 1,5 miljoen kinderen waarvoor gold dat ze weer naar school mochten gaan, ruim 96% ook naar school is gegaan. Er is inderdaad nog een aantal procent, dus zo'n 4% van de kinderen, zo'n 50.000 zoals blijkt uit een heel goed onderzoek van de vereniging van schoolleiders, dat nog thuiszit. Dat is wel een diverse groep. Daar zitten kinderen tussen die ziek zijn, daar zitten kinderen tussen waarbij thuis een gezinsquarantaine is, maar er zitten inderdaad ook kinderen tussen die door de ouders thuis worden gehouden omdat men bezorgd is en de kinderen niet naar school wil sturen. We weten uit met name de grote steden dat er in bepaalde wijken en scholen inderdaad soms zelfs hoge concentraties zijn van juist die categorie kinderen.

Wat op dit moment de aanpak is, is dat deze kinderen en ouders via de gemeenten en de leerplichtambtenaren, maar ook de scholen worden benaderd. We weten wie ze zijn, omdat bij wijze van spreken de lege stoelen in de lokalen nu terug te vinden zijn. Er wordt via de deurcontacten en deurbezoeken geprobeerd om weer de verbinding met deze gezinnen te zoeken, en hen waar dat mogelijk is — want als ze ziek zijn of in thuisquarantaine, kan dat niet — ook zo ver te krijgen dat men de gang naar school weer gaat maken. U weet dat de Kamer een motie van de PVV en de Partij van de Arbeid heeft aangenomen, zelfs unaniem. Die motie heeft aangegeven dat er geen boetes mochten worden uitgedeeld als ouders hun kinderen na de meivakantie thuishielden. De minister-president heeft toen ook aangegeven dat we er melding van zullen doen als we dat gaan veranderen. We zitten nu nog in een fase dat we echt proberen om ze weer naar school te krijgen. Deze week zullen er weer nieuwe onderzoeken zijn. Ik zal u ook op de hoogte houden van de voortgang ervan. We hopen uiteraard dat we de groep die wel naar school kan, maar waarvan de ouders het niet durven, zo snel mogelijk zo klein mogelijk krijgen, het liefst natuurlijk helemaal naar nul.

De heer Rudmer Heerema (VVD):
Het is goed om te horen dat de minister in ieder geval van plan is om ervoor te zorgen dat deze kinderen zo snel mogelijk weer naar school kunnen gaan. Ja, inderdaad zit maar 3% of 4% van deze kinderen thuis, maar in sommige wijken in Nederland gaat het om 25% tot 30% van een klas. Het heeft te maken met de samenstelling van de wijk om zo'n school heen, dus daar kunnen we wellicht ook specifieke maatregelen voor treffen. Fijn om te horen dat er deurcontacten zijn, dat kinderen en ouders daarmee worden verleid om weer naar school te gaan. Maar als ouders dit doen op basis van informatie die niet uit Nederland komt maar uit andere landen, denk ik dat het wel belangrijk is dat deze kinderen op een gegeven moment toch de melding krijgen dat ze weer naar school moeten komen. Het gaat erom dat we de stap nemen dat die boete, die we op dit moment niet uitdelen, straks wel gegeven kan worden, zodat kinderen weer gewoon in de klas kunnen zitten.

Daarbij hoort de volgende vraag. Toen we de scholen voor het basisonderwijs openstelden, het weer mogelijk maakten om naar de basisschool te gaan, hadden scholen vrij veel ruimte om daar vorm aan te geven. Als we straks besluiten dat ook de middelbare scholen open mogen, kan de minister er dan misschien iets strakker op zitten, in de zin van dat we ervoor zorgen dat scholen er wat eenduidiger mee omgaan, zodat zo veel mogelijk kinderen les kunnen krijgen? Want als dat nu twee maanden niet is gebeurd, dat niet gebeurt in de maand tot de zomervakantie en er vervolgens zes weken zomervakantie is, met minder of geen les, wordt het wel erg lastig om die kinderen weer erbij te trekken. Ik weet dat er extra middelen beschikbaar zijn, juist voor deze specifieke groep kinderen, maar hoe kleiner we die groep kunnen houden, hoe minder middelen we daarvoor in hoeven zetten en hoe beter het ook voor die kinderen is.

Minister Slob:
Dat laatste kan ik alleen maar bevestigen. Natuurlijk is dat ook de inzet. U gaf in uw eerste woorden aan dat we dit van plan zijn. Nee, vorige week is dit direct al begonnen. Er zat zelfs ook een categorie ouders tussen die in de eerste dagen niet doorhad dat de school was opengegaan, omdat op de een of andere manier die informatie niet bij hen gekomen was, ook al is er op allerlei manieren gecommuniceerd. Dus ik hoop oprecht dat de cijfers van deze week alweer een wat ander beeld geven dan die van vorige week, al waren we uiteraard blij met het hoge percentage dat naar school is gegaan. Maar ieder kind dat thuiszit terwijl dat niet nodig is, willen we natuurlijk gewoon op school krijgen.

Voorzitter. Dan rond het voortgezet onderwijs. Als de openstelling verder verruimd wordt, geldt uiteraard ook daar dat het de inzet is om de kinderen de ruimte te bieden om naar school te gaan. We willen uiteraard voorkomen dat de achterstanden, als die er zijn, groter worden. Daar hoort gewoon bij dat kinderen naar school kunnen gaan.

De voorzitter:
De heer Heerema, tot slot.

De heer Rudmer Heerema (VVD):
Tot slot. We weten wie die kinderen zijn, want die tafeltjes op school zijn leeg. We kunnen dus bij hen langsgaan. De ouders krijgen nu te horen dat het verstandiger is om naar school te gaan, want er zijn geen argumenten om dat niet te doen. Als uit de volgende onderzoeken blijkt dat dezelfde kinderen nog steeds thuis worden gehouden, mag ik er dan van uitgaan dat inderdaad die vervolgmaatregel komt: kinderen moet gewoon naar school gaan en als je niet gaat, komt er een boete? Wordt die melding aan de Kamer gedaan?

Minister Slob:
Het is uw Kamer zelf geweest die via een unaniem aangenomen motie heeft aangegeven dat er niet repressief mag worden opgetreden. De minister-president heeft desgevraagd — ik dacht dat het de heer Wilders was die hem daar nog heel expliciet naar gevraagd heeft — aangegeven dat de Kamer er een melding over zal krijgen als het moment komt dat we het anders gaan doen. Uiteraard doen we die belofte ook gestand.

De heer Kuzu (DENK):
In de eerste plaats denk ik dat de voorzitter van het Jeugdeducatiefonds er niet heel blij mee is dat die uitspraak wordt gebruikt, uit de context wordt geplaatst en vervolgens voor de eigen agenda wordt gebruikt. Het gaat in deze kwestie om onderwijsachterstanden. Daar gaat mijn vraag aan deze minister ook over. Kinderen die al een onderwijsachterstand hadden, dreigen nu een grotere onderwijsachterstand op te lopen omdat ze niet naar school gaan. Ik vraag me af of de minister zich daar bewust van is, of hij zich daar ook zorgen over maakt en, zo ja, wat dat betekent voor het onderwijsachterstandenbeleid en de aanpak van de minister bij het wegwerken van onderwijsachterstanden.

Minister Slob:
Het zal de heer Kuzu toch niet ontgaan zijn dat vanaf de allereerste week dat de scholen dichtgingen er direct gehandeld is door het kabinet om ervoor te zorgen dat die verbinding juist ook met deze kwetsbare groep kinderen gelegd werd? Dat hebben we op allerlei manieren gedaan. Ik verwijs u naar twee redelijk uitgebreide brieven die we naar de Kamer hebben gestuurd waar alle maatregelen in vermeld staan. Daar gaan we nu ook onverminderd mee door. Het geldt niet voor alle kinderen, maar als er risico's waren op achterstanden, dan zijn die inderdaad de afgelopen weken eerder groter dan kleiner geworden. Kinderen hadden vaak al achterstanden. Het kabinet heeft afgelopen vrijdag ook besloten om weer extra geld beschikbaar te stellen, voor de korte en de langere termijn, om heel gericht programma's daarvoor te ondersteunen. Dit heeft dus onverminderd onze grote aandacht. Dat verdienen deze kinderen ook.

De heer Bisschop (SGP):
Collega Heerema vraagt terecht aandacht voor de groep kinderen die niet naar school gekomen is. Dat kan inderdaad verschillende oorzaken hebben, maar dat de motie van PVV en PvdA zo breed werd gesteund, had natuurlijk alles te maken met het respecteren van de legitieme zorg die ouders kunnen hebben in verband met de gezondheid van hun kinderen. We hebben gezegd dat we daar terughoudend mee moeten omgaan. Dat betekent niet dat er vervolgens niet een soort leerplicht of thuiswerkplicht voor die kinderen zou ontstaan. Die bleef er gewoon.

De voorzitter:
En de vraag is, meneer Bisschop?

De heer Bisschop (SGP):
Op dat punt zou dus gewoon gehandhaafd kunnen worden. Is dat de richting waarin ook de minister denkt als het gaat over handhaving? Wil hij dat kinderen naar school worden toegeleid en, zo niet, dat zij dan toch thuis het programma volgen?

Minister Slob:
Vanuit de deurcontacten die er zijn — zo noem ik ze maar even — moeten we natuurlijk ook grip krijgen en zicht krijgen op de argumenten die ouders hebben. Het spreekt voor zich dat als kinderen nu nog niet naar school gaan, er thuis wel gewoon geleerd moet worden en dat het onderwijs op afstand voor hen ook gewoon doorgaat. Dat geldt overigens ook voor de dagen dat de kinderen niet op school zijn en thuis zijn. Dat zijn geen vrije dagen; nee, we willen heel graag — daar ondersteunen we de scholen dus ook in — dat ze gewoon blijven leren.

De voorzitter:
Dank u wel. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van dit vragenuur. Het vragenuur heeft bijna anderhalf uur geduurd. Ik weet niet waardoor dat komt, maar goed. Er is dus wel grote behoefte aan vragen stellen bij Kamerleden; dat is wel duidelijk.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Afscheid van het lid Den Boer (D66)

Afscheid van het lid Den Boer (D66)

Aan de orde is het afscheid van het lid Den Boer (D66).

De voorzitter:
Aan de orde is het afscheid van het lid Den Boer namens D66. Deze week nemen we afscheid van maar liefst twee collega's: mevrouw Monica den Boer en de heer Erik Ronnes. Vandaag nemen we afscheid van Monica en morgen van Erik.

Ik begin met een paar zinnen uit de afscheidsbrief van Monica.

"Mijn besluit om te vertrekken valt mij bijzonder zwaar. Ik ging met veel energie en inzet vanuit de wetenschap de politiek in, maar ik moet concluderen: ik ben meer wetenschapper dan politicus. Helaas is het mij minder goed gelukt mijn vleugels in de Kamer uit te slaan dan ik had verwacht.

Niettemin heb ik het als een groot voorrecht ervaren dit ambt te mogen uitoefenen. Alle Nederlanders verdienen 150 Kamerleden die alles uit de kast halen om hun ideeën en zorgen voor het voetlicht te brengen.

Vooral nu, tijdens deze coronacrisis, is het van het grootste belang dat de Tweede Kamer haar democratische controle zo goed mogelijk uitoefent: het is alle hens aan dek. Hopelijk draagt de coronacrisis uiteindelijk bij aan de herwinning van ons onderlinge vertrouwen, ons menselijk contact en onze saamhorigheid."

Dat was de korte brief van Monica.

Beste Monica,

Jij vertrekt na tweeënhalf jaar Kamerlidmaatschap. Je kiest voor een terugkeer naar de wetenschap. Uit jouw afscheidsbrief blijkt dat je lang getwijfeld hebt over dit besluit, juist ook omdat het Kamerlidmaatschap zo'n mooi, belangrijk en verantwoordelijk ambt is. Je antwoord is uiteindelijk: nee. De wetenschap is en blijft jouw grote liefde.

Met jouw achtergrond bracht je veel deskundigheid mee op het gebied van strafrecht en openbaar bestuur. Je boog je dan ook over onderwerpen als politie, brandweer, crisisbeheersing en binnenlands bestuur. Ook was je actief in de stuurgroep die zich bezighield met 100 jaar algemeen kiesrecht; ik geloof dat Suze Groeneweg, die ook uit de Hoeksche Waard kwam, voor jou altijd een voorbeeld is geweest van wat vrouwen kunnen bereiken.

Maar je kon je vleugels dus minder uitslaan dan je had verwacht. Jouw eerlijkheid valt te prijzen. Weinig politici geven zelf aan dat ze geen baanbrekende resultaten hebben bereikt, zoals jij wel doet. Maar dat maakt het voor de Kamer, en vooral voor de kiezers natuurlijk, niet minder pijnlijk om weer een Kamerlid voortijdig te zien vertrekken.

Ik hoop dat je weer vleugels krijgt in je nieuwe functie en ik wens je daarbij veel succes. Het ga je goed!

(Geroffel op de bankjes)

De voorzitter:
Een beetje ongemakkelijk, maar goed. Dan schors ik heel even zodat jullie misschien even afscheid van elkaar kunnen nemen, buiten de zaal, op 1,5 meter afstand.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Regeling van werkzaamheden (stemmingen)

Regeling van werkzaamheden (stemmingen)

Regeling van werkzaamheden (stemmingen)

De voorzitter:
Aan de orde zijn de stemmingen. Voordat we gaan stemmen, geef ik het woord aan de heer Van Nispen namens de SP.

De heer Van Nispen (SP):
Voorzitter. Ik zou graag uitstel willen vragen van de stemming over het wetsvoorstel onder punt 1 van de stemmingslijst, de stemmingen over de Wet homologatie onderhands akkoord. Wat ons betreft kan er wel gewoon gestemd worden over de amendementen bij agendapunt 1 en zeker ook over de moties bij agendapunt 2.

De voorzitter:
Ik neem aan dat daarmee wordt ingestemd. Dat is het geval. Dan gaan we dat doen. Morgen.

Dan de heer Van Raan namens de Partij voor de Dieren.

De heer Van Raan (PvdD):
Voorzitter. Ik zou graag de stemming over mijn motie op stuk nr. 19 (35430) willen aanhouden. Dat betreft de enige motie bij agendapunt 4.

De voorzitter:
Op verzoek van de heer Van Raan stel ik voor zijn motie (35430, nr. 19) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:
Dan gaan we naar de stemmingen.

Stemmingen

Stemmingen


Stemmingen Homologatie onderhands akkoord

Aan de orde zijn de stemmingen in verband met het wetsvoorstel Wijziging van de Faillissementswet in verband met de invoering van de mogelijkheid tot homologatie van een onderhands akkoord (Wet homologatie onderhands akkoord) (35249).

(Zie wetgevingsoverleg van 11 mei 2020.)

In stemming komt het tweede nader gewijzigde amendement-Van der Graaf c.s. (stuk nr. 25).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de PVV, Van Haga en Krol/Van Kooten-Arissen voor dit tweede nader gewijzigde amendement hebben gestemd en de leden van de fractie van FvD ertegen, zodat het is aangenomen.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Van der Graaf c.s. (stuk nr. 14).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de PVV en Krol/Van Kooten-Arissen voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

In stemming komt het amendement-Nijboer/Van der Graaf (stuk nr. 12).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, de ChristenUnie, de PVV en Krol/Van Kooten-Arissen voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

NB: Aangezien zowel het amendement op stuk nr. 25 als het amendement op stuk nr. 14 is aangenomen, wordt in het tweede amendement geen uitvoering gegeven aan onderdeel 1.

In stemming komt het nader gewijzigde amendement-Van der Graaf c.s. (stuk nr. 24).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de PVV en Krol/Van Kooten-Arissen voor dit nader gewijzigde amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

In stemming komt het amendement-Nijboer c.s. (stuk nr. 11).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, de ChristenUnie, de PVV en Krol/Van Kooten-Arissen voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het amendement-Van Gent/Van Dam (stuk nr. 8) tot het invoegen van een artikel IIA.

De voorzitter:
Ik constateer dat dit amendement met algemene stemmen is aangenomen.


Stemmingen moties Homologatie onderhands akkoord

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij de behandeling van het wetsvoorstel Wijziging van de Faillissementswet in verband met de invoering van de mogelijkheid tot homologatie van een onderhands akkoord (Wet homologatie onderhands akkoord),

te weten:

  • de motie-Van der Graaf/Van den Berge over debiteurvriendelijke maatregelen opnemen (35249, nr. 16);
  • de motie-Van der Graaf/Van Nispen over gronden waarop homologatie kan worden geweigerd (35249, nr. 17);
  • de motie-Nijboer over beperken van verpanding bij bedrijven (35249, nr. 18);
  • de motie-Nijboer over beperken van het gebruik van aandeelhoudersleningen (35249, nr. 19);
  • de motie-Van Nispen c.s. over een rechtvaardiger verdeling van de boedel tussen banken en overige schuldeisers (35249, nr. 21).

(Zie wetgevingsoverleg van 11 mei 2020.)

In stemming komt de motie-Van der Graaf/Van den Berge (35249, nr. 16).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van der Graaf/Van Nispen (35249, nr. 17).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Nijboer (35249, nr. 18).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, de SGP, de ChristenUnie, de PVV en Krol/Van Kooten-Arissen voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Nijboer (35249, nr. 19).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de PVV en Krol/Van Kooten-Arissen voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van Nispen c.s. (35249, nr. 21).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.


Stemmingen moties Bodem

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het debat over Bodem,

te weten:

  • de motie-Kröger c.s. over de verbetering van de ecologische kwaliteit als primair uitgangspunt nemen (30015, nr. 68);
  • de motie-Stoffer over versneld opstellen van een definitief handelingskader voor pfas (30015, nr. 69);
  • de motie-Laçin c.s. over de status van granuliet als grond heroverwegen (30015, nr. 70);
  • de motie-Laçin c.s. over de indicatieve niveaus voor grondwater dat gebruikt wordt voor de drinkwatervoorziening (30015, nr. 71);
  • de motie-Van Aalst over de pfas-norm laten aansluiten bij de landelijke achtergrondwaarde (30015, nr. 72);
  • de motie-Van Aalst/Stoffer over het aanpassen van procedures zodat MIRT-projecten sneller kunnen worden uitgevoerd (30015, nr. 73);
  • de motie-Ziengs/Von Martels over een tussentijdse rapportage over pfas-houdende bagger vóór 15 juni (30015, nr. 75);
  • de motie-Von Martels/Ziengs over meer ruimte voor toepassing van pfas-houdende grond in oppervlaktewater (30015, nr. 76).

(Zie notaoverleg van 12 mei 2020.)

De voorzitter:
Op verzoek van de heer Laçin stel ik voor zijn motie (30015, nr. 71) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

In stemming komt de motie-Kröger c.s. (30015, nr. 68).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de ChristenUnie en Krol/Van Kooten-Arissen voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Stoffer (30015, nr. 69).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de PVV, FvD en Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Laçin c.s. (30015, nr. 70).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS en Krol/Van Kooten-Arissen voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Aalst (30015, nr. 72).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de PVV, FvD en Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Aalst/Stoffer (30015, nr. 73).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de PvdA, DENK, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de PVV, FvD en Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Ziengs/Von Martels (30015, nr. 75).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de PvdA, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de PVV, FvD en Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Von Martels/Ziengs (30015, nr. 76).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van DENK, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de PVV, FvD en Van Haga voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

De motie op stuk nr. 19 bij agendapunt 4, de stemming over een motie ingediend bij de Tweede incidentele suppletoire begroting inzake noodpakket banen en economie, is aangehouden. Dan gaan we naar agendapunt 5.


Stemming motie Europese top d.d. 6 mei 2020

Aan de orde is de stemming over een aangehouden motie, ingediend bij het debat over de Europese top d.d. 6 mei 2020,

te weten:

  • de motie-Omtzigt/Bouali over een standpunt van de Europese Raad over medewerking van China aan een onafhankelijk COVID-19-onderzoek (21501-20, nr. 1531).

(Zie notaoverleg van 4 mei 2020.)

De voorzitter:
De motie-Omtzigt/Bouali (21501-20, nr. 1531) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat het van groot belang is dat er op redelijk korte termijn onafhankelijk en grondig internationaal onderzoek plaatsvindt naar de uitbraak van COVID-19, die in 2019 in China begon;

verzoekt de regering te bevorderen dat de EU gezamenlijk het standpunt inneemt in de WHO dat er op redelijk korte termijn een grondig, internationaal en onafhankelijk onderzoek moet plaatsvinden naar de uitbraak van COVID-19 en dat alle landen hieraan volledige medewerking dienen te verlenen en dat alle landen op verzoek toegang dienen te verlenen aan WHO-functionarissen en aan onafhankelijke onderzoekers, en de Kamer hierover binnen vier weken te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 1539, was nr. 1531 (21501-20).

Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Omtzigt/Bouali (21501-20, nr. 1539, was nr. 1531).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze gewijzigde motie met algemene stemmen is aangenomen.

Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de stemmingen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Mededelingen

Mededelingen

Mededelingen

De voorzitter:
Op de tafel van de Griffier ligt een lijst van ingekomen stukken. Op die lijst staan voorstellen voor de behandeling van deze stukken. Als voor het einde van de vergadering daartegen geen bezwaar is gemaakt, neem ik aan dat daarmee wordt ingestemd.

Regeling van werkzaamheden

Regeling van werkzaamheden

Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:
Dan is nu aan de orde de regeling van werkzaamheden.

Ik stel voor de volgende wetsvoorstellen toe te voegen aan de agenda van de Kamer:

  • Wijziging van de Telecommunicatiewet in verband met de implementatie van de onderdelen van richtlijn (EU) 2018/1972 die betrekking hebben op toegangsregulering in geval van replicatiebelemmeringen, het overstappen van telecomaanbieder en het vorderen van inlichtingen ten behoeve van een geografisch onderzoek naar het bereik van elektronische communicatienetwerken (35368);
  • Wijziging van het Wetboek van Strafvordering en de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging geldelijke sancties en beslissingen tot confiscatie in verband met de uitvoering van Verordening (EU) nr. 2018/1805 van het Europees Parlement en de Raad van 14 november 2018 inzake de wederzijdse erkenning van bevriezingsbevelen en confiscatiebevelen (PbEU 2018, L 303/1) (35402);
  • Wijziging van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek in verband met het inroepen van een bedenktijd door het bestuur van een beursvennootschap (35367);
  • Wijziging van de Participatiewet in verband met het uitsluiten van fraudevorderingen bij de vermogenstoets (35374);
  • Wijziging van de Kadasterwet in verband met de elektronische ondertekening van volledig geautomatiseerd aangemaakte en ondertekende berichten (35395);
  • Wijziging van de Gemeentewet, de Provinciewet en de Comptabiliteitswet 2016 in verband met het afschaffen van de decentrale rekenkamerfunctie en het uitbreiden van de bevoegdheden van de rekenkamers (Wet versterking decentrale rekenkamers) (35298);
  • Wijziging van de Drank- en Horecawet in verband met het Nationaal Preventieakkoord en evaluatie van de wet (35337);
  • Wijziging van de Mediawet 2008 in verband met de implementatie van Richtlijn 2018/1808 van het Europees Parlement en de Raad van 14 november 2018 tot wijziging van Richtlijn 2010/13/EU betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake het aanbieden van audiovisuele mediadiensten (richtlijn audiovisuele mediadiensten) in het licht van een veranderende marktsituatie (35361);
  • Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, het Burgerlijk Wetboek en enige andere wetten (tegengaan huwelijkse gevangenschap en enige andere onderwerpen) (35348);
  • Wijziging van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek ter verruiming van de mogelijkheden tot het verbieden van rechtspersonen (35366);
  • Wijziging van het Wetboek van Strafvordering en het Wetboek van Strafrecht in verband met de nadere versterking van de positie van het slachtoffer in het strafproces (Wet uitbreiding slachtofferrechten) (35349);
  • Voorstel van wet van het lid Van Raak houdende verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet, strekkende tot opneming van bepalingen inzake het correctief referendum (35129);
  • Voorstel van wet van het lid Verhoeven houdende een regeling voor een afwegingsproces voor het gebruik van kwetsbaarheden in geautomatiseerde werken door de overheid (Wet Zerodays Afwegingsproces) (35257);
  • Wijziging van de begrotingsstaat van Koninkrijksrelaties (IV) voor het jaar 2020 (Tweede incidentele suppletoire begroting inzake voedselhulp en liquiditeitssteun aan het Caribisch deel van het Koninkrijk) (35459).

Het is erg gezellig bij u in de hoek, meneer Baudet, maar u bent nog niet aan de beurt!

Ik deel de Kamer mee dat de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat tot haar voorzitter heeft gekozen het lid Renkema.

Ik benoem in de Bouwbegeleidingscommissie het lid Van den Nieuwenhuijzen tot lid in de bestaande vacature en het lid Van der Molen tot lid in plaats van het lid Ronnes.

Ik deel aan de Kamer mee dat de fractie van de Partij voor de Dieren bij de stemmingen op 14 mei jongstleden over de motie-Westerveld (35300-VIII, nr. 180) geacht wenst te worden vóór deze motie te hebben gestemd.

Ik deel mee dat de volgende aangehouden moties zijn vervallen:

27858-126; 27858-128.

Op verzoek van een aantal leden stel ik voor de volgende door hen ingediende moties opnieuw aan te houden:

35300-XV-70; 32279-187; 28684-607; 29911-268; 28844-211; 35234-5; 32813-425; 28828-118; 35347-57; 35300-XIV-41; 21501-20-1498; 35123-24; 34550-XVI-65; 33529-658; 32852-107; 32847-485; 32793-418; 31305-303; 29477-636; 23235-161; 28844-206; 28844-212; 35300-XVII-30; 28844-210.

Ik stel voor toe te voegen aan de agenda:

  • het VAO Kunstmatige intelligentie en sleuteltechnologieën, met als eerste spreker het lid Wiersma namens de VVD;
  • het VAO Uitvoering sociale zekerheid, met als eerste spreker het lid Van Kent namens de SP;
  • het VAO Toepassing van de witte loonbelastingtabel op SBF-uitkeringen, met als eerste spreker het lid Leijten namens de SP;
  • het VSO Voortgang Burgerschapsagenda mbo 2017-2021 (31524, nr. 460), met als eerste spreker het lid Rog namens het CDA;
  • het VSO Studievoorschotvouchers en toezeggingen AO 16 oktober 2019 over DUO (24724, nr. 169), met als eerste spreker het lid Westerveld namens GroenLinks;
  • het VSO Antwoord op schriftelijke vragen over het bericht "Ruzie met de universiteit over een briljant idee", met als eerste spreker het lid Wiersma namens de VVD;
  • het VSO Voortgang sectorakkoorden funderend onderwijs (31293, nr. 518), met als eerste spreker het lid Rog van het CDA;
  • het VSO Datalek Donorregister (32761, nr. 162), met als eerste spreker het lid Van den Berg namens het CDA.

Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:
Dan geef ik nu het woord aan de heer Baudet namens Forum voor Democratie.

Ik ben bang dat de rust van korte duur is.

De heer Baudet (FvD):
Terwijl we hier in de Kamer maandenlang eigenlijk alleen over corona hebben gesproken, wordt het klimaatbeleid vanuit de centrale overheid, maar ook vanuit de provincies, versneld doorgedrukt. Steeds meer wordt bekend over de enorme schade die daardoor wordt veroorzaakt: schade aan de horizon door de zeer vervuilende, lelijke windturbines, schade aan de natuur door de biomassacentrales, schade aan industrieën in Afrika, schade doordat kinderarbeid wordt gefaciliteerd door die lelijke zonnepanelen. Kortom, de gevolgen zijn rampzalig voor de portemonnee, maar ook voor de natuur, voor de omgeving, voor landen om ons heen. Het Klimaatakkoord moet van tafel, zeker nu onze economie zulke zware klappen krijgt. We moeten kiezen tussen ...

De voorzitter:
En u wilt een debat?

De heer Baudet (FvD):
... ondernemers in stand houden of doorgaan met die waanzin. Ik denk dat we nu een debat moeten voeren, dus ik wil het er heel graag hier in de Kamer over hebben.

De voorzitter:
Ja. Ik kijk op mijn lijst. Mevrouw Agema, de heer Van der Lee, de heer Öztürk, de heer Bisschop, mevrouw Leijten, de heer Van Haga, de heer Van Weijenberg. Het woord is aan mevrouw Agema namens de PVV.

Mevrouw Agema (PVV):
Hoe gaan we dit nou doen, voorzitter?

De voorzitter:
Het komt goed.

Mevrouw Agema (PVV):
Kunnen de leden die dit steunen niet gewoon hun hand opsteken?

De voorzitter:
Dat kan ook, maar als iemand behoefte heeft om iets te zeggen, dan is dat ook mogelijk.

Mevrouw Agema (PVV):
Ja. Steun. Ik denk dat we er lang over gaan doen.

De voorzitter:
Dat geeft niet.

De heer Van der Lee (GroenLinks):
Voorzitter. Ik wil dit verzoek niet steunen. De reden daarvoor is dat er meerdere debatten plenair zijn aangemeld over dit onderwerp. Ik heb zelf het Urgendadebat voorgesteld. Dat is een meerderheidsdebat. Op 24 april is het Urgendapakket ook verschenen, dus wat mij betreft kunnen we snel plenair over dat onderwerp spreken. Dat raakt ook aan het Klimaatakkoord. Verder staat er een debat over de Green Deal, aangevraagd door de heer De Groot van D66. Ook dat kan plenair worden ingepland. Op 10 juni is er een AO Klimaat en energie in een vaste Kamercommissie. Ook daar kan over het klimaatbeleid worden gesproken. Dus er is geen reden om dit verzoek ...

De voorzitter:
Kortom, geen steun.

De heer Van der Lee (GroenLinks):
Geen steun.

De voorzitter:
Oké.

Meneer Öztürk, dat is lang geleden.

De heer Öztürk (DENK):
Vindt u?

De heer Baudet (FvD):
Van welke partij?

De voorzitter:
U spreekt namens DENK, neem ik aan?

De heer Öztürk (DENK):
Jazeker, altijd.

Voorzitter. De woordvoerder van GroenLinks heeft heel duidelijk aangegeven dat er voor de komende weken debatten hierover zijn gepland. Dat is voor ons de reden om de woordvoerder van GroenLinks te steunen. De invalshoek van de heer Baudet is niet de onze, dus laten we die debatten voeren.

De voorzitter:
Goed. Geen steun.

De heer Bisschop (SGP):
Voorzitter. Ik steun collega Baudet volledig om een debat te voeren over de klimaatmaatregelen. De vraag is alleen eventjes wat het meest efficiënt is en wanneer dat het snelst kan. Wat ons betreft wordt dit gekoppeld aan het notaoverleg van 10 juni. Maar buiten kijf staat dat er noodzaak is om over de klimaatmaatregelen en dat hele pakket te spreken, ook in het licht van de economische en financiële ramp die zich aan het voltrekken is.

De voorzitter:
Oké. Maar u steunt het verzoek?

De heer Bisschop (SGP):
Ja, principieel steun ik het verzoek.

De voorzitter:
U heeft vandaag een hele lange aanloop nodig.

De heer Bisschop (SGP):
Maar soms is het nodig om even wat toe te lichten.

De voorzitter:
Dat is goed.

De heer Bisschop (SGP):
Principieel steun ik het verzoek, maar pragmatisch zeg ik: koppel het aan 10 juni, het notaoverleg.

De voorzitter:
Ik zeg gewoon: steun. Eerst mevrouw Leijten, dan de heer Van Haga, dan de heer Van Weijenberg en dan mevrouw Tellegen. Mevrouw Leijten.

Mevrouw Leijten (SP):
Voorzitter. Er moet over het klimaatbeleid gesproken worden. Daarom is dat notaoverleg op 10 juni ook ingepland. Maar als het eerder plenair kan, dan zouden wij daar de voorkeur aan geven, maar dan wel met een van de debatten of het samenvoegen van al die debatten die al op de lijst staan.

De voorzitter:
Dus geen apart debat?

Mevrouw Leijten (SP):
Dat wordt dan een apart, maar het is al zo vaak aangevraagd. En het is ook al gepland. Dus als het eerder plenair kan ...

De voorzitter:
Dus geen steun?

Mevrouw Leijten (SP):
Als het eerder plenair kan dan die 10 juni: graag.

De voorzitter:
Nee, de vraag is: eerst een debat ... O, dat debat waar de heer Van der Lee het over had?

Mevrouw Leijten (SP):
Dat is een notaoverleg op 10 juni. De Kamer wil er dus over spreken, zo zeg ik tegen de heer Baudet, maar als het daarvoor kan, plenair, dan graag. Maar voeg dan al die debatten samen op de lijst.

De voorzitter:
Geen steun voor dit verzoek. Dat is waar het om gaat.

De heer Van Haga (Van Haga):
Belangrijk onderwerp, dus steun.

De heer Van Weyenberg (D66):
Voorzitter. Ik ben het voor deze keer helemaal eens met de heer Baudet dat dit kabinet een heel ambitieus klimaatbeleid voert, Urgendabeleid, stikstofbeleid ...

De heer Baudet (FvD):
Een krankzinnig klimaatbeleid.

De heer Van Weyenberg (D66):
Een beleid dat echt een kans kan bieden om sterker en groener uit deze crisis te komen. Maar er staan al heel veel debatten gepland, zoals collega Van der Lee zei, dus geen steun.

De voorzitter:
Dus geen steun.

Mevrouw Tellegen (VVD):
Geen steun. Er staan genoeg debatten gepland.

De heer Baudet (FvD):
Mag ik hier even iets over zeggen?

De voorzitter:
Nee, nee, nee, nee, nee. Eerst even kijken of u een meerderheid heeft.

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Geen steun voor dit verzoek. Er zijn al andere debatten gepland.

De heer Van Raan (PvdD):
Voorzitter. We praten graag met de heer Baudet over het klimaat, maar er zijn genoeg debatten gepland. Geen steun voor dit debat.

Mevrouw Ploumen (PvdA):
Voorzitter. Ik sluit me aan bij de woorden van de heer Van der Lee.

De voorzitter:
Meneer Baudet, u wilt iets zeggen, maar u krijgt zo het woord, en dan heel kort.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Voorzitter. We moeten snel een debat voeren en daarom staan volgens mij die andere debatten eerder gepland. Dus laten we dat dan eerst doen, want anders duurt het nog langer.

De voorzitter:
Goed.

De heer Baudet (FvD):
Ik wil toch even iets zeggen.

De voorzitter:
Heel kort.

De heer Baudet (FvD):
Mijn voorstel was niet om in het algemeen weer een debat te voeren over het klimaat. Mijn punt was: nu we zien dat er iets totaal onverwachts aan het gebeuren is in de maatschappij, nu de hele economie dreigt in te storten, moet het kabinet volgens mij de voorgenomen klimaatplannen herzien. Dus wat er nu aan het gebeuren is, is dat we in sneltreinvaart tientallen miljarden aan het uitgeven zijn aan totale flauwekul, totale onzin, en ondertussen al die bedrijven failliet gaan.

De voorzitter:
Maar u hebt geen steun.

De heer Baudet (FvD):
Daarom is dit daadwerkelijk een nieuw onderwerp. Dus ik wil toch aan de ambtsgenoten vragen om die overwegingen nogmaals door hun hoofd te laten gaan. Want dit is de kern van de zaak. Een debat over de Green Deal en Urgenda is iets anders.

De voorzitter:
Meneer Baudet! We zijn na weken weer begonnen en het begint weer helemaal uit de hand te lopen. U heeft gewoon geen steun. Dat is het. Hoe vervelend dat ook is. Maar u heeft als een leeuw gevochten.

De heer Baudet (FvD):
Zo is het.

De voorzitter:
Dank u wel, meneer Baudet. Dan geef ik het woord aan de heer Van der Lee van GroenLinks. Maar eerst wordt er even schoongemaakt.

De heer Van der Lee (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. Allereerst maak ik toch even gebruik van de gelegenheid om te melden dat ik u en de Griffie vanochtend een mail heb gestuurd over het feit dat GroenLinks de helft van haar aangevraagde meerderheids- en dertigledendebatten heeft ingetrokken.

De voorzitter:
Heel goed.

De heer Van der Lee (GroenLinks):
Ik hoop dat andere fracties ...

De voorzitter:
... dit voorbeeld volgen.

De heer Van der Lee (GroenLinks):
Ja, dit voorbeeld volgen. Dan kunnen we de komende weken en misschien wel maanden in deze beperkingen toch de belangrijke onderwerpen bespreken.

Over belangrijke onderwerpen gesproken: ik zou graag een debat willen aanvragen namens mijn fractievoorzitter, Jesse Klaver, en namens Lodewijk Asscher, de fractievoorzitter van de Partij van de Arbeid, over het voorstel dat Frankrijk en Duitsland doen voor een steunpakket in de Europese Unie van 500 miljard euro. Zij willen dat debat graag voeren met de minister-president. Daarbij zal, denk ik ook — dat zal geen verrassing zijn — gesproken worden over het initiatief van een van de fractievoorzitters uit de coalitie om het regeerakkoord op dit punt aan te passen.

De voorzitter:
U zei: op korte termijn.

De heer Van der Lee (GroenLinks):
Ja, graag op korte termijn.

Mevrouw Agema (PVV):
Steun.

De heer Van Weyenberg (D66):
Voorzitter. Europa is heel belangrijk. Er ligt nu een interessant en goed voorstel van de Fransen en de Duitsers. We zijn nog wel in afwachting van het voorstel van de Europese Commissie. Want inderdaad: als de wereld verandert, moet je wel blijven nadenken, zoals mijn fractievoorzitter terecht zei en ik ook zelf vind. Ik steun dus dit verzoek. Ik zou het wel pas willen inplannen nadat het Commissievoorstel er ligt.

Mevrouw Tellegen (VVD):
Ook namens de VVD steun voor het verzoek, maar niet dan nadat er eerst een appreciatie van het kabinet ligt van dat Commissievoorstel.

De voorzitter:
De heer Bisschop namens de SGP. Dan de heer Öztürk, en dan mevrouw Leijten, mevrouw Van der Graaf, mevrouw Van Toorenburg en de heer Van Otterloo.

De heer Bisschop (SGP):
Voorzitter. Natuurlijk moeten we erover spreken op het moment dat er vanuit de Commissie een voorstel komt. Nu ligt er een plan van Frankrijk en Duitsland. Het lijkt mij zeer verstandig om daar eigenstandig een discussie over te voeren. Dus van harte steun voor het verzoek.

De heer Öztürk (DENK):
Steun.

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Voorzitter. Duitsland en Frankrijk hebben nu een voorstel gepresenteerd, maar het lijkt ons waardevol om niet alleen daarover te spreken, maar ook over het Commissievoorstel, dat heel snel wordt verwacht. Het lijkt ons ook verstandig om daar een kabinetsappreciatie bij te hebben, zodat we al die plannen in één keer kunnen bespreken. Dat is namelijk erg belangrijk. Onder die conditie steun voor het verzoek dat de heer Van der Lee hier neerlegt.

Mevrouw Leijten (SP):
Van ons ook steun. Ik vind het positief om te zien dat de regeringsleiders proberen tot een compromis te komen, want dan hebben we het voorstel van de Europese Commissie helemaal niet meer nodig. Maar ik snap wel de behoefte om daar even op te wachten en dat daarna in gezamenlijkheid te bespreken.

De voorzitter:
Mevrouw Van Toorenburg. En dan de heer Van Otterloo.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Dank aan de bodes. Zij werken zich echt drie slagen in de rondte om ons veilig te houden. Dank daarvoor.

Ik sluit me graag aan bij de vorige sprekers. Het liefst eerst het voorstel, een kabinetsappreciatie en een brief. Dan kunnen we daarover debatteren.

De heer Van Otterloo (50PLUS):
Voorzitter, steun voor het verzoek.

De voorzitter:
Meneer Van der Lee, u heeft een ruime meerderheid voor het houden van een debat hierover. Maar eerst moet het voorstel van de Commissie binnen zijn.

De heer Van der Lee (GroenLinks):
Ik heb ook geteld. Dank daarvoor.

De voorzitter:
Dank u wel.

Het woord is aan ... Nee, eerst weer schoonmaken.

Het woord is aan mevrouw Leijten namens de SP.

Mevrouw Leijten (SP):
Voorzitter. Toen we nog niet open waren om plenaire debatten te voeren hadden we als commissie Financiën al afgesproken om in ieder geval wel over de afwikkeling van de toeslagenaffaire een notaoverleg te hebben. Gezien het onderwerp, ook weer vandaag, zou ik u willen vragen of het mogelijk is om dat op korte termijn plenair in te plannen omdat we dat recht vinden doen aan het onderwerp, wetende en erkennende dat u altijd zegt: ieder debat is een debat. Maar toch hechten wij een beetje aan de plenaire zaal.

De voorzitter:
Wat is "op korte termijn"? Dan kan iedereen daarop reageren.

Mevrouw Leijten (SP):
Het liefst volgende week. Volgende week zouden we ook het notaoverleg hebben. Maar ik kan me ook nog voorstellen dat het net een weekje later is. Laten we even kijken hoe daarop gereageerd wordt. Als het niet kan, snap ik dat. Het is te open ... U begrijpt mij.

Mevrouw Ploumen (PvdA):
Voorzitter, van harte steun voor het verzoek van mevrouw Leijten.

De heer Öztürk (DENK):
Ook van harte steun voor het verzoek.

De heer Van Weyenberg (D66):
Voorzitter, steun. Het is wel erg belangrijk dat het volgende week plaatsvindt, ook omdat we waarschijnlijk daarna heel snel ook nog het wetsvoorstel moeten behandelen, dat nog heel snel komt, om nog veel meer ouders te kunnen helpen en compenseren. Daarom hecht ik aan een heel spoedige inplanning. Ik hoop dat dit wel volgende week kan.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Voorzitter, steun voor een plenair debat, het liefst op 2 juni. Dat zou fantastisch zijn. Het gaat ook over de compensatieregeling, dus als er dan stappen genomen worden, kan dat misschien zelfs voor de zomer. Daarom is de urgentie wel van belang.

Mevrouw Tellegen (VVD):
Ook steun, maar ik heb begrepen dat er op dit moment ook een feitelijke vragenronde over het ADR-rapport plaatsvindt. Mijn fractie zou graag de antwoorden op die vragen betrekken bij het debat. Dus het debat daarna.

De heer Van der Lee (GroenLinks):
Van harte steun, maar we hebben wel echt de voorkeur om het volgende week af te doen als dat kan.

De heer Bisschop (SGP):
Steun. En dan graag op korte termijn.

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
De ChristenUnie wil ook graag een debat. Ik sluit me aan bij de woorden van het CDA om hier op 2 juni over te spreken zodat het inderdaad voor de zomer afgewikkeld kan worden.

Mevrouw Van Kooten-Arissen (GKVK):
Voorzitter, van harte steun voor het verzoek, met een expliciete voorkeur voor volgende week.

De heer Van Raan (PvdD):
Steun voor het verzoek.

De heer Van Otterloo (50PLUS):
Steun voor het verzoek. Mijn vraag is wel of de antwoorden dan heel snel kunnen komen, want dat is ook afgesproken in de commissie.

Mevrouw Agema (PVV):
Steun.

De voorzitter:
Ja, ook de PVV steunt het verzoek. Iedereen steunt dit verzoek. Er is wel gezegd dat er een feitelijke vragenronde moet worden afgerond.

Mevrouw Leijten (SP):
We hebben gisteren met de Auditdienst Rijk gesproken over hun rapport. Er zijn nog wat feitelijkheden die we bij hen zouden navragen. Ik denk dat die antwoorden vrij snel kunnen komen, maar we hebben in commissieverband inderdaad wel gezegd dat we die antwoorden graag willen hebben voor het debat.

De voorzitter:
Precies. Dus het zou volgende week kunnen en anders in de week daarop.

Mevrouw Leijten (SP):
Maar niet veel later, zoals D66 ook zegt, want dan komen we in de knel met het wetsvoorstel. Als het u lukt.

De voorzitter:
Ja, we doen ons best. Dank u wel, mevrouw Leijten. Ik heb u nog nooit zo ... Nee, hoor.

Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de regeling van werkzaamheden. Ik dank jullie allemaal en sluit de vergadering.

Sluiting

Sluiting 16.01 uur.