Plenair verslag Tweede Kamer, 61e vergadering
Dinsdag 12 maart 2019

  • Aanvang
    14:00 uur
  • Sluiting
    22:51 uur
  • Status
    Gecorrigeerd

Opening

Voorzitter: Arib

Aanwezig zijn 146 leden der Kamer, te weten:

Van Aalst, Aartsen, Agema, Alkaya, Amhaouch, Arib, Asscher, Azarkan, Azmani, Baudet, Becker, Beckerman, Beertema, Belhaj, Van den Berg, Bergkamp, Bisschop, Den Boer, Van den Bosch, Martin Bosma, Bosman, Bouali, Van Brenk, Bromet, Bruins, Bruins Slot, Buitenweg, Van Dam, Diertens, Tony van Dijck, Emiel van Dijk, Gijs van Dijk, Jasper van Dijk, Dijkhoff, Pia Dijkstra, Remco Dijkstra, Dik-Faber, Diks, Van Eijs, El Yassini, Ellemeet, Fritsma, Futselaar, Geleijnse, Geluk-Poortvliet, Van Gent, Van Gerven, Geurts, De Graaf, Van der Graaf, Graus, De Groot, Groothuizen, Van Haersma Buma, Van Haga, Rudmer Heerema, Pieter Heerma, Helder, Van Helvert, Hermans, Hiddema, Hijink, Jetten, De Jong, Karabulut, Van Kent, Kerstens, Klaver, Koerhuis, Koopmans, Van Kooten-Arissen, Kops, Kröger, Krol, Kuik, Kuiken, Kuzu, Kwint, Laan-Geselschap, Laçin, De Lange, Van der Lee, Van der Linde, Lodders, Madlener, Maeijer, Marijnissen, Markuszower, Von Martels, Van Meenen, Middendorp, Van der Molen, Moorlag, Agnes Mulder, Anne Mulder, Edgar Mulder, Nijboer, Nijkerken-de Haan, Van Nispen, Van Ojik, Ouwehand, Özdil, Öztürk, Özütok, Paternotte, Peters, Ploumen, Van Raak, Van Raan, Raemakers, Renkema, Rog, Ronnes, Van Rooijen, De Roon, Arno Rutte, Schonis, Segers, Sienot, Sjoerdsma, Slootweg, Smeulders, Sneller, Snels, Van der Staaij, Stoffer, Tellegen, Thieme, Tielen, Van Toorenburg, Veldman, Verhoeven, Voordewind, Aukje de Vries, Wassenberg, Van Weerdenburg, Westerveld, Weverling, Van Weyenberg, Wiersma, Van Wijngaarden, Wilders, Wörsdörfer, Van 't Wout, Yeşilgöz-Zegerius en Ziengs,

en de heer Bruins, minister voor Medische Zorg en Sport, mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga, minister van Infrastructuur en Waterstaat, en de heer Slob, minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media.

De voorzitter:
Ik open de vergadering van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van dinsdag 12 maart 2019. Ik heet iedereen en in het bijzonder de mensen op de publieke tribune van harte welkom. We beginnen met het mondelinge vragenuur.

Vragenuur

Vragenuur

Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 136 van het Reglement van Orde.


Vragen Rudmer Heerema

Vragen van het lid Rudmer Heerema aan de minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media over een Amsterdamse school die beïnvloed zou zijn door jihadisten.

De voorzitter:
Ik heet de minister voor Voortgezet Onderwijs en Media van harte welkom en ik geef de heer Rudmer Heerema namens de VVD het woord voor zijn vraag aan de minister over een Amsterdamse school die beïnvloed zou zijn door jihadisten.

De heer Rudmer Heerema (VVD):
Voorzitter. We kregen afgelopen donderdag een zeer verontrustend bericht over de islamitische school het Cornelius Haga Lyceum in Amsterdam. Er zijn zelfs signalen van de AIVD en de NCTV dat deze school contacten onderhoudt met een terroristische organisatie. Er komen zelfs steunbetuigingen voor deze school van haatimams en IS-sympathisanten en dat is levensgevaarlijk. Op deze school leren kinderen onverdraagzaamheid en een antidemocratische houding tegen ons mooie Nederland te hebben. Deze school staat tegenover alles waar wij in het onderwijs voor onze kinderen voor staan. Deze school lijkt alles te ondermijnen wat wij in Nederland met elkaar hebben opgebouwd.

Voorzitter, dit kan toch niet? Dit is volstrekt onacceptabel. De minister geeft aan dat er weinig mogelijkheden zijn om de school te sluiten, en ook de gemeente ziet weinig ruimte. Maar wij kunnen clubhuizen van motorbendes op slot gooien, drugspanden ontruimen, en dan zouden we een school waar kinderen geïndoctrineerd worden met puur vergif niet aan kunnen pakken?

Ik wil dat de minister alles maar dan ook echt alles uit de kast trekt om deze school te sluiten. Daarom de volgende twee vragen. Artikel 220 van het Burgerlijk Wetboek geeft mogelijkheden om tot sluiting over te gaan. Is de minister bereid dit artikel zo ver mogelijk te verkennen om daartoe over te gaan? En twee, de wet over de burgerschapsopdracht is het instrument waarmee we deze school zouden moeten kunnen sluiten. Wanneer komt deze wet naar de Kamer en bent u bereid om hier een spoedtraject van te maken binnen uw ministerie?

De voorzitter:
Dan geef ik nu het woord aan de minister.

Minister Slob:
Voorzitter. Ik dank de heer Heerema voor zijn indringende vragen. Inderdaad, afgelopen donderdag zijn er brieven verstuurd: de brief van de NCTV naar de gemeente Amsterdam en een afschrift van deze brief naar de Kamer, met een begeleidende brief van het kabinet. Daarin was de eerste ondertekenaar de minister van Justitie en Veiligheid, mede namens vier andere bewindspersonen. Dat is een bijzondere stap geweest, dat erkennen wij ook volmondig. Maar het is wel een hele bewuste keuze geweest om deze brieven te versturen. De reden is inderdaad dat er grote zorgen zijn rond deze school, en die zorgen waren van dien aard dat we uiteindelijk, alles afwegende, besloten hebben om deze zorgen niet binnenskamers te houden. Het belangrijkste doel was dat we ouders en leerlingen, maar ook potentiële ouders en leerlingen — juist vorige week is de inschrijvingstermijn gestart — wilden informeren over de zorgen die we hebben. Dat heeft veel losgemaakt.

Inderdaad, wij zullen alle instrumenten inzetten die we hebben, en die worden ook ingezet, om rond deze zorgen verder te kunnen handelen en onderzoek te doen. Dat blijkt ook uit de medeondertekening van de brief door de minister van Justitie en Veiligheid, de minister van Binnenlandse Zaken en de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, die over integratie gaat en het voorzitterschap heeft van de taskforce rond dit onderwerp, en de beide bewindspersonen van OCW.

Met betrekking tot de onderwijsinspectie kan ik de volgende stand van zaken geven waar het gaat om handelen, om alles doen. Ik heb vorige week helaas moeten constateren — u heeft dat in de brief ook gelezen — dat de onderwijsinspectie niet goed haar werk kon doen en om die reden weer uit de school is verdwenen. Dat is niet acceptabel. En inderdaad, wij zullen alle instrumenten inzetten die we daarvoor hebben, en dat is onder andere het opschorten van de bekostiging. Gisteren heeft de bestuurder aangegeven weer alle medewerking te willen verlenen aan verdere onderzoeken. We zullen in de komende dagen zien wat deze woorden waard zijn, maar de mogelijkheid om direct in te grijpen als dat niet gebeurt, heb ik net aangegeven.

De inspectie werkt via drie lijnen. De allereerste lijn is onderzoek naar de onderwijskwaliteit. Men was daar al ferm mee bezig. Dat ging ook niet allemaal crescendo en heel erg soepel, maar men was daar al druk mee bezig. Op basis van het ambtsbericht van de AIVD heeft men de opbrengsten daarvan geparkeerd en wordt verder onderzoek gedaan. Dat zal zowel aangekondigd als onaangekondigd gaan en blijven plaatsvinden. De tweede lijn zijn de financiën. Er vindt op dit moment een diepgaand onderzoek plaats naar de administratie van deze school. Daar is ook aanleiding voor. De derde lijn is dat er onderzoek wordt gedaan naar de bestuurlijke kwaliteit — de governance, zoals wij dat altijd in ons jargon zo mooi zeggen — omdat er vragen zijn over de bestuursstructuur: is de structuur zoals die op papier staat de werkelijkheid in de school?

Voorzitter, tot slot. Wij zijn inderdaad met wetgeving bezig. We zullen dus alles inzetten wat we kunnen. We zijn met wetgeving bezig. Op dit moment vindt de afronding plaats van de schriftelijke vragenronde over de wet die de scholenstichting op een andere manier gaat inrichten, zodat er veel strakker aan de voorkant kan worden toegezien. Die wet kunnen we dus zo snel mogelijk behandelen. De wet op het burgerschap ligt bij de Raad van State. We hopen die wet deze maand terug te krijgen, hoewel we natuurlijk niet over de planning van de Raad gaan. We kunnen dan ook snel verder het vervolg van deze wet in de Kamer aan de orde hebben.

De heer Rudmer Heerema (VVD):
Het is goed om te horen dat bijvoorbeeld de Wet meer ruimte voor nieuwe scholen snel naar de Kamer gestuurd kan worden, want vanmorgen stond in de krant dat deze school in Amsterdam, het Cornelius Haga Lyceum, expansiedrift heeft richting Den Haag en mogelijk zelfs Utrecht. Klopt het, minister, dat we met deze wet in de hand, over die stichting van nieuwe scholen, onwenselijke scholen kunnen tegenhouden in alle gemeenten van Nederland?

Minister Slob:
De nieuwe wet biedt aan de voorkant veel meer mogelijkheden om niet alleen gericht onderzoek te doen naar de vraag of de leerlingaantallen op orde zijn, maar om ook heel gericht naar bestuurders te kijken en naar wat men onderwijsinhoudelijk allemaal wil gaan doen. Die wet gaat inderdaad meer mogelijkheden bieden. Ik kan u melden dat er op dit moment vanuit deze schoolorganisatie, SIO, een aantal andere aanvragen lopen. Dat zijn er zeven. Deze lopen ook in andere steden. De verwachting is dat op basis van de huidige wet al deze aanvragen zullen worden afgewezen, gewoon puur op basis van het feit dat men niet voldoet aan de normen die daarvoor zijn gesteld. Dus ook met de huidige wet kunnen we al iets, maar de nieuwe wet zal extra mogelijkheden gaan bieden.

De heer Rudmer Heerema (VVD):
Het is goed om te horen dat die wet meer mogelijkheden geeft. Maar met deze casus en de expansiedrift die deze school heeft in het achterhoofd, denk ik dat het heel verstandig is om te kijken hoe we wet- en regelgeving nog verder kunnen optuigen om ervoor te zorgen dat dit soort scholen, dit soort onwenselijke scholen, geen voet aan de grond krijgen in Nederland. Dat wil volgens mij niemand, dus daar moeten we zo fors mogelijk op inzetten. Als de wet waar de minister het over heeft, onvoldoende lijkt te zijn, kunnen we die wet verder amenderen en kunnen we kijken welke aanvullende wet- en regelgeving nodig is om ervoor te zorgen dat dit niet meer voorkomt.

Minister Slob:
Met betrekking tot deze casus en de wet die eraan komt als het gaat om het stichten van scholen, zullen wij uiteraard ook met deze casus in het achterhoofd nog eens heel gericht kijken naar wat we nu in deze wet al geregeld hebben en of het eventueel nodig is om daarin nog aanvullend dingen te doen. Dat zullen we inderdaad in de komende tijd verder gaan onderzoeken. We hopen uiteraard dat de Kamer de wet zo snel mogelijk zal agenderen, zodat we in het debat daar verder over kunnen doorspreken.

De voorzitter:
Dank u wel, meneer Heerema. Dan ga ik naar de heer Jasper van Dijk van de SP.

De heer De Graaf (PVV):
Voorzitter?

De voorzitter:
Wie was eerder? Wacht heel even. Voordat we ruzie krijgen; we zijn net begonnen. De heer Van Dijk?

De heer De Graaf (PVV):
Ga je gang, zeg ik dan tegen de heer Van Dijk.

De voorzitter:
Dat is prima.

De heer Jasper van Dijk (SP):
Banden met terroristen, salafistische invloeden, antidemocratisch onderwijs en dan ook nog eens de inspectie belemmeren om haar werk te doen. Deze school, en met name de bestuurders, deugen van geen kanten. Dat is allemaal mede mogelijk gemaakt dankzij artikel 23 van de Grondwet. Maar voor nu is maar één vraag relevant: hoe is het in vredesnaam mogelijk dat u niet allang wetgeving had ...

De voorzitter:
Dat de minister.

De heer Jasper van Dijk (SP):
... om dit soort scholen te kunnen sluiten? Ik neem aan dat u het met mij eens bent dat deze school er nooit had moeten komen en dat u gepiepeld wordt door deze bestuurders als u niet zorgt dat deze school snel wordt gesloten.

De voorzitter:
U heeft het over de minister. Wilt u via mij en niet tegen mij spreken? Want dan denkt iedereen dat u het tegen mij heeft.

De heer Jasper van Dijk (SP):
Zo is het, voorzitter.

Minister Slob:
Voorzitter, via u zeg ik tegen de heer Van Dijk dat artikel 23 nooit een vrijbrief is voor het misbruik maken daarvan. Op het moment dat er misbruik wordt gemaakt van de vrijheden die in dit land geboden worden, dan moeten we gewoon optreden. Op de vraag wat dit kabinet doet, is het antwoord duidelijk. Ik ben daar in het afgelopen jaar zeer druk mee geweest. Door middel van twee wetten zijn we ook bezig om een extra instrumentarium te geven om in te kunnen grijpen als er dingen gebeuren die ongewenst zijn of om — dat is positiever geformuleerd, denk ik — scholen opdracht te geven om ook als het gaat om goed burgerschap hun verantwoordelijkheid te pakken.

De Wet meer ruimte voor nieuwe scholen zou in de praktijk ook "minder ruimte voor nieuwe scholen" kunnen betekenen, omdat we aan de voorkant veel strakker zullen toezien op datgene wat men graag wil gaan doen. In de huidige situatie wordt alleen nog maar gekeken of een school voldoende leerlingen heeft. Dan kan deze bij wijze van spreken van start gaan. In het vervolg komen dan soms de problemen. Dat is door dit kabinet met voortvarendheid opgepakt. Ik heb al aangegeven dat het wetsvoorstel inmiddels bij de Kamer ligt; dit kunnen we ook snel gaan behandelen. Aan de wet over burgerschap is ook stevig gewerkt; die is inmiddels ook naar de Raad van State gestuurd. We gaan niet over de werkwijze van de Raad van State.

De voorzitter:
Goed.

Minister Slob:
Maar we hopen dat die deze maand terug gaat komen. Dan zullen we deze ook verder naar de Kamer kunnen doorgeleiden; dan kunt u uw vragen stellen en dan kunnen we het debat voeren.

De voorzitter:
Dat weten we allemaal, de hele procedure.

Minister Slob:
Dat biedt ook extra instrumenten, dus er wordt hard en stevig aan gewerkt. In ieder geval gebeurt dit ook via de onderwijsinvalshoek. Zoals ik al aangegeven heb, is dit wel een breder vraagstuk, maar dit is wat we op het gebied van onderwijs kunnen doen.

De heer De Graaf (PVV):
Het is inderdaad een breder vraagstuk. Waar dit kabinet, en ook deze Kamer achter mij, zich altijd uitlaat over de grondoorzaken van migratie, de grondoorzaken van dit en de grondoorzaken van dat, wordt ook op dit dossier weer een grote omtrekkende beweging gemaakt om de grondoorzaak van alle ellende niet te benoemen. En die grondoorzaak heet de islam. De islam is antidemocratisch, anti-integratief, anti-alles en diametraal tegen alles waar onze westerse maatschappij voor staat.

De voorzitter:
Wat is de vraag, meneer De Graaf?

De heer De Graaf (PVV):
Deze wetgeving gaat dus tekortschieten. Mijn vraag aan de minister daarbij is: waarom durft de minister niet gewoon de grondoorzaak, namelijk de islam, aan te pakken en ervoor te zorgen dat er helemaal geen islamitische scholen in Nederland zijn?

De voorzitter:
Het woord is aan de minister.

De heer De Graaf (PVV):
Want hoe langer die scholen er zijn, hoe meer ellende we op termijn kunnen verwachten. Wees als kabinet zijnde gewoon eens een vent.

Minister Slob:
Grondrechten zijn universeel, dat weet de heer De Graaf. Maar dat betekent wel dat grondrechten nooit ongelimiteerd zijn. Er worden altijd ook voorwaarden gesteld aan het gebruik van grondrechten, welke grondrechten dat ook zijn. Dat doen we ook met betrekking tot vrijheid van onderwijs. U zult, als u de wetgeving in handen krijgt, pas echt kunnen beoordelen wat we daaraan doen. Dat geldt ook in aanvullende zin met betrekking tot het instrumentarium dat we nu hebben, om in te kunnen grijpen en toe te kunnen zien op het moment dat er dingen gebeuren die wat ons betreft niet wenselijk zijn.

De heer Azarkan (DENK):
Vrijheid van godsdienst ... sorry, vrijheid van onderwijs, is een belangrijk goed. Voor de DENK-fractie staat het belang van de kinderen en van de ouders voorop. Ik kan mij niet aan de indruk onttrekken dat de minister, ook in samenwerking met de burgemeester, hierin een tweesporenbeleid hanteert. Aan de ene kant geeft de minister aan te verzoeken — of althans, dat gaat via de burgemeester — druk te leggen op het bestuur om af te treden. Er zijn zware aantijgingen gedaan vanuit de NCTV: het onderhouden van banden met terroristische organisaties. De vraag is of dat niet strafbaar is. Maar het tweede aspect, wat ik de minister ook hoor zeggen, is dat hij nu pas onderzoek gaat doen.

De voorzitter:
En wat is de vraag?

De heer Azarkan (DENK):
Hoe verhoudt zich dat tot elkaar: onderzoek doen naar de onderwijskwaliteit en onderzoek doen naar de kwaliteit van besturen, ...

De voorzitter:
Het woord is aan de minister.

De heer Azarkan (DENK):
... naar banden die onderhouden zijn? Hoe verhoudt zich dat tot de huidige aanpak?

Minister Slob:
Het onderzoek naar onderwijskwaliteit liep al. Maar u heeft in de brief die u donderdag heeft ontvangen, ook kunnen lezen dat er in januari een ambtsbericht van de AIVD kwam. Daarin stond informatie die ook gerede aanleiding gaf om verder vervolgonderzoek te gaan doen, ook als het om de onderwijsinspectie gaat. Dus inderdaad waren er de berichten die in januari naar buiten zijn gekomen en waarover het kabinet vorige week heeft besloten om een deel daarvan ook met u te delen. Dat is inderdaad een ongebruikelijke stap, maar die hebben aanleiding gegeven om aanvullend onderzoek te gaan doen. Dat is op dit moment in volle gang. Het gaat hierbij om onderwijs en om de inspectie, via de drie lijnen die ik net genoemd heb.

De voorzitter:
Meneer Azarkan, uw tweede vraag.

De heer Azarkan (DENK):
Het is buitengewoon ernstig als bestuursleden van scholen contacten onderhouden met terroristische organisaties. Ik lees dat dat gebeurt van 2009 tot 2012. Heeft de minister die kinderen dan te lang blootgesteld aan het gevaar van die bestuurders? Waarom is er niet eerder opgetreden?

Minister Slob:
Ik heb aangegeven dat de ambtsberichten van de AIVD rond deze school er in januari zijn gekomen. U heeft in de brieven ook kunnen lezen wat onze vervolgstappen daaromtrent zijn geweest, ook vanuit de onderwijsinvalshoek. Ik heb aangegeven dat het breder is, maar ook de minister die mede over onderwijs gaat, is hier natuurlijk bij betrokken. Bij de onderwijsinspectie wordt er via drie lijnen gewerkt, namelijk kwaliteit, financiën en de bestuurlijke structuur.

De heer Bisschop (SGP):
Ik heb alle waardering voor de minister vanwege het feit dat er in de voorliggende wetstrajecten nadrukkelijk gekeken wordt hoe je veiligheid en goed bestuur beter kunt borgen. Maar is de minister het mij eens dat in vigerende wetgeving met betrekking tot het voortgezet onderwijs al ruimschoots voldoende aanknopingspunten zitten om nu actief in te grijpen? Ik verwijs bijvoorbeeld naar artikel 3b. Daarin staat: "het bevoegd gezag draagt zorg voor de veiligheid op school" en "onder veiligheid, bedoeld in het eerste lid, wordt verstaan de sociale, psychische en fysieke veiligheid". En in artikel 17 staat: "het onderwijs is mede gericht op het bevorderen van actief burgerschap en sociale integratie". Dit zijn toch voldoende gronden om nu actief op te treden en niet de voorliggende wetgevingstrajecten af te wachten?

Minister Slob:
Wij hebben ervoor gekozen om de informatie die we nu hebben te delen, ook in het belang van ouders die een keuze moeten maken en ouders die al kinderen op deze school hebben zitten. Juist in deze tijd — vorige week startte namelijk de inschrijftermijn; die loopt overigens de 15de weer af — willen we ouders daar wel deelgenoot van maken, zodat ze het kunnen betrekken bij de afwegingen die ze maken. Het is inderdaad waar dat er ook vanuit de huidige onderwijswetgeving mogelijkheden zijn om in te grijpen. Ik heb net al aangegeven dat we op basis van de huidige wetgeving zelfs aanvragen kunnen afkeuren omdat men niet voldoet aan de normen die daarin gesteld worden.

Maar laat ik met name het punt van het burgerschap er even uit pakken. De wettelijke grondslag voor burgerschapsonderwijs was zo mager dat de inspectie daar in de praktijk eigenlijk niets mee kon. Als men bij wijze van spreken maar één activiteit had die aan burgerschap kon worden gekoppeld, was dat al voldoende. Dat is voor dit kabinet reden geweest om de wettelijke grondslag met betrekking tot burgerschap veel scherper in te gaan vullen en ook de opdracht aan de scholen te verduidelijken. Die wetgeving komt zo snel mogelijk naar u toe, als de Raad van State klaar is met het geven van een advies.

De heer Rog (CDA):
Deze school was natuurlijk al omstreden. De inspectie zou erbovenop zitten, maar we lezen nu dat de inspectie de school binnentreedt en lessen wil observeren, en gewoon wordt weggestuurd. Mijn vraag aan de minister is: hoe is het in hemelsnaam mogelijk dat de inspectie in Nederland bij een school die zo omstreden is, niet haar werk kan doen in deze lessen? En hoe kan de minister, even los van het feit dat er nu een bestuurder is die zogenaamd zegt dat hij de inspectie nu wel toelaat, garanderen en afdwingen dat dit gebeurt?

Minister Slob:
De situatie die vorige week ontstond, was voor de inspectie aanleiding om de school te verlaten. Zij kon op die wijze haar werk niet doen en heeft toen gezegd: dan kunnen we beter vertrekken, maar we komen wel terug, aangekondigd en onaangekondigd. Toen ik daar deelgenoot van werd, heb ik aangegeven dat ik dit onacceptabel vind. Als deze situatie zich gaat herhalen, dan biedt ook de huidige wetgeving, zoals de heer Bisschop net ook zei, al voldoende mogelijkheden om de bekostiging net zo lang op te schorten tot er weer ruimte wordt geboden aan de inspectie om op te treden. Als dit weer gaat plaatsvinden, zullen we dat direct toepassen. Ik weet dat de onderwijsinspectie dan ook aangifte zal doen van het tegengewerkt worden bij haar onderzoeken. Maar we zullen nu zien wat de woorden van de bestuurder — hij heeft aangegeven dat hij mee wil werken — waard zijn.

De heer Rog (CDA):
Ik heb een tweede vraag. Omdat aan de voorkant, ook door de voorganger van de minister, is aangegeven dat de inspectie erbovenop zou zitten, wil ik in ieder geval vragen of de minister de Kamer een feitenrelaas kan toezenden over wat er sinds de oprichting gebeurd is en wat de inspectie daadwerkelijk heeft ondernomen om deze school te volgen. Ik zou ook graag willen dat de minister ingaat op het punt van minder bevoegdheden met betrekking tot het toezicht bij het niet voldoen aan de maatschappelijke verantwoordelijkheid. Want daarin is in het mbo en in het hoger onderwijs veel meer mogelijk.

Minister Slob:
Er worden hier wat vragen gesteld voor als we hier op een later moment over doorspreken, als ik u goed begrijp. Ik zal bezien op welke wijze we dan aan deze vragen kunnen voldoen.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Er worden hele grote woorden gebruikt in dit debat, zoals "vergif", "ondermijning van de rechtsstaat" en "indoctrinatie". Tegelijkertijd had de minister het net over grote zorgen die niet binnenskamers kunnen blijven. Dan is de vraag wat nu precies de feiten zijn. Wat is hier aan de hand? Is het grote probleem dat het bestuur banden heeft met een terroristische organisatie? Is het probleem dat de onderwijskwaliteit onder de maat is? En zo ja, waarom wordt het inspectierapport dan niet openbaar? Of is het grote probleem dat de inspectie belemmerd wordt in haar werkzaamheden?

Minister Slob:
Wat onze zorgen zijn, heeft u kunnen lezen in de brief, waarin deels ook wordt verwezen naar signalen die via de AIVD zijn binnengekomen. Dat is inderdaad een ongebruikelijke stap, maar dat heeft te maken met de zorgen die wij hebben rond deze school. Dat is ook iets wat nu in een breder verband wordt opgepakt; kijk ook naar het aantal ondertekenaars van de brief die naar u toe is gekomen.

Het feit dat de inspectie gehinderd is in haar werk of in ieder geval onvoldoende mogelijkheden zag om haar werk te doen, is iets wat pas vorige week is ontstaan, toen er een onaangekondigd bezoek plaatsvond. Dat hoort gewoon bij de werkzaamheden van de inspectie, die niet alleen zegt dat zij op een bepaald tijdstip langskomt en vraagt om alle spullen dan klaar te hebben liggen. Nee, een inspectie moet, zeker in deze situatie — maar dat gebeurt ook op andere scholen — ook zomaar aan kunnen bellen en zeggen: "wij komen nu binnen en wij willen dat en dat zien" of "wij willen lessen bezoeken". Daar werd vorige week dus onvoldoende ruimte voor geboden. Ik heb net al aangegeven dat dat niet acceptabel is.

De heer Van Meenen (D66):
Daar sluit mijn vraag op aan, want elk kind in Nederland heeft recht op goed onderwijs maar ook op een veilige omgeving. Beide lijken hier in het geding te zijn. Wij hebben de inspectie om daarop toe te zien. Is de minister het met D66 eens dat alleen al het feit van het weigeren om toegang te verlenen aan de inspectie reden zou moeten zijn om een school per onmiddellijk te sluiten?

Minister Slob:
Daar biedt onze wet- en regelgeving geen ruimte voor. Die biedt wel ruimte om de bekostiging op te schorten. Vanuit het onderwijs kun je de bekostiging pas echt helemaal structureel stilleggen als de onderwijskwaliteit langdurig beneden de maat is, of als men qua leerlingenaantallen langdurig onder een bepaalde grens zit. Maar ik heb u net aangegeven dat het instrument dat we hebben op het moment dat een inspectie geweigerd wordt om haar werk te doen, of onvoldoende mogelijkheden heeft om haar werk te doen, is dat we dan inderdaad een tijdelijke bekostigingsmaatregel kunnen nemen. Als die situatie zich blijft continueren, wordt die maatregel vanzelf een structurele. Vorige week heb ik naar aanleiding van vragen die ik toen kreeg, al aangegeven dat, als bekostiging langdurig stil komt te liggen, dat uiteindelijk leidt tot sluiting van een school, want dan kan men het niet meer volhouden.

De voorzitter:
Uw tweede vraag, meneer Van Meenen.

De heer Van Meenen (D66):
Dat laatste is de vraag. De vrijheid van onderwijs is geen vrijbrief voor slecht onderwijs. De minister zegt dat, anderen zeggen dat en ook ik zeg dat. Toch is hier deze situatie ontstaan. Deze school had er natuurlijk nooit mogen komen, maar is er wel gekomen. Nu lijkt het zo te zijn dat die vrijheid van onderwijs optreden hier in de weg staat. De minister zei het net al: er is geen ruimte om op te treden als de inspectie geen toegang krijgt. Op allerlei vlakken — of het nou gaat over gezinnen waar kinderen niet goed behandeld worden of over andere dingen — en op allerlei plekken zien we toe op het welzijn van kinderen. Is de minister het met mij eens dat het niet zo kan zijn dat de vrijheid van onderwijs zover strekt dat de veiligheid van kinderen in het geding is en dat, als dat zo is — en dat lijkt hier het geval te zijn — onmiddellijk opgetreden moet worden, met welke wet dan ook in de hand?

Minister Slob:
Ik zeg de heer Van Meenen na dat de vrijheid van onderwijs geen vrijbrief is om dingen te doen die in strijd zijn met onze wet- en regelgeving. Het is niet zo dat de vrijheid van onderwijs ons nu verhindert om op te treden. Nee, we hebben gewoon wet- en regelgeving rond onderwijs, maar ook op andere terreinen, die — kijkend naar wat daar nu gebeurt en naar de wettelijke grondslag die we hebben om op te treden — nog onvoldoende is. Toch hebben we besloten om de informatie die we hadden, wel te delen, ook met de ouders. Ik geef toe dat dat een bijzondere stap is, maar wij vonden dat nodig. Ondertussen gaan de onderzoeken, niet alleen op onderwijsterrein, gewoon door, omdat we inderdaad maximaal zicht willen hebben op wat daar gebeurt, om ook een eindoordeel te kunnen geven over de richting die we met de school uit zullen moeten gaan. Dat zal in de komende tijd moeten blijken.

De heer Asscher (PvdA):
Als in een café drugs wordt aangetroffen, gaat dat café onmiddellijk dicht. Nu schrijft het kabinet dat op een Nederlandse school aan kinderen in de puberleeftijd antidemocratische, anti-integratieve denkbeelden worden onderwezen. Gif wordt verspreid. Ook buiten de schooltijden wordt een extremistische geloofsleer onderwezen, schrijft het kabinet. En vervolgens staan we erbij in machteloosheid. Dit kan niet zo zijn. Laten we alsjeblieft zorgen dat het bestuur buiten werking komt en laten we alsjeblieft de school sluiten. Ik vraag de minister om heel duidelijk in de richting van de ouders uit te spreken: stuur je kinderen daar niet naar school. En neem een maatregel, doe een aanwijzing, zodat dit bestuur, waarin we geen vertrouwen meer hebben, wordt weggestuurd.

Minister Slob:
Ik heb net aangegeven dat het kabinet zelf heeft besloten om deze informatie naar buiten te brengen, wetende dat er op dit moment onvoldoende wettelijke grondslag is om de dingen te doen die u nu al direct zou willen doen. Wat we wel aan het doen zijn, is op alle terreinen die er zijn — ik heb net al aangegeven wat er op het gebied van onderwijs gebeurt — vervolgonderzoeken laten plaatsvinden. Dat kan inderdaad opleveren dat er uiteindelijk wel voldoende wettelijke grondslag is om in te kunnen grijpen als we dat nodig achten op basis van wat er nog meer boven tafel komt. Dat zal in de komende tijd verder zijn vervolg moeten krijgen. Ik vind het prima dat u ons bij wijze van spreken van alles verwijt, maar u kunt ons niet verwijten dat we nu voor maximale openheid hebben gekozen, op een gevoelig onderwerp — dat geef ik toe — en op een bijzondere manier. Maar we vonden dat er voldoende aanleiding voor was, juist ook in de richting van de ouders en de kinderen en de gemeente Amsterdam, waarmee we overigens zeer stevig en hecht samenwerken, op een heel goede manier. Ik vind dat de bestuurders daar maximaal proberen te doen wat zij kunnen, in een heel ingewikkelde situatie. Maar goed, dat is inmiddels wel duidelijk geworden. We werken er met elkaar hard aan.

De voorzitter:
Uw tweede vraag, meneer Asscher.

De heer Asscher (PvdA):
Het is geen verwijt aan de minister maar een oproep om te denken in het belang van de kinderen, van hun ontwikkeling en van hun toekomst in onze samenleving. Dat belang vergt dat deze minister niet wacht op toekomstige wetgeving, maar achter de gemeente Amsterdam gaat staan en alles doet wat nodig is om ervoor te zorgen dat dit bestuur weggaat en dat deze school ophoudt dit soort dingen te verspreiden onder onze kinderen, in onze samenleving.

Minister Slob:
We doen twee dingen. We zijn nu zeer stevig bezig met het instrumentarium dat we hebben en dat niet niets is. We zijn daarnaast bezig om aanvullende instrumenten te krijgen. Daar was dit kabinet op voorbereid en daar heeft dit kabinet ook afspraken over gemaakt. Die heb ik ook direct in het eerste jaar van mijn ministerschap in de praktijk gebracht. We weten namelijk inderdaad dat we rond dit soort onderwerpen meer zouden willen hebben dan de huidige wetgeving ons biedt. Het feit dat we naar buiten zijn gekomen, is júíst in het belang van de kinderen en de ouders. Dat is uiteindelijk de doorslaggevende reden geweest om de brieven te sturen zoals die gestuurd zijn, ook wetende dat dit debatten als deze zou losmaken, niet alleen hier in deze Kamer, maar ook in Amsterdam en in het land. Het is wat ons betreft ook een goede zaak dat we er op deze wijze over debatteren.

De voorzitter:
Dank u wel.


Vragen Kwint

Vragen van het lid Kwint aan de minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media over topsalarissen bij de Nederlandse publieke omroep.

De voorzitter:
Dan geef ik nu het woord aan de heer Kwint namens de SP voor zijn vraag aan dezelfde minister voor Onderwijs over topsalarissen bij de Nederlandse publieke omroep.

De heer Kwint (SP):
Dank. We hebben in Nederland een mooie wet: de Wet normering topinkomens. Die had van de SP nog wel wat strenger gemogen, maar die zou ervoor moeten zorgen dat niemand die met belastinggeld betaald wordt, meer verdient dan de premier. Want hoe verantwoordelijk het ook is om elke avond een talkshow te presenteren, het is nog altijd net wat minder belangrijk dan een heel land besturen. Dus die 194.000 euro — 194.000 euro! — die je dan kunt verdienen, zou toch genoeg moeten zijn om van rond te komen. Als we De Telegraaf mogen geloven, denkt niet iedereen op het Mediapark er zo over. Zo zou Matthijs van Nieuwkerk tot vier ton kwijtraken als hij zijn salaris naar de ministersnorm zou brengen, en is er nu gekozen voor een of andere ontwijkingsprocedure via een productiemaatschappij.

Ten eerste maar eens de vraag: klopt dat? En meteen daarachteraan: wat gaat de minister hieraan doen? Hij kan niet verrast zijn. Zowel zijn voorganger, Sander Dekker, als de minister zijn door de SP gewaarschuwd: doe hier nu iets aan, want sommige mensen willen echt niet vrijwillig van die dikke zak met belastinggeld afkomen. Ja, nee, ingewikkeld, lastig, gaan we niet doen. Mijn voorstel daartoe werd weggestemd door D66, VVD, CDA en ChristenUnie. Maar wat hebben wij aan zo'n wet als er wat geschoven wordt met potjes en iemand zo alsnog een half miljoen op zijn rekening kan bijschrijven? Helemaal niks. En als de zelfbenoemde "unieke talenten" van het Mediapark vinden dat ze meer moeten verdienen, dan is daar een eenvoudige oplossing voor: ga maar lekker naar Talpa. Dat schijnt geld zat te hebben. De publieke omroep heeft dat door geschutter van opeenvolgende kabinetten niet. Die moet bezuinigen, en mogelijk mensen ontslaan. Dan past zo'n megasalaris niet.

Dus de oproep aan de minister is eigenlijk heel simpel. Maak strengere regels. Zorg ervoor dat dit schathemeltjerijk worden van belastinggeld nu eindelijk beëindigd wordt. Maak uitzonderingen zoals die nu nog bestaan, onmogelijk. Maak schimmige ontwijkingsconstructies onmogelijk. Maak het met belastinggeld meer verdienen dan de premier onmogelijk. Stop "De Wereld Graait Door"!

De voorzitter:
Dan geef ik nu het woord aan de minister.

Minister Slob:
Voorzitter. De heer Kwint vraagt aan mij of de berichtgeving uit De Telegraaf over de heer Van Nieuwkerk klopt. Ik heb daar dit weekend inderdaad ook kennis van genomen, en misschien had ikzelf ook wel een beetje dezelfde vragen als de heer Kwint. En ik denk dat ik daar niet alleen in sta. We hebben inmiddels navraag gedaan bij BNNVARA. Zij hebben ons aangegeven dat de berichtgeving onjuist is, dat er geen sprake is van een nieuwe salarisconstructie voor de heer Van Nieuwkerk. Daar moeten we voor dit moment maar even genoegen mee nemen. Ik zal wel de NPO, degene die bevoegd is om toe te zien op het beloningskader, vragen om heel specifiek ook naar deze casus te kijken en mij daar zo snel mogelijk over te informeren.

Dat wat betreft, zeg maar, het nieuws van de dag. Zoals u weet zijn we in bredere zin bezig om na te denken over een nieuwe concessieperiode en wat er aan veranderingen zou moeten worden doorgevoerd met betrekking tot de huidige situatie. Ik ben ook aan het nadenken. Ik zal u natuurlijk zo snel mogelijk nader informeren of het inderdaad mogelijk is om nog aanvullende dingen te doen om eventuele ontwijkingen die er zijn, te voorkomen. We weten dat er in 2017 afspraken zijn gemaakt die voor alle nieuwe situaties gelden, en waardoor het niet mogelijk is om daarboven uit te stijgen. Die zijn wel langzaam maar zeker aan het teruglopen. De laatste stand van zaken is dat er nog vijf mensen zijn die eronder vallen, dus dat is wel — om even zulke woorden te gebruiken — een sterfhuisconstructie. Die wereld draait dus in ieder geval niet door; die gaat een keer stilstaan. Maar we zullen ook nadenken over het vervolg van de nieuwe concessieperiode, en dan kunnen we er op een later moment verder over spreken.

De heer Kwint (SP):
Dank voor de antwoorden. Mijn eerste vraag zou dan zijn: hoeveel verdient hij dan wel? Want ik las in een reactie van BNNVARA dat er geen euro belastinggeld extra naar de heer Van Nieuwkerk zou gaan. En ik ken mijn pappenheimers op het Mediapark: op het moment dat zij dusdanig specifiek gaan benoemen dat er niet meer belastinggeld naartoe gaat, dan betekent dat doorgaans dat er via een andere constructie wel nog geld bij komt. Ik ben dus ontzettend benieuwd naar de uitkomst: hoeveel geld wordt er nou uiteindelijk verdiend?

Maar het algemene punt blijft natuurlijk staan, en de minister zegt dat terecht: het ontwijken van deze norm kan, zeker via productiemaatschappijen. Op die manier hebben wij geen controle op hoeveel geld sommige presentatoren kunnen bijschrijven. Het was ook niet voor niets dat Sander Dekker al in 2017 zei: elk nieuw beloningskader zal kritisch getoetst moeten worden op die zogenaamde vluchtroutes. Mijn vraag aan de minister zou dus zijn: als er straks een nieuwe concessieperiode komt, worden er dan ook echt maatregelen genomen om die vluchtroutes onmogelijk te maken? Weten wij zeker en kunnen wij met zekerheid zeggen dat vanaf 2021 niemand bij de publieke omroep, linksom of rechtsom, via allerlei schimmige constructies of niet, meer verdient dan deze minister?

Minister Slob:
Het is niet zomaar mogelijk om allerlei ontwijkende bewegingen te maken om de huidige wet- en regelgeving te ontwijken. We weten wel dat we paal en perk hebben gesteld aan het aantal mensen dat boven de WNT zat, en dat daar heel strikte afspraken over zijn gemaakt. We konden niet aan de bestaande situaties, waar we overigens geen namen bij weten, komen. Er wordt wel van alles genoemd, maar op die wijze werkt dat niet. We weten wel dat dat aantal langzaam maar zeker terugloopt. Ik neem aan dat het uiteindelijk naar nul zal gaan. Over wat we in de nieuwe concessieperiode gaan doen, kunnen we het debat verder voeren als ik mijn visiebrief naar de Kamer heb gestuurd. Ik hoop dat dit in de komende weken zal gebeuren.

De heer Kwint (SP):
Afsluitend dan. Op dit moment is het nog steeds mogelijk om via die constructies extra geld te verdienen. Er is een mogelijkheid om daar een einde aan te maken. Die mogelijkheid heet WNT3. Deze wet heeft het vorige kabinet bedacht om gegraai in de publieke sector definitief naar het verleden te verhuizen. Deze wet is door toedoen van minister Plasterk ergens in een la verdwenen en ligt dus nog altijd ergens in een ministerie onderin een la. Nu weet ik dat deze minister slechte ervaringen heeft met het aantreffen van rapporten diep in lades. Daar kwam het gat op de begroting van de publieke omroep vandaan. Maar als het niet lukt om deze constructies op andere manieren aan te pakken, wil hij dan al die ministeries ondersteboven zetten, die oude wet WNT3 van minister Plasterk afstoffen en die alsnog naar de Kamer sturen?

Minister Slob:
Ik heb net aangegeven wanneer we het debat naar de toekomst toe verder gaan voeren. Ik kijk ernaar uit om dan met de heer Kwint van gedachten te wisselen over datgene wat we hem gaan voorleggen. Dan hoop ik dat hij daar met grote instemming kennis van gaat nemen. In de huidige situatie geldt inderdaad de WNT, maar geldt ook het herziene Beloningskader Presentatoren in de Publieke Omroep. BPPO noemen we dat, in het afkortingsjargon. Daar zal ik strikt op toezien. Ik zal me er ook aan houden. Mensen die daaroverheen gaan, hebben een direct probleem met mij. Maar nogmaals, met betrekking tot de casus waarom u mij naar de Kamer heeft geroepen, de berichtgeving in De Telegraaf, heeft BNNVARA aangegeven dat er niets veranderd is in de beloningsstructuur van deze man. Die berichtgeving klopt dus niet. Dat laat ik verder onderzoeken.

De voorzitter:
Dank u wel, meneer Kwint.

De heer Aartsen (VVD):
De minister geeft aan dat hij gaat proberen om ontwijkingen te voorkomen. Ik vind dat eerlijk gezegd van de zotte. We hebben met elkaar afgesproken dat een presentator bij de Nederlandse Publieke Omroep niet meer verdient dan de minister-president. Wat bezielt in vredesnaam een omroepdirecteur om allerlei sjoemelconstructies met die presentatoren af te spreken om alleen maar meer geld te verdienen? Dat moeten we toch niet willen? Ik zit ook niet te wachten op een soort kat-en-muisspel tussen Hilversum en Den Haag.

De voorzitter:
En uw vraag is?

De heer Aartsen (VVD):
Mijn vraag aan de minister gaat over de programmakosten. Kunnen we die transparant krijgen? De enige manier om dit soort gedoe over sjoemelconstructies tegen te gaan is door transparantie te hebben over de programmakosten, want dan weten we tenminste echt hoe het zit.

Minister Slob:
De heer Aartsen weet dat ik bezig ben om in de visiebrief nieuwe lijnen uit te zetten voor de nieuwe concessieperiode. Deze bekostigingsvragen kunnen inderdaad opduiken. Daar zitten verschillende kanten aan. Je kunt het ook via de programmakant benaderen. Ik heb al aangegeven dat die bekostigingsvragen er onderdeel van zullen uitmaken. Ik proef in ieder geval ook bij de VVD brede steun om er alles aan te doen om te voorkomen dat we dit soort vragenuurtjes, momenten of debatten hebben. In het afgelopen jaar ben ik er een paar keer mee geconfronteerd. Ik ben er ook wel een keer klaar mee. Het zou heel fijn zijn als we daar een keer een punt achter kunnen zetten.

De heer Martin Bosma (PVV):
Maar dan moet het wel echt helder en duidelijk zijn. De minister komt nu met een soort zoekplaatje, met als antwoord: BNNVARA ontkent het. Maar wat ontkennen ze dan? Het is toch gewoon een feit dat deze presentator College Tour gaat presenteren en dat dit gemaakt wordt door een extern bedrijf, namelijk MediaLane? Dat is eigendom van mevrouw Van den Ende, de dochter van, et cetera. Het is gewoon een schijnconstructie. Het is een schijnconstructie die wordt opgetuigd. Het is in het belang van de NPO. Kan de minister ons met de hand op het hart verzekeren dat de NPO, of welk onderdeel van de NPO dan ook, de NTR of BNNVARA, op geen enkele manier meewerkt aan het verzinnen en opzetten van dit soort dingen?

Minister Slob:
De vraag waarom ik hiernaartoe geroepen ben, ging over berichtgeving in De Telegraaf dat er aanvullend betaald zou gaan worden voor weer een nieuwe activiteit en dat het om grote bedragen zou gaan. We hebben bij BNNVARA geïnformeerd en gevraagd of deze berichtgeving klopt. Het antwoord was: nee, deze berichtgeving is niet juist. Dan is dat in ieder geval het eerste deel van een antwoord. Als je dat vraagt en je dit antwoord krijgt, is dat een gegeven. U weet ook, net zo goed als ik, dat we het toezicht op de salariskaders en de manier waarop de beloningskaders in de praktijk functioneren, bij de NPO hebben neergelegd. Mijn vraag aan de NPO is dan ook om zo snel mogelijk heel gericht naar deze casus te kijken. Ik zou uiteraard graag zien dat dit bevestigd wordt, maar dat moeten we afwachten, want daarmee gaat men nu aan het werk. Als ik daar meer over te melden heb, zal ik dat uiteraard ook zo snel als mogelijk aan de Kamer doen.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
We hebben eerder al eens een overzichtje gevraagd. Toen kregen we te horen dat 33 personen binnen de NPO boven de Wet normering topinkomens zouden vallen. Dat waren presentatoren en anderen. Ik ben er verheugd over als dat aantal nu zo snel is teruggegaan. Kan de minister eens vertellen wat hij daarvan vindt? Wat vindt hij ervan dat bij een omroep die moet bezuinigen, mensen werken die flink boven de Wet normering topinkomens verdienen, die dus meer verdienen dan de minister? Wat is het morele oordeel van de minister daarover?

Minister Slob:
Tijdens de begrotingsbehandelingen Media hebben we daarover ook gesproken. Ik ben toen volgens mij al klip-en-klaar geweest. Ik vind dat niet goed. Ik vind inderdaad ook dat we hiervan af moeten. Ik heb net ook aangegeven dat ik er wel een keertje klaar mee ben om iedere keer voor dit soort vragen naar de Kamer te moeten gaan en iedere keer weer een soort verantwoording te moeten geven voor een bestaande situatie — er is inderdaad ingegrepen in 2017, gelukkig — waarin de mensen uit de oude situatie nog een tijdlang doorgaan. Gelukkig wordt het aantal kleiner. We moeten ervan af, en wat mij betreft zo snel als mogelijk. We komen langzaam maar zeker in de goede richting. We weten dat het vlees soms zwak is, dus we moeten ook voorkomen dat er via andere invalshoeken pogingen worden gedaan. Want dit is inderdaad publiek geld, dat wij besteden aan de publieke omroep en waarvan wij willen dat de publieke omroep goed draait. Dat moet op een verantwoorde manier, ook maatschappelijk verantwoord, worden besteed.

De voorzitter:
En naar de Kamer komen is geen straf maar een feest, zeg ik altijd.

Minister Slob:
Het is wel een feest, maar de onderwerpen niet altijd, kan ik u in alle eerlijkheid zeggen, mevrouw de voorzitter.

De heer Van Raak (SP):
Er is sprake van een presentator die een nieuw programma gaat presenteren en twee, drie keer zoveel gaat verdienen als de minister-president. De minister zegt: ik heb er helemaal genoeg van. Hij is niet de enige. Iedereen in de Kamer heeft er helemaal genoeg van. Buiten de Kamer heeft ook iedereen er genoeg van, behalve op het Mediapark. De minister heeft de middelen in handen. Op het ministerie ligt een wet, WNT3, om dit soort constructies, dit soort graaigedrag te verbieden. Die wet ligt daar in een lade. Het enige wat de minister hoeft te doen, is die lade open te maken en de wet naar de Kamer te sturen. Ik beloof de minister dat die hier met algemene stemmen wordt aangenomen.

Minister Slob:
Ik ken de heer Van Raak als een man die altijd zorgvuldig zijn woorden kiest. Ik heb net aangegeven dat na navraag BNNVARA heeft aangegeven dat de berichtgeving niet klopt en dat er in de salarisconstructie met de heer Van Nieuwkerk niks verandert. Als u dan zegt dat hij vier, vijf keer meer gaat verdienen, doet u dat niet met informatie die ik aan de Kamer heb gegeven.

De heer Van Raak (SP):
Dat heb ik allemaal niet gezegd!

Minister Slob:
Jawel, u zei wel: hij gaat vier, vijf keer meer verdienen. Ik heb aangegeven dat we de NPO zullen vragen om de toezichthoudende taak, die we ook wettelijk bij hen hebben belegd, zo snel als mogelijk toe te passen. Dan zullen de feiten misschien nog een keer extra duidelijk of bevestigd worden. We zullen het zien; daar kan ik niet op vooruitlopen. Over wat voor aanvullend instrumentarium we nodig hebben ...

De voorzitter:
Daar komt u op terug.

Minister Slob:
... heb ik aangegeven dat ik in de nieuwe concessieperiode met betrekking tot de publieke omroep zal zorgen dat we dat op een ordentelijke manier regelen, in ieder geval al met steun van de VVD, om te voorkomen dat we dit soort debatten met elkaar blijven hebben.

De voorzitter:
Meneer Van Raak, u mag iets rechtzetten maar geen nieuwe vraag stellen.

De heer Van Raak (SP):
De minister zei dat ik gezegd zou hebben dat deze man vier, vijf keer zoveel zou gaan verdienen. Dat is bijna niet mogelijk, voorzitter.

De voorzitter:
Dat heeft u niet gezegd.

De heer Van Raak (SP):
Ik heb gezegd dat deze presentator twee, drie keer zoveel blijft verdienen als de minister-president.

De voorzitter:
Dan heeft u uw punt rechtgezet.

Minister Slob:
We wachten het stenografisch verslag af, voorzitter.

De voorzitter:
Zo is dat. Dank u wel.


Vragen Ploumen

Vragen van het lid Ploumen aan de minister voor Medische Zorg en Sport over het bericht dat twee derde van de doktersassistenten wordt geconfronteerd met geweld.

De voorzitter:
Dan gaan we nu naar mevrouw Ploumen namens de PvdA, voor haar vraag over het bericht dat twee derde van de doktersassistenten wordt geconfronteerd met geweld. De vraag is gericht aan de minister voor Medische Zorg, die ik van harte welkom heet.

Mevrouw Ploumen.

Mevrouw Ploumen (PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Twee derde van de doktersassistenten heeft te maken met intimidatie, bedreiging en geweld. Dat is natuurlijk verschrikkelijk. Doktersassistenten zetten zich in om ervoor te zorgen dat wij de goede zorg krijgen bij de huisarts en ze zijn onmisbaar in elke huisartsenpraktijk. Ze verdienen ons respect en onze waardering en niet onze bedreiging en intimidatie. Zij moeten beschermd worden tegen bedreiging en intimidatie en daarom heb ik aan de minister een aantal vragen.

Ten eerste. Een collega van minister Bruins, minister Dekker, zei vanochtend dat hij een wetsvoorstel aan het maken is om geweld tegen hulpverleners specifieker en strenger te bestraffen. Gaat dit ook gelden voor geweld tegen doktersassistenten?

Dan mijn tweede vraag. Doktersassistenten melden dat ze het moeilijk vinden om aangifte te doen omdat dan al hun gegevens openbaar worden. Dus ook degene die hen bedreigt kan persoonsgegevens inzien. Dat is een enorme drempel. Wat is de minister van plan om te doen om de aangiftebereidheid bij de doktersassistent te vergroten?

In aanvulling daarop mijn derde vraag. Is de minister bereid om een meldpunt in te stellen waar doktersassistenten kunnen melden wanneer zij te maken hebben gehad met intimidatie en geweld? Natuurlijk moet er ook aangifte gedaan worden, maar blijkbaar is dat een drempel. En dan kan een meldpunt wel helpen om de problematiek scherp in kaart te krijgen, zodat er iets aan gedaan kan worden.

De voorzitter:
Dan geef ik nu het woord aan de minister.

Minister Bruins:
Voorzitter, dank u wel. Het voorstel dat collega Dekker vanmorgen presenteerde, geldt inderdaad ook voor agressie tegen doktersassistenten. Ik ben het helemaal met mevrouw Ploumen eens dat het onacceptabel is dat mensen die een publieke taak uitvoeren, op een of andere manier agressief worden benaderd. Dat kan niet zo zijn. Handen af van onze mensen die publieke taken verrichten. Dus de eerste vraag van mevrouw Ploumen kan ik bevestigend beantwoorden: altijd celstraf voor het slaan van een hulpverlener. Dus als die hulpverlener een doktersassistent is: celstraf.

Dan het punt van de aangifte. Nadat ik de enquête had gelezen van de beroepsvereniging van doktersassistenten heb ik geconstateerd dat de aangiftebereidheid nog laag blijft. Ik heb ook met de vereniging afgesproken dat we een nader gesprek hebben. Dat heb ik niet vanmiddag gedaan maar gisteren toen ik de resultaten van de enquête zag. Ik heb eigenlijk ook behoefte om met de Landelijke Huisartsen Vereniging te spreken. Huisartsen zijn namelijk de werkgever van doktersassistenten. De aangiftebereidheid moet dus omhoog. Op dit moment blijft die echter achter. Dat is helaas niet alleen het geval bij doktersassistenten. Ik zal dat punt, en ook het punt van het meldpunt, met de beroepsvereniging van doktersassistenten bespreken. Ik heb uit het eerste contact dat we hadden, begrepen dat zij vooral de nadruk willen leggen op het "handen af"-aspect, in de zin van: agressie is vreselijk en daarvoor moet je niet bij ons zijn. De huisartsen en doktersassistenten zijn er om goede zorg te verlenen maar er zit natuurlijk een grens aan. Je kunt je niet agressief gedragen bij de dokter.

Mevrouw Ploumen (PvdA):
Fijn om te horen dat de minister dit ook serieus neemt en dat hij in actie komt. Ik neem aan dat we nog wel specifiek zullen horen wat de maatregelen zijn die daaruit voortkomen.

Ik heb nog twee aanvullende vragen. Uw collega, minister Dekker, heeft ook aangegeven dat er nog aanvullend onderzoek door het WODC wordt gedaan naar praktijk en jurisprudentie. Ik ga er dan van uit dat dit ook voor de doktersassistenten geldt.

Nu ik hier toch sta: de doktersassistenten hebben een enorme behoefte aan formele erkenning van hun beroep. Iedereen, de minister, u en ik, kan zich doktersassistent noemen. Dat kan toch niet waar zijn in deze tijd? Ik wil dan ook nogmaals een lans breken bij deze minister om de formele erkenning van het beroep van doktersassistent in gang te zetten, conform artikel 34 van de Wet BIG. Dan weten we precies waar we over spreken. Dat zou mij zeer veel genoegen doen en het zou vooral heel goed zijn voor de doktersassistenten.

De voorzitter:
Nu u hier toch staat?

Mevrouw Ploumen (PvdA):
Precies!

De voorzitter:
Het zijn wel vragen die niks met de aanleiding te maken hebben, maar zo gaat dat soms.

Mevrouw Ploumen (PvdA):
Voor de doktersassistenten moet dat mogen, voorzitter!

Minister Bruins:
Ik zal bij collega Dekker nagaan of dat aanvullende onderzoek zich ook richt, of anders zo in te richten is, op de doktersassistenten. En nu ik hier toch sta, ga ik het gesprek aan met de doktersassistenten en maak ik dit onderwerp ook onderwerp van dat gesprek.

Mevrouw Ploumen (PvdA):
We schieten weer een stukje op! Dank u wel, minister.

De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Ploumen. Dan geef ik nu het woord aan de heer De Lange namens de VVD.

De heer De Lange (VVD):
Doktersassistenten moeten altijd veilig kunnen werken. Schelden, spugen, schoppen en slaan horen hier nadrukkelijk niet bij. Laat dat volstrekt helder zijn. Ik heb wel een vraag aan de minister. Is de minister bereid om samen met Justitie en Veiligheid in kaart te brengen of er nog juridische of andere belemmeringen zijn die het altijd veilig kunnen werken van onze doeners in de zorg belemmeren, om dit op te lossen en om dit met de beroepsgroep te bespreken?

Minister Bruins:
Dat is wel veel in één zin, voorzitter!

De voorzitter:
Ja, maar wel binnen dertig seconden. Dat vind ik ook weer knap.

Minister Bruins:
Het antwoord kan ook wel in dertig seconden, want dat luidt bevestigend. Ik zou graag willen kijken of er hiaten zijn in het juridische instrumentarium. Op basis daarvan kunnen we kijken wat er nodig is. En ik denk dat we dan soms het gesprek hier in deze Kamer aan moeten gaan als er een wetswijziging nodig is. Maar ik ben graag bereid om hierin ver te gaan. Het gaat hierom: blijf met je vingers af van onze harde werkers in de publieke taak.

De voorzitter:
Dan ga ik naar de heer Van der Staaij namens de SGP.

De heer Van der Staaij (SGP):
Het is een schande hoeveel doktersassistenten hun werk niet veilig kunnen doen. Uit deze cijfers is dat weer hard naar voren gekomen. De minister geeft ook aan dat hij meer werk wil maken van meldingen en aangiftes. Mijn vraag is: als het een te grote drempel is om incidenten te melden die op zichzelf soms misschien net weer te licht zijn voor aangiftes, wil hij dan de vinger aan de pols houden en bevorderen dat er goed in de gaten wordt gehouden hoe dit zich verder ontwikkelt, zodat we weten wat er speelt?

Minister Bruins:
Ja, wij waren al ver voordat deze enquête tot een uitkomst leidde voornemens om een "bestuurlijke werksessie", zoals dat in het jargon heet, met alle verschillende zorgpartijen te houden over het werkklimaat van werknemers. Dan gaat het dus ook over werknemers in de ggz. Het gaat ook over de gehandicaptenzorg en over de ambulancezorg. Het gaat ook over de doktersassistent. En bij het werkklimaat gaat het ook over agressie tegen medewerkers. Die sessie staat gepland voor medio april. Ik breng uw Kamer daar graag van op de hoogte, als bewijs dat dit niet alleen eventjes zo in een middagje bij mondelinge vragen moet blijven. Het is een heel belangrijk thema, dus ik ga u een vorm van een verslag van die sessie aanbieden om te zorgen dat dit een aangelegen thema blijft.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
Iedereen spreekt zijn afschuw erover uit dat mensen in de zorg dit moeten meemaken. Maar mijn vraag aan de minister is: gaat hij ook met de doktersassistenten zelf spreken? Want hij zegt dat hij met de huisartsen gaat spreken. Dat zijn de werkgevers. Maar in mijn beleving zou hij ook in gesprek moeten gaan met de mensen zelf. Ga alsjeblieft in gesprek met de mensen zelf! En kan hij, vooruitlopend op het feit dat hij nog allerlei dingen aan het uitzoeken is, ervoor zorgdragen dat mensen anoniem aangifte kunnen doen bij de politie? In de jeugdzorg is dat ook al mogelijk. Waarom zou dat voor doktersassistenten niet kunnen?

Minister Bruins:
Ik dacht dat ik zojuist had geantwoord dat ik niet alleen in gesprek ga met de Landelijke Huisartsen Vereniging, maar ook met de Nederlandse Vereniging van Doktersassistenten. Dat heb ik ze gisteren toegezegd. Dat gesprek zal ik ook voeren. En met de LHV — dat zijn vaak de werkgevers — zal ik bespreken wat er meer nodig is om te zorgen dat die aangiftebereidheid omhooggaat. En kan het aangifte doen namens iemand die agressief is bejegend, ook worden versterkt en verbeterd? Wat is daarvoor nodig? Dat zal ik doen.

De voorzitter:
En u zal de Kamer daar ook over informeren.

Minister Bruins:
Dat lijkt mij een goed idee, voorzitter.

De voorzitter:
Dank u wel.

Minister Bruins:
Graag gedaan, voorzitter.

De voorzitter:
Daarmee zijn we aan het einde gekomen van dit vragenuur. Ik schors de vergadering tot 15.00 uur. Dan gaan we eerst collega Geleijnse namens 50PLUS beëdigen en daarna hebben we stemmingen. Voor nu schors ik even de vergadering.

De vergadering wordt van 14.52 uur tot 15.01 uur geschorst.

Mededelingen

Mededelingen

Mededelingen

De voorzitter:
Ik deel aan de Kamer mee dat het volgende lid zich heeft afgemeld:

Leijten.

Deze mededeling wordt voor kennisgeving aangenomen.

Beëdiging van de heer Geleijnse (50PLUS)

Beëdiging van de heer Geleijnse (50PLUS)

Aan de orde is de beëdiging van de heer Geleijnse (50PLUS).

De voorzitter:
Dan is nu aan de orde de beëdiging van de heer Geleijnse namens 50PLUS. Ik geef het woord aan mevrouw Pia Dijkstra tot het uitbrengen van verslag namens de commissie voor het onderzoek van de Geloofsbrieven.

Mevrouw Pia Dijkstra:
Voorzitter, dank u wel. De commissie voor het onderzoek van de Geloofsbrieven heeft de stukken onderzocht die betrekking hebben op de heer S. Geleijnse te 's-Gravenhage. Dat hebben we overigens al een keer eerder gedaan, zoals u weet. De commissie is tot de conclusie gekomen dat de heer S. Geleijnse te 's-Gravenhage terecht benoemd is verklaard tot lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal. De commissie stelt u daarom voor om hem toe te laten als lid van de Kamer. Daartoe dient hij wel eerst de verklaringen en de beloften zoals die zijn voorgeschreven bij de Wet beëdiging ministers en leden Staten-Generaal van 27 februari 1992, Staatsblad nr. 120, af te leggen.

De commissie verzoekt u tot slot om de Kamer voor te stellen het volledige rapport in de Handelingen op te nemen.

De voorzitter:
Ik dank namens de Kamer de commissie voor haar verslag en stel voor dienovereenkomstig te besluiten.

Daartoe wordt besloten.

(Het rapport is opgenomen aan het eind van deze editie.)

De voorzitter:
Ik verzoek de leden en overige aanwezigen in de zaal en op de publieke tribune, indien mogelijk, te gaan staan.

De heer Geleijnse is in het gebouw der Kamer aanwezig om de voorgeschreven verklaringen en beloften af te leggen.

Ik verzoek de Griffier hem binnen te leiden.

Nadat de heer Geleijnse door de Griffier is binnengeleid, legt hij in handen van de Voorzitter de bij de wet voorgeschreven verklaringen en beloften af.

De voorzitter:
Ik wens u van harte geluk met het lidmaatschap van onze Kamer.

De heer Geleijnse is hier kind aan huis, dus iedereen kent hem natuurlijk. De felicitaties krijgt u straks apart, meneer Geleijnse. Ik ben blij dat u in ons midden plaatsneemt, zodat u ook mee kunt stemmen.

Regeling van werkzaamheden (stemmingen)

Regeling van werkzaamheden (stemmingen)

Regeling van werkzaamheden (stemmingen)

De voorzitter:
Dan is nu aan de orde een korte regeling van werkzaamheden, voordat we gaan stemmen.

Ik stel voor zo dadelijk ook te stemmen over het wetsvoorstel Wijziging van de Beginselenwetten, de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens, de Wet politiegegevens en enkele andere wetten in verband met het vervoer, het medisch klachtrecht en wijzigingen van technische aard (33844) en over de aangehouden motie-Ouwehand/Van Raan (32813, nr. 276) en de aangehouden motie-Raemakers (31322, nr. 383).

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:
Ik zie de heer Van Meenen staan.

De heer Van Meenen (D66):
Voorzitter. Ik wil graag onder punt 13 van de stemmingslijst, de stemmingen over moties ingediend bij het VAO Toegankelijkheid en kansengelijkheid binnen het hoger onderwijs, mijn motie op stuk nr. 711 (31288) aanhouden.

De voorzitter:
Op verzoek van de heer Van Meenen stel ik voor zijn motie (31288, nr. 711) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:
De heer Gijs van Dijk.

De heer Gijs van Dijk (PvdA):
Voorzitter. Ik wil graag onder punt 7 van de stemmingslijst, de stemmingen over moties ingediend bij het VAO Arbeidsmarktbeleid, mijn motie op stuk nr. 887 (29544) aanhouden.

De voorzitter:
Op verzoek van de heer Gijs van Dijk stel ik voor zijn motie (29544, nr. 887) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:
De heer Kerstens.

De heer Kerstens (PvdA):
Dag, voorzitter. Ik zou graag onder punt 16 van de stemmingslijst, de stemmingen over moties ingediend bij het VAO Verpleeghuiszorg, mijn motie op stuk nr. 383 (31765) aanhouden.

De voorzitter:
Op verzoek van de heer Kerstens stel ik voor zijn motie (31765, nr. 383) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:
Dan gaan we nu stemmen.

Stemmingen

Stemmingen


Stemmingen moties Zzp'ers die worden uitgesloten van een arbeidsongeschiktheidsverzekering

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het dertigledendebat over zzp'ers die worden uitgesloten van een arbeidsongeschiktheidsverzekering,

te weten:

  • de motie-Van Brenk/Van Kent over een structurele collectieve basisverzekering voor zelfstandigen tegen arbeidsongeschiktheid (29544, nr. 879);
  • de motie-Van Brenk/Van Kent over sociale partners aanspreken op hun sociale verantwoordelijkheid (29544, nr. 880).

(Zie vergadering van 5 maart 2019.)

De voorzitter:
Aangezien de motie-Van Brenk/Van Kent (29544, nr. 880) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van behandeling meer uit.

In stemming komt de motie-Van Brenk/Van Kent (29544, nr. 879).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemmingen moties Klimaat en energie

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Klimaat en energie,

te weten:

  • de motie-Kops over stoppen met elke vorm van klimaatbeleid (32813, nr. 289);
  • de motie-Van der Lee over het verdelen van de kosten van het afsluiten van de gasaansluiting (32813, nr. 290);
  • de motie-Sienot c.s. over subsidiëren van kleinere windmolens (32813, nr. 291);
  • de motie-Sienot c.s. over alternatieven voor vaststelling van de warmtetarieven (32813, nr. 292);
  • de motie-Van Raan/Wassenberg over het stoken van houtige biomassa (32813, nr. 293);
  • de motie-Van Raan/Wassenberg over afwegingen rondom vraag en aanbod van biomassa (32813, nr. 294);
  • de motie-Agnes Mulder c.s. over zoeken naar oplossingen voor gebieden met een capaciteitstekort (32813, nr. 295);
  • de motie-Agnes Mulder/Dik-Faber over het openstellen van het fonds voor de aanloopkosten van energiecoöperaties (32813, nr. 296);
  • de motie-Agnes Mulder c.s. over mogelijkheden om zonnevelden publiek te tenderen op rijksgronden (32813, nr. 297);
  • de motie-Öztürk over onderzoek door de ACM of er sprake is van onredelijke tarieven (32813, nr. 298);
  • de motie-Öztürk over repareren van de koopkrachtschade door een hogere energierekening (32813, nr. 299);
  • de motie-Moorlag over aanpakken van de knelpunten op het elektriciteitsnet (32813, nr. 300);
  • de motie-Moorlag over aanpassen van de tariefsystematiek voor warmtenetten (32813, nr. 301);
  • de motie-Moorlag over een investeringsagenda voor de productie van waterstof (32813, nr. 302).

(Zie vergadering van 6 maart 2019.)

De voorzitter:
Op verzoek van de heer Van Raan stel ik voor zijn motie (32813, nr. 294) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:
De motie-Sienot c.s. (32813, nr. 291) is in die zin gewijzigd dat zij thans is ondertekend door de leden Sienot, Van der Lee, Agnes Mulder en Dik-Faber. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 304, was nr. 291 (32813).

De motie-Moorlag (32813, nr. 302) is in die zin gewijzigd dat zij thans is ondertekend door de leden Moorlag en Agnes Mulder. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 305, was nr. 302 (32813).

Ik stel vast dat wij nu over deze gewijzigde moties kunnen stemmen.

In stemming komt de motie-Kops (32813, nr. 289).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van der Lee (32813, nr. 290).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Sienot c.s. (32813, nr. 304, was nr. 291).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA en de ChristenUnie voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Sienot c.s. (32813, nr. 292).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van Raan/Wassenberg (32813, nr. 293).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdD, DENK, de ChristenUnie en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Agnes Mulder c.s. (32813, nr. 295).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van de PVV ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Agnes Mulder/Dik-Faber (32813, nr. 296).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Agnes Mulder c.s. (32813, nr. 297).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Öztürk (32813, nr. 298).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, de PvdD, DENK en 50PLUS voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Öztürk (32813, nr. 299).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, DENK, 50PLUS, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Moorlag (32813, nr. 300).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, de PvdD, DENK, 50PLUS en de SGP voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Moorlag (32813, nr. 301).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Moorlag/Agnes Mulder (32813, nr. 305, was nr. 302).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA en de ChristenUnie voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.


Stemmingen moties Koninkrijksrelaties

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Verzamel-algemeen overleg Koninkrijksrelaties,

te weten:

  • de motie-Özütok over verbeteren van de detentieomstandigheden op Sint-Maarten (35000-IV, nr. 46);
  • de motie-Özütok over geen gedetineerden terugplaatsen naar de Pointe Blanche-gevangenis (35000-IV, nr. 47).

(Zie vergadering van 6 maart 2019.)

De voorzitter:
Mevrouw Özütok verzoekt haar aangehouden motie op stuk nr. 46 in stemming te brengen.

De motie-Özütok (35000-IV, nr. 46) is in die zin gewijzigd en tweemaal nader gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat er eerder vernietigende rapportages van het antifoltercomité van de Raad van Europa, de Raad voor de rechtshandhaving en de Adviesraad Internationale Vraagstukken verschenen over de inhumane detentie in de Pointe Blanche-gevangenis op Sint-Maarten;

overwegende dat het voorkomen van mensenrechtenschendingen een Koninkrijksaangelegenheid is en ons Koninkrijk, officieel de verdragsluitende partij bij mensenrechtenverdragen, over de grootste bestuurskracht beschikt om het initiatief tot naleving van deze verdragen te nemen;

verzoekt de regering in nauwe samenwerking met het land Sint-Maarten de detentieomstandigheden op Sint-Maarten conform nationale en internationale mensenrechtenstandaarden te verbeteren, en de Kamer hierover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 51, was nr. 49 (35000-IV).

Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.

De heer Wassenberg.

De heer Wassenberg (PvdD):
Voorzitter, bij de stemmingen onder 4, over de moties ingediend bij het VAO Klimaat en energie, probeerden wij bij de motie op stuk nr. 301 (32813) tevergeefs uw aandacht te trekken. De Partij voor de Dieren wordt geacht voor deze motie te hebben gestemd.

De voorzitter:
Deze opmerking zal in de Handelingen worden opgenomen.

In stemming komt de tweemaal nader gewijzigde motie-Özütok (35000-IV, nr. 51, was nr. 49).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, D66, de SGP, de ChristenUnie en FvD voor deze tweemaal nader gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Özütok (35000-IV, nr. 47).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, D66, de SGP en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemmingen moties E-id / paspoorten

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO E-id / paspoorten,

te weten:

  • de motie-Den Boer/Bergkamp over belemmeringen voor herziening van de geslachtsvermelding op paspoorten (25764, nr. 115);
  • de motie-Özütok over het schrappen van de verplichte geslachtsaanduiding in het paspoort (25764, nr. 116);
  • de motie-Martin Bosma over het niet doorvoeren van de voorgenomen wijziging van de landentabel (25764, nr. 117).

(Zie vergadering van 6 maart 2019.)

In stemming komt de motie-Den Boer/Bergkamp (25764, nr. 115).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de VVD en het CDA voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Özütok (25764, nr. 116).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de PvdA, GroenLinks, de PvdD, 50PLUS en D66 voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Martin Bosma (25764, nr. 117).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SGP, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemmingen moties Arbeidsmarktbeleid

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Arbeidsmarktbeleid,

te weten:

  • de motie-Smeulders c.s. over werkzoekenden begeleiden naar werk in tekortsectoren (29544, nr. 881);
  • de motie-Smeulders over het opleggen van naheffingen en boetes (29544, nr. 883);
  • de motie-Van Brenk/Van Kent over afspraken met werkgevers over werk op basis van een arbeidsovereenkomst (29544, nr. 884);
  • de motie-Van Brenk over de marginale toetsing door het UWV nader afbakenen (29544, nr. 885);
  • de motie-Van Kent over de capaciteit van de Belastingdienst om schijnzelfstandigheid aan te pakken (29544, nr. 886);
  • de motie-Gijs van Dijk/Van Brenk over een gesprek faciliteren tussen vakbonden en bedrijven die maaltijden bezorgen (29544, nr. 888);
  • de motie-Gijs van Dijk over omlaag krijgen van het aantal afwijkende medische oordelen (29544, nr. 889).

(Zie vergadering van 6 maart 2019.)

De voorzitter:
Op verzoek van de heer Van Kent stel ik voor zijn motie (29544, nr. 886) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

In stemming komt de motie-Smeulders c.s. (29544, nr. 881).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Smeulders (29544, nr. 883).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, de SGP en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Brenk/Van Kent (29544, nr. 884).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Brenk (29544, nr. 885).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, de SGP en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Gijs van Dijk/Van Brenk (29544, nr. 888).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van de PVV ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Gijs van Dijk (29544, nr. 889).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van de PVV ertegen, zodat zij is aangenomen.


Stemmingen moties Pensioenonderwerpen

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Pensioenonderwerpen,

te weten:

  • de motie-Edgar Mulder over de dreigende pensioenkortingen per direct van tafel (32043, nr. 445);
  • de motie-Edgar Mulder over een reële rekenrente voor pensioenfondsen (32043, nr. 446);
  • de motie-Gijs van Dijk c.s. over het uitwerken van varianten voor een pensioenakkoord (32043, nr. 447);
  • de motie-Smeulders c.s. over snel verder onderhandelen met de sociale partners (32043, nr. 448);
  • de motie-Van Rooijen over het niet korten op opgebouwde pensioenrechten bij een dekkingsgraad hoger dan 100% (32043, nr. 449);
  • de motie-Omtzigt over rechtszekerheid voor deelnemers over hun pensioenaanspraken (32043, nr. 450);
  • de motie-Van Kent c.s. over een structurele dekking bij structurele afspraken voor een pensioenakkoord (32043, nr. 451).

(Zie vergadering van 6 maart 2019.)

De voorzitter:
De heer Van Rooijen verzoekt om een hoofdelijke stemming over zijn motie op stuk nr. 449.

In stemming komt de motie-Edgar Mulder (32043, nr. 445).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, DENK, 50PLUS, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Edgar Mulder (32043, nr. 446).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, DENK, 50PLUS, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Gijs van Dijk c.s. (32043, nr. 447).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van de VVD ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Smeulders c.s. (32043, nr. 448).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Rooijen (32043, nr. 449).

Vóór stemmen de leden: Martin Bosma, Van Brenk, Bromet, Buitenweg, Tony van Dijck, Emiel van Dijk, Gijs van Dijk, Jasper van Dijk, Ellemeet, Fritsma, Futselaar, Geleijnse, Van Gerven, De Graaf, Graus, Helder, Hiddema, Hijink, De Jong, Karabulut, Van Kent, Kerstens, Van Kooten-Arissen, Kops, Kröger, Krol, Kuiken, Kuzu, Kwint, Laçin, Van der Lee, Madlener, Maeijer, Marijnissen, Markuszower, Moorlag, Edgar Mulder, Nijboer, Van Nispen, Van Ojik, Ouwehand, Özdil, Öztürk, Ploumen, Van Raak, Van Raan, Renkema, Van Rooijen, De Roon, Smeulders, Snels, Van der Staaij, Stoffer, Thieme, Wassenberg, Van Weerdenburg, Westerveld, Wilders, Van Aalst, Agema, Alkaya, Arib, Asscher, Azarkan, Baudet, Beckerman, Beertema en Bisschop.

Tegen stemmen de leden: Den Boer, Van den Bosch, Bosman, Bouali, Bruins, Bruins Slot, Van Dam, Diertens, Dijkhoff, Pia Dijkstra, Remco Dijkstra, Dik-Faber, Van Eijs, El Yassini, Geluk-Poortvliet, Van Gent, Geurts, Van der Graaf, De Groot, Groothuizen, Van Haersma Buma, Van Haga, Rudmer Heerema, Pieter Heerma, Hermans, Jetten, Koerhuis, Kuik, Laan-Geselschap, De Lange, Van der Linde, Lodders, Von Martels, Van Meenen, Middendorp, Van der Molen, Agnes Mulder, Anne Mulder, Nijkerken-de Haan, Paternotte, Peters, Raemakers, Rog, Ronnes, Arno Rutte, Schonis, Segers, Sienot, Sjoerdsma, Slootweg, Sneller, Tellegen, Tielen, Van Toorenburg, Veldman, Voordewind, Aukje de Vries, Weverling, Van Weyenberg, Wiersma, Van Wijngaarden, Wörsdörfer, Van 't Wout, Yeşilgöz-Zegerius, Ziengs, Aartsen, Amhaouch, Azmani, Becker, Belhaj en Van den Berg.

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met 68 stemmen voor en 71 stemmen tegen is verworpen.

In stemming komt de motie-Omtzigt (32043, nr. 450).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de SGP, het CDA, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van Kent c.s. (32043, nr. 451).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van de PVV ertegen, zodat zij is aangenomen.


Stemmingen moties Inburgering en integratie

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Inburgering en integratie,

te weten:

  • de motie-Becker/Pieter Heerma over verplichte voorschoolse opvang voor kinderen van inburgeraars (32824, nr. 250);
  • de motie-De Graaf over inburgerfalers het land uitzetten (32824, nr. 251);
  • de motie-De Graaf over lak hebben aan het arrest Chávez-Vílchez van het EU-Hof van Justitie (32824, nr. 252);
  • de motie-De Graaf over stoppen met voorbereiden van de hangmatwet (32824, nr. 253);
  • de motie-Kuzu over kappen met de term "integratie" (32824, nr. 254);
  • de motie-Kuzu over meer geld voor een daadkrachtiger programma voor verdere integratie op de arbeidsmarkt (32824, nr. 255);
  • de motie-Jasper van Dijk over landelijke kwaliteitseisen opnemen in het nieuwe inburgeringsbeleid (32824, nr. 256);
  • de motie-Jasper van Dijk over de koppeling werkgever/huisbaas uit elkaar halen (32824, nr. 257).

(Zie vergadering van 6 maart 2019.)

In stemming komt de motie-Becker/Pieter Heerma (32824, nr. 250).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP en het CDA voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-De Graaf (32824, nr. 251).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SGP, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-De Graaf (32824, nr. 252).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van 50PLUS, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-De Graaf (32824, nr. 253).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fractie van de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Kuzu (32824, nr. 254).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fractie van DENK voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Kuzu (32824, nr. 255).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fractie van DENK voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Jasper van Dijk (32824, nr. 256).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Jasper van Dijk (32824, nr. 257).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK en 50PLUS voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemmingen moties Evaluatie wijziging Remigratiewet

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VSO Evaluatie wijziging Remigratiewet,

te weten:

  • de motie-Kuzu over de minimale leeftijd voor de Remigratiewet terugbrengen naar 45 jaar (33085, nr. 21);
  • de motie-Kuzu over de Remigratiewet ook na 2024 handhaven (33085, nr. 22);
  • de motie-Kuzu over herinvoering van de vergoeding voor het faciliteren van de terugkeer (33085, nr. 23);
  • de motie-Kuzu over schrappen van de leeftijdsgrens van 18 jaar (33085, nr. 24).

(Zie vergadering van 6 maart 2019.)

In stemming komt de motie-Kuzu (33085, nr. 21).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van DENK en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

De motie is niet aangenomen, meneer Öztürk!

In stemming komt de motie-Kuzu (33085, nr. 22).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van DENK en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Kuzu (33085, nr. 23).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van DENK en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Kuzu (33085, nr. 24).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van DENK en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemmingen moties Armoede- en schuldenbeleid

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Stemmingen moties Armoede- en schuldenbeleid,

te weten:

  • de motie-Raemakers/Peters over invoeren van een noodstopprocedure (24515, nr. 469);
  • de motie-Raemakers/Bruins over aanpassingen van leenomgevingen bij verzendhuiskredieten (24515, nr. 470);
  • de motie-Jasper van Dijk over een reductiedoelstelling om de armoede onder werkenden te bestrijden (24515, nr. 471);
  • de motie-Jasper van Dijk over omlaag brengen van het minimumbedrag aan incassokosten (24515, nr. 472);
  • de motie-Renkema c.s. over snelle aansluiting van alle overheidsorganisaties op het CJIB (24515, nr. 473);
  • de motie-Gijs van Dijk/Raemakers over aanbieden van voorzieningen in natura voor kinderen in armoede (24515, nr. 474);
  • de motie-Gijs van Dijk over de onwenselijkheid van schulddoorverkoop (24515, nr. 475);
  • de motie-Kuzu over de vraag hoe mensen met een lager inkomen een buffer kunnen opbouwen (24515, nr. 476);
  • de motie-Kuzu over ontzorgen van burgers door de toeslagen rechtstreeks naar de beoogde eindbegunstigde over te maken (24515, nr. 477);
  • de motie-Kuzu over bezien of bij verkeersboetes gewerkt kan worden met beloningen in de vorm van kortingen (24515, nr. 478);
  • de motie-Bruins c.s. over een tweede tussenevaluatie (24515, nr. 479);
  • de motie-De Lange c.s. over de rol van het kwaliteitskader bij de uitvoering van gemeentelijk schuldhulpverleningsbeleid (24515, nr. 480);
  • de motie-Peters c.s. over aandacht voor problemen in de uitvoering (24515, nr. 481).

(Zie vergadering van 6 maart 2019.)

De voorzitter:
Op verzoek van de heer Gijs van Dijk stel ik voor zijn motie (24515, nr. 475) aan te houden. Op verzoek van de heer Renkema stel ik voor zijn motie (24515, nr. 473) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

In stemming komt de motie-Raemakers/Peters (24515, nr. 469).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, het CDA, de ChristenUnie, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van de SGP ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Raemakers/Bruins (24515, nr. 470).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, het CDA, de ChristenUnie, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van de SGP ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Jasper van Dijk (24515, nr. 471).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Jasper van Dijk (24515, nr. 472).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Gijs van Dijk/Raemakers (24515, nr. 474).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Kuzu (24515, nr. 476).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Kuzu (24515, nr. 477).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, de SGP en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Kuzu (24515, nr. 478).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van DENK en de SGP voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Bruins c.s. (24515, nr. 479).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de ChristenUnie, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-De Lange c.s. (24515, nr. 480).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Peters c.s. (24515, nr. 481).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.


Stemmingen moties Bericht dat de overheid geen grip krijgt op de asbestbranche

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het debat over het bericht dat de overheid geen grip krijgt op de asbestbranche,

te weten:

  • de motie-Van Kent/Laçin over asbestsanering zonder marktwerking en zelfregulering (25834, nr. 155);
  • de motie-Van Kent/Laçin over versterking van het publiek, onafhankelijk toezicht (25834, nr. 156);
  • de motie-Aartsen c.s. over differentiatie in risicoklassen (25834, nr. 157);
  • de motie-Aartsen over monitoren van de capaciteit voor asbestsanering (25834, nr. 158);
  • de motie-Renkema/Van Weyenberg over een externe evaluatie (25834, nr. 159);
  • de motie-Von Martels over voortvarend oppakken van innovaties in de asbestsector (25834, nr. 160);
  • de motie-Von Martels over sanering van asbestdaken standaard in klasse 1 plaatsen (25834, nr. 161);
  • de motie-Stoffer c.s. over sanering van astbestdaken door bewerking met een specifieke schuimlaag (25834, nr. 162).

(Zie vergadering van 6 maart 2019.)

De voorzitter:
De motie-Renkema/Van Weyenberg (25834, nr. 159) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er sprake is van zelfregulering in de asbestbranche;

overwegende dat er een nieuwe ambitie is om geen asbestdaken meer te hebben in 2024;

constaterende dat door het kabinet nieuwe maatregelen worden genomen zoals beschreven in het actieplan van september 2018;

verzoekt de regering zowel deze maatregelen als het huidige stelsel medio 2020 extern te laten evalueren, en de Kamer hierover uiterlijk 1 november 2020 te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 163, was nr. 159 (25834).

Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.

In stemming komt de motie-Van Kent/Laçin (25834, nr. 155).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, de PvdD, DENK, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Kent/Laçin (25834, nr. 156).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Aartsen c.s. (25834, nr. 157).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de PvdA, GroenLinks, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Aartsen (25834, nr. 158).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Renkema/Van Weyenberg (25834, nr. 163, was nr. 159).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze gewijzigde motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Von Martels (25834, nr. 160).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de PvdA, GroenLinks, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Von Martels (25834, nr. 161).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van DENK, 50PLUS, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Stoffer c.s. (25834, nr. 162).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de PvdA, GroenLinks, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.


Stemmingen moties Toegankelijkheid en kansengelijkheid binnen het hoger onderwijs

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Toegankelijkheid en kansengelijkheid binnen het hoger onderwijs,

te weten:

  • de motie-Futselaar over bewezen wetenschappelijke selectiemethodes (31288, nr. 695);
  • de motie-Futselaar over selectiemethodes laten onderzoeken door het Rathenau-instituut (31288, nr. 696);
  • de motie-Özdil over in kaart brengen van depressies onder studenten (31288, nr. 699);
  • de motie-Özdil over het in één keer opnemen van collegegeldkrediet bij studie in het buitenland (31288, nr. 700);
  • de motie-Öztürk/Azarkan over een beter onderwijsaanbod voor studenten met een beperking (31288, nr. 701);
  • de motie-Öztürk/Azarkan over diversiteitsbeleid bij instellingen voor hoger onderwijs (31288, nr. 702);
  • de motie-Öztürk/Azarkan over een ondersteuningsprogramma voor eerstegeneratiestudenten (31288, nr. 703);
  • de motie-Beertema over het Nederlands als onderwijs- en onderzoekstaal in de bachelorfase van de geesteswetenschappen (31288, nr. 704);
  • de motie-Van den Hul over een onderzoek naar zelfselectie (31288, nr. 705);
  • de motie-Van den Hul/Asscher over een progressievere vermogensbelasting (31288, nr. 706);
  • de motie-Van der Molen/Kuik over het schrappen van de Regeling nadere vooropleidingseisen (31288, nr. 707);
  • de motie-Van der Molen over de verklaring omtrent gedrag van de lerarenopleiding gym (31288, nr. 709);
  • de motie-Van Meenen/Van der Molen over eisen stellen aan de onderbouwing van selectiecriteria (31288, nr. 710).

(Zie vergadering van 6 maart 2019.)

De voorzitter:
Aangezien de motie-Futselaar (31288, nr. 695) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van behandeling meer uit.

Op verzoek van de heer Van der Molen stel ik voor zijn motie (31288, nr. 709) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:
De motie-Van Meenen/Van der Molen (31288, nr. 710) is in die zin gewijzigd dat zij thans is ondertekend door de leden Van Meenen, Van der Molen en Futselaar, en luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er sprake is van decentrale selectie bij bacheloropleidingen;

voorts constaterende er een toename is van zowel het aantal selecterende masters als het aantal criteria waaraan toekomstige masterstudenten moeten voldoen;

constaterende dat een wetenschappelijke onderbouwing van gehanteerde selectiecriteria noodzakelijk is;

verzoekt de regering in het najaar met voorstellen te komen die eisen stellen aan de onderbouwing van gehanteerde selectiecriteria, gericht op kansengelijkheid, en de kwantiteit van selectiecriteria te maximeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 713, was nr. 710 (31288).

Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.

In stemming komt de motie-Futselaar (31288, nr. 696).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

De voorzitter:
In stemming komt de motie-Özdil (31288, nr. 699).

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de ChristenUnie en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat de uitslag bij handopsteken niet kan worden vastgesteld.

We doen het nog een keer.

In stemming komt de motie-Özdil (31288, nr. 699).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de ChristenUnie en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat de uitslag bij handopsteken niet kan worden vastgesteld.

De voorzitter:
De stemmen staken, meneer Özdil.

De heer Özdil.

De heer Özdil (GroenLinks):
Dank u, voorzitter. Ik wil mijn motie graag uitstellen tot de volgende keer.

De voorzitter:
Aanhouden bedoelt u?

De heer Özdil (GroenLinks):
Aanhouden.

De voorzitter:
Dan hoeven we niet hoofdelijk te stemmen.

Op verzoek van de heer Özdil stel ik voor zijn motie (31288, nr. 699) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

In stemming komt de motie-Özdil (31288, nr. 700).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Öztürk/Azarkan (31288, nr. 701).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Öztürk/Azarkan (31288, nr. 702).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK en 50PLUS voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Öztürk/Azarkan (31288, nr. 703).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK en 50PLUS voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Beertema (31288, nr. 704).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de PvdA, de PvdD, 50PLUS, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van den Hul (31288, nr. 705).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, het CDA, de ChristenUnie en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van den Hul/Asscher (31288, nr. 706).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van der Molen/Kuik (31288, nr. 707).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de PvdA, GroenLinks, DENK, 50PLUS, D66, de SGP, het CDA en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Van Meenen c.s. (31288, nr. 713, was nr. 710).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, het CDA, de ChristenUnie en FvD voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.


Stemmingen moties Advies Commissie macrodoelmatigheid over creatieve opleidingen

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het debat over het advies van de Commissie macrodoelmatigheid over creatieve opleidingen,

te weten:

  • de motie-El Yassini over studenten kunnen selecteren op talent en potentie (31524, nr. 398);
  • de motie-El Yassini over opleidingsplekken van de mbo-opleiding artiesten (31524, nr. 399);
  • de motie-El Yassini over opheffing van de mbo-opleiding desktoppublisher per schooljaar 2020/2021 (31524, nr. 400);
  • de motie-Özdil/Ellemeet over verbetering van het carrièreperspectief van afgestuurde mbo'ers in de culturele sector (31524, nr. 401);
  • de motie-Kuik c.s. over voorlichting aan studenten over het arbeidsmarktperspectief (31524, nr. 402).

(Zie vergadering van 6 maart 2019.)

De voorzitter:
De motie-El Yassini (31524, nr. 399) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het aantal studenten van mbo-opleiding artiesten niveau 4 sinds 2008 is gestegen van bijna 400 naar ruim 3.000 en het aantal instellingen dat de opleiding aanbiedt is gestegen van acht naar twintig;

constaterende dat de instroom voor het kunstvakonderwijs aan het hbo de afgelopen jaren bewust beperkt is uit het oogpunt van arbeidsmarktperspectief;

constaterende dat de Commissie macrodoelmatigheid mbo na onderzoek concludeert dat de positie van de mbo-gediplomeerde artiesten op de arbeidsmarkt zeer kwetsbaar is;

overwegende dat er aanwijzingen zijn dat de arbeidsmarktpositie van gediplomeerden verschilt per mbo-instelling;

overwegende dat sinds het schooljaar 2008/2009 de zorgplicht arbeidsmarktperspectief in de wet is opgenomen en instellingen zich hier dus actief rekenschap van dienen te geven;

verzoekt de regering om in gesprek te gaan met de instellingen om de instroom van de mbo-opleiding artiesten vanaf schooljaar 2020/2021 sterk te reduceren, de opleidingsplekken te concentreren bij een beperkt aantal opleidingen van hoge kwaliteit en met aansluiting op de arbeidsmarkt en bij het schrappen van opleidingsplekken geen kaasschaafmethode toe te passen,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 405, was nr. 399 (31524).

Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.

In stemming komt de motie-El Yassini (31524, nr. 398).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van 50PLUS, de VVD, de SGP, de ChristenUnie, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de gewijzigde motie-El Yassini (31524, nr. 405, was nr. 399).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van GroenLinks, 50PLUS, de VVD, de SGP, de ChristenUnie, de PVV en FvD voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-El Yassini (31524, nr. 400).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de PvdA, GroenLinks, 50PLUS, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

De heer El Yassini.

De heer El Yassini (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Nu mijn motie op stuk nr. 399 is aangenomen, zou ik graag van het kabinet binnen twee weken een brief willen ontvangen over hoe het de motie gaat uitvoeren.

De voorzitter:
Ik stel voor het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

In stemming komt de motie-Özdil/Ellemeet (31524, nr. 401).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, de VVD, de SGP en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Kuik c.s. (31524, nr. 402).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

De heer Özdil.

De heer Özdil (GroenLinks):
Dank u, voorzitter. Nu de motie-Özdil/Ellemeet op stuk nr. 401 is aangenomen, willen wij graag een brief van de regering over de uitvoering ervan.

De voorzitter:
Ik stel voor het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.


Stemmingen moties Ouderenzorg

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Ouderenzorg,

te weten:

  • de motie-Kerstens c.s. over een plan om de doorgeschoten marktwerking in de zorg terug te draaien (31765, nr. 370);
  • de motie-Kerstens/Ellemeet over een extra loonsverhoging voor medewerkers in de zorg (31765, nr. 371);
  • de motie-Kerstens over een toets op de kwaliteit en betaalbaarheid van de zorg bij fusies (31765, nr. 372);
  • de motie-Agema over kinderen pas vanaf 15 jaar meenemen in de indicatiestelling (31765, nr. 374);
  • de motie-Bergkamp/De Lange over stimuleren van het gebruik van websites zoals Mijnkwaliteitvanleven.nl (31765, nr. 375);
  • de motie-Dik-Faber/Segers over de ondersteuning van mantelzorgers (31765, nr. 376);
  • de motie-Krol over gemeenten stimuleren om zich aan te sluiten bij Eén tegen eenzaamheid (31765, nr. 378);
  • de motie-Krol over loslaten van de jaargrenzen voor de Stimuleringsregeling E-health Thuis (31765, nr. 379);
  • de motie-Hijink over afbouwen van marktwerking in de zorg (31765, nr. 380);
  • de motie-Hijink over ontmoedigen van het aanbesteden van gemeentelijke zorg (31765, nr. 381).

(Zie vergadering van 7 maart 2019.)

De voorzitter:
De motie-Bergkamp/De Lange (31765, nr. 375) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat de acties zoals die onder andere ingezet worden in het programma Langer Thuis moeten leiden tot een merkbare verbetering voor mensen die zorg nodig (gaan) hebben en voor hun omgeving;

constaterende dat binnen de monitoring van het programma geen kwalitatieve indicatoren zijn opgenomen, kijkend naar de beleving van de mensen zelf, over de toegang van de zorg, met name over het proces naar en van zorg en ondersteuning, binnen en tussen de verschillende zorgwetten, waarbij tekortkomingen niet makkelijk gemeld kunnen worden;

overwegende dat de Patiëntenfederatie een landelijk initiatief heeft opgericht, genaamd Mijnkwaliteitvanleven.nl, dat aan de hand van monitoring inzicht geeft in de doelstellingen van het programma en een goed aanknopingspunt vormt voor gesprekken tussen aanbieders, gemeenten, verzekeraars en zorgkantoren;

verzoekt de regering om het gebruik van Mijnkwaliteitvanleven.nl te stimuleren met als doel meer zicht te krijgen op incidenten zodat er een beter kwalitatief beeld komt van hoe mensen de toegang tot de zorg thuis ervaren, en dit tevens te gebruiken om de uitkomsten van het programma Langer Thuis inzichtelijk te maken;

verzoekt de regering tevens hierover in de eerstvolgende voortgangsrapportage van het programma Langer Thuis te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 395, was nr. 375 (31765).

Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.

In stemming komt de motie-Kerstens c.s. (31765, nr. 370).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Kerstens/Ellemeet (31765, nr. 371).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, de SGP, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Kerstens (31765, nr. 372).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, de SGP, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Agema (31765, nr. 374).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, 50PLUS, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Bergkamp/De Lange (31765, nr. 395, was nr. 375).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de ChristenUnie, de PVV en FvD voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Dik-Faber/Segers (31765, nr. 376).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Krol (31765, nr. 378).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Krol (31765, nr. 379).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van DENK, 50PLUS en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Hijink (31765, nr. 380).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Hijink (31765, nr. 381).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, de SGP, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

Mevrouw Ouwehand.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Voorzitter, dank u wel. Excuus, wij willen graag worden geacht tegen de motie op stuk nr. 375 te hebben gestemd.

De voorzitter:
Dan zal deze opmerking in de Handelingen worden opgenomen.


Stemmingen moties Verpleeghuiszorg

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Verpleeghuiszorg,

te weten:

  • de motie-Kerstens over de middelen als gevolg van onderbesteding beschikbaar houden voor de zorg (31765, nr. 384);
  • de motie-Ellemeet c.s. over de leidraad cultuurspecifieke zorg toevoegen aan het kwaliteitskader verpleeghuiszorg (31765, nr. 385);
  • de motie-Bergkamp c.s. over repareren van het lagere kwaliteitsbudget (31765, nr. 386);
  • de motie-De Lange/Bergkamp over inzichtelijk maken hoe de extra gelden hebben bijgedragen aan het slimmer maken van de zorg (31765, nr. 388);
  • de motie-De Lange over inzichtelijk maken hoe ervaren medewerkers ingezet worden voor de begeleiding van startende zorgprofessionals (31765, nr. 387);
  • de motie-Slootweg/Bergkamp over een onderzoek naar de oprichting van Q-teams (31765, nr. 389);
  • de motie-Van Rooijen over preventie beter integreren in verpleeghuizen (31765, nr. 390);
  • de motie-Dik-Faber/Segers over stimuleren van transmurale samenwerking binnen de geestelijke verzorging (31765, nr. 391);
  • de motie-Hijink over uitbreiding van het verbod op winstuitkering naar de extramurale verpleeghuiszorg (31765, nr. 392);
  • de motie-Hijink over organiseren van extra verpleeghuizen op een kleinschalige en niet-commerciële basis (31765, nr. 393).

(Zie vergadering van 7 maart 2019.)

De voorzitter:
De motie-Ellemeet c.s. (31765, nr. 385) is in die zin gewijzigd en nader gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de huidige 312.000 ouderen met een migratieachtergrond de komende tien tot vijftien jaar in aantal zal verdubbelen;

constaterende dat ouderen met een migratieachtergrond nog onvoldoende aanspraak maken op benodigde verpleeghuiszorg, en dat deze verpleeghuiszorg bovendien onvoldoende aansluit bij de culturele identiteit van deze ouderen, zeker als zij dementerende zijn;

constaterende dat er vanuit de professionele verpleeghuiszorg nog niet altijd voldoende kennis is over de zorg en ondersteuning voor deze ouderen door hun eigen sociale omgeving en dat mede daarom onvoldoende werk wordt gemaakt van het actief bereiken van deze ouderen;

verzoekt de minister om de in ontwikkeling zijnde leidraad cultuurspecifieke zorg aan het programma Thuis in het Verpleeghuis toe te voegen, en daarin aandacht te hebben voor voorlichting aan migrantenouderen en voor scholing binnen de verpleeghuiszorg met betrekking tot cultuurspecifieke zorg als verdieping van persoonsgerichte zorg,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 397, was nr. 396 (31765).

Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.

In stemming komt de motie-Kerstens (31765, nr. 384).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, de SGP, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de nader gewijzigde motie-Ellemeet c.s. (31765, nr. 397, was nr. 396).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, het CDA en de ChristenUnie voor deze nader gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Bergkamp c.s. (31765, nr. 386).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

De voorzitter:
Mevrouw Ellemeet.

Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. Nu mijn motie op stuk nr. 385 over betere zorg voor migrantenouderen is aangenomen, zou ik graag een brief van het kabinet ontvangen over hoe het deze motie gaan uitvoeren.

De voorzitter:
Dan stel ik voor het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Dan zijn we nu bij de motie op stuk nr. 388.

In stemming komt de motie-De Lange/Bergkamp (31765, nr. 388).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de PvdA, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-De Lange (31765, nr. 387).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van de PVV ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Slootweg/Bergkamp (31765, nr. 389).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van Rooijen (31765, nr. 390).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Dik-Faber/Segers (31765, nr. 391).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Hijink (31765, nr. 392).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Hijink (31765, nr. 393).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemmingen Wet centraliseren tolkvoorzieningen auditief beperkten leef- en werkdomein

Aan de orde zijn de stemmingen in verband met het wetsvoorstel Wijziging van de Participatiewet, de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en de Jeugdwet in verband met het centraliseren van tolkvoorzieningen ten behoeve van de ondersteuning bij de arbeidsinschakeling en de deelname aan het maatschappelijk verkeer van personen met een auditieve beperking, van de luisterlijnen voor volwassenen en jeugdigen en van het vertrouwenswerk jeugd (Wet centraliseren tolkvoorzieningen auditief beperkten leef- en werkdomein, luisterlijnen en vertrouwenswerk jeugd) (35070).

(Zie vergadering van 7 maart 2019.)

In stemming komt het gewijzigde amendement-Westerveld (stuk nr. 11, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, het CDA, de ChristenUnie, de PVV en FvD voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de leden van de fractie van de SGP ertegen, zodat het is aangenomen.

Ik stel vast dat door de aanneming van dit gewijzigde amendement de overige op stuk nr. 11 voorkomende gewijzigde amendementen als aangenomen kunnen worden beschouwd.

In stemming komt het wetsvoorstel, zoals op onderdelen gewijzigd door de aanneming van de gewijzigde amendementen-Westerveld (stuk nrs. 11, I tot en met IV).

De voorzitter:
Ik constateer dat dit wetsvoorstel met algemene stemmen is aangenomen.


Stemming motie Wet centraliseren tolkvoorzieningen auditief beperkten leef- en werkdomein

Aan de orde is de stemming over een motie, ingediend bij de behandeling van het wetsvoorstel Wijziging van de Participatiewet, de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en de Jeugdwet in verband met het centraliseren van tolkvoorzieningen ten behoeve van de ondersteuning bij de arbeidsinschakeling en de deelname aan het maatschappelijk verkeer van personen met een auditieve beperking, van de luisterlijnen voor volwassenen en jeugdigen en van het vertrouwenswerk jeugd (Wet centraliseren tolkvoorzieningen auditief beperkten leef- en werkdomein, luisterlijnen en vertrouwenswerk jeugd),

te weten:

  • de motie-Kerstens over knelpunten in de huidige regeling inventariseren (35070, nr. 10).

(Zie vergadering van 7 maart 2019.)

In stemming komt de motie-Kerstens (35070, nr. 10).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.


Stemmingen moties Natuur

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Natuur,

te weten:

  • de motie-Futselaar/De Groot over een actieplan om de opgave voor het Natuurnetwerk Nederland te halen (33576, nr. 145);
  • de motie-Futselaar/Bromet over de beschermde status van de wolf (33576, nr. 146);
  • de motie-De Groot/Bromet over een integraal reddingsplan voor het koraal in het Caribisch deel van Nederland (33576, nr. 147);
  • de motie-De Groot over landschapselementen in 2021 onder de directe inkomenssteun laten vallen (33576, nr. 148);
  • de motie-Ouwehand/Wassenberg over het verbieden van het gebruik van vangkooien (33576, nr. 149);
  • de motie-Ouwehand/Wassenberg over intrekken ministeriële regeling beperkte bewegingsjacht wilde zwijnen (33576, nr. 150);
  • de motie-Ouwehand/Wassenberg over een leefbare planeet voor toekomstige generaties centraal stellen in het biodiversiteitsbeleid (33576, nr. 151);
  • de motie-Geurts/Weverling over een breed maatschappelijk debat over de hervestiging van de wolf in Nederland (33576, nr. 152);
  • de motie-Weverling/De Groot over een breed gedragen zeehondenakkoord (33576, nr. ();
  • de motie-Bromet/Futselaar over aanvullende maatregelen biodiversiteit (33576, nr. 154);
  • de motie-Bisschop/Weverling over de effectieve bejaging van vossen (33576, nr. 155);
  • de motie-Moorlag over het verbeteren van de natuurkwaliteit en biodiversiteit in Nederland (33576, nr. 157).

(Zie vergadering van 7 maart 2019.)

De voorzitter:
De motie-De Groot (33576, nr. 148) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de regering voornemens is om de steun voor landschapselementen onder het nieuwe Europese landbouwbeleid te brengen;

overwegende dat de invoering van het nieuwe GLB waarschijnlijk wordt uitgesteld met één jaar, tot 2022;

van mening dat het voor het behoud van het landschap en biodiversiteit noodzakelijk is dat boeren steun voor landschapselementen ontvangen;

roept de regering op om in overleg met de provincies te treden om te bezien wat nu al, vooruitlopend op het nieuwe GLB, zou kunnen om landschapselementen beter te beschermen,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 158, was nr. 148 (33576).

De motie-Ouwehand/Wassenberg (33576, nr. 149) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de provincie Noord-Brabant de mogelijkheid voor het gebruik van vangkooien verruimt bij de jacht op wilde zwijnen;

overwegende dat het zeer wreed is om dieren te vangen in vangkooien om ze vervolgens in de kooi dood te schieten;

verzoekt de regering het gebruik van vangkooien voor de jacht te verbieden,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 159, was nr. 149 (33576).

Ik stel vast dat wij nu over deze gewijzigde moties kunnen stemmen.

In stemming komt de motie-Futselaar/De Groot (33576, nr. 145).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de ChristenUnie, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Futselaar/Bromet (33576, nr. 146).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, D66, de ChristenUnie en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-De Groot/Bromet (33576, nr. 147).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de gewijzigde motie-De Groot (33576, nr. 158, was nr. 148).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze gewijzigde motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Ouwehand/Wassenberg (33576, nr. 159, was nr. 149).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van GroenLinks, de PvdD, D66 en de PVV voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Ouwehand/Wassenberg (33576, nr. 150).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van GroenLinks, de PvdD, 50PLUS en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Ouwehand/Wassenberg (33576, nr. 151).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK en D66 voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Geurts/Weverling (33576, nr. 152).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de PvdA, GroenLinks, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

De wolf mag zich vestigen in Nederland.

In stemming komt de motie-Bromet/Futselaar (33576, nr. 154).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66 en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

De heer Baudet.

De heer Baudet (FvD):
Ik heb een punt van orde. U zei: "de wolf mag zich vestigen in Nederland".

De voorzitter:
Hervestigen, ja.

De heer Baudet (FvD):
Maar de motie die we hebben aangenomen, gaat over een breed maatschappelijk debat over de vraag of en, zo ja, onder welke omstandigheden de wolf zich in Nederland mag vestigen. Een breed maatschappelijk debat, daar hebben we voor gestemd. Mijn fractiegenoot Hiddema verheugt zich daar al op.

De voorzitter:
Goed. Dat zegt u mede namens de heer Hiddema, begrijp ik. Dank u wel.

In stemming komt de motie-Bisschop/Weverling (33576, nr. 155).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van DENK, 50PLUS, de VVD, de SGP, het CDA en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Moorlag (33576, nr. 157).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK en 50PLUS voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemmingen moties Rapport commissie-Sorgdrager fipronilcrisis

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het debat over het rapport van de commissie-Sorgdrager over de fipronilcrisis,

te weten:

  • de motie-Geurts c.s. over de NCAE niet onderbrengen bij de NVWA (26991, nr. 539);
  • de motie-Bromet over alle zelfregulerende kwaliteitssystemen op ketenborging.nl (26991, nr. 541);
  • de motie-Van Brenk over de NVWA optimaal toerusten om meerdere crises tegelijk het hoofd te kunnen bieden (26991, nr. 542);
  • de motie-De Groot/Geurts over deelname aan ketenborging van private kwaliteitssystemen actief stimuleren (26991, nr. 543);
  • de motie-De Groot over het wegmengen van vervuiling niet langer toestaan in levensmiddelen (26991, nr. 544);
  • de motie-Moorlag over een evaluatieonderzoek naar de uitvoering van de aanbevelingen van de commissie-Sorgdrager (26991, nr. 545);
  • de motie-Futselaar over een protocol voor voedselcrises (26991, nr. 546).

(Zie vergadering van 7 maart 2019.)

De voorzitter:
De motie-De Groot/Geurts (26991, nr. 543) is in die zin gewijzigd dat zij thans is ondertekend door de leden De Groot, Geurts en Dik-Faber. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 547, was nr. 543 (26991).

Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.

In stemming komt de motie-Geurts c.s. (26991, nr. 539).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van GroenLinks, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Bromet (26991, nr. 541).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, DENK, 50PLUS, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Brenk (26991, nr. 542).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, de SGP, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de gewijzigde motie-De Groot c.s. (26991, nr. 547, was nr. 543).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de PVV en FvD voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de fractie van de PvdD ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-De Groot (26991, nr. 544).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Moorlag (26991, nr. 545).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

De heer De Groot.

De heer De Groot (D66):
Voorzitter. Nu mijn motie op stuk nr. 544 is aangenomen, zou ik graag een brief willen van de regering. Ik zou deze willen ontvangen voor het debat over de NVWA, ik meen op 28 maart.

De voorzitter:
Ik stel voor het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Meneer Baudet, u mag alleen zeggen of ...

De heer Baudet (FvD):
De motie op stuk nr. 545. Daar hadden we voor willen stemmen. Het schoot er even bij in.

De voorzitter:
U wordt te veel afgeleid door de heer Hiddema, zie ik! Dan zullen we in de Handelingen opnemen dat u eigenlijk geacht wenst te worden voor deze motie te hebben gestemd.

In stemming komt de motie-Futselaar (26991, nr. 546).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, de PVV en FvD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemming motie Een financiële bijdrage van 56 miljard euro van de ECB

Aan de orde is de stemming over een motie, ingediend bij het dertigledendebat over het bericht dat Brussel overweegt een financiële bijdrage van 56 miljard euro te vragen aan de ECB,

te weten:

  • de motie-Omtzigt c.s. over de parlementair advocaat om advies vragen over het mandaat van de ECB (21501-20, nr. 1416).

(Zie vergadering van 7 maart 2019.)

De voorzitter:
Op verzoek van de heer Omtzigt stel ik voor zijn motie (21501-20, nr. 1416) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.


Stemming motie Klimaatakkoord

Aan de orde is de stemming over een aangehouden motie, ingediend bij het debat over het klimaatakkoord,

te weten:

  • de motie-Ouwehand/Van Raan over een inspreekrecht voor jongeren (32813, nr. 276).

(Zie vergadering van 5 februari 2019.)

In stemming komt de motie-Ouwehand/Van Raan (32813, nr. 276).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, de PvdD, DENK en D66 voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemming Wijziging van de Beginselenwetten, de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens, de Wet politiegegevens en enkele andere wetten

Aan de orde is de stemming in verband met het wetsvoorstel Wijziging van de Beginselenwetten, de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens, de Wet politiegegevens en enkele andere wetten in verband met het vervoer, het medisch klachtrecht en wijzigingen van technische aard (33844).

In stemming komt het wetsvoorstel.

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie en FvD voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en de leden van de fractie van de PVV ertegen, zodat het is aangenomen.


Stemming motie VAO Kinderopvang

Aan de orde is de stemming over een aangehouden motie, ingediend bij het VAO Kinderopvang,

te weten:

  • de motie-Raemakers over compensatie van de kosten voor de voorschool (31322, nr. 383).

(Zie vergadering van 15 januari 2019.)

De voorzitter:
De motie-Raemakers (31322, nr. 383) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Wet harmonisatie kinderopvang en peuterspeelzaalwerk met breed draagvlak (onder andere SP, GroenLinks, PvdA, D66, CDA, VVD) door beide Kamers is aangenomen;

constaterende dat een aantal gemeenten en Sociaal Werk Nederland nu echter rapporteren dat er door de harmonisatie fors minder peuters naar de voorschool gaan;

overwegende dat in kwetsbare gezinnen lage inkomens (en eventueel schulden) vaak een rol spelen en dat het voor de ontwikkeling van kinderen in die gezinnen essentieel is naar de voorschool te kunnen gaan;

overwegende dat de gemeente Amsterdam als mogelijke oplossing heeft aangeboden ook de ouderbijdrage voor bepaalde "armere" werkende ouders uit eigen middelen te compenseren;

overwegende dat dit probleem ook speelt in onder andere Rotterdam en Tilburg;

roept de staatssecretaris op spoedig in gesprek te gaan met de gemeenten, en gezamenlijk een oplossing te bedenken die het (al dan niet tijdelijk, als een soort pilot) voor gemeenten mogelijk maakt de kosten voor de voorschool voor deze groep ouders voor maximaal zestien uur per week te compenseren, zonder dat dit leidt tot een armoedeval;

verzoekt de staatssecretaris de Kamer hier voor 15 mei 2019 over te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 391, was nr. 383 (31322).

Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Raemakers (31322, nr. 391, was nr. 383).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van DENK, 50PLUS, D66 en het CDA voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

Daarmee zijn we bijna ... De heer Slootweg.

De heer Slootweg (CDA):
Nu onder punt 8 van de stemmingslijst, over moties ingediend bij het VAO Pensioenonderwerpen, de motie op stuk nr. 450 van de heer Omtzigt is aangenomen, verzoeken wij om binnen een week van de regering te horen hoe die wordt uitgevoerd, en daarbij ook te horen hoe het gesprek met het ABP hierin verder wordt meegenomen.

De voorzitter:
Over welke motie gaat het, meneer Slootweg?

De heer Slootweg (CDA):
Onder punt 8, de motie-Omtzigt nr. 450 (32043). Daarover zouden we graag binnen een week willen weten van de regering hoe die wordt uitgevoerd.

De voorzitter:
Ik stel voor het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de stemmingen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Mededelingen

Mededelingen

Mededelingen

De voorzitter:
Op de tafel van de Griffier ligt een lijst van ingekomen stukken. Op die lijst staan voorstellen voor de behandeling van deze stukken. Als voor het einde van de vergadering daartegen geen bezwaar is gemaakt, neem ik aan dat daarmee wordt ingestemd.

Regeling van werkzaamheden

Regeling van werkzaamheden

Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:
Ik stel voor toe te voegen aan de agenda:

  • het wetsvoorstel Wijziging van de Woningwet in verband met de introductie van een stelsel van certificering voor werkzaamheden aan gasverbrandingsinstallaties (35022).

Ik stel voor toestemming te verlenen aan de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken voor het houden van een notaoverleg met stenografisch verslag op maandag 15 april van 14.00 uur tot 18.00 uur over de initiatiefnota Naar een moderne uitvaartwet (35077).

Op verzoek van de aanvrager stel ik voor het debat over grootschalige fraude met pgb's van de agenda af te voeren.

Op verzoek van de fractie van de VVD benoem ik in de vaste commissie voor Financiën het lid Van 't Wout tot plaatsvervangend lid in plaats van het lid Hermans.

Op verzoek van de 50PLUS-fractie benoem ik in de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport de heer Geleijnse tot lid in de bestaande vacature.

Ik stel voor toe te voegen aan de agenda:

  • het VAO Leefomgeving, met als eerste spreker het lid Kröger namens GroenLinks;
  • het VAO Eurogroep/Ecofin-Raad, met als eerste spreker mevrouw Leijten namens de SP.

Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:
Dan geef ik nu mevrouw Belhaj namens D66 het woord.

Mevrouw Belhaj (D66):
Voorzitter, dank. Vanmiddag staat een VAO Chroom-6 gepland, na een lange tijd gewacht te hebben. In principe zou je denken dat we daar blij mee zijn, maar zowel D66 als, zo begrijp ik, de SP vindt het prettig om vanmiddag nog een algemeen overleg te hebben. Het verzoek is dus om het VAO even te verzetten, zodat we in de commissie nog even goed kunnen praten over allerlei brieven die zijn binnengekomen.

De voorzitter:
Heeft iemand daar bezwaar tegen? Nee. Dank u wel.

Dan gaan we naar de heer Voordewind namens de ChristenUnie.

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter. Vorige week hebben we een interpellatiedebat aangevraagd over het terugsturen van een vluchteling uit Bahrein, waarna hij levenslang heeft gekregen. Ik wil de leden oproepen om dit interpellatiedebat zo snel mogelijk op de agenda te krijgen. Daar vraag ik steun voor.

De heer Jasper van Dijk (SP):
Steun.

De heer Bisschop (SGP):
Steun.

De heer Öztürk (DENK):
Steun.

De heer Van Ojik (GroenLinks):
Ja, GroenLinks steunt dit ook.

Mevrouw Van Kooten-Arissen (PvdD):
Steun.

Mevrouw Ploumen (PvdA):
Steun.

Mevrouw Van Eijs (D66):
Steun.

De voorzitter:
Nog geen meerderheid, meneer Voordewind.

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Dan missen we nog iemand.

De heer Geleijnse (50PLUS):
Steun namens 50PLUS.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Steun.

De voorzitter:
Dan heeft u gewoon een meerderheid.

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter. Het zou handig zijn als we de schriftelijke vragen beantwoord krijgen voor het interpellatiedebat, maar dat moet snel kunnen.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:
Dan stel ik voor het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet. We zullen hier bij de planning rekening mee houden.

Mevrouw Westerveld namens GroenLinks. Nee? Dan ga ik naar mevrouw Ellemeet. Nee, mevrouw Westerveld komt eraan.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Voorzitter. Er zijn veel zorgen over het Cornelius Haga Lyceum in Amsterdam. Dat bleek net ook al uit het vragenuur. Daarom wil ik graag een debat met de minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en de minister van Justitie en Veiligheid, maar tegelijkertijd is er ook nog veel onduidelijkheid. Daarom zouden we voorafgaand aan het debat ook graag een brief willen hebben met een nadere toelichting over het niet openbaar maken van het inspectierapport, over wat er wordt bedoeld met "signalen over antidemocratische gedragingen" en ook over mogelijke strafrechtelijke feiten.

De heer Rudmer Heerema (VVD):
Voorzitter, steun voor dit verzoek, maar ik heb een tweede verzoek. Dit is een belangrijk onderwerp. De aanmeldingsprocedure van de school is nu aan de gang. Ik vind dat we hier snel over moeten spreken. Mijn voorstel is om dat aanstaande donderdag te doen op het moment dat wij een debat zouden hebben over de Onderwijscoöperatie. Daar is minder haast bij dan bij dit debat. Ik zou dus donderdag een debat over het Haga in Amsterdam willen in plaats van over de Onderwijscoöperatie.

De voorzitter:
Dus u steunt het en vraagt om het te houden op donderdag om ...

De heer Rudmer Heerema (VVD):
Om 15.00 uur. Ik steun het debat van harte en ik vind het zó belangrijk dat we er deze week over moeten spreken.

De voorzitter:
Degenen die nu het woord krijgen, moeten dus twee antwoorden geven: steun of geen steun en of het deze week op donderdag geagendeerd moet worden. Meneer Jasper van Dijk, ik zie u ja knikken.

De heer Jasper van Dijk (SP):
Ja, voorzitter. Een goed voorstel. Beide; twee goede voorstellen. In de brief die mevrouw Westerveld heeft aangevraagd, zou ik ook graag een antwoord willen hebben op de vraag waarom het niet allang mogelijk was om deze school eerder te sluiten.

De heer Van Meenen (D66):
Steun voor beide verzoeken. Ik zou in die brief nog een overzicht willen zien van de wettelijke mogelijkheden en onmogelijkheden.

De heer Rog (CDA):
Steun voor het debat, deze week te houden. Wat ons betreft kan dat met de minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs. Ik zou graag het feitenrelaas over de rol van de inspectie, waarover we het bij de mondelinge vragen hebben gehad, erbij betrekken. Dus de antwoorden daarover voorafgaand aan het debat naar de Kamer.

De heer Beertema (PVV):
Steun voor beide verzoeken, voorzitter.

De heer Öztürk (DENK):
Voorzitter. Er zijn nogal wat onduidelijkheden. Ik denk dat die onduidelijkheden eerst via een brief naar de Kamer moeten komen, zodat we precies weten wat er precies is gebeurd. Daarna pas een debat. Eerst een brief en daarna een debat.

De voorzitter:
Dus geen steun.

De heer Öztürk (DENK):
Jawel, wel steun, als de brief en de duidelijkheid voor het debat komen.

De heer Bisschop (SGP):
Voorzitter. Steun voor beide voorstellen. Ook steun voor de verzoeken om schriftelijke informatie in uitgebreide zin.

De heer Bruins (ChristenUnie):
Steun voor het debat, deze week te houden.

De heer Geleijnse (50PLUS):
Drie maal steun: brief, debat en donderdag.

De voorzitter:
Mevrouw Westerveld, u heeft een meerderheid voor het houden van een debat en een meerderheid voor het houden van dit debat op donderdag. De heer Rudmer Heerema?

De heer Rudmer Heerema (VVD):
Voorzitter. Mevrouw Westerveld heeft een voorstel gedaan voor de bewindspersonen die erbij moeten zijn. Ik zou me heel goed kunnen voorstellen dat de heer Koolmees aanschuift, als een van de twee ministers niet beschikbaar is. Mijn verzoek is om ook meneer Koolmees uit te nodigen voor dit debat.

De voorzitter:
En meneer Koolmees is minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Ik stel voor het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet. Dank u wel.

Mevrouw Ellemeet namens GroenLinks.

Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):
Voorzitter, dank u wel. 88.000 mensen hebben inmiddels de petitie ondertekend voor gelijke behandeling als het gaat om vruchtbaarheidsbehandelingen, dus ook als je lesbisch of alleenstaand bent als vrouw. We hebben op de Women's March afgelopen zaterdag kunnen zien dat dit onderwerp enorm leeft en dat er heel veel maatschappelijke onrust is ontstaan, én we hebben in Trouw kunnen lezen dat ook het Zorginstituut van mening is dat er alternatieve financieringsmogelijkheden zijn. Dus mijn verzoek is om het debat, waar al een meerderheid voor is, zo snel mogelijk in te plannen.

De heer Van Gerven (SP):
Steun voor het verzoek.

Mevrouw Ploumen (PvdA):
Voorzitter. Ik krijg tientallen mails met hetzelfde verzoek. Kan er snel een debat komen, zodat er ook snel duidelijkheid is? Dus volgaarne steun voor het verzoek van mevrouw Ellemeet.

De heer Azarkan (DENK):
Van harte steun, voorzitter.

Mevrouw Tellegen (VVD):
Mevrouw Ellemeet heeft gelijk. Dit is een belangrijk onderwerp. We hebben hier vorige week eigenlijk allemaal al onze steun aan verleend. Ik heb toen ook om een brief gevraagd, omdat ik meer wil weten over cijfers, aantallen et cetera. Die brief heb ik nog steeds niet ontvangen, dus ik wil dat debat graag voeren, maar pas nadat die brief er is.

De voorzitter:
Ik weet niet meer wie het eerste was. Mevrouw Bruins Slot, CDA.

Mevrouw Bruins Slot (CDA):
Voorzitter. Het CDA heeft eerder aangegeven dat de minister moet kijken naar alternatieve oplossingen. Er zou een brief komen. Die zou ook snel komen. Mijn verzoek is dat die brief gewoon deze week komt. Daarna kijken we verder.

Mevrouw Bergkamp (D66):
Voorzitter. Ook wij krijgen tientallen mailtjes en berichten van vrouwen. Vandaar dat wij in de lijn van het CDA vragen dat er deze week nog een brief komt om die duidelijkheid en een oplossing te geven. Vervolgens gaan we kijken of een debat nog nodig is, maar we hopen dat er al een oplossing komt.

Mevrouw Van Kooten-Arissen (PvdD):
Van harte steun voor het verzoek.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Voorzitter. Mijn fractie wil eerst de brief van de minister afwachten.

De voorzitter:
We zitten te kijken of er een meerderheid is, maar iedereen wil eerst een brief.

Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):
Ja, voorzitter, die brief moet er zo snel mogelijk komen. Vervolgens moet het debat er zo snel mogelijk komen of — en dat zou natuurlijk helemaal mooi zijn — er moet al een oplossing zijn.

De voorzitter:
Ik stel voor het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Van Kooten-Arissen namens de Partij voor de Dieren.

Mevrouw Van Kooten-Arissen (PvdD):
Voorzitter. Er vindt in Nederland een enorme kaalslag plaats. Bomen worden gekapt om allerlei redenen en dat terwijl de biodiversiteit en het klimaat schreeuwen om meer bomen en meer natuur. We willen heel graag een debat met de minister van LNV over ontbossing in Nederland die niet in alle gevallen gecompenseerd hoeft te worden.

De heer Geurts (CDA):
Voorzitter. We hebben donderdag een debat over de biodiversiteit. Volgens mij zou dit onderwerp daar mooi bij passen. Laten we dat daar doen. Voor de rest geen steun voor een apart debat.

De heer Weverling (VVD):
Voorzitter. We hebben donderdag een debat over de insectensterfte. Daar zou dit bij kunnen.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Steun vanuit GroenLinks.

De heer De Groot (D66):
Dit is een zorgelijke ontwikkeling. D66 heeft er ook schriftelijke vragen over gesteld. Donderdag hebben we een debat over — u noemde dat woord ook — biodiversiteit.

De voorzitter:
Dus geen steun.

De heer Bisschop (SGP):
Voorzitter. Het lijkt mij logisch om dit bij het debat van donderdag te betrekken.

De heer Futselaar (SP):
Voorzitter. De SP ziet echt een verschil tussen insecten en bossen en daarom steunen wij het verzoek wel.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Voorzitter. Het gaat over de zorg voor de schepping, over biodiversiteit. We hebben gewoon een mooi plenair debat staan. Volgens mij is het aan de fracties om daar hun eigen inbreng te hebben. We steunen dus niet een apart debat.

De heer Moorlag (PvdA):
Steun voor het verzoek.

De voorzitter:
Mevrouw Van Kooten-Arissen, u heeft geen meerderheid voor het houden van een debat.

Mevrouw Van Kooten-Arissen (PvdD):
Ik zie wel een dertigledendebat. Ik laat dit er toch op zetten ...

De voorzitter:
Doen we.

Mevrouw Van Kooten-Arissen (PvdD):
Al is de lijst heel erg lang.

De voorzitter:
Dat is die ook.

Mevrouw Van Kooten-Arissen (PvdD):
Dit is een ontzettend belangrijk onderwerp dat heel veel mensen in Nederland aan het hart gaat.

De voorzitter:
Goed. U heeft nog een verzoek.

Mevrouw Van Kooten-Arissen (PvdD):
Voorzitter. Het kopen van sigaretten door jongeren onder de 18 jaar blijft te gemakkelijk. Uit onderzoek van de Universiteit Twente blijkt dat de zelfregulering niet effectief is en dat ongeveer de helft van de jongeren toch nog aan sigaretten kan komen. Daarmee is de rookvrije generatie nog altijd ver weg. We willen daar heel graag een debat over met de staatssecretaris van VWS.

De heer Veldman (VVD):
Het is inderdaad niet de bedoeling dat jongeren onder de 18 sigaretten kunnen kopen. Maar we hebben binnenkort nog een debat over het preventieakkoord, als de feitelijke vragen zijn beantwoord. Er staat een AO Preventie gepland in april. Er komt nog een voorhangprocedure over de aanpassing van de nadere regelgeving van de Tabakswet. Er is dus volgens mij alle ruimte om hier met elkaar het debat over te voeren. Dat moeten we ook doen, maar geen steun voor nog weer een apart debat.

Mevrouw Kuik (CDA):
Voorzitter. Het CDA heeft hier schriftelijke vragen over gesteld. Die willen we graag eerst beantwoord zien. Geen steun voor het debat.

Mevrouw Ploumen (PvdA):
Voor deze ene keer eens met de heer Veldman.

De voorzitter:
Voor deze ene keer?

Mevrouw Ploumen (PvdA):
Voor deze ene keer, ja. Hier blijft het echt bij, voorzitter.

De voorzitter:
Het staat nu in de Handelingen, hè, mevrouw Ploumen? De heer Bisschop.

De heer Bisschop (SGP):
En wij gaan dit turven, hè?

De voorzitter:
Ja, precies.

De heer Bisschop (SGP):
Maar ik ben het eens met de lijn van de heer Veldman.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Voorzitter, ik ben het ook met de VVD-fractie eens.

De heer Kuzu (DENK):
Ik niet, voorzitter. Van harte steun voor het debat.

Mevrouw Van Eijs (D66):
Ik sluit me ook aan bij de woorden van de heer Veldman.

De heer Renkema (GroenLinks):
Het gaat hier over handhaving, dus van harte steun voor een debat.

De voorzitter:
U heeft geen steun. O, de heer Van Gerven.

De heer Van Gerven (SP):
Ik steun het verzoek.

Mevrouw Van Kooten-Arissen (PvdD):
Ik zie meer dan 30 leden, voorzitter.

De voorzitter:
Ja, dat heeft meneer Van Gerven geregeld.

Mevrouw Van Kooten-Arissen (PvdD):
Veel dank daarvoor.

De voorzitter:
Ik begrijp daaruit dat u dit debat wil toevoegen aan de lijst?

Mevrouw Van Kooten-Arissen (PvdD):
Ja, heel graag, omdat het geen apart agendapunt is bij het preventieakkoord.

De voorzitter:
Dan doen we dat.

U heeft nog een verzoek.

Mevrouw Van Kooten-Arissen (PvdD):
Ja. Vanavond voeren we in deze Kamer een debat over Q-koorts. Het gaat niet alleen om rechtvaardigheid en schadeloosstelling voor de slachtoffers, maar ook over de toekomst van de veehouderij en de geitensector in het bijzonder. Daarom zou ik heel graag de minister van LNV bij het debat aanwezig hebben.

Mevrouw Van den Berg (CDA):
Voorzitter, de regering gaat over de eigen afvaardiging. Geen steun.

De heer Raemakers (D66):
Het is een heel ingewikkeld debat. Vanavond hebben we het over de medische regeling die er is voor mensen. Het is aan het kabinet wie men daarvoor wil afvaardigen. Dus geen steun voor dit verzoek.

Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):
Voorzitter. Volgens mij willen we allemaal voorkomen dat dit nog een keer gebeurt en moeten we ook kijken naar de oorzaken, dus steun voor het verzoek.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
Voorzitter. Ik vind het belangrijk dat het vanavond gaat over de slachtoffers en compensatie, dus geen steun.

De heer Bisschop (SGP):
Voorzitter. Gezien de aard van het onderwerp van vanavond, lijkt het me verstandig om het te beperken tot de huidige minister.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Voorzitter. Het kabinet gaat over de eigen afvaardiging, maar ik steun ook echt het verzoek niet, omdat het vanavond inderdaad gaat over de slachtoffers van de Q-koorts en de financiële maatregelen. Dat debat willen we heel graag voeren met de minister voor Medische Zorg. De minister van Landbouw uitnodigen is niet nodig.

De heer Moorlag (PvdA):
Voorzitter. Wat de PvdA betreft moeten de slachtoffers vanavond centraal staan, dus geen steun voor het verzoek.

De heer Arno Rutte (VVD):
Voorzitter. Het gaat vanavond inderdaad over de compensatie van de slachtoffers. Ik vind dat het kabinet zelf moet bepalen wie daar het beste bij past.

De heer Van Gerven (SP):
Voorzitter. Het gaat natuurlijk om de slachtoffers en compensatie, maar het gaat ook om het preventieaspect. Dat kan nadrukkelijk een onderdeel van het debat zijn. Dat is aan de fracties zelf. Dus steun voor het verzoek.

De voorzitter:
U heeft geen meerderheid voor het uitnodigen van de minister van Landbouw.

Mevrouw Van Kooten-Arissen (PvdD):
Ik merk het, ja. Door heel veel partijen wordt geen lering getrokken uit het verleden. Dat wordt een interessant debat, voorzitter.

Mijn laatste verzoek gaat om landschapspijn. Nieuwsuur zond een drieluik uit over dat er steeds meer gebouwd wordt in Nederland en dat ons landschap zwaar onder druk staat. Daarover wil ik graag een debat met de ministers van Binnenlandse Zaken, LNV en IenW.

De heer Smeulders (GroenLinks):
Voorzitter, dit is een ontzettend belangrijk onderwerp, dus van harte steun.

De heer Futselaar (SP):
Het lijkt ons een goed idee; steun.

De heer Geurts (CDA):
Voorzitter. Er wordt in het kader van de NOVI al continu over gesproken. Dat lijkt ons een mooie plek om dit te doen. Dus geen steun voor dit aparte debat.

De heer Weverling (VVD):
Ook geen steun.

De heer De Groot (D66):
Geen steun.

De heer Bisschop (SGP):
Geen steun.

De heer Nijboer (PvdA):
Voorzitter. Omdat ik de inhoud belangrijk vind, wil ik het steunen. Maar als er elke keer vier debatten worden aangevraagd, ga ik de volgende keer wel een weging aanbrengen, ook als ik iets belangrijk vind. Want als elk Kamerlid dat doet, komt het hier nooit ten einde, voorzitter. Maar ik steun dit verzoek.

De voorzitter:
O, oké.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Geen steun, voorzitter.

De voorzitter:
Ja, mevrouw Van Kooten-Arissen.

Mevrouw Van Kooten-Arissen (PvdD):
Ik zie wel meer dan 30 leden. Ik wil het er toch heel graag op laten zetten.

De voorzitter:
Volgens mij heeft u vier of drie dertigledendebatten vandaag.

Mevrouw Van Kooten-Arissen (PvdD):
Drie.

De voorzitter:
Oké, dan voegen we dit debat toe aan de lijst.

Dan ga ik naar de heer Van Gerven namens de SP.

De heer Van Gerven (SP):
Voorzitter. De ziekenhuiszorg in Lelystad is in gevaar. Het is wachten op de eerste grote calamiteit omdat de spoedeisende hulp en de acute zorg daar ontbreken. Maar nu wordt dus een strijd op leven en dood uitgevochten tussen rivaliserende specialisten, waardoor de zorg verder versplintert en dat adequate basisziekenhuis verder weg is dan ooit.

De voorzitter:
Ja, u wilt een debat.

De heer Van Gerven (SP):
Minister Bruins staat erbij en kijkt ernaar. Ik wil dat er nu gehandeld wordt. Vandaar dat ik een debat wil met de minister voor Medische Zorg en Sport, zo spoedig mogelijk te houden. Patiënten mogen niet het kind van de rekening worden.

De voorzitter:
En u weet dat er twee dertigledendebatten op de lijst staan?

De heer Van Gerven (SP):
Ik weet dat er al het een en ander staat.

De voorzitter:
Het een en ander? Het gaat om hetzelfde onderwerp.

De heer Van Gerven (SP):
Nee, voorzitter, dit is weer een nieuw element, namelijk die rivaliserende specialisten. Het feit dat de specialisten van Harderwijk blokkeren dat specialisten van Lelystad participeren in dat nieuwe ziekenhuis, is echt een nieuw element. Dat bedreigt de zorg daar verder. De coalitie blokkeert keer op keer het spoedig te houden debat.

De voorzitter:
Nee, nee, nee, u weet nog niet eens wat de anderen vinden en misschien ook niet wat de oppositie vindt.

De heer Van Gerven (SP):
Ik vrees het ergste, maar misschien heeft u gelijk, voorzitter. We gaan het horen.

De voorzitter:
Wilt u nog weten wat ze ervan vinden?

De heer Van Gerven (SP):
Zeker. Graag.

Mevrouw Van den Berg (CDA):
Voorzitter. Ik was afgelopen vrijdag nog op werkbezoek bij Lelystad en daar heb ik ook gesproken met de mensen van het actiecomité. Dus ik deel veel zorgen maar ik denk dat we dit ook goed kunnen meenemen in het algemeen overleg op 3 april. En voor die tijd willen we graag een brief.

De heer Geleijnse (50PLUS):
Twee dingen, voorzitter. Allereerst steun voor het verzoek van de Socialistische Partij. Daarnaast wil ik vanaf deze plek toch echt een beroep doen op de coalitie om desnoods een verzameldebat te houden over de situatie in Lelystad. Ik hoop dat ze daar deze minuut nog even heel goed over willen nadenken.

De voorzitter:
Mevrouw Ellemeet. Ja? Dan mevrouw Agema.

Mevrouw Agema (PVV):
Exact dit debat heb ik de vorige week aangevraagd, voorzitter. Ik vind ook dat meneer Van Gerven niet aan de gang moet blijven, in de zin dat hij steeds maar, dan weer eerder, dan weer later, dezelfde debatten blijft aanvragen. Dus dat debat staat al op de lijst.

De heer Van Gerven (SP):
Ik weet niet wat ze vindt, of ze het debat steunt.

De voorzitter:
Zij heeft zelf al twee debatten op de lijst staan.

De heer Van Gerven (SP):
Maar ik weet niet of zij deze debataanvrage steunt.

De voorzitter:
Nou, ik weet het wel. Dat is duidelijk.

De heer Van Gerven (SP):
Ik weet het niet.

Mevrouw Agema (PVV):
Meneer Van Gerven ...

De heer Van Gerven (SP):
Steunt u het debat?

Mevrouw Agema (PVV):
Meneer Van Gerven, ik heb vorige week mondelinge vragen over dit onderwerp aangekondigd en daarna een debat aangevraagd. En nu staat u hier hetzelfde verzoek te doen.

De voorzitter:
Niet dus.

Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):
Voorzitter. Er stond heel duidelijk in Trouw beschreven wat het probleem is. Het publieke belang wordt niet meer geborgd. Niemand is verantwoordelijk voor het publieke belang. Daar heeft mevrouw Agema een debat over aangevraagd. Ik zou willen voorstellen om daar zo snel mogelijk een meerderheidsdebat van te maken.

Mevrouw Ploumen (PvdA):
Voorzitter. Ik sluit mij van ganser harte aan bij mevrouw Ellemeet.

De heer Kuzu (DENK):
En ik weer bij mevrouw Ploumen, voorzitter.

De heer Raemakers (D66):
Voorzitter, geen steun. Er staan een aantal AO's in april op de agenda waar dit bij betrokken kan worden, alsmede een aantal dertigledendebatten.

Mevrouw Van Kooten-Arissen (PvdD):
Steun, voorzitter.

De heer Bisschop (SGP):
Voorzitter. De lijn van mevrouw Ploumen lijkt mij een uitstekende koers.

De heer Arno Rutte (VVD):
Voorzitter. Ik zou mij van harte willen aansluiten bij de woorden van mevrouw Van den Berg. Wel een brief over de ontstane situatie en die dan betrekken bij een op korte termijn te houden algemeen overleg over ziekenhuiszorg.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Voorzitter, daar sluit ik mij ook bij aan. Een brief en een algemeen overleg.

De voorzitter:
Meneer Van Gerven, u heeft 23 leden die u steunen.

De heer Van Gerven (SP):
Ik had dus gelijk dat de coalitie ...

De voorzitter:
Nee, u heeft helemaal geen gelijk. Ook de oppositie ...

De heer Van Gerven (SP):
Ja, de coalitie blokkeert ...

De voorzitter:
Nee, dat is niet waar. Meneer Van Gerven, 23 leden steunen uw verzoek. Dus ook een deel van de oppositie steunt uw verzoek niet. Het argument is ook dat er twee debatten op de lijst staan over hetzelfde onderwerp. Dus ik wil eigenlijk het stenogram van dit deel van de vergadering doorgeleiden naar het kabinet. En ik dank u.

De heer Van Gerven (SP):
Mag ik nog een opmerking maken?

De voorzitter:
Nou, dat ligt aan wat u gaat zeggen. Zeg het eerst even tegen mij, want anders ...

De heer Van Gerven (SP):
Voorzitter, gezien de actualiteit van 9 maart ...

De voorzitter:
Nee, nee, nee, nee, nee, meneer Van Gerven!

De heer Van Gerven (SP):
Er wordt dus een acuut debat geblokkeerd. Dat is het punt, terwijl ...

De voorzitter:
Nee, meneer Van Gerven, er is een overgrote meerderheid die uw verzoek niet steunt. Ook dát is democratie, meneer Van Gerven. Daar heeft u ook mee te leren leven.

De heer Fritsma namens de PVV.

De heer Fritsma (PVV):
Dank, voorzitter. We hebben al jarenlang hele grote problemen met gewelddadige asielzoekers uit landen als Algerije en Marokko. Het Algemeen Dagblad schreef afgelopen weekend dat deze geweldsgolf ook het detentiecentrum te Rotterdam heeft bereikt. Medewerkers daar zijn de wanhoop nabij en worden echt op gruwelijke wijze geblesseerd.

De voorzitter:
En u wilt een debat, meneer Fritsma?

De heer Fritsma (PVV):
Ik wil dus inderdaad een debat met de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over dit probleem.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Er staat al een debat over gepland.

De voorzitter:
Ja.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Voorzitter. Ik wil de heer Fritsma recht doen, want dit recente artikel gaat over het detentiecentrum. We hebben het de vorige keer wat verbreed, namelijk naar alle asielzoekerscentra, en dus ook deze. Maar misschien is het wel goed als er dan op dit specifieke punt een brief komt. Dat zou ik dan graag allemaal willen betrekken bij het debat dat we al aangevraagd hebben en dat ook al is geaccordeerd.

De voorzitter:
Ja. Dus eigenlijk geen steun.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Dus geen steun, maar ik wilde niet vervelend zijn en doen alsof dit hetzelfde is. Dit wil ik erbij betrekken, omdat dit een onderdeel is van de grotere problematiek waar we een debat over gepland hebben.

De heer Jasper van Dijk (SP):
Voorzitter. Als dat debat van mevrouw Van Toorenburg sneller wordt gepland dan dat van de heer Fritsma, dan steun ik dat van mevrouw Van Toorenburg. En ik zou er ook op willen wijzen dat ik Kamervragen heb gesteld over dit nieuws, en dat ik de antwoorden op die vragen daar graag bij wil betrekken.

De heer Kuzu (DENK):
Geen steun. Betrekken bij eerdere debatten.

Mevrouw Becker (VVD):
Ik sluit me aan bij het voorstel van mevrouw Van Toorenburg.

De voorzitter:
En de heer Bisschop?

De heer Bisschop (SGP):
Ik zou het willen betrekken bij het plenaire debat dat gepland staat. En ik zou de beantwoording van de vragen van de heer Van Dijk daar ook bij willen betrekken.

De heer Van Ojik (GroenLinks):
Voorzitter, daar sluit ik me bij aan.

Mevrouw Van Eijs (D66):
Geen steun voor een apart debat, maar betrekken bij dat andere debat dat al staat.

De heer Fritsma (PVV):
Het is prima om dit punt te betrekken bij het bestaande debat, maar ik heb daar wel één belangrijk punt bij. De reden waarom ik om een apart debat vroeg, is dat er bij de Eerste Kamer een wet ligt die vreemdelingendetentie juist wil verruimen. Dat is heel gevaarlijk, gelet op de ontwikkelingen waar het AD over schrijft. Dus in de gevraagde brief wil ik wel expliciet van de staatssecretaris weten of hij dat genoemde wetsvoorstel intrekt of niet. Die visie kunnen we dan inderdaad betrekken bij het reeds ingeplande debat.

De voorzitter:
Ik stel voor het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

De heer Wassenberg namens de Partij voor de Dieren.

De heer Wassenberg (PvdD):
Dank u wel, voorzitter. We wisten al dat plastics en ballonnen dodelijk zijn voor vogels, maar nu weten we ook hoe dodelijk, want uit onderzoek uit Nature blijkt dat een van de vijf dode zeevogels is gestorven door het eten van één simpel stukje plastic of ballon. Zachte plastics en ballonnen blijken echte killers, en een oplossing is nog heel ver weg. Ik wil daarover graag een debat met de staatssecretaris van IenW. Voorafgaand aan het debat wil ik een brief waarin ze ingaat op het onderzoek.

En met uw welnemen nog één opmerking, voorzitter: in de afgelopen week werd duidelijk dat steeds meer gemeenten het oplaten van ballonnen willen verbieden ...

De voorzitter:
Nee.

De heer Wassenberg (PvdD):
... maar het overgrote deel van de gemeenten doet dat nog steeds niet. Dus hier ligt echt een taak voor de rijksoverheid.

De voorzitter:
Meneer Wassenberg, u moet het echt kort houden.

De heer Wassenberg (PvdD):
Het was best kort.

De voorzitter:
Anders ga ik erdoorheen praten en dat vinden mensen heel irritant.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Voorzitter. Ik ben het eens met de brief. Ik zou het ook snel willen behandelen. De eerstvolgende keer dat dat kan, is al vrij snel: bij het AO Circulaire economie, dus het debat van de commissie Infrastructuur en Waterstaat. Dat is al op 11 april. Ik zou de brief dus graag een week voor 11 april willen hebben. Wat mij betreft betrekken we die bij dat debat en hoeft er dus geen apart debat hier in de plenaire zaal te komen.

Mevrouw Van Eijs (D66):
Voorzitter. Ballonnen zijn bepaald niet circulair. Dus het lijkt me heel goed om bij het algemeen overleg Circulaire economie aan de kaak te stellen hoe we gaan kijken of er misschien meer gemeentes zijn die dit willen ontmoedigen of verbieden.

De heer Laçin (SP):
Ook ik vind dat we het kunnen betrekken bij het AO Circulaire economie. Omdat het een volle agenda is, kunnen we bij de procedurevergadering kijken of we misschien iets langer de tijd nemen voor het AO.

De heer Bisschop (SGP):
Voorzitter. Een schriftelijke reactie van het kabinet is op dit moment voldoende, denk ik. Dan bezien we bij welk debat of AO het kan worden betrokken.

De heer Ziengs (VVD):
Inderdaad een brief. Vervolgens kunnen we kijken of we het kunnen behandelen bij het AO Circulaire economie.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Heel graag snel die brief, want ik denk dat het een heel belangrijk onderwerp is, en die dan zo snel mogelijk behandelen. Dat is bij het AO Circulaire economie.

De heer Nijboer (PvdA):
Daar sluit ik me bij aan, voorzitter.

De heer Van Aalst (PVV):
Voorzitter, daar sluit de PVV zich ook bij aan.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ook steun voor de brief en het behandelen bij het algemeen overleg.

De voorzitter:
Dank u wel. Meneer Wassenberg.

De heer Wassenberg (PvdD):
Dank u wel, voorzitter. Ik heb kunnen tellen en het zijn er geen 30. Ik heb nog één verzoek. Het rapport uit Nature zou ik graag via de bode aan de staatssecretaris doen toekomen, zoals dat heet.

De voorzitter:
We hebben nu geen staatssecretaris in vak-K. Dit is gewoon een regeling van de Kamer.

De heer Wassenberg (PvdD):
Ja. Dan zal ik het zelf op een andere manier aan haar doen toekomen.

De voorzitter:
Dank u wel. Ik stel voor het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

De heer Futselaar namens de SP.

De heer Futselaar (SP):
Dank u, voorzitter. Het wetsvoorstel voor renteverhoging op het leenstelsel is met één stem meerderheid door deze Kamer aangenomen. Tijdens dat debat was het al heel moeilijk om iemand te vinden die het wilde verdedigen. Nu is het ene na het andere partijcongres van de coalitie zich er ook tegen aan het uitspreken. Ik zou dus graag een debat willen met de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over hoeveel draagvlak er nog is voor dit voorstel, ook omdat niets jonge mensen cynischer maakt dan te worden geconfronteerd met een wet die niemand meer wil verdedigen.

De heer Beertema (PVV):
Van harte steun, voorzitter.

De heer Van der Molen (CDA):
Voorzitter. Dit wetsvoorstel wordt op dit moment in de Eerste Kamer behandeld. Dus het lijkt me niet op z'n plaats dat wij dan nog even het debat in deze Kamer gaan overdoen. Geen steun dus voor het voorstel.

Mevrouw Tielen (VVD):
Geen steun namens de VVD.

De heer Özdil (GroenLinks):
Zeer van harte steun namens GroenLinks, voorzitter.

Mevrouw Belhaj (D66):
Voorzitter, geen steun.

De voorzitter:
Meneer Futselaar, u heeft geen meerderheid.

De heer Futselaar (SP):
Voorzitter, zal ik het goede voorbeeld geven en geen dertigledendebat aanvragen?

De voorzitter:
Ja. Ik ben trots op u. Dank u wel.

De heer Nijboer namens de PvdA.

De heer Nijboer (PvdA):
Voorzitter. Mooie, fundamentele plannen van de ChristenUnie om betaalbare woningen te realiseren op heel veel terreinen, voorstellen die heel veel partijen overigens ook al hebben gedaan en waarover is gestemd in de Kamer. Ik zou daar graag heel snel een debat over willen, want er is woningnood en er gebeurt te weinig.

De voorzitter:
Dus?

De heer Nijboer (PvdA):
Dus wil ik graag een debat daarover met de minister van Binnenlandse Zaken en een afgevaardigde van het ministerie van Financiën, dan wel de minister dan wel de staatssecretaris.

De voorzitter:
Even kijken wie er eerder was, mevrouw Beckerman of de heer Smeulders. Het was de heer Smeulders.

De heer Smeulders (GroenLinks):
Steun, voorzitter.

Mevrouw Beckerman (SP):
Voorzitter. Eens met de heer Nijboer: mooie plannen. Een deel strekt ertoe om beleggers aan te pakken. Daar ben ik helemaal voor. Daarover staat op mijn verzoek morgenavond al een debat, dus dan kunnen we meteen zaken doen. Toch zal ik het debatverzoek van de heer Nijboer ook steunen.

De heer Bisschop (SGP):
Voorzitter. Een fundamenteel debat over dit soort zaken lijkt mij een hele goede zaak. Dus steun voor het voorstel.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Voorzitter. Morgenavond staat inderdaad het debat over de huisjesmelkers op de agenda. Volgens mij is dat een eerste gelegenheid om met elkaar hierover te spreken, dus nu geen steun voor het verzoek.

Mevrouw Van Eijs (D66):
Voorzitter. Ik had even een déjà vu. Ik dacht ook al: volgens mij staat hier al een debat over. Wat mij betreft praten we er dus gewoon morgenavond over.

De heer Nijboer (PvdA):
Voorzitter. Misschien toch even voor de orde. Er is een omvattend plan door de ChristenUnie gepresenteerd, op tal van terreinen, waar de beleggers maar een onderdeeltje van zijn, al heeft dat de meeste aandacht gekregen. Het is echter veel breder dan dat. Mijn verzoek is dus om over de woningnood te spreken.

De voorzitter:
Helder.

De heer Kuzu (DENK):
Steun.

De heer Ronnes (CDA):
Voorzitter. We hebben nog diverse gelegenheden waarbij wij dit onderwerp op de agenda kunnen zetten. Dus geen steun voor dit debat.

De heer Koerhuis (VVD):
Ook geen steun.

De heer Nijboer (PvdA):
Voorzitter. Ik zal geen dertigledendebat aanvragen, al zijn er wel 30 leden, maar het is heel opmerkelijk dat de ChristenUnie hier een groot punt van maakt in de verkiezingen ...

De voorzitter:
Nee, nee, meneer Nijboer. Dank u wel.

De heer Nijboer (PvdA):
... en hier het debat blokkeert. Dat geeft eigenlijk geen pas, voorzitter.

De voorzitter:
Dank u wel.

De heer Laçin namens de SP.

De heer Laçin (SP):
Voorzitter. Een enorme afvalberg van Tata Steel bij Wijk aan Zee. Omwonenden maken zich zorgen. Als we er ook nog bij optellen dat zij continu worden blootgesteld aan de uitstoot van dezelfde fabriek en dat de handhaving van de vergunning en het toezicht eigenlijk aan alle kanten falen, dan vind ik het tijd worden voor een debat, voorafgegaan door een brief van de staatssecretaris van IenW.

De heer Von Martels (CDA):
Voorzitter. Volgens mij kwam dit onderwerp al voorbij tijdens het AO Leefomgeving van afgelopen donderdag. We hebben allemaal alle mogelijkheden gehad om hierover te praten. Er komt ook nog een VAO. Mogelijkheden genoeg; dus geen steun voor dit debat.

Mevrouw Van Eijs (D66):
Voorzitter. Ik was zelf niet bij het AO, maar ik heb begrepen dat het vooral ging over het grafiet en niet zozeer over de berg met afval die er al sinds 2010 eigenlijk niet meer had mogen liggen. Ik wil dit debat dus steunen.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Het blijft de hele tijd gedoe rond de vergunningen en het gebrek aan handhaving. Veel steun voor dit debat dus.

De heer Ziengs (VVD):
Geen steun.

De heer Bisschop (SGP):
Geen steun.

De heer Kuzu (DENK):
Steun.

De heer Wassenberg (PvdD):
Steun.

De heer Van Aalst (PVV):
Geen steun.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Steun.

De voorzitter:
Dan heeft u geen meerderheid, mijnheer Laçin.

De heer Laçin (SP):
Voorzitter. Dat is jammer, maar ik zal het goede voorbeeld van de heren Futselaar en Nijboer volgen en geen dertigledendebat agenderen. Ik wil wel dat de brief waar ik om heb gevraagd, voor het te agenderen VAO Leefomgeving bij ons is, zodat wij die daarbij kunnen betrekken.

De voorzitter:
Ik stel voor het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Mevrouw Bergkamp (D66):
Voorzitter. Gisteren kwam de Nationale ombudsman met zijn rapport over de zaak-Van Laarhoven. Zijn rapport en de conclusies zijn ontluisterend als het gaat over de rol van de overheid. Daarom wil ik graag een debat aanvragen met de minister van Justitie en Veiligheid, mede namens de SP, GroenLinks, de PvdA, 50PLUS, de PvdD en DENK.

De voorzitter:
Bijna een meerderheid. Wie hierover? De heer Bisschop namens de SGP.

De heer Bisschop (SGP):
Voorzitter. Ik beperk het wat ons betreft bij voorkeur tot een schriftelijke reactie van het kabinet. In dit stadium in ieder geval nog geen steun voor een debat.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Ook graag alleen een brief en nog geen steun voor een debat.

Mevrouw Laan-Geselschap (VVD):
Geen steun voor een debat, maar een brief is prima.

De heer Markuszower (PVV):
Zeker wel steun.

De voorzitter:
Dan heeft u een meerderheid.

Mevrouw Bergkamp (D66):
Yes, wow! Heel erg bedankt.

De voorzitter:
Ik stel voor het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Mevrouw Bergkamp (D66):
Voorzitter. Het idee van een brief is natuurlijk wel goed, maar ik wil wel vragen om de brief nog echt deze week te krijgen en om dan het debat zo spoedig mogelijk in te plannen.

De voorzitter:
Dan stel ik voor het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Mevrouw Bergkamp (D66):
Dank u.

De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Bergkamp.

Ik ga nu naar de heer Smeulders, namens GroenLinks.

De heer Smeulders (GroenLinks):
Voorzitter. Morgen hebben we een debat over speculanten op de woningmarkt. Er stond vandaag een groot stuk op de voorpagina van Het Financieele Dagblad, namelijk dat een Amerikaanse belegger voor 200 miljoen woningen in de Randstad wil gaan opkopen. Ik zou graag voor het debat morgen een brief willen hebben van minister Ollongren, waarin zij aangeeft wat zij hiervan vindt en wat zijzelf gaat doen, of wat gemeenten en provincies zouden kunnen doen om dat grote opkopen te voorkomen.

De voorzitter:
En mevrouw Ollongren is minister van Binnenlandse Zaken. De heer Ronnes namens het CDA.

De heer Ronnes (CDA):
Dat lijkt mij relevante informatie voor het debat, dus steun voor het verzoek.

Mevrouw Van Eijs (D66):
Ook graag een brief, hoewel ik de insteek van de heer Smeulders niet helemaal deel. Maar ik ben wel benieuwd naar hoe ze dit beoordeelt en hoe dit werkt.

De voorzitter:
Maar steunt u nu het verzoek of niet? Ik hoor dat u dat wel doet. Oké, prima.

De heer Bisschop (SGP):
Steun voor de brief.

De voorzitter:
Het is eigenlijk een verzoek om informatie.

De heer Laçin (SP):
Ja, het gaat om een brief. Hij heeft geen steun nodig, maar toch steun, voorzitter.

De voorzitter:
Ik stel voor het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet. Ik zit helemaal in de debatten!

Waar is de heer Verhoeven? Het wordt de heer Paternotte namens D66.

De heer Paternotte (D66):
Voorzitter, de heer Verhoeven is namens ons allemaal in de Eerste Kamer een wetsvoorstel aan het verdedigen. Ik sta hier dus namens hem.

Afgelopen anderhalf uur hebben de European Research Group en de Democratic Unionist Party in het Lagerhuis aangegeven dat zij negatief staan tegenover het laatste voorstel van Theresa May en de afspraken die zij met de Europese Unie heeft gemaakt over uittreding uit de Europese Unie. Daarmee tekent zich een meerderheid tegen deze laatste afspraken af. Dat betekent dat de Britten komen te staan voor de keuze tussen een no-dealexit uit de EU of een verzoek om uitstel. Voor dat laatste zijn de andere landen van de Europese Unie wel nodig.

Het is in het Nederlandse belang dat er geen rampzalige no-dealbrexit komt, voor Nederlanders en Nederlandse bedrijven. Daarom willen wij dat onze premier nu Europees leiderschap toont. We willen daar graag over in debat met de premier en voor morgenochtend 11.00 uur een brief met een reactie op de uitslag van de stemming vanavond.

De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw Van Toorenburg.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Voorzitter. Mijn collega, Martijn van Helvert, is de woordvoerder, maar hij heeft mij een strikte opdracht gegeven. Ik lees hem aan u voor. We hebben drie debatten gepland: de RAZ donderdag, de EU-top dinsdag en het brexitdebat op 27 maart. Die laatste twee zijn met de minister-president. Verder komen er nog een reeks stemmingen aan de orde. Dus wij weten eigenlijk niet goed waar dit debat een extra toevoeging aan zou zijn.

De voorzitter:
Dus geen steun.

De heer Bisschop (SGP):
Voorzitter. Ik deel de stelling van de heer Paternotte dat hierover gesproken moet worden, maar ik denk dat we het praktisch moeten inrichten en dat we de lijn kunnen volgen, zoals die zojuist door mevrouw Van Toorenburg uiteengezet is.

De heer Laçin (SP):
Onze woordvoerder, mevrouw Leijten, heeft mij er ook op gewezen dat er genoeg debatten gepland staan en dat de heer Verhoeven zich nog helemaal kan uitleven. Dus geen behoefte aan dit debat.

De heer Kuzu (DENK):
Totaal geen steun voor het debat, voorzitter.

De voorzitter:
Totáál geen steun. Er is dus een verschil.

De heer Anne Mulder (VVD):
Het is een hele spannende avond. Vanavond om 20.00 uur zijn die stemmingen, maar laten we daar nou niet op vooruitlopen door er nu al een debat over te gaan doen. Laten we die stemming afwachten, om een brief vragen en daarna kijken of we nog extra met de minister-president willen debatteren. We gaan die trouwens al twee keer zien de komende week.

De voorzitter:
Meneer Van Ojik, ik zie u heel indringend kijken.

De heer Van Ojik (GroenLinks):
Ik luister altijd graag naar ...

De voorzitter:
... de heer Anne Mulder.

De heer Van Ojik (GroenLinks):
... alle collega's. Nee, geen steun voor een extra debat, nog bovenop de debatten die al komen.

Mevrouw Maeijer (PVV):
Geen steun.

De heer Nijboer (PvdA):
Ik had me voorgenomen heel goed naar de heer Van Ojik te luisteren en me daarbij aan te sluiten. Dat bij dezen.

De voorzitter:
Ik weet niet hoe u deze boodschap moet terugkoppelen naar de heer Verhoeven, maar u heeft als een leeuw gevochten.

De heer Paternotte (D66):
Voorzitter, nog even twee opmerkingen. Er wordt verwezen naar de RAZ van aanstaande donderdag. Ik heb begrepen dat de premier daar niet bij aanwezig is, maar een aantal leden gaat daar blijkbaar wel van uit. Dat zou natuurlijk inderdaad een oplossing bieden, want mijn voorstel zou zijn om het aanstaande donderdag te doen.

Ik ben in ieder geval blij met de steun voor de brief. Ik zou de premier willen vragen in die brief in te gaan op de vraag of hij uitstel zonder eisen vooraf ook als antwoord ziet. Verder krijg ik graag een reactie op de uitslag van de stemming in het Lagerhuis vanavond. Die brief graag voor morgenochtend 11.00 uur.

De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw Van Toorenburg, wat vergeten?

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Nee, voorzitter. Maar onze collega moet wel een beetje luisteren. Ik heb gezegd dat we donderdag een RAZ hebben, maar daarna hebben we de EU-top en het debat op de 27ste. Bij die laatste twee, zei ik, is de minister-president aanwezig.

De voorzitter:
Ik stel voor het stenogram van dit deel ...

De heer Paternotte (D66):
Dat is natuurlijk pas volgende week en voor die tijd gaat er al veel gebeuren.

De voorzitter:
Ik stel voor het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet. Dank jullie wel.

Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de regeling van werkzaamheden. Ik schors de vergadering tot 16.45 uur.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Voorzitter: Bergkamp

Vrachtwagenheffing

Vrachtwagenheffing

Aan de orde is het VAO Vrachtwagenheffing (AO d.d. 06/03).


Termijn inbreng

De voorzitter:
Aan de orde is het VAO Vrachtwagenheffing. Ik heet de minister van Infrastructuur en Waterstaat van harte welkom, evenals de Kamerleden en de kijkers thuis. Er hebben zich acht leden aangemeld om een bijdrage te leveren van twee minuten. Ik geef allereerst het woord aan de heer Van Aalst van de PVV.

De heer Van Aalst (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Laat ik beginnen met mijn motie. Die is duidelijk en helder en zal leiden tot een hoop kleur bekennen van deze Kamer.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat:

  • de opbrengsten van de vrachtwagenheffing niet in hun geheel zullen terugvloeien naar de transportsector;
  • de vrachtwagenheffing daarmee een nieuwe belasting is die de transportsector extra belast;

van mening dat:

  • deze vrachtwagenheffing de transportsector ernstige schade toebrengt;
  • deze vrachtwagenheffing tot baanverlies in de transportsector zal leiden;
  • deze vrachtwagenheffing de Nederlandse economie verzwakt;

verzoekt de regering de invoering van de vrachtwagenheffing direct stop te zetten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Aalst. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 274 (31305).

De heer Van Aalst (PVV):
Dat biedt mij nog wat ruimte voor enkele woorden na de motie. Deze vrachtwagenheffing wordt de transportsector als een wortel voorgehouden. Niet alleen de logistieke sector, maar ook al die kermisexploitanten die hieronder zullen gaan vallen. Deze vrachtwagenheffing zou "een geweldige stap zijn voor innovatie en duurzaamheid". Nou, voorzitter, daar is natuurlijk helemaal niets van waar. De heffing werkt juist averechts op de gewenste innovatie, want in de plaats van mooie beloftes krijgt de transportsector straks een enorme molensteen om zijn nek. De kosten zullen namelijk enorm zijn voor de sector. Niet alleen kosten de implementatie en het onderhoud al honderden miljoenen; de sector moet ook zelf gaan opdraaien voor de verloren accijnzen.

Tot slot staat nog niet eens de hoogte van het tarief van de vrachtwagenheffing vast. Ze houden de sector nu vijftien cent voor, maar er is geen enkele belofte die voorkomt dat dat tarief nog flink omhoog zal gaan. En wat heb je dan? Een elektrische vrachtwagen, die 100 km kan rijden voordat die weer dertien uur moet opladen? Die hele verduurzaming is de zoveelste groene leugen die dit kabinet het Nederlandse bedrijfsleven door de strot duwt. Daarom vraagt de PVV uitdrukkelijk steun voor deze motie, om deze financiële ramp voor de transportsector te voorkomen. De VVD heeft inmiddels gemeld, openlijk tegen de vrachtwagenheffing te zijn. Nou, dat kan de VVD laten zien door onze motie vandaag te steunen. Komt u maar eens op voor onze logistieke helden, in plaats van de walgelijke klimaatagenda van D66 uit te voeren.

Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel. Ik zei net dat er acht sprekers waren, maar het zijn er zes. De heer Von Martels en de heer Laçin zijn wel aanwezig, maar maken geen gebruik van de mogelijkheid om hier een bijdrage te leveren. Ik geef daarom het woord aan mevrouw Kröger van GroenLinks.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Voorzitter. Een drietal moties, dus ik ga snel van start. De eerste motie: duurzaam systeem vrachtwagenheffing.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de vrachtwagenheffing een flinke investering vergt in techniek en regelgeving;

overwegende dat in de toekomst mogelijk meer categorieën voertuigen onder een regime van betalen naar gebruik gaan vallen;

verzoekt de regering om te onderzoeken hoe er bij de keuze voor techniek en regelgeving een toekomstige uitbreiding van het systeem naar meer soorten voertuigen mogelijk blijft, zonder dat dit conflicten oplevert met de compatibiliteit met de in onze buurlanden gebruikte systemen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Kröger en Stoffer. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 275 (31305).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat in overleg met lokale overheden wordt besloten op welke wegen de vrachtwagenheffing van toepassing zal zijn;

overwegende dat door een vrachtwagenheffing op snelwegen vrachtverkeer naar het onderliggend wegennet kan uitwijken;

overwegende dat dit gevolgen heeft voor zowel de veiligheid, congestie en bereikbaarheid in steden en dorpen, als de luchtkwaliteit rond lokale wegen;

verzoekt de regering om in het afwegingskader voor de besluitvorming over op welke wegen de vrachtwagenheffing van toepassing zal zijn, ook congestie, bereikbaarheid, verkeersveiligheid en luchtkwaliteit mee te nemen als criteria,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Kröger en Schonis. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 276 (31305).

Mevrouw Kröger (GroenLinks):
En tot slot.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat is afgesproken de opbrengsten van de vrachtwagenheffing in te zetten ter verduurzaming van het vrachtverkeer;

overwegende dat verduurzaming zowel betrekking heeft op de technische innovaties van vrachtwagens en logistiek, de transitie naar emissieloos, als de modal shift naar andere vervoermiddelen;

verzoekt de regering om, in overleg met de transportsector, ook de mogelijkheden van een modal shift naar andere vervoermiddelen te betrekken bij het bepalen van de besteding van de baten uit de vrachtwagenheffing,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Kröger. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 277 (31305).

Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:
Merci. Dan geef ik het woord aan de heer Dijkstra van de VVD.

De heer Remco Dijkstra (VVD):
Dank u, voorzitter. Wij hebben een goed algemeen overleg gehad. Meningen zijn gedeeld en we zijn er nog lang niet. De vrachtwagenheffing vergt echt een uitwerking. Aan die uitwerking wil ik wat kleur geven.

Ik heb eerst nog een vraag aan de minister. De transportsector en ook andere hebben zich geroerd. Financiën voorziet gederfde accijnsinkomsten. Als er misschien minder gereden gaat worden, levert dat misschien wat minder accijns op op diesel. Dat willen ze dan verrekend zien. Het gaat om iets van 30 tot 55 miljoen. We weten nog niet hoe zeker dat is. Dat is één: kunnen we dat monitoren? En twee, kunt u het gesprek aangaan met uw collega van Financiën over de vraag of het eerlijk is om het op die manier te doen? Als het anders kan, dan zien we dat graag, want dan blijft er meer geld over voor verduurzaming en innovatie. Nu worden ze eigenlijk gestraft daardoor.

Dan heb ik één motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in het regeerakkoord invoering van een Maut afgesproken is, die teruggesluisd wordt via een verlaging van de autobelasting en gelden voor verduurzaming en innovatie van de vervoerssector;

constaterende dat dit wetsvoorstel nog niet naar de Kamer gezonden is;

overwegende dat een concurrerende vervoerssector net als verduurzaming voor Nederland van onmisbaar belang is;

overwegende dat het daarbij van belang is dat de heffing behapbaar en betaalbaar blijft voor de sector;

verzoekt de regering te onderzoeken hoe de verhouding tussen verlaging van de autobelasting en de middelen voor innovatie en verduurzaming vast te leggen is op 50%/50%,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Remco Dijkstra en Von Martels. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 278 (31305).

Er is een interruptie van de heer Van Aalst. Gaat uw gang.

De heer Van Aalst (PVV):
Ik hoor mijn collega Dijkstra zeggen dat hij het allemaal vervelend vindt dat hij dit vast heeft gelegd in het regeerakkoord. Dat heb ik hem ook tijdens het AO horen zeggen. Dat de VVD de transportsector inmiddels in de kou heeft laten staan, hebben we nu gezien. Maar wat gaat u nu precies doen met uw motie? U voert eigenlijk gewoon rekeningrijden in.

De heer Remco Dijkstra (VVD):
Nee, dat expliciet niet. Het staat ook in het regeerakkoord dat wij dat niet doen. Dat had u kunnen lezen. Wat wij wel doen, is een vrachtwagenheffing invoeren waar ik inderdaad wat buikpijn van heb — laat ik het zo zeggen — omdat ik vind dat die ook moet zorgen voor minder files en transportbewegingen, en voor milieuwinst. Dat is niet het geval, maar de Maut komt er. Dat is de afspraak. De komende week ga ik u proberen te overtuigen, want u staat langs de zijlijn. U wilt het helemaal niet. Ik neem mijn verantwoordelijkheid. Ik slik ook iets wat ik eigenlijk niet wil, maar ik probeer er dan het beste ervan te maken. Ik ben daar eerlijk in. Ik wil u ervan overtuigen om dat ook te doen, want als u de transportsector werkelijk wilt helpen, dan zou uw naam onder deze motie moeten staan. Ik vind het razend zonde dat dat deze keer niet gelukt is, maar ik heb er nog een week de tijd voor.

De heer Van Aalst (PVV):
Het is bizar dat u nu met een halfbakken oplossing wilt komen. U kunt de tansportsector ontlasten door gewoon voet bij stuk te houden, u niet te laten gijzelen door het D66-beleid en u nu duidelijk uit te spreken dat u achter de transportsector staat. Dat betekent geen rekeningrijden voor de vrachtwagens invoeren, want u ziet de bui natuurlijk allang hangen: als dit nu eenmaal voor de transportsector ingevoerd is, dan gaat dat binnenkort voor heel Nederland, voor alle automobilisten gelden. U weet donders goed dat dit niets op gaat leveren voor de transportsector. Dat hebben we met elkaar vastgesteld in het AO. Dat moet de heer Dijkstra toch met mij eens zijn?

De heer Remco Dijkstra (VVD):
Er zijn een aantal nadelen. Die hebben wij eerder gewisseld tijdens het algemeen overleg. Een van de voordelen is dat buitenlandse chauffeurs gaan meebetalen voor het weggebruik in Nederland. Ik denk dat dat wel goed is. Het tweede is dat dat geld hopelijk en zo veel mogelijk ten goede komt aan de transportsector in de zin van een verlaging van de autobelasting, zoals de motorrijtuigenbelasting, maar ook richting innovatie. Ik denk dat dat een goede zaak is.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik graag het woord aan de heer Wassenberg van de Partij voor de Dieren.

De heer Wassenberg (PvdD):
Dank u wel, voorzitter. Ik heb drie moties. Ik maak het de minister makkelijk, want voor mijn eerste motie vraag ik alleen een uitspraak van de Kamer, dus geen handeling van de minister.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de productie van biobrandstoffen veelal gepaard gaat met het vernietigen van ecosystemen, aangezien regenwouden, savannes en natuurlijke graslanden plaats moeten maken voor de productie van deze brandstoffen;

constaterende dat wetenschappers ervoor waarschuwen dat er bij de productie en het gebruik van biobrandstoffen meer CO2 vrijkomt dan het bespaart;

overwegende dat het gebruik van biobrandstoffen om deze reden niet bijdraagt aan de verduurzaming van het vrachtvervoer;

spreekt uit dat het gebruik van biobrandstoffen afkomstig van voedselgewassen niet aangemerkt kan worden als een verduurzaming van het (vracht)verkeer,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Wassenberg. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 279 (31305).

De heer Wassenberg (PvdD):
Mijn tweede motie vertoont enige gelijkenis met de eerste als het gaat om de constateringen en de overweging, maar wees niet bang, ik ga niet twee keer dezelfde motie voorlezen. Er zit wel enige variatie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de productie van biobrandstoffen veelal gepaard gaat met het vernietigen van ecosystemen, aangezien regenwouden, savannes en natuurlijke graslanden plaats moeten maken voor de productie van deze brandstoffen;

constaterende dat wetenschappers ervoor waarschuwen dat er bij de productie en het gebruik van biobrandstoffen meer CO2 vrijkomt dan het bespaart;

overwegende dat het gebruik van biobrandstoffen om deze reden niet bijdraagt aan de verduurzaming van het vrachtvervoer;

verzoekt de regering de verduurzamingsgelden niet in te zetten voor verduurzaming door het gebruik van biobrandstoffen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Wassenberg. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 280 (31305).

De heer Wassenberg (PvdD):
Mijn laatste motie, voorzitter.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de invoering van de vrachtwagenheffing op het gehele wegennet duurzamer, eerlijker, veiliger, gezonder en goedkoper is dan beperkte invoering;

van mening dat de verwachte toename van drie verkeersdoden per jaar bij beperkte invoering van de vrachtwagenheffing niet te rijmen is met de doelstelling van het kabinet om te komen tot nul verkeersdoden per jaar;

constaterende dat vrachtwagens niet alleen op snelwegen, maar ook op lokale wegen schadelijke stoffen uitstoten;

verzoekt de regering de vrachtwagenheffing toe te passen op het gehele Nederlandse wegennet,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Wassenberg. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 281 (31305).

De heer Wassenberg (PvdD):
Dank u wel.

De voorzitter:
Ik dank u wel. Dan geef ik het woord aan de heer Schonis van D66.

De heer Schonis (D66):
Voorzitter, dank u wel. Met vrachtwagenheffing krijgt de vrachtwagensector straks een behoorlijke voorsprong op innovatie en verduurzaming. D66 is ontzettend blij en van mening dat we hier zo snel mogelijk mee aan de slag moeten gaan. Tegen meneer Van Aalst, die bij het AO zei dat deze regeling desastreus was, zou ik eigenlijk willen zeggen: nee meneer Van Aalst, deze regeling is genereus, want hoeveel regelingen kent u waarbij de opbrengst een-op-een naar een sector terug gaat vloeien; u zou er blij mee moeten zijn.

De voorzitter:
Ik wil u wel vragen om niet het debat te gaan herhalen. Dit is een vorm van uitlokking, dus ik geef de kans aan de heer Van Aalst om zijn reactie te geven. Dan wil ik u vragen om weer verder te gaan met uw betoog. De heer Van Aalst.

De heer Van Aalst (PVV):
Van D66 weten we natuurlijk de kritiek op het rekeningrijden, dus dat verbaast me in die zin niet. Maar meneer Schonis zou eerlijk moeten zijn en moeten uitleggen dat er zo meteen geen cent meer overblijft voor de transportsector. Mensen nu blij maken met een dood vogeltje is niet zo chic. Dat zou u misschien niet moeten doen. Het is gewoon schandalig wat u nu aanvoert.

De voorzitter:
Dank u wel. Nogmaals, we gaan het debat niet overvoeren en ik wil u vragen verder te gaan met de rest.

De heer Schonis (D66):
Dank u, voorzitter. Ik dank de heer Van Aalst voor het compliment. U heeft zelfs een terecht punt: natuurlijk moeten die gelden wel voor verduurzaming worden gebruikt. Daar gaat mijn motie over en die zal ik nu even voorlezen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de inkomsten uit de vrachtwagenheffing in overleg met de sector worden teruggesluisd naar deze sector door verlaging van de motorrijtuigenbelasting op vrachtauto's en gelden voor innovatie en verduurzaming: de terugsluis;

overwegende dat het wetgevingstraject voor invoering van de vrachtwagenheffing moet leiden tot een afsprakenkader over de wijze waarop deze terugsluis wordt vormgegeven;

verzoekt de regering om bij de voorbereiding van het wetsvoorstel te onderzoeken op welke wijze de gelden beheerd kunnen worden, zodat deze gelden beschikbaar blijven voor besteding aan doelen die in overleg met de transportsector worden bepaald,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Schonis, Van der Graaf en Von Martels. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 282 (31305).

Ik wil u de kans geven om een vraag te stellen over de motie, maar nogmaals, niet om het debat verder te gaan herhalen.

De heer Van Aalst (PVV):
De heer Schonis van D66 dient nu een motie in om de innovatie en de verduurzaming te bevorderen. Het was jammer dat men naderhand niet aanwezig was bij al die transportondernemers.

De voorzitter:
Uw vraag is?

De heer Van Aalst (PVV):
Want zij waren volledig helder en zeiden heel duidelijk: de vrachtwagenheffing komt in 2023; als u nu nog verwacht dat de transportsector ook nog maar enige investering gaat doen in innovatie voordat het potje vrijkomt, heeft u het mis. Dus ...

De voorzitter:
Uw vraag is?

De heer Van Aalst (PVV):
... als u iets wil met innovatie, is meneer Schonis het dan met mij eens dat dit desastreus is voor de door zijn partij o zo geliefde innovatie?

De heer Schonis (D66):
De motie roept juist de minister op om zo snel mogelijk met dat potje te komen en op een goede manier die gelden in te zetten. En nee, het is dus niet desastreus, meneer Van Aalst, maar het is een genereuze regeling.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik het woord aan mevrouw Van der Graaf van de ChristenUnie voor haar bijdrage.

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Dank u wel, mevrouw de voorzitter. De ChristenUnie steunt de invoering van de vrachtwagenheffing en is blij dat de voorbereidingen voor het wetsvoorstel op schema liggen.

Ik dien de volgende moties in naar aanleiding van het debat.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het stimuleren van duurzaamheid en innovatie in de transportsector een van de doelen is van het invoeren van de vrachtwagenheffing;

overwegende dat tariefdifferentiatie naar milieukenmerken een extra financiële prikkel zou geven aan de transportsector om de omslag te maken naar vrachtwagens met nulemissie;

overwegende dat daarvoor verschillende varianten denkbaar zijn, zoals een nul- of halftarief voor emissieloze voertuigen, dan wel een geleidelijk (in de jaren) oplopend tarief;

overwegende dat de huidige Europese wet- en regelgeving al de mogelijkheid biedt voor tariefdifferentiatie;

verzoekt de regering in aanloop naar het wetsvoorstel ten aanzien van de invoering van de vrachtwagenheffing verschillende varianten voor tariefdifferentiatie uit te werken om emissieloos vrachtvervoer te stimuleren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Graaf en Schonis. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 283 (31305).

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
De tweede motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in het regeerakkoord Vertrouwen in de toekomst is afgesproken zo spoedig mogelijk een vrachtwagenheffing in te voeren, waarbij zo veel mogelijk wordt aangesloten bij de systematiek in de buurlanden, waaronder België;

overwegende dat de geografische reikwijdte van de vrachtwagenheffing in België het gehele wegennet betreft, maar dat een groot deel van de wegen een nultarief heeft;

verzoekt de regering in het wetsvoorstel de vrachtwagenheffing ten principale voor het gehele wegennet in te voeren, maar daarbij adaptief te werk te gaan en bij aanvang een groot deel van het onderliggend wegennet een nultarief toe te kennen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Graaf en Schonis. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 284 (31305).

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Ik wil graag een toelichting geven op de aanleiding voor deze motie. In België worden in principe alle wegen meegenomen — dat is ook een wetstechnisch uitgangspunt — maar voor het merendeel geldt een nultarief en is de heffing niet van toepassing. Dat draagt bij aan efficiënte handhaving, maar ook aan de benodigde flexibiliteit om later nog de tarieven te wijzigen als dat nodig is. Bovendien sluit het aan bij de aanpak zoals we die hebben besproken in het AO. De minister zegt namelijk graag rekening te willen houden met verkeersveiligheid en met uitwijk. Zij wil in overleg met de regio's komen tot het aanwijzen van wegen.

De voorzitter:
Dank u wel. Dat roept toch een interruptie op van de heer Van Aalst.

De heer Van Aalst (PVV):
Mijn interruptie gaat over de eerste motie die mevrouw Van der Graaf van de ChristenUnie indiende. Mijn vraag gaat over het emissieloze rijden. Hoe ziet u dat voor zich? U kent allemaal de situatie. We hebben van de week de transportondernemers allemaal gehoord. Er zijn momenteel alleen maar vrachtwagens beschikbaar die ongeveer 100 kilometer kunnen rijden en dan dertien uur moeten opladen. Hoe ziet u dat voor zich in de transportsector? Denkt u dat de goederen ooit nog op hun bestemming komen?

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Ik ben iemand die heel positief in het leven staat. Ik weet dat er binnen de transportsector ook steun is voor het zetten van stappen naar verduurzaming. Daarom vindt de ChristenUnie de invoering van deze heffing een goed idee. Enerzijds leidt die tot verlaging van de motorrijtuigenbelasting en anderzijds tot meer ruimte om te innoveren en te verduurzamen. Wij vinden — daarom heb ik ook de motie van de heer Schonis meeondertekend — dat de opbrengsten van die heffing ook echt voor dat doel moeten worden ingezet. Wij zien dat zeker hoopvol voor ons. Ik begrijp dat de heer Van Aalst daar heel anders tegen aankijkt, maar daarom is hij van de PVV en ben ik van de ChristenUnie.

De voorzitter:
Meneer Van Aalst, afrondend.

De heer Van Aalst (PVV):
Eén. Er is geen opbrengst. Punt twee. De sector geeft heel duidelijk aan: tot 2023, wanneer het potje pas beschikbaar komt — en mogelijk pas in 2024 — tot die tijd zal een ondernemer niet meer gaan innoveren, want dan is hij zijn geld direct kwijt. Hij wil aanspraak maken op het potje. Dus, mevrouw Van der Graaf van de ChristenUnie, bent u het met mij eens dat u door deze maatregel de innovatie in de sector volledig doodslaat?

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Nee, dat ben ik niet met u eens.

De heer Remco Dijkstra (VVD):
Tijdens het AO hebben we ook intensief gewisseld over de verkeersveiligheid en over de zorgen van de ChristenUnie, dat vrachtwagens zich verplaatsen naar secundaire wegen — of de N-wegen; het ligt eraan waar je het doet. Dat begrijp ik allemaal, maar we hebben de minister ook vorig jaar de opdracht gegeven om te gaan praten met de provincies. Deelt u niet de zorg die ik ook heb: als je het nou uitbreidt naar alles, dan gaat het — ook al is er een nultarief — enorm bureaucratisch en daarmee kostenverhogend worden? Is dat wel wat je moet willen?

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Ik dank de heer Dijkstra voor zijn vraag, want die zorg delen we inderdaad beiden. Dat is juist wat het systeem in België zo aantrekkelijk maakt. Het draagt juist heel erg bij aan een efficiënte aanpak en aan de handhaving. Dus op dat punt wordt u eigenlijk volledig bediend. En het biedt ook nog steeds de mogelijkheid — en daarom vind ik het zo belangrijk dat de minister met de regio's, de provincies en de gemeenten in overleg gaat — om die wegen aan te wijzen. Daar biedt het systeem ook de ruimte voor. In België heeft dat ertoe geleid dat zelfs op het merendeel van de wegen het systeem niet van toepassing is. Dat geldt in de praktijk; in de wet heb je een gelijke basis, maar in de praktijk biedt dat dus ruimte, ook om later nog flexibel te kunnen zijn. Dus het is echt ook een motie die bijdraagt aan de kwaliteit van het wetgevingsproces.

De voorzitter:
Meneer Dijkstra, afrondend.

De heer Remco Dijkstra (VVD):
Ik hoop dat die gesprekken met de provincies dan niet voor niks zijn geweest. En u haalt België aan, maar in Duitsland hebben ze ook een Maut, alleen dan geldt die dus niet, en bewust niet. Dus als we vergelijken, moeten we appels met appels vergelijken. Ik wil in ieder geval de zorg uitspreken, en ik hoop dat u die deelt, dat we moeten zorgen dat als die Maut er komt en er bepaalde opbrengsten zijn, in ieder geval de kosten voor de implementatie zo laag mogelijk zijn. Er moet zo veel mogelijk overblijven voor de sector, zonder dat we direct het plafond enorm verhogen doordat we het op iedere weg van toepassing laten zijn. Deelt u die mening? En bent u dan ook bereid om te draaien in het tarief, van de centen per kilometer bijvoorbeeld, om te zorgen dat die kosten niet te veel oplopen?

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Als je een heffing invoert zoals deze — we zijn nog bezig in het voortraject — dan weet je dat er kosten mee gemoeid zullen zijn. Dat was in België zo, dat was in Duitsland zo en dat zal in Nederland niet anders zijn. Dat is ook een keuze. Natuurlijk hoop je dat die kosten zo laag mogelijk kunnen blijven. Maar we hebben afgesproken dat we een heffing gaan invoeren. We willen dat de opbrengsten ook ten goede komen aan de sector, ook om juist te investeren in verduurzamingsmogelijkheden en innovaties. Dat willen we stimuleren. Aan het gesprek met de provincies en gemeenten hecht de ChristenUnie zeer, en in dat licht hebben we ook gewisseld met de minister dat het goed is om vanuit verkeersveiligheidsoogpunt daarnaar te kijken. Dat bijt elkaar niet. Dit is juist een mooie aanvulling.

De voorzitter:
Dank u wel. De minister heeft aangegeven dat ze ongeveer vijf minuten nodig heeft om straks haar appreciatie te kunnen geven van de elf moties en om enkele vragen te beantwoorden.

De vergadering wordt van 17.08 uur tot 17.18 uur geschorst.

De voorzitter:
De minister is klaar om haar appreciatie te geven van de ingediende moties en een enkele vraag te beantwoorden.


Termijn antwoord

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Dank u wel, voorzitter. De eerste motie, op stuk nr. 274, is van de hand van de heer Van Aalst. Die wil de hele invoering van de vrachtwagenheffing direct stopzetten. Het zal hem dus niet verbazen dat ik deze motie ontraad.

Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 275 van de hand van mevrouw Kröger en de heer Stoffer. Die verzoekt de regering om toekomstige uitbreiding van het systeem naar meer soorten voertuigen mogelijk te maken. Dat wil ik ontraden. Ik hou me aan de scope van het regeerakkoord en ik ga daarin niet verder.

Dan de motie op stuk nr. 276. Die is ook van de hand van mevrouw Kröger. Deze motie wil ik ook ontraden, want die verzoekt de regering om in het afwegingskader onder andere congestie, bereikbaarheid en luchtkwaliteit mee te nemen. Het uitgangspunt is het beperken van negatieve effecten van vrachtwagens die uitwijken naar het onderliggend wegennet. Ik zit middenin een heel zorgvuldig proces van overleg met provincies, gemeenten en waterschappen. Daarbij nemen we uiteraard de lokale kennis van aspecten als leefbaarheid, doorstroming enzovoort mee. Apart daarvan nog weer losse, specifieke analyses gaan uitvoeren verstoort dat proces en leidt tot vertraging. Mevrouw Kröger kan ervan overtuigd zijn dat we die onderwerpen gewoon goed bespreken met alle regionale partners.

De voorzitter:
De motie wordt dus ontraden.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Wat betreft de tweede motie zou ik toch wel heel graag iets meer horen dan alleen maar dat de minister het meeneemt. Ik zou graag begrijpen hoe die verschillende aspecten dan meegenomen worden. Als ik nu weer lees dat er nieuw onderzoek is waaruit blijkt dat luchtvervuiling voor twee keer meer doden zorgt dan voorheen bekend was — het gaat om 20.000 vroegtijdige doden; dat is net bekend geworden uit wereldwijd onderzoek — dan denk ik dat het ongelofelijk belangrijk is om dat zorgvuldig mee te nemen. Ik zou dus heel erg graag een brief van de minister willen hebben waarin zij die verschillende criteria ook echt meeneemt in het besluitvormingskader over de vraag op welke wegen dit van toepassing gaat zijn.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Daar ben ik niet toe bereid, want we hebben gewoon een goede algemene afweging met de regio's. Ik ga niet weer heel bureaucratisch allerlei criteria vastleggen en een proces daarvoor formuleren. Dan komen we echt ongelofelijk in de vertraging te zitten. Ik heb er vertrouwen in dat de regionale overheden er echt goed over nadenken waar het wel of geen toegevoegde waarde heeft, maar ik wil er niet weer allerlei aparte trajecten voor optuigen, want dan verliezen we gewoon veel te veel tijd.

Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 277. Die is ook van mevrouw Kröger. Deze motie verzoekt de regering om bij het overleg met de transportsector ook de mogelijkheden van een modal shift naar andere vervoermiddelen te betrekken. Ik heb in het debat al aangegeven dat we binnen de bestedingsrichtingen met de transportsector natuurlijk ook kijken naar de modal shift-aspecten. Maar om er echt een modal shift naar andere vervoermiddelen bij te betrekken, zoals het hier geformuleerd staat, zou ik ontraden. Als ik de motie zo interpreteer als ik in het debat heb gedaan, dan is ze eigenlijk overbodig. Dat heb ik al gezegd. Dat doe ik al. Dan ontraad ik de motie om die reden dus ook.

De voorzitter:
Meneer Van Aalst, als u het goedvindt, geef ik even het woord aan mevrouw Kröger, omdat het haar motie betreft.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):
De minister verwart mij hier enigszins, want ze zegt in dezelfde zin "we hebben de mogelijkheden voor een modal shift; die willen we al aanjagen en stimuleren" en vervolgens "een modal shift naar andere vervoermiddelen willen we niet". Op welke modal shift doelt de minister dan?

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Zoals het hier opgeschreven staat, lijkt het alsof je wilt voorsorteren op bepaalde vervoermiddelen. Dat wil ik niet. Ik wil binnen het gesprek dat we met de sector voeren over die zes bestedingsrichtingen ook de aspecten van een modal shift meenemen, of het nou gaat om multimodale knooppunten, om nieuwe vervoersconcepten of om ketenmobiliteit. Als het daarom gaat, is de motie overbodig. Als ik haar zo lees dat u specifiek naar andere vervoermiddelen wilt gaan verschuiven, dan gaan we te ver van het doel af. Het is bijvoorbeeld niet de bedoeling om de middelen die hiermee opgehaald worden in treinen te gaan stoppen; ik noem maar wat.

De voorzitter:
De heer Van Aalst over deze motie, neem ik aan.

De heer Van Aalst (PVV):
Ja, er is bij mij enige onduidelijkheid ontstaan. Heb ik het goed begrepen dat de vrachtwagenheffing gaat gelden voor de transportsector, die die gelden dus binnen gaat brengen? In het kader van de modal shift is het dus zomaar mogelijk dat die gelden doorgesluisd worden naar bijvoorbeeld binnenvaart, de trein et cetera, om de modal shift te stimuleren. Degene die het binnenbrengt, de transportsector, moet er dus alvast rekening mee houden dat gelden weleens kunnen verdwijnen in het potje van andere vervoermiddelen.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Nee, dan kan ik meneer Van Aalst geruststellen. Dat is nou precies de reden waarom ik de motie van mevrouw Kröger heb ontraden. Ik noem maar iets: van een multimodaal overslagpunt kan de transportsector zeggen dat de sector er groot belang bij heeft dat daar iets aan verbeterd wordt. Dat zou zo'n punt kunnen zijn waarvan de transportsector zelf zegt: dit zouden wij graag willen. Maar nogmaals, we gaan dit alleen maar doen in goed overleg, samen met de transportsector. Als de transportsector bijvoorbeeld helemaal niks ziet in die multimodale knooppunten, gebeurt dat uiteraard niet.

De heer Van Aalst (PVV):
Het is me toch nog niet helemaal duidelijk. Ik stel dus toch maar een vervolgvraag aan de minister. Er staat heel duidelijk beschreven dat bij het invoeren van de vrachtwagenheffing het potje uiteindelijk beschikbaar is voor de gehele vervoerssector. "De gehele vervoerssector" is wat de PVV betreft dus ook binnenvaart, trein et cetera. Als u dat zo opschrijft, moet u volgens mij kleur bekennen en erkennen dat de transportsector degene is die betaalt en dat de rest het potje leegrooft.

De voorzitter:
Ik heb het idee dat we toch weer ...

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Dit is een kwestie van semantiek. Het is in ieder geval zo bedoeld dat de sector die het opbrengt, dat ook weer kan gebruiken voor innovatie en verduurzaming. Ze zitten daar zelf bij aan tafel. U weet ook heel goed dat in alle voorbereidingen natuurlijk niet Schuttevaer aan tafel zit en dat ik niet met de spoorsector hierover overleg. Dat doen we echt met de transportsector.

De voorzitter:
Dank u wel.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Dan nog een vraag van de heer Dijkstra van de VVD over de accijnsderving. Ik deel de frustratie daarover zeer. Die heb ik in het algemeen overleg niet alleen bij de heer Dijkstra maar breed in de Kamer geproefd. Ik heb daar ook uitgebreide gesprekken over gevoerd met de minister van Financiën. We hebben ook afgesproken dat bij elke kabinetsformatie de ramingen van die accijnsderving worden geactualiseerd. Het uitgangspunt, dat ik natuurlijk ook zeer zal bewaken, is dat die invoering van de vrachtwagenheffing neutraal is voor de schatkist. Met andere woorden, daar komt niet een verdienmodel voor de minister van Financiën uit voort. Dus nogmaals, ik kan dat gesprek met Financiën nog wel een keer aangaan, maar ik verwacht daar niet ineens iets anders van.

De voorzitter:
Excuus, meneer Van Aalst, het was een vraag van de heer Dijkstra. De minister geeft daar antwoord op. We gaan het debat niet opnieuw voeren. Het gaat ook niet over een motie. Ik wil u dus vragen om te reageren op een motie, als daar nog vragen over zijn, maar om het debat niet weer opnieuw te voeren.

De heer Van Aalst (PVV):
Voorzitter, het is een antwoord van de minister, waarvan ik denk: dat is goed om te weten. De minister is volgens mij heel duidelijk naar aanleiding van de vraag van de collega van de VVD: de transportsector moet ervan uitgaan dat er geen compensatie gaat komen voor die accijnstoeslag die er straks binnen die vrachtwagenheffing eigenlijk op zit. Dat heb ik toch goed begrepen vanuit de beantwoording door de minister?

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Dat hebben we ook al eerder beantwoord. Ik heb daarvan aangegeven dat we erbovenop zullen zitten dat het ook echt gemonitord wordt, dat er niet willekeurig een bedrag voor ingeboekt kan worden, dat het ook echt neutraal moet zijn voor de schatkist en dat het geen verdienmodel mag zijn voor de minister van Financiën. Maar ik moet ook realistisch zijn: verder kan ik niet gaan.

Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 278 van de heer Dijkstra, medeondertekend door de heer Von Martels. De regering wordt daarin verzocht om te onderzoeken hoe de verhouding tussen de verlaging van de autobelasting en de middelen voor innovatie en verduurzaming vast te leggen is op fiftyfifty. Ik vind dit een sympathieke maar ook een moeilijke motie. Ik ben natuurlijk altijd bereid om hiernaar te kijken. Ik weet dat de heer Dijkstra er ook erg aan hecht om de motorrijtuigenbelasting zo laag mogelijk te hebben. Ik geef daarbij aan dat dit ons ook wel erg kan vastzetten, want als je de motorrijtuigenbelasting en het eurovignet bij elkaar optelt, heb je het al over ruim 200 miljoen. Ik ben dus bereid om die motie oordeel Kamer te geven, maar wel met deze winstwaarschuwing erbij.

De voorzitter:
Meneer Van Aalst, ik heb u net meerdere kansen gegeven. U voert steeds opnieuw het debat. Ik wil vragen of u uw vraag gewoon wilt bewaren voor een debat een keer over dit onderwerp. Ik vraag de minister om door te gaan met haar appreciatie van de moties. Meneer Van Aalst, u bent tot nu toe heel vaak aan het woord. Elke keer zie ik weer een nieuwe discussie, dus ik wil nu echt aan de minister vragen om door te gaan met de appreciaties. De minister heeft hierna ook nog een algemeen overleg, dus het woord is even aan de minister.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 280 van de hand van de heer Wassenberg. Die verzoekt de regering om de verduurzamingsgelden niet in te zetten voor verduurzaming door het gebruik van biobrandstoffen. De motie op stuk nr. 279 was niet aan ons gericht, dus die sla ik even over. Daar gaat de Kamer zelf over. De motie op stuk nr. 280 wil ik ontraden, omdat hier, zoals ik in het debat al heb aangegeven, sprake is van een transitieperiode waarbij we biobrandstoffen toch nog niet uit willen sluiten. Om die reden ontraad ik de motie.

De heer Wassenberg (PvdD):
Ik heb nog een vraag aan de minister. Als ik nou in het dictum schrijf "biobrandstoffen afkomstig uit voedselgewassen", denk de minister er dan anders over?

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Nee, want dan komen we ook weer in definitiekwesties terecht, dus laat ik het niet doen. Nee.

Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 281. Die motie verzoekt de regering de vrachtwagenheffing toe te passen op het gehele Nederlandse wegennet. Die motie is ook van de hand van de heer Wassenberg en wil ik ook ontraden, want het is van belang om een balans te vinden tussen de omvang van de effecten van het uitwijkverkeer en de kosten voor de weggebruiker. Dus een heffing op alle wegen zou niet alleen tot hoge kosten voor de sector kunnen leiden, maar sluit ook niet aan op de situatie in al onze buurlanden. Bovendien heb ik u in het debat al voorgehouden dat de buitenlandse voertuigen in verhouding steeds minder gaan bijdragen, als we dat op alle wegen doen.

Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 282 van de hand van de heer Schonis, ook ondertekend door mevrouw Van der Graaf en de heer Von Martels. Die verzoekt de regering om bij de voorbereiding van het wetsvoorstel in elk geval ook mogelijkheden te onderzoeken om gelden te besteden aan doelen … Eigenlijk gaat het erom dat het geld beschikbaar blijft voor die doelen en niet terugvalt in de algemene middelen. Die motie kan ik oordeel Kamer geven.

Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 283 van de hand van mevrouw Van der Graaf en medeondertekend door de heer Schonis. Die motie verzoekt de regering in aanloop naar het wetsvoorstel ten aanzien van de invoering van de vrachtwagenheffing verschillende varianten voor tariefdifferentiatie uit te werken om emissieloos vrachtvervoer te stimuleren. Die motie moet ik ontraden, omdat je wel tariefdifferentiatie mag toepassen, maar alleen op basis van de Euro-emissieklasse. Je kunt dus niet specifiek emissieloos vrachtvervoer stimuleren, want Euro 6-diesel zit ook in de laagste categorie. Ik wil in de toekomst dus best nog eens nadenken over wat er dan wel kan, maar specifiek voor emissieloos kunnen we dat niet doen.

De heer Schonis (D66):
Ik heb begrepen dat er vanuit de Europese Commissie inmiddels gesproken is over Duitsland, waar dit wel is ingevoerd. Het behoort dus wel degelijk tot de mogelijkheden. Alleen, de Europese Commissie heeft die ruling nog niet wereldkundig gemaakt om de volgende Europese Commissie, die straks na mei aantreedt, niet voor de voeten te lopen. Ik heb toch wat andere signalen dan wat u hier nu zegt. Het kan juridisch wel degelijk binnen het Europese kader. Wilt u dat daarom niet serieus in dat onderzoek meenemen? Dat wil niet zeggen dat we het invoeren, maar je kunt dan in ieder geval de gevolgen daarvan goed bij je oordeel betrekken.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
We zullen uiteraard op de voet volgen hoe de discussie in Europa gaat lopen. We weten ook dat er inderdaad een herziening van de systematiek van het eurovignet komt, dus van die zes categorieën. Als daar nieuwe mogelijkheden komen en we die nog kunnen meenemen in het wetsvoorstel, zullen we uw wensen daar uiteraard bij betrekken.

De voorzitter:
Dank u wel. Er is ook een vraag van mevrouw Van der Graaf. Zij is de eerste indiener van deze motie.

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Mijn vraag ligt in het verlengde van wat de heer Schonis zegt. De motie vraagt de regering om in aanloop naar het wetsvoorstel verschillende varianten voor tariefdifferentiatie op een rij te zetten. Ik zou toch een klemmend beroep op de minister willen doen om de Kamer daarin mee te nemen en dat wel uit te gaan voeren.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Dan zou ik aan beide indieners willen vragen om de motie aan te houden, zodat we in de komende tijd, in aanloop naar de uitwerking van het wetsvoorstel, nog even de thermometer in het Brusselse water kunnen steken en kunnen kijken wat er wel of niet mogelijk is. Mijn voorstel zou dus zijn om de motie aan te houden tot we een uitgewerkter kader naar u toe kunnen sturen.

De voorzitter:
Mevrouw Van der Graaf geeft aan dat ze er nog even over nadenkt.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Dan kom ik bij de laatste motie, op stuk nr. 284, ook van de ChristenUnie. Deze motie gaat over het nultarief op alle wegen. Daar zou ik op dit moment niet voor zijn. Nogmaals, de opdracht van de Kamer hebben we in het verleden ook anders geïnterpreteerd. We zijn juist met provincies, gemeenten en waterschappen in overleg om tot een goede afweging te komen. Ik wil nog even melden dat je een veel grotere privacycomponent krijgt als je het op alle wegen doet, ook al heb je een nultarief. Dat moet je ook allemaal weer meenemen. Ik zou dit dus op dit moment ook willen ontraden, voorzitter.

De voorzitter:
Ik heb nog even een vraag over de motie op stuk nr. 283. Op het moment dat de indieners de motie niet aanhouden, is het oordeel ontraden.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Ja.

De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw Van der Graaf heeft nog een vraag over haar laatste motie.

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
De minister heeft ons heel veel onderzoeken toegestuurd. Juist deze aanpak leidt tot een heel efficiënte handhaving. Daar zitten heel veel voordelen aan, en ook later in het traject de mogelijkheid om tarieven te wijzigen. Het biedt juist een heel goede mogelijkheid om met provincies, gemeenten en waterschappen de aanpak van de minister vorm te geven. Kan de minister reageren op die positieve ervaringen in België?

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Daar kan ik ook dingen tegenover zetten, zoals ik net ook aangaf. Zo is er een uitgebreidere complexiteit met privacy. En waar het aan de ene kant makkelijker zou kunnen zijn om een tarief in te voeren, is dat niet per definitie het geval. Ik denk dat het het verstandigst is dat ik ook hierbij aan mevrouw Van der Graaf vraag om deze motie aan te houden, omdat wij u in de nadere onderbouwing van het wetsvoorstel meer onderbouwing zullen kunnen aanleveren en deze keuze nu ook nog niet een-op-een gemaakt wordt. Ik stel dus voor dat we de achtergronden hiervan nog wat beter in kaart brengen. Ik sluit het ook niet uit, maar als u nu vraagt om het in principe al te gaan doen, is dat me echt te kort door de bocht. Geeft u me nog even de tijd om het verder uit te werken, erop te studeren en dat met u te delen. Het verzoek is dus om deze motie aan te houden.

De voorzitter:
Wil mevrouw Van der Graaf er nog even over nadenken? Dat is het geval.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Dat dacht ik al, ja.

De voorzitter:
Ik zie dat de heer Schonis over dezelfde motie, waarschijnlijk in het verlengde, een aanvullende vraag heeft.

De heer Schonis (D66):
Dat betreft het privacyelement dat de minister introduceert. Als het gaat om normaal personenverkeer zou ik me daarbij iets kunnen voorstellen, maar we hebben het hier over vrachtverkeer, over beroepschauffeurs. Ik zie die privacycomponent hier niet. Bovendien is het in België wel gewoon doorgevoerd, en dat valt onder dezelfde Europese privacywetgeving. Ik kan me dus niet voorstellen dat dit een punt is. Bent u dan bereid om, als u met het wetsvoorstel komt, dit punt specifiek te adresseren? Want ik kan me niet voorstellen dat dit in België anders zou zijn.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Het feit dat het ergens is ingevoerd, wil niet zeggen dat het niet voor meer complexiteit zorgt. Maar hiervoor geldt hetzelfde als wat ik net in de richting van mevrouw Van der Graaf heb aangegeven: geeft u ons even de tijd om dit wat nader te onderbouwen en dan zullen we alle componenten die hierbij een rol spelen — complexiteit, kosten, privacy — in de verschillende varianten met u delen, om uiteindelijk een goed voorstel aan u te kunnen voorleggen.

De voorzitter:
Dank u wel.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Stemmingen over de ingediende moties vinden volgende week dinsdag plaats. Ik dank de minister, de Kamerleden, de mensen op de publieke tribune en de kijkers thuis.

De vergadering wordt van 17.37 uur tot 19.02 uur geschorst.

Voorzitter: Van Toorenburg

Financiële compensatie voor Q-koortspatiënten

Financiële compensatie voor Q-koortspatiënten

Aan de orde is het debat over de financiële compensatie voor Q-koortspatiënten.


Termijn inbreng

De voorzitter:
Aan de orde is het debat over de financiële compensatie van Q-koortspatiënten. Ik heet hartelijk welkom in ons midden de minister voor Medische Zorg. De leden hebben mij gevraagd om namens hen u allen op de publieke tribune welkom te heten. Dit is een debat dat ook voor een belangrijk deel over u gaat. Wij stellen het zeer op prijs dat u gekomen bent. Voor velen zal het een pittige reis zijn geweest; dat realiseren de leden zich. Zij heten u allen van harte welkom.

We hebben verschillende sprekers bij dit debat. De vergaderorde is iets in de war gestuurd omdat er tegelijkertijd nog een ander debat loopt. Dus er is een lid dat misschien even weg is en hopelijk weer terug kan komen, maar verder is alle onverdeelde aandacht bij dit debat. Het debat is eigenlijk aangevraagd door twee leden, namelijk mevrouw Van Kooten-Arissen en de heer Van Gerven. Ze hebben het zo verdeeld dat allereerst mevrouw Van Kooten-Arissen het woord zal voeren. Daarna zal 50PLUS het woord voeren, want de heer Van Gerven heeft zijn plekje afgestaan om ruimte te bieden voor een ander debat. Dus zo is de orde. We hebben ook afgesproken met elkaar dat er drie interrupties zijn. Die doen we altijd in tweeën met een slotwoord.

Van de zijde van de Kamer geef ik als eerste het woord aan mevrouw Van Kooten-Arissen van de Partij voor de Dieren voor haar inbreng, waarvoor vier minuten is gereserveerd.

Mevrouw Van Kooten-Arissen (PvdD):
Voorzitter, dank u wel. Ruim tien jaar hebben de slachotffers van Q-koorts op een financiële regeling moeten wachten. En dat terwijl volgens zeer voorzichtige schattingen door het Radboud UMC in Nederland zeker 45.000 mensen besmet zijn geraakt en enkele duizenden mensen ziek zijn geworden. Er komen nog steeds patiënten bij en er zijn inmiddels 97 Q-koortspatiënten overleden.

Voorzitter. In 2012 verweet de Nationale ombudsman de overheid onbehoorlijk bestuur. Toeristen uit de Verenigde Staten en Brazilië werden door hun overheden gewaarschuwd Brabant en Limburg te mijden wegens het besmettingsgevaar van Q-koorts. Ondertussen werden omwonenden van de getroffen bedrijven in Nederland volkomen in het ongewisse gelaten. De Partij voor de Dieren eiste, voorafgegaan door vele tientallen Kamervragen, in 2013 een parlementaire enquête. Helaas werd ons verzoek daartoe niet gesteund door een meerderheid van deze Kamer. Ik vraag de minister: heeft de regering geleerd van de Q-koortsepidemie?

Voorzitter. 60.000 drachtige geiten werden preventief gedood ten tijde van de epidemie. In plaats van op te komen voor de belangen van mens en dier zoals de rijksoverheid had kunnen doen door bijvoorbeeld de geitensector drastisch in te krimpen en per direct een landelijk moratorium op de bouw en uitbreiding van geitenstallen in te stellen, werd de geitensector voor 60 miljoen euro gecompenseerd. 60 miljoen! En het aantal geiten in Nederland is de laatste vijf jaar met bijna 50% gestegen naar 600.000. Geiten worden ook steeds intensiever gehouden. Boeren bouwen nieuwe stallen en breiden uit. Geitenmelk is big business. Nederland is het meest veedichte land ter wereld.

En het is ook een tikkende tijdbom. Vorig jaar nog waren er 27 bedrijven die hun geiten niet op tijd vaccineerden. Bovendien geldt de vaccinatieplicht niet voor bedrijven met minder dan 50 geiten. Deze bedrijven worden niet bekendgemaakt aan de Nederlandse burger. Er waren zeventien nieuwe besmettingen van Q-koorts. Bovendien blijkt uit onderzoek van het RIVM dat mensen in de omgeving van geitenstallen vaker longontsteking krijgen.

Voorzitter. Dan het financiële gebaar van de minister. Niet alleen heeft de overheid haar burgers niet genoeg beschermd, ze weigert ook excuses te maken en met een fatsoenlijke schadeloosstelling te komen. Veel slachtoffers van Q-koorts kunnen niet meer werken. Bovendien komen slachtoffers die na het jaar 2011 besmet zijn geraakt niet eens in aanmerking voor de regeling, zoals het jongste slachtoffer Emma, een meisjes van zeven jaar. Hoe kan het zo zijn dat de regering een explosieve groei van de geitensector faciliteert en slachtoffers van het ziekmakende beleid buiten de regeling vallen? Kan de minister dat toelichten?

Voorzitter. Verwoestende dierziekten zullen niet vanzelf verdwijnen, maar juist in de toekomst vaker en nietsontziend toeslaan wanneer we niets doen aan het zieke systeem waaruit zij voortkomen. In de intensieve veehouderij zitten veel te veel dieren op een kluitje: een ideale omgeving voor de mutatie en verspreiding van ernstige ziekten. Dat is de echte les die we uit dit drama van de Q-koorts zouden moeten en kunnen trekken. Stop met het houden van duizenden dieren tegelijk en krimp de geitensector in.

Voorzitter. We staan hier vandaag omdat de slachtoffers van Q-koorts verdienen wat eigenlijk heel vanzelfsprekend zou moeten zijn: rechtvaardigheid en genoegdoening. Het is hoog tijd dat de regering echte, werkelijke excuses maakt aan de slachtoffers, hun een volledige compensatie en schadeloosstelling biedt en ruimte geeft aan echt onafhankelijk onderzoek. Het is de hoogste tijd. Voor velen is het, droevig genoeg, al veel te laat.

Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel. Ik geef als tweede spreker van de zijde van de Kamer het woord aan mevrouw Van Brenk van 50PLUS.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
Dank, voorzitter. Patiënten en nabestaanden vinden dat het tijd is voor gerechtigheid en erkenning. Ze vechten hier immers al jarenlang voor. Ze hebben nooit de erkenning gekregen van het falen van de overheid in de personen van minister Klink en minister Verburg. Dat had wel gemoeten. En dan nu €15.000. Dat is het bedrag dat Q-koortspatiënten en nabestaanden van de overheid krijgen als "gebaar van erkenning en medeleven", zoals de minister het noemt. Als je de definitie van "erkenning" opzoekt, is een van de betekenissen: het feit dat iets wordt gezien en wordt toegegeven. Welke betekenis heeft de minister voor ogen rondom het woord erkenning? €15.000 voor mensen met een alles slopende ziekte die hun al jarenlang in de greep houdt. €15.000 voor mensen die door hun ziekte niet meer in staat zijn hun eigen boterham te verdienen en dat nooit meer zullen kunnen. En dan hebben we het nog niet eens over mensen die een naaste verloren hebben.

De verhalen zijn legio. Zo is er de 51-jarige Alex van den Akker, een arbeidsongeschikte onderwijzer uit Rosmalen die zijn verhaal doet in de krant. Drie tot vier uur per dag kan hij normaal functioneren. Hij is altijd moe en heeft altijd pijn. Hij is zijn baan kwijtgeraakt, is een ton aan inkomsten verloren en heeft veel extra kosten moeten maken door zijn beperkingen. En het verhaal van Sharon van den Boogaard, 33 jaar. Op goede dagen voelt het alsof ze griep heeft. Op slechte dagen is ze doodziek en zo uitgeput dat ze haar bed niet uitkomt. 33 jaar, nog een heel leven voor je. Denkt de minister nu echt dat dit bedrag patiënten tevreden stelt en dat zij zich serieus genomen voelen? 50PLUS kan het zich niet voorstellen. Graag een reactie. Natuurlijk is het leed van patiënten en nabestaanden niet in geld uit te drukken. Maar dit bedrag — mijn collega zei het net ook al — steekt toch wel heel erg mager af bij wat patiënten en nabestaanden hebben moeten doorstaan, zeker met het oog op wat de geitenhouders als compensatie hebben gekregen: een bedrag van 60 miljoen euro.

Patiënten hebben in afwachting van deze regeling de behandeling van hun hoger beroep uitgesteld. 50PLUS is blij te horen dat dit nu gewoon zal doorgaan. Wij hopen dan ook op een andere uitkomst dan in de eerdere rechtszaak. En waarom zouden we het hoger beroep afwachten? De Nationale ombudsman concludeerde dat de overheid steken heeft laten vallen en te laat heeft ingegrepen. Ook de onderzoekscommissie was kritisch over het optreden van de overheid. Toch was de vorige minister niet bereid haar verantwoordelijkheid te nemen. Is deze minister nu wel bereid zijn verantwoordelijkheid te nemen voor een reële schadevergoeding? Graag een reactie.

Tot slot maak ik nog enkele opmerkingen over de brieven bij dit debat. Wij willen graag de garantie van de minister dat mensen die een schadevergoeding of de tegemoetkoming krijgen, zich geen zorgen hoeven te maken over de zorgtoeslag, de huurtoeslag of het kindgebonden budget. Kan de minister garanderen dat die tegemoetkoming gewoon blijft komen?

In de brief van 24 september schrijft de minister dat uit gesprekken met patiënten blijkt dat de ketensamenwerking rond de Q-koortspatiënten erg belangrijk is om de problemen die patiënten ondervinden, integraal en eenduidig te benaderen. Bij patiënten met een meer complexe en/of domeinoverstijgende vraag naar zorg en ondersteuning gaat die eenduidige benadering nog steeds niet goed. De minister noemt het een aandachtspunt, maar wat gaat hij concreet doen om dit probleem nu op te lossen?

Voorzitter, dank u wel. Ik wil mijn collega's danken dat ik eerder mocht spreken, zodat ik naar mijn volgende debat kan gaan. Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik het woord aan de heer Van Gerven van de SP-fractie.

De heer Van Gerven (SP):
Voorzitter. Het is alweer bijna vijftien jaar geleden dat de eerste Q-koortsuitbraken plaatsvonden, gevolgd door een landelijke Q-koortsepidemie zonder weerga. Inmiddels zijn we 50.000 besmettingen, 4.000 zieken, 1.500 chronisch zieken en 97 overledenen verder. Ontzettend veel leed en schade voor de betrokkenen.

In oktober vorig jaar zat ik bij de Hofbar, waar ook twee Q-koortspatiënten hun verhaal vertelden: baan kwijt, bedrijf kwijt, geen inkomen, oververmoeid, verbroken relaties en onwetendheid over de toekomst. Een en al drama sinds de besmetting! En de minister geeft nu €15.000 als gebaar ter erkenning van de grote gevolgen die patiënten en nabestaanden hebben ondervonden. Het kabinet erkent echter geen aansprakelijkheid. Dat is oneerlijk en onrechtvaardig, want het is zonneklaar dat de financiële belangen van de boeren, vertegenwoordigd door de CDA-ministers Verburg en Klink, boven de gezondheidsbelangen gingen, met alle catastrofale gevolgen van dien.

Hoe navrant is het dat de veroorzakers, de boeren, 60 miljoen schadevergoeding hebben gekregen, maar dat de Q-koortspatiënten het moeten doen met deze fooi? Banken en boeren redden we, zonder met de ogen te knipperen, maar de slachtoffers worden afgescheept. Nou ja, niet eens alle slachtoffers komen überhaupt in aanmerking voor het bedrag. Alleen degenen die besmet zijn geraakt tussen 1 januari 2007 en 31 december 2011, konden een aanvraag indienen. Ik vind dat zeer oneerlijk en ik wil dat ook voorleggen aan de minister. Mensen die eerder of later zijn besmet, die lijden er echt niet minder onder.

Over de financiële compensatie wil ik het volgende voorstel doen aan de minister. Allereerst moet de financiële compensatie aanzienlijk verhoogd worden en wel verdubbeld tot €30.000 per persoon, inclusief een hardheidsclausule voor degenen die onevenredig veel schade hebben opgelopen. Die groep, die onevenredig veel schade heeft opgelopen, moet in aanmerking komen voor maatwerk. Mijn voorstel is om een onafhankelijke commissie van deskundigen in het leven te roepen en die te laten kijken naar die hardheidsclausule. Die commissie moet die groep beoordelen en met een billijk voorstel komen.

Mevrouw Agema (PVV):
Mijn vraag aan de heer Van Gerven is: waarom €30.000?

De heer Van Gerven (SP):
Die verdubbeling van het bedrag is inderdaad ook maar een bedrag, maar daarmee kom ik tegemoet aan het gevoelen dat er leeft bij Q-uestion, de organisatie die de patiënten vertegenwoordigt. Die organisatie zegt: als we een dergelijk bedrag zouden doen, dan zouden een heleboel mensen zeggen "het kan niet alle leed verzachten en wegnemen, maar het komt toch tegemoet aan hoe wij het beleven". Dan zouden een heleboel mensen het dossier, zeg maar, kunnen sluiten. Dat is de reden waarom ik die €30.000 in ieder geval als generieke compensatie voor alle slachtoffers wil voorstellen.

Mevrouw Agema (PVV):
Dus ik begrijp het goed dat het voor de SP eigenlijk gewoon een bedrag is dat lekker klinkt voor de bühne? Een verdubbeling, dat klinkt lekker, maar het is nergens op gebaseerd. Want de schade die mensen oplopen, is op €22.000 per jaar becijferd. Dan kom je er dus ook lang niet met €30.000.

De heer Van Gerven (SP):
Mevrouw Agema heeft niet goed geluisterd. Dat bedrag van die €30.000 heb ik gepeild bij Q-uestion, in gesprekken met hen, en zij hebben gezegd: natuurlijk compenseert dat niet alles. Dan zou je alle situaties individueel moeten bekijken en het materiële verlies en het gezondheidsverlies moeten optellen. Dan zou iedereen een individuele procedure via de rechter moeten volgen, maar dat is niet een weg die tot succes leidt. Daar pleit de SP ook niet voor. Vandaar dat wij zeggen: maak nou een generiek gebaar extra en verdubbel dat bedrag! En laat een commissie van deskundigen kijken naar de groep mensen die apert enorm grote schade hebben geleden, ook in de zin dat ze hun bedrijf zijn kwijtgeraakt enzovoorts. Laat die commissie kijken naar mogelijkheden om voor die groep iets te doen, en ga niet de weg van die procedures voortzetten, want voor mijn gevoel berokkent die heel veel schade, terwijl het nog maar de vraag is of het iets gaat opleveren.

De voorzitter:
Mevrouw Agema, tot slot.

Mevrouw Agema (PVV):
Het is duidelijk: voor de SP is een verdubbeling iets wat lekker klinkt, net een soundbite in de krant, maar het is nergens op gebaseerd, laat staan dat het de schade dekt.

De heer Van Gerven (SP):
Ik hoop dat de PVV de voorstellen die de SP op dat vlak zal doen, wel zal steunen, want die komen tegemoet aan wat heel veel mensen die Q-koorts hebben, ervaren. Die zeggen: het bedrag van 15.000 ... Dat is er overigens ook gekomen door de inzet vanuit de samenleving dat de overheid iets moest gaan doen; door de debatten in de Kamer, door alle vragen die zijn gesteld, door alle inspanningen. Anders was dat bedrag er ook niet geweest. Maar wij vinden dat niet genoeg en wij zeggen: verdubbel dat bedrag, dan komt het in ieder geval tot op zekere hoogte tegemoet aan wat de mensen ervaren.

De voorzitter:
U vervolgt uw betoog.

De heer Van Gerven (SP):
Het tweede voorstel dat ik wil doen, is dat de groep wordt verruimd die in aanmerking moet komen voor financiële compensatie. Kort en goed: alle slachtoffers tot op heden moeten voor compensatie in aanmerking komen. Ik zou de minister dan ook willen vragen om tot een heropening van de aanvraagprocedure te komen, de categorie van 2007 tot 2011 te laten vallen en bijvoorbeeld uit te gaan van alle slachtoffers vanaf het jaar 2005, het begin van het drama. Ik hoop op een toezegging van de minister ook op dat punt, anders kom ik in tweede termijn met moties. De overheid moet deze ereschuld nu eens eindelijk inlossen.

Dan een ander punt, namelijk kinderen en Q-koorts. Er is ook veel leed onder een aantal jongeren en kinderen en daar is nog heel weinig wetenschappelijke kennis over beschikbaar. Ik zou de minister willen vragen om toe te lichten wat de stand van zaken is met betrekking tot het onderzoek. Welke invulling heeft dat onderzoek gekregen? Welke budgetten zijn beschikbaar? Hoe hoog is dat budget? Er loopt nu een crowdfundingactie van ouders, maar ik vind dat ook de overheid hierin een taak heeft, zeker gezien het verleden. Denk aan Michelle uit Houten met haar hartproblemen, aan Wessel Jurgens uit Oss, Lianne Steenbergen en Rianne Kouwenberg en Emma: dat zijn allemaal kinderen en jongeren die rekenen op de overheid, die rekenen op de minister. Ik zou tegen de minister willen zeggen: laat ook deze jongeren niet in de kou staan!

Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik het woord aan de heer Raemakers van D66. Hij spreekt in plaats van de heer De Groot, die aanvankelijk op de sprekerslijst stond.

De heer Raemakers (D66):
Voorzitter, dank u wel. Het is goed dat we hier vandaag in een debat stilstaan bij de ernstige gevolgen van de Q-koortsepidemie. Die verschrikkelijke uitbraak heeft ontzettend veel mensen geraakt. Minstens 95 mensen zijn overleden. Familieleden en vrienden moeten hun geliefde dagelijks missen. Vele honderden, duizenden mensen zijn getroffen en blijvend geïnvalideerd geraakt door de chronische Q-koorts of door het Q-koortsvermoeidheidssyndroom.

Als gebaar van erkenning voor de situatie waar deze mensen zich in bevinden, is er een tegemoetkoming beschikbaar gesteld van €15.000. Dit bedrag staat vanzelfsprekend in geen verhouding tot de ellende waar Q-koortspatiënten mee te maken hebben. Wij moeten dat leed erkennen als samenleving en als politiek. In dat licht vind ik het lastig dat de termijn voor deze regeling alleen betrekking heeft op de Q-koortsbesmettingen van 1 januari 2007 tot 31 december 2011. Wat als iemand voor 2007 besmet is geraakt of na 2011? Zijn hiervan gevallen bij de minister bekend? Zo ja, wat doet hij daarmee? Waarom is er überhaupt een termijn? Want er zullen ook de komende jaren nog mensen ziek worden. Zij hebben destijds Q-koorts opgelopen maar merken dat de komende jaren pas. Denk hierbij met name aan kinderen; het is al genoemd. De aanvraagtermijn liep tot 31 januari 2019, maar sommige kinderen en volwassenen zullen het pas de komende jaren gaan merken. Kan de minister de regeling zodanig verlengen dat we mensen ook in de toekomst erkenning kunnen blijven geven?

Voorzitter. We zijn op dit moment nog niet in staat om de slachtoffers van Q-koorts te genezen. Wat wij wel kunnen en moeten doen, is hun hoop en perspectief geven door onderzoek te blijven doen naar Q-koorts. Onderzoek is de enige kans die we hebben om de patiënten van nu iets beter te helpen en om Q-koorts in de toekomst te voorkomen. Hierbij wil ik wederom bijzondere aandacht vragen voor de positie van kinderen met Q-koorts. Dankzij een initiatief in de Provinciale Staten van Brabant komt er in de onderzoeken apart aandacht voor de positie van kinderen. Kan de minister al het nodige in het werk stellen om ervoor te zorgen dat al het onderzoek naar volwassenen en kinderen maximaal gestimuleerd wordt door het ministerie? Kan hij er ook zorg voor dragen dat kinderen maar ook volwassenen die de komende jaren nog ziek worden, heel goed worden gevolgd en gemonitord, zodat wij deze mensen de best passende zorg kunnen geven?

Voorzitter. Ik ga naar mijn laatste punt: het UWV. Veel patiënten zijn vanwege de ziekteverschijnselen niet meer in staat om te werken. Dat is erg genoeg. Patiënten zijn in dat geval aangewezen op een uitkering die mede op advies van een UWV-keuringsarts wordt vastgesteld. Daarvoor zouden er ook keuringsartsen specifiek zijn opgeleid. Mij bereiken echter signalen dat Q-koortspatiënten toch worden gezien door keuringsartsen die de klachten onvoldoende kennen, herkennen en erkennen. Als een patiënt er tijdens het keuringsgesprek met veel moeite redelijk bij zit, dan kan een ongetrainde keuringsarts misschien wel het beeld hebben dat de klachten meevallen. Dat de patiënt na de keuring bij thuiskomst volledig opgebrand is, ziet de keuringsarts niet. Daardoor kan de mate van arbeidsgeschiktheid onterecht een stuk te hoog worden ingeschat. Ik pleit er daarom voor dat er bij het UWV een soort automatische koppeling komt waardoor Q-koortspatiënten altijd worden gezien door een keuringsarts die over voldoende specifieke kennis van Q-koorts beschikt. Kan de minister daarvoor zorgen?

Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik het woord aan de heer Moorlag van de Partij van de Arbeid.

De heer Moorlag (PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Dit debat gaat over de vraag of we compassie, fatsoen en solidariteit kunnen opbrengen voor de slachtoffers van Q-koorts. Dit debat gaat over erkenning en over genoegdoening voor al die mensen die ziek zijn geworden, ernstige beperkingen hebben en dagelijks lijden onder de gevolgen, en voor de nabestaanden van de mensen die overleden zijn.

Voorzitter. Niemand heeft dit gewild, maar toch zijn er levens verwoest. Iedereen ziet en voelt het onrecht. Iedereen ziet het leed. Iedereen weet dat er grote materiële en immateriële schade is. Niemand is formeel aansprakelijk, de rechter heeft dat uitgesproken. Maar betekent dat dat de gevolgen voor de rekening en het risico van de getroffenen moeten komen? Het antwoord van de Partij van de Arbeid is nee. Is de tegemoetkoming afdoende? Het antwoord van de Partij van de Arbeid is nee. Het staat in veel gevallen niet in verhouding met het leed, met de schade, met het wegvallen van inkomen, met gederfde levensvreugde.

Voorzitter, de vraag is hier: moeten de slachtoffers de schade voor eigen rekening en risico gaan nemen? Het antwoord van de Partij van de Arbeid is nee. Als iedereen zichzelf die vraag stelt en die met nee beantwoordt, dan is de vraag aan de orde wie die schade dan wel voor zijn rekening moet nemen. Moet die vraag worden beantwoord door de uitkomsten van juridische haarkloverij, of moet er gewoon recht worden gedaan aan het leed en het lijden en de schade die de mensen hebben geleden? Moet juridische haarkloverij leidend zijn, of moeten goed fatsoen, compassie en solidariteit het richtsnoer zijn? De kerntaak van een overheid is het beschermen van lijf en goed van de mensen, dat is zelfs in de meest liberale nachtwakersstaat het geval.

Voorzitter, wij hebben met z'n allen als samenleving toch wel gefaald. Het handelen met de wetenschap van nu was niet proportioneel en was niet adequaat. De vraag voor de Partij van de Arbeid is dan, als dat het geval is en met de wetenschap van nu, of we niet moeten gaan kijken of we een maatstaf kunnen vinden om de schade wel volledig te gaan vergoeden. Naar mijn smaak zou dat moeten. We hebben er richtlijnen voor om letselschade vast te kunnen stellen. Zou daar niet individueel maatwerk in moeten komen? Is de minister bereid om daar op onafhankelijke en deskundige wijze naar te laten kijken?

Dat zou ook recht doen aan de uitspraak van de Ombudsman. Die heeft gesteld dat de financiële tegemoetkoming voor concrete situaties die gekenmerkt worden door hardheid van de consequenties voor de individuele getroffenen de maatstaf zou moeten zijn. De Partij van de Arbeid koerst op zo'n type genoegdoening, zo'n type schadevergoeding aan de hand van de normen die gelden voor letstelschade. Is de minister daartoe bereid, is mijn vraag.

Voorzitter, ik kom aan het slot van mijn betoog. Wij mogen niet wegkijken van het leed dat mensen is aangedaan, van de schade die niet voor hun rekening en risico moet komen. Er zijn misschien tien juridische redenen om de werkelijke schade niet te gaan vergoeden, maar er zijn ook een paar hele goede redenen om dat wel te doen. Ik denk dat het collectief hier voor de getroffen individuen moet gaan staan en dat wij uit de collectieve middelen recht moeten doen aan de mensen. Wij kunnen het lijden en het leed niet wegnemen, we kunnen de beperkingen niet wegnemen, maar we kunnen dat wel compenseren. Mijn oproep aan de minister is of hij bereid is om dat ruimhartig te doen, maar wel op een wijze die objectiveerbaar is. En dus niet door willekeurig bedragen te noemen, maar om dat op onafhankelijke, gezaghebbende en deskundige wijze vast te laten stellen.

Daarmee sluit ik af, dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik het woord aan mevrouw Ellemeet van GroenLinks.

Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):
Voorzitter, dank u wel. Twaalf jaar. Twaalf jaar zit er tussen de uitbraak van de Q-koortsepidemie en dit debat over de financiële afhandeling ervan voor de getroffenen. Dat feit alleen al, die twaalf lange jaren voor de mensen wier leven deze uitbraak zo ingrijpend heeft beïnvloed en soms zelfs heeft verwoest, is iets om diep ons hoofd over te buigen. Zo kunnen we niet omgaan met getroffen burgers. We moeten er alles aan doen om dit ook in de toekomst te voorkomen.

Voorzitter. De enorm tragische gevolgen van de in 2007 uitgebroken Q-koorts zijn bekend. Zo'n 50.000 mensen raakten besmet en er zijn nu al 97 mensen aan de Q-koorts overleden. De minister heeft laten weten dat ieder slachtoffer van de Q-koortsepidemie nu kan rekenen op een tegemoetkoming van €15.000. Ook mijn fractie wil dat mensen die aantoonbaar ziek zijn geworden van de Q-koorts, een financiële compensatie krijgen. Alleen is GroenLinks nog niet gerustgesteld over de afwikkeling. Mensen zijn terecht nog niet tevreden. Er blijven zorgelijke berichten komen. Er zijn nog altijd veel Q-koortsslachtoffers die zich niet gehoord voelen. Zij hebben soms met de kwaliteit van hun leven betaald voor de gevolgen van in hun ogen nalatig handelen van veehouderijen en inadequaat optreden van de regering. Vanuit deze patiënten bestaat dan ook grote behoefte aan een onderzoekscommissie die niet alleen kijkt naar het optreden van de ministeries, maar die ook onderzoekt wat er in maatschappelijk opzicht wel en niet goed is gegaan in de aanpak van de Q-koortsepidemie. Ziet ook de minister die behoefte bij deze patiënten? Is hij bereid om daar inderdaad een commissie voor in te stellen, zodat dergelijke maatschappelijke onzekerheid en onrust ook in de toekomst voorkomen kunnen worden?

Voorzitter. Ik zou de minister ook willen vragen om oog te hebben voor jongeren met Q-koorts of het Q-koortsvermoeidheidssyndroom. Stel, je bent 17 en je hebt de Q-koorts of het Q-koortsvermoeidheidssyndroom. Je weet niet of je ooit nog in staat zal zijn volledig betaald te kunnen werken. Je wordt geplaagd door moeheid, chronische pijn en sociale beperkingen. Je leeftijdsgenoten begrijpen dit niet altijd. Het lijkt mij verschrikkelijk om in die situatie te zitten, en al helemaal op die leeftijd. De minister gaat met een aantal van deze jongeren in gesprek, heb ik begrepen. Is de minister bereid om de tijd te nemen voor hun verhalen? Hoe wil hij deze jongeren de erkenning bieden waar ze om vragen? Is hij ook bereid om met hen in gesprek te gaan over praktische en financiële zaken? Sommige van hen zijn na 2011 ziek geworden. Er is al eerder door mijn collega's over gesproken: voor hen zou er geen reden zijn om die financiële tegemoetkoming te krijgen. Is de minister bereid om daar ook het gesprek over aan te gaan met hen? Gaat hij ook nog in gesprek met volwassenen? Want ook zij hebben behoefte aan erkenning. Ook hun leven is verwoest. Velen van hen zijn niet meer in staat om te werken.

Voorzitter. Ten slotte. We hebben het over het zogenaamd afronden van een verschrikkelijke episode voor veel mensen in Nederland. Maar we kunnen die alleen goed afronden als we ook de oorzaak aanpakken. De mate waarin dierziekten voorkomen en de kans op overdracht daarvan naar de mens worden sterk vergroot door de manier waarop dieren gehouden worden in megastallen. Eerder pleitten wij er al voor veehouderijen op gepaste afstand van drukke bewoning te houden en om minder vee te houden in veedichte gebieden. Afgelopen september informeerde deze minister ons en het publiek dat hij samen met de minister van LNV een Signaleringsoverleg-Zoönosen heeft ingesteld. Het is natuurlijk heel mooi dat de ministers de vinger aan de pols houden, maar kan de minister ons ook vertellen welke maatregelen hij concreet gaat nemen om terugdringing van de megastallen voor elkaar te krijgen en de gevolgen daarvan in te perken? Kijkt hij ook daar kritisch naar, is mijn vraag. Want we willen dit echt nooit meer. We kunnen onze ogen niet sluiten voor de risico's die er nog steeds bestaan. We mogen dit nooit meer laten gebeuren.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik het woord aan mevrouw Dik-Faber van de ChristenUnie.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter. Het is inmiddels veertien jaar geleden dat de eerste uitbraak van Q-koorts plaatsvond. De verschillende uitbraken hebben uiteindelijk geleid tot een landelijke epidemie die van 2007 tot 2011 duurde. Duizenden mensen zijn ziek geworden, van wie er uiteindelijk 97 zijn overleden aan Q-koorts. Momenteel zijn er volgens de patiëntenorganisatie Q-uestion nog steeds ongeveer 1.500 mensen chronisch ziek. Ze hebben of chronische Q-koorts of het Q-koortsvermoeidheidssyndroom.

Voorzitter. Voor de mensen die chronisch ziek zijn of voor hen die een partner, vader, moeder, zoon of dochter hebben verloren, is Q-koorts daarmee nog altijd een pijnlijke realiteit waar ze dagelijks mee geconfronteerd worden. Daarom is het goed dat er voor deze groep na al die jaren nu eindelijk een vorm van erkenning is in de vorm van een financiële tegemoetkoming. Het was een aanbeveling van de Nationale ombudsman om ondanks de uitspraak van de rechtbank dat de overheid niet aansprakelijk is, toch een gebaar te maken. Het vorige en het huidige kabinet hebben deze aanbeveling opgepakt, maar al met al hebben slachtoffers wel heel lang moeten wachten op deze regeling. Ik kan me voorstellen dat dit wringt. Mede daarom is het belangrijk dat de regeling zo snel mogelijk wordt uitgevoerd.

Daarom heb ik een aantal vragen. In eerste instantie ging de regering uit van zo'n 1.000 aanvragen. Daar was het bedrag van €15.000 op gebaseerd. Nu zijn er twee keer zo veel aanvragen binnengekomen. Welke verklaring heeft de minister daarvoor? Hebben we wel voldoende zicht op de patiënten die chronisch ziek zijn?

Voorzitter. Er is nog altijd geen screeningsprogramma opgezet voor chronische Q-koorts, hoewel hier al geruime tijd over wordt gesproken. De minister schrijft dat hij het belangrijk vindt dat we mensen met een nog niet gediagnosticeerde chronische Q-koorts zo snel mogelijk vinden. Nog altijd worden er namelijk nieuwe gevallen van chronische Q-koorts gemeld, maar de regeling geldt alleen voor mensen bij wie voor 1 oktober 2018 de diagnose van chronische Q-koorts is vastgesteld. Hoe voorkomen we, zo vraag ik de minister, dat er straks mensen buiten de regeling vallen, terwijl ze wel voldoen aan alle andere criteria? Het zou namelijk heel zuur zijn als we straks uiteindelijk een screeningsprogramma hebben waar nieuwe ziektegevallen uit naar voren komen, maar de weg naar genoegdoening al is afgesloten.

De voorzitter:
Een interruptie voor u, van de heer Van Gerven.

De heer Van Gerven (SP):
Ik zou graag via de voorzitter aan de ChristenUnie willen vragen of zij het niet ook navrant vindt dat in de periode die is afgesproken in de regeling, van 1 januari 2007 tot 31 december 2011, de ziekte moet zijn opgelopen. Vindt de ChristenUnie niet dat de regeling eigenlijk voor alle slachtoffers zou moeten gelden en dat we die beperking moeten laten vallen?

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik hoor vanuit de zaal iemand dat al toelichten; ik heb dat zojuist bepleit. Er zitten grenzen aan de regeling die ik heel moeilijk vind uit te leggen. Het is namelijk zo dat er nog steeds mensen gediagnosticeerd worden voor Q-koorts. De regeling heeft een aantal data in zich. Ik vind het gewoon ook niet uit te leggen dat we aan de ene kant zeggen dat we heel graag een screeningsprogramma willen opzetten en mensen willen vinden die Q-koorts hebben, maar dat aan de andere kant die mensen dan niet meer in aanmerking komen voor die regeling. Ik vind dat een heel raar signaal vanuit de overheid en ik heb daar vragen over gesteld aan de minister.

De heer Van Gerven (SP):
Het is terecht dat mevrouw Dik-Faber dat ook raar vindt; laat ik het zo in mijn woorden samenvatten. Maar trekt zij ook de conclusie dat die regeling voor alle slachtoffers zou moeten gelden, bijvoorbeeld vanaf het jaar 2005, als we dat als startpunt nemen van de Q-koortsepidemie?

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik vind het niet alleen raar; ik vind het ook niet uit te leggen. Daarom heb ik de minister om opheldering gevraagd. Wij zijn vandaag met elkaar in debat; ik wil de minister de gelegenheid geven de vragen te beantwoorden. Als dat niet naar tevredenheid is, dan zal ik ook niet aarzelen om daar eventueel een motie op in te dienen. Maar laten we eerst met elkaar het debat afwachten. Ik heb mijn vragen gesteld; ik vind het ook erg ingewikkeld en ook gewoon niet uit te leggen dat de overheid eigenlijk een dubbel signaal uitstraalt.

De voorzitter:
Tot slot, meneer Van Gerven.

De heer Van Gerven (SP):
Mag ik dan concluderen dat u het meten met twee maten ook niet uit te leggen vindt en dat ook de ChristenUnie vindt dat alle slachtoffers in aanmerking moeten kunnen komen voor die compensatie?

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
U hebt mij zojuist mijn reactie horen geven.

De heer Moorlag (PvdA):
Mevrouw Dik-Faber zegt dat het goed is dat er een gebaar komt. Maar mijn punt en mijn bijdrage was ook het volgende: de werkelijke schade is in heel veel gevallen veel groter dan de omvang van dat gebaar. Je moet ook vaststellen dat het hier om iets gaat waar mensen part noch deel aan hebben, geen schuld aan hebben, zich niet tegen hebben kunnen verzekeren en waarvoor ze geen preventieve maatregelen hebben kunnen nemen. Zou niet juist de werkelijke schade, die je op basis van maatwerk vaststelt, het richtsnoer moeten zijn voor compensatie?

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik snap de vraag die de heer Moorlag stelt heel goed. Er zijn inderdaad ook situaties denkbaar — daar ben ik ook mee geconfronteerd door de vertegenwoordigers van Q-koortspatiënten — waarbij de immateriële schade en het verlies aan inkomsten vele malen groter zijn dan die €15.000 die nu ter beschikking wordt gesteld. Natuurlijk zie ik dat ook. Maar die €15.000 is dan ook niet het afdekken van de schade die mensen hebben ondervonden; het is een erkenning voor het leed dat hen is aangedaan. Dat is wel een ander gebaar dat deze overheid maakt, dat tegelijkertijd ook wel van belang is.

De heer Moorlag (PvdA):
In mijn bijdrage heb ik ook gezegd dat er volgens de rechter geen sprake is van juridische aansprakelijkheid. Aan de andere kant ziet iedereen hier dat het leed en de schade in veel gevallen vele malen groter zijn dan de compensatie die geboden wordt. Mijn vraag aan mevrouw Dik-Faber is: moet dat dan maar voor rekening en risico van de slachtoffers blijven, of zou je op basis van individueel maatwerk, individuele beoordelingen, tot een meer proportionele schadevergoeding moeten komen?

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Zoals ik zojuist al heb aangegeven is dit een gebaar van de overheid waarmee het leed dat de slachtoffers is aangedaan erkend wordt. Het is niet het volledig wegpoetsen van alle schade die hun is aangedaan, zowel op immaterieel als op materieel vlak. Ik heb begrepen dat de patiënten nu toch de gang naar de rechter vervolgen. Dat is hun goed recht. Wellicht zal deze vraag dus ook door de rechter beantwoord gaan worden.

De voorzitter:
Tot slot.

De heer Moorlag (PvdA):
Dat wil de PvdA juist niet. Soms kan het zo zijn dat er niemand juridisch aansprakelijk is, maar dat er toch een hele goede titel is om verantwoordelijkheid te nemen. Ik roep mevrouw Dik-Faber op om die verantwoordelijkheid hier ten volle te nemen.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Volgens mij nemen wij vandaag onze verantwoordelijkheid. Er is een regeling in het leven geroepen. Slachtoffers krijgen €15.000. Die groep bleek twee keer zo groot te zijn als verwacht. Daar heb ik vragen over gesteld. Ik heb gevraagd hoe dat kan en of we iedereen wel in beeld hebben. Dat betekent niet dat het bedrag ineens gehalveerd wordt; iedereen krijgt dat bedrag van €15.000. Ik vind dus dat hier vandaag wel verantwoordelijkheid genomen wordt.

Mevrouw Van Kooten-Arissen (PvdD):
Ik hoor mevrouw Dik-Faber een gloedvol betoog houden voor erkenning van de Q-koortsslachtoffers. Nu heeft mijn fractievoorzitter in 2012 een motie ingediend, waarin de regering werd verzocht om officieel excuses te maken aan de Q-koortsslachtoffers. We hebben daarover hoofdelijk gestemd en de ChristenUnie was daarvoor, inclusief mevrouw Schouten, die op dit moment minister is. Hoe staat mevrouw Dik-Faber hiertegenover?

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik zit diep te graven. Volgens mij was ik op dat moment in 2012 nog net geen Kamerlid. Ik weet ook niet hoe die discussie verliep in die periode. Er zijn allicht fouten gemaakt, maar ik weet gewoon niet meer precies wat de situatie was toen die motie werd ingediend en hoe dat debat heeft plaatsgevonden. Voor mij is het heel belangrijk dat de overheid wel erkent dat mensen onevenredig geraakt zijn door de Q-koorts. Dat is wat er vandaag gebeurt. Er wordt een gebaar gemaakt van €15.000 per slachtoffer, waarin ook die erkenning een plek heeft. Zijn dat excuses? Misschien niet helemaal, maar we gaan wel degelijk een stap zetten met elkaar. Dat vind ik waardevol.

Mevrouw Van Kooten-Arissen (PvdD):
Feit is dat de mensen die besmet zijn geraakt met Q-koorts zich niet erkend voelen door de schadeloosstelling of liever het gebaar — het is geen schadeloosstelling; het is een gebaar — van €15.000. Wordt het nu, ruim twaalf jaar na de eerste besmettingen met Q-koorts, niet eens tijd dat de regering welgemeend officieel haar excuses aanbiedt? Want dat zou zoveel doen voor de Q-koortsslachtoffers.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Volgens mij geeft de regering met dit gebaar wel degelijk aan dat mensen onrecht is aangedaan, dat zij ziek zijn geworden buiten hun schuld. Volgens mij zegt de overheid met dit gebaar ook: wij zien het leed; we kunnen niet alle materiële en immateriële schade vergoeden, maar we erkennen het leed dat slachtoffers ervaren. Het spijt mij te moeten vernemen dat mensen dat zelf niet zo ervaren. Ik hoor ook andere verhalen. Ongetwijfeld spreekt de Partij voor de Dieren met andere mensen, die inderdaad wat meer teleurgesteld zijn. Ik ben ook heel benieuwd naar de reactie van de minister op dit interruptiedebatje. Misschien wil hij daar ook nog op reflecteren.

De voorzitter:
Een kort slotwoord.

Mevrouw Van Kooten-Arissen (PvdD):
Als wij opnieuw een motie indienen met een verzoek om officiële excuses, zal de ChristenUnie dat dan wederom steunen?

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Als er moties worden ingediend, gaan we daar goed naar kijken en gaan we die in onze fractievergadering bespreken.

De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Voorzitter. Ik heb nog een derde punt voor de minister. Kan de minister aangeven hoe de procedure nu verder verloopt? Op welke termijn worden alle aanvragen behandeld en wanneer krijgen mensen duidelijkheid?

Dan nog een paar andere punten. Er zijn mensen die als gevolg van hun chronische ziekte minder of helemaal niet meer kunnen werken. Is de minister van mening dat de bestaande regelingen en verzekeringen voldoende maatwerk bieden voor deze groep? Is er bijvoorbeeld bij instanties zoals het UWV voldoende kennis over Q-koorts en de beperkingen die de ziekte met zich meebrengt?

Voorzitter. Ik sprak net al kort over het screeningsprogramma. De initiatieven voor een screeningsprogramma via ziekenhuizen zijn op niets uitgelopen. Daarmee is kostbare tijd verloren gegaan. De minister wil het nu proberen via de huisartsen. Hoe wil de minister ervoor zorgen dat we via deze route op korte termijn wel een dekkende screening gaan realiseren?

Q-support, de stichting die mensen met chronische Q-koorts en met Q-koortsvermoeidheidssyndroom adviseert en begeleidt, heeft een vervolg gekregen in Q-support 2.0. Kan de minister aangeven wat Q-support 2.0 de komende jaren concreet gaat doen? En hoe wordt geborgd dat er inderdaad een warme overdracht komt vanuit Q-support naar de reguliere zorg, ook nu de screening nog niet op orde is?

Voorzitter, ik rond af. Ik ben blij dat er met de financiële tegemoetkoming nu eindelijk een vorm van erkenning is, maar ik zie ook dat het dossier Q-koorts nog lang niet gesloten is. Ik wil de minister daarom aansporen om zich in te blijven zetten voor de patiënten, voor de goede uitvoering van de regeling en voor het screeningsprogramma.

Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik het woord nu aan mevrouw Van den Berg van het CDA.

Mevrouw Van den Berg (CDA):
Dank u wel, voorzitter. Naast acute Q-koorts zijn er 1.000 patiënten met het Q-koortsvermoeidheidssyndroom en 500 patiënten met potentieel de dodelijke variant, een chronische vorm van Q-koorts. Er zijn intussen bijna 100 mensen overleden. Als je dat tot je laat doordringen, dan is het zeer begrijpelijk dat de pijn en het verdriet in provincies als Noord-Brabant, Limburg en Gelderland nog steeds heel groot zijn. De regering heeft een gebaar gemaakt en het CDA is daarover positief. Klopt het dat dit gebaar geen invloed heeft op zaken als huurtoeslag, zorgtoeslag et cetera?

Er komen ook nog steeds mensen bij met Q-koorts. Het CDA vraagt zich dan ook af of de termijn voor de aanvraag niet te kort is. Komen ook kinderen die Q-koorts kunnen krijgen, in aanmerking voor de financiële tegemoetkoming? De diagnose laat namelijk geregeld lang op zich wachten.

In december 2018 zijn in de media en ook via de Q-koortsvereniging berichten verschenen dat het aantal mensen met Q-koorts nog steeds blijft stijgen. Dat is een zeer zorgelijk bericht. Het Radboudumc heeft een Q-koorts Expertisecentrum ingericht, maar artsen hebben moeite om de symptomen te herkennen. Wat kan er vanuit het ministerie of het RIVM gebeuren om artsen te ondersteunen bij het eerder herkennen van de symptomen? Er lopen onderzoeken naar de chronische vorm van Q-koorts, maar is er ook onderzoek naar mensen met het vermoeidheidssyndroom? Is het niet goed om ook die mensen blijvend te monitoren?

Voorzitter. De minister heeft in april 2018 aangegeven dat de risicogroepen worden gescreend, zoals mensen met hart- en vaatklachten. In ons gesprek met de patiëntenvereniging Q-uestion hoorden we dat daarmee nog niet is gestart. Klopt dat? En wat gaan we doen als blijkt dat een groep mensen besmet is? Zijn daar voldoende zorg en begeleiding voor?

De voorzitter:
Mevrouw Van den Berg, er is een interruptie voor u van de heer Van Gerven.

Mevrouw Van den Berg (CDA):
Sorry.

De heer Van Gerven (SP):
Ik wil nog even terugkomen op het begin van het betoog van mevrouw Van den Berg. Dat ging ook over de groep die in aanmerking moet kunnen komen voor compensatie; laten we het zo noemen. Vindt het CDA ook dat alle slachtoffers vanaf 2005 in aanmerking zouden moeten komen voor die compensatie? En twee: vindt het CDA die compensatie van €15.000 eigenlijk niet te laag? Zou bijvoorbeeld een compensatieverdubbeling naar €30.000 niet billijker zijn?

Mevrouw Van den Berg (CDA):
Ik heb inderdaad naar die termijn gevraagd. Wij vinden het moeilijk uit te leggen dat iemand die bij wijze van spreken over een halfjaar wordt gediagnosticeerd met Q-koorts, daar niet meer voor in aanmerking zou komen. Vandaar onze vraag aan de minister om daarop te reageren. Wij vinden dat je daarin inderdaad niet met twee maten kunt meten. Het tweede dat de heer Van Gerven vraagt, gaat over de financiële compensatie. Er is een gebaar gemaakt. Wij realiseren ons dat de pijn voor heel veel mensen veel groter kan zijn, maar wij denken dat een bedrag van €20.000 of €25.000 ook arbitrair is. In mijn inbreng kom ik met name nog terug op de rol van het UWV en de gemeenten met de Wmo. Wij zien namelijk dat daar vaak nog kennis ontbreekt, terwijl mensen recht zouden moeten hebben op een arbeidsongeschiktheidsuitkering, maar daar nog niet of niet voldoende voor in aanmerking komen. Andere collega's hebben dat ook al naar voren gebracht. Wij vinden het heel belangrijk dat er ook op die wijze een stuk persoonlijke aandacht en maatwerk worden gegeven.

De heer Van Gerven (SP):
Dank voor dit eerste antwoord, want ik denk dat zich toch een ruime Kamermeerderheid, en misschien wel unanimiteit, ontwikkelt om alle slachtoffers te compenseren. Maar dan over de hoogte van de compensatie. Ik denk dat het CDA, dat natuurlijk aan het bewind stond toen het Q-koortsdrama zich voltrok, zelfs een bijzondere verantwoordelijkheid heeft om ervoor te zorgen dat er een oplossing komt voor de mensen die nu met de gevolgen zitten. We kunnen het allemaal niet terugdraaien, maar we kunnen wel zorgen dat er een oplossing komt waar iedereen vrede mee heeft, vooral ook in de groep zelf. Nou hebben wij dat vanuit de SP gepeild. Daaruit bleek dat een bedrag van €30.000, dat natuurlijk ook arbitrair is, net als die €15.000, toch meer tegemoetkomt aan wat mensen redelijk en billijk zouden vinden. Zou het CDA die lijn niet kunnen ondersteunen?

Mevrouw Van den Berg (CDA):
De heer Van Gerven heeft het over de historie van dit dossier. Zeker met de kennis van nu moeten we natuurlijk concluderen dat er absoluut te weinig aandacht is geweest voor mensen en patiëntveiligheid. Maar nogmaals, ik gaf al aan dat er nu een gebaar is gemaakt. Wij waarderen het positief dat deze minister dat doet. Zijn voorganger heeft dat in ieder geval niet gedaan. Wij willen wel dat er veel meer mensen voor in aanmerking kunnen komen. De heer Van Gerven geeft terecht aan dat het leed dat mensen hebben veel groter kan zijn, bijvoorbeeld bij arbeidsongeschiktheid. Daarom zeggen wij dat met name van het UWV en de gemeenten met de Wmo de daadwerkelijke ondersteuning en tegemoetkoming moet komen.

De heer Van Gerven (SP):
Maar het gaat mij om draagvlak voor die generieke compensatie. Toen het getal van €15.000 werd genoemd, werd dat als het ware weggehoond. Mensen vonden dat een schijntje, een fooi. Die berichten kwamen vanuit de patiëntenvereniging en de slachtoffers. Zij voelen zich daarmee toch tekortgedaan. Nogmaals, we kunnen het allemaal niet oplossen, maar die €30.000 zou toch meer tegemoetkomen aan wat leeft bij de slachtoffers. Nogmaals, zou dat niet een reden voor ons als vertegenwoordigers van de overheid moeten zijn om die mensen toch wat ruimhartiger tegemoet te komen en dat gebaar uit te breiden tot bijvoorbeeld €30.000?

Mevrouw Van den Berg (CDA):
Wij horen met name verhalen — dat zal ik zo meteen ook noemen — over bijvoorbeeld kinderen die Q-koorts hebben en niet meer op een gewone fiets naar school kunnen, maar een elektrische fiets nodig hebben om naar school te kunnen gaan. Voor hen is het veel belangrijker dat de gemeente vanuit de Wmo ondersteuning geeft. Hetzelfde geldt voor mensen die arbeidsongeschikt zijn. Dat zijn in ieder geval de signalen die wij hebben gekregen.

De voorzitter:
Gaat u verder met uw betoog.

Mevrouw Van den Berg (CDA):
Ik was dus begonnen met dat die risicogroepen, zoals mensen met hart- en vaatklachten, worden gescreend. Wij horen dat dit gesprek nog niet gestart zou zijn. Klopt dat? Wat gaan we doen als blijkt dat die groep veel groter is? Is daar dan voldoende zorg en begeleiding voor? Het CDA begrijpt ook dat er een aantal specifieke therapieën zijn die bij Q-koortspatiënten tot meer kwaliteit van leven leiden. Is de wetenschappelijke onderbouwing daarvoor klaar? Heeft het Kwaliteitsinstituut ook geadviseerd over opname van dit programma in de basisverzekering?

Het CDA merkt dat bij mensen bij wie Q-koorts is vastgesteld en die er al enkele jaren mee moeten leven, aanvragen voor zorg en ondersteuning vaak moeilijk tot stand komen. Ik gaf dat net ook al aan. Sommige mensen zijn blijvend arbeidsongeschikt. De minister geeft in zijn brief van 24 september aan dat Q-koorts erkend wordt en dat patiënten herkeuring kunnen aanvragen. Wat is de stand van zaken daarvan? Van mijn fractiecollega's uit de getroffen provincies krijg ik verhalen over het missen van erkenning en herkenning van de problematiek. Dat geldt voor het UWV — andere collega's hebben dat al naar voren gebracht — maar ook voor Wmo-aanvragen. Zo horen wij — dat noemde ik al — dat zieke kinderen die alleen met een elektrische fiets zelf naar school kunnen komen, niet door gemeenten worden geholpen. Wat kan de minister daaraan doen?

Dan de vraag naar de toekomst toe. Een uitbraak van een volgende zoönose; we moeten er niet aan denken. Is het patiëntenperspectief in de protocollen voldoende geborgd? Wordt er ook gedacht aan een soort praktisch steunpunt dat bij een uitbraak binnen 48 uur klaar kan staan, zoals bij de GGD?

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:
Er is nog een vraag voor u, mevrouw Van den Berg. Mevrouw Van Kooten-Arissen, gaat uw gang.

Mevrouw Van Kooten-Arissen (PvdD):
De heer Van Gerven heeft in zijn interruptie al eventjes genoemd dat het CDA in de periode van de uitbraak van de Q-koorts aan het roer stond in het kabinet. Wat vindt mevrouw Van den Berg er achteraf gezien van dat geitenboeren met 60 miljoen zijn gecompenseerd? Mevrouw Van den Berg, zou u dat eens eventjes willen vergelijken met de €15.000, het gebaar dat de minister nu maakt naar de doodzieke Q-koortspatiënten en hun nabestaanden?

Mevrouw Van den Berg (CDA):
Daar zou ik twee dingen over willen zeggen. Ook bij andere ruimingen — want daar praat je over bij zo'n uitbraak — is er een compensatie geweest voor de boeren. Net gaf ik in antwoord op de vragen van de heer Van Gerven al aan dat er toen in feite haast een strijd was tussen twee ministeries in plaats van dat er werd samengewerkt. Dat is gewoon niet goed gegaan. Ik gaf net al aan dat er toen onvoldoende aandacht is geweest voor mensen en voor de patiëntveiligheid. Dat is precies de reden voor mijn laatste vraag aan de minister, namelijk dat ik hoop dat nu alles in het werk gesteld is om daar op een andere manier mee om te gaan, mocht er ooit nog een uitbraak komen.

Mevrouw Van Kooten-Arissen (PvdD):
Vindt mevrouw Van den Berg dat er geleerd is van het verleden en van de epidemie, zeker gezien het feit dat in de afgelopen vijf jaar de hoeveelheid geiten in Nederland met 50% gestegen is naar een duizelingwekkend aantal van 660.000 geiten?

Mevrouw Van den Berg (CDA):
Volgens mij zijn de vergunningen voor die bedrijven verleend door de provincies. Daar zouden wij dat ook graag laten. Ik heb in ieder geval begrepen dat verschillende provincies daar nu ook al maatregelen voor nemen.

De voorzitter:
Tot slot.

Mevrouw Van Kooten-Arissen (PvdD):
Dat is geen antwoord op mijn vraag.

Mevrouw Van den Berg (CDA):
Mevrouw Arissen vraagt aan mij — of ik lees haar verkeerd — of ik vind dat er intussen te veel geiten zijn. Nogmaals, bij mijn weten geven de provincies vergunningen voor die bedrijven. Het is dus aan de provincies om daar maatregelen voor te nemen.

De voorzitter:
Mevrouw Van Kooten, interrupties doen we in drieën, sorry. Mevrouw Ellemeet.

Mevrouw Van Kooten-Arissen (PvdD):
Ik had geen antwoord gekregen op mijn vraag en ik wilde graag nog een afsluitend woord doen.

De voorzitter:
Doet u dat.

Mevrouw Van Kooten-Arissen (PvdD):
Voorzitter, dank u wel. Mijn vraag was namelijk of het CDA van mening is dat er lering is getrokken uit het verleden nu er zo'n explosieve geitengroei plaatsvindt in de geitensector. Mensen, ook mensen in de omgeving van dit soort bedrijven, moeten optimaal beschermd worden tegen een eventuele nieuwe uitbraak van Q-koorts, als er zo veel dieren op een kluitje worden gehouden en de kans van zoönose daarmee extreem vergroot wordt.

Mevrouw Van den Berg (CDA):
Dat is in ieder geval wel de achtergrond van mijn laatste vraag aan de minister. Ik vraag hem: hoe zit het nu met de protocollen? Als er nog een keer een uitbraak zou zijn, wat zijn de maatregelen die nu genomen zijn?

Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):
Voorzitter. Ik wil hier nog wel even op doorgaan, want mevrouw Van den Berg zegt terecht dat dit niet nog een keer moet gebeuren. We moeten dus heel goed kijken naar de oorzaken en we moeten de risico's goed kunnen inschatten om dit te voorkomen. En die risico's hebben te maken met medische behandelingen, maar die hebben ook te maken met de intensieve veehouderij, die de kans vergroot op het doorgeven aan mensen van deze vreselijke ziekte. Mijn vraag aan mevrouw Van de Berg is: vindt zij ook dat in de risicoanalyse die nu door dit ministerie van Volksgezondheid gemaakt wordt, dit element van de mogelijke oorzaak van de uitbraak van zo'n ziekte meegenomen moet worden?

Mevrouw Van den Berg (CDA):
Ik heb in de brief van de minister gelezen dat er heel strak gecontroleerd wordt op bedrijven die geiten houden, dat daar iedere maand controles zijn, dat er hele strakke vaccinatieprogramma's zijn en dat er bij het minste of geringste ook wordt ingegrepen. En als dat nog onvoldoende duidelijk is, zou ik heel graag van de minister nog een reactie horen op deze interruptie van mevrouw Ellemeet.

Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):
Die controles zijn natuurlijk ontzettend belangrijk. Tegelijkertijd weten we dat de kans op zo'n uitbraak vele malen groter is als er sprake is van intensieve veehouderij. Het is precies wat mevrouw Van Kooten-Arissen zegt. Wat hebben wij de afgelopen jaren gezien? Een toename van de intensieve veehouderij. Het vergroten van het risico op de uitbraak van zo'n vreselijke ziekte. En als we hier echt vinden dat dit nooit meer moet gebeuren, dan moeten we dat serieus nemen. En dan is dat niet een zaak van de groene partijen hier in de Kamer. Dan is dat iets wat iedere partij zich moet aantrekken, van links tot rechts, groen of niet-groen. Het gaat hier ook om de risico's op hele gevaarlijke ziektes, voor mensen die hier ook op de tribune zitten. Dat moeten we voorkomen. En dan moeten we met z'n allen ook kijken naar de mogelijke gevolgen van die intensieve veehouderij.

(Applaus op de publieke tribune)

Mevrouw Van den Berg (CDA):
Voorzitter. Ik zou heel graag van de minister ...

De voorzitter:
Het is niet de bedoeling dat u op de tribune reageert op de leden. Ik begrijp dat u dat doet, maar mogen we met elkaar afspreken om dat niet te doen?

Mevrouw Van den Berg, gaat u verder.

Mevrouw Van den Berg (CDA):
Voorzitter. Naar aanleiding van deze vraag van mevrouw Ellemeet zou mijn vraag aan de minister zijn om nader toe te lichten hoe de risicoanalyse nu precies plaatsvindt en welke elementen daarin precies worden meegenomen. Nogmaals, ik heb uit de brief van de minister begrepen dat daar zeer intensief naar wordt gekeken, maar ik zou graag van de minister een nadere reactie daarop horen.

De heer Moorlag (PvdA):
Voorzitter. Er is mensen gewoon groot onrecht aangedaan. Buiten hun schuld en toedoen zijn ze getroffen door ziekten die voortkomen uit bedrijfsuitoefening. Ik wil daarbij het punt van proportionaliteit noemen. Want we moeten achteraf gewoon vaststellen dat het overheidsingrijpen niet adequaat en niet proportioneel is geweest. Met de wetenschap van nu, dus achteraf, hebben we dat vastgesteld.

Maar als het gaat om de compensatie van de schade, vindt mevrouw Van den Berg het proportioneel dat de ondernemers, de geitenhouders, royaal zijn gecompenseerd, en dat er mensen zijn die nu een tegemoetkoming krijgen die in geen enkele verhouding staat tot de werkelijke schade die zij lijden? Is dat eigenlijk geen grof schandaal?

Mevrouw Van den Berg (CDA):
Zoals ik eerder heb aangegeven: er had absoluut meer aandacht moeten zijn voor mensen- en patiëntenveiligheid. Dus nogmaals, het CDA wil ook dat dit gewoon niet meer op die manier kan voorkomen. Wij zijn in ieder geval blij dat deze minister nu dit gebaar heeft gemaakt, want daar is zeer lang terecht op gewacht. En wat ook al eerder in het debat naar voren kwam: er is geen juridische aansprakelijkheid van de overheid, maar dat betekent niet dat die mensen niet geholpen moeten worden. Daarom heb ik in mijn inbreng ook nadrukkelijk aandacht gevraagd voor meer expertise bij het UWV maar ook bij gemeentes. Dan kunnen er zowel vanuit het UWV als vanuit de Wmo veel betere ondersteuning en uitkeringen gegeven worden.

De heer Moorlag (PvdA):
Maar dan nog blijft een groot deel van de schade en het leed niet gecompenseerd. Ik heb in mijn bijdrage gezegd dat het misschien niet onrechtmatig is, maar dat het wel heel erg onrechtvaardig is. Zo wordt het ook gevoeld. We kunnen de geschiedenis niet herschrijven. We kunnen het niet beter doen. Maar we kunnen naar de toekomst wel iets doen, namelijk de mensen perspectief geven. Mijn vraag aan mevrouw Van den Berg is in lijn met wat de Ombudsman heeft geadviseerd. Hij heeft geadviseerd om met een financiële tegemoetkoming voor concrete situaties te komen die gekenmerkt worden door de hardheid van de consequenties voor individueel getroffenen. Proportioneel dus, in verhouding met het leed, de schade die mensen hebben geleden. Is mevrouw Van den Berg bereid om zo'n stap te zetten, om individueel te laten wegen wat de schade is? Is ze bereid om, als de compensatie niet-proportioneel is, wel een proportionele schadevergoeding toe te kennen?

Mevrouw Van den Berg (CDA):
Er zullen altijd gevallen zijn die, ondanks het financiële gebaar dat nu is gemaakt, de uitkeringen van het UWV en de ondersteuning vanuit de Wmo, niet het gevoel hebben dat al hun schade is gecompenseerd. Daar zullen waarschijnlijk altijd een paar individuele rechtszaken uit voortvloeien.

De heer Moorlag (PvdA):
Afsluitend. Mijn punt is dat je dit niet moet bezien met de bril van juridische aansprakelijkheid. Er is ook nog zoiets als morele verantwoordelijkheid.

Mevrouw Van den Berg (CDA):
Juist daarom vinden wij het zo belangrijk dat het UWV veel betere kennis krijgt, zodat mensen die nu onterecht geen of een te lage uitkering krijgen, een arbeidsongeschiktheidsuitkering krijgen die voldoet. Ik noemde dat voorbeeld van die kinderen die niet op een gewone fiets naar school kunnen. Het gaat erom dat een gemeente in zo'n situatie veel meer helpt. We begrijpen dat er ook vanuit het onderwijs extra compensatie is voor zieke kinderen en studenten en dat ze er langer over mogen doen.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik hoorde de heer Moorlag net spreken over morele verantwoordelijkheid. Het vorige kabinet vond die morele verantwoordelijkheid kennelijk zo belangrijk dat het pas met een regeling voor de Q-koortsslachtoffers kwam toen het demissionair was. Dit kabinet heeft er een schep bovenop gedaan. Daarvan uitgaande kom ik met mijn vraag. Dit kabinet heeft er nog een schep bovenop gedaan. Ik vind dat hartstikke goed. Tegelijkertijd zie ik ook dat er een soort tweesporenbeleid zit in de brief van de minister. Aan de ene kant is er een screeningsprogramma. We willen de mensen zoeken die te maken hebben met Q-koorts. Aan de andere kant zitten er wel strakke data in de regeling. Hoe kijkt mevrouw Van den Berg daarnaar?

Mevrouw Van den Berg (CDA):
Dat is voor mij onverteerbaar. Ik kan het ook niet uitleggen. Volgens mij gaf mevrouw Dik-Faber dat ook heel duidelijk aan in haar inbreng. Je doet moeite om mensen te screenen en te vinden. Vervolgens zeg je: ik heb u gevonden, maar u komt nu toevallig niet in aanmerking, want de datum is verstreken. Daarom ook onze vraag aan de minister om naar de termijnen te kijken. Iemand die besmet is, is gewoon besmet.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik ben blij met dit antwoord. Laten we de reactie van de minister afwachten. Eventueel kunnen we er in tweede termijn samen op terugkomen. Dank u wel.

De voorzitter:
U bent klaar?

Mevrouw Van den Berg (CDA):
Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:
Dan geef ik het woord aan de heer Arno Rutte van de VVD.

De heer Arno Rutte (VVD):
Voorzitter. We hebben hier vandaag een debat over de compensatie van Q-koortspatiënten. Ik realiseer me heel goed dat dit heel klinisch klinkt en op geen enkele wijze recht doet aan het enorme leed dat de Q-koortsuitbraak van inmiddels meer dan tien jaar geleden tot op de dag van vandaag heeft veroorzaakt. Mensen die er op geen enkele wijze iets aan konden doen, werden ziek of overleden zelfs. Tot op de dag van vandaag wordt het verdriet indringend gevoeld en moeten mensen leven met de blijvende gevolgen van de uitbraak van jaren geleden. Deze mensen, die hier ook zitten, hebben er natuurlijk weinig aan dat er inmiddels veel is geleerd van de uitbraak. Er wordt nu wel gevaccineerd. Er is veel beter crisisbeleid rondom zoönose. Er is ook veel geleerd over de diagnose en behandeling van Q-koorts, hoewel op dat gebied nog lang niet alle onderzoeken voorbij zijn en er nog heel veel nodig is.

Dat is allemaal van groot belang, in het bijzonder richting de toekomst, maar de slachtoffers van de eerdere uitbraak blijven met veel ellende achter. De VVD vindt het daarom terecht dat het kabinet een financiële tegemoetkoming geeft aan deze slachtoffers. Het geld zal het leed niet wegnemen. Het is ook geen schadevergoeding. Over eventuele aansprakelijkheid loopt in hoger beroep een zaak. Daar kunnen en moeten we hier niet over oordelen. Het bedrag is wel een erkenning van het feit dat het leed groot is. Ik wil de minister danken voor het besluit dat hij in samenspraak met de minister van Landbouw heeft genomen om aan alle slachtoffers die aan de voorwaarden voldoen de maximale uitkering van €15.000 te geven. Het leed laat zich immers niet of nauwelijks wegen of vergelijken. Nu is het van belang dat uitkering snel en zonder drempels plaatsvindt. Kan de minister duidelijk maken op welke wijze hij daar zorg voor gaat dragen?

Voorzitter. Met het uitkeren van de tegemoetkoming kan en zal het boek Q-koorts niet gesloten worden. Tot op de dag van vandaag worden nieuwe patiënten gediagnosticeerd. Voor hen is het van belang dat er inmiddels veel geleerd is over deze ziekte en dat ze direct de juiste behandeling krijgen. Voor zover we nog niet voldoende weten, moet het onderzoek naar deze ellendige ziekte doorgaan. Meerdere collega's van mij hebben daar al iets over gezegd en er vragen over gesteld; daar sluit ik me graag bij aan.

De grootste zorg van de VVD-fractie is nu de adequate en tijdige diagnostisering, de screening. Daar hebben meerdere collega's ook al wat over gezegd. De minister heeft het RIVM in 2017 gevraagd een gericht screeningsprogramma op te zetten om de patiënten actief in beeld te krijgen. Dat programma was aanvankelijk gericht op samenwerking met medisch specialisten, maar inmiddels is bekend dat het beter is om een en ander via de huisartsen te laten lopen. De benodigde richtlijn voor huisartsen is met enige vertraging nu beschikbaar. De grootste vraag is: hoe wordt nu geborgd dat deze richtlijn geen papieren werkelijkheid is, maar dat huisartsen hier in samenwerking met het RIVM gericht mee aan de slag gaan? Graag hoor ik van de minister hoe hij hier druk achter zet.

De voorzitter:
De heer Van Gerven heeft een vraag voor u, wellicht op het vorige punt, want toen stond hij op.

De heer Van Gerven (SP):
Een beetje voorspelbaar, de vragen, maar ik denk dat belangrijk is dat de VVD zich erover uitspreekt of ze vindt dat alle slachtoffers moeten worden gecompenseerd en voor dat gebaar in aanmerking moeten komen. Anders voelt het toch als meten met twee maten: wel diagnosticeren maar niet compenseren. En wat vindt de VVD van het idee, dat veel draagvlak heeft bij patiëntenorganisatie Q-uestion, om de compensatie te verdubbelen?

De heer Arno Rutte (VVD):
Ik begin bij dat laatste. Het bedrag dat nu wordt toegekend, is een erkenning voor het leed. Het is geen schadevergoeding. Die dingen moeten we uit elkaar halen. Dat is relevant. Een schadevergoeding kan wel degelijk nog in beeld komen. Als in hoger beroep blijkt dat de overheid aansprakelijk is, komen we in een heel ander verhaal terecht dan nu. Dan moet de schade worden gecompenseerd en moeten we ook op maat schade compenseren. De heer Moorlag zei al wat daar allemaal bij komt kijken. Die zaken zijn dan allemaal relevant, maar dan moet de aansprakelijkheid erkend zijn. Dat is nu niet zo. Over hoogtes kun je van alles vinden, maar ik vind het vooral belangrijk dat, ongeacht wie slachtoffer is en ongeacht de mate van leed, iedereen toegang heeft tot de maximale vergoeding en dat dit ook geregeld is, dus dat we daar geen weging in hebben aangebracht. Verdubbelen van het bedrag is uiteindelijk ook arbitrair. Ik denk dat we het voor nu bij dit bedrag moeten laten.

Dan het tweede deel van de vraag van de heer Van Gerven en dat gaat over een doelgroep die is gevonden binnen het tijdsframe 2007 tot en met 2011. Ik ben wel benieuwd of de minister kan aangeven waar we het over hebben als we buiten die kaders treden. Over hoeveel mensen hebben we het dan en waar gaat het om? Ik wil dat eerst in beeld hebben voordat ik definitief kan oordelen wat ik daarvan vind. Het is belangrijk dat we dat in kaart brengen en ik voel ook wel het ongemak dat heel veel mensen hier voelen, maar het afkaderen van een regeling is soms nodig om te zorgen dat je kunt besluiten en kunt uitkeren, zodat we verder kunnen. Ik zou niet willen dat de huidige regeling in de vertraging terechtkomt op het moment dat we er allemaal dingen omheen gaan doen. Maar ik ben sowieso voor het in kaart brengen.

De heer Van Gerven (SP):
We wachten natuurlijk het antwoord van de minister op dat laatste af. Het is wel duidelijk dat het in kwantitatief opzicht gelukkig niet om heel grote aantallen gaat, vergeleken met toentertijd, op het hoogtepunt van de epidemie.

Dan nog even over de hoogte van de compensatie. Terecht zegt de heer Rutte dat de mensen in juridische zin hun recht kunnen proberen te halen en dat die compensatie niet hetzelfde is als een afdwingbaar juridisch recht. Maar als de compensatie voldoende hoog is voor het gevoel van de mensen, is het gevolg wel dat ze af zullen zien van verdere juridische procedures en dat ze een zekere mate van genoegdoening zullen ervaren. Dat is toch ook heel waardevol?

De heer Arno Rutte (VVD):
Daar heeft de heer Van Gerven in zoverre een punt dat het ook een weg zou kunnen zijn dat je zegt: hier is een bedrag en daarmee stopt de juridische procedure. Maar ik denk dat dit uiteindelijk geen weg is om te gaan. Daar kom je nooit helemaal uit. Mensen hebben ook het recht om een procedure te voeren en te kijken of de Staat aansprakelijk is en dan ook een volledige schadecompensatie te krijgen. We weten niet wat daar de uitkomsten van zijn, maar ik vind het oprecht heel belangrijk dat die rechtsvraag wordt beantwoord en dat als het antwoord is dat de Staat aansprakelijk is, we daarnaar ook handelen. Nu gaat het echt over de tegemoetkoming. Die staat los van dat traject. Ik vind ook dat we die los moeten beoordelen. Dan vind ik €15.000 een substantieel bedrag. Elke discussie over de hoogte van het bedrag wordt al gauw arbitrair en daarom wil ik daar nu niet in meegaan.

De voorzitter:
Tot slot de heer Van Gerven.

De heer Van Gerven (SP):
Ik denk dat het toch een zekere grond heeft, omdat het gedragen wordt door de patiëntenorganisatie. Het is inderdaad een arbitrair bedrag; wat het exact moet zijn, is tot daaraan toe, maar het geeft wel een zekere genoegdoening. Voor een aantal mensen betekent het: dan sluiten we daarmee dat dossier af. Daarnaast is het wat betreft dat juridische traject nog maar zeer de vraag of daar wat uitkomt. Dat moeten we afwachten. Ikzelf ben daar wat pessimistisch over. Ik ben dus ook op zoek naar oplossingen om enerzijds de grote groep een ruimhartig gebaar te gunnen en om anderzijds bijvoorbeeld een commissie van onafhankelijke deskundigen nog eens naar een kleinere groep te laten kijken die buitengewoon hard getroffen is en die bijvoorbeeld nu aan het procederen is. Dat is namelijk een veel kleinere groep van enkele honderden. Wat vindt de VVD van de gedachte om een beetje weg te komen uit die juridische procedures en bijvoorbeeld een onafhankelijke commissie van deskundigen naar een aantal heel schrijnende gevallen te laten kijken?

De heer Arno Rutte (VVD):
Ik waardeer enorm de wijze waarop de heer Van Gerven hierin meedenkt. Over de voorbeelden die hij noemt, heb ik ook mijn eigen gedachten laten gaan. Ik heb de gesprekken ook gevoerd. Nadat ik alles heb geordend, kom ik uiteindelijk toch tot de conclusie dat we nu het traject moeten doen voor dit bedrag, als erkenning. Hoe graag je ook zou willen, met welke commissie en met welk ander bedrag dan ook, je zal waarschijnlijk het boek nooit juridisch kunnen sluiten. Er zullen altijd mensen zijn die hun zaak willen doorzetten. Dan is het ook belangrijk dat we die rechtszaak gaan zien en dat de aansprakelijkheid definitief, ook in hoger beroep, wordt beoordeeld. Omdat ik dat heel belangrijk vind, kom ik ook niet tot allerhande tussenvormen, hoezeer ik de gedachtegang van de heer Van Gerven daarbij ook kan volgen en begrijpen.

Mevrouw Van Kooten-Arissen (PvdD):
Wij kennen de VVD als de partij van de economische groei. De geitensector is big business. We zijn het meest veedichte land ter wereld. Mijn vraag aan de heer Rutte is of hij het ook niet schrijnend vindt dat volksgezondheid en dierenwelzijn nog steeds, tot op de dag van vandaag, geofferd worden op het altaar van de economie.

De heer Arno Rutte (VVD):
Dat zijn de woorden van mevrouw Van Kooten-Arissen. Die deel ik niet.

Mevrouw Van Kooten-Arissen (PvdD):
Dat is wel een hele korte reactie. Dan vraag ik het zo. Ik hoor de heer Rutte zeggen dat we hebben geleerd van de Q-koortsuitbraak, dat er nu een gebaar wordt gemaakt naar de Q-koortspatiënten en dat we ervoor zullen zorgen dat het in de toekomst niet meer plaatsvindt. Feit is dat de geitensector in vijf jaar tijd met 50% is gegroeid en dat het aantal geiten tot ruim 600.000 is gestegen. Zoönosen gedijen in een veedicht gebied zeer goed. Er is een grote kans op mutaties. Hebben we dan daadwerkelijk geleerd van de Q-koortsuitbraak? Kunnen we daadwerkelijk stellen dat mensen in de toekomst beschermd zullen zijn tegen uitbraken zoals de Q-koortsuitbraak?

De heer Arno Rutte (VVD):
Nederland is een land waarin dieren worden gehouden. We hebben wel veel geleerd van de uitbraak van Q-koorts. Er wordt nu wel gevaccineerd. We weten veel meer over zoönosen en treden ook veel sneller op. Dat is ook nodig.

De voorzitter:
Tot slot.

Mevrouw Van Kooten-Arissen (PvdD):
Vele onderzoeken wijzen uit dat dit zieke systeem van de intensieve veehouderij een tikkende tijdbom is. De VVD werkt daar willens en wetens aan mee.

De heer Arno Rutte (VVD):
Ik hoor daar geen vraag in, voorzitter. Wel wil ik datgene zeggen wat ik net al zei tegen mevrouw Van Kooten-Arissen: dat de situatie nu daadwerkelijk anders is dan in 2007. En dat is maar goed ook.

De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw Van Kooten, u heeft uw interrupties opgebruikt. In tweede termijn kunt u uw opmerkingen plaatsen. Ook kunt u de minister nog bevragen.

Ik geef tot slot van de zijde van de Kamer het woord aan mevrouw Agema van de PVV.

Mevrouw Agema (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Allereerst wil ik vanaf deze plek mijn medeleven uiten richting de slachtoffers van de Q-koortsuitbraak, richting de nabestaanden van de overledenen en richting de mensen die nog elke dag de gevolgen van Q-koorts ondervinden. Ook denk ik aan de dieren, want de ruimingen van bijna tien jaar geleden staan ons nog steeds helder op het netvlies. Het leed van de grootste Q-koortsuitbraak wereldwijd was en is groot. Het is inderdaad nog steeds groot. Hartverscheurend zijn de verhalen van Q-koortspatiënten en hartverscheurend is ook het feit dat ze acht jaar hebben moeten wachten op erkenning en compensatie, terwijl er wel gelijk 60 miljoen werd uitgetrokken om de boeren te compenseren.

Zeker, beter laat dan nooit, maar toch heb ik nog een aantal vragen over de compensatie. Ik vraag aan de minister waarop het bedrag van €15.000 is gebaseerd. Kan de minister dat toelichten? In een rapport van SEO is becijferd dat de maatschappelijke gezondheidsschade door de Q-koorts op gemiddeld €22.000 per patiënt per jaar komt. Maar die €15.000 is dan wel erg mager, hè? Waarom wel compensatie voor chronische Q-koorts en het Q-koortsvermoeidheidssyndroom, maar niet voor acute Q-koorts? Deze laatste groep heeft er toch ook onder geleden, al zijn ze nu wellicht genezen? Tot slot moet de diagnose zijn gesteld voor 1 oktober 2018 en moest de aanvraag voor 1 februari binnen zijn. Wat met de patiënten die hierbuiten vallen? De epidemie is toch nog lang niet voorbij? Sinds 2016 zijn er nog eens 80 patiënten bij gekomen en zijn er nog eens een heel aantal mensen overleden, wat het totaal op 97 personen brengt.

De vraag over de termijn heb ik ook horen stellen door D66, CDA en ChristenUnie. Dus ik denk dat de minister daar echt wat mee moet. Het zijn niet alleen de oppositiepartijen die vinden dat de termijn verlengd moet worden. Ik hoor daar graag een heel duidelijk antwoord van de minister op.

Naar schatting lopen er nog steeds 200 tot 300 mensen rond met Q-koorts, bij wie de diagnose nog niet is gesteld. Meestal melden patiënten zich onwetend met hart- en vaatklachten bij een alerte specialist die hen laat testen op Q-koorts. Laat de minister deze mensen dan maar vallen? Is het te laat of gaat hij er echt wat aan doen?

Tot slot. We willen natuurlijk allemaal dit soort uitbraken voorkomen. Hoe staat het met de vaccinatie van geiten en schapen? Is het gevaar daadwerkelijk geweken, zo vraag ik. En zo ja, worden dan ook alle dieren gevaccineerd? En hoe zit het met die bedrijven die ontheffing hebben wegens gewetensbezwaren? En waarom zou een minister dat accepteren? Waarom staat hij toe dat gewetensbezwaarde bedrijven niet vaccineren? Vorig jaar nog werd een illegale geitenhouderij ontdekt. Waren deze geiten geënt? Is dat gecontroleerd, vraag ik.

Dan de vraag of Nederland Q-koortsvrij wordt en blijft. Welke waarborgen heeft de minister hiervoor ingebouwd? Wat wordt er op dit moment gedaan aan onderzoek en behandeling vanwege de ziekte en voor de mensen die nu aan de ziekte lijden? Hoeveel geld is daarvoor beschikbaar? In voorgaande debatten heeft mijn fractie er steeds op gewezen dat burgers moeten weten waar ze aan toe zijn. Ze moeten weten of er mogelijk een gevaar is voor hun gezondheid als ze een fietstochtje gaan maken op het platteland, lammetjes gaan aaien op een boerderij of gaan kamperen in de natuur. Het is schandalig dat destijds geen waarschuwingsborden inzake Q-koorts werden geplaatst, terwijl mijn fractie daar tijdig op aandrong. Hoe kijkt de minister daar nu achteraf tegenaan?

Alle intensieve veehouderijen zouden waarschuwingsborden moeten hebben inzake de risico's waaraan mensen blootgesteld zijn als ze zich in de nabijheid van dat bedrijf bevinden, want het is niet alleen Q-koorts. Er zijn ook andere gezondheidsklachten rondom deze bedrijven. Gaan die informatieborden er komen, zo vraag ik de minister. En zo ja, wanneer wordt de Kamer daar dan over geïnformeerd?

Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel. Daarmee zijn we aan het eind gekomen van de zijde van de Kamer. De minister heeft gevraagd om tien minuten voorbereidingstijd voor de beantwoording van de vragen. Ik schors de vergadering tot 20.35 uur.

De vergadering wordt van 20.24 uur tot 20.40 uur geschorst.

De voorzitter:
Mag ik alle belangstellenden vragen hun plaatsen weer in te nemen? Dank u wel. Dan geef ik graag het woord aan de minister voor de beantwoording van alle vragen. Gaat uw gang.


Termijn antwoord

Minister Bruins:
Voorzitter, dank u wel. U heeft mij vandaag uitgenodigd om hier te spreken over Q-koorts. Ik ben steeds opnieuw onder de indruk van de impact die de ziekte heeft, ook nu nog, jaren na het einde van de epidemie. Ik voel mee met de angst en onzekerheid bij mensen die chronische Q-koorts hebben en die niet weten wat dat voor hen gaat betekenen. En ik leef mee met het verdriet van de nabestaanden van mensen die aan Q-koorts zijn overleden. Want voor een aantal mensen is Q-koorts toch een dagelijkse realiteit. Q-koorts heeft grote gevolgen gehad. Mensen zijn overleden aan Q-koorts of ernstig ziek geworden. De impact op hun leven en dat van hun naasten, is logischerwijs enorm. Het kabinet is zich terdege bewust van de grote gevolgen van de Q-koortsepidemie. Wij voelen mee met de patiënten en hun naasten. Voordat de overheid maatregelen heeft genomen om de uitbraak onder controle te krijgen en de mogelijke negatieve gevolgen voor burgers zo veel als mogelijk te voorkomen dan wel te beperken, zijn er mensen ernstig ziek geworden of zelfs overleden.

Voorzitter. Mensen voelen zich niet gehoord. Als gebaar ter erkenning is daarom door het vorige kabinet naar aanleiding van het tweede rapport van de Ombudsman besloten tot een onverplichte, financiële tegemoetkoming. Een gebaar van erkenning van de gevolgen die de patiënten en hun nabestaanden hebben ondervonden, en waarmee sommigen nog steeds leven. Het gaat dus niet om een schadevergoeding of om een compensatie, maar om een onverplichte, financiële tegemoetkoming. Elke patiënt met chronische Q-koorts, QVS of een QVS-gelijkend ziektebeeld en de nabestaanden van patiënten die zijn overleden aan chronische Q-koorts, die besmet zijn geraakt in de periode tijdens of in het jaar na de uitbraak, konden hiervoor tot 31 januari een aanvraag indienen.

Voorzitter. Inmiddels is de aanvraagtermijn hiervoor gesloten. Er hebben ruim 2.000 mensen een tegemoetkoming aangevraagd. Om recht te doen aan de bedoeling van het gebaar heb ik, mede namens de minister van LNV, op 1 februari besloten om iedereen die in aanmerking komt voor de tegemoetkoming, €15.000 toe te kennen. Op dit moment proberen wij zo snel mogelijk alle aanvragen te behandelen en bij iedere goedgekeurde aanvraag dit bedrag uit te keren. Daarbij wil ik patiënten geruststellen dat dit bedrag geen gevolgen heeft voor de bijstand en niet bij het inkomen wordt opgeteld. Voor toeslagen geldt dat VWS hen zal compenseren als zij in 2020, dus volgend jaar, door de tegemoetkoming hun toeslag voor huur, zorg of kindgebonden budget kwijtraken, als zij die in 2019 wel kregen.

Voorzitter, dat bij wijze van inleiding. Nu wil ik graag op volgorde van de sprekers een aantal vragen beantwoorden. Eerst het punt dat mevrouw Van Kooten-Arissen heeft gemaakt: excuus maken en schadeloos stellen. Ik vind dat een ingewikkeld punt, maar ik begrijp heel goed dat de vraag wordt gesteld. Ik herhaal dat het kabinet medeleven betuigt aan mensen die lijden en hebben geleden aan Q-koorts en dat soort gevolgen van de ziekte. Excuus maken wordt in Nederland nog weleens als schulderkenning gezien, of gekoppeld aan schulderkenning. Dat is een heel ander chapiter, dat voorligt bij de rechtszaak.

Hoe ingewikkeld het ook is, de discussie die wij hier vanavond voeren, gaat over de tegemoetkoming, over de onverplichte financiële tegemoetkoming. Ik wil die twee duidelijk scheiden, omdat dat belangrijk is. Een aantal van u heeft dat in het debat ook gedaan. Ik denk eigenlijk ook niet — €15.000 of €10.000 of plak er nog een nul achter — dat het leed van mensen is te vangen in geld. Daarom is het belangrijk om die twee uit elkaar te houden. Er zullen nog juridische procedures volgen. Ik weet dat ze zijn gestart en op dit moment lopen. Dat recht moet dan ook zijn loop hebben, maar vanavond gaat het over het gebaar ter erkenning: erkenning van het leed dat mensen hebben geleden. Ik voel me daarbij bij wijze van onderbouwing gesterkt door wat in de evaluatiecommissie-Van Dijk in 2010 is gezegd, maar ook door wat in de rechtszaken tot dusverre is gezegd. Dat ten eerste in de richting van mevrouw Van Kooten en vele anderen die soortgelijke opmerkingen hebben gemaakt.

Voorzitter. Dan het vraagstuk: heeft het kabinet geleerd? Ja. Ik dacht dat mevrouw Van Kooten deze vraag ook heeft gesteld in het debat dat wij een jaar geleden voerden. Ik denk dat de zoönosenstructuur, de werkwijze van de overheid tussen huisartsen, GGD's en het RIVM, echt heel erg is verbeterd sinds de uitbraak van de epidemie van Q-koorts. Ik denk ook dat dat belangrijk is. Ik weet dat er maandelijks overleg is tussen de GGD's, waarbij de kennis wordt gedeeld over zoönosen die voorkomen, omdat je immers zoönosen nooit helemaal 100% kunt voorkomen. Daarom is het belangrijk dat er een structuur is die praktisch is en die wordt gehanteerd door én de huisartsen, de GGD en het RIVM.

Heb je voldoende geleerd? Ik vind het aanmatigend om te zeggen dat we voldoende hebben geleerd, omdat het leed ten gevolge van Q-koorts groot is. Maar ja, ik geloof ook dat de overheid echt lering heeft getrokken uit de Q-koortsepidemie.

Een derde vraag van mevrouw Van Kooten ging over jonge slachtoffers. Die wil ik graag zo meteen aan de hand van het betoog van de heer Van Gerven iets uitgebreider beantwoorden.

Dan in de richting van mevrouw Van Brenk. Zij is nu niet hier omdat zij een ander debat voert, maar zij heeft gezegd dat zij laat meeluisteren. Mevrouw Van Brenk vroeg: gebaar ter erkenning, ter erkenning van wat? Ik geloof dat het financiële gebaar dat het kabinet wil maken met die €15.000 een gebaar ter erkenning van het leed is. De retorische vraag van mevrouw Van Brenk was: stelt het bedrag de mensen tevreden? Ik geloof het niet. Ik hoop dat een aantal mensen denken "oké, nu kan het boek voor mij dicht met het aanbieden van die €15.000", maar dat zal zeker niet voor iedereen zo gelden.

Mevrouw Van Brenk stelde een vraag over de zorgtoeslag en de huurtoeslag. Die heb ik zojuist beantwoord.

Dan in de richting van de heer Van Gerven, die een aantal vragen heeft gesteld. Is er voldoende geld om onderzoek te doen? Daarbij heeft de heer Van Gerven specifiek aandacht gevraagd voor de groep van kinderen en jongeren. Ik denk dat Q-koortsvermoeidheidssyndroom bij kinderen en jongeren het onderzoeken waard is, om te laten zien dat wij het boek niet sluiten met het betalen van een regeling, maar dat er ook aandacht blijft voor Q-koortsvermoeidheidssyndroom bij kinderen. Ik weet dat een deel van het budget beschikbaar is gesteld door de provincie Brabant. Ik weet ook dat er een crowdfunding is gestart. Ik weet ook dat het onderzoek waar ik het hier over heb, en dat via ZonMw verloopt, in de orde van grootte van 0,5 miljoen zal kosten. De twee bedragen van de crowdfunding en Noord-Brabant brengen dat bedrag niet bij elkaar. Ik vind het wel belangrijk dat dat onderzoek wordt gedaan. Ik zal zorgen dat dat onderzoek wordt betaald met additionele middelen vanuit VWS.

De heer Van Gerven heeft eigenlijk de vraag breder gesteld: is er voldoende budget om onderzoek naar de consequenties van Q-koorts te doen? Er zijn verschillende programma's; ik ga ze hier vanavond niet allemaal opnoemen. Maar ja, er is voor het onderzoeksprogramma infectieziekten een bedrag in de orde van grootte van 13 miljoen beschikbaar. In het ZonMw-programma Q-koorts, dat al in 2010 is begonnen, is 5 miljoen beschikbaar gesteld. Via Q-support zijn nog eens zestien onderzoeken naar Q-koorts gefinancierd: kosten zo'n 2,5 miljoen. Het is belangrijk dat dat onderzoek gedaan blijft worden. Ik kom straks nog op het punt van screening en monitoring. Dat kan ook aanleiding zijn tot het doen van nader onderzoek.

De heer Van Gerven heeft gevraagd of het bedrag niet zou moeten worden verdubbeld, of die €15.000 niet €30.000 moet worden. Of het nou €30.000, €60.000, €15.000 of €5.000 is, je neemt het leed niet weg. We hebben als kabinet geprobeerd een bedrag te bepalen. Enkelen van u hebben gevraagd: hoe kom je dan aan dat bedrag? Wel, in het vorige kabinet is een bedrag van 10 miljoen euro beschikbaar gesteld. Dit kabinet heeft een bedrag beschikbaar gesteld voor zowel Q-support 2.0 als voor het gebaar ter financiële erkenning. Samen was dat in de orde van grootte van 14,5 miljoen voor de erkenning.

Wij hadden gedacht dat er misschien ongeveer 1.000 aanvragen zouden komen, maar het bleken er veel meer te zijn. Het aantal bleek in de orde van grootte van 2.000 te zijn. Ik heb altijd geprobeerd om zorgvuldig te communiceren in de richting van uw Kamer, maar ook in de richting van Q-support en Q-uestion, dat het maximaal €15.000 zou zijn. Om dat gepietepeuter voor te zijn, hebben we in het kabinet afgesproken om voor €15.000 voor iedereen te kiezen. Dat is een arbitrair bedrag, dat erken ik ten volle, maar ik geloof niet dat er één bedrag te maken is waardoor het leed kan worden weggenomen.

De heer Van Gerven (SP):
De minister zegt dat het eigenlijk niet om de hoogte van het bedrag gaat, of het nou €15.000 is of nog een nulletje erachter, zei hij zelfs. Ik denk dat dat wel uitmaakt. Eigenlijk erkent de minister dat ook zelf, want het oorspronkelijke plan was maximaal bedrag X en maximaal €15.000. Toen de groep twee keer zo groot bleek te zijn, is de minister bijgedraaid. Toen heeft hij ook bij zichzelf gedacht: stel dat het dan €7.500 per slachtoffer wordt, dat wil ik toch niet voor mijn rekening nemen. Hij weet namelijk heel goed dat dat extra pijn zou doen bij de mensen die het betreft. Als je het bedrag zou verdubbelen, wat de SP voorstelt, zou het dan niet meer tegemoetkomen aan datgene wat bij de patiëntengroep Q-uestion en zijn achterban leeft?

Minister Bruins:
Ik heb het al eerder gezegd: ik geloof niet dat leed in geld te vangen is. Daarom koerst het kabinet op die €15.000.

De heer Van Gerven (SP):
Dat weet ik. Dat heeft de minister gezegd. Mijn vraag is of als je het bedrag zou verdubbelen, dat dan toch niet meer tegemoetkomt aan het gevoelen dat mensen hebben. Er is hun ontzettend veel leed aangedaan door het falen van de overheid. Dat erkent de overheid niet ten volle, maar zij maakt wel een gebaar. Er wordt dus wel tot op zekere hoogte schuld erkend. Als je dan toch die stap zet, is het dan niet goed om die zo te zetten dat de grootste groep van slachtoffers zegt: oké? Het is dan weliswaar een arbitrair bedrag, maar natuurlijk toch substantieel, als het €30.000 zou zijn. Dan kunnen zij in ieder geval voor zichzelf dat boek sluiten.

Minister Bruins:
In het betoog van de heer Van Gerven zit een misverstand. Er is geen sprake van schulderkenning. Dat is ook het lastige. Dit kabinet heeft gedacht: we moeten het niet alleen laten bij woorden van medeleven, maar we moeten ook een vorm van een gebaar maken. Die vorm van een gebaar is een financieel gebaar geworden, waarvoor nu het bedrag van €15.000 is bepaald. Nogmaals, ik denk dat uiteindelijk het leed niet te vangen is in een bedrag.

De voorzitter:
Tot slot, kort, meneer Van Gerven.

De heer Van Gerven (SP):
Met dat gebaar erkent de overheid natuurlijk toch wel een zekere verantwoordelijkheid. Stel dat de overheid echt zou vinden dat zij helemaal geen verantwoordelijkheid draagt voor wat er gebeurd is, dat economische belangen prevaleerden boven gezondheidsbelangen — er wordt algemeen erkend dat dat een rol heeft gespeeld — waardoor er veel te veel slachtoffers zijn gekomen. Het kan toch niet zo zijn dat de minister dat gebaar doet, terwijl de overheid geen enkele schuld of blaam zou treffen? Dat kan toch niet waar zijn? Ten minste, ik heb nog nooit meegemaakt dat dat is gebeurd. Volgens mij klopt het ook niet. Er wordt nu een middenweg gekozen en dat is oké. Maar doe dan wel een middenweg waarbij ook de slachtoffers het gevoel hebben dat zij in hoge mate worden tegemoetgekomen in hun gevoelen slachtoffer te zijn en dat zij in redelijke mate worden gecompenseerd.

Minister Bruins:
Ik heb begrepen dat een dergelijk gebaar wel eens eerder is gedaan, maar dat is zeer uitzonderlijk. Ik denk dat het goed is om te benadrukken dat dit kabinet niet wil blijven bij alleen woorden van medeleven, maar daar ook iets tastbaars aan koppelt. Daarom dat gebaar, de erkenning van €15.000.

Mevrouw Van Kooten-Arissen (PvdD):
Ik hoor de minister zeggen dat er geleerd is van de Q-koortsuitbraak. Ik vraag me toch echt af of dat wel zo is. Er is een extensieve groei van de geitensector alleen al in de afgelopen vijf jaar.

Minister Bruins:
Er is een hele hoop over te zeggen voor mijn departement en het departement van Landbouw. Ik heb aangegeven dat juist vanuit de volksgezondheid de aandacht voor zoönosen — sorry voor dat woord — en de structurele verbetering tussen huisartsen, GGD en RIVM echt veel praktischer is geworden. De partijen hebben lering getrokken uit de Q-koortsepidemie en dat vind ik een pluspunt, dat vind ik winst.

Mevrouw Van Kooten-Arissen (PvdD):
Kennisdeling is goed. Het gaat over de deling van kennis over Q-koorts als de patiënt ziek is geworden, tussen huisartsen, GGD en het RIVM. Maar is de minister het niet met mij eens dat het in dit geval ook beter is om te voorkomen dan te genezen, dat we moeten kijken naar de oorzaken van de Q-koortsuitbraak en de ongebreidelde groei van de geitensector moeten indammen?

Minister Bruins:
Ik heb zojuist in antwoord op een andere vraag van de heer Van Gerven gezegd dat ik het belangrijk vind om onderzoek te blijven doen, om te screenen en de consequenties voor patiënten te monitoren. Ik vind dat ook het volksgezondheidsaspect en dat wil ik hier graag blijven benadrukken, omdat ik vind dat het boek niet dicht kan. Dat er natuurlijk ook nog een hele landbouwzijde aan dit vraagstuk zit, is iets voor een andere tafel.

De voorzitter:
Tot slot, mevrouw.

Mevrouw Van Kooten-Arissen (PvdD):
Dan is het in de ogen van de minister "genezen is beter dan voorkomen". Q-koorts is in heel veel gevallen chronisch en niet te genezen, dus is het zeer kwalijk dat de minister voor Medische Zorg niet wil kijken naar de oorzaken van Q-koortsuitbraak en de gevaren die 600.000 geiten met zich meebrengen.

Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):
Ik wilde even terug naar het vorige punt, dat de heer Van Gerven aanstipte. Er is nu een erkenning, er is een financieel gebaar gemaakt. Ik merk dat de minister bang is voor woorden die mogelijk kunnen leiden tot schadeclaims, om het zo maar te noemen. Maar daar gaat het mij niet om. Het gaat mij erom, zoals ik in mijn inbreng formuleerde, dat wij het hoofd diep moeten buigen over hoe dit gegaan is. Twaalf jaar heeft dit geduurd! Het gaat mij er niet om deze minister als schuldig aan te wijzen, maar ik vind het niet acceptabel dat hij zegt: mij, ons, de politiek treft geen blaam. Dat kan niet!

Minister Bruins:
Twee punten. Ten eerste. Ik ben begonnen met het uitspreken van mijn medeleven, niet in een bijzin maar als belangrijk onderwerp. Ik heb dat hier gezegd en in de correspondentie die ik aan uw Kamer eerder bezorgd en in de gesprekken met Q-uestion. Ik zal dat blijven herhalen. Ik kan mij voorstellen dat er veel leed is, en soms kan ik mij de omvang van het leed bijna niet voorstellen. Ik probeer uit elkaar te halen de hele juridische gang van zaken aan de ene kant, en aan de andere kant het belang van niet alleen woorden, maar ook een daad stellen, een financieel gebaar maken.

Voorzitter, dit heeft inderdaad zeer lang geduurd. Daarom is het goed dat we die regeling snel in elkaar hebben gezet, snel hebben opengezet en proberen ook snel tot een uitkering te komen aan de mensen die het betreft. Ik zou willen dat dit voor de zomervakantie wel is geregeld. Mijn ambitie is om dat te doen, niet omdat overal het boek dan dicht kan, maar misschien wel bij een aantal mensen. Dat zou plezierig zijn. Ja, ik vind ook dat het lang heeft geduurd, maar ik vind het wel belangrijk dat de handschoen is opgepakt, dat we niet alleen maar in woorden zijn blijven steken en dat er ook een gebaar van erkenning, ook in financiële zin, is gemaakt.

Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):
Ik denk dat er niemand is in deze zaal die het er niet mee eens is dat het belangrijk is dat er een gebaar gemaakt wordt, een financieel gebaar. Maar dat gaat voorbij aan mijn opmerking dat het te makkelijk is om te zeggen: ik betuig alleen mijn medeleven, maar dat doe ik als volledige buitenstaander. Nee. Wij zijn als politiek heel nauw betrokken geweest bij de afgelopen jaren. Ik wil graag een uitspraak van deze minister — al neemt hij de woorden over die ik heb gebruikt — dat ook wij politici ons hoofd diep moeten buigen. Want wij hebben mede veroorzaakt dat mensen die lange periode hebben moeten doorstaan, voordat we eindelijk met deze erkenning kwamen. Is de minister niet bereid om dat iets meer naar zich toe te trekken en te zeggen dat dit inderdaad heel lang heeft geduurd en dat de politiek daar een rol in heeft gespeeld?

Minister Bruins:
Ik vind het allerbelangrijkste dat ik dat medeleven betuigde. Dat deed ik niet zo eventjes nebenbei, maar daar maakte ik een belangrijk punt van. Ten tweede. Ik vind dat dit kabinet het niet bij woorden moest laten, maar ook de daad bij het woord moest voegen. Dat heb ik geprobeerd te doen door schnellstens te werken aan de maatregel. Dat zijn de woorden die ik ervoor kies omdat ik het me aantrek dat mensen nog dagdagelijks de consequenties ervaren van de Q-koorts. Dat vind ik ongelofelijk naar. Daarom probeer ik er het mijne aan te doen om een regeling te maken en die ook snel en dedicated uit te voeren. Dat is mijn ambitie.

De voorzitter:
Gaat u verder.

Minister Bruins:
Voorzitter. Ik heb nog één andere vraag uit het betoog van de heer Van Gerven. Hij heeft in zijn betoog de suggestie gedaan om een commissie in te stellen om de schade te bepalen met een soort hardheidsclausule. Voorzitter, u hoorde het al aan het eerste stuk van mijn betoog: ik ben daar geen voorstander van. Er moeten twee zaken van elkaar gescheiden worden. De ene is het gebaar ter erkenning en daarnaast zal de juridische gang van zaken zijn voortgang kennen.

De heer Van Gerven (SP):
Beseft de minister dat als hij niks doet aan dat juridische spel, de mensen die het betreft misschien nog wel acht jaar aan het procederen zijn? We zijn nu een debat aan het voeren waarin iedereen zich erover beklaagt dat het zo lang duurt: acht jaar, tien jaar of langer. Nu zegt de minister dat de mensen de gang naar de rechter kunnen maken en dat hij zich daar niet in gaat mengen. Maar een proces tot aan de Hoge Raad of het Hof van Europa kan wel acht jaar duren. Vindt de minister dat een wenselijke uitkomst?

Minister Bruins:
De woorden "een juridisch spel" zou ik nooit willen gebruiken, maar het is natuurlijk een recht van elke Nederlander om de gang naar de rechter te maken. Los daarvan denk ik dat het belangrijk is dat vanuit het kabinet ten eerste medeleven wordt getoond en ten tweede dat een gebaar ter erkenning wordt geboden, niet alleen met woorden, maar ook met daden. Daarom ook het bedrag van €15.000.

De heer Van Gerven (SP):
De groep waar ik het expliciet over heb, bewandelt nu het juridische traject. Dat is een groep in de orde van grootte van 300 personen. Mijn voorstel is of een commissie van onafhankelijke deskundigen eens naar die groep kan kijken om te voorkomen dat er een jarenlange procedure moet worden gevoerd waarvan de uitkomst ongewis is. Ik wil de minister even een citaat van zijn collega-minister Dekker in herinnering roepen. Hij zei het volgende over de rechtsgang: "Het gaat mij erom dat problemen van mensen snel, effectief en laagdrempelig opgelost worden. Soms kan dat niet anders dan via de rechter, maar vaak kan het ook op een andere manier. Met dit voorstel gaan we ervoor zorgen dat de oplossing centraal staat en niet de procedure. Zo kunnen mensen snel hun probleem achter zich laten en verder gaan met hun leven." Dit gaat over een wetsvoorstel dat minister Dekker onlangs heeft ingediend. Dat had ik in gedachten toen ik dit aan het bestuderen was.

De voorzitter:
Komt u tot uw vraag?

De heer Van Gerven (SP):
Vindt de minister niet ook dat we zoiets zouden moeten doen, bijvoorbeeld voor die groep van 300 personen, om uit dat juridische steekspel te geraken?

Minister Bruins:
Nee, ik geloof niet dat we die weg op moeten. Een commissie inrichten om daarmee juridische procedures af te wenden, lijkt me echt een heel verkeerde route, die we niet moeten opgaan. De juridische gang van zaken moet zijn loop hebben. Daarnaast is er het financiële gebaar dat dit kabinet wil maken.

De voorzitter:
Tot slot, meneer Van Gerven, kort.

De heer Van Gerven (SP):
Maar je kunt toch als overheid, omdat je een zekere verantwoordelijkheid voelt over wat er allemaal is gebeurd, ook kijken naar oplossingen die recht doen aan de positie van de mensen en voorkomen dat mensen vaak jarenlange procedures moeten voeren, waar vaak ook nog een financiële kant aan zit? Is er niet toch een weg te bewandelen om te voorkomen dat die mensen nog jarenlang in alle ellende en juridische procedures zitten?

Minister Bruins:
Ik geloof niet dat iemand het prettig of wenselijk vindt om lange juridische procedures aan te gaan, maar nogmaals zeg ik dat ik niet geloof dat een commissie de weg naar de rechter kan vervangen. Die route moeten wij niet opgaan.

De heer Moorlag (PvdA):
Ik wil graag aansluiten bij het betoog van de heer Van Gerven, want het schrijnt echt aan alle kanten: de onbillijkheid, de onredelijkheid, dat je geheel buiten je schuld wordt getroffen door een vorm van bedrijfsuitoefening met geiten. Maar het schrijnt ook omdat de minister in feite zegt: die juridische aansprakelijkheid moet maar bij de rechter uitgevochten worden. Het was wel de toenmalige regering die heeft besloten om zonder dat er sprake was van aansprakelijkheid en zonder dat de gang naar de rechter werd gemaakt, de ondernemers — de geitenhouders — heel royaal te compenseren. Dat gold niet alleen voor het ruimen van de dieren, maar ook voor het inkomensverlies, omdat ze geen melkopbrengsten hadden. Daar kwam geen advocaat en geen rechter aan te pas. Zelfs mr. Pieter van Vollenhoven heeft zich er het hoofd over gebroken dat daar wel royaal werd gecompenseerd en dat hier de schade niet wordt vergoed. Mijn dringende vraag aan de minister is: wil hij zijn standpunt heroverwegen en recht doen aan die mensen die onevenredig zijn getroffen, en ook recht doen aan de uitspraak van de Ombudsman om dat echt proportioneel te gaan bekijken?

Minister Bruins:
Nee, ik wil het echt laten bij die tweedeling: enerzijds medeleven betuigen — dat zal ik ook blijven doen — en aan de andere kant een financieel gebaar maken ter erkenning van het leed dat is geleden door vele mensen die nog dagelijks de effecten ervaren van de Q-koortsepidemie.

De heer Moorlag (PvdA):
Mijn vraag is dan wel: waarom is die lijn dan niet gekozen naar de ondernemers toe, namelijk het medeleven betuigen dat hun geiten ziek zijn en een gebaar maken van €15.000? Daar was sprake van ondernemersrisico. Dit zijn mensen die zich op geen enkele wijze hebben kunnen behoeden tegen dit risico. Het is een risico dat geheel buiten hun schuld is ontstaan. Dit is geen ondernemersrisico; dit is ook geen burgerrisico. Zou de overheid zich dat niet moeten aantrekken?

Minister Bruins:
Ik kijk echt naar die regeling, voor dat financieel gebaar naar de mensen, vanuit een volksgezondheidsaspect. Ik erken ten volle dat er ook een hele discussie achter kan worden gevoerd over ondernemers, geitenhouders, schapenhouders en wat dies meer zij. Maar ik vind het belangrijk om hier vanavond dit centraal te stellen: enerzijds het erkennen van het leed en het betuigen van het medeleven daarvoor, en anderzijds het maken van een financieel gebaar daarvoor.

De voorzitter:
Tot slot, meneer Moorlag, kort.

De heer Moorlag (PvdA):
Tot slot. De minister zei eerder ook: leed is niet in geld te vangen. Leed is wel degelijk in geld te vangen. Er zijn gewoon maatstaven om letselschade en immateriële schade te becijferen. Dat zou hier toch de maatstaf moeten zijn.

Minister Bruins:
Dan gebruikt de heer Moorlag het woord "schadevergoeding". Maar hier is uitdrukkelijk de schadevergoeding niet aan de orde. Dit staat helemaal los van de schadevergoeding, die de consequentie kan zijn van een juridische procedure. Het gaat hier vanavond over de regeling om een financieel gebaar ter erkenning te maken.

Mevrouw Van Kooten-Arissen (PvdD):
De minister zegt: een gebaar is voldoende en het uiten van medeleven is ook voldoende. Nu is het zo dat een of twee weken voor de verkiezingen op 11 maart 2017 onze minister-president, Mark Rutte, op de lokale zender 1Limburg in het verkiezingsdebat sprak over de Q-koortspatiënten. Hij zei daar: wij moeten sorry zeggen voor hoe het met Q-koorts is gegaan, voor de aanpak. Hij zei ook: de Q-koortspatiënten hebben een individueel recht op vergoeding. En na de verkiezingen blijkt dat het kabinet bij monde van de minister zegt: medeleven is genoeg, en een gebaar van €15.000 is ook genoeg.

Minister Bruins:
Nee, ik geloof niet dat ik dat zo gezegd heb. Ik heb niet gezegd "een gebaar is voldoende" of "woorden van medeleven zijn voldoende". Dat zullen wij bij herhaling moeten blijven uiten, omdat het boek niet dicht kan voor mensen die zijn getroffen door de Q-koortsepidemie. Het gaat dus om én woorden van medeleven én het maken van een financieel gebaar. We moeten er ook voor zorgen dat zo'n regeling met enige voortvarendheid wordt uitgevoerd. Dat vind ik belangrijk. Het lijkt me praktisch. Ik denk dat dat behulpzaam kan zijn. Ik erken — daar ben ik ook mee begonnen — dat dat het leed niet zal wegnemen, zeker niet voor iedereen, zeker niet voor mensen die langdurig zijn getroffen door de effecten, de nadelen, van de epidemie.

Mevrouw Van Kooten-Arissen (PvdD):
Ik heb de minister toch heel duidelijk horen zeggen: ik spreek mijn medeleven uit, en die €15.000 moet niet gezien worden als een vergoeding, maar als een gebaar. Nu vraag ik de minister: hoe staat dat in verhouding met de woorden die minister-president Mark Rutte sprak tijdens een verkiezingsdebat twee weken voor de verkiezingen, waarin hij zei: we moeten sorry zeggen voor onze aanpak omtrent Q-koorts, en de Q-koortspatiënten hebben een individueel recht op vergoeding?

Minister Bruins:
Ik kies mijn woorden. Ik hou het op het medeleven en niet op andere woorden. Of een gebaar voldoende is ... Ik heb tot uitdrukking proberen te brengen dat ik denk dat een gebaar nooit voldoende is en dat we er niet klaar mee zijn, dat we vanavond niet kunnen zeggen: dat was het dan.

De voorzitter:
Tot slot, kort.

Mevrouw Van Kooten-Arissen (PvdD):
Ik word niet heel snel boos tijdens een debat, maar dit is dus wat de woorden van de VVD waard zijn. Ik hoop dat mensen dat beseffen in de aanloop naar de volgende verkiezingen.

(Onrust op de publieke tribune.)

De voorzitter:
Nee, nee. Ik blijf de scheidsrechter, en ik vraag u om niet te applaudisseren. De minister vervolgt zijn beantwoording.

Minister Bruins:
Voorzitter. Er zijn een aantal vragen gesteld door de heer Raemakers van D66. Hij vroeg: is het niet lastig om de periode van de epidemie te benoemen? Daar hebben destijds deskundigen naar gekeken. Het ging over de periode 2007-2010. Daar is nog een jaar aan toegevoegd, zodat mensen een beroep kunnen doen op de tegemoetkomingsregeling als ze door een arts kunnen laten aantonen dat er in die periode van 2007 tot en met 2011 sprake was van het oplopen van een besmetting als gevolg van Q-koorts.

De vraag van de heer Raemakers is ook door anderen gesteld. Je zou kunnen zeggen dat het mogelijk is dat bij de screening op chronische Q-koorts ook in de komende tijd nog iemand wordt opgemerkt die niet eerder is opgemerkt, maar die als gevolg van de Q-koortsepidemie van lang geleden nu toch moet worden gezien als iemand met de diagnose chronische Q-koorts. Zou zo iemand dan een beroep moeten kunnen doen op een vergoedingsregeling? Die vraag triggert mij. Ik denk dat die positief moet worden beantwoord. Ik hoop niet dat het voorkomt, maar stel je voor dat bij de screening op chronische Q-koorts nog een patiënt naar voren komt die eerder niet is gediagnosticeerd of die is gemisdiagnosticeerd. Dan denk ik dat het van belang is dat die patiënt zich wel meldt bij VWS, bij mij. Dan zal ik de medische commissie daarnaar laten kijken, om te zien of we richting die persoon hetzelfde financiële gebaar kunnen maken.

De heer Raemakers (D66):
Ik ben in ieder geval blij met die toezegging, want dat is al wat. Maar de minister ging wel vrij snel over die periode van 2007 tot en met 2011 heen. Ik heb van meerdere mensen gehoord dat zij in 2005, in 2006 of misschien net in 2012 de besmetting hebben opgelopen. Misschien zijn dat 3 mensen, misschien zijn dat 20 mensen of misschien zijn dat 100 mensen. Dat weet ik niet, maar ik krijg daar geluiden over. Ik hoor dat mensen zeggen: ik val niet binnen die periode van 2007 tot 2011. Mijn vraag aan de minister is dus: wat maakt het nou uit of je in 2006 of in 2007 de besmetting hebt opgelopen en waarom trekken we daar niet één lijn in?

Minister Bruins:
Het oogmerk van de regeling is om dat financiële gebaar te koppelen aan de epidemie. Die epidemieperiode heb ik willen benoemen. Daar zit een beginjaar aan, als ik het zo mag uitdrukken, en daar zit ook een eindjaar aan. Dat is de periode 2007-2010, maar er zijn zeker ook voor die tijd slachtoffers te betreuren. Dat geef ik toe, maar dat is niet als gevolg van de epidemie. Dit is de kern van de regeling: als gevolg van de epidemie een financieel gebaar willen maken naar een groep van Q-koortsbenadeelden of Q-koortsslachtoffers.

De heer Raemakers (D66):
Dit vind ik wel een wezenlijk punt, want voordat je een epidemie hebt, moet er natuurlijk een epidemie komen. Dan zijn er dus ook al daarvóór mensen door geraakt. Als dat in 2006 is, wat uiteindelijk heeft geleid tot wat we in 2007 of 2008 officieel "een epidemie" noemen, maakt dat natuurlijk helemaal niks uit voor de mensen die in 2006 besmet zijn geraakt en daar later ziek van zijn geworden. Die mensen zijn net zo hard geraakt. Ik zou de minister dus opnieuw willen vragen of hij dan op z'n minst een inventarisatie kan maken van wie voor 2007 besmet zijn geraakt en ziek zijn geworden en of hij toch ook voor die groep iets kan betekenen.

Minister Bruins:
Nee, ik wil me echt beperken. Het is makkelijk om te zeggen: we maken het grote gebaar, ook ervoor en erna, voor de hele periode. Maar het oogmerk van het kabinet is geweest om voor de slachtoffers als gevolg van de epidemie een financieel gebaar te maken. Vandaar dat ik nogal strikt ben in die procedure, in die framing van het tijdperk. Daarbij plaats ik dus één kanttekening voor mensen die bijvoorbeeld gemisdiagnosticeerd zijn en die als gevolg van de chronische Q-koortsziekte naar voren komen.

Mevrouw Agema (PVV):
Dit debat ging heel erg goed, maar ik schrik me toch te pletter, omdat de minister toch weer een keiharde en koude regeling voorstelt die zich afkadert in een bepaalde periode. Alle partijen in de Tweede Kamer geven aan: als er nu nog mensen zijn die gediagnosticeerd worden met Q-koorts, dan moeten ze alsnog de vergoeding krijgen. En wat zegt de minister? Dat ga ik niet doen.

Minister Bruins:
Ik heb uitgelegd waarom er een restrictie moet zitten aan zo'n regeling, ook om te bepalen over welke groepen het gaat. Ik heb ook gewild dat we niet nog tien jaar studeren op een situatie. Daarom heb ik een periode gecombineerd met de epidemie. Daarvoor is deze regeling, voor deze groep mensen, met één uitbreiding, die ik zojuist in de richting van de heer Raemakers heb genoemd.

Mevrouw Agema (PVV):
Ik ben echt verbijsterd. Mensen zijn overleden of doodziek geworden. Zij lijden aan Q-koorts. Alle woorden van medeleven die ik van de minister in zijn introductie hoorde, zijn niets waard als nu blijkt dat, als er nog mensen gediagnosticeerd worden, die niet meer toegelaten worden tot de regeling. Ik hoorde de minister over een of twee gevallen, maar wij hebben stukken gelezen waaruit blijkt dat er wel 200 tot 300 gevallen gediagnosticeerd kunnen worden. De hele Kamer heeft hier een punt van gemaakt. Ik zeg dus tegen de minister: u kunt deze mensen niet in de kou laten staan. U kunt niet bot en onderkoeld blijven. U moet in actie komen. Ik vraag de minister om al die gevallen die de komende jaren nog boven water komen, ook te honoreren met een vergoeding.

Minister Bruins:
Juist op dat punt heb ik zojuist in de richting van de heer Raemakers een opmerking gemaakt. Als bij de screening zal blijken dat er nog een patiënt of twee patiënten — ik denk dat het echt over een heel enkele patiënt gaat; ik denk niet dat het over grote groepen gaat — naar voren komen die eerder niet zijn gediagnosticeerd of die zijn gemisdiagnosticeerd, terwijl er een relatie is met de epidemie uit de periode 2007-2010, dan vind ik dat zo iemand zich moet kunnen melden bij het ministerie van VWS. Dan zal ik zorgen dat zijn brief onder de aandacht wordt gebracht van de medische commissie. Dat is een uitbreiding van datgene wat ik u eerder per brief heb gemeld, omdat ik vind dat dan ook het gebaar van erkenning moet worden gemaakt.

De voorzitter:
Tot slot, kort.

Mevrouw Agema (PVV):
De minister blijft herhalen dat het over 1 of 2 gevallen zou gaan, maar wij lezen stukken waarin wordt gesproken over 200 tot 300 gevallen. Ik zeg tegen de minister dat hij ervoor moet zorgen dat hij niet zo koud blijft, maar dat hij de regeling openstelt voor alle gevallen die nog boven water komen. Hij moet dat toezeggen aan de Kamer, want iedereen heeft in zijn bijdrage aangegeven dat te willen.

Minister Bruins:
Het is niet mijn oogmerk om koud of kil te willen zijn. Het gaat mij er wel om dat ik geen grote woorden gebruik en dat ik precies ben. Er wordt hier meegeluisterd door veel mensen die veel belangstelling hebben voor de regeling en de situatie, en dat kan ik heel goed begrijpen. Wat ik dus probeer te doen, is precies en zorgvuldig formuleren.

De heer Van Gerven (SP):
Ik begrijp de minister niet. Echt niet. Hij geeft zelf aan dat hij eigenlijk alle mensen die met de epidemie te maken hebben, dat gebaar wil gunnen. Waarom doet hij dat dan niet? Ik noem even de cijfers van 2012. In 2012 waren er 66 gemelde besmettingen. Dat is drie tot vier maal hoger dan gemiddeld, dus toen was die epidemie nog niet uitgewoed. Dat komt omdat de Q-koortsbacterie jarenlang in de lucht kan blijven en heel lang zijn effect heeft. Is de minister met dit cijfer in gedachten niet alsnog bereid om die termijn te laten vervallen en die hele groep dat gebaar te gunnen? Het gaat niet om duizenden patiënten. Het gaat waarschijnlijk om tientallen patiënten, maar die tientallen patiënten hebben een even groot recht als die 2.000 anderen.

Minister Bruins:
Als een patient zich meldt en de dokter zegt dat de besmetting en de Q-koorts te relateren zijn aan de epidemie van de periode 2007-2011, dan denk ik dat een patiënt meegenomen moet worden voor dat gebaar van erkenning. Maar ik moet echt verwijzen naar de brief en de regeling zoals ik u die heb aangeboden, met één precisering zoals ik die net heb uitgesproken in de richting van de heer Raemakers.

De heer Van Gerven (SP):
In 2012 — dat was dus na 2011 — was het aantal besmettingen nog veel hoger dan voordat de epidemie begon, voor 2005. Dat zijn de harde cijfers. Dan kan de minister toch niet met droge ogen zeggen dat hij met de termijn van 2007 tot 2011 in feite vrijwel alle patiënten heeft op wellicht één hoge uitzondering na? Nee, er zijn zeker tientallen en wellicht zelfs meer dan 100 patiënten die niet in beeld zijn voor dat gebaar en die daar wel recht op zouden moeten hebben.

Minister Bruins:
Als we bij de screening naar chronische Q-koorts alsnog die patiënten in beeld krijgen en het te relateren is aan de epidemie uit de periode 2007-2011, dan heb ik al gezegd dat er een mogelijkheid is om een brief te sturen. Dan zal ik dat voorleggen aan de medische commissie.

De voorzitter:
Tot slot, kort.

De heer Van Gerven (SP):
Tot slot. Dat staat toch al vast? De Q-koortsepidemie is veroorzaakt door de geitenhouderij. De enorm hoge aantallen dieren en de massale uitstoot van de Q-koortsbacterie hebben al die duizenden zieken veroorzaakt. Dat is een proces dat tot nu toe is doorgelopen. Daar is toch geen discussie over? Dan kunnen we gaan millimeteren over datum x of y, maar maak gewoon een goed gebaar als je een gebaar maakt, zou ik tot slot willen zeggen.

Minister Bruins:
Ik beoog met de regeling niet het leed weg te nemen — ik zou het prachtig vinden als dat lukt — maar ik probeer voor een grote groep mensen het leed te verzachten met het financiële gebaar ter erkenning. Maar ik wil het wel relateren aan de epidemie van de periode 2007-2011.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik zit toch met dezelfde vragen. De minister geeft aan dat hij het wil relateren aan de epidemie van de periode 2007-2011, maar de tijd schrijdt voort. We zitten nu in 2019 en volgend jaar is het 2020. Nog steeds worden er mensen gediagnosticeerd met Q-koorts. Het wordt steeds ingewikkelder om precies aan te geven wanneer de besmetting heeft plaatsgevonden. Het is dan toch ook een kwestie van een gulle hand uitsteken naar mensen die gedupeerd zijn door iets waar ze part noch deel aan hebben? We kunnen dan toch zeggen dat we een gebaar gaan maken en dat we het niet meer precies gaan hebben over het jaartal? Het kan dan een keer eind 2006 zijn en ook 2012. De heer Van Gerven kwam net met cijfers. Dan is het toch een gul gebaar om te zeggen: we zijn nu zover in de tijd dat we niet meer helemaal gaan terugkijken naar de epidemie, maar de periode ruim nemen? Dan komen we wel met een gebaar en ook met een stukje genoegdoening voor die mensen.

Minister Bruins:
Ik denk dat die periode al ruim is genomen, omdat een flink stuk van de epidemie al tot een afronding is gekomen in het jaar 2010. Daarom is er nog een jaar extra genomen, 2011. Ook aan de kant van het budget is er ruimte gemaakt. Het is niet maximaal 15.000, maar 15.000 per patiënt, per nabestaande. Dit is de regeling en ik denk dat we ons daaraan moeten houden, met die ene uitzondering die ik net heb benoemd in de richting van de heer Raemakers. Het is echt de bedoeling van het kabinet geweest om te relateren aan de epidemie van 2007-2010.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik zou toch aan de minister willen vragen: waar is hij bang voor? Wat vreest hij dat er op hem afkomt als we toch gaan kijken naar besmettingen in 2006 of 2012? Dan is het toch een kwestie van de hand reiken en zeggen: jullie hebben part noch deel aan de situatie, dus ook naar jullie toe doen we een gebaar?

Minister Bruins:
Ik wil mij in dit geval beperken tot de regeling die we hebben gemaakt. Ik denk dat er ook vóór 2006 en na 2012 situaties van Q-koorts optreden. De regeling die we hebben willen maken, is echt gerelateerd aan de grote uitbraak, aan die epidemie. Voor die groep mensen willen wij een financieel gebaar maken.

Mevrouw Van den Berg (CDA):
Ik wil daar toch nog even op doorgaan, want aan de andere kant geeft de minister wel aan — dat heeft de volle steun van het CDA — dat mensen uit met name de risicogroepen gescreend worden. Daar komt straks dan iemand uit die ook Q-koorts blijkt te hebben. Nogmaals, ik vind het niet uit te leggen dat we dan met twee maten gaan meten en zeggen: dat is jammer, want de regeling is nu gesloten.

Minister Bruins:
Dan heb ik mij misschien niet goed uitgedrukt. De mensen met chronische Q-koorts die we in de screening in de komende periode treffen, vallen nou juist in de categorie. Want die screening doen we natuurlijk om mensen op te sporen. We hopen allemaal dat het heel weinig mensen betreft. Maar als er iemand in de groep van gescreende personen is aan wie is toe te kennen dat er een relatie ligt met de epidemie uit 2007-2011, moet zo iemand een brief kunnen sturen naar het ministerie. Dan laat ik de medische commissie daarnaar kijken en moet er ruimte zijn voor hetzelfde gebaar, namelijk erkennen.

Mevrouw Van den Berg (CDA):
Mevrouw Dik-Faber gaf ook al aan dat het steeds moeilijker wordt voor mensen om de relatie te bewijzen, want intussen zijn we acht jaar verder ten opzichte van 2011. Wat moet daar allemaal voor gebeuren? Ik zie dat straks toch een grote groep tussen wal en schip kan vallen. Ik kan dat in ieder geval niet uitleggen.

Minister Bruins:
Ik denk niet dat het een grote groep betreft. Het gaat om een enkel persoon, denk ik. Maar die zou ik juist niet willen missen. Daarom maakte ik tegen de heer Raemakers de opmerking ter uitbreiding van de regeling.

De voorzitter:
Tot slot.

Mevrouw Van den Berg (CDA):
Net is ook al genoemd dat er daarna effecten kunnen zijn geweest, dus in 2012 of in 2013. Ik zou de minister dus toch nog willen oproepen om daar ook naar te kijken en die mensen ook mee te nemen.

Minister Bruins:
Ik heb nu uitgelegd hoe de regeling in elkaar steekt en welke uitbreiding ik daarvoor nog wil plegen.

Voorzitter. Ik heb nog de vraag van de heer Raemakers over de positie van kinderen met Q-koorts. Ik vind dat onderzoek belangrijk. Ik heb het zojuist ook in de richting van de heer Van Gerven gezegd: ik vind het belangrijk dat we oog hebben voor de positie van kinderen met Q-koorts en dat daarnaar onderzoek wordt gedaan. In het ZonMw-programma is daar ook budget voor vrijgemaakt.

Dan het punt van de keuringsartsen van het UWV. De vraag van de heer Raemakers was om ervoor te zorgen dat de keuringsartsen beter bekend zijn met het herkennen en erkennen van de gevolgen van Q-koorts. Ik heb hierover gesproken met Q-support, omdat ik denk dat het belangrijk is dat de kennis die er is bij Q-support, en misschien ook de kennis die beschikbaar is bij Q-uestion, goed wordt gedeeld bij het UWV. Ik heb begrepen dat de bedoeling is dat er een klankbordgroep wordt ingericht waarbij ook een afvaardiging van het UWV wordt betrokken. Dat is een klankbordgroep van Q-support. Ik ken die organisatie van het UWV een beetje, dus ik ben graag bereid om daar actief naar te kijken.

De heer Raemakers (D66):
Voorzitter. Dank voor ook weer deze toezegging. Ik denk dat die heel belangrijk is. Ik wil nog even terug naar de kinderen en naar het onderzoek dat zal worden gedaan bij kinderen die mogelijk in de komende jaren ook Q-koorts krijgen, of merken dat ze Q-koorts hebben. Ik vind het heel belangrijk om, als kinderen ziek worden of als er een verdenking is dat iets misschien Q-koorts zou kunnen zijn, die kinderen heel goed te monitoren en heel goed in de gaten te houden hoe wij die kinderen goede zorg kunnen leveren. We hebben gespecialiseerde plaatsen in Nederland waar ze goed zijn in zorg geven aan kinderen. Als het gaat om die zorgcomponent, kan de minister dan toezeggen dat hij kinderen goed monitort en daar ook goede zorg voor kan leveren?

Minister Bruins:
Ik vind het belangrijk om dat te doen. Ik ben ook van plan om u rond de zomer een eerste voortgangsrapportage aan te bieden, waarin ik inga op de uitvoering van de regeling die wij hier vanavond bespreken, maar waarbij het ook gaat over welk onderzoek er wordt gedaan en welke vorderingen er zijn op het gebied van monitoring en screening. Ik wil over de voortgang daarvan berichten om te laten zien dat het kabinet en wij — ik weet ook dat u dat zo vindt — dit onderwerp niet loslaten. En dat wij daarbij betrokken blijven, zowel bij de volwassenen als bij de kinderen.

De voorzitter:
Tot slot, kort.

De heer Raemakers (D66):
En als het gaat over de zorgcomponent: weet de minister zeker dat er altijd specifieke zorg op maat is voor Q-koorts bij kinderen, dus op kinderen gerichte zorg?

Minister Bruins:
Ik weet dat er, als er uit de screening mensen komen met vormen van chronische Q-koorts, specialisten klaarstaan — ik zeg het iets te huiselijk — in verschillende ziekenhuizen. En ik zal mij erover laten informeren of dat ook geldt voor jongere patiënten en kijken wat daarvoor nodig is. Ik ben voornemens om daarop terug te komen in de rapportage die ik zonet noemde.

Ik heb inmiddels een aantal vragen van de heer Moorlag beantwoord. De heer Moorlag heeft ook nog gevraagd naar onafhankelijk onderzoek om de schade in ieder individueel geval te kunnen beoordelen. Eigenlijk volgt het uit het betoog dat ik eerder heb gehouden: ik geloof dat wij aan de ene kant dat financiële gebaar willen maken; aan de andere kant zijn er de juridische procedures. Een vraag naar een onafhankelijk onderzoek naar individuele gevallen om de schadevergoeding per persoon te beoordelen, moet niet worden beantwoord aan de kant van de overheid, maar aan de kant van de rechter. Als het gaat over schadevergoeding dus. Ik moet mij vanavond concentreren op dat financiële gebaar.

Inmiddels heb ik ook een aantal vragen van mevrouw Ellemeet beantwoord. Mevrouw Ellemeet heeft verder nog gevraagd of ik bereid ben om een gesprek te voeren met jongeren die Q-koorts hebben. Jazeker. Ik heb eerder gesprekken gevoerd met Q-uestion. Ik heb ook tegen de vereniging Q-uestion gezegd dat ik graag bereid ben om het gesprek voort te zetten. Als in een vervolggesprek andere patiënten willen deelnemen aan het gesprek, zijn ze daartoe uitgenodigd. Dat geldt ook voor jongeren. Ik zal een gesprek op touw zetten met een aantal jongeren om te kijken naar de consequenties van Q-koorts voor hun leven, voor hun studie, voor hun werk.

Voorzitter. Dan in de richting van mevrouw Dik-Faber. Zij heeft een appel gedaan om de regeling snel uit te voeren. Ik zou dat heel graag willen. De bedoeling is om voor de zomer, 22 weken na 31 januari, zo veel mogelijk geld bij de mensen op de rekening te kunnen storten.

De voorzitter:
U dacht de vragen van GroenLinks te hebben beantwoord, maar er staat nog een lijstje over het houden van dieren, meen ik.

Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):
Dat klopt, voorzitter. Ik had ook een vraag naar aanleiding van het signaleringsoverleg dat is opgezet door de minister met zijn collega van LNV. Ik heb gevraagd of daarin ook de impact van megastallen wordt meegenomen als risico voor het uitbreken van een dierziekte.

Minister Bruins:
Dat signaleringsoverleg verschilt per regio. Daar waar er meer stallen zijn, zal het overleg daar ook meer op gericht zijn. Daar waar meer dieren worden gehouden, zullen huisartsen en GGD'en er meer op gespitst zijn dan in andere gebieden. Tot zover mijn kennis. Ik beantwoord meer specifieke vragen van mevrouw Ellemeet graag, maar dan moet ik even terug naar de mensen die aan tafel schuiven bij dat signaleringsoverleg.

Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):
Mijn invalshoek is net een andere. Ik begrijp natuurlijk dat de betrokken artsen goed signaleren en extra alert zijn als er meer intensieve veehouderijen zijn. Maar het gaat mij om het volgende. Het feit dat er intensieve veehouderij is en dat er megastallen zijn, vergroot het risico. Alleen dat feit vergroot het risico op de uitbraak van ziektes. Wordt dat meegenomen in de risicoanalyses? Dat is dus wat anders dan signaleren of er al sprake is van een uitbraak en dan goed optreden.

Minister Bruins:
Ik neem aan dat dit extra alertheid vraagt van huisartsen of mensen die bij de GGD werken in gebieden waar sprake is van dergelijke grootschalige veehouderij. Laat mij dat checken. Dan zal ik mevrouw Ellemeet daarover informeren. Het lijkt mij een goede vraag. Als het antwoord niet precies genoeg is, verbeter ik me graag op dat punt.

De voorzitter:
Bedoelt u in tweede termijn of in de brief die u bij de voortgangsrapportage schrijft?

Minister Bruins:
Ik denk dat ik dit betrek bij de voortgangsrapportage. Ik zal zorgen dat die uiterlijk in de zomervakantie wordt bezorgd bij uw Kamer.

De voorzitter:
Gaat u verder.

Minister Bruins:
In de richting van mevrouw Dik-Faber nog het punt van het aantal aanvragen. We hadden ingeschat dat het er 1.000 zouden zijn. Het worden er nu 2.000. Ze vroeg of ik dat kan uitleggen. Het zijn steeds schattingen en ramingen geweest. Wij dachten dat het bij 1.000 aanvragen zou blijven. Nu zijn er 2.000 aanvragen. Ik zal in de voortgangsrapportage opnemen in hoeveel gevallen er sprake kan zijn van een toewijzing en hoe vaak er sprake zal zijn van een afwijzing. Ik zal ook aangeven hoe vaak er sprake is geweest van bezwaar of beroep. Dan kan ik u dus de feiten op een rijtje bieden.

Dan de vraag hoe de minister gaat garanderen dat de screening die via de huisartsen gaat plaatsvinden, dekkend zal zijn. Ik geloof dat dat het woord is dat mevrouw Dik-Faber heeft gebruikt. We beginnen in de kern van waar de Q-koortsepidemie heeft plaatsgevonden. Daar gaan we eerst patiënten screenen. Dat gaat via de huisartsen. Aanvankelijk hadden we gedacht dat dit via de specialisten zou kunnen verlopen, maar het directe contact tussen burger en specialist is veel minder intensief dan tussen burger en huisarts. Daarom hebben we gekozen voor de huisarts. Dat is praktischer. Dat gaat ook snel van start. Het gaat niet pas starten in Q2, zoals ik u eerder in de brief heb gemeld. We gaan in de komende week starten. We beginnen met een groep van veertien huisartsen met een populatie van ordegrootte 40.000 patiënten. We kijken dan wat de consequenties zijn en van daaruit werken we waar nodig verder naar andere groepen. Zoals gezegd, dat gebeurt aan de hand van de diagnosecodes waarover de huisartsen beschikken. Als het nodig is en de effecten zodanig zijn dat uit een screeningsprogramma blijkt dat iemand is besmet, dan staan specialisten in een ziekenhuis gereed om mensen te behandelen voor de consequenties van Q-koorts.

Dan de vraag wat Q-support 2.0 concreet gaat doen. De kern van de nieuwe opdracht luidt dat Q-support patiënten voor verdere begeleiding zorgvuldig gaat overdragen aan de gemeente van herkomst. Q-support 2.0 staat vervolgens de professionals van deze gemeente bij. Ze fungeren als steun- en adviespunt en als vraagbaak voor alle professionals die een rol spelen bij het adviseren en begeleiden van Q-koortspatiënten.

Dan de warme overdracht: hoe kun je die het best garanderen? De overdracht lukt in de ene gemeente beter dan in de andere gemeente. Daarom heb ik samen met Q-support een brief geschreven aan alle gemeenten, om te zorgen dat die overdracht goed verloopt. Ik dacht dat uw Kamer die brief heeft gezien. Laat ik op mij nemen dat ik de vorderingen op dit punt betrek bij de voortgangsrapportage die ik u zojuist heb toegezegd.

Dan kom ik bij het betoog van mevrouw Van den Berg. Ook daarvoor geldt dat de meeste vragen inmiddels zijn beantwoord, maar toch staat een enkele nog open. Klopt het dat het gebaar geen invloed heeft op het vermogen in box 3 en de huurtoeslag? Dat is juist.

Ik las even een pauze in.

De voorzitter:
Er was blijkbaar nog een vraag blijven liggen. Gaat u uw gang, mevrouw Dik-Faber.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Er was inderdaad een belangrijke vraag blijven liggen. Heeft de minister het idee dat verzekeraars en instanties à la UWV voldoende zijn gespitst op de diagnose Q-koorts? Worden mensen daar voldoende begrepen en voldoende begeleid? Krijgt de minister signalen dat het op orde is, of moet het nog beter? Heeft hij die signalen niet, zou hij dan zijn licht willen opsteken? Dat zijn mijn vragen.

Minister Bruins:
Ik dacht dat ik die vraag beantwoord had, maar dan ben ik niet duidelijk genoeg geweest. Er is een aperte wil bij het UWV om de kennis van Q-support en Q-uestion te gebruiken. Er is een klankbordgroep van Q-support ingericht, waaraan een vertegenwoordiger van het UWV zal deelnemen. In de medische commissie zit iemand van het UWV. Ik heb ook gezegd: omdat ik de UWV-organisatie ken, wil ik bevorderen dat de kennis uit de praktijk wordt gebruikt bij de verzekeringsdeskundige artsen van het UWV.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Mijn dank aan de minister voor deze beantwoording; verhelderend. Mijn excuses dat het mij even ontgaan was.

Minister Bruins:
Voorzitter. Mevrouw Van den Berg heeft nog de volgende vraag gesteld: het CDA begrijpt dat er een aantal specifieke therapieën zijn die bij Q-koortspatiënten tot meer kwaliteit van leven leiden; is de wetenschappelijke onderbouwing klaar en heeft het Kwaliteitsinstituut geadviseerd? Dat moet ik navragen. Ik dacht dat de wetenschappelijke onderbouwing nog niet gereed was, maar ik zorg dat in eerdergenoemde rapportage hiervan gewag wordt gemaakt.

Mevrouw Van den Berg heeft, zoals mevrouw Dik-Faber het UWV noemde in haar betoog, een punt gemaakt van de Wmo-aanvragen. Ik heb de brief aan de gemeenten gestuurd om te zorgen dat de kennis van Q-support goed bij de gemeenten landt. Ik zal mij blijven inzetten om te zorgen dat de verbinding tussen Q-support en de gemeenten goed en sterk blijft. Tot zover het betoog van mevrouw Van den Berg.

De voorzitter:
Een ogenblik, want op mijn lijstje staat het punt van de basisverzekering nog open. Maar u gaat over uw eigen lijstje, mevrouw Van den Berg.

Mevrouw Van den Berg (CDA):
Ik had in ieder geval op mijn lijstje nog staan dat er voor zover wij weten nog wel onderzoek is naar chronische Q-koorts maar niet naar het Q-koortsvermoeidheidssyndroom. Onzes inziens zou het goed zijn om de hele groep te blijven monitoren.

Minister Bruins:
Ook als het gaat om het Q-koortsvermoeidheidssyndroom is al veel onderzoek geweest en dat wordt verwerkt in de richtlijn die daarvoor wordt opgesteld. Dus daar is al veel onderzoek naar gedaan.

Ik zie nu dat ik een vraag van mevrouw Van den Berg nog niet heb beantwoord. Dat is de vraag of ik bereid ben om een landelijk centrum voor zoönosen op te zetten. Dat gaat over het steunpunt dat binnen 48 uur klaar moet zijn. De werkwijze die we inmiddels kennen tussen huisartsen, GGD en RIVM is zodanig actief dat het inrichten van een separaat steunpunt nu niet nodig is. Op het moment dat er een uitbraak dreigt, kan het steunpunt in de regio waar het om gaat — dat zal heel vaak in een bepaalde regio moeten zijn — snel door de GGD worden opgezet. Als het nodig is om er een landelijke structuur van te maken, zijn wij aan zet en zal ik zorgen dat het via het RIVM wordt georganiseerd, om een dergelijk steunpunt snel in te richten.

De heer Rutte heeft gevraagd wanneer de uitkering wordt betaald. Daar heb ik inmiddels een antwoord op gegeven. De heer Rutte heeft het belang benadrukt van het blijven doen van onderzoek. Hij heeft het verder gehad over de screening door het RIVM en de richtlijn die daarbij hoort. Hij heeft daarbij gezegd dat het niet alleen een papieren richtlijn moet zijn, wat ik geheel en al met hem eens ben. Ik vind dat het van belang is om nu snel te starten met die screening. Zoals gezegd wordt daar ook snel mee gestart. Ik denk dat dat deze week en anders volgende week kan zijn.

Mevrouw Agema heeft gevraagd waarop het bedrag van €15.000 is gebaseerd. Daar ben ik inmiddels op ingegaan. Ook op het feit dat het een gebaar is en geen schadevergoeding, ben ik ingegaan.

Mevrouw Agema heeft verder gevraagd waarom niet een gebaar ter erkenning is aangeboden voor acute Q-koorts. De inrichting van het gebaar ter erkenning is zodanig dat we die willen inrichten voor langdurige en ernstige gevolgen. Dat geldt voor mensen met chronische Q-koorts of met QVS of gelijkend. Dat zijn de verschillende groepen. Dus is het niet voor mensen die er slechts heel kort of misschien wel helemaal niet last van hebben gehad.

Dan het punt van het aaien van het lammetje. Bij het aaien van een lammetje is er sprake van een veehouderij met een publieksfunctie. Dan zijn waarschuwingsborden niet nodig. In een ander geval wel. Waarschuwingsborden zijn geplaatst bij bedrijven met de besmetstatus Q-koorts. Sinds mei 2016 zijn er geen bedrijven meer met de besmetstatus Q-koorts.

Mevrouw Agema heeft verder gevraagd of er waarborgen te geven zijn dat Nederland Q-koortsvrij kan worden gehouden. Een dergelijke garantie valt niet te geven. De ervaring leert dat in Nederland elk jaar een enkel Q-koortsgeval de kop opsteekt, maar wij willen in ieder geval geen herhaling van een epidemie met een omvang zoals die in de periode 2007-2010.

De voorzitter:
Ik wil er altijd op toezien dat alle vragen worden beantwoord. Mevrouw Agema had nog een vraag staan over de ontheffing.

Mevrouw Agema (PVV):
Voorzitter, ik vind de beantwoording nogal pover. Ik heb een hele reeks vragen gesteld aan de minister en dan is het: nou ja, die €15.000 is nergens op gebaseerd, de acute Q-koorts tellen we niet mee en de borden zijn later in de velden geplaatst. Ik stelde destijds namens mijn fractie voor om dat te doen. Dat voorstel werd afgewezen. Ik vroeg de minister om een beschouwing, hoe hij terugkijkt op de tijd van toen. Veel later werden er wel borden geplaatst, maar niet toen de epidemie al lang en breed bezig was. Dat vroeg ik. Ik vroeg niet om even vlotjes te antwoorden, patsboem, patsboem, patsboem, dag mevrouw Agema, gaat u maar weer! Wij bereiden dit soort debatten zorgvuldig voor. Ik wil eigenlijk niet zo behandeld worden, voorzitter.

De voorzitter:
En uw concrete vraag aan de minister is ...?

Mevrouw Agema (PVV):
Ik heb gevraagd of er sprake is van onderzoek en behandeling en of er geld beschikbaar is voor de mensen met deze ziektebeelden, hoe dat er uitziet in ons land, hoe dat vormgegeven is. Ik heb hem gevraagd of er niet altijd waarschuwingsborden moeten worden geplaatst bij veehoudersbedrijven. Ik heb zo veel gevraagd en ik ben net gewoon even afgepoeierd en afgeserveerd. Ik ben daar teleurgesteld over.

De voorzitter:
Ik geef het woord aan de minister.

Minister Bruins:
Voorzitter. Ik dacht dat ik vragen over onderzoek en behandeling het afgelopen uur in de richting van verschillende andere sprekers uitgebreid had beantwoord. Over de waarschuwingsborden heb ik u datgene geantwoord wat ik in de tijd tussen de uitgesproken vraag van mevrouw Agema en nu heb kunnen vinden. Maar ik ben graag bereid om daar nader mijn licht over op te steken bij mijn eigen departement en zo nodig bij het departement van LNV.

De voorzitter:
Mevrouw Agema?

Mevrouw Agema (PVV):
Ik had de minister ook gevraagd om een beschouwing. Ik had het bijvoorbeeld over een motie uit 2009, waarin we voorstelden om de bedrijven die getroffen waren te beborden, zodat mensen die in de regio gingen fietsen of een dagje uit gingen, gewaarschuwd zouden worden. Daar was allemaal geen behoefte aan in die tijd. Mijn vraag aan de minister was hoe hij daar met de wijsheid van nu op terugkijkt. Ik vind dat een belangrijke vraag, want er is toen vrij achteloos mee omgegaan, maar nu wordt zo'n vraag ook eventjes afgedaan als: patsboem, klaar.

Minister Bruins:
Dat zou ik heel vervelend vinden. Ik denk dat ik mij vanavond heb geconcentreerd op het onderwerp van het debat: het gebaar ter financiële erkenning. Aan een nadere beschouwing was ik eerlijk gezegd nog niet toe, maar ik zou best een poging willen wagen om iets meer te zeggen uit het oogpunt van publieksinformatie. Dat wil ik graag doen. Ik bied u dat dan graag eerst schriftelijk aan in een voortgangsrapportage. Als daarover het gesprek moet worden gevoerd, ben ik daar graag toe bereid. Het onderwerp is er belangrijk genoeg voor.

De voorzitter:
Tot slot.

Mevrouw Agema (PVV):
De minister kan het debat van vandaag afkaderen tot "we hadden het alleen over de financiële regeling", maar de Kamer gaat natuurlijk wel over haar eigen inbreng. Op het moment dat ik een ander debat aanvraag dat over de Q-koorts en over die bespiegelingen zou gaan, dan krijg ik zo'n debat niet. Ik mag hier alle vragen stellen die ik wil stellen. Ik mag de minister vragen naar zo'n bespiegeling. Ik vind het dus echt belachelijk dat de minister zich zo beperkt heeft voorbereid op dit debat. En als het dan gaat over die financiële regeling: ik heb de minister gevraagd hoe hij aan die €15.000 komt en daar heeft hij eigenlijk ook geen antwoord op. Het is puur een slag in de lucht. Niemand weet waar die €15.000 nou op gebaseerd is, zelfs de minister niet.

Minister Bruins:
Ja, maar dat is eigenlijk mijn tekst. Die €15.000 is niet gebaseerd op een bepaalde regeling die wij kennen uit het verleden. Ik heb u gezegd dat wij dat bedrag ongeveer hebben bepaald aan de hand van het budget dat er was en het aantal verwachte aanvragers.

Mevrouw Agema (PVV):
Ik neem in ieder geval de toezegging van harte aan dat hij op mijn vragen nog breder terug zal komen in een brief of een voortgangsrapportage.

Mevrouw Van den Berg (CDA):
In ieder geval dank aan de minister dat hij schriftelijk terugkomt op onze vraag over de therapieën, namelijk of die voldoende onderbouwd zijn en of die in de basisverzekering worden meegenomen. Ook dank dat de minister zei: er kan snel een praktisch steunpunt, bijvoorbeeld bij de GGD, worden ingericht als dat nodig is. Maar wij hadden ook nog de vraag staan of in de protocollen het patiëntenperspectief nu wel voldoende is meegenomen. Die vraag staat bij ons nog open, voorzitter.

Minister Bruins:
Ik dacht dat dat patiëntenprotocol inmiddels goed is meegenomen, maar ik zal dat dubbelchecken. Dat antwoord neem ik dan op in die voortgangsrapportage.

Voorzitter, tot zover.

De voorzitter:
Ik kijk naar de leden. Ik begreep dat er enige behoefte was aan enkele ogenblikken schorsing. We doen vijf minuten, want mensen wachten al heel lang en anders wordt het te laat. Ik schors de vergadering voor vijf minuten en daarna gaan we het tweede deel van de Kamer doen. In dat deel spreken de Kamerleden nog twee minuten en dienen zij eventueel moties in. En de regering zal dan weer op deze moties reageren. Dat is altijd het tweede deel van een debat, zeg ik even tegen het publiek.

Maar u heeft nog een vraag.

Mevrouw Agema (PVV):
Er was nog een vraag blijven liggen over de geitenhouders die niet vaccineren.

De voorzitter:
De ontheffingen. Kan de minister daarop reageren?

Minister Bruins:
Ik heb niet het goede briefje bij me, maar er is één bedrijf dat ontheffing heeft gekregen van de vaccineerplicht. Dat bedrijf staat onder verzwaarde controle van de NVWA.

Mevrouw Agema (PVV):
Nou ja, voorzitter. Zou de minister niet van mening moeten zijn dat dat gewoon ontoelaatbaar is? Zo'n bedrijf kan toch zeker niet in bedrijf blijven als er een ziekte door verspreid kan worden, die de dood tot gevolg kan hebben?

Minister Bruins:
Nee. Ik denk dat er juist door die verzwaarde controle van de NVWA een redelijke en acceptabele werkwijze is gevonden.

De voorzitter:
Dank u wel. Ik schors de vergadering vijf minuten. Nee, ik maak er zeven minuten van en schors de vergadering tot 22.00 uur. Dan gaan we verder met de tweede termijn van de zijde van de Kamer.

De vergadering wordt van 21.54 uur tot 22.04 uur geschorst.

De voorzitter:
Wij gaan verder met het debat. Van de zijde van de Kamer is er een kleine wijziging in de volgorde van sprekers, want ik geef als eerste het woord aan de heer Van Gerven van de SP.


Termijn inbreng

De heer Van Gerven (SP):
Voorzitter. Ik zal beginnen met het voorlezen van een viertal moties.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat volgens de huidige regeling enkel patiënten die tussen januari 2007 en december 2011 Q-koorts opliepen voor een financiële tegemoetkoming van €15.000 in aanmerking komen;

constaterende dat ook in 2005 en 2006 en ná december 2011 mensen Q-koorts hebben opgelopen, met vergelijkbare gevolgen en vergelijkbaar leed;

van mening dat alle Q-koortsslachtoffers vanaf 2005 voor een financiële tegemoetkoming in aanmerking moeten komen;

verzoekt de regering de financiële regeling te verbreden naar patiënten die tot op heden Q-koorts hebben opgelopen en de aanvraagprocedure daartoe opnieuw open te zetten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Gerven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 53 (25295).

En voordat u verdergaat, meneer Van Gerven, even dit; het gaat niet van uw spreektijd af. Omdat er veel belangstelling is en ik weet dat niet iedereen op de publieke tribune en thuis weet hoe dit soort debatten altijd loopt: iemand vraagt of de Kamer de indiening van een motie ondersteunt, en later gaat de Kamer over de ingediende motie dan stemmen. Gaat u verder, meneer Van Gerven.

De heer Van Gerven (SP):
De tweede motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat volgens de huidige regeling Q-koortspatiënten een financiële tegemoetkoming van €15.000 krijgen;

constaterende dat dit bedrag voor veel Q-koortspatiënten bij lange na niet de geleden schade vergoedt;

constaterende dat volgens stichting Q-uestion een bedrag van €30.000 voor 95% van de slachtoffers voldoende is om het boek te kunnen sluiten;

verzoekt de regering de financiële tegemoetkoming te verhogen van €15.000 naar €30.000 per persoon,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Gerven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 54 (25295).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat volgens de huidige regeling Q-koortspatiënten een financiële tegemoetkoming van €15.000 krijgen;

constaterende dat dit bedrag voor veel Q-koortspatiënten bij lange na niet de geleden schade vergoed;

verzoekt de regering een onafhankelijke commissie in te stellen om te komen tot een financiële tegemoetkoming uitgaande van een compensatie op maat voor diegenen die buitenproportionele schade hebben geleden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Gerven en Van Kooten-Arissen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 55 (25295).

De heer Van Gerven (SP):
En dan de laatste motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat over de gevolgen van Q-koortsbesmetting bij kinderen weinig bekend is;

verzoekt de regering extra middelen vrij te maken voor onderzoek naar Q-koorts bij kinderen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Gerven en Van Kooten-Arissen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 56 (25295).

De heer Van Gerven (SP):
Afrondend zou ik tegen de minister willen zeggen: toon wat meer souplesse en hart voor de Q-koortspatiënten.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik het woord aan de heer Raemakers.

De heer Raemakers (D66):
Voorzitter, dank u wel. Ik vond dit een ontzettend zwaar debat, een moeilijk debat. Ik denk dat je als politicus in dit huis best weleens een moeilijk debat hebt, maar dit vond ik niet zozeer als politicus een zwaar debat, maar als mens. Ik wil dan ook allereerst alle mensen die vandaag de moeite hebben genomen om dit debat te bezoeken heel erg bedanken dat ze er waren. En ik wil diegenen die het nodig hebben ook heel veel sterkte wensen, als mens. Dat vooraf.

Als ik kijk naar het debat, dan ben ik heel blij met de toezegging die ik heb gekregen over het UWV en ook over de positie van kinderen. Dat zijn toezeggingen waar mensen, denk ik, echt wat mee kunnen. Maar er zijn ook twee dingen waar ik nog niet tevreden mee ben. Allereerst zijn dat de mensen die besmet zijn geraakt voor 2007. Om dat echt duidelijk te maken: het gaat ons echt niet over mensen die in 1995 besmet zijn geraakt, want inderdaad, zo ver loopt het niet terug. Maar we weten gewoon dat er in 2005 aantoonbaar besmettingen waren op bedrijven en dat mensen ziek zijn geworden. Daarover, maar ook over wat je nu gaat doen met toekomstige gevallen, zal mevrouw Dik-Faber zo meteen een motie indienen. Die motie dient zij niet alleen in namens de ChristenUnie, maar ook namens D66 en het CDA. Wij hopen dat we met die motie weer een volgende stap kunnen zetten.

Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik het woord aan mevrouw Van Kooten-Arissen. Of wilt u nog even wachten? Dan geef ik eerst de heer Moorlag het woord en heeft u rustig de tijd om verder te gaan.

De heer Moorlag (PvdA):
Voorzitter. Ik vind dit een teleurstellend debat. De minister toont alle eigenschappen te hebben die slagroom ook heeft: hoe harder je klopt, hoe stijver hij wordt en hoe stugger hij in zijn standpunten wordt. Ik vind dat heel jammer. Ik vind dat de mensen hier echt heel groot onrecht wordt aangedaan. Ik vind het jammer dat de minister echt in beton gegoten standpunten inneemt. Ik vind dat er maatwerk moet komen om proportionaliteit te krijgen tussen het leed, het lijden en de schade van de mensen en de hoogte van de compensatie. Daarom de volgende motie, voorzitter.

De voorzitter:
Voordat u die gaat voorlezen, geef ik mevrouw Dik-Faber het woord.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
De heer Moorlag heeft grote woorden naar deze minister. Maar als de heer Moorlag het nou zo belangrijk vindt, dan zou ik toch aan hem willen vragen waarom het vorige kabinet, waar de Partij van de Arbeid in zat, pas de moeite heeft genomen om toen het demissionair was, in 2017, met een regeling te komen.

De heer Moorlag (PvdA):
Dit zijn nou typisch jij-bakken die we volgens mij in dit debat niet zouden moeten bezigen. We hebben nu, op dit moment, deze avond hier in deze Kamer een politieke beoordeling te maken van de situatie zoals die nu is, op basis van de feiten en de omstandigheden zoals die nu zijn. De PvdA loopt niet weg voor haar verantwoordelijkheid, maar wil haar verantwoordelijkheid nemen. Als je kijkt naar wat de effecten zijn voor de mensen, dan moet je nu vaststellen dat een deel van de mensen in de verste verte niet toereikend wordt gecompenseerd. Daarom bezig ik de woorden zoals ik ze bezig. Want echt, met de grootste lenigheid van geest kun je aan gewone mensen niet uitleggen dat zij risico's moeten nemen en de consequenties moeten dragen van iets waar ze zelf helemaal geen invloed op hadden, terwijl de overheid niet adequaat en niet proportioneel heeft gehandeld. Dat is door de Ombudsman vastgesteld.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik was niet degene die begon met jij-bakken. Volgens mij was dat iemand anders in dit debat. Ik stel vast dat de situatie in 2017 vergelijkbaar was met die van nu. We hebben nu te maken met Q-koortspatiënten. In 2017 wisten we dat ook al. Dus als de Partij van de Arbeid het zo belangrijk vond, had ze toen met een betere regeling kunnen komen. Dat heeft dit kabinet wel gedaan. We hebben een regeling gekregen van het vorige kabinet. Dit kabinet heeft gezegd: we doen er nog een schep bovenop, we gaan het geld verdubbelen. Dat is gebeurd. Natuurlijk snap ik heel goed de pijn van mensen en natuurlijk zal het nooit voldoende kunnen zijn om aan pijn en verdriet tegemoet te komen. Maar om nu grote kritiek te hebben op dit kabinet en op deze minister, terwijl je in het vorige kabinet pas in een demissionaire periode de moeite hebt genomen om met een regeling te komen, die dit kabinet nog verder verbeterd heeft, vind ik gewoon echt niet gepast.

De heer Moorlag (PvdA):
Op zichzelf is de regeling die er ligt voor een aantal gevallen een adequate regeling. Maar zoals de heer Van Gerven ook stelde: voor een aantal honderden mensen is het gewoon niet proportioneel. Die balans moet je nu gaan opmaken. Ik ben jarenlang vakbondsbestuurder geweest. Wij maakten een sociaal plan met een regeling erin. Die regeling was bepalend, maar er zat altijd een slotbepaling in, en dat was de hardheidsclausule. Als alles volgens de regels verliep maar er aan het eind toch mensen onbillijk werden behandeld, dan had je de ruimte om die onbillijkheid weg te nemen. Dat is mijn appel vanavond: laat dat onafhankelijk en deskundig vaststellen en ga dan op basis van de discretionaire bevoegdheid, dus niet omdat je het wettelijk verplicht bent of omdat je schuld aanvaardt, ruimhartiger zijn voor de mensen die niet proportioneel worden behandeld.

De voorzitter:
Dank u wel. Gaat u uw moties voordragen.

De heer Moorlag (PvdA):
Voorzitter, de motie luidt als volgt.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat Q-koorts ernstige gezondheidsschade, lijden en leed heeft veroorzaakt;

overwegende dat het een groot onrecht is de daaruit voortgekomen materiële en immateriële schade voor risico en rekening van de slachtoffers te laten komen;

verzoekt de regering bij de slachtoffers van Q-koorts en nabestaanden van slachtoffers op onafhankelijke, deskundige wijze individueel te laten onderzoeken en te laten bepalen welke compensatie in verhouding staat tot het leed, het lijden en de geleden schade, en de Kamer hierover voor 1 oktober 2019 te berichten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Moorlag. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 57 (25295).

De heer Moorlag (PvdA):
Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan ga ik naar mevrouw Van Kooten-Arissen.

Mevrouw Van Kooten-Arissen (PvdD):
Voorzitter, dank u wel. Ik ben net moeder geworden, dus ik moest net even kolven. Ik heb vier moties, dus daarom geen inleiding.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het aantal gehouden geiten in Nederland met 45% is toegenomen ten opzichte van vijf jaar geleden;

overwegende dat economische belangen lang genoeg hebben geprevaleerd boven volksgezondheid en dierenwelzijn;

verzoekt de regering een landelijk moratorium in te stellen op de bouw en uitbreiding van geitenstallen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Kooten-Arissen en Van Gerven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 58 (25295).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat een onafhankelijk onderzoek naar het handelen van de overheid rond de Q-koortsepidemie nog altijd ontbreekt;

verzoekt de regering te stimuleren dat er een onafhankelijk onderzoek komt, en de Kamer hierover zo spoedig mogelijk te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Kooten-Arissen en Van Gerven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 59 (25295).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering de financiële tegemoetkoming uit te breiden voor alle slachtoffers met de diagnose Q-koorts en hun nabestaanden, en tevens open te stellen voor nieuwe aanvragen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Kooten-Arissen en Van Gerven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 60 (25295).

Mevrouw Van Kooten-Arissen (PvdD):
Dan mijn laatste motie, maar niet de minst belangrijke.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Ombudsman in meerdere rapporten concludeert dat excuses van de overheid waardevol zouden zijn voor de slachtoffers;

verzoekt de regering excuses aan te bieden aan de slachtoffers van Q-koorts,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Kooten-Arissen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 61 (25295).

Mevrouw Van Kooten-Arissen (PvdD):
Ik overweeg een hoofdelijke stemming over deze motie.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan kijk ik naar mevrouw Ellemeet.

Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):
Voorzitter, dank u wel. Ik wil ook beginnen met het toespreken van de mensen die hier naartoe zijn gekomen en die al zo lang worstelen met dat waar wij het hier een paar uur over hebben. We hebben het hier een paar uur over en morgen hebben we weer een ander debat, maar u gaat naar huis met dezelfde ziekte en met dezelfde problemen. Daar wil ik wel even bij stilstaan.

Ik miste bij de minister de durf om toe te geven dat de politiek wel degelijk mede debet is aan het feit dat het zo lang heeft geduurd voordat we dit debat nu hebben. Het gaat dan niet om de schuldvraag. Het gaat wel over de betrokkenheid van de politiek, of je nou in de coalitie zat of niet. GroenLinks zat niet in de coalitie en toch hecht ik eraan dat we dat durven te benoemen met elkaar. Wij als politici hebben mede veroorzaakt dat dit zo lang heeft geduurd, of je nou in het kabinet zat of niet. Dat vind ik belangrijk om te benoemen. En dan gaat het niet om de schuldvraag. Het gaat erom dat wij met elkaar collectief ons hoofd diep buigen en dat erkennen. Voorzitter, dat wilde ik hier heel graag benoemen.

Verder gaf mevrouw Dik met haar vraag "waar bent u bang voor" heel helder aan dat het niet nodig is om bang te zijn en om deze regeling die we nu hebben zo te beperken. We pleiten er niet voor — dat doet niemand hier — om die open te zetten tot en met de jaren tachtig van de twintigste eeuw, maar wel om realistisch te kijken naar de periode die we zouden moeten erkennen.

Voorzitter. Ik heb één motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat intensieve veehouderij de kans op zoönose vergroot;

verzoekt de regering de intensieve veehouderij onderdeel te maken van de risicoanalysestructuur van dierziekten als Q-koorts, en de Kamer hierover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Ellemeet en Van Kooten-Arissen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 62 (25295).

Dan is het woord aan mevrouw Dik-Faber van de ChristenUnie.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter. Ik heb één motie en vanwege de tijd ga ik die gelijk voorlezen. Het is de motie die door de heer Raemakers al is aangekondigd.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de financiële tegemoetkoming alleen bedoeld is voor chronische Q-koortspatiënten die tussen 2007 en 2011 besmet zijn geraakt en bij wie de diagnose voor 1 oktober 2018 is gesteld;

overwegende dat tot op heden nog steeds nieuwe diagnoses van chronische Q-koorts worden gesteld;

overwegende dat het kabinet aangeeft dat het belangrijk is dat we mensen met een nog niet gediagnosticeerde chronische Q-koorts zo snel mogelijk vinden en dat hiervoor een screeningsprogramma wordt opgesteld;

van mening dat ook nieuwe patiënten die via het screeningsprogramma of anderszins naar boven komen, recht hebben op genoegdoening;

verzoekt de regering in kaart te brengen of en hoe het mogelijk is de regeling uit te breiden met ten eerste mensen die al zijn gediagnosticeerd met chronische Q-koorts, QVS of een QVS-gelijkend ziektebeeld en voor 2007 en na 2011 besmet zijn, en ten tweede met mensen die na 1 oktober 2018 gediagnosticeerd zijn of de komende jaren nog gediagnosticeerd zullen worden met chronische Q-koorts, QVS of een QVS-gelijkend ziektebeeld, als gevolg van een eerdere besmetting;

verzoekt de regering tevens te onderzoeken hoe groot deze groepen zijn en hoe deze het beste bereikt kunnen worden, en de Kamer hierover voor de zomer te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Dik-Faber, Van den Berg en Raemakers. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 63 (25295).

Dank u wel. Mevrouw Van den Berg, CDA.

Mevrouw Van den Berg (CDA):
Voorzitter, dank u wel. Dank aan de minister dat hij actie gaat nemen met betrekking tot de UWV en de gemeentes, over de Wmo voor de ondersteuning, en dat hij nog terug gaat komen of de therapieën voldoende zijn onderbouwd en in de basisverzekering opgenomen gaan worden. Zoals collega Dik-Faber al aangeeft hebben wij ook haar motie ondersteund, omdat wij de regeling zoals die nu is, graag wat ruimer geformuleerd zien worden.

Ten slotte heb ik een motie, en die is mede-ondersteund door mevrouw Dik-Faber, collega Arno Rutte en mevrouw Ellemeet.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat bij een volgende uitbraak van een zoönose het patiëntenperspectief voldoende in de protocollen opgenomen moet zijn en dat daar ook in de praktijk naar gehandeld moet worden;

overwegende dat er dan behoefte zal zijn aan een praktisch steunpunt dat bij een uitbraak binnen 48 uur klaar kan staan om vragen van individuele burgers en professionals te beantwoorden en burgers met ziekteverschijnselen bij te staan;

verzoekt de regering te onderzoeken of er een praktisch steunpunt in ruste kan worden ontwikkeld dat in het geval van een uitbraak van een zoönose binnen 48 uur kan worden opgericht om burgers met ziekteverschijnselen en professionals bij te staan, en de Tweede Kamer hierover voor de begrotingsbehandeling te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van den Berg, Dik-Faber, Arno Rutte en Ellemeet. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 64 (25295).

De heer Rutte. Arno Rutte, want we hebben meer Ruttes in de familie althans, niet in het parlement.

De heer Arno Rutte (VVD):
Voorzitter. Een aantal collega's van mij zeiden het al: het boek sluiten we vandaag natuurlijk niet. Patiënten genezen niet zomaar, blijven ziek en blijven de consequenties hebben. Het leed is zeker niet weg. Dat leidt per definitie in een debat als dit tot een onbestemd gevoel voor iedereen die hier aanwezig is, dat snap ik heel goed. Het is wel heel belangrijk dat we wat we vandaag wel kunnen regelen, ook daadwerkelijk doen, dat de regeling die nu voorligt heel snel wordt uitgevoerd, en dat mensen snel het toegezegde bedrag tegemoet kunnen zien. De minister heeft dat toegezegd en daar ben ik blij mee. Ik ben blij dat de minister heeft toegezegd dat mensen die op latere datum de gevolgen hebben ervaren, zich alsnog tot het ministerie kunnen wenden. Dat lijkt mij heel goed. Ik ben ook blij met de toezegging dat de screening nu echt op gang gaat komen. De VVD zal dat ook heel goed screenen, want dat mag geen papieren letter blijven.

Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik tot slot van de zijde van de Kamer het woord aan mevrouw Agema van de PVV.

Mevrouw Agema (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Meestal bedank ik op dit moment de minister voor zijn beantwoording, maar ik ben er een beetje teleurgesteld over. De minister heeft de beantwoording beperkt tot alleen de vragen met betrekking tot de financiële regeling waar het gaat om Q-koorts. Ik ben van mening dat ik als parlementariër over het onderwerp breed vragen mocht stellen, ook inhoudelijk, en dat ik dat moest doen. Het zijn vragen die leven. Als je ziek geworden bent, heb je vragen als: hoe gaat het nu met mijn toekomst, waar gaat het naartoe, wordt er onderzoek gedaan? Het gaat over beborden. Waarom werden die borden toen niet geplaatst en wordt daar nu over gedacht? Dus ik vind het wel fijn dat de minister toezegt nog op die inhoudelijke vragen terug te komen, maar ik had ze liever gewoon beantwoord gezien.

Ik heb één motie, die gaat over het punt van de acute Q-koorts.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in het sterftecijfer van 95 ook 9 mensen zitten die aan acute Q-koorts zijn overleden;

verzoekt de regering patiënten of nabestaanden die aan acute Q-koorts hebben geleden ook de compensatie van €15.000 toe te kennen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Agema. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 65 (25295).

De minister heeft gevraagd om tien minuten de tijd te krijgen om te kunnen reageren op de moties.

De vergadering wordt van 22.24 uur tot 22.35 uur geschorst.

De voorzitter:
Ik geef de minister graag het woord.


Termijn antwoord

Minister Bruins:
Voorzitter. Ik wil graag de verschillende moties van een appreciatie voorzien.

De motie op stuk nr. 53 verzoekt de regering de financiële regeling te verbreden. Ik ontraad die motie, omdat ik van mening ben dat het financiële gebaar moet worden gerelateerd aan de epidemie.

De voorzitter:
Ik laat even de minister uitspreken op dit punt, en dan komt u aan het woord. Gaat u verder.

Minister Bruins:
Dat was mijn oordeel bij deze motie, op stuk nr. 53.

De voorzitter:
Meneer Van Gerven.

De heer Van Gerven (SP):
Voorzitter. Een voorspelbaar antwoord van de minister, maar in oktober 2012 was er een Q-koortsuitbraak in bedrijven met 900 geiten. In oktober 2012 waren 31 bedrijven nog niet Q-koortsvrij. Hoe kan een minister nu zeggen dat hij alleen kijkt naar de epidemie, en dan een cesuur leggen bij 2011? In 2012 was de epidemie niet voorbij. Wil de minister daar nog eens op ingaan? Wil hij toch nog eens over zijn eigen schaduw heen springen, zoals dat hier heet, en zeggen: "Luister eens, we moeten af van die poppenkasterij. Ik ga gewoon die regeling openstellen, zodat al die mensen vanavond toch met een enigszins tevreden gevoel naar huis kunnen gaan, en zodat we niet nog 200 mensen in het ongewisse laten."

Minister Bruins:
Ik ben niet van de poppenkasterij. In het dictum wordt gesproken van mensen die "tot op heden Q-koorts hebben opgelopen". Ik heb er een expliciet punt van gemaakt in mijn betoog in de eerste termijn dat er een relatie moet liggen tussen de epidemie aan de ene kant en het financieel gebaar aan de andere kant. Om die reden ontraad ik de motie.

De voorzitter:
Dank u wel.

Minister Bruins:
Voorzitter. De motie op stuk nr. 54 ontraad ik ook. Deze gaat over het verhogen van het bedrag van de tegemoetkoming van €15.000 naar €30.000 per persoon. Ik geloof niet dat het leed in geld te vangen is. Om die reden ontraad ik de motie.

De motie op stuk nr. 55 gaat over het instellen van een onafhankelijke commissie om te kijken naar compensatie op maat. We hebben het hier niet over compensatie. De regeling is bedoeld om een gebaar te zijn ter erkenning. Om die reden ontraad ik de motie.

Voorzitter. Dan de motie op stuk nr. 56. Deze verzoekt de regering extra middelen vrij te maken voor onderzoek naar Q-koorts bij kinderen. Ik vind dat een aangelegen punt. Je zou kunnen zeggen: wij steken daar al extra energie en extra middelen in. Maar gelet op de importantie van het onderwerp wou ik deze motie oordeel Kamer geven.

Dan de motie op stuk nr. 57. Deze gaat over het individueel laten onderzoeken welke compensatie in verhouding staat tot het leed. Ik ontraad deze, net als de eerdere moties. Het hoort niet bij een gebaar om individueel te laten onderzoeken en individueel die compensatie te laten bepalen.

Dan motie nummer 58, die verzoekt om een landelijk moratorium in te stellen op de bouw en uitbreiding van geitenstallen. Ik ontraad deze motie, omdat de bevoegdheid hiertoe bij de provincie ligt en niet bij het Rijk.

De motie op stuk nr. 59 verzoekt om een onafhankelijk onderzoek in te stellen. Er is al onderzoek gedaan; ik refereer aan dat van de commissie-Van Dijk en de Ombudsman. Ik ontraad daarom deze motie.

Dan de motie op stuk nr. 60, die verzoekt om financiële tegemoetkoming uit te breiden voor alle slachtoffers en het openstellen voor nieuwe aanvragen. Ik ontraad deze motie. Het gebaar is bedoeld voor mensen met ernstige en langdurige gevolgen van de epidemie. Het is niet voor acute Q-koorts, dus niet voor een openeinderegeling.

Dan de motie op stuk nr. 61. Deze verzoekt de regering excuses aan te bieden. Ik ontraad deze motie, omdat ik mijn eigen woorden wil kiezen. ik hecht eraan om uit te spreken dat mijn medeleven uitgaat naar iedereen die nog steeds de vreselijke, nadelige gevolgen van de Q-koortsepidemie ondervindt. Ik vind dat vreselijk en ik buig daarvoor het hoofd.

Voorzitter. Dan de motie op stuk nr. 62. Deze verzoekt de regering de intensieve veehouderij onderdeel te maken van de risicoanalysestructuur van dierziekten. Ik geef oordeel Kamer aan deze motie. Eigenlijk is het zo dat bij de risicoanalyse alle zoönotische signalen worden geanalyseerd. Er wordt geen onderscheid gemaakt naar het type veehouderijbedrijf, dus het gaat om grote en kleine bedrijven. Maar gelet op het belang, ook voor de toekomst, om inzicht te blijven krijgen in dierziekten als Q-koorts, geef ik oordeel Kamer aan deze motie.

Voorzitter. Dan de motie op stuk nr. 63. Op het eerste gezicht lijkt dat een onderzoeksmotie, want er staat "in kaart te brengen ... en tevens te onderzoeken". Ik heb er niet zo veel bezwaar tegen om de feiten op een rijtje te zetten, maar er zitten wel een paar vinnige puntjes in deze motie. Die zou ertoe kunnen leiden dat we, als we dit in kaart hebben gebracht, straks toewerken naar een openeinderegeling. Dat ben ik uitdrukkelijk niet van plan.

Verder mis ik in de tekst van de motie de verbinding met de epidemie. Ik heb de hele avond betoogd dat de epidemie de aanleiding moet zijn voor het financiële gebaar. Dat zie ik hier niet in terug. Ik wil die verbinding wel maken bij de uitwerking van de motie. Ik wil ook niet preluderen op de uitkomst. In een van de overwegingen staat dat ook nieuwe patiënten die via het screeningsprogramma of anderszins naar boven komen recht hebben op genoegdoening. Als ik daarmee moet zeggen "we zetten de feiten op een rijtje en breiden dan de regeling uit", als die relatie wordt gelegd, dan ontraad ik de motie. Als ik haar mag interpreteren zoals ik zojuist heb gedaan, dus "we zetten de feiten op een rijtje, maar we willen geen open einde, en we gaan verbinding houden met de epidemie en niet preluderen op de uitkomst", dan ben ik bereid om de motie oordeel Kamer te geven.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
De drie ondertekenaars hebben niet voor niets deze motie ingediend. De motie beoogt nadrukkelijk om meer te doen dan alleen even op een rij zetten welke mensen nu buiten de regeling vallen. Maar ik heb de minister ook een aantal zaken horen zeggen, bijvoorbeeld: ik vind het wel goed als er een link is met de periode tussen 2007 en 2011, waarin er echt sprake was van een epidemie. Mijn collega Rens Raemakers heeft net ook al gezegd: we hebben het niet over 1995, maar wel over de aanloop naar de epidemie en het staartje ervan. Er worden nog steeds mensen gediagnosticeerd. Ik wil dit dus echt allemaal even goed op een rij zetten en overleggen met mijn mede-indieners. We zullen zien of we de motie aanpassen en wat dan wellicht het oordeel van de minister is. Ik moet het gewoon even meenemen, want ik vind het wel belangrijk dat we echt een stap gaan zetten voor de mensen die nu buiten de boot vallen.

De voorzitter:
De heer Raemakers wilde hier ook een vraag over stellen. U wilt eerst het antwoord van de minister afwachten? Oké.

Minister Bruins:
Ik hoor in het betoog van mevrouw Dik-Faber dat zij de behoefte heeft om met de indieners te overleggen. Die ruimte wil ik natuurlijk heel graag bieden, omdat ik graag bereid ben om de feiten op een rijtje te zetten. Maar ik vind het echt ingewikkeld om bijvoorbeeld naar de periode van voor 2007 te kijken, omdat de epidemie echt hoort bij de periode 2007-2011. Daarom maakte ik het iets algemener door te zeggen dat ik het wel wil verbinden aan de epidemie, maar dat ik niet wil preluderen op de uitkomsten en geen openeinderegeling wil maken. Als u op basis van de feiten op een rijtje daar nog het debat over wil voeren, ben ik daartoe graag bereid. Maar dan weet u precies welke opvatting ik ben toegedaan.

De heer Raemakers (D66):
Ik wil dan toch op twee punten nog een vraag stellen. Allereerst het punt wanneer de epidemie gestart is. We kunnen aantoonbaar stellen dat er in 2005 op een aantal bedrijven iets is gebeurd. Dat kunnen we aantonen. Dat heeft uiteindelijk geleid tot iets wat we dan een epidemie noemen. Kan de minister, als hij het zo interpreteert, daar misschien mee uit de voeten?

Mijn tweede vraag gaat over de openeinderegeling. Als jij ten tijde van deze uitbraak een kind van 5 of 6 jaar was en nu 15 of 16 jaar bent, dan kan het best dat je, als je straks volwassen bent, toch ineens iets merkt van die gevolgen. Dat hebben meerdere fracties vandaag gezegd: je moet kijken naar de positie van kinderen. Ik zou het eigenlijk wel heel cru vinden als je eigenlijk gestraft wordt omdat je kind bent. Dus ...

De voorzitter:
De vraag is helder.

Minister Bruins:
Ik heb juist gezegd dat ik aan deze motie het punt wil toevoegen dat er een verbinding moet blijven met de epidemie. Die begint voor mij in 2007 en niet in 2005. Ik denk dat ik dat ook kan uitleggen met de feiten waarvan u mij vraagt ze te onderzoeken. Dat is de ene kant. Aan de andere kant is er het punt van de kinderen die zouden kunnen worden gescreend op de consequenties van Q-koorts. Op dat punt heb ik eerder juist in de richting van de heer Raemakers gezegd dat ik graag bereid ben om een brief te beoordelen op het moment dat zo'n situatie zich voordoet. Ik denk dat dat een uitzonderlijk geval is; ik weet ook niet of dat bij kinderen zo is, want het kan ook heel goed bij volwassenen zo zijn. Dat wil zeggen dat ik die brief graag ontvang en voorleg aan een medische commissie om te kijken of zo iemand ook een beroep kan laten gelden op het financieel gebaar. Daar wil ik heel precies in zijn. Ik blijf er dus bij dat ik, als dit een onderzoeksmotie is voor het op een rijtje zetten van de feiten, die geen open einden heeft, die de verbinding houdt met de epidemie en die niet preludeert op de uitkomsten, graag bereid ben om de motie oordeel Kamer te geven.

Mevrouw Van den Berg (CDA):
Mag ik concluderen dat de minister dus wel openhoudt dat er meer mensen onder de regeling kunnen gaan vallen?

Minister Bruins:
Die conclusie is op dit moment te vroeg, omdat eerst de feiten op een rijtje moeten worden gezet. Daartoe ben ik bereid. Ik wil dus niet preluderen op de uitkomsten; ik geloof dat ik dat nu vier keer heb gezegd. Ik wil nu dus niet zeggen dat de regeling moet worden uitgebreid, anders dan de uitbreiding die ik eerder vanavond heb toegezegd aan uw Kamer.

Mevrouw Van den Berg (CDA):
Dan nog een ander punt, dat meneer Raemakers net ook aangaf. Wij weten in ieder geval dat er in 2005 en 2006 al uitbraken zijn geweest. Misschien zijn daar geen gevallen bij met besmetting. Dat is dan een feit dat dan geconstateerd kan worden, maar we zouden het toch wel zeer waarderen als de minister ook die periode wel wil meenemen in het onderzoek.

Minister Bruins:
Ik heb zojuist gezegd dat ik die verbinding met de epidemie wil houden en dat ik dus ook graag bereid ben om feiten ter zake in mijn onderzoek aan u voor te leggen. Als ik de motie zo mag lezen, met inbegrip van de opmerkingen die ik heb gemaakt, geef ik de motie oordeel Kamer. Als de indieners zich daar niet in kunnen vinden, moet ik de motie ontraden.

De voorzitter:
Er ligt nog één motie voor.

Minister Bruins:
Nog twee. De motie op stuk nr. 64 verzoekt de regering te onderzoeken of er een praktisch steunpunt in ruste kan worden ontwikkeld. Die motie geef ik oordeel Kamer. Het gaat met name om die inrichting binnen 48 uur. Dat is dan afhankelijk van de situatie, maar daar wil ik naar kijken. Oordeel Kamer.

Tot slot de motie op stuk nr. 65. Die ontraad ik. Acute Q-koorts hebben we niet begrepen als categorie binnen het financieel gebaar. Het gaat bij het financieel gebaar over ernstige en langdurige gevolgen van de ziekte. Daarvan is bij acute Q-koorts in lang niet alle gevallen sprake. Om die reden ontraad ik de motie.

Mevrouw Agema (PVV):
Er zijn negen mensen dood.

De voorzitter:
En uw vraag?

Mevrouw Agema (PVV):
De minister zegt hier dat dat niet tot de zware gevallen hoort. Een overlijden lijkt me het allerzwaarste geval.

Minister Bruins:
Het verzoek in de motie is: verzoekt de regering patiënten of nabestaanden die aan acute Q-koorts hebben geleden, ook de compensatie toe te kennen.

Mevrouw Agema (PVV):
Kan de minister de rest van de motie ook lezen, zoals de eerste overweging?

De voorzitter:
Even wachten. De minister was bezig met beantwoorden.

Mevrouw Agema (PVV):
Die overweging is dat van de 95 sterfgevallen 9 mensen leden aan acute Q-koorts. Kan hij daarop reageren? Dat is de aanleiding en dat is de constatering. De minister gaat hier toch niet alleen maar de dicta lezen?

De voorzitter:
De minister.

Minister Bruins:
Die heeft zich hier te richten op een oordeel over het dictum van de motie. Om die reden ontraad ik de motie.

De voorzitter:
Bent u daarmee aan het eind gekomen van uw termijn?

Minister Bruins:
Ja.

De voorzitter:
Dan zijn we daarmee aan het eind van de beraadslaging gekomen.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Over de moties zal aanstaande dinsdag worden gestemd.

De leden hebben aan mij gevraagd of ik het woord nog tot u wil richten. We weten dat u had gewenst dat er wellicht een minuut stilte zou zijn geweest. Daar is dit debat niet de plek voor, maar ik wil u namens de leden wel zeggen dat zij in gedachte bij uw leed zijn en dat ze daarmee in stilte naar huis gaan. Dank u wel.

Sluiting

Sluiting

Sluiting 22.51 uur.