Plenair verslag Tweede Kamer, 63e vergadering
Dinsdag 20 maart 2018

  • Aanvang
    14:00 uur
  • Sluiting
    18:59 uur
  • Status
    Gecorrigeerd

Opening

Voorzitter: Arib

Aanwezig zijn 142 leden der Kamer, te weten:

Van Aalst, Agema, Alkaya, Amhaouch, Arib, Arissen, Asscher, Azarkan, Azmani, Becker, Beckerman, Beertema, Belhaj, Van den Berg, Bergkamp, Bisschop, Den Boer, Van den Bosch, Bosman, Bouali, Van Brenk, Bruins, Bruins Slot, Buitenweg, Van Dam, Diertens, Tony van Dijck, Gijs van Dijk, Jasper van Dijk, Dijkgraaf, Dijkhoff, Dijksma, Pia Dijkstra, Remco Dijkstra, Dik-Faber, Diks, Van Eijs, El Yassini, Ellemeet, Fritsma, Futselaar, Geluk-Poortvliet, Geurts, De Graaf, Grashoff, Graus, De Groot, Groothuizen, Van Haersma Buma, Van Haga, Rudmer Heerema, Pieter Heerma, Van Helvert, Hennis-Plasschaert, Hermans, Hijink, Van den Hul, Jetten, De Jong, Karabulut, Van Kent, Klaver, Koerhuis, Kooiman, Koopmans, Kops, Kröger, Krol, Kuik, Kuiken, Kuzu, Kwint, Laan-Geselschap, Laçin, De Lange, Van der Lee, Leijten, Van der Linde, Lodders, Madlener, Maeijer, Markuszower, Von Martels, Van Meenen, Middendorp, Van der Molen, Moorlag, Agnes Mulder, Anne Mulder, Edgar Mulder, Nijboer, Nijkerken-de Haan, Van Nispen, Van Ojik, Omtzigt, Van Oosten, Ouwehand, Özdil, Öztürk, Özütok, Paternotte, Pechtold, Peters, Ploumen, Popken, Van Raak, Van Raan, Raemakers, Rog, Ronnes, Van Rooijen, De Roon, Arno Rutte, Sazias, Segers, Sienot, Sjoerdsma, Slootweg, Sneller, Snels, Van der Staaij, Tellegen, Thieme, Tielen, Van Tongeren, Van Toorenburg, Veldman, Verhoeven, Voordewind, Voortman, Aukje de Vries, Wassenberg, Van Weerdenburg, Westerveld, Weverling, Van Weyenberg, Wiersma, Wilders, Wörsdörfer, Van 't Wout, Yeşilgöz-Zegerius en Ziengs,

en mevrouw Van Ark, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de heer Blok, minister van Buitenlandse Zaken, mevrouw Kaag, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, en de heer Rutte, minister-president, minister van Algemene Zaken.

De voorzitter:
Ik heet iedereen van harte welkom, in het bijzonder de mensen op de publieke tribune, en ook de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in vak-K. Zoals gebruikelijk op dinsdagmiddag is nu het mondelinge vragenuur aan de orde.

Vragenuur

Vragenuur

Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 136 van het Reglement van Orde.


Vragen Voortman

Vragen van het lid Voortman aan de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het bericht "Werkgevers tegen lager loon gehandicapten".

De voorzitter:
We beginnen met de vraag van mevrouw Voortman namens GroenLinks over het bericht dat werkgevers tegen een lager loon voor gehandicapten zouden zijn.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Voorzitter, dank u wel. Van sommige voorstellen van dit kabinet vraag je je af waarom ze eigenlijk worden voorgesteld, omdat eigenlijk niemand er voorstander van is. Denk bijvoorbeeld aan het afschaffen van de dividendbelasting of het verhogen van de btw. Ook zo'n voorstel is de loondispensatie, een voorstel waardoor mensen met een arbeidsbeperking hun hele leven afhankelijk blijven van de bijstand, geen pensioen opbouwen en geen gelijkwaardige positie meer hebben op de werkvloer. Het argument van dit kabinet is dat dit een manier is om het voor werkgevers aantrekkelijker te maken om mensen met een arbeidsbeperking in dienst te nemen. Maar wat blijkt keer op keer? Ook werkgevers vinden dit een slecht idee. Nu blijkt uit een enquête van Cedris dat zo'n 80% van de mensen die nu mensen in dienst hebben met loonkostensubsidie, tevreden is met hoe dat gaat. Ruim 70% noemt de plannen van het kabinet onwenselijk. Ze hebben daar heel goede argumenten voor. Het is net veranderd. Bedrijven zijn net gewend aan het systeem. En waarom legt het kabinet de administratieve rompslomp neer bij de werknemers zelf?

Ik heb daarom de volgende vragen aan de staatssecretaris. Wat vindt zij ervan dat ruim 70% van de werkgevers de plannen onwenselijk vindt? Is er dan wel voldoende draagvlak voor deze maatregel? En voor wie staat het kabinet nu eigenlijk? Voor de mensen die graag aan het werk willen, of voor bedrijven die zich er makkelijk van af willen maken en nu weinig of eigenlijk geen mensen met een arbeidsbeperking in dienst nemen? Zou het niet veel logischer zijn om goed te luisteren naar de werkgevers die dat al wel doen? Werkgevers geven aan dat ze bang zijn dat mensen hun motivatie om te gaan werken verliezen. Ze geven ook aan dat ook zij voor een deel hun motivatie verliezen, omdat juist de loonkostensubsidie een manier is om mensen vanuit een uitkering aan het werk te helpen. Ook geven ze aan dat dit weer tot nieuwe problemen kan leiden, omdat hun salarisadministratie er niet op is ingericht en ze de uren in het huidige systeem achteraf juist goed kunnen verrekenen. Dus vanwaar nu dit voorstel? Als 80% van de werkgevers tevreden is met hoe het nu gaat, zou het dan niet veel slimmer zijn om die goede ervaringen breder te delen en dit systeem te verbeteren, in plaats van een nieuw systeem in te voeren waarvan werkgevers vrezen dat het tot meer rompslomp voor hen en hun werknemers zal leiden?

Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel. Het woord is nu aan de staatssecretaris.

Staatssecretaris Van Ark:
Dank u wel, voorzitter. Dank ook aan mevrouw Voortman voor de vragen. Ik spreek veel werkgevers die mensen in dienst hebben met loonkostensubsidie, ook over de zorgen die zij hebben. Ik wil hier in ieder geval gezegd hebben dat ik het ontzettend waardeer dat deze werkgevers mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt in dienst hebben genomen. Ik spreek ook veel mensen die nu met een regeling aan het werk zijn. Daarom herken ik de zorgen die mevrouw Voortman benoemt. Ik kan inderdaad aangeven dat je het goed hebt geregeld als je op dit moment werkt met loonkostensubsidie en als je een werkgever hebt die jou met loonkostensubsidie aan het werk helpt.

Er is wel een heel grote "maar" in dit dossier. Die luidt dat meer dan de helft van de mensen met een arbeidsbeperking niet aan het werk is. Want het instrument loonkostensubsidie is op zich een heel mooi instrument als je zo'n drieënhalve dag per week of meer kan werken, maar als je maar korter kan werken, dan loont het voor jou niet om te werken. Ik was laatst op werkbezoek in Utrecht. Daar sprak ik een mevrouw met wekedelenreuma. Dat betekent dat zij maar vier uur per dag kan werken. Daarmee heeft zij geen enkele mogelijkheid om meer over te houden dan wanneer zij in haar uitkering zit. Daarom vind ik het van groot belang dat we aan de slag gaan met een regeling die het voor werkgevers inderdaad makkelijker maakt om vacatures aan te bieden. Werkgevers werken nu in de Wajong bijvoorbeeld al met loondispensatie. We maken het voor werkgevers dus eenduidiger. Maar we maken het ook mogelijk voor mensen om vanaf het eerste uur dat ze gaan werken meer over te houden dan hun uitkering. Dat vind ik ongelofelijk belangrijk.

Het proces dat ik daarvoor heb uitgekozen, is dat ik eerst met een hoofdlijnenbrief naar de Kamer kom en pas daarna met een wet. Ik weet dat er veel discussie over is en ik heb ook het artikel in de krant gelezen, maar als die brief komt — die hoop ik nog deze maand te versturen — hoop ik dat we met z'n allen, met al die partijen hier in de Kamer maar ook daarbuiten, ook kunnen kijken naar de doelstellingen van wat we aan het doen zijn. Hoe kunnen we werkgevers ontzorgen? Hoe kunnen we ervoor zorgen dat werken gaat lonen voor mensen vanaf het eerste uur en er zo voor zorgen dat alle mensen met een arbeidsbeperking de mogelijkheid hebben om aan het werk te komen?

Mevrouw Voortman (GroenLinks):
De staatssecretaris geeft twee argumenten waarom loonkostensubsidie moet worden ingeruild voor loondispensatie. Het eerste is: werken moet lonen. De vraag is of loondispensatie daarvoor de enige route is. Ook voor mensen die maar een klein aantal uren kunnen werken, zou je dat prima op andere manieren kunnen oplossen zonder aan het huidige systeem te tornen, bijvoorbeeld door te kijken naar de bijverdienvoorschriften. Het zou toch veel beter zijn om daarnaar te kijken in plaats van een heel nieuw systeem op te richten? Het andere argument dat ze geeft, is dat werkgevers moeten worden geholpen om het minder moeilijk te maken, maar juist de werkgevers van wie de staatssecretaris zegt dat ze daar veel contact mee heeft, geven aan dat het nu goed geregeld is. Zou het dan niet veel logischer zijn om naar hen te luisteren en hun te vragen wat er beter moet in plaats van een heel nieuw systeem in te voeren dat leidt tot meer rompslomp voor werknemers — want die krijgen dan inkomen uit meerdere potjes — maar ook voor die werkgevers, die hun loonadministratie dan weer op een heel andere manier moeten gaan doen? Garandeert de staatssecretaris dat de overgang van loonkostensubsidie naar loondispensatie niet tot nieuwe rompslomp gaat leiden voor werkgevers en werknemers?

Staatssecretaris Van Ark:
Ik vind meedoen het allerbelangrijkste. Ik wil dat ook mensen zoals de mevrouw die ik ontmoette bij dat werkbezoek, mee kunnen doen. Daarom ben ik aan de slag gegaan om loondispensatie op zo'n manier in te regelen dat we die ook kunnen realiseren. Dat is de keuze die in het kabinet wordt gemaakt, ook omdat werkgevers hebben gezegd dat ze op een eenduidige manier willen werken. Dan kan ik naar die mevrouw teruggaan en tegen haar zeggen dat er ook voor haar die mogelijkheid is, omdat werkgevers vacatures gaan openstellen. Dat is belangrijk. Dit is overigens niet helemaal nieuw. Het systeem van loondispensatie functioneert al in de Wajong. Op dit moment werken zo'n 17.000 werkgevers daarmee. Hoewel ik de werkgevers die nu al met loonkostensubsidie werken zeer waardeer, betreft dit een heel klein aandeel van het totale aantal werkgevers. Wij zeggen dus: maak op dit moment de boel eenduidig voor werkgevers, zodat die vacatures opengesteld kunnen worden en alle mensen een kans krijgen om aan de slag te gaan.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Ik vind het heel jammer dat de staatssecretaris niet ingaat op mijn vragen. Ik geef aan dat er juist binnen de loonkostensubsidie wel degelijk mogelijkheden zijn om mensen met minder uren aan het werk te krijgen. Als je de loonkostensubsidie inruilt voor de loondispensatie, zorg je er juist voor dat mensen hun hele leven lang afhankelijk blijven van de bijstand. Loondispensatie zorgt er dus juist minder voor dat mensen mee kunnen doen. Ik wil daar graag een reactie op. Het tweede punt is juist die nieuwe rompslomp voor werkgevers. Garandeert de staatssecretaris dat het inruilen van het ene systeem voor het andere systeem niet leidt tot nieuwe rompslomp voor werkgevers?

Staatssecretaris Van Ark:
Wat we willen gaan doen, is dat mensen vanaf het eerste uur dat ze werken, dat merken in hun portemonnee en dat ze het ook merken als ze meer gaan werken, omdat ze dan meer overhouden. Dat is het belangrijkste van deze regeling voor de mensen die werken, maar daarachter ligt nog het verhaal waarmee ik begon, namelijk dat op dit moment meer dan de helft van de mensen met een beperking niet aan het werk is en dus afhankelijk is van een regeling. Alle plussen en alle minnen bij elkaar opgeteld — ik ben me er terdege van bewust dat er zeker ook minnen in het systeem zitten dat we nu gaan introduceren — leveren onder de streep wat mij betreft een plus op voor de doelstellingen die ik met dit voorstel beoog. We proberen natuurlijk, ook in gesprek met alle partners die hiermee te maken hebben, zo goed mogelijk om te gaan met allerlei zaken, zoals wat dit kost aan rompslomp of administratie. Ik denk dat dat ook een heel belangrijk onderwerp zal zijn in het debat dat ik met de Kamer zal voeren.

De voorzitter:
Dank u wel voor de vragen, mevrouw Voortman.

De heer Jasper van Dijk (SP):
De werknemers waren al tegen, de gemeentes waren al tegen en sinds vandaag zijn ook de werkgevers tegen. Oftewel, het draagvlak voor dit plan is volkomen weggevallen. Dat is ook niet zo gek, want het is in feite een heel laffe bezuiniging op arbeidsgehandicapten. Een bezuiniging van maar liefst 500 miljoen, waardoor je hele en halve werknemers gaat krijgen. Loondiscriminatie heet dat. Wil de staatssecretaris zo de geschiedenis ingaan of begraaft zij dit plan in een heel diepe kuil en gaat ze haar tijd zinvoller besteden?

Staatssecretaris Van Ark:
Met alle respect voor het onderzoek dat is gedaan, maar het is een onderzoek onder werkgevers die werken met loonkostensubsidie. Het is een beetje alsof ik aan SP'ers zou vragen of zij de afdrachtregeling goed vinden. Ik krijg dan een andere uitslag dan wanneer ik aan alle politici zou vragen of ze de afdrachtregeling goed vinden. Het is dus een beetje wikken en wegen met de uitkomst ervan. Wat mij betreft is het draagvlak hiervoor onder werkgevers heel prominent aanwezig. Zij hebben namelijk aangegeven dat ze graag vacatures willen openen en mensen aan het werk willen helpen. Zij geven echter ook aan dat het nu ontzettend lastig is voor hen en vragen de overheid om het makkelijker te maken. Daar ben ik mee bezig. Wat mij betreft kunnen mensen daardoor een uitgangspositie op de arbeidsmarkt krijgen, waardoor ze mee kunnen doen.

Een van de andere mensen die ik ontmoette bij dat werkbezoek was een jongen van wie iedereen vijf jaar geleden dacht dat hij nooit meer zou kunnen werken en die daar nu vijf dagen per week werkt. Dat is wat ik voor ogen heb. Ik denk dat het instrument dat we nu gaan introduceren beter bijdraagt aan deze doelstelling.

De heer Gijs van Dijk (PvdA):
Eerst een punt van orde. Volgens mij doelde de staatssecretaris op de afdrachtregeling van de SP, maar die heeft hier helemaal niets mee te maken. Ik vind het echt heel flauw om dat te doen, want dit gaat over grote zorgen bij heel veel mensen met een arbeidsbeperking, die volwaardig mee willen en kunnen doen. Zij moeten dus ook een volwaardig loon krijgen. Een hoop lege woorden van deze staatssecretaris, van dit kabinet, om maar te verbergen dat er 500 miljoen wordt bezuinigd op mensen met een arbeidsbeperking, terwijl het heel goed gaat met Nederland. Het is niet nodig. De grote vraag aan deze staatssecretaris en het kabinet is: waarom 500 miljoen bezuinigen? Voor wie doet dit kabinet het eigenlijk? Niet voor de werkgevers, niet voor de gemeenten en niet voor de regionale werkbedrijven. Voor wie doet de staatssecretaris dit eigenlijk?

Staatssecretaris Van Ark:
Ik gebruikte een metafoor om de onderzoeksystematiek wat nader te duiden. Ik heb het op die manier gepoogd en er voor de rest geen waardeoordeel aan willen geven. Volwaardigheid is juist de doelstelling. We willen mensen een goede uitgangspositie geven op de arbeidsmarkt. Ik hecht er ook aan om te zeggen dat het geld dat deze maatregel oplevert, ingezet wordt om de mogelijkheid van beschut werk te creëren en de dienstverlening van de gemeenten, juist voor deze groep, te verbeteren. Er gaat geen euro weg. Sterker nog, we kunnen meer mensen helpen met de middelen die hiervoor beschikbaar zijn.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
Er gaat 500 miljoen weg bij een andere groep. Dat betekent dat deze mensen heel erg gedupeerd worden. Ik ben heel teleurgesteld in de staatssecretaris als zij het onderzoek afdoet als preken voor eigen parochie. Dit zijn ervaringsdeskundigen. Dit zijn werkgevers die er ervaring mee hebben. Zij doen een beroep op u door te zeggen: stop nou en laat ons op deze wijze doorgaan, want het dupeert de mensen die het betreft heel erg. Waarom is de staatssecretaris dan zo halsstarrig om toch te zeggen: er is maar één weg en dat is onze weg?

Staatssecretaris Van Ark:
Ik waardeer het onderwerp zeer, in die zin dat het ook blootlegt wat er aan zorgen en overwegingen zijn. Ik vind het van belang om die mee te nemen in de uitwerking van de maatregel zoals wij die nu voorstaan. Overigens zitten deze partners ook aan tafel, want we hebben hen gevraagd mee te spreken. Als we het niet eens kunnen worden over de maatregel die we nemen, kunnen we het hopelijk eens worden over het doel en de manier waarop we de zorg op een andere manier kunnen beleggen. Voor het kabinet, voor mij, staat voorop dat ik wil dat die meerderheid van mensen met een arbeidsbeperking die nu niet aan het werk is, ook de kans krijgt om mee te doen. Werk is meer dan geld alleen. Werk is ook collega's, contacten, thuiskomen met een verhaal, ontplooiing en ontwikkeling. Dat is wat ik beoog met het voorstel, waarmee ik graag binnenkort naar de Kamer kom.

De voorzitter:
Dank u wel.


Vragen Ouwehand

Vragen van het lid Ouwehand aan de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over het bericht "Nederlandse invoer palmolie na jaren weer toegenomen".

De voorzitter:
Dan gaan we nu naar de vraag van mevrouw Ouwehand aan de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, die ik van harte welkom heet, over het bericht dat de Nederlandse invoer van palmolie na jaren weer is toegenomen. Het woord is aan mevrouw Ouwehand namens de Partij voor de Dieren.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Voorzitter. De Nederlandse invoer van palmolie is na jaren weer toegenomen. Dat is positief voor de economische cijfers waarvoor het kabinet zich volop op de borst kan kloppen. Nederland is zo'n beetje de grootste handelaar in palmolie. Het is wel heel erg slecht nieuws voor de leefbaarheid van de aarde. De productie van palmolie gaat gepaard met grootschalige verwoesting van gebieden, regenwouden, veenmoerasgebieden, die wij nodig hebben om onze ecosystemen intact te houden en om de klimaatverandering te stoppen. Voor palmolie worden een miljoen voetbalvelden per jaar aan regenwoud gekapt.

De inzet van het kabinet is sinds 2004 om een rondetafel voor zogenaamde duurzame palmolie te ondersteunen. De bedoeling is dat de productie van palmolie daardoor wel voldoet aan milieu-, klimaat- en mensenrechtennormen. Sinds die tafels in 2004 heeft deze Kamer heel regelmatig mensenrechtenorganisaties, dierenbeschermingsorganisaties en milieuorganisaties over de vloer gehad. Die afspraken zijn een lachertje. Niet voor de mensen die worden weggejaagd van hun land en vervolgens als schuldslaven mogen terugkomen. Niet voor de mensen die leven in die gebieden die grootschalig worden vervuild. En dan ook al niet voor de dieren die hun laatste leefgebied verliezen. Vanochtend kwam het bericht dat de laatste mannelijke witte neushoorn in het Noorden is uitgestorven. Datzelfde lot staat de orang-oetan en de Sumatraanse tijger te wachten.

Wij willen van het zelfbenoemde groenste kabinet ooit heel graag horen dat het gaat inzetten op een vermindering van de import van palmolie. Dat is, naast die zogenaamde verduurzaming, absoluut nodig. Dat kan door bijvoorbeeld te komen met een heffing. Palmolie is een ontzettend goedkope vulstof die overal in zit, in koekjes, snoepjes, chocola, crackers en noem maar op, omdat het zo goedkoop is. Dat is volstrekt onnodig en in het licht van klimaat ongelooflijk onverantwoord.

De voorzitter:
Dan geef ik nu het woord aan de minister.

Minister Kaag:
Dank u en goedemiddag, mevrouw de voorzitter. Dank ook voor de vraag. Ik heb het artikel ook zojuist gelezen en ervan kennisgenomen. Op dit moment kan ik het alleen maar interessant noemen dat de invoer van palmolie in Europa na vier jaar daling weer is toegenomen. Inderdaad, het tekent een hogere vraag vanwege het goedkope gebruik van palmolie in hele reeksen producten, en natuurlijk ook de vraag. Wij zijn inderdaad een relatief grote importeur van ruwe palmolie in Europa, zoals in het artikel wordt gesteld. Veel wordt verwerkt voor export naar andere landen. De haven van Rotterdam heeft daar natuurlijk in het bijzonder baat bij. Dat moeten wij onderkennen.

Ik deel de zorgen en het kabinet deelt de zorgen over de ontbossing waartoe de productie van palmolie leidt, en over het bredere duurzame plaatje en de toekomst van de aarde. Ook bij kwesties zoals arbeidsomstandigheden, een leefbaar loon en gelijke kansen zie ik helemaal geen verschil. Ik denk wel dat de benadering anders is. Ik ondersteun een heffing niet. Ik denk dat wij dan heel snel in de problemen raken bij de WTO. Zoals door vorige kabinetten is afgesproken, zetten wij ook nu aan tot verduurzaming van de productie met tegelijkertijd inzet van ontwikkelingssamenwerkingsmiddelen voor een aanpak gericht op arbeid, eerlijk loon en ontwikkelingssamenwerkingsprogramma's. Ik weet dat er een meningsverschil is over de organisatie die u noemde, de rondetafel voor duurzame palmolie. Wij denken dat die organisatie effectief is. Er is inderdaad kritiek van ngo-zijde, met name op de RSPO, de Roundtable on Sustainable Palm Oil. Ik kan het niet helpen, mevrouw de voorzitter, de club noemt zichzelf bij een Engelse naam. Als de standaard wordt overtreden, wordt er wel actie ondernomen. Het is een van de hoogste standaarden in de industrie in de sector.

Tegelijkertijd weten wij ook van ngo's zoals Solidaridad en IDH die juist werken aan verduurzaming, ook in het terrein, dat met de doelen die gesteld zijn voor 2020 bijvoorbeeld, voor de Nederlandse markt al 90% is bereikt. Kunnen wij meer doen? Dan is de vraag hoe. Een heffing is niet het antwoord. Wij zullen het ook samen moeten doen in Europees verband en daarin samen moeten optrekken. Ik denk dat daarom juist de Amsterdamverklaring voor duurzame palmolie goed is en een goed doel blijft stellen. Bij alle bezoeken, zoals onlangs in Maleisië en Vietnam, heb ik zelf ook het belang van actie en versnelling op weg naar totale verduurzaming van de palmolie-industrie opgebracht. We gaan dat ook weer bekijken met het bedrijfsleven en organisaties die daar zijn. Zoals ik meldde, zijn er OS-middelen om, waar dat relevant is, te kijken hoe we dat effectief kunnen aanpakken.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
We kennen de inzet van de vorige kabinetten en het stelt mij wel teleur dat deze minister, die nota bene staat voor de mensenrechten, wereldwijd, want dat is haar missie, zo makkelijk wegkijkt bij de grote, zware kritiek die er geleverd wordt op die verduurzaming. In 2014, dus tien jaar nadat die tafels de ruimte hadden gehad om zich te bewijzen, moest CLM concluderen dat een substantieel deel van de geïmporteerde palmolieproducten in Nederland afkomstig is van productiewijzen die in strijd zijn met de wet. De Kamer krijgt voortdurend signalen van mensenrechtenorganisaties en natuurbeschermingsorganisaties dat de afspraken van die tafels onvoldoende zijn.

Een ander punt: die palmolie is in veel gevallen helemaal niet nodig. Wat is er goed en duurzaam aan om in gebieden ver weg palmolieplantages neer te zetten, om vervolgens die olie naar Nederland te slepen en in producten te stoppen die we niet nodig hebben? Het vorige kabinet wilde nog doen alsof de klimaat- en milieuschade nog veel groter zou zijn als we dat zouden vervangen, maar we kunnen ook wat minder vlees gaan eten met z'n allen. We hebben in Nederland te maken met overgewicht. Het is niet zo dat we omkomen van de honger als we ietsje minder palmolie gebruiken. Ik zou graag zien dat de minister op die twee punten serieus ingaat.

Minister Kaag:
Het laatste punt is natuurlijk een kwestie van filosofie en persoonlijke levenswijze, als het gaat om meer of minder vlees eten. Ik kan me daar persoonlijk in vinden, maar ik zie dat niet per se als iets wat ik ga uitdragen als minister. Het is de keuze aan eenieder om een bijdrage te leveren, maar dat is een andere afweging.

Veel belangrijker is, denk ik, een punt waarover ik wel met u van mening verschil, zeer helder, namelijk over een vrijwillige aanpak in veel van deze zaken. Zoals ook gebleken is bij de convenanten tot nu toe is er samenwerking met de private sector en met steun van de overheid, ngo's en anderen. Dat zien we ook in andere sectoren; met inzet van andere middelen, zoals OS, handelssteun en technologische steun. Je kunt een scala van maatregelen daarbij bedenken. Op dit moment is dat de beste manier van werken. Dat wordt ook bevestigd door vele van de ngo's waarmee wij samenwerken.

U doelt eigenlijk al meteen op wetgeving of een verbod. We hebben al in een ander AO over handelsgesprekken namens het kabinet besproken dat als het gaat om wetgeving in een markt om misstanden tegen te gaan, op dit moment nog niet bewezen is dat dit de juiste weg is. Er is samenwerking met de ILO. We steunen dat. Het kinderarbeidfonds is al een middel. Ik meldde andere ontwikkelingssamenwerkingsmiddelen. Twee jaar na evaluatie van een aantal convenanten in topsectoren kunnen we bekijken of en onder welke omstandigheden welke vorm van wetgeving doeltreffend zal zijn. Ik denk niet dat je zo hard kunt stellen dat wetgeving het middel is. Ik denk dat veel van de armsten dan juist in een nog kwetsbaardere positie zullen geraken. Ik denk dat we ook niet door marktverschuiving de verduurzamingsagenda kunnen uitdragen. We zullen ook de politieke steun verliezen die nodig is in landen waar palmolie wordt geproduceerd. Ik denk dat we dan het algemene doel van verduurzaming op een manier die houdbaar is op de lange termijn niet zullen bereiken, en dat is een grote zorg.

Mensenrechten, ja. U zult dat ook terugzien in de nota over buitenlandse handel en OS, maar er zijn vele keuzes bij het nastreven en realiseren van mensenrechten. Wetgeving is niet de enige. Uiteraard zullen wij de stem horen van ngo's. Hebben wij berichten dat er mensenrechten worden geschonden, dan zullen wij ook actie nemen en de betreffende organisaties of autoriteiten op de juiste wijze daarop aanspreken.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Ik wil niet lelijk doen tegen de minister, maar we kunnen toch niet anders dan concluderen dat de voorgestelde aanpak na veertien jaar nog steeds niet werkt, dat we hier nu tien minuten hebben staan praten, dat er weer twintig voetbalvelden aan regenwoud zijn gekapt en dat het groenste kabinet ooit het prima vindt om daar grof aan te verdienen?

De voorzitter:
Dank u wel. U mag daar kort op reageren, maar dat hoeft niet. Dan ga ik naar mevrouw Van den Hul namens de PvdA.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):
Dank aan mevrouw Ouwehand voor het agenderen van dit belangrijke thema. We hebben onlangs een algemeen overleg gehad over imvo, internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen. Een van de thema's die we daar bespraken, was ketenverantwoordelijkheid. Ik heb de volgende vraag aan de minister: hoe weten we op dit moment of de importeurs van palmolie die ketenverantwoordelijkheid ook daadwerkelijk nemen, en daar invulling aan geven?

Minister Kaag:
De verduurzaming vindt inderdaad met name plaats in samenwerking met de voedingsmiddelensector, middels de Dutch Alliance for Sustainable Palm Oil. Volgens dat genootschap, waaraan het merendeel van de ketenmedewerkers deelneemt, dus ook aan de Nederlandse kant, is 90% van de verduurzaming al bereikt wat betreft de Nederlandse markt. Een punt van zorg blijft natuurlijk het transport via Rotterdam naar andere landen. Hoe we daar beter naar kunnen kijken, is natuurlijk een vraag. Ik gaf al aan dat we dat niet uitsluiten, maar daar is de Amsterdamse verklaring weer voor, want we trekken daar in Europees verband in op. Dan moet ik even teruggaan en kijken naar het marktsegment, naar wat er van Rotterdam verder naar Europa gaat — dat is waarschijnlijk het merendeel — en naar wat er naar buiten gaat, en wat we daaraan kunnen doen vanuit een ketenverantwoordelijkheid.

De voorzitter:
Ik geef het woord aan de heer Bouali, namens D66. Nee, Mevrouw Van den Hul, u kunt geen vragen meer stellen. De heer Gijs van Dijk heeft al een vraag gesteld.

De heer Bouali (D66):
Wat er nu op tafel ligt, is een belangrijk thema. En het is in ieder geval goed om te zien dat de minister dit bij haar recente bezoek aan Maleisië uitvoerig heeft besproken met de minister die daar verantwoordelijk is voor palmolie en de handel daarin. We hebben bij het vorige AO ook uitgebreid stilgestaan bij internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen. Daar is dit ook een belangrijk thema. Mijn vraag aan de minister is: hoe zorgen we ervoor dat we in Europees verband samen optrekken met andere EU-lidstaten om dit thema een duw in de goede richting te geven? En kan de minister misschien zeggen of ze dit ook opneemt in de brief die ze toegezegd heeft aan Commissaris Timmermans, om dit onderwerp als voorbeeld te stellen?

Minister Kaag:
Ja, dit zal ook een onderdeel vormen van de brief naar Eurocommissaris Timmermans. Ook trekken we met elkaar op, zowel binnen Europees Commissieverband — we spreken de Commissie erop aan — als bij de Europese Handelsraden, waar we dit ook naar voren brengen wanneer dat gepast is. En het is natuurlijk ook een kans voor het Europees Parlement, voor de betreffende partijen die daar vertegenwoordigd zijn.

De heer Amhaouch (CDA):
De Partij voor de Dieren maakte net denk ik een karikatuur van de inspanningen die Nederlandse bedrijven leveren om duurzame palmolie te importeren. 90% van de palmolie die Nederlandse bedrijven importeren is duurzaam, dus dan wordt er echt een karikatuur van gemaakt. De vraag aan de minister is: heeft zij er bezwaar tegen of ziet zij bezwaren als Nederland meer duurzame palmolie gaat importeren? Of ziet ze dat juist als een stimulans voor de kleine boeren in Maleisië en Indonesië voor extra inkomsten? Volgens mij doen heel veel Nederlandse bedrijven al aan duurzaamheid en zijn ze transparant. Zien we daar dan nog een probleem in?

Minister Kaag:
Dank voor deze vraag. Dit komt terug op een heel fundamentele vraag die mevrouw Ouwehand heeft gesteld. Of het duurzaam is, is in dit geval aan de consument om te bepalen. We weten dat de consument meer en meer zekerheid wil hebben dat een en ander duurzaam geproduceerd is. De regeringen van bijvoorbeeld Maleisië en Indonesië hebben in heldere termen te kennen gegeven dat de verduurzaming op korte termijn zal stoppen als we ophouden te importeren. Dat zal dan het gevolg zijn. Tegelijkertijd zie ik ook geen bezwaar tegen het gebruik van palmolie in producten als dat relevant is. Het is aan bedrijven om een actieve rol te spelen en te bekijken of er op termijn vervanging, substitutie, mogelijk is. Consumenten kunnen er ook om vragen. Bedrijven kunnen ook het voorbeeld volgen van Unilever, dat laat zien bij welke producten in de productie ervan duurzame palmolie is gebruikt. Dat zijn allemaal keuzemomenten, maar ik zie persoonlijk ten principale geen bezwaar tegen het gebruik van duurzame palmolie in de productie.

Mevrouw Diks (GroenLinks):
We weten natuurlijk allemaal dat de productie van palmolie gepaard gaat met grove schendingen van mensenrechten en natuur. U geeft dat zelf ook aan. We zien dat er ook in Nederland steeds meer import is van palmolie. Tegelijkertijd verscheen er vandaag of gisteren — dat ben ik even kwijt — een bericht dat Nederlandse bedrijven eigenlijk nauwelijks transparant zijn over waar ze hun palmolie vandaan halen. Dan kunnen we wel mooie keurmerken hebben, maar als bedrijven niet willen zeggen hoe ze handelen, dan hebben we ook te weinig informatie. Ik vroeg me af of de minister ook samenwerkt met de staatssecretaris van IenW als het gaat om het bijmengen van palmolie als biobrandstof.

Minister Kaag:
Dank voor deze vraag. De bijmenging van biobrandstof is een andere kwestie. Er zijn nieuwe richtlijnen. Er is ook een motie aangenomen. Er is een inzet van het kabinet om dat op een effectieve manier tegen te gaan. Daar wordt ook in het Europees Parlement over gesproken. We hebben nog geen informatie als het gaat om de bijmenging van biobrandstoffen dit jaar. Die informatie wordt pas in april van dit jaar beschikbaar gesteld door de Nederlandse Emissieautoriteit. Dan kunnen we bekijken of er ook op dat gebied sprake is van een toename. Maar het is een andere vorm. Het is een ander patroon. We kennen ondertussen de gevaarlijke gevolgen van de directe bijdrage van de bijmenging van biobrandstoffen. Nogmaals, beide punten, het gevaar of het risico van ontbossing en de verduurzamingsagenda, worden integraal opgepakt. We hebben daar doelstellingen bij. De Nederlandse bedrijven werken daaraan mee. Wij zetten ook de ontwikkelingssamenwerkingsmiddelen in. Maar we kunnen niet vooral in landen gaan werken en verwachten dat regeringen zelf een groot aantal kleine boertjes van hun land afhalen en dat ze tegen hen zeggen dat ze geen werk meer hebben, omdat er een verduurzamingsagenda is. Dat zal namelijk uiteindelijk tot ontwijkend gedrag leiden. Dan zullen we niet tegemoetkomen aan de doelstelling van verduurzaming op lange termijn.

De heer Alkaya (SP):
Wij weten natuurlijk al jaren hoe dier- en milieuonvriendelijk het gebruik van palmolie in onze voedingsmiddelen is. Ik sluit me aan bij de vraag van GroenLinks. Alle goede bedoelingen ten spijt, kwam Greenpeace met een rapport waarin staat dat de helft van de bedrijven niet wil of kan aangeven waar ze hun palmolie vandaan halen. Transparantie is dus nog heel ver te zoeken. Als mensen voor het schap staan in de supermarkt, kunnen ze er nog steeds niet van uitgaan dat ze door bepaalde producten te kopen niet bijdragen aan ontbossing, en uitbuiting van boeren over de hele wereld. Dat moet toch anders kunnen. Is de minister het met mij eens dat in ieder geval de bedrijven in Nederland moeten kunnen garanderen dat zij alleen maar gebruikmaken van verantwoord gewonnen grondstoffen? Dat geldt dan vooral voor palmolie, als we nu zien dat de import weer toeneemt.

Minister Kaag:
Dank u. Dat is inderdaad wenselijk. Ik denk dat het merendeel van de bedrijven tegenwoordig vanwege de reactie van de consument en vanwege het publieke debat, vandaag maar ook in de krant, steeds meer zal willen aangeven waar het de palmolie vandaan haalt. Ik denk voorts dat een effectieve samenwerking met het instituut, dat die keurmerkwaarde zal geven, ook heel belangrijk is. Verloopt alles altijd volgens plan? Nee, maar er is een enorme voortgang geboekt.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Voorzitter. Ik zou toch willen weten of de minister ten minste erkent dat de goedkope grondstof palmolie als ingrediënt in levensmiddelen een enorme vlucht heeft genomen, waar dat heel vaak niet nodig is. Erkent zij dat consumenten er tegenwoordig mee geconfronteerd worden dat in de helft van de producten in de supermarkt palmolie zit en dat het vrij lastig is om naar je idealen te leven en dat helemaal te mijden als fabrikanten, omdat het zo goedkoop is, dat overal in stoppen?

Minister Kaag:
Ja, maar ik ben, eerlijk gezegd, niet in staat om van elk product aan te geven of er een alternatief is waarmee je datzelfde product zou kunnen produceren. Dat vergt kennis van product tot product. Ik ben het met mevrouw Ouwehand eens dat de consument nog meer informatie zou moeten hebben. Ik wijs ook op de opmerking van de heer Alkaya daarover. We hadden daar in het laatste AO over buitenlandse handel ook een interessante discussie over. Er was een vraag van de heer Amhaouch om in een volgend overleg te spreken over de stormloop op keurmerken, zowel over de kosten die dat met zich brengt voor de kleinere bedrijven en de importeurs als over de verwarring die dat kan veroorzaken voor de consument. Het zou goed zijn als er een stroomlijning komt, een verduidelijking van waar welk keurmerk voor staat. Dat zou beter behapbaar zijn voor alle bedrijven die eraan mee willen werken. Dan heeft ook de consument meer duidelijkheid. Dan kan de consument zeggen: ik kies product A of product B. Maar ik ben noch zal in staat zijn om van product tot product een zakelijk waardeoordeel te geven of het wel of niet mogelijk is om palmolie-ingrediënten eruit te halen. Dan ga ik echt op de stoel van de producent zitten.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Voorzitter, tot slot. Dit is zo'n groot maatschappelijk probleem. Ik maak er bezwaar tegen dat het kabinet naar de rol van consumenten wijst. Geloof mij: ik ben een hoog gemotiveerde burger en ik probeer palmolievrij te leven. Dat lukt heel moeilijk, terwijl ik zeer gemotiveerd ben om al die etiketten te lezen. En dat geldt dus ook voor andere mensen die niet willen bijdragen aan klimaatverandering. Die mensen voelen zich in de kou gezet door een overheid die niet eens haar best wil doen om de import van die palmolie ten minste ietsje te verminderen. Als consumenten hun best moeten doen, dan moet het kabinet dat ook.

Minister Kaag:
Mevrouw de voorzitter. Er is een vraag gekomen. Het debat verschuift. Dat is goed. Maar we hebben het eerst over een verbod, dan hebben we het over een uitleg, dan over een consument en nu hebben we het over de overheid die moet gaan bepalen voor producenten of palmolie wel of niet terecht gebruikt wordt. Dan verschuift het debat. Ik denk dat ik heel goed erken dat als je palmolievrij wilt leven — wat ik waardeer — het heel lastig is dat er nog niet voldoende alternatief aanbod is om die keuze te maken en om er door middel van een marktmechanisme voor te zorgen dat palmolie een verschuivende en verminderende werking op de markt krijgt. Dat erken ik zo, dat geloof ik meteen van mevrouw Ouwehand. Ik volg haar ook op Twitter. Ik zie dus welke inzet daarachter zit.

Tegelijkertijd is dit niet het moment om zo'n gesprek aan te gaan. We hebben ons gecommitteerd aan de verduurzamingsagenda. We hebben daar afspraken over, nationaal en internationaal. En we hebben ook een verwachting te managen voor wat betreft de Nederlandse kant van het verhaal. Er is nu 90% inzet op verduurzaamde palmolie. Dat waren de afspraken. Dat is nog steeds de afspraak bij 2020 en ook via de Amsterdamse verklaring. Moet er een verschuiving plaatsvinden? Ik denk dat we daar eerst in een ander kader een goed gesprek over moeten hebben, met een goede inschatting van wat dat zou betekenen en of dat ook daadwerkelijk een verschil gaat maken. Individuele keuzes in deze fase blijven wat mij betreft echt individuele keuzes.

Mevrouw Becker (VVD):
Ik vraag me oprecht af wat een Indonesische boer of het regenwoud in Indonesië eraan heeft als we gaan doen wat de Partij voor de Dieren wil, namelijk in Nederland geen koekjes meer eten met palmolie en geen vlees meer consumeren. Volgens mij zet het Nederlandse bedrijfsleven zich volop in voor duurzame palmolie. Het CDA heeft dat net ook al terecht gezegd. De VVD sluit zich daarbij aan. Juist het opleggen van importheffingen van palmolie naar Nederland werkt misschien wel averechts voor die verduurzaming. Kan de minister iets zeggen over de mogelijkheid om de importheffingen voor duurzame palmolie laag te laten zijn en voor niet-duurzame palmolie wat hoger te laten zijn? Zouden we dan misschien de gewenste ontwikkeling kunnen stimuleren?

Minister Kaag:
Dit soort gesprekken zijn inderdaad gevoerd. Dat levert in het kader van de verduurzamingsafspraken met landen zoals Maleisië en Indonesië nog steeds zorgen en ook verwarring op, want zij zeggen: wij hebben die afspraken gemaakt; dwing ons niet nog sneller te gaan dan nu al in de afspraken is vastgelegd. Dan is er het risico van het weglopen van de andere kant. Dat is ook niet gewenst, want we werken natuurlijk samen. Tegelijkertijd kunnen we wel gaan kijken — dat is misschien ook waar mevrouw Becker op doelt — of we een soort "meer voor meer" kunnen geven, naarmate er meer verduurzaamde palmolie is en er een versnelling plaatsvindt. Daar heb ik op ingezet in mijn gesprekken in Maleisië en Indonesië. We hebben de verduurzamingsafspraken. Kunnen we gaan versnellen? Wat wordt er verwacht van alle partijen? Laten we dat op een positieve manier gaan belonen. Ik ben bereid om daarnaar te kijken, want dat heb ik ook al aangestipt en afgesproken met die landen. Maar het vergt een beetje tijd en een beetje studie.

De voorzitter:
Dank u wel.

Minister Kaag:
Dank u wel.


Vragen Karabulut

Vragen van het lid Karabulut aan de minister van Veiligheid en Justitie over het bericht dat Turkse tanks door de Koerdische stad Afrin rijden en duizenden op de vlucht zijn.

De voorzitter:
Dan gaan we nu naar de vragen van mevrouw Karabulut over het bericht dat Turkse tanks door de Koerdische stad Afrin rijden en duizenden op de vlucht zijn. Ik heet de minister van Buitenlandse Zaken van harte welkom. Het woord is aan mevrouw Karabulut.

Mevrouw Karabulut (SP):
Voorzitter, dank u wel voor deze gelegenheid tot het stellen van vragen. In een grove schending van het internationaal recht viel NAVO-bondgenoot Turkije 20 januari Afrin, een stad in het noorden van Syrië, binnen. De belangrijkste bondgenoten van het Westen tegen de Islamitische Staat, de alom geprezen Koerden, werden daarmee doelwit van militair, agressief, illegaal optreden. Zij die IS hebben verdreven, worden nu zelf verdreven.

Daar laat Turkije het niet bij. Ze maken gebruik van islamitische terreurmilities, jihadisten die niet onderdoen voor Al Qaida en IS. Zij zijn de huurlingen van Erdogan. Er is sprake van een etnische zuivering waarbij de oorspronkelijke bevolking wordt verdreven en waarbij er een warm nest wordt gecreëerd voor jihadisten. Honderden, duizenden Koerden, christenen, jezidi en Arabieren zijn inmiddels van huis en haard verdreven. Zij kunnen nergens terecht. Wat te doen met deze mensen, zo vraag ik de minister. De jihadisten plunderen en vernielen ondertussen alles wat de bewoners lief is. Honderden burgers, ook kinderen, zijn gedood. Afrin is op 18 maart gevallen. Week in, week uit hebben wij hier gestaan en opgeroepen om dit Turkse handelen te veroordelen. Het was stil. Het was doodstil. Nederland zweeg. De internationale gemeenschap zweeg. De Koerden zijn gewoon verraden en opgeofferd. Wederom zeg ik: schandalig! Het is onacceptabel.

Maar er is meer, want president Erdogan wil gewoon door, gesterkt door het westerse zwijgen. Hij heeft gezegd dat hij ook andere delen van het noorden van Syrië in handen wil krijgen, dat hij zijn invloed wil uitbreiden en dat hij het Koerdische democratische zelfbestuur wil vernietigen. Zo ver mag het niet komen. Dus ik vraag nog één keer, nu aan deze minister: gaat de minister deze illegale agressieve militaire aanval nu wel veroordelen?

De voorzitter:
Ik geef nu het woord aan de minister.

Minister Blok:
Dank u wel, voorzitter. Mevrouw Karabulut vraagt aandacht voor de verschrikkelijke situatie in Afrin. Ik ben het met haar eens dat de situatie daar ernstig is. Het is echt verschrikkelijk voor de bevolking, die deels gedood en gewond is en deels op de vlucht is.

Het is ook niet de eerste keer dat we elkaar hierover spreken. Ik heb al eerder aan de Kamer en aan mevrouw Karabulut aangegeven dat niet alleen ik hier in de Kamer mijn zorgen uitspreek, maar dat Nederland op een heleboel plaatsen die zorgen overbrengt: rechtstreeks aan Turkije, maar ook in de VN-Veiligheidsraad, waar we nu voorzitter van zijn, en in Europees verband. De stelling van mevrouw Karabulut dat Nederland zweeg, is dus zeer onjuist. En mevrouw Karabulut weet dat heel goed.

Inderdaad geven de geluiden die ons de afgelopen dagen hebben bereikt, dus nadat we elkaar de laatste keer daarover hebben gesproken in de Kamer, nog steeds aanleiding tot zorg. Daar heeft mevrouw Karabulut een punt. Dat is dus ook een reden voor mij, mijn collega's en ambtenaren om door te gaan met Turkije onze zorgen te laten weten en om door te gaan met in de VN-Veiligheidsraad het onderwerp Syrië en de uitvoering van de resolutie die oproept tot een staakt-het-vuren steeds weer aan de orde te stellen. Volgende week ben ik in het kader van ons voorzitterschap zelf in de Veiligheidsraad, op een dag dat Syrië op de agenda staat. Ook daar zal ik de situatie in Syrië breed, het belang van een staakt-het-vuren en het belang van de burgerbevolking, ook specifiek als het gaat om Afrin, nadrukkelijk aan de orde stellen.

Mevrouw Karabulut (SP):
"Zorgen". "Aan de orde stellen". "We spreken". Dat hebben we allemaal de afgelopen weken al gehoord. We zijn hier nu al bijna twee maanden, vanaf 20 januari, twéé maanden, bezig om te komen tot een duidelijke uitspraak. De minister weigert dat. Niet veroordelen in deze situatie betekent instemmen, niet alleen met dat de Turken onze belangrijkste bondgenoten verraden, maar ook met dat de NAVO, en daarmee ook Nederland, medeplichtig wordt aan deze misdaden. Dus ik wil voor de laatste keer de minister vragen: bent u dan bereid om deze illegale agressieve actie … Want het ís in strijd met de mensenrechten, het ís in strijd met het internationaal recht, het versterkt de positie van de jihadisten en het betekent uiteindelijk ook dat het onze veiligheid zal raken. Dus ik wil de minister vragen: gaat u dit nu veroordelen, ja of nee?

Minister Blok:
Ik ben blij dat mevrouw Karabulut het in ieder geval nu, in haar tweede termijn, niet meer heeft over "Nederland zweeg", want ze geeft in haar eigen bijdrage aan dat ze weet hoe vaak ik en anderen namens Nederland dit aan de orde hebben gesteld. Als het gaat om veroordelen, heb ik vorige week in de Kamer aangegeven dat Nederland het feit veroordeelt dat door Turks optreden onze bondgenoten in de strijd tegen IS, de Koerden, die dezelfde strijd tegen IS leveren als onze mannen en vrouwen boven Irak en Syrië, weggetrokken worden uit de strijd tegen IS, omdat ze in Afrin actief werden.

Het is ook niet zo dat de Nederlandse acties geen enkel gehoor vinden. De Verenigde Staten, toch niet de minste NAVO-bondgenoot, heeft heel recent een scherpe verklaring over Afrin naar buiten gebracht. En gisteren heeft ook de Hoge Commissaris voor de Mensenrechten, de heer Zeid, in de Veiligheidsraad een stevige verklaring afgegeven. Dus waar ik u ook vorige week heb aangegeven dat het Nederlandse optreden effectief is op het moment dat we bondgenoten hebben, hebben we die ook. Effectiviteit als het gaat om de situatie van de mensen in Afrin, de situatie van de mensen in Syrië, blijft de kern van ons optreden.

Mevrouw Karabulut (SP):
Maar hoe kan de minister spreken over "effectiviteit" wanneer inmiddels Afrin is gevallen, jihadisten zich daar nestelen, IS zich weer ontpopt tot een echte strijdkracht die in die zin ook ons bedreigt? Het internationaal recht wordt geschonden en Erdogan zegt: heb geen hoop, we gaan hier niet weg totdat het werk is gedaan; het Europees Parlement en anderen hebben niets te zeggen tegen Turkije. Alles hierover gaat het ene oor in en het andere oor uit. Hij wil het hele noorden van Syrië veroveren om daar die etnische zuivering te voltrekken. Als de internationale gemeenschap, met deze minister voorop, dat niet veroordeelt en daarvoor geen sancties wil instellen, dan zal hij doorgaan. Weet u wat dat betekent, voorzitter? Dat betekent dat je medeplichtig bent. Is de minister op zijn minst bereid is om in de Verenigde Naties sancties te bepleiten, omdat Turkije zich inderdaad ook niet aan de VN-resolutie houdt voor een staakt-het-vuren? Dat is het minste wat de minister zou kunnen doen.

De voorzitter:
Dank u wel. De minister.

Minister Blok:
Voorzitter. Mevrouw Karabulut gebruikt eigenlijk in iedere termijn hele grote, onjuiste woorden. "Medeplichtig" zegt ze over Nederland, terwijl Nederland voorop heeft gelopen in het uitspreken van een scherp oordeel over Turkije en daarin ook niet alleen staat. Mevrouw Karabulut doet net alsof we hier zouden moeten geloven dat als Nederland andere woorden zou gebruiken, dan Afrin niet zou zijn gevallen. Dat is het soort naïviteit waarmee we zeker niks bereiken. Het is wezenlijk dat we nu — ik gaf het al aan — met de Verenigde Staten en met de Hoge Commissaris voor de Mensenrechten dezelfde boodschap naar voren brengen. Dat blijft onze inzet. Ook in de Europese Raad Algemene Zaken gisteren is er uitgebreid over gesproken. Ik heb onze grote zorgen en ook veroordeling uitgesproken over het feit dat de Koerdische troepen nu niet meer goed tegen IS ingezet kunnen worden. Dat blijft altijd onze lijn, maar altijd in gezamenlijkheid. Anders bereik je helemaal niets en dan hebben de mensen in Afrin er ook niets aan.

Mevrouw Karabulut (SP):
Maar mijn vraag over wat de minister gaat doen en welke sancties hij gaat treffen is onbeantwoord gebleven.

De voorzitter:
Dan vraag ik de minister daarop in te gaan. Dank u wel, mevrouw Karabulut.

Minister Blok:
Mevrouw Karabulut weet heel goed dat als andere landen ons niet willen volgen in termen van veroordeling, het nog veel scherpere instrument van sancties zeker niet gevolgd zal worden. Ook daarvoor geldt dat als je een Nederlandse alleingang wilt zoals mevrouw Karabulut bepleit, dat alleen maar in het voordeel werkt van in dit geval Turkije. Die zullen zeer triomfantelijk zeggen: kijk, Nederland roept op tot sancties in het voorstel van mevrouw Karabulut, niemand volgt ze, dus eigenlijk worden wij gesteund. Het is averechts wat mevrouw Karabulut voorstelt.

De voorzitter:
Nee, dit is uitlokken naar mevrouw Karabulut. Dank u wel. Dan ga ik nu naar mevrouw Becker namens de VVD.

Mevrouw Becker (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Het is best ernstig dat we, met wat er nu gaande is in Syrië en het binnenvallen van de Turken in Afrin, nu in de Tweede Kamer een wedstrijd verplassen hebben over wie de meest stevige bewoordingen kan gebruiken. We vinden allemaal dat het verschrikkelijk is wat hier aan de hand is, maar laten we kijken naar hoe Nederland daarin effectief kan optreden in de wereld. Wij hebben als VVD in dat kader een motie ingediend die breed gesteund is in de Kamer en die het kabinet oproept om de gevolgen van het Turkse optreden in Afrin te veroordelen en de Turken hierop aan te spreken. De minister is vervolgens naar de Raad Buitenlandse Zaken gegaan met die motie. Kan hij aangeven hoe hij deze motie heeft uitgevoerd?

De voorzitter:
De Turkse regering aanspreken, want "de Turken aanspreken" vind ik een beetje … De minister.

Minister Blok:
Voorzitter. De motie waar mevrouw Becker op doelt, was inderdaad de grondslag voor mijn inbreng gisteren in de Europese Raad Buitenlandse Zaken. Ik heb daar de grote Nederlandse zorgen uitgesproken. Ik heb ook de veroordeling uitgesproken over het feit dat als gevolg van het Turkse optreden de Koerdische troepen weg werden getrokken. Die motie heb ik daar uitgevoerd. Ik zal dat volgende week ook doen in de Veiligheidsraad in New York.

De voorzitter:
De heer Voordewind, namens de ChristenUnie.

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter. Gruwelijk wat er gebeurt in Noord-Syrië. Daar zijn we het allemaal over eens. De vraag is natuurlijk wat er nu gebeurt na Afrin, want zover zijn we al inmiddels. De Turken hebben ook aangegeven Manbij te willen aanvallen. Daar zitten de Amerikanen. Is de minister bereid met de Amerikanen en misschien andere coalitiepartijen, misschien Frankrijk, eens na te denken over wat er wel mogelijk is richting de Turken binnen NAVO-verband? Want als we niet gezamenlijk gaan optrekken … Ik weet dat er op dit moment geen meerderheid voor is, maar is de minister wel bereid om een coalitie van de willing te vormen om Turkije toch aan te spreken op het verder verdrijven van de Koerden, van de Arabieren en van de christenen in Noord-Syrië?

Minister Blok:
Net als de heer Voordewind heb ik met zorg de aankondiging gelezen dat ook andere Koerdische terreinen zoals Manbij door de Turken aangevallen zullen worden. Onze inzet, gisteren in de Europese Raad en permanent in de Veiligheidsraad, maar zeker ook als ik daar volgende week ben, is inderdaad het vinden van steun bij Amerika en bij andere Europese landen, uiteindelijk om resolutie 2401, die oproept tot een staakt-het-vuren in Syrië, effect te laten krijgen. Dat geldt dus ook voor Turkije. Dat moet zich er ook aan houden. Specifiek ten aanzien van Turkije blijft mijn volle inzet om Turkije met andere landen daarop aan te spreken.

De voorzitter:
Mevrouw Diks namens GroenLinks.

Mevrouw Diks (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. Natuurlijk is al door iedereen aangegeven, ook door u, dat de situatie in Afrin mensonterend en verschrikkelijk is. Ook GroenLinks wil natuurlijk graag dat u dat steeds veroordeelt en blijft veroordelen. Wat vindt u …

De voorzitter:
Wat vindt de minister …

Mevrouw Diks (GroenLinks):
Wat vindt de minister van het idee om in de VN-Veiligheidsraad volgende week te vragen om namens de VN waarnemers naar het gebied te sturen om Turkije in ieder geval te monitoren als bezetter van het gebied en te voorkomen dat die tanks verder het gebied in kunnen rollen?

Minister Blok:
Ieder instrument dat bijdraagt aan de positie van de burgers zal ik omarmen. Het fundament blijft wat mij betreft resolutie 2401. Je hebt natuurlijk een wapenstilstand nodig om waarnemers effectief te laten te zijn, maar ook om humanitaire hulp te kunnen verlenen. Als ik ook maar enige ruimte vind voor waarnemers of voor een ander goed doel, zal ik die natuurlijk gebruiken. De opgave is echt om voldoende landen mee te krijgen. U weet dat er meer landen lid zijn van de Veiligheidsraad en dat die een ook veto hebben. Dat geldt ook voor Rusland, dat een bondgenoot is van Syrië in deze strijd. Dat maakt het dus moeilijk. Maar mijn inzet zal vol blijven op het benutten en groter maken van de kleine ruimte die er is om naar ons vermogen dat lijden in Syrië te verminderen.

De voorzitter:
De heer Van der Staaij namens de SGP.

De heer Van der Staaij (SGP):
Voorzitter. Verschrikkelijk wat er in Afrin gebeurt. Ook wij houden ons hart vast voor hoe het verder gaat. De minister gaf begrijpelijkerwijs aan dat wij in ons eentje eigenlijk niks bereiken, dat je echt met elkaar die druk moet uitoefenen. Steun daarvoor. Maar ondertussen lijkt het signaal richting Turkije nu te zijn: je kan je gang gaan, want het blijft uiteindelijk onbestraft. Daar maak ik mij zorgen over. Welke mogelijkheden ziet de minister nu om deze aanpak daadwerkelijk verder een halt toe te roepen?

Minister Blok:
Ik kan me goed voorstellen dat de heer Van der Staaij zegt dat zijn vrees is dat het optreden van Turkije helemaal onbestraft blijft. Tegelijkertijd ontleen ik hoop aan het feit dat en de Verenigde Staten en de Hoge Commissaris voor de Mensenrechten nadrukkelijk een uitspraak hebben gedaan over het optreden van Turkije. Nederland is een middelgroot land dat internationaal zeer gewaardeerd wordt en hiermee hebben we toch twee partijen aan onze kant die zich zeer duidelijk uitspreken. Daarom leg ik het hoofd niet in de schoot, maar blijf ik naar manieren zoeken om met deze partijen en ook met andere landen, zoals de heer Voordewind vroeg, druk uit te blijven oefenen op Turkije.

De voorzitter:
Dank u wel. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van het mondelinge vragenuur. Ik schors de vergadering voor enkele ogenblikken en daarna gaan we verder met de regeling van werkzaamheden.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Mededelingen

Mededelingen

Mededelingen

De voorzitter:
Ik deel aan de Kamer mee dat het volgende lid zich heeft afgemeld:

Van der Graaf.

Deze mededeling wordt voor kennisgeving aangenomen.

De voorzitter:
Op de tafel van de Griffier ligt een lijst van ingekomen stukken. Op die lijst staan voorstellen voor de behandeling van deze stukken. Als voor het einde van de vergadering daartegen geen bezwaar is gemaakt, neem ik aan dat daarmee wordt ingestemd.

Regeling van werkzaamheden

Regeling van werkzaamheden

Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:
Op verzoek van de aanvragers stel ik voor van de agenda af te voeren:

  • het dertigledendebat over belastingvoordelen voor een voormalig korpschef;
  • het dertigledendebat over het kunstmatig hoog houden van de zorgpremies;
  • het dertigledendebat over het bericht dat de spoedeisendehulppost van het ziekenhuis Hengelo haar deuren moet sluiten;
  • het dertigledendebat over wachttijden bij de spoedeisende hulp van ziekenhuizen;
  • het dertigledendebat over de risico's van blootstelling aan combinaties van gewasbeschermingsmiddelen.

Ik stel voor donderdag aanstaande ook te stemmen over de aangehouden motie-Van Meenen c.s. (31288, nr. 608) en de aangehouden motie-Dik-Faber/Agnes Mulder (34775-XIII, nr. 102).

Op verzoek van een aantal leden stel ik voor de volgende door hen ingediende moties opnieuw aan te houden: 34775-XIII-78; 33037-246; 30169-62; 34775-XV-40.

Ik stel voor toe te voegen aan de agenda van de Kamer:

  • het VAO Achterstandenbeleid, met als eerste spreker de heer Kwint namens de SP;
  • het VAO Wmo/Mantelzorg/Hulpmiddelenbeleid, met als eerste spreker mevrouw Bergkamp namens D66.

Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:
Dan geef ik nu het woord aan de heer Gijs van Dijk namens de PvdA.

De heer Gijs van Dijk (PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Als we mensen kwijtraken in de bureaucratie, dan gaat er iets mis. De Telegraaf had vorige week een artikel over werklozen die we blijkbaar niet meer kunnen vinden in de systemen, terwijl we aan de andere kant iedereen nodig hebben op de arbeidsmarkt, en ook iedereen een kans willen geven. Dus ik zou graag een debat willen aanvragen met de minister van Sociale Zaken en ook de staatssecretaris van Sociale Zaken, omdat zij over de gemeenten gaat.

De heer Wiersma (VVD):
Voorzitter. Terecht pleidooi: iedereen is nodig op de arbeidsmarkt. Dan moeten we ook iedereen in beeld hebben. Dus steun voor het verzoek. Ik zou ook graag een brief van het kabinet daaraan voorafgaand zien.

De heer Bruins (ChristenUnie):
Belangrijk punt dat de heer Gijs van Dijk hier opbrengt, dus steun voor dit verzoek.

De heer Van Kent (SP):
Voorzitter, van harte steun voor het verzoek.

De heer Özdil (GroenLinks):
Voorzitter, tot nu toe eens met al mijn collega's. Steun.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
Steun voor het verzoek.

De heer Bisschop (SGP):
Geen bezwaar.

De heer Pieter Heerma (CDA):
Ook steun.

De heer Raemakers (D66):
Steun.

Mevrouw Agema (PVV):
Steun.

De heer Gijs van Dijk (PvdA):
Wat is "geen bezwaar"? Is dat steun?

De voorzitter:
Steun, begrijp ik.

De heer Gijs van Dijk (PvdA):
O gelukkig.

De voorzitter:
Eigenlijk de hele Kamer steunt het verzoek.

De heer Gijs van Dijk (PvdA):
Oké. Dank u wel.

De voorzitter:
Dan zullen we dit debat op de lijst van meerderheidsdebatten plaatsen. En er was om een brief gevraagd? Dan stel ik voor om het stenografisch verslag van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

De heer Jasper van Dijk namens de SP.

De heer Jasper van Dijk (SP):
Voorzitter. "Mensen met dubbele, slecht betaalde banen in de knel", kopte de NOS. Tienduizenden mensen zitten volgens de SER gevangen in het combineren van tijdelijke banen; steeds meer werkende armen dus. Ik wil daarover graag een debat met de staatssecretaris van Sociale Zaken.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
Ja, voorzitter, zorgelijke situatie. Mensen komen amper rond. Wat ons betreft voldoende reden voor een debat, en een brief graag.

De heer Kuzu (DENK):
Steun, voorzitter.

Mevrouw Agema (PVV):
Steun.

De heer Özdil (GroenLinks):
Van harte steun, voorzitter.

De heer Gijs van Dijk (PvdA):
Steun.

De heer Wiersma (VVD):
Voorzitter. Volgens mij is het bij een SER-advies gebruik om eerst een reactie van het kabinet te krijgen. Ik zou dus graag een brief van het kabinet willen. Nu geen steun voor het debat.

De heer Pieter Heerma (CDA):
Daar sluit ik me bij aan. Het is heel goed om een reactie op het SER-advies te krijgen, maar nu geen steun voor een debat.

De heer Raemakers (D66):
Nu geen steun, eerst een reactie.

De heer Bisschop (SGP):
Voorzitter. Het lijkt me de ordentelijke weg: eerst een reactie van het kabinet en dan kijken we verder.

De voorzitter:
De heer Jasper van Dijk.

De heer Jasper van Dijk (SP):
Voorzitter, dan zou ik het debat graag willen toevoegen aan de lijst van dertigledendebatten.

De voorzitter:
Ja. Ik stel voor het stenografisch verslag van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet. Ik wil u ook vragen, meneer Jasper van Dijk, om als de reactie binnen is en er daarna een algemeen overleg wordt georganiseerd, het dertigledendebat alsnog van de lijst af te halen.

De heer Jasper van Dijk (SP):
Dat gaan we bezien.

De voorzitter:
Dank u wel.

Dan gaan we naar de heer Öztürk, maar die zie ik niet. Dan gaan we naar de heer Arno Rutte namens de VVD. Meneer Azarkan, begrijp ik goed dat u de heer Öztürk straks gaat vervangen?

De heer Azarkan (DENK):
Ja.

De voorzitter:
Dan geef ik u zo het woord. U was net sneller met lopen naar het spreekgestoelte, meneer Rutte.

De heer Arno Rutte (VVD):
Voorzitter. Vorige week hield het Eindhovens Dagblad een interview met een aantal burgemeesters, voormalige burgemeesters, uit Oost-Brabant en kwam tot de conclusie dat vrijwel elke burgemeester met de dood wordt bedreigd. Er staat zelfs: "Het is bijna net zo vanzelfsprekend als het doorknippen van lintjes en het bezoeken van diamanten echtparen."

De voorzitter:
En dus?

De heer Arno Rutte (VVD):
Het bedreigen van burgemeesters is absoluut niet normaal, maar dat het zo normaal wordt gevonden, is een teken van de enorm toegenomen dreiging ...

De voorzitter:
U wilt een debat, meneer Rutte?

De heer Arno Rutte (VVD):
... van ondermijnende criminaliteit. Ja, daarover wil ik graag een debat met de minister van Justitie.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Vanzelfsprekend, voorzitter. Graag snel een debat daarover.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
Voorzitter, het is een schande. Wat ons betreft gaan we het daar met elkaar over hebben.

De heer Groothuizen (D66):
Steun voor het verzoek, voorzitter.

De heer Van der Lee (GroenLinks):
Namens GroenLinks steun.

De heer Azarkan (DENK):
Van harte steun.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
De ChristenUnie steunt het verzoek.

De heer Van Raak (SP):
Van harte steun.

De voorzitter:
U heeft een meerderheid, meneer Rutte.

De heer Arno Rutte (VVD):
Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel.

Dan geef ik nu het woord aan de heer Azarkan namens DENK.

De heer Azarkan (DENK):
Voorzitter, dank en ook excuses voor de ontstane verwarring.

Het volgende, voorzitter. Dit weekend was er opnieuw een vreselijk geval van racisme en discriminatie. In Emmen werd een kandidaat-raadslid van de PvdA van Somalische afkomst uitgescholden. Er werd gesproken van een "kopvoddenmongool die terug zou moeten naar Afrika". Voorzitter, DENK wil hier graag een debat en een brief over. Het gaat ons niet om het individuele geval, het gaat ons om het sentiment in de samenleving waarbij sommigen anderen gewoon op openbare plekken, in het openbaar domein kwaad willen doen en uitschelden en daarbij fysiek of verbaal geweld gebruiken. Dit moet echt een keer stoppen, vandaar mijn oproep aan de collega's: steun het debat.

De heer Gijs van Dijk (PvdA):
Voorzitter, wat er dit weekend is gebeurd is natuurlijk vreselijk. Dit gaat over een van onze kandidaat-raadsleden. Vreselijk dat dit gebeurd is. Wij hebben ook als hele partij — ik heb dit ook van andere partijen gezien — gezegd: wij staan om u heen. Ik ben er niet voor om een debat te voeren over een individueel geval maar wel als het gaat over de positie van raadsleden, die zich gewoon vrijelijk moeten kunnen uitspreken, wat ze ook vinden en welke achtergrond ze ook hebben. Ik steun het verzoek om een breder debat over de positie van raadsleden.

De heer Van den Bosch (VVD):
Voorzitter, dit is een heel triest incident. Ik denk dat diegene vooral aangifte moet doen. Een goed debat in de raad daar lijkt me ook heel verstandig. Geen steun voor een debat hier.

De heer Van der Molen (CDA):
Voorzitter, dit toont maar weer aan dat we belediging van raadsleden niet moeten accepteren, maar ik sluit me aan bij wat de heer Van Dijk zei: het is wel een incident. Dus geen behoefte aan een debat, voorzitter.

De voorzitter:
Maar dat is niet wat de heer Van Dijk heeft gezegd, meneer Van der Molen. Hij steunt het verzoek wel.

De heer Van der Molen (CDA):
Ik sloot me dan aan bij de woorden, maar niet bij de instemming met het debat, voor alle duidelijkheid.

De heer Azarkan (DENK):
Dat maakt het ingewikkeld.

De heer Van Raak (SP):
Wij zien meer incidenten tegen raadsleden, wethouders, burgemeesters. Na verkiezingen krijgen we altijd een brief van de regering, van de minister van Binnenlandse Zaken, en houden we een overleg, een evaluatie van de verkiezingen. Ik zou de minister dus willen vragen om in die brief ook nadrukkelijk in te gaan op dit geval en andere gevallen die er zijn geweest, zodat we die tezamen in het kader van de staat van onze lokale democratie kunnen bespreken na de verkiezingen.

De voorzitter:
Dus u steunt het verzoek?

De heer Van Raak (SP):
Ik steun niet dit verzoek. Ik vraag de minister om in te gaan op dit geval …

De voorzitter:
Ja, dat is helder.

De heer Van Raak (SP):
… en op andere gevallen en om het reguliere overleg dat we altijd na verkiezingen hebben ook hiervoor te gebruiken.

De voorzitter:
Dus voorlopig niet. De heer Bisschop.

De heer Bisschop (SGP):
Voorzitter, het is inderdaad een onverteerbare kwestie. Ik denk dat ik me kortheidshalve aansluit bij collega Van Raak. Ik denk dat dat de beste route is.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Voorzitter, ook de ChristenUnie vindt dit niet te tolereren. Ik denk dat het voorstel van de heer Van Raak een goed voorstel is.

De voorzitter:
U bent al geweest, meneer Gijs van Dijk.

De heer Gijs van Dijk (PvdA):
Voorzitter, ik wil toch even …

De voorzitter:
Iets rechtzetten.

De heer Gijs van Dijk (PvdA):
Er werd net gezegd dat ik het als een incident bestempel. Dat doe ik absoluut niet. Iedere bedreiging is er een te veel en daarom steun ik juist het debat hierover.

De voorzitter:
Precies. Dat heb ik ook zo begrepen. Mevrouw Van den Boer. Of Den Boer, sorry, niet Van. Mevrouw Den Boer.

Mevrouw Den Boer (D66):
D66 spreekt haar afschuw uit over dit verschrikkelijke incident. Wij zouden graag een bredere uitleg tegemoetzien van de minister over alle incidenten die voorkomen op dit terrein. We willen dus een geïntegreerd antwoord. Een brief kunnen wij ondersteunen. Een debat misschien nog niet.

De voorzitter:
Voorlopig niet, begrijp ik.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Voorzitter, eens met alle mensen die al gezegd hebben dat het afschuwelijk is. Steun voor het betreffende kandidaat-raadslid. We sluiten ons aan bij de suggestie van de SP om het te betrekken bij de evaluatie van de verkiezingen en om dus ook het kabinet te vragen in de brief hierop in te gaan.

De voorzitter:
Dus voorlopig geen steun voor dit verzoek.

De heer Özdil (GroenLinks):
Voorzitter, wij sluiten ons daarbij aan. Alle verschrikkelijke incidenten zoals dit moeten we serieus nemen, maar het is, denk ik, zorgvuldig als we het in z'n geheel behandelen.

De voorzitter:
Maar waar sluit u zich bij aan?

De heer Özdil (GroenLinks):
Geen steun voor dit specifieke debat, maar wel voor een breder debat en een brief.

De voorzitter:
Dus voorlopig ook geen steun. Meneer Azarkan, u heeft geen steun voor het houden van een debat.

De heer Azarkan (DENK):
Jammer.

De voorzitter:
Dan stel ik voor het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet. Ook is het voorstel gedaan om het te betrekken bij een breder overleg naar aanleiding van de brief van de minister.

Dan ga ik nu naar de heer Van der Staaij namens de SGP.

De heer Van der Staaij (SGP):
Mevrouw de voorzitter. Enige weken geleden hebben we het tijdens het vragenuur gehad over de activiteiten van Coöperatie Laatste Wil en het beschikbaar stellen van een bepaald poeder waarmee mensen een eind aan hun leven kunnen maken. Het afgelopen weekend kwam daarbij dat ook de ouders van een jonge vrouw die inderdaad door zo'n poeder om het leven is gekomen, de aandacht van de politiek hiervoor hebben gevraagd. Tijdens het vragenuur destijds was beloofd dat er een brief naar de Kamer zou komen. Mijn vraag is of die brief snel naar de Kamer kan komen en of we daar vervolgens een debat over kunnen voeren met de ministers van Justitie en de minister van Volksgezondheid om over verschillende aspecten hiervan van gedachten te wisselen.

Mevrouw Bruins Slot (CDA):
Voorzitter, steun voor het debat, maar ik zou in de gevraagde brief ook graag een weergave van het gesprek zien dat de minister van VWS heeft met de coöperatie en ik zou ook graag willen dat daarin verder wordt ingegaan op het vraagstuk van het beperken van de verkoop van het middel aan particulieren.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Voorzitter, ook de ChristenUnie wil graag het debat hierover voeren, mede op basis van de brief. Ik kan me aansluiten bij de vragen die door mevrouw Bruins Slot nog zijn gesteld.

De heer Hijink (SP):
Steun voor het voeren van het debat en het ontvangen van een brief. Het is inderdaad heel belangrijk dat er snel een verslag komt van het gesprek dat volgens mij ergens deze week gevoerd gaat worden met de coöperatie. Daarin moet niet alleen staan wat er is besproken, maar ook welke maatregelen de minister nu gaat voorstellen naar aanleiding van dat gesprek.

Mevrouw Tellegen (VVD):
Ook namens de VVD steun voor een debat, maar niet dan nadat we deze brief ontvangen hebben.

De heer Özdil (GroenLinks):
Voorzitter, namens GroenLinks steun voor het bespoedigen en het verbreden van de brief. Wat ons betreft gaan we dan bekijken of een debat nodig is.

De heer Azarkan (DENK):
Steun voor het debat en ook steun voor een brief.

Mevrouw Bergkamp (D66):
D66 sluit zich aan bij de woorden van GroenLinks. We willen dat er eerst een brief komt. Het is ook nog in onderzoek. We willen daar dus ook eerst meer duidelijkheid over hebben.

Mevrouw Dijksma (PvdA):
Ik steun zowel de brief als het debat. De minister kan zelf wel bepalen, indien het Openbaar Ministerie ergens in beeld zou komen, wat er wel en niet aan informatie kan worden overgedragen. Dan kunnen we altijd nog later een debat voeren, maar ik vind het goed om nu alvast dat debat aan te kondigen.

Mevrouw Sazias (50PLUS):
Steun voor de snelle brief en het debat.

De voorzitter:
U heeft een ruime meerderheid voor het houden van een debat, meneer Van der Staaij. Ik stel voor het stenografisch verslag van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet. Dank u wel.

Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Kröger namens GroenLinks.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Voorzitter. De Nederlandse import van palmolie is fors toegenomen. De groeiende vraag naar palmolie leidt tot ontbossing en het schenden van landrechten in andere delen van de wereld. Palmolie wordt in toenemende mate gebruikt als grondstof voor biobrandstoffen. 59% van de biobrandstof die in Nederland wordt gemaakt, is gemaakt van palmolie. Daarom ben ik ook blij dat de motie-Kröger is aangenomen die Nederland oproept zich in Europa in te zetten voor een verbod op het gebruik van palmolie als biobrandstof. Ik wil graag een debat aanvragen met de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat over het groeiende gebruik van palmolie in de productie van biobrandstoffen in Nederland en over de uitvoering van deze motie.

De heer Laçin (SP):
Belangrijk onderwerp, voorzitter. We hebben er al een aantal keren over gesproken en er met Greenpeace actie over gevoerd. In die zin dus volledige steun voor het debat, dat hopelijk snel plaatsvindt.

De heer Amhaouch (CDA):
Voorzitter. We hebben net al een heel debatje gehad over palmolie en hebben twee weken geleden gesproken over imvo, waarbij ook palmolie aan de orde is gekomen. Geen steun.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Voorzitter, ik zou het verzoek willen steunen. Ik zou wel graag ook de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking erbij willen hebben, want de groei van het gebruik van palmolie heeft niet alleen een relatie met biobrandstoffen, maar ook met levensmiddelen en cosmetica. Dus steun, maar wel met uitbreiding met die minister.

De heer Azarkan (DENK):
Steun voor het debat. Ik sluit mij aan bij mevrouw Ouwehand als het gaat om de verbreding richting de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.

De heer Ziengs (VVD):
Conform de lijn van mijn collega Amhaouch geen steun voor het debat.

De heer Gijs van Dijk (PvdA):
Steun, ook voor de verbreding waar mevrouw Ouwehand op doelt.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Voorzitter. Ik wil heel graag een brief van het kabinet waarin de cijfers die ook net naar voren zijn gebracht toegelicht worden, zodat we daar nadere duiding over krijgen. Ik wil het heel graag betrekken bij een algemeen overleg.

Mevrouw Van Eijs (D66):
Ik sluit mij aan bij de woorden van de ChristenUnie.

De heer Van Aalst (PVV):
Geen steun, voorzitter.

De voorzitter:
Mevrouw Kröger, u heeft geen steun voor het houden van een meerderheidsdebat.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Ik zou heel graag de brief ontvangen en het debat op de lijst met dertigledendebatten willen plaatsen.

De voorzitter:
Dat gaan we doen. Ik stel voor het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Ik doe ook het volgende verzoek namens mijn collega, dus ik blijf even staan.

De voorzitter:
Ja, dat dacht ik al, want ik zie mevrouw Buitenweg niet. Gaat uw gang.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Voorzitter. Ik doe een verzoek namens mijn collega Buitenweg. Vandaag is een onderzoek van de Universiteit Maastricht gepubliceerd over juridische maatregelen om een einde te kunnen maken aan huwelijkse gevangenschap. Dat is de onmogelijkheid, vooral voor vrouwen, om te kunnen scheiden als ze een religieus huwelijk zijn aangegaan. Dit onderwerp is ook eerder aan de orde geweest. Toen heeft de minister voor Rechtsbescherming gezegd dat hij zou kijken of hij bereid is tot het voorstellen van maatregelen. GroenLinks zou graag een reactie van de minister krijgen op dit onderzoek en een brief van hem over welke actie hij wil ondernemen op dit terrein. Vervolgens willen we hier een debat over voeren.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Voorzitter. We hebben daar inderdaad in een Kamerdebat over gesproken en de minister opgeroepen om met adequate maatregelen te komen, dus laten we het debat vervolgen. Steun voor dit debat.

De heer Van Nispen (SP):
Voorzitter. Dit soort gevangenschap is onacceptabel. Dergelijke voorstellen zijn ook al jaren geleden gedaan. Toen is ook onderzoek aangekondigd. Ik ben erg benieuwd hoe het ervoor staat. De minister mag wat mij betreft snel met die brief komen. De SP steunt ook het debat.

Mevrouw Kuiken (PvdA):
Voorzitter. Het is goed dat dit debat wordt aangevraagd, dus zeker steun voor de brief en het debat.

Mevrouw Bergkamp (D66):
Voorzitter. Ik zou heel graag een reactie van het kabinet willen op het net verschenen onderzoek. Ik vind het ernstig genoeg om dan ook een debat te steunen.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
Voorzitter. 50PLUS vindt dit inderdaad een zorgelijke situatie, dus alle steun voor het verzoek.

De heer Azarkan (DENK):
Voorzitter, het is buitengewoon onwenselijk. Ik ben ook benieuwd naar de kabinetsreactie op het onderzoek en naar welke informatie nog meer kan worden gegeven. We hebben er de vorige keer over gesproken. Toen was het onduidelijk hoeveel mensen het betrof. Veel steun voor het debat.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Voorzitter, ook de ChristenUnie wil een reactie van het kabinet en steunt het debat.

De heer Koopmans (VVD):
Voorzitter. Mijn verre voorganger de heer Jeroen van Wijngaarden heeft hier al heel veel aandacht voor gevraagd. Hij heeft hier een initiatiefnota voor ingediend. Het is een buitengewoon ernstige problematiek. We steunen dus in ieder geval het verzoek om eerst een brief en vervolgens een debat.

De heer Van der Staaij (SGP):
Steun voor een debat wanneer de brief met het kabinetsstandpunt er is.

De voorzitter:
Nou, u kunt goed nieuws aan mevrouw Buitenweg overbrengen, mevrouw Kröger. Een meerderheid steunt haar verzoek.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Ja. Dank namens mijn collega.

De voorzitter:
Verder stel ik voor het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel. Daarmee zijn we ook aan het einde gekomen van deze regeling van werkzaamheden.

De vergadering wordt van 15.14 uur tot 15.20 uur geschorst.

Europese top van 22 en 23 maart 2018

Europese top van 22 en 23 maart 2018

Aan de orde is het debat over de Europese top van 22 en 23 maart 2018.


Termijn inbreng

De voorzitter:
Aan de orde is het debat over de Europese top van 22 en 23 maart 2018. Ik heet de minister-president in vak-K van harte welkom en geef het woord aan de heer Van Ojik als eerste spreker, namens GroenLinks.

De heer Van Ojik (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. Ik mag wel zeggen dat we vandaag een overvolle en interessante agenda bespreken. Zoals wel vaker is het niet heel eenvoudig om precies te zien welke besluiten precies gaan worden genomen als de minister-president zich bij zijn collega's voegt. In elk geval staan op de agenda de conclusies over de interne markt, het sociaal beleid en handel, maar wat staat er precies in die conclusies? Is het echt niet mogelijk om daarover in de geannoteerde agenda nou eens wat meer te zeggen? Dat is mijn eerste vraag aan de minister-president. Ik vind het best lastig om uit zo'n geannoteerde agenda op te maken waar de besluitvorming in Brussel straks precies over gaat.

Er wordt ook een aparte eurotop gehouden. Er wordt — ik zou bijna zeggen: uiteraard — over de EMU gesproken, maar het is ook nog onduidelijk welke aspecten daarbij precies aan de orde komen, zoals we lezen in de geannoteerde agenda. Een discussienotitie is vertrouwelijk ter inzage gelegd, maar hoewel ik de vertrouwelijkheid van deze notitie uiteraard niet wil schenden, vraag ik me wel af waarom een stuk waar eigenlijk zo weinig in staat en dat zo mager is, überhaupt nog vertrouwelijk moet blijven. Dat geldt ook een beetje voor de vertrouwelijke notitie die over belastingen ter inzage ligt. Ik snap dat eerlijk gezegd niet. Ik kan daar met geen mogelijkheid ook maar iets lezen waarvan ik denk dat niet iedereen dat kan bedenken. Dat zijn misschien wat algemene vragen. Ik hoop dat de minister-president daarop wil ingaan.

Ik had het al even over belastingen. De GroenLinksfractie is voorstander van een belastingheffing voor techreuzen. Google en Facebook zetten op zeer grote schaal advertenties af op de Europese markt. Daarover moet in de visie van mijn fractie ook in de EU belasting worden betaald. Het kabinet, zo lezen we, heeft een voorkeur voor een mondiale oplossing in de context van de OESO of de G20. Dat gaat heel makkelijk tot uitstel leiden. Dat kost veel tijd en zal heel makkelijk leiden tot eindeloze discussies in die fora. Ik vraag de premier dan ook om zich tijdens de Europese Raad te bekeren tot de noodzaak om eerlijk belasting te heffen en daar ook in de EU afspraken over te maken. Ik heb begrepen dat er, volgens mij morgen, een mededeling van de Europese Commissie komt. Dan zijn wij met andere dingen bezig, maar hij ongetwijfeld niet. Dan kan hij meteen alert en snel op die mededeling reageren, ik hoop in positieve zin.

Mevrouw de voorzitter. Vervolmaking, ook wel verdere verdieping van de interne markt, staat bovenaan het verlanglijstje van dit kabinet. Ik neem dan ook aan dat de minister-president naar deze top toeleeft. Dat doet hij altijd, maar nu ongetwijfeld nog iets meer. Maar wat betekent "verdieping en vervolmaking" nou eigenlijk in de praktijk? De interne markt heeft twee kanten. De interne markt vergroot de vrijheid van consumenten, werknemers en ondernemers. We kunnen producten en diensten kopen in de hele Europese Unie, we kunnen overal werken en we kunnen in alle lidstaten ondernemen. Maar de keerzijde is dat de interne markt meer onzekerheid geeft en meer concurrentie, niet alleen op efficiency, inzet en goede ideeën, maar ook op arbeidsvoorwaarden, veiligheidsnormen, dierenwelzijn of milieuvoorzorgen. Daarom zou volgens GroenLinks de vervolmaking van de interne markt vooral moeten betekenen dat die eerlijker en socialer wordt. Marktwerking moet op een aantal punten juist minder worden, niet méér.

Een voorbeeld daarvan is de aanbestedingsplicht, die bijvoorbeeld in de zorg geldt en die ertoe leidt dat er op prijs wordt geconcurreerd, dat de kwaliteit daardoor achteruitgaat en dat de werkdruk omhooggaat. Mijn fractie heeft daar onlangs een initiatiefwetsvoorstel voor ingediend. Het zou beter zijn als gemeenten zelf kunnen beslissen hoe ze de inkoop van zorg inrichten. Als die aanbestedingsplicht de vervolmaking van de interne markt is, hoeft dat wat mij betreft eerlijk gezegd niet. Daarom vraag ik de minister-president of hij ervoor wil zorgen dat gemeenten worden uitgezonderd van die aanbestedingsplicht in de zorg en dat die uitzonderingen op de interne markt ook hun plek krijgen in de Raadsconclusies, waarvan we de inhoud niet kennen, maar die op de komende eurotop kennelijk wel zullen worden aangenomen.

Voorzitter. Er zijn veel onderwerpen om uit te kiezen. Een paar woorden over Turkije, want er wordt ook gesproken over de waarschijnlijke EU-Turkijetop. Mijn eerste vraag aan de minister is of het eigenlijk zeker is dat de EU-Turkijetop doorgaat. Of is dat nog afhankelijk van definitieve besluitvorming die nog moet plaatsvinden? Ervan uitgaande dat de top doorgaat, is er genoeg te bespreken. Turkije heeft Afrin ingenomen. Daarover is zojuist in het mondelinge vragenuur een debat met minister Blok geweest. Ze zeggen dat de stad tijdelijk is ingenomen, maar ik heb geen idee wat dit betekent en wanneer en aan wie de controle over de stad wordt overgedragen. In de oorlog in Syrië wordt het humanitaire oorlogsrecht van alle kanten met voeten getreden. Het Turkse leger wordt beschuldigd van zware oorlogsmisdaden. Zal de EU in Varna — gesteld dat de top doorgaat — voorstellen om bijvoorbeeld neutrale waarnemers naar Afrin te sturen om waar te nemen hoe de bezetter omgaat met de bevolking?

Voorzitter. Een ander onderwerp om met Turkije te bespreken, is uiteraard de Turkijedeal. Twee jaar geleden is die gesloten. Nu vraagt Turkije opnieuw om 3 miljard. We moeten erkennen dat het land, waarop we om veel redenen heel terechte kritiek hebben, met de opvang van meer dan 3 miljoen Syrische vluchtelingen een prestatie van formaat levert. Maar wat betekent de deal voor de vluchtelingen zelf? Kunnen mensen die moeten vluchten voor de oorlog nog wel weg uit Syrië? Hoe is het lot van de meer dan 3 miljoen Syrische vluchtelingen die in Turkije verblijven? UNICEF wees er enkele weken geleden op dat bijna 400.000 Syrische kinderen kinderarbeid moeten verrichten. En hoe staat het met de duizenden die vastzitten op de Griekse eilanden? Dat heb ik een paar weken geleden met eigen ogen gezien. Ik was daar samen met collega Jasper van Dijk en ik kan u zeggen: dat ziet er niet best uit. Daarom vraag ik de minister-president of wij de Turkijedeal niet kritisch moeten evalueren voordat we het derde jaar ingaan en wellicht weer 3 miljard aan Turkije gaan overmaken.

Ik zie dat ik nog een halve minuut spreektijd heb, dus ik stel nog een paar korte vragen. Ongetwijfeld gaat er over de zaak-Skripal gesproken worden. De Britten zullen een beroep doen op de solidariteit van de EU-partners. Komt die er? Gaat de minister-president tijdens de top zijn steun uitspreken en zich aansluiten bij sancties die het VK neemt, bijvoorbeeld tegen mensen die ervan verdacht worden betrokken te zijn bij de organisatie van deze aanval en wiens tegoeden worden bevroren?

Ten slotte de brexit. Gisteren was het groot nieuws dat er een akkoord bereikt is. Voor zover ik het kan overzien, is dat een felicitatie waard, maar wat is eigenlijk de reikwijdte van het gisteren bereikte akkoord? Wijkt het bijvoorbeeld nog op bepaalde punten af van dat wat overeengekomen is in december? Mijn laatste, voor de hand liggende, vraag is: hoe gaat het verder met de kwestie rond de Ierse grens, waarover nog geen akkoord is bereikt gisteren?

Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Ploumen namens de PvdA.

Mevrouw Ploumen (PvdA):
Voorzitter, dank u wel. Ik sluit aan bij het laatste punt van collega Van Ojik. Gisteren hoorden we dat er een tussenakkoord is gesloten tussen de EU en het VK over een overgangsperiode. Op zich is dat goed nieuws, maar er zijn nog wel een aantal open eindjes. Collega Van Ojik noemde al de grens tussen Noord-Ierland en Ierland, maar we hoorden dat ook het Europese vliegrecht en de samenwerking binnen Europol — zeer belangrijk in het kader van onze veiligheid — nog niet geregeld zijn. Hoe kijkt de premier daartegen aan? Wat zijn de gevolgen? Welke sturing is nodig? Wat is de rol van Nederland?

Voorzitter. In de context van brexit hebben we kunnen lezen dat Unilever het hoofdkantoor in Rotterdam zal vestigen en de deur in Londen zal dichtdoen. In de krant konden we lezen dat er een bidbook is gemaakt voor Unilever en dat daarin al staat dat de dividendbelasting wordt afgeschaft, nog voordat daar met de Kamer over gesproken was, laat staan dat er een uitspraak van de Kamer over was. Een cadeautje van 1,4 miljard voor multinationals wordt er zomaar een beetje doorheen gerommeld. Daarom heb ik een aantal vragen aan de premier. Eén. Klopt wat in de krant staat? Twee. Als er een bidbook is, op wiens initiatief en onder wiens instructie is dat boek gemaakt? Waar is dat bidbook? Wil de premier dat naar de Tweede Kamer sturen? Waarom, in toch een volwassen democratie als de onze, kent Unilever wel de inhoud van dat bidbook, maar het parlement niet? Er komen nul banen bij, hebben wij gehoord. De afschaffing van de dividendbelasting kost 1,4 miljard. Dat lijkt mij een slechte deal. Dat ben ik overigens niet echt gewend van deze premier, maar dit is echt een slechte deal. Waarom volhardt het kabinet hierin terwijl ook het mkb steun zou verdienen en die naar eigen zeggen niet krijgt?

Dan naar de belasting op de techgiganten. Collega Van Ojik sprak er al over: Google, Facebook, Amazon en Apple zijn allemaal household names. Zij zijn dominant in de markt en zeer winstgevend, maar ze betalen weinig belasting, zeker in Europa. Het overleg in OESO-verband verkeert in een impasse. Een Europees initiatief is daarom heel nodig. Donderdag wordt erover gesproken, mede op aandringen van Duitsland en Frankrijk en ondanks tegensputteren van Luxemburg en Ierland. Tot welk kamp rekent de premier zichzelf, het Duits-Franse kamp dat hier een heel zindelijke oproep doet om fatsoenlijk belasting te betalen of de tegensputters Luxemburg en Ierland? Ik hoor graag wat de premier daarvan vindt.

Dan, voorzitter, gelijk loon voor gelijk werk is heel belangrijk voor een goed functionerende Europese Unie en een enorme stap voorwaarts. Dank aan de premier en zijn mensen. De Detacheringsrichtlijn is aangenomen, maar die moeten wij nu natuurlijk gaan uitvoeren. De EU is afhankelijk van nationale inspectiediensten en in heel wat lidstaten schort het daar nog wel aan. De premier blijft in de geannoteerde agenda nogal vaag als het gaat om concrete maatregelen om grensoverschrijdende samenwerking in dezen te bevorderen. Wat wil hij dat er concreet gaat gebeuren? Hoe gaat hij zich daarvoor inzetten? Op welke manier gaat hij ons daarover informeren, ook in lijn met de motie-Ploumen/Asscher die in december, naar ik meen, is aangenomen?

Voorzitter. Collega Van Ojik sprak er al over: de gebeurtenissen in het VK, namelijk de aanval op een voormalige Russische spion en zijn dochter. Volgens de Britten wijst alles naar de Russen. Poetin zelf zou het bevel hebben gegeven, zegt de Britse minister van Buitenlandse Zaken. In hoeverre beschikt Nederland over informatie over deze aanval? Hoe staan wij de Britten bij, zowel bij het onderzoek als bij eventuele vervolgstappen, want een aanval met zenuwgas kan niet zonder gevolgen blijven?

Collega Van Ojik en eerder collega Karabulut spraken over Afrin en de vreselijke gebeurtenissen daar. De VN wil humanitaire toegang. Dat lijkt mij nu bij uitstek iets wat gedragen zou moeten worden door de leiders van de Europese Unie. Gaat de minister-president dit adresseren en hoe gaat hij ervoor zorgen dat anderen zich daarachter stellen?

Tot slot, voorzitter. Vorige week donderdag is een motie van mijn hand aangenomen, ook handgeschreven, gericht aan minister Blok, maar ik leg de vraag ook voor aan de minister-president, want het onderwerp is belangrijk genoeg. De persvrijheid staat onder druk in de wereld, maar helaas ook in Europa. Wij hebben zelfs de afgelopen maanden gezien dat journalisten zijn vermoord in de Europese Unie. Het is ongetwijfeld een moeilijk onderwerp om te adresseren, maar wel een onderwerp dat volgens mij ook moet worden besproken tussen Europese leiders. Het gaat over persvrijheid, een essentiële waarde van de Europese Unie die wij met elkaar moeten hooghouden en beschermen. Als wij dat niet doen, lijkt mij dat het failliet van dat deel van de waarden van de Unie. Dus graag een reactie van de premier hoe hij zich daarvoor gaat inzetten.

Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Ploumen. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Leijten namens de SP-fractie.

Mevrouw Leijten (SP):
Voorzitter. Daar was-ie dan, de langverwachte visie van de minister-president. Vanuit Berlijn legde hij eens even haarfijn uit wat hij wil met de Europese Unie. Afspraak is afspraak: niet meer geld naar Brussel en ook niet meer macht. Dat lijken duidelijke grenzen, maar hij wil wel dat de interne markt versterkt en afgemaakt wordt. Hij gaat uit van een digitale unie en precies hier zit het zwarte gat in de visie van Rutte op de Europese Unie. Niet meer macht naar Brussel en wel een volledige interne markt, dat is een tegenstelling. Bij een volledige interne markt voor mensen, kapitaal, goederen en diensten gaat er juist heel veel zeggenschap van lokaal en nationaal naar Brussel. Via de interne markt worden diensten opgericht tegen nepnieuws die nota bene goedkeuring moeten geven aan berichten uit de lidstaten. Of neem de kapitaalmarktunie, die gaat over een Europees pensioenstelsel en pleit voor harmonisatie. Daar gaat ons pensioen. Of neem de digitale markt. Het gaat dan over belastingen voor techgiganten. En jawel: daar komt Junckers grote wens voor een eigen schatkist uit de mouw.

Vanuit de Europese Commissie komen met sneltreinvaart voorstellen op ons af en die hebben altijd één smaak: Brussel is de oplossing voor alle problemen. Minder taken voor de lidstaten, maar zeker ook minder inspraak op bevoegdheden. Dat het antwoord van onze minister-president is dat het primaat aan de lidstaten is, is terecht, maar als hij vervolgens zegt dat de Europese Unie vooral de interne markt is, dan staat Juncker natuurlijk wel op de banken. Precies die interne markt is de rode loper waarop wij de zeggenschap aan Brussel weggeven. Die geven we weg aan een Europese Commissie die met flitsbenoemingen vriendjes en jaknikkers in het zadel brengt. Een Europese Commissie die onmachtig is om corruptie in vele landen aan te pakken. Ergens is dat niet zo gek. Ze wil namelijk iedereen te vriend houden, dus een keertje boos grommen naar Polen, maar vervolgens weer paaien, want de Europese Commissie heeft steun nodig in die lidstaten. Er is corruptie in Tsjechië, waar zelfs een onderzoeksjournalist is vermoord. Er is corruptie in Bulgarije en in Roemenië, en het lijstje is helaas niet compleet. We hebben grote problemen met de rechtsstaat in Polen.

Hoe vindt de minister-president het beeld dat we aan de ene kant een hyperactieve Europese Commissie hebben, die zegt dat er voor alles een Europese oplossing moet komen, en aan de andere kant lidstaten die een loopje kunnen nemen met het recht en het geld? Hebben Juncker en Timmermans wel door wat onze prioriteiten moeten zijn? Wat gaat de minister-president doen? Gaat hij op de top vriendelijk handjes schudden, misschien met zicht op het voorzitterschap van de Europese Raad over anderhalf jaar? Of gaat hij uit van afspraak is afspraak, dat is de Nederlandse visie en we stellen grenzen?

Op de aankomende top gaat het ook weer over iets nieuws. Er moet een Europese arbeidsautoriteit komen die in kaart gaat brengen waar werk is in Europa, om mensen daarop te wijzen, als een soort uitzendbureau, een bizarre taak. Deze moet er ook voor zorgen dat Europese regels in de lidstaten worden gehandhaafd. Maar handhaving is toch juist een bevoegdheid op nationaal niveau? Is dit nieuwe agentschap dan niet gewoon meer macht naar Brussel? Een nieuw agentschap om een vriendje te benoemen? Is de minister-president het met de SP eens dat deze arbeidsinspectie annex uitzendbureau er niet hoeft te komen? Gaat hij dat donderdag en vrijdag ook overbrengen namens Nederland?

Mijn collega van GroenLinks Van Ojik had het er al over: op de top worden heel veel dingen besproken waarbij niet duidelijk is wat de inzet is van Nederland. We krijgen geheime stukken die we wel mogen lezen, maar waarover we niet mogen praten. Het is toch treurig dat zo veel besluitvorming niet openbaar is en dat wij bijvoorbeeld niet eens mogen spreken over belastingvoorstellen, waarover wij misschien wel experts willen raadplegen en willen weten wat er precies op tafel ligt? Mogen burgers geen mening hebben over Europese belastingen? Hoe verhoudt dit zich tot een minister-president die zegt "er zijn grenzen aan Europa, het primaat ligt bij de lidstaat" en die daar vervolgens in geheime, heimelijke achterkamertjes van alles namens Nederland kan weggeven.

Ik heb nog een vraag over het brexitakkoord. Het wordt heel spannend waar de grens van Europa, de Europese Unie, komt te liggen: op het Ierse eiland of in de zee. Op dit punt is geen overeenstemming, maar er is wel tijd gekocht. En precies in die tijd, in die overgangsperiode, valt het Verenigd Koninkrijk nog onder de interne markt. Dat is goed voor de handel en noem allemaal maar op, maar tegelijkertijd mag het in die periode handelsakkoorden sluiten met andere landen. Dat is logisch, want het gaat alleen verder. Maar kan er dan in die anderhalf jaar, via die handelsakkoorden, dus ook weer toegang zijn tot de Europese markt? Volgens mij moeten we daar scherp op zijn.

De Europese Unie staat voor vele opgaven. Vele dossiers gaan in sneltreinvaart, maar er zitten ook dossiers vast. Neem de toetreding van Turkije. De miljarden die Turkije gekregen heeft voor de toetreding worden niet goed besteed; we hebben een vernietigend Rekenkamerrapport gekregen. We hebben daar vragen over gesteld, maar helaas geen antwoorden gezien vóór dit debat. Nu komt er een nieuwe top, maar wat staat daar dan op de agenda? Wat wordt daar dan geregeld? Hoe kunnen we ervan uitgaan dat de minister-president daar regelt dat er geen toetredingssteun meer naar Turkije gaat, zoals de Kamer wenst, en dat die als die wel blijft doorgaan in ieder geval niet meer naar de regering in Turkije gaat?

Voorzitter. En dan ontvangt woensdagavond, morgenavond, onze minister-president de Franse president, Macron. Hij komt zelfs hiernaartoe; wat een eer! Maar wat wordt daar besproken? Het zou natuurlijk interessant zijn om op luisterafstand, al dan niet in een zaaltje, te horen wat daar plaatsvindt. Een gesprek tussen een federalist en een criticus. Maar is deze minister-president wel de criticus zoals hij zichzelf presenteerde eind februari? Zoals ik al heb gezegd, zegt de minister-president: er zitten grenzen aan de machtsoverdracht naar Brussel. Tegelijkertijd is hij voor een grenzeloze, vrije markt. Juist dat is het zwarte gat van de minister-president. Het zou mij niet verbazen als hij het zomaar heel erg eens is, morgenavond, met de Franse president.

De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Leijten. Dan geef ik nu het woord aan de heer Verhoeven, namens D66.

De heer Verhoeven (D66):
Voorzitter, dank. Het blijven interessante tijden voor de Europese Unie. Vele ogen waren gisteren op Brussel gericht toen er een akkoord werd bereikt over de transitieperiode na de brexit. Dit terwijl externe uitdagingen zoals Rusland en Trumps importtarieven uiteraard ook om aandacht schreeuwen. De collega's spraken er al over. Op deze onderwerpen zal ik mij vandaag dan ook richten. Daarna zal ik ook nog iets zeggen over de persvrijheid in Europa. Visies en vergezichten bewaren we natuurlijk traditiegetrouw voor volgende week maandag. Tijdens de Staat van de Unie spreken we ook weer over het onderwerp Europa, en dan zijn onze collega's uit het Europees Parlement er ook bij. Ik verheug me er in ieder geval al zeer op, maar ik verheug me ook op het debat van zo dadelijk.

Ik begin met de brexit. Eerst het uittredingsakkoord en de transitiedeal. D66 verwelkomt de deal die gisteren gesloten is. Die biedt zekerheid aan mensen en biedt met name ook zekerheid aan het bedrijfsleven. De komende twee jaar, tot december 2020, zal de relatie tussen het Verenigd Koninkrijk en de Unie min of meer hetzelfde blijven. Met name op het gebied van de burgerrechten is D66 tevreden. Een Nederlander die nu in het VK woont, of er eind 2019 of voor die tijd naartoe verhuist, mag er blijven wonen en werken. Voor de 4 miljoen mensen die geraakt worden door de brexit, is dat heel goed nieuws. Graag een reactie van de premier op de gesloten deal. Zal hij deze verwelkomen tijdens de Europese top?

Ook is het positief dat er een backstop is gecreëerd als het gaat om de problematische grens tussen Ierland en Noord-Ierland. Je zou bijna zeggen dat dit het politieke huzarenstukje is van de eerste afspraken, waarbij iedereen zich natuurlijk afvraagt hoe het echt gaat zijn en welke van de twee of drie partijen daadwerkelijk iets gaat inleveren ten opzichte van de huidige situatie. Mocht er geen andere oplossing komen voor die grens tussen Ierland en Noord-Ierland, dan zal de grens in de Ierse Zee komen te liggen en blijft Noord-Ierland zich houden aan de Europese regels. Wat vindt de premier hiervan? Is hij hier tevreden mee? Welke oplossing ziet hij eigenlijk voor zich?

Dan de toekomstige relatie. De Europese Raad en de Britse premier May lijken vast te zitten als het gaat om de toekomstige relatie tussen het Verenigd Koninkrijk en de Europese Unie. Dat is problematisch. Zo blijft het namelijk onduidelijk, ook voor Nederlandse bedrijven, waar we na de brexit aan toe zijn. Het Europees Parlement heeft intussen een tussenoplossing gepresenteerd. In de resolutie staat de voorkeur voor een associatieverdrag. Dat is eigenlijk een soort vrijhandelsakkoord plus, dat normaal gebruikt wordt voor relaties met buurlanden. Wat is de reactie van de premier op dit voorstel van het Europees Parlement?

Voorzitter, dan de invoerheffingen op staal en aluminium die president Trump heeft aangekondigd. Die worden morgen ook besproken. Het zijn maatregelen waarmee hij misschien wel de gevaarlijkste handelsoorlog in de recente geschiedenis ontketent, het zijn maatregelen die ik niet anders kan classificeren dan als zuiver protectionisme. D66 heeft er vaak voor gewaarschuwd dat protectionisme de vrije handel en de werkgelegenheid schaadt, en ook onze welvaart die wij juist aan onze open economie te danken hebben. Deze protectionistische maatregel schaadt de Nederlandse staalindustrie in het bijzonder.

Minister Kaag, die tijdelijk minister van Buitenlandse Zaken was, zei eerder dat Nederland samen met Brussel klaarstaat om tot eventuele tegenmaatregelen over te gaan. Ik hoop dat dat niet nodig zal zijn. Het is wel goed om te zien dat Eurocommissaris Malmström keihard maar ook zorgvuldig de Europese en daarmee de Nederlandse belangen verdedigt. Hiermee bewijst de Europese Unie haar meerwaarde door op te treden als één groot handelsblok. Als we dit als Nederland in ons eentje hadden moeten klaren, was het toch echt een andere wedstrijd geweest. Het laat zien dat het echt heel veel meerwaarde heeft om hier sterk, als één groot blok en ook het grootste handelsblok ter wereld, op te trekken.

Het moet voor Trump ook duidelijk zijn dat wij niet de vijand zijn. Wij dumpen geen staal op de Amerikaanse markt, wij produceren hier juist cruciale onderdelen voor de auto- en vliegtuigindustrie in de Verenigde Staten. Het is gewoon een gedeeld probleem van de VS en Europa. De EU moet daarom ook uitgezonderd worden van allerlei protectionistische maatregelen. Ik vraag de premier: wat is zijn inzet? Hoe gaan we voorkomen dat het escaleert en dat er een handelsoorlog uitbreekt? Komen de regeringsleiders met een gezamenlijk statement om Trump duidelijk te maken dat hij met zijn roekeloze plannen niet alleen zijn eigen bondgenoten treft maar juist en misschien wel in de eerste plaats ook vooral zichzelf?

Voorzitter. Ik ga verder met de situatie in Salisbury. Donald Tusk kondigde deze week aan dat hij de zenuwgasaanval die daar plaatsvond ook tijdens de Europese top wil bespreken. D66 heeft al eerder gesteld dat met de herverkiezing van Poetin afgelopen zondag Rusland een reële bedreiging voor de stabiliteit van het Westen blijft, niet alleen door het verspreiden van nepnieuws en desinformatie, maar ook gewoon door het zonder pardon uitschakelen van tegenstanders door middel van zenuwgas op het grondgebied van andere landen. Premier May was duidelijk: de Russen zitten hierachter. En vorige week ging zij dus ook over tot maatregelen. Helaas was de reactie van onze minister van Buitenlandse Zaken een stuk minder resoluut. Ja, hij toont solidariteit met de Britten en veroordeelt de aanslag, maar hij rept met geen woord over de vrijwel onbetwiste dader, zijnde Rusland. Dit terwijl Frankrijk, Duitsland, de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk samen een statement hebben ondertekend waarin ze Rusland verantwoordelijk houden voor deze chemische aanval. Gaat de premier zich tijdens de top achter dit statement plaatsen?

Voorzitter. Er zal op de Europese top ook nog gesproken worden over het Europese asielbeleid. Het is voor D66 van groot belang dat de EU een asielsysteem opzet dat werkt, dat het vluchtelingenverdrag respecteert en dat de vluchtelingen eerlijk verdeelt over alle lidstaten. Inmiddels zit de besluitvorming over de nieuwe Dublinverordening al ruim twee jaar vast. Lidstaten lijken daar niet uit te komen. Vorige keer heb ik het ook gehad over de wijze waarop soms juist in de Raad de verdeeldheid kan leiden tot een beeld van Europa dat er niet uitkomt, maar dat is hier daadwerkelijk aan de hand. Is de premier het eens met D66 dat er toch alles aan gedaan moet worden om zo veel mogelijk vaart te blijven maken? Kan de premier een toelichting geven op de status van de onderhandelingen in de Raad? Wat is de Nederlandse positie als het gaat om de driefasenaanpak, een verschillend beleid voor verschillende aantallen binnenkomende vluchtelingen?

Ik ben toe aan mijn laatste punt, voorzitter. Zoals ik al aangekondigde, betreft dat de persvrijheid. Enkele weken geleden zijn onderzoeksjournalist Jan Kuciak en zijn verloofde vermoord in hun huis in Bratislava. Kuciak deed onderzoek naar corruptie en misbruik met EU-gelden in Slowakije. Helaas is dit geen incident dat op zichzelf staat, want vorig jaar oktober werd een Maltezer onderzoeksjournalist vermoord nadat zij schreef over corruptie in haar land. Deze week organiseerde D66 een hoorzitting over de bedreiging van journalisten in Nederland, iets wat helaas ook gewoon voorkomt, en ook in serieuze vormen. Onafhankelijke journalistiek is een essentiële voorwaarde voor een moderne en sterke democratie, hier maar ook in Slowakije en op Malta. Ziet de premier mogelijkheden om het belang van onafhankelijke journalistiek in Brussel aan te kaarten en zo ja, hoe wil hij dat dan doen?

Voorzitter, ik laat het hierbij, ook met het oog op de tijd.

De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw Leijten heeft nog een vraag aan u, meneer Verhoeven.

Mevrouw Leijten (SP):
Wat vindt D66 ervan dat er een Europese arbeidsinspectie annex uitzendbureau gaat komen?

De heer Verhoeven (D66):
Een Europees uitzendbureau? Mevrouw Leijten en ik hebben wel eens misverstanden omdat mevrouw Leijten soms bepaalde bewoordingen gebruikt.

De voorzitter:
Hoe komt dat?

De heer Verhoeven (D66):
Politieke frames, zinsnedes, metaforen, symbolen. Zij heeft een rijk taalgebruik als het gaat om de Europese Unie. Zij heeft het soms over kermissen, nu over uitzendbureaus. Dat is heel leuk. Alleen, ik begrijp haar soms niet en ik vind daarom dat ik permissie aan u moet vragen, voorzitter, om aan mevrouw Leijten te vragen wat zij nou eigenlijk precies bedoelt.

De voorzitter:
Dan tel ik dat niet als een interruptie. U mag uitleggen wat u precies bedoelt, mevrouw Leijten.

Mevrouw Leijten (SP):
Voorzitter. Het woord "kermis" was mij nou juist in de mond gelegd door de heer Verhoeven. Dat was niet eens afkomstig uit mijn rijke woordenschat, alhoewel ik wel weet wat dat betekent. En het is de spijker op de kop als het gaat om Brusselse taferelen, soms. Het Europese arbeidsagentschap staat op de agenda. "ELA", wordt dat met een afkorting genoemd. Er wordt vaak in afkortingen gesproken, natuurlijk om het een beetje geheimzinnig te maken. Dat heeft in ieder geval tot taak om Europese inwoners erop te wijzen waar er werkgelegenheid is. Het is een soort uitzendbureaufunctie. Het moet erop toezien dat de Europese landen hun regels handhaven als het gaat over de arbeidsmarkt. Dat is een inspectietaak. Ik vraag mij af wat D66 ervan vindt dat de Europese Commissie meent dat dit een Europese taak moet zijn?

De voorzitter:
Is de vraag helder, meneer Verhoeven?

De heer Verhoeven (D66):
Jazeker. Dit helpt enorm.

D66 staat, dat heb ik al vaak betoogd, voor een Europa, een Europese Unie moet ik zeggen — althans dat willen sommige mensen die ook weleens met mij in debat gaan — waarbij gefocust wordt op hoofdzaken, op kernprioriteiten. Ik vond de speech van premier Rutte van twee of drie weken geleden in Berlijn op dat punt heel sterk. Ik vond dat de premier op dat punt heel scherp heeft verwoord, zelfs mede namens D66, hoe we moeten kijken naar de Europese Unie. Complimenten daarvoor. Er zaten ook mindere stukken in die speech; dat spreekt voor zich. Maar ik vind dat de focus moet liggen op veiligheid, grensbewaking, migratie, vluchtelingenopvang goed organiseren, de interne markt, samen in de wereld optrekken als één blok en zo bepaalde goede standaarden afdwingen waardoor wij ook goed kunnen exporteren en geld kunnen verdienen, klimaataanpak. Dan vind ik arbeidsinspectie over de ruggen van de nationale inspecties heen klinken als iets waarvan ik denk: ik kan me er iets bij voorstellen, want veel van de problemen op het gebied van eerlijk werk voor iedereen zijn gericht op het feit dat er regels niet worden nageleefd. Dus ik vind het op zich geen verkeerde gedachte, maar ik zou er niet gelijk de prioriteit bij leggen. Ik vind dat we moeten oppassen dat we niet alles Europees gaan regelen, want dan regelen we de belangrijke zaken niet meer goed op Europees niveau.

De voorzitter:
Mevrouw Leijten.

De heer Verhoeven (D66):
Dit is eigenlijk al een beetje een voorschot op mijn verhaal van volgende week.

Mevrouw Leijten (SP):
Het staat op de top. Het gaat over een agentschap dat volgend jaar al in werking moet zijn, dat 50 miljoen gaat kosten. Dat interesseert me nog niet eens zo veel. Het gaat me er vooral om dat wij gewoon onze eigen arbeidsinspectie hebben en dat als het in andere landen niet goed gaat, wij misschien wel kunnen helpen om dat op te bouwen maar het niet een Europees agentschap wordt. Maar ik heb antwoord gekregen. D66 is daar niet voor en ik ga er dan ook van uit dat u straks, als de minister-president niet mijn oproep overneemt om zich namens Nederland te verzetten tegen dat agentschap, mijn motie zult steunen om de minister-president wel die houding te laten aannemen.

De heer Verhoeven (D66):
Daar zou ik niet al te vast op rekenen, mevrouw Leijten. U wilt nog weleens overdrijven in uw inbreng. Dan wilt u vervolgens de genuanceerde woorden van anderen nog wel eens kort door de bocht samenvatten en dat proberen in een motie te gieten. En dan moet ik daar maar voor gaan stemmen. We gaan het rustig bekijken. Ik heb aangegeven dat ik het geen hoofdprioriteit vind. Ik heb niet gezegd dat we het niet gaan steunen. Ik neem aan dat de Nederlandse Arbeidsinspectie en de arbeidsinspecties van de andere 27 lidstaten ook gewoon keurig hun werk kunnen blijven doen. We zullen er dus absoluut naar kijken en dan kom ik daarop terug. Maar om nou gelijk te zeggen dat we ertegen moeten zijn …

Mevrouw Leijten (SP):
Ik vind het toch een beetje ongemakkelijk dat D66 in een heel lang antwoord eigenlijk zegt dat het geen kerntaak is en dat het vervolgens zegt: wij gaan geen motie steunen. Dit voorstel, waarvan meneer Verhoeven blijkbaar niet weet wat het is, wordt heel duidelijk omschreven in de stukken. Het is heel concreet. Het gaat er komen met drie hoofdtaken, het moet volgend jaar al operationeel zijn en er is 50 miljoen voor uitgetrokken. Dus aankomend weekend is er de kans om te zeggen als Nederland: wij zitten daar niet op te wachten.

De heer Verhoeven (D66):
Fair enough, zou ik bijna willen zeggen in mijn bijna natuurlijke taal, mijn tweede taal Engels. Ik zal in de tweede termijn nog even op een korte, duidelijke en zakelijke manier terugkomen op het precieze standpunt van D66 over deze arbeidsinspectie op Europees niveau. Ik geef volmondig toe dat ik niet precies op de hoogte was van deze plannen. Ik ben mevrouw Leijten zeer erkentelijk dat zij mij daarop gewezen heeft.

De heer Azarkan (DENK):
Die kan Renske Leijten in haar zak steken.

De heer Verhoeven (D66):
Ja, zeker weten.

De heer Azarkan (DENK):
Ik heb even een vraagje, want ik werd wat uitgedaagd door de heer Verhoeven. Wat waren de onderdelen waar u het niet zo mee eens was in de bijdrage van de minister-president?

De heer Verhoeven (D66):
Het is wel heel erg hard schieten onder de coalitiebanden, maar ik kan best één voorbeeld geven. Dat is ook iets waar ik volgende week wat uitgebreider op terug zal komen. Er zat één interne inconsistentie of één intern schurend onderdeel in de speech van de premier. Aan de ene kant zit hij heel erg te hameren op de nationale soevereiniteit. Hij zegt voortdurend dat de lidstaten leidend zijn, terwijl hij op andere punten juist heel erg nadrukkelijk aangeeft dat hij Europese oplossingen wil voor grote problemen. Dat wringt al jaren. Ik vind dat we daar een keuze in moeten maken. Ik denk dat we soms iets nadrukkelijker moeten zeggen: hier durven we wel een Europese bevoegdheid in te stellen en hier niet. Ik vond dat de premier daar nog wel iets verder op vooruit had mogen lopen. Maar goed, daarvoor zit hij in een coalitie met D66. Daar kan ik hem dan weer op aanspreken. Verder denk ik dat het een goede, gebalanceerde speech was. Ik zal die nog eens teruglezen, want het inspireert mij ook elke keer weer als de premier zijn visie geeft op Europa. Dat is voor mij ook echt wel een hoogtepunt.

De heer Azarkan (DENK):
Ik ben benieuwd naar de visie op het evenwicht zoeken tussen nationale soevereiniteit en wat we aan Europa overdragen. Wat is de visie van D66 daarop?

De heer Verhoeven (D66):
Nou, het is mooi dat u het vraagt. Ik zal daar kort antwoord op geven. D66 durft op belangrijke grote grensoverschrijdende taken wel degelijk de soevereiniteit over te dragen en te kiezen voor een Europese soevereiniteit in de wereld. Absoluut. Daar zijn wij heel duidelijk over. Wij vinden bijvoorbeeld het Europees Openbaar Ministerie een goed idee. Grensbewaking in handen van de Europese Commissie, zodat het goed georganiseerd wordt op buitengrensniveau, vinden wij een goed idee. Voor een deel meer bevoegdheden voor de Europese Commissie met betrekking tot de klimaataanpak vinden wij een goed idee. Dat durven wij volmondig te zeggen in deze Kamer. Wij zijn één van de weinige partijen die hier duidelijk over zijn tegenover de kiezer. Stem morgen D66.

De voorzitter:
Nou … Dan geef ik nu het woord aan de heer Van Rooijen namens 50PLUS.

De heer Van Rooijen (50PLUS):
Dank u wel, voorzitter. In de geannoteerde agenda stond dat het gaat over de Europese arbeidsautoriteit, die ook 145 medewerkers krijgt, zeg ik tegen de heer Verhoeven.

Voorzitter. Op de agenda van de Europese Raad van volgende week staat een groot aantal belangwekkende zaken, maar vanwege de tijd beperkt mijn fractie zich tot twee concrete onderwerpen: de relatie met Turkije en de brexit. We richten ons ook op een meer algemeen thema: de sluipenderwijs toenemende invloed van de Europese Unie op zaken waarbij die toenemende invloed volgens ons niet aan de orde hoort te zijn.

Eerst de brexit. Gisteren werden we verrast door de mededeling dat de Europese Unie en het Verenigd Koninkrijk op een aantal belangrijk punten tot een akkoord zijn gekomen, onder andere over de overgangsperiode. Dat is goed nieuws. Graag horen we van de minister-president of hij op basis van dit akkoord verwacht dat we nu in de fase zijn gekomen van een onomkeerbaar proces. Kunnen we er volgens de premier nu van uitgaan dat beide partijen dit najaar tot een allesomvattend akkoord zullen komen, zodat we niet te maken krijgen met een harde brexit? Barnier sprak gisteren over "une étape décisive", een beslissende stap. Maar hij voegde daaraan toe: we zijn nog niet aan de finish. Er resten nog enkele grote problemen, waaronder Noord-Ierland. En niets is geaccordeerd totdat alles is geaccordeerd.

Voorzitter. In zijn toespraak op 2 maart in Berlijn zei de minister-president een aantal dingen die 50PLUS aanspreken, zoals de zin: wat de Europese Unie voor mij niet is, is een trein die onvermijdelijk voortraast naar een federale eindbestemming. En een tweede zin: naar mijn vaste overtuiging is een federaal einddoel als onvermijdelijke historische mars niet hoe het is en niet hoe het moet zijn in de 21ste eeuw. Dit zijn teksten die 50PLUS aanspreken. Maar dan lees ik de geannoteerde agenda voor de top van volgende week en denk ik: nee toch, daar gaan we weer. Die trein waar de premier het over had, dendert wel degelijk door. Op 17 november vorig jaar was er in Göteborg een top over het sociaal beleid die met veel nadruk "informeel" werd genoemd. Maar die informele top leidt volgende week wel tot concrete stappen richting een Europees sociaal beleid.

Het lijkt allemaal onschuldig, een sociale pijler op basis van best practices. Maar wie tussen de regels door leest, kan niet anders concluderen dan dat de Europese Commissie haar invloed op het sociaal beleid in de lidstaten wil vergroten, op de arbeidsmarkt, op de sociale zekerheid en als we niet oppassen ook op ons pensioenstelsel, met weer een nieuw agentschap — ik sprak er zojuist al over — de Europese arbeidsautoriteit, die start met 140 medewerkers en die ongetwijfeld alles in het werk zal stellen om haar grip op het sociaal beleid van de lidstaten te vergroten. Wil de minister-president daarop reageren? Natuurlijk zijn er redenen om meer samen te werken op sociaal gebied, maar we willen van de premier de verzekering dat hij zich er sterk voor maakt om de bevoegdheden bij die samenwerking qua vorm en inhoud te beperken tot datgene wat nodig is voor de bescherming van de positie van werknemers.

Wat mijn fractie nog veel meer zorgen baart, is de structurele manier waarop wordt toegewerkt naar een verdere uitbreiding van de EU met landen in de Westelijke Balkan. De bijeenkomst op 17 mei over dat gebied mogen we nadrukkelijk geen "uitbreidingstop" noemen, maar die gesprekken zijn toch maar op één ding gericht: toetreding tot de Europese Unie. Wat 50PLUS betreft komt ook die trein tot stilstand. Vooralsnog heeft verdere uitbreiding van de Europese Unie voor ons absoluut geen prioriteit. Eerst intern orde op zaken stellen, met name door gemaakte afspraken na te komen, bijvoorbeeld als het gaat om de verdieping van de Economische en Monetaire Unie. Kan de premier de berichten bevestigen dat Duitsland positief heeft gereageerd op de afspraken die Nederland heeft gemaakt met zeven andere lidstaten, onder andere over de EMU? Kan de premier wat nader ingaan op de achtergrond en de inhoud van die afspraken?

Voorzitter. Dan Turkije. De situatie in Noord-Syrië escaleert. In Afrin wapperen nu Turkse vlaggen in een Syrische stad, en de Turken zetten hun opmars voort. In het debat over Syrië heeft de Kamer vorige week via moties een paar duidelijke uitspraken gedaan. In de geannoteerde agenda lezen we dat het kabinet er bij de EU op moet aandringen Turkije conform de motie-Voordewind stevig aan te spreken op de schending van het staakt-het-vuren. Ik lees echter geen woord over de mede door ons ondertekende motie-Becker. Graag de toezegging van de minister-president dat hij ervoor zorgt dat de Europese Unie ook datgene wat die motie vraagt op 26 maart gaat doen. Graag ook een nadere reactie op berichten dat de lidstaten bij moeten plussen om de kosten te dragen van de Turkijedeal over de opvang van Syrische vluchtelingen.

Voorzitter. Wat de Europese belastingen voor digitale bedrijven betreft, wachten we de voorstellen af die morgen zullen verschijnen.

Ik wil tot slot in het kader van die Europese arbeidsautoriteit nog een opmerking maken over een bericht dat er is gekomen, een voorstel van de Europese Commissie om de financiering van EIOPA, de Europese toezichthouder op verzekeringen en pensioen, minder door de EU en de lidstaten te laten betalen en meer door een nieuwe heffing door de pensioenfondsen zelf. Maar pensioenfondsen vallen niet onder het directe toezicht van de Europese toezichthouders. We hebben begrepen dat de pensioensector vreest dat EIOPA nieuwe bevoegdheden krijgt, ook over Nederlandse pensioenfondsen. Dat zou bijvoorbeeld een bevoegdheid betekenen om de beleidsprioriteiten van nationale toezichthouders te bepalen of te corrigeren. Ik wil daar een duidelijk antwoord op van de minister-president.

Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Rooijen. Ik geef nu het woord aan mevrouw Maeijer namens de PVV.

Mevrouw Maeijer (PVV):
Voorzitter. Soms zegt één uitspraak meer dan duizend woorden. In dit geval gaat het om deze uitspraak van Eurocommissaris Frans Timmermans over de benoeming van de hoogste ambtenaar van de Europese Commissie: "Als je een ambtelijke benoeming doet, wil je liever niet dat er heel veel ophef en discussie ontstaat, dus ik vind het ontzettend jammer dat dit gebeurd is." Juist. Timmermans betreurt de ophef, niet de vriendjespolitieke, corrupte benoeming door Juncker, die zonder procedure zijn persoonlijke medewerker bombardeerde tot chef Europese Commissie. Of dat iets te maken heeft met de mogelijk beloofde dienstauto met chauffeur en extra wachtgeld na het einde van de termijn? Dat blijft gissen. Deze uitspraak toont weer eens aan hoe mijlenver verwijderd van de gewone wereld Timmermans en consorten eigenlijk staan. Hoe hypocriet zijn ze eigenlijk bij die Europese Commissie? De regels zijn er blijkbaar alleen maar om zogenaamde "ongehoorzame lidstaten" de maat mee te nemen, maar procedures hoeven niet te worden gevolgd als het gaat om de eigen eurofiele vriendjeskliek, want daar moet natuurlijk goed voor gezorgd worden. Wat vindt premier Rutte van deze gehele gang van zaken? Het ontbreken van snoeiharde kritiek van het kabinet zorgt voor een flinke zweem van het boven de hand houden van de vrienden in Brussel. Is Nederland op voorhand geïnformeerd over de op handen zijnde flitsbenoeming van de heer Selmayr, die tenslotte de plaats van een Nederlander heeft ingenomen? Graag een reactie.

Voorzitter. Zelfs de eurofielen in het Europees Parlement vielen vorige week over deze benoeming in de Europese top heen. "Vielen", zeg ik, want ik heb begrepen dat diezelfde mensen ondertussen het onderzoek naar de gang van zaken alweer tot het minimum aan het uitkleden zijn. Tot zover de geveinsde verontwaardiging. En datzelfde Europees Parlement, dat in groten getale hoog van de toren blies over de benoeming van een vriendje van Juncker, liet zichzelf de afgelopen week ook weer van zijn beste kant zien, want het EP deed waar het goed in is: nog meer belastinggeld claimen met de almaar stijgende begroting van het Parlement. Een limousinedienst ter beschikking, een dikke onkostenvergoeding van €4.300 zonder verantwoordingsplicht, ruim €300 per dag om simpelweg op te komen dagen op je werk, en dat allemaal bovenop de €6.400 bruto per maand: het kan allemaal niet op. Een deel van het Europees Parlement deed ook nog een poging tot het censureren van mijn collega De Graaff, die de waarheid over de islam vertelde in het hol van de leeuw. Vrijheid van meningsuiting geldt voor sommigen alleen als je dezelfde mening als hen verkondigt.

Naast geldverspilling is dat nog een rode draad die de Brusselse elite met elkaar verbindt: hypocrisie. Censuur en EU-fakenieuwspolitie, een lading aan EU-regels op het gebied van islamofobie en hatespeech, en ik heb zelf in Brussel meegemaakt dat ik schriftelijke vragen terugkreeg van de staf van toen nog Parlementsvoorzitter Schulz met de mededeling dat er zogenaamde "offensive language" in stond. Of ik dat even wilde aanpassen. En weet u waarom? Omdat ik Frontex een pendeldienst had genoemd. Waar gaat dit in vredesnaam naartoe, vraag ik de premier.

Voorzitter. Ondertussen stuurt het kabinet de Tweede Kamer een briefje met de mededeling dat Nederland van plan is om deel te gaan nemen aan het Europees Openbaar Ministerie. Nog voordat het goed en wel is opgericht, gaan er al geluiden op om het mandaat uit te breiden naar terreurbestrijding. We bezuinigden al op verzoek van Brussel, betalen op verzoek van Brussel, en vervolgen straks ook op verzoek van Brussel.

Dat het einde zoek is, blijkt ook wel weer uit alle voorstellen die de Europese Commissie vorige week de ether in slingerde. Het feit dat sociaal beleid een nationale aangelegenheid is en ook zou moeten blijven, weerhoudt de eurocraten er niet van om daar van alles van te vinden en over te zeggen. Daar gaat het natuurlijk mis, want sociaal beleid is een nationale bevoegdheid. Waarom staan we erbij en kijken we ernaar wanneer dit soort voorstellen op tafel komen? Het is juist die halfslachtigheid, die afwachtendheid, die ervoor zorgt dat steeds meer soevereiniteit sluipenderwijs aan Brussel wordt overgedragen, want Brussel heeft niets te vertellen over de lengte van vaderschapsverlof en we zitten absoluut niet te wachten op een Europese arbeidsautoriteit of een Europees sociaal verzekeringsnummer. Dat zou onze boodschap moeten zijn in Brussel. Is de premier van plan om zich hier actief tegen te gaan verzetten?

Voorzitter. Wat ook blijft terugkomen omdat de deur nooit definitief wordt dichtgegooid, is de discussie over uitbreiding van de Europese Unie, is het niet met Turkije, dan is het wel met de landen van de Westelijke Balkan. Wat de PVV betreft, kan er nu en ook in de toekomst geen sprake zijn van uitbreiding van de Europese Unie met welk land dan ook. Op de EU-top van deze week zullen de regeringsleiders twee afzonderlijke bijeenkomsten voorbereiden: een top met Turkije en een top met de Westelijke Balkan. Als we de geluiden mogen geloven, dan zou het over van alles moeten gaan behalve over uitbreiding. Een Westelijke Balkantop die zogenaamd niet over uitbreiding gaat terwijl die landen niets liever willen dan toetreden, is de mensen een rad voor de ogen draaien. Het enige doel van deze landen is toetreding tot de Europese Unie en elke top zal als een stap met dat doel voor ogen worden gezien. De Europese Unie biedt hun niet alleen een worst aan in de zin van een zak geld, maar ook perspectief op een datum, 2025, en nog eens een podium om dat te bepleiten.

Voorzitter. Als we de premier mogen geloven, dan ligt richting Turkije zo'n beetje alles stil. Of nou ja, bijna alles dan, want officieel zijn de onderhandelingen niet stilgezet en is Turkije nog steeds kandidaat-lidstaat. Officieel is Turkije ook visumliberalisering in het vooruitzicht gesteld en ik heb nog niemand horen zeggen dat dat er niet meer in zit. Officieel wordt de pre-toetredingssteun gekort en omgebogen, maar de geldkraan is nog steeds niet dicht. Het enige wat dus officieel is, is dat de Turken zo ongeveer een jaar geleden bij meerderheid kozen voor een dictatuur in Turkije en dat Brussel nog steeds bij Erdogan op schoot zit. Afgelopen week werden ook de grijze heren bij de Europese Rekenkamer wakker. De pre-toetredingssteun aan Turkije is verkeerd besteed. De PVV heeft dat, nu 9 miljard euro geleden, ook al eens gezegd. Ik roep de premier dan ook op: stop de onderhandelingen formeel, draai die geldkraan dicht en eis ons geld terug. Turkije hoort niet bij de Europese Unie.

Voorzitter, tot slot. Terwijl ons de nieuwe Europese voorstellen om de oren vliegen, van een Europese arbeidsautoriteit tot het voorstel dat morgen zal worden gepresenteerd over het invoeren van Europese belastingen voor internetbedrijven, kwam gisteren het bericht naar buiten dat de Britten een transitieovereenkomst hebben gesloten met de Europese Unie. De Britten komen stukje bij beetje dichter bij hun doel: een vrij en soeverein Groot-Brittannië. Laten we hen volgen in plaats van Nederland iedere dag weer wat dieper het moeras van de Europese eenwording in te laten trekken.

Dank u.

De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Maeijer. Dan geef ik nu het woord aan de heer Bisschop namens de SGP-fractie.

De heer Bisschop (SGP):
Voorzitter, dank u wel. In de bevlogen toespraak die de minister-president onlangs in Berlijn hield, noemde hij een drietal waardevolle uitgangspunten voor de Europese samenwerking: de EU moet zijn basisbelofte nakomen wat betreft welvaart, veiligheid en stabiliteit, de EU begint en eindigt met de lidstaten, en afspraak is afspraak. Die uitgangspunten spraken ons zeer aan. Deze drie punten heb ik ook in mijn achterhoofd bij het beoordelen van de kwesties op de agenda van de aanstaande Europese Raad.

Kijken we eerst naar de interne markt. Als het gaat om de interne markt, spreekt het kabinet graag in termen van verdieping. Prioriteit voor de regering is de toerusting van de digitale economie, verbetering van de dienstenmarkt en adequate handhaving met als credo: regels waar gewenst, harmonisatie waar passend. Deze ambities dragen ongetwijfeld bij aan welvaart, maar de SGP heeft de indruk dat commerciële overwegingen voor dit kabinet wel erg zwaarwegend zijn. Onze zorg is dat dit zomaar kan leiden tot ongewenste effecten, en dat al die plannen in werkelijkheid het einde van de lidstaten bevorderen in plaats van dat alles begint en eindigt met de lidstaten. Mijn eerste vraag aan de minister-president luidt dan ook: welke concrete grenzen ziet de minister-president aan die verdieping waar veelvuldig over gesproken wordt?

Dan sociaal beleid. Nederland zegt voorstander te zijn van versterking van de sociale dimensie, waarbij rekening wordt gehouden met het feit dat sociaal beleid in de eerste plaats een nationale zaak is. Collega's hebben dat ook al een- en andermaal terecht onderstreept. Tegelijkertijd wordt het akkoord over de pijler verwelkomd, inclusief het Europees toezicht. Deze houding vindt mijn partij tegenstrijdig en onwenselijk. Daarom de vraag in hoeverre er in de realiteit nog sprake is van afstemmingsruimte voor lidstaten. Beaamt het kabinet dat de noodzaak van een Europese arbeidsinspectie nog volstrekt onvoldoende is aangetoond? Ik sluit mij ook graag aan bij de terecht kritische vragen van collega Leijten.

Over het immigratiebeleid stel ik de minister-president slechts één vraag, namelijk of hij onze opvatting deelt dat over zoiets ingrijpends als verplichte asielquota alleen bij consensus besloten kan worden.

Dan de belastingen, ook zo'n sluipend proces. In het BNC-fiche van 3 november gaf de regering aan een positieve grondhouding te hebben tegenover een bevoegdheid op het gebied van belastingen wanneer deze belastingen rechtstreeks invloed hebben op de interne markt. Juist op het terrein van belastingheffing moet de EU uiterst terughoudend zijn. Deelt de premier deze zienswijze?

Over de brexit zal ik verder geen vragen stellen. Collega's hebben daar uitvoerig bij stilgestaan en ik zou de vragen slechts herhalen.

Ik wil afsluiten met het wijden van een paar woorden aan de situatie in Afrin. Van een heel andere orde is het agendapunt over de situatie in het Syrische Afrin. Terecht uit het kabinet grote zorgen over het Turkse offensief daar en de schending van resolutie 2401 van de Veiligheidsraad. Vanwege de centrale ligging en de militaire kracht van Turkije is samenspraak belangrijk, maar dat sluit tegenspraak niet uit. De SGP is voor een zo breed en stevig mogelijke veroordeling van die Turkse acties. Zeker als de meest recente berichten over de gruweldaden die daar gepleegd zijn aan mijn oog voorbijtrekken — neem me niet kwalijk — doemen bij mij toch ook weer beelden op van de gruwelen van de Armeense genocide, die ruim 100 jaar geleden door de toenmalige jonge Turkse staat is gepleegd.

Voorzitter. Wij zijn dus voor een zo breed en stevig mogelijke veroordeling van de Turkse acties. Niet alleen omdat de strijd tegen ISIS bemoeilijkt wordt door het optreden van Turkije, maar ook omdat de Turkse honger nog lang niet gestild lijkt te zijn. Vandaar mijn vraag of er een strategie binnen de EU en de NAVO is om Turkije tot stoppen te manen. Een vraag daaraan verbonden is hoe humanitaire hulpverlening aan Syrische Koerden wordt gewaarborgd.

Voorzitter, dat was mijn bijdrage. Dank u zeer.

De voorzitter:
Dank u wel, meneer Bisschop. Dan geef ik nu het woord aan de heer Omtzigt namens het CDA.

De heer Omtzigt (CDA):
Dank u wel, voorzitter. Mijn bijdrage is, in ieder geval op het punt Afrin, ook namens de ChristenUnie.

Voorzitter. De Europese top en de eurozonetop zijn in zekere zin tussentoppen. Een groot aantal onderwerpen wordt wel besproken, maar er worden geen conclusies getrokken. Dat lijkt vrijblijvend, maar dat is het natuurlijk niet, want een ingenomen positie achter de schermen draai je niet zomaar bij. Ik wil een aantal punten bespreken. De EU-Turkijetop volgende week in Varna, de ambitieuze plannen over het MFK, de Eurotop, de brexit, een aantal zaken rond integriteit, ons voorstel voor parlementen voor meer transparantie en nog een klein stukje over het VK.

Voorzitter. De EU-Turkijetop op 26 maart. Dan zal er weer 3 miljard worden toegezegd aan Turkije. Hierover lees ik niks in de geannoteerde agenda, maar het is wel de tweede tranche van de migratiedeal. Maar wat is er met de eerste 3 miljard gebeurd? Zijn die goed uitgegeven? Waarom begint het onderzoek van de Europese Rekenkamer pas nadat de volgende tranche is toegezegd? Kunnen we ervoor zorgen dat wanneer dat onderzoek uitkomt en er conclusies zijn dat het anders moet, het geld ook anders uitgegeven kan worden?

Dan de tweede geldstroom richting Turkije. Dat is de pre-accessiesteun. De Europese Rekenkamer is werkelijk waar vernietigend. Europese doelstellingen worden niet gehaald en Turkije komt nog geen stap dichter bij toetreding.

De heer Van Ojik (GroenLinks):
Ik heb een korte vraag aan de heer Omtzigt, omdat hij over de EU-Turkijedeal sprak en een aantal vragen stelde over de 3 miljard. Ik heb er in mijn bijdrage voor gepleit om die EU-Turkijedeal wat breder te evalueren. Want het gaat natuurlijk over het geld, maar het ging daarbij ook over vluchtelingen. Vindt de heer Omtzigt het misschien met mij een goed idee om die EU-Turkijedeal wat breder te evalueren en tegen het licht te houden, misschien voordat we opnieuw 3 miljard gaan uitgeven?

De heer Omtzigt (CDA):
Ik ben bang dat er aankomende maandag in Varna al allerlei toezeggingen gedaan worden. En het is mij onduidelijk hoe wij voor maandag deze deal breed moeten gaan evalueren. Maar ik kan mij voorstellen dat de heer Van Ojik erop aandringt dat er ook eens gekeken wordt wat er op de Griekse eilanden gebeurt en wat er gebeurt op het moment dat mensen van die eilanden af zijn. Ik kan mij voorstellen dat ook daar goed naar gekeken wordt, want ook daarover zijn er vragen. Hij heeft die vragen. De heer Van Ojik en collega Jasper van Dijk zijn daar op bezoek geweest. Ook op dat vlak zijn er dingen te evalueren.

De voorzitter:
De heer Van Ojik mag reageren, maar ik zie dat hij daar geen behoefte aan heeft. Gaat u verder, meneer Omtzigt.

De heer Omtzigt (CDA):
Dank u wel, voorzitter. Ik was met de pretoetredingssteun bezig. Deze EU-Turkijetop is hét moment om een hernieuwde relatie tussen de EU en Turkije ter sprake te brengen. We moeten samenwerken op het gebied van veiligheid, migratie en terrorismebestrijding. Dat stelt de premier ook. Maar we zouden ook de preaccessiesteun stopzetten. Wil de premier er tijdens de top op aandringen dat dat ook gebeurt? En gaan we nou eens een keer een aanvullende begroting, die iedere keer met unanimiteit wordt goedgekeurd, aangrijpen om het Nederlandse punt in te brengen dat hier echt een eind aan gemaakt moet worden? Dit geld is slecht uitgegeven. Het ging naar Turkse gevangenissen en naar Turkse veiligheidsdiensten. We kunnen het toch niet maken dat belastinggeld van Nederlanders daaraan wordt uitgegeven?

En hoe staat het met de visumliberalisatie? Ik zou graag een brief van de premier ontvangen waarin staat hoe de voortgang op de 72 voorwaarden is. We willen toch niet zien dat we daar hink-stap-sprong in één keer toezeggingen doen die we niet meer kunnen terugdraaien?

Over Afrin heb ik eigenlijk nog één aanvullende vraag, na alles wat hierover gesteld is. De Turken vechten daar niet alleen. Zij vechten ook met het Vrije Syrische Leger en andere bondgenoten aldaar. Is er in de afgelopen paar jaar Nederlands geld naar de bondgenoten van Turkije gegaan die op dit moment Afrin binnenvallen? Of zijn er op dit moment nog andere landen binnen de EU die die rebellen actief steunen, met non-lethal of lethal support; dat maakt me niet uit. Ik vind dit een zeer belangrijke vraag en zou er graag een precies antwoord op hebben.

Ik kom op het MFK, voorzitter. Het Europees Parlement heeft gepleit voor een verhoging van 20%. Dan gaat het naar 1,3% van het bruto nationaal product; 160 miljard extra. En als we de bijdrage niet verhogen, dan wil men Europese belastingen. Daarmee loopt het parlement erg voor de muziek uit en dient zich nu al een patstelling aan. Ik wil de premier vragen een brief aan de Kamer te sturen waarin hij de mogelijkheden tot modernisering en een efficiencyslag van het MFK schetst. En wil hij hierbij de inzet van het Europees Parlement wel meenemen? Door de brexit worden we gedwongen het MFK te herzien. Dat is dus die zevenjaarsbegroting. Ik wil nu écht weten waar de rode lijnen van de Nederlandse regering staan. Het CDA vindt dat vooral de structuurfondsen gemoderniseerd moeten worden.

Behalve een Europese top is er ook een eurotop, dus van de eurolanden. Die is op vrijdagmorgen en het is de eerste sinds het kabinet-Merkel. Frankrijk en Duitsland wilden een grote sprong voorwaarts maken maar hebben nog geen plannetje op tafel gelegd. Macron kan hoog of laag springen, maar zal toch eerst zelf zijn huis op orde moeten hebben. Het CDA verzoekt de premier dit in te brengen tijdens de eurotop en tijdens het diner morgenavond met de Franse president. Wij horen daarvan ook graag wat de premier zal bespreken en wat daarvan terugkomt.

Daarnaast moet de Nederlandse inzet de uitvoering van mijn motie over de nulmeting zijn. Die nulmeting gaat over de risico's die er nu zijn, die honderden miljarden aan niet afgeschreven leningen in vooral de Italiaanse banken, waar we, als we eenmaal een centraal garantiesysteem hebben in 2023, voor opdraaien. Waar ik zo bang voor ben, is dat we het straks alleen maar hebben over de intenties om risico te verminderen en dan in 2023 zeggen "iedereen heeft het toch geprobeerd". Dan hebben we een gemeenschappelijke backstop, en de dag daarop vallen de banken om en mogen we met z'n allen betalen. Komt die nulmeting er en komen er kwantitatieve doelstellingen, van "u moet echt zoveel van die leningen afschrijven en de banken moeten gezond zijn voordat we dat gaan doen"? Een failliet Frankrijk of een failliet Italië kan deze eurozone namelijk niet aan. Wat mij betreft trekken niet alleen de regeringen van de acht landen samen op, maar ook de parlementen. En één ding: we blijven toch tegen een Europese begrotingscapaciteit?

Voorzitter. Over de brexit sluit ik me bij m'n collega's aan. Wel zou ik graag willen weten wat de inzet voor de Nederlandse visserij, tuinbouw en logistieke sector is. Ik hoop dat er een ordentelijke deal komt. Dat is echt in het belang van beide kanten. Ik zou de EU willen aanraden om de Britten niet te dwingen om in te grijpen in de grens tussen Ierland en Noord-Ierland.

Mevrouw Maeijer (PVV):
Ik had nog een vraag over de meerjarenbegroting, waar de heer Omtzigt het net over had. Hij sprak over de wens van het EP om de begroting met zo'n 20% te verhogen. Is het CDA daar voor of tegen?

De heer Omtzigt (CDA):
Het CDA hier in de Kamer en het kabinet hebben duidelijk de inzet om onder het huidige plafond te blijven. Dat is ongeveer 1% van de begroting van de EU.

Mevrouw Maeijer (PVV):
Kunt u dan uitleggen waarom het CDA in het EP daar toch verdeeld over stemt?

De heer Omtzigt (CDA):
Weet u, dat kunt u maandag aan de EP'ers zelf vragen. U ziet mijn stemgedrag: ik ben niet voor een uitbreiding van de Europese begroting.

Mevrouw Maeijer (PVV):
Maar zou het niet handiger zijn voor het verstevigen van de Nederlandse positie als ook in het EP alle neuzen dezelfde kant op staan om te zorgen dat het plafond omlaag gaat, of in ieder geval niet omhoog?

De heer Omtzigt (CDA):
Wat mij betreft gaat dat plafond niet omhoog. En wat mij betreft kunt u die vraag ook gewoon aan de Nederlandse leden van het EP stellen, met wie wij maandag een debat hebben.

De voorzitter:
Gaat u verder.

De heer Omtzigt (CDA):
Voorzitter. Die handelsrelatie is dus belangrijk. Ik zou van de premier rondom de brexit ook graag een update willen hebben van de werving en inrichting van de IT-systemen bij de douane, zowel aan de Nederlandse als aan de Britse kant. Daar hebben we nu iets meer tijd voor, maar dat moet wel goed lopen. Overigens lijken de problemen meer aan de Britse dan aan de Nederlandse kant te liggen.

Voorzitter. Dan over de integriteit. We hadden hier een motie, die Kamerbreed is aangenomen, dat de regeringsleiders het onderzoek naar de flitsbenoeming van de heer Selmayr, die niet eens gekwalificeerd was voor zijn positie, op zouden brengen in de Raad Algemene Zaken vandaag. Ik heb het niet in de conclusies gezien. Ik wil graag weten of Nederland het aan de orde gesteld heeft en waarom het niet in de conclusies staat. En als het daar niet in de conclusies staat, dan moet het maar bij de Europese top in de conclusies, zou ik zo zeggen. Ik bedoel, ongeveer elk onderzoek wordt aangemoedigd vanuit de Europese Unie, of het nou in Polen, in Slowakije of Malta is, maar als ze zelf onderzocht moet worden, dan zwijgen de regeringsleiders als het graf. Deze flitsbenoeming is ernstig voor het vertrouwen in de Europese Unie. Daarom vraag ik met klem dit op te brengen.

Voorzitter. Op de reactie van de Europese Commissie op het onderzoek naar de lobbyactiviteiten van oud-Commissievoorzitter Barroso en de conclusies van de Ombudsman hierover, zou ik graag een reactie van de premier willen. Dat Goldman Sachs daar is niet echt fraai.

Voorzitter. Dan wil ik wat pensioenen betreft me nog aansluiten bij collega Van Rooijen en graag willen weten of het voorstel van het PEP, het Pan-Europese Pensioenproduct, nu ook eindelijk van tafel is. De Nederlandse Kamer was ertegen, maar halen we het nu van tafel?

Ik sluit me aan bij de opmerking van D66 over de journalisten in Malta en Slowakije.

En ik zou graag weten hoe het staat met artikel 7 en Polen. Daar had vandaag ook iets moeten uitkomen, maar niets gezien.

Voorzitter. Tot slot ons initiatief rond transparantie. Deze Europese top is weer een goed voorbeeld van onvolledige informatie. Wat zeg ik? Op maandagmorgen hadden wij in het vertrouwelijke Delegates Portal nul — ik herhaal: nul — documenten over de eurozonetop en nul documenten over de EU-Turkijedealtop van maandag. En dan krijgen we straks conclusies en zijn we weer akkoord. Dit is geen manier van controleren van zeer belangrijke initiatieven, of je het er eens mee bent of niet. En dit is niet de eerste keer. Het gebeurt bij Europese toppen en het gebeurt bij wetgeving. Dan zien we teksten, zoals de IORP-richtlijnen over pensioenen, minder dan 24 uur voor de Nederlandse regering ermee instemt. De Europese Ombudsman was snoeihard. Ze noemde dit wanbeleid — let u op: wanbeleid — van de Unie. Bij dit voorstel ging het om 1.400 miljard euro Nederlands geld. Dan sturen we met 26 parlementen een brief aan de Europese Raad, aan de heer Tusk. En wat gebeurt er? Het blijft drie maanden lang doodstil. De EU heeft het in elk artikel over parlementaire dialoog. Nu vragen meer dan twintig Europese parlementen "laten we het hier eens over hebben" en de Europese regeringsleiders kijken naar elkaar, naar het plafond en naar buiten, maar niet — ik herhaal: niet — naar de Europese parlementen die de kat de bel aanbinden. Dus heb ik hier een vraag. Heeft ook maar iemand, maar één regeringsleider, een voorstel gedaan om deze fundamentele kritiek van de parlementen en de EU-Ombudsman überhaupt te agenderen? Of was dat gewoon niet nodig en is het in de prullenbak gegooid, ons rapport? Is erover gesproken tussen de EU-leiders en wanneer dan? Wat gaat de Nederlandse regering doen om de Kamerbrede wens uit te voeren? Denkt de Nederlandse regering echt dat slechte controle — zo krijgen wij geen stukken — leidt tot betere besluiten? Minister Blok zei een tijdpad toe over wanneer het waar besproken wordt. Nou, die brief is er voor dit debat gewoon niet gekomen. Krijgen we hem wel voor het debat van maandag?

Voorzitter. Ik wil graag een heldere uiteenzetting over wat de Nederlandse regering gedaan heeft met de vier aanbevelingen. Wanneer gaat de Nederlandse regering wel pleiten voor aanname hiervan?

Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de heer Anne Mulder namens de VVD.

De heer Anne Mulder (VVD):
Voorzitter, dank. Dit debat is naar aanleiding van de komende Europese top. Zoals gebruikelijk spreken wij daarvóór met de minister-president. Er is in de Europese Unie nog veel te bereiken wat betreft het vervolmaken van de interne markt. Hiervan profiteert uiteindelijk iedereen met onze herverdelingsmechanismen, zeker Nederland. De Europese Raad vergadert anderhalf jaar op basis van een zogeheten Leaders Agenda, zoals dat in jargon heet, juist om een aantal dossiers vlot te trekken, waaronder dat van de interne markt. Er is nog wel wat te halen, bijvoorbeeld op de digitale interne markt. Sommen laten zien dat daar nog ruim 400 miljard te verdienen is. Wat gaat de EU precies doen? Welke resultaten moeten bereikt worden en hoe gaat Nederland ervoor zorgen dat dit gebeurt? Op de top van december dit jaar moeten de resultaten naar buiten komen.

Voorzitter. Ik heb vorige week in het debat met minister Blok van Buitenlandse Zaken iets gezegd over het Duitse regeerakkoord en het verbod op internetapotheken. Daar heeft ook Nederland last van, want bijvoorbeeld in Limburg zijn er twee internetapotheken. Nu maak ik even reclame, als het mag: Shop-Apotheke in Venlo en DocMorris in Heerlen met 1.100 medewerkers en een omzet van 350 miljoen. Zij kunnen de dupe zijn van dit Duitse regeerakkoord. Mijn vraag aan de minister van Buitenlandse Zaken vorige week was: heeft u uw collega daarop aangesproken en gevraagd om dit niet te doen? Is dit gebeurd? Wat kwam daaruit?

De heer Van Ojik (GroenLinks):
De bijdrage van de heer Mulder begon met de vervolmaking van de interne markt. Dat is bijna een soort bezweringsformule, dat horen we heel vaak. Ik heb het net aan de minister-president gevraagd en ik vraag het nu ook aan collega Mulder: hoort daar niet ook bij dat je de grenzen aan de marktwerking duidelijk definieert, bijvoorbeeld op het punt van aanbestedingen in de zorg? Ik heb dat voorbeeld genoemd, maar er zijn veel meer voorbeelden. Is de heer Mulder het met mij eens dat bij vervolmaking niet alleen meer, meer, meer markt hoort, maar soms ook het stellen van duidelijke grenzen aan de marktwerking?

De heer Anne Mulder (VVD):
Ik ben oud-woordvoerder zorg. Het voordeel van aanbesteding is dat je concurrentie krijgt. Aanbieders van zorg gaan vaak concurreren op prijs en kwaliteit. Je moet dat niet aan banden leggen, maar je moet ervoor zorgen dat je goed stuurt. Je moet ervoor zorgen dat degene die dat doet, zegt: ik wil deze kwaliteit — die moet je formuleren in minimumzinnen — tegen deze prijs. Dan is er concurrentie en concurrentie leidt vaak tot lagere prijzen en een betere kwaliteit. Je houdt dan meer geld over en we hebben nog wel wat te doen met de zorguitgaven, want die stijgen alleen maar. Dan kunnen we er dus voor zorgen dat de zorguitgaven binnen de perken blijven.

De heer Van Ojik (GroenLinks):
Als de heer Mulder bijvoorbeeld bij zijn eigen VVD-wethouders te rade zou gaan, dan zouden zij hem daar, denk ik, wel meer over kunnen vertellen. Wij hebben dat gedaan in veel gemeenten, ook bij VVD-wethouders overigens. Wij hebben gehoord dat die aanbesteding leidt tot een zodanige concurrentie op de prijs dat die ten koste van de kwaliteit gaat en dat die tot extra werkdruk leidt bij de mensen die de aanbesteding dan hebben gewonnen, om het zo maar te zeggen. Zou je je dan kunnen voorstellen dat je in de conclusies als het gaat om de interne markt ook randvoorwaarden opneemt die paal en perk stellen aan dit soort uitwassen van de markt?

De heer Anne Mulder (VVD):
Wat dat betreft ben ik een democraat. Je moet dat niet via regels doen. Je moet dat doen met goede wethouders, die precies weten waarover ze het hebben. Volgens mij zijn er morgen verkiezingen. Je moet dus een gemeenteraad kiezen die dit soort dingen op orde heeft. Je hebt daar geen Europese regels voor nodig. Daar gaan die lokale verkiezingen morgen over. Die gaan over een vraag als "wat wil een gemeenteraad, een gemeentebestuur met zorg?" Daar is wat te kiezen, zeker nu er steeds meer taken naar de gemeenten zijn gegaan.

De voorzitter:
Tot slot, meneer Van Ojik.

De heer Van Ojik (GroenLinks):
Tot slot, voorzitter. Dit zal een liberaal dan aanspreken. Er zijn namelijk Europese aanbestedingsregels die het gemeenten onmogelijk maken om de organisatie van de zorg op hun eigen manier te doen. Als het gaat om een bedrag boven de €750.000, dan moeten zij aanbesteden. Zij moeten dan marktwerking toelaten en accepteren dat er op prijs wordt geconcurreerd, met alle gevolgen van dien voor de kwaliteit en de werkdruk. Er valt dus inderdaad iets te kiezen. Er is een verschil tussen partijen die zeggen "wij zijn bereid om paal en perk te stellen aan die vorm van marktwerking" en partijen, zoals kennelijk die van de heer Mulder, die zeggen "nee, dat is nou eenmaal de markt die zijn werk moet doen". Er valt inderdaad iets te kiezen, dat ben ik met collega Mulder eens.

De heer Anne Mulder (VVD):
Dat is inderdaad de markt. Een gemeentebestuur, een wethouder moet er dan voor zorgen dat die precies de goede eisen stelt op het punt van prijs en kwaliteit. Dat leidt vaak tot een lagere prijs en dan kun je je geld gebruiken om bijvoorbeeld de ozb te verlagen, zoals veel VVD-wethouders willen, of om juist extra geld te geven aan handhavers, zoals de VVD in Den Haag wil. Maar volgens mij ben ik nu een beetje van de agenda afgedwaald.

De voorzitter:
Goed dat u dat zelf inziet. Gaat u verder. O, mevrouw Leijten.

Mevrouw Leijten (SP):
Je zou je toch afvragen waar de VVD de afgelopen jaren heeft gezeten als het gaat om aanbestedingen, de rompslomp daaromheen, de kosten van de thuiszorg en de jeugdzorg, de problemen die de aanbestedingen ons hebben gegeven en de last die het lokaal bestuur daarvan heeft. Maar ik heb een andere vraag aan de heer Mulder. De interne markt en de vervolmaking daarvan behelst ook de notificatierichtlijn. Dat betekent dat lokale en provinciale overheden als zij iets willen doen op de interne markt, eerst toestemming moeten vragen aan Brussel en na drie maanden pas een lokaal politiek besluit kunnen nemen. Is dat nou wat de VVD ziet als zeggenschap lokaal en in de lidstaten, of prevaleert wat de VVD betreft de interne markt hier gewoon?

De voorzitter:
Dat was uw laatste vraag, mevrouw Leijten.

De heer Anne Mulder (VVD):
Het voordeel van de interne markt — daar gaat het hier om en dat schets ik ook — is dat je concurrentie op prijs en kwaliteit krijgt. Daar heeft een consument wat aan, want die kan kiezen. Als je kunt kiezen, moeten aanbieders hun producten goed maken, want anders verliezen ze omzet, verliezen ze klanten en gaan ze failliet. Dat mechanisme is goed. Het is ook goed dat gemeenten gedwongen worden dat te gaan doen. Ze moeten zelf een goed bestek maken en zeggen: dit is de kwaliteit en dit is de prijs.

De voorzitter:
Nee, mevrouw Leijten, dat was een antwoord op uw vraag.

Mevrouw Leijten (SP):
Nee, ik stelde een andere vraag.

De voorzitter:
U bent echt door uw interrupties heen.

Mevrouw Leijten (SP):
Nee, ik stelde een andere vraag. De notificatierichtlijn gaat bijvoorbeeld over het lokaal bestuur dat zegt: wij willen ervoor zorgen dat er in de winkelstraat een oppervlaktegrens komt zodat er niet te grote winkelketens komen. In de toekomst moet dat voorgelegd worden aan de Europese Commissie voordat er lokaal bestuurd kan worden. Vindt de VVD dan dat de lokale democratie voorgaat of vindt zij dat de interne markt en dus het besluit in Brussel voorgaan?

De heer Anne Mulder (VVD):
We moeten even goed kijken wat dat precies inhoudt. We moeten natuurlijk lokale overheden niet voor de voeten gaan lopen, maar het is wel goed om de concurrentie te stimuleren en te zorgen dat die van de grond komt. Je moet niet in gemeentes kunnen zeggen dat je dat niet wilt of dat je er geen in zin hebt om wat voor reden dan ook. Dat voorleggen is op zich slim, want dan krijg je concurrentie. Die leidt tot … Nou, ik heb dat al gezegd. Ik hoef het niet drie keer te zeggen.

De voorzitter:
Gaat u verder.

De heer Anne Mulder (VVD):
Voorzitter. Ik heb al gesproken over de twee internetapotheken in Heerlen.

Dan de heer Trump met zijn handelsoorlog. Die raakt de Nederlandse economie en Nederlandse banen. Wat de VVD betreft hebben de importheffingen die misschien komen niets te maken met de nationale veiligheid. Wat dat betreft moet de Europese Unie eensgezind optrekken tegen de Verenigde Staten, zodat zij dit niet doen. Dan zien we ook de toegevoegde waarde van de Europese Unie. De heer Verhoeven zei het al: namens 500 miljoen consumenten ben je sterker dan als land alleen. Eigenlijk is de Europese Unie een sterker economisch blok dan Amerika. Daar hebben we nu profijt van. Het liefst moeten we met de EU samen optrekken tegen China. Dat kapitalistisch-communistische met allerlei subsidies voor staal is wat we niet moeten hebben.

Dan EU-handelsverdragen. Er zijn nu een aantal handelsverdragen die EU-only zijn. Nationale parlementen heb je dan niet meer nodig en komen er niet aan te pas. Het zou goed zijn als er wordt gesproken over de uitgangspunten van zo'n handelsakkoord voordat handelsverdragen worden gesloten en de onderhandelingen daarover beginnen. Dat moet ook worden besproken met de nationale parlementen. Hoe kijkt de minister-president daarnaar?

Dan de Westelijke Balkan. Er komt een speciale Westelijke Balkantop. Wat we vooral niet moeten doen, is toetredingsdata noemen voor de zes landen die daar liggen, zoals Albanië, Montenegro en Servië. Want dan gaat het niet meer over de vraag of ze voldoen aan de criteria, maar over de vraag of ze gereed zijn op die datum. Dan wordt dat een doel op zichzelf. Soms heb je de indruk dat de Balkanlanden moeten hervormen van de Europese Unie, maar de boodschap aan die landen moet zijn dat ze niet hervormen omdat de Europese Unie dat van hen vraagt, maar omdat ze corruptie en georganiseerde misdaad moeten aanpakken voor de eigen bevolking. Stel jezelf ten dienste aan de bevolking. Die boodschap zouden we moeten uitstralen.

Er zijn vragen gesteld over het Verenigd Koninkrijk en de gifgasaanval. Wat de VVD betreft moeten we het Verenigd Koninkrijk daarin steunen. Gaat de premier dat doen?

De euro is genoemd. Wat staat daar op de agenda? Wat wordt daar besproken? Wat is de Nederlandse inzet?

Datzelfde geldt voor de belastingen. Ik heb begrepen dat die letterlijk op het menu staan, want ze worden besproken tijdens het diner op donderdag. Wat ligt daar voor? Wat gaat de minister-president doen?

Dan Macron. Het is goed dat hij komt. Ik heb vrijmoedig gevraagd aan de Franse ambassadeur of Macron ook dit parlement kan bezoeken. Maar ja, dat is een beetje vreemd, want hij mag zijn eigen parlement niet eens bezoeken, dus laat staan het onze. Ik ben toch benieuwd wat daaruit komt. Er zijn verschillen: het presidentiële Frankrijk, het pragmatische Nederland. Ook is er een verschil in grandeur. Als ik zo naar rechts kijk, kan ik mij voorstellen dat wij nog wel een Frans advies kunnen gebruiken over onze vlag. Dat doen ze daar netjes. Vooral ben ik benieuwd waar er overeenkomsten zijn met Frankrijk en waar de minister-president op uitkomt.

Tot slot de brexit. Het overgangsakkoord is in de maak. Het is goed nieuws voor Nederlandse burgers en bedrijven dat er niet zomaar een brexit is zonder overgangstijd, maar dat bedrijven zich kunnen voorbereiden. Het is al gezegd dat er nog een groot onderwerp op tafel ligt, namelijk de grens met Ierland. We zijn er dus nog niet, maar er is een begin.

Dank u, voorzitter.

De voorzitter:
Dank u wel, meneer Anne Mulder. Tot slot geef ik het woord aan de heer Azarkan namens DENK.

De heer Azarkan (DENK):
Voorzitter, dank. We spreken vandaag, zoals ook door de collega's is aangekondigd, over de Europese top. We zien twee tegengestelde ontwikkelingen. Enerzijds hebben we de desintegratie van Europa met de brexit. Anderzijds zijn er pogingen tot verdere integratie via de Economische en Monetaire Unie. Er staat veel op de agenda: de digitale interne markt, de kapitaalmarktunie, de Energie-unie en de internemarktstrategie, en mogelijk ook belastingharmonisatie. Met het laatste wil ik beginnen. Gisteren was er berichtgeving over nieuwe plannen voor de belasting voor internetgiganten als Uber, Amazon, Google, Facebook en Airbnb. Deze internetkapitalisten betalen nu te weinig belasting, omdat ze zelf in grote mate kunnen beslissen waar hun winst belast wordt. Ze kunnen kiezen voor landen met een laag vennootschapsbelastingtarief, zoals Ierland en Luxemburg. Het spreekt voor zich dat dit oneerlijk is. Nu zou de Europese Commissie vergevorderde plannen hebben voor een omzetbelasting van 3%, zo hebben wij gelezen. De DENK-fractie steunt deze GAFA-belasting. Wat is de stand van zaken hierin? En hoe staat het kabinet ten aanzien van deze belasting? Graag een reactie van de minister-president.

Voorzitter. Eerder werden al percentages genoemd van 1% tot 5%. Waarom is nu gekozen voor een omzetbelasting van niet 5% maar 3%, en niet voor bijvoorbeeld een winstbelasting? In hoeverre is een omzetbelasting van 3% voor bijvoorbeeld Google of Airbnb te vergelijken met het huidige vennootschapsbelastingtarief in Nederland van 21%? Betalen deze internetkapitalisten dan wel genoeg belasting? Het is toch vreemd dat er nog steeds sprake is van oneerlijke belastingvoordelen? Dat kan toch niet zo zijn? Hoe leggen we dit uit aan onze eigen mkb-bedrijven?

Voorzitter. Er ligt een creatief voorstel van de DENK-fractie. Kan er ook nagedacht worden over een soort straftaks voor bedrijven zoals Facebook, dat Cambridge Analytica heeft toegestaan om stiekem data te onttrekken aan 50 miljoen profielen van Facebookgebruikers? Wat vindt de minister-president van een extra "datadiefstalheffing" van 5% over de omzet van die bedrijven die misbruik van hun data toestaan?

Voorzitter. Bij de verdieping van de EMU heeft belastingharmonisatie tot nu toe weinig aandacht. Het kabinet wil zelf met het afschaffen van de dividendbelasting een bijdrage leveren aan de verhevigde belastingconcurrentie in Europa. Het kabinet kiest daarbij voor een trumpiaanse lijn: bedrijven hier binnenhalen en -houden met belastingvoordeel. Dat is natuurlijk niet de juiste weg, net zomin als de handelsoorlog die Trump heeft ontketend met zijn importtarieven op staal. Want het gevolg zal zijn dat ons omringende landen de dividendbelasting ook op nul gaan stellen. Is er bij het kabinet al voortschrijdend inzicht over de dividendbelasting, zeker nu Unilever ervoor heeft gekozen om zijn hoofdkantoor in Nederland te vestigen? Is het niet beter om ook de dividendbelasting te harmoniseren, bijvoorbeeld op het huidige Nederlandse tarief van 15%? Dit zou ook kunnen voor de vennootschapsbelasting. Klopt het dat Duitsland en Frankrijk voorstander zijn van een uniform Vpb-tarief? Graag een reactie van de minister-president.

Klopt het dat Frankrijk en Duitsland nog steeds voorstander zijn van de antispeculatietaks op flitskapitaal, ook wel de Tobintaks genoemd? Het voordeel van de Tobintaks is dat er minder zinloze snelle kapitaalstromen zullen zijn, en de financiële markten dus minder instabiel worden. Bovendien krijgt de EU dan meer eigen inkomsten, waardoor de afdracht van de landen omlaag kan. Hoe staat het kabinet hierin? Nu Groot-Brittannië aan het afzwaaien is als lidstaat, verdwijnt er een grote tegenstander van de Tobintaks uit de EU. Klopt het dat de Tobintaks daardoor weer nieuwe kansen zou kunnen krijgen, vraag ik aan de minister-president?

Voorzitter. Afsluitend nog iets over de brexit. Het is uiteraard een zorgelijke ontwikkeling. De DENK-fractie is blij dat er een voorlopig akkoord is bereikt over een overgangsperiode tot 31 december 2020. Als we het goed hebben, krijgt het VK twee jaar lang ongeveer de status van Zwitserland. Het VK houdt dus toegang tot de douane-unie, de interne markt en de handelsverdragen, en de migratierechten van EU-burgers blijven voorlopig gehandhaafd. Maar het VK heeft geen zeggenschap meer over de besluitvorming in de EU, die het wel moet volgen. Klopt dat? En klopt het dat de tegenstanders van de brexit dus op korte termijn precies het tegenovergestelde hebben bereikt van wat zij wilden? Klopt het dat er nog geen definitieve overeenstemming is over de status van Noord-Ierland en de Ierse grens? Wat de DENK-fractie betreft kan Noord-Ierland gewoon deel uit blijven maken van de Europese douane-unie, zodat het Ierse eiland geen nieuwe, onnodige tweedeling hoeft mee te maken. 56% van de Noord-Ieren was immers tegen de brexit. In Schotland was dat zelfs 62%. Ziet de minister-president ook kansen voor Schotland om deel uit te blijven maken van de Europese douane-unie? Ik verneem graag de visie van de minister-president op de toekomst van Noord-Ierland en Schotland na de brexit.

Dank.

De voorzitter:
Dank u wel. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de eerste termijn van de zijde van de Kamer. Er is behoefte aan een schorsing.

De vergadering wordt van 16.46 uur tot 17.05 uur geschorst.

De voorzitter:
Ik geef de minister-president het woord.


Termijn antwoord

Minister Rutte:
Voorzitter. Over heel veel onderwerpen zijn er heel veel vragen. Ik probeer in ieder geval de vragen die raken aan de Europese Raad die donderdag en vrijdag plaatsvindt zo goed mogelijk te beantwoorden. Ik zal proberen om ook de niet direct daaraan gerelateerde vragen zo veel mogelijk te beantwoorden. Ik zeg maar even dat ik een poging ga doen. We hebben maandag natuurlijk ook de Staat van de Unie. Daar kunnen dingen dus misschien terugkomen. Misschien kan ik, als er in uw ogen gaten vallen in mijn beantwoording, toezeggen dat we kijken of we die maandag kunnen meenemen, maar ik ga een vergaande poging doen.

Allereerst komt morgenavond president Macron op bezoek. Daarbij zullen we spreken over die zaken waarin Frankrijk en Nederland gezamenlijk optrekken. Dan moet u denken aan de gezamenlijke buitengrensbewaking, het wegnemen van de grondoorzaken van migratie en een zeer ambitieus Europees klimaatbeleid. U kent het regeerakkoord, dat uitgaat van een reductie met 55% van de CO2-emissie in 2030 ten opzichte van 1990. Dat is een aanscherping van meer dan ongeveer 15% ten opzichte van het huidige Europese doel. Hoe gaan we daar samen in optrekken en hoe kunnen we er ook voor zorgen dat het klimaataspect steeds zo veel mogelijk wordt genomen in alle afwegingen in het beleid van Europa? Daar willen we ook gezamenlijk in optrekken. Zo is er een heel brede agenda waar we over zullen spreken. Ik denk dat het sowieso goed is om regelmatig contact te hebben met de grote lidstaten maar ook met de kleinere lidstaten. Ik stel het zeer op prijs dat hij morgen deze kant opkomt.

De voorzitter:
Ik heb geen afspraken met jullie gemaakt over het aantal interrupties, maar we doen het op dezelfde manier als in de eerste termijn, lijkt mij.

Mevrouw Ploumen (PvdA):
We hebben hier vandaag en ook op andere momenten veel gesproken over de Turkse inval in Afrin en het vervolg van die Operatie Olijftak. Minister Blok zegt steeds dat we alleen staan en dat we anderen aan onze kant moeten krijgen als het gaat om het veroordelen van die inval en het nemen van maatregelen. Is de minister-president bereid om dit morgenavond ook met de heer Macron te bespreken en te kijken of Frankrijk zich aan de zijde van Nederland kan scharen in een veroordeling?

Minister Rutte:
Ja, zoals ik dat ook besproken heb met premier May en met de bondskanselier van Duitsland. Om op dit punt maar meteen de diepte in te gaan: Nederland heeft met veel bondgenoten en EU-lidstaten gesproken over een gezamenlijke positie met betrekking tot het Turkse optreden in Afrin, ook in de verschillende hoofdsteden, via de NAVO en via de Europese Unie. Ik zal dit ook morgen aan de orde hebben. Uit alle gesprekken blijkt één ding, namelijk dat andere landen onze zorgen delen, onder andere over het effect op de strijd tegen ISIS en de humanitaire gevolgen van het offensief, maar tegelijkertijd bestaat er zowel binnen de Europese Unie als binnen de NAVO geen draagvlak om Turkije te veroordelen. De heer Blok, Stef Blok, de minister van Buitenlandse Zaken, heeft daar ook tijdens het vragenuur over gesproken. Nederland spreekt zich duidelijk uit over het Turkse offensief in Afrin en blijft zich inzetten voor het respecteren van de VN-Veiligheidsraadsresolutie 2401. Zoals u weet, roept die resolutie op tot een staakt-het-vuren in Syrië.

Mevrouw Ploumen (PvdA):
Dank daarvoor. Een korte tweede vraag. Ook de heer Blok, minister Blok, heeft ons gemeld dat er geen draagvlak is. Ik zou heel graag van de minister-president willen horen dat Nederland zich niet neerlegt bij die constatering en niet denkt: dat is dan zo en we laten het erbij zitten. Ik zou heel graag willen horen dat de minister-president en ook de andere leden van het kabinet zich blijven inzetten om te kijken of er draagvlak te organiseren is in de komende weken. Dat lijkt mij het minste wat we kunnen doen voor de mensen in Afrin.

Minister Rutte:
Ja, daar gaan we mee door, zoals ook morgenavond. Er is sprake van een zeer precaire situatie, zoals ook door mevrouw Ploumen en anderen naar voren is gebracht. De Verenigde Naties reageren op deze situatie door waar mogelijk hulp te verlenen aan ontheemden uit Afrin. De Verenigde Naties hebben in de algemene middelen, waarvoor Nederland, zoals mevrouw Ploumen weet, een grote donor is, fondsen gealloceerd voor hulp in Afrin en Oost-Ghouta. De Verenigde Naties staan al klaar om vanuit Turkije meer hulp te verlenen in Afrin. We moeten daarbij zeggen dat deze hulp echter natuurlijk alleen gegeven kan worden als daarvoor door de strijdende partijen de benodigde veiligheidsgaranties zijn gegeven. Wij zullen ons bij de VN blijven inzetten voor deze humanitaire toegang. Dat is dus aanvullend op wat mevrouw Ploumen vraagt. Daarom roepen wij ook op tot het respecteren van het staakt-het-vuren en natuurlijk het humanitair oorlogsrecht. Ik zei al dat de motie-Becker over de veroordeling van de gevolgen gisteren tijdens de Raad Buitenlandse Zaken met minister Blok aan de orde is geweest. Daarover heb ik net gezegd wat de positie is binnen de EU en overigens ook binnen de NAVO op dit moment. Ik verwijs ook naar het eerdere antwoord dat wij door zullen strijden voor onze positie.

Mevrouw Leijten (SP):
Voorzitter, u zei zojuist in een bijzin dat we het zo doen als in de eerste termijn van de kant van de Kamer. Maar we hebben een Europese top met ontzettend veel onderwerpen op de agenda. Er zijn zelfs nog allerlei andere dingen omheen. Ik vind het te beperkt. Ik wil even aangeven dat ik het te beperkt vind.

De voorzitter:
Dat is goed. Daar heb ik kennis van genomen.

Mevrouw Leijten (SP):
Misschien dat collega's dat ook steunen. Dan heb ik nog een vraag aan de minister-president. Morgen komt Macron op bezoek. We gaan het hebben over de onderwerpen waarover we het eens zijn en waarop we elkaar versterken, zoals het klimaatbeleid en zo nog wat onderwerpen. Ik word er een beetje kriegelig van dat we gewoon niet weten wat er wordt besproken. Er wordt donderdag en vrijdag namelijk wel een belangrijke top gehouden. Waarop gaan Nederland en Frankrijk samen optrekken? Waarop heeft Nederland vooraf al met Frankrijk afgestemd hoe ze de discussies zullen aangaan? Dat moet echt duidelijker.

Minister Rutte:
Dat bezoek morgen is niet in het kader van de Europese Raad van donderdag en vrijdag.

De voorzitter:
Dat is een kort antwoord.

Mevrouw Leijten (SP):
Natuurlijk gaat het ook over de Europese Raad. Natuurlijk! U ziet elkaar woensdagavond en donderdag en vrijdag weer, er staan allerlei dingen op de agenda en die zouden dan niet besproken worden? U kunt veel mensen met een kluitje in het riet sturen, maar dit pik ik niet. Wat staat er op de agenda? Waarop trekken we samen op? Wat wordt er precies voorbereid?

Minister Rutte:
Mevrouw Leijten wordt heel boos, maar dit is mijn antwoord. De president van Frankrijk en ik hebben regelmatig gesprekken. Ik ben een paar keer in het Elysée geweest en hij komt morgen naar Den Haag. Dat is echt puur toevallig aan de vooravond van de Europese Raad, want die afspraak is al een tijd in de maak. Vanzelfsprekend praat je dan ook over de Europese Raad. Ja, natuurlijk, maar daar komt hij niet voor. Dat is niet het hoofddoel. Het hoofddoel is om verder af te stemmen tussen Nederland en Frankrijk over gezamenlijke posities, bijvoorbeeld de gezamenlijke opvattingen van Nederland en Frankrijk over de toekomst van de Europese Unie. Dat wordt hier in de Kamer uitvoerig besproken. Er is ook gerefereerd aan mijn toespraak in Berlijn. Die toespraak put natuurlijk ook in belangrijke mate uit het denken dat zich ook in de coalitie heeft gevormd en dat zich hier in de Kamer vormt in het kader van debatten over de Staat van de Unie. Ik ga niet ineens heel nieuwe dingen voorleggen aan de president van Frankrijk. Als je de Nederlandse lijn ziet en als je ziet wat Frankrijk wil op het terrein van migratie, veiligheid, buitengrensbewaking, klimaatbeleid, handel, een eerlijke interne markt — mevrouw Ploumen refereerde daaraan — en de hele Dienstenrichtlijn, dan zijn dat allemaal onderwerpen waarop Frankrijk en Nederland vergaand convergerende posities hebben. Het is interessant om te zien of je daar dan ook samen verder in kan optrekken. Maar heel veel van die dingen staan niet op de agenda van de Europese Raad, bijvoorbeeld het klimaatbeleid en de buitengrensbewaking. We gaan donderdag en vrijdag nauwelijks praten over migratie, volgens mij zelfs helemaal niet. Maar het zijn allemaal onderwerpen waar we het morgen wel over gaan hebben.

De heer Van Rooijen (50PLUS):
De minister-president heeft in Berlijn gesproken en daar gezegd: afspraak is afspraak. Gaat de minister-president morgenavond de heer Macron ook vragen of hij in het kader van die afspraak ook het Franse huis op orde wil brengen, voordat er over verdere verdieping van de Monetaire Unie en dergelijke gesproken kan worden? Dat staat nog los van de vraag wat nu eigenlijk het doel van morgenavond, donderdag en vrijdag is, maar gaat hij het op orde brengen van het Franse huis aan de orde stellen?

Minister Rutte:
Dat hoeft volgens mij niet bij deze president. Als je ziet in welk tempo hij bezig is om bijvoorbeeld de Franse arbeidsmarkt te hervormen, dan is dat een van de eerste grote hervormingen in de recente Franse geschiedenis. Hij is voornemens daarmee door te gaan. Hij realiseert zich heel goed dat het tekort en de Franse staatsschuld allebei te hoog zijn. Zijn ambitie is Frankrijk competitief te maken. Hij is ook bereid zijn ruime mandaat daarvoor in te zetten. Dat merken we allemaal. Dat doet hij aantoonbaar en zichtbaar. Kijk maar naar wat hij vorig jaar in augustus voor elkaar heeft gebokst op de arbeidsmarkt. In de vraag van de heer Van Rooijen ligt overigens besloten dat we verder zouden kunnen gaan verdiepen als in Europa dat soort risico's verminderen. Ik zou een ander standpunt willen neerleggen. Als landen dat doen, hoef je op dit soort terreinen niet te verdiepen, want dan kunnen landen zelf het probleem oplossen.

De voorzitter:
Ik wil ook tegen de minister-president zeggen dat het vandaag over de Europese top gaat.

Minister Rutte:
Ja, dat is waar.

De voorzitter:
Maandag is er de hele dag een notaoverleg waar dit soort vragen kunnen worden gesteld. Dus ik zou het toch bij het onderwerp willen houden. Ik zeg dat ook tegen de minister-president.

Minister Rutte:
Goed plan. Maar dat was natuurlijk de vraag.

De heer Van Rooijen (50PLUS):
Mag ik dan nog een korte, aanvullende vraag stellen hierover?

De voorzitter:
Weer over Macron?

De heer Van Rooijen (50PLUS):
Ja, heel kort. Ik bedoelde niet te zeggen dat eerst het huis op orde moet zijn en dat er dan verdieping kan komen. Ik ben het met de minister-president eens dat wij dat niet willen. Als de Fransen het huis op orde zouden brengen, denk ik dat ze dat als argument naar u zouden gebruiken. Maar dan moet u nu ook met ons de verdieping in en die willen u en ik niet.

De voorzitter:
Nee, nee, die verdieping gaan we niet doen.

Minister Rutte:
Het mag niet van de voorzitter. Ik ben het trouwens inhoudelijk met haar eens.

De voorzitter:
Dan stel ik voor dat u verdergaat.

Minister Rutte:
Er waren natuurlijk nogal wat vragen …

De voorzitter:
Ik zie u ook staan, meneer Omtzigt, maar de minister-president is nu één minuut bezig en er is al tien minuten geïnterrumpeerd. Er zijn in de eerste termijn vragen gesteld en jullie verwachten ook dat die worden beantwoord.

De heer Omtzigt (CDA):
Komt er straks nog een blokje Turkije en Afrin?

Minister Rutte:
Afrin niet meer. Ik ga wel verder over Turkije. Maar Afrin heb ik nu behandeld.

De heer Omtzigt (CDA):
Ik had een vraag over Afrin.

De voorzitter:
Dan kunt u daar een vraag over stellen.

De heer Omtzigt (CDA):
Ik had een vraag gesteld over Afrin, voorzitter. Turkije valt samen met een aantal andere strijdgroepen Afrin aan en heeft het ingenomen. Dat is gebeurd samen met het Vrije Syrische Leger. Hebben ofwel Nederland — in het verleden of nu — ofwel andere Europese landen dat Vrije Syrische Leger gesteund? Dat wil ik graag weten, want dat kan invloed hebben. Dat kan een reden zijn waarom zij dit niet willen veroordelen. Ik geef even aan dat Nederland 21,4 miljoen euro overgemaakt heeft naar rebellengroepen om daar auto's, dekens, medicijnen en andere zaken mee te kopen; alles behalve wapens en …

Minister Rutte:
Ja, ik heb die vraag gehoord. Dit gaat zo buiten het kader van de Europese Raad nu, op donderdag en vrijdag, dat ik dat echt niet paraat heb. Ik denk dat de heer Omtzigt dit echt moet bespreken met de minister van Buitenlandse Zaken. Dat is mijn suggestie, want dit gaat mijn bevoegdheden ver te buiten.

De heer Omtzigt (CDA):
We hebben het hier over Afrin en over de veroordeling daarvan. Dit zou precies de reden kunnen zijn waarom landen ertegen zijn. Als de premier die vraag op dit moment zelf niet kan beantwoorden, wil hij er dan voor zorgen dat er voor donderdag 12.00 uur een brief ligt waarin staat of Nederland of andere landen in het Westen de rebellen die samen opgetrokken zijn, gesteund heeft of niet?

Minister Rutte:
Nee, dat moet de heer Omtzigt echt bespreken met de minister van Buitenlandse Zaken.

De heer Omtzigt (CDA):
Voorzitter. Hier staat de minister-president namens de hele Nederlandse regering. Waarom kan hij er niet voor zorgen dat een vraag die hij op dit moment zelf niet kan beantwoorden maar die relevant is voor de top van aankomende donderdag en vrijdag, beantwoord wordt voor die top van donderdag en vrijdag?

Minister Rutte:
Ik verwijs naar het vorige antwoord. Zal ik doorgaan?

De voorzitter:
Dit wordt een herhaling, meneer Omtzigt. Intussen heeft u eigenlijk dezelfde vragen herhaald. Ik ben bang dat dit …

De heer Omtzigt (CDA):
Dit is elementair budgetrecht. Er is 21,4 miljoen euro Nederlands geld uitgegeven aan rebellen in Syrië. In Afrin worden oorlogsmisdaden gepleegd. Ik wil weten of die rebellen op enig moment door Nederland of door andere Westerse landen gesteund zijn. Dat is relevant voor de vraag of ze het gaan veroordelen of niet. Het kan toch niet zo zijn dat we dat niet zouden weten?

Minister Rutte:
Dit gaat een detailniveau in dat ver voorbijgaat aan de Europese Raad. Daar is de minister van Buitenlandse Zaken voor. Hij heeft een heel gebouw met mensen om de heer Omtzigt te helpen. Zij kunnen deze vraag via de minister van Buitenlandse Zaken beantwoorden. Dat gaat niet lukken met één raadadviseur op Algemene Zaken. Dit is echt iets voor het debat met de heer Blok.

De voorzitter:
Ik wil toch voorstellen om verder te gaan, meneer Omtzigt.

De heer Omtzigt (CDA):
Voorzitter, ik vraag u om zich tot de premier of de minister van Buitenlandse Zaken te richten, zodat dit beantwoord wordt. Dit is niet alleen Buitenlandse Zaken.

Minister Rutte:
Laten we dit deel van het stenogram dan doorgeleiden naar de minister van Buitenlandse Zaken en kijken hoe snel hij kan antwoorden.

De heer Omtzigt (CDA):
Dan hoor ik het graag voor donderdag. Kunt u daarvoor zorgen?

Minister Rutte:
Over dat laatste zeg ik niets toe.

De voorzitter:
De Handelingen worden natuurlijk ook door Buitenlandse Zaken gelezen. Ik denk dat de minister hier kennis van zal nemen.

Minister Rutte:
Ongetwijfeld. Hij volgt alle debatten.

De heer Omtzigt (CDA):
Hij zal onze vragen beantwoorden. Daar kunt u toch voor zorgen, voorzitter?

De voorzitter:
Ik stel voor het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Minister Rutte:
Voorzitter. Over Turkije zijn er nog een paar zaken gevraagd — door de heer Omtzigt, maar ook door anderen — over de pretoetredingssteun. Om te beginnen is het misschien goed om te vermelden dat die leidersbijeenkomst in Varna plaatsvindt niet met alle Europese Raadleden, maar met de voorzitter van de Europese Raad, de voorzitter van de Commissie, het Bulgaars voorzitterschap en de Turkse president. Ik ben er dus zelf niet bij en ook mijn collega's in de Europese Raad zijn er niet bij, met uitzondering van de president of de premier van Bulgarije; ik denk de premier.

Uiteraard is het plan, naar mij is gemeld, dat onze voorzitter van de Europese Raad, Donald Tusk, een aantal zaken over het voetlicht zal brengen: rechtsstaat, mensenrechten, maar ook natuurlijk Afrin. Dat zal ook in lijn zijn met de motie-Voordewind/Becker die is aangenomen door de Kamer. Het ligt niet voor de hand dat pretoetredingssteun tijdens deze bijeenkomst wordt besproken. We zijn het eens dat gezien de omstandigheden het niet voor de hand ligt om pretoetredingssteun aan Turkije te blijven geven. We hebben dat als kabinet het afgelopen jaar ook herhaaldelijk in verschillende Europese bijeenkomsten duidelijk gemaakt, zowel op politiek als op ambtelijk niveau, ook nog tijdens de Europese Raad van oktober 2017. Maar er blijkt simpelweg onvoldoende draagvlak voor te bestaan, zoals de Kamer weet.

Het Europese Rekenkamerrapport van vorige week, waarnaar mevrouw Leijten verwees, sterkt ons natuurlijk in de overtuiging dat die pretoetredingssteun moet worden opgeschort; geheel eens. Dat betekent dat we met dit rapport in de hand nog extra zullen pleiten voor dat standpunt. Nogmaals, daar is op dit moment onvoldoende steun voor in Europa. Het is wel zo dat de Europese Raad van oktober 2017 — en dat is een klein succesje geweest — heeft besloten om de steun te korten en om te buigen. De Commissie werkt de gevraagde herschikking momenteel uit. De Kamer wordt daarover geïnformeerd zodra er nadere informatie van de Commissie is verkregen. Om die reden is dat niet voorzien voor deze top.

Het ziet ernaar uit dat de top inderdaad doorgaat. Er zal ongetwijfeld, zoals ik al zei, ook over Afrin gesproken worden. Ik heb al gemeld dat dit in lijn is met de motie-Voordewind, maar ook met de al genoemde resolutie 2401 van de VN-Veiligheidsraad.

Er is geen aanleiding om een brief te sturen over de visumliberalisatie. De Commissie zal aan de Raad rapporteren wanneer er voortgang is, maar daar is op dit moment geen sprake van. Zodra er iets te melden is, gaan we de Kamer informeren. Geen enkel probleem. Dat gaat uiteraard gebeuren.

En dan de eerste tranche van de migratiedeal met Turkije; de afspraken uit maart 2016. De Europese Rekenkamer zal dit jaar nog een rapport publiceren over de faciliteit voor vluchtelingen in Turkije. Over die faciliteit en de resultaten tot nu toe heeft de Commissie vorige week in het kader van het tweede jaarverslag een en ander gepubliceerd. De Kamer wordt daarover op korte termijn schriftelijk geïnformeerd. De Commissie geeft daarin een verantwoording en voorbeelden waar het geld aan is besteed. Er is geen aanleiding om te twijfelen aan juiste besteding van die fondsen. Als de Europese Rekenkamer aanbevelingen doet, zal Nederland er uiteraard voor pleiten dat hier opvolging aan wordt gegeven. Ik zou er fel tegen willen pleiten om te wachten met de tweede tranche totdat het allemaal besproken is, want dat zou betekenen dat de financiering van de opvang van vluchtelingen in Turkije gaat stokken en dat wij geen betrouwbare partner zijn, want wij hebben met de Turken afgesproken: als de eerste tranche op is, komt er een tweede tranche.

Er zal ook nog wel een robbertje gevochten moeten worden over de financiering daarvan. Nederland stelt zich op het standpunt dat de Commissie eerder heeft gezegd, en daar willen we ze ook aan houden, dat de Commissie dat geheel zal financieren uit het Europese budget. De Commissie geeft daarover nu andere signalen af, maar Nederland en ook andere landen willen de Commissie houden aan de toezegging om het geheel uit het MFK te financieren.

Dan het derde onderwerp dat ik zou willen bespreken. Na Macron en Turkije kom ik bij de belastingen.

De heer Van Ojik (GroenLinks):
Misschien toch nog even over de migratiedeal. De minister-president spreekt over de Rekenkamer en de tweede tranche van het geld. Dat interesseert mij ook, maar wat mij ook interesseert, is hoe het gaat met al die mensen die Syrië willen ontvluchten of zijn ontvlucht en in Turkije of in Griekenland zitten. Zou het een goed idee zijn om na twee jaar eens wat breder te kijken naar wat die Turkijedeal betekend heeft voor al die andere aspecten en al die andere landen, behalve dat wij evenals Duitsland veel minder vluchtelingen aan de grens hebben gekregen? Het gaat me niet eens om het vasthouden van die tranche. Dat heb ik in ieder geval niet bepleit. Maar zou dat niet een goed idee zijn?

Minister Rutte:
Volgens mij hebben we daar een redelijk beeld van. Het algemene beeld is dat Turkije zich overwegend keurig aan de afspraken houdt. Het probleem lijkt eerder bij de Grieken te zitten wat betreft het snel afwikkelen van beroepszaken en het terugsturen van mensen naar Turkije. Dat leidt ook tot grote problemen op de Griekse eilanden. Nederland pleit er dus heftig voor —bij de Grieken, maar ook in Europees kader — dat ook de Grieken hun deel van de afspraken goed nakomen. We willen er ook bij helpen. Dat doen we al. We zijn bereid nog veel meer hulp te geven als dat nodig is, omdat we het natuurlijk fatsoenlijk willen doen en ons zorgen maken over de situatie op Lesbos en de andere eilanden. Maar als er zorgen zijn, dan denk ik dat die eerder liggen bij de vraag hoe Griekenland met de afspraken omgaat dan hoe de Turken dat doen.

De heer Van Ojik (GroenLinks):
Misschien worden de gemaakte afspraken goed nagekomen, maar afspraken die je twee jaar geleden hebt gemaakt, hebben vaak ook weer consequenties. Ik geef één voorbeeld. Twee weken geleden was er een rapport van Unicef dat stelde dat 380.000 Syrische kinderen van de meer dan 3 miljoen Syrische vluchtelingen die op dit moment in Turkije worden opgevangen, kinderarbeid verrichten in Turkije. Ik had dat twee jaar geleden niet voorzien als een mogelijke consequentie van de Turkijedeal en de minister-president misschien ook niet. Mijn pleidooi is dat we na twee jaar, op de drempel van een nieuwe 3 miljard, kijken of dat geld goed wordt besteed — de heer Omtzigt heeft daar onder andere aandacht voor gevraagd — maar ook kijken naar de effecten van de deal. Dat lijkt me eerlijk gezegd een vrij logische vraag.

Minister Rutte:
Ik wil wel proberen om voor de tweede termijn te achterhalen of er ergens een moment voorzien is dat er over die deal in bredere context gesproken wordt, in de Raad Algemene Zaken, of door de migratieministers, of … We kunnen kijken wanneer dat voorzien is. Dat zal ongetwijfeld. We bespreken altijd alles eindeloos, dus dit zal vast wel weer ergens aan de orde komen. We zullen eens kijken wanneer dat is.

De voorzitter:
Gaat u verder.

Minister Rutte:
We kijken of dat lukt en anders heb ik dat maandag bij me bij het debat over de Staat van de Unie.

Voorzitter. De belastingen komen ook aan de orde bij deze Europese Raad. We zullen vooral spreken over belastingheffing op de digitale economie. De Commissie komt inderdaad met twee richtlijnvoorstellen. Die zullen zoals gebruikelijk met een kabinetsappreciatie via een BNC-fiche met de Kamer worden gedeeld. We zullen het zorgvuldig analyseren. We gaan donderdag en vrijdag geen besluiten nemen op dit punt. Het zal meer een algemene gedachtewisseling zijn, waarbij Nederland niet in een kamp zit. We hebben in de eerste plaats gezegd dat het goed zou zijn om zo veel mogelijk te doen in de context van de OESO en de G20. We willen niet dat dit een soort opmaat vormt naar een gemeenschappelijke Europese belastinggrondslag, de triple-CTB. Zoals u weet, staat Nederland daar terughoudend tegenover. Het moet ook niet een nieuw Europees middel worden. Op zichzelf willen we naar de voorstellen kijken, maar nogmaals, we zullen die appreciëren zodra ze er zijn. Het is nu namelijk toch nog even zoeken. We gaan er donderdag en vrijdag geen besluiten over nemen. Dat is niet voorzien.

Ik ben het in algemene zin eens met de heer Bisschop dat we terughoudend moeten zijn op het terrein van belastingen. Er ligt dus ook geen Europees voorstel voor een minimumtarief, zeg ik maar even tegen de heer Azarkan en tegen de heer Bisschop.

De EU-verdragen bieden zoals bekend de rechtsbasis voor richtlijnen op het gebied van de btw, accijnzen en andere indirecte belastingen. De rechtsbasis voor richtlijnen op het gebied van directe belastingen legt een link met de instelling en de werking van de interne markt. Dat betekent dat de Commissie niet zomaar allerlei voorstellen mag doen. Om de interne markt te bevorderen en misbruik van belastingregels ten koste van de interne markt te voorkomen, is in het verleden Europese wetgeving op belastinggebied gemaakt. Denk aan het voorkomen van dubbele belasting of maatregelen om belastingontwijking te voorkomen. Daar hebben we altijd positief aan meegewerkt. Ook bij nieuwe voorstellen op het gebied van directe belasting moeten we heel nauwkeurig wegen of de interne markt ermee is gediend. Dat is het uitgangspunt van het kabinet. Langs die meetlat zullen we eventuele voorstellen leggen.

De heer Van Rooijen (50PLUS):
In de brief staat dat het Nederlandse kabinet een voorkeur heeft voor een mondiale oplossing, en ook via de OECD. Sinds vorige week weten we echter dat Amerika het OECD-overleg eigenlijk heeft opgeschort. Men is er totaal niet uit gekomen. Stel dat dat zo blijft, betekent dat dan dat Nederland wat meer gaat bewegen naar een Europese oplossing?

Minister Rutte:
Nee. Nederland zal sowieso de Commissievoorstellen die morgen komen zorgvuldig bestuderen. We hebben een voorkeur, namelijk om het zo veel mogelijk in G20- en OESO-verband te doen. Het is niet een sine qua non, maar het heeft wel onze sterke voorkeur.

Voorzitter, dan de kwestie in Salisbury. Het is natuurlijk verschrikkelijk wat daar gebeurd is. Het was een schokkende aanval met een chemisch wapen. Ik zou ook hier nog een keer namens de regering ons medeleven wil uitspreken met het Britse volk. De waarheidsvinding staat centraal. Straffeloosheid is geen optie. We steunen het Verenigd Koninkrijk. We zijn in nauw overleg met partners, met bondgenoten en uiteraard met het Verenigd Koninkrijk zelf. De Raad Buitenlandse Zaken is deze week met een verklaring gekomen. Nederland beschikt niet over eigenstandige informatie inzake de aanslag. Dat betekent dat we ook geen uitspraken doen over de dader of daders, of over de betrokkenheid van Rusland. Maar we vinden het wel van het allergrootste belang dat Rusland nu openheid geeft over dit zogenaamde "novichok-programma". Er is ook steun voor de verklaring van de Verenigde Staten, Frankrijk, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk dat bij gebrek aan een alternatieve verklaring, het zeer waarschijnlijk is dat Rusland verantwoordelijk is. Ik loop daarbij niet vooruit op maatregelen tegen Rusland. Die worden nu overigens ook niet door het Verenigd Koninkrijk in Europees kader gevraagd.

De heer Verhoeven (D66):
Ik begrijp op zich wel dat je daar niet al te stellig over wilt oordelen als je als land zelf geen informatie hebt over de toedracht van een bepaald voorval. Andere landen, namelijk Duitsland, Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten, hebben dat wel gedaan. Hebben die dan wel eigenstandige informatie?

Minister Rutte:
Dat weten we niet. Dat neem ik aan, maar dat is speculatie. Wij hebben natuurlijk wel te maken met het rapport van de commissie-Davids en de evaluatie daarvan. Wij varen wel op dat kompas.

De heer Verhoeven (D66):
Maar het lijkt me toch dat als je met elkaar in een verband zit en samenwerkt, je dan ook met elkaar bespreekt wat je wel en niet weet. Hoe gaat dat dan? Misschien weten andere mensen dat, die langer in dit soort diplomatieke werelden rondlopen. Maar als je gewoon zegt dat we er niets van kunnen vinden omdat we niet weten hoe het zit, terwijl heel veel andere landen dat wel weten, dan roept dat bij mij de vraag op: hoe kun je dan met je eigen informatiepositie omgaan? Wordt er dan informatie gedeeld over zoiets of gebeurt dat gewoon helemaal niet?

Minister Rutte:
Daar kun je natuurlijk nooit iets over zeggen. De vraag was of Nederland een eigenstandige informatiepositie heeft. Daarop is het antwoord nee. Over wat er verder gedeeld wordt tussen diensten, kan ik in het openbaar niks zeggen. Maar de vraag was: heeft Nederland een eigenstandige informatiepositie? Dat was ook een van de leerstukken uit het onderzoek van de commissie-Davids naar aanleiding van de oorlog in Irak in 2003 en de steun daarvoor. De commissie-Davids heeft geadviseerd om daar veel scherper aan de wind te varen.

De voorzitter:
Gaat u verder.

Minister Rutte:
Voorzitter. Dan kom ik bij de brexit. Er zijn op dat gebied natuurlijk heel veel ontwikkelingen. In het afgelopen weekend bereikten de Europese Commissie en het Verenigd Koninkrijk een principeakkoord over een aantal belangrijke onderdelen van de verdragstekst voor het zogenaamde terugtredingsakkoord. Ik noem de overgangsperiode, de burgers, de financiële afwikkeling en verschillende "other separating issues", zoals dat zo mooi genoemd wordt. In december was er een gezamenlijk verslag en toen is afgesproken om te komen tot een conceptterugtredingsakkoord. Dat gezamenlijk verslag is nu in in dat conceptterugtredingsakkoord opgenomen. Er zitten geen wijzigingen in, er is geen sprake van backtracking. Dat is dus op zichzelf positief.

Het Verenigd Koninkrijk heeft daarnaast toegegeven aan het merendeel van de wensen van de Europese Unie voor de overgangsperiode. Dat betekent dat het VK tijdens de overgangsperiode wordt behandeld als een lidstaat in het kader van de internationale akkoorden met derde landen. Het Verenigd Koninkrijk neemt tijdens de overgangsperiode niet deel aan de EU-instellingen en de rechten van burgers blijven hetzelfde tijdens de overgangsperiode. Die overgangsperiode gaat in op het moment dat het terugtredingsakkoord in werking treedt en loopt in beginsel door tot uiterlijk 31 december 2020.

Er is inderdaad door een aantal van u aan gerefereerd dat er nog geen akkoord is over de Ierse grenskwestie. We zien in de afgelopen dagen wel een flinke wijziging van de positie van het Verenigd Koninkrijk. We zien dat die positie is gewijzigd om een principeakkoord over de overgangsperiode mogelijk te maken. Ze komen namelijk met een commitment in een cover note bij het terugtredingsakkoord, waarin zal staan dat de backstopoptie, feitelijk de grens in de Ierse zee, onderdeel moet worden van de verdragstekst van het terugtredingsakkoord als er geen andere oplossing kan worden gevonden. Inzet is en blijft om een harde grens op het eiland, dus tussen de republiek en de provincie, te voorkomen en ook om het Goede Vrijdag-akkoord inclusief de Common Travel Area in stand te laten. Maar goed, er is nog geen eenduidige visie over hoe je dat dan zou moeten doen. Afgesproken is dat er een gezamenlijk werkplan met een gedetailleerde agenda komt voor de komende weken. Daarnaast zal er waarschijnlijk een paragraaf in de richtsnoeren van de Europese Raad worden opgenomen waarin staat dat de Europese Raad in juni op dit punt zal terugkomen bij onvoldoende voortgang. En er komt een brief van de Britse premier aan de voorzitter van de Europese Raad met een politieke dekking van het commitment.

Dat principeakkoord is van groot belang — dat hebben velen van u terecht gezegd — omdat het laat zien dat het Verenigd Koninkrijk en de Europese Unie de intentie hebben om burgers en bedrijven in de overgangsperiode met zo min mogelijk veranderingen te confronteren. De Europese Unie en het Verenigd Koninkrijk hebben zo ook meer tijd om daadwerkelijk onderhandelingen over die toekomstige relatie te kunnen voeren. Maar tegelijkertijd waarschuw ik: nothing is agreed until everything is agreed. Ook dat is onderdeel van deze gesprekken. Dat betekent dat het principeakkoord pas definitief is als er overeenstemming is bereikt over het hele terugtrekkingsakkoord en deze door alle partijen is goedgekeurd, conform de eigen procedures.

Voorzitter. Er zijn nog een aantal meer gedetailleerde vragen gesteld. De heer Omtzigt vroeg: hoe zit het met de Nederlandse contingencymaatregelen? Wat betreft de Nederlandse regering geldt dat er niet alleen bij een cliff-edgescenario maar ook bij een akkoord over een nieuwe relatie waarin het Verenigd Koninkrijk uit de douane-unie en de interne markt zou stappen — daar moeten we natuurlijk rekening mee houden — veel extra werk afkomt op de douane en de verschillende inspectiediensten, zoals de NVWA, de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit. De Nederlandse douane is aan het inventariseren wat nodig is in verschillende scenario's. Ook de NVWA zal vanwege de verwachte volumestijgingen aan import- en exportaanvragen moeten kijken hoe robuust het huidige ICT-systeem zich erop kan instellen. Vooralsnog is de verwachting dat het huidige systeem die toename kan opvangen. Dit wordt ruim voor de datum van uittreding met een simulatie getest, zodat er nog tijdig eventuele benodigde aanpassingen kunnen worden gedaan. U zult misschien wel hebben gezien dat zowel de douane als de NVWA ook bezig is met het aantrekken van extra mensen, om voorbereid te zijn, en dan niet alleen op het cliff-edgescenario maar ook op een scenario waarin Engeland geen onderdeel meer is van de customs union c.q. de interne markt. Daar moeten we vooralsnog van uitgaan.

Wat betreft de handelsakkoorden geldt dat ze tijdens de overgangsperiode mogen onderhandelen. Dat is ook van belang. Ze mogen ook handelsakkoorden sluiten, maar die mogen niet van toepassing worden. Dat kan, zoals vanzelfsprekend, pas na de overgangsperiode. Anders zou het strijdig zijn met de integriteit van de interne markt.

Mevrouw Ploumen vroeg hij wij aankijken tegen een aantal open eindjes, zoals Europol en de luchtrechten. We zien natuurlijk het zogenaamde stoplichtdocument op de websites van de Commissie en de regering van het Verenigd Koninkrijk. Dat is nu gepubliceerd. Er is nog geen akkoord over wat wit is gebleven. Daarbij gaat het onder andere over de kwestie over de Ierse grens. De EU-positie is opgenomen in het conceptterugtredingsakkoord. Luchtrechten en Europol zijn onderdeel van de toekomstige relatie. Daar staat nu dus niets over in het terugtrekkingsakkoord. Het wordt onderdeel van de afspraken over de toekomstige relatie, waarbij de belangen voor ons breed zijn, vanwege de belangen van onze luchtvaart. Het gaat dan uiteraard ook over het belang van Schiphol en het belang van KLM. Met andere woorden, daar zitten wij ook zeer actief in. Het staat goed op de radar, letterlijk en figuurlijk. Het wordt breed gedeeld bij andere lidstaten. Het is natuurlijk ook voor het Verenigd Koninkrijk van groot belang.

Is het dan een onomkeerbare stap? Die vraag werd terecht gesteld door de heer Van Rooijen. Op zichzelf is het gewoon goed nieuws, maar zoals ik al zei: het is pas rond als alles rond is. Ook dit wordt pas definitief als er overeenstemming is bereikt over het geheel, dus in die zin is het nog niet onomkeerbaar, maar is het wel van grote waarde.

De heer Verhoeven vroeg naar de heer Verhofstadt, die heeft gezegd: zou een associatieakkoord misschien in de toekomst een vorm kunnen zijn? Ja, het zou kunnen, want een overkoepelend breed akkoord met meerdere pijlers op het terrein van handel, op sociaal-economisch terrein en op het terrein van interne en externe veiligheid zou goed zijn. Dat kan bijvoorbeeld in de vorm van zo'n associatieakkoord. Het zal aan ons als Europese Unie niet liggen. Het zal overigens ook niet aan Nederland liggen. Het Nederlandse kabinet zet, zoals bekend, in op een zo breed en zo diep mogelijk akkoord. Maar het is opnieuw afhankelijk van de inzet van het Verenigd Koninkrijk.

De heer Omtzigt vroeg wat de Nederlandse inzet is ten aanzien van visserij, landbouw en logistiek. Dit zijn voor ons belangrijke onderwerpen voor de tweede fase. Nederland heeft daarin natuurlijk brede belangen. Er staat veel op het spel voor een aantal sectoren. Er zullen zaken gaan veranderen. De toekomstige relatie zal per definitie minder diepgravend en diepgaand zijn dan het huidige EU-lidmaatschap van het Verenigd Koninkrijk, zeker als het gaat om visserij en de voedselverwerkende industrie. Dat geldt overigens ook voor andere EU-lidstaten. Wij trekken daarin samen op. Daarom streven we ook naar een ambitieus en zo breed mogelijk akkoord met de Britten met zo min mogelijk belemmeringen voor zo veel mogelijk sectoren. Het is niet alleen economisch, maar ook geopolitiek van groot belang om het Verenigd Koninkrijk zo goed mogelijk betrokken te houden, in ieder geval zo dicht mogelijk betrokken te houden bij de interne markt, ook als ze er niet meer in zitten. Maar goed, tegelijkertijd moet er een gelijk speelveld zijn. Bij de interne markt horen regels, en de Britse rode lijnen zijn ingewikkeld. Wij vinden dat het akkoord dat er uiteindelijk komt, geen afbreuk mag doen aan het Europees beleid ten aanzien van mens, plant, dier en milieu.

Voor de Nederlandse vissers en de bijbehorende ketendeelnemers is het behoud van toegang tot de Britse wateren en de verdeling van visquota uiteraard van essentieel belang. Dat brengen we ook steeds onder de aandacht van de Europese Commissie. Daarom pleiten wij in de conceptrichtsnoeren voor de toekomstige relatie dan ook voor het leggen van een koppeling tussen toegang tot Britse wateren en de visbestanden en toegang tot de markt. Daar hebben de Britten overigens ook zelf belang bij vanwege hun visproductie en hun toegang tot de Europese markt. Als ze die willen behouden, dan zal daar uiteraard iets tegenover moeten staan.

Meneer Azarkan vroeg of het Verenigd Koninkrijk de status van Zwitserland krijgt. Klopt dat? Nee, dat klopt niet. Het gaat om een unieke situatie, die op dit moment nergens mee te vergelijken is. In ieder geval tijdens de overgangsperiode blijft het EU-acquis op het VK van toepassing zonder dat ze deelnemen aan de instellingen.

Het klopt, zeg ik tegen de heer Azarkan, dat er nog geen akkoord is over Ierland en Noord-Ierland. Er is alleen een backstop-optie onderdeel van die cover note, die ik net schetste.

De heer Azarkan vroeg vervolgens of er ook kansen voor Schotland zijn. Ja, daar ga ik niet over. Dat is echt een zaak van het Verenigd Koninkrijk, met de nadruk op de V zelf. De onderhandelingen hier gaan over de Ierse grenskwestie en niet over Schotland. Ik meen hiermee de vragen over brexit te hebben beantwoord.

Dat brengt mij bij het migratiebeleid, waarover een enkele vraag is gesteld. Zou het niet beter zijn om per consensus te besluiten over de herverdeling van asielzoekers, zo vroeg de heer Bisschop. Dat zou ik niet willen doen. De verdragen zijn duidelijk. Het is duidelijk hoe op het terrein van justitie en binnenlandse zaken de besluiten worden genomen. Dat betekent: met gekwalificeerde meerderheid. Het is uiteraard wel van grote waarde om het met zo groot mogelijk draagvlak te doen.

De heer Verhoeven vroeg of vaart kan worden gemaakt met de herziening van het Gemeenschappelijk Europees Asielsysteem. In het algemeen overleg over de JBZ-Raad van 7 maart is daar uitgebreid over gesproken. Het blijft lastig om precieze uitspraken te doen over hoelang de bespreking van de voorstellen zal duren. Over het Dublinvoorstel bestaat nog geen akkoord tussen de lidstaten. Een van de gevoelige kanten daarvan is uiteraard een billijker verdeling van asiellasten over de lidstaten. Wij zetten ons ervoor in om in de Raad tot een spoedige afronding te komen. Daarbij zijn wij ook kritisch, want uiteindelijk moet er in het totaalpakket een toegevoegde waarde zitten.

Daarbij heeft het Bulgaarse voorzitterschap in februari dit jaar een nieuw compromisvoorstel naar voren gebracht. Dat is denk ik ook waar de heer Verhoeven aan refereert in zijn driefasenaanpak. De essentie van het voorstel is het ondersteunen van lidstaten die, als je het vergelijkt met andere lidstaten, een onevenredig hoog aantal asielzoekers moeten behandelen. Daar staan wij vrij positief tegenover, omdat het ook wordt ingevuld met serieuze en verplichtende resultaten. Maar het krachtenveld binnen de Raad is ook op dit voorstel nog altijd verdeeld, waarbij het belangrijkste is het verzet tegen de mechanismen. Er is op dit moment geen zicht op een doorbreking van deze impasse. Tot zover over migratie.

Dan de interne markt. Daarover twee vragen, van de heer Bisschop en de heer Mulder. De heer Bisschop vroeg waar de regering nou eigenlijk de grenzen ziet aan de verdieping van de interne markt. Ik snap op zich de theoretische zorg van de heer Bisschop dat er toch ergens een eindigheid moet zijn, maar eerlijk gezegd zijn we daar nog lang niet. Ik denk ook dat het erg in het Nederlandse belang is om zo lang mogelijk door te werken aan een verdere vervolmaking van de interne markt voor onze ondernemers, zodat ze hun producten en diensten binnen de gehele Europese Unie kunnen verkopen. Je ziet op dit moment dat die markt nog niet optimaal werkt. Je ziet wel dat er ineens toch plezierige voortgang is geboekt, in de afgelopen maanden bijvoorbeeld op het terrein van de digitale interne markt.

Dat brengt mij automatisch bij de heer Mulder, die daar ook naar vroeg. In 2018 willen we werken om de strategieën voor de digitale interne markt, maar ook die voor de kapitaalmarktunie, de energie-unie en de hele internemarktstrategie af te ronden. Dat ambitieniveau heeft de Europese Raad onder ons voorzitterschap in juni 2016 geformuleerd. Hier geldt wat ons betreft: afspraak is afspraak. Er is veel voortgang geboekt, inderdaad op die digitale interne markt, ik zei het al. Kijk bijvoorbeeld naar een aantal verordeningen die vanaf eind dit jaar voorkomen dat klanten om ongerechtvaardigde redenen anders behandeld worden als ze onlineaankopen doen in andere lidstaten. We moeten daarbij uiteraard ook voorbij 2018 kijken; het stopt niet. Daarom is het van belang om een aantal prioriteiten aan te geven. Dat is wat Nederland betreft in de eerste plaats een interne markt die is toegerust op verdere digitalisering van de economie, want dat is een onvermijdelijke ontwikkeling, verdere verbetering van de dienstenmarkt en adequate handhaving. Staatssecretaris Keijzer heeft daarover gisteren een brief aan de Kamer gestuurd.

Dan de eurotop die er ook in zit, de eurozonetop. Er is een beetje een open agenda, maar we zullen daar, denk ik, praten over een aantal zaken waar we het op dit moment minder over eens zijn. Zoals eerder bekend, was voorzien om richting juni nader te spreken over zaken als een eventuele verdere verbouwing van het Europees stabilisatiemechanisme en de bankenunie. Daar praten we in juni over, dus we zullen hier vooral spreken over een aantal zaken waar we het minder over eens zijn. Ik zal daarbij het belang naar voren brengen van een convergentie naar een hoger niveau van welvaart doordat lidstaten zich houden aan de in Maastricht, maar ook in het Stabiliteits- en Groeipact gemaakte afspraken.

Mevrouw Leijten (SP):
Ik wil nog even terugkomen op de interne markt, de vervolmaking ervan en de grenzen die daar wel degelijk zijn. Wat kiest de minister-president het liefst: lokale en regionale democratie of het belang van de interne markt?

Minister Rutte:
Ik zie de tegenstelling niet, dus ik kan die vraag niet beantwoorden.

Mevrouw Leijten (SP):
Die tegenstelling is er wel. Voor de vervolmaking van de interne markt is er nu een notificatieplicht. Dat betekent dat als je lokaal of regionaal iets besluit dat te maken heeft met de interne markt, bijvoorbeeld met het vestigingsklimaat, je dat achteraf meldt aan de Europese Commissie. Ze gaan het nu omdraaien: je moet het vooraf melden, voordat je lokaal of regionaal een politiek besluit mag nemen. Dat grijpt dus diep in op de democratische zeggenschap van gemeenteraden en Provinciale Staten. En de Nederlandse regering is daarvoor. Dat heeft mij wel heel erg verbaasd.

Minister Rutte:
U bedoelt aanbesteding in de zorg?

Mevrouw Leijten (SP):
Nee, ik bedoel gewoon de notificatierichtlijn. Als een gemeente bijvoorbeeld grenzen wil stellen aan het aantal plekken of nachten voor Airbnb mag dat in de toekomst niet meer lokaal besloten worden; het moet eerst naar de Europese Commissie voor goedkeuring.

De voorzitter:
Dan kijk ik naar de minister-president.

Minister Rutte:
Ik neem aan, maar ik moet mij even laten bijlichten voor de tweede termijn, dat dat is om de integraliteit van de interne markt te bewaken. Maar ik zal even aan de ambtenaren vragen om het voor me uit te zoeken.

De voorzitter:
Dan komt u daarop terug in tweede termijn?

Minister Rutte:
Ja, dan kom ik daarop terug.

De voorzitter:
Oké.

Mevrouw Leijten (SP):
Ja, maar we lopen wel een probleem in. Deze minister-president zegt "ik wil niet meer macht naar Brussel", maar hij legt wel de volledige macht bij de markt. En als Amsterdam, Pekela of Middelburg iets wil beslissen omdat dat goed is voor zijn mensen, maar eerst goedkeuring moet vragen aan Brussel, dan hebben wij toch een groot probleem?

Minister Rutte:
Laten we eerst maar eens uitzoeken wat het precies is. Overigens, haar stelling klopt ook niet. Ik praat niet over meer of minder macht naar Brussel. Ik heb in mijn speech in Berlijn gezegd: je moet een Europa hebben dat zich richt op een aantal kerntaken, waarbij die samenwerking meerwaarde biedt. Onze veiligheid bijvoorbeeld, onze buitengrensbewaking, asielbeleid, maar inderdaad ook de interne markt. Dat is iets wat Nederland veel heeft gebracht, wat heel veel andere landen heel veel brengt en wat Europa meer welvaart heeft gebracht. Op de interne markt zul je stappen moeten zetten. De interne markt is nog lang niet volmaakt.

De voorzitter:
U komt erop terug in de tweede termijn?

Minister Rutte:
Jazeker.

De voorzitter:
Oké, dan krijgt u de gelegenheid om daar iets over te zeggen. Mevrouw Leijten.

Mevrouw Leijten (SP):
Het gaat er vooral om dat er wel degelijk een tegenstelling kan zijn tussen de belangen van het bedrijfsleven en de belangen van mensen. Daarover hoort uiteindelijk de democratie een besluit te nemen en niet de marktmeester in Brussel.

De voorzitter:
De heer Van Ojik.

De heer Van Ojik (GroenLinks):
Er zou misschien een tegenstelling kunnen zijn tussen het streven naar de vervolmaking van de interne markt — de minister-president zei net tegen collega Leijten: bedoel je misschien de aanbesteding in de zorg? — en bijvoorbeeld de ruimte die lokale overheden hebben om de zorg op hun eigen wijze te organiseren. Het kan zijn dat de minister-president daar nog op komt. Ik had dat juist in het kader van de vervolmaking van de interne markt aan hem gevraagd, omdat daar naar mijn smaak grenzen bij horen en het belangrijk is dat in de conclusies, die wij niet kennen maar die wel aangenomen worden de komende dagen, ook aan de grenzen wordt gerefereerd. Ik noemde het voorbeeld van de aanbesteding in de zorg.

Minister Rutte:
Daar ga ik een procedureel antwoord op geven. Ik snapte het punt. Ik had dat daarom uiteraard voorbereid. De minister van VWS, Hugo de Jonge, heeft dit onderwerp op zijn agenda staan. Hij heeft op 15 maart een toezegging gedaan aan de Kamer om in april een brief te sturen over aanbesteden. Dat is mede naar aanleiding van een initiatiefvoorstel, zo begrijp ik, van GroenLinks. Hij zal ingaan op knelpunten bij gemeenten, welke ruimte er is in de interpretatie van de regels en of de Europese regelgeving daadwerkelijk moet worden gewijzigd. Hij heeft ook toegezegd dat hij de Tweede Kamer zal informeren over het verschil tussen subsidie en aanbesteden en over de zogenaamde "open house"-procedure. Het is een wat formeel antwoord, maar in die zin is er al contact tussen GroenLinks en het kabinet om over het initiatiefwetsvoorstel met elkaar van gedachten te wisselen.

De heer Van Ojik (GroenLinks):
Dat weet ik. Namens mijn fractie kan ik zeggen dat we dat zeer op prijs stellen en ook dat die brief komt, maar het wreekt zich misschien toch een beetje dat wij niet weten … U gaat … Nee, u niet, voorzitter. De minister-president gaat dit weekend zijn handtekening zetten onder bepaalde conclusies over de verdere vervolmaking van de interne markt. Wij weten niet hoe die conclusies luiden. Verschillende collega's hebben daarop gewezen. Mijn punt is: zitten daar ook grenzen aan? Ik hoor ook nu weer de minister-president zeggen: hoe meer markt, des te beter. Dat kun je vinden, maar ik pleit ervoor om aan te geven dat er ook plekken zijn waar de markt zijn werk niet kan doen. De zorg zou weleens zo'n terrein kunnen zijn.

Minister Rutte:
Overigens, ik heb niet gezegd: hoe meer markt, hoe beter. Dat zegt ook een liberaal niet. De liberale stroming zien we ook nog wel een heel klein beetje bij GroenLinks, maar je moet toch vooral denken aan partijen als D66 en natuurlijk de VVD. Een liberaal zal altijd zeggen: voor een sterke markt heb je ook een goede marktmeester nodig. Het is niet zo dat de markt alles kan oplossen, echt niet. Je hebt ook een stevige overheid nodig. Ik pleit niet voor steeds meer markt. De interne markt in Europa is nog in belangrijke mate beperkt tot het fysieke domein, dat wat je kan vastpakken. Ik pleit ervoor dat die op het terrein van diensten en digitaal ook grote stappen zet. Ik ben blij dat er in de afgelopen maanden wat voortgang is geboekt. We hadden een top in Tallinn over de digitale interne markt. Toen kwamen we erachter dat van de 43 voorstellen die er lagen er maar zes ongeveer in uitvoering waren genomen en 37 nog op de plank lagen. Dat is geen ongebreidelde uitbreiding van de markt. Dat zijn allemaal verstandige ideeën om binnen kaders — wat is sociaal aanvaardbaar, diep en fair? — ook de sociale aspecten meewegend, ervoor te zorgen dat de Europese interne markt beter functioneert.

De voorzitter:
Tot slot, meneer Van Ojik.

De heer Van Ojik (GroenLinks):
Voorzitter, dank u wel. Ik heb een heel concrete vraag over de conclusies die straks ter ondertekening voorliggen. We voeren hier een debat ter voorbereiding van een Europese top, waar conclusies worden aangenomen over de verdere vervolmaking van de interne markt. Ik wil graag weten van de minister-president of die notie straks terug te vinden is, waar hij net zegt dat de markt niet zaligmakend is en dat je ook een marktmeester nodig hebt. Ik citeer nu maar even vrijelijk uit het liberale gedachtegoed.

Minister Rutte:
Mooi.

De heer Van Ojik (GroenLinks):
Mooi, hè? Dank u wel. Is die notie in die conclusies terug te vinden? Want dat is belangrijk voor de komende jaren, als we verder gaan spreken over de vervolmaking van de interne markt.

Minister Rutte:
Niet letterlijk, maar dat is natuurlijk wel het hele denken in Europa. Kijk bijvoorbeeld naar de opvattingen van Frankrijk en Nederland, en hoe wij op een aantal terreinen nu juist de samenwerking hebben gevonden. Ik noem het voorbeeld waar de vorige minister van Sociale Zaken, Lodewijk Asscher, hard voor heeft geknokt, namelijk de Detacheringsrichtlijn en de Posting of Workers Directive. Dat is typisch zo'n voorbeeld waar ook mijn partij uiteindelijk het been heeft bijgetrokken en heeft gezegd dat het van heel groot belang is dat in gelijke omstandigheden bij gelijke banen gelijk betaald wordt. Dat soort noties — ik kom zo nog op de vragen van mevrouw Ploumen dienaangaande — zitten natuurlijk allemaal in het denken in Europa. Dus er is echt geen zorg dat, zelfs als ik dat zou willen — wat ik niet wil — er een soort ongebreidelde promarktconclusies worden aangenomen. Ik denk eerder dat het probleem is dat het iets te langzaam gaat.

De heer Bisschop (SGP):
Ik wil toch nog even doorborduren op dit thema. De lijn die vanuit de EU is ingezet, koerst inderdaad richting meer zeggenschap voor de EU. De minister-president noemt als een van de basisuitgangspunten dat het begint en eindigt bij de lidstaten. Dat is ook de zorg die mevrouw Leijten zo nadrukkelijk naar voren brengt: hoe borgt nu straks deze Europese Raad dat het begint en eindigt bij de lidstaten? Hoe zorgen we ervoor dat niet als het ware de zeggenschap en de plannenmakerij als zand door onze vingers glippen en straks allemaal op de tafel van de Europese Commissie belanden?

Minister Rutte:
Op de interne markt is dat een keuze. Die keuze maak ik van harte in dit kabinet, dat er communautair Europees een sterke interne markt is. Dat is toch van levensbelang voor Nederland? Voor de kiezers die morgen op de SGP stemmen — dat wens ik de heer Bisschop toe — waar ook heel veel ondernemers bij zijn, is het toch van groot belang dat er een sterke interne markt is waardoor zij hun producten in heel Europa kunnen verkopen? Dan willen we toch niet zeggen: laten we er maar mee stoppen, want we gaan alles weer nationaal doen?

De heer Bisschop (SGP):
Dank voor deze hartelijke wens, dat er velen mogen zijn. Ik sluit me daar graag bij aan. Overigens neem ik aan dat er voldoende ondernemers zullen zijn die op de VVD zullen stemmen.

Minister Rutte:
Dat zit wel goed.

De heer Bisschop (SGP):
Dat is dan weer een mooi gebaar in de richting van de minister-president. Het gaat me even om het volgende. Het gaat hier over een commercieel belang natuurlijk, maar het gaat ook over zeggenschap. Wie bepaalt dit straks? Daar ligt de grote zorg.

Minister Rutte:
Ja, maar ja. We hebben met elkaar afgesproken dat er een situatie zonder grenzen is waarin producten in Europa overal op dezelfde manier worden behandeld. Wat ons betreft geldt dat ook voor diensten en ook voor de digitale interne markt. Dat is een wens van Nederland. Wij willen heel graag dat bijvoorbeeld in Italië de bescherming van beroepen als notaris en architect wordt opengebroken, en dat dus Europa er collectief voor zorgt dat dat soort beschermde beroepen er niet meer zijn, zodat ook een Nederlander zich daar kan vestigen en een Italiaan zich hier kan vestigen in dat soort vakken. Dat is een opvatting van de Nederlandse regering, omdat wij menen dat daardoor de economische groei in Europa zal toenemen. Dat zijn keuzes die je maakt. Als je dat niet doet, haal je het fundament weg onder het enige wat nou echt nog een beetje functioneert in Europa en dat is die interne markt, waar zo veel andere dingen niet goed gaan.

De voorzitter:
Dan stel ik voor dat u verdergaat.

Minister Rutte:
Ja, voorzitter. Een paar dingen nog. Ik heb wat betreft de eurozone eigenlijk verder geen bijzondere zaken. Wat vond Duitsland van de zeven-plus-eengroep? Zij gaan niet per opvatting van Nederland een brief aan ons sturen over wat zij daarvan vinden, zeg ik tegen de heer Van Rooijen. Dat zal ook een beetje afhangen van wie je daar in Duitsland over belt.

De vraag van de heer Mulder over wat we nou gaan bespreken op die Europese top zelf had ik al beantwoord, namelijk dat het erop lijkt dat we daar vooral zullen praten over de zaken waar we het niet over eens zijn en dat we juist in de zomer weer terugkomen op de zaken waarover iets meer convergentie bestaat. Ik noem de bankenunie. Het standpunt daarover van Nederland en ook van vele andere landen is bekend: eerst risicoreductie voordat je op dat vlak verdergaat. Op het terrein van het ESM geeft verder het Nederlandse regeerakkoord natuurlijk een aantal richtlijnen.

Overigens kom ik meteen op een vraag van de heer Omtzigt. Hij vroeg om de documenten. Die zijn er niet; dat is dus makkelijk. Ze komen er ook niet, want het is een informele discussie zonder conclusies.

De heer Omtzigt (CDA):
Er blijven dan nog twee andere vragen openstaan. Blijft de Nederlandse regering tegen elke vorm van begrotingscapaciteit en blijft de minister-president ook gewoon uitspreken dat we geen eurobegroting krijgen? En in de tweede plaats had ik de volgende vraag gesteld. In Nederland hebben we afgesproken dat we een nulmeting op de risico's krijgen. Bij Italiaanse banken zitten heel veel risico's en straks gaan we die risico's delen. Gaat Nederland zelf die nulmeting doen, of gaan we ervoor pleiten dat we in Europa gezamenlijk een nulmeting afspreken? Gaan we dat bekijken? Want als we dat doen, zouden we weleens een stap verder kunnen zijn.

Minister Rutte:
Ik heb begrepen dat de heer Omtzigt dat tweede punt ook heeft besproken met de minister van Financiën. Hij legt zijn vraag dus op veel plekken neer. Dat is slim, maar uiteraard coördineren we dat intern scherp, dus dan weten we dat weer. De heer Omtzigt heeft de minister van Financiën gevraagd om een analyse van de risico's in de Europese bankensector. Er wordt nu op zijn verzoek gewerkt aan een overzicht. Ook de niet-presterende leningen zullen daarbij aan bod komen. Voor een compleet beeld wordt ook gekeken naar de stappen die tot nu toe zijn genomen, want de bankenunie is natuurlijk al sinds 2012 in ontwikkeling. Op die manier kunnen we ook een beeld krijgen van waar nog verdere ruimte voor verbetering zit. Dat overzicht zal ook aansluiten bij de bestaande afspraken uit de routekaart, het regeerakkoord en de kabinetsreactie van 17 november 2017.

De heer Omtzigt (CDA):
Ik had nog een tweede vraag gesteld.

Minister Rutte:
Ja, de andere vraag ging over die stabilisatiefunctie. Nou, volgens mij is de het standpunt van Nederland daarover duidelijk: wij zijn er niet van overtuigd dat dat een goede oplossing is. Er zijn veel betere manieren om schokken op te vangen, namelijk gewoon je houden aan het Verdrag van Maastricht en aan het SGP. Kijk naar Nederland. Als wij, met onze staatsschuld die richting de 50% zakt, geraakt zouden worden door een asymmetrische schok, dan zouden we 20% of 30% kunnen lenen op de kapitaalmarkt. Hopelijk hoeft het niet, maar het zou kunnen. Als je boven de 100% zit, zoals in sommige landen, dan wordt dat natuurlijk heel ingewikkeld. Daarbij geldt dat ook de private kanalen, zoals de kapitaalmarkten en de kredietmarkten, van groot belang kunnen zijn voor het opvangen van schokken. Ik denk dat je wat dat betreft ook nog winst kan behalen bij de afspraken die je over de bankenunie en over de kapitaalmarktunie maakt. Dus wij zien zo'n Europese begrotingsfaciliteit met zo'n stabilisatiefunctie niet zitten.

De heer Omtzigt (CDA):
Dat is een helder antwoord. Ik concludeer dus dat Nederland zich daartegen zal uitspreken in zo'n informele discussie, waar dan ook geen verslag van gemaakt wordt.

Over het eerste punt heb ik toch nog echt een vraag. We werken in Nederland uit hoe we die nulmeting gaan doen, maar het zou zo veel beter zijn als Europese landen het eens zouden zijn over wat de risico's zijn en over hoe we ze meten. Wordt er in Europa nou een poging gedaan om gezamenlijk af te spreken hoe we die risico's meten? De eurotop is daar natuurlijk hét forum voor. We hebben gezegd: we gaan die risico's naar beneden brengen. Is de premier bereid om ook gewoon in te brengen in de discussie dat dit beter een gezamenlijk pad kan zijn? We moeten voorkomen dat iedereen dit op een andere manier gaat doen. Ja, zegt Italië dan, ik heb de risico's naar beneden gebracht. Ja, zegt Nederland daarop, maar wij meten dat anders, dus wij vinden van niet. Dan komen we over een aantal jaren gewoon in de knel. Dus wil de premier dat inbrengen in die discussie?

Minister Rutte:
Nee, dat moet natuurlijk echt de minister van Financiën in de eurogroep doen. En daar heeft de heer Omtzigt dit ook neergelegd. We zitten dingen nu echt heel onpraktisch op allerlei plekken te doen. Ik ben zo netjes om de vraag te beantwoorden die de heer Omtzigt letterlijk ook aan de heer Hoekstra van Financiën heeft gesteld. Laten we dus even dát kanaal gebruiken.

De voorzitter:
Meneer Omtzigt, tot slot.

De heer Omtzigt (CDA):
Er wordt hier de indruk gewekt dat het hier niet over gaat. De leiders van de eurolanden, dus president Macron, bondskanselier Merkel, premier Rutte …

Minister Rutte:
Ja, alle landen, ja.

De heer Omtzigt (CDA):
Ik ken ze niet alle negentien uit mijn hoofd.

Minister Rutte:
Hier en daar zijn er ook vacatures, zoals nu in Slowakije.

De heer Omtzigt (CDA):
Ja. Al die leiders spreken over de toekomst van de euro. Dan komt toch dat centrale thema van risicoreductie aan de orde? Als dat niet aan de orde komt, begin ik me namelijk ernstig zorgen te maken.

Minister Rutte:
Ook dat ligt nu nog in de eurogroep, zoals de heer Omtzigt weet. Zoals ik net zei: deze eurotop gaat daar niet over. Daarin wordt gepraat over de dingen waar we het niet over eens zijn. Ik zeg het maar even kort door de bocht. De dingen waarover we wél convergentie hebben, namelijk de verdere stappen in de bankenunie, de verdere verbouwing van het Europese stabilisatiemechanisme, zijn voorzien voor juni. Er ligt een opdracht bij de ministers van Financiën, bijvoorbeeld om te kijken naar een wens die wij en vele anderen hebben gedaan, namelijk dat je voorafgaand aan vervolgstappen, bijvoorbeeld op het terrein van een common fiscal backstop voor het Single Resolution Fund of de hele kwestie van een Europees depositogarantiestelsel, eerst de noodzakelijke risicoreductie hebt. Ik denk dat de heer Omtzigt daaraan refereert. Dat ligt bij de ministers van Financiën. Die komen hopelijk met gezamenlijke opvattingen daarover richting de top in juni. Dus dat ligt echt op dat niveau. Mijn suggestie zou dus zijn om dat te bediscussiëren met de minister van Financiën, want dat staat echt niet op de agenda van deze top.

Dan over het COSAC-rapport. Daar heb ik ook nog een klus voor de heer Omtzigt zelf, zo verstout ik mij. Wij zijn heel blij met de actieve inzet van het Nederlandse parlement. Nederland behoort in de Raad tot de meest actieve lidstaten waar het gaat om het versterken van transparantie. Andere lidstaten zijn minder ambitieus. Maar hier hebben we echt de parlementaire diplomatie nodig. Ik heb hier dus meneer Omtzigt nodig. Dus hij zal ook echt mij moeten helpen, en ook anderen hier, om dit voor elkaar te krijgen. Dit is een parlementair initiatief dat ik en de regering van harte ondersteunen. We dringen er ook op aan dat het wordt besproken in Raadsverband. De Bulgaarse voorzitter heeft het nu voor de tweede helft van april op de agenda van de Raadswerkgroep gezet. Daar zal minister Blok de Kamer nader over informeren. Het gaat wel allemaal tergend langzaam — dat ben ik helemaal met de heer Omtzigt eens — maar echt, dit kan ik niet oplossen. Ik heb echt de heer Omtzigt hier nodig.

De voorzitter:
De heer Omtzigt, er wordt een beroep op u gedaan!

De heer Omtzigt (CDA):
Ja, er wordt een beroep op me gedaan dat ik 25 parlementen afreis.

Minister Rutte:
Ja, zeker!

De heer Omtzigt (CDA):
Ik zie de premier al denken: dan is hij 25 keer afwezig hier. Ik zie waarom hij dat aantrekkelijk vindt!

Minister Rutte:
Nee, ho!

De heer Omtzigt (CDA):
Maar alle gekheid op een stokje. Ik ben blij dat ik nu voor het eerst een datum hoor, want het gaat inderdaad tergend langzaam. Ik had daar zelf nog iets grotere krachttermen voor, want drie maanden nadat 26 parlementen een brief schreven, is het nog niet eens geagendeerd! Mag ik dit als een toezegging zien — anders moet ik er een motie over indienen — dat wij, het liefst voor maandag als dat kan, weten wanneer het daar geagendeerd wordt? Wij kunnen namelijk alleen een ander parlement benaderen als we kunnen zeggen: op 23 april ligt het in de RAZ, dan ligt het in de Europese Raad en dan ligt het in de Ecofin. Want als je gewoon een brief schrijft en in het algemeen …

De voorzitter:
Helder, meneer Omtzigt. Helder.

Minister Rutte:
Nee echt, zo makkelijk is het niet. De heer Omtzigt en ik trekken hier aan dezelfde kant van het touw, maar dit is echt ook een parlementair initiatief. Ik zei dat het voorzitterschap dit voor de tweede helft van april op de agenda van de Raadswerkgroep zal zetten. Zodra we meer weten, zodra er meer informatie is — ik weet niet of dat voor maandag is, want wij gaan daar niet over — zal Stef Blok, de minister van Buitenlandse Zaken, de Kamer nader over het proces informeren. Maar we hebben hier echt een probleem en dat is dat we dit zonder parlementaire diplomatie niet gaan vlottrekken. Echt niet. Dat is mijn taxatie. Dus dat gaan de regeringen niet oplossen.

De voorzitter:
Tot slot.

Minister Rutte:
Soms hebben we de parlementen nodig.

De voorzitter:
Ja. Tot slot.

De heer Omtzigt (CDA):
Dat gaan we doen, maar het is een initiatief richting de Raad en richting de Commissie. Als de Raad niet zegt wanneer hij het gaat bespreken, dan bewijst hij ons gelijk dat het werkelijk niet transparant is; we weten niet alleen de inhoud niet, we weten zelfs het moment van discussie niet. Dan zijn we echt ver gezakt. Dan hebben wij de regering nodig om ons op de hoogte te houden wanneer het aan de orde gesteld wordt, en ook een week of anderhalf van tevoren. De vorige keer was dat 24 uur van tevoren. Wij konden echt niet meer bellen. En daar ging het.

De voorzitter:
De minister-president.

Minister Rutte:
Dat gaan we ook doen. Alleen, wil de Raad dit oppakken, dan moet er ook druk zijn in die andere landen. Daar moeten ook de Omtzigten naar de interruptiemicrofoon om ervoor te zorgen dat daar ook de druk op hun regeringen wordt opgevoerd. Wij voelen het wel en we vinden het ook. Maar echt, dit is een coproductie. Ik heb nog niet helemaal het gevoel dat de heer Omtzigt zich zijn kant van de klus ten volle realiseert.

De heer Omtzigt (CDA):
Voorzitter.

De voorzitter:
Nee, nee, nee, meneer Omtzigt. Mevrouw Leijten.

Mevrouw Leijten (SP):
Gelukkig doet de hele Kamer dit, zelfs zowel de Eerste als de Tweede Kamer. Het is ons initiatief, weliswaar gesteund door de regering, en wij zullen ons werk zeker nog doen. Maar wat ik niet begrijp, en misschien kan de minister dat uitleggen, is dat je dus een verzoek doet aan de Europese Raad en dat daar gewoon geen antwoord op komt. Dat is toch bizar?

Minister Rutte:
Ja, dat gebeurt vaker. Ja, sorry, daar ga ik niet over. Uiteindelijk moet het voorzitterschap zaken agenderen en organiseren. Er zijn heel veel punten die vastliggen. Ik zei niet voor niks net: in Europa gaat niet alles zo makkelijk en zo soepel. Deze Kamer kan ervan uitgaan dat wij zeer blij zijn dat het Nederlandse parlement op dit punt zo actief is en dat Nederland als het gaat om de samenwerking tussen het parlement en de regering, een van de meest transparante lidstaten is. Maar wil je ons als regering helpen om de druk ook in de Raad erop te houden, dan moeten ook die andere landen via hun parlementen hun regering onder druk zetten. En sorry, het gebeurt niet. Het gebeurt te weinig. Echt.

De voorzitter:
Dit is uw laatste opmerking. U heeft ook nog een tweede termijn, mevrouw Leijten.

Mevrouw Leijten (SP):
Ik weet niet of het de laatste is. Ik heb namelijk geen antwoord op mijn vraag gekregen. De oproep hebben we gehoord. Wij gaan nog veel meer doen. Dat zullen we doen. Maar het is toch heel gek dat als parlementen nota bene een verzoek doen aan de Europese Raad, ze gewoon geen antwoord krijgen? Dat moet toch niet kunnen in de verhoudingen die er zijn? Wat vindt de minister-president ervan dat er gewoon geen antwoord komt?

Minister Rutte:
Ik ben het ermee eens dat dat gek is, maar de vraag is vervolgens wat ik daaraan kan doen. Dan zeg ik: heel weinig, want wat er in de Europese Raad en zeker ook in al die Raadsformaties gebeurt, ligt in belangrijke mate in handen van het voorzitterschap. Dat hangt ook af van de druk die vanuit landen wordt gevoeld om dingen echt te agenderen. Ik speel dus toch de bal weer terug. We zullen hier meer samen moeten doen.

De voorzitter:
Dat is weer een herhaling. Ik kijk even naar de heer Van Rooijen. Wil hij nog wat zeggen? Nee, dan stel ik toch voor dat u verdergaat. Volgens mij ging u richting een afronding.

Minister Rutte:
Ik kom op het punt van mevrouw Leijten over het raadplegen van experts over vertrouwelijke EU-documenten. In de brief van de minister van Buitenlandse Zaken van 23 december 2016 wordt daarop ingegaan. Er is invulling gegeven aan de door de Kamer geuite wens om experts te kunnen raadplegen bij het inzien van vertrouwelijke documenten. De inzage van experts in limité-documenten is dus al mogelijk gemaakt. In de brief zijn de voorwaarden daartoe opgenomen. Overigens, voordat ik daar vervolgvragen over krijg, zou ik willen voorstellen om dat ook niet aanstaande maandag verder te bespreken — dat is een voorzichtige suggestie — maar tijdens het algemeen overleg over EU-informatievoorziening met minister Blok op 12 april. Hij verheugt zich op dat debat.

Dan de internetapotheken. In het Duitse regeerakkoord staat dat de Duitse regering van plan is om een verbod in te stellen op de onlineverkoop van medicijnen op receptbasis. Dat lijkt in strijd te zijn met het vrije verkeer van diensten. Tijdens het algemeen overleg voor de Raad Algemene Zaken vorige week heeft minister Blok toegezegd dat hij de zorgen van het kabinet hierover zal overbrengen bij de Duitse regering. Dat zal donderdag gebeuren. Dan is hij in Berlijn. Ik verwijs ook naar het VAO Bedrijfslevenbeleid van 5 april, want daarin zal staatssecretaris Keijzer van Economische Zaken en Klimaat ingaan op de motie-Veldman over dit onderwerp.

Ook de heer Mulder van de VVD vroeg naar de inspraak van de Kamer bij de onderhandelingen over handelsakkoorden. Het is belangrijk dat dit gebeurt. Wij zijn ook hier voor transparantie in het gehele onderhandelingstraject. Wij varen hierbij op het kompas van de vorige minister voor Buitenlandse Handel. De Nederlandse inzet is om alle mandaten met de Kamer te delen. Het is goed dat de Commissie haar voorstel voor de richtsnoeren met Australië en Nieuw-Zeeland heeft gepubliceerd. Tijdens de voorbereiding van de Raad, tijdens het algemeen overleg daarover, kan het gesprek verder met de regering worden aangegaan over het Nederlandse standpunt. De minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking Sigrid Kaag zal hier graag met de Kamer over spreken. Daarnaast worden uiteraard de publicaties verzorgd van de reguliere rapportages over de voortgang van de onderhandelingen.

De heer Omtzigt vroeg om een nieuwe brief aan de Kamer over de Nederlandse kabinetsinzet ten aanzien van het Meerjarig Financieel Kader. We hebben die besproken tijdens het debat op 22 februari. De inzet van het kabinet is inderdaad, met de Omtzigt, om het nieuwe MFK ambitieus te moderniseren en een verhoging van afdrachten te vermijden, onder meer door een hervorming — daar komt ie; de heer Omtzigt vroeg daarnaar — van bestaande programma's zoals het Cohesiebeleid en het gemeenschappelijk landbouwbeleid. De Kamer zal op korte termijn een schriftelijke appreciatie krijgen van de Commissiemededeling over het nieuwe multiannual financial framework, het nieuwe Meerjarig Financieel Kader van 14 februari. Uiteraard zal u ook de kabinetsreactie krijgen op het voorstel voor een nieuw MFK dat op 2 mei verschijnt.

Dan Polen en de rule of law. Commissaris Timmermans zal daarover vandaag in de Raad Algemene Zaken een update verzorgen. Het verslag van die Raad zal de Kamer binnenkort toekomen. Polen heeft tot vandaag de tijd gehad om een formele reactie te geven op de aanbevelingen van de Commissie. Het is nu aan de Commissie om de inhoud te beoordelen. Nogmaals, u wordt in het verslag van de RAZ van vandaag nader geïnformeerd. Zoals u weet, steunen wij de Commissie en hebben wij net als andere lidstaten Polen en de Commissie opgeroepen om tot een oplossing te komen via de dialoog die nu gaande is. Dat is ook meteen het antwoord op de vraag hoe het staat met artikel 7.

Dan de Europese toezichthouder pensioenfondsen, EIOPA, en het pan-Europese pensioenplan. Ik heb verder niks nieuws gehoord over de Europese toezichthouder. De ministers van Financiën en Sociale Zaken zullen op dat punt terugkomen. Het algemene uitgangspunt is dat pensioenbeleid een nationale aangelegenheid is. Het voorstel voor het pan-Europese pensioenplan wordt momenteel nog besproken in de Raadswerkgroep. Voorop blijft staan dat dit geen invloed mag hebben op het functioneren van het bestaande Nederlandse stelsel en de tweede pijler en dat de nationale competenties van lidstaten voor onder meer contractrecht, fiscaal recht en sociaal recht dienen te worden gerespecteerd. Wij zullen ons blijven inzetten om de vier hoofdpunten uit het BNC-fiche in de werkgroepen van de Raad over het PEPP-voorstel naar voren te brengen.

Dan staal, een belangrijk onderwerp. Hoe voorkomen we escalatie? Gaat de Europese Raad zich hier ook over uitspreken? Zoals bekend zijn die gesprekken gaande. Ik deel overigens op dit punt de mening van de heer Verhoeven dat het zeer belangrijk is dat we als Europese Unie eensgezind reageren. In de tussentijd bereidt de Europese Commissie een tegenreactie voor langs een aantal lijnen, die we ook met de Kamer hebben gedeeld. De verwachting is dat de Europese Raad conclusies aan zal nemen over deze kwestie. Het is belangrijk om aan de ene kant een duidelijk signaal af te geven aan de Verenigde Staten, maar om aan de andere kant ook zo veel mogelijk de hand te blijven uitsteken om te blijven samenwerken op dit punt.

De voorzitter:
Ik zie enkele leden bij de interruptiemicrofoon, maar ik wil toch voorstellen dat u alle vragen beantwoordt.

Minister Rutte:
Ik zie de heer Omtzigt staan.

De voorzitter:
Ja, ik ook.

Minister Rutte:
Hij heeft waarschijnlijk een vraag over het pan-Europese pensioenplan, maar dat onderwerp staat niet op de agenda voor deze Europese Raad. Meer dan dit weet ik ook niet. Als de heer Omtzigt meer wil weten, is mijn verzoek om dat toch te bespreken met de ministers van Sociale Zaken en Financiën.

Ik ga wel even door, voorzitter. Mevrouw Leijten vroeg naar mijn speech. Dank daarvoor. Afspraak is afspraak, grenzen stellen. Het is nu eenmaal zo dat problemen soms beter gezamenlijk kunnen worden aangepakt dan afzonderlijk. Ik heb ze net genoemd: grensoverschrijdende misdaad, klimaatverandering, migratie, interne markt. Daarbij gelden wel een aantal uitgangspunten, die ik ook in mijn speech in Berlijn heb benoemd.

Mevrouw Ploumen vroeg naar een aantal zaken die ook te maken hebben met de motie-Ploumen/Asscher over het tegengaan van premieshoppen. Bij het debat voorafgaand aan de Europese Raad van december heeft de Kamer die motie ingediend. Het verzoek aan de regering was om de Europese coalitie tegen sociale dumping voort te zetten en over de voortgang te rapporteren. De minister van Sociale Zaken is in de bijlage bij de geannoteerde agenda voor de Raad Sociaal Beleid, Werkgelegenheid, Volksgezondheid en Consumentenzaken van 15 maart ingegaan op premieshoppen en de handhaving van de A1-verklaringen. Deze bijlage is aan de orde geweest tijdens het algemeen overleg. Ik denk dat we daarmee invulling geven aan deze terechte motie.

Verder is er gevraagd naar überhaupt de sociale pijler, ook naar aanleiding van de informele top in Zweden. Wij staan zoals bekend positief tegenover de versterking van grensoverschrijdende samenwerking als het gaat om arbeidsmobiliteit en het tegengaan van grensoverschrijdende fraude. Binnen de Benelux hebben we daartoe ook een aantal initiatieven lopen. We hebben natuurlijk geen behoefte aan grote, nieuwe Europese agentschappen, maar het voorstel voor een arbeidsautoriteit zullen wij als het er ligt — het ligt er nu niet; we gaan er ook geen besluiten over nemen op deze top — beoordelen met aandacht voor de toegevoegde waarde daarvan ten opzichte van de huidige structuren en de taken, bevoegdheden, structuur en ophanging van zo'n autoriteit. Die zal zich wat ons betreft vooral moeten richten op grensoverschrijdende samenwerking en die zal niet allerlei nieuwe regels moeten bedenken, maar vooral een heel pragmatische benadering moeten kiezen. Langs die lijnen is Wouter Koolmees, de minister van Sociale Zaken, er ook mee bezig.

Voorzitter. Dan is er gevraagd naar een reactie op de benoeming van Selmayr, de voormalige stafchef van de president van de Europese Commissie, tot secretaris-generaal van de Europese Commissie. Daar lag een duidelijk verzoek van de Kamer. Minister Blok heeft vorige week gezegd dat het belangrijk is dat bij benoemingen een zorgvuldige procedure wordt gevolgd. Dat heeft Nederland vandaag ook duidelijk uitgesproken in de Raad Algemene Zaken, inclusief een oproep aan de Commissie om volledig mee te werken aan het onderzoek van het Europees Parlement. De Commissie heeft in reactie hierop vandaag gezegd dat alle medewerking zal worden verleend aan dat onderzoek. Op 27 maart vindt een hoorzitting plaats in het Europees Parlement met verantwoordelijk Commissaris Oettinger. Vandaag dient het Europees Parlement de schriftelijke vragen in bij de Commissie. De handschoen is dus opgepakt. Het Europees Parlement is daarbij natuurlijk ook de controleur van de Commissie. Ik denk dat het goed is om dat nu af te werken.

De heer Verhoeven vroeg naar de persvrijheid op Malta. Dat onderzoek is momenteel gaande. Er zijn tot dusver geen indicaties dat het onderzoek niet op gedegen wijze is uitgevoerd. We wachten op de uitkomsten van dat onderzoek. Eurocommissaris Timmermans heeft op 12 maart jongstleden in een van de commissies van het Europees Parlement uitgesproken dat de Europese Commissie in gesprek blijft met de Maltese autoriteiten en dat de Commissie bij die Maltese autoriteiten zal blijven aandringen op een voortzetting van het onderzoek tot gerechtigheid geschiedt.

Dan is er natuurlijk ook de zeer ernstige kwestie van de persvrijheid in Slowakije met de moord op de Slowaakse journalist en zijn partner enkele weken geleden. Dat was een grote schok. Daarom is een grondig onderzoek nodig naar deze misdaad en is het ook van groot belang. De Slowaakse autoriteiten hebben nu gezegd de hoogste prioriteit te geven aan dat onderzoek. Het heeft inmiddels natuurlijk ook vergaande politieke repercussies, zoals we vandaag hebben kunnen zien in het besluit van de Slowaakse president in reactie op het mogelijk aantreden van een nieuwe Slowaakse regering. Dit is op dit moment in ieder geval in behandeling op de hoogste niveaus in Slowakije. Ik denk dat we daar druk op moeten blijven houden, maar dat we vandaag, op dit moment, geen aanleiding hebben om te zeggen dat dat verkeerd gaat. Er lijkt volle aandacht voor te zijn, zeker vanuit de president. Ik ben het zeer eens met de heer Verhoeven, mevrouw Ploumen en anderen dat dit essentieel is. Het staat niet op de agenda voor deze Europese Raad, maar iedereen kan erop rekenen dat ik dit overal waar dat speelt aan de orde zal stellen.

Dan was er natuurlijk nog de vraag over de reflectie op de EU-Turkijeverklaring uit maart 2016. De heer Van Ojik vroeg daarnaar. Ik zou daar in tweede termijn op terugkomen, maar ik kan dat wel meteen doen. Die verklaring is onderdeel van de integrale EU-aanpak van migratie. Er is vorige week een voortgangsrapport van de Commissie verschenen over de uitvoering van de hele migratieagenda, inclusief de EU-Turkijeverklaring. Uiteraard wordt er ook in de Kamer vaak over gesproken, met de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid bij de algemeen overleggen over de JBZ-Raad, maar ook met de minister van Buitenlandse Zaken. Ik denk dus dat het nu goed is dat dat rapport van de Commissie ook hier in de Kamer goed wordt besproken. Daarom vroeg ik mijn ambtelijke bijstand net even: is er niet recentelijk iets verschenen? Ja, dat blijkt zo te zijn.

De conceptconclusies van de Europese Raad zijn zichtbaar voor de Kamer op het Delegates Portal, zeg ik tegen de heer Van Ojik. Die conceptconclusies worden in aanloop naar de Europese Raad geactualiseerd. De eerste versie is gepubliceerd op 12 maart jongstleden. De meest actuele versie is gisteren, op 19 maart, gepubliceerd.

Voorzitter, ik meen daarmee alle vragen beantwoord te hebben. Op de vragen over Unilever en de dividendbelasting heb ik me nu echt niet voorbereid. Dat lijkt me iets wat mevrouw Ploumen kan bespreken met de minister van Economische Zaken.

Mevrouw Maeijer (PVV):
Ik wil nog even terugkomen op het punt van sociale zaken. Ik hoor de premier zeggen: het staat wel op de agenda, maar we gaan geen conclusies aannemen.

Minister Rutte:
Nee.

Mevrouw Maeijer (PVV):
Ik zie net toevallig een mooie achtergrondbriefing of -nota in mijn mail verschijnen, die volgens mij afkomstig is van de persofficier van de Europese Raad. Daarin staat dat er conclusies worden voorzien ten aanzien van de implementatie van de Europese pijler voor sociale rechten. Dat is dit mooie, of liever niet zo heel mooie, propagandaformuliertje in een notendop, met zo'n twintig principes en rechten die essentieel zouden zijn voor het functioneren van de arbeidsmarkt. Ik zou graag willen weten welke afspraken er zullen worden gemaakt in de Europese Raad.

Minister Rutte:
Ik kan alleen zeggen wat de Europese inzet daarbij is. Die is bekend: wij zijn voorstander van het versterken van de sociale dimensie, maar daarbij moet wel rekening worden gehouden met het feit dat sociaal beleid in de eerste plaats een nationale aangelegenheid is. Wij zetten vooral in op het handhaven van de regels en het tegengaan van fraude en misbruik. Daartoe is het belangrijk dat er een versterkte samenwerking is tussen lidstaten en vooral ook hun inspectiediensten. Wij staan positief tegenover de versterking van grensoverschrijdende samenwerking op het gebied van arbeidsmobiliteit en daarmee ook het tegengaan van grensoverschrijdende fraude. Je ziet dat er nu stappen zijn gemaakt, bijvoorbeeld met het Platform Zwart Werk. De Arbeidsautoriteit heeft wat dat betreft potentie om een aanvullende rol te spelen en samenwerking te ondersteunen, maar wel vanuit dat postulaat. Zoals ik net al zei, zullen wij een eventueel voorstel daartoe — dat ligt nu niet voor — dus ook langs die lijnen beoordelen, met aandacht voor de toegevoegde waarde et cetera.

Mevrouw Maeijer (PVV):
Bedankt, maar dat is geen antwoord op de vraag. Wat de premier mij net vertelt, had ik ook kunnen lezen in de kabinetsappreciatie van de Europese sociale pijler. Welke afspraken worden er nu gemaakt over de implementatie van deze sociale pijler, van die twintig principes en rechten die daarin omschreven staan? Welke afspraken worden er gemaakt op de Europese top?

Minister Rutte:
Wat ik net zeg: volgens mij worden daar helemaal geen afspraken over gemaakt. Nee, ook ambtelijk wordt er nee geschud. Daar worden geen afspraken over gemaakt. Weten we dat zeker? Volgens mij gebeurt het niet en ook ambtelijk wordt gezegd dat dit niet het geval is. Ondanks de mooie achtergrond is het antwoord dus nee.

De voorzitter:
Mevrouw Maeijer, tot slot.

Mevrouw Maeijer (PVV):
Ik vind dit toch heel raar.

Minister Rutte:
U wilt het graag.

Mevrouw Maeijer (PVV):
Nee, ik wil dat absoluut niet. Dat weet de premier heel goed, maar ik wil ook graag horen wat de premier precies gaat doen op de Europese top, want er staat wel degelijk dat er conclusies worden voorzien over de implementatie van de Europese sociale pijler. Dus nogmaals, welke conclusies worden er voorzien over de implementatie van die twintig rechten en principes in die pijler?

De voorzitter:
Ik zei "tot slot", maar dat is niet helemaal zo, mevrouw Maeijer. U krijgt nog de gelegenheid om te interrumperen.

Minister Rutte:
Ik zal me voor de zekerheid nog even ambtelijk laten bijlichten. Volgens mij is daar op die twintig punten geen sprake van. Daar is sowieso geen sprake van. Er zijn verder ook geen teksten voorzien over de Europese Labour Authority en over dat idee; dat is ook allemaal voor later. Ik heb net geschetst langs welk toetsingskader Nederland dit zal bekijken en ik heb u geschetst hoe wij überhaupt aankijken tegen dat Europese sociaal beleid: dat is wat ons betreft in de eerste plaats altijd een nationale aangelegenheid.

De voorzitter:
Ik zei "tot slot", mevrouw Maeijer, maar dat was niet helemaal zo. U had dus nog de gelegenheid, maar u kunt de gelegenheid ook aangrijpen als u een vraag heeft.

Mevrouw Ploumen (PvdA):
Ik heb toch even een vraagje over Unilever, het bidbook en de dividendbelasting. Ik ken de premier als een man die graag zijn zaakjes op orde heeft en doorgaans ook gewoon een goed overzicht heeft. Uit de krantenberichten krijg ik stellig de indruk dat de premier zelf betrokken is bij de conversatie over het al dan niet vestigen van het hoofdkantoor van Unilever in Nederland. Ik begrijp dat hij sommige details nu misschien niet kent, maar ik had vrij algemene vragen over dat bidbook: wie heeft die instructie gegeven, hoe kan het dat wij er niets van weten en is er inderdaad een toezegging gedaan aan de topman van Unilever over het afschaffen van de dividendbelasting, zonder dat dat met de Tweede Kamer besproken is? Dat lijkt mij echt wel iets voor een minister van Algemene Zaken, want dit gaat ver boven alle zaken uit.

Minister Rutte:
Ik heb de agenda van de Europese Raad echt aan alle kanten beklopt, bekeken en nog eens uitgeschud om te bekijken of op het punt van de overgang van Unilever naar Nederland conclusies zijn voorzien. Dat is niet het geval. Daar heb ik me ook niet op voorbereid. Dit lijkt me ook echt een zaak die mevrouw Ploumen kan bespreken met de heer Wiebes, minister Wiebes.

De voorzitter:
Tot slot.

Mevrouw Ploumen (PvdA):
Daar kunnen we anders over denken, want het gaat natuurlijk over de brexit. Een van de problemen van de kwestie is natuurlijk dat de Kamer niet op de hoogte was van dat bidbook. Zolang de Kamer niet in staat wordt gesteld om vragen beantwoord te krijgen, kunnen we ook niet beslissen met welke minister we het debat het beste kunnen voeren. We blijven dus een beetje in rondjes draaien. Dat vind ik wel erg jammer, want het afschaffen van de dividendbelasting is een majeure maatregel, die ook voor een coalitiepartner als de ChristenUnie — wat zei de heer Segers ook alweer? — een meloen in de keel is. Dat lijkt me nog veel erger dan een graat. Ik zal er dus zeker op terugkomen. Dit is ook echt wel relevant in de context van de brexit, maar goed.

Minister Rutte:
Een meloen is op waterbasis, dus die vergaat vrij snel. Een graat lijkt me toch vervelender.

Ik heb nog twee punten waarop ik de Kamer wel kan bedienen. Ten eerste nog even over de conclusies over sociaal die nu voorzien zijn, zoals ze ook in het Delegates Portal staan, denk ik. Ik vertaal het even naar het Nederlands omdat ik anders ruzie krijg met een aantal Kamerleden. Implementatie zal worden gemonitord met respect voor de competenties van de Unie en de lidstaten. Dat is ook wat Nederland belangrijk vindt, namelijk dat sociaal beleid in de eerste plaats ook nationaal beleid is. Wij vragen de Raad om de initiatieven die de Commissie presenteert, bijvoorbeeld over de European Labour Authority, te bekijken. Daar worden verder dus geen besluiten over genomen.

Dan de notificatierichtlijn en de wachttijd van drie maanden. Ik heb tegen mevrouw Leijten gezegd dat ik daar in tweede termijn op zou terugkomen, maar ik heb het hier inmiddels. Met het voorstel voor een notificatierichtlijn moeten nieuwe overheidseisen in de lidstaten, zoals vergunningen, vestigingseisen of eisen die de vrijheid van diensten beperken, genotificeerd worden. Ik vind het belangrijk dat nieuwe regels, of ze nu van het Rijk of de gemeenten komen, die de interne markt kunnen hinderen, inderdaad genotificeerd worden. Dat is nou eenmaal de prijs die we betalen voor het lidmaatschap van de interne markt. Ik zei er net ook al iets over, maar dit is iets gedetailleerder. Dat hebben we tien jaar geleden met elkaar afgesproken in de Dienstenrichtlijn. Ik ben blij met deze nieuwe procedure, zodat die eerder gemaakte afspraak nu helder is. Zoals het er nu voorstaat, moeten overheden, dus ook gemeenten, bijtijds laten weten wat zij van plan zijn. Het is denk ik belangrijk dat die periode niet te lang is. Als anderen iets doen, moeten we ook kunnen reageren. Dat is ook voor Nederland van belang vanwege de interne markt. De onderhandelingen tussen de Raad en het Europees Parlement lopen nog. Het Europees Parlement wil de wachttijd verlengen, maar daar is de Raad op tegen. Ik meende al dat dit het antwoord zou zijn en dat wordt nu ook bevestigd. Als je een interne markt hebt is het op zichzelf dus van belang om elkaar op de hoogte te houden van dingen die mogelijk daarmee in strijd kunnen zijn.

De voorzitter:
Ik laat nu een interruptie toe, mevrouw Leijten, omdat de minister-president beloofd had om hierop terug te komen. U krijgt de gelegenheid om een vraag te stellen en verder heeft u ook nog een tweede termijn.

Mevrouw Leijten (SP):
Je moet dus als lokale of provinciale overheid eerst goedkeuring vragen aan Brussel. Tijdens het wachten op die goedkeuring mag je geen besluiten nemen. Is dat volgens de minister-president op geen enkele manier een inperking van de lokale democratie, waarin men oplossingen vindt voor problemen in winkelstraten en op bedrijventerreinen? Bijvoorbeeld het stellen van een simpele taaleis aan mensen die het werk uitvoeren, moet al voorgelegd worden aan de Europese Commissie. In welk opzicht is dit een bevordering van de interne markt?

Minister Rutte:
Het geldt niet voor alles, maar als het een probleem kan zijn en kan leiden tot het hinderen van de interne markt, dan is het logisch dat je dat doet. Daarvoor zijn we lid van de interne markt.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan gaan we nu naar de tweede termijn van de zijde van de Kamer. Ik geef de heer Van Ojik namens GroenLinks het woord. U wordt afgeleid door mevrouw Ploumen, maar u bent echt aan de beurt.


Termijn inbreng

De heer Van Ojik (GroenLinks):
Voorzitter, dank u wel. Ik weet dat de minister-president vanavond nog een geduchte tegenstander treft in een debat dat hij nog moet voeren buiten deze Kamer, dus ik zal het kort houden.

We zijn nog steeds aan het zoeken op het Delegates Portal. O kijk, de collega en de ambtenaren hebben het toch gevonden! Er gaat nu groot gejuich op achter in de zaal. Het zal ongetwijfeld aan de digibetische kwaliteiten van collega Omtzigt en mijzelf liggen dat we het tot nu toe nog niet zo makkelijk konden vinden. Maar we krijgen een cursus, als ik het goed heb begrepen.

We hebben uitgebreid van gedachten gewisseld over de interne markt en de grenzen daaraan. Dat zullen we nog heel vaak doen. Zowel de uitbreiding als de grenzen zijn allebei van groot belang.

Ik heb ook een motie. De minister-president heeft over de EU-Turkijedeal gezegd dat er vorige week nog een tussenrapportage naar de Kamer is gegaan. Ik zie die tussenrapportages meestal wel en we spreken daar inderdaad soms ook over met de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Maar wat ik vraag, is eigenlijk toch iets anders. Ik vraag namelijk om een bredere evaluatie op het niveau van de Europese Commissie twee jaar na het afsluiten van de EU-Turkijedeal. Daar gaat mijn motie over.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat onder de EU-Turkijedeal de EU tweemaal 3 miljard euro zal bijdragen aan de opvang van vluchtelingen in Turkije;

overwegende dat de deal grote consequenties heeft voor het lot van vluchtelingen die Syrië ontvluchtten of willen ontvluchten;

verzoekt de regering om de Europese Commissie te vragen om een brede evaluatie van de EU-Turkijedeal,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Ojik. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 1310 (21501-20).

Dank u wel. Mevrouw Ploumen namens de PvdA.

Nee, meneer Van Ojik en ook de minister-president: tussendoor praten mag echt niet!

Mevrouw Ploumen (PvdA):
Voorzitter. De PvdA-fractie blijft met een aantal vragen zitten. Vandaar de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat als belangrijkste reden voor de vestiging van het hoofdkantoor van Unilever in Nederland de markt en de beschermingsconstructies van Nederland genoemd zijn en dat Unilevertopman Polman heeft aangegeven dat er weinig verschil is tussen Nederland en Groot-Brittannië als het om belastingen gaat, nu Nederland van plan is de dividendbelasting af te schaffen;

constaterende dat noch de inhoud van het bidbook noch de inhoud en strekking van de gesprekken van het kabinet met Unilever bij de Kamer bekend zijn en er daarom onduidelijkheid is over het al dan niet toezeggen dat het afschaffen van de dividendbelasting een feit is, zoals gesteld door Unilevertopman Polman;

van mening dat het voorgenomen besluit tot het afschaffen van de dividendbelasting nog onderwerp is van debat met de Kamer;

verzoekt de regering daarom de Kamer te informeren over toezegging aan Unilever met betrekking tot het afschaffen van de dividendbelasting, en het bidbook per omgaande aan de Kamer te sturen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Ploumen en Van Ojik. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 1311 (21501-20).

Dank u wel. Mevrouw Leijten namens de SP.

Mevrouw Leijten (SP):
Stel er is verpaupering in de winkelstraat en je wilt daar als gemeente iets aan doen. Stel je wilt taaleisen stellen, omdat dat veilig is voor de bouwplaats. Stel je wilt iets doen aan te veel Airbnb-verhuur of te lang verblijf in je stad, waardoor het onleefbaar wordt. Dan moet je straks, als de notificatierichtlijn wordt aangenomen, eerst toestemming vragen aan de Commissie, alsof het een interne markt is waarin Athene en Amsterdam gelijk zijn. Dan gaan de bureaucraten in Brussel beslissen of je als gemeenteraad of Provinciale Staten een besluit mag nemen. En in die drie tot zes maanden mag je geen democratisch besluit meer nemen. Dit is de toekomst van de Europese Unie volgens onze minister-president. Dit presenteerde hij precies in Berlijn. De interne markt vóór de lokale democratie. De interne markt vóór, ook als dit belangen van mensen schaadt. Het bedrijfsleven vóór alles! Bizar. We komen hier nog over te spreken, reken maar!

Volgend jaar moet er wat de Europese Commissie betreft een Europees agentschap zijn en een Europese arbeidsautoriteit. Dat gaat 50 miljoen kosten. Er komen meer dan 100 mensen te werken. Wat gaan ze allemaal doen? Een beetje coördineren? Nou, dat lijkt me wel een beetje meer. Er ligt in deze Kamer een behandelvoorbehoud en er wordt nog een subsidiariteitstoets gedaan, dus de Nederlandse regering kan helemaal niet instemmen hiermee. Er wordt over gesproken op de top en daarom is deze motie meer dan gerechtvaardigd in dit debat.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat sociaal beleid en handhaving daarvan nationale aangelegenheden zijn;

constaterende dat de Europese Commissie met haar voorstel voor een Europese arbeidsautoriteit bevoegdheden naar zich toe trekt door te stellen dat onderhavig agentschap de taak krijgt nationale instanties de Europese regels te laten naleven;

verzoekt de regering niet in te stemmen met het voorstel voor een Europese arbeidsautoriteit,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Leijten en Van Rooijen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 1312 (21501-20).

Mevrouw Leijten (SP):
Voorzitter. Ik heb nog één slotopmerking. Als 26 parlementen een brief schrijven naar de regeringsleiders van Europa, dan mag je er toch van uitgaan dat dat op de agenda komt? Natuurlijk zullen wij de minister-president helpen door parlementaire druk in andere landen, maar ik vind het heel gek dat je dat niet op de agenda krijgt als je netjes een brief schrijft.

De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Leijten. Dan geef ik nu het woord aan de heer Verhoeven namens D66.

De heer Verhoeven (D66):
Nou bedankt, voorzitter. Hij staat nu wel heel hoog. Is mevrouw Leijten zo lang?

Eerst dank aan de minister-president voor zijn beantwoording. Ik heb een paar punten. Wat betreft Rusland begrijp ik de uitleg van de premier, de lessen van de commissie-Davids in acht nemend. We moeten wel oppassen dat we ons daar niet helemaal achter verschuilen, zodat we niet weten wat er speelt of gewoon zeggen dat we geen eigenstandige informatiepositie hebben, klaar. Dat was een beetje het gevoel dat ik erbij kreeg, maar voor nu dank voor dit antwoord.

Eens met het versnellen van die digitalisering in de interne markt. Gelukkig hoor ik de premier daar vaker over, de laatste tijd. Het wordt altijd beleefd als een ver-van-mijn-bed-show, maar dat is zo belangrijk voor de toekomstige groeikracht van de Nederlandse economie. Ik zeg daar wel vaker wat over, dus ik zal het er nu bij laten.

Dan natuurlijk mijn belofte aan mevrouw Leijten. Ik heb een tekstje voor me liggen, speciaal voor mevrouw Leijten, over de Europese arbeidsautoriteit. D66 vindt samenwerking tussen nationale arbeidsinspecties goed, om bijvoorbeeld grensoverschrijdende schijnconstructies effectief te bestrijden. Dat loopt nu niet goed, dus wellicht kan het nieuwe Europese agentschap assisteren. Ook kan het delen van informatie tussen deze inspecties beter. D66 wil niet toe naar een Europese arbeidsinspectie. Daar hebben we de Nederlandse Arbeidsinspectie voor, in lijn met mijn meer algemene antwoord dat wij de prioriteiten en het overdragen van bepaalde bevoegdheden willen beperken tot de grote thema's.

Wel vind ik dat mevrouw Leijten een bijzonder talent heeft om alle EU-voorstellen of -activiteiten uit te vergroten, te overdrijven dan wel op te blazen, vaak selectief en semifeitelijk. Ik zou dat een vorm van hyperboolpolitiek willen noemen, die schadelijk is voor het draagvlak in de Europese Unie. Daarmee wil ik mijn termijn beëindigen. Ik dank u voor uw aandacht.

De voorzitter:
Ik dacht: dit is de tweede termijn, we zijn met afronden bezig, maar de heer Verhoeven heeft alles opgespaard in de tweede termijn voor mevrouw Leijten. Mevrouw Leijten, waar zult u beginnen?

Mevrouw Leijten (SP):
Als het gaat over politieke overdrijving en frames, weten we dat de heer Verhoeven dat ook heel goed beheerst. Ik maak gewoon een goede studie van wat er wordt voorgesteld en ik analyseer de route die de Europese Commissie bewandelt om greep te krijgen op de lidstaten. Als ik dat analyseer, trek ik het niet alleen niet uit zijn verband, maar de vakbonden zeggen bijvoorbeeld ook dat zij er niet voor zijn. Het lijkt wel alsof er een katalysator achter zit om dat altijd maar werken in andere landen heel gewoon te maken, terwijl we ook weten hoe nadelig dat kan zijn. Als het gaat over grensoverschrijdende problematiek, dan is er al uitwisseling, bijvoorbeeld bij de vrachtwagenchauffeurs. Daar zijn al mogelijkheden voor. Daar is deze arbeidsautoriteit niet voor nodig. Als D66 erkent dat samenwerking goed is, dan is het niet nodig om 150 mensen in een kantoor te zetten om toezicht te houden op 27 lidstaten.

De voorzitter:
Meneer Verhoeven, een korte reactie, zonder mevrouw Leijten weer uit te lokken. Lukt dat?

De heer Verhoeven (D66):
Ik zal weer een dappere poging doen, maar ik denk echt dat dit plan, dat ik net even heb nagelezen, zich beperkt tot het intensiveren van samenwerking en het beter coördineren en organiseren van een aantal samenwerkingsverbanden tussen landelijke inspecties, om de wel degelijk ook vaak door de SP naar voren gebrachte schijnconstructies en andere ondermijning van de arbeidspositie van mensen tegen te gaan. Dat lijkt mij een gezamenlijke wens die wij hebben. Mevrouw Leijten zegt dat zij geen apart kantoor wil met 150 mensen. Ik denk dat die 150 mensen kunnen zorgen voor het oplossen van heel veel problemen, in goede samenspraak met die soevereine arbeidsinspecties, zeg ik in haar richting. Ik zie dat zij bijna gaat lachen als ik het woord "soeverein" uitspreek, dus dat zal ik niet nog een keer doen, maar ik meen het wel. Die kunnen daardoor dus goed blijven functioneren op een eigenstandige wijze en dat is ook wat D66 wil. In het plan staat ook niet dat ze vervangen worden door één grote Europese arbeidsinspectie. Dat gaat niet gebeuren. Dat wil D66 niet; dat wil niemand.

De voorzitter:
Mevrouw Leijten, u mag tot slot nog spreken, maar het hoeft niet.

Mevrouw Leijten (SP):
In 2005 was er een grote discussie over de Europese grondwet. Er was een referendum, iets waar D66 toen nog heel erg voor was. Toen werd er gezegd tegen de SP "je doet aan bangmakerij, je trekt alles uit z'n verband", omdat wij, met argumenten over artikelen in het verdrag, adviseerden tegen te stemmen. En als je nu kijkt waar we staan, met een politieke Commissie die steeds meer het roer overneemt en met het opbouwen van een defensiemacht, dan zijn al onze analyses van destijds nu waarheid gebleken. Ik hoop dat het bij deze Europese arbeidsautoriteit niet gaat gebeuren. Sterker nog, ik hoop dat die er niet komt.

De voorzitter:
U heeft uw punt denk ik gemaakt ...

De heer Verhoeven (D66):
Ik zal daar samen met mevrouw Leijten ...

De voorzitter:
… en u ook, meneer Verhoeven.

De heer Verhoeven (D66):
Excuus. Ik zal daarin samen met mevrouw Leijten optrekken, in ieder geval in de lijn zoals ik net zei. Mevrouw Leijten heeft gelijk. Zowel bij het referendum over de Europese grondwet, als bij het referendum over het Oekraïneverdrag en het referendum over de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten heeft de SP mensen inderdaad overmatig bang gemaakt. Dat had de SP beter niet kunnen doen.

De voorzitter:
Ach, u had een kleine toenadering. Ik dacht: nu komt het goed. Nee, dit kan echt niet, nee, nee, nee. Meneer Verhoeven, u was zo positief begonnen en u eindigt toch met een sneer.

De heer Verhoeven (D66):
Nou, omdat mevrouw Leijten weer helemaal in haar eigen gelijk gaat zitten. Ik steek twee keer een hand uit en ze gaat helemaal in haar eigen gelijk zitten. Ze zegt weer dat al haar voorspellingen uitgekomen zijn. De voorspellingen zijn niet uitgekomen. Oekraïne is geen lid van de Europese Unie geworden, maar dat heeft de SP wel altijd beweerd.

De voorzitter:
U maakt het nog erger. Dank u wel.

De heer Verhoeven (D66):
Dus het is gewoon niet goed om dat dan zo te brengen. Dus daar ga ik dan toch tegenin.

De voorzitter:
Mevrouw Leijten, u krijgt niet meer het woord. Mevrouw Leijten, een persoonlijk feit?

Mevrouw Leijten (SP):
Wij zouden aan bangmakerij doen. We hebben gewoon geanalyseerd wat erin zit. Dat geldt ook voor de sleepwet, waarover de heer Verhoeven eigenlijk de analyse voor ons geschreven heeft. Dat de voorstanders zeggen dat je zonder de sleepwet terrorisme zou krijgen, is ook een knap staaltje bangmakerij.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de heer Van Rooijen, namens 50PLUS.

De heer Van Rooijen (50PLUS):
Voorzitter. Voor alle duidelijkheid: we spreken niet over de Europese arbeidsinspectie maar over de Europese arbeidsautoriteit. Ik heb de motie van mevrouw Leijten meeondertekend, omdat wij bang zijn dat er een doordenderende trein over het sociaal beleid komt.

Ik heb bij me wat Juncker in de State of the Union heeft gezegd over de grotere invloed op de lidstaten, maar ik ga het niet voorlezen. Het is een uitgebreide tekst, van meer dan een pagina. Daar komt bijvoorbeeld in voor dat er een aantal operationele taken komen, maar ook dat er sprake is van social security coordination. Dan worden wij heel voorzichtig.

Voorzitter. Ten slotte wil ik voor de duidelijkheid nog even zeggen dat ik, anders dan collega Omtzigt die aansloot bij mijn opmerking over de pensioenen, niet over het PEPP heb gesproken, maar dank voor het antwoord van de minister-president aan de heer Omtzigt. Ik heb slechts verwezen naar een bericht op PensionsEurope van 15 maart dat — ik formuleer het precies — Nederlandse pensioenfondsen straks een contributie moeten betalen aan de Europese toezichthouder EIOPA, omdat de lidstaten en Europa minder willen betalen. Onze pensioenfondsen hebben laten weten dat ze ongerust zijn over de voorgestelde extra bevoegdheden van EIOPA. Ik wil graag van de minister-president weten of hij onze zorgen deelt dat EIOPA zich dadelijk via de contributie gaat bemoeien met onze pensioenfondsen. Als je eerst contributie betaalt voor de toezichthouder, krijg je de toezichthouder er gratis bij, voor bevoegdheden die je niet wilt.

De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Rooijen. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Maeijer namens de PVV.

Mevrouw Maeijer (PVV):
Dank u, voorzitter. Eerst kwam er vanuit Brussel de Europese sociale pijler. Afgelopen week presenteerde de Europese Commissie weer allerlei voorstellen die leiden tot vergaande inmenging in ons sociaal beleid. Daarover de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat sociaal beleid een nationale bevoegdheid is en moet blijven;

constaterende dat de Europese Commissie weer allerlei vergaande voorstellen op dit vlak de wereld in heeft geslingerd;

verzoekt de regering zich actief te verzetten tegen EU-bemoeienis met ons sociaal beleid,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Maeijer en De Jong. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 1313 (21501-20).

De heer Omtzigt, namens het CDA.

De heer Omtzigt (CDA):
Voorzitter. Dank aan de regering voor de antwoorden. Dit is inderdaad zo'n Europese top met 25 onderwerpen. Ik snap ook dat als je dat met 28 landen moet bespreken, de premier niet eens alle door ons gewenste onderwerpen aan de orde zal stellen.

Ik geef toch een paar dingen mee.

Een. Het PEPP. Ik geef hem mee om met zijn collega's van Financiën en Sociale Zaken te delen dat het fiche hier niet geaccepteerd is, maar er een Kamermotie ligt om niet in te stemmen met het PEPP. Dat is wel fundamenteel anders, want wij denken dat het niet kan zonder de tweede en derde pijler te raken. De eerste ondertekenaar was overigens de VVD.

Twee. Rondom Afrin verwacht ik donderdag echt een antwoord van de minister van Buitenlandse Zaken op de vraag of het Vrije Syrische Leger dat nu in Afrin vecht, in het verleden met Nederlands belastinggeld gesteund is dan wel dat andere landen uit de Europese Unie dat gesteund hebben of het nog steeds steunen. Dat zou namelijk kunnen verklaren waarom Turkije niet veroordeeld wordt.

Drie. De ontwerpconclusies. De informatie over wat ze gaan concluderen, stond wel in de database van de EU, maar dat is nu precies het probleem. In die database kun je zoeken bij "bijeenkomst". Dat is ook wat de heer Van Ojik en ik doen. Wij kijken of er ontwerpconclusies bij de bijeenkomst van de Europese Raad te vinden zijn. Nee, daar waren ze niet aan gekoppeld als document. Dat is zoiets als zoeken in een ongeordend archief. Het is dus heel aardig dat zij ons het stuknummer gegeven hebben. Ja, als je op stuknummer zoekt en je weet hoe het stuk heet, dat kun je het vinden. Maar als je niet weet hoe het stuk heet, kun je het niet vinden. En dat is precies het probleem dat we iedere keer met Europese stukken hebben. Ik wil best toegeven dat ik soms een digibeet ben, maar hier was het toch wel fijn geweest als het gewoon bij de stukken van deze bijeenkomst had gezeten. Er zijn bij de EU dagelijks ongeveer 30 bijeenkomsten. Ik kan niet al die documenten nakijken. Dat moet u ook niet van mij verwachten. Stiekem doet u dat toch, als ik het zo bekijk.

En dan komen we bij het probleem over dat transparantie-initiatief van ons. We weten niet wanneer het geagendeerd wordt. En als het geagendeerd wordt, wordt niet verteld wat de landen ervan vinden. Als wij niet weten wat de landen in de vergadering ingebracht hebben, kunnen de parlementen geen druk uitoefenen. Dat is de kern van het probleem: dat ze niet opschrijven wat ze gestemd hebben en dat ze niet opschrijven wat ze gezegd hebben. Dan kunnen ze het dus verwerpen zonder dat wij weten wie nee gezegd heeft. Dat is waarom ik de volgende motie indien.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het initiatief over transparantie van 26 Europese parlementen na drie maanden nog niet inhoudelijk besproken is in de RAZ, de Europese Raad en de Ecofin/eurogroep;

verzoekt de regering voor maandag aan te geven waar en wanneer dit rapport en het rapport van de Europese ombudsman geagendeerd worden in de komende weken;

verzoekt de regering tevens van elk van deze besprekingen een gedetailleerd gespreksverslag aan de Kamer te doen toekomen, inclusief de posities en het stemgedrag van de individuele landen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Omtzigt. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 1314 (21501-20).

De heer Omtzigt (CDA):
Voorzitter. Mijn laatste opmerking gaat over de benoeming van de heer Selmayr. Ik wil de regering bedanken dat zij die aan de orde gesteld heeft. Ik kon het niet terugvinden in het verslag van de RAZ. Maar als de Commissie gezegd heeft dat zij volledig zal meewerken, is dat ten minste een stapje vooruit.

Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel. Ik kijk even of de minister-president direct kan antwoorden. Dat is niet het geval. Hij heeft behoefte aan een korte schorsing.

De vergadering wordt van 18.51 uur tot 18.54 uur geschorst.

De voorzitter:
Ik geef de minister-president het woord.


Termijn antwoord

Minister Rutte:
Voorzitter. Over het punt van EIOPA en PEPP heb ik al in eerste termijn gezegd dat ik dat zal doorspelen aan de minister van Sociale Zaken en de staatssecretaris van Financiën.

De heer Omtzigt (CDA):
En de minister van Financiën.

Minister Rutte:
Akkoord, ook de minister van Financiën. Dan doen we het zo. De minister van Sociale Zaken, de minister van Financiën en de staatssecretaris van Financiën, op beide onderwerpen. Voor deze Europese Raad staat het niet op de agenda, dus ik heb niet het sufficiënt detailniveau om het hier te bespreken.

Ik kom op de moties. De motie van de heer Van Ojik op stuk nr. 1310 ga ik ontraden, omdat ik al heb gezegd dat de Commissie regelmatig met tussenrapportages komt. Ik heb al gemeld dat die tussenrapportage er nu ook weer is. Die gaan we met de Kamer bespreken. Ik zie dus niet in wat de meerwaarde is van een aparte evaluatie. Dus ik ontraad deze motie. Ik moet even naar het lijstje kijken. Mag ik moties nog ontraden? Ja, dat mag nog.

Ik ontraad ook de motie-Ploumen/Van Ojik op stuk nr. 1311, om de reden die ik net genoemd heb. Het heeft helemaal niets te maken met deze Europese Raad. Nee, ik zou het echt bespreken met de minister van Economische Zaken.

De voorzitter:
Mevrouw Ploumen, een korte vraag.

Mevrouw Ploumen (PvdA):
Stelt u zich voor dat ik de motie indien bij een plenair debat met de minister van Economische Zaken. Voorziet u haar dan wel van een positief advies? Is uw bezwaar louter procedureel?

Minister Rutte:
Ik kan de motie nu niet beoordelen. U moet echt met de minister van Economische Zaken bespreken hoe hij zou reageren. Ik heb mij nu voorbereid op de Europese Raad. Nogmaals, ik heb opnieuw de conclusies aan alle kanten beklopt en bekeken, op alle portals en met nummers en codes, maar ik kon Unilever daar niet in vinden.

De voorzitter:
Gaat u verder.

Minister Rutte:
Dan de motie van mevrouw Leijten en de heer Van Rooijen op stuk nr. 1312. Er is helemaal geen besluit voorzien. Dit is voortijdig. Wij komen gewoon met een reactie op een BNC-fiche. Dan voeren we ook het verdere overleg met minister Koolmees, die hier overigens ook strak in zit. Dus ik ontraad deze motie. Die is ontijdig. Er is helemaal geen voorstel voor een ELA.

Mevrouw Leijten (SP):
Nou, er is wel degelijk een voorstel voor een ELA. Dat is op 13 maart gedaan. Het is zeer concreet.

De voorzitter:
Wat is uw vraag?

Mevrouw Leijten (SP):
Het staat wel degelijk op de agenda. Er vindt discussie over plaats. Wat de SP betreft moet Nederland aangeven dat wij hier niet op zitten te wachten. Als ik het dictum aanpas en erin zet dat de Nederlandse regering het signaal afgeeft dat wij hier niet op zitten te wachten, kan de minister-president er dan wel mee uit de voeten?

Minister Rutte:
Nee, omdat we daar gewoon een procedure voor hebben. Er komt een BNC-fiche. Daar behandelen we het in. Dan gaat u dat bespreken met de heer Koolmees.

De voorzitter:
Gaat u verder.

Minister Rutte:
Ik ontraad de motie-Maeijer/De Jong op stuk nr. 1313.

De heer Omtzigt (CDA):
Voorzitter …

De voorzitter:
Nee, nee, nee. Sorry. Niet over de motie van mevrouw Leijten.

De heer Omtzigt (CDA):
Oké, dan ga ik een procedureel punt maken.

De voorzitter:
Ja, u hebt dus een procedureel punt.

De heer Omtzigt (CDA):
Voorzitter, ik heb net de conceptconclusies kunnen vinden die onvindbaar waren.

De voorzitter:
Oké.

De heer Omtzigt (CDA):
Ik mag er niet uit citeren, maar de woorden "Europese arbeidsautoriteit" komen erin voor.

Minister Rutte:
Ik heb hier zelfs net voorgelezen dat het erin stond. Ik heb letterlijk in de eerste termijn voorgelezen dat de Europese Raad aan de Raad vraagt om de voorstellen van de Commissie over een aantal zaken, waaronder dit onderwerp, verder te gaan examineren, of bespreken. Ik bedoel "to examine", dus in de Engelse betekenis. Er is dus gevraagd om daar verdere studie naar te doen. Dat is wat er nu voorligt. Deze Europese Raad gaat dus geen uitspraak doen over de wenselijkheid ervan. Het enige wat we doen, is een task geven aan de Raad om de voorstellen van de Europese Commissie nader te wegen. Zo werkt het. Het komt hier terug via een BNC-fiche.

Dan ga ik verder met de motie van mevrouw Maeijer en de heer De Jong op stuk nr. 1313 over het sociaal beleid. Die motie is onjuist, want er is een gedeelde bevoegdheid als het om dit onderwerp gaat. Het is wat mij betreft iets wat we per geval moeten bekijken. Ik ontraad dus deze motie.

Dat doe ik ook met de motie op stuk nr. 1314. Ik heb dat net uitvoerig toegelicht in mijn eerste termijn. De stand van zaken staat in het laatste verslag van de Raad Algemene Zaken. Ik heb u gezegd dat het Bulgaars voorzitterschap van plan is dit in april te agenderen. En het is natuurlijk uitgesloten dat wij in een brief aan de Kamer de posities en het stemgedrag van individuele landen gaan melden. Dat gaat helemaal niet. Dat is echt in strijd met alle afspraken binnen de Europese Raad.

De voorzitter:
Een korte vraag, meneer Omtzigt.

De heer Omtzigt (CDA):
En hier hebben we dus precies het rondje te pakken. Op dit moment mogen parlementen niet weten wat hun regeringen stemmen in Europa, ook al gaat het om wetgeving of onze voorstellen. Nu doen wij een voorstel: wij moeten dat stemgedrag wél weten, omdat het Europese Hof van Justitie gezegd heeft dat de parlementen en de burgers het recht hebben om te weten wat hun regeringen besluiten. En nu zegt de premier: omdat we het op dit moment niet weten, hoeven we het niet te zeggen en kunnen we het voorstel om het transparanter te maken van tafel vegen zonder te vertellen wie het van tafel geveegd heeft. Een mooiere cirkelredenering had ik niet kunnen bedenken.

Minister Rutte:
Ik weet niet wie hier het examen wint, want ik hoor nú een cirkelredenering. Ik handhaaf mijn advies.

De voorzitter:
Dan zijn we hiermee aan het einde van dit debat gekomen. Ik dank de minister-president, de Kamerleden, de medewerkers en de mensen die het debat hebben gevolgd.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Over de ingediende moties zullen we donderdag stemmen. Morgen hebben we in verband met de gemeenteraadsverkiezingen geen vergadering. Ik sluit de vergadering.

Sluiting

Sluiting 18.59 uur.