Plenair verslag
Tweede Kamer, 88e vergadering
Donderdag 15 juni 2017
-
Aanvang10:45 uur
-
Sluiting17:50 uur
-
StatusGecorrigeerd
Opening
Voorzitter: Martin Bosma
Aanwezig zijn 133 leden der Kamer, te weten:
Van Aalst, Agema, Amhaouch, Arib, Arissen, Van Ark, Azarkan, Azmani, Baudet, Becker, Beckerman, Beertema, Belhaj, J.A.M.J. van den Berg, Bisschop, Van den Bosch, Martin Bosma, Bosman, Bouali, Van Brenk, Ten Broeke, Bruins, Bruins Slot, Buitenweg, Van Dam, Dekker, Diertens, Tony van Dijck, Gijs van Dijk, Dijkgraaf, Dijkhoff, Pia Dijkstra, Remco Dijkstra, Dik-Faber, Diks, Van Eijs, El Yassini, Ellemeet, Van Engelshoven, Fritsma, Futselaar, Gerbrands, Geurts, De Graaf, Graus, De Groot, Groothuizen, Van Haersma Buma, Harbers, Pieter Heerma, Helder, Van Helvert, Hermans, Hiddema, Hijink, Van den Hul, Jetten, De Jong, Karabulut, Keijzer, Van Kent, Koerhuis, Koolmees, Koopmans, Kops, Kröger, Krol, Kuik, Kuiken, Kwint, Laçin, Van der Lee, Leijten, Lodders, Maeijer, Marijnissen, Markuszower, Von Martels, Van Meenen, Middendorp, Van der Molen, Agnes Mulder, Anne Mulder, Edgar Mulder, Nijboer, Van Nispen, Van Ojik, Omtzigt, Van Oosten, Ouwehand, Özdil, Öztürk, Özütok, Paternotte, Pechtold, Peters, Ploumen, Popken, Van Raak, Van Raan, Raemakers, Roemer, Rog, Ronnes, Van Rooijen, Arno Rutte, Schouten, Segers, Sjoerdsma, Snels, Van der Staaij, Tellegen, Thieme, Van Tongeren, Van Toorenburg, Van Veldhoven, Verhoeven, Visser, Voordewind, Voortman, Aukje de Vries, Wassenberg, Van Weerdenburg, Westerveld, Weverling, Van Weyenberg, Wiersma, Wilders, Wörsdörfer, Van 't Wout, Yeşilgöz-Zegerius, Ziengs en Zijlstra,
en de heer Blok, minister van Veiligheid en Justitie, de heer Kamp, minister van Economische Zaken, en de heer Plasterk, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Mededelingen
Mededelingen
Mededelingen
De voorzitter:
Ik deel aan de Kamer mee dat het volgende lid zich heeft afgemeld:
Kuzu.
Deze mededeling wordt voor kennisgeving aangenomen.
Hamerstuk
Hamerstuk
Aan de orde is de behandeling van:
- het wetsvoorstel Wijziging van de Wet milieubeheer en van de Woningwet in verband met het invoeren van het landelijk asbestvolgsysteem en enige andere wijzigingen van de Wet milieubeheer (34679).
Dit wetsvoorstel wordt zonder beraadslaging en, na goedkeuring van de onderdelen, zonder stemming aangenomen.
Diverse woononderwerpen
Diverse woononderwerpen
Aan de orde is het VAO Diverse woononderwerpen (AO d.d. 07/06).
Termijn inbreng
De voorzitter:
Een hartelijk woord van welkom aan de minister. We hebben vijf sprekers. Als eerste is het woord aan mevrouw Beckerman van de fractie van de SP. Zij heeft, zoals iedereen, twee minuten spreektijd.
Mevrouw Beckerman (SP):
Voorzitter. Vorige week zijn in het debat al veel woononderwerpen besproken. Ik spits mij nu toe op Airbnb, want het loopt de spuigaten uit in steden als Amsterdam. De woningnood is hoog, maar tegelijkertijd worden steeds meer woningen onttrokken aan hun functie, namelijk een thuis bieden aan de Amsterdammers. Afgelopen maandag ben ik daarom met een aantal andere Kamerleden op werkbezoek geweest. Kort gezegd is er meer nodig om de wildgroei van Airbnb te kunnen aanpakken. Wat denkt de minister van een Airbnb-wet? Zorg voor een wettelijke basis voor een meldplicht of een maximumaantal dagen. Met het tijdelijk verhuren van een kamer of een huis is niets mis, maar het moet wel leuk blijven. De grenzen moeten duidelijk zijn. Airbnb mag niet ten koste gaan van buurten, huizen en inwoners. Daarom dien ik de volgende motie in, mede namens de leden Voortman, Ronnes en Azarkan.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat verhuur via onlineplatforms als Airbnb kan leiden tot oneigenlijk gebruik van de woonruimte, overlast en illegale hotelvorming;
constaterende dat in diverse wereldsteden, zoals Barcelona en Florence, verschillende mogelijkheden worden benut om toeristische verhuur via onlineplatforms te reguleren;
overwegende dat gemeenten toeristische verhuur via onlineplatforms willen reguleren en dit effectief willen handhaven;
constaterende dat bijvoorbeeld in Amsterdam de wens leeft om het maximale aantal overnachtingen via vakantieverhuur terug te brengen van 60 naar 30 dagen;
verzoekt de regering, een aanvullend instrumentarium te ontwikkelen waarmee gemeenten meer mogelijkheden krijgen om toeristische verhuur te reguleren en handhaven, en dit zo spoedig mogelijk aan de Kamer voor te leggen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Beckerman, Voortman, Ronnes en Azarkan. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 442 (29453).
Mevrouw Beckerman (SP):
Dat was het voor mij.
De voorzitter:
Dat is heel mooi. Dan is het woord aan de heer Kops van de PVV.
De heer Kops (PVV):
Voorzitter. Tijdens het algemeen overleg van 7 juni werd weer eens pijnlijk duidelijk welke absurditeiten zich zoal afspelen rondom de huisvesting van statushouders. Het ging om ontevreden, klagende statushouders die de aan hen toegewezen woonruimte niet goed genoeg vinden. Bovendien werd duidelijk dat een op de tien statushouders met succes klaagt, met succes een woning weigert en vervolgens doodleuk een andere woning aangeboden krijgt. Dat is natuurlijk compleet bezopen en daarom dien ik de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat ontevreden statushouders die klagen over de aan hen toegewezen woonruimte, beter kunnen gaan klagen in het land van herkomst;
verzoekt de regering, de verblijfsstatus van statushouders die klagen over de aan hen toegewezen woonruimte of deze zelfs weigeren, in te trekken,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Kops en Fritsma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 443 (29453).
De heer Kops (PVV):
Tot slot de volgende opmerking. Het is opvallend dat de VVD ook in het vorige AO nogal actief was en bezwaar maakte tegen klagende statushouders. Enerzijds is dat natuurlijk hypocriet, aangezien de VVD deze problemen de afgelopen jaren zelf heeft veroorzaakt, maar anderzijds verwacht ik wel dat de VVD nu voor deze motie gaat stemmen.
De heer Ronnes (CDA):
Voorzitter. In het algemeen overleg zijn diverse woononderwerpen de revue gepasseerd. Ik denk dat een flink aantal daarvan de komende tijd op de agenda zal komen. Ik beperkt mij vandaag tot twee onderdelen. Als eerste is dat een motie met betrekking tot de huisvesting van verwarde personen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat er een forse toename is van mensen die geen vaste woon- of verblijfplaats hebben en (daardoor) ook een toename van mensen die zich melden voor nachtopvang;
overwegende dat er ook een gebrek is aan geschikte huurwoningen, zodat het uitstromen uit opvang, uit beschermd wonen of uit een ggz-instelling vrijwel onmogelijk is;
overwegende dat de initiatiefnemers van het actieprogramma Weer Thuis 10.000 extra (kleine) woningen nodig achten;
verzoekt de regering, spoedig in overleg te treden met de initiatiefnemers van het actieprogramma Weer Thuis teneinde gezamenlijk een plan op te stellen opdat het tekort aan geschikte huurwoningen voor verwarde personen binnen afzienbare tijd weggewerkt is,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Ronnes. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 444 (29453).
De heer Ronnes (CDA):
Ik sluit af met een opmerking over aanbieders op het digitale platform, bijvoorbeeld Airbnb. Wij zien dat de noodzaak aanwezig is om aanvullend gereedschap aan de gemeenten te geven om de ontwikkelingen het hoofd te kunnen bieden. Deze vorm van verhuur zou gereguleerd moeten worden. Het lijkt ons goed dat de wetgeving op dit punt eens goed tegen het licht wordt gehouden en dat bekeken wordt welke aanvullend gereedschap naar de gemeenten toe zou moeten gaan om deze zaak op een verantwoorde manier te kunnen beheersen. Vandaar dat wij de door de SP-fractie aangekondigde motie medeondertekend hebben.
De voorzitter:
Het woord is aan de heer Azarkan.
De heer Azarkan (DENK):
Voorzitter. Ook ik beperk mij tot één onderwerp. Er is in Nederland sprake van een enorme krapte op de woningmarkt. Het aanbod is te laag. Het aantal koopwoningen, huurwoningen en sociale huurwoningen is niet voldoende om de toenemende vraag te kunnen invullen. Mensen moeten soms tot tien jaar wachten — dat is eerder regel dan uitzondering — voordat zij een woning krijgen. Hierdoor kunnen heel veel mensen geen huisvesting voor zichzelf organiseren en daarmee hun dromen niet waarmaken. Het verbaast mij dat wij in de stukken uitgaan van een acceptabel woningtekort van 1,5% tot 2%. In de Woningmonitor 2016 staat dat wij uitgaan van een tekort van 134.000 woningen en dat dit acceptabel is. Ik dien daarom op dit punt de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de regering systeemverantwoordelijkheid bezit ten aanzien van de woningmarkt;
constaterende dat de regering uitgaat van een acceptabel woningtekort, omdat zij aangeeft dat een berekend statistisch tekort van 1,5% tot 2% op de woningmarkt niet als problematisch wordt ervaren;
overwegende dat er op dit moment sprake is van toenemende krapte op de woningmarkt;
van mening dat het vanuit systeemverantwoordelijkheid uitgaan van een acceptabel woningtekort niet zal bijdragen aan het op lokaal/regionaal niveau adresseren van deze krapte;
verzoekt de regering om vanuit haar systeemverantwoordelijkheid niet meer uit te gaan van een acceptabel woningtekort;
verzoekt de regering tevens om in haar gesprekken met verantwoordelijke lokale/regionale partijen op de woningmarkt voor te stellen om in de praktijk niet meer uit te gaan van een acceptabel woningtekort,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Azarkan. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 445 (29453).
De laatste spreker van de zijde van de Kamer is mevrouw Voortman.
Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Voorzitter. Dit is het eerste VAO naar aanleiding van een debat met een demissionaire minister van wonen. Dit leidt er dan ook toe dat er, hoewel er toch nog redelijk wat moties zijn ingediend, minder moties dan anders zijn ingediend
GroenLinks had een motie in voorbereiding inzake het tegengaan van excessieve toeristische verhuur, in ieder geval het onderzoeken of de afspraken die Airbnb met buitenlandse steden maakt ook hier mogelijk zijn. De motie-Beckerman leek echter zo veel op de door ons in te dienen motie, dat ik besloten heb om die motie mee te ondertekenen. Ons doel is om te zorgen voor een instrumentarium dat gemeenten in staat stelt om excessieve toeristische verhuur van woningen aan te pakken. Ik denk dan bijvoorbeeld aan heldere voorwaarden voor het semicommercieel in gebruik nemen van woningen, of aan ruimte voor gemeenten om zelf voorwaarden te stellen aan tijdelijke verhuur van woningen aan niet-bewoners. Het buitenland biedt op dit punt inspiratie. Steden als Berlijn, Florence en Barcelona hanteren bijvoorbeeld de regel dat je niet het hele huis op deze manier mag verhuren en dat je als eigenaar zelf ook thuis moet zijn op het moment dat je je huis deels verhuurt. Een ander voorbeeld is de vergunningplicht. Dat zijn allemaal voorbeelden waarbij ik graag zou willen dat het concreet in de wet mogelijk wordt dat gemeenten dit soort mogelijkheden hebben om excessieve toeristische verhuur tegen te gaan. Daarom hebben wij samen met de SP en een aantal andere fracties deze motie ingediend.
De voorzitter:
Tot zover de termijn van de Kamer. Het woord is aan de minister.
Termijn antwoord
Minister Plasterk:
Voorzitter. Ik kan mij beperken tot het adviseren over de vier ingediende moties.
Verschillende leden hebben het onderwerp van vakantieverhuur ofwel Airbnb in Amsterdam aangesneden. De kwestie is bekend. Het is op zichzelf een sympathiek initiatief van burgers om onderling zonder inbreng van grote organisaties of bedrijven kamers te verhuren. Het neemt echter vormen aan die de leefbaarheid in de stad negatief beïnvloeden, reden voor de lokale overheid om daar actie op te willen ondernemen. De SP-wethouder van Amsterdam is bij mij op bezoek geweest en heeft ondersteuning gevraagd bij het maken van een verordening, die inmiddels in Amsterdam in consultatie is gegeven en daar binnenkort in de gemeenteraad wordt behandeld. Dat is een verordening om de overlast van Airbnb terug te dringen. Hij was buitengewoon tevreden over de ondersteuning die wij hem in technische en juridische zin konden verlenen bij het opstellen daarvan. Hij heeft dus nu een verordening voorgelegd aan de Amsterdamse gemeenteraad en die komt daar in behandeling.
Ongetwijfeld zullen de opvattingen over het voorstel van wethouder Ivens uiteenlopen. Verschillende partijen uit oppositie en coalitie zullen daar verschillend over denken. Ik vind het echter niet aan mij om, daar waar het nu in Amsterdam via een voorstel in de gemeenteraad wordt opgepakt, het oordeel aan de Kamer te laten over de motie op stuk nr. 442. Als die hetzelfde beoogt als wat de SP-wethouder van Amsterdam beoogt — ik kan mij dat voorstellen, want mevrouw Beckerman is eerste ondertekenaar daarvan — voegt die niets toe. Als de motie iets anders beoogt dan wat wethouder Ivens beoogt, zou ik het niet sjiek vinden als wij die hier aannemen terwijl hij zijn eigen voorstel nog in de Amsterdamse gemeenteraad moet verdedigen. Dan wil ik de discussie in eerste instantie daar laten. Dan ontraad ik de motie.
Mevrouw Beckerman (SP):
Afgelopen maandag waren we met een groot deel van de sprekers op bezoek in Amsterdam. Daar is inderdaad gezegd dat er een voorstel is dat naar de raad gaat, maar er is ook duidelijk aangegeven dat de wetgeving op dit moment achterloopt bij de problemen die ze ervaren en dat ze heel erg moeten hangen en wurgen om op de juiste manier te kunnen handhaven. Die problemen hebben zij geschetst. Wij zien dat dit niet alleen een Amsterdams probleem is, maar nu al en potentieel in de toekomst op andere plekken gaat spelen. Wij verzoeken de minister dus — dat staat in de motie — om gemeenten te helpen en om mogelijkheden te geven om te handhaven als de leefbaarheid in het gedrang komt. Zou u op die manier de motie kunnen lezen?
Minister Plasterk:
Ik heb uitgebreid met wethouder Ivens gesproken en tegen mij heeft hij helemaal niet gezegd dat hij vond dat hij geen instrumentarium had, integendeel. En dat blijkt ook, want hij heeft mede op basis van dat gesprek een voorstel bij de Amsterdamse gemeenteraad ingediend om dit te gaan reguleren. Dat voorstel moet daar nog besproken worden. Ik zou graag samen met mevrouw Beckerman schouder aan schouder met wethouder Ivens willen staan en zeggen: laat het voorstel daar in behandeling worden genomen. Mocht bij de behandeling blijken dat men daar op problemen stuit, dan ben ik altijd bereid om het gesprek met de gemeente Amsterdam aan te gaan. Ik wijs erop dat in een van de constateringen staat dat in Amsterdam de wens leeft om het maximumaantal overnachtingen terug te brengen van 60 naar 30. Dat blijkt in ieder geval niet uit wat het college van Amsterdam, een coalitie met SP en VVD — dat moge zo zijn, maar het is een legitiem college van Amsterdam — in zijn eigen voorstel heeft opgenomen. Daarin staat 60 dagen als grens. Ongetwijfeld leven er nog andere wensen, ook elders in Amsterdam, maar ik heb te dealen met de daar zittende wethouder. Of dat voor de SP een comfortabele coalitie is, moet iedereen op elk moment zelf beoordelen. Ik kan alleen met het bestuur van Amsterdam hierover spreken.
De voorzitter:
Ik stel vast dat de minister de motie ontraadt.
Minister Plasterk:
Ja.
De voorzitter:
De heer Ronnes nog even, kort.
De heer Ronnes (CDA):
Is het mogelijk om als mede-indiener van een motie ook nog een vraag daarover aan de minister te stellen?
De voorzitter:
Ja, mits heel kort.
De heer Ronnes (CDA):
De motie is ook tot stand gekomen door de oproep om eens goed te kijken naar de huidige wetgeving. Niet wethouder Ivens maar het college van Amsterdam heeft gezegd dat het met de handhaving in de problemen komt omdat wij met wetgeving achter de feiten aanlopen. Ziet de minister dat de huidige wetgeving niet geschikt is voor het goed beheersen van Airbnb?
Minister Plasterk:
We moeten niet met dubbele tong gaan praten. Als het college van Amsterdam de eigen gemeenteraad een voorstel voor een aanpak voorlegt, en het de raad om steun vraagt om het zo uit te voeren, dan ga ik ervan uit dat dat in ieder geval in de ogen van het college van Amsterdam een verstandige aanpak is. Dat ga ik dan niet ondergraven vanuit de Tweede Kamer. Mocht blijken dat men in Amsterdam bij nader inzien niet uit de voeten kan met dit voorstel, dan sta ik open voor een gesprek over wat we additioneel zouden kunnen doen.
De voorzitter:
Heel kort nog even.
De heer Ronnes (CDA):
Dát zijn juist de signalen die wij uit Amsterdam ontvangen. We moeten niet komen aan de verordening die voorligt. Dat proces moeten we laten gaan, maar daarbovenop zegt men: buiten de verordening die we voorgesteld hebben, zijn wij niet in staat om met de huidige wetgeving goed te handhaven. On top of de verordening die er ligt, moet er goed gekeken worden naar de wetgeving.
Minister Plasterk:
We moeten hier toch niet gemeenteraadje Amsterdam gaan spelen. Door het college van Amsterdam is eerst een verordening in consultatie gegeven, die nu aan de gemeenteraad is aangeboden. Die moet dáár behandeld worden. Ik neem aan dat het college van Amsterdam de overtuiging heeft dat men met die verordening een adequate aanpak van Airbnb realiseert. Mocht blijken dat men daar bij nader inzien toch anders over denkt, dan hoor ik het graag. Dan sta ik open voor een gesprek met wethouder Ivens om te bekijken of er vanuit het Rijk nog iets zou moeten gebeuren, wellicht zelfs op het terrein van wetgeving. Ik teken daar overigens bij aan dat dat een heel lang traject oplevert. Als de wethouder het binnen de huidige wettelijke kaders wil oplossen, wat kennelijk zijn eigen overtuiging is, dan kan dat nu vrij snel gebeuren.
De voorzitter:
Helder. We gaan naar de volgende motie, de motie op stuk nr. 443.
Minister Plasterk:
Die motie betreft de kwestie van statushouders die de aan hen toegewezen woonruimte weigeren. In het AO is al gebleken dat die weigering maar in 10% van de gevallen wordt erkend. Sowieso gebeurt het niet zoveel. Als het gebeurt, dan wordt het in 90% van de gevallen niet erkend, en daarmee verspeelt de statushouder het recht op woonruimte. De rechter kan in heel specifieke situaties oordelen dat er een geldige reden is waarom net op die plek deze woning niet geschikt is. Dat stelsel bestaat in Nederland. Daar zou ik niet aan willen tornen. Met de verblijfsstatus heeft dat feitelijk niets te maken. Nogmaals: de regel is dat een statushouder de plicht heeft om de woning die aan hem is toegewezen, te accepteren. Over het algemeen gebeurt dat ook, maar als hij weigert, wordt getoetst of dat terecht is, en in 90% van de gevallen wordt dat niet erkend. Dan verspeelt de statushouder zijn recht daarop als hij zou persisteren in het weigeren van die woning.
De heer Kops (PVV):
Dit is een beetje hetzelfde riedeltje als in de commissievergadering. Vanaf 2014 is het 116 keer voorgekomen dat een klacht van een statushouder gegrond is verklaard. 116 keer heeft een statushouder gewoon een andere woning aangeboden gekregen. Ik zou zo graag van de minister eens willen weten wat hij inhoudelijk van de motie vindt. Ik kan het ook omdraaien. Waarom vindt de minister het klaarblijkelijk acceptabel om aan klagende, ontevreden statushouders tegemoet te komen?
Minister Plasterk:
Wat niet kan, is dat een statushouder zegt: ik vind het niet zo'n mooie woning, ik zou best een andere willen. Dat wordt niet erkend. Van het kleine aantal mensen dat weigert — de meesten zijn immers blij dat ze iets krijgen toegewezen — wordt het grootste deel van de klachten afgewezen. Er kan echter, maar dat moet de rechter toetsen, een specifieke, voor die persoon geldende situatie zijn waarom net op die plek de woning voor betrokkene niet geschikt is. Dat kan met locatie, privéomstandigheden of wat voor persoonlijke dingen dan ook te maken hebben; daar treed ik verder niet in. Dat wordt in Nederland door de rechter getoetst. Het is niet aan de minister om daar een oordeel over te hebben. Ik constateer wel dat het kennelijk zeer terughoudend gebeurt, omdat in 90% van de gevallen een dergelijke afwijzing niet wordt erkend, waardoor men de woning gewoon moet accepteren en anders het recht op een woning verliest. Verder kan ik er inhoudelijk niet over oordelen op deze plek; dat past mij niet.
De motie van de heer Ronnes op stuk nr. 444 beschouw ik als ondersteuning van beleid. We doen dat in de vorm van overleg en instrumenten als kortingen op de verhuurderheffing. In ben het ermee eens dat hier een problematiek ligt en dat we die samen met woningbouwcorporaties en de initiatiefnemers van het Actieprogramma Weer Thuis goed moeten oppakken. Ik laat het oordeel over deze motie dus aan de Kamer.
Ten slotte is er de motie van de heer Azarkan op stuk nr. 445. Hij heeft volgens mij ook een achtergrond in het onroerend goed en hij heeft dit met veel precisie aan de orde gesteld. Ik heb dat ook geprobeerd te doen. Ik denk toch dat hier wellicht twee kwesties door elkaar spelen. De ene is dat er inderdaad een frictieleegstand is van ongeveer 2%. Het gaat om huizen die op dat moment even niet bewoond worden en waar nog weer iemand naartoe moet. Dat is in een markt praktisch altijd het geval. Het andere is dat er, als je alles bij elkaar optelt en van elkaar aftrekt, een tekort aan huizen is van ongeveer 1,8%. Dat wordt als uitgangspunt genomen. Dat is niet waar we naar streven; niemand streeft natuurlijk naar een tekort aan huizen. Maar het is in de markt wel normaal dat een aantal mensen een woning zoeken en zitten te wachten op een geschikte woning. Die slapen niet onder een brug; ze zijn niet dakloos. Maar ze zouden liever een woning met een tuin hebben of bij hun ouders weggaan, of ze hebben andere wensen die ze niet onmiddellijk vervuld kunnen krijgen. Dat is dat tekort van 1,8%. Nogmaals, het is dus niet zo dat de overheid bewust probeert om woningnood te creëren, maar dat is de feitelijke situatie. Als we zouden aansturen op het verder reduceren van dat kengetal van 1,8%, dan zou dat alleen kunnen door meer leegstand te creëren. Die leegstand is weer maatschappelijk onwenselijk. Ook de markt zou daar overigens op gaan acteren, want leegstand van zoiets gewensts als woonruimte zou ook ongewenste verschijnselen in de markt opleveren.
Ik denk dus dat we eigenlijk ongeveer hetzelfde bedoelen. We willen namelijk dat zo veel mogelijk huizen bezet zijn en dat zo veel mogelijk woningzoekers uiteindelijk een plek vinden. Dat is ook de reden waarom er een uitgebreid bouwprogramma is, dat van alle kanten wordt ondersteund. Maar ik vind de formulering "uitgaan van een acceptabel woningtekort" in het dictum van de motie toch net iets te wazig, om de reden die ik gaf. Ik zou deze motie dus toch ontraden. Maar nogmaals, we bedoelen volgens mij hetzelfde.
De heer Azarkan (DENK):
Dan staat het toch ook wat ongelukkig in de stukken. Want ik lees toch echt, en dan citeer ik even uit pagina 3 van de brief die voorafgaand aan het AO aan de Kamer is gestuurd, dat er uit wordt gegaan van een acceptabel tekort en dat dat op dit moment 1,8% van de bestaande voorraad is. De minister gaf aan het begin van zijn betoog aan dat er een frictieleegstand is, maar die ken ik op de kantorenmarkt. Daar gaat het om 3%. Het aanbod is daar dus 103%. En ik heb die frictieleegstand op de woningmarkt in de stukken niet kunnen ontdekken. Is het woningaanbod op dit moment in totaal nou 98% of 102% van de behoefte?
Minister Plasterk:
Ik lees nu maar even letterlijk voor, zodat ik geen nieuwe misverstanden creëer. In dat berekende tekort wordt al uitgegaan van gemiddeld 2% frictieleegstand. Het is dus allebei waar. Je bouwt het op uit hoeveel we hebben, hoeveel mensen willen en wat de leegstand is. Die leegstand is tot op zekere hoogte onvermijdelijk, omdat mensen zijn verhuisd en andere mensen nog niet in hun huis zijn getrokken. Dat levert een frictieleegstand op van ongeveer 2%, die op zichzelf een gegeven is. Alles bij elkaar genomen werkt de markt op een fatsoenlijke manier, met een tekort van 1,8%. Dat is niet dramatisch en leidt ook niet tot maatschappelijk onacceptabele effecten. Mensen aan de vraagkant kunnen namelijk ook wel leven met het gevoel dat ze eigenlijk zijn ingeschreven voor een woning en hopen dat ze die krijgen, maar dat ze die morgen nog niet hebben. Dat levert dat tekort op. Nogmaals, we streven er niet naar, maar we gaan er wel van uit.
De voorzitter:
Afrondend en kort, mijnheer Azarkan.
De heer Azarkan (DENK):
Ja, zodat ik het goed begrijp. Binnen het aanbod van die 98,2% zit dus nog 2% frictie en staat dus 2% leeg.
Minister Plasterk:
Ja.
De heer Azarkan (DENK):
Binnen dat aanbod.
Minister Plasterk:
Ja.
De heer Azarkan (DENK):
Dan wil ik toch het volgende meegeven. Ik erger me al jaren aan het feit dat bijvoorbeeld studenten heel moeilijk aan woningen kunnen komen. Mensen moeten in de sociale huursector tien, twaalf jaar wachten op een woning. Ik ben het dus niet met de minister eens dat dit een situatie is waarmee door mensen op een goede manier wordt omgegaan. Er is gewoon een behoefte.
Minister Plasterk:
Ja. Maar goed, dan komen we terug op de discussie de we eerder hebben gevoerd.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Ik dank de minister voor zijn aanwezigheid hier. Ik dank ook de woordvoerders. Aanstaande dinsdag stemmen wij over de vier moties die vandaag zijn ingebracht. Na de schorsing hebben wij de regeling van werkzaamheden en de herdenking van medewerker Ivo Sneep.
De vergadering wordt van 11.12 uur tot 13.31 uur geschorst.
Voorzitter: Arib
Herdenking van de heer Ivo Sneep
Herdenking van de heer Ivo Sneep
Aan de orde is de herdenking naar aanleiding van het overlijden van de heer Ivo Sneep (medewerker bij het BOR en voormalig griffier van de commissie I&M).
De voorzitter:
Ik wil iedereen in de zaal en op de publieke tribune verzoeken om, voor zover dat mogelijk is, te gaan staan.
Beste leden, beste collega's van Ivo en beste familie van Ivo, ik hoop dat u meekijkt.
Ivo hield van muziek. Van moderne muziek en van klassieke muziek, maar absoluut niet van Bach. Zijn liefde voor muziek past wel bij hoe hij was. Net als sommige klassieke stukken, was hij iemand van uitersten. Van een leven in verschillende hoofdstukken, met verschillende toonhoogtes en snelheden.
In de aanloop naar vandaag zullen de collega's van Ivo, Kamerleden en oud-Kamerleden veel aan hem hebben gedacht. Wij kennen Ivo als griffier van de commissie I&M, maar zeker ook van alle keren dat we hem tegenkwamen buiten de vergaderzalen. Je kon vreselijk met Ivo lachen. Tot de tranen je over de wangen liepen. Dat waren zijn lichtere periodes. De sprankelende stukken, de hoge noten, de snelle maten. Zo hebben de meesten van ons Ivo leren kennen.
Hij begon in 2007 als plaatsvervangend griffier bij de commissie Verkeer en Waterstaat. Al snel werd duidelijk dat hij een griffier in hart en nieren was. Nooit op de voorgrond of in de schijnwerpers. Ivo zorgde er in de luwte voor dat alles tot in de puntjes was geregeld.
Hij legde de lat hoog voor zichzelf. Hij was een perfectionist met een groot verantwoordelijkheidsgevoel. Hij was betrokken en collegiaal, en hechtte veel waarde aan een goede samenwerking met diensten als het BOR.
Ivo wilde altijd precies weten hoe het zat. Het kostte hem moeite om dingen uit handen te geven. Mede op aandringen van zijn adjunct-griffiers leerde hij loslaten, maar het gebeurde regelmatig dat hij zijn adjuncten verraste door dingen zelf uit te zoeken of te regelen. En dat had niet alleen betrekking op procedures. Ivo mocht dan griffier zijn, hij hield ervan om in de inhoud te duiken. Soms dook hij iets te diep. Hij vond het bijvoorbeeld moeilijk om notities kort en bondig te houden. Een mooi voorbeeld is een zogenaamd beknopt wetgevingsrapport dat hij ooit opstelde over de Wet op de kilometerprijs. Als wij een definitie zouden moeten geven van beknopt, denken wij altijd aan een of twee A4'tjes. Ivo leverde een rapport af van 32 pagina's.
Een jaarlijks terugkerend hoogtepunt was de plenaire behandeling van de I en M-begroting. Ivo maakte daar echt een feestje van. Gewapend met pepermuntjes en druivensuiker liep hij dan de plenaire zaal binnen, ging daar zitten en zei: "Ik ben er klaar voor; laat maar komen". En hoe lang het ook duurde, hoe laat het ook werd, Ivo was er en hij was altijd scherp. Zeker als het ging om wat er in de zaal gebeurde; hij hield alles in de gaten.
Maar het allermooiste moment, zijn allermooiste herinnering — dat kan ook eigenlijk niet anders voor iemand met zo veel gevoel voor decorum en protocol — was die keer dat Ivo griffier van de Commissie van in- en uitgeleide was. Hij was apetrots dat hij de Koningin in de Ridderzaal mocht begeleiden en zijn vader aan de koninklijke familie mocht voorstellen.
Het waren hoogtepunten, maar we proefden toen al dat er donkere tijden waren aangebroken. De lagere, sombere tonen. Die zwaarte hield aan. Het lukte Ivo niet om de weg omhoog weer in te zetten. Hij overleed op 17 mei, slechts 41 jaar oud. Zijn dood kwam voor ons allemaal als een grote klap. We missen hem. Ivo Sneep, die nauwkeurige, toegewijde en vriendelijke man, die zo precies op zijn uiterlijk was, en een van onze beste griffiers. Hij laat een grote stilte achter.
Wij wensen zijn familie en vrienden veel sterkte toe in deze moeilijke tijd. Ook bij de collega's die direct met Ivo hebben samengewerkt — ik zie ze allemaal op de publieke tribune, en ze staan ook achter mij — is het verdriet groot. Wij leven met hen mee.
Dan wil ik u nu verzoeken om een moment van stilte in acht te nemen.
(De aanwezigen nemen enkele ogenblikken stilte in acht.)
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
Mededelingen
Mededelingen
Mededelingen
De voorzitter:
Het voelt een beetje vreemd om van de herdenking van Ivo Sneep over te schakelen naar de orde van de dag, maar zo gaat het in het leven, soms.
Op de tafel van de Griffier ligt een lijst van ingekomen stukken. Op die lijst staan voorstellen voor de behandeling van deze stukken. Als voor het einde van de vergadering daartegen geen bezwaar is gemaakt, neem ik aan dat daarmee wordt ingestemd.
Regeling van werkzaamheden
Regeling van werkzaamheden
Regeling van werkzaamheden
De voorzitter:
Ik stel voor, dinsdag aanstaande ook te stemmen over:
- de brief van de vaste commissie voor Europese Zaken (34734, nr. 2);
- de moties ingediend bij de wetgevingsoverleggen van de vaste commissies voor Veiligheid en Justitie en Defensie en de algemene commissie voor Wonen en Rijksdienst over de jaarverslagen 2016.
Ik stel voor, toe te voegen aan de agenda van de Kamer:
- het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en enkele andere wetten met het oog op het omvormen van het Associate degree-programma tot zelfstandige opleiding (Wet invoering associate degree-opleiding) (34678).
Op verzoek van de aanvrager stel ik voor, het debat over het besluit van Duitsland om militairen in het kader van de anti-ISIS-operatie terug te trekken uit Turkije van de agenda af te voeren.
Ik deel mee dat de volgende moties zijn vervallen:
34002-67; 31066-238; 34700-3.
Op verzoek van het lid Van Brenk stel ik voor, haar motie op stuk nr. 269 (29282) opnieuw aan te houden.
Ik stel voor, de volgende stukken van de stand van werkzaamheden af te voeren:
34719-3; 22112-2353; 26695-120; 24587-688; 28741-32; 29270-115; 25422-201; 2017Z08173; 27838-17; 29521-342; 29521-334; 34725-V-1; 29689-816; 25424-329; 21501-32-1029; 33037-215; 34550-X-78; 34725-X-1; 34550-VI-111; 34550-VI-110; 33576-106; 34550-X-91; 34550-XIII-133; 21501-07-1444; 21501-20-1231; 21501-07-1441; 21501-07-1443.
Ik stel voor, toe te voegen aan de agenda:
- het VAO Energieraad, met als eerste spreker het lid Kröger namens GroenLinks.
Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.
Verdeling lasten klimaatbeleid
Verdeling lasten klimaatbeleid
Aan de orde is het dertigledendebat over de verdeling van de lasten voor klimaatbeleid.
Termijn inbreng
De voorzitter:
Ik heet de minister van Economische Zaken van harte welkom.
Ik geef het woord aan mevrouw Beckerman namens de SP-fractie, die net een snoepje in haar mond stopt. Lukt het?
Mevrouw Beckerman (SP):
Voorzitter. Klimaatverandering wacht niet op een kabinetsformatie. Wij hebben een goed klimaatbeleid nodig, maar dan moet dat wel een eerlijk klimaatbeleid zijn. Daar gaat het mis. De armste Nederlanders draaien nu op voor het klimaatbeleid.
Een paar maanden geleden ontmoette ik Jeffrey voor het eerst. Hij werkt in de kolentoevoer voor kolencentrales en hij wordt dubbel geraakt. Klimaatverandering is voor hem, net als voor anderen, een bedreiging, maar hij zal ook nog zijn baan kwijtraken. Is er dan een groene baan voor hem? Wat betekent dit voor zijn inkomen?
In de Oosterparkwijk in Groningen, waar ik woon, zie je geen Tesla's maar wel mensen die hun energierekening niet kunnen betalen. Bijna niemand heeft geld op de spaarrekening om te investeren in een warmtepomp of zonnepalen. Velen moeten echt op hun uitgaven letten als zij boodschappen doen. Dit blijkt ook uit de cijfers van het CE Delft-rapport waarover wij discussiëren. Bedrijven veroorzaken voor 3,3 miljard aan klimaatschade en betalen 1,5 miljard. Huishoudens veroorzaken voor 2,6 miljard aan klimaatschade en betalen 5,4 miljard. Slechts een kwart van de baten van het klimaatbeleid gaat naar huishoudens en 80% daarvan gaat naar de mensen met de hoogste inkomens. Ik herhaal: 80% daarvan gaat naar de mensen met de hoogste inkomens. En dat terwijl een derde van de armste Nederlanders nu al 11% van zijn of haar inkomen kwijt is aan energie; in 2050 is dat gemiddeld 17%. Zoals Ephimenco al zei: een groene happy few tegenover klimaatpaupers.
Het klimaatbeleid vergroot de ongelijkheid terwijl ongelijkheid weer zorgt voor klimaatverandering. Zien wij hier de grootste kapitaaloverdracht van arm naar rijk sinds de Tweede Wereldoorlog? Onrechtvaardigheid ondermijnt het draagvlak voor klimaatbeleid en dat terwijl wij zo hard een eerlijk klimaatbeleid nodig hebben. De lusten en de lasten eerlijk verdelen, daarvoor pleiten ook Milieudefensie, de Woonbond en de FNV. Maar ook Kim Putters, directeur van het Sociaal en Cultureel Planbureau, stelt dat klimaatverandering geen splijtzwam moet zijn. Klimaatverandering wacht niet op een kabinetsformatie. We moeten nu aan de slag. De SP wil dan ook pleiten voor een parlementaire onderzoekscommissie, waarbij alle partijen samen onderzoek doen en met voorstellen komen voor een eerlijk klimaatbeleid, zoals we ook zulke commissies hadden voor het verduurzamen van de voedselproductie, voor biotechnologie en voor onderhoud en innovatie van het spoor, én in 1996 voor klimaatverandering en het broeikaseffect, teneinde de kennis te vergroten en met voorstellen te komen. Ik pleit daar weer voor. Ik pleit voor een parlementaire onderzoekscommissie voor een eerlijk klimaatbeleid. Laten we zo breed mogelijk de handen ineenslaan en samen zorgen voor een eerlijke energierevolutie.
De heer Bosman (VVD):
Natuurlijk staat er een hoop te gebeuren. Dat moet ook. We hebben al het Parijsakkoord ondertekend. Er zijn overigens ook al goede stappen gezet, maar daar hoor ik de SP weinig over. Als we zien hoe deze minister wind op zee in de markt heeft gezet en als we zien dat de subsidie voor wind op zee bij een Duits park nul is, dan is dat de kern van het verhaal, waarbij je de kosten naar beneden brengt. Ik hoor de SP alleen maar praten over het herverdelen — dat is weer zo'n typisch herverdelingsverhaal — maar waar het gaat om het naar beneden brengen van de kosten waardoor het voor iedereen betaalbaar wordt, mis ik eigenlijk het compliment van de SP aan deze minister.
Mevrouw Beckerman (SP):
Als ik u zo hoor, denk ik dat ik eigenlijk wel een heel goed voorstel heb gedaan. Ik heb niet gevraagd om een SP-voorstel. Ik heb gezegd: laten we de handen ineenslaan, laten we als compleet parlement zelf onderzoek doen naar een eerlijk klimaatbeleid en laten we ook met nieuwe oplossingen komen, zoals deze Kamer dat in 1996 al deed. Dus eigenlijk doe ik u niet zo'n gek voorstel. Laten we samen met oplossingen komen. U bent al heel optimistisch. Ik ben dat wat minder, maar ik denk dat dit een heel mooi middel kan zijn om het nog beter te maken.
De heer Bosman (VVD):
Dat heeft niets met optimisme te maken maar met realiteit, met datgene wat we nu zien gebeuren, met wat er door goed beleid van dit kabinet en deze minister van Economische Zaken in werking is gesteld, waardoor we de kosten naar beneden zien gaan. Dat verhaal mis ik bij u. Vanuit de realiteit van vandaag zien we dat het veel belangrijker is om de kosten naar beneden te brengen dan om te komen tot een herverdeling, waar de SP voor pleit. Ik had gevraagd om een compliment voor deze minister, maar kennelijk kan dat er niet af bij de SP.
Mevrouw Beckerman (SP):
Het is wel mooi om te zien hoe we het voor een deel toch eens worden. De kosten moeten inderdaad omlaag. Wat ik wel zie en u misschien wat minder, is dat in de wijk waar ik woon, de Oosterparkwijk in Groningen, maar ook in vele andere wijken, er echt een probleem is met energiearmoede. Ik zou inderdaad willen pleiten voor een grootschalige herverdeling van lusten en lasten. Ik snap dat ik u daarbij niet aan mijn zijde vind, maar laten we in ieder geval dan samen nadenken over hoe we ervoor kunnen zorgen dat die kosten naar beneden gaan. Energiearmoede is én niet goed voor de mensen die het treft, én niet goed voor het klimaat én niet goed voor het draagvlak voor duurzaamheid. Dus laten we juist de handen ineenslaan.
De heer Van Aalst (PVV):
Er moet mij namens de PVV toch iets van het hart. De SP vraagt een debat aan over de gevolgen van dit klimaatbeleid, met name voor de lage inkomens. U zegt dat de lage inkomens zo zwaar getroffen worden dat er iets aan gedaan moet worden. Maar het is de SP die hier gepleit heeft voor het energieakkoord en voor het klimaatakkoord. U hebt de opslag van duurzame energie mogelijk gemaakt. Vindt de SP het dan niet hypocriet om hier op te komen voor de lage inkomens? U hebt de extra lasten voor die mensen toch veroorzaakt?
Mevrouw Beckerman (SP):
Sterker nog, de SP heeft zelfs haar handtekening gezet onder een klimaatwet, maar niet voordat … Dat was een heel belangrijk moment; wij stonden niet onder de eerste versie. De handtekening van de SP werd pas geplaatst nadat wij de zekerheid hadden dat dit klimaatbeleid een eerlijk klimaatbeleid zou zijn. En dat zullen we blijven doen. We zijn inderdaad voor een groene revolutie maar we zijn ook voor een sociale revolutie, een eerlijke verdeling van lusten en lasten.
De heer Van Aalst (PVV):
Als wij dus als PVV met een motie komen om die belastingopslag tegen te gaan voor die lage inkomens en om die belasting op duurzame energie tegen te gaan, vinden wij de SP dan nu wel aan onze zijde of laat u weer verstek gaan?
Mevrouw Beckerman (SP):
Ik heb zo'n motie nog niet gezien. Ik wil graag naar elke motie kijken, maar ik denk dat wij twee dingen moeten doen: zorgen dat de lusten en lasten eerlijk verdeeld worden, maar tegelijkertijd zorgen voor een goed klimaatbeleid. Ik woon in Groningen. Als ergens pijnlijk duidelijk wordt dat wij moeten stoppen met fossiel, dan is het daar. Dan moeten we inderdaad alternatieven ontwikkelen en hebben we een klimaatbeleid en een sociaal beleid nodig. Dat gaat hand in hand. Daarom is mijn voorstel om dat samen te gaan onderzoeken.
De heer Wassenberg (PvdD):
Voorzitter. Het klimaat verandert. Door onze leefwijze, door de grote ecologische voetafdruk van de westerse mens, verandert het klimaat. Gebieden verdrogen, andere gebieden krijgen juist te maken met grote neerslag. Woestijnvorming en overstromingen, dat zijn de twee smaken. Het zijn ook de meest zichtbare gevolgen van de klimaatverandering. De gevolgen zijn voor iedereen merkbaar. Oogsten mislukken, drinkwater wordt schaars en het zijn de allerarmsten elders in de wereld die de rekening betalen.
Het moge duidelijk zijn: degenen die mondiaal het hardst getroffen worden zijn niet dezelfden die de grootste bijdrage aan de klimaatverandering hebben geleverd. Ook binnen Nederland zijn de lusten en lasten oneerlijk verdeeld. Degenen die het meeste bijdragen aan de klimaatverandering hebben er het minste last van. De ene sector draagt veel meer bij aan de klimaatverandering dan de andere. Het ene bedrijf draagt veel meer bij dan het andere. De ene burger draagt veel meer bij dan de andere.
Wij moeten naar een rechtvaardig en effectief klimaatbeleid. Is de minister het met mij eens dat in het behalen van de klimaatdoelstellingen het principe "de vervuiler betaalt" leidend moet zijn? In deze context kan ik dat vertalen in: de uitstoter betaalt.
Nu is het omgekeerde het geval: hoe meer energie je verbruikt, hoe meer je uitstoot, hoe meer de overheid je ondersteunt en helpt. Grootverbruikers van energie, zoals de zware industrie, de luchtvaart en de landbouw, worden waar mogelijk ontzien. Deze grootverbruikers betalen verhoudingsgewijs veel minder energiebelasting. Zelfs kolencentrales worden gesteund met teruggaafregelingen. De vervuiler vervuilt en de belastingbetaler mag betalen. Is de minister het met mij eens dat wij, als wij de uitstoot van broeikasgassen echt willen aanpakken, moeten stoppen met de beloning van grootverbruik en zo snel mogelijk af moeten van allerlei verlichtende maatregelen voor bedrijven en grootverbruikers van energie?
In het debat vanochtend spraken wij over energiebesparing. Ik zei toen: de meest duurzame energie is energie die je niet gebruikt. Andere woordvoerders zeiden iets soortgelijks, net als de minister. Ik wil dat hier herhalen. Energie die je niet gebruikt, leidt niet tot uitstoot van broeikasgas. Energiebesparing spaart dus het klimaat. Energiebesparing spaart ook de portemonnee. Denk aan de goede isolatie van woningen.
De Partij voor de Dieren stelt voor om een isolatiefonds op te richten, een fonds beschikbaar voor iedereen om de nodige isolerende maatregelen te nemen met een geschikte terugbetaaltermijn. Staat de minister hier positief tegenover?
De effecten van het klimaatbeleid op de allerarmsten zouden eigenlijk ook besproken moeten worden met de minister voor Wonen en Rijksdienst. Om de effecten van klimaatverandering op de allerarmsten te beperken, ontkomen wij er niet aan om ook de voorraad sociale huurwoningen te isoleren. Ook mensen in sociale huurwoningen moeten hun energierekening kunnen verlagen door isolerende maatregelen. Wij voeren dit debat met de minister van EZ. Mijn vraag aan hem is: welke maatregelen neemt het kabinet om de voorraad sociale huurwoningen te laten verduurzamen, zodat ook de allerarmsten maatregelen kunnen treffen tegen de klimaatverandering? Ik heb er begrip voor als die vraag later schriftelijk wordt beantwoord.
De heer Bosman (VVD):
Volgens mij is er een fonds voor isolatie, maar dat terzijde. Ik heb een vraag aan de heer Wassenberg over de maatregelen die hij wil nemen voor de industrie. De industrie moet volgens hem gewoon meer gaan betalen. Moeten we dat gewoon als Nederland alleen doen en maar zien wat de consequenties zijn? Of vindt de heer Wassenberg dat dit Europees of misschien zelfs mondiaal moet worden aangepakt?
De heer Wassenberg (PvdD):
Over een mondiale aanpak heb je natuurlijk weinig te zeggen. Liefst zou ik het Europees zien, maar laten we inderdaad beginnen in Nederland. Laten we niet elke keer wachten, want als je op Europa wilt wachten of, nog erger, op de hele wereld, komt er nooit iets voor elkaar. Uiteindelijk zul je dus stappen moeten zetten. Misschien kan ik zeggen dat je niet in één keer van alles naar nul gaat, maar je zult in Nederland moeten beginnen. Eindeloos op Europa wachten heeft heel weinig zin, want dan kom je er nooit.
De heer Bosman (VVD):
Dat vind ik al een mooie beweging: we gaan het geleidelijk doen. We doen het dus met zorgvuldigheid, goed kijkend naar de consequenties en in samenhang met datgene wat om ons heen gebeurt. Begrijp ik de heer Wassenberg op die manier goed?
De heer Wassenberg (PvdD):
Nou, dat is een wel heel vrije interpretatie. Ik zeg: je gaat niet meteen van alles naar niks. Dan geeft u daar een wel heel ruime betekenis aan. Nee, ik zeg: we moeten niet op Europa wachten, we moeten helemaal niet op de wereld wachten, maar we kunnen zelf stappen zetten. Dan is het misschien onwaarschijnlijk om in één keer de kraan helemaal dicht te draaien, maar laten we er in elk geval mee beginnen. Laten we daarvoor gewoon termijnen afspreken. Laten we in ieder geval beginnen met het te bediscussiëren.
De heer Bosman (VVD):
Voorzitter. De VVD staat voor een betaalbare, betrouwbare en schone energievoorziening. Met het energieakkoord hebben we de eerste stap gezet. Om de verduurzaming op het niveau te brengen van het akkoord van Parijs moeten we nog veel meer en veel grotere stappen zetten. Die stappen zijn absoluut niet gemakkelijk. Als de doelen van het energieakkoord niet worden gehaald of niet gehaald dreigen te worden, staan de partijen hier de minister te verwijten niet snel genoeg te gaan. Als de minister stappen zet, staan de partijen de minister te verwijten te grote stappen te zetten. Nu zet de minister de grote stappen die de aanvrager van dit debat wil, maar zijn de kosten weer niet gewenst.
De partijen die de energietransitie te veel vinden kosten, zijn veelal ook de partijen die steeds maar grotere stappen willen zetten. De VVD is voorstander van een betaalbare, betrouwbare en schone transitie, een transitie die niet alleen verduurzaamt maar ook ervoor zorgt dat de kosten betaalbaar blijven, we altijd warm kunnen douchen en nog steeds de smartphone kunnen blijven opladen. Maar betrouwbaarheid is ook: bedrijven investeringszekerheid bieden en langetermijnafspraken maken die niet bij elk Kamerdebat veranderen.
Onzekerheid zorgt voor hogere kosten. De meest gehoorde oplossing is dat we de bedrijven in ons land gewoon meer belasten om ze die hoge prijs van de energietransitie te laten betalen. Vergeet niet dat die energieprijs gewoon aan de consument wordt doorberekend en dat de industrie zorgt voor werkgelegenheid en innovatie. Ook dat willen we niet kwijtraken. Graag een visie van de minister hierop.
De energierekening moet geen inkomenspolitiek worden, de energierekening moet geen compensatie kennen, maar we moeten werken aan een echte energieprijs. Dat is een energieprijs waarbij geen subsidies meer nodig zijn maar waarbij duurzame energie de prijs bepaalt. Ook moeten we werken aan een energierekening waarbij het salderen en de nettarieven goed geregeld zijn. De VVD spreekt zich daarom sterk uit tegen partijen in de Kamer die de energierekening weer zien als een manier voor herverdeling en voor het uitdelen van subsidies. De VVD wil een energierekening met een zuivere energieprijs, waarbij de decentrale opwek een eerlijke kans krijgt.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Voorzitter. De energietransitie kost geld. Hoe langer wij wachten met de energietransitie, hoe hoger de rekening zal oplopen voor volgende generaties. De gevolgen zijn nu al desastreus in onder meer Afrika, waar klimaatverandering leidt tot droogte en honger. En kijk naar de situatie in Groningen. Als onze huizen niet onafhankelijk van aardgas worden, blijft de gaskraan openstaan, met grote gevolgen voor de veiligheid en de uitstoot van broeikasgassen. Die oplossing kunnen we niet voor ons uit schuiven.
Het is zorgelijk dat de laagste inkomensgroepen een steeds groter deel van hun besteedbaar inkomen kwijt zijn aan de energielasten, zoals Milieudefensie in het rapport heeft duidelijk gemaakt. Opvallend is ook dat de baten van het energiebeleid grotendeels bij mensen met hogere inkomens en bij bedrijven terechtkomen. De hele samenleving heeft belang bij de energietransitie. Hoe zorgen we ervoor dat iedereen in de samenleving dan ook kan profiteren van de energietransitie?
Het verduurzamen van een huis levert veel op, zoals een lagere energierekening en meer wooncomfort. Mensen die in een huurhuis wonen, zien de energielasten stijgen, maar kunnen niet zelf beslissen over verduurzaming van de woning. De sleutel ligt bij de woningcorporaties. Maar we zien dat de doelstelling uit het energieakkoord ver uit het zicht is geraakt. Door het schrappen van de verhuurderheffing en gerichte afspraken met de corporaties over onder meer nul-op-de-meterwoningen wil de ChristenUnie sociale huurwoningen versneld verduurzamen. Volgens de minister moeten er per jaar 200.000 woningen verduurzaamd worden. Hoe wil hij dat aantal gaan halen?
Hogere inkomens maken vier keer meer gebruik van duurzame subsidies. Hoe kan het dat veel mensen de weg naar de duurzame subsidies en burgerinitiatieven niet kennen? Is de minister bereid om subsidies en leningen beter in te richten voor mensen met een kleinere portemonnee? Voor huizenbezitters die aanhikken tegen de hoge investeringskosten kan gebouwgebonden financiering een oplossing zijn. Daarover heeft de Kamer ook een motie van onder meer mijn fractie aangenomen. Vooral verenigingen van eigenaren lopen tegen veel belemmeringen op. Wil de minister het experimenteren met gebouwgebonden financiering snel mogelijk maken?
De minister heeft aangekondigd af te willen van de verplichte gasaansluiting. Dat is echt goed nieuws. Maar op dit moment ziet een huizenkoper die geen gasaansluiting wil zijn huisprijs met soms €3.000 stijgen, omdat de kosten aan hem worden doorberekend. Vindt de minister dit ook onrechtvaardig? En is hij bereid om met netbeheerders en gemeenten hierover in gesprek te gaan?
De ChristenUnie wil de scheve verhoudingen in de energiebelasting rechttrekken en deze omvormen naar een CO2-belasting die op termijn wordt verschoven van de gebruiker naar de bron. We willen bovendien de energiebelasting voor grootverbruikers verhogen. In gemeenten komen warmtenetten bijvoorbeeld niet van de grond door de lage grootverbruikerstarieven. Daardoor ontbreekt de prikkel voor de warmtetransitie. Kent de minister deze voorbeelden ook? En is hij het met mij eens dat die prikkel er wel moet komen?
Mijn laatste punt is het betrekken van omwonenden bij de plannen voor windparken. Laat omwonenden mede-eigenaar zijn en laat hen ook profiteren van de voordelen. Dit vergroot het draagvlak en verdeelt de financiële baten eerlijker.
De voorzitter:
De heer Bosman heeft zich vandaag voorgenomen om bij iedereen te interrumperen.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Het is mij een genoegen, voorzitter.
De heer Bosman (VVD):
Het is een mooi onderwerp en een belangrijk onderwerp. Het heeft ook mijn hart, en volgens mij dat van iedereen hier.
Ik hoorde mevrouw Dik-Faber zeggen: de verhuurderheffing kan er wel af, zodat de corporaties de woningen kunnen verduurzamen. Maar het is toch een schande dat die woningcorporaties nog steeds dikke winst maken — die verdienen echt nog steeds heel veel — en dat geld niet gebruiken voor het verduurzamen van de sociale woningbouw, wat juist hun rol is? In het rapport rekenen ze nog met een label E-woning. Je kunt je wel voorstellen dat de energiekosten dan de pan uit rijzen. Dan is het toch onbestaanbaar dat we de verhuurderheffing afschaffen en zeggen: u krijgt nog meer geld; maak nog maar meer winst? Dat kan toch niet?
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Mijn antwoord is tweeledig. We hebben het energieakkoord. Daarin zijn afspraken gemaakt waar de woningcorporaties zich aan moeten houden. Ik vind met de heer Bosman dat de woningcorporaties echt stappen moeten gaan zetten in het verduurzamen van de bestaande woningvoorraad. Ik kan op dit moment niet overzien of de middelen daarvoor toereikend zijn. Ik denk dat woningcorporaties zich sowieso aan de afspraken moeten houden, maar er is nog een lange weg te gaan. Willen we het ook op de lange termijn financieren om al die woningen naar nul-op-de-meter te krijgen, dan is er gewoon meer nodig. Daarvoor zouden we het instrument kunnen inzetten dat de ChristenUnie in haar verkiezingsprogramma heeft opgenomen: het afschaffen van de verhuurderheffing. Daar moeten we wel harde afspraken over maken met de woningcorporaties, zodat ze die inzetten voor de verduurzaming van de woningvoorraad. Onze aanpak is dus tweeledig; hij verloopt langs twee sporen.
De heer Bosman (VVD):
Ik denk dat we heel dicht bij elkaar kunnen komen, maar dan zou ik niet beginnen met het afschaffen van de verhuurderheffing. Er is nog genoeg geld. Laten ze dat gewoon gebruiken om met de hele woningvoorraad te beginnen. Als we in de loop van de tijd zien dat er meer nodig is, kunnen we dit instrument altijd nog gebruiken. Maar het lijkt me onverstandig om nu al te zeggen dat de verhuurderheffing er wel af kan, zodat ze die kunnen gaan gebruiken. Dan mist juist de prikkel om te verduurzamen. Ik hoop dat de ChristenUnie het daarmee eens is.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
De heer Bosman agendeert nu het element geld. Ik vind ook echt dat de woningcorporaties een stap moeten zetten. Ik zie nu namelijk dat er huurders zijn die ontzettend graag willen dat hun woning verduurzaamd wordt, maar geen zonnepanelen op het dak kunnen leggen, omdat het hun dak niet is. Er zijn huurders die ontzettend graag willen dat er dubbelglas in hun woning komt, maar de investeringscapaciteit niet hebben of het niet mogen, omdat het hun woning niet is. We hebben het over geld, maar laten we ook echt kijken naar de instrumenten om woningcorporaties te verleiden het goede te doen, want de opgave is groot. De huurders willen het heel erg graag, maar de woningcorporaties komen niet over de brug. Dat zijn we met elkaar eens.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Voorzitter. Ik ben erg blij dat we het vandaag over dit onderwerp hebben. De strijd tegen klimaatverandering moet samengaan met het tegengaan van ongelijkheid, zowel in Nederland als mondiaal. GroenLinks staat daarvoor.
Voor GroenLinks is dat vanzelfsprekend, maar het gaat niet vanzelf. Dat laat het rapport van CE Delft over rechtvaardig klimaatbeleid duidelijk zien. Milieubelasting moet uitgaan van het principe dat de vervuiler betaalt. Dat betekent dat het huidige beleid, waarbij grootverbruikers bijvoorbeeld veel minder energiebelasting betalen, moet veranderen. Waar mensen met een lager inkomen relatief hard worden geraakt door klimaatbeleid, moeten ze op een ander punt weer gecompenseerd worden. Dat kan ook: via de inkomstenbelasting, via de uitkeringen en met gerichte subsidies. Het belang van zo'n brede inkomenspolitiek wordt ook onderstreept in het rapport van CE Delft. Zo wordt onder meer voorgesteld om de laagste-inkomensgroepen via de inkomstenbelasting te compenseren voor hun energielasten en grootverbruikers meer te laten betalen. Zo combineer je klimaatbeleid en sociale rechtvaardigheid. Is de minister het met mij eens dat dit interessante voorstellen zijn? En wil de minister de voorstellen die in het rapport staan overwegen?
De strijd tegen klimaatverandering heeft ook een enorme potentie voor de creatie van volwaardige banen. Zo is het een enorme boost voor het aantal banen in de bouwsector, maar denk ook aan installatiemonteurs. We hebben installateurs tekort terwijl elders banen in de fossiele energie zullen verdwijnen. Helaas lijkt het beroepsonderwijs hier nog onvoldoende op voorgesorteerd. Op dat punt kunnen we het in Nederland echt veel beter gaan doen: door adequate omscholing, door begeleiding van werk naar werk, maar ook door juist de Nederlandse duurzame sector te stimuleren, zodat we ook hier echt profiteren van die banengroei. Hoe gaan we doelstellingen voor de ontwikkeling van groene industrie uit het energieakkoord halen?
De energiebesparing bij sociale woningbouw loopt erg achter. Dit is ook al door mijn collega's geagendeerd. Dit treft deze mensen extra hard omdat hun energiekosten daardoor hoger zijn. Volgens de Nationale Energieverkenning wordt het doel van gemiddeld label B in de sociale huursector in 2020 naar verwachting niet gehaald. Waarom loopt dit nog niet? Wat gaat de minister doen om ook de mensen in sociale huurwoningen de vruchten te laten plukken van de energietransitie door deze woningen energiezuiniger te maken?
Uit het onderzoek van ECM blijkt dat energieadvies op maat een zeer effectief instrument is om energiearmoede te voorkomen, zowel voor het klimaat als voor de portemonnee. Zou de minister specifiek beleid willen overwegen om mensen uit de lagere-inkomensgroepen te helpen met energiebesparende maatregelen?
Ten slotte: iedereen zou moeten kunnen profiteren van eigen energieopwekking. Hiervoor moeten mensen met een lager inkomen echter investeringen doen die ze nu nog niet kunnen doen. Ook hebben mensen met een laag inkomen vaak geen eigen dak of tuin voor zonnepanelen omdat ze bijvoorbeeld in een flat wonen. Het zou goed zijn als deze mensen hiervoor steun ontvingen. Welke additionele mogelijkheden ziet de minister hiertoe, bijvoorbeeld in de vorm van geoormerkte subsidies in de SDE?
De heer Bosman (VVD):
Ik hoorde het enthousiasme van GroenLinks over herverdelen, subsidies en belastingen voor bedrijven. Is dat niet een uitnodiging voor een openeinderegeling voor de klimaattransitie? Is het niet veel beter om te zeggen dat we de prijzen naar beneden moeten brengen, omdat dat beter is voor iedereen? Moeten we niet de kosten limiteren in plaats van te zeggen dat het niet uitmaakt wat het kost, omdat we het geld herverdelen en socialiseren?
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Ik weet niet wanneer de heer Bosman mij hoorde zeggen dat het niet uitmaakt wat het kost. Je moet, zowel in Nederland als internationaal, duidelijk maken dat de gevolgen van klimaatbeleid door de allerarmsten het hardst worden gevoeld. In een eerlijk klimaatbeleid gaat het wel degelijk om een herverdeling. Je moet ervoor zorgen dat de mensen die het hardst getroffen worden, gecompenseerd worden. Maar we moeten ook ambitieus zijn met het klimaatbeleid, omdat de kosten anders nog veel meer de pan uit rijzen. In het AO Energieraad hebben we vanochtend gesproken over de noodzaak van bindende energiemaatregelen in Europa. Hoe langer we wachten, hoe duurder het wordt. Wat ons betreft zit er urgentie op beide elementen van het verhaal.
De heer Bosman (VVD):
Het interessante is dat de ontwikkeling van wind op zee — ik zal het nog maar eens herhalen, want ik hoor de partij daar heel weinig over — nul euro subsidie krijgt. Gezegd wordt: hoe langer we wachten Maar volgens mij wordt er nu stevig ingezet. Het zijn juist die ontwikkelingen die de basis vormen voor de verduurzaming en de verbetering van de energievoorziening. Daarmee worden de kosten beheerst en is het voor iedereen beter: zowel voor de bedrijven en de industrie als voor particulieren, vooral de mensen met lagere inkomens. Dat is mevrouw Kröger toch met mij eens?
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
De heer Bosman moet toch weten dat die energieparken op zee nu kosteneffectief zijn doordat we er in het begin subsidie voor hebben gegeven? Op het moment dat je een innovatie of transitie in gang wilt zetten, heb je een actieve overheid nodig, een overheid met lef, ambitie en visie, die durft te investeren in duurzame energie.
De voorzitter:
Dank u wel. Mijnheer Bosman, blijft u maar staan, want mevrouw Mulder komt nog.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Voorzitter. Ik ben benieuwd naar de vragen van de heer Bosman van de VVD. We hebben de aanvraag van dit debat van harte gesteund. Het CDA heeft de afgelopen jaren continu kanttekeningen geplaatst bij het oplopen van de energierekening voor de laagste inkomens en het belang van participatie en duurzame-energieprojecten. In het najaar van 2013 bij het debat over het energieakkoord zei ik: het moet van onderop. Nu zijn we bijna vier jaar verder en zeg ik dat nog steeds, gelukkig met meer bijval in de Tweede Kamer. Bij het toekomstige energiebeleid hebben we onze inwoners keihard nodig. Ze moeten worden betrokken bij de ingrijpende maatregelen en zicht hebben op een eerlijke verdeling van lusten en lasten. Het CDA wil voorkomen dat inwoners die niet in de gelegenheid zijn om hun huis te isoleren of zonnepanelen op hun dak te leggen, wel de zwaardere lasten opgelegd krijgen. Een gezin met een eigen huis met zonnepanelen betaalt geen opslag duurzame energie, terwijl het dat misschien wel zou willen omdat het ook een bijdrage wil leveren aan wind op zee. Vaak hebben de mensen die gebruikmaken van de regeling een heel positief beeld van wind op zee, maar ze betalen er niet aan mee. Dat is toch eigenlijk heel gek.
Inwoners met een kleine portemonnee en een sociale huurwoning betalen wel mee. Bij deze inwoners weegt dat nu juist weer zwaarder mee. We weten nu al dat de komende jaren de opslag duurzame energie verder zal oplopen. Voor deze huishoudens moeten we juist inzetten op de verduurzaming bij woningbouwcorporaties. In ons verkiezingsprogramma maakt het CDA daar geld voor vrij. Ook zouden we moeten bekijken hoe we de inwoners die minder te besteden hebben, wel bereiken met de subsidies en leningen voor energiebesparing. Ook andere collega's in de Kamer gingen daarop in. Hoe denkt de minister daarover? Hoe gaat hij dat doen?
Ook voor het midden- en kleinbedrijf gaat de energierekening omhoog. Is het mogelijk om het mkb te laten profiteren van een aangepaste salderingsregeling, die eerlijker is? In hoeverre heeft de minister de mogelijkheden hiervoor onderzocht?
Voor het toekomstige energiebeleid is draagvlak noodzakelijk. Daarvoor zijn, naast behapbare lasten, mogelijkheden voor deelname aan duurzame-energieprojecten nodig. Het CDA wil dat overheden en initiatiefnemers verplicht zijn om de omgeving te laten meebeslissen en te laten profiteren van windenergieprojecten. Wij hebben daar bij de Omgevingswet al amendementen voor ingediend, samen met onze collega mevrouw Dik-Faber van de ChristenUnie.
Daarnaast zien wij in energiecoöperaties inwoners die elkaar vinden en samenwerken in hun buurt aan een duurzame toekomst. Wij zien dat voor energiecoöperaties juist de eerste stap, de oprichting en het businessplan, het moeilijkst is. Voor de eerste financiën zijn zij vaak aangewezen op de gemeente, maar niet elke gemeente heeft een budget en de kennis om energiecoöperaties te ondersteunen. Daarom vraagt de Organisatie voor Hernieuwbare Energie Decentraal om een ontwikkelfaciliteit voor energiecoöperaties. De vraag aan de minister is of hij hierover met hen wil meedenken. Het CDA wil daarom een betere regeling voor duurzame energiecoöperaties, want de postcoderoosregeling blijft ontzettend complex en de Belastingdienst staat niet bekend om het meedenken. Laten we een aparte regeling maken voor coöperaties in de SDE+. Wij horen graag of de minister openstaat voor de door ons voorgestelde wijziging.
En nu ben ik heel benieuwd naar de vraag van de heer Bosman van de VVD.
De voorzitter:
Hij ziet daar even van af.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Nou, hè!
De voorzitter:
Jammer. Ik geef het woord aan de heer Van Aalst namens de PVV.
De heer Van Aalst (PVV):
Voorzitter. Het klimaatbeleid zal leiden tot een kaste van klimaatpaupers, zo kopte de Volkskrant op 25 april. Goh, wat een verrassing! Die hadden we niet zien aankomen, zeg. Blijkbaar heeft deze journalist van de Volkskrant de afgelopen jaren zitten slapen. De PVV heeft hier keer op keer bij ieder energiedebat voor gewaarschuwd, maar stond daar vrijwel altijd alleen in. Al voor het energieakkoord, bij de invoering van de opslag duurzame energie, beter bekend als de windmolentaks, heeft de PVV gewaarschuwd voor deze sluipmoordenaar van een belasting die gezinnen binnen enkele jaren honderden euro's per jaar gaat kosten. Weggehoond werden we, ook door de aanvrager van dit debat, de SP. Sterker nog, zoals we net al meldden is mede dankzij de SP dit kabinet de afgelopen jaren voor meer dan 20 miljard aan subsidieverplichtingen voor de SDE+ aangegaan; subsidieverplichtingen die de komende jaren via de opslag duurzame energie terugkomen op de energierekening van met name de lage inkomens en de middeninkomens. Als ze slim zijn, plaatsen de hogere inkomens een paar windmolens op hun landgoed of leggen ze hun dak vol met zonnepanelen, waarbij ze hun eigen vrijstelling creëren dankzij de salderingsregeling. Ook deze grachtengordelsubsidie heeft de PVV in 2013 al met een amendement willen afschaffen, maar ook dit werd weggestemd.
Als men de PVV niet wilde geloven, had men simpelweg ook even naar ons buurland Duitsland kunnen kijken. Dat land is een van de koplopers in de energietransitie met als resultaat dat de huishoudens daar de hoogste energierekening van Europa betalen. Daar is de term "Energiearmut" inmiddels gemeengoed geworden, doordat honderdduizenden huishoudens hun energierekening niet meer kunnen betalen. O, en dat overigens zonder enige reductie van de door elektriciteitsproductie geproduceerde CO2-uitstoot. Honderden miljarden armer en nul CO2-resultaat: tel uit je winst.
Dit alles is slechts het begin, want de echte klappers moeten nog komen. We zitten nu in Nederland immers pas op 5,9% duurzame energie. Dat gaat volgens dit kabinetsbeleid doorgroeien naar 16% in 2023. Omdat de windmolentaks pas in rekening wordt gebracht op het moment dat er duurzame energie wordt geproduceerd, zal deze belasting dus snel verdrievoudigen. Maar ook daarmee zijn we er nog niet, want de consequenties van het Parijsakkoord voor Nederland zijn hier nog niet in meegenomen. Zoals de staatssecretaris vorige week bij het VAO Milieuraad al zei: dat gaat pijn doen, meer dan de mensen nu denken.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Is de heer Van Aalst op de hoogte van de rapporten van bijvoorbeeld de commissie-Stern over de maatschappelijke kosten die klimaatverandering teweeg zal brengen, waar met name lagere inkomensgroepen de dupe van zijn?
De heer Van Aalst (PVV):
Wij spreken vandaag over de lasten die het opleggen van deze energiebelasting met zich meebrengt. De PVV vindt dat wij dit moeten overlaten aan de markt en moeten stoppen met de subsidiëring van deze duurzame energie. Als iemand een zonnepaneel wil, is dat prima, maar dan betaalt hij dat zelf.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
De heer Van Aalst beantwoordt mijn vraag niet. Mijn vraag is of de heer Van Aalst weet dat het niet voeren van een klimaatbeleid en dus het niet stimuleren van duurzame energie ongelofelijk hoge maatschappelijke kosten met zich meebrengt.
De heer Van Aalst (PVV):
Nogmaals, wij spreken hier vandaag over het energiebeleid en wat dit doet met de energierekening van alle mensen in Nederland. Wij hebben een debat aangevraagd over het klimaatbeleid, waar dit punt aan bod zal komen. Wij zullen dan inderdaad horen dat de vele miljarden die wij stoppen in klimaatbeleid ons totaal niets opleveren.
Mevrouw Beckerman (SP):
Ik hoor de heer Van Aalst zich terecht kwaad maken over energiearmoede. Ik ben het op dit punt helemaal met hem eens. Het is onbestaanbaar dat zo veel mensen in energiearmoede leven. Wij zoeken naar oplossingen. Misschien kan de heer Van Aalst meezoeken. Mijn voorstel is om daar gezamenlijk onderzoek naar te doen. Is niet een van de oplossingen dat wij zorgen dat de mensen energie kunnen gaan besparen? Ook fossiele energie kost immers geld. Zouden wij er daarom niet voor moeten zorgen dat mensen energie kunnen besparen? Moeten wij niet de huizen verduurzamen? Hebben wij niet juist dat klimaatbeleid nodig om te bewerkstelligen dat de door de heer Van Aalst en ook door mij zo verfoeide energiearmoede stopt?
De heer Van Aalst (PVV):
Juist om die energiearmoede te kunnen stoppen, moeten wij stoppen met het op deze manier subsidiëren van duurzame energie. Door die subsidies moeten wij bedrijven extra belasten, wat ten koste gaat van banen, of de inwoners van Nederland extra belasten, waardoor wij te maken krijgen met energiearmoede. Wij zullen zien dat de mensen het gewoon niet meer kunnen betalen. Dat moet ook de SP-fractie toch niet willen. Het is ook de achterban van de SP die wordt doorbelast.
Mevrouw Beckerman (SP):
De oplossing van de heer Van Aalst voor het stoppen van de energiearmoede is het stoppen met duurzame energie. Dit betekent dat wij moeten doorgaan met het gebruik van fossiele energie. Als inwoner van het bevingsgebied in Groningen wil ik juist stoppen met die fossiele energie. Wil de heer Van Aalst echt niet de inwoners van Nederland helpen om minder energie te gaan verbruiken? Wil hij er echt niet voor zorgen dat mensen die nu in armoede zitten en die in een sociale huurwoning wonen, minder energie gaan verbruiken? Waarom sluit de heer Van Aalst dat uit?
De heer Van Aalst (PVV):
Ik heb net al duidelijk gemaakt dat het door de opslag in de vorm van energiebelasting onbetaalbaar wordt. Als mensen duurzame energie willen, dan is dat prima, maar dat moeten wij aan de mensen zelf overlaten. Daar moet de overheid zich niet mee bemoeien. Door dit soort dingen te doen, worden er elke keer miljarden in gepompt, terwijl wij de energielasten alleen maar omhoog zien gaan.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Mensen hebben warmte en elektriciteit nodig. Wil de PVV afhankelijk blijven van oliesjeiks en gasbaronnen? Wil de PVV de mensen in Groningen in de kou laten staan? Of kiest de PVV voor energietransitie?
De heer Van Aalst (PVV):
De PVV kiest gewoon voor fossiele brandstoffen. Op dat vlak zijn er veel technologische ontwikkelingen. Daar wachten wij op. Wij zien dat die ontwikkelingen continu doorgaan. Ook wij kunnen niet in een glazen bol kijken, maar op dit moment zijn er nog voldoende fossiele brandstoffen aanwezig om iedereen van energie te voorzien.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
In dit debat is duidelijk geworden dat de PVV oliesjeiks en gasbaronnen overeind wil houden en wil blijven financieren, maar dat zij de mensen in Groningen in de steek laat. Dat lijkt mij een goede conclusie.
De heer Van Aalst (PVV):
Nee, dat is onzin. Er zijn kolencentrales aanwezig in Nederland. Mevrouw Dik heeft ervoor gekozen om die kolencentrales te sluiten. Wij zeggen dat er voldoende fossiele brandstoffen aanwezig zijn in Nederland om ons van energie te voorzien.
De heer Bisschop (SGP):
Mevrouw de voorzitter. Bij duurzame ontwikkeling hoort de drieslag — en ik zeg het maar netjes in het Nederlands — mens, milieu en rendement. Milieu krijgt de nodige aandacht — even los van allerlei uitvoeringsproblemen — maar we moeten ook de elementen mens en rendement niet uit het oog verliezen. De miljarden euro's die de komende jaren in windmolenparken gestoken gaan worden en in alternatieve energiebronnen die ontwikkeld moeten worden, moeten immers ergens vandaan komen. Het is daarom goed dat er een analyse is van Committed to the Environment, het bedrijf dat de globale inschatting van de inkomenseffecten heeft gemaakt en het rapport heeft geleverd dat voorligt.
De energie- en klimaatmaatregelen hebben grote gevolgen voor de huishoudboekjes van huishoudens met lage inkomens. Dat geldt in mindere mate ook voor Jan Modaal. Als de energiekosten voor die huishoudens de komende 30 jaar vervijfvoudigen, tikt dat eerlijk en zacht gezegd nogal behoorlijk aan. Die mensen zijn niet in staat om veel te investeren in energiebesparing of productie van groene stroom, en om zo in aanmerking te komen voor subsidieregelingen en fiscale voordelen. Voor hen is het veel lastiger om die extra lasten te ontlopen. Wat ons betreft, moeten we dat niet laten gebeuren. Ik wil daarom graag stilstaan bij een tweetal punten.
Ten eerste. Er worden regelmatig koopkrachtberekeningen gemaakt ten behoeve van te nemen beleidsmaatregelen. Is de veronderstelling juist dat deze niet echt rekening houden met het feit dat de komende jaren steeds meer kosten van het energiebeleid niet via de energiebelasting maar via de energieprijs op het bordje van de huishoudens gelegd worden, noch met het feit dat lagere inkomens die lastiger kunnen omzeilen dan hogere inkomens? Oftewel, is het kabinet bereid ervoor te zorgen dat ook de indirecte effecten van het energiebeleid op de koopkracht goed in beeld gebracht worden? Is het kabinet bereid om te bekijken hoe lagere inkomens linksom of rechtsom — men mag dat ook politiek duiden — tegemoetgekomen kunnen worden, bijvoorbeeld door een hogere belastingvrije voet in de energiebelastingen? Ik erken: dan voeren wij inkomenspolitiek. Maar we moeten dat bij de te verwachten verhoging van de energielasten ook onder ogen durven zien ten behoeve van de laagstbetaalden in de samenleving.
Ten tweede nog een voorstel voor de korte termijn. In verschillende steden lopen projecten waarbij energiecoaches bij huishoudens met een minimuminkomen langsgaan om te kijken hoe die energie kunnen besparen. Onderzoek van het bedrijf Energieonderzoek Centrum Nederland laat zien dat dit heel effectief is. Het mes snijdt aan twee kanten: minder energieverbruik en een lagere energierekening. Is de minister bereid om te bezien hoe dit initiatief breder kan worden uitgerold?
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, mijnheer Bisschop. Ik geef het woord aan de minister, die direct kan antwoorden.
Termijn antwoord
Minister Kamp:
Dank u wel, mevrouw de voorzitter. De woordvoerders, behalve de heer Van Aalst, hebben in hun inbreng laten blijken dat ze het streven naar het aanpakken van de klimaatproblematiek en de overgang naar duurzame energie steunen. Dat is van belang. Met het klimaatakkoord van Parijs, waaraan we ons gebonden hebben, hebben 194 landen in de wereld het probleem onderkend en gezegd dat het aangepakt moet worden. De mondiale temperatuurstijging moet beperkt worden tot ruim onder de 2°C. We moeten zelfs streven naar een beperking tot 1,5°C. We hebben daar in Nederland al op vooruitgelopen, in lijn met de Europese richtlijn, die ons zei dat we de overgang moesten maken naar duurzame energie. Ons regeerakkoord is op dit punt zeer ambitieus. We hebben dat kunnen vertalen in een energieakkoord, waarbij alle betrokken partijen steun hebben toegezegd en de afspraken in het regeerakkoord hebben bevestigd. Dat zou wat betreft de doelstelling uitmonden in 14% duurzame energie in 2020 en 16% in 2023.
Kostenbeheersing is daarbij een heel groot onderwerp. De heer Bosman verwees daar een paar keer naar, zowel in zijn inbreng als in de bevraging van zijn collega-woordvoerders. Ik ben het volstrekt met hem eens dat het begint met kostenbeheersing. Het is goed om te bekijken hoe we het in Nederland doen wat betreft de kostenbeheersing van energie. Laat ik de Kamer wat cijfers geven. Ik noem allereerst de elektriciteitsprijs voor consumenten. Ik zal eerst wat zeggen over consumenten, elektriciteit en gas, waarna ik kom op bedrijven, elektriciteit en gas. Hoe doen we het in Nederland met de kostenbeheersing?
De elektriciteitsprijs voor consumenten in Nederland is €0,20 per kilowattuur. In Duitsland is het €0,30 per kilowattuur; dat is anderhalf keer zoveel. In België is het €0,24 per kilowattuur. De prijs van elektriciteit voor consumenten is in Europa als geheel met 25% gestegen in de zeven jaar tussen 2008 en 2015, maar in Nederland met 9%. De gasprijs is in dezelfde periode, tussen 2008 en 2015, in Europa gestegen met 13%, maar in Nederland met 1%. Tegelijkertijd hebben wij de meest betrouwbare energievoorziening van heel Europa, bijna van heel de wereld. We zitten in de top drie van de wereld wat betreft de betrouwbaarheid van onze energievoorziening. We hebben dus in de afgelopen jaren zeer bijzonder gepresteerd in het drukken en beperken van de kosten.
Laten we nu de bedrijven en de industrie bekijken. In 2015 was de gemiddelde elektriciteitsprijs voor de industrie in Nederland €0,08 per kilowattuur. In Europa is dat €0,107 per kilowattuur. Dat verschil is belangrijk voor de industrie, omdat zij mede op grond van de kosten die ze maakt voor elektriciteit, moet concurreren. Het grote succes van Nederland als meest concurrentiekrachtige economie van Europa en een van de sterkste exporteurs van de wereld wordt ondersteund door wat hier gebeurt, namelijk een lagere gemiddelde elektriciteitsprijs.
Ik kom nu op de ontwikkeling van de elektriciteitsprijs in Europa voor de industrie. In de periode van zeven jaar waarover ik het net had, is die prijs met 18% gestegen. In Nederland is die met 11% gedaald. De gasprijs voor de industrie in Europa is in die periode van zeven jaar gelijk gebleven, omdat de gasprijs in de wereld niet meer steeg als gevolg van een groot aanbod van gas. In Nederland is de gasprijs voor de industrie met 11% gedaald. Ook voor de industrie is er dus sprake van een grote kostenbeheersing. Het punt dat de heer Bosman naar voren bracht, is iets wat de afgelopen jaren tijdens dit kabinet, en ook in de jaren daarvoor, grote aandacht heeft gekregen, en met veel succes.
Een aantal woordvoerders sprak zich uit over de stijgende energiekosten voor huishoudens. De heer Van Aalst had het over een sluipmoordenaar, de ODE, maar ook anderen lieten zich daarover uit in sterke bewoordingen. Ik vergelijk de energiekosten voor een gemiddeld huishouden in het jaar 2015 met wat er in 2020 gaat komen. In 2015 ging het om €1.656 en in 2020 gaat het om €1.625. Dat is dus lager en dat is inclusief de opslag duurzame energie. Je ziet dus dat er in de komende drieënhalve jaar in vergelijking met twee jaar geleden geen sprake is van een sluipmoordenaar die allerlei schade aanricht, maar dat er sprake is van een verlaging van de energierekening, inclusief die ODE. Je kunt nog verder teruggaan met vergelijken. Ik heb het jaar 2005 gepakt, nog tien jaar verder terug. Toen betaalde het gemiddelde huishouden €1.856. Ik heb zojuist al gezegd dat dat in het jaar 2020 €1.625 per jaar zal zijn. Dan praat je over alles: elektriciteit, gas, opslag en duurzame energie, dus alles. In vergelijking met vijftien jaar geleden zal het in 2020 een paar honderd euro per gemiddeld huishouden goedkoper zijn. Dat is waar we over praten. Ik denk dat het goed is om die feiten op een rij te hebben voordat we tot conclusies zouden komen die daarmee in strijd zouden zijn.
Mevrouw Beckerman zei dat er geen eerlijk beleid is en wordt gevoerd. Ik waag dat te betwijfelen. Zij had het over bedrijven en mensen die tot elkaar in tegenstelling zouden staan. Wat bedrijven moeten betalen, berekenen zij uiteindelijk door in de kostprijs. Uiteindelijk zijn de mensen ook de laatste afnemer van de producten. Uiteindelijk moeten zij die prijs van de producten betalen, dus ook de prijs van de energie. Als je goed wilt doen voor de mensen, moet je dus zowel de rekening die zij rechtstreeks moeten betalen als de rekening die zij via de bedrijven voor hun rekening krijgen, proberen te beperken. Dat doen wij allebei.
"Klimaatpaupers"? Ik weet niet waar dat over gaat, hier in Nederland, zeker in het licht van de cijfers die ik zojuist heb genoemd. Bovendien geven wij hier ieder jaar veel aandacht aan. De heer Bisschop vroeg zich af of wij bij de koopkrachtbecijferingen die wij maken, alleen naar de belastingen kijken. Dat is natuurlijk niet zo. Alles wat relevant is voor de koopkracht van diverse inkomensgroepen — eenverdieners, tweeverdieners, alleenstaanden, gepensioneerden, lage inkomens, middeninkomens en hoge inkomens — nemen we mee in de koopkrachtbecijferingen. Ieder jaar kijk je vervolgens bij het opstellen van de begroting hoe dat uitpakt; ik heb dat nooit anders meegemaakt. Dan ga je daar corrigeren waar dat politiek gewenst wordt geacht. Als voor bepaalde groepen, bijvoorbeeld voor mensen met lage inkomens — daarbij gaat het dus niet om de energierekening, want ik heb zojuist aangegeven dat die naar beneden gaat — ergens een probleem ontstaat, blijkt dat uit die uiteindelijke koopkrachtbecijferingen. Dan ga je daar dus in corrigeren. Binnen die groep lage inkomens kijken we dan vaak ook naar de verschillende samenstellende onderdelen van die groep en dan nemen we daar ook weer maatregelen voor.
Dit is ook in overeenstemming met wat CE Delft adviseert. CE Delft zegt dat de ontwikkelingen op energiegebied op verschillende manieren bij verschillende groepen terechtkomen. Als je daar gericht wilt corrigeren, kun je dat doen door één keer per jaar alles bij elkaar te vegen bij de koopkrachtbecijferingen. Daar kun je dan de dingen doen die je politiek gewenst vindt. Dat is precies wat wij doen. Ik denk dat dat een heel eerlijk beleid is. Daardoor voorkomen we ook dat er klimaatpaupers, uitkeringspaupers of socialehuurwoningenpaupers ontstaan. Dat is in Nederland allemaal niet aan de orde. Wij gaan daar op een heel nette manier mee om, omdat de mensen met lagere inkomens ons net zo lief zijn als de mensen met middeninkomens of hogere inkomens.
Mevrouw Beckerman zei dat de klimaatverandering niet wacht op de kabinetsformatie. Om die reden zijn we de afgelopen vierenhalf jaar verschrikkelijk druk geweest met die klimaatverandering. Daar hebben we van alles en nog wat aan gedaan. Voordat mevrouw Beckerman erbij was, hebben we daar ook al 130 debatten over gevoerd in de Kamer. We zijn daar dus volop mee bezig; we wachten echt niet op de kabinetsformatie.
Mevrouw Beckerman zegt dat er een parlementaire onderzoekscommissie moet komen. Daar besluit de Kamer zelf over; daar heb ik geen opvatting over. Dat laat ik verder aan de Kamer.
De heer Wassenberg gaf aan dat de klimaatverandering tot woestijnvorming of tot overstromingen leidt. Dat zijn volgens mij wel de twee uitersten. Je bent gelukkig als je daartussenin woont. Maar goed, hij probeerde in een paar woorden weer te geven dat hij van mening is dat dit een ernstig en groot probleem is, dat veel politieke aandacht nodig heeft. Dat ben ik volstrekt met hem eens, zoals ik dat ook in de afgelopen debatten waaraan hij hier in de Kamer heeft meegedaan, op dat moment met hem eens ben geweest. Hij zegt dat de vervuiler de uitstoot moet betalen. Het is natuurlijk zo dat als je extra gebruikmaakt van energie, je moet betalen. Je moet sowieso de prijs van die energie betalen, maar je moet ook de opslag die daarbovenop komt, de energiebelasting ODE, betalen. Zo werkt dat. Maar we moeten ons goed realiseren hoe het gaat in die verhouding tussen lage en hoge inkomens. In Nederland kennen we gelukkig heel weinig armoede en ook een heel beperkte inkomensongelijkheid, vergeleken met bijna alle andere landen in de wereld. Maar als je een laag inkomen hebt, heb je een groot deel van je geld nodig voor de basisbehoeften: huur, elektriciteit en gas, water en tegenwoordig hoort daar misschien de mobiele telefoon ook wel bij. Voor die basisbehoeften heb je dus een groot deel van je inkomen nodig. Als je een hoger inkomen hebt, heb je, naarmate dat inkomen hoger is, ook meer geld voor andere dingen. De basisuitgaven die ieder mens moet doen voor de huur en elektriciteit, maken bij de hogere inkomens een kleiner deel van de totale uitgaven uit. Dat is een gegeven. Dat zal nooit anders zijn. Dat is nergens in de hele wereld anders. Waar het uiteindelijk om gaat, is hoe het per saldo uitpakt voor de mensen met lage inkomens. En dan is het zo mooi dat dat in dit land ieder jaar opnieuw bewaakt wordt, en gecorrigeerd als dat nodig is.
De heer Wassenberg (PvdD):
Toen ik het had over het feit dat de grootverbruikers minder betalen dan de kleine verbruikers, had ik het natuurlijk niet over de absolute prijs, maar over de prijs die ze betalen per energie-eenheid, per kWh. Daarover heeft de minister net zelf gezegd dat grote bedrijven die veel verbruiken, veel minder betalen voor hun stroom dan de kleine verbruiker. Dat is een. Dan twee. Een van de punten is dat mensen die bijvoorbeeld in sociale huurwoningen wonen, veel meer moeite hebben om hun huizen te isoleren, omdat het geen eigendom is of omdat de verhuurder daar moeilijk over doet. Er spelen dus verschillende factoren. We hebben het over gemiddelden. Maar als het gaat om burgers, kun je niet alleen naar de gemiddelden wijzen, want daar zitten heel rijke mensen bij, er zitten mensen bij die verschrikkelijk veel gebruiken, misschien wel 8.000 kWh, maar daar zitten ook de kleintjes bij en dus ook de mensen die een slecht geïsoleerd huis hebben en die daarom noodgedwongen een hogere energierekening hebben.
Minister Kamp:
Ik zal straks terugkomen op de sociale huurwoningen. De heer Wassenberg spitst wat ik heb gezegd over de prijs die betaald moet worden nu toe op de bedrijven. Ik denk dat dat goed is. Het is inderdaad zo dat wij in Nederland grote industriële bedrijven die veel energie gebruiken, een lagere prijs voor energie laten betalen. Daar heeft de heer Wassenberg gelijk in. Ik kan daar morgen een einde aan maken, maar dan is overmorgen Tata dicht, dan is de herstart van ALDEL in Groningen die inmiddels heeft plaatsgevonden tevergeefs en gaat het bedrijf dicht, evenals de grote zinksmelterij in Bladel. Ik kan zo nog twintig andere bedrijven noemen die allemaal dichtgaan. De producten, bijvoorbeeld het staal van Tata, worden nog steeds door de klanten van Tata afgenomen, alleen komen die dan niet meer uit IJmuiden, maar uit China. Dat geldt ook voor al die andere producten. Je gaat dan zien dat in Nederland de werkgelegenheid wordt vernietigd en dat vervolgens de producten ergens anders in de wereld worden gemaakt, waar ze veel minder energie-efficiënt, veel minder zuinig en veel minder verantwoord produceren dan wij in Nederland doen. Per saldo is het wereldklimaat de verliezer. Dat zou dus een heel rare aanpak zijn. Wij zorgen ervoor dat op die plekken waar het bedrijfsleven op de wereldmarkt moet concurreren, wij het level playing field in stand houden. Als er op andere plekken in de wereld op een bepaalde manier met de hoogte van de energieprijs wordt omgegaan, is dat voor ons een gegeven. We proberen daarover dan in internationaal verband afspraken te maken om dat te veranderen. Dat doen we ook en daar bereiken we langzaam ook resultaten mee. Maar ik laat ondertussen Tata en die andere twintig bedrijven niet kapotgaan. Dat doe ik niet omdat de werkgelegenheid daarmee verdwijnt en de wereld er helemaal niks beter van wordt.
De heer Wassenberg (PvdD):
De minister maakt er nu een volstrekte karikatuur van. Zijn partijgenoot Bosman heeft net ook aan mij gevraagd of ik die subsidies van vandaag op morgen afgeschaft wil hebben. Toen heb ik gezegd dat dat niet realistisch is. Het is vandaag 15 juni en niemand verwacht dat op 16 juni opeens al die subsidies worden afgeschaft. Dat weet ik en dat weet de minister. Dus daar gaat het helemaal niet om. Waar het wel om gaat, is dat de minister ook heeft gezegd dat de prijzen die het bedrijfsleven in Nederland betaalt, zelfs lager zijn dan in andere Europese landen. Dat is natuurlijk wel heel kwalijk. Dan zie je dat er zo veel subsidies in zitten dat de vervuilende en energieverslindende industrie hier veel goedkoper aan zijn trekken komt. Dat wil ik ter discussie stellen. Daaraan wil ik uiteindelijk een einde maken, niet van vandaag op morgen, maar laten wij daarmee wel eens beginnen.
Minister Kamp:
"Niet van vandaag op morgen", zegt de heer Wassenberg, maar ik garandeer hem dat op het moment dat wij zeggen dat wij het level playing field in Nederland voor de industrie en energie-intensieve bedrijven loslaten en wij de prijzen voor hen gaan verhogen, door de internationale conglomeraten die bedrijven als Tata in Nederland hebben, niet meer wordt geïnvesteerd. Zij gaan dan ergens anders investeren. De heer Van Aalst sprak over een sluipmoordenaar op een plaats waar dat niet terecht was, maar dan krijg je hier wel degelijk een sluipmoordenaar. Het is heel belangrijk dat wij bij onze overgang van fossiele naar duurzame energie het level playing field in stand houden, dat wij de werkgelegenheid van mensen in Nederland niet vernietigen en dat wij niet de energie-efficiënte en verantwoorde productie die in Nederland plaatsvindt, vervangen door veel minder verantwoorde en minder energie-efficiënte productie elders in de wereld. Dat is het punt dat ik maak.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Ik ga door op ditzelfde punt. Het is moeilijk om over een level playing field te spreken op het moment dat er zo'n ongelijkheid is tussen de elektriciteitsprijs die een willekeurige consument of een klein bedrijf moet betalen en de prijzen die de grootverbruikers betalen. Ik begrijp de zorgen die de minister uitspreekt, maar mijn vraag is of er nog andere maatregelen mogelijk zijn waarmee je bereikt dat de energie-intensieve industrie wel een eerlijke energieprijs betaalt zodat je hen dus stimuleert om minder te verbruiken, maar ook om meer energiebesparende maatregelen te nemen door hen daarvoor een financiële stimulans te geven. Dan bereik je op een andere manier hetzelfde, maar de prijs wordt dan wel eerlijker en de bedrijven worden echt gestimuleerd om energie te besparen. Dat is nu niet het geval.
Minister Kamp:
Zeker, wat mevrouw Kröger zegt, moet gebeuren. Er spelen twee dingen bij de energie-intensieve bedrijven. In de eerste plaats hebben wij een convenant met de bedrijven. Volgens dat convenant, waarin stevige afspraken zijn opgenomen, zouden zij minder energie gaan verbruiken. Ieder bedrijf van de groep energie-intensieve bedrijven in Nederland zou op grond van dit convenant minder energie gaan verbruiken. Inmiddels hebben wij met hen afgesproken dat wij dat convenant keihard maken. Dit betekent dat het niet langer om afspraken gaat maar om verplichtingen die bedrijven naar de overheid toe zijn aangegaan.
In de tweede plaats hebben wij afgesproken dat er nog negen petajoule bovenop moet komen. Dat is ook afgesproken in het energieakkoord, maar het is door de energie-intensieve bedrijven als heel problematisch ervaren. Zij zeggen dat zij al zo veel moeten doen en dat dit daar nog eens bovenop komt. Ik heb daar begrip voor, maar het is jammer, zij hebben die afspraak gemaakt en ik houd iedereen aan de afspraken, ook de energie-intensieve industrie. Nu is invulling gegeven aan die negen petajoule per bedrijf; er wordt vastgelegd hoeveel zij op het energieverbruik moeten besparen om bij te dragen aan die negen petajoule. Ik zet hen op die manier, via de energiebesparing, onder druk. Ik denk dat dit ook kan, want wij zijn al heel ver met energie-efficiency en wij doen al veel aan innovatie. Ik denk dat onze bedrijven dit op een verantwoorde manier kunnen opvangen, maar wat ik niet wil, is dat hun concurrentiepositie wordt aangetast via de prijzen. Ik ben blij als wij in Nederland de zaken goed voor elkaar hebben — wij hebben een goede productie en netwerken en doordat wij weinig overhead hebben en er geen grote winsten op zetten, kunnen wij voor een concurrerende prijs aan die grote bedrijven leveren — en de bedrijven daarmee op de wereldmarkt goed uit de voeten kunnen. Als ik de prijzen kunstmatig ga verhogen waardoor de bedrijven hun positie op de wereldmarkt verliezen en hier de werkgelegenheid verloren gaat, ben ik allerminst blij. Dat wil ik dus niet doen.
De lijn die mevrouw Kröger neerzet om het via de energiebesparing te doen, is precies de lijn van het kabinet.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Volgens mij hebben we het niet over het kunstmatig verhogen, maar over het gelijktrekken of over het feit dat op dit moment de prijzen van energie-intensieve industrie kunstmatig laag zijn. Het gaat om de vraag of het eerlijk en uit te leggen is dat er zo'n verschil zit in de energieprijs. Mijn vervolgvraag is: als de minister zich zorgen maakt over Tata Steel of andere energie-intensieve bedrijven, is dan het stimuleren van energiebesparing niet een veel betere manier om ervoor te zorgen dat die bedrijven, als zij dat al van plan zouden zijn, Nederland niet verlaten?
Minister Kamp:
Op het stimuleren van energiebesparing ben ik zojuist uitgebreid ingegaan. Ik kan dat niet mooier zeggen. Mevrouw Kröger zegt dat wij de prijs kunstmatig laag hebben gehouden. De wereld is niet begonnen in maart van dit jaar. Daarvoor hebben wij ons ook al vele jaren met energie bemoeid. Om allerlei redenen, die uitgebreid in de Kamer besproken zijn, is ervoor gekozen om de energieprijzen die betaald moeten worden een afspiegeling te laten zijn van de kosten die daarvoor gemaakt worden, maar om daarnaast rekening te houden met een level playing field in de wereld, in het belang van de werkgelegenheid en om die efficiënte Nederlandse industrie optimaal te laten bijdragen aan het oplossen van de problemen in de wereld. Wij hebben daarvoor gekozen. Er is een bepaalde verdeling. Als ik die verdeling zou gaan wijzigen, ben ik bezig om iets te doen dat wij in het verleden niet goed vonden, dat niet het kabinetsbeleid van de afgelopen vierenhalf jaar is geweest. Ik ga als demissionair minister in de laatste maanden van deze kabinetsperiode niet iets doen dat nieuw beleid inhoudt en dat bovendien volgens mij ook nog zeer onverstandig is.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik begrijp heel goed het belang dat de minister schetst als het gaat om de economie en de werkgelegenheid en het mogelijk verplaatsen van productie. Ook de ChristenUnie wil dat absoluut niet. Maar ik zie nu wel dat er door de lage grootverbruikerstarieven eigenlijk weinig prikkel is om aan de slag te gaan met warmtetransitie. Ik hoor vanuit gemeenten terug dat warmtenetwerken moeilijk van de grond komen doordat de grootverbruikerstarieven zo laag zijn. Hoe kunnen wij daar anders mee omgaan, zodat die transitie wel van de grond komt?
Minister Kamp:
Ik weet niet of die analyse van mevrouw Dik-Faber juist is. Voor de Warmtewet hebben wij een vervangende wet in procedure gebracht. Wij weten dat dat niet het laatste antwoord is. Op het punt van warmte moet er nog een heleboel meer gebeuren. Als wij 200.000 huizen per jaar van het aardgas af willen halen en in 2050 alle huizen van het aardgas af willen hebben, moet er op een heel andere manier voor warmte in huizen worden gezorgd. Dat kan voor een deel met elektriciteit en voor een deel met warmtepompen, maar je moet voor een deel ook de warmte die uit de grond beschikbaar is, van afvalverbranding komt of van de industrie komt, optimaal inzetten. Daaraan zijn allerlei dingen verbonden, onder andere het aspect dat mevrouw Dik-Faber noemt. Als wij bij een volgende gelegenheid, in deze of in de volgende kabinetsperiode, de Warmtewet gaan bespreken, kunnen wij daar verder op ingaan. Ik kan in dit debat, dat gaat over de verdeling van de lasten van energie, over zo'n onderdeel van de warmtepolitiek geen toezeggingen doen.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Dat laatste begrijp ik. Is het wel mogelijk om de minister op de hoogte te stellen van eventuele casuïstiek die ik aangereikt krijg, zodat hij die kan betrekken bij het verdere debat over de Warmtewet dat wij nog krijgen? Het zijn echt signalen die ik krijg en ik ben op zoek naar een manier om de warmtetransitie van de grond te krijgen en een betrokkenheid van het bedrijfsleven te hebben zonder hun concurrentiepositie aan te tasten.
Minister Kamp:
Ik houd mij zeer aanbevolen voor informatie van mevrouw Dik-Faber. Ik neem die graag in ontvangst en zal daarmee mijn voordeel doen bij de beleidsvoorbereiding.
De heer Wassenberg en ook anderen hebben aandacht gevraagd voor de sociale huurwoningen. Ik meen dat het mevrouw Beckerman was die sociale huurwoningen gelijkstelde met armoede. Zo werkt dat in Nederland gelukkig niet. Sociale huurwoningen zijn woningen waarin je kunt wonen voor een prijs die aanmerkelijk lager is dan de prijs op de vrije markt. Vervolgens krijg je bij die lagere huurprijs ook nog een toeslag, zodat de kosten nog verder gedrukt worden. Dat is een van de redenen waarom je, als je in Nederland een laag inkomen hebt, toch een goed huis hebt. Er wordt rekening gehouden met jouw draagkracht en ook met een beperkte draagkracht kun je dus over een goed huis beschikken. Dat is de feitelijke situatie.
Mevrouw Beckerman (SP):
Ik heb geen vraag maar wil iets rechtzetten. Ik heb niet gesuggereerd dat sociale huurwoningen gelijk zijn aan armoede. Sterker nog, ik ben op dit moment zelf nog bewoner van een sociale huurwoning. Zoals u weet, vindt de SP het juist belangrijk dat daar gemengd in gewoond wordt. We wilden alleen dat er een oplossing kwam voor het energieverbruik in deze woningen, omdat mensen niet zelf kunnen kiezen voor bijvoorbeeld zonnepanelen.
Minister Kamp:
Gemengd wonen betekent dat er ook mensen met hoge inkomens in de sociale huurwoningen wonen. Daar kun je ook anders over denken. Ik weet ook dat er mensen zijn die vinden dat als je een wat hoger inkomen hebt, je wat minder van de woningcorporatie of de overheid afhankelijk zou moeten zijn en zelf je lasten zou moeten dragen. Maar goed, ik zal daar op dit moment niet verder op ingaan.
De voorzitter:
Ik ben bang dat dit een andere discussie wordt.
Mevrouw Beckerman (SP):
Volgens mij wordt hier een discussie uitgelokt die we eigenlijk niet hier zouden moeten voeren, namelijk over de afhankelijkheid van de overheid. Mijn partij is juist voor gemengde wijken. Misschien zou de minister zich eens kunnen verdiepen in de problemen die mensen op dit moment hebben om een goede en passende woning te vinden. Er is een tekort aan sociale huurwoningen maar het is ook moeilijk om door te stromen door de flexbanen en het is bovendien lastig om aan hypotheken te komen. Het is treurig als de minister dit zo wegzet.
Minister Kamp:
Mevrouw Beckerman heeft kennelijk door dat ze een verkeerde opmerking heeft gemaakt zojuist, want ze had het over gemengde bewoning van sociale huurhuizen en ze stapt nu over naar gemengde wijken, wat heel wat anders is. Ik ben over allebei bereid discussies te voeren, maar ik ben daar vanmiddag niet voor naar de Kamer geroepen. Ik zit ook met het probleem dat mijn collega van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties daarover gaat en niet ik.
De voorzitter:
En we moeten om vier uur ook nog een nieuw debat voeren hier.
Minister Kamp:
Dat is meer een aansporing van uw kant aan mij om het een beetje snel te doen. Ik zal dat proberen, mevrouw de voorzitter.
Wat betreft de mensen met lagere inkomens nog het volgende. Als iedereen bijdraagt aan energiebesparing, wat wij ook willen, dan heeft iemand met een hoger inkomen en een eigen huis meer handelingsvrijheid. Dan kan die persoon inderdaad dingen aanschaffen. Voor iemand met een laag inkomen die in een huurhuis zit, is dat minder gemakkelijk. Vandaar dat het van groot belang is dat we er meerdere regelingen voor hebben. Woningcorporaties zijn zeer geïnteresseerd om bij te dragen aan energiebesparing. We hebben ook fondsen beschikbaar waar woningcorporaties gebruik van kunnen maken, voor zover dat al nodig zou zijn. Regelingen die gebruikt worden door particulieren met hogere inkomens en die dus niet in sociale huurwoningen zitten, kunnen ook door corporaties gebruikt worden ten behoeve van de bewoners van de door hen verhuurde woningen. Dat zijn allemaal zaken die we hier in gang hebben gezet.
Ik denk dat het goed is om daarmee door te gaan. De minister van BZK is daar ook mee bezig. Hij heeft de Kamer er ook al over geïnformeerd en zal er, naar ik heb begrepen, binnenkort ook nog met de Kamer opnieuw over spreken. Ik denk dat het heel nuttig is om te zorgen dat dit ook via de woningcorporaties in voldoende mate beschikbaar komt voor de mensen die in die woningen wonen. Als je in een flat woont en je geen dak hebt waar je zonnepanelen op kunt plaatsen, is er de mogelijkheid van een gezamenlijk project waaraan een groot aantal mensen meedoet.
Mevrouw Mulder noemde de postcoderoosregeling, zijnde een verschrikkelijk ingewikkelde regeling. Dit is een regeling waarbij we ieder probleem dat zich voordeed tot een oplossing hebben gebracht en waarvan we denken dat er op steeds grotere schaal gebruik van wordt gemaakt. Door mevrouw Mulder of door mevrouw Dik-Faber werd gezegd dat de corporaties de mensen tegemoet zouden moeten komen door ze in het begin te helpen. Ik denk dat je door die coöperatieve regeling met gebruikmaking van de postcoderoosregeling ook mensen die in flats zitten zonder dak gebruik kunt laten maken van de mogelijkheden om duurzame energie op te wekken en daar zelf ook financieel van te profiteren. Wij hebben dat steeds ondersteund. Ik ben ook zeker bereid om te kijken of wij vanuit het kabinet al die initiatieven die ontstaan in het land waarbij gebruik wordt gemaakt van de postcoderoosregeling voor coöperatieve projecten op het punt van duurzame energie, in het moeilijke beginstadium kunnen stimuleren. Daar ben ik naar aan het kijken. In het onverhoopte geval dat de kabinetsformatie lang duurt, zal ik hierover zeker nog nader met de Kamer van gedachten wisselen.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Dat was inderdaad een vraag van mijn kant. Ik dank de minister voor deze toezegging. Op welke termijn kan hij eventueel al een eerste terugkoppeling geven van de richting waarin hij denkt, zonder alles al meteen dicht te timmeren zodat er ook nog ruimte is voor de formatietafel? Wil hij dit nu wel alvast oppakken?
Minister Kamp:
Ik moet heel voorzichtig zijn. Ik ben altijd beschikbaar om te zeggen: dit doe ik in het vierde kwartaal; dat doe ik na de zomer; dit doe ik aan het begin van het volgende jaar. Ik kan echter niet over mijn graf heen regeren. Ik vind het wel nuttig om hiermee aan de gang te gaan, dus ik zal dat zeker doen. Zodra ik iets concreets te melden heb, ofwel om het op een of andere manier voor de formatietafel beschikbaar te krijgen ofwel om het met de Kamer te delen of misschien wel allebei, zal ik dat zeker niet nalaten. In mijn huidige demissionaire positie ga ik echter geen termijnen meer noemen.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Dank voor de toezegging.
Minister Kamp:
De heer Bosman heeft een paar dingen gezegd die eigenlijk overeenkomen met wat ik net heb gezegd. Aanvullend gaf hij nog aan dat hij het van belang vindt dat bedrijven investeringszekerheid wordt geboden. Dat deel ik helemaal met hem. Als je wilt dat bedrijven dingen doen op het punt van duurzame energie, en dat willen wij, is het absoluut nodig dat je hen duidelijkheid geeft. De bedrijven moeten keuzes maken: ze investeren in het een of ze investeren in het ander. Als "het ander" duurzame energie is en daarbij het idee ontstaat dat er ieder jaar ander beleid is en dat dingen die net zijn toegezegd over een halfjaar weer anders zijn, wordt er gewoon niet geïnvesteerd. Het is dus heel cruciaal om voor het bedrijfsleven een situatie te creëren waarin het investeringszekerheid voelt. Dan is men ook bereid om te investeren. Ook dat punt deel ik met de heer Bosman.
De heer Bosman zei dat hij tegen het herverdelen van inkomens via de energierekening is. De heer Bisschop had daar op dit punt wat minder moeite mee. Ik heb dezelfde opvatting als de heer Bosman. Ik denk dat we in dit land inkomensbeleid voeren via de inkomstenbelasting. Het is heel verstandig om dat zo te doen. Daarnaast hebben we allerlei andere belastingen. We betalen btw. Als ik met een laag inkomen een kleine auto koop, betaal ik weinig btw. Als ik met een heel hoog inkomen een grote auto koop, betaal ik veel btw. Op die manier wordt er in de uitgavensfeer vaak rekening gehouden met de draagkracht, maar dat is allemaal indirect. We hebben een directe inkomstenbelasting. Als we vinden dat daarin dingen moeten worden gecorrigeerd, bijvoorbeeld voor de lage inkomens, doen we dat bij het opstellen van de begroting, bij de koopkrachtbecijferingen. In de afgelopen kabinetsperiode zijn de mensen met lage inkomens er meer op vooruitgegaan dan de mensen met hoge inkomens.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
We zien dat inwoners die minder te besteden hebben, minder goed worden bereikt met onze salderingsregeling en andere mogelijkheden voor energiebesparing. De vraag is dan wel of de minister erover heeft nagedacht hoe hij meer mensen uit die groep bij deze regeling betrekt. Heeft hij ideeën over de wijze waarop dit kan worden verbeterd? Dat een salderingsregeling in welke vorm dan ook wel door zal gaan, ook na dit kabinet, lijkt me evident. Het is alleen wel de vraag wie er dan op een goede manier van profiteren.
Minister Kamp:
Daarover wil ik me ook niet meer uitlaten. Er moeten politieke keuzes worden gemaakt over de salderingsregeling. Het is niet meer aan mij om die keuzes te maken. Voor mensen met lage inkomens zijn er drie heel reële feiten. Het eerste is wat ik zonet zei: ieder jaar wordt de koopkracht beoordeeld. Het tweede is dat de woningcorporaties op dit vlak heel actief zijn. Ze hebben hiervoor aparte fondsen beschikbaar. Van de algemene regelingen, die er voor iedereen zijn, kunnen mensen via de woningbouwverenigingen gebruikmaken. Het derde is dat je, ook als je zelf geen dak hebt, via een coöperatief project en met gebruikmaking van de postcoderoosregeling er je voordeel mee kunt doen. Ik denk dat het op die manier moet gaan gebeuren. Ik haak meer in het bijzonder aan bij wat mevrouw Mulder al eerder heeft gezegd: als wij specifieke ingrepen doen in een gebied, bijvoorbeeld windmolens op land realiseren, is het heel nuttig om de mensen in de omgeving daar ook een belang bij te geven. Het lijkt mij heel logisch dat je ook de mensen in sociale huurwoningen op de een of andere manier daarbij trekt. Dat zal allemaal in de nabije toekomst verder uitgewerkt worden. We zullen moeten afwachten hoe dat in de volgende kabinetsperiode verdere invulling krijgt.
Mevrouw Dik-Faber wilde de subsidies beter inrichten voor de lagere inkomens. Daar ben ik al op ingegaan.
Mevrouw Dik-Faber zei dat er hogere kosten zijn in geval van het niet aansluiten op gas. Wij zeggen dat het niet meer verplicht is om nieuwe huizen op gas aan te sluiten. Dan moet er dus iets anders komen. Mevrouw Dik-Faber zegt dat dat duurder is. Dat kan best zo zijn, maar het is niet zo dat we die kosten vervolgens mogen wegnemen. We hebben ook op Europees niveau afgesproken dat de reële kosten die worden gemaakt door de netwerkbedrijven, bijvoorbeeld voor het doel waar mevrouw Dik-Faber nu over spreekt, moeten worden doorberekend. Anders krijg je vervuiling van de marktsituatie. Dat is vastgelegd in een richtlijn. We hebben dat ook uitgewerkt in een wet. Dat betekent dat op dat punt is voorgeschreven hoe de kosten worden gedragen. Daar zullen we ook aan vast moeten houden.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Maar wie draagt dan de kosten? Woningeigenaren in spe zeggen dat ze ontzettend graag van het gas af willen. Dat willen we met z'n allen heel graag. Dat is een goede ontwikkeling, maar nu worden woningeigenaren met hogere kosten opgezadeld. Het voelt een beetje als het afstraffen van goed gedrag. Dat is toch niet wat we met elkaar willen?
Minister Kamp:
Kosten worden gemaakt. Er wordt een nieuw huis gebouwd. Daar moet een badkamer in en een keuken. Er moet een schuur bij komen. Er moet een warmtevoorziening in komen. Je kunt wel zeggen: die warmtevoorziening kost €3.000 en dat vinden we niet leuk voor die mensen. Maar de rekening moet toch op een of andere manier betaald worden. Dat kun je doen met overheidssubsidie. Dan kunnen de belastingbetalers het betalen. Je kunt het via de Opslag Duurzame Energie in feite ook door de belastingbetalers laten betalen. Maar ik denk dat dat raar is. Ik denk dat als er iets nieuws wordt gebouwd, alle kosten die gemaakt worden uiteindelijk door degenen die er gebruik van maken gedragen moeten worden.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik ga nog eens kauwen op wat de minister mij allemaal vertelt. Ik mis toch de projectontwikkelaars in dit hele verhaal. Wat is hun rol in dit geheel?
Minister Kamp:
Als we zeggen dat we woningen niet meer op het gas willen hebben en we, om te beginnen, de verplichting om ze op gas aan te sluiten eraf halen en we bovendien 200.000 huizen per jaar van het gas af willen halen, dan kunnen we de rekening niet zomaar ergens neerleggen, ook niet bij projectontwikkelaars. "Projectontwikkelaars" is ook geen vies woord. Dat zijn mensen die binnen de kaders van de wet iets doen waar in de maatschappij behoefte aan is, namelijk een bepaald project ontwikkelen. Dat zou ook een woning kunnen zijn. Maar om dan de rekening voor de warmtevoorziening van een woning bij hen neer te leggen en niet bij de gebruiker van de voorziening … De redelijkheid daarvan ontgaat mij. Als je bij bedrijven een rekening neerlegt, komt die rekening op de een of andere manier uiteindelijk bij de afnemers van het product terecht. Zo gaat het altijd.
Mevrouw Dik-Faber kwam met het punt van de energiebelasting voor de grootverbruikers. Daar ben ik al op ingegaan.
Er is gevraagd om de omwonenden bij wind op land mede-eigenaar te maken. Daar ben ik al op ingegaan, ook in reactie op hetgeen mevrouw Mulder op dat punt naar voren heeft gebracht.
Mevrouw Kröger wil mensen met lagere inkomens compenseren. Zij verwees ook naar het rapport van CE Delft. Wat uiteindelijk door CE Delft wordt geadviseerd, is precies wat het kabinet ieder jaar aan het doen is.
Mevrouw Kröger maakte zich ongerust over de banengroei uit het energieakkoord. Dat is niet nodig, omdat we in het energieakkoord hebben afgesproken dat er 90.000 banen bij komen. Die 90.000 banen gaan erbij komen, want we zitten nu al boven het schema. Het gaat hard met die nieuwe werkgelegenheid.
De woningen voor mensen met lage inkomens helpen met energiebesparing: daarover heb ik het gehad. De eigen energieopwekking stimuleren: daar hebben we dus een aantal stimuleringsregelingen voor. Mevrouw Kröger zei: je zou de SDE+ ook moeten gebruiken om daar wat aan te gaan doen. Dat gaan we wat mij betreft niet doen, want de SDE+ is bedoeld voor meer grootschalige projecten en is bovendien niet bedoeld om sommige vormen van energieopwekking te bevoordelen boven andere. Het is juist zo dat we er met de SDE+ aan bij willen dragen dat de kosten beheerst worden. Dat hebben we ook zo met elkaar besproken. Dat is belangrijk. Ik hoop verder dat we in het begin van mijn termijn hebben kunnen vaststellen dat we daar de afgelopen jaren zeer goed in zijn geslaagd.
Mevrouw Kröger begon ook over de ontwikkelfaciliteit voor de corporaties. Wat ik daarover gezegd heb, is toch … Nee, daarmee ben ik inmiddels gekomen bij de vragen van mevrouw Mulder.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Twee vragen. Mijn eerste vraag gaat het over het instrument van een energieadvies op maat. Je ziet in de praktijk toch dat energiebesparende maatregelen voor sommige groepen niet toegankelijk genoeg zijn of dat mensen er niet genoeg van afweten. Zijn er meer mogelijkheden om met een energieadvies op maat groepen te bereiken die op dit moment nog niet genoeg aan energiebesparing doen?
Mijn tweede vraag gaat over de SDE+. Is het mogelijk om een deel van die regeling te oormerken voor energiecoöperaties en voor groepen mensen die op dit moment minder toegang hebben tot zo'n regeling? Is dat een manier om ervoor te zorgen dat er veel meer van onderop gebruikgemaakt wordt van duurzame-energieregelingen? Deze vraag is overigens in lijn met die van mevrouw Mulder.
Minister Kamp:
De SDE+-regeling is bij uitstek ongeschikt om rekening te houden met mensen met lage inkomens en dat soort zaken. Daar is die regeling niet voor. Die regeling is er, omdat wij gezegd hebben dat we 14% tot 16% en straks nog veel meer fossiele energie willen besparen. Die energie moet wel geproduceerd worden en daarvoor moeten wij nu een nieuwe infrastructuur opbouwen. Dat kost heel veel geld, maar dat willen we zo min mogelijk extra geld laten zijn. Daarom moeten de verschillende vormen van duurzame energie met elkaar concurreren. Om dat te stimuleren en om die grote ambitie voor die oplopende percentages te halen hebben we de SDE+. Ik kan in die regeling absoluut niet kwijt wat mevrouw Kröger nu voorstelt. Ik ben ook niet bereid om dat te gaan doen.
Verder zegt mevrouw Kröger dat je energie op maat meer aandacht zou moeten geven. Het is lastig om naar ieder huishouden in Nederland iemand te sturen om daar te gaan praten over energie op maat. Ik denk wel dat de bedoeling die mevrouw Kröger heeft, een terechte bedoeling is en dat we ook moeten bezien hoe we daaraan invulling kunnen geven. Dat betekent dat we dergelijke informatie beschikbaar moeten hebben, niet alleen voor mensen met een eigen woning maar ook voor mensen in huurwoningen. Die moeten allemaal gestimuleerd worden om mee te doen en dus geïnformeerd worden over de mogelijkheden om mee te doen. Mensen moeten daarbij ook worden ondersteund. Als het nodig is, moet er ook met hen over worden gepraat, bijvoorbeeld in de vorm van gesprekken met energiecoaches. Wij zijn aan het bekijken hoe we dat kunnen gaan doen en met die lijn van mevrouw Kröger ben ik het dan ook wel eens.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Het is fijn om te horen dat de minister het eens is met een lijn waarbij mensen energieadvies op maat krijgen. Wij hopen dan ook geïnformeerd te worden over de manier waarop daaraan invulling wordt gegeven en op welke manier dit soort energieadviezen op maat vorm kan krijgen.
Ik heb toch nog een vraag over de SDE+-regeling. Ik begrijp dat het gaat om grootschalige investeringen. Je kunt echter ook veel lokaal stimuleren, bijvoorbeeld door energiecorporaties. Dat is ook een manier om grootschaligheid te bereiken. Mijn vraag had dan ook niet als bedoeling dat individuele zonnepanelen gaan vallen onder de SDE+. Het gaat mij om de energiecorporaties waarmee op een grotere schaal, maar wel lokaal en van onderop, energie kan worden opgewekt.
Minister Kamp:
Zo moet het. Het is dan ook juist wat mevrouw Kröger zegt.
We hebben drie verschillende regelingen. De eerste is puur individueel. Het gaat dan om de saldering achter de meter. Dat is een zeer gunstige regeling voor mensen die in hun elektriciteitsbehoefte voorzien met zonnepanelen op hun eigen dak. Dat is een heel gunstige regeling die zeer stimulerend werkt. Dan heb je de postcoderoosregeling, een term die inmiddels ingeburgerd is geraakt. Dat is een regeling waarmee mensen die coöperatief aan energieprojecten willen werken, daarin worden gestimuleerd. Daar zijn we de afgelopen vierenhalf jaar erg druk mee geweest. We hebben eerst die regeling opgezet. Vervolgens hebben we steeds bekeken op wat voor problemen men stuit als men gebruik wil maken van die regeling en hoe we die problemen kunnen wegnemen. Dat is dus de tweede regeling. De derde regeling is de SDE+. Die is meer voor de grootschalige energievoorziening, waarbij je hoge doelstellingen moet zien te halen en dus ook verschillende vormen zo goed mogelijk met elkaar moet laten concurreren. Over de hele linie, van individueel tot grootschalig, zijn er dus voorzieningen beschikbaar om het te stimuleren.
Ik ben al ingegaan op de diverse punten die mevrouw Mulder heeft aangesneden. Zij zei dat je de energiecoöperatie moet ondersteunen met een ontwikkelfaciliteit. Daar heb ik al op gereageerd, en dat heeft mevrouw Mulder ook nog eens extra gedaan.
De heer Van Aalst zegt dat die duurzame energie allemaal maar flauwekul is. Dat hebben we zijn voorganger ook vaak horen beweren. Ik zou zeggen: de honden blaffen en de karavaan trekt verder, mijnheer Van Aalst. Als 194 landen in de wereld bij elkaar komen en zeggen dat er een groot probleem is, dan kunt u daar wel gaan staan en zeggen dat er niks aan de hand is, maar daar kunnen we toch echt niet veel mee. Wij denken dat de Parijse afspraak een zeer terechte afspraak is en dat er wat moet gebeuren. We moeten die overgang realiseren in het belang van de mensen in Nederland en de mensen in de wereld. Daar zijn we met z'n allen druk mee bezig. U hebt gezegd dat de ODE een sluipmoordenaar is. Ik heb in het begin al aangegeven wat de werkelijke feiten zijn.
De heer Bisschop sprak over de koopkrachtberekeningen. Daar ben ik op ingegaan. Het punt van de energiecoaches werd ook in het bijzonder door de heer Bisschop naar voren gebracht. Wat ik daar net over gezegd heb, is ook een reactie op zijn inbreng daarover.
De voorzitter:
Dan gaan we nu naar de tweede termijn van de zijde van de Kamer. De spreektijd is één minuut.
Termijn inbreng
Mevrouw Beckerman (SP):
Voorzitter. Ik zal de tweede termijn alleen gebruiken voor het indienen van mijn motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de regering, alsook verschillende politieke partijen, zich achter het klimaatakkoord van Parijs hebben geschaard;
constaterende dat een ambitieus klimaatbeleid noodzakelijk is om de doelen van het akkoord te halen;
van mening dat draagvlak hiervoor onontbeerlijk is;
spreekt uit, een onderzoekscommissie in te willen stellen die zich zal buigen over de verdeling van lusten en lasten van klimaatbeleid en de mogelijkheden om te komen tot een eerlijke energietransitie;
verzoekt het Presidium, voorstellen te doen over de opzet en de vorm van het onderzoek,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Beckerman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 138 (32813).
De heer Wassenberg (PvdD):
Voorzitter. Ik heb één motie, die ambachtelijk met de pen is geschreven. Ik hoop dat de Griffie mijn handschrift kan lezen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de energie-intensieve bedrijven minder per energie-eenheid betalen dan particulieren;
overwegende dat de prijzen voor grootverbruikers van energie laag worden gehouden door subsidies en belastingvoordelen;
constaterende dat de energieprijzen voor het Nederlandse bedrijfsleven substantieel lager liggen dan het Europees gemiddelde;
spreekt uit dat het onwenselijk is dat bij de energie-intensieve industrie niet de vervuiler/uitstoter van CO2 betaalt, maar de belastingbetaler,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Wassenberg en Beckerman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 139 (32813).
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Voorzitter. Ik heb twee moties.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de motie-Van Veldhoven c.s. (34199, nr. 76) en de motie-Voortman (30196, nr. 491) verzoeken om ruimte om te experimenteren met gebouwgebonden financiering, maar dat nog geen pilots opgestart zijn die gebruikmaken van de noodzakelijk geachte experimenteerruimte;
constaterende dat de werkgroep gebouwgebonden financiering de ruimte om te experimenteren met pilots als onderdeel van de opgave heeft meegekregen;
overwegende dat particuliere woningeigenaren, separaat ofwel in vve-verband, met een gebrek aan voldoende eigen financieringsruimte nu niet in staat zijn om verduurzaming en renovatie naar nul-op-de-meterwoningen te realiseren;
verzoekt de regering, er bij de werkgroep op aan te dringen nog dit jaar met pilotprojecten met gebouwgebonden financiering van duurzame woningen en vve's te starten en (indien onvoldoende aanwezig) de daartoe benodigde experimenteerruimte mogelijk te maken,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Dik-Faber en Kröger. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 140 (32813).
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Mijn tweede motie is heel kort.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat duurzame belastingkortingen en subsidies voor 80% terechtkomen bij mensen met de hoogste inkomens;
verzoekt de regering om belastingkortingen, subsidies en leningen toegankelijker te maken voor mensen met weinig of geen investeringsruimte,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Dik-Faber. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 141 (32813).
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Voorzitter. Ik dank de minister voor de beantwoording van al onze vragen. Ik hoop dat we het hier nog vaak zullen hebben over een rechtvaardig en goed klimaatbeleid.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat mensen met slecht geïsoleerde woningen enorm veel baat hebben bij het nemen van simpele energiebesparingsmaatregelen;
overwegende dat simpele energiebesparingsmaatregelen vaak over het hoofd worden gezien;
vraagt de regering, ervoor zorg te dragen dat mensen met slecht geïsoleerde woningen proactief geïnformeerd worden over eenvoudige en goedkope manieren om energie te besparen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Kröger, Wassenberg en Dik-Faber. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 142 (32813).
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
De minister heeft aangegeven dat hij al bezig is om dit beleid vorm te geven. Wij zien dat graag tegemoet. Deze motie geeft aan hoe wij denken dat dit beleid eruit zou moeten zien.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Voorzitter.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende de noodzaak van een eerlijke verdeling van lusten en lasten in het energiebeleid;
overwegende dat onze inwoners hard nodig zijn bij de transitie naar een duurzame energievoorziening;
verzoekt de regering, het eenvoudiger te maken voor inwoners om deel te nemen aan duurzame energieprojecten door energiecoöperaties te helpen bij hun opstart en te zorgen dat inwoners aandelen kunnen nemen in windenergieprojecten op zee,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Agnes Mulder, Beckerman, Van Veldhoven, Kröger, Dik-Faber, Wassenberg en Bisschop.
Zij krijgt nr. 143 (32813).
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
We hebben net van de minister gehoord dat hij het aan een volgend kabinet vindt om te kijken naar de salderingsregeling. Ik heb de minister ook gevraagd hoe we het kleinere mkb kunnen laten profiteren van een salderingsregeling. Misschien is dat al wel onderzocht. Mocht hij daarover al informatie hebben, dan kan ik me voorstellen dat hij die meegeeft aan de partijen die aan de onderhandelingstafel zitten of dat hij die met de Kamer wil delen. In hoeverre is dit al onderzocht?
Ik dank de minister in ieder geval voor de toezegging over de opstartfase. De motie die ik zojuist heb ingediend, gaat nog een stap verder en wil dat ook bekeken wordt hoe inwoners kunnen deelnemen aan wind-op-zeeprojecten. We zien in Friesland bijvoorbeeld dat mensen kunnen deelnemen aan het project op het IJsselmeer. Dat willen we ook graag voor wind-op-zeeprojecten.
De voorzitter:
De laatste moties worden nu gekopieerd. We wachten heel even tot ze zijn uitgedeeld.
Termijn antwoord
Minister Kamp:
Voorzitter. Over de motie op stuk nr. 138 van mevrouw Beckerman heb ik al gezegd dat ik mij daarover geen oordeel aanmeet. Het verzoek is gericht aan de Kamer, dus ik laat het oordeel erover ook aan de Kamer.
De motie op stuk nr. 139 van de heer Wassenberg en mevrouw Beckerman is een handgeschreven motie. Uitgesproken wordt dat het onwenselijk is dat bij de energie-intensieve industrie niet de vervuiler/uitstoter van CO2 betaalt, maar de belastingbetaler. In de motie worden subsidies en belastingvoordelen genoemd die aan de grootverbruikers worden gegeven. Ik weet niets van subsidies die gegeven worden. Ik weet wel dat we voor grootverbruikers, de energie-intensieve industrie, lagere belastingen hanteren. Dat is omdat ik niet graag wil dat de werkgelegenheid uit Nederland verdwijnt. De heer Wassenberg wil dat de belastingbetaler er niet voor opdraait, maar dat is vaak ook de werknemer. Als deze een uitkering krijgt, is hij afhankelijk van de capaciteit van de overheid om die uitkering te kunnen betalen. Ik zou het zeer onverstandig vinden als wij de grote basisindustrieën uit ons land wegjagen, doordat we de prijs van energie verhogen terwijl zij met de hele wereld moeten concurreren. De motie op stuk nr. 139 ontraad ik.
De motie op stuk nr. 140 is van de leden Dik-Faber en Kröger. In de motie wordt de regering gevraagd om in een werkgroep erop aan te dringen dat er dit jaar nog pilotprojecten starten met gebouwgebonden financiering van duurzame woningen en VvE's, en dat de daarvoor benodigde experimenteerruimte beschikbaar komt. Het is echt een motie waarbij ik denk aan lobbyisten, maar dat zal aan mij liggen. Ze is namelijk heel erg gedetailleerd, terwijl dit in het debat nog niet zo aan de orde is geweest. Ik zal desondanks proberen om er zo goed mogelijk op te reageren. Wij hebben een werkgroep die naar de kwestie kijkt. Het is aan de werkgroep zelf om te bepalen of hij met voorstellen komt voor pilotprojecten. Wij zeggen niet van te voren dat de werkgroep met pilots moet komen. De werkgroep gaat aan het werk en kijkt wat hij uiteindelijk graag voorstelt en voor elkaar wil krijgen.
In de motie wordt gevraagd om meer experimenteerruimte. In het wetsvoorstel Voortgang Energie Transitie is een bepaling opgenomen voor meer experimenteerruimte. We hadden dat al lang in de wet vastgelegd kunnen hebben, ware het niet dat de wet waarin dit stond door de Eerste Kamer met één stem meerderheid is verworpen door onder andere de SP. Maar die experimenteerruimte probeer ik er zo snel mogelijk weer in te krijgen. In het wetsvoorstel Voortgang Energie Transitie staat het dus al. Als de Kamer het wetsvoorstel snel in behandeling neemt, wat niet het geval is, dan kunnen we ook snel die experimenteerruimte voor elkaar krijgen. In plaats van een motie kan de Kamer dus beter het wetsvoorstel in behandeling nemen. Om die reden ontraad ik de motie.
In de motie op stuk nr. 141 van mevrouw Dik-Faber wordt de regering verzocht om belastingkortingen, subsidies en leningen toegankelijk te maken voor mensen met weinig of geen investeringsruimte. Er zijn op dit moment verschillende manieren waarop mensen met minder investeringsruimte gebruik kunnen maken van de verschillende regelingen. Er is een fonds beschikbaar, het Nationaal Energiebesparingsfonds. De heer Bosman doelde daar al op. Dat fonds kan gebruikt worden in combinatie met andere subsidieregelingen. Ik heb al gezegd dat woningcorporaties zelf gebruik kunnen maken van subsidieregelingen waarvan de huurders geen gebruik kunnen maken. Zij kunnen de subsidie vervolgens doorgeven aan de huurders. Ik denk dat de motie niets toevoegt, vandaar dat ik deze ontraad.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Dan gaat er toch iets niet goed. De minister zegt dat de mogelijkheden er wel zijn, maar ze worden niet gebruikt. In het rapport dat we vandaag bespreken, staat dat 80% van de regelingen terechtkomt bij de hoogste inkomens. Mij gaat het erom dat we ook de laagste inkomens bereiken. Zijn die regelingen er? Als de minister zegt dat ze er zijn, hoe gaan we er dan voor zorgen dat ze de mensen daadwerkelijk bereiken?
Minister Kamp:
Daarover hebben we net het debat gehad. Ik heb aangegeven hoe we dat doen en ik heb dat net nog een keer aangegeven. Mensen met een lager inkomen die in een sociale huurwoning zitten, kunnen via de woningcorporatie bereikt worden. Ik heb in het debat ook aangegeven dat er een regeling is met corporaties waarvan zij onderdeel kunnen zijn. Over de verschillende mogelijkheden die er op dit moment zijn en aanvullend over een suggestie van onder anderen de heer Bisschop heb ik gezegd dat het heel goed is om te bekijken hoe je met energiecoaches en advies op maat mensen kunt bereiken en informeren over alle mogelijkheden, zodat zij daarvan zo goed mogelijk gebruikmaken. Dat willen wij bereiken.
In de motie op stuk nr. 142 van mevrouw Kröger, de heer Wassenberg en mevrouw Dik-Faber wordt de regering gevraagd ervoor te zorgen dat mensen met slecht geïsoleerde woningen proactief geïnformeerd worden over eenvoudige en goedkope manieren om energie te besparen. Ik heb net al het nodige daarover gezegd. Wat hierin staat, is niets nieuws. Om die reden ontraad ik de motie op stuk nr. 142. Enkele weken geleden heb ik de Kamer al het Convenant 10 PJ energiebesparing gebouwde omgeving toegestuurd. Samen met de minister van BZK, energieleveranciers, netbeheerders en aanbieders van energiebesparende producten heb ik een regeling gemaakt om te bereiken dat er 10 petajoule extra energiebesparing wordt gerealiseerd in de bebouwde omgeving. Een onderdeel van die afspraken is een verbeterd inzicht voor alle huishoudens in het energieverbruik. Die regeling is nu opgezet. We hebben er met het veld overeenstemming over bereikt. We gaan jaarlijks monitoren of dat tot de gewenste resultaten leidt. Mocht dat niet zo zijn, dan zullen we het beleid verder aanscherpen. Gelet op wat ik net zei en wat ik nu zeg, is mijn conclusie dat deze motie geen meerwaarde heeft indien de Kamer die uitspraak zou doen. Daarom ontraad ik de motie.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Ik deel nu toch een beetje de verbazing van mijn collega-Kamerlid mevrouw Dik-Faber. Het lijkt alsof we net geen debat hebben gevoerd van anderhalf uur over het feit dat er toch een probleem is. Het probleem is dat mensen geen energiebesparende maatregelen nemen, geen subsidies krijgen om duurzame energie op te wekken of geen mogelijkheden vinden om energie te besparen. Ik dacht dat wij anderhalf uur hadden gesproken over dat probleem, dat de aanleiding is voor dit debat. De minister geeft aan dat er wordt nagedacht over hoe met dat probleem moet worden omgegaan. Daarom heb ik deze motie ingediend, waarin suggesties worden gedaan over hoe dat eruit zou kunnen zien: proactief informeren.
Minister Kamp:
Voorzitter. Wilt u dat ik beleefdheidshalve nog voor een derde keer zeg wat ik heb gezegd?
De voorzitter:
Nee, niet voor een derde keer.
Minister Kamp:
Goed, dan zal ik niet zeggen dat via de woningcorporatie, met een coöperatieve regeling, gebruikmakend van de postcoderoosregeling en met coaches en andere vormen van informatie gedaan wordt wat is gevraagd.
Ik kom bij de motie-Agnes Mulder c.s. op stuk nr. 143, waarin de regering wordt verzocht het voor inwoners makkelijker te maken deel te nemen aan duurzame-energieprojecten door energiecoöperaties te helpen bij hun opstart. Ik heb dat al toegezegd; ik ben bezig dat te bekijken. Wat dat betreft is de motie niet nodig. Ook wordt de regering verzocht ervoor te zorgen dat inwoners aandelen kunnen nemen in windenergieprojecten op zee. Dat kan ik zo niet toezeggen. Er moeten enorme investeringen worden gedaan in de windparken op zee. Daartoe worden grote consortia gevormd. Het is mogelijk dat een of meer van die consortia dit element willen meenemen. Die consortia moeten keihard concurreren op de prijs. Het kader is precies aangegeven en zij kunnen dan een prijs aandragen. Het consortium dat het goedkoopste is, mag het windpark realiseren. Ik kan dan niet nog een extra verplichting opleggen. Dat zou de hele systematiek van de windparken op zee doorkruisen en dat lijkt mij niet goed. Het is goed mogelijk dat een consortium denkt binnen de concurrentiestrijd en binnen de bestaande regeling voor wind op zee een deel van de kapitaalbehoefte ook via particulieren op land te kunnen dekken en daar ook iets voor wil doen. Dat laat ik verder helemaal aan de consortia over. Ik heb geen zin om de bestaande succesvolle regeling voor wind op zee — die er inmiddels toe heeft geleid dat de kostenreductie die wij in acht jaar wilden bereiken al in twee jaar bereikt is — te gaan verslechteren. Ik ontraad derhalve de motie op stuk nr. 143 van mevrouw Mulder c.s.
Mevrouw Mulder heeft gevraagd of wij het mkb kunnen laten meeprofiteren van de salderingsregeling. In de salderingsregeling wordt geen onderscheid gemaakt tussen burgers en bedrijven. Iedereen die achter de meter iets doet met duurzame energie, bijvoorbeeld door het gebruik van zonnepanelen, kan een beroep doen op die regeling. Dat geldt ook voor bedrijven. Op dit punt is er geen onderscheid. Ik hoop dat ik dit misverstand bij mevrouw Mulder heb kunnen wegnemen.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Ik dank de minister voor zijn beantwoording. Volgende week dinsdag zal er gestemd worden over de ingediende moties.
De vergadering wordt van 15.37 uur tot 16.01 uur geschorst.
Diversiteitsbeleid nationale politie
Diversiteitsbeleid nationale politie
Aan de orde is het dertigledendebat over het diversiteitsbeleid bij de nationale politie.
Termijn inbreng
De voorzitter:
Ik heet de minister van Veiligheid en Justitie van harte welkom. Ik geef mevrouw Helder namens de PVV als eerste spreker het woord. De spreektijden zijn drie minuten per fractie.
Mevrouw Helder (PVV):
Voorzitter. "De politie heeft tot taak in ondergeschiktheid aan het bevoegd gezag en in overeenstemming met de geldende rechtsregels te zorgen voor de daadwerkelijke handhaving van de rechtsorde en het verlenen van hulp aan hen die deze behoeven", aldus artikel 3 van de Politiewet. Dus niet het zorgen voor verbinding, het aanjagen van politieke debatten of het organiseren van iftars, maar het zorgen voor de veiligheid van burgers in Nederland. Alle burgers, zonder aanziens des persoons. Bij die taak hoort een uniform dat uniformiteit uitstraalt, oftewel zonder enige religieuze symbolen. Zo staat het in de gedragscode en zo hoort het ook. Mensen die zich niet in de politie herkennen en menen dat ze daardoor niet naar de politie hoeven te luisteren, hebben problemen met gezag.
Korpschef Aalbersberg denkt daar duidelijk anders over. Hij betaalt mevrouw Elatik €12.000 per maand om hem, ik citeer, "scherp te houden", en mag nu als beloning op tournee langs al zijn teams om draagvlak te herwinnen. Dat draagvlak is hij niet alleen kwijt onder een groot deel van zijn agenten, maar ook onder de burgers. Politiekorpsen organiseren zelf iftarmaaltijden met de leus "verandering van spijs doet eten", terwijl burgers zuchten onder de overlast van wat verzachtend "ramadanreljeugd" wordt genoemd, om maar een voorbeeld te noemen. De drang om maar zo veel mogelijk mensen met een migratieachtergrond in het korps te krijgen is zo groot dat sollicitanten worden afgewezen vanwege het ontbreken van die migratieachtergrond en sollicitanten met een migratieachtergrond die de cognitieve test niet haalden, wel worden toegelaten. Er wordt sollicitanten, zo heb ik begrepen, zelfs in de wervingsprocedure gevraagd wat ze van de PVV vinden. Dat zorgt niet alleen voor het afhaken van veelbelovende aspiranten, maar ook voor het uithollen van het korps zelf.
Burgers, burgemeesters, commissarissen van de Koning en agenten zelf maken zich zorgen over de georganiseerde criminaliteit, over de aanhoudende terreurdreiging van radicaliserende jongeren en teruggekeerde jihadisten, en over het verdwijnen van agenten uit de wijken. Ook hulpverleners en agenten ontspringen de dans niet. Denk aan de jaarwisseling. Vannacht werd in Amsterdam een politieauto bekogeld met een bloembak en vervolgens in brand gestoken, terwijl agenten met een hulpmelding bezig waren. Dáár moet keihard aan gewerkt worden.
Een voor de islamitische symbolen buigende korpschef en een korpsleiding met een discriminerend voorkeursbeleid passen daar niet bij. Wat mijn fractie betreft wijst de minister de korpsleiding dan ook in niet mis te verstane bewoordingen op hun wettelijke taken en zorgt de minister voor een snel einde van dit ongepaste en ook gezagsondermijnende diversiteitsbeleid, want dat gaat volstrekt voorbij aan de zogenoemde inspanningsverplichting die de minister in zijn brief noemt. Ik hoor graag zijn reactie, want ik overweeg een motie op dat punt vanwege het feit dat korpschef Aalbersberg heeft aangegeven dat hij zijn standpunt handhaaft en de korpschef heeft laten weten dat er nu geen draagvlak voor is, maar dat die discussie vast nog wel een keer komt.
De heer Öztürk (DENK):
De PVV zegt: we gaan voor neutraliteit bij de politie. We weten ook dat er binnen de politieorganisatie een aantal politiemensen zijn die racistisch en xenofoob zijn. Iemand die racistisch en xenofoob is, is meestal niet neutraal. Die sluit mensen uit. Wat vindt de PVV dat er moet gebeuren om die racisten en xenofoben binnen de politieorganisatie aan te pakken?
Mevrouw Helder (PVV):
Op die vraag heb ik al heel vaak geantwoord, maar ik zal het zeker nog een keer doen. Daar moet keihard tegen worden opgetreden. Dit debat gaat ook over de uitstraling van het uniform en, breder getrokken, het diversiteitsbeleid. Daar heb ik nu net mijn betoog over gehouden. Maar als de heer Öztürk graag nog een keer hoort dat racistische opmerkingen over en weer niet horen, heb ik dat bij dezen weer bevestigd.
De heer Öztürk (DENK):
Die racisten stralen ook iets uit: een stukje racisme, een stukje xenofobie, een stukje uitsluiting. Dat zorgt ook voor een uitstraling die niet neutraal is. Maar concrete maatregelen durft de PVV niet te nemen. Daarnaast wil zij artikel 1 schrappen. Daarmee haal je toch het fundament van de neutraliteit waar u het over hebt, weg?
Mevrouw Helder (PVV):
Daarop heb ik al heel vaak geantwoord. Artikel 1 van de Grondwet gaat voorbij aan de discussie waarover we het nu hebben. De heer Öztürk heeft het over een opmerking en over wat de uitstraling zou moeten zijn. We hebben het hier over het uniform. Ik heb heel vaak geprobeerd om daarop een antwoord te geven, maar je moet dat ook willen horen.
Mevrouw Tellegen (VVD):
Voorzitter. De VVD begrijpt de roep om meer diversiteit binnen de nationale politie. Ik snap dat de korpsleiding hoopt met een diverser korps nog effectiever te kunnen optreden. Maar wat ik niet begrijp, is de wijze waarop dit beleid op dit moment invulling krijgt. Zowel in het programma Kracht van het verschil als daarbuiten wordt een veelheid aan initiatieven ontplooid, waarbij keer op keer de indruk ontstaat dat het voor mensen met een migratieachtergrond makkelijker wordt gemaakt om toe te treden tot het korps en dat zij worden voorgetrokken. Dat kan en mag nooit de bedoeling zijn. Diversiteit is belangrijk, maar aan toelatingseisen wordt niet getornd. Bij ongelijke geschiktheid moet kwaliteit altijd zwaarder wegen. Kan de minister bevestigen dat je bij de politie carrière maakt op basis van wat je kunt en niet op basis van wie je bent?
De korpschef streeft ernaar om eind 2017 een diverse instroom van 25% te halen. Op dit moment zitten we op 20%. Hoe gaat de korpschef die 5% in de komende zes maanden werven, zo vraag ik de minister. Het aantal agenten met een migratieachtergrond is in de afgelopen drie jaar verdubbeld. Dan gaat het toch gewoon goed? Waarom al die extra initiatieven en proefballonnen? Ik wil daarop graag een reactie.
Ik kom op de pilot Blauw Talent. De VVD is vanaf dag één kritisch geweest op dit initiatief. De pilot betreft een begeleidingstraject voor mensen met een migratieachtergrond die agent willen worden. Als zij het op de eerste selectiedag net niet halen, krijgen ze een herkansing, zo schrijft de minister. Hoe valt dit te rijmen met de stellingname in diezelfde brief, namelijk dat aan selectiecriteria niet wordt getornd? En als die tweede kans er al moet zijn, waarom dan niet voor iedereen? Ik wil daarop graag een reactie.
Mevrouw Helder (PVV):
Uit het jaarverslag over 2016 blijkt dat de verdubbeling van de instroom van aspiranten met een migratieachtergrond mede is veroorzaakt door het programma blauw op maat. Als aspiranten met een migratieachtergrond de test niet halen, krijgen zij de kans om te worden bijgespijkerd, zodat ze het vervolgens wel halen. Ik heb collega Tellegen daarop altijd kritiek horen uiten. Is zij het daar nu ineens wel mee eens?
Mevrouw Tellegen (VVD):
Nee, dat ben ik absoluut niet. Dat is ook precies mijn vraag. Ik wil precies weten hoe het met die pilot staat. Ik herinner mij nog het laatste debat dat wij hierover hadden met de voorganger van deze minister. Daarin hebben wij samen opgetrokken om te vragen hoe het zit met deze pilot, omdat wij er eigenlijk tegen zijn. We hebben toen de toezegging gekregen dat we daarover geïnformeerd zouden worden, maar dat zijn we niet. Daarom leg ik die vraag hier vandaag neer.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Mevrouw Tellegen (VVD):
Ik ga over naar de proefballonnetjes die het politiekorps onlangs zelf heeft opgelaten. Gelukkig is de minister hierover heel helder. Politievacatures die puur en alleen zijn uitgeschreven voor mensen met een migratieachtergrond, zijn ontoelaatbaar. Maar hoe zit het nu precies met het omstreden voorstel van de Amsterdamse politiechef Aalbersberg om hoofddoekjes toe te staan? De VVD is hier absoluut tegen. De politie draagt niet voor niets een uniform. De term zegt het al: uniform. De politie moet boven de partijen staan en neutraliteit uitstralen, dus geen SP-button, geen sjaal van Feyenoord en geen hoofddoekjes. Hoe leest de minister de uitspraak van de korpschef dat er op dit moment geen draagvlak is voor het voorstel? Hoezo "op dit moment"? Kan de minister bevestigen dat de gedragscode uit 2011 onverkort geldt en dat er bij de politie nooit sprake zal zijn van welke religieuze uiting dan ook?
Mevrouw Özütok (GroenLinks):
Volgens mij zijn de woorden van de commissaris uit Amsterdam toch anders geweest. Hij heeft gevraagd om een maatschappelijk debat, om een discussie te voeren over religieuze uitingen bij de politie en het bevorderen van diversiteit. Hoe staat mevrouw Tellegen tegenover een neutrale maatschappelijke discussie?
Mevrouw Tellegen (VVD):
Discussie is altijd goed. Mevrouw Özütok heeft mij net horen zeggen dat ik in principe niet tegen het streven naar een diverser politiekorps ben, maar kwaliteit moet wel altijd het uitgangspunt zijn. Ik geloof niet dat de politiechef uit Amsterdam alleen een maatschappelijke discussie heeft willen starten. Hij is er daadwerkelijk voorstander van om dit te gaan doen. Daar hebben de kranten dagen bol van gestaan. Ik geloof dat dat iets meer was dan het starten van een maatschappelijke discussie. En daar zijn wij geen voorstander van.
Mevrouw Özütok (GroenLinks):
Hij zocht duidelijk draagvlak voor de ideeën ter verbetering van de diversiteit bij de politie. Het was een oproep tot een maatschappelijke discussie, een oproep om daarover een debat te voeren. Dat doen we nu ook een beetje. Hoe staat mevrouw Tellegen tegenover het geven van ruimte om die maatschappelijke discussie tot stand te brengen? Daar heb ik haar nog niets over horen zeggen.
Mevrouw Tellegen (VVD):
Volgens mij is het debat maximaal geslaagd, want de kranten hebben er weken bol van gestaan. Daarin stonden twee groepen heel duidelijk tegenover elkaar: mensen die er om verschillende redenen een groot voorstander van zijn versus de mensen die er geen voorstander van zijn. Los van het principiële punt of je ervoor of ertegen bent, vind ik het een interessante vraag of het toestaan van het dragen van hoofddoekjes door agenten überhaupt leidt tot meer mensen met een migratieachtergrond in het politiekorps. Die vraag zou ik graag beantwoord willen zien; dat staat los van het feit dat ik überhaupt tegen het principe ben.
Er moet respect zijn voor het uniform, ongeacht wie dat uniform draagt. Het mag nooit zo zijn dat etniciteit bepaalt welke agent je aanspreekt of aanhoudt. Iedereen in onze samenleving dient de politie en het uniform te respecteren. Een divers korps kan aan dat respect een bijdrage leveren, zonder af te doen aan het uniform.
Mevrouw Van Engelshoven (D66):
Voorzitter. Hoe maken we het politiekorps diverser, als het gaat om geslacht, etnische afkomst, geaardheid, opleidingsniveau en specialistische kennis? Dat moet wat D66 betreft de kern van het debat zijn. Het debat moet zich dus niet concentreren op de vraag of agenten wel of niet hoofddoekjes mogen dragen. Daarmee lossen we het diversiteitsvraagstuk bij de politie niet op. Dat leidt alleen tot polarisatie.
Laat ik het standpunt van D66 over hoofddoekjes bij de politie helder verwoorden: overheidsfunctionarissen die zich bezighouden met ordehandhaving en recht moeten zo veel mogelijk neutraal optreden. Ambtenaren in uniform, zoals politieagenten, militairen en rechters dienen dus elke vorm van levensbeschouwelijke uiting achterwege te laten.
Maar niet alleen neutraliteit is wat D66 betreft een essentiële voorwaarde voor de legitimiteit van onze politie; dat is diversiteit ook. Een divers korps vormt een realistische afspiegeling van de Nederlandse samenleving en kan daardoor zijn politiewerk beter uitvoeren. Nieuwe initiatieven zijn daarom noodzakelijk. Wat D66 betreft wordt hier het beleid nationaal bepaald. Daarom is het goed dat de minister met zijn brief laat zien dat ook hij nu van het belang van een divers korps overtuigd is. De Kamer moest hem daar immers in 2015 bij motie-Recourt/Berndsen (29628, nr. 575) toe brengen, nadat tijdens kabinet-Rutte I de meeste initiatieven voor diversiteit waren stilgelegd. Daarom ben ik benieuwd of er al resultaten zijn van het programma Kracht van het verschil, dat als gevolg van de aangenomen motie is gestart. Ik krijg hierop graag een reactie van de minister.
Diversiteit is breder dan etnische achtergrond. Het is geen geheim dat de politie dringend behoefte heeft aan hogeropgeleiden. Uit de beantwoording naar aanleiding van het jaarverslag 2016 blijkt dat er geen zicht is op de uitstroom van hbo'ers. Hoe zit dat nou? We kunnen immers blijven trekken aan de voorkant, maar met een hoge uitstroom heeft dat weinig effect.
In tegenstelling tot de VVD is D66 wel blij met trajecten als Blauw Talent, waarbij divers talent indien nodig extra wordt begeleid om het reguliere selectieproces te doorlopen. Gaan we dat nu ook breed toepassen? D66 ziet ook een rol weggelegd voor verkorte opleidingsprogramma's, niet alleen om diversiteit te bevorderen maar ook om meer hogeropgeleiden te trekken. Verkorte trajecten en schakelprogramma's zorgen ervoor dat mensen die bijvoorbeeld al een andere mbo of hbo opleiding hebben via een verkorte weg blauw kunnen worden in plaats van de vierjarige opleiding volledig te moeten doorlopen. Dat zou voor heel veel mensen de aantrekkingskracht van de politieopleiding kunnen vergroten. Hoe ziet de minister dit? Ziet hij ruimte voor verbetering? Ik overweeg om hierover in tweede termijn eventueel een motie in te dienen.
De heer Öztürk (DENK):
Voorzitter. "Er is uitsluiting binnen de politieorganisatie. Agenten worden door hun collega's uitgemaakt voor kutmoslim. Agenten vinden dat je moskeeën in de fik moet steken. Leidinggevenden vragen aan agenten met een baard of zij aan het radicaliseren zijn. Dit zijn geen incidenten, dit gebeurt dagelijks bij de politie. Dit maken heel veel agenten mee." Dit zijn niet mijn woorden, maar de woorden van oud-korpschef Gerard Bouman, de hoogste baas van de politie op dat moment.
We zijn nu twee jaar verder. Zijn de problemen die Bouman beschreef nu opgelost? Is de politie diverser geworden? Zijn de racistische cowboys weg? Het antwoord is helaas nee. Al die jaren van prachtig mooie glimmende rapporten, bijeenkomsten, diversiteitsmanagers en mooie woorden. Er is niks veranderd. Want nu wordt de Amsterdamse politiechef op een sorrytournee gestuurd. Hij moet zijn teams verzekeren dat er toch geen ruimte is voor hoofddoekjes bij de politie. Hij moet een diepe buiging maken en aan de rest van Nederland het signaal afgeven dat er geen ruimte is voor diversiteit. Dit is helaas het lot van een korps dat pleit voor diversiteit.
Wij van DENK staan voor diversiteit in de breedste zin van het woord. Nederland wil een gidsland zijn, maar helaas worden wij door andere landen ingehaald. Kijk even naar de volgende plaatjes. Dit is een foto uit Amerika. Heel veel partijen noemen Amerika als voorbeeld. Dit is Amerika, ook voor de PVV, Amerika. Dit is een foto uit Engeland en dit uit Canada. Het kan allemaal. Het gaat goed, er zijn geen klachten. Diversiteit betekent dat je ook ruimte geeft aan elkaar en uiterlijk wil niet zeggen dat je altijd een bepaalde religieuze stroming in je werk meeneemt.
In Nederland doen wij aan selectieve diversiteit. Zo worden lhbt-agenten aangemoedigd om herkenbaar te zijn, om verbinding te maken en te zoeken met de gemeenschap, maar Khadija mag geen hoofddoek dragen, Geert geen keppel en Knoops geen kruisteken. Maar waarom mogen zij niet als moslima, christen of jood herkenbaar zijn, zoals in de drie landen die ik net heb genoemd? Graag een reactie van de minister.
Voorzitter, ik rond af. Neutraliteit wordt niet bepaald door je kleding, door je baard, geloof of uiterlijk. Neutraliteit wordt bepaald door je daden. Laten wij een diverse samenleving creëren, waarin je naar de daden van de persoon kijkt in plaats van naar zijn uiterlijk en naar wat hij draagt.
Mevrouw Özütok (GroenLinks):
Voorzitter. De politie is er voor iedereen in de samenleving en zal daarom ook een goede afspiegeling van onze samenleving moeten zijn. Maar op dit moment is de politie nog niet zo divers als gewenst. Om u een voorbeeld te geven: van de top 71 hoogste politieleiding heeft slechts één persoon een niet-westerse achtergrond. Bij de Amsterdamse politie heeft 18% van het korps een migrantenachtergrond, terwijl de Amsterdamse bevolking voor 52% uit mensen met een migrantenachtergrond bestaat. Voor een instituut dat functioneert bij de gratie van vertrouwen en draagvlak in de samenleving is dat erg zorgelijk. De politie, en de wijkagenten voorop, zijn de ogen en oren in de samenleving. Zij moeten juist nu kunnen doen waar zij goed in zijn: het onderhouden van het contact in de wijken en buurten.
GroenLinks was blij met het voorstel van de Amsterdamse politiecommissaris om een discussie te starten over het diversiteitsbeleid binnen de politie. Bij het bevorderen van diversiteit bij de politie moeten wat ons betreft niet bij voorbaat allerlei taboes worden opgeworpen. Ik vind het jammer dat korpschef Akerboom en deze minister de discussie die door de Amsterdamse politiecommissaris werd aangewakkerd, al snel in de kiem hebben gesmoord. Wat GroenLinks betreft is er een grote behoefte aan een dergelijke discussie. Er moet wat GroenLinks betreft ruimte zijn om alle voorstellen die bijdragen aan een divers personeelsbestand, te bediscussiëren. Uiteindelijk zal per voorstel besloten moeten worden of de voordelen opwegen tegen de nadelen. Graag hoor ik van de minister hoe hij samen met de politieorganisatie van plan is om snel werk te maken van meer diversiteit.
Vanuit de politie zelf zijn al veel geluiden gekomen waaruit blijkt dat er ook binnen de politie een grote wens is om diversiteit hoog op de agenda te zetten. Het is goed om dat te constateren, maar ik vraag de minister om ervoor te zorgen dat de ambities echt worden omgezet in concrete resultaten. Is de minister bereid om daarbij alle opties die bijdragen aan diversiteit, bij de politie bespreekbaar te maken en is hij bereid om onderzoek te doen naar het maatschappelijk draagvlak voor het dragen van levensbeschouwelijke en religieuze uitingen door politiefunctionarissen? Ik wacht de reactie van de minister af. Ik overweeg om hierover een motie in te dienen.
De heer Van Raak (SP):
Voorzitter. De minister kent het voorbeeld van vorig jaar, van de politieagent met een Marokkaanse achtergrond uit Amsterdam. Hij hielp zijn familie bij het doen van aangifte in Enschede. Wat er toen gebeurde, is ongelofelijk. Hij maakte zich bekend als politieagent, maar de dienstdoende agenten konden niet geloven dat zo iemand een agent zou zijn. Hij werd uitgescholden, met pepperspray behandeld en tegen een muur gewerkt. Zijn pols was gekneusd, zijn kleren waren kapotgescheurd en hij werd 's nachts opgesloten in een cel. Hij maakte zich bekend als politieagent, maar dat werd vanwege zijn Marokkaanse achtergrond niet geloofd. Naderhand werd er een onderzoek gedaan. Wat wil het geval? Deze politieagent — volgens mij inmiddels helaas ex-politieagent — was verdachte. Dit laat zien dat discriminatie en vooroordelen helaas diep zitten in de politieorganisatie. Dat kan niet.
Ik ben blij dat er sinds vorig jaar een gericht beleid is om diversiteit bij de politie te bevorderen, maar het bevorderen van diversiteit doe je niet door te discrimineren. Als voor vacatures alleen mensen met een migrantenachtergrond worden gevraagd, is dat dus niet de juiste weg. Als mensen met een migrantenachtergrond extra punten krijgen, is dat niet het bestrijden van discriminatie. Wat helemaal niet goed is, is wat ik in Amsterdam zie. Een oud-PvdA-politica die in de stad haar sporen — in negatieve zin — al heeft achtergelaten, wordt daar voor €12.000 aangenomen. Dat is een ministerssalaris. We hebben de afgelopen week gezien hoe bij de politietop in Amsterdam gegraaid wordt. Hoe ziet de minister dit voorbeeld? Wil hij hier ook een eind aan maken? Dit is duur publiek geld dat aan blauw op straat moet worden besteed en niet aan gehobby van oud-PvdA-bestuurders.
Ik ben blij dat de minister afstand heeft genomen van het voorstel over hoofddoekjes en dat ook het overgrote deel van de politiek daarvan afstand heeft genomen. Dat voorstel is niet de oplossing. Een cultuurverandering bij de politie is wel de oplossing. Als je bij de politie werkt, heb je een extern gevaar en moet je intern kameraden zijn. Er is een cultuur die deels naar binnen is gericht, ook om elkaar te beschermen, maar dat mag er nooit toe leiden dat vooroordelen in die cultuur dominant worden en ervoor zorgen dat collega's gediscrimineerd worden of de politie verlaten of dat mensen zich niet bij de politie aansluiten omdat zij zich niet herkennen in die cultuur. Ik zie ook, en dat is goed, dat in Amsterdam relatief gezien de laatste tijd veel mensen met een migrantenachtergrond bij de politie actief zijn geworden. In andere steden, zoals hier in Den Haag, is dat niet het geval. Kan de minister daar wat verder op ingaan? Hoe staat het met de cultuurverandering, bijvoorbeeld in Enschede? Welke maatregelen helpen daar nu aan mee? Dat zijn niet de maatregelen waarmee bestuurders voor €12.000 per maand worden ingehuurd.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Voorzitter. De aanleiding voor dit debat was de hoofddoekdiscussie, enkele weken geleden bij de Amsterdamse politie. Laten we daarover duidelijk zijn: de minister heeft hierover al een standpunt ingenomen. Wij hebben begrepen dat de hoofddoek niet is toegestaan en ook niet toegestaan zal worden als onderdeel van het politie-uniform. De CDA-fractie is het daar van harte mee eens. In essentie is de hoofddoek een religieuze uiting. Wij hechten eraan dat organisaties, zoals de politie, neutraliteit uitstralen, ook als het gaat om religie.
Waar het vandaag meer om gaat, is hoe het diversiteitsbeleid van de politie ervoor staat. Dank dan ook voor de brief. Met de minister en het korps steunen wij het streven naar diversiteit in het korps, alsook dat die diversiteit wat groter wordt dan die nu is. Maar het gaat daarbij zeker niet alleen om etniciteit. Het gaat ook om sekse, leeftijd, opleiding, geaardheid en andere zaken. Wij vinden het van belang dat de politie op hoofdlijnen een afspiegeling van de samenleving is. In de grote steden van ons land speelt dat ook ten aanzien van de bevolking met een migrantenachtergrond. Maar laten we niet doorslaan en laat ook gezegd zijn dat de toelatingseisen en de exameneisen voor alle politieagenten gelijk zijn. Als ik de brief lees, kan ik me dan ook weer volledig vinden in wat de minister daarover zegt: wel diversiteitsbeleid, maar op basis van het gewoon geldende voorkeursbeleid. Hooguit kan bij de werving en de opleiding en het gereedmaken van kandidaten van bepaalde bevolkingsgroepen een extra inspanning worden gedaan. Maar onze fractie vraagt wel om te bevestigen dat iedere politieman en iedere politievrouw door dezelfde hoepel moet springen om af te kunnen studeren aan de Politieacademie. Dat is van groot belang, niet alleen voor de eigenwaarde van de betrokken politiemensen, maar ook voor het vertrouwen van de bevolking in de politie in het algemeen. Het is goed dat de brief van de minister op dit punt duidelijk is.
Ik heb wel een paar vragen. Over het gehanteerde streefcijfer lezen we dat dit een instroom van 25% is. We begrijpen echter dat de politie in Amsterdam op 38% zit. Hoe verhouden die twee zaken zich tot elkaar? Het lijkt een beetje alsof het nooit genoeg is. Als ik dan kijk naar Utrecht, waar we zien dat heel veel agenten met een migratieachtergrond juist weer vertrekken, vraag ik me af wat we daarmee nu eigenlijk bereiken. We kunnen ons wel iedere keer een hoger doel stellen, maar volgens mij is het veel belangrijker om te kijken of we de mensen die daar nu werken en het werk goed doen, kunnen behouden. Dat is minstens zo belangrijk en op dit moment misschien nog wel belangrijker. Zeker als we kijken naar Overvecht. Ik wil graag van de minister iets meer weten over hoe het dat wil bewerkstelligen?
Laat het heel duidelijk zijn: wij vragen aandacht voor de wens, voor de droom van heel veel Nederlandse jongeren om een baan bij de politie te krijgen. Ondanks alle problemen is de politie een gewilde werkgever. We moeten echt met elkaar voorkomen dat er een beeld ontstaat alsof je alleen vanuit een bepaalde achtergrond bij de politie kunt komen in deze samenleving. Kan de minister aangeven wat hij doet om ervoor te zorgen dat het voor Annie, Truus, Jan en Piet evenzo heerlijk is om bij de politie te werken als voor ieder ander?
De heer Öztürk (DENK):
Ook de CDA-fractie is voor neutraliteit van de ambtenaren. Uiteindelijk zijn politiemensen ook rijksambtenaren. Maar ze hebben er altijd een zwaar pleidooi voor gehouden — en dat ook altijd gesteund — om weigerambtenaren de mogelijkheid te geven om burgers die een bepaalde vorm van huwelijk wilden, te weigeren. Is het niet een beetje hypocriet om weigerambtenaren wel volledige steun te geven en, in dit geval, een hoofddoekje te verbieden?
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Nee, dat is een totaal andere discussie. Om het duidelijk te maken met een voorbeeld; wij vinden het heel belangrijk dat iedereen in iedere gemeente kan trouwen en dat iedereen zich in iedere gemeente welkom voelt en dat het totaal niet uitmaakt of je met een man trouwt of met een vrouw, als je een man of een vrouw bent. De Raad van State is heel duidelijk geweest dat dit niet wil zeggen dat je ideeën van mensen daarvoor aan de kant zou moeten schuiven. De grap is dat het heel goed mogelijk is dat je iemand met gewetensbezwaren in een Amsterdams gemeentehuis hebt, waar ongeveer 360 mensen huwelijken sluiten, en terecht, terwijl dat in de Biblebelt niet voorkomt. Dat kan het gevolg ervan zijn. Volgens ons mag het totaal niet duidelijk zijn voor iedereen die tegenover een ambtenaar staat wat iemand denkt, en laat dat nou precies wel aan de orde zijn bij een keppeltje, een hoofddoek of een kruisje.
De heer Öztürk (DENK):
Dus een ambtenaar mag gewoon weigeren, vanuit een bepaalde geloofsovertuiging. Stel dat we ergens een PVV-wethouder krijgen — hopelijk gebeurt dat nooit — en dan zegt een ambtenaar dat hij een andere manier van werken wil, omdat hij vanuit zijn geweten niet met een PVV-wethouder kan werken. Dat mag. Los daarvan, als jongedames met een hoofddoek, en dat zijn er honderdduizenden in Nederland, hierdoor geen politievrouw kunnen worden, vindt u dan niet dat het uitsluiting is van honderdduizenden jongeren die mee willen doen in deze samenleving, die mee willen beveiligen, om ervoor te zorgen dat deze samenleving veilig wordt voor ons allen? Vindt u niet dat u door deze houding al die jongeren uitsluit?
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Ik ga toch even eerst in op het begin van de vraag, over de PVV, dat in alle eerlijkheid wat onsamenhangend was. Ik begrijp het echt niet. Ik zou via u zelfs aan de minister willen vragen om in te gaan op wat mevrouw Helder aangeeft, of het daadwerkelijk zo is dat aan politieagenten wordt gevraagd: wat vindt u van de PVV? Dat is bizar en onacceptabel. Ook dat zou ik heel graag van de minister willen weten. Tot zover dat punt. Dan het tweede deel van de vraag. Iedereen kan bij de politie; alleen niet met een hoofddoek. Als je per definitie een hoofddoek op doet, moet je een andere baan zoeken.
De voorzitter:
Tot slot.
De heer Öztürk (DENK):
Zegt de CDA-fractie dat zij jongeren met een hoofddoek gewoon uitsluit?
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Ja.
De heer Öztürk (DENK):
Maar weet u dat er ook bij organisaties wordt gevraagd: hebt u op DENK gestemd? Het is niet alleen de PVV, maar er wordt ook bij organisaties gevraagd: hebt u op DENK gestemd? Ik zou het CDA willen vragen om zich ook daarvoor in te zetten.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Ik zou willen dat u dat zelf had gevraagd aan de minister, want dat is blijkbaar een relevante vraag, die nu alleen komt omdat het toevallig over de PVV gaat. Zou dat zo zijn, dan moet u dat aan de minister vragen en dan zou ik dat net zo erg vinden. Ik vind het wel opvallend dat u dit alleen maar aangeeft als een soort weerwoord, omdat het over de PVV gaat, en dat u ook ineens zielig gaat staan doen. Dat is totaal niet relevant. Ik heb het u net niet horen zeggen.
De heer Öztürk (DENK):
Dat hoeft ook niet.
Mevrouw Özütok (GroenLinks):
Ik begrijp niet goed wat de CDA-fractie nu precies wil met diversiteit bij de politie. Ziet zij van de doelstelling van evenredigheid af? Zij zegt dat het nooit genoeg is en altijd hoger en hoger moet. Die streefcijfers zijn naar evenredigheid met de bevolkingssamenstelling. Ziet zij ervan af om dat te doen? Zij sprak erover dat er heel veel uitstroom is. Ik begrijp niet zo goed wat zij wil met diversiteit bij de politie.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Volgens mij heeft 12% tot 16% van de Nederlanders een migratieachtergrond, dus dat zou een streefcijfer mogen zijn. Ik kan mij voorstellen dat het in bepaalde steden iets meer is en dat je dan bij de politie ook wat meer wilt, maar mevrouw Özütok deed het bijna voorkomen alsof straks 52% van de politiefunctionarissen een migratieachtergrond moet hebben. Dat lijkt mij bizar en totaal niet nodig. Het lijkt erop dat een politieagent met een migratieachtergrond degene moet zijn die omgaat met de doelgroep, maar zo is het absoluut niet bedacht. Ik kan mij wel voorstellen dat we willen dat er jonge agenten zijn met een migratieachtergrond of -herkomst, bijvoorbeeld een Marokkaanse politieagent. Ik vind het makkelijker om dat zo te zeggen, want zo deed ik dat in het gevangeniswezen ook. Dan wilde ik juist voorbeelden hebben uit de Marokkaanse gemeenschap. Die waren dan groepsleider en konden een goed voorbeeld zijn voor jongeren die vastzaten. Dat vond ik fantastisch en dat vind ik bij de politie ook fantastisch, maar laten we alsjeblieft niet doorschieten en denken dat 52% van de ambtenaren een migratieachtergrond moet hebben, omdat dat misschien in Amsterdam zo is.
Mevrouw Özütok (GroenLinks):
U overdrijft. U overdrijft echt. Het gaat om een voorbeeld uit Amsterdam. Ik begrijp uit uw lange beantwoording, waarin u naar allerlei andere sectoren kijkt, dat u achter de diversiteitscijfers staat en dat u, als het gaat om de diversiteit van de politie, een samenstelling die evenredig is met die van de bevolking wel als doelstelling wilt nemen. Dat heb ik u toch duidelijk horen zeggen?
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Nee, want dan is het 12% en dat is misschien een beetje laag. Ook in de steden lijkt 12% me wat laag. Ik kan mij voorstellen dat je daar een wat hoger percentage wilt. Ik vind de situatie een beetje onduidelijk: in Amsterdam stroomt nu 38% in, het streefcijfer is 25% en ik heb mevrouw Özütok horen zeggen dat dat niet genoeg is. Dat begrijp ik niet.
De voorzitter:
U mag heel kort reageren, mevrouw Özütok.
Mevrouw Özütok (GroenLinks):
Ik begrijp dat wij het erover eens zijn dat 12% laag is en dat juist in de grote steden een ander percentage gehanteerd zou kunnen worden.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Wellicht. Ik ben benieuwd hoe deze zaken zich tot elkaar verhouden en wat de minister ervan vindt.
Mevrouw Kuiken (PvdA):
Voorzitter. De PvdA is een groot voorvechter van meer diversiteit bij de politie, want, zoals in het jaarverslag staat: divers samengestelde teams vormen een bron van creativiteit en innovatie en hebben een groter leer- en aanpassingsvermogen, et cetera. Het is goed dat de politie daar meer werk van maakt. Akerboom is gelukkig vastberaden om resultaten te boeken. Tegelijkertijd is er nog veel te doen. In de eerste plaats moet ervoor worden gezorgd dat de mensen die geworven zijn, ook daadwerkelijk bij de politie blijven. Dat vraagt om een omslag in de interne cultuur, want onverdraagzaamheid en pestgedrag op de werkvloer zijn twee van de voornaamste redenen waarom mensen zich niet thuis voelen bij de politie en besluiten om de politie te verlaten; de heer Van Raak gaf daar een treffend voorbeeld van. Dat maakt dat de helft van de mensen die instromen, ook weer uitstroomt, als het gaat over een diverse samenstelling van de politie. Dat criminelen de politie niet als hun beste vriend zien, is prima, maar ook onder groepen van de bevolking is er veel argwaan en vijanddenken ten opzichte van de politie. Wij denken dat diversiteit een van de middelen is om die argwaan weg te werken. Ook externe zaken als etnische profilering en discriminatie moeten worden tegengegaan.
Graag krijg ik een reactie van de minister op de volgende punten. Op dit moment heeft de politie tijdelijke recruiters, die praktisch aan diversiteit doen. Hoe zorgt de minister hierbij voor continuïteit? Dan gaat het niet alleen om mensen die net uit de schoolbanken komen, maar ook om zij-instromers.
Als het om de hele politie in Nederland gaat, moet er dan niet een soort diversiteitsakkoord worden gesloten, om zowel mannen als vrouwen, zowel hoogopgeleiden als laagopgeleiden, en mensen met diverse achtergronden voor de politie te werven? De politie is voortdurend in verandering, niet alleen doordat de samenleving verandert, maar ook doordat het soort vragen dat aan de politie wordt gesteld, voortdurend verandert. Wij denken dat dit wellicht zou kunnen helpen, met externe partijen en het onderwijs. Graag wil ik hierop een reactie van de minister, met name omdat — dat is mijn laatste toelichting — we nu vaak zien dat er een kat-en-muisspel wordt gespeeld door het ministerie, de politie zelf, de bonden en de ondernemingsraad. Er is een soort ongemak over het diversiteitsbeleid.
De heer Öztürk (DENK):
Het debat ging ook een beetje over de hoofddoekjes bij de politie, maar daar gaat de PvdA-woordvoerster niet op in. Mevrouw Kuiken heeft heel leuk wat sociale vragen voor de minister, maar wat vindt zij van hetgeen er op dit moment gebeurt? Vindt zij dat dames met een hoofddoek bij de politie kunnen werken?
Mevrouw Kuiken (PvdA):
We hebben het niet voor niets breder getrokken tot diversiteit bij de politie. Ik vind de hoofddoekendiscussie alweer bijna achterhaald. De korpsleiding heeft al gezegd dat het niet wordt gedaan, de minister heeft al gezegd: we gaan het niet doen. Ik ben nauw betrokken geweest bij de gedragscode van 2011 waarin duidelijke regels zijn opgesteld over de neutraliteit van de politie. Ik zie zelf niet in hoe een hoofddoek binnen die code past. Het is niet iets wat voor mij heel principieel is, waar ik heel erg tegen ben, maar ik ben er ook geen voorstander van.
De heer Öztürk (DENK):
De PvdA-woordvoerder zegt namens de PvdA dat de PvdA tegen hoofddoekjes bij de politie is. Maar ik hoor wel een PvdA-Amsterdam, een aantal raadsleden en ook een aantal ex-Kamerleden die binnenkort mogelijk door de minister worden aangenomen, zoals de heer Marcouch, pleiten voor hoofddoekjes bij de politie. En hij zat een paar maanden geleden nog naast u in de Kamer. Wat is er gebeurd na de verkiezingen op grond waarvan de PvdA die draai heeft gemaakt? Moet de PvdA een beetje aan de rechterkant gaan varen? Of is het de angst van de xenofobe rechtse hoek? Wat is er nou intern gebeurd bij de PvdA?
Mevrouw Kuiken (PvdA):
Ik zat hier al in 2011 toen de gedragscode, ook op voordracht van PvdA-ministers, is opgesteld. Ik ben dus heel straight en ik zorg voor continuïteit als het gaat om ons standpunt. Dat er een discussie wordt gevoerd over wel of niet een hoofddoek en wat die kan bijdragen aan de diversiteit of de erkenning en de waardering van de politie, vind ik juist heel goed. Ik vind het ook prima dat mensen daar soms een iets andere kleur aan geven. Maar ik vertegenwoordig hier het fractiestandpunt.
De heer Öztürk (DENK):
En de PvdA is tegen hoofddoekjes. Dus al die woorden van raadsleden en ex-Kamerleden en acties in de gemeenschap om de moslimgemeenschap tevreden te houden, zijn eigenlijk voor niets geweest? Dat is een beetje het spel voor de bühne?
Mevrouw Kuiken (PvdA):
Ik sta hier niet om mensen tevreden te houden. Ik sta hier om verstandige beslissingen te nemen voor het land. Ten eerste. Ik heb net al gezegd dat ik niet inzie op welke wijze een hoofddoek past binnen de gedragscode, die in 2011 heel zorgvuldig tot stand is gekomen. Ik denk dat het goed zou zijn als de minister nog even reflecteert op die gedragscode, want er zijn niet zo heel veel Kamerleden die deze gedragscode nog goed voor ogen hebben. Ten tweede. Ik zei al: het is niet zo dat ik mordicus vind dat het een slechte zaak is dat er überhaupt een discussie over wordt gevoerd. Ik maak alleen een andere afweging. Wij zijn bovendien een open partij met heel veel verschillende meningen. De heer Öztürk was er ooit ook onderdeel van en kan zich dus wel een beetje voorstellen hoe het is als je met elkaar van gedachten mag wisselen. Dat het tegenwoordig wat anders is, vind ik jammer.
De heer Bisschop (SGP):
Mevrouw de voorzitter. Diversiteit, ruimte voor verschillen en veelkleurigheid, dat klinkt mooi. Beleid dat daar rekening mee houdt, kan een grote toegevoegde waarde hebben. Maar als diversiteit een dogma wordt, gaat het mis. Dat is een risico dat de SGP op dit moment bij de politie signaleert, ook naar aanleiding van de hele discussie rondom hoofddoekjes en alles wat daarmee samenhangt, onder andere etnisch profileren.
Is het nu echt nodig om opgepakt te worden door een politieagent van dezelfde etniciteit? Natuurlijk is kennis van een specifieke cultuur van belang om iemand beter te begrijpen en daar, waar mogelijk, rekening mee te houden. Daar hoort ook bij dat je dan misschien beter snapt dat bijvoorbeeld een benadering die wat strak is, die gezag en autoriteit uitstraalt, in bepaalde gevallen effectiever is dan een houding van: laten wij eens gezellig samen gaan praten. Dat is bij opvoeding ook het geval.
De SGP ziet zeker het belang van de wens om een breder samengesteld korps te hebben qua achtergronden. Maar als diversiteit een selectiecriterium op zichzelf wordt, vraag je je altijd af of op die manier wel de beste kandidaat wordt aangenomen of dat er misschien factoren meespelen waardoor iemand die tot de juiste doelgroep behoort, de voorkeur krijgt. Wat ons betreft, mag etniciteit of diversiteit geen doekje zijn voor het wegpoetsen van een onzorgvuldige procedure of om concessies te doen aan de terecht hoge eisen die aan kandidaten worden gesteld.
De SGP vraagt liever aandacht voor de te geringe capaciteit van de politie en voor de werkdruk van opsporingsambtenaren; liever daarvoor meer aandacht dan voor te weinig diversiteit. Er wordt zelfs al gesproken van een politieloos platteland. En spreek eens persoonlijk met een diender. Ik verbaas me elke keer weer over de ongelooflijke loyaliteit die je bij hen aantreft, maar ook over de onrustbarend groeiende teleurstelling over roosterdruk en over het gebrek aan opvolging van bepaalde zaken waarvan ze weet hebben. Dat zorgt allemaal voor enorme teleurstellingen. Op termijn komt daardoor ook de loyaliteit onder druk te staan. Diversiteit is mooi, maar wij vinden dat de hoofdfocus moet liggen op de capaciteit van de politie. Diversiteit als thema volgt daarop.
De SGP heeft waardering voor de keuze dat uniformen niet worden aangepast aan onder meer geloofsuitingen, maar ondertussen schrijft de minister aan de Kamer dat politiemensen uit alle onderdelen van de organisatie als lhbt'er juist herkenbaar willen zijn. Het verwondert me dat ik me hiermee in de sporen van DENK bevind, maar ik stel de vraag toch maar: dit strijdt toch met de gedragscode rond lifestyleneutraliteit? En is dat niet nog sterker het geval als er zelfs toestemming wordt gegeven voor deelname, in politie-uniform, aan evenementen als de gaypride? De SGP vindt dat niet passen bij het uitgangspunt dat er geen zichtbare uitingen zijn van welke lifestyle ook. Het doet juist afbreuk aan de in de gedragscode gevraagde gezagsuitstraling, en aan de neutraliteit en veiligheid van de politiefunctie.
Tot slot heb ik nog de vraag in hoeverre het beleid rond etnisch profileren misschien juist negatief zou kunnen uitpakken. Er kan immers vrij gemakkelijk worden gesteld dat een blanke politieagent etnisch profileert als hij een allochtoon oppakt of aanspreekt. Daarvan zijn voorbeelden te over. Ik ga niet in op de vraag of dat terecht is of niet; dat laat ik nu rusten. Maar hoe voorkom je dat agenten juist extra terughoudend worden bij het aanpakken van criminaliteit onder allochtonen? Dat zou immers ook een zeer ongewenste vorm van etnisch profileren zijn, om meerdere redenen.
De voorzitter:
Tot zover de eerste termijn van de Kamer. Ik schors de vergadering voor enkele ogenblikken.
De vergadering wordt van 16.46 uur tot 17.00 uur geschorst.
Termijn antwoord
Minister Blok:
Voorzitter. De aanleiding voor het debat is de discussie die opnieuw is ontstaan over het mogen dragen van hoofddoeken of andere religieuze symbolen bij de politie. Een belangrijk onderwerp dat daaraan gerelateerd is, is de wens en de noodzaak om het personeelsbestand van de politie in allerlei opzichten diverser te maken. In 2011 zijn er afspraken gemaakt over het dragen van religieuze symbolen. Mevrouw Kuiken wees daar terecht op. Die afspraken hebben wat mij betreft nog volledig hun waarde. Als wij in Nederland kiezen voor een uniform bij een bepaald beroep, dan doen wij dat omdat wij willen dat er een neutrale uitstraling is. Dat geldt voor de politie en voor de rechterlijke macht. Wij vinden dat zo belangrijk dat we mensen niet meer vrijlaten in de keuze van hun kleding. We willen dat zij die de Nederlandse staat vertegenwoordigen in moeilijke situaties en bij moeilijke beslissingen, neutraliteit en gezag uitstralen. Dat is een heel verstandig standpunt, dat ik als minister wens te handhaven.
Tegelijkertijd vind ik dat een organisatie als de politie — eerlijk gezegd vind ik dat dit geldt voor iedere organisatie — ervoor moet zorgen dat zij voldoende diversiteit in huis heeft. Toen ik nog minister voor Rijksdienst was, was ik verantwoordelijk voor het streven naar 30% vrouwen aan de top. Daar hebben we maatregelen voor genomen en we hebben dat percentage ook gehaald. Daarnaast heb ik in die tijd een brief aan de Kamer gestuurd over het belang van meer doorstroming, meer diversiteit en meer uitwisseling, omdat ik het voor iedere organisatie — of het nou mijn eigen ministerie is, de politie of de rijksdienst als geheel — cruciaal vind dat er aansluiting blijft met ontwikkelingen in de samenleving. Je moet voorkomen dat je organisatie vergrijst. Je moet voorkomen dat er inteelt in je organisatie ontstaat. En je moet voorkomen dat je daar maar één type mens hebt. Die diversiteit heeft betrekking op de culturele achtergrond — dat is een speerpunt van dit debat — maar ook op meer zaken, zoals de man-vrouwverhouding.
Een van de eerste dingen die ik mij afvroeg toen ik verantwoordelijk was voor de rijksdienst en zo eens de profielen bekeek van de Rijkstrainees was: nemen wij ook nog mensen aan die een bètaeindexamenpakket hebben? Ik vind het namelijk ook wel fijn als mensen een beetje kunnen optellen en aftrekken. Ik heb verder niets tegen juristen. Ik ben zelf een gamma met nog net een bètaeindexamenpakket. Ook dat soort diversiteit vind ik van groot belang. Ook voor de politie is dat dus van groot belang. Tegen de achtergrond van deze algemene noties zal ik ingaan op de diverse gestelde vragen.
Naar aanleiding van de uitspraak van de korpschef vroeg mevrouw Helder of ik vind dat er in de toekomst wel ruimte is voor discussie over religieuze uitingen bij het uniform. Als wij als samenleving kiezen voor het eisen van een uniform bij een bepaald beroep, dan hebben wij daar goede redenen voor; dat heb ik al aangegeven. Ik heb geen behoefte aan een discussie daarover omdat die goede redenen staan en blijven staan.
Mevrouw Helder vroeg of er sprake is van een voorkeursbeleid. Mevrouw Tellegen ging daar ook op in. Er is geen sprake van een voorkeursbeleid. De kwaliteitseisen staan voorop. Daar worden ook geen concessies aan gedaan. Maar op het moment dat je constateert dat je organisatie een profiel heeft dat niet meer aansluit bij de samenstelling van de samenleving of dat überhaupt eenzijdig is — zoals ik ook aangaf in mijn inleiding, is dat breder dan alleen maar de culturele samenstelling — en je constateert dat het niet automatisch verandert in je aannamebeleid, dan is het logisch dat je aanvullende maatregelen neemt. Ik had als taakje het percentage vrouwen aan de top te verhogen. Dat heb ik met veel plezier gedaan. Toen heb ik inderdaad een aantal activiteiten en programma's gestart om ervoor te zorgen dat dit percentage omhoogging. Dat deden mijn voorgangers ook wel, maar toen ik er verantwoordelijk voor was, deed ik dat. Want die prima vrouwen hadden wij wel in huis, maar er waren kennelijk toch een aantal zichtbare of onzichtbare belemmeringen waardoor dat percentage aan de top niet automatisch en niet snel genoeg omhoogging. De korpsleiding constateert dat de diversiteit onvoldoende is, langs de lijn van de culturele achtergrond maar bijvoorbeeld ook door gebrek aan zij-instromers, aan financiële deskundigheid en aan ICT-deskundigheid. Dan vind ik het logisch dat er gericht actie wordt ondernomen om ervoor te zorgen dat die diversiteit er wel komt, zonder concessies te doen aan de kwaliteit. Maar je komt er ook niet door op je handen te gaan zitten, dus je besteedt er wat extra aandacht aan langs een aantal routes. Dat vind ik een verstandige keuze.
Ik heb de vraag van mevrouw Tellegen beantwoord over de wenselijkheid van een discussie over het standpunt over zichtbare geloofsuitingen.
Zij vroeg mij hoe ik tegenover het trainingsprogramma Blauw Talent sta. Als iemand zakt voor de toelating tot de politieopleiding, bestaat de mogelijkheid van een tweede kans. Dat geldt voor iedereen. Als je constateert dat de samenstelling van je organisatie niet de diversiteit heeft die je wilt, kun je moeilijk op je handen gaan zitten. In dat kader is het mogelijk voor mensen met een multiculturele achtergrond om een ondersteuningsprogramma te doorlopen. Dit betekent niet dat de eisen omlaaggaan. Het betekent ook niet dat deze mensen als enigen een tweede kans krijgen, maar wel dat wordt bezien of wij ervoor kunnen zorgen dat zij met een klein duwtje toch aan de toelatingscriteria voldoen. Wij gaan de toelatingscriteria niet verlagen.
Mevrouw Tellegen vroeg ook naar het tempo waarin de streefnorm van 25% wordt gehaald. Zij dacht dat er nog maar vijf maanden voor waren, maar de streefnorm van 25% geldt voor eind 2018. Wij zitten nu op ongeveer 20%, dus er is goede hoop bij de korpschef en mijzelf dat dit haalbaar zal zijn.
Mevrouw Tellegen vroeg ook waarom er überhaupt extra initiatieven nodig zijn. Ik hoop aangegeven te hebben dat je, als je constateert dat de samenstelling van je organisatie niet is zoals je wilt, geen concessies doet aan de kwaliteit, maar wel activiteiten onderneemt om de organisatie te sturen naar de situatie waar je ook naartoe wilt.
Mevrouw Tellegen (VVD):
Die zes maanden heb ik puur afgeleid uit de brief van de minister, waarin staat dat die 25% weliswaar geldt voor eind 2018, maar ook dat de korpschef zelf in 2017 al heel graag op 25% zou willen zitten. Nu is de VVD überhaupt geen voorstander van quota. Streefcijfers zijn net iets minder sterk dan quota, maar toch. Vandaar mijn vraag: is dit een serieuze ambitie van de korpschef? Wil hij deze coûte que coûte halen? Zo ja, hoe gaat hij dit dan doen?
Minister Blok:
Ik zal nooit iemand verwijten dat hij een hogere ambitie heeft dan eerder al was uitgesproken. Nogmaals, ik deel de ambitie van een diverser politiekorps. Als die ambitie al in 2017 wordt gehaald, krijgen de heer Akerboom en zijn mensen een dikke pluim. Als deze in 2018 nog niet gehaald is en de formatie nog aan de gang is — anders zal er wel iemand anders zitten — ga ik hem toch wel even heel ernstig aankijken.
Mevrouw Tellegen (VVD):
Ik deel natuurlijk met iedereen deze ambitie en ik weet ook dat het met reden hoog op de agenda van de korpschef staat. Het gaat mij erom dat je op een gegeven moment over die streefcijfers kunt zeggen: "Ik moet het halen. Ik moet het halen. Eind 2017 is in zicht en er moeten er daarom nog maar zoveel bij." Dat brengt mij meteen bij mijn tweede vraag over Blauw Talent. Ik vind dat toch een heel lastige. Ik hoor de minister enerzijds zeggen dat hij niet afdoet aan de toelatingscriteria, maar anderzijds ook dat hij mensen met een migratieachtergrond die op de eerste dag net niet voldoen, begeleidt. Hoe zit dat dan met iemand die geen migratieachtergrond heeft, het net niet heeft gehaald, maar wel heel graag bij de politie wil werken?
Minister Blok:
Ik ben het er helemaal mee eens dat het moeilijk is. Daarin verschilt de situatie niet van het andere voorbeeld dat ik gebruikte, dat van vrouwen aan de top. In mijn waarneming is er een even groot aandeel vrouwen met talent als mannen met talent. Je kunt dan met elkaar concluderen: weet je wat, we doen niks. Maar als je niks doet, zal de situatie overmorgen waarschijnlijk net zo zijn als vandaag. Binnen de grenzen van geen concessies aan kwaliteit vind ik het verantwoord om een aantal extra inspanningen te doen om het resultaat te bereiken dat je wilt bereiken. En nogmaals: dat hebben we bij de vrouwen gedaan en dat doen we nu ook bij mensen met een financiële of een ICT-achtergrond.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Minister Blok:
Voorzitter. Mevrouw Van Engelshoven vroeg of er voldoende mogelijkheden zijn voor hoger opgeleiden, een andere vorm van diversiteit, om via een verkorte opleiding in te stromen. Er zijn inmiddels verkorte opleidingen voor instroom in de politie. De politie is ook aan het kijken of er aangesloten kan worden bij een aantal reguliere onderwijsvormen buiten de Politieacademie om versnelde instroom te kunnen organiseren. Dat kan bijvoorbeeld als het om financiële expertise gaat.
Mevrouw Van Engelshoven (D66):
Nog graag wat verduidelijking op dat punt. Het ging mij in die vraag niet alleen om hoger opgeleiden maar ook om mensen die al een andere mbo-opleiding hebben, bijvoorbeeld een mbo-opleiding veiligheid. Die mensen kunnen er op een later moment ook voor kiezen om bij de politie te gaan. Het zou zonde zijn als zij dan weer vier jaar Politieacademie moeten doen en daarom vroeg ik of er ook voor mbo'ers zo'n verkort traject bestaat. Zo nee, wil de minister dan bevorderen dat dat er komt?
Minister Blok:
Daar zou ik even in moeten duiken. Het tekort speelt, eerlijk gezegd, minder bij mbo'ers dan bij hbo'ers, maar ik zal toch opzoeken of er voor mbo'ers een apart programma bestaat. Ik geef daar zo mogelijk in tweede termijn antwoord op.
Mevrouw Van Engelshoven vroeg ook hoe het zat met de uitstroom. Mevrouw Van Toorenburg vroeg daar ook naar. Deze vraag kwam vanochtend overigens ook aan de orde in het verantwoordingsdebat. Er worden geen uitstroomcijfers bijgehouden naar etniciteit of opleidingsniveau. Het kwalitatieve beeld van de traditionele politiemedewerkers en politiefunctionarissen is dat de uitstroom erg laag is. Op zichzelf is dat misschien in het kader van de diversiteit een punt om aandacht aan te besteden omdat een gezonde uitstroom ook helpt bij het vergroten van de diversiteit. Er zijn wel indicaties dat de uitstroom wat hoger is bij de groepen waar we nu juist naar op zoek zijn. Dat betekent dus dat wij van de leidinggevenden bij de politie moeten verwachten dat zij om kunnen gaan met het andere profiel dat de politieorganisatie nu zoekt, naast de traditionele diender die wij altijd nodig zullen blijven hebben. Een onderdeel van de programma's die hierop gericht zijn, is nadrukkelijk gericht op de leidinggevenden om ervoor te zorgen dat ze de schaarse talenten ook vast weten te houden.
Mevrouw Özütok vroeg of ik bereid ben, opties die bijdragen aan meer diversiteitsbeleid bespreekbaar te maken. Ik heb al aangegeven dat ik diversiteit zonder concessies aan de kwaliteit van groot belang vind, en dat ik de ingezette programma's om die reden steun. Wat ik niet steun, is waar mevrouw Özütok om vroeg, namelijk om onderzoek te laten doen naar religieuze uitingen bij de politie en de ruimte daarvoor. Ik heb al aangegeven dat ik de keuze die al gemaakt is zeer terecht vind voor beroepen in uniform: geen religieuze uitingen. Ik heb ook geen behoefte aan een onderzoek daarnaar, omdat de achtergrond daarvan zo overduidelijk is dat een onderzoek in dit geval niets zal opleveren.
Dan vroeg mevrouw Özütok mij om verder in te gaan op de streefcijfers. Ik heb al aangegeven dat het streefcijfer voor mensen met een dubbele culturele achtergrond landelijk 25% is vanaf 2018. Voor de top van de politie, de top 61, streeft de korpschef naar een bredere diversiteit, dus niet alleen op het gebied van een multiculturele achtergrond, maar ook het aandeel vrouwen en zij-instromers. Terecht zegt hij: ook in de top moeten wij diverser worden dan wij nu zijn.
De heer Van Raak vroeg of er nu voldoende voortgang wordt gemaakt met de cultuurverandering die je nodig hebt om ervoor te zorgen dat de resultaten beklijven. Er is een uitgebreid actieplan gemaakt waar ook een aantal Kamerleden naar verwijzen, maar het vergt wel een voortdurende inspanning. De politie kent een trotse, sterke cultuur waar heel veel goeds in zit, maar die het ook ingewikkelder maakt dan bij een ander type organisatie om zo'n veranderslag te maken. Dus dit is niet zomaar af. We zullen ook weleens teleurstellingen tegenkomen, maar het feit dat de heer Akerboom met grote regelmaat en met mijn steun het belang van dit onderwerp naar voren brengt, geeft ook aan dat hij met die cultuurverandering bezig is.
Dan vroeg de heer Van Raak naar de inhuur van mevrouw Elatik. Ik neem aan dat de heer Van Raak begrijpt dat ik niet persoonlijk de aanstelling onderteken van alle 60.000 mensen die bij de politie werken. De beloning van mevrouw Elatik blijkt gebaseerd te zijn op een contract voor de inhuur van externen, dat binnen de kaders valt van contracten voor de inhuur van externen.
De heer Van Raak (SP):
Toch is het belacheljk veel: €12.000 — dat is ongeveer net zo veel als een minister verdient — voor een programmadirecteur, waar ook nog de zweem van vriendjespolitiek omheen hangt. We hebben de afgelopen week ook gezien wat er allemaal is gebeurd in Amsterdam op het vlak van fêteren en inkomens. Daar zit iets mis! Is de minister bereid om er misschien eens wat breder naar te kijken hoe die fêteercultuur is ontstaan in de top van de politie in Amsterdam en hoe we daar een eind aan kunnen maken?
Minister Blok:
Dat zijn twee belangrijke dingen, maar zeer verschillende dingen. Als iemand als zzp'er wordt ingehuurd, dan is er het maximumuurtarief, dat niet helemaal te vergelijken is met een salaris van een minister of van iemand anders, omdat een zzp'er voor alle risico's en verzekeringen zelf moet opdraaien. Wat voor mij van belang is, is dat de aanname van zzp'ers gebeurt binnen de regels die daar in zijn algemeenheid voor gelden. En dat gebeurt, nogmaals, zonder dat ik persoonlijk al die contractjes kan gaan controleren in zo'n grote organisatie.
Daarnaast stelt de heer Van Raak, waarschijnlijk naar aanleiding van de berichten deze week over de vervolging van hoge politiefunctionarissen in Amsterdam, een ander belangrijk thema aan de orde, namelijk dat er helaas reden is om vervolging in te stellen. Het zal de heer Van Raak niet verrassen dat ook ik zeer onaangenaam getroffen ben door dit voorbeeld van vervolging en door iedere vervolging of veroordeling van medewerkers van de politie in verband met zelfverrijking, corruptie of lekken. Dat vind ik verschrikkelijk en daarom is het ook goed dat er hard wordt opgetreden. Ik vrees alleen dat de bevolking voor ongeveer 1% uit heiligen bestaat, voor ongeveer 1% uit schurken en voor de rest uit gewone mensen. Men heeft die vergelijking eerder van mij gehoord. In iedere organisatie zal dit ook wel zo zijn. Ik kan niet garanderen dat zulke dingen nooit voorkomen bij de politie. Wij moeten echter wel onze procedures, de instrumenten van de rechtsstaat zoals het Openbaar Ministerie en rechters, inzetten om te vervolgen. Dat gebeurt hier ook.
De heer Van Raak (SP):
Over corruptie in Amsterdam zullen wij het nog uitgebreid hebben. Anders zorgen wij daar zelf wel voor. Even terug naar het onderwerp waar wij het nu over hebben: het diversiteitsbeleid. Er wordt iemand extern ingehuurd voor €12.000 in de maand. Dat moet dan wel een waanzinnig belangrijke functie zijn, waar waanzinnig belangrijk werk word verzet dat op geen op enkele manier onmisbaar is voor de politieorganisatie. Ik wil graag van de minister weten wat deze functie is en waarom die zo belangrijk is dat er opgeteld een ministerssalaris tegenover moet staan. Dat hoeft niet nu, maar dat mag ook schriftelijk.
Minister Blok:
Wat de heer Van Raak nu aan een minister vraagt, is om een individueel contract bij een korps te beoordelen. De term "micromanagement" is daar nog niet helemaal treffend voor. Het is van belang dat er binnen regels gewerkt wordt. Ik heb begrepen dat dit hier het geval is. Mijn kennis van zpp-contracten leidt mij ertoe om te zeggen dat je niet zomaar een salaris van iemand in loondienst kunt vergelijken met de vergoeding van een zzp'er. Maar om nu op landelijk niveau individuele contracten te beoordelen, dat schiet toch wel heel erg door. De gedachte achter de verantwoordelijkheid van een lokale korpschef en een lokale driehoek is dat betrokkenen zelf kunnen beslissen over het aannemen van mensen, intern en extern, binnen de regels die wij daarvoor stellen.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Ik zou eigenlijk toch wel meer een oordeel van de minister willen hebben over wat er hier aan de hand is. In Amsterdam staat de politie in de vuurlinie. Zij moet daar verschrikkelijk moeilijke dingen doen. Hoe kun je aan een politieagent in Amsterdam uitleggen dat iemand voor dit bedrag op een bureau een beetje zit mee te denken over diversiteitsbeleid en over imago? Vinden wij dit met elkaar nu werkelijk waar niet te dol?
Minister Blok:
Mevrouw Van Toorenburg vraagt of ik de taak van de lokale korpschef wil overnemen, namelijk beoordelen of hij iemand in dienst wil nemen of lokaal in wil huren voor een taak die hij belangrijk vindt. Wij komen in een onwerkbare situatie terecht wanneer de minister individuele beslissingen van korpschefs — we hebben er nogal wat in Nederland — van geval tot geval moet beoordelen. Dat is volkomen onwerkbaar. Hoe vaak krijg ik niet te horen hoe hoog de druk op de politie is? De heer Bisschop wees hier ook weer op tijdens dit debat. Als ik individuele korpschefs moet vragen hoe zij bij individuele benoemingen of inhuur te werk gaan, komen wij niet meer aan ons werk toe.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
En toch blijf ik zeggen dat sommige dingen niet uit te leggen zijn. Om voor zo'n bedrag en in zo'n constructie in Amsterdam een bijdrage te leveren aan de politie, vind ik echt onbestaanbaar. Ik vind het heel jammer dat de minister daar geen oordeel over wil vellen. Soms moet je bij jezelf nagaan of je dit echt wilt binnen de politie of dat het niet meer uit te leggen is. Laat dan maar vanuit de CDA-fractie gezegd zijn dat dit bedrag voor deze klus in deze zzp-constructie volgens mij totaal, maar dan ook totaal niet is uit te leggen aan de dienders die dagelijks in de vuurlinie staan!
Mevrouw Kuiken (PvdA):
Omdat mevrouw Fatima Elatik hier niet aanwezig is, lijkt het mij verstandig om hierover een opmerking te maken. Zij kan zichzelf hier niet verdedigen. Ik heb wel even contact met haar gezocht en ik weet dat zij in ieder geval niet verantwoordelijk is voor het diversiteitsbeleid. Het lijkt mij fijn om dat hier ook even te melden, want ze kan dat zelf nu eenmaal hier niet doen.
De voorzitter:
Dank u wel. De minister gaat verder met zijn betoog.
Minister Blok:
Zeker. Ik kom bij de vragen die zijn gesteld door mevrouw Van Toorenburg. Zij vroeg mij om te bevestigen dat alle politiemensen aan dezelfde kwaliteitseisen moeten voldoen. Dat bevestig ik volmondig.
Zij zei ook dat het landelijk streefcijfer voor diversiteit op basis van culturele achtergrond 25% is. Zij vroeg of het daarbij mogelijk is dat een individueel korps een ander percentage hanteert. Mijn antwoord op die vraag is: ja. Dat ligt eigenlijk ook in lijn met mijn antwoord op de vorige vraag. Het kan heel goed zijn dat een lokale korpschef op grond van het werkgebied waarin hij actief is, zegt: in dit gebied wil ik een ander percentage. De landelijke korpschef stuurt er dan zodanig op dat de optelsom wel in de buurt van dat landelijk percentage van 25 uitkomt. Dat is het soort lokaal maatwerk dat ik heel verstandig vind.
Als mensen dan met de nodige moeite, en eventueel met extra inspanningen zijn geworven, hoe wordt er dan voor gezorgd dat ze ook blijven? Mevrouw Van Toorenburg en de heer Van Raak stelden die vraag. Ik zei al dat leidinggevenden bij de politie ook echt getraind worden in het omgaan met diversiteit. Zij worden ook aangesproken op hun vermogen om om te gaan met diverse medewerkers en om te voorkomen dat deze medewerkers ongelukkig weer vertrekken. Verder wordt er elke drie jaar een medewerkersmonitor gehouden. Daarin kunnen we zien hoe het staat met bijvoorbeeld het gevoel van veiligheid en wat de medewerkers vinden van de manier waarop er leiding wordt gegeven. Dat kunnen we zien voor de organisatie als geheel, maar ook per team. Dus via een aantal routes zorgen we ervoor dat wordt voorkomen dat mensen die met moeite zijn geworven, onverhoopt de organisatie weer verlaten.
Kan het zo zijn dat er bij een sollicitatiegesprek wordt gevraagd naar de politieke overtuiging? Mevrouw Van Toorenburg stelde die vraag en sloot daarbij aan bij een vraag van mevrouw Helder. Maar ook de woordvoerder van DENK stelde deze vraag. Nee, ik vind het zeer onwenselijk als daarnaar wordt gevraagd. Ook hierbij geldt: ik moet toegeven dat ik niet bij ieder sollicitatiegesprek zit, dus ik kan ook niet helemaal garanderen dat er nooit iets misgaat. Maar ik vind het zeer onwenselijk en zeer onjuist als er naar de politieke overtuiging wordt gevraagd. PVV'ers zijn welkom bij de politie, net als mensen die op DENK of op welke partij dan ook stemmen. Ook mensen die niet stemmen zijn welkom bij de politie, ondanks dat ik dat altijd jammer vind. Maar ook mensen die niet stemmen zijn welkom, en ze hoeven het ook niet te vertellen dat ze niet stemmen.
Mevrouw Van Toorenburg vroeg ook nog of Jan, Piet en Klaas dan ook nog welkom zijn bij de politie. Ik weet niet of precies die drie namen door haar werden genoemd, maar ik meen dat ik in de buurt zit. Absoluut zijn zij welkom. Maar de aanvliegroute is: waarborg van kwaliteit en neutrale uitstraling. Maar waar je constateert dat de politie onvoldoende divers is of onvoldoende aansluit bij de samenleving, zullen we zo nodig bijsturend optreden. Dat is ook een beetje de definitie van leidinggeven en besturen.
Mevrouw Kuiken vroeg: zou het niet goed zijn om een nationaal diversiteitsakkoord te sluiten? Er bestaat een Charter Diversiteit. Ik weet ook niet waarom dat een Engelse naam heeft gekregen, maar dat is een intentieverklaring ten aanzien van diversiteit van medewerkers die een werkgever ondertekent. Ik heb die indertijd getekend als minister voor Rijksdienst. Ook de politie heeft die ondertekend. De nationale overeenkomst waar mevrouw Kuiken naar vroeg, bestaat dus en is ook door de politie ondertekend.
Mevrouw Kuiken vroeg naar de tijdelijke aanstelling van recruiters voor het specifiek werven van zijinstromers. Het is sowieso de bedoeling dat de reguliere medewerkers voor werving en selectie diversiteit vol op het netvlies hebben en toepassen. In het kader van het programma Kracht van het verschil zijn er inderdaad tijdelijk recruiters aangesteld. Die zijn er tot en met 2018, omdat de 25%-doelstelling op dat jaar betrekking heeft. Als je een doelstelling voor een bepaald jaar stelt, vind ik het op zich logisch dat je de inzet van mensen en middelen normaal gesproken dan ook richt op dat jaar, omdat je als doel hebt dat het daarna verankerd is in je organisatie. Dat betekent niet dat de aandacht daarna weg moet zijn. Integendeel: het moet juist een logischer onderdeel zijn van wat je toch al doet.
De heer Bisschop vroeg: slaan we niet door? Ik hoop in mijn antwoorden aangegeven te hebben dat ik het terecht vind dat er grote aandacht is voor diversiteit, zonder dat er concessies kunnen worden gedaan aan de kwaliteit, en dat diversiteit van regio tot regio kan verschillen. Het hangt ook samen met het gebied waarin het korps werkzaam is.
De heer Bisschop vroeg specifiek hoe ik de deelname van politie aan de Gay Pride rijm met het principe van geen zichtbare uitingen van levensstijl. De Gay Pride is een zeer Nederlandse, zeer Amsterdamse feestdag, waar ik zelf eerlijk gezegd wel van kan genieten. Ik respecteer dat de heer Bisschop dat misschien iets minder doet. De kern van zijn vraag is: is dat nu in strijd met het principe? Nee, in de uniformen, in de gewone dagelijkse praktijk mag een agent ook geen uitingen van seksuele voorkeur hanteren, want zo hebben we het met elkaar afgesproken. Dat de politie zichtbaar deelneemt aan een feestelijke gelegenheid, valt voor mij ten eerste onder de categorie "werken mag ook gewoon leuk zijn" en ten tweede onder de categorie "laat ook zien dat je vol deelneemt aan de samenleving". We hebben hier nog niet zo lang geleden een debat gehad over de mishandeling vanwege seksuele geaardheid van homoseksuelen. Daarbij kwam aan de orde: durven zij aangifte te doen? Toen heb ik betoogd dat het van groot belang is dat ook mensen met een homoseksuele achtergrond het gevoel hebben dat ze bij de politie gerust aangifte kunnen doen, zonder dat we willen dat mensen met een roze driehoek of iets anders op het politie-uniform gaan rondlopen.
De heer Bisschop (SGP):
Dit klinkt heel liberaal, maar naar mijn beleving is het toch een wat gecompliceerdere situatie. Als een politieagent ervoor kiest om aan een pro- of anti-Erdoganbetoging mee te doen, is dat dan toegestaan?
Minister Blok:
Niet in uniform, maar als privépersoon wel. Als iemand dat een leuke vrijetijdsbesteding vindt, is dat niet verboden.
De heer Bisschop (SGP):
Maar waarom mag dat dan niet in uniform? Waar ligt dan de grens? Op een moment dat we dit op deze wijze tolereren omdat we de Gay Pride toe te juichen vinden — terecht signaleert de minister dat daar vanuit SGP-hoek wat anders tegen aangekeken wordt — waar ligt dan de grens? Waarom mag bij een betoging tegen antisemitisme geen uniform worden gedragen? Waarom niet bij allerlei andere uitingen, maar wel bij zo'n Gay Pride? Dan bevinden we ons toch op een hellend vlak?
Minister Blok:
Betogingen zijn naar hun aard gericht op een politiek doel, waarbij er dus geen enkele sprake meer kan zijn van neutraliteit. In Nederland — artikel 1 van de Grondwet — behandelen we mensen ongeacht hun seksuele voorkeur gelijk, of ze nu voor de politie werken of ergens anders. We hebben gelukkig ruimte voor een dag als de Gay Pride. Agenten mogen deelnemen aan het feest, maar het is niet zo dat ze vervolgens met een roze driehoek of een andere uiting van seksuele geaardheid op hun uniform mogen rondlopen. Volgens mij blijft dat keurig binnen de lijnen van de wet als de afspraak die we in 2011 gemaakt hebben.
De voorzitter:
Dank u wel. Mijnheer Bisschop?
De heer Bisschop (SGP):
Ik zag, en dat vond ik zeer toe te juichen, dat u alle interrupties in drieën deed, dus ik dacht …
De voorzitter:
Nou, vooruit! Mijnheer Bisschop, tot slot.
De heer Bisschop (SGP):
Ik begrijp dat als een politieagent op Koningsdag maar geen oranje speldje op doet, hij in uniform mag meedoen aan het feest. Ik vind het maar een raar verhaal. Ik wijs erop dat we hiermee het risico lopen dat dit vertroebelt en dat we de helderheid en duidelijkheid ter discussie stellen. Dat moeten we niet willen volgens mij.
De voorzitter:
Dat was volgens mij een statement van de heer Bisschop.
Minister Blok:
Voorzitter, ik hoop hiermee de vragen in eerste termijn beantwoord te hebben.
De voorzitter:
Die indruk had ik ook, zij het dat de heer Öztürk een vraag heeft.
De heer Öztürk (DENK):
Ik zie dat de minister keurig netjes alle fracties is afgegaan. De vierde woordvoerder was van DENK. Op die bijdrage heeft de minister geen antwoord gegeven. Wellicht hebben de ambtenaren dat over het hoofd gezien bij de ondersteuning van de minister. Ik wil vragen om dat in tweede termijn wel te doen en daarbij de volgende vraag mee te nemen. We hebben het programma Kracht van het verschil gelezen. Je kunt het best snel lezen; het zijn twee A4'tjes, iets meer dan het PVV-programma, want dat was één A4'tje. De vraag is of deze minister met twee A4'tjes programma zo'n belangrijk item voor onze samenleving kan aanpakken.
De voorzitter:
En deze vraag hebt u in de eerste termijn gesteld?
Minister Blok:
Ik weet zeker dat ik DENK heb geantwoord op de vraag of er naar politieke overtuiging gevraagd mag worden. Het spijt mij, deze vraag had ik inderdaad niet paraat, maar die zal ik nu beantwoorden. Uit de grond van mijn hart: ik heb een gruwelijke hekel aan stapels papier. Echt, je kunt mij niet ongelukkiger maken dan door datgene wat je bedoelt vast te leggen in zo'n stapel. Dan weet je waarschijnlijk niet meer wat je bedoelt. Volgens mij weten we hier heel goed wat we bedoelen. Wij willen dat de politie aansluit bij en meebeweegt met de samenstelling van de samenleving en dat daar waar dat niet vanzelf gebeurt, de nodige maatregelen genomen worden. Dat kan ook op één A4'tje.
De voorzitter:
Voor de helderheid: deze vraag werd niet gesteld in de eerste termijn, dus hebt u niets over het hoofd gezien.
Minister Blok:
Oh, nou, dan heb ik hem toch beantwoord.
De heer Öztürk (DENK):
Ik heb dat ook niet gezegd. Ik heb gezegd dat deze vraag dan meegenomen kan worden.
De voorzitter:
Oké.
De heer Öztürk (DENK):
Mijn punt is als volgt. Als het gaat om jihadisme, het woord dat ze hier bedacht hebben, dan hebben wij onderzoeken, programma's van honderden, duizenden pagina's. Als het gaat om racisme en xenofobie en de aanpak van etnisch profileren en als het gaat om diversiteit, dan komt u met twee kleine A4'tjes. Dat is niet in balans. Wilt u daadwerkelijk diversiteit in de samenleving, of zegt u: ik moet het doen en ik moet laten zien dat ik iets doe?
Minister Blok:
Ik vind de vergelijking idioot. Er is helaas een serieuze dreiging van jihadisme, waarbij echt mensenlevens op het spel staan. Daar nemen we ook serieuze maatregelen tegen. Ook daar schuilt dat niet in de hoeveelheid pagina's. Dat is een onderwerp van zo'n dreiging en zo'n ernst dat ik de vergelijking met het aantal pagina's dat we aan dit eveneens belangrijke onderwerp besteden, volkomen mank vind gaan. Die laat ik ook volkomen voor de verantwoordelijkheid van DENK; eigenlijk schandalig!
De voorzitter:
Een laatste opmerking.
De heer Öztürk (DENK):
De dreiging van racisme die u niet wilt zien en de dreiging van xenofobie, die wij in de Tweede Wereldoorlog hebben meegemaakt, die u niet wilt zien: als u zegt dat die vergelijking niet opgaat, dan vind ik dat u echt uw werk nog eens moet overwegen.
De voorzitter:
Via de voorzitter, weet u nog?
De heer Öztürk (DENK):
Ja, via de voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik denk dat …
Minister Blok:
Ik vind dit heel misplaatst. Ik vind dit echt heel misplaatst. Ik vind ook de vergelijking met de Tweede Wereldoorlog zeer, zeer misplaatst. Nee, ik vind het echt heel verkeerd.
De voorzitter:
Daarmee zijn we toe aan de tweede termijn van de Kamer. De spreektijd is één minuut per fractie. Dat is inclusief het indienen van moties.
Termijn inbreng
Mevrouw Helder (PVV):
Dan zal ik haast maken.
Voorzitter. Ik dank de minister voor de beantwoording van de vragen. Hij heeft duidelijk gezegd dat het zeer onwenselijk is om te vragen naar de politieke voorkeur bij het sollicitatieproces. Sterker nog, dat is in strijd met de wet. Maar het gebeurt echt meer dan eens. Ik krijg daar heel veel mailtjes over. Die zorgen blijven dus, ondanks het duidelijke antwoord van de minister.
Er blijft ook zorg over een ander punt. De minister zegt heel duidelijk dat hij geen behoefte heeft aan de discussie over het hoofddoekje bij het uniform, waarbij hij heeft gewezen op de gedragscode. Daar heeft de minister zeker een punt, maar ik voorzie toch echt wel dat het weer eens de kop opsteekt, vooral omdat korpschef Aalbersberg heeft gezegd dat hij bij zijn standpunt blijft. Ik vind daarom toch dat de volgende motie moet worden ingediend.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de gedragscode lifestyle-neutraliteit voorschrijft dat de politieambtenaar in het belang van zijn gezag en neutraliteit een neutrale houding behoort in te nemen;
van mening dat de politieambtenaar zich dan ook dient te onthouden van uitingen, toevoegingen en/of versierselen aan het uniform, zoals voorheen ook is besloten door de toenmalige minister, het Centraal Georganiseerd Overleg Politie en het Korpsbeheerdersberaad;
van mening dat het zelf en/of mede organiseren van iftarmaaltijden, het toestaan van islamitische symbolen op of bij het uniform en het voeren van een discriminerend personeelsbeleid hiermee in strijd is;
verzoekt de regering om de korpsleiding op te dragen per direct te stoppen met dergelijke activiteiten en de eigen gedragscode na te leven,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Helder. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 712 (29628).
De voorzitter:
U mag een vraag stellen over de motie, maar niet het debat overdoen, mijnheer Öztürk.
De heer Öztürk (DENK):
Bij voorbaat dank, voorzitter. Het gaat mij om de iftarmaaltijden. Is de PVV ook tegen de kerstmaaltijd?
Mevrouw Helder (PVV):
Daar zijn wij ook tegen, in die zin dat de politie het gezag moet handhaven. Aan het begin van mijn spreektekst heb ik duidelijk gezegd dat het op deze manier zoeken naar verbinding niet hoort bij de twee wettelijke taken van de politie. Ik heb de iftarmaaltijden aangehaald omdat daar oeverloos over wordt getwitterd en omdat heel veel mensen zich daar enorm aan storen. Dat is niet verbinden; dat is buigen voor een ideologie die daar niet passend is in het kader van de neutraliteit waar ik het steeds netjes op heb gehouden, om niet in de slachtofferrol mee te gaan die de heer Öztürk af en toe toch wel een beetje inneemt. Dat moest toch even gezegd worden.
De voorzitter:
Alleen als het echt over de motie gaat, mijnheer Öztürk.
De heer Öztürk (DENK):
Ik wil de PVV-fractie vragen of zij de motie zo wil veranderen dat daar "iftar- en kerstmaaltijden" in komt te staan. Dan is zij eerlijk, dan is zij niet hypocriet en dan is zij voor de neutraliteit van de politie.
De voorzitter:
Gaat u dan voor de motie stemmen?
De heer Öztürk (DENK):
Volgens mij was dat een vraag aan de PVV en niet aan de voorzitter.
De voorzitter:
Dat was een grapje.
Mevrouw Helder (PVV):
Ik ga de motie niet aanpassen. De heer Öztürk moet het doen met de toelichting die ik daar net bij heb gegeven.
Mevrouw Tellegen (VVD):
Voorzitter. Carrière bij de politie maak je op basis van wat je kunt en niet op basis van wie je bent. Het is goed dat de minister dat uitgangspunt, dat principe, hier vandaag opnieuw bevestigd heeft. Het is ook goed dat hij heeft aangegeven dat er onverkort wordt vastgehouden aan de gedragscode en dat er geen ruimte is voor religieuze uitingen bij de politie.
Op één punt ben ik niet helemaal tevreden. Dat betreft de pilot Blauw Talent. De VVD vindt het eenvoudigweg niet eerlijk ten opzichte van al degenen die het die eerste dag ook net niet halen en die geen migratieachtergrond hebben. Dat heet wel degelijk "voorkeursbeleid". Ik blijf daar moeite mee houden. Ik kan het niet anders zien. Is de minister misschien bereid om aan te geven hoe het verdergaat met die pilot en wanneer die wordt geëvalueerd? Dat mag in een brief; dat hoeft niet per se nu.
Mevrouw Van Engelshoven (D66):
Voorzitter. Ik dank de minister voor de beantwoording. D66 is blij dat de minister hier klip-en-klaar het belang van een divers politiekorps heeft onderschreven, uiteraard binnen de grenzen van kwaliteit en van neutraliteit, die wij zeer belangrijk vinden. Ik ben blij dat de minister op dit punt ambitie heeft getoond, want hij zegt met de heer Akerboom: als de streefcijfers eerder kunnen worden gehaald, graag. Daar zijn wij blij mee.
Ik ben ook blij dat de minister zegt dat de pilot Blauw Talent ons helpt om de diversiteit te vergroten. Ik vraag hem nogmaals — hij was hierover niet helemaal helder in zijn beantwoording — of deze breder zal worden uitgerold. Het is net als de manier waarmee we meer mbo'ers op het hbo krijgen en waarmee de instroom in de pabo toeneemt. Ook in andere sectoren is het heel gebruikelijk dat je op plaatsen waar je meer diversiteit wilt, mensen bij de hand neemt om over barrières heen te komen.
Ik was nog niet helemaal tevreden over het antwoord op de vraag over verkorte opleidingstrajecten van mensen met bijvoorbeeld een mbo-achtergrond, waardoor je toch een breder palet in de instroom kunt aanspreken. Daarom dien ik de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de samenstelling van de politieorganisatie nog steeds diverser kan naar opleiding, geslacht, etnische achtergrond en geaardheid;
overwegende dat de toekomstige ruimte wat betreft personeel in het politieapparaat hiertoe benut kan worden;
overwegende dat in plaats van de standaard vierjarige politieopleiding een verkort opleidingstraject of schakelprogramma mogelijk meer geïnteresseerden kan trekken voor een baan bij de politie;
verzoekt de regering, te onderzoeken wat de mogelijkheden voor de Politieacademie zijn om verkorte opleidingstrajecten aan te bieden aan mensen met een bepaalde (voor)opleiding om zo via een versneld traject tot "blauw" opgeleid te kunnen worden,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Engelshoven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 713 (29628).
De heer Öztürk (DENK):
Voorzitter. Diversiteit bereik je niet alleen door één keer per jaar een iftarmaaltijd te organiseren en met een paar kleurrijke foto's en twee A4'tjes programmavoorstellen. Diversiteit bereik je door daden. Diversiteit bereik je door achter de mensen te staan die er ook divers willen uitzien. Neutraliteit wordt niet bepaald door je kleding, geloof of uiterlijk. Neutraliteit wordt bepaald door je daden. Om dat te bewerkstelligen dien ik de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het dragen van religieuze uitingen zoals hoofddoekjes, keppeltjes en kruistekens op grond van de gedragscode lifestyle-neutraliteit voor politieagenten in functie verboden is;
van mening dat iedereen binnen de grenzen van de wet uiting moet kunnen geven aan zijn of haar identiteit en dat de diversiteit in het politiekorps vergroot moet worden;
verzoekt de regering om te bewerkstelligen dat de gedragscode lifestyle-neutraliteit zodanig aangepast wordt dat religieuze uitingen zoals hoofddoekjes, keppeltjes en kruistekens voor politieagenten in functie toegestaan worden,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Öztürk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 714 (29628).
Mevrouw Özütok (GroenLinks):
Voorzitter. Ik dank de minister voor de beantwoording van de vragen. Ik dank de minister ook omdat hij heel erg werk wil maken van de diversiteit bij de politie. Als het gaat om het zoeken naar maatschappelijk draagvlak en het antwoord op de vraag of dat maatschappelijk draagvlak nodig is, heeft mijn fractie heel erg behoefte aan wat meer inzicht. Daarover dien ik de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de verdeelde reacties op het dragen van religieuze uitingen door politieagenten aangeven dat inzicht in het maatschappelijke draagvlak gewenst is;
verzoekt de regering om te voorzien in onderzoek naar het maatschappelijke draagvlak voor het dragen van levensbeschouwelijke en religieuze uitingen door politiefunctionarissen en de Kamer hierover te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Özütok. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 715 (29628).
Ik constateer dat de overige Kamerleden afzien van hun tweede termijn. De minister kan antwoorden als de laatste motie is rondgedeeld. Daar wachten we even op.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
Termijn antwoord
Minister Blok:
Voorzitter. Mevrouw Helder heb ik deels tevreden kunnen stellen met mijn antwoorden, maar zij heeft nog een motie ingediend op stuk nr. 712. Deze eindigt als volgt: van mening dat het zelf en/of mede organiseren van iftarmaaltijden, het toestaan van islamitische symbolen op het uniform en het voeren van discriminerend personeelsbeleid hiermee in strijd is, en verzoekt de regering om de korpsleiding op te dragen per direct te stoppen met dergelijke activiteiten en de gedragscode na te leven.
Deze motie gaat ervan uit dat de politie onder meer discriminerend personeelsbeleid voert en islamitische symbolen toestaat, en dat is niet zo. Deze motie, zo geformuleerd, moet ik ontraden.
Mevrouw Tellegen vroeg om een evaluatie van de pilot Blauw Talent. Die zal ik de Kamer graag verstrekken. Het lijkt mij het meest logisch om dat te doen in de loop van 2018, omdat we dan een beeld krijgen van het halen van de doelstelling.
De voorzitter:
En uw oordeel?
Minister Blok:
Het is geen motie, maar een mondeling verzoek. Dat willig ik waar mogelijk ook graag in.
Mevrouw Van Engelshoven vraagt of de pilot Blauw Talent breder wordt uitgerold. Het lijkt mij logisch om deze vraag onderdeel te laten zijn van de evaluatie.
De motie-Van Engelshoven op stuk nr. 713 verzoekt de regering om "te onderzoeken wat de mogelijkheden voor de Politieacademie zijn om verkorte opleidingstrajecten aan te bieden aan mensen met een bepaalde (voor)opleiding om zo via een versneld traject tot "blauw" opgeleid te kunnen worden". Deze beschouw ik als ondersteuning van het beleid, dus ik laat het oordeel aan de Kamer.
De motie-Öztürk op stuk nr. 714 verzoekt de regering om te bewerkstelligen dat de gedragscode lifestyle-neutraliteit zodanig aangepast wordt dat religieuze uitingen zoals hoofddoekjes, keppeltjes en kruistekens voor alle politieagenten in functie toegestaan worden. Die motie ontraad ik, vanwege het grote belang van een neutrale uitstraling van overheidsfunctionarissen in uniformberoepen.
Ten slotte de motie-Özütok op stuk nr. 715. Deze verzoekt de regering om te voorzien in onderzoek naar het maatschappelijke draagvlak voor het dragen van levensbeschouwelijke en religieuze uitingen door politiefunctionarissen en de Kamer hierover te informeren. Ook hiervoor geldt dat ik het zo onwenselijk vind dat eraan wordt getornd dat mensen namens de overheid een neutrale uitstraling moeten hebben dat ik geen behoefte heb aan een onderzoek daarnaar, dus ook deze motie ontraad ik.
Hiermee hoop ik de vragen in tweede termijn beantwoord te hebben.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Hiermee zijn wij aan het eind gekomen van dit debat. Over de ingediende moties zullen we volgende week dinsdag stemmen. Ik dank de minister, de Kamerleden, de bodes, de ambtenaren en de mensen op de publieke tribune.
Sluiting
Sluiting 17.50 uur.