Plenair verslag Tweede Kamer, 63e vergadering
Dinsdag 4 april 2017

  • Aanvang
    14:00 uur
  • Sluiting
    16:31 uur
  • Status
    Gecorrigeerd

Opening

Voorzitter: Arib

Aanwezig zijn 143 leden der Kamer, te weten:

Van Aalst, Agema, Amhaouch, Arib, Arissen, Van Ark, Asscher, Azarkan, Azmani, Baudet, Becker, Beckerman, Beertema, Belhaj, Van den Berg-Jansen, Bergkamp, Bisschop, Van den Bosch, Martin Bosma, Bosman, Bouali, Van Brenk, Ten Broeke, Bruins, Bruins Slot, Buitenweg, Van Dam, Dekker, Diertens, Tony van Dijck, Gijs van Dijk, Jasper van Dijk, Dijkgraaf, Dijkhoff, Dijksma, Pia Dijkstra, Remco Dijkstra, Dijsselbloem, Dik-Faber, Diks, Duisenberg, Van Eijs, El Yassini, Ellemeet, Van Engelshoven, Fritsma, Futselaar, Gerbrands, Geurts, De Graaf, Grashoff, Graus, De Groot, Groothuizen, Van Haersma Buma, Harbers, Pieter Heerma, Helder, Van Helvert, Hennis-Plasschaert, Hermans, Hijink, Van den Hul, Jetten, De Jong, Karabulut, Keijzer, Van Kent, Klaver, Knops, Koerhuis, Koolmees, Koopmans, Kops, Kröger, Krol, Kuik, Kuiken, Kuzu, Laçin, Van der Lee, Leijten, Lodders, Madlener, Maeijer, Marijnissen, Markuszower, Von Martels, Van Meenen, Middendorp, Van der Molen, Anne Mulder, Edgar Mulder, Nijboer, Nijkerken-de Haan, Van Nispen, Van Ojik, Omtzigt, Van Oosten, Ouwehand, Özdil, Öztürk, Özütok, Paternotte, Pechtold, Peters, Ploumen, Popken, Van Raak, Van Raan, Raemakers, Roemer, Rog, Ronnes, Van Rooijen, Arno Rutte, Mark Rutte, Segers, Sjoerdsma, Snels, Van der Staaij, Tellegen, Thieme, Van Tongeren, Van Toorenburg, Van Veldhoven, Verhoeven, Visser, Voordewind, Voortman, Aukje de Vries, Wassenberg, Van Weerdenburg, Westerveld, Weverling, Van Weyenberg, Wiersma, Wilders, Wörsdörfer, Van 't Wout, Yeşilgöz-Zegerius, Ziengs en Zijlstra,

en de heer Blok, minister van Veiligheid en Justitie, mevrouw Dijksma, staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, de heer Koenders, minister van Buitenlandse Zaken, mevrouw Ploumen, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, en mevrouw Schultz van Haegen-Maas Geesteranus, minister van Infrastructuur en Milieu.

De voorzitter:
Ik heet iedereen van harte welkom, in het bijzonder de mensen op de publieke tribune en de minister van Buitenlandse Zaken.

Vragenuur

Vragenuur

Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 136 van het Reglement van Orde.


Vragen Sjoerdsma

Vragen van het lid Sjoerdsma aan de minister van Buitenlandse Zaken over het bericht "Vermoedelijke gifgasaanval in Syrië".

De voorzitter:
Ik geef het woord aan de heer Sjoerdsma van D66 voor zijn vragen aan de minister van Buitenlandse Zaken.

De heer Sjoerdsma (D66):
Voorzitter. Al zes jaar voltrekt zich een groot humanitair drama in Syrië. Wat in maart 2011 begon met vreedzame protesten is uitgemond in een massaal bloedvergieten. Niets of niemand is veilig voor de nietsontziende terreur van Assad en Poetin. Ieder doelwit lijken zij legitiem te vinden: hulpkonvooien, ziekenhuizen, scholen en zelfs bussen waarmee mensen zouden worden geëvacueerd. We kennen allemaal de verschrikkelijke beelden van deze oorlog, maar toch was er vandaag weer een nieuw afgrijselijk dieptepunt. Tientallen onschuldige burgers kwamen om door een gifgasaanval uitgevoerd door straaljagers. Op Twitter circuleren beelden van de slachtoffers van deze laffe aanval. Ik raad iedereen af om naar die beelden te kijken, want het is verschrikkelijk om te zien. Je denkt: cynischer kan het bijna niet worden. Maar dat kan toch. Een uur geleden bombardeerde Syrië het ziekenhuis waar de slachtoffers van deze laffe aanval werden behandeld.

Ik sta hier vandaag niet om de minister scherp te bevragen of te bekritiseren. Ik sta hier omdat ik vermoed dat de minister en ik het eens zullen zijn. Ik vermoed dat de hele Kamer het er misschien wel mee eens zal zijn dat deze aanvallen door ons moeten worden veroordeeld. Het is niet de eerste keer dat Al-Assad en zijn bondgenoten deze rode lijn hebben overschreden. De afgelopen jaren is meerdere keren chloorgas ingezet en dat is meerdere keren bevestigd door onafhankelijk onderzoek van de OPCW en VN. De vraag is natuurlijk wie er verantwoordelijk is voor de oorlogsmisdaden die vandaag hebben plaatsgevonden; misdaden die elk voorstellingsvermogen tarten. Waren het Syrische straaljagers of Russische? Ik wil de minister vragen of hij bereid is om zich in te zetten voor een onafhankelijk onderzoek door de VN om te achterhalen wat er precies is gebeurd?

Minister Koenders:
Mevouw de voorzitter. Ik dank de heer Sjoerdsma voor zijn vragen die uitermate terecht zijn. We hebben met afschuw kennisgenomen van de berichten over opnieuw mogelijk gebruik van gifgassen bij de bombardementen in de provincie Idlib in Syrië. Er is nog geen onafhankelijke bevestiging hiervan, maar het past in een patroon van beschuldigingen, in bijzonder van het regime van Assad gesteund door Rusland en andere bondgenoten. Als het bericht juist is — en daar ga ik op dit moment van uit, hoewel ik geen onafhankelijke bevestiging heb — is het de zoveelste schending van het chemischewapensverdrag en van de VN-Veiligheidsraadresolutie 2118. Laat er geen enkel misverstand over bestaan dat er dan wederom sprake is van een oorlogsmisdaad in dit afschuwelijke conflict. Ik heb de beelden gezien. Ik zou dat inderdaad niemand aanraden. Het is een grote verschrikking. Het is ook een situatie waarin, zoals u weet, helaas de internationale gemeenschap, waarvan wij onderdeel uitmaken, heeft gefaald. Op het ogenblik is het zo dat de door Nederland gesteunde Witte Helmen eerste hulp bieden. De Witte Helmen zijn ongelooflijk moedige mensen. Sommigen van u hebben ze gesproken toen wij ze in Nederland hebben uitgenodigd.

De afgelopen tijd zijn wij eigenlijk alleen maar actief op het gebied van Syrië. Ik ga hier niet in op de resultaten want die zijn veel te gering. Wij zijn in ieder geval bezig met de bewijzenbank. Dit soort misdaden dat eigenlijk gestopt of tegengehouden zou moeten worden en niet impliciet goedgekeurd vanwege het gebruik van een veto door Rusland en misschien ook China. Die daden moeten wij precies met bewijzen op papier hebben voor het moment dat de mensen die hieraan schuldig zijn zich voor een rechter bevinden. Daar is op het ogenblik voortgang mee geboekt. Wij hebben daar gisteren tijdens de Raad Buitenlandse Zaken ook over gesproken. Zoals u weet, heeft Nederland daar het initiatief toe genomen. De veroordeling is zeer scherp. Ik zal vanmiddag contact opnemen met de OPCW om ervoor te zorgen dat dit direct wordt onderzocht. Zoals u weet, is er het joint investigation mechanism. Het grote probleem daarvan was dat de vorige berichtgeving over de verantwoordelijkheden gevetood is door de VN-Veiligheidsraad. Dat betekent dat we op dit moment opnieuw in contact staan met de Hoge Vertegenwoordiger, om te bekijken wie er precies verantwoordelijk is. Uit de eerste berichten die ik krijg, begrijp ik in ieder geval dat dit inderdaad het Assad-regime is. Dat betekent dus dat deze aanval nog eens kan worden toegevoegd aan het lijstje van misdaden tegen de menselijkheid die het Syrische regime heeft begaan.

De heer Sjoerdsma (D66):
Ik dank de minister voor zijn antwoorden. Ik dank hem bovendien dat hij meteen aan de OPCW heeft gevraagd om ook dit incident te onderzoeken. We kunnen daar natuurlijk niet op vooruit lopen. Ik snap ook dat de minister dat niet doet, omdat hij op dit moment nog geen onafhankelijke bevestiging heeft. De minister heeft de beelden echter gezien. Wie de beelden heeft gezien, kan zich moeilijk aan de indruk onttrekken dat daar iets is gebeurd wat in ieder geval een schending is van het verdrag inzake chemische wapens. Als dat is gebeurd, dan moet duidelijk worden wie dat heeft gedaan. De minister zegt: de eerste indicaties lijken te duiden op Assad. Volgens mij is het echter ook niet zeker dat Rusland het niet heeft gedaan; laat ik het zo maar zeggen. Het zouden Russische of Syrische straaljagers zijn geweest. Ik vind het dan ook in algemene zin heel belangrijk dat de bewijzenbank er is. Dat is tegelijkertijd een van de grootste uitdagingen, maar wel iets waar de minister mee bezig is. In meer algemene zin vind ik het echter ook belangrijk dat we gerechtigheid zullen krijgen voor dit soort misdaden. De mensen die dit hebben gedaan, moeten de gerechtigheid niet ontlopen. Ze moeten hun dag in de rechtbank niet ontlopen. Wat dat betreft doet het mij ook zeer om te horen dat de Verenigde Staten al bij voorbaat Assad bijna lijken vrij te pleiten van dit soort vervolging. Ik ben blij dat de Europese Unie dat niet doet.

Ik heb daar nog wel een vraag over aan de minister. Deze week is namelijk ook een door de Europese Unie georganiseerde conferentie over Syrië. Aan de ene kant zien we dat dit geweld doorgaat; dat Syrië zich niet laat leiden door wat Europa en de conferentie beweegt. Aan de andere kant hebben wij het over humanitaire gelden en wederopbouw. Ik zou de minister één ding willen vragen: wil hij voorkomen dat wij straks de cheques schrijven voor de politieke plannen van Assad, Erdogan en de zijnen? Wij moeten niet zomaar tekenen voor de wederopbouw, terwijl de politieke oplossing er een is waarmee wij misschien wel niet kunnen leven en die geen gerechtigheid in zich heeft. Dat is mijn slotvraag aan de minister.

Minister Koenders:
Ik wil nog iets aan de informatie toevoegen die ik zojuist gegeven heb aan de Kamer. Ten eerste zal de VN-Veiligheidsraad op verzoek van Frankrijk waarschijnlijk in de middag of in de avond bijeenkomen naar aanleiding van deze aanval. Ten tweede heeft de heer Sjoerdsma volledig gelijk als hij praat over de beëindiging van de straffeloosheid van wat hier gebeurt. Dat is nog veel te weinig, maar ik wijs er wel op dat gisterenmiddag de Europese Unie vooral op voorspraak van Nederland de sanctielijst heeft uitgebreid met vier hooggeplaatste militairen die betrokken zijn bij de inzet van chemische wapens in Syrië. Dat zijn ook middelen die we hebben. Ten derde gaan we morgen naar de Syriëconferentie. Ook wat mij betreft staat die eigenlijk in het licht van 1) diplomatieke inspanningen, van druk op de partijen om te veroordelen wat er vandaag is gebeurd — dat is de kern — en 2) geen wederopbouw zonder ook maar op de een of andere manier een politieke oplossing. In de toekomst van Syrië kan er geen plaats zijn voor Assad. Dat is een heldere Nederlandse positionering. We gaan dus ook niet de geldbuidel trekken om nu al op de een of andere manier de infrastructuur van Syrië op te bouwen. We houden ons aan datgene wat we nu doen, namelijk humanitaire hulpverlening en elementen van stabilisatie in bepaalde gebieden. Maar uiteraard gaan we daar niet op vooruitlopen. Overigens vind ik het belangrijk dat ook de oppositie wordt betrokken bij de conditionaliteit. Ook zij moet zeggenschap hebben over wat er in de toekomst van het land gebeurt. Dat kan niet afhankelijk zijn van de regering van Syrië.

De voorzitter:
Dank u wel. Ook u bedankt, mijnheer Sjoerdsma. Het woord is aan de heer Ten Broeke.

De heer Ten Broeke (VVD):
Sinds eind 2013 de regering Obama een zelfgekozen rode lijn heeft verlaten, helaas, ten aanzien van de inzet van chemische wapens door het Assad-regime en in deze Kamer overigens niemand bereid was om van tevoren al aan te geven dat die rode lijn moest worden gehandhaafd, hebben we gezien dat de drempel voor de inzet van chemische wapens almaar is verlaagd. Sindsdien zijn er berichten gekomen uit Noord-Irak en uit Syrië, niet eenmaal, maar veelvuldig, over opnieuw de inzet van chemische wapens. Dat is zeer te betreuren. Via de Veiligheidsraad lossen we dat op dit moment niet op. Een onderzoek zou mooi zijn, maar dat lukt op dit moment ook niet. Daarom is mijn vraag aan de minister als volgt. De Fransen hebben eind 2013 ook een voorstel gedaan bij monde van meneer Fabius over het niet-automatisch verbindend verklaren van het vetorecht. Dat zou via een soort gedragscode moeten.

De voorzitter:
Wat is uw vraag?

De heer Ten Broeke (VVD):
Nederland heeft zich daaraan gecommitteerd. Hoe staat het daarmee? Begin volgend jaar begint het Nederlands lidmaatschap van de Veiligheidsraad. Is het dan een prioriteit op de Nederlandse agenda?

Minister Koenders:
We zien langzamerhand dat de internationale spelregels, waarvan wij hoopten dat die bestonden, verschuiven. De bescherming van de burgerbevolking staat er internationaal zeer slecht voor. De aandacht voor internationale conflicten is zeer miniem. Het bombarderen van ziekenhuizen — dat is een misdaad tegen de menselijkheid — zien we nu zelfs als een instrument van oorlogvoering. Het is dus essentieel dat de VN-Veiligheidsraad, de Europese Unie en de andere partijen zich ervoor inzetten om dit niet op de laatste maar op de eerste plaats te zetten bij onderhandelingen. Daar past de beperking van het vetorecht bij. Het vetorecht is nu door Rusland en soms ook door China gebruikt, waardoor we geen meter verder komen met de veroordeling van dit soort zaken. Daarom maakt Nederland hier een hoofdpunt van tijdens zijn eigen lidmaatschap van de VN-Veiligheidsraad volgend jaar — ik heb dat samen met Italië voorbereid — en werkt het samen met Frankrijk en Italië aan een relativering van het vetorecht.

De heer Baudet (Forum voor Democratie):
Heeft de minister behalve een moreel oordeel over van alles en nog wat wat er in de wereld gebeurt, een visie op waar we naartoe moeten met Syrië? Men kan wel zeggen "dit is slecht en dat is slecht", maar waar ziet de minister Syrië over vijf jaar en over tien jaar staan? Heeft de minister daar eigenlijk een visie op?

Minister Koenders:
Ja, zeker, maar het belangrijkste is de visie van de Syriërs zelf. Dat is op dit ogenblik ingewikkeld, omdat het land uiteengereten wordt door regionale machten en lokale sektarische bewegingen, die meer en meer bewapend zijn, zoals u weet. Alleen een politieke oplossing kan uitkomst bieden. Het is ook in het Europese en in het Nederlandse belang dat die oplossing er komt. Denk maar even aan migratiestromen en dergelijke. Die politieke oplossing is belangrijk omdat er geen sprake kan zijn van stabiliteit en een effectieve terrorismebestrijding zolang soennieten, sjiieten en alevieten geen positie krijgen in Syrië. Dat is niet onmogelijk. Er zijn nu besprekingen in Genève. Er is ook wel wat ruimte bij de Russen. Dat kan alleen tot stand komen door een straffere en sterkere rol van Europa, door een politieke oplossing en door veel meer regionale effectieve diplomatie dan nu het geval is.

De voorzitter:
Dit wordt uw tweede vraag, mijnheer Baudet.

De heer Baudet (Forum voor Democratie):
Ik bedoel eigenlijk het volgende. Ziet de minister een Syrië met of zonder Assad voor zich? Als het een Syrië zonder Assad is, wat voor soort leider zou daar dan naar voren moeten komen? Heeft de minister daar enig idee van? En als het een Syrië met Assad is, hoe zou de politieke orde daar dan hersteld kunnen worden? Kan de minister zeggen of hij daar enig idee van heeft in plaats van nu alleen maar op die morele verontwaardiging te zitten?

Minister Koenders:
Ten eerste zou ik niet willen zeggen dat ik alleen op de morele verontwaardiging zit. Ik heb kennisgenomen van de berichten van vanmorgen over het gebruik van chemische wapens. Dat is niet alleen iets waarover we moreel verontwaardigd zijn; dat is ook iets wat de internationale veiligheidspolitiek en de veiligheid van Nederland betreft. Het gebruik van chemische wapens is terecht een taboe. Als dat toch gebeurt, betekent dat dat daar ook politiek wat tegenover staat. Daarom heb gesproken over de Veiligheidsraad en over de rol van de Europese Unie. Er is inderdaad sprake van relatieve machteloosheid, maar tegelijkertijd zouden we gezamenlijk in Europa sterker een vuist kunnen maken. Ik denk dat het belangrijk is om te zeggen, ook in de richting van de heer Baudet, dat je juist dat niet alleen kunt doen als Nederland. Je zult gezamenlijk in Europa je politiek moeten bepalen om een deuk in een pakje boter te kunnen slaan; anders staan we daar maar naar te kijken.

Ten tweede is eigenlijk iedereen, internationaal en in Syrië zelf, behoudens een aantal groepen die direct gerelateerd zijn aan het regime, het erover eens dat de toekomst met Assad in ieder geval instabiliteit betekent. Na 250.000 doden kan hij geen legitimiteit meer opbouwen en op geen enkele manier een stabiel Syrië tot stand brengen. De manier waarop dat gebeurt, is heel iets anders. Daar zullen het politieke overleg en de Syriërs zelf over moeten gaan.

De voorzitter:
Dank u wel.


Vragen Karabulut

Vragen van het lid Karabulut aan de minister van Buitenlandse Zaken over het bericht dat Israël voor het eerst in twintig jaar een nieuwe nederzetting bouwt.

De voorzitter:
Ik geef het woord aan mevrouw Karabulut namens de SP.

Mevrouw Karabulut (SP):
Voorzitter. Later dit jaar, in juni, wordt een trieste mijlpaal bereikt. Dan is Palestina al 50 jaar bezet door Israël. Die bezetting gaat gepaard met keiharde onderdrukking van de Palestijnen en een grootschalige uitbreiding van de illegale nederzettingen, in strijd met ons internationaal recht. Palestijnen worden verjaagd van huis en haard en huizen worden vernietigd. Volgens schattingen wonen er nu al ongeveer 600.000 Israëli's in bezet gebied. Sinds het aantreden van president Trump in januari lijken de remmen helemaal los. De Israëlische regering heeft sindsdien de bouw van vele duizenden woningen in bezet gebied aangekondigd. Zo gebeurde het dat zij vorige week voor het eerst in twintig jaar toestemming verleende voor de bouw van een nieuwe nederzetting. Vanuit de Verenigde Naties en een aantal EU-landen is daar terecht stevige kritiek op geuit, maar van deze minister heb ik nog niets gehoord. Hoe kan dat? De minister is het toch met mij eens dat de voortdurende bezetting van Palestina en de nederzettingenbouw de grootste obstakels zijn voor vrede en de tweestatenoplossing? Dan kan hij toch niet anders doen dan het Israëlische beleid veroordelen? Daarop krijg ik graag een reactie.

Een veroordeling moet, maar is absoluut onvoldoende. Israël gaat immers al decennialang door met het op grote schaal schenden van het internationaal recht. Niets minder dan de levensvatbaarheid van Palestina staat op het spel. Daarom verzoek ik de minister om in EU-verband maar ook bilateraal de druk op te voeren. Dat kan bijvoorbeeld door het opschorten van de associatieovereenkomst van de EU met Israël en van het samenwerkingsforum van Nederland en Israël. Is de minister daartoe bereid?

Minister Koenders:
Mevrouw de voorzitter. Ik dank mevrouw Karabulut voor de gestelde vragen. Ik veroordeel het besluit van Israël om nieuwe nederzettingen te bouwen ten sterkste. Dat heb ik ook vorige week gedaan, ook in het kader van de Europese Unie. Het kabinet maakt zich ernstige zorgen over de voortdurende uitbreiding van Israëlische nederzettingen in bezet Palestijns gebied. De nederzettingen zijn illegaal en vormen een obstakel voor het bereiken van een tweestatenoplossing. Dat vindt Nederland en dat vindt de Europese Unie. Dat is nogmaals bevestigd in VN-Veiligheidsraadsresolutie 2334 en tijdens de MOVP-conferentie in Parijs, waar Nederland ook bij aanwezig was.

Uitbreiding van de nederzettingen staat ook haaks op het commitment dat premier Netanyahu zelf heeft uitgesproken ten aanzien van de zogenoemde tweestatenoplossing. De kans op vrede wordt immers alleen maar kleiner als je die nederzettingen uitbreidt. De internationale gemeenschap is hier eensgezind over; dit is overigens ook benadrukt door de Verenigde Staten. Bij mijn afwezigheid hebben wij dit specifieke punt al vorige week op hoog ambtelijk niveau nadrukkelijk opgebracht in een gesprek met de Israëlische ambassadeur. Er is vorige week in Nederland trouwens ook al direct op gereageerd. Ook de Hoge Vertegenwoordiger heeft daar in de Europese Unie terecht aandacht voor gevraagd. Ik heb gisteren uitgebreid gesproken met de secretaris-generaal van de Arabische Liga om te bekijken hoe we hier samen met de collega's uit Europa verder mee moeten. Vanuit de Arabische Liga wordt de nadruk op een aantal punten gelegd. Niet alleen wordt die nederzettingenpolitiek veroordeeld; er wordt ook nadruk gelegd op het verdergaan met het zogenoemde Arabische vredesinitiatief. Ook vanuit Nederland en de Europese Unie wordt gevraagd om de druk op Israël te vergroten om misschien met een correctie maar in ieder geval met de basis van de principes van het Arabische vredesinitiatief verder te gaan, want als deze beweging doorgaat, krijg je natuurlijk een negatieve ontwikkeling met betrekking tot de tweestatenoplossing. Nederland en de Europese Unie zijn hiertoe bereid. Vandaag vinden enkele besprekingen plaats in de Verenigde Staten. Ik kan op dit moment natuurlijk niet zeggen of zij enig positief resultaat hebben, maar in ieder geval veroordeel ik deze nederzettingen. Ik vind dat zij niet in overeenstemming zijn met de tweestatenoplossing.

De EU-associatieraad is nog niet belegd. De vraag is altijd of zo'n associatieraad het moment is om de druk op te voeren of dat je juist geen krediet moet geven aan het feit dat die nederzettingen nu zijn uitgebreid door te zeggen dat we die raad voorlopig niet hebben. Dat is een beslissing van de Hoge Vertegenwoordiger. Ik vind in ieder geval dat dit punt daarbij heel nadrukkelijk boven aan de agenda zou moeten staan.

Mevrouw Karabulut (SP):
Gelukkig veroordeelt de minister dit. Ik had ook niet anders verwacht, omdat de minister zegt te staan voor vrede, veiligheid en de tweestatenoplossing. Het mag dan zo zijn dat Netanyahu lippendienst bewijst aan de tweestatenoplossing, want dat is wat hij doet, maar in de praktijk is het zo dat er sinds het aantreden van Trump nieuwe nederzettingen worden gebouwd, dat er 6.000 nieuwe huizen zijn aangekondigd in nederzettingen en dat hij doorgaat met bezetting, kolonisatie en annexatie van Palestina. Dat brengt op dit moment de vrede en de tweestatenoplossing verder weg. Dat is allemaal strijdig met het EU-associatieakkoord, waarin staat dat de mensenrechten leidend moeten zijn. Het is in strijd met de vorig jaar aangenomen resolutie 2334 van de VN-Veiligheidsraad. Met andere woorden: het is goed dat de minister de ambassadeur heeft aangesproken en dat hij hier een punt maakt in internationaal verband. Zolang er echter geen consequenties aan worden verbonden, drijft de praktijk een andere kant op. Ik meende bij de minister ruimte te horen waarin hij zegt dat Nederland mogelijk wil gaan pleiten voor het opschorten van het EU-associatieverdrag of in ieder geval van het samenwerkingsforum. Kan en wil de minister dat bevestigen? Anders dreigt een oplossing verder weg te geraken dan ooit.

Minister Koenders:
Over de bilaterale fora ben ik het echt niet met mevrouw Karabulut eens. Die wil ik ook niet opschorten, integendeel. Mij is juist gebleken, ook op basis van het overleg dat we met de Palestijnen voeren, met president Abbas en zijn mensen, dat hij de bilaterale relaties die we hebben met zowel de Palestijnse Autoriteit als met Israël van groot belang acht. Hij ziet die relaties juist als een methode om datgene wat wij hier vandaag naar voren brengen, te berde te brengen. Het gaat er natuurlijk ook om hoe effectief je mogelijkheden zijn en hoe je die kunt uitbreiden. Het opschorten van de bilaterale fora is zelfs niet in overeenstemming met wat de Palestijnen willen. Daarmee ben ik het dus niet eens. Die zou ik niet willen stoppen.

De voorzitter:
Tot slot, mevrouw Karabulut.

Mevrouw Karabulut (SP):
Dan is mijn vraag nog altijd niet beantwoord. De Palestijnse staat wordt op dit moment door Israël de nek omgedraaid — dat wordt hij — en wij hebben in het EU-associatieverdrag de regel dat de mensenrechten leidend moeten zijn en dat Israël moet stoppen met het schenden van internationaal recht. Dat gebeurt allemaal niet. Wanneer komt voor deze minister dan wel de grens waarop hij zegt: en nu gaan wij er consequenties aan verbinden? Want het veroordelen, dat doet hij. Het veroordelen, dat doet de EU. Er ligt een VN-resolutie. De praktijk is echter dat de tweestatenoplossing op dit moment wordt geblokkeerd door het handelen van de staat Israël.

Minister Koenders:
We zijn het eens met de analyse van mevrouw Karabulut. Ik veroordeel het dan ook ten sterkste. Daarom gaan we er ook internationaal mee aan de slag, met de Arabische staten en met de Palestijnen. Wat mij betreft gaan we ook aan de slag met een aantal initiatieven die deze dagen worden genomen. De EU-associatieraad is er juist om die zaken aan de orde te stellen. Ik zie dus niet gelijk wat mevrouw Karabulut voor consequenties wil die wel effectief zouden zijn. Ik denk in ieder geval dat wij juist zeer actief moeten zijn om te voorkomen dat de nederzettingenpolitiek leidt tot een vermindering van de kans op een tweestatenoplossing.

De heer Van der Staaij (SGP):
Het is weer zover: het Midden-Oosten staat in brand en gelijk moet het grootste punt worden gemaakt van de huizenbouw in een gebied waarvan de status inderdaad betwist is en waarvoor op de onderhandelingstafel een oplossing gevonden moet worden. Volgens de analyse van de SGP is het veel belangrijker dat er een eind komt aan alle steekpartijen, raketten en zelfmoordaanslagen, die de vrede daar écht bedreigen. Vindt de minister het niet interessant dat juist de rechtsstaat in Israël met zich meebrengt dat er gewoon bezwaar geuit kan worden tegen nederzettingen? In het verleden is een plaats als Amona zelfs nog ontruimd door het hooggerechtshof. Klopt de analyse dus wel dat er daarin nooit wat verandert? Er worden immers ook grenzen gesteld door het eigen Israëlische gerechtshof.

Minister Koenders:
Ik heb een aantal punten. Ten eerste zijn we vanmiddag, toen het ging over het Midden-Oosten, niet begonnen over het Israëlisch-Palestijnse conflict maar over Syrië. Ten tweede is het internationale recht wel degelijk ook in de fractie van de heer Van der Staaij een belangrijk element en criterium. Zoals de heer Van der Staaij weet, is de nederzettingenbouw niet in overeenstemming met het internationale recht en wordt nu voor het eerst in vele jaren een uitbreiding geeffectueerd en voorgesteld die niet in overeenstemming is met het internationaal recht. Vandaar dat de Nederlandse regering die veroordeelt. Ten derde is Israël een rechtsstaat en bestaan daar inderdaad checks-and-balances. Dat vind ik ook belangrijk. Dat neemt niet weg dat deze uitbreidingen niettemin gewoon doorgaan. Sommige daarvan — niet de outposts — kunnen weliswaar misschien volgens het nationale recht, maar andere niet. Aangezien deze uitbreidingen de tweestatenoplossing niet dichterbij brengen en ze de onderhandelingen bemoeilijken, veroordeelt de Nederlandse regering deze nederzettingenpolitiek. Dat doen wij overigens niet alleen, maar met alle buurlanden, de Europese Unie en bijna de hele internationale gemeenschap.

De heer Kuzu (DENK):
Dat deze minister het beleid van de regering-Netanyahu ten scherpste veroordeelt, is goed, maar het is niet genoeg. Al decennialang gaat de bouw van illegale Israëlische nederzettingen gewoon door. Met veroordelen alleen komen we er niet. Is de minister bereid om consequenties te treffen in EU-verband om ervoor te zorgen dat deze onrechtvaardigheid gaat stoppen? Als we het blijven houden bij veroordelen, weten we in ieder geval één ding: dan lezen we binnenkort in de media dat er weer een illegale Israëlische nederzetting gebouwd gaat worden. Is de minister dus bereid om consequenties te treffen, zoals het boycotten van producten uit illegale Israëlische nederzettingen?

Minister Koenders:
Ten eerste zijn wij glashelder over de veroordelingen. Ten tweede weet de heer Kuzu dat het niet bij klare taal is gebleven. Zo stelt de Europese Unie in alle overeenkomsten tussen Israël en de Europese Unie dat die niet van toepassing zijn op de sinds 1967 door Israël bezette gebieden. Met andere woorden: nederzettingen mogen dus niet meeprofiteren. Verder ontmoedigt Nederland, zoals bekend, al jaren economische relaties met bedrijven in Israëlische nederzettingen. Dat blijft onverminderd van toepassing. Ik verwijs ook naar maatregelen die dag in, dag uit worden genomen indien nodig. Israël doet mee aan het Europese onderzoeksprogramma Horizon en daarbij past de EU de uitgangspunten van de grenzen van '67 toe. Je ziet dus dat de Europese Unie eigenlijk scherper wordt op de grenzen van '67 om de tweestatenoplossing mogelijk te maken. Ik denk dat dit de kern is. De Nederlandse regering verzet zich tegen een boycot van Israël.

De heer Ten Broeke (VVD):
Anders dan mevrouw Karabulut ken ik niet al 70 jaar de Palestijnse staat. Dat is jammer, want die zou er wel moeten komen. Ik ken wel al 70 jaar Israël. Daarvoor mijn oprechte felicitaties; ik hoop dat er nog heel veel jaren bij komen. Een oproep tot een eenzijdige boycot vanuit Nederland is juist in het nadeel van de Palestijnen en van de toekomst van de twee staten die we allemaal zo wensen. Amona is een nederzetting die illegaal was. Het is goed dat die is gesloten. Het is jammer dat die vervolgens is verplaatst. Is de minister het met mij eens dat in ieder geval sinds vrijdag, ook onder druk van de Amerikanen — ik geloof dat het op dit moment met hulp van de heer Jason Greenblatt gebeurt — de Israëlische regering aangeeft geen uitbreidingen meer te willen doen plaatshebben? Klopt het dat zij alleen nog inbreidingen wil, zoals dat zo mooi genoemd wordt? Klopt het dat zij geen nieuwe nederzettingen en uitbreidingen wil? Dat spreekt in ieder geval het oordeel van mevrouw Karabulut tegen.

Minister Koenders:
Voor het eerst in twintig jaar wordt er een nieuwe joodse nederzetting gebouwd op de Westelijke Jordaanoever. Vandaar de Nederlandse veroordeling. Daar blijven we niet stil bij zitten, want naast die veroordeling hebben we ook een aantal beleidspunten ten aanzien van de grenzen van '67. Tegelijkertijd is het belangrijk om met de Arabische Liga en de Verenigde Staten verder te komen. Premier Netanyahu heeft namelijk inderdaad gesproken over een limitering van uitbreiding elders. We moeten zeker weten dat dit gebeurt. Dat moet zich in feiten, op de grond, bewijzen.

De heer Van Ojik (GroenLinks):
Deze nieuwe stap, deze nieuwe escalatie in het nederzettingenbeleid, laat zich volgens mij alleen duiden als een test voor het tot nu toe zwalkende beleid van de Verenigde Staten in de relatie met Israël. Daarom heb ik de volgende vraag aan de minister. Hij zegt dat we met allerlei partners samenwerken om te bekijken of we de druk kunnen opvoeren. Wat zou hij kunnen doen om er in EU-verband of bilateraal met een aantal gelijkgezinde landen, juist in relatie met de Verenigde Staten, voor te zorgen dat er niet alleen toezeggingen worden gedaan over toekomstig uitbreiden of inbreiden — dat hebben we immers al heel vaak gehoord — maar vooral om dit onzalige besluit teruggedraaid te krijgen?

Minister Koenders:
Ik ben dat zeer met de heer Van Ojik eens. We hebben in het verleden twee dingen gedaan en we gaan dingen in de toekomst doen. Toen de regering-Trump begon en haar beleid ten opzichte van Israël en de nederzettingen onduidelijk was, heeft de Nederlandse regering meegedaan aan de Parijse conferentie om de criteria helder te houden over wat we altijd gevonden hebben en om ervoor te zorgen dat die niet verwateren. Dat gaat bijvoorbeeld ook over de positionering en de lokaliteit van ambassades en het respect voor de VN-resolutie die eind december is aangenomen. Dat deden we om ook in de beïnvloeding duidelijk te maken waar Europa en Nederland staan.

Daarnaast is president Sisi vandaag in Washington — een belangrijk punt — en zijn er Amerikaanse vertegenwoordigers in het Midden-Oosten om samen met Arabische landen te bekijken in hoeverre er weer een serieus vredesproces begonnen kan worden. Of ik daar vertrouwen in heb, kan ik nu nog niet beoordelen, maar de benadering van Nederland en Europa zal precies zijn zoals de heer Van Ojik zegt. Het gaat ons namelijk om het intrekken van nieuwe nederzettingen. En als er in de toekomst een beperking komt, zou dat volgens ons daadwerkelijk moeten kunnen leiden tot een nieuw vredesinitiatief. Ik ga hier echt geen knollen voor citroenen verkopen, want ik weet ook niet hoe het zal gaan, maar dit is wel de methode waarop ik effectief kan reageren op wat er gebeurd is.

De voorzitter:
Dank u wel.


Vragen Markuszower

Vragen van het lid Markuszower aan de minister van Veiligheid en Justitie over het bericht dat afgelopen zaterdagnacht twee mannen zwaar zijn mishandeld in Arnhem.

De voorzitter:
Dan gaan we verder met de vraag van de heer Markuszower namens de PVV. Ik hoop dat ik zijn naam goed heb uitgesproken. Ja? Zo te zien wel. Gelukkig.

De heer Markuszower (PVV):
Voorzitter. Afgelopen weekend zijn twee homoseksuele mannen in Arnhem zwaar mishandeld door een groep Marokkaans-Turkse jongeren. Zij werden getrapt en geslagen, in elkaar gebeukt. Of er nu wel of geen betonschaar is gebruikt, het echte wapen was de islam met zijn grenzeloze intolerantie jegens alles wat anders is. Zij willen dat wij ons conformeren aan hun middeleeuwse waardensysteem. De mishandeling in Arnhem is daarom veel meer dan zomaar geweld: het is straatterreur, straatterreur tegen dit echtpaar, straatterreur tegen de hele homoseksuele gemeenschap, straatterreur tegen het vrije Nederland.

Het is in onze optiek een schande dat het de Nederlandse politieke elite te veel pijn lijkt te doen om deze waarheid over deze verschrikkelijke straatterreur in onze wijken te benoemen. Maar wat doet nu meer pijn, de waarheid onder ogen zien en passende maatregelen nemen of dat je tanden uit je mond worden geslagen met een betonschaar?

Nu mijn vragen. Is de minister het met mijn fractie eens dat indien deze daders inderdaad een dubbele nationaliteit bezitten, zij na het uitzitten van een heel lange straf gedenaturaliseerd moeten worden en het land moeten worden uitgezet? Is de minister het met mijn fractie eens dat het tijd wordt om, zeker voor dit soort geweldsmisdrijven, minimumstraffen in te voeren zodat deze daders gegarandeerd heel lang de cel ingaan?

Minister Blok:
Voorzitter. Het was een fantastisch begin van de lente, afgelopen weekend. Het was fantastisch weer om erop uit te gaan, om bijvoorbeeld met je vriend een avond uit te gaan in Arnhem en dan op de terugweg hand in hand te lopen, omdat je van elkaar houdt. In Nederland mag je hand in hand lopen als je van elkaar houdt, of het nu twee mannen zijn, twee vrouwen of man en vrouw, homo, hetero, van welk geloof of welke nationaliteit dan ook. Zo doen wij dat in Nederland. Dan discrimineren wij niet en is geweld al helemaal niet aan de orde. Dat fantastische lenteweekend waarvan wij allemaal hadden kunnen genieten, is ongelooflijk verpest door wat gebeurd is. Heel terecht hebben heel veel mensen in de Kamer en daarbuiten laten blijken: zo doen wij dat niet in Nederland.

Gelukkig zijn de verdachten aangepakt. Het recht kan nu zijn loop hebben en politie en Openbaar Ministerie doen hun werk. Het eerste is natuurlijk de feiten boven tafel krijgen. Dat optreden van het Openbaar Ministerie en de politie past ook bij de lijn die al eerder is ingezet in Nederland. De lijn van het Openbaar Ministerie is dat bij discriminatie standaard wordt vervolgd als het bewijs voldoende is. Het Openbaar Ministerie heeft ook als lijn dat dan een dubbele strafmaat wordt gevraagd. De politie maakt al heel lang werk van het goed aanpakken van discriminatie en specifiek van de positie van homo's. Er wordt goed werk gedaan in de opleiding op de Politieacademie. Er wordt ook goed werk gedaan door het netwerk Roze in Blauw, dat een sfeer probeert te creëren waarin homo's aangifte durven te doen als er sprake is van discriminatie of geweld. Dus gelukkig, hoe verschrikkelijk de aanleiding steeds weer is, is er veel goed werk in actie gezet.

Ik kom nu op de vragen van de heer Markuszower. Ik deel zijn verontwaardiging over wat is gebeurd, maar hij loopt in zijn vragen wel vooruit, want het onderzoek is gaande. Ik heb de krantenberichten ook gelezen, maar uit het onderzoek moet blijken wat er precies is gebeurd en wat de achtergrond van de daders is.

Voor de vragen van de heer Markuszower over het toepassen van straffen biedt de Nederlandse wetgeving geen ruimte. Wij kennen het afnemen van de nationaliteit bij terroristische misdrijven. Dan gaat het om misdrijven tegen de veiligheid van de Staat Nederland en is er dus ook een directe koppeling met de nationaliteit. Dat is echter niet mogelijk binnen de Nederlandse wetgeving op de punten die de heer Markuszower noemt. Dat neemt niet weg dat ik blij ben dat deze verschrikkelijke zaak in handen is van politie en justitie. De Nederlandse wetgeving biedt ook op dit moment alle ruimte om passende straffen op te leggen voor dit onacceptabele geweld tegen homo's.

De heer Markuszower (PVV):
Dank voor de antwoorden, maar eerlijk gezegd vind ik ze teleurstellend. Afgelopen zaterdag was er sprake van een daad van straatterreur. Met de komst van grote groepen immigranten uit veelal islamitische landen zijn de geweldsdelicten tegen homoseksuelen exponentieel toegenomen. Dit moeten wij als maatschappij niet accepteren. De minister moet ervoor zorgen dat deze daders keihard gestraft worden. Daar hebben de slachtoffers recht op en daar heeft de Nederlandse maatschappij recht op. Gaat de minister er dus voor zorgen dat de wet gehandhaafd wordt? Op basis van de huidige wet kan het OM in deze zaak minimaal acht jaar cel eisen. Is de minister het met mijn fractie eens dat 14-jarige daders van zo'n ernstig misdrijf volgens het volwassenenrecht berecht moeten worden?

Minister Blok:
De heer Markuszower wijst er terecht op dat de huidige wetgeving de mogelijkheid biedt om zware straffen te eisen. Ik gaf net aan dat het Openbaar Ministerie deze lijn ook volgt. Ik heb vertrouwen in de werking van de Nederlandse rechtsstaat, in de werking van het Openbaar Ministerie en in de werking van rechters, dus ik heb er vertrouwen in dat het recht zijn loop zal hebben.

De voorzitter:
Tot slot, de heer Markuszower.

De heer Markuszower (PVV):
Ik hoor nog steeds niet wat de minister zelf in deze zaak gaat doen. Het is schokkend te moeten constateren dat deze minister niet bereid is de Nederlandse burger adequaat te beschermen tegen de Marokkaanse straatterreur. De PVV eist dat de minister van Veiligheid en Justitie zich minder bekommert om het wel en wee van straatterroristen en in plaats van daarvan de veiligheid van onschuldige Nederlanders vooropstelt. Door angst en haat te zaaien en door intimidatie zorgen Marokkaanse straatterroristen ervoor dat het Nederland zoals wij dat hebben opgebouwd vernietigd wordt, door zware mishandelingen te plegen op onschuldige Nederlanders, die het recht hebben om in vrijheid met hun geliefde hand in hand te lopen. Deze vrijheid is hard bevochten door Nederlanders. Deze vrijheid mogen wij nooit meer weggeven en gaan wij nooit meer weggeven. De PVV zal zich hard blijven maken voor de vrijheden van onschuldige Nederlanders.

Minister Blok:
Door het voorlezen van deze verklaring, in plaats van in te gaan op mijn antwoord ...

De heer Markuszower (PVV):
Geeft u dan eens antwoord!

Minister Blok:
… doet de heer Markuszower geen recht aan dat antwoord.

De heer Markuszower (PVV):
Wat gaat de minister dan zelf doen om ervoor te zorgen dat deze daders hard gestraft worden?

Minister Blok:
Het antwoord dat ik gaf, is dat verdachten in Nederland vervolgd worden door het Openbaar Ministerie en de rechterlijke macht. Die vervolging is in gang gezet; gelukkig. De rechtsstaat werkt en daar heb ik vertrouwen in.

De voorzitter:
Mijnheer Markuszower, u mag een slotopmerking maken, maar het hoeft niet.

De heer Markuszower (PVV):
Ik dank de minister voor zijn antwoorden.

De heer De Graaf (PVV):
De minister gaf geen antwoord op de vraag van mijn collega Markuszower over het volwassenenstrafrecht, maar dat kan hij zo doen als hij de vraag die ik nu ga stellen, beantwoordt. De partij van deze minister is in deze formatieperiode in onderhandeling om een kabinet, een nieuwe regering, te vormen. Waarom neemt de minister, of zijn partij, niet meteen het idee van de PVV mee om bij Marokkaans straattuig, dat voor een groot deel verantwoordelijk is voor de toename van het aantal zaken waar de heer Markuszower het net over had, denaturalisatie toe te passen zodra er sprake is van een dubbel paspoort? Ik krijg dus graag nog een antwoord op de vraag van de heer Markuszower. Daarna mag de minister mijn vraag beantwoorden.

Minister Blok:
Wat de strafmaat betreft, in een rechtsstaat maakt de wetgevende macht, u en de regering, de wetten. In de wet staat dat er zware straffen mogelijk zijn op discriminatie, geweld en al helemaal op de combinatie van discriminatie en geweld. De toepassing van die straf, bijvoorbeeld de vraag of het volwassenenstrafrecht wordt toegepast, is bewust in handen gelegd van rechters. De Kamerleden zijn geen rechters; de ministers zijn geen rechters. Wij zorgen er wel voor dat die rechters hun werk goed kunnen doen. Ik zei al dat ik er vertrouwen in heb dat dit zal gebeuren.

Dan kom ik op de vraag over de formatie. De PVV kent het antwoord hierop. In Nederland organiseren we verkiezingen. Iedere partij probeert die te winnen. Zodra de uitslag er is, probeert iedere partij een plaats aan de formatietafel te verwerven, want daar zijn idealen te verwezenlijken. Sommige partijen zitten aan die tafel en andere niet. Als je aan die tafel zit, kun je ook je idealen verwezenlijken.

De voorzitter:
Tweede aanvullende vraag van de heer De Graaf.

De heer De Graaf (PVV):
Dank voor het cassettebandje van de minister. Het was namelijk niet meer dan een cassettebandje. En je zult maar homoseksueel zijn in Nederland en zo'n antwoord van de minister krijgen! Ik herhaal mijn vraag. Waarom neemt de minister het niet mee naar de onderhandelingstafel om ook naturalisatie mogelijk te maken? We hebben een groot probleem binnengehaald. Dat probleem van mishandelingen van homoseksuelen in Nederland is vooral een Marokkanenprobleem. Waarom doet de minister daar niets aan? Als hij weer een ontkennend antwoord geeft, kan ik nu alvast de conclusie trekken dat de komende kabinetsperiode heel homoseksueel Nederland niet op de VVD behoeft te rekenen.

Minister Blok:
Ik vind dat hier enorm tekort wordt gedaan aan de inzet van het Openbaar Ministerie en de inzet van de politie. Ik behoef niet in herhalingen te vervallen om te schetsen wat er allemaal gebeurd is. De verdachten zijn opgepakt en zitten nu vast. Het recht heeft zijn loop. Zo hoort dat ook te gaan. Dus het wantrouwen dat hier spreekt naar de mannen en vrouwen van politie en Openbaar Ministerie die hun werk moeten doen, vind ik ongepast.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Wanneer ik zie hoe ook veel mensen met een autochtone achtergrond nog reageren wanneer twee mannen hand in hand lopen, denk ik dat het probleem breder is. Dat is ook iets waar ik het graag over wil hebben. Het COC geeft aan dat 1.500 aangiften resulteren in 9 veroordelingen en bovendien geldt dat wanneer mensen de moed hebben verzameld om aangifte te doen, er lang niet altijd iemand aanwezig is die goed naar ze luistert en die goed is ingevoerd in hoe je dat op een goede manier doet. Dan denk ik dat er daar dus ook sprake is van een groot probleem. We moeten er juist voor zorgen dat mensen echt bereid zijn om aangifte te doen. Ik hoor dan ook graag van de minister wat hij daaraan gaat doen.

Minister Blok:
Mevrouw Voortman wijst op de cijfers van het COC over het grote verschil tussen het aantal aangiften en het aantal veroordelingen op basis van discriminatie. Ik ken die cijfers ook. Het is inderdaad zo dat veroordelingen echt op basis van discriminatie relatief weinig voorkomen. Dat wil niet zeggen dat van die ruim 1.500 meldingen er ook maar 9 veroordelingen hebben plaatsgevonden. Er zitten ook veel veroordelingen tussen in verband met geweldpleging, omdat tussen het aantal meldingen en het aantal veroordelingen altijd het proces van bewijsvoering ten behoeve van de veroordeling ligt en in de praktijk blijkt dat geweldpleging gemakkelijker aantoonbaar is dan discriminatie. Dat is geen reden om te zeggen: dat moet maar zo blijven. Dat is ook de reden dat een aantal acties in gang zijn gezet. Heel belangrijk zijn de activiteiten van de politiemensen, verenigd in Roze in Blauw, omdat zij er heel bewust voor willen zorgen dat wanneer er sprake is geweest van geweld tegen homo's, mensen bij een vertrouwenspersoon aangifte kunnen doen en daarbij ook ondersteuning kunnen krijgen. Om diezelfde reden wordt op de Politieacademie maar ook breder in de opleiding van agenten specifieke aandacht besteed aan het probleem van discriminatie en het probleem van geweld tegen homo's. Niet voor niets heeft de korpschef nog zeer recent en met mijn volle steun gezegd: de samenstelling van de medewerkers van de politie moet diverser. Diverser heeft een heleboel invalshoeken: man/vrouw, autochtoon/allochtoon maar ook homo/hetero. Zo zijn er een heleboel sporen in gang gezet. We moeten alert blijven. Het kan niet zo zijn dat je zegt: ach we hebben een heleboel beleid in gang gezet, nu is het klaar. Dat is niet zo. In gang gezette acties bieden wel vertrouwen en bieden ook de basis voor effectief optreden.

De heer Jasper van Dijk (SP):
Dit soort zinloos geweld en dit soort hatecrimes zijn een grof schandaal en te vaak komen de daders ermee weg. Je moet er dus alles aan doen om de pakkans te vergroten door middel van investeringen in de politie. Dat kan de Kamer doen door straks de SP-motie op stuk nr. 695 te steunen die gaat over 200 miljoen extra voor de politie. Dan mijn vraag en die gaat over het onderwijs, want preventie is net zo belangrijk. Toch weigert nog altijd 20% van de scholen om voorlichting te geven in seksuele weerbaarheid, die juist cruciaal is om dit soort zaken te voorkomen. Is de minister bereid om in overleg met zijn collega dit soort scholen hard aan te pakken, financieel te korten of desnoods over te gaan tot sluiting?

Minister Blok:
De heer Van Dijk heeft gelijk dat het onderwijs een cruciale rol speelt in voorlichting over de kernwaarden van de Nederlandse samenleving, zoals gelijkheid, ook die tussen homo en hetero. Ik ben graag bereid om nog een keer met de collega's van Onderwijs te bespreken of de manier waarop daaraan aandacht wordt besteed, voldoende is. Dat betekent niet dat ik meteen met de knoet ga dreigen, wat ik een beetje in de woorden van de heer Van Dijk hoorde. Ook hiervoor geldt: ik weet dat heel veel scholen hierin uitstekend werk doen, maar we mogen niet verslappen, dus ik zal het bespreken.

De heer Azarkan (DENK):
De minister zei het aan het begin van zijn antwoord zo mooi: het was een mooie lenteavond, maar dat was het niet voor deze twee mensen die hand in hand over straat liepen. Dat is buitengewoon triest en verdient sterke afkeuring. Ik heb ook meegeluisterd naar het oplezen van het kladje van de PVV. Ik wil de minister vragen of hij aan de PVV kan uitleggen dat in 80% van de gevallen de dader meer lijkt op de gemiddelde PVV'er dan op het Marokkaanse straattuig, waar de PVV het over heeft, en dat het probleem serieus aangepakt moet worden.

Minister Blok:
Over de cijfers over de achtergrond van de plegers van criminaliteit, specifiek geweld, zijn een aantal dingen waar. Het is waar dat de meerderheid van de plegers van homofoob geweld uitsluitend de Nederlandse nationaliteit heeft. Het is echter ook waar dat er een oververtegenwoordiging is van daders met een allochtone achtergrond. Beide zijn waar. Voor de vervolging maakt het natuurlijk geen verschil. Dit zijn afschuwelijke misdrijven, die zwaar bestraft moeten worden.

Mevrouw Bergkamp (D66):
Ik vind het heel goed dat de Kamer hier zo veel aandacht aan besteedt. Ik wil een beroep doen op mijn collega's van de PVV en DENK om dan ook het akkoord van het COC te ondertekenen, want dat is nog niet gebeurd.

Mijn vraag aan de minister dient ter aanvulling van die van de SP. Het lijkt mij heel goed dat er in de docentenopleiding ook aandacht komt voor seksuele diversiteit. Dat moet gewoon een verplicht onderdeel van het curriculum zijn. Die aandacht is er namelijk niet. De Kamer heeft ervoor gezorgd dat dit punt in de kerndoelen staat, maar docenten worstelen daar soms mee. Ik vind dat we die docenten moeten helpen door het in ieder geval in de opleiding expliciet te formuleren. Wil de minister dit doorgeven aan zijn collega van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap?

Minister Blok:
Ik ben het met mevrouw Bergkamp eens dat het goed is dat we uitgebreid bij dit verschrikkelijke gebeuren stilstaan. Ik gaf in antwoord op de vraag van de heer Van Dijk al aan dat ik met de collega's van Onderwijs zal bespreken of er voldoende aandacht in het onderwijs is voor gelijkheid, specifiek de gelijkheid van homo's en hetero's. Hebben we dat goed geregeld en wordt dat goed toegepast in het onderwijs? Het lijkt mij goed dat, na overleg met de collega's, zij of ik hierop terugkomen.

De heer Gijs van Dijk (PvdA):
Na weer een vreselijk geweldsvoorval dit weekend is het goed dat er in de Nederlandse samenleving mensen zijn opgestaan en dat we dit nu ook in de Kamer en het kabinet doen. Dat is een heel sterk signaal. Komende donderdag zullen we een uitgebreider debat voeren over racisme en discriminatie. Ik denk dat dat heel hard nodig is. Veel slachtoffers denken en hebben het gevoel dat het geen zin heeft om aangifte te doen van discriminerende uitspraken op straat en intimidatie. Hoe gaan we deze negatieve spiraal bij alle slachtoffers, die die aandacht wel verdienen, doorbreken?

Minister Blok:
De heer Van Dijk heeft gelijk dat het van enorm belang is dat mensen aangifte durven te doen. Dat moeten ze altijd doen als ze slachtoffer zijn, maar specifiek als het te maken heeft met homofoob geweld, omdat dat voor sommige mensen ook het moment van uit de kast komen kan zijn. De afgelopen jaren zijn er, met steun van de Kamer, een heel aantal wetten ingediend en een heel aantal maatregelen genomen om de positie van het slachtoffer te versterken. Gisteren nog heb ik aan de politie het eerste exemplaar mogen uitreiken van een beknopte, maar daarom heel handige brochure, die agenten voortaan bij zich hebben en overhandigen aan het slachtoffer. Als je slachtoffer bent, ben je namelijk echt even van de kaart, wat ook het feit was waarmee je geconfronteerd bent. Hoewel onze politiemensen uitstekend in staat zijn om mensen op te vangen, ontgaat die mensen dan waarschijnlijk even de informatie dat zij beroep kunnen doen op een schadefonds of op een advocaat. Er is sinds gisteren dus een heel handzame brochure beschikbaar, die mensen thuis, als ze op de bank zitten bij te komen, nog eens goed kunnen bekijken.

Daarnaast is de specifieke rol van politiemensen die zelf homo of lesbisch zijn en deel uitmaken van het netwerk Roze in Blauw, enorm van belang, omdat zij slachtoffers van homogeweld ondersteunen bij de aangifte en dus in feite, in zekere zin als lotgenoot, kunnen zeggen: wij begrijpen jouw situatie, er is geen enkele reden om terughoudend te zijn en wij willen ook echt werk maken van jouw aangifte.

De heer Van Dam (CDA):
Ook bij de CDA-fractie bestaat de behoefte om haar afschuw uit te spreken over datgene wat dit weekend gebeurd is. Zij wil ook haar waardering uitspreken voor de maatschappelijke discussie die op gang komt, voor de mensen die daarvoor initiatieven nemen. De manier waarop we daar met z'n allen op reageren, geeft toch ook weer heel veel vertrouwen.

Zonder dat ik op enigerlei wijze wil treden in het autonome proces van politie en justitie, wil ik het volgende vragen. Komende donderdag is hier een debat over racisme en discriminatie. Ik denk dat het zou helpen als de feitelijkheid rond deze zaak dan zo veel mogelijk op tafel ligt. Het doet niets af en toe aan de zaak of het met of zonder een betonschaar was, het blijft even vreselijk. Ik heb het gevoel dat als we zo snel mogelijk weten hoe de vork precies in de steel zit, we daarmee ons voordeel kunnen doen.

Minister Blok:
Ik ben het met de heer Van Dam eens dat naast de gevoelens van afschuw over wat er in het afgelopen weekend gebeurd is, er ook iets is van een gevoel van trots over de manier waarop een heel groot deel — de meerderheid van de Nederlandse samenleving — reageert als zulke verschrikkelijke gebeurtenissen plaatshebben. De heer Van Dam stelde een praktische vraag over informatie over de laatste stand van zaken voor het debat van donderdag. Ik wijs erop dat de vervolging nog loopt, maar ik ben graag bereid om op basis van de informatie die politie en Openbaar Ministerie beschikbaar kunnen stellen, een laatste stand van zaken te sturen. Dat zal dan woensdagavond of donderdagochtend zijn.

De voorzitter:
Dank u wel.


Vragen Visser

Vragen van het lid Visser aan de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu over het bericht "Nu al chaos op Schiphol".

Mevrouw Visser (VVD):
Voorzitter. Het lijkt wel een wekelijks vragenuurtje over luchtvaart te worden, maar er gebeurt ook heel veel in de luchtvaart. Schiphol is een van de belangrijkste economische motoren van Nederland. Dat zien we als we kijken naar de werkgelegenheid: 65.000 banen direct op de luchthaven en 290.000 banen die daaraan verbonden zijn. Er zijn 322 bestemmingen direct wereldwijd. De wereld ligt binnen ons handbereik. Daarmee is Schiphol niet alleen economisch van belang. Ik denk dat eenieder van ons in deze zaal weleens op Schiphol is geweest voor een zakenreis, een vliegvakantie of gewoon om vrienden of familie op te halen. Dat is goed. We zijn daarmee ook allemaal trots op Schiphol.

We zien allemaal echter ook dat de drukte toeneemt. Eenieder van ons die in de afgelopen periode op Schiphol is geweest, heeft bij de paspoortcontrole of elders ervaren dat men lang in de rij moet staan, met alle irritaties van dien. Dat is niet alleen de ervaring van de reiziger, ook de KLM heeft in het afgelopen weekend in de krant de noodklok geluid. De KLM zou een brandbrief hebben gestuurd naar de luchthaven Schiphol waarin staat dat de operationele problemen niet onder controle zijn en dat daardoor niet gegarandeerd kan worden dat we niet met z'n allen in die rij zullen staan en met die chaos zullen worden geconfronteerd.

Mijn vragen aan de staatssecretaris zijn dan ook de volgende. Is zij bekend met dit signaal? Heeft zij de brandbrief van KLM ook ontvangen? Zijn er ook andere luchtvaarmaatschappijen die deze operationele problemen herkennen? Daarbij gaat het niet alleen over de paspoort- of bagagecontrole, maar het gaat ook over het gebruik van taxibanen. Het gaat ook over het gebruik van het bagagesysteem. Zo zijn er tal van zaken waarvan de KLM zegt dat die niet goed gaan.

Dan is er de vraag: hoe kan dit? Hoe kan het dat Schiphol eerst rekening heeft gehouden met een groeipercentage van 6 terwijl de luchthaven nu uitgaat van 17? Dat heeft allerlei consequenties. Gisteren is een tijdelijke hal geopend waarbij sprake is van 45 miljoen aan extra kosten. Er staan ook nog flinke investeringen op de rol. Herkent de staatssecretaris de kritiek van de KLM dat dit komt omdat Schiphol de ruimte die wij hebben gegeven, te snel zou hebben weggegeven?

Staatssecretaris Dijksma:
Voorzitter. Mevrouw Visser heeft gelijk, het is inderdaad ontzettend druk op Schiphol. Het is ook waar dat er heel veel gebeurt in de luchtvaartwereld. Voor de toenemende drukte zien we drie oorzaken: het aantal toestellen dat steeds groter wordt en dus ook meer passagiers die vervoerd kunnen worden, de schaarste — wij hebben afgesproken dat er tot 2020 500.000 vliegbewegingen mogen plaatsvinden — die ertoe leidt dat luchtvaartmaatschappijen nieuwe vluchten willen zeker stellen en we zien ook dat door het aantrekken van de economie meer mensen de ruimte voelen om te gaan reizen.

Dat betekent niet dat er niets gebeurt. Ik was inderdaad gisterenavond op Schiphol. Daar mocht ik een tijdelijke nieuwe vertrekhal openen. Die zorgt ervoor dat er bijvoorbeeld zes nieuwe security lanes geopend worden. De tijdelijke hal wordt in 2023 vervangen door een definitieve. We zien dat geïnvesteerd wordt in een nieuwe pier. Die wordt in 2019 in gereedheid gebracht en is met een corridor aan de huidige B-pier verbonden. Wij hebben in mijn periode 250 miljoen aan investeringen in station Schiphol naar voren gehaald om ook de landzijdige bereikbaarheid van de luchthaven te verbeteren. Er wordt ook geïnvesteerd in twee andere zaken, bijvoorbeeld in e-gates. 17% van de groei op Schiphol vindt plaats binnen het Schengengebied. Als je via e-gates de afhandeling van het aantal passagiers kunt verhogen, neemt de druk af. U moet weten dat er morgen zes nieuwe e-gates bij komen, eind april twaalf en in juni nog eens twaalf. Dan heeft Schiphol begin juli het recordaantal van 78 e-gates tegenover 48 nu. Zo snel gaat het dus. Intussen is er vanuit V en J en Defensie ook extra capaciteit vrijgemaakt voor de KMar. Daar komen 135 fte's bij, die uiterlijk juni dit jaar op de luchthavens worden ingezet. U weet dat er op dit onderwerp natuurlijk ook structureel overleg is over de wijze waarop wij dit voor de toekomst verder kunnen borgen.

Dus kortom: ja, het is heel druk en ja, wij moeten er alles aan doen om ervoor te zorgen dat de drukte goed wordt opgevangen. Ik heb u geschetst welke maatregelen op dit moment daar zichtbaar zijn.

Mevrouw Visser (VVD):
Dank aan de staatssecretaris voor haar beantwoording, maar ik zit er toch wel een beetje mee. Schiphol is ook ons visitekaartje. Als je binnenkomt in Nederland via de lucht en eerst drie uur moet wachten voordat je Schiphol uit loopt, is dat geen prettige eerste kennismaking. Wij willen ook graag trots op Schiphol kunnen blijven.

Ik hoor de staatssecretaris een aantal zaken noemen. Prima, die e-gates. Ga daar vooral ook mee door. KLM trekt echter niet voor niets aan de noodrem. Men zegt: als wij zo doorgaan, gaan wij een hete zomer tegemoet, dan gaan we lange wachtrijen krijgen en kunnen wij niet garanderen dat er geen vertragingen ontstaan. Ik hoef de staatssecretaris niet te vertellen welke chaotische situatie dan ontstaat. Mijn vraag is of de staatssecretaris dit signaal herkent. Vindt zij de voorliggende plannen voor e-gates en wat dies meer zij voldoende of moet er meer gebeuren? En dan is de tweede vraag hoe het kan dat wij in zo'n korte tijd het groeipercentage moeten bijstellen. Dat is prima, die economische groei, maar het zorgt ervoor dat wij nu 45 miljoen in een tijdelijke hal investeren. Dat is een fors aandeel van het resultaat van Schiphol. Wij weten ook dat wij de komende periode flink moeten investeren. Mijn vraag is heel concreet: is de investeringsagenda van Schiphol wel voldoende berekend op de aantallen waarmee wij nu rekening houden?

Een ander belangrijk punt is dat wij met elkaar hebben afgesproken — ik vertaal het maar simpel — dat vluchten die de economie versterken, voorgaan op vluchten die meer te maken hebben met pretvluchten. Dat is het zogenoemde selectiviteitsbeleid. Daar is heel veel discussie over. Daar heeft ook met name de KLM nu kritiek op. Kan de staatssecretaris ingaan op die kritiek? Op welke wijze is men omgegaan met het selectiviteitsbeleid?

Staatssecretaris Dijksma:
Een paar dingen. Ik herken het signaal, want ik heb de brief van KLM ge-cc'd gekregen. Verder hebben wij in deze Kamer afspraken gemaakt over het maximum aan de groei voor de komende jaren. Overigens moet ik daarbij vaststellen dat de fractie van de VVD altijd heeft gezegd dat zij het jammer vond dat dit maximum er was. Dus ergens zit er voor de komende tijd wel een grens. Wat er aan de hand is, is dat die grens wat eerder is bereikt dan verwacht. Ik heb net een aantal oorzaken daarvan genoemd.

Ik ken uiteraard de discussie rondom het selectiviteitsbeleid. We moeten hierover een paar dingen vaststellen. Allereerst heeft de Nederlandse overheid besloten dat ze de beste bijdrage daaraan kan leveren door het vliegveld Lelystad tot ontwikkeling te brengen. Als je een volwaardig selectiviteitsbeleid wilt kunnen organiseren, moet je vliegtuigmaatschappijen namelijk wel letterlijk een uitvlucht bieden in de regio. Dat is ook allemaal Europees belegd. Ik moet vaststellen dat ik, je zou kunnen zeggen als eerste, heb laten werken aan een verkeersverdelingsmaatregel waarmee je ook kunt sturen. Die is nu bijna klaar en moet nog Europees genotificeerd worden, zoals dat zo chic heet. Tot slot is de minister van Financiën weliswaar aandeelhouder van Schiphol, maar runnen wij hier niet het bedrijf. Het is uiteindelijk wel aan Schiphol zelf om de volumeknop — hoe snel laat je vluchten toe? — te beheren. Ik stel vast dat wij van onze kant alles doen wat we kunnen doen om die groei te ondersteunen, of het nu gaat om investeren via infrastructuur of in veiligheid. De knop van hoeveel er op welk moment wordt gevlogen, wordt echter niet vanuit Den Haag beheerd.

Mevrouw Visser (VVD):
Dit stemt mij niet tot tevredenheid. Ik snap dat de staatssecretaris zegt dat wij niet op de stoel van Schiphol moeten gaan zitten, maar we hebben hier wel een aantal dingen met elkaar afgesproken. Het gaat om het maximumaantal vluchten, maar ook hebben we met elkaar een selectiviteitsbeleid afgesproken. Mijn simpele vraag aan de staatssecretaris was wat zij vindt van de wijze waarop het het afgelopen jaar is gegaan. Mijn simpele vraag aan de staatssecretaris was of de investeringsagenda van Schiphol voor de komende periode wel voldoende is berekend op de groei die we voorzien. Dat zijn zaken waarover we het hier met elkaar moeten hebben. Ik vind het iets te gemakkelijk van de staatssecretaris dat ze alleen verwijst naar investeringen die we doen in het station van Schiphol. Dit zijn relevante vragen over de groei van onze economie.

Staatssecretaris Dijksma:
Dan hebben we inderdaad een verschil van mening, want ik vind het iets te gemakkelijk om dit zo te zeggen. We hebben in de Kamer met elkaar afspraken gemaakt tot 2020. We hebben ook vastgesteld dat de wereldwijde groei van de luchtvaart vraagt om verdergaande scenario's. Dat zal inderdaad ook vragen om verdergaand investeren. Dat is ook een politieke afweging. Een demissionair kabinet kan dit niet verdergaand doen, boven op alle investeringen die er al liggen. Ik zou het best willen, maar dan moet mevrouw Visser misschien met een aantal fracties waarmee nu wordt onderhandeld, bespreken of ze dat ook een goed idee vinden. Dan moeten we nu gewoon stappen zetten. Met andere woorden: ja, er is fors geïnvesteerd in de bereikbaarheid, in een nieuwe pier en zelfs in een tijdelijke vertrekhal om de extra groei op te vangen. Ja, het selectiviteitsbeleid wordt ontwikkeld. Nee, dat is geen kwestie van het heel gemakkelijk kunnen afdwingen.

De voorzitter:
Helder; dank u wel.

Mevrouw Belhaj (D66):
Dit is week nummer 2 dat ik een beetje verbaasd toekijk terwijl de VVD een onderwerp aankaart waarvoor ze in de vorige kabinetsperiode nota bene zelf volledige verantwoordelijkheid had. D66 heeft hierover meermaals gesprekken gevoerd met het kabinet, bijvoorbeeld over de vraag of het nodig was om meer marechaussees aan te trekken om te voorkomen dat iedereen straks, zuchtend en steunend, nog gestrester op vakantie gaat. Voor sommige mensen is dat al zo stressvol. Ik steun het betoog van de staatssecretaris. Ik heb alleen een aanvullende vraag, die is gerelateerd aan de marechaussee en de constatering dat er nogal veel mensen zijn die de behoefte hebben om zich helemaal klem te zuipen voordat ze op vakantie gaan of wanneer ze terugkomen van vakantie. Dat leidt tot nogal wat overlast voor het personeel dat daarmee moet werken. Mijn specifieke vraag is of het kabinet al eens eerder heeft bekeken in welke mate de marechaussee genoeg uren heeft om handhavend op te treden alvorens men besluit om in een vliegtuig te stappen.

Staatssecretaris Dijksma:
Er is inderdaad, mede vanuit de Kamer maar ook doordat het kabinet de noodzaak ervan inziet, nu al extra geïnvesteerd in de marechaussee. De collega's van Defensie en van V en J hebben 17 miljoen vrijgemaakt om nog voor de zomer 135 fte beschikbaar te hebben. Om allerlei redenen is deze discussie daarmee niet beëindigd. Ook voor de lange termijn moet je je natuurlijk met name ook met deze vraag bezighouden. Voor een deel staat dit los van de vraag of er allerlei types zijn die zich niet weten te gedragen. Het veiligheidsvraagstuk is helaas breder dan dat. Als dit het enige probleem was waar wij mee te maken hebben, zou dat wel overzichtelijk zijn. Tegen mevrouw Belhaj zeg ik: wij hebben al een forse stap gezet. Het zou goed kunnen dat er opnieuw stappen worden gezet. De vraag is of een volgend kabinet dat zal doen of dat het eerder gebeurt. De discussie daarover hoort wel in eerste instantie thuis bij de departementen van Defensie en V en J, omdat dit de huisdepartementen voor de KMar zijn. Ik zeg dat niet om ervan af te zijn, want ik bemoei me er van de zijlijn natuurlijk graag mee.

De heer Laçin (SP):
Het is goed dat er in Schiphol wordt geïnvesteerd. Wij hebben gehoord over de e-gates. We hebben een nieuwe terminal en we hebben straks 135 fte's extra bij de Koninklijke Marechaussee. Maar wat ik niet hoor, is wat er met het personeel op Schiphol gaat gebeuren. Het grootste probleem op Schiphol is de doorgeschoten flexibilisering van de arbeidsmarkt. Duizenden werknemers op Schiphol hebben daarmee te maken. Het visitekaartje van Schiphol zijn ook de beveiligers, de schoonmakers en de bagagemedewerkers. Vorige week zijn er afspraken gemaakt om bagage- en incheckmedewerkers meer vaste contracten te geven. Ik vraag de staatssecretaris wat zij gaat doen, samen met de minister van Sociale Zaken, om op Schiphol met betrekking tot vastigheid en baanzekerheid de vaste contracten weer de norm te maken. Daar ben ik heel benieuwd naar.

Staatssecretaris Dijksma:
Het is niet zo dat ik dat in mijn positie kan afdwingen. Ik heb de reportages gezien over al die medewerkers op Schiphol die tijdelijke contracten hebben en die zich afvragen wanneer zij nu eindelijk eens een vast contract krijgen. Dat kan helpen om op lange termijn zekerheid te bieden, ook voor het opvangen van drukte. Natuurlijk zijn dit allemaal zaken die een rol spelen. Wij kijken heel goed naar de luchtvaartsector. Wat betekenen al die tijdelijke contracten, niet alleen op Schiphol, maar ook bij de airlines, voor het gevoel van de mensen die er werken? Het is een belangrijk punt, dat ben ik met de heer Laçin eens. Maar het is ook zo dat dit in deze poldersamenleving voor een belangrijk deel aan de onderhandelingstafel kan en moet worden opgelost door de bonden en het bedrijf. Maar ik vind er met u wel iets van.

De heer Van Helvert (CDA):
Wij erkennen allemaal het belang van Schiphol voor Nederland. De vraag is wel of het op een gegeven moment niet genoeg is geweest als het gaat om de snelheid van de groei. Kunnen wij het nog voldoende aan? Dat is een kritische vraag, die wij best eens mogen stellen. Je ziet Schiphol met alle liefde en plezier allemaal slots en banen weggeven, maar vervolgens staat er in de krant: oei, het wordt duur. Dan vraagt men aan de staatssecretaris om weer een tijdelijke hal te openen. Dat is dan ineens een verantwoordelijkheid van de overheid. Ik vraag de staatssecretaris of niet het gevaar op de loer ligt dat wij een tweede Fyra aan het creëren zijn. Eerst proberen wij zo veel mogelijk vliegtuigen binnen te halen, terwijl wij de landingsbanen nog niet op orde hebben. Dat geldt voor Schiphol, maar ook Lelystad heeft vertraging en de bereikbaarheid rondom Eindhoven is nog niet op orde. Wij moeten niet straks een groot probleem hebben met de bereikbaarheid van Nederland.

De voorzitter:
Een korte reactie.

Staatssecretaris Dijksma:
Ik ben het met de heer Van Helvert eens dat je die vraag moet stellen, ook de vraag naar het tempo van de groei. Dat is een afweging die het bedrijf in eerste instantie moet maken, omdat het bedrijf moet kunnen garanderen dat de operationele capaciteit die nodig is om de groei op te vangen, er daadwerkelijk is. Van onze kant doen wij er alles aan om die groei zo goed mogelijk te accommoderen. Wij hebben met elkaar een grens aan de groei afgesproken, niet alleen wegens de mogelijkheden voor het bedrijf, maar ook wegens de gevoelens van de omwonenden. Daar moeten wij goed naar kijken. Het is niet zo dat ik vanuit mijn positie kan zeggen: het moet precies zo en niet anders. Ik ben het wel met u eens dat een belangrijk signaal in de richting van Schiphol zou moeten zijn: zorg ervoor dat je die groei ook aankan en neem iedereen daar zo veel mogelijk bij mee. Andersom doen wij er breed in het kabinet alles aan om die groei op te vangen. Ik geloof niet dat ik de vergelijking met de Fyra in dit geval terecht vind. Daar bleven de treinen weg en hier zie je dat de vliegtuigen er juist al zijn.

De voorzitter:
Hiermee zijn wij aan het eind van het vragenuur gekomen.

We houden nu eerst een VAO en daarna gaan wij stemmen.

Hongersnood in Afrika

Hongersnood in Afrika

Aan de orde is het VAO Hongersnood in Afrika (AO d.d. 30/03).


Termijn inbreng

De voorzitter:
Ik zie dat de woordvoerders er bijna allemaal zijn. Aanvankelijk had zich één spreker ingeschreven, maar ik zie nu dat bijna alle woordvoerders zich hebben ingeschreven voor twee minuten. Ik heet de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking van harte welkom. Het woord is aan de heer Voordewind namens de ChristenUnie.

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Voorzitter. Gezien mijn beperkte spreektijd lees ik snel mijn twee moties voor.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat op dit moment wereldwijd meer dan 70 miljoen mensen voedselhulp nodig hebben, waarvan 20 miljoen mensen hongersnood lijden en dat dit dreigt tot een acute noodramp te worden waar de VN per direct 4,4 miljard dollar nodig heeft;

constaterende dat door een combinatie van droogte en conflict in Zuid-Sudan, Jemen, Somalië en Nigeria hongersnood is of dreigt en dat ook in omliggende landen zoals Kenia en Ethiopië miljoenen mensen dringend humanitaire hulp nodig hebben;

constaterende dat bij de najaarsnota 2016 45 miljoen euro beschikbaar is gemaakt voor de Dutch Relief Alliance voor 2017, terwijl de gemiddelde bestedingen in 2015 en 2016 op ruim 60 miljoen euro per jaar lagen;

verzoekt de regering, per direct het budget voor de Dutch Relief Alliance aan te vullen tot het gemiddelde bestedingsniveau van 2015 en 2016 en dekking te vinden binnen de begroting van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, zodat de beschikbare noodhulpcapaciteit in onder andere Zuid-Sudan, Kenia, Somalië, Nigeria, Ethiopië en Jemen optimaal ingezet kan worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Voordewind, Ouwehand, Kuzu en Dijkgraaf. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 197 (32605).

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Mijn tweede en laatste motie luidt als volgt.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de humanitaire noden wereldwijd ongekend zijn en dat op dit moment meer dan 125 miljoen mensen afhankelijk zijn van noodhulp;

constaterende dat het noodhulpfonds en het reguliere noodhulpbudget voor 2017 al vrijwel uitgeput zijn;

van mening dat het wenselijk is de inzet van Nederland op zowel noodhulp als structurele oplossingen voor de onderliggende oorzaken van voedselonzekerheid en conflict te vergroten;

verzoekt de regering, bij de Voorjaarsnota 2017 het noodhulpfonds aan te vullen tot het gemiddelde jaarlijkse bestedingsniveau van 2015/2016 en de inzet op structurele programma's voor voedselzekerheid, rampenpreventie en conflictpreventie te vergroten;

verzoekt de regering tevens, over de besteding van de extra middelen ook met Nederlandse maatschappelijke organisaties in gesprek te gaan,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Voordewind, Ouwehand, Kuzu en Karabulut. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 198 (32605).

De heer Bouali (D66):
Voorzitter. Uit het debat met de minister werd duidelijk dat zij zich inzet voor de vier landen met hongersnood. Maar in hoeverre is er aandacht voor buurlanden zoals Kenia en Uganda, die momenteel heel veel vluchtelingen opvangen? De minister zei dat de 4,4 miljard van de VN ook de ondersteuning van deze landen was. Haar brief van vandaag suggereert echter anders. In Libanon en Jordanië hebben wij momenteel kleinschalige projecten ter ondersteuning, bijvoorbeeld VNG International, die van grote waarde zijn gebleken voor de regionale opvang. Ik zie dus graag dat de minister verder gaat onderzoeken hoe Nederland landen die grenzen aan gebieden waar hongersnood heerst beter kan bijstaan. Daarvoor dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat als gevolg van de hongersnood in Noord-Nigeria, Somalië en Zuid-Sudan veel voedselvluchtelingen zich naar buurlanden als Kenia en Uganda begeven;

overwegende dat deze buurlanden hiermee voor een grote opgave gesteld worden en dat voorkomen moet worden dat daar ook schaarstes ontstaan of dat deze landen zelf ook instabiel worden;

verzoekt de regering, te onderzoeken welke mogelijkheden er binnen het Nederlandse en internationale hulp- en handelsbeleid zijn om deze landen daarin zo goed mogelijk bij te staan, en de Kamer daarover spoedig te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Bouali. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 199 (32605).

Mevrouw Diks (GroenLinks):
Voorzitter. We hebben in het AO vorige week uitgebreid gesproken over dit onderwerp. Het is helder dat ook de fractie van GroenLinks grote zorgen heeft over de situatie die zich in deze verschillende landen afspeelt: over de hongersnood, maar vooral ook over de manier waarop machthebbers in die landen honger gebruiken als wapen. We zijn daarom wel geïnteresseerd in de motie die de heer Voordewind namens de ChristenUnie heeft ingediend en we zijn daar ook wel positief over, maar ik ben wel benieuwd naar een aantal zaken.

Ik heb daarom een aantal vragen aan de minister. Kunt u misschien duiden hoe het met de budgetten zit? Hoe zit het met de 15 miljoen die extra wordt gevraagd als aanvulling op de Dutch Relief Alliance-gelden? Kunt u daar een en ander over zeggen? Het lijkt namelijk alsof daarover in deze Kamer enige verwarring ontstaan is.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Voorzitter. In Afrika heerst een schrijnende situatie. Er heerst een hongersnood die miljoenen mensen bedreigt. Gelukkig heeft de Nederlandse regering beloofd dat zij inzet op bijdragen aan de humanitaire hulp. Nederlandse burgers hebben ook veel geld gedoneerd. Dat is allemaal hartverwarmend. Schrijnend is wel dat deze crisis al is voorspeld door hulporganisaties, omdat grote delen van Afrika zijn getroffen door extreme droogte als gevolg van klimaatverandering. Het is dus van groot belang dat we niet alleen nu de hulp bieden die nodig is, maar dat we ook zo veel mogelijk voorkomen dat de klimaatverandering en andere situaties de mensen in ontwikkelingslanden in nog grotere problemen brengen dan ze al zijn. Vandaar de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Verenigde Naties herhaaldelijk benadrukken dat hedendaagse hongersnoden het gevolg zijn van menselijk handelen, waarbij de klimaatverandering een belangrijke factor is;

overwegende dat onderinvestering in ontwikkelingssamenwerking de kans op conflicten en daarmee op honger vergroot;

spreekt uit dat een ambitieuze klimaat- en ontwikkelingsagenda noodzakelijk is om hongersnoden in de toekomst zo veel mogelijk te kunnen voorkomen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Ouwehand, Karabulut en Kuzu. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 200 (32605).

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
En ja, de partijen die nu in gesprek zijn over de formatie, mogen deze Kameruitspraak zeker opvatten als een leidraad voor wat er in het regeerakkoord terecht zou moeten komen.

De heer Amhaouch (CDA):
Voorzitter. Er is een acute hongersnood gaande in Afrika en Jemen. Dan hebben we het over Nigeria, Somalië en Zuid-Sudan. Daarom is de bijdrage van 42 miljoen die Nederland levert, ook acuut nodig. Zoals de minister in haar brief aangeeft, maakt dit Nederland tot een voorspelbaar en betrouwbaar land in het bieden van hulp. Geld is onmisbaar en nodig, maar ook onze hulpverleners zijn nodig en onmisbaar. Net zoals in het AO vragen wij de minister dan ook om te staan voor onze hulpverleners, zodat ze het werk goed kunnen doen en het geld goed kunnen benutten, en om in samenwerking binnen Europees verband de veiligheid van onze hulpverleners te garanderen.

Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):
Voorzitter. Wij zijn blij dat afgelopen week een motie van mijn collega-woordvoerder buitenlandse zaken is aangenomen, waarmee de regering de duidelijke opdracht heeft gekregen om zich in internationaal verband in te zetten om manieren te vinden om voedsel en hulpgoederen door de zeeblokkade bij Jemen heen te krijgen. De effectiviteit van hulp staat wat ons betreft voorop. Komt het echt daar terecht waar het bedoeld is? Het zo efficiënt mogelijk besteden van de middelen die wij hebben, blijft voor ons prioriteit. Moties van collega Voordewind van de ChristenUnie die oproepen tot het vergroten van het budget, zijn wij dan ook niet voornemens te steunen. Daarbij wil ik opmerken dat deze moties ook ongedekt blijven.

De heer Kuzu (DENK):
Voorzitter. Wij hebben te maken met een ramp die door de VN wordt omschreven als de grootste humanitaire crisis sinds haar oprichting in 1945. Er is daarom ook meer inzet nodig om de hongersnood te bestrijden. Daarom zal DENK steun verlenen aan de motie van collega Voordewind; we staan er zelfs onder. Naast het geven van meer geld om hulp te verlenen, is het ook van belang om structurele oorzaken te bestrijden. Daarover gaat de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat de grondoorzaken van crises zoals die in de Hoorn van Afrika met urgentie en grote inzet dienen te worden geadresseerd;

constaterende dat ontwikkelingsorganisatie Oxfam stelt dat ontwikkelingslanden jaarlijks 90 miljard euro aan overheidsinkomsten mislopen door belastingontwijking;

verzoekt de regering, in haar beleid met betrekking tot ontwikkelingssamenwerking en belastingontwijking blijvend aandacht te besteden aan de invloed van belastingontwijking op ontwikkelingslanden;

verzoekt de regering tevens om de invloed van belastingontwijking op ontwikkelingslanden blijvend internationaal te agenderen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Kuzu, Van den Hul, Ouwehand, Voordewind, Krol en Dijkgraaf.

Zij krijgt nr. 201 (32605).

Mevrouw Karabulut (SP):
Voorzitter. 20 miljoen mensen hebben te weinig voedsel. 1,4 miljoen kinderen zijn ernstig ondervoed. Hulp is nodig, jazeker, en meer hulp ook. Vandaar onze steun aan de motie van collega Voordewind. Anderen memoreerden er ook al aan: we moeten echter ook iets doen aan de oorzaken. Die liggen vaak bij bedrijven, ook Nederlandse, die in arme landen zakendoen. Vandaar de volgende twee moties.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat noodhulp dweilen met de kraan open is zolang de grondoorzaken niet worden aangepakt;

constaterende dat toenemende waterschaarste in Afrika maakt dat lokale voedselproductie bemoeilijkt wordt;

van mening dat Nederlandse bedrijven die bijdragen aan waterschaarste in Afrika geen steun van de Nederlandse overheid zouden moeten krijgen;

verzoekt de regering, in kaart te brengen welke Nederlandse bedrijven in Afrika activiteiten ontplooien die bijdragen aan waterschaarste aldaar en via welke wegen deze bedrijven steun krijgen van de Nederlandse overheid;

verzoekt de regering vervolgens, te onderzoeken hoe voortaan bij het toekennen van alle soorten subsidies en kredieten de water- en milieueffecten meegewogen zullen worden, en de Kamer hierover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Karabulut. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 202 (32605).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat noodhulp dweilen met de kraan open is zolang de grondoorzaken niet worden aangepakt en dat een van de oorzaken de klimaatverandering is;

verzoekt de regering, zich ervoor in te spannen dat Atradius DSB, de exportkredietverzekeraar, de watereffecten van de activiteiten die bedrijven ontplooien en een exportkredietverzekering aanvragen voortaan in kaart brengt en meeweegt in het al dan niet toekennen van een verzekering, en de Kamer hierover te informeren

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Karabulut. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 203 (32605).

Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Van den Hul namens de PvdA-fractie. Wij wenst niet het woord. Ik kijk even of de minister inmiddels alle moties heeft ontvangen. Dat is niet het geval. Dan wachten we nog heel even.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:
Voordat ik de minister het woord geef, wijs ik erop dat het ongebruikelijk is om voorafgaand aan de stemmingen een VAO te houden. Het is dus ook niet de bedoeling dat er straks een inhoudelijk debat wordt gevoerd. U mag alleen interrumperen als u uw motie even wilt aanpassen, intrekken of aanhouden, maar we gaan geen discussie voeren.


Termijn antwoord

Minister Ploumen:
Voorzitter. Er zijn in totaal zeven moties ingediend en twee vragen gesteld. Ik zal die in de goede volgorde behandelen. Ik begin met de motie-Voordewind c.s. op stuk nr. 197. Mijn voorstel is dat de heer Voordewind die motie aanhoudt. Wij hebben vorig jaar 45 miljoen toegevoegd aan het budget voor de Dutch Relief Alliance. Dat is een uitstekend uitvoeringskanaal, maar ook niet het enige. Ik wil er dan ook niet per definitie van uitgaan dat het via die organisatie moet. Ik wil de heer Voordewind vragen om de motie aan te houden totdat de Voorjaarsnota afgerond is.

Datzelfde stel ik voor met betrekking tot de motie-Voordewind c.s. op stuk nr. 198. Ik hoop dat de indiener daarmee kan instemmen.

De voorzitter:
Mijnheer Voordewind, wat is uw antwoord?

Minister Ploumen:
Voor niet minder dan een jaar, hoop ik.

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Dat heb ik 29 jaar geleden gegeven, maar ik zal nu een ander antwoord geven. Bij wat de minister over de motie op stuk nr. 198 zegt, kan ik mij wat voorstellen. Ik ben dus bereid om die motie aan te houden, maar ik zie het wel als een steuntje in de rug voor de minister dat zij de wensen van in ieder geval een deel van de Kamer scherp heeft wanneer zij onderhandelt.

Mijn motie op stuk nr. 197 gaat natuurlijk om acute noodhulp op dit moment.

De voorzitter:
Die motie houdt u niet aan?

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Die houd ik niet aan. Die motie wil ik wel in stemming laten brengen.

De voorzitter:
Op verzoek van de heer Voordewind stel ik voor, zijn motie (32605, nr. 198) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Minister Ploumen:
Ik kom op de motie-Bouali op stuk nr. 199.

De voorzitter:
Kunt u voordat u verdergaat uw oordeel over de motie-Voordewind op stuk nr. 197 geven?

Minister Ploumen:
Dan wil ik deze motie toch ontraden. De Dutch Relief Alliance heeft nog middelen. Dat zijn er niet heel veel, maar er zijn nog wel middelen. Ik ontraad de motie daarom, met een beetje pijn in het hart.

Het oordeel over de motie-Bouali op stuk nr. 199 laat ik aan de Kamer. Ik zie die als ondersteuning van het beleid. We zijn actief op zoek naar mogelijkheden. Het gaat dan niet alleen om financiële steun, maar ook om politieke steun voor de buurlanden zoals Uganda, waarover ik sprak in het AO.

Mevrouw Diks van GroenLinks vroeg: hoe zit het nu eigenlijk met de Dutch Relief Alliance en die financiering? In 2016 is er 45 miljoen extra toegevoegd. 7 miljoen daarvan is nog beschikbaar om dit jaar in te zetten bij acute noden. Dat is de huidige stand van zaken.

In antwoord op de vraag van het CDA kan ik zeggen dat wij ons blijven inzetten voor de veiligheid van hulpverleners. Dat gebeurt op politiek niveau, in overleg met machthebbers, maar we verzorgen ook een training in samenwerking met Instituut Clingendael om hen beter voor te bereiden op dat soort zeer ongewenste situaties, die helaas wel voorkomen.

Het oordeel over de motie-Ouwehand c.s. op stuk nr. 200 laat ik ook graag aan de Kamer. Ik zie die als ondersteuning van het beleid. Nederland houdt zich aan de financiële verplichtingen die zijn afgesproken. Dat betekent dat we in 2020 1,2 miljard klimaatfinanciering ter beschikking stellen. Dat willen we half privaat, half publiek doen. We lopen daarmee op schema. Ik laat het oordeel over deze motie daarom aan de Kamer. Ik zie haar als ondersteuning van het beleid.

Ik dank de heer Kuzu van DENK voor de motie op stuk nr. 201. Ik voel die als een steun in de rug voor het werk dat wij doen. Ik zie die motie dan ook als ondersteuning van het beleid. Ik laat het oordeel daarover aan de Kamer. Wij blijven ons inzetten 1) om belastingontwijking en -ontduiking tegen te gaan en 2) om ervoor te zorgen dat ontwikkelingslanden een sterke stem in dat debat hebben zodat zij zich kunnen verweren, mocht dat toch aan de orde zijn. Ik beschouw deze motie daarom als ondersteuning van het beleid.

Ik kom op de motie-Karabulut op stuk nr. 202. Het is een goede start met deze nieuwe commissie, want ook daarover laat ik het oordeel aan de Kamer. Ik beschouw de motie als ondersteuning van het beleid.

Dat geldt overigens ook voor de motie-Karabulut op stuk nr. 203. We hebben juist in de afgelopen periode de eisen zeer aangescherpt. Zij zijn niet alleen inhoudelijk maar zijn ook veel meer voorwaardelijk gesteld dan in vorige regeerperiodes aan de orde was, dus voor Rutte II. Het oordeel over deze motie laat ik dus over aan de Kamer.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Over de ingediende moties zullen we over vijf minuten stemmen.

De vergadering wordt van 15.31 uur tot 15.36 uur geschorst.

Regeling van werkzaamheden (Stemmingen)

Regeling van werkzaamheden (Stemmingen)

Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:
Voordat wij gaan stemmen, geef ik eerst mevrouw Marijnissen het woord namens de SP.

Mevrouw Marijnissen (SP):
Voorzitter. Vorige week woensdag stond ik ook hier. Toen voerden wij het eerste debat over de zorg, in onze nieuwe samenstelling, in deze nieuwe Kamer. Dat debat ging over extra investeringen in personeel in de ouderenzorg. Eén dag later moest ik uit de krant vernemen dat er een belangrijk rapport klaarlag van de Nederlandse Zorgautoriteit, de NZa, over investeringen in extra zorgpersoneel. Pas vrijdag ontving de Kamer ook daadwerkelijk zelf dit rapport, uiteindelijk door een vraag van de SP, gesteund door andere partijen.

De voorzitter:
En het verzoek is?

Mevrouw Marijnissen (SP):
Dat zo'n belangrijk NZa-rapport eerst bij de media ligt en daarna pas bij de Kamer, bevreemdt ons. In de aanbiedingsbrief bij het rapport staat dat het rapport al op 21 maart in bezit was van de staatssecretaris.

De voorzitter:
En het verzoek is?

Mevrouw Marijnissen (SP):
Dat betekent dat het rapport al een week daarvoor in handen was van de staatssecretaris. Wij verzoeken om het debat te heropenen, omdat we denken dat er nieuwe, cruciale informatie op tafel ligt. Daarmee verzoeken wij dus ook om de stemmingen uit te stellen die wij vandaag zouden hebben over de moties over extra investeringen in personeel in de ouderenzorg.

Mevrouw Agema (PVV):
Dat de staatssecretaris niet netjes is, weten we natuurlijk al jaren, maar in de brief staat niets nieuws. Ik ben ook een beetje verbaasd over de nieuwe lijn die de SP hanteert als het gaat over de verpleeghuiszorg. Eerst is 300 miljoen genoeg, in plaats van 2 miljard, en nu moeten we maar gaan wachten.

De voorzitter:
Dus geen steun?

Mevrouw Agema (PVV):
Dit terwijl het kabinet demissionair is en de Kamer missionair. Nee, ik zou heel graag zo direct een uitspraak krijgen van de Tweede Kamer over het extra geld voor de verpleeghuizen. Daar is een enorme urgentie bij. Ik wil dus helemaal geen uitstel.

De voorzitter:
Dat is helder. Dan kijk ik naar mevrouw Keijzer.

Mevrouw Keijzer (CDA):
Zoals in het debat is aangegeven, is de CDA-fractie …

De voorzitter:
Ietsje harder, mevrouw Keijzer.

Mevrouw Keijzer (CDA):
Ik wilde bijna zeggen: stond ik aan? Ik stond wel aan, maar het was even de vraag of de microfoon ook aanstond.

Tijdens het debat heb ik namens het CDA aangegeven dat er wat ons betreft, en dat geldt volgens mij Kamerbreed, meer geld moet naar de verpleeghuiszorg. Ik heb echter ook aangegeven dat dat op de tafel ligt van de formateur en dat daar uiteindelijk een lijn moet worden uitgezet. Ik heb daarbij aandacht gevraagd voor 2018 en de zorginkoop die natuurlijk ook dit jaar gaat draaien.

De voorzitter:
Dus wel of geen steun?

Mevrouw Keijzer (CDA):
Ik vind het van belang om hier even uiteen te zetten waarom ik het prima vind om de stemmingen uit te stellen. Ik zie op dit moment echter geen aanleiding voor een derde termijn.

De voorzitter:
U wilt dus wel uitstel, begrijp ik.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
Wij kunnen best een derde termijn steunen, maar wat ons betreft moeten de andere moties die zijn ingediend in de eerste twee termijnen wel aan de orde komen. Wij hebben een tweetal moties van de PvdA en de PVV mede ondersteund. Wat ons betreft komen die in stemming.

Mevrouw Bergkamp (D66):
Om het heel kort te houden: de fractie van D66 sluit zich aan bij de woorden van mevrouw Keijzer van het CDA.

Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):
Dat geldt ook voor de fractie van GroenLinks, voorzitter.

Mevrouw Hermans (VVD):
Geen steun voor een derde termijn. Mochten de stemmingen worden uitgesteld, dan zou dat voor de VVD prima zijn.

De heer Van der Staaij (SGP):
De SGP heeft ook geen behoefte aan uitstel van de stemmingen naar aanleiding van een derde termijn. Wij denken dat het debat over de impactanalyse van de NZa eigenlijk breder is. Die vraagt om een apart debat, dat meer is dan een derde termijn bij dit debat. Wat ons betreft stemmen we dus nu en voeren we later een debat over het NZa-rapport.

Mevrouw Arissen (PvdD):
Namens de Partij voor de Dieren wel steun voor het verzoek van de SP. Wij vinden het logisch om de stemming uit te stellen.

De heer Nijboer (PvdA):
Voor de goede orde: inhoudelijk zijn de PVV en de SP het volgens mij eens over de ouderenzorg, al lijkt dat soms niet zo. De PvdA wil zo snel mogelijk extra investeringen in de ouderenzorg. Daar kunnen we wat ons betreft ook vandaag over stemmen.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Laten we vandaag stemmen over de extra investeringen in de ouderenzorg en het NZa-rapport in een apart debat behandelen.

De voorzitter:
Het is even puzzelen. Er is wel een meerderheid voor uitstel van de stemmingen, maar niet voor het houden van een derde termijn.

Mevrouw Marijnissen (SP):
Dat verbaast mij eens temeer …

De voorzitter:
Nee, nee, nee, geen discussie.

Mevrouw Marijnissen (SP):
Nee, dat begrijp ik, maar eens temeer omdat er hier wordt gezegd dat we het van links tot rechts eens zijn over extra investeringen in de ouderenzorg. Dan zouden we die ook moeten doen. Ik zie mevrouw Agema weer opstaan. Zij sprak mij rechtstreeks aan. Ik herken me er totaal niet in. De SP heeft al heel vaak gezegd dat zij extra wil investeren.

De voorzitter:
Dank u wel.

Mevrouw Marijnissen (SP):
Daar hebben we hier echt geen discussie over vandaag.

De voorzitter:
Nee, nee, nee, mevrouw …

Mevrouw Marijnissen (SP):
Het gaat ons erom wat we vandaag kunnen doen.

De voorzitter:
Mevrouw Marijnissen, dank u wel.

Mevrouw Agema (PVV):
Voorzitter, ik wil wel stemmen over mijn motie. Mevrouw Marijnissen geeft de formatiepartijen nu alle kans om de boel op de lange termijn te schuiven, maar dat wil ik pertinent niet.

De voorzitter:
Ik begrijp het, mevrouw Agema, maar er is geen meerderheid voor het houden van een stemming vandaag. De meerderheid is voor uitstel van de stemmingen.

De heer Van der Staaij (SGP):
Het is toch een wat bijzondere figuur, als het in feite gekoppeld was aan die derde termijn, die derde termijn niet gehouden wordt en dan de stemmingen niet doorgaan.

De voorzitter:
Ik zie iedereen knikken. Dank u wel. Dan gaan we stemmen.

Stemmingen

Stemmingen


Stemming Brief van de vaste commissie voor Europese Zaken

Aan de orde is de stemming in verband met de brief van de vaste commissie voor Europese Zaken (34697, nr. 1).

De voorzitter:
Ik stel voor, conform het advies van de vaste commissie voor Europese Zaken te besluiten.

Daartoe wordt besloten.


Stemmingen moties Personeelstekorten in de zorg

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het debat over de personeelstekorten in de zorg,

te weten:

  • de motie-Agema/Van Brenk over toevoegen van middelen via de Voorjaarsnota (29282, nr. 267);
  • de motie-Marijnissen over per direct 300 miljoen extra voor meer zorgverleners (29282, nr. 268);
  • de motie-Nijboer/Van Brenk over bij Voorjaarsnota beschikbaar stellen van aanvullende middelen voor het verbeteren van de ouderenzorg (29282, nr. 270).

(Zie vergadering van 29 maart 2017.)

In stemming komt de motie-Agema/Van Brenk (29282, nr. 267).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdA, de PvdD, DENK, 50PLUS, de SGP, de ChristenUnie en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Marijnissen (29282, nr. 268).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdA, de PvdD, DENK en 50PLUS voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Nijboer/Van Brenk (29282, nr. 270).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdA, de PvdD, DENK, 50PLUS, de SGP en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemmingen moties Consequenties uitspraak Europees Hof

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het debat over de consequenties van de uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens voor het Statuut,

te weten:

  • de motie-Van Tongeren over adequate behandelings- en resocialisatiemogelijkheden voor levenslang gestraften (32850, nr. 8);
  • de motie-Van Tongeren over overleg met autoriteiten Curaçao om nieuwe overtreding EVRM te voorkomen (32850, nr. 9).

(Zie vergadering van 30 maart 2017.)

De voorzitter:
De motie-Van Tongeren (32850, nr. 8) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de landen Sint-Maarten, Aruba en Curaçao voorzien in een mogelijkheid om te beoordelen dat de voortzetting van de levenslange gevangenisstraf nog enig strafrechtelijk doel dient, maar dat deze toets betekenisloos is als er geen adequate behandeling en resocialisatie mogelijk zijn;

verzoekt de regering om in goed onderling overleg de landen Sint-Maarten, Aruba en Curaçao te ondersteunen met advies, training en opleiding, en te onderzoeken hoe kan worden bijgedragen aan de toegang tot adequate behandelings- en resocialisatiemogelijkheden voor levenslang gestraften,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 10, was nr. 8 (32850).

Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Van Tongeren (32850, nr. 10, was nr. 8).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66 en de ChristenUnie voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Tongeren (32850, nr. 9).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, GroenLinks, de PvdD, DENK, D66 en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemmingen moties Rapport over de opsporing in Nederland

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het debat over het rapport over de opsporing in Nederland,

te weten:

  • de motie-Van Toorenburg/Kuiken over het gebruik van camerabeelden bij de opsporing van drugscriminelen (29628, nr. 693);
  • de motie-Özütok over het ondersteunen van het diversiteitsvoornemen van de nationale politie (29628, nr. 694);
  • de motie-Van Raak over 200 miljoen extra voor de politie (29628, nr. 695).

(Zie vergadering van 30 maart 2017.)

In stemming komt de motie-Van Toorenburg/Kuiken (29628, nr. 693).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, DENK, 50PLUS, de VVD, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de PVV en Forum voor Democratie voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Özütok (29628, nr. 694).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66 en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Raak (29628, nr. 695).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, 50PLUS, de SGP, de ChristenUnie, de PVV en Forum voor Democratie voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemmingen Hongersnood in Afrika

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Hongersnood in Afrika,

te weten:

  • de motie-Voordewind c.s. over per direct aanvullen van het budget van de Dutch Relief Alliance (32605, nr. 197);
  • de motie-Bouali over onderzoeken welke mogelijkheden er binnen het hulp- en handelsbeleid zijn om buurlanden bij te staan (32605, nr. 199);
  • de motie-Ouwehand c.s. over een ambitieuze klimaat- en ontwikkelingsagenda om hongersnoden in de toekomst te voorkomen (32605, nr. 200);
  • de motie-Kuzu c.s. over blijvend aandacht besteden aan de invloed van belastingontwijking op ontwikkelingslanden (32605, nr. 201);
  • de motie-Karabulut over in kaart brengen welke Nederlandse bedrijven in Afrika activiteiten ontplooien die bijdragen aan waterschaarste aldaar (32605, nr. 202);
  • de motie-Karabulut over door Atradius DSB in kaart brengen van de watereffecten van activiteiten die bedrijven ontplooien (32605, nr. 203).

(Zie vergadering van heden.)

In stemming komt de motie-Voordewind c.s. (32605, nr. 197).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de SGP en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Bouali (32605, nr. 199).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de SGP, het CDA en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Ouwehand c.s. (32605, nr. 200).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66 en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

De voorzitter:
Ik begrijp dat er verwarring is. Ik heb de Partij voor de Dieren wel genoemd.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Maar dan kan de motie volgens mij niet verworpen zijn. Ik stel voor dat we het opnieuw doen.

De voorzitter:
Het was 73/77, mevrouw Ouwehand.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Kunnen we het opnieuw doen om onze fractie gerust te stellen?

De voorzitter:
De uitslag is vastgesteld. Het is echt zo.

In stemming komt de motie-Kuzu c.s. (32605, nr. 201).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de VVD, de SGP, het CDA en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Karabulut (32605, nr. 202).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66 en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Karabulut (32605, nr. 203).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66 en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Regeling van werkzaamheden

Regeling van werkzaamheden

Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:
Op verzoek van de fractie DENK benoem ik:

  • in de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap het lid Öztürk tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacature;
  • in de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid het lid Azarkan tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacature;
  • in de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport het lid Azarkan tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacature;
  • in de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken het lid Azarkan tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacature;
  • in de vaste commissie voor Financiën het lid Öztürk tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacature;
  • in de algemene commissie voor Wonen en Rijksdienst het lid Öztürk tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacature;
  • in de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie het lid Kuzu tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacature;
  • in de vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu het lid Öztürk tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacature;
  • in de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken het lid Azarkan tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacature;
  • in de vaste commissie voor Economische Zaken het lid Azarkan tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacature;
  • in de vaste commissie voor Defensie het lid Azarkan tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacature;
  • in de vaste commissie voor Europese Zaken het lid Kuzu tot lid en het lid Azarkan tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacatures;
  • in de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties het lid Öztürk tot lid en het lid Kuzu tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacatures;
  • in de algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking het lid Azarkan tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacature.

Op verzoek van de VVD-fractie benoem ik:

  • in de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken het lid Yeşilgöz-Zegerius tot plaatsvervangend lid in plaats van het lid Visser;
  • in de vaste commissie voor Europese Zaken het lid Van 't Wout tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacature;
  • in de vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu het lid Hermans tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacature;
  • in de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid het lid Yeşilgöz-Zegerius tot plaatsvervangend lid in plaats van het lid Van den Bosch;
  • in de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie het lid Yeşilgöz-Zegerius tot plaatsvervangend lid in plaats van het lid Arno Rutte.

Op verzoek van een aantal leden stel ik voor, de volgende door hen ingediende moties opnieuw aan te houden:

34397-22; 34548-22.

Tot slot stel ik voor, de volgende stukken van de stand van werkzaamheden af te voeren:

31865-89; 31865-92; 34550-IX-17; 31066-349; 32847-296; 32545-63; 21501-02-1726; 21501-02-1733; 33495-98; 2017Z04137; 31936-386; 24804-94; 27863-70; 27863-69; 27863-66; 34550-IX-16; 32545-62; 30952-269; 33750-VIII-112; 30952-271; 30952-270; 21501-08-669; 2017Z03992; 2017Z03318; 21501-07-1422; 21501-07-1423; 21501-07-1418.

Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:
Het woord is aan de heer Grashoff namens GroenLinks.

De heer Grashoff (GroenLinks):
Voorzitter. 30% tot 40% van de mest in Nederland zou mogelijk in het zwarte circuit zitten. Dat is een ongekend hoog percentage. Dat slaat de bodem onder elk milieubeleid vandaan, maar tegelijkertijd lijden de goeden onder de kwaden. Dit lijkt mij echt aanleiding voor een debat. Daarom wil ik dat debat aanvragen.

Mevrouw Lodders (VVD):
Als er fraude wordt gepleegd, dan moet die worden aangepakt en wat de VVD-fractie betreft keihard. Ik steun de vraag om een debat niet. Ik wil graag een brief van de staatssecretaris waarin opheldering wordt gegeven over deze kwestie.

Mevrouw Kuiken (PvdA):
Wat mij betreft voegen we dit toe aan het dertigledendebat over intensieve veehouderij dat we al hebben staan voor morgen. Mocht daar geen steun voor zijn, dan steun ik in ieder geval het verzoek om een brief.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Grappig dat de VVD stevige woorden spreekt, maar toch geen debat wil. De Partij voor de Dieren steunt het verzoek om een debat wel. Ik kan me voorstellen dat we het niet alleen maar over de fraude met mest hebben, maar het breder trekken naar de grote mestproblematiek in Nederland.

De heer Öztürk (DENK):
We willen graag eerst een brief en daarna een debat.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik wil graag een brief om opheldering te krijgen over deze situatie. Wat mij betreft kunnen we het morgenmiddag aan de orde stellen. Als de brief er dan nog niet is, is er ook nog een algemeen overleg Mest. Daar kunnen we de brief dan bij betrekken.

De heer Futselaar (SP):
We steunen een brief en ook wel een apart debat, want daar is dit onderwerp zwaar genoeg voor.

De heer Dijkgraaf (SGP):
We steunen een brief. Een apart debat lijkt mij niet nodig, omdat we binnenkort een AO Mest hebben. Dit onderwerp past daar uitstekend bij. Overigens zouden we het ook al daarover hebben.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
We steunen een brief, maar geen debat. Dit kan in het andere debat meegenomen worden.

De voorzitter:
Mijnheer Grashoff, u hebt geen meerderheid.

De heer Grashoff (GroenLinks):
Dat hoor ik ook, maar ik heb verschillende suggesties gehoord. Volgens mij hebben de meeste fracties gezegd dat ze een brief willen. Dat verzoek steun ik natuurlijk van harte. Sommigen hebben gesuggereerd om dit onderwerp te betrekken bij het debat over intensieve veehouderij dat morgen gepland staat. Wat mij betreft zou dat ook kunnen, maar dan moet die brief er morgenochtend liggen. Dan kunnen we dat op een zinvolle manier doen. Misschien is dat nog even het overwegen waard.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Ik had dat debat aangevraagd. Er was geen meerderheid voor, maar misschien wil D66 dit alsnog veranderen. Als het een meerderheidsdebat wordt en we de spreektijd kunnen verlengen, zou ik dat wel een optie vinden. Ik ben er echter niet zo voor om dit PBL-rapport te betrekken bij een dertigledendebat, waar we dus maar drie minuten spreektijd hebben.

De voorzitter:
Mevrouw Lodders, ik ga niet opnieuw een rondje doen, want er is gewoon geen meerderheid voor het houden van een debat. Ik wil eigenlijk voorstellen …

Mevrouw Lodders (VVD):
De heer Grashoff doet de suggestie om dit morgen te bespreken. Het debat morgen staat op de agenda als een debat over de intensieve veehouderij, maar ik hecht eraan om te zeggen dat het gaat over een opgestapte wethouder in een gemeente in Brabant. Laten we daar dit onderwerp niet bij betrekken. Het zou ook geen serieuze brief kunnen zijn als die brief er vanavond of uiterlijk morgenochtend moet zijn. Dat zou ik heel onverstandig vinden en dit kan dus ook niet op steun van de VVD rekenen.

De voorzitter:
Er is nog steeds geen meerderheid. Ik stel voor om het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Het woord is aan de heer Van der Lee namens GroenLinks.

De heer Van der Lee (GroenLinks):
Voorzitter. Afgelopen woensdag heeft collega Leijten een debat aangevraagd met de staatssecretaris van Financiën over een via een WOB-procedure publiek geworden notitie over de Nederlandse rulingpraktijk. Nu blijkt dat er via die WOB-procedure veel meer documenten publiek zijn geworden, waaronder een notitie over de gevolgen van een Europese richtlijn die tot stand is gekomen onder leiding van de minister van Financiën en die een verbod bevat op hybride mismatches. De inhoud van de notitie werpt ook een wat ander licht op het uitstel van de richtlijn dat Nederland gevraagd heeft.

De voorzitter:
Dat komt allemaal aan de orde in het debat.

De heer Van der Lee (GroenLinks):
Precies. Mijn verzoek is om de minister uit te nodigen voor het reeds aangevraagde debat en om daar, als het even kan, in de spreektijd rekening mee te houden.

Mevrouw Leijten (SP):
Dat lijkt me een goed idee. Het lijkt me dan ook goed om die notitie die via de WOB openbaar is geworden, te betrekken bij het debat.

De heer Azarkan (DENK):
DENK steunt deze aanvraag, ook omdat uit die notitie bleek dat Nederland weliswaar op papier heel veel denkt te doen aan belastingontwijking, maar in Europees verband eigenlijk kampioen is in het faciliteren van bedrijven.

De heer Van Weyenberg (D66):
Steun voor het voorstel.

De heer Omtzigt (CDA):
Als de indienster dit steunt, zal ik mijn steun niet onthouden. Ik vind het echter bij dit soort zaken wel handig om het over één punt tegelijk te hebben. Ik denk dat dit een debat wordt waarbij we alle punten aan de orde stellen, maar op geen enkel punt doorvragen. Dat is het risico van het op deze manier doen. Dat geef ik maar even mee. Eigenlijk ben ik er dus niet zo'n voorstander van. Dat gaat er namelijk gebeuren. Ik zou de punten dan ook echt een voor een pakken.

Verder zou ik nog wel willen weten of er meer van dit soort memo's bekend geworden zijn die hierover gaan. Ik zou dan ook specifiek aan de minister willen vragen om al die memo's die hij heeft gehad over de hybride mismatches en die hem zijn voorgelegd voor de Ecofins en dergelijke, aan de Kamer te doen toekomen, want dan kunnen we beoordelen wat er precies aan de hand is.

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
Ik ben ook bang voor die versnippering, maar dit schijnt uit hetzelfde WOB-verzoek voort te komen, en daarom lijkt het mij goed om het in één keer op te pakken. Ik zie inderdaad ook wel het risico van grote versnippering en te veel onderwerpen.

De heer Van Rooijen (50PLUS):
Ik sluit mij bij de twee vorige sprekers aan.

De heer Nijboer (PvdA):
Ik steun het voorstel. De heer Omtzigt is er zelf bij, dus die kan precies doorvragen bij dat debat; dat gaat vast goed aflopen.

De voorzitter:
Mijnheer Van der Lee, er is wel steun voor uw verzoek om ook de minister van Financiën uit te nodigen bij dat debat.

De heer Van der Lee (GroenLinks):
Ik vind de suggestie van de heer Omtzigt nuttig. Laten we maar alvast vragen of er nog meer stukken zijn die niet via de WOB publiek zijn geworden maar die wel voor ons relevant zijn.

Mevrouw Leijten (SP):
Maar dan gaat er wel wat door elkaar lopen. We hebben namelijk al aanvullende vragen gesteld naar aanleiding van het WOB-verzoek en de rulingpraktijken. Die zijn vrijdag naar het ministerie gestuurd. Als we nou nog een keer vragen gaan stellen, dan voorzie ik dat het debat op de lange termijn wordt geschoven. Dus steun voor de gedachte om de minister van Financiën bij het debat uit te nodigen en het andere document erbij te betrekken, maar laten we ervoor waken dat het leidt tot uitstel, want dat lijkt mij ook onverstandig.

De voorzitter:
Ik stel voor het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet. Ik zie dat de heer Omtzigt nog iets is vergeten.

De heer Omtzigt (CDA):
Nou, u hebt geen conclusie getrokken ten aanzien van de tweede vraag van de heer Van der Lee en die ging over een minuut of twee extra spreektijd.

De voorzitter:
Daar ga ík gelukkig over. Het komt goed.

Ik geef het woord aan mevrouw Ouwehand.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Voorzitter. Afgelopen weekend is er in een België een groot lek geweest in een mestverwerkingsinstallatie. Gevaarlijk salpeterzuur hing over dorpen, waardoor die moesten worden ontruimd. Ik wil daar graag een debat over met de staatssecretaris van Economische Zaken omdat mestverwerking wordt gezien als dé oplossing van het mestprobleem in Nederland. Kijkend naar de gevaren daarvan, ook in Nederland, constateer ik dat er regelmatig incidenten zijn. We worden ook gewaarschuwd in verband met de volksgezondheid. Ik wil dan ook graag een debat voeren met het kabinet over de vraag of het nou wel zo verstandig is om al die installaties in Nederland neer te zetten.

De heer Bosman (VVD):
Het gaat over een probleem in België. Ik zou graag van de minister willen horen of er op dit punt verschillen zijn tussen wat ze in België doen en wat wij in Nederland doen. We moeten namelijk geen appels met peren vergelijken. We moeten ook voorkomen dat als het in Nederland anders wordt gedaan, we nu onrust veroorzaken. Ik wil dus eerst graag een brief. Pas na de komst van die brief, ga ik bepalen of een debat al dan niet handig is.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Ik wil ook graag een brief. Ik denk dat er inderdaad reden is om aan te nemen dat een dergelijk incident zich hier niet zou kunnen voordoen, maar dat willen we dan wel graag zeker weten door middel van een brief.

De heer Gijs van Dijk (PvdA):
Steun voor de brief maar ook voor het debat.

De heer De Groot (D66):
Graag eerst een brief, die dan betrokken kan worden bij het AO over mest.

De heer Dijkgraaf (SGP):
Het wordt een beetje een trend dat wanneer er in een ander land een probleem is, we er hier een debat over gaan voeren. De gevraagde brief zou ik wel willen, maar ik denk dat we daar dan vervolgens uit kunnen concluderen dat dit toch echt een Belgisch probleem is.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Steun voor de brief, die dan geagendeerd kan worden voor het AO over mest.

De heer Futselaar (SP):
Steun voor een brief. Het is nog te vroeg voor een debat.

De heer Grashoff (GroenLinks):
Ik stel mij voor dat die brief er komt en deze mag wat ons betreft best betrokken worden bij genoemd AO.

De voorzitter:
Mevrouw Ouwehand, u hebt geen meerderheid voor het houden van een debat.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Nee, voorzitter, ik kan ook tellen.

De voorzitter:
Ik stel voor het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Hartstikke goed en dan krijgen we dus wel een brief.

Ik heb nog een verzoek. In samengestelde producten, oftewel kroketten en bitterballen, zitten kip, varken en rund maar ook zwaar mishandelde paarden uit Argentinië. Zoals we konden zien in een uitzending van Radar gisteren, blijkt uit onderzoek van Eyes on Animals dat zieke en kreupele dieren worden verwerkt tot Nederlandse snacks. Ik zou daarover graag een debat met de staatssecretaris van Economische Zaken willen aanvragen.

De heer Graus (PVV):
Ik ben voor een debat, maar ik heb vorige week een debat aangevraagd over het vlees van gemartelde dieren uit België en mogelijk kunnen we die debatten samenvoegen. Het betreft namelijk allemaal gemartelde dieren waarvan hier de producten op de markt komen. Dus als we die debatten samen zouden kunnen voegen, ben ik mevrouw Ouwehand erkentelijk.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Wat zou het fijn geweest zijn als mevrouw Ouwehand haar verzoek zou hebben ingeleid door te vertellen hoe belangrijk het is dat we veilig Nederlands vlees hebben en niet afhankelijk worden van het vlees uit het buitenland. Dat gezegd hebbende, vind ik het prima om een brief te krijgen, maar vooral om daarna meer op te kunnen komen voor onze Nederlandse boeren, die er wel voor zorgen dat het veilig, gezond en prima is.

De voorzitter:
U geeft dus voorlopig geen steun aan het verzoek. Dat is heel duidelijk.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik vind een brief een goed idee. Ik hoor net dat al een soortgelijk debat gepland is op verzoek van de PVV-fractie. Ik weet dat er ook nog een algemeen overleg over de NVWA gepland is, dus het verzoek om een apart debat over dit onderwerp steun ik niet.

Mevrouw Lodders (VVD):
Ik zal het kort houden: ik kan het niet mooier uitspreken dan mevrouw Van Toorenburg. Ik steun dus niet het verzoek om een debat, maar wel het verzoek om een brief. Daarna zien we verder.

De heer Grashoff (GroenLinks):
Ik vond dat de heer Graus wel een verstandig voorstel deed, maar daar hoor ik eigenlijk niemand op reageren. Ik zou dat een goede combinatie vinden.

De heer Futselaar (SP):
Ik wil graag een brief. Het verzoek om een apart debat steun ik niet, maar samenvoegen zou wat ons betreft prima zijn.

De voorzitter:
Er is geen meerderheid voor het houden van een apart debat. Er staat inderdaad een dertigledendebat van de heer Graus op de agenda. Daar zou dit onderwerp bij betrokken kunnen worden. Dat was de suggestie.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Dat vind ik op zich geen vervelende suggestie, maar de spreektijd bij dat debat is maar drie minuten per fractie.

De voorzitter:
Ik voel hem al aankomen.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Misschien zouden we, als we besluiten om het samen te voegen, een minuut spreektijd kunnen toevoegen. De fracties van het CDA en de VVD moet ik er toch echt nog even fijntjes aan herinneren dat de Onderzoeksraad Voor Veiligheid heeft gezegd dat het vlees in Nederland, zowel het geïmporteerde als het in Nederland geproduceerde vlees, niet veilig is.

De voorzitter:
Nee, mevrouw Ouwehand, dit moet u echt bewaren voor het debat.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Maar ik ken die dames. Spreken we af dat we de debatten samenvoegen en een minuutje spreektijd erbij krijgen? Wat is de conclusie?

De voorzitter:
Nee, we gaan niets samenvoegen. Er is geen meerderheid voor het houden van een debat. Er is gezegd: er staat een dertigledendebat van de heer Graus op de agenda. Daar zou het onderwerp bij betrokken kunnen worden.

De heer Graus (PVV):
Dat klopt, maar het verzoek om een minuutje spreektijd erbij steun ik wel, omdat er dan een heel zwaar onderwerp bij komt. Als er een meerderheid voor is, zou ik het fijn vinden als de spreektijd van drie naar vier minuten per fractie wordt verhoogd.

De voorzitter:
Er is geen meerderheid. Ik houd het gewoon bij een dertigledendebat, zoals het op de agenda staat.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Dan wachten we de brief af en bespreken we in de procedurevergadering waar we die agenderen: ofwel bij het plenaire dertigledendebat, ofwel bij een AO.

De voorzitter:
Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Het woord is aan de heer Van Nispen namens de SP.

De heer Van Nispen (SP):
Voorzitter. Afgelopen vrijdag kregen we een brandbrief van het gevangenispersoneel. Dat luidde de noodklok over geweldsincidenten die dagelijkse praktijk zijn geworden, de extreem hoge werkdruk, het overtreden van de Arbeidstijdenwet en ernstige onderbezetting. De veiligheid van het gevangenispersoneel en de gedetineerden is niet langer te garanderen. Omdat ik vind dat we moeten staan voor de veiligheid van het gevangenispersoneel, wil ik hierover in debat met de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Volgens mij is die brief gericht aan de informateur. Er is daar van alles aan de hand, maar volgens mij moeten we een broedende kip vooral niet storen.

De heer Azarkan (DENK):
Ik denk dat het verstandig is om dat debat wel te voeren, dus ik steun het voorstel.

Mevrouw Özütok (GroenLinks):
Steun voor een debat.

De heer Markuszower (PVV):
Ook steun voor een debat vanuit onze fractie.

De heer Segers (ChristenUnie):
De ChristenUnie steunt het debat ook.

De heer Van Oosten (VVD):
Geen steun. Zoals mevrouw Van Toorenburg aangaf, ligt de brief bij de informateur; laat het daar z'n beloop hebben.

De heer Gijs van Dijk (PvdA):
Steun voor het debat.

De heer Groothuizen (D66):
Geen steun voor het debat.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
Absoluut steun voor dit debat.

De voorzitter:
Dan gaan we tellen.

Mevrouw Arissen (PvdD):
Steun voor dit debat namens de Partij voor de Dieren.

De voorzitter:
Er is net geen meerderheid.

De heer Van Nispen (SP):
Net niet? Even kijken of nog iemand mijn verzoek wil steunen?

De voorzitter:
Thierry Baudet is er niet.

De heer Van Nispen (SP):
Waar is Thierry als je 'm nodig hebt?

De heer Dijkgraaf (SGP):
Bij gebrek aan Baudet …

De voorzitter:
Gaat u het verlossende woord spreken?

De heer Dijkgraaf (SGP):
Het lijkt mij goed om het debat te voeren.

De voorzitter:
Kijk, u bent gered, mijnheer Van Nispen. U hebt een meerderheid voor uw verzoek gekregen, dus we gaan het debat plannen.

Het woord is tot slot aan de heer Jasper van Dijk. O, de heer Baudet is er wel, zie ik, maar hij was er net niet op het moment dat het nodig was. Maar goed, er komen nog nieuwe kansen.

De heer Jasper van Dijk (SP):
Voorzitter. Hij kan mijn verzoek om een debat steunen! Ruim 230 wethouders slaan alarm in een manifest. Ze vragen om extra middelen om mensen met een arbeidsbeperking aan werk te helpen. Als dat niet gebeurt, komen die mensen thuis te zitten. Zij vragen die extra middelen bij voorjaarsnota.

De voorzitter:
U wilt daar een debat over?

De heer Jasper van Dijk (SP):
Het is dus tijd voor actie. Ik vraag een debat aan.

De heer Gijs van Dijk (PvdA):
Bij het woord "actie" voel ik mij direct aangesproken. Dus steun voor het debat.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
We worden een beetje een langspeelplaat die een soort haakje heeft waardoor iedere keer hetzelfde wordt gezegd. Ook in dit geval: het ligt op de formatietafel. Volgens mij gaan wij het er daarom hier niet over hebben.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
Ik heb de acties gevoerd voor de sw. Wat mij betreft dus veel steun voor het voorstel van de SP.

De heer Raemakers (D66):
Geen steun voor het debat. Eerst een brief graag.

De heer Bruins (ChristenUnie):
Het manifest is deze keer wel gericht aan de Tweede Kamer en bevat niet alleen een oproep voor meer geld maar ook een aantal suggesties voor verbetering van de regelgeving. Dus heel graag een debat, maar ook eerst graag een brief met een reactie van het kabinet op dit manifest.

De heer Azarkan (DENK):
Ook vanuit DENK steun voor deze kwetsbare groep. Steun voor een brief en steun voor het debat.

Mevrouw Nijkerken-de Haan (VVD):
Geen steun.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Het CDA vindt het een goed idee om niet te spreken over dingen die op de formatietafel liggen. De Partij voor de Dieren vindt precies het tegenovergestelde. Steun voor het debat.

De heer Grashoff (GroenLinks):
Het is en blijft een actuele aangelegenheid. Daar kunnen wij prima een debat over voeren, ook al ligt het ook al op andere tafels. Dus steun.

De heer Dijkgraaf (SGP):
Steun.

De voorzitter:
Er is geen meerderheid, mijnheer Van Dijk.

De heer Jasper van Dijk (SP):
Hè, echt waar?

De voorzitter:
Echt niet. En de heer Baudet schudt ook nee. Dat helpt dus niet.

De heer Jasper van Dijk (SP):
Maar hebben we dan wel alle partijen gehad?

De voorzitter:
Volgens mij wel.

De heer Jasper van Dijk (SP):
Ik merk ten overvloede op, met name aan het adres van mevrouw Van Toorenburg, dat het helemaal niet gaat om een brief aan de formatietafel. Dit gaat om een urgente kwestie die nu bij voorjaarsnota geregeld moet worden.

De voorzitter:
U hebt als een leeuw gevochten, maar er is echt geen meerderheid. Ik constateer dat er wel om een brief is gevraagd. Ik stel voor om het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Wijziging van de Wegenverkeerswet 1994

Wijziging van de Wegenverkeerswet 1994

Aan de orde is de behandeling van:

  • het wetsvoorstel Wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met aanvullende implementatie van richtlijn 2006/126/EG en enkele aanpassingen van redactionele aard (34574).


Termijn inbreng

De voorzitter:
Ik heet de minister van Infrastructuur en Milieu van harte welkom. Ik geef mevrouw Visser als eerste spreker het woord namens de VVD.

De algemene beraadslaging wordt geopend.

Mevrouw Visser (VVD):
Voorzitter. Het is misschien een beetje gek dat wij hier staan, omdat dit meer een hamerstuk zou zijn, wij hier al heel lang over hebben gesproken en Nederland ook in gebreke is gesteld door de Europese Commissie omdat het deze richtlijn niet tijdig heeft geïmplementeerd. In de schriftelijke inbreng is ook door het CDA gevraagd hoe het kan dat Nederland in 2015 in gebreke is gesteld en dat wij nu pas dit wetsvoorstel behandelen. Misschien kan de minister daarop ingaan, want de reactie was dat het lang heeft geduurd omdat het complex was. De vraag is dan wat er complex is aan het verlengen van de termijn en waar het dan precies in zat.

Ik heb in de vorige Kamer in een procedurevergadering gezegd dat ik dit wetsvoorstel graag wilde "onthameren" om een amendement in te dienen. De heer Van Helvert en ik hebben dat nu voor de derde keer ingediend. Ik hoop dat driemaal scheepsrecht is. De eerste keer is het niet goed gegaan omdat het amendement niet in stemming is gebracht. De tweede keer is het wel aangenomen in deze Kamer, maar is het wetsvoorstel zelf niet aangenomen. Daarmee verviel dus het amendement. Ik ga nu een derde poging wagen. Ik wil dat toch wel benadrukken, want het is een grote irritatie geweest de afgelopen periode. Ik denk dat het CDA en de VVD de afgelopen vijf jaar bij elkaar misschien tien sets aan schriftelijke vragen hebben ingediend over verkeersovertreders met een buitenlands kenteken. Hoe kan het dat wij niet in staat zijn om ervoor te zorgen dat wij de gegevens tijdig uitwisselen, waardoor wij iemand met een Italiaans of Roemeens kenteken die met 180 km/u over de A2 scheurt of door rood licht rijdt midden in een stad, niet kunnen beboeten?

Er zijn een aantal stappen gezet in de informatie-uitwisseling. Een aantal landen hebben inmiddels ook hun kentekenregister opengesteld. De tweede stap die gezet moet worden, is het op elkaar aansluiten van de ICT-systemen. Dat gebeurt nu stapsgewijs. Daartoe hebben CDA en VVD, ook gezamenlijk, meerdere malen het initiatief genomen. Het gaat ons er alleen om dat er nu een groep is waarvoor het nog steeds technisch niet is geregeld, maar waarvoor wel de afspraken zijn gemaakt. Die mensen begaan wel verkeersovertredingen. Het gaat om onze verkeersveiligheid, maar ook om het rechtvaardigheidsgevoel. Ik word wel aangehouden — gelukkig ook maar — als ik een verkeersovertreding bega, maar iemand met een buitenlands kenteken dat niet gekoppeld is aan onze ICT-systemen, die te hard rijdt dus niet.

Het amendement is bedoeld om ervoor te zorgen dat wij dit vangnet voor buitenlandse verkeersovertreders in de wet opnemen. Zodra het geregeld is, is het prima. Dan is het amendement helemaal niet meer nodig. Ik heb eerder schriftelijke vragen gesteld, ook aan de minister van V en J, over de mogelijkheid om de termijn te verlengen. Daarop heeft de minister geantwoord dat er op grond van de Wet Mulder mogelijkheden zijn. Hij was bereid ernaar te kijken. Dit amendement is in ieder geval een zetje in de rug om er nog eens extra naar te kijken. Het doel is echt om de buitenlandskentekenhouders te kunnen aanpakken.

De heer Van Helvert (CDA):
Voorzitter. Allereerst de complimenten aan mevrouw Visser voor de inbreng van de VVD. Ik kan mij daar helemaal bij aansluiten. Ik zeg er nog één zin bij en daar laat ik het bij, want wij gaan niets dubbelop doen. Er zijn twee dingen. Dat is allereerst de internationale afspraken. Die zijn lastig en kosten veel tijd. Dat is één ding, maar vervolgens moeten wij ook echt naar onszelf kijken en niet alleen wijzen naar internationale afspraken. Datgene wat wij echt zelf in Nederland kunnen regelen, moeten wij ook zo snel mogelijk doen. Nederlandse autosnelwegen moeten geen gratis racebanen zijn voor Oost-Europeanen. Daarom dit amendement.

De voorzitter:
Volgens mij kan de minister direct reageren. Het woord is aan de minister.


Termijn antwoord

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:
Voorzitter. Hoewel ik altijd graag mijn best doe om mevrouw Visser tevreden te stellen, denk ik toch dat drie keer is scheepsrecht in dit geval wederom niet zal gaan gelden. Dit amendement is, zoals zij al heeft aangegeven, in zijn kern al bij de behandeling van twee eerdere wetsvoorstellen aan de orde geweest. Hoewel ik de inhoud van het amendement, namelijk de verlenging van de termijn voor het opleggen van de sancties, op zich sympathiek vind, zal het in de praktijk niet veel extra bekeuringen opleveren en kleven er vooral juridische en praktische bezwaren aan. Het uitgangspunt bij het verwerken van flitsovertredingen is vanwege de efficiency dat het geautomatiseerd verloopt. Dat uitgangspunt geldt ook voor flitsovertredingen die met buitenlandse kentekens zijn gepleegd. Zodra de flitsgegevens van kentekens uit een EU-lidstaat geautomatiseerd verwerkt kunnen worden, is de huidige termijn zoals we die kennen in beginsel voldoende.

Het amendement is eigenlijk gericht op een wetsvoorstel van V en J, maar wordt hier als wezensvreemd ingebracht. Ik kan u zeggen dat mijn ambtsgenoot van V en J ernaar streeft om, naast de elf huidige lidstaten waarmee hij al overeenstemming heeft om gegevens uit te wisselen, ook een groot deel van de andere lidstaten nog in 2017 aan te sluiten op de geautomatiseerde verwerking. Daarmee zullen mijns inziens verreweg de meeste zaken binnen de huidige termijn kunnen worden verwerkt.

Wat zijn de juridische vraagstukken bij dit amendement? De maximale termijn van vijf jaar is erg lang voor de lichte verkeersovertredingen waarop het voorstel ziet. Het is ook de vraag of rechters dat redelijk vinden. Praktische gevolgen zijn in ieder geval dat de systemen van het CJIB en het OM moeten worden aangepast. Dat kost veel tijd, capaciteit en geld, maar heeft in de handhaving weinig toegevoegde waarde, aangezien het weinig extra boetes zal opleveren. Het kan namelijk al in de afspraken die we hebben gemaakt met de elf lidstaten en de lidstaten die straks nog zullen worden toegevoegd.

Verder speelt het volgende. Het nu indienen van het amendement bij dit wetsvoorstel, dat een reparatie is van een ingebrekestelling door de EU, betekent dat de voortgang van dit wetsvoorstel afhankelijk wordt gemaakt van het wetsvoorstel Bewaren kentekengegevens door de politie. Van dat wetsvoorstel heeft de Eerste Kamer inmiddels gezegd de nadere procedure tot nader order te willen aanhouden om deskundigen te horen en omdat men zich afvraagt of het wel zinvol is. Door het voorliggende wetsvoorstel met het amendement te belasten, zal die procedure in de Eerste Kamer voor dit wetsvoorstel gaan gelden. Ik heb er echter ontzettende behoefte aan om het voor 1 juli gerepareerd te hebben, omdat we anders voor het Hof worden gedaagd.

Mevrouw Visser vroeg waarom het zo lang heeft geduurd en merkte op dat ik het al eerder had kunnen repareren, terwijl het twee jaar heeft geduurd. Dat komt doordat het hier gaat om een ingebrekestelling vanwege onjuiste implementatie. Als de Commissie vindt dat een lidstaat onjuist heeft geïmplementeerd, kan ze een pilot starten en zal ze een lidstaat om nadere uitleg vragen van de punten waarvan ze het vermoeden heeft dat ze niet juist zijn geïmplementeerd. Een lidstaat heeft dan tien weken de tijd om te reageren. Dat hebben we ook gedaan. Op 22 oktober 2015 heeft de Commissie ons in gebreke gesteld. Nederland heeft vervolgens op 21 december 2015 gereageerd op alle punten die de Commissie heeft ingebracht. We hebben aanpassingen toegezegd en een planning van de aanpassing gegeven.

Een volgende stap is dat de Commissie dan weer reageert met een met redenen omkleed advies. Zij bepaalt dan of en, zo ja, wanneer ze dat uitbrengt. De Commissie heeft dat op een latere termijn gedaan. Op 16 juni 2016 hebben wij het met redenen omklede advies ontvangen. Op 12 augustus 2016 hebben wij daar weer op gereageerd door weer een geactualiseerde planning toe te zenden van de benodigde aanpassingen, uitkomend op de streefdatum van 1 juli 2017 als inwerkingtredingsdatum. De Commissie heeft vervolgens op 15 februari 2017 besloten om Nederland voor het Hof te dagen wegens onjuiste implementatie van de Derde Europese Rijbewijsrichtlijn. Zo werkt die procedure. Wij moeten er dus voor zorgen dat we het voor 1 juli hebben gerepareerd, want anders wordt het serious business.

Met andere woorden: de inhoud van het amendement is sympathiek. De uitvoering ervan wordt mijns inziens — ook de minister van Justitie geeft dat aan — al geregeld doordat we inmiddels met elf lidstaten afspraken hebben en er nog een aantal bij zal komen. Als we dit doen, komt er een hele systeemwijziging omdat de termijn van vijf jaar veel langer is dan de huidige termijnen. Het levert het risico op dat er ingebrekestelling plaatsvindt, met boetes voor ons land. Ik ben dus bang dat er een grote vertraging gaat plaatsvinden, zowel in de Eerste Kamer als op andere plekken. Ik ontraad het amendement daarom met kracht.

Mevrouw Visser (VVD):
Dan is het goed dat ik de reactie van de minister van V en J heb op het eerste amendement dat wij toen hebben ingediend, namelijk op het ANPR-wetsvoorstel. Daarin zegt hij: ik laat het oordeel over het amendement over aan de Kamer. Ik hoor deze minister nu een aantal argumenten geven, waarvan ik denk: als dit zo was, dan zou het ook in de brief met de reactie op onze amendementen hebben gestaan. De minister geeft precies het probleem aan: Wij hebben de gegevens van elf lidstaten. Er zijn naar mijn mening nog steeds 28 lidstaten. Misschien is er over twee jaar één lidstaat minder, maar van de andere 17 lidstaten hebben wij de gegevens dus niet. Aan inwoners van die lidstaten kunnen wij dus geen boetes uitdelen. Dit amendement is bedoeld om ervoor te zorgen dat je dat vangnet hebt. De uitvoeringsproblemen en alles wat de minister zegt, hadden in deze brief met de beantwoording moeten staan. Ik ben benieuwd hoe het komt dat er nu ineens allerlei uitvoeringsproblemen worden benoemd, terwijl die in de formele reactie van vorig jaar niet zijn benoemd.

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:
Ik denk dat de minister van Justitie toen nog niet kon bevroeden dat u het amendement op dit wetsvoorstel zou gaan indienen. Mijn bezwaar is, dat daarmee de ingebrekestelling met betrekking tot deze wet een probleem gaat worden. Als wij niet voor 1 juli 2017 de aanpassing hebben doorgevoerd, zal Europa voor het Hof dagen. Waarom de minister van Justitie toen het oordeel aan de Kamer heeft overgelaten, kan ik natuurlijk niet helemaal achterhalen. De minister van Justitie heeft mij huiswerk meegegeven nu ik dit hier voor hem moet verdedigen. Bij Justitie zegt men: "Wij hebben inmiddels met elf lidstaten een overeenkomst. Dat is niet genoeg, maar wij verwachten dat er in 2017 nog een fors aantal bij zal komen." Justitie blijft werken aan de uitwisseling. Het is niet zomaar een lijstje van elf lidstaten; het zijn echt wel lidstaten bij wie de zorg ligt. U noemde Italië al als voorbeeld, maar er is een hele reeks opgenoemd.

De verwachting is eigenlijk dat het probleem zichzelf oplost. De minister van Justitie heeft meerdere brieven gestuurd. In de eerste brief heeft hij geschreven "oordeel Kamer". In latere brieven heeft hij geschreven dat beter onderzocht moet worden wat de consequenties zijn. Ik blijf bij mijn oordeel. Ik zou het amendement met klem willen ontraden. Ik begrijp waar u naartoe wilt, maar u grijpt nu iets aan waarmee u een ander probleem veroorzaakt, dat ons land veel geld kan kosten.

Mevrouw Visser (VVD):
Ik wil hier toch op reageren. Volgens mij lopen inhoud en proces in de beantwoording door de minister nu door elkaar. De minister zegt: ik wil dit niet, omdat ik dan een ingebrekestelling krijg en omdat Europa dan naar het Hof gaat. Dat is haar goed recht en dat heeft zij goed toegelicht. De heer Van Helvert gaat hierop misschien nog doorvragen, en anders doe ik dat zo meteen nog wel. Het punt is dat de minister inhoudelijke argumenten gaf waarom dit amendement niet zou kunnen. Daarvan zeg ik: dat waren inhoudelijke argumenten met betrekking tot uitwerkingsproblemen, namelijk dat allerlei systemen moeten worden aangepast. Die moeten sowieso aangepast, want anders kun je de gegevens niet uitwisselen met al die lidstaten. Mijn stelling is: Als dit zo is, dan had dat ook in eerdere brieven moeten staan. Ik ben dan heel verbaasd dat eerst "oordeel Kamer" is gezegd en dat nu op basis van de inhoud, die niet eerder met de Kamer is gedeeld, wordt gezegd: het kan eigenlijk niet. Dat zijn echt twee verschillende dingen. Als de minister zegt "ik wil het gewoon niet omdat ik daarmee de wet niet voor 1 juli voor elkaar heb", is dat haar goed recht. Dan snap ik die lijn. Maar dat het amendement inhoudelijk niet kan en dat het daarom wordt ontraden, vind ik heel vreemd.

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:
Ik heb niet gezegd dat het inhoudelijk niet kan, maar dat er juridische en praktische bezwaren zijn. Een juridisch bezwaar is dat het gaat om een maximale termijn van vijf jaar. Het is de vraag of de rechter dat redelijk vindt. Het praktische gevolg is dat de systemen van CJIB en OM moeten worden aangepast, terwijl mijn collega zegt: het kan binnen de huidige termijnen, mits wij maar met alle landen goede afspraken daarover maken. Er zijn nu met elf landen afspraken en er komen er meer bij. Daarmee lost het probleem zich in de praktijk op. Ik snap uw inzet. U zegt "ik wil het zeker weten, dus laten wij het gewoon vastleggen", maar mijn opmerkingen zijn eigenlijk tweeërlei. Als u het aan dit wetsvoorstel koppelt, levert dat elders weer een probleem op. Als u dit doorzet, betekent het in ieder geval een duurdere en zwaardere procedure dan de weg die de minister van Justitie nu wenst te kiezen.

De heer Van Helvert (CDA):
De reactie die de minister nu geeft, is exact de reden waarom heel veel mensen balen van de politiek. Buitenlanders rijden te hard hier in Nederland en krijgen een boete, maar die hoeven zij niet te betalen. Of zij zouden een boete moeten krijgen, maar krijgen die niet. Als wij in Nederland te hard rijden, krijgen we een boete en moeten we die betalen. Wij geven iets aan de regering waarmee zij het kan regelen, maar de regering zegt: moeilijk, moeilijk, moeilijk en lastig en dit en dat. Als het makkelijk was dan lag dit punt nu niet in de Kamer voor, want dan was het al geregeld. Als de minister van Veiligheid en Justitie zegt dat het goed komt als wij goede afspraken maken, dan had hij die al moeten maken. We hebben al te lang gewacht. Het moet nu gebeuren. We hebben het al een aantal keren aangegeven. De minister van Veiligheid en Justitie heeft gezegd: prima idee, ik laat het oordeel aan de Kamer. Dat het lastig is voor deze minister geloof ik best, maar als het makkelijk was geweest had dit punt hier nu niet gelegen. Ik verwacht graag een positief advies omdat dit is wat wij willen in Nederland.

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:
Ik begrijp dat de heer Van Helvert graag een positief advies heeft, maar ik moet alle belangen in overweging nemen. Wij hebben hier een wetsvoorstel liggen waarbij wij door Europa in gebreke zijn gesteld. Voor 1 juli 2017 moeten wij aanpassingen doorvoeren. Als wij daar niet aan voldoen, kan Nederland voor het hof worden gedaagd. Ik vind het heel zwaar om dit amendement aan dit wetsvoorstel te hangen en tegelijkertijd allerlei negatieve consequenties te realiseren.

Dan is er nog het debat over de vraag of je het wilt regelen zoals het amendement aangeeft of zoals de minister van Justitie het voorstelt. Volgens mij is het de moeite waard om hier langer over door te spreken, maar niet bij dit wetsvoorstel. Daarom ontraad ik het amendement met klem.

De voorzitter:
Ik heb de indruk dat dit niet echt het advies is waar om gevraagd werd.

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:
Ik had zo graag mijn eerste debat met de nieuwe Kamer ….

De voorzitter:
Mevrouw Visser tot slot.

Mevrouw Visser (VVD):
Ja, tot slot. De irritatie van de heer Van Helvert en van mij is erin gelegen dat wij hier al zo lang mee bezig zijn. Keer op keer is beloofd dat dit geregeld zou worden. Ik hoor de minister zeggen dat het geregeld wordt, maar dat is nadat wij hier al vijf jaar schriftelijke vragen over hebben gesteld met het verzoek om het te regelen, linksom of rechtsom. Wat je er ook voor moet doen, zorg dat het geregeld wordt voor de verkeersveiligheid maar ook voor het rechtvaardigheidsgevoel. Ik krijg nu weer een beetje het gevoel van "wacht u maar, we regelen het wel". Het punt is dat het niet geregeld is en dat deze boetes niet geïnd kunnen worden. Je brengt ook de verkeersveiligheid in gevaar. Ik wijs ook op het rechtvaardigheidsgevoel. Ik wil graag iets meer dan de toezegging dat het op een andere manier geregeld wordt. Ik hoor nu alleen: het komt wel goed. Dat is precies waarom wij hier de afgelopen vijf jaar zo op hebben gedrukt. Zorg nu gewoon dat het geregeld wordt.

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:
Volgens mij heeft de minister van Justitie een wetsvoorstel over het bewaren van kentekengegevens door de politie bij de Eerste Kamer liggen. De Eerste Kamer heeft aangegeven er wat langer over te willen doorpraten. Het is dus niet zo dat de minister van Justitie niet acteert op dit vlak. Hij is er juist heel erg actief op. Ik begrijp dat er bij het wetsvoorstel over een kenteken voor tractoren ook een wezensvreemd amendement is ingediend, terwijl dat wetsvoorstel helemaal niet is doorgegaan en dat daarom het amendement aan een ander wetvoorstel wordt gehangen. Dat heeft grote consequenties. Nogmaals, het is het beste als het debat inhoudelijk wordt gevoerd op de plek waar het geregeld zou moeten worden en niet een amendement ergens aanhangen waarmee een ander probleem wordt veroorzaakt.

De voorzitter:
Volgens mij is er geen behoefte aan een tweede termijn en zijn wij aan het eind van dit debat gekomen.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Over het amendement en het wetsvoorstel zullen wij volgende week dinsdag stemmen. Ik dank de minister en de Kamerleden.

Sluiting

Sluiting 16.31 uur.