Plenair verslag
Tweede Kamer, 55e vergadering
Dinsdag 21 februari 2017
-
Aanvang14:00 uur
-
Sluiting21:53 uur
-
StatusGecorrigeerd
Opening
Voorzitter: Arib
Aanwezig zijn 150 leden der Kamer, te weten:
Agema, Amhaouch, Arib, Van Ark, Asante, Azmani, Bashir, Beertema, Belhaj, Berckmoes-Duindam, Bergkamp, Bisschop, De Boer, Van Bommel, Bontes, Martin Bosma, Remco Bosma, Bosman, Bouwmeester, Ten Broeke, Brouwer, Bruins, Bruins Slot, Van der Burg, De Caluwé, Cegerek, Van Dekken, Tony van Dijck, Jasper van Dijk, Dijkgraaf, Pia Dijkstra, Remco Dijkstra, Dik-Faber, Dikkers, Duisenberg, Eijsink, Elias, Fokke, Fritsma, Van Gerven, Geselschap, Gesthuizen, Geurts, De Graaf, Grashoff, Graus, Groot, Günal-Gezer, Van Haersma Buma, Harbers, Rudmer Heerema, Pieter Heerma, Helder, Van Helvert, Hoogland, Houwers, Jacobi, Karabulut, Keijzer, Kerstens, Klaver, Van Klaveren, Klein, Klever, Knops, Kooiman, Koolmees, Koşer Kaya, Krol, Kuiken, Kuzu, Van Laar, De Lange, Leenders, Leijten, Van der Linde, Lodders, Madlener, Maij, Marcouch, Van Meenen, Merkies, Van Miltenburg, Mohandis, Monasch, Moors, Agnes Mulder, Anne Mulder, Neppérus, Nijboer, Nijkerken-de Haan, Van Nispen, Omtzigt, Oosenbrug, Van Oosten, Ouwehand, Öztürk, Pechtold, Potters, Van Raak, Recourt, Van der Ree, Roemer, Rog, Ronnes, De Roon, Rutte, Schouten, Schut-Welkzijn, Segers, Servaes, Siderius, Sjoerdsma, Smaling, Van der Staaij, Straus, Swinkels, Tanamal, Taverne, Teeven, Tellegen, Thieme, Van Tongeren, Van Toorenburg, Ulenbelt, Van der Velde, Van Veldhoven, Veldman, Verhoeven, Vermeij, Vermue, Visser, Van Vliet, Volp, Voordewind, Voortman, Jan Vos, Mei Li Vos, Albert de Vries, Aukje de Vries, Vuijk, Van Weyenberg, Van Wijngaarden, Wilders, Wolbert, Van 't Wout, Ypma, Yücel, Ziengs en Zijlstra,
en de heer Van Dam, staatssecretaris van Economische Zaken, de heer Dijkhoff, staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, mevrouw Dijksma, staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, de heer Koenders, minister van Buitenlandse Zaken, de heer Van Rijn, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de heer Rutte, minister-president, minister van Algemene Zaken, en mevrouw Schippers, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
De voorzitter:
Ik heet de mensen op de publieke tribune, de Kamerleden en de staatssecretaris van harte welkom.
Vragenuur
Vragenuur
Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 136 van het Reglement van Orde.
Vragen Keijzer
Vragen van het lid Keijzer aan de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het pgb-debacle en de rol van de staatssecretaris daarin.
Mevrouw Keijzer (CDA):
Voorzitter. "Het pgb-drama", stond er afgelopen zaterdag op de voorpagina van de NRC. Binnenin konden wij lezen over de tien missers van deze staatssecretaris. Een onderwerp dat voor ongelooflijk veel ellende gezorgd heeft bij tienduizenden mensen. Juni 2015 diende het CDA samen met de SP en GroenLinks een motie van wantrouwen in. En wat blijkt nu? Wat staat nu vast? De staatssecretaris heeft het geweten, maar hij heeft ontkend, gebagatelliseerd, mist opgetrokken. Van systemen naar mensen zou hij gaan. Uiteindelijk is de conclusie: eerst het ministerie en de staatssecretaris, dan de mensen.
De staatssecretaris heeft uiteindelijk wel excuses aangeboden. Excuses voor hoe het is gegaan. Terwijl hij excuses had moeten aanbieden voor wat hij heeft gedaan. Daarom de volgende vragen; het hadden er tientallen kunnen zijn, maar ik moet mij beperken.
Toen de staatssecretaris eind 2014 schreef dat "alle informatie om zorgdeclaraties te betalen voorhanden is bij de SVB", zette hij toen de Kamer bewust op het verkeerde been, omdat hij wist, gezien het overleg van 27 november, dat het anders was? Toen hij februari 2015 de Kamer schreef dat bij betalingen "de zorg uiteraard rechtmatig dient te zijn", zette hij toen de Kamer op het verkeerde been, omdat hij opdracht had gegeven om hoe dan ook te betalen? Toen hij op 28 april 2015 de Kamer begroef onder een stapel papier waar ik al maanden om vroeg, wist hij toen dat hij een ander continuïteitsplan toestuurde dan wat nu uiteindelijk op de site van de NRC stond, waarin stond dat er een scenario moest worden ontwikkeld waarbij budgethouders zelf mochten blijven betalen?
Wordt het niet eens tijd dat deze staatssecretaris excuses gaat maken voor wat hij heeft gedaan?
Staatssecretaris Van Rijn:
Voorzitter. We hebben heel vaak en heel lang gesproken over hoe het gegaan is met de invoering van de pgb's. Dat is niet goed gegaan. Daar hebben we regelmatig met elkaar over gesproken. Ik heb bij heel veel Kamerdebatten gezegd dat de risico's groter waren dan ze in het voorjaar van 2015 werden ingeschat en dat het ook in de uitvoering niet goed gegaan was. Ik heb geprobeerd om de Kamer steeds te informeren over de gekozen oplossingen. De Kamer gaf aan dat zij niet alleen informatie moet krijgen over de gekozen oplossing, maar dat ik ook meer had kunnen zeggen over de risico's. Daar hebt u een punt.
Maar uw vragen gaan de richting uit van: was het zo dat ik het allemaal wist en dat ik het niet heb verteld? Zo is het natuurlijk niet. Wij hebben geprobeerd om alle risico's die er waren, zo goed mogelijk in te schatten. Niet alleen wij, maar ook externe deskundigen en allerlei andere partijen. Daar hebben we maatregelen op genomen en elke keer gekeken hoe die maatregelen uitpakten. Niet voor het ministerie, maar juist om ervoor te zorgen dat de mensen zo goed mogelijk hun geld voor de pgb's konden krijgen. Dus toen wij eind 2014 schreven dat alle informatie voorhanden was bij de SVB, duidde dat erop dat de SVB de beschikking had over de overgedragen bestanden van de zorgkantoren en op basis daarvan over kon gaan tot de ambtshalve toekenning.
Betalingen dienen natuurlijk rechtmatig te zijn. Vandaar dat wij ervoor gekozen hebben om in die situatie zo goed mogelijk te bevoorschotten en later te verrekenen. Ook de Kamer drong toen nogal aan op "bij twijfel betalen".
De stapel papier was geen ander continuïteitsplan. In het Continuïteitsplan werden scenario's geschetst, die nog uitgewerkt moesten worden als ze toegepast zouden worden. In de afweging om te bepalen welk scenario het best was, hebben we geconcludeerd dat we zouden doorgaan op deze weg met een aantal aanpassingen: de capaciteit van de SVB opschalen, ervoor zorgen dat ambtshalve toekenningen plaatsvonden, ervoor zorgen dat controles tijdelijk uitgezet werden en het treffen van maatregelen die erop gericht waren om de betaling aan de budgethouders zo goed mogelijk te doen. Dit heeft niets met het ministerie of met deze staatssecretaris te maken: alle partijen, inclusief het ministerie en de Sociale Verzekeringsbank, zijn in die periode alleen maar bezig geweest om ervoor te zorgen dat mensen zo goed mogelijk betaald konden worden. Dat was het doel van alle genomen maatregelen.
Mevrouw Keijzer (CDA):
Ik zei het al: de staatssecretaris heeft ontkend, gebagatelliseerd en mist opgetrokken en dat doet hij vandaag weer. Hij zegt weer dat het niet goed is gegaan, terwijl uit het onderzoek van de NRC en alle onderliggende stukken blijkt dat hij het niet goed heeft gedaan. Hij zegt dat er is ingeschat en dat dit achteraf gezien verkeerd is geweest. Als je het stuk van de NRC leest, blijkt dat er constant is geadviseerd om het niet op deze manier te doen omdat het dan niet zou lukken. De staatssecretaris geeft nu zelfs aan dat de ambtshalve toekenning al eind 2014 aan de orde is geweest, maar dat is niet zo.
De staatssecretaris zette de Kamer steeds op het verkeerde been. Zou hij nog een keer willen zeggen dat het citaat onjuist is dat inhoudt dat alle informatie voor het betalen van zorgdeclaraties bij de SVB voorhanden is, dus dat hij de Kamer daarmee op het verkeerde been heeft gezet? Kan hij nogmaals excuses aanbieden voor wat hij heeft gedaan?
Staatssecretaris Van Rijn:
Ik maak geen onderscheid tussen hoe het gegaan is en hoe het gedaan is. Als ik verantwoordelijk ben voor de invoering van de trekkingsrechten pgb, ben ik daarvoor verantwoordelijk. Dat heb ik ook tegen de Kamer gezegd. Om die reden heb ik excuses aangeboden aan de budgethouders en ik heb gezegd dat, als de Kamer vindt dat zij meer geïnformeerd had moeten worden over de risico's en dus niet alleen over de oplossingen ... Dat heb ik ook aangegeven. Maar we moeten wel onderscheid blijven maken in die zin dat alle maatregelen die we hebben genomen, gericht zijn geweest op betaling aan de budgethouders.
Wij hebben onder andere gekeken of die ambtshalve toekenning mogelijk zou zijn en we hadden te maken met de situatie dat er met de gegevens van de zorgkantoren — die waren overgedragen aan de Sociale Verzekeringsbank — al heel veel informatie over die budgethouders bekend was. Daardoor kon je dus ook betalen als er een ambtshalve toekenning was. Die ambtshalve toekenning kwam in de plaats van de opmerking van de gemeente die inhield "ga maar betalen". En in heel veel gevallen kon de Sociale Verzekeringsbank dat ook zeggen, omdat die informatie dus voorhanden was in de overgedragen gegevens van de zorgkantoren. Als je dat dus zou willen, zou dat kunnen. Dat is de boodschap die destijds is afgegeven.
Mevrouw Keijzer wil van mij horen dat het niet goed gegaan is. Dat heb ik al eerder gezegd. Daarover hebben we al twaalf keer gesproken. Als mevrouw Keijzer van mij wil horen of je achteraf gezien de risico's beter had moeten inschatten en beschrijven, zeg ik dat ik dat al gezegd heb en dat we daar al over hebben gesproken. Ik kan mij voorstellen dat er aan de hand van de artikelen weer vragen bij de Kamerleden rijzen. In dat geval ben ik te allen tijde zeer bereid om die te beantwoorden, maar het is niet zo dat wij iets wisten wat wij niet vertelden en dat we met een ander oogmerk bezig waren dan ervoor zorgen dat budgethouders goed betaald kunnen worden.
Mevrouw Keijzer (CDA):
Als de staatssecretaris dus schrijft dat de zorg uiteraard rechtmatig dient te zijn bij betalingen, betekent dit dan dat je geld overmaakt aan Roemeense en Bulgaarse rekeningnummers zonder enig idee te hebben wat daarachter zit? Bevestigt de staatssecretaris datgene wat in het NRC-onderzoek staat, namelijk dat er ten aanzien van de noodscenario's een opmerkelijke conclusie stond: bij nood zal het niet werken? Dit zijn slechts twee voorbeelden van ongelooflijk veel momenten waarop de staatssecretaris schrijft en zegt dat hij het van belang vindt dat budgethouders zekerheid krijgen en dat zorgverleners tijdig hun geld krijgen, terwijl uit de feiten blijkt dat hij grote fouten heeft gemaakt en dat mensen als gevolg van zijn handelen in problemen zijn gekomen. Als de staatssecretaris dit vandaag niet toegeeft, zijn het dan geen krokodillentranen geweest? Dat hoor ik graag van de staatssecretaris en ik wil dat hij excuses aanbiedt voor wat hij heeft gedaan. En ik doel dan niet op het verkeerd inschatten van risico's. Ik doel dan op het tegen alle adviezen in doorzetten van een plan dat uiteindelijk één van de grootste fiasco's geweest is in deze kabinetsperiode met als gevolg ongelooflijk veel ellende voor de mensen die het betreft.
Staatssecretaris Van Rijn:
Ik probeer er een beetje achter te komen waarnaar mevrouw Keijzer op zoek is. Ik maak geen onderscheid tussen gegaan en gedaan. Ik heb al aangegeven dat als iemand daarvoor verantwoordelijk is, ik dat ben. Als ik excuses maak, maak ik geen excuses voor hoe het gegaan is, maar voor hoe het gedaan is. Dat is niet voor niets. Daar waar gesuggereerd wordt dat we niet alles op alles hebben gezet om ervoor te zorgen dat budgethouders op tijd betaald werden, wil ik wijzen op het volgende. Alle maatregelen, ook de noodmaatregelen die getroffen zijn — in de eerste plaats het opschalen van de capaciteit van de Sociale Verzekeringsbank, in de tweede plaats de mogelijkheid van ambtshalve toekenningen en in de derde plaats het tijdelijk verminderen van het aantal controles — hadden maar één doel: budgethouders zo goed mogelijk betalen. Het is niet mooi gegaan, niet goed gegaan en er zijn ook fouten gemaakt. Dat is allemaal waar, maar alle inspanningen zijn erop gericht geweest om juist dat voor elkaar te krijgen. Er was geen ander doel.
Mevrouw Agema (PVV):
Afgelopen vrijdag schreef EenVandaag op zijn website op basis van de NRC-stukken het volgende: "Het ministerie van Volksgezondheid (VWS) liet doelbewust zorggeld overmaken naar een fraudeur. Een zorgondernemer kon geld blijven declareren voor een patiënt die al was overleden. Ook ging geld naar rekeningen in Bulgarije of Roemenië, terwijl de mensen voor wie het geld gedeclareerd werd, onbekend waren." Klopt dit?
Staatssecretaris Van Rijn:
Er zijn twee casussen. Een betrof een zorgondernemer: mevrouw Beelen. Het is in de publiciteit geweest, dus kan ik haar naam noemen. Enkele leden van de Kamer hebben erop aangedrongen dat dit probleem zou worden opgelost. Dat is opgelost door een schikking ten behoeve van de rechtszaak. We hebben gezegd: we gaan het voorschot uitdelen, dus in plaats van op declaratiebasis op voorschotbasis betalen, zodat er later kan worden verrekend. Later bleek uit de rekening dat dit ook verrekend moest worden, omdat de voorschotten hoger waren dan de declaraties die binnenkwamen. Dat is geweerd. Ik ben nog even nagegaan in hoeverre er buitenlandse betalingen vonden. De Sociale Verzekeringsbank heeft me laten weten dat er 28 betalingen zijn gedaan op een buitenlands nummer ter hoogte van €22.000, waarvan één van €656 op een Bulgaars nummer. Overigens is daarvan niet vastgesteld dat het verkeerd is. U vroeg mij hoeveel buitenlandse rekeningen er zijn betaald.
Mevrouw Agema (PVV):
Ik hoor hier duidelijk een "ja". De staatssecretaris bevestigt dat er geld is gegaan naar fraudeurs, naar overleden personen en naar rekeningen in Roemenië en Bulgarije voor onbekende personen. Mijn vraag aan de staatssecretaris is: wat doet hij nog op zijn post?
Staatssecretaris Van Rijn:
Ervoor zorgen dat de betalingen goed blijven lopen. Gelukkig kunnen we nu constateren dat mede door alle getroffen maatregelen met alle problemen van dien — daarover hebben we het al vaker gehad — de betalingen stabiel zijn en dat we met elkaar kunnen praten over de vraag hoe we het gebruiksvriendelijker kunnen maken en alle betalingen via het systeem kunnen laten lopen zodat er controle vooraf plaatsvindt. Er is een tijdje minder controle geweest, overigens in zeer nauw overleg met de Kamer. Vervolgens hebben we de controles weer aangezet. Dat is de situatie die we nu hebben.
Mevrouw Leijten (SP):
Deze staatssecretaris is ervoor gewaarschuwd dat het mis zou gaan. Hij heeft niet ingegrepen en de Kamer niet geïnformeerd. Hij heeft de Kamer misleid. Als de Kamer hem daarop wijst, krijgt ze een jij-bak voor de kiezen en is er nog steeds geen oplossing. Het imago van deze staatssecretaris is al die tijd belangrijker geweest dan die oplossing. Het is nu wel 2017 en de oplossing is verder weg dan ooit. Of de staatssecretaris de juiste man is voor de oplossing? We zullen het niet weten, want hij zal in een volgend kabinet echt niet terugkomen op deze post. Ik heb wel één vraag aan de staatssecretaris: kan hij ervoor zorgen dat het achterlijke gegoochel stopt met zwartgemaakte documenten die worden opgevraagd om de waarheid te achterhalen? Blijkbaar krijgt de Kamer de waarheid niet als zij daarom vraagt. Ze krijgt mist, veel informatie, desinformatie. Maar als journalisten om documenten vragen, krijgen ze documenten met zwartgelakte stukken, wat echt nergens op slaat. Doe één ding. U hebt de Kamer misleid. U geeft de Kamer een jij-bak als ze u daarop wijst.
De voorzitter:
De vraag is?
Mevrouw Leijten (SP):
De staatssecretaris heeft het probleem niet opgelost. Doe dan één ding goed in deze zaak, vraag ik hem: zorg ervoor dat al die documenten naar buiten komen, zodat er een eerlijke reconstructie kan komen en we kunnen leren van deze gigantische fout die deze staatssecretaris zal worden nagedragen tot in lengte van dagen.
De voorzitter:
U hebt bijna meer spreektijd dan de vragensteller, mevrouw Leijten.
Mevrouw Leijten (SP):
Ja, voorzitter, dit gaat nogal ergens over. Ik wil nu antwoord van de staatssecretaris: gaat hij alles openbaar maken of blijft hij alles zwart maken?
De voorzitter:
Nee, dat telt als tweede vraag.
Staatssecretaris Van Rijn:
Mevrouw Keijzer heeft een aantal oordelen die ik voor rekening van mevrouw Keijzer laat. Ik kan alleen maar zeggen wat ik ... Sorry, mevrouw Keijzer, maar misschien zijn dat ook uw oordelen; dat weet ik niet zeker.
De voorzitter:
U bedoelt dus mevrouw Leijten.
Staatssecretaris Van Rijn:
Ja, mevrouw Leijten. Ik kan alleen maar zeggen dat ik van mijn kant, toen er problemen waren en er waarschuwingen waren in de zin van "gaat het goed?", alles uit de kast heb gehaald om maatregelen te nemen om de budgethouder zo goed mogelijk te kunnen betalen. Dat wil niet zeggen dat alles goed is gegaan, maar daar zijn alle inspanningen op gericht geweest: enerzijds ervoor zorgen dat de betalingen stabiel zouden worden en anderzijds werken aan een oplossing. Ik neem aan dat u met "de oplossing" bedoelt hoe het straks zal gaan met een gebruiksvriendelijke portal. We hebben eerder afgesproken dat ik de Kamer daar binnenkort over zal informeren. Die afspraken staan en de Kamer krijgt dit dus nog van mij te horen.
Wat het punt van de Wet openbaarheid van bestuur betreft: zoals de Kamer weet, staat in die wet expliciet op grond waarvan wij moeten besluiten wat wel of niet openbaar wordt; dat is artikel 11, lid 1. Dat artikellid luidt letterlijk: "De bescherming van persoonlijke beleidsopvattingen is de bescherming van de vrije meningsvorming, het belang om in vertrouwelijke sfeer te kunnen 'brainstormen' zonder vrees voor gezichtsverlies en het kunnen waarborgen dat bij de primaire vormgeving van het beleid de betrokkenen in alle vrijheid hun gedachten en opvattingen kunnen uiten." Dat is standaardjurisprudentie, ook tot en met de Raad van State. Als een journalist het niet eens is met het feit dat hij gelakte stukken krijgt, kan hij gebruikmaken van de in de wet gecreëerde bezwaar- en beroepsmogelijkheid. Er is dan zelfs een rechtsgang naar de rechter, zodat de rechter kan beoordelen of dit op de juiste wijze is gebeurd. Mevrouw Leijten mag het mij niet euvel duiden dat ik probeer om de wet zo goed mogelijk toe te passen. Ik kan mij voorstellen dat mevrouw Leijten het vervelend vindt als bladzijden helemaal gelakt zijn; dat ongemakkelijke gevoel heb ik ook weleens en ook ik vind dit vervelend, zoals zij in de pers heeft kunnen lezen. Er mag van de staatssecretaris echter ook worden verwacht dat hij gewoon de wet toepast.
De voorzitter:
Ik krijg even of mevrouw Leijten nog een tweede, aanvullende vraag heeft, want zij stond zojuist nog bij de microfoon.
Mevrouw Leijten (SP):
Ik zal een debat aanvragen.
Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Meent de staatssecretaris nou werkelijk dat het helemaal zwart lakken van een beslisnotitie valt onder het artikel over persoonlijke beleidsopvattingen? Dat kan de staatssecretaris toch niet serieus menen? Op de site van de NRC is te zien wat er weggelakt is. Dat heeft niets te maken met vrijuit kunnen sparren over allerlei opties die op tafel worden gelegd. Feitelijke informatie moet gewoon openbaar worden gemaakt. Dan kun je wel zeggen dat je altijd naar de rechter kunt stappen, maar dan ben je natuurlijk alweer een hele tijd verder. Dat is eigenlijk misbruik van de WOB. Ik wil dus van de staatssecretaris weten of hij bereid is om minutieus aan te geven op grond van welke argumenten dit tot persoonlijke beleidsopvattingen zou behoren, bijvoorbeeld in de beslisnotitie.
Staatssecretaris Van Rijn:
Dat heb ik ook gezien, maar als er stukken worden uitgewisseld die ten dienste staan van intern beraad om te komen tot beslissingen, vallen die onder artikel 11, lid 1. Als dat nodig is, is dat ook toetsbaar door de rechter. Het is vaste jurisprudentie om dit op die wijze te doen. Ik heb overigens ook nog even bekeken of ik daar als enige zo over denk of dat ook anderen daar zo over denken. Dit is op dit punt de vaste jurisprudentie. Mede door de inspanningen van de Kamer weet ik dat er een discussie loopt over de vraag of we dit zo moeten doen, of er een andere wet over openbaarheid van de overheid moet komen of dat je hier anders over moet denken. Die discussie wachten we met elkaar af, maar wat tot nu toe is gedaan, ook door de mensen van mijn departement, is in lijn met de vaste jurisprudentie: kijken wat de reikwijdte van artikel 11, lid 1 is. Bij stukken voor intern beraad moet je ervoor zorgen dat er vrije meningsvorming is voordat de bestuurlijke beslissingen worden genomen. Dat valt onder artikel 11, lid 1. Als iemand daarover twijfelt en zich afvraagt of dit precies klopt, kan de rechter beoordelen of dit terecht is gebeurd.
Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Dan ben je alweer een tijd verder. Het kan ook zijn dat het hachje van de staatssecretaris er tegen die tijd misschien minder toe doet. Het gaat er hier om hoe je die criteria toepast. Als u een hele beslisnotitie weglakt, maakt u mij niet wijs dat dat allemaal persoonlijke beleidsopvattingen zijn. Dat kan de staatssecretaris gewoon niet serieus menen.
Staatssecretaris Van Rijn:
Het gaat niet om ons begrip van "persoonlijke beleidsopvattingen" in de zin dat een persoon een beleidsopvatting heeft. Zoals ook de Raad van State heeft aangegeven, worden onder "persoonlijke beleidsopvattingen" verstaan opvattingen, voorstellen, aanbevelingen of conclusies van een of meer personen over een bestuurlijke aangelegenheid, met de daarbij door hen aangevoerde argumenten. Dat hoeft niet herleidbaar te zijn tot een persoon; het kan ook om een organisatie gaan. Ik vind het prima om met elkaar te discussiëren over de vraag of dit anders moet of dat de wet anders moet. Ik weet dat mevrouw Voortman zich daarvoor inspant, maar tot die tijd ben ik er echt aan gehouden om de wet toe te passen, zo nodig toetsbaar door de rechter.
Mevrouw Keijzer (CDA):
De staatssecretaris citeert hier zo fraai, maar toch voelde hij nattigheid. Hij voelde in die mate nattigheid dat hij toestemming moest vragen aan het kabinet om dingen weg te lakken. Ik ben het met hem eens dat je voorzichtig moet zijn met je medewerkers, maar we hebben in dit land een aantal ambtenaren die specifiek zijn ingesteld om ons te behoeden voor het verspillen van miljarden aan ICT. Die zijn speciaal voor dit doel aangesteld, om ons allen hier scherp te houden. Die mensen heten CIO's, in mooi Nederlands. En zij concludeerden op 26 maart 2014: het is onwaarschijnlijk dat de ICT-oplossing door alle partijen gerealiseerd is voor 1 januari 2015. Tot op de dag van vandaag weigert deze staatssecretaris dit rapport, dat wat mij betreft van een andere orde is, zeker ook gezien het instemmingsbesluit van het kabinet, naar de Kamer te sturen. Wees een kerel en vraag geen toestemming aan het kabinet om dit weg te houden. Informeer gewoon iedereen.
Staatssecretaris Van Rijn:
Ik geloof dat ook in een ander verband met een collega van mij is gediscussieerd over de openbaarheid van de adviezen van de CIO. Toen is besloten dat die onder de werkingssfeer van artikel 11, lid 1 vallen. Dat is dus al eerder in de Kamer gewisseld. Mevrouw Keijzer sprak over het ongemakkelijke gevoel. Dat heb ik ook. Als ik een bladzijde zie die helemaal zwart gelakt is, vind ik dat ook vervelend. Vervolgens vraag ik dan nog een keer extra: jongens, hebben we dit nou goed gedaan en zijn we ruimhartig genoeg? Want ik wil er wel ruimhartig in zijn. Dan komt daar dus de weging uit dat het onder artikel 11, lid 1 valt. Dan pas ik de wet toe. Dan check ik nog een keer of het echt goed gebeurd is en of het niet met enige ruimhartigheid bekeken kan worden. Dat is dan een toetsbare beslissing. De Kamer mag echt van mij vragen dat ik gewoon probeer om de wet goed toe te passen.
Mevrouw Bergkamp (D66):
Ik heb natuurlijk ook de reconstructie gelezen in de NRC. Als je het allemaal achter elkaar leest, krijg je weer een herhaling van de tien debatten, namelijk dat het een heel akelig dossier is geweest voor heel veel mensen. Ik heb toen natuurlijk bekeken of er iets in stond wat wij als Kamer niet wisten. Er zit één belangrijk onderwerp in waarover ik een vraag heb. Ik heb nog veel meer vragen, maar die komen straks wel bij de regeling. Op kerstavond 2014 kreeg de staatssecretaris volgens de NRC de informatie dat 20.000 mensen nog niet in beeld waren en dat zij het risico liepen dat zij hun zorg niet zouden krijgen. Wist de staatssecretaris dit? Klopt het? En was het voor hem geen reden om alle seinen op rood te zetten? Dat is een belangrijke vraag die ik nog heb.
Staatssecretaris Van Rijn:
Als er minder budgethouders zijn dan geraamd, moet je je afvragen hoe dat komt. Daarvoor kunnen diverse redenen zijn. Later hebben we daar ook over gesproken in de Kamer: hoe kun je daar nou achter komen? Deels betrof dat mensen die hun zorg in natura gingen omzetten, deels betrof het mensen die ervan afzagen om een pgb aan te vragen en deels betrof het mensen die nog een pgb aan het aanvragen waren. Op zich was dat dus geen signaal om te concluderen dat het fout ging. Het grootste deel zat namelijk in het systeem en daarvoor hadden we ook maatregelen genomen om te betalen. We hebben nog wel extra acties ondernomen, samen met de SVB en de gemeenten, om die mensen goed op te sporen. We vroegen gemeenten om na te gaan of ze iedereen in beeld hadden, om ervoor te zorgen dat iedereen die een pgb wilde aanvragen, dat ook deed. En als mensen ervan afzagen, wilden we weten waarom. We hebben de gemeenten gevraagd om dat bij hun budgethouders na te gaan. Het signaal als zodanig was echter geen signaal in de zin van: het gaat fout met de betalingen. Het was voor ons wel reden om goed na te gaan of we het aantal budgethouders goed in het snotje hadden.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
De reconstructie in de NRC maakt inderdaad pijnlijk duidelijk hoe veel mensen, dus budgethouders en zorgverleners, hiervan de dupe zijn geworden. We hebben daar vaak over gedebatteerd. Terugkijkend bekruipt mij het gevoel dat het risicomanagement allesbehalve in orde was. Er is al veel gewisseld over de vraag of de staatssecretaris daarin transparanter had moeten zijn naar de Kamer, ook weer tijdens dit vragenuurtje. Nu wil ik naar de toekomst kijken. We zijn aan het bouwen aan een nieuw budgethoudersportaal. Laten we alsjeblieft niet weer in dezelfde valkuil stappen. Laten we verstandige beslissingen nemen op het juiste moment en niet koste wat het kost te snel gaan in het hele proces. Wat heeft de staatssecretaris in de afgelopen twee jaar geleerd? Wat zijn voor hem de elementen geweest die we echt moeten inbouwen in het risicomanagement zodat we niet nog een keer dezelfde fout maken?
Staatssecretaris Van Rijn:
Eén. Probeer zo vroeg mogelijk te beginnen. Als je alle risico's in beeld brengt — die komen in beeld op een moment waarop je daar nog heel moeilijk iets mee kunt — krijg je bijna automatisch noodmaatregelen, die op zichzelf nodig zijn maar die ook weer vragen kunnen oproepen. Dat is dus een punt: vroegtijdig beginnen. Dat is een van de redenen waarom we nu al zeggen dat als we een portal willen, we nu al een prototype kunnen bouwen om te bekijken wat die portal dan behelst. Dan kunnen namelijk alle andere partijen, de Sociale Verzekeringsbank, de gemeenten en de budgethouders, bekijken of die portal voldoet aan de eisen. Laten we daar uitvoeringstoetsen voor opvragen en laten we ervoor zorgen het BIT ernaar kijkt. Dat willen we natuurlijk in tempo doen. Maar ik ben het zeer met mevrouw Dik-Faber eens dat zorgvuldigheid boven snelheid gaat.
De voorzitter:
Dank u wel.
Vragen Leijten
Vragen van het lid Leijten aan de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het bericht "Grote zorgen om drukte op de Spoedeisende Hulp: 'Het wordt gewoon te veel".
Mevrouw Leijten (SP):
Voorzitter. Als het druppelt in de zorg, dan regent het op de spoedeisende hulp. Zoals we allemaal weten, en de minister waarschijnlijk inmiddels ook, hoost het op de spoedeisende hulp. Al in mei vorig jaar vroeg ik aan de regering wat ze ging doen aan het probleem dat er overvolle spoedposten waren en dat ambulances er soms niet terechtkonden. Nu, zeven maanden later, blijkt dat er nog niet zo veel gedaan is en dat de spoedeisendehulpposten nog steeds overvol zijn. Er is veel vergaderd, maar niks opgelost. Daarom vraag ik de minister vandaag in te gaan op drie voorstellen, waarmee ze de druk kan verlagen en problemen in de toekomst kan voorkomen.
Ten eerste, is de minister bereid om per direct te stoppen met de discussie over het sluiten van spoedeisendehulpposten? Nog altijd durven zorgverzekeraars te beweren dat er spoedeisendehulpposten dicht moeten. We zien dat de posten, als ze misschien niet fysiek sluiten, wel sluiten voor bepaalde aandoeningen. Je kunt voor neurologie-, of voor hartklachten niet meer overal terecht. De sluiting van spoedeisendehulpposten kan sluipend plaatsvinden, of direct. Is de minister bereid een stop op die sluiting af te kondigen?
Ten tweede, is de minister bereid om een einde te maken aan de nominatie van verzorgingshuizen om gesloten te worden? We weten dat deze plekken hard nodig zijn; niet alleen voor de mensen die er nu wonen, maar ook voor de mensen die in het ziekenhuis liggen en een plek nodig hebben, omdat ze niet in het ziekenhuis kunnen revalideren.
Ten derde, is de minister bereid om meer mensen op te leiden, voor zowel het ziekenhuis, als de ambulance? Is de minister bereid het niet aan ziekenhuizen over te laten? Die zetten hun opleidingsbudget namelijk in voor andere dingen als dat nodig is en brengen hun opleidingsplekken terug als er even sprake is van tegenwind. Zullen wij met elkaar en zo'n fonds zorgen voor voldoende zorgpersoneel, zodat de ambulance er niet alleen is, maar ook kan uitrijden omdat er verpleegkundig personeel op zit?
Minister Schippers:
Voorzitter. Het is heel druk op de spoedeisende hulp. Dat komt door een samenloop van omstandigheden, die we niet alleen in Nederland zien, maar ook in andere Europese landen. Ten eerste is er een griepepidemie, die zowel kwetsbare ouderen als kinderen velt, bijvoorbeeld met het RS-virus. Er spelen soms ook infectieziekten in het ziekenhuis doorheen, waardoor bedden tijdelijk worden gesloten. Zo hebben we bijvoorbeeld het norovirus en andere infectieziekten gehad.
Er zijn echter ook structurele oorzaken. De eerste is het langer thuis wonen van meer kwetsbare ouderen. De tweede is het tekort aan spoedeisendehulpverpleegkundigen. Ik ben zelf in gesprek gegaan met ziekenhuizen die zeiden dat ze het heel erg druk hadden. Ik ben bijvoorbeeld naar Alkmaar gegaan in Noord-Holland om te bekijken wat wij zouden kunnen bijdragen. Wat is een belangrijke les? Het regionaal overleg van de acutezorgketen moet ingeschakeld worden, het liefst als de knelpunten er nog niet zijn, maar zeker als er knelpunten zijn. Daar zit de hele acute keten met de verzekeraar bij elkaar.
Ten tweede is het belangrijk dat de inspectie geen signalen heeft gekregen dat de kwaliteit van de zorg op de spoedeisendehulpposten in het geding is. Wij houden als VWS ook de vinger aan de pols. Wij denken mee als dat nodig is. Dat hebben wij met het praktijkteam inmiddels al gedaan in Amsterdam, Rotterdam, Utrecht en Den Haag. We hebben contact gehad in Limburg en Nijmegen. De inspectie heeft contact gehad met het Amphia Ziekenhuis. Dat zegt dat het druk is, maar dat de kwaliteit niet in het geding is.
We hebben wel behoefte aan structurele oplossingen. Welke structurele oplossingen sta ik voor? De eerste sluit aan bij het derde punt van mevrouw Leijten. Er moeten meer spoedeisendehulpverpleegkundigen worden opgeleid. We hebben de plaatsen daarvoor beschikbaar. Sterker nog, voor een heleboel verpleegkundige opleidingen worden ze niet eens vervuld. Er zijn wel situaties met een numerus fixus, maar we hebben gezien dat die eigenlijk geen betekenis hebben omdat iedereen die verpleegkunde wilde studeren, op een paar studenten na — daar zitten weer andere redenen achter — een plekje hebben gekregen. Er moet meer worden opgeleid. Het is een belangrijke verplichting van ziekenhuizen om dat te doen, niet alleen om ze op te leiden, maar ook om stageplekken te bieden. De eerstelijnsbedden moeten worden ingekocht door de zorgverzekeraar. De spoedbedden van de Wet langdurige zorg in de verpleeghuizen moeten worden ingekocht door de zorgkantoren. Wij moeten verbinding en afstemming hebben in de keten. Dat kan op sommige plekken veel beter. Door de verandering van het ouderenbeleid moet men elkaar in de regio opnieuw zien te vinden.
Verder moeten wij naar nieuwe vormen van zorg voor kwetsbare ouderen. Wij zien bijvoorbeeld in Twente een geriatrisch expertiseteam op de huisartsenpost. Wij zien in Amsterdam een pilot van wijkverpleegkundigen op de spoedeisende hulp die ouderen juist weer snel naar huis begeleiden. Wij zien ZorgnaZorg in Noord-Nederland waar je realtime kunt zien welke bedden voor ouderen beschikbaar zijn. Maar alle vier punten moeten gelijktijdig worden aangepakt.
Tot slot, voorzitter. Het Vlietland Ziekenhuis is niet dicht omdat de zorgverzekeraar dat wilde. De spoedeisende hulp is 's nachts dicht wegens gebrek aan spoedeisendehulpverpleegkundigen. Door zwangerschap, verhuizing, uitval en andere zaken kon het tekort niet worden opgevuld. Wij moeten dus echt meer van deze verpleegkundigen opleiden. Daar hebben wij ook al op aangedrongen, maar dit moet uiteindelijk gebeuren in de ziekenhuizen door de ziekenhuizen met opleidings- en stageplaatsen.
Mevrouw Leijten (SP):
Het is aan het regionaal overleg en aan de zorgverzekeraars en zorgkantoren om iets te doen. Wij weten echter ook dat er op dit moment nog verzorgingshuizen worden gesloten. Daar waar iedereen met elkaar moet overleggen en vergaderen om nieuwe plekken en nieuwe ketens te creëren, sloopt het kabinet nog steeds verzorgingshuizen. Daar kun je toch gewoon mee stoppen? Je zou toch ook daar waar wordt vergaderd over de vraag hoe dit moet worden opgelost, kunnen zeggen: wij gaan opleiden. Terwijl ziekenhuizen hun opleidingsplekken in de afgelopen jaren hebben afgebouwd, hebben wij nu een groot probleem. Het is dan wel erg naïef om te zeggen dat het aan de ziekenhuizen is.
Ik zou graag zien dat de minister niet zegt dat het "gelukkig" in het buitenland ook zo is, maar dat zij zegt dat het in het buitenland "helaas" ook zo is. Doordat wij te weinig plekken hebben voor ouderen die, nadat zij langer thuis moesten blijven wonen, niet meer terug naar huis kunnen, kunnen wij ook een griepgolf niet aan. Wij kunnen ook een uitbraak van griep onder kinderen niet aan; zij moeten zelfs naar het buitenland worden vervoerd.
Dat is ernstig genoeg, maar daar zitten structurele problemen onder. Wij dweilen met de kraan open als er nu nog verzorgingshuizen worden gesloten en er wordt gediscussieerd over de concentratie van spoedeisende hulp "want die kan wel een beetje minder". Daarom vraag ik de minister om niet meer te discussiëren over het sluiten van nog meer spoedposten. Daarover zijn wij het toch met elkaar eens: de problemen zijn nu te groot.
Daarnaast vraag ik de minister naar de toekomst van de verzorgingshuizen die nu moeten worden gesloten. Ik noem bijvoorbeeld Gorkum waar zestig bewoners over de regio moeten worden verspreid. Ik heb het niet over persoonlijke drama's, maar wel over het probleem dat daar straks geen mensen meer naartoe kunnen als zij uit het ziekenhuis komen.
Als laatste de opleidingsplekken. Ik weet dat het geld er is en dat er verpleegkundigen zijn die dit willen doen. Hoe kan dan worden verklaard dat de ziekenhuizen het niet aanbieden? Zouden dan een fonds en landelijke coördinatie niet de oplossing zijn boven de keuze voor ieder ziekenhuis zijn eigen verantwoordelijkheid?
Minister Schippers:
Wij hebben echt geen fonds nodig, want die plaatsen worden vergoed. Mevrouw Leijten zei net dat geld geen probleem is; het is ook geen probleem. De instroom is niet in elkaar gezakt. De instroom van spoedeisendehulpverpleegkundigen in de opleiding is sinds 2014 met 25% toegenomen, maar wij hebben er meer nodig. Dit blijkt op de spoedeisende hulp. Ik zit niet in een zomaar vrijblijvend vergadercircuit, ook de NVZ en de NFU, dus de koepels van de ziekenhuizen, hebben aangegeven dat zij dit zullen oppakken en dat dit ook werkelijk moet gebeuren. Dat is één.
In de tweede plaats moet er echt iets aan het aanbod gebeuren. Wij zetten echter in op de eerstelijnsbedden in plaats van op verzorgingshuizen. Wij hebben het budget voor eerstelijnsbedden iedere keer opnieuw uitgebreid en wij zullen dat blijven doen tot er voldoende eerstelijnsbedden zijn. Die eerstelijnsbedden kunnen op allerlei plaatsen worden gecreëerd. Dat kan in een verpleeghuis, dat kan in een ziekenhuis, dat kan in een oud ziekenhuisje waar nu huisartsenposten zijn gevestigd. Wij moeten meer eerstelijnsbedden hebben, maar de spoedbedden in het kader van de Wet langdurige zorg blijven leeg doordat er onzekerheid is over de betaling. Daar moeten wij vanaf. Die bedden zijn er en die moeten ook worden gebruikt.
Dus wat we hebben, moet gebruikt worden. Het aantal eerstelijnsbedden moet worden uitgebreid. Wij zien allerlei initiatieven om ervoor te zorgen dat kwetsbare ouderen die graag zo lang mogelijk thuis willen wonen, beter worden opgevangen. Wij moeten voorkomen dat zij op de spoedeisende hulp komen. Er zijn heel goede initiatieven, bijvoorbeeld Hospital@Home, waardoor kwetsbare ouderen veel beter worden begeleid zodat die piek in de spoedeisende hulp op vrijdagmiddag wordt voorkomen, omdat iedereen daar maar voor de zekerheid naartoe gaat.
Mevrouw Leijten (SP):
Er is geld, er zijn bedden en toch lukt het niet. Dat is toch niet uit te leggen? Tegen ambulancemedewerkers wordt gezegd: als je iemand aflevert bij ons in het ziekenhuis, is dat prima, maar dan moet je ook iemand meenemen. Waar moeten ze die dan naartoe brengen? Dat vindt nu plaats en tegelijkertijd hebben de zorgverzekeraars blijkbaar geen geld over voor de vergoeding van de eerstelijnsbedden. Ik kan dat niet uitleggen.
Minister Schippers:
Het is waar dat de coördinatie beter kan. In sommige regio's gaat dat heel erg goed. In Alkmaar zat ik met echt iedereen aan tafel. Bij Vlietland zagen we dat de deelnemers aan het regionaal overleg acute zorg elkaar helemaal nog niet gesproken hadden. Dat moet echt beter. Wij maken momenteel een goede inventarisatie van waar voldoende bedden worden ingekocht en waar de witte vlekken zijn. Wat dat betreft houd ik de vinger aan de pols. Ik houd de Kamer op de hoogte van wat daar daadwerkelijk uitkomt, zodat we ook weten waar er een tandje bij moet.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Leijten. Mevrouw Bouwmeester, namens de PvdA.
Mevrouw Bouwmeester (PvdA):
De minister geeft voor de aanpak van dit probleem aan dat het om een veelkoppig monster gaat en zij geeft een aantal terechte en goede voorzetten. Ik wil daar nog een suggestie bij doen. Er wordt nu al geïnventariseerd waar die plekken zijn, maar wij horen via de huisartsenposten dat zij per regio één systeem willen. Zij willen met één druk op de knop kunnen zien waar plek is, zodat zij mensen daarnaar kunnen verwijzen. Vaak weten zij niet waar die plekken zijn en daar ontstaat de mismatch door. De vraag is dus of zij met één druk op de knop kunnen zien waar wachtlijsten zijn voor de poli en waar niet. Is dat mogelijk voor de eerstelijnsbedden?
Minister Schippers:
Ik ben het helemaal met mevrouw Bouwmeester eens. In Noord-Nederland is er realtime inzicht in de beschikbare bedden voor ouderen. Dat is ongelofelijk belangrijk. Wij volgen dat heel goed, want als het daar goed werkt, willen wij dat overal toe kunnen passen. Dat zijn de nieuwe initiatieven waardoor je veel efficiënter kunt omgaan met de beschikbare plaatsen. Dan hoef je niet te leuren met mensen en kun je ze direct naar het goede plekje toe rijden.
De heer Rutte (VVD):
Aansluitend daarop heb ik een vraag. Het initiatief waar de minister naar verwijst, is van ZorgnaZorg. Dat is een coöperatie in Groningen waar vrijwel alle ziekenhuizen in Noord-Nederland, alle verpleeghuizen en een groot aantal huisartsen en de eerstelijnsbedden in meewerken. Dat bestaat al zo'n anderhalf jaar en het werkt hartstikke goed, maar het komt de regio maar niet uit. Wat zijn de belemmeringen in ons land waardoor in andere regio's steeds opnieuw het wiel moet worden uitgevonden, terwijl dit prachtige voorbeeld bestaat dat ook echt geworteld is in Noord-Nederland en zou kunnen werken in andere regio's? Wat kan de minister daar nog aan bijdragen?
Minister Schippers:
Ik zal me er persoonlijk voor inzetten om de pilots die goed lopen overal toe te kunnen passen. Ik noem de pilot in Twente met een geriatrisch expertiseteam op de huisartsenpost, het realtime inzicht bij ZorgnaZorg in Noord-Nederland en de pilot met wijkverpleegkundigen op de spoedeisende hulp die ervoor zorgen dat iemand begeleid wordt naar het plekje waar hij terecht moet komen als het niet het ziekenhuis is. Ik heb er nog drie. We hebben ze geïnventariseerd en wij gaan in overleg met al die partijen bekijken hoe we ervoor kunnen zorgen dat de dingen die goed lopen niet alleen binnen de regio's blijven waar men nu zo creatief is om dat te doen.
Mevrouw Bruins Slot (CDA):
Het is schrijnend dat kwetsbare ouderen niet op de juiste plek zorg krijgen. Transferverpleegkundigen werken zich een slag in de rondte om ervoor te zorgen dat ouderen soms nog wel op een bepaalde plek terechtkunnen. Huisartsen komen met nieuwe ideeën rondom eerstelijnsbedden. Eigenlijk zien we al een jaar dat dit aan de gang is. Hoe lang gaat het nog duren voordat we dit met elkaar hebben opgelost?
Minister Schippers:
Sommige dingen zijn gemakkelijk op te lossen, maar bijvoorbeeld het opleiden van een spoedeisende hulp verpleegkundige kost tweeënhalf jaar. Dat duurt dus langer. Geld is dan niet het probleem en plaatsen zijn ook niet het probleem, maar wel stageplaatsen en opleidingsplaatsen. Dat kost meer tijd. Er zijn nu al dingen die sneller kunnen, bijvoorbeeld dat je in het regionaal overleg acute zorgketen goed met elkaar overlegt. Dat kan nu al. Wij zitten er met ons praktijkteam bovenop om voor elkaar te krijgen dat mensen elkaar weten te vinden wanneer dat niet gebeurt. Dan zie je al dat een heel groot deel van de problemen zich vanzelf oplost. Sommige dingen kunnen snel en andere dingen kunnen minder snel. We hebben wel op verzoek van de Kamer in een quickscan in kaart gebracht hoe de vlag erbij staat. De komende maanden gaan we dat steeds nauwkeuriger en gedetailleerder invullen, zodat we precies kunnen weten waar we moeten interveniëren.
Vragen Sjoerdsma
Vragen van het lid Sjoerdsma aan de minister van Buitenlandse Zaken over het bericht dat Turkije paspoorten intrekt van Turken van wie vermoed wordt dat ze banden hebben met de Gülenbeweging.
De heer Sjoerdsma (D66):
Voorzitter. Afgelopen vrijdag konden we in Trouw lezen dat asieladvocaten een flinke stijging zien van het intrekken van paspoorten van mensen met de Turkse nationaliteit. Die stijging voltrok zich al na de couppoging in Turkije op 15 juli vorig jaar en betreft mensen die banden zouden hebben met de Gülenbeweging. Op het Turkse consulaat in Rotterdam kregen zij te horen dat ze te boek staan als voortvluchtige en dat ze een eendagspaspoort kunnen krijgen om naar Turkije te vliegen waar ze dan voor de rechter hun onschuld moeten bewijzen voordat ze recht zouden kunnen hebben op een nieuw paspoort. Alleen al de voorbereiding van zo'n proces kan zo'n zes maanden duren. Onduidelijk is of dit gebeurt op basis van bewijs of op basis van vermeende sympathieën. Deze minister heeft eerder gezegd dat wij in Nederland niet doen aan "guilt by association", maar als gevolg van de noodsituatie die na de coup is ingesteld, heeft de Turkse overheid meer bevoegdheden om onderzoek te starten, ook naar Turken in het buitenland, en daar ondervinden wij hier in Nederland de gevolgen van. Ik heb daarom de volgende vragen aan minister Koenders.
1. Is de minister op de hoogte van deze gang van zaken en kan hij de gang van zaken bevestigen?
2. Heeft de minister contact opgenomen met het Turkse consulaat in Rotterdam en, zo ja, wat was de uitkomst van dat contact?
3. Wat kan de minister betekenen voor mensen met de Turkse nationaliteit wier paspoort is ingenomen? Op welke manier kan hij ze opvangen dan wel beschermen?
4. Kan de minister schetsen tegen welke problemen Turken zonder paspoort aanlopen als het gaat om hun verblijf in Nederland?
5. Wat is het advies van deze minister aan mensen met de Turkse nationaliteit die de komende week een afspraak hebben op het consulaat? Hoe kunnen zij het beste handelen?
Minister Koenders:
Voorzitter. De eerste vraag van de heer Sjoerdsma is of ik op de hoogte ben of kan bevestigen dat er sprake is van specifieke gevallen die betrekking hebben op het intrekken van paspoorten door de Turkse overheid bij het Turkse consulaat in Rotterdam. Het enige wat ik hierover kan zeggen, is dat er enkele gevallen bekend zijn waarbij mensen met de Turkse nationaliteit aangeven dat hun paspoort is ingetrokken. Het gaat om een heel klein aantal. De precieze reden voor die intrekking is vooralsnog bij ons niet duidelijk. De IND registreert niet centraal en heeft ook geen nadere informatie over de reden van het intrekken van de paspoorten. Als dit zo is, dan kan het gaan om Turkse Nederlanders met twee nationaliteiten of om Turkse burgers met een Nederlandse verblijfsvergunning. De laatste groep komt op een bepaald moment om verlenging van de verblijfsvergunning. Vandaar dat dus ook de IND dat registreert. In bijzondere gevallen accepteert de IND ook een ander identiteitsbewijs dan een paspoort en hoeft dus inname van dat Turkse paspoort verlenging van de verblijfsvergunning niet in de weg te staan.
Laat ik er direct bij zeggen dat uiteraard ook ik verontrust was door deze berichten die ik ook in de krant heb gelezen. Dat is wat ik u kan bevestigen. Ik kan u dus eigenlijk niet bevestigen dat dit plaatsvindt. Alleen, ik wijs u op specifieke gevallen, een klein aantal bij de IND, waarvan niet precies duidelijk is wat de reden is. In ieder geval zouden wij zo'n maatregel afwijzen. We zouden het in elk geval zodanig formuleren, dat dit niet kan als er geen voldoende rechtsgrond voor is. Toen ik dat hoorde of las in de krant — ik was toen in Bonn — heb ik uiteraard direct contact laten opnemen met de Turkse delegatie bij de G20 om er opheldering over te vragen of er inderdaad sprake is van zo'n maatregel. Ik zal dat deze week opnieuw doen of laten doen bij de nieuwe tijdelijk zaakgelastigde, omdat dit natuurlijk wel zorgen geeft voor de Turkse Nederlanders en wij dan dus ook zorgen hebben en we ook niet willen dat er hier een export is van de problemen in Turkije. Dat betreft vraag 2.
De derde vraag was of de ambassade lijsten heeft opgesteld. Ik kan op dit moment niet zeggen of dat het geval is. De volgende vraag luidde: hoe zit het met de juridische grond? Het was niet meteen helder hoe de Turkse autoriteiten uitvoering zouden geven aan het decreet en wat in individuele gevallen de gevolgen zouden zijn voor Turkse Nederlanders. Daar gaan we nu dus eerst tekst en uitleg over vragen. Ik heb dat vrijdag al gedaan toen ik de eerste berichten zag en ik zal dat deze week ook doen. Verder wil ik dit aan de orde stellen in gesprekken met een aantal buurlanden om te kijken of daar soortgelijke klachten zijn over het eventueel intrekken van paspoorten van mensen op oneigenlijke gronden. Ik wijs er wel op dat het bij een paspoort om een directe betrekking tussen de overheid en de individuele burger gaat. Dat maakt het lastig. In die zin is het net weer iets anders dan de problematiek die hier "de lange arm" wordt genoemd.
Wij doen dat ook. Als mensen beschuldigd worden van iets in een ander land, kan het paspoort worden ingetrokken. Dat gebeurt ook regelmatig. We kunnen zelfs nog verder gaan door het intrekken van de nationaliteit. Niettemin is het volstrekt duidelijk dat wij over die berichten meteen navraag hebben gedaan bij de Turkse autoriteiten. Mocht er geen rechtsgrond voor zijn of mocht dit op de een of andere manier leiden tot nieuwe spanningen in de Turkse samenleving in Nederland, dan zullen wij uiteraard maatregelen nemen in de richting van de Turkse regering en zullen wij vragen om hiermee op te houden. Nogmaals, de feiten en bewijzen zijn niet zodanig dat ik met zekerheid kan stellen dat dit het geval is.
De heer Sjoerdsma (D66):
Ik bedank de minister voor zijn uitgebreide antwoorden en ook voor de nuances die hij daarmee aanbrengt. Ik denk dat het cruciaal is dat we duidelijk zijn over de aantallen. Er is op dit moment sprake van kleine aantallen. De minister heeft navraag gedaan en zal nog navraag doen bij het consulaat. Ik denk dat het verstandig is om het op die manier te doen. Ik hoop dat de minister de informatie vervolgens ook zo snel mogelijk naar de Kamer stuurt. Die informatie betreft dan zowel de gebeurtenissen hier in Nederland als de vraag of in buurlanden dezelfde praktijken plaatsvinden.
Hoe groot die aantallen ook zijn, het allerbelangrijkste is dat dit soort berichten ook onrust kan oproepen bij mensen die in Nederland zijn, die vaak ook de Nederlandse nationaliteit hebben of die partner zijn van mensen die de Nederlandse nationaliteit hebben. Zij weten niet zeker waar ze aan toe zijn en maken zich zorgen over hun bewegingsvrijheid en over de vraag of ze al dan niet voor een rechter in Turkije moeten verschijnen. Het is heel belangrijk dat deze minister zich daar sterk voor maakt.
Dat gezegd hebbende, wil ik iets aanstippen wat hier gedeeltelijk aan raakt. Er zijn ook verhalen — en die vind ik moeilijk te verifiëren — dat dit niet alleen geldt voor mensen van wie er een vermoeden bestaat dat zij Gülenistische sympathieën hebben, maar bijvoorbeeld ook voor journalisten of voor mensen met een Koerdische achtergrond. Ik wil de minister vragen om daar ook kort op in te gaan en daarop aanhakend te kijken naar het ambtsbericht over Turkije. Ik denk dat dit in algemene zin belangrijk is. Dat ambtsbericht stamt uit 2013. We weten allemaal dat het Turkije uit 2013 — helaas zou ik bijna willen zeggen — niet meer het Turkije is van 2017. De minister heeft zelf gesproken over de behandeling van zaken door de IND, maar ook een aantal Turkse officieren heeft hier net asiel aangevraagd. Die zaken zouden hier wel moeten worden beoordeeld op de meest actuele stand van zaken in Turkije. Mijn laatste vraag aan de minister luidt: is het een idee om dat ambtsbericht uit 2013 te herzien?
Minister Koenders:
De heer Sjoerdsma had het over mensen met Gülenistische sympathieën en over journalisten. De kern van het Nederlandse beleid is "no guilt by association". Er wordt dus alleen opgetreden door de Nederlandse overheid als er inderdaad een strafrechtelijke zaak is. En dan wordt die ook nog eens bekeken. Zoals bekend, blijven we daaraan vasthouden.
Ten tweede, op het moment dat er bij de Nederlandse regering ook maar enige indruk bestaat dat er opgetreden wordt op een manier die leidt tot de export van problemen in Turkije naar de Nederlandse samenleving, handelen we en spreken we de Turkse regering daarop aan. Men heeft dat ook gezien bij de zaak van Diyanet.
Ten derde, de rechtszekerheid van mensen staat bij de Nederlandse regering bovenaan. Wij zullen navraag doen, zowel bij de buurlanden als direct bij de Turkse overheid.
Het punt van het ambtsbericht zal ik even moeten bekijken met mijn collega, de staatssecretaris van V en J. Hij geeft de opdrachten daartoe. We moeten nog even bekijken wanneer dat precies zou zijn, want de situatie is steeds fluïde. Op basis van informatie die wij van de ambassade krijgen, kunnen wij duidelijk acteren. Ik zal met hem overleggen of daartoe noodzaak bestaat of niet.
De heer Ten Broeke (VVD):
De minister zegt terecht dat het verlenen en intrekken van paspoorten een zaak is van Turkije, net zoals dat geldt voor Nederland. Iets anders wordt het als het intrekken van paspoorten zou gebeuren op verkeerde gronden, op basis van misleiding, of als er zelfs sprake zou zijn van intimidatie. Dan wordt het anders. We weten allemaal dat burgemeester Aboutaleb sinds de coup van vorig jaar een speciaal politieteam heeft ingesteld om de nu al meer dan honderd aangiften te onderzoeken. Ik wil graag weten of de regering er scherp op let of er bij die aangiften sprake is van implicatie van het Turkse consulaat in Rotterdam of van intimidatie door het Turkse consulaat in Rotterdam van mensen die daar om wat voor reden dan ook aanwezig moeten zijn en vervolgens zonder paspoort weer naar buiten lopen.
Minister Koenders:
Het antwoord op beide vragen is onomwonden ja. In het verleden hebben we een aantal problematieken gehad met dat consulaat. Wij hebben de indruk dat er, ook naar aanleiding van interventies van de Nederlandse overheid, een aanmerkelijke verbetering is gekomen. Ik kan deze berichten niet bevestigen. Daarom heb ik gezegd dat we om opheldering vragen. Het is wel van belang om te weten of mensen die klachten hebben. Ik denk dus dat het belangrijk is om ook dit door te geven aan mijn collega van Veiligheid en Justitie, ook in het licht van wat er in Rotterdam aan de hand is. Ik vervul dus graag iets meer dan een brievenbusfunctie. Ik zal dit met een positief advies overbrengen aan mijn collega.
De heer Marcouch (PvdA):
Dit incident staat niet op zichzelf. Daarom is het ook erg intimiderend, zoals ik heb gemerkt in de gesprekken die ik het afgelopen weekend voerde met Turkse Nederlanders. Ze worden bang gemaakt. Ze voelen zich onveilig en onvrij om in Nederland te zijn, maar ook om bijvoorbeeld naar Turkije af te reizen. Zij zeggen ook dat zij aangifte doen, maar dat zij vaak nooit wat van zo'n aangifte terug horen. Hier staat de minister van Buitenlandse Zaken, maar ik vraag hem om dit mee te geven aan zijn collega.
Aan deze minister vraag ik waar deze mensen terechtkunnen als ze zorgen hebben of bang zijn, anders dan bij de politie. Wordt het geen tijd om voor deze Turkse Nederlanders een loket bij Buitenlandse Zaken te openen, waar zij terechtkunnen met hun zorgen en vragen over hun positie hier en daar?
Minister Koenders:
Het eerste punt vind ik cruciaal. Als er berichten zijn dat bepaalde aangiften niet zouden zijn opgevolgd, is dat uiteraard niet goed. Ik geef dit signaal van de heer Marcouch graag door, want dit is de kern. Zelf heb ik een paar dagen na de coup van vorig jaar gezegd: doe aangifte. Als er sprake is van intimidatie, behoort dat aan de orde te worden gesteld en een follow-up te krijgen. Ik neem dat dus graag over.
Het tweede punt betrof een meldpunt. Dat is nogal een gevoelige zaak. Ik heb er echter geen enkel probleem mee als mensen laten zien dat ze angst hebben. Die angst is nu precies wat we willen voorkomen. De kern van ons beleid is het voorkomen dat mensen zich hier ongemakkelijk voelen en dat spanningen zich uitbreiden. Het is lastig voor mij om dat nu op basis van deze informatie te doen. Wel zal ik in de gesprekken die regelmatig plaatsvinden tussen diverse soorten organisaties en de Nederlandse regering, inbrengen dat dit punt ook daar aan de orde kan worden gesteld. Dan hebben mensen een brievenbus waardoor wij preciezer op de hoogte kunnen zijn van die kant van de zaak.
De heer Kuzu (Groep Kuzu/Öztürk):
De PvdA en D66 hebben het constant over het exporteren van deze problemen door Turkije. Met betrekking tot de Gülensympathisanten wil ik de minister een vraag stellen over het importeren van deze conflicten naar Nederland. Onlangs lazen we een krantenartikel waarin werd gesteld dat 256 mensen uit Turkije asiel hebben aangevraagd in Nederland. Kan de minister mij verzekeren dat er onder die 256 mensen geen enkele persoon is die verantwoordelijk is voor de mislukte couppoging in Turkije en dat er ook geen handlangers bij zitten?
Minister Koenders:
Ik kan niet ingaan op deze vraag, want de regering verschaft geen informatie over asielzoekers.
Mevrouw Karabulut (SP):
Excuses, voorzitter, mijn stem doet het vandaag wat minder goed.
De voorzitter:
U bent niet de enige die vandaag met een hese stem spreekt, mevrouw Karabulut.
Mevrouw Karabulut (SP):
Mijn vraag aan de minister ligt in het verlengde van de vraag van de heer Marcouch. Waar kunnen mensen, behalve bij de politie, terecht als zij, op welke wijze dan ook, geïntimideerd worden? De minister verwijst naar een overleg met allerlei organisaties. Ik weet dat allerlei organisaties zich, vooral in Nederland, als verlengstuk van de Turkse regering positioneren. De Kamer heeft zich erover uitgesproken dat die samenwerking verbroken moet worden. Ik vraag mij dus af waar deze mensen terechtkunnen.
Minister Koenders:
Dit gaat over een specifiek punt, namelijk over de mogelijkheid dat het Turkse consulaat op bepaalde punten zou hebben gehandeld. Ik heb daar op het ogenblik geen informatie over. Dat begrijpt mevrouw Karabulut vast ook. Ik heb gezegd op welke wijze ik probeer erachter te komen. Op het moment dat er helderheid over is, kan ik bezien of de normale kanalen die wij hebben om daarover te spreken, aanvulling behoeven of niet.
Mevrouw Karabulut (SP):
Voorzitter ...
De voorzitter:
Nee, dit kan echt niet.
Mevrouw Karabulut (SP):
Wanneer gaat de minister ons hierover informeren? Anders blijft het zo vaag.
Minister Koenders:
Ik kan er niet meer over zeggen. We bespreken dit naar aanleiding van een krantenbericht. Wat daarin staat, heb ik direct opgepakt, omdat ik elke intimidatie in Nederland onaanvaardbaar vind. Niettemin is het aan ons om te bekijken wat er wel en niet van waar is. Op basis daarvan kan ik beoordelen of het nodig is om speciale instrumenten in te zetten. Neemt u van mij aan dat wij dit zeer serieus nemen. Met "wij" bedoel ik politie en justitie, de IND en mijzelf als minister van Buitenlandse Zaken. Als er echt iets nodig is, kunnen we daar direct op terugkomen. Ik ben bereid om erover te spreken met de Kamer, met verschillende organisaties of met mensen die op een andere manier iets aan ons willen laten weten.
De voorzitter:
Ik dank de minister. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van het mondelinge vragenuur.
De vergadering wordt van 14.56 uur tot 15.02 uur geschorst.
Mededelingen
Mededelingen
Mededelingen
De voorzitter:
Ik deel aan de Kamer mee dat er geen afmeldingen zijn.
Deze mededeling wordt voor kennisgeving aangenomen.
Regeling van werkzaamheden (stemmingen)
Regeling van werkzaamheden (stemmingen)
Regeling van werkzaamheden (stemmingen)
De voorzitter:
We hebben een korte regeling van werkzaamheden, voorafgaand aan de stemmingen.
Ik stel voor, zo dadelijk ook te stemmen over de aangehouden motie-Elias (31936, nr. 371) en de aangehouden motie-Swinkels c.s. (34550-VI, nr. 61).
Daartoe wordt besloten.
De heer Dijkgraaf (SGP):
Voorzitter. Wij zijn nog bezig met een amendement op de Wet inburgering, de punten 24 en 25 van de stemmingslijst. Daar zouden wij graag donderdag over willen stemmen.
De voorzitter:
U vraagt dus om uitstel van de stemmingen over de Wet inburgering, de punten 24 en 25. Ik zie dat daartegen geen bezwaar bestaat. Wij zullen donderdag over het wetsvoorstel stemmen.
Het woord is aan mevrouw Van Toorenburg.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Voorzitter. De CDA-fractie wil graag hoofdelijk stemmen over de initiatiefwet Wet gesloten coffeeshopketen (34165).
De voorzitter:
Dat is goed. Dan hebben wij vandaag drie hoofdelijke stemmingen.
Stemmingen
Stemmingen
Stemming Initiatiefwetsvoorstel Wet flexibilisering ingangsdatum AOW
Aan de orde is de stemming in verband met het Voorstel van wet van het lid Klein tot wijziging van de Algemene Ouderdomswet en de Participatiewet in verband met de introductie van de mogelijkheid het AOW-ouderdomspensioen geheel of gedeeltelijk eerder of later te laten ingaan (Wet flexibilisering ingangsdatum AOW) (34414).
(Zie vergadering van 25 januari 2017.)
In stemming komt het wetsvoorstel.
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van D66, Klein, Houwers en de Groep Bontes/Van Klaveren voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.
De voorzitter:
De motie onder het volgende punt van de stemmingslijst is overgenomen. Wij gaan door naar het volgende punt.
Stemmingen moties Participatiewet
Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Participatiewet,
te weten:
- de motie-Karabulut over 50-plussers in de Wajong categoriaal uitzonderen van de korting op de uitkering (34352, nr. 51);
- de motie-Karabulut over ruimte voor de gemeente Amsterdam om te experimenteren met regels voor sociale bijstand (34352, nr. 53).
(Zie vergadering van 14 februari 2017.)
In stemming komt de motie-Karabulut (34352, nr. 51).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, 50PLUS, Klein en de Groep Kuzu/Öztürk voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Karabulut (34352, nr. 53).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, D66, Klein en de Groep Kuzu/Öztürk voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
Stemming Wet verdringingstoets
Aan de orde is de stemming in verband met het Voorstel van wet van het lid Karabulut tot wijziging van de Participatiewet en enkele andere wetten in verband met de invoering van een verdringingstoets (Wet verdringingstoets) (34325).
(Zie vergadering van 14 februari 2017.)
In stemming komt het wetsvoorstel.
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Monasch en de PVV voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.
Is de initiatiefneemster bereid de verdediging van het wetsvoorstel in de Eerste Kamer op zich te nemen?
Mevrouw Karabulut (SP):
Met alle liefde, voorzitter.
De voorzitter:
Dat klinkt heel lief. Dank. Sterkte daarbij.
Het woord is aan mevrouw Ouwehand.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Voorzitter. De Partij voor de Dieren wenst geacht te worden voor het wetsvoorstel van de heer Klein te hebben gestemd, het eerste agendapunt.
De voorzitter:
Dan zal deze opmerking ook in de Handelingen worden opgenomen.
Stemmingen moties Vreemdelingen- en asielbeleid
Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Vreemdelingen- en asielbeleid,
te weten:
- de motie-Maij over verheldering van het meewerkcriterium (19637, nr. 2289);
- de motie-Sjoerdsma c.s. over 750 vluchtelingenkinderen naar Nederland halen (19637, nr. 2290);
- de motie-Voortman c.s. over opschaling van de herplaatsing van vreemdelingen die in Griekenland verblijven (19637, nr. 2291);
- de motie-Voortman over wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 (19637, nr. 2293);
- de motie-Fritsma over maatregelen tegen Noord-Afrikaanse asielzoekers die zich misdragen (19637, nr. 2294);
- de motie-Voordewind c.s. over het meewerkcriterium niet tegenwerpen als kinderen vijf jaar of langer beschikbaar zijn geweest voor vertrek (19637, nr. 2296);
- de motie-Gesthuizen over onmiddellijke uitbreiding van het aantal humanitaire visa (19637, nr. 2297);
- de motie-Gesthuizen over een uitzondering voor groepen die extra risico lopen (19637, nr. 2298);
- de motie-Monasch/Van Vliet over het weigeren van asielzoekers die artikel 1 Grondwet niet onderschrijven (19637, nr. 2299).
(Zie vergadering van 14 februari 2017.)
De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Maij stel ik voor, haar motie (19637, nr. 2289) aan te houden. Op verzoek van mevrouw Voortman stel ik voor, haar motie (19637, nr. 2293) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
De voorzitter:
De motie-Voordewind c.s. (19637, nr. 2296) is in die zin gewijzigd (nr. 2300) en nader gewijzigd dat zij thans luidt:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat bij de uitvoering van de definitieve Regeling langdurig verblijvende kinderen 95% van de aanvragen wordt afgewezen;
constaterende dat het in die gevallen vrijwel altijd het meewerkcriterium is dat wordt tegengeworpen;
van mening dat het kinderpardon ruimhartig moet worden toegepast en het VN vluchtelingenverdrag en het internationaal kinderrechtenverdrag te allen tijde gerespecteerd en nageleefd moeten worden;
van mening dat procedures sneller en efficiënter vormgegeven moeten worden zodat kansloos doorprocederen door zowel ouders als IND wordt tegengegaan waarbij misbruik, criminaliteit en identiteitsfraude worden aangepakt;
van mening dat de regering extra menskracht en middelen voor opvang, procedure, begeleiding en uitzetting beschikbaar dient te stellen;
verzoekt de regering, gewortelde kinderen van wie de ouders een aanvraag hebben ingediend tot verblijf (asiel of regulier humanitair), die vijf jaar in Nederland in beeld zijn geweest en van wie de ouders beschikbaar waren voor terugkeer, in aanmerking te laten komen voor een kinderpardon,
en gaat over tot de orde van de dag.
Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 2301, was nr. 2300 (19637).
Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.
De voorzitter:
De heer Monasch verzoekt om een hoofdelijke stemming over zijn motie op stuk nr. 2299.
In stemming komt de motie-Sjoerdsma c.s. (19637, nr. 2290).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, D66, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Voortman c.s. (19637, nr. 2291).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, D66, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Fritsma (19637, nr. 2294).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de nader gewijzigde motie-Voordewind c.s. (19637, nr. 2301, was nr. 2300).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk en de ChristenUnie voor deze nader gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Nu deze motie is aangenomen, waar ik zeer dankbaar voor ben, zou ik graag morgen nog een brief willen hebben van het kabinet over de uitvoering van deze motie. Morgen, liefst rond 12.00 uur.
De voorzitter:
Ik stel voor het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.
In stemming komt de motie-Gesthuizen (19637, nr. 2297).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, D66, de Groep Kuzu/Öztürk en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Gesthuizen (19637, nr. 2298).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, D66, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Monasch/Van Vliet (19637, nr. 2299).
Vóór stemmen de leden: Veldman, Visser, Van Vliet, Voordewind, Aukje de Vries, Vuijk, Van Wijngaarden, Wilders, Van 't Wout, Ziengs, Zijlstra, Agema, Amhaouch, Van Ark, Azmani, Beertema, Berckmoes-Duindam, Bisschop, De Boer, Bontes, Martin Bosma, Remco Bosma, Bosman, Ten Broeke, Bruins Slot, Van der Burg, De Caluwé, Tony van Dijck, Dijkgraaf, Remco Dijkstra, Dik-Faber, Duisenberg, Elias, Fritsma, Geselschap, Geurts, De Graaf, Graus, Van Haersma Buma, Harbers, Rudmer Heerema, Pieter Heerma, Helder, Van Helvert, Houwers, Keijzer, Van Klaveren, Klever, Knops, Krol, De Lange, Van der Linde, Lodders, Madlener, Van Miltenburg, Monasch, Moors, Agnes Mulder, Anne Mulder, Neppérus, Nijkerken-de Haan, Omtzigt, Van Oosten, Potters, Van der Ree, Rog, Ronnes, De Roon, Rutte, Schouten, Schut-Welkzijn, Segers, Van der Staaij, Straus, Taverne, Teeven, Tellegen en Van Toorenburg.
Tegen stemmen de leden: Van der Velde, Van Veldhoven, Verhoeven, Vermeij, Vermue, Volp, Voortman, Jan Vos, Mei Li Vos, Albert de Vries, Van Weyenberg, Wolbert, Ypma, Yücel, Arib, Asante, Bashir, Belhaj, Bergkamp, Van Bommel, Bouwmeester, Brouwer, Cegerek, Van Dekken, Jasper van Dijk, Pia Dijkstra, Dikkers, Eijsink, Fokke, Van Gerven, Gesthuizen, Grashoff, Groot, Günal-Gezer, Hoogland, Jacobi, Karabulut, Kerstens, Klaver, Klein, Kooiman, Koolmees, Koşer Kaya, Kuiken, Kuzu, Van Laar, Leenders, Leijten, Maij, Marcouch, Van Meenen, Merkies, Mohandis, Nijboer, Van Nispen, Oosenbrug, Ouwehand, Öztürk, Pechtold, Van Raak, Recourt, Roemer, Servaes, Siderius, Sjoerdsma, Smaling, Swinkels, Tanamal, Thieme, Van Tongeren en Ulenbelt.
De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met 78 tegen 71 stemmen is aangenomen.
De heer Monasch (Monasch):
Voorzitter. De motie-Monasch/Van Vliet (19637, nr. 2299) was ontraden door het kabinet. Wij zouden graag nog deze week een brief ontvangen van het kabinet met daarin hoe het deze motie gaat uitvoeren.
De voorzitter:
Ik stel voor het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.
Stemmingen moties Criminaliteitsbestrijding
Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Criminaliteitsbestrijding,
te weten:
- de motie-Helder over een nieuw en/of aanvullend meetinstrument om het aantal misdrijven te onderzoeken (29911, nr. 142);
- de motie-Van Nispen/Recourt over voorstellen om crimineel verkregen vermogen beter te kunnen afpakken (29911, nr. 143);
- de motie-Van Nispen/Recourt over het voorkomen dat criminele winsten weggesluisd worden (29911, nr. 144);
- de motie-Recourt c.s. over het reserveren van minimaal 1,5 miljoen voor mediation in het strafrecht (29911, nr. 147);
- de motie-Recourt c.s. over uitwerking van het Utrechtse model voor mediation bij wijkconflicten (29911, nr. 148).
(Zie vergadering van 14 februari 2017.)
De voorzitter:
De motie-Van Nispen/Recourt (29911, nr. 143) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
van mening dat misdaad niet mag lonen en daarom bij elke strafzaak het crimineel verkregen vermogen moet worden ontnomen;
constaterende dat dit uitgangspunt nog steeds niet ten volle wordt toegepast en slechts een vijfde deel van wat het OM probeert te ontnemen daadwerkelijk wordt ontnomen;
overwegende dat de samenwerking tussen de opsporingsdiensten en de Belastingdienst nog steeds niet goed loopt en het OM onvoldoende mogelijkheden heeft om financieel door te rechercheren;
verzoekt de regering, op kort termijn met onder andere het OM, de Belastingdienst, de politie en gemeentes te bespreken wat precies nodig is om te bewerkstelligen dat crimineel verkregen vermogen beter dan nu kan worden afgepakt, en hiertoe uiterlijk voor de zomer met voorstellen te komen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 149, was nr. 143 (29911).
Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.
In stemming komt de motie-Helder (29911, nr. 142).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, D66, Van Vliet, Houwers, de SGP, de ChristenUnie, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de gewijzigde motie-Van Nispen/Recourt (29911, nr. 149, was nr. 143).
De voorzitter:
Ik constateer dat deze gewijzigde motie met algemene stemmen is aangenomen.
In stemming komt de motie-Van Nispen/Recourt (29911, nr. 144).
De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.
In stemming komt de motie-Recourt c.s. (29911, nr. 147).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, Monasch en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Recourt c.s. (29911, nr. 148).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, Monasch en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
Stemming motie Evaluatieonderzoek Wet kraken en leegstand
Aan de orde is de stemming over een motie, ingediend bij het VAO Evaluatieonderzoek Wet kraken en leegstand,
te weten:
- de motie-Albert de Vries over aanvullende instrumenten voor de bestrijding van langdurige leegstand (31560, nr. 38).
(Zie vergadering van 14 februari 2017.)
In stemming komt de motie-Albert de Vries (31560, nr. 38).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk en Monasch voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
Stemmingen moties Initiatiefnota-Omtzigt over ECB monetair beleid
Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het debat over de initiatiefnota van het lid Omtzigt over ECB monetair beleid en de nadelige gevolgen voor de Nederlandse pensioenfondsen,
te weten:
- de motie-Ronnes over toetsing van de huidige maatregelen van de ECB aan het Verdrag van Maastricht (34563, nr. 6);
- de motie-Ronnes over een door de parlementair advocaat te laten maken juridische analyse van het huidige opkoopbeleid van de ECB (34563, nr. 7);
- de motie-Ronnes over een door de regering te laten maken juridische analyse van het huidige opkoopbeleid van de ECB (34563, nr. 8);
- de motie-Krol over de wijzigingen in de pensioenaanspraken c.q. -verplichtingen van de verschillende leeftijdsklassen in de pensioenfondsen als gevolg van de gedaalde rekenrente (34563, nr. 9).
(Zie notaoverleg van 13 februari 2017.)
De voorzitter:
Op verzoek van de heer Ronnes stel ik voor, zijn motie (34563, nr. 6) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
De voorzitter:
De motie-Krol (34563, nr. 9) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het ECB-beleid de rente drukt en dat doet in een klimaat van reeds zeer lage rente;
overwegende dat gevolgen van lage rentestanden voor pensioenfondsen zo grondig mogelijk in kaart moeten worden gebracht, met name de mogelijke herverdeling van vermogen binnen ons pensioenstelsel;
verzoekt de regering, nog voor 15 maart inzicht te geven in de mate waarin de pensioenaanspraken c.q. -verplichtingen van de verschillende leeftijdsklassen in onze pensioenfondsen zijn gewijzigd als gevolg van de gedaalde rekenrente sinds eind 2006,
en gaat over tot de orde van de dag.
Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 10, was nr. 9 (34563).
Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.
In stemming komt de motie-Ronnes (34563, nr. 7).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PvdD, 50PLUS, Monasch, de SGP, de ChristenUnie, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Ronnes (34563, nr. 8).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, 50PLUS, Monasch, de SGP, de ChristenUnie, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de gewijzigde motie-Krol (34563, nr. 10, was nr. 9).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, 50PLUS, de Groep Kuzu/Öztürk en de PVV voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
Stemmingen Wet gesloten coffeeshopketen
Aan de orde zijn de stemmingen in verband met het Voorstel van wet van het lid Bergkamp tot wijziging van de Opiumwet teneinde de teelt en verkoop van hennep en hasjiesj via een gesloten coffeeshopketen te gedogen (Wet gesloten coffeeshopketen) (34165).
(Zie vergadering van 1 februari 2017.)
In stemming komt het amendement-Volp (stuk nr. 15).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, Monasch, de SGP en de ChristenUnie voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.
In stemming komt het amendement-Van Nispen (stuk nr. 13).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, 50PLUS, Klein en Monasch voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.
In stemming komt het gewijzigde amendement-Van Tongeren (stuk nr. 23, I) tot het invoegen van een onderdeel Ca.
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, Monasch en de Groep Bontes/Van Klaveren voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.
Ik stel vast dat door de aanneming van dit gewijzigde amendement het andere op stuk nr. 23 voorkomende gewijzigde amendement als aangenomen kan worden beschouwd.
Op verzoek van mevrouw Van Toorenburg namens het CDA gaan wij hoofdelijk stemmen over het wetsvoorstel.
In stemming komt het wetsvoorstel, zoals op onderdelen gewijzigd door de aanneming van het amendement-Volp (stuk nr. 15) en de gewijzigde amendementen-Van Tongeren (stuk nrs. 23, I en II) tot het invoegen van een onderdeel Ca.
Vóór stemmen de leden: Smaling, Swinkels, Tanamal, Thieme, Van Tongeren, Ulenbelt, Van der Velde, Van Veldhoven, Verhoeven, Vermeij, Vermue, Van Vliet, Volp, Voortman, Jan Vos, Mei Li Vos, Albert de Vries, Van Weyenberg, Wolbert, Ypma, Yücel, Arib, Asante, Bashir, Belhaj, Bergkamp, Van Bommel, Bontes, Bouwmeester, Brouwer, Cegerek, Van Dekken, Jasper van Dijk, Pia Dijkstra, Dikkers, Eijsink, Fokke, Van Gerven, Gesthuizen, Grashoff, Groot, Günal-Gezer, Hoogland, Houwers, Jacobi, Karabulut, Kerstens, Klaver, Van Klaveren, Klein, Kooiman, Koolmees, Koşer Kaya, Krol, Kuiken, Kuzu, Van Laar, Leenders, Leijten, Maij, Marcouch, Van Meenen, Merkies, Mohandis, Monasch, Nijboer, Van Nispen, Oosenbrug, Ouwehand, Öztürk, Pechtold, Van Raak, Recourt, Roemer, Servaes, Siderius en Sjoerdsma.
Tegen stemmen de leden: Van der Staaij, Straus, Taverne, Teeven, Tellegen, Van Toorenburg, Veldman, Visser, Voordewind, Aukje de Vries, Vuijk, Van Wijngaarden, Wilders, Van 't Wout, Ziengs, Zijlstra, Agema, Amhaouch, Van Ark, Azmani, Beertema, Berckmoes-Duindam, Bisschop, De Boer, Martin Bosma, Remco Bosma, Bosman, Ten Broeke, Bruins Slot, Van der Burg, De Caluwé, Tony van Dijck, Dijkgraaf, Remco Dijkstra, Dik-Faber, Duisenberg, Elias, Fritsma, Geselschap, Geurts, De Graaf, Graus, Van Haersma Buma, Harbers, Rudmer Heerema, Pieter Heerma, Helder, Van Helvert, Keijzer, Klever, Knops, De Lange, Van der Linde, Lodders, Madlener, Van Miltenburg, Moors, Agnes Mulder, Anne Mulder, Neppérus, Nijkerken-de Haan, Omtzigt, Van Oosten, Potters, Van der Ree, Rog, Ronnes, De Roon, Rutte, Schouten, Schut-Welkzijn en Segers.
De voorzitter:
Ik constateer dat dit wetsvoorstel met 77 tegen 72 stemmen is aangenomen.
De voorzitter:
Is de initiatiefnemer bereid om de verdediging van het wetsvoorstel in de Eerste Kamer op zich te nemen, zo vraag ik aan mevrouw Bergkamp.
Mevrouw Bergkamp (D66):
Dat wil ik heel graag doen, voorzitter. Deze wet gaat over volksgezondheid en veiligheid, dus verdedig ik hem graag in de Eerste Kamer. Ik wil iedereen bedanken die een bijdrage heeft geleverd aan de totstandkoming van deze wet.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik wens u daarbij heel veel succes.
Stemmingen moties Wet gesloten coffeeshopketen
Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij de behandeling van het Voorstel van wet van het lid Bergkamp tot wijziging van de Opiumwet teneinde de teelt en verkoop van hennep en hasjiesj via een gesloten coffeeshopketen te gedogen (Wet gesloten coffeeshopketen),
te weten:
- de motie-Van Nispen c.s. over discussie over de aanpassing van internationale antidrugsverdragen (34165, nr. 16);
- de motie-Van Nispen c.s. over ondersteuning aan gemeenten om meer in te zetten op preventie en voorlichting (34165, nr. 17);
- de motie-Van Tongeren over experimenteren met coffeeshops volgens het Haarlemse model (34165, nr. 18);
- de motie-Van Tongeren over voorzien in drugstests tijdens evenementen (34165, nr. 19);
- de motie-Segers/Van Toorenburg over onderzoek naar een blowverbod op de openbare weg en rondom openbare gebouwen (34165, nr. 20);
- de motie-Volp/Van Tongeren over een gevarieerder aanbod van gedoogde medicinale cannabis (34165, nr. 21);
- de motie-Volp/Van Nispen over een fasering in het aanbod van gedoogde wiet en hasjiesj (34165, nr. 22).
(Zie vergadering van 1 februari 2017.)
De voorzitter:
De motie-Van Nispen c.s. (34165, nr. 17) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het gedogen van wietteelt of -handel allerminst bedoeld is als aanmoediging om meer softdrugs te gebruiken en juist de volksgezondheid ten goede moet komen;
van mening dat elke stap richting legalisering van softdrugs gepaard moet gaan met verdere inspanningen wat betreft preventie en voorlichting;
verzoekt de regering, voorafgaand aan de inwerkingtreding van dit wetsvoorstel uiteen te zetten hoe de nodige ondersteuning aan gemeenten geboden zal worden om meer in te zetten op preventie en voorlichting;
verzoekt de regering voorts, ervoor te zorgen dat jaarlijks in de gaten gehouden zal worden hoe het preventie- en ontmoedigingsbeleid zich ontwikkelt en de Kamer hierover te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 24, was nr. 17 (34165).
De motie-Volp/Van Nispen (34165, nr. 22) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het wetsvoorstel gesloten coffeeshopketen een overgangsregeling kent waarbij coffeeshops, zolang het aanbod van gedoogde telers niet afdoende is, ook bij niet-gedoogde telers mogen inkopen;
overwegende dat de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport moet zorgen voor voldoende gedoogbesluiten waardoor er voor coffeeshops een volledig dekkend aanbod van wiet en hasjiesj ontstaat;
van mening dat het onwenselijk is dat er langer dan strikt noodzakelijk naast een gedoogd aanbod een niet-gedoogd aanbod in stand blijft;
van mening dat de mogelijkheden die het wetsvoorstel aan burgemeesters biedt om coffeeshophouders te stimuleren om zo snel mogelijk over te stappen op enkel de inkoop van gedoogde wiet en hasjiesj, optimaal moeten worden benut;
verzoekt de regering, al het nodige te doen om na het in werking treden van het wetsvoorstel te bewerkstelligen dat binnen twee jaar een volledig aanbod van gedoogde wiet en hasjiesj voor gedoogde coffeeshops beschikbaar is en daartoe:
- zo snel mogelijk de Algemene Maatregel van Bestuur op grond van artikel 6e van de gewijzigde Opiumwet tot stand te brengen, alsmede beleidsregels waarin de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport zijn beleid met betrekking tot het verlenen van gedoogbesluiten voor de teelt van hennep bekendmaakt;
- ieder kwartaal met de burgemeesters die gedoogbesluiten voor coffeeshops hebben afgegeven, informatie uit te wisselen over de hoeveelheden in die coffeeshops verkochte hennep en hasjiesj en de hoeveelheden hennep voor de teelt waarvan de minister gedoogbesluiten heeft afgegeven;
- de burgemeesters zo nodig ook anderszins alle informatie te verschaffen die zij nodig kunnen hebben om hun handhavingsbevoegdheden te gebruiken om coffeeshophouders ertoe te bewegen om zo snel mogelijk nog slechts gedoogd geteelde hennep en hasjiesj in te kopen;
verzoekt de regering tevens, de Kamer jaarlijks te informeren over de voortgang van de overgang naar de verkoop van louter gedoogd geteelde hennep en daarbij aan te geven op welke datum naar verwachting artikel Ia van de wet in werking zal treden,
en gaat over tot de orde van de dag.
Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 25, was nr. 22 (34165).
Ik stel vast dat wij nu over deze gewijzigde moties kunnen stemmen.
In stemming komt de motie-Van Nispen c.s. (34165, nr. 16).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers en Monasch voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de gewijzigde motie-Van Nispen c.s. (34165, nr. 24, was nr. 17).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers en Monasch voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Van Tongeren (34165, nr. 18).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, de Groep Kuzu/Öztürk en Monasch voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Van Tongeren (34165, nr. 19).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Monasch en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Segers/Van Toorenburg (34165, nr. 20).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de Groep Kuzu/Öztürk, de SGP, de ChristenUnie en het CDA voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Volp/Van Tongeren (34165, nr. 21).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, Monasch, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de gewijzigde motie-Volp/Van Nispen (34165, nr. 25, was nr. 22).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers en Monasch voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Nu mijn motie op stuk nr. 19 is aangenomen, krijg ik graag een brief van de regering waarin zij aangeeft hoe zij de motie gaat uitvoeren.
De voorzitter:
Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.
Stemming Harmonisatie kinderopvang en peuterspeelzaalwerk
Aan de orde is de stemming in verband met het wetsvoorstel Wijziging van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen en enkele andere wetten in verband met de harmonisatie van de regelgeving met betrekking tot kindercentra en peuterspeelzalen (Wet harmonisatie kinderopvang en peuterspeelzaalwerk) (34596).
(Zie vergadering van 15 februari 2017.)
In stemming komt het wetsvoorstel.
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, Van Vliet, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, Monasch, de VVD en het CDA voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.
Stemmingen moties Harmonisatie kinderopvang en peuterspeelzaalwerk
Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij de behandeling van het wetsvoorstel Wet harmonisatie kinderopvang en peuterspeelzaalwerk,
te weten:
- de motie-Voortman/Yücel over de gevolgen van de nieuwe kwaliteitseisen voor de tarieven in en het gebruik van kinderopvang (34596, nr. 9);
- de motie-Yücel/Ulenbelt over het vierogenprincipe als verplicht onderdeel van het veiligheidsplan (34596, nr. 10);
- de motie-Van 't Wout c.s. over monitoren van de voorbereiding op en de implementatie van de wet (34596, nr. 12);
- de motie-Van 't Wout c.s. over uitvoeren van een bedrijfseffectentoets (34596, nr. 13);
- de motie-Pieter Heerma over uitstel van de invoering van de harmonisatie (34596, nr. 14).
(Zie vergadering van 15 februari 2017.)
De voorzitter:
De motie-Voortman/Yücel (34596, nr. 9) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat door nieuwe kwaliteitseisen in de kinderopvang kinderopvangorganisaties hun tarieven mogelijk zullen verhogen en deze tarieven boven het maximumuurtarief kunnen komen;
overwegende dat de kosten voor kinderopvang middels kinderopvangtoeslag tot een maximumbedrag worden vergoed;
overwegende dat ouders met een laag inkomen met een grote relatieve prijsstijging te maken kunnen hebben wanneer de tarieven hoger zijn of worden dan het maximumuurtarief;
verzoekt de regering, te monitoren wat de gevolgen zijn van de nieuwe kwaliteitseisen voor de tarieven in de kinderopvang en voor het gebruik van kinderopvang door ouders uit verschillende inkomensgroepen, en de Kamer daar een jaar na invoering van de wetswijziging over te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 15, was nr. 9 (34596).
De motie-Pieter Heerma (34596, nr. 14) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat ouders niet geconfronteerd moeten worden met twee keer voor hen nieuwe financiering als besloten wordt tot een systeem van directe financiering;
overwegende dat het voor ouders niet duurder zou moeten worden, omdat hun recht op toeslag wordt uitgesteld;
verzoekt de regering om, indien het wetsvoorstel directe financiering voor 1 september 2017 wordt aangenomen in de Kamer, de inwerkingtreding van het wetsvoorstel harmonisatie peuterspeelzalen uit te stellen tot de inwerkingtreding van de directe financiering,
en gaat over tot de orde van de dag.
Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 16, was nr. 14 (34596).
Ik stel vast dat wij nu over deze gewijzigde moties kunnen stemmen.
In stemming komt de gewijzigde motie-Voortman/Yücel (34596, nr. 15, was nr. 9).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, Van Vliet, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, Monasch, de VVD, de SGP, de ChristenUnie en het CDA voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Yücel/Ulenbelt (34596, nr. 10).
De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.
In stemming komt de motie-Van 't Wout c.s. (34596, nr. 12).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, Van Vliet, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, Monasch, de VVD, de SGP, de ChristenUnie, het CDA en de Groep Bontes/Van Klaveren voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de fractie van de PVV ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Van 't Wout c.s. (34596, nr. 13).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, Van Vliet, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, Monasch, de VVD, de ChristenUnie, het CDA en de Groep Bontes/Van Klaveren voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de gewijzigde motie-Pieter Heerma (34596, nr. 16, was nr. 14).
De voorzitter:
Ik constateer dat deze gewijzigde motie met algemene stemmen is aangenomen.
Stemmingen Innovatie en kwaliteit kinderopvang
Aan de orde zijn de stemmingen in verband met het wetsvoorstel Wijziging van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen in verband met de herijking en harmonisatie van enige kwaliteitseisen voor kindercentra en peuterspeelzalen, de innovatie van die kwaliteitseisen en het aanpassen van enige eisen aan de kwaliteit van voorschoolse educatie (Wet innovatie en kwaliteit kinderopvang) (34597).
(Zie vergadering van 15 februari 2017.)
In stemming komt het amendement-Ulenbelt/Yücel (stuk nr. 10).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, 50PLUS en de Groep Kuzu/Öztürk voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.
In stemming komt het amendement-Van 't Wout c.s. (stuk nr. 12) tot het invoegen van een artikel IB.
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, Van Vliet, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, Monasch, de VVD, de SGP, de ChristenUnie en het CDA voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.
In stemming komt het wetsvoorstel, zoals op onderdelen gewijzigd door de aanneming van het amendement-Van 't Wout c.s. (stuk nr. 12) tot het invoegen van een artikel IB.
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, Van Vliet, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, Monasch, de VVD, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.
Stemming motie Rapport Onderzoeksraad Voor Veiligheid over het gasgebouw
Aan de orde is de stemming over een aangehouden motie, ingediend bij het debat over het rapport van de Onderzoeksraad Voor Veiligheid met betrekking tot het "gasgebouw" in Nederland,
te weten:
- de motie-Ouwehand over een parlementaire enquête naar de besluitvorming over de gaswinning in Groningen (33529, nr. 129).
(Zie vergadering van 3 maart 2015.)
De voorzitter:
De motie-Ouwehand (33529, nr. 129) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de Onderzoeksraad Voor Veiligheid in zijn onderzoek naar de besluitvorming rond de gaswinning in Groningen van 1959 tot 2013 harde conclusies trekt over de wijze waarop de Staat is omgegaan met de veiligheid van Groningen;
van mening dat de Kamer er baat bij heeft om de besluitvorming zelf grondig te onderzoeken om hieruit lessen te trekken voor de toekomst, en dat de mogelijkheid om betrokkenen onder ede te horen hierbij grote toegevoegde waarde heeft;
verzoekt het Presidium, een commissie samen te stellen die de voorbereidingen treft voor een parlementaire enquête naar de besluitvorming over de gaswinning in Groningen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 325, was nr. 129 (33529).
Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.
In stemming komt de gewijzigde motie-Ouwehand (33529, nr. 325, was nr. 129).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, 50PLUS, de Groep Kuzu/Öztürk, Monasch, de ChristenUnie, het CDA en de PVV voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
Stemmingen moties Mijnbouw
Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het debat over mijnbouw,
te weten:
- de motie-Van Tongeren over voorrang geven aan duurzame toepassingen bij het gebruik van de ondergrond (32849, 33529, nr. 102);
- de motie-Van Tongeren/Agnes Mulder over geen onomkeerbare beslissingen over afvalwaterinjectie in lege gas- of olievelden (32849, 33529, nr. 103);
- de motie-Agnes Mulder/Van Tongeren over een pilot zuivering afvalwater als voorwaarde voor vergunningverlening aan de NAM (32849, 33529, nr. 104);
- de motie-Agnes Mulder/Smaling over inzet van tiltmeters bij de nulmeting voor de gaswinning in Oppenhuizen (32849, 33529, nr. 105);
- de motie-Ouwehand over het winningsbesluit voor vijf jaar intrekken (32849, 33529, nr. 106);
- de motie-Ouwehand over een generaal pardon voor alle bestaande schadegevallen in Groningen (32849, 33529, nr. 107);
- de motie-Ouwehand over het ontwikkelen van scenario's voor de gaswinning vanuit het voorzorgsbeginsel (32849, 33529, nr. 108);
- de motie-Ouwehand over het staken van de gesprekken met Shell en ExxonMobil (32849, 33529, nr. 109);
- de motie-Jan Vos c.s. over het terugwinnen van het vertrouwen van de Groningers (32849, 33529, nr. 110).
(Zie vergadering van 15 februari 2017.)
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het huidige winningsbesluit van aardgas geldt voor vijf jaar;
verzoekt de regering, het winningsbesluit voor vijf jaar in te trekken;
verzoekt de regering tevens, met een duidelijk afbouwplan te komen voor de aardgaswinning in Groningen met concrete tussendoelen voor de komende jaren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
De motie-Ouwehand (32849, 33529, nr. 106) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:
Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 111, was nr. 106 (32849, 33529).
Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.
In stemming komt de motie-Van Tongeren (32849, 33529, nr. 102).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Monasch en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Van Tongeren/Agnes Mulder (32849, 33529, nr. 103).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Monasch, de ChristenUnie en het CDA voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Agnes Mulder/Van Tongeren (32849, 33529, nr. 104).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, D66, 50PLUS, de Groep Kuzu/Öztürk, de SGP, de ChristenUnie, het CDA en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Agnes Mulder/Smaling (32849, 33529, nr. 105).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Monasch, de ChristenUnie, het CDA en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de gewijzigde motie-Ouwehand (32849, 33529, nr. 111, was nr. 106).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, D66, 50PLUS, de ChristenUnie, het CDA en de PVV voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Ouwehand (32849, 33529, nr. 107).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, 50PLUS, de Groep Kuzu/Öztürk, de ChristenUnie en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Ouwehand (32849, 33529, nr. 108).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, D66, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, de ChristenUnie, het CDA en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Ouwehand (32849, 33529, nr. 109).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, de Groep Kuzu/Öztürk en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Jan Vos c.s. (32849, 33529, nr. 110).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, Van Vliet, 50PLUS, Klein, Houwers, Monasch, de VVD, de SGP, de ChristenUnie, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de fractie van de Groep Kuzu/Öztürk ertegen, zodat zij is aangenomen.
Stemming motie Seksueel misbruik in de rooms-katholieke kerk
Aan de orde is de stemming over een aangehouden motie, ingediend bij het VAO Seksueel misbruik in de rooms-katholieke kerk,
te weten:
- de motie-Gesthuizen over een parlementair onderzoek naar seksueel misbruik binnen de rooms-katholieke kerk (34550-VI, nr. 96).
(Zie vergadering van 19 januari 2017.)
De voorzitter:
De motie-Gesthuizen (34550-VI, nr. 96) is in die zin gewijzigd (nr. 101) en nader gewijzigd dat zij thans is ondertekend door de leden Gesthuizen en Volp, en luidt:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat uit de onderzoeken naar seksueel misbruik binnen de rooms-katholieke kerk en de jeugdzorg blijkt dat de overheid en de volksvertegenwoordiging een belangrijke rol kunnen spelen bij het voorkomen en tegengaan van misbruik en mishandeling;
tevens constaterende dat er nog maar weinig onderzoek is verricht naar hun rol en verantwoordelijkheid bij het voorkomen en aanpakken hiervan;
voorts constaterende dat de commissie-De Winter nog nader onderzoek zal doen naar geweld in de jeugdzorg;
van mening dat, vanwege de noodzaak tot verbetering van de rol van de overheid en de volksvertegenwoordiging in de toekomst, het van belang is om dat onderzoek alsnog te laten verrichten, zeker in het licht van de recent aan het licht gekomen doofpotculturen rond misbruik in de sportwereld;
spreekt uit dat alsnog onderzoek dient te worden verricht, in opdracht van de Kamer, naar de wijze waarop de overheid en de volksvertegenwoordiging in het verleden de genoemde rol en verantwoordelijkheid ten aanzien van het voorkomen en tegengaan van misbruik en mishandeling, welke zich op diverse terreinen binnen de samenleving en binnen diverse sectoren hebben afgespeeld, al dan niet hebben waargemaakt, opdat daar lessen voor de toekomst uit kunnen worden getrokken,
en gaat over tot de orde van de dag.
Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 102, was nr. 101 (34550-VI).
Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.
In stemming komt de nader gewijzigde motie-Gesthuizen/Volp (34550-VI, nr. 102, was nr. 101).
De voorzitter:
Ik constateer dat deze nader gewijzigde motie met algemene stemmen is aangenomen.
Mevrouw Gesthuizen (SP):
Voorzitter. Nu onze motie is aangenomen, zouden wij graag willen verzoeken om een brief van het Presidium over de vraag hoe deze motie zal worden uitgevoerd.
De voorzitter:
Dan zal ik deze opmerking meenemen naar het Presidium.
Stemming motie Beveiliging Kamerverkiezingen 2017
Aan de orde is de stemming over een motie, ingediend bij het VAO Beveiliging Kamerverkiezingen 2017,
te weten:
- de motie-Amhaouch over een adequate beveiliging van hard- en software voor het verkiezingsproces (26643, nr. 446).
(Zie vergadering van 16 februari 2017.)
In stemming komt de motie-Amhaouch (26643, nr. 446).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, D66, 50PLUS, de Groep Kuzu/Öztürk, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
Stemming motie Beleidsdoorlichting burgerschap, BRP en reisdocumenten
Aan de orde is de stemming over een motie, ingediend bij het VAO Beleidsdoorlichting burgerschap, BRP en reisdocumenten,
te weten:
- de motie-De Caluwé/Amhaouch over de Kamer terstond informeren over wijzigingen in de Operatie BRP (27859, nr. 100).
(Zie vergadering van 16 februari 2017.)
In stemming komt de motie-De Caluwé/Amhaouch (27859, nr. 100).
De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.
Stemming Zwarte Pietwet
Aan de orde is de stemming in verband met het Voorstel van wet van de leden Bosma en De Graaf ter bescherming van de culturele traditie van het sinterklaasfeest (Zwarte Piet-wet) (34078).
(Zie vergadering van 16 februari 2017.)
In stemming komt het wetsvoorstel.
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fractie van de PVV voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.
Stemming motie Zwarte Pietwet
Aan de orde is de stemming over een motie, ingediend bij de behandeling van het Voorstel van wet van de leden Bosma en De Graaf ter bescherming van de culturele traditie van het sinterklaasfeest (Zwarte Piet-wet),
te weten:
- de motie-Monasch over geen bemoeienis van kabinet en individuele kabinetsleden met het sinterklaasfeest (34078, nr. 10).
(Zie vergadering van 16 februari 2017.)
De voorzitter:
De heer Monasch verzoekt om een hoofdelijke stemming.
In stemming komt de motie-Monasch (34078, nr. 10).
Vóór stemmen de leden: De Caluwé, Dijkgraaf, Remco Dijkstra, Duisenberg, Elias, Geselschap, Harbers, Rudmer Heerema, Houwers, Van Klaveren, Krol, De Lange, Van der Linde, Lodders, Van Miltenburg, Monasch, Moors, Anne Mulder, Neppérus, Nijkerken-de Haan, Van Oosten, Potters, Van der Ree, Rutte, Schut-Welkzijn, Van der Staaij, Straus, Taverne, Teeven, Tellegen, Veldman, Visser, Van Vliet, Aukje de Vries, Vuijk, Van Wijngaarden, Van 't Wout, Ziengs, Zijlstra, Van Ark, Azmani, Berckmoes-Duindam, Bisschop, De Boer, Bontes, Remco Bosma, Bosman, Ten Broeke en Van der Burg.
Tegen stemmen de leden: Cegerek, Van Dekken, Tony van Dijck, Jasper van Dijk, Pia Dijkstra, Dik-Faber, Dikkers, Eijsink, Fokke, Fritsma, Van Gerven, Gesthuizen, Geurts, De Graaf, Grashoff, Graus, Groot, Günal-Gezer, Van Haersma Buma, Pieter Heerma, Helder, Van Helvert, Hoogland, Jacobi, Karabulut, Keijzer, Kerstens, Klaver, Klein, Klever, Knops, Kooiman, Koolmees, Koşer Kaya, Kuiken, Kuzu, Van Laar, Leenders, Leijten, Madlener, Maij, Marcouch, Van Meenen, Merkies, Mohandis, Agnes Mulder, Nijboer, Van Nispen, Omtzigt, Oosenbrug, Ouwehand, Öztürk, Pechtold, Van Raak, Recourt, Roemer, Rog, Ronnes, De Roon, Schouten, Segers, Servaes, Siderius, Sjoerdsma, Smaling, Swinkels, Tanamal, Thieme, Van Tongeren, Van Toorenburg, Ulenbelt, Van der Velde, Van Veldhoven, Verhoeven, Vermeij, Vermue, Volp, Voordewind, Voortman, Jan Vos, Mei Li Vos, Albert de Vries, Van Weyenberg, Wilders, Wolbert, Ypma, Yücel, Agema, Amhaouch, Arib, Asante, Bashir, Beertema, Belhaj, Bergkamp, Van Bommel, Martin Bosma, Bouwmeester, Brouwer en Bruins Slot.
De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met 49 tegen 100 stemmen is verworpen.
Stemmingen moties Inburgering en integratie
Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Inburgering en integratie,
te weten:
- de motie-Pieter Heerma over aanbieden van taal- en inburgeringscursussen (32824, nr. 185);
- de motie-Van Meenen over een voorevaluatie van de werking van de Wet inburgering (32824, nr. 186);
- de motie-Öztürk over meer focus op wederzijdse acceptie (32824, nr. 187);
- de motie-Voortman over het evaluatieproces van het onderdeel Kennis Nederlandse Maatschappij (32824, nr. 188).
(Zie vergadering van 16 februari 2017.)
In stemming komt de motie-Pieter Heerma (32824, nr. 185).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Monasch, de SGP, de ChristenUnie en het CDA voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Van Meenen (32824, nr. 186).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, D66, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, de SGP en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Öztürk (32824, nr. 187).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PvdD, D66 en de Groep Kuzu/Öztürk voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Voortman (32824, nr. 188).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, D66, Van Vliet, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, de VVD, de SGP, de ChristenUnie en het CDA voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
De stemmingen over het wetsvoorstel Wijziging van de Wet inburgering en enkele andere wetten in verband met het toevoegen van het onderdeel participatieverklaring aan het inburgeringsexamen en de wettelijke vastlegging van de maatschappelijke begeleiding (34584) en over de daarover ingediende moties hebben we uitgesteld.
Stemmingen Wet kwaliteitsborging voor het bouwen
Aan de orde zijn de stemmingen in verband met het wetsvoorstel Wijziging van de Woningwet, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en het Burgerlijk Wetboek in verband met de invoering van een nieuw stelsel van kwaliteitsborging voor het bouwen en de versterking van de positie van de bouwconsument (Wet kwaliteitsborging voor het bouwen) (34453).
(Zie vergadering van 16 februari 2017.)
In stemming komt het gewijzigde amendement-Albert de Vries (stuk nr. 17, I).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, Van Vliet, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, de VVD, de SGP, de ChristenUnie en het CDA voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.
Ik stel vast dat door de aanneming van dit gewijzigde amendement het andere op stuk nr. 17 voorkomende gewijzigde amendement als aangenomen kan worden beschouwd.
In stemming komt het amendement-Bashir (stuk nr. 21).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, de ChristenUnie en het CDA voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.
In stemming komt het gewijzigde amendement-Albert de Vries (stuk nr. 16) tot het invoegen van een onderdeel 0A.
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, Van Vliet, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Monasch, de VVD, de SGP, de ChristenUnie en het CDA voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.
De heer Fritsma (PVV):
Voorzitter. De PVV is voor het amendement-Bashir (stuk nr. 21).
De voorzitter:
Deze opmerking zal in de Handelingen worden opgenomen.
In stemming komt het gewijzigde amendement-Albert de Vries (stuk nr. 15) tot het invoegen van een onderdeel 0A.
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, Van Vliet, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Monasch, de VVD, de ChristenUnie en het CDA voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.
In stemming komt het gewijzigde amendement-Ronnes (stuk nr. 18).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.
In stemming komt het wetsvoorstel, zoals op onderdelen gewijzigd door de aanneming van de gewijzigde amendementen-Albert de Vries (stuk nrs. 17, I en II), het gewijzigde amendement-Albert de Vries (stuk nr. 16) tot het invoegen van een onderdeel 0A en het gewijzigde amendement-Albert de Vries (stuk nr. 15) tot het invoegen van een onderdeel 0A.
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PvdA, D66, Van Vliet, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, Monasch, de VVD, de SGP en het CDA voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.
Stemmingen moties Wet kwaliteitsborging voor het bouwen
Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij de behandeling van het wetsvoorstel Wijziging van de Woningwet, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en het Burgerlijk Wetboek in verband met de invoering van een nieuw stelsel van kwaliteitsborging voor het bouwen en de versterking van de positie van de bouwconsument (Wet kwaliteitsborging voor het bouwen),
te weten:
- de motie-Albert de Vries/Van der Linde over een systeem van erkende kwaliteitsverklaringen en erkende technische toepassingen (34453, nr. 19);
- de motie-Albert de Vries over de kwaliteitsborging voor het verbouwen en restaureren van rijksmonumenten (34453, nr. 20);
- de motie-Van der Linde over evalueren van de reikwijdte van de niet uit te sluiten aansprakelijkheid (34453, nr. 22);
- de motie-Ronnes over kijken naar monumentale waarde bij het onder de wet brengen van rijksmonumenten (34453, nr. 23);
- de motie-Ronnes over een bestuursakkoord met gemeenten over lagere leges voor omgevingsvergunningen (34453, nr. 24);
- de motie-Ronnes over het kwaliteitsstempel van het VACpunt Wonen (34453, nr. 25).
(Zie vergadering van 16 februari 2017.)
De voorzitter:
Op verzoek van de heer Van der Linde stel ik voor, zijn motie (34453, nr. 22) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
De voorzitter:
De motie-Ronnes (34453, nr. 24) is in die zin gewijzigd dat zij thans is ondertekend door de leden Ronnes en Van der Linde. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 26, was nr. 24 (34453).
Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.
In stemming komt de motie-Albert de Vries/Van der Linde (34453, nr. 19).
De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.
In stemming komt de motie-Albert de Vries (34453, nr. 20).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Monasch, de SGP, de ChristenUnie en het CDA voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Ronnes (34453, nr. 23).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, D66, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Monasch, de SGP en het CDA voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de gewijzigde motie-Ronnes/Van der Linde (34453, nr. 26, was nr. 24).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdA, D66, Van Vliet, 50PLUS, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, Monasch, de VVD, de SGP, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Voorzitter. U moest even overnieuw beginnen. Excuses voor de verwarring. Er ging iets mis. We waren inderdaad tegen deze motie, maar voor de moties op de stukken nrs. 20 en 23.
De voorzitter:
Deze opmerkingen zullen in de Handelingen worden opgenomen.
De heer Fritsma (PVV):
De PVV is tegen de motie op stuk nr. 25.
De voorzitter:
Ook deze opmerking ... Op nr. 25? Daar gaan we nog over stemmen! U bent veel te vroeg. Ik weet dat het te lang duurt met al die hoofdelijke stemmingen. Maar u bedoelde de motie op stuk nr. 24? Oké, dat zal worden opgenomen in de Handelingen.
In stemming komt de motie-Ronnes (34453, nr. 25).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, Van Vliet, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Monasch, de VVD, de SGP, het CDA en de Groep Bontes/Van Klaveren voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
Stemmingen Functioneren verenigingen van eigenaars
Aan de orde zijn de stemmingen in verband met het wetsvoorstel Wijziging van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek in verband met het verbeteren van het functioneren van verenigingen van eigenaars (Wet verbetering functioneren verenigingen van eigenaars) (34479).
(Zie vergadering van 16 februari 2017.)
In stemming komt het gewijzigde amendement-Bashir (stuk nr. 12).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, D66, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Monasch, de SGP en het CDA voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.
In stemming komt het nader gewijzigde amendement-Ronnes (stuk nr. 15, I).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, Van Vliet, 50PLUS, Klein, Monasch, de VVD, de ChristenUnie, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor dit nader gewijzigde amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.
Ik stel vast dat door de aanneming van dit nader gewijzigde amendement het andere op stuk nr. 15 voorkomende nader gewijzigde amendement als aangenomen kan worden beschouwd.
In stemming komt het gewijzigde amendement-Bisschop (stuk nr. 11).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, 50PLUS, de Groep Kuzu/Öztürk, Monasch, de SGP, de ChristenUnie, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.
In stemming komt het wetsvoorstel, zoals op onderdelen gewijzigd door de aanneming van de nader gewijzigde amendementen-Ronnes (, I en II).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, Van Vliet, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, Monasch, de VVD, de ChristenUnie, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en de aanwezige leden van de fractie van de SGP ertegen, zodat het is aangenomen.
Stemming motie Functioneren verenigingen van eigenaars
Aan de orde is de stemming over een motie, ingediend bij de behandeling van het wetsvoorstel Wijziging van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek in verband met het verbeteren van het functioneren van verenigingen van eigenaars (Wet verbetering functioneren verenigingen van eigenaars),
te weten:
- de motie-Albert de Vries over besluitvorming met een gewone meerderheid voor projecten die zich binnen tien jaar terugverdienen (34479, nr. 14).
(Zie vergadering van 16 februari 2017.)
In stemming komt de motie-Albert de Vries (34479, nr. 14).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, Monasch, de ChristenUnie en het CDA voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
Stemmingen Beperken heffingsbevoegdheid van precariobelasting
Aan de orde zijn de stemmingen in verband met het wetsvoorstel Wijziging van de Gemeentewet, de Provinciewet en de Waterschapswet in verband met het beperken van de heffingsbevoegdheid van precariobelasting voor enige openbare werken van algemeen nut (34508).
(Zie vergadering van 16 februari 2016.)
In stemming komen het amendement-Amhaouch (stuk nr. 10, I).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, 50PLUS, Klein, Houwers en het CDA voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.
Ik stel vast dat door de verwerping van dit amendement de overige op stuk nr. 10 voorkomende amendementen als verworpen kunnen worden beschouwd.
In stemming komen het gewijzigde amendement-Veldman/Fokke (stuk nr. 11, I).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, D66, Van Vliet, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, Monasch, de VVD, de SGP, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.
Ik stel vast dat door de aanneming van dit gewijzigde amendement de overige op stuk nr. 11 voorkomende gewijzigde amendementen als aangenomen kunnen worden beschouwd.
In stemming komt het wetsvoorstel, zoals op onderdelen gewijzigd door de aanneming van de gewijzigde amendementen-Veldman/Fokke (, I tot en met III).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, D66, Van Vliet, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, Monasch, de VVD, de SGP, de ChristenUnie, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en de aanwezige leden van de fractie van GroenLinks ertegen, zodat het is aangenomen.
Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Wij willen geacht worden tegen het wetsvoorstel gestemd te hebben.
De voorzitter:
Deze opmerking zal in de Handelingen worden opgenomen.
Stemming motie Luchtvaart
Aan de orde is de stemming over een aangehouden motie, ingediend bij het VAO Luchtvaart,
te weten:
- de motie-Elias over opening van Lelystad Airport in april 2018 (31936, nr. 371).
(Zie vergadering van 22 december 2016.)
In stemming komt de motie-Elias (31936, nr. 371).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van Van Vliet, 50PLUS, Houwers, de VVD, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
Stemming motie Begroting Veiligheid en Justitie
Aan de orde is de stemming over een aangehouden motie, ingediend bij de behandeling van het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (VI) voor het jaar 2017,
te weten:
- de motie-Swinkels c.s. over verbeteren van de voorlichting aan de beslagene (34550-VI, nr. 61).
(Zie vergadering van 1 december 2016.)
De voorzitter:
De motie-Swinkels c.s. (34550-VI, nr. 61) is in die zin gewijzigd dat zij thans is ondertekend door de leden Swinkels, Van Nispen, Segers en Van Tongeren, en luidt:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de Ombudsman vaststelt dat nog belangrijke verbeteringen gemaakt kunnen worden bij de inbeslagname van goederen, met name als het gaat om informatievoorziening aan de burger;
constaterende dat het OM niet verplicht is de beslagene te informeren over de beslissing tot vernietiging of verkopen van in beslag genomen goederen;
overwegende dat goederen hierdoor al vernietigd of verkocht kunnen zijn op het moment dat een rechter beslist over een klacht;
overwegende dat de aanbevelingen van de Ombudsman op dit punt niet zijn meegenomen in de voorgestelde verbeteringen door de regering;
verzoekt de regering, de voorlichting aan de beslagene zo te verbeteren dat deze tijdig en adequaat wordt geïnformeerd over de mogelijkheid van beklag en van verkoop of vernietiging van de in beslag genomen goederen;
verzoekt de regering voorts, ervoor te zorgen dat de beslissing over vernietiging of verkoop van het goed wordt uitgesteld, totdat de rechter over de betreffende klacht heeft beslist,
en gaat over tot de orde van de dag.
Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 103, was nr. 61 (34550-VI).
In stemming komt de gewijzigde motie-Swinkels c.s. (34550-VI, nr. 103, was nr. 61).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, Van Vliet, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Monasch, de SGP, de ChristenUnie en het CDA voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
Mededelingen
Mededelingen
Mededelingen
De voorzitter:
Ingekomen is een beschikking van de Voorzitters van de Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal inzake aanwijzing in de Parlementaire Vergadering van de Raad van Europa van het Eerste Kamerlid Faber-van de Klashorst tot plaatsvervangend lid in plaats van het Eerste Kamerlid Markuszower. Ik stel voor, deze beschikking voor kennisgeving aan te nemen.
Daartoe wordt besloten.
De voorzitter:
Op de tafel van de Griffier ligt een lijst van ingekomen stukken. Op die lijst staan voorstellen voor de behandeling van deze stukken. Als voor het einde van de vergadering daartegen geen bezwaar is gemaakt, neem ik aan dat daarmee wordt ingestemd.
Regeling van werkzaamheden
Regeling van werkzaamheden
Regeling van werkzaamheden
De voorzitter:
Ik stel voor, toe te voegen aan de agenda van de Kamer:
- het wetsvoorstel Wijziging van de Tijdelijke experimentenwet stembiljetten en centrale stemopneming in verband met de verlenging van de werkingsduur van die wet (34633);
- het wetsvoorstel Wijziging van de Kieswet ter nadere implementatie van Richtlijn 2013/1/EU van de Raad van 20 december 2012 tot wijziging van Richtlijn 93/109/EG tot vaststelling van de wijze van uitoefening van het passief kiesrecht bij de verkiezingen voor het Europees Parlement ten behoeve van de burgers van de Unie die verblijven in een lidstaat waarvan zij geen onderdaan zijn (PbEU 2013, L 26) (34635);
- het wetsvoorstel Regeling van de inwerkingtreding van de wet van 8 juli 2015, houdende goedkeuring van de op 27 juni 2014 te Brussel tot stand gekomen Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en haar lidstaten, enerzijds, en Oekraïne, anderzijds (Stb. 2015, 315 (34669).
Ik stel voor, de leden van de tijdelijke commissie Breed welvaartsbegrip decharge van hun werkzaamheden te verlenen. Namens de Kamer dank ik de leden en de staf voor hun werkzaamheden.
En jullie mogen best een beetje voor ze klappen.
(Applaus)
De voorzitter:
Dank jullie wel.
Ik stel voor, donderdag aanstaande ook te stemmen over de aangehouden motie-Leenders c.s. (34550-XIII, nr. 86).
Op verzoek van de indiener stel ik voor, de volgende motie opnieuw aan te houden: 34550-A, nr. 27.
Ik stel voor, toe te voegen aan de agenda:
- het VAO Behandelvoorbehoud van het EU-voorstel herziening coördinatie socialezekerheidsstelsels, met als eerste spreker het lid Schut-Welkzijn (VVD).
Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.
De voorzitter:
Ik geef het woord aan mevrouw Gesthuizen namens de SP.
Mevrouw Gesthuizen (SP):
Voorzitter. Vorige week bereikte mij een belangrijk bericht, over een vervolgonderzoek naar de dood van een Georgisch asielzoekstertje dat een aantal jaren geleden is uitgezet met acute leukemie. Het meisje is zo'n tweeënhalf jaar geleden overleden. Dit onderzoek, dat is uitgevoerd door verschillende inspecties, bevat behoorlijk heftige conclusies over de zorgverlening en legt de vinger op de zere plek op punten waar de zorgverlening tekortschoot. Ik vind dit zo belangrijk dat ik de collega's verzoek om hierover een debat te organiseren met de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie en de minister van Volksgezondheid.
De heer Sjoerdsma (D66):
Het is een wat ongewone zaak, maar ik wil mevrouw Gesthuizen hier wel in steunen. Ik zou het ook wel van belang vinden dat het kabinet zo snel mogelijk met een kabinetsreactie komt, zodat we voorafgaand aan het debat ook weten wat de officiële positie van het kabinet is in deze zaak.
Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Dit kan GroenLinks steunen. GroenLinks steunt dus dit debatverzoek.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Het gaat om een heel trieste situatie. Ik steun dus het verzoek om een debat en ook de aanvraag van de brief met een kabinetsreactie.
De heer Azmani (VVD):
Laat ik vooropstellen dat ik ook vind dat we als Kamer hierover met elkaar het gesprek moeten aangaan, maar de Kamer heeft dat onderzoeksrapport nog niet. Bij mijn weten is het onderzoeksrapport ook nog niet gereed. Ik zou dus eerst dat onderzoeksrapport en de beleidsreactie daarop willen hebben om te kunnen bepalen of en waar we het debat gaan voeren. Ik vind het op dit moment dus te prematuur om het verzoek te steunen.
Mevrouw Keijzer (CDA):
We kennen de verhalen uit de media. Die zijn best aangrijpend. Maar om te kunnen beoordelen of we het hier ook moeten bespreken in een debat, heb ik het rapport en een reactie van het kabinet nodig. Op dit moment dus geen steun. Laten we even afwachten waar het kabinet mee komt.
Mevrouw Maij (PvdA):
Ik begrijp dat het een heel vreselijke zaak is en dat we er ook over moeten praten, maar ik vind het wel prettig als we zelf ook allemaal die informatie hebben. We hebben het rapport niet en we hebben ook niet de reactie van de regering. Die zou ik eerst willen hebben. We kunnen daarna bekijken of we deze kwestie misschien in een algemeen overleg moeten bespreken of alsnog in een plenair debat, maar ik zou eerst het rapport zelf en ook de reactie van de regering willen zien.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Ik stel voor om toch het debat al wel in te plannen. Ik steun dus het verzoek.
De voorzitter:
Mevrouw Gesthuizen, u hebt geen meerderheid voor het houden van een debat.
Mevrouw Gesthuizen (SP):
Nee, dat begrijp ik. Ik zou de collega's willen laten weten dat er op dit moment nog geen openbaar rapport ligt. Ik heb vernomen dat er vanuit de gezondheidsverleners — tenminste, dat vermoed ik — mogelijk zelfs geprocedeerd wordt om dit nooit openbaar te laten worden. Ik vind dat zelf echt verschrikkelijk; dat zeg ik maar gewoon eventjes in heel simpele taal. Ik zou het echt heel erg vinden als dat het geval zou zijn. Maar ik begrijp dat er in ieder geval een Kamermeerderheid is die het rapport wél wil ontvangen en die daarop ook een reactie van de regering wil. Het gaat in algemene zin namelijk ook over zorgverlening aan kwetsbare mensen.
De voorzitter:
Er is ook een suggestie gedaan om het eventueel in een AO te bespreken. Maar tegen die tijd hoor ik het wel.
Mevrouw Gesthuizen (SP):
Dan vraag ik nu alleen om een afschrift van deze gedachtewisseling in de Kamer naar de regering te sturen.
De voorzitter:
Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.
Ik geef het woord aan mevrouw Leijten namens de SP.
Mevrouw Leijten (SP):
Voorzitter. Uit een reeks publicaties in de NRC is wederom duidelijk geworden dat er gewaarschuwd is voor het grote pgb-debacle, dat er niets is gedaan, dat de Kamer is misleid, dat als de Kamer daarop wees dat is afgedaan met een jij-bak en dat we nog steeds geen oplossing hebben voor mensen die hun persoonsgebonden budget via het trekkingsrecht moeten laten lopen bij de Sociale Verzekeringsbank. Een aantal zaken was voor mij echt nieuw, onder andere de betalingen op rekeningen waar geen bekende mensen achter zaten, onder andere naar rekeningen in Bulgarije en Roemenië. Ik wil daar graag verder over spreken met de staatssecretaris, nog deze week.
De heer Krol (50PLUS):
Het is te triest voor woorden. Steun.
Mevrouw Keijzer (CDA):
Tijdens het mondelinge vragenuurtje heb ik een aantal uitspraken van de staatssecretaris op papier gehouden tegen de reconstructie van de feiten die op dat moment speelden. Ik heb de staatssecretaris gevraagd hoe hij dat beoordeelt en of hij de Kamer hiermee op het verkeerde been heeft gezet. Ik kreeg geen antwoord van hem. Hij trok mist op, wat we van hem gewend zijn. Ik steun dus dit verzoek.
Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Steun van GroenLinks voor dit verzoek.
De heer Van Weyenberg (D66):
Steun van D66.
De heer Monasch (Monasch):
Steun voor het verzoek.
Mevrouw Agema (PVV):
De staatssecretaris heeft zojuist bevestigd dat het ministerie geld overmaakte naar fraudeurs, een overleden persoon en rekeningen in Roemenië en Bulgarije. Dat heeft hij bevestigd. Ik weet dus werkelijk niet wat de staatssecretaris nog op zijn post doet.
De voorzitter:
Dus u steunt het verzoek?
Mevrouw Agema (PVV):
Ja.
Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Zonder nu alvast op de inhoud van het debat in te gaan — ik denk dat er nog veel meer te zeggen is over dit onderwerp — vind ik het wel goed om het debat te voeren, al is het maar om die onduidelijkheid weg te krijgen.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Steun voor het verzoek.
Mevrouw Volp (PvdA):
We hebben de staatssecretaris tijdens het mondelinge vragenuurtje horen aangeven dat hij bereid is om vragen te beantwoorden. En er zijn nog wel meer vragen, kan ik mij zo voorstellen. Mogelijk is het een optie om eerst een brief te vragen en te inventariseren welke vragen er leven. Op basis van de beantwoording kunnen we dan bekijken of we daarover verder moeten praten. Er was al een verzoek gedaan, ook door mevrouw Leijten, om te kijken naar de mogelijkheid van een algemeen overleg.
Mevrouw Leijten (SP):
Dat hebt u niet gesteund. Daar was geen meerderheid voor. Daarom sta ik hier.
Mevrouw Volp (PvdA):
Wij hadden al een regeling staan ...
Mevrouw Leijten (SP):
Die regeling was nog niet openbaar.
Mevrouw Volp (PvdA):
Mijn voorstel is dat wij eerst om een brief vragen en dat wij afhankelijk van die brief bekijken welke opties er zijn.
Mevrouw Leijten (SP):
Voorzitter. Ik maak een punt van orde. Die regeling is niet openbaar voor dinsdagochtend 9.30 uur. Dat de fractie van de Partij van de Arbeid daarvan kennis had, is prima, maar wij hebben geprobeerd dit verzoek tijdens de regeling te voorkomen door een algemeen overleg voor te stellen. Met zeggen dat het al op de regeling staat en dat er daarom geen algemeen overleg nodig is, wordt de zaak wel erg omgedraaid.
De voorzitter:
Ik begrijp het punt.
De heer Öztürk (Groep Kuzu/Öztürk):
Alle steun voor het voorstel.
De heer Potters (VVD):
Ik sluit mij aan bij de woorden van mevrouw Volp: eerst een brief.
De voorzitter:
Mevrouw Voortman, u bent al aan het woord geweest en u hebt het verzoek gesteund, toch?
Mevrouw Leijten. Er is geen meerderheid voor het houden van een debat, maar ik begrijp dat u tijdens de procedurevergadering een verzoek hebt gedaan voor het houden van een algemeen overleg.
Mevrouw Leijten (SP):
Dat is afgewezen door precies die partijen die hier om een brief vragen.
De voorzitter:
Dan doe ik een beroep op die partijen.
Mevrouw Leijten (SP):
Nee, voorzitter. Ik vraag hier een debat aan. Laten wij dat voeren. Ik herinner eraan dat hier discussies zijn gevoerd over de mogelijkheid een debat te voeren als de hele oppositie dat wil. Nu wil de hele oppositie het. Ik ben bereid om de vragen die moeten worden gesteld, te inventariseren. Dat kunnen wij vanmiddag al doen. De brief kan hier dan morgen liggen en dan debatteren wij hierover voor het einde van deze Kamer. Daar gaat het om. Ik heb via de commissie geprobeerd om dit in een algemeen overleg te doen. Dat is afgewezen door precies dezelfde partijen die nu om een brief vragen.
De voorzitter:
Ik probeer eigenlijk een beetje ...
Mevrouw Leijten (SP):
... de procedure opnieuw te doen?
De voorzitter:
Nee, niet de procedure opnieuw te doen. Ik probeer een oplossing te vinden, omdat er geen meerderheid is voor het houden van een plenair debat. Daarom wil ik een beroep doen op de partijen die het verzoek om een algemeen overleg niet hebben gesteund, om toch te bekijken of dat alsnog mogelijk is. Voor de rest is het aan u.
Mevrouw Leijten (SP):
Dan moeten we misschien gaan stemmen ...
Mevrouw Keijzer (CDA):
Ik waardeer uw poging om dit vlot te trekken. Ik wil echter gezegd hebben dat ik tijdens het vragenuur, heel precies met data erbij, aan de staatssecretaris heb gevraagd om een oordeel te geven, maar wij krijgen geen antwoord. Dan moeten wij dat nu allemaal weer op papier zetten waarna opnieuw mist zal worden opgetrokken. Ik denk dat het goed is als wij gaan debatteren.
De voorzitter:
Wij gaan niet opnieuw een rondje maken. De standpunten zijn duidelijk en ik weet precies wie ervoor is en wie niet. Dat is dus helder.
Mevrouw Leijten (SP):
Volgens mij is duidelijk dat de hele oppositie dit wil. Ik weet nog goed dat u toen u Voorzitter van de Kamer werd, ons voorhield dat u debatten die technisch gezien een dertigledendebat zouden zijn, kon plannen als de hele oppositie dat wil. Ik wil toch niet in de situatie komen dat wij straks de Kamer moeten terughalen voor een stemming over de vraag of wij dit debat deze week nog zullen houden. Ik vind het prima om vandaag een vragenronde te doen, met antwoorden voor morgen 12.00 uur, en dan staan wij hier morgen weer bij de regeling. Dat kondig ik nu vast aan, want wij blijven hier komen omdat dit debat deze week moet worden gevoerd.
Mevrouw Agema (PVV):
Voorzitter, ik doe een beroep op u. U kunt als voorzitter een dertigledendebat agenderen. Daarvoor hebben wij geen meerderheid nodig. Ik denk dat wij dit niet zo het verkiezingsreces in moeten laten gaan, want dertig leden kunnen ook de Kamer terug laten komen. Als ik een beroep op u mag doen: het lijkt mij verstandig als u met de middelen die u in handen hebt, dit debat plant.
De voorzitter:
De heer Martin Bosma klinkt heel driftig ja.
Mevrouw Agema en mevrouw Leijten, het is helder.
Mevrouw Leijten (SP):
Voorzitter. Volgens mij moet u een beroep doen op de fracties van de Partij van de Arbeid en de VVD om niet in de laatste week op dit onderwerp wederom een debat te blokkeren.
De voorzitter:
Het is helder. Mevrouw Volp, tenzij u echt een doorbraak gaat forceren, mag u het woord voeren, maar als de situatie niet verandert, wil ik het hierbij laten. Ik zal het stenogram doorgeleiden naar het kabinet.
Mevrouw Leijten (SP):
Voorzitter. Mag ik dan nog om opheldering vragen? Waarom wist de fractie van de Partij van de Arbeid wat er allemaal was aangevraagd voor de regeling?
De voorzitter:
Mevrouw Volp, hoe wist u dat er tijdens de regeling van werkzaamheden een verzoek zou worden gedaan?
Mevrouw Volp (PvdA):
Mevrouw Keijzer had al via een televisieprogramma aangekondigd dat zij mondelinge vragen zou stellen. Mevrouw Leijten had ook al laten weten dat zij veel vragen had naar aanleiding van het artikel. Je kunt via de ambtelijk secretaris opvragen of er een aanvraag is voor de regeling van werkzaamheden. Als die drie aspecten bij mij bekend zijn, dan stel ik in de volgordelijkheid van dingen voor om eerst te bekijken wat er gebeurt. De mondelinge vragen zijn toegelaten en de staatssecretaris heeft aangegeven dat hij aanvullende vragen in een brief wil beantwoorden. Dat lijkt mij een goede optie. Wat ons betreft kan dan nog een algemeen overleg gepland worden als er op basis daarvan nog vragen leven.
Mevrouw Leijten (SP):
Dus even memoreren hier: omdat we een debat wilden aanvragen in deze regeling, heeft de Partij van de Arbeid een algemeen overleg dat deze regeling had kunnen voorkomen, niet gesteund. Ik wil dat toch gememoreerd hebben, omdat u, voorzitter, juist altijd aan ons vraagt om dingen liever via de commissie te doen dan hier via de regeling. En het is goed om dat even te memoreren.
De voorzitter:
Ja, u hebt uw punt gemaakt.
Mevrouw Leijten (SP):
Ik stel voor dat we het als volgt doen. We dienen vandaag de vragen in. We kunnen die binnen een halfuur of een uurtje aanleveren. Morgen om 12.00 uur hebben we de antwoorden en we zien elkaar bij de regeling van werkzaamheden morgenmiddag.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.
Sorry, mevrouw Keijzer, we gaan hier niet nog een rondje over doen. Echt niet.
Mevrouw Keijzer (CDA):
Ik wil het hebben over een tijdstip.
De voorzitter:
Die schriftelijke vragen moet u echt via de commissie stellen. Dat moet niet plenair.
Dan geef ik nu het woord aan de heer Remco Dijkstra, namens de VVD, en die heeft een wat eenvoudiger verzoek. Althans, dat hoop ik.
De heer Remco Dijkstra (VVD):
Zeker, voorzitter. Ik wil een VAO Milieraad aanvragen. Namens de heer Bosman wil ik ook een VAO Energieraad aanvragen. Met stemmingen deze week.
De voorzitter:
Dank u wel. Daar zullen wij in de planning voor deze week rekening mee houden.
Dan is nu het woord aan mevrouw Schouten, namens de ChristenUnie.
Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Voorzitter. Ik doe het verzoek namens mijn collega Bruins. Ik wil graag namens hem een vooraankondiging doen van een VSO over de nieuwe werkwijze met betrekking tot aanpassingen in de Gids Proportionaliteit.
De voorzitter:
Dank u wel. Ook daar zullen we rekening mee houden.
Dan geef ik nu het woord aan de heer Omtzigt, namens het CDA.
De heer Omtzigt (CDA):
Voorzitter. Precies een week geleden stond ik hier om een brief te vragen over het nieuws dat 122.000 zzp'ers minder werk hebben door de wet van Wiebes, de Wet DBA. Die brief zou er voor afgelopen woensdag zijn en ook al heb ik intern een aantal keer gerappelleerd, die brief is er nog steeds niet. Dat brengt ons, vergelijkbaar met het pgb-debat van net, in een nare situatie. Was die brief er geweest, dan had die morgenvroeg op de agenda van het AO Belastingdienst geplaatst kunnen worden. Het heeft niet mijn voorkeur, maar dat wilden een aantal leden. Nu die brief er niet is — en let wel, het gaat hier om 122.000 zzp'ers; dat is meer werk dan bepaalde partijen in 40 langetermijnjaren via het CPB gaan maken — staat mij niets anders hier te doen dan te vragen dat die brief hier voor morgen 12.00 uur is, dat er precies ingegaan wordt op de vraag hoe voorkomen wordt dat die 122.000 mensen werk verliezen en hoe die wet alsnog gaat functioneren.
De voorzitter:
En de vraag is?
De heer Omtzigt (CDA):
Een brief voor morgen 12.00 uur en een debat voor donderdagmiddag. Dat had ik graag bij het AO morgen gevoerd, maar dat kan dus niet meer doordat de regering zelf die brief niet stuurt.
Mevrouw Mei Li Vos (PvdA):
De brief lijkt me prima en volgens mij moet dat ook wel lukken voor morgen. Dan kunt u het bij het AO behandelen. Dus wel een brief, geen debat.
De heer Van Weyenberg (D66):
Twee weken geleden vroeg ik om een debat, vorige week de heer Omtzigt en vandaag weer de heer Omtzigt. Ik ben inderdaad ook wel wat verbaasd dat die toegezegde brief er gewoon nog niet is. Als die brief er binnen nu en nog een uurtje of twee komt, kunnen we hem alsnog bij het AO betrekken. Dat zou wat mij betreft eigenlijk wel de koninklijke route zijn. Anders maar een debat. Ik kijk nu ook naar de voorzitter om haar te vragen of zij kan borgen dat die brief met zeer gezwinde spoed deze kant op komt, anders kunnen wij dit AO morgen niet voeren. Het gaat inderdaad om 122.000 mensen die volgens onderzoek minder opdrachten hebben en het debat moeten we natuurlijk wel zorgvuldig kunnen voorbereiden.
De heer Tony van Dijck (PVV):
Ik heb niet zo veel woorden nodig, maar steun voor het debat.
De heer Dijkgraaf (SGP):
Wat mij betreft snel de brief naar de Kamer en liefst morgen betrekken bij het AO.
Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Daar sluit ik mij bij aan.
De heer Harbers (VVD):
Ik sluit mij aan bij de woorden van mevrouw Vos: beginnen met een brief en dan kijken we verder.
De voorzitter:
Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet. Ik ga inderdaad even kijken of wij iets kunnen betekenen als het gaat om ...
De heer Omtzigt (CDA):
Ik zou het zeer op prijs stellen als de brief, zoals de collega zegt, hier voor 20.00 uur vanavond is. Dan kunnen we die betrekken bij het AO dat morgenochtend om 10.00 uur gepland is. Anders zal ik hier weer een verzoek doen voor een debat, maar ik hoop dat het vermeden kan worden.
De voorzitter:
Dank u wel.
Dan geef ik nu het woord aan de heer Knops namens het CDA.
De heer Knops (CDA):
Als u dan toch gaat bellen, voorzitter, heb ik er ook nog een. Het betreft vragen die ingediend zijn op 12 januari, gesteld aan de minister van Veiligheid en Justitie en de minister van Defensie. Er is daarover een uitstelbericht ontvangen, maar ik zou de antwoorden graag ontvangen voor het algemeen overleg Personeel Defensie dat morgen zal plaatsvinden.
De voorzitter:
Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Voorzitter. Morgen is er een algemeen overleg Landbouw- en Visserijraad. Ik wil graag een vooraankondiging doen voor een plenaire afronding.
De voorzitter:
Daar zullen we in de planning rekening mee houden.
Daarmee zijn we aan het eind gekomen van de regeling van werkzaamheden.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
Voorzitter: Martin Bosma
Biotechnologie
Biotechnologie
Aan de orde is het VAO Biotechnologie (AO d.d. 02/02).
Termijn inbreng
De voorzitter:
Een hartelijk woord van welkom aan beide staatssecretarissen in vak-K. Er zijn vier sprekers van de zijde van de Kamer en ze staan te trappelen van ongeduld. De eerste spreker is mevrouw Ouwehand van de fractie van de Partij voor de Dieren en zij spreekt zoals iedereen twee minuten.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Voorzitter.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
spreekt uit dat de teelt van genetisch gemanipuleerde gewassen in Nederland niet tot inkomstenderving van gangbare en biologische telers mag leiden;
verzoekt de regering, te garanderen dat er in ieder geval geen nationale toelating voor teelt van een gg-gewas kan plaatsvinden voordat er een adequaat en toereikend schadefonds gereed en gevuld is,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Ouwehand en Smaling. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 336 (27428).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er een aantal nieuwe veredelingstechnieken is waarbij op DNA-niveau van het organisme wordt ingegrepen, waarvan op dit moment onduidelijk is of ze wel of niet onder de regelgeving vallen voor genetisch gemanipuleerde gewassen;
overwegende dat het vrijstellen van deze nieuwe technieken de keuzevrijheid van telers en consumenten kan bedreigen;
verzoekt de regering, naast veiligheid ook behoud van keuzevrijheid als pijler van het biotechnologiebeleid in stand houden,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Ouwehand en Smaling. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 337 (27428).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende het belang van keuzevrijheid voor zowel boeren als consumenten;
spreekt uit dat eindproducten van veredelingstechnieken waarbij op DNA-niveau is ingegrepen, als zodanig herkenbaar moeten zijn,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 338 (27428).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de regering een afwegingskader heeft gepresenteerd op grond waarvan de toelaatbaarheid van teelt van genetisch gemanipuleerde gewassen in Nederland zal worden beoordeeld;
gelet op de gedeelde ambitie om octrooiering van ons voedsel te voorkomen en de afhankelijkheid van chemische bestrijdingsmiddelen te verminderen;
verzoekt de regering, de vraag of een gewas gepatenteerd is of zal worden en of het gewas herbicideresistent is of zelf een bestrijdingsmiddel aanmaakt, expliciet te betrekken in het afwegingskader voor teelt van gg-gewassen in Nederland,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 339 (27428).
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Net binnen de tijd!
De voorzitter:
U had zelfs nog vier seconden over.
De heer Remco Bosma (VVD):
Voorzitter. Het beoordelingskader voor het kunnen toestaan of weigeren van de teelt van gengewassen is uitvoerig besproken. Het beoordelingskader zoals dat er nu ligt, doet recht aan de kans die biotechnologie biedt en de zorgen die er bij mensen over bestaan. In het algemeen overleg heb ik aangegeven dat een eerlijk verhaal over de kansen van biotechnologie verteld moet worden. Als het veilig is bevonden voor mens, dier en milieu, moeten wij ruimte bieden aan technieken en aan gewassen. Deze bieden namelijk enorme kansen op het gebied van de toenemende vraag naar voedsel. Toch zie ik nog dat het maatschappelijk debat te veel wordt beheerst door angstbeelden. Daarom wil ik de volgende motie indienen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de ontwikkelingen op het gebied van biotechnologie in een (exponentiële) stroomversnelling komen door recente uitvindingen en dat daarmee kansen en onzekerheden gepaard gaan;
constaterende dat de feitelijke kennis daarover het publiek nog onvoldoende heeft bereikt;
constaterende dat daardoor nog nauwelijks een maatschappelijke discussie op gang is gekomen;
overwegende dat het ontlopen van een discussie over kansen, risico's en randvoorwaarden voor de biotechnologie de ontwikkelingen buiten Nederland en de Europese Unie niet stilzet;
verzoekt de regering om een maatschappelijk debat te starten waarmee het publiek betrokken wordt bij de huidige ontwikkelingen in de biotechnologie;
verzoekt de regering voorts om over de voortgang van deze motie te informeren in het eerstvolgende algemeen overleg Biotechnologie,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Remco Bosma en Van der Velde. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 340 (27428).
De voorzitter:
De heer Van der Velde ziet af van zijn inbreng. Dan is het woord aan de heer Smaling.
De heer Smaling (SP):
Voorzitter. Mijn collega Van Gerven heeft tijdens het algemeen overleg het woord gevoerd, maar ik ben hier om de moties voor te lezen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de co-existentieafspraken een beperkt aantal gewassen omvatten;
verzoekt de regering, er zorg voor te dragen dat indien er een aanvraag komt voor een gewas waarover nog geen co-existentieafspraken zijn gemaakt, dit niet in Nederland geteeld kan worden alvorens er wel co-existentieafspraken zijn,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Smaling. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 341 (27428).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het convenant co-existentie uit 2004 stamt en daardoor niet de actuele stand van de wetenschap weergeeft;
overwegende dat bijvoorbeeld inzichten uit de praktijkproef mais 2008 niet zijn meegewogen bij het convenant co-existentie;
verzoekt de regering, de co-existentieafspraken van het convenant in overleg met de partijen te actualiseren naar de stand der wetenschap,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Smaling. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 342 (27428).
Tot zover de bijdrage van de heer Smaling en tot zover de termijn van de Kamer. Op verzoek van de staatssecretarissen schors ik de vergadering voor enkele minuten.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
Termijn antwoord
Staatssecretaris Van Dam:
Voorzitter. De motie-Ouwehand/Smaling op stuk nr. 336 over het schadefonds ontraad ik. Ik heb in het algemeen overleg al gezegd dat er overeenstemming moet zijn over een schadefonds voordat een gewas kan worden toegelaten. Die overeenstemming hoeft echter niet per se te betekenen dat er een schadefonds komt. Er kan ook overeenstemming over zijn dat daarvan wordt afgezien. Overeenstemming is voor mij het vereiste.
De motie-Ouwehand/Smaling op stuk nr. 337 over keuzevrijheid acht ik ondersteuning van beleid, dus ik laat het oordeel erover aan de Kamer.
De motie op stuk nr. 338 van mevrouw Ouwehand is een uitspraak die aan de Kamer wordt voorgelegd. Het is geen verzoek aan de regering, dus ik wacht het oordeel van de Kamer erover af.
De motie-Ouwehand op stuk nr. 339 moet ik ontraden. Er staat weliswaar expliciet "betrekken in het afwegingskader", maar er wordt van uitgegaan dat als een gewas gepatenteerd is, herbicideresistent is of zelf een bestrijdingsmiddel aanmaakt, dat reden is om een gewas af te wijzen. Dat is het niet. Dit is strijdig met de gg-richtlijn, omdat andere Europese regelgeving de mogelijkheid biedt tot octrooiering en patentering. Wel is het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen een van de elementen in het afwegingskader. De toelating en het gebruik van die middelen zijn wettelijk geregeld, maar het is wel een van de toetsingselementen in het afwegingskader. De staatssecretaris van I en M gaat in op de motie op stuk nr. 340.
Dan kom ik bij de motie van de heer Smaling op stuk nr. 341 over co-existentieafspraken. In feite is dat een ondersteuning van het beleid, want die kwestie zit in het afwegingskader. Het oordeel over deze motie laat ik aan de Kamer. In de motie van de heer Smaling op stuk nr. 342 wordt de regering verzocht de co-existentieafspraken van het convenant in overleg met de partijen te actualiseren naar de stand der wetenschap. Het huidige beleid is actueel, maar als er nieuwe inzichten zijn, dan wordt het beleid zo nodig aangepast. Ik zie daar nu geen aanleiding voor, maar mogelijk is dat in de toekomst wel het geval. Ook wat deze motie betreft laat ik het oordeel aan de Kamer.
De voorzitter:
Dank. Dan is het woord aan de staatssecretaris van I en M, mevrouw Dijksma.
Staatssecretaris Dijksma:
Voorzitter. Het verzoek in de motie van de leden Bosma en Van der Velde op stuk nr. 340 om een maatschappelijk debat te starten over de ontwikkelingen in de biotechnologie vind ik een heel goed idee. We hebben al eerder in de trendanalyse aangegeven dat wij met de direct betrokkenen ook al contact hebben gehad om zo'n type debat op te starten. We werken nu aan, zoals dat zo chique heet, een bredere dialoog. In die zin kan ik niet anders dan concluderen dat deze motie ondersteuning van beleid is. Het oordeel daarover laat ik graag aan de Kamer.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Dank, ook aan staatssecretaris Van Dam. Tot zover dit VAO. Wij stemmen donderdag over de moties.
Wij gaan in één vloeiende beweging door met het volgende VAO.
Duurzaamheid en milieu
Duurzaamheid en milieu
Aan de orde is het VAO Duurzaamheid en milieu (AO d.d. 18/01).
Termijn inbreng
De voorzitter:
Er zijn zeven sprekers van de zijde van de Kamer. De eerste spreker is de heer Remco Dijkstra van de VVD. Hij spreekt zoals iedereen twee minuten.
De heer Remco Dijkstra (VVD):
Voorzitter. Ik heb drie moties.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de juiste biobrandstoffen een welkome bijdrage kunnen leveren aan het behalen van duurzaamheidsdoelen;
overwegende dat innovatie gestimuleerd kan worden, de impact op het milieu omlaag kan en concurrentie met voedselgewassen voorkomen dient te worden;
verzoekt de regering, bij biobrandstoffen te sturen op de reductie van broeikasgassen;
verzoekt de regering voorts, daarbij in te zetten op biobrandstoffen die aantoonbaar ten minste 60% CO2-reductie opleveren ten opzichte van fossiele brandstoffen, inclusief rekening houdende met een wijziging in indirect landgebruik (ILUC),
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Remco Dijkstra. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 523 (30196).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de juiste biobrandstoffen een welkome bijdrage kunnen leveren aan het behalen van duurzaamheidsdoelen;
overwegende dat vanuit het energieakkoord en conform de Renewable Energy Directive afspraken volgen om te komen tot een volume van ten minste 36 petajoule aan schone brandstoffen;
overwegende dat een volumedoelstelling en een eventuele afschaffing van de huidige dubbeltelling voor geavanceerde biobrandstoffen niet moeten leiden tot een toename van gebruik van palmolie in de benzinetank;
verzoekt de regering, de dubbeltelling tot 2020 in stand te houden om zo betere biobrandstoffen te belonen en daarbij de jaarverplichting zodanig aan te passen dat ook de afspraken die volgen uit het energieakkoord gestand kunnen worden gedaan,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Remco Dijkstra. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 524 (30196).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de juiste biobrandstoffen een welkome bijdrage kunnen leveren aan het behalen van duurzaamheidsdoelen;
verzoekt de regering dat als de dubbeltelling toch wordt afgeschaft, deze tot tenminste 2020 wel van toepassing blijft op grondstoffen die in het RED 2.0-voorstel Annex IX (15-9-2015) bijlage Deel A genoemd worden als "advanced",
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Remco Dijkstra. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 525 (30196).
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Voorzitter. Ook ik heb een paar moties.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er nog steeds grote zorgen zijn over de impact van Maleisisch hout op het in stand houden van bossen en het respecteren van landrechten;
verzoekt de regering, de erkenning van Maleisisch hardhout onder het Nederlands duurzaam inkoopbeleid ongedaan te maken,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 526 (30196).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende de urgentie van de strijd tegen klimaatverandering en de noodzaak van wetenschappelijk onderzoek voor het monitoren van klimaatverandering;
verzoekt de regering, de metingen van broeikasgassen in Nederland te blijven financieren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Ouwehand en Van Veldhoven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 527 (30196).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er voor de productie van palmolie op grote schaal ontbossing plaatsvindt, waarbij mensen van hun land worden verdreven en bedreigde dieren nog meer leefgebied verliezen, waardoor bijvoorbeeld de orang-oetang op de rand van uitsterven staat;
overwegende dat er voor palmolieproductie vaak gebruik wordt gemaakt van "hakken en branden"-methoden die voor een grote uitstoot van broeikasgassen zorgen en de luchtkwaliteit zeer negatief beïnvloeden;
constaterende dat er bij de productie van palmolie grote hoeveelheden landbouwgif worden gebruikt die water en bodem vervuilen en de volksgezondheid bedreigen;
constaterende dat de aanpak van het bedrijfsleven om palmolie te verduurzamen via de in 2004 opgerichte Roundtable on Sustainable Palm Oil (RSPO) geen tastbare verbetering van deze situatie heeft weten te bereiken;
overwegende dat Nederland een van de grootste importeurs van palmolie is;
verzoekt de regering, een plan van aanpak te presenteren om de import van palmolie op korte termijn drastisch te verminderen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 528 (30196).
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Voorzitter. Met de biodiversiteit is het in Nederland slecht gesteld. Daarover moeten we nodig concrete afspraken maken. Daarom dien ik de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat biodiversiteit zorgt voor schoon water, vruchtbare grond en een stabiel klimaat, en de grondstoffen levert voor onze huisvesting, kleding en medicijnen zoals die tegen kanker, waarvan meer dan 40% voortkomt uit de natuur;
constaterende dat uit het laatste onderzoek van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) naar de milieuprestaties van Nederland is gebleken dat er wederom een fors verlies aan biodiversiteit, habitat en landschappen is opgetreden;
constaterende dat het aandeel bedreigde habitats (95%) en soorten (75%) inmiddels groter is dan in veel andere OESO-landen;
constaterende dat uit onderzoek blijkt dat deze trend met gericht beleid te keren is;
verzoekt de regering, een interdepartementaal Nationaal Biodiversiteitsplan met concrete doelen op te stellen om gezamenlijk met medeoverheden en milieu-, natuur-, landbouw-, visserij-, industrie- en mobiliteitsorganisaties te werken aan het herstel van de biodiversiteit in Nederland,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Veldhoven, Koşer Kaya en Van Tongeren. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 529 (30196).
Kort en puntig, mevrouw Ouwehand.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Dit stond niet op de agenda van het AO; het is tijdens de verkiezingsdebatten aan de orde geweest. De Partij voor de Dieren is niet tegen zo'n biodiversiteitsplan, natuurlijk niet, maar we hadden al een goede Natuurbeschermingswet, die de biodiversiteit had moeten beschermen. D66 heeft er toch wel aan meegeholpen om die verder af te breken. Ik ben dus een beetje verbaasd. Wat moet zo'n biodiversiteitsplan precies gaan doen? Gaan we dan terug naar strengere regels en gaan we ons daar ook aan houden? Is dat de bedoeling van de motie?
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Er is een wet aangenomen met als doel om de afbraak die was ingezet met het beleid van Bleker te keren. Met alleen wetgeving ben je er niet; er is ook veel geld nodig. Met alleen geld ben je er ook niet, want je moet ook harde, concrete afspraken maken over wat je wilt bereiken met dat geld. Dat kun je alleen doen door er met al die organisaties samen aan te werken. Ik vind het jammer dat de Partij voor de Dieren geen verkiezingsprogramma heeft laten doorrekenen, zodat wij kunnen zien hoeveel geld de Partij voor de Dieren zou uittrekken voor ...
De voorzitter:
Ja, ja, ja. Vindt u dat deze motie heel erg bij dit algemeen overleg hoort?
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Ja, want de motie gaat echt over onze leefomgeving.
De voorzitter:
Het is uw beslissing. Mevrouw Ouwehand, is het echt nodig?
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Ik wil mevrouw Van Veldhoven steunen in het indienen van de motie. Ik wilde graag opheldering. Het is niet helemaal waar dat de nieuwe Natuurwet alleen maar is aangenomen om de verslechtering die was ingezet door Bleker te herstellen. Ook D66 heeft daar zelf aan meegeholpen. Als het tij nu keert, zijn wij daar altijd blij mee.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Ik ben er altijd voor om het tij te keren als dat leidt tot betere bescherming van onze natuur. Dat weet mevrouw Ouwehand heel goed en zij weet dat D66, samen met de Partij van de Arbeid en GroenLinks destijds heel veel tijd en energie heeft gestoken in een initiatiefwetsvoorstel, juist om datgene goed te verankeren wat de Partij voor de Dieren en D66 bindt, namelijk goed zorgen voor de natuur.
Ik dien ook een motie in over het Actieplan Bos en Hout.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de Nederlandse bos- en houtsector een plan heeft ontwikkeld om onder andere bij te dragen aan de realisatie van de klimaatafspraken van Parijs;
constaterende dat investeren in bos daarnaast kan bijdragen aan het meer en slimmer benutten van de grondstof hout en dat mooie bossen tegelijkertijd staan voor meer biodiversiteit en recreatiemogelijkheden;
van mening dat de tijdens de klimaattop ondertekende intentieovereenkomst om het plan uit te voeren zo snel mogelijk moet worden omgezet in daadwerkelijke actie;
verzoekt de regering, gezamenlijk met decentrale overheden en andere maatschappelijke partners binnen een jaar een concreet plan van aanpak inclusief financiering vast te stellen voor het investeren in uitbreiding van het bosareaal, productiever bosbeheer, het slim en duurzaam gebruiken van hout in hoogwaardige toepassingen en het bevorderen van de inzet van reststromen voor de opwekking van duurzame energie en voor de biochemie,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Veldhoven, Van Tongeren en Cegerek. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 530 (30196).
De voorzitter:
Ik zie dat de heer Smaling afziet van zijn spreektijd en dat mevrouw Dik-Faber er niet is. Dan is het woord aan de heer Ronnes namens het CDA.
De heer Ronnes (CDA):
Voorzitter. Door afwezigheid van twee collega-Kamerleden mag ik namens mijn fractie de volgende moties indienen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de compensatieregeling milieuzonering ten behoeve van bestelbusjes beoogt ondernemers in gemeenten aangrenzend aan een gemeente met een milieuzone tegemoet te komen bij de vervanging van een oudere vervuilende bestelwagen;
overwegende dat de middelen van deze regeling amper ingezet worden en daarmee niet bij ondernemers terechtkomen;
overwegende dat gemeenten verschillende soorten milieuzones hebben ingevoerd;
verzoekt de regering om de bestemde middelen in de compensatieregeling voor bestelbusjes zo snel mogelijk bij de geraakte ondernemers in aangrenzende gemeenten terecht te laten komen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Ronnes, Van Helvert, Visser, Smaling en Bisschop.
Zij krijgt nr. 531 (30196).
De heer Ronnes (CDA):
Het CDA waardeert het aanbod van de staatssecretaris van een technische briefing. Aanvullend stelt het CDA voor om een rondetafelconferentie te houden met ngo's, bedrijfsleven en wetenschap. Ik denk dat wij veel dichter tot elkaar kunnen komen dan wij denken. Is de staatssecretaris bereid om in de tussentijd geen onomkeerbare stappen te zetten? In de ogen van het CDA moet het biobrandstofbeleid zijn gestoeld op CO2-reductie. Voor het geval andere partijen geen technische briefing willen en nu willen beslissen dien ik de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
spreekt uit dat sturen op broeikasgasvermindering het leidende beginsel zou moeten zijn in de keuze van beleidsinstrumenten ter verduurzaming van de transportsector;
overwegende dat bepaalde biobrandstoffen van de eerste generatie hoge broeikasbesparingen realiseren zonder negatieve effecten voor voedselvoorziening en landgebruik;
overwegende dat andere lidstaten al een systeem hebben opgezet gericht op CO2-sturing en dat dit zeer waarschijnlijk ook in de toekomst niet in strijd zal zijn met Europese regels;
verzoekt de regering, een systeem voor het gebruik van biobrandstoffen in te richten waarbij het gebruik van het type biobrandstof gerelateerd wordt aan de mate waarin dit bijdraagt aan CO2-besparing,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Ronnes en Agnes Mulder. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 532 (30196).
De heer Ronnes (CDA):
Tot slot wil het CDA de staatssecretaris nog bedanken voor de toezegging dat er bij de circulaire economie en bij het inkoopbeleid aandacht moet zijn voor de schaarste van grondstoffen.
Mevrouw Cegerek (PvdA):
Voorzitter. De staatssecretaris heeft om het maatschappelijk verantwoord inkopen te stimuleren een plan van aanpak en een manifest gemaakt. Daar zijn we erg blij mee. De Partij van de Arbeid heeft eerder moties ingediend om naast duurzaam ook circulair inkopen te stimuleren. Wat ons betreft, is het goed om met voorbeeldprojecten te werken zodat bestuurders inspiratie kunnen opdoen om eigen projecten verder te verduurzamen. Een beter milieu begint bij jezelf. Ook de rijksoverheid hoort op dit punt een goed voorbeeld te geven. Het is ook goed om oude, afgeschreven computers, laptops en andere elektronica van de overheid voor een maatschappelijk verantwoord doel te bestemmen. Nederland wordt steeds meer digitaal. De PvdA vindt dat iedereen mee moet kunnen doen. Het beschikken over een pc en een internetverbinding is dan ook van groot belang om mee te kunnen doen. Bovendien leidt het gebruik en specifiek het afdanken van laptops en andere computers tot meer afval. Wij zouden dan ook graag zien dat deze computers of laptops ingezet worden in een circulair maatschappelijk verantwoord plan. Een vergelijkbaar project is het project Circular Laptop Challenge waarvoor de provincie Utrecht ruim duizend laptops beschikbaar heeft gesteld voor een dergelijk doel. Vandaar dat ik de volgende motie indien.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de rijksoverheid ambitie heeft op het gebied van sociaal en duurzaam/circulair aanbesteden;
constaterende dat afgeschreven laptops en computers hergebruikt kunnen worden en dat dit prima past in de ambitie van de circulaire economie;
overwegende dat er vele sociale doelgroepen zijn die onder de armoedegrens leven en een dergelijke laptop of computer prima kunnen hergebruiken;
verzoekt de regering om in het kader van de circulaire economie afgeschreven elektronica, zoals laptops en computers, van de rijksoverheid standaard aan te bieden voor hergebruik en in verdere levensfasen te recyclen, waarmee deze tevens binnen bereik van sociale doelgroepen komt,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Cegerek. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 533 (30196).
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Ik begrijp net van mevrouw Cegerek zelf dat dit haar laatste plenaire optreden is. Ik wil haar graag heel hartelijk danken voor al haar inzet en betrokkenheid bij deze dossiers.
Mevrouw Cegerek (PvdA):
Dat is erg aardig. Dank u wel. Mijn zoontje kijkt mee.
De voorzitter:
Wilt u nog even de groeten doen? Even zwaaien naar het zoontje van mevrouw Cegerek.
Mevrouw Cegerek (PvdA):
Even zwaaien naar mijn zoontje.
De voorzitter:
Vak-K wilde de wave al inzetten.
De staatssecretaris is over vijf minuten in staat om de vragen te beantwoorden.
De vergadering wordt van 16.45 uur tot 16.50 uur geschorst.
Termijn antwoord
Staatssecretaris Dijksma:
Voorzitter. Er zijn maar liefst vier moties ingediend op het terrein van de biobrandstoffen: drie van de hand van de heer Dijkstra en een van de hand van de heer Ronnes.
Ik zou het idee van de heer Ronnes toch wel willen omarmen, namelijk om eerst de Kamer een technische briefing aan te bieden. Eigenlijk zou ik ook zowel de heer Dijkstra als de heer Ronnes willen vragen om hun moties aan te houden, want ik moet ze alle vier echt met klem ontraden. Ik zal uitleggen waarom.
In de motie op stuk nr. 523 vraagt de heer Dijksta om in te zetten op biobrandstoffen die aantoonbaar ten minste 60% CO2-reductie opleveren, rekening houdend met een wijziging in indirect landgebruik. Kijk, ik ben ook voorstander van het sturen op CO2. Ik zou geen knip voor mijn neus waard zijn als ik dat niet was, vanuit mijn verantwoordelijkheid. En ja, we moeten ook de vermindering van de ILUC-effecten in ons beleid opnemen. Ik heb van het begin af aan daarvoor gestaan. Alleen, het is zo dat de Europese regels mij tot 2020 niet de mogelijkheid bieden om onderscheid te maken tussen biobrandstoffen met een hoge of een lage CO2-reductie. En ja, wij hebben dit als onderhandelingsinzet. Daar zijn we het dus meteen over eens. Maar ik kan tot 2020 deze motie gewoon niet uitvoeren. Het is geen onwil, maar onmacht.
De voorzitter:
Ik begrijp dat de staatssecretaris suggereert om de moties op de stukken nrs. 523, 524, 525 en 532 aan te houden.
Staatssecretaris Dijksma:
Exact. Dat zou een deal kunnen zijn. Dan doen we een technische briefing.
De voorzitter:
Wat morgen in de procedurevergadering besproken wordt.
Staatssecretaris Dijksma:
Zou kunnen.
De voorzitter:
Het is eigenlijk een vraag aan u, mijnheer Dijkstra, of u overweegt om uw moties aan te houden.
De heer Remco Dijkstra (VVD):
Nog niet, voorzitter. Ik wil graag weten waarom het niet kan. Duitsland doet het wel. Waarom kunnen zij het wel en wij het niet? Er zijn zes landen in Europa die sturen op CO2. Volgens mij hebben we de mogelijkheid wel. Ik denk dat het goed is dat de staatssecretaris daar eens naar kijkt. Als ik de moties aanhoud, zijn ze weg. Zo meteen zijn er verkiezingen. Ik wil stappen zetten. De staatssecretaris wil ook stappen zetten. We moeten dit gewoon gaan realiseren met elkaar.
Staatssecretaris Dijksma:
Dat lijkt me juist het type informatie dat we in een briefing met elkaar uitwisselen. Dan kunnen we precies laten weten wat de Duitsers wel en niet doen en waar de onmogelijkheid zit in wat u mij precies hier vraagt. Het is voer voor techneuten. Dat geef ik absoluut toe. Daar komen we ook hier nu niet zomaar uit. Ik ben het ermee eens dat we met elkaar door dit debat heen moeten. Alleen zou ik de motie, als de Kamer haar aanneemt, nu niet kunnen uitvoeren. En dat is toch ook een gegeven.
De voorzitter:
De moties op de stukken nrs. 523, 524 en 525 worden dus niet aangehouden, zo stel ik vast. Mijnheer Ronnes, uw motie op stuk nr. 532?
De heer Ronnes (CDA):
Gehoord hebbende wat de staatssecretaris zegt, zullen wij die motie aanhouden. We wachten de discussie in de procedurevergadering af en zullen daarna bezien of het relevant is om de aanhouding van de motie nog deze week ongedaan te maken.
De voorzitter:
Op verzoek van de heer Ronnes stel ik voor, zijn motie (30196, nr. 532) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
Staatssecretaris Dijksma:
Daarvoor ben ik de heer Ronnes zeer erkentelijk. We kunnen echt op heel korte termijn, deze week nog, die technische briefing houden. Dan kan ook de informatie uit bijvoorbeeld andere Europese landen ter sprake komen. De heer Ronnes kan misschien ook een aantal vragen die hij nog heeft, morgen in de procedurevergadering verzamelen, zodat mijn mensen weten waar ze zich op moeten richten.
Ik ga alvast verder met mijn oordeel over de motie op stuk nr. 524, waarin wordt gevraagd om de dubbeltelling in stand te houden. Ik ben het eens met het doel van de motie om meer geavanceerde biobrandstoffen op de markt te brengen. We hebben ook een aantal varianten aan de Kamer voorgelegd. Het belangrijkste nadeel is echter dat het door het in stand houden van de dubbeltelling onzeker blijft of de doelstellingen van onder andere het energieakkoord daadwerkelijk gehaald worden. Het verhogen van de jaarverplichting brengt ook een onevenredige lastenverzwaring — ik herhaal: een lastenverzwaring — voor de brandstofleverancier mee. Dat is eigenlijk wat de heer Remco Dijkstra hier voorstelt. Het is niet mijn homebase om alleen maar over lastenverzwaring na te denken, maar vanuit het perspectief van het kabinet denk ik dat ik dat moet ontraden.
De voorzitter:
En de motie op stuk nr. 523 is ook ontraden?
Staatssecretaris Dijksma:
Ja, dat had ik al gezegd. Maar de motie op stuk nr. 524 dus ook.
De voorzitter:
Ja. Ik vroeg dat even voor de helderheid.
De heer Remco Dijkstra (VVD):
Het bijzondere hieraan is dat ik beide wil. Ik wil innovatie stimuleren maar wel onze doelen halen. De staatssecretaris zegt dat de verhoging van de jaarverplichting tot lastenverzwaring zou leiden. Mij bereiken totaal andere geluiden. Juist de combinatie van het stimuleren van innovatie en het behoud van de dubbeltelling is waar de ngo's ook voor pleiten. Maar de bedrijven zeggen dat ze dan wel hun volumes moeten halen. En dat zeg ik zelf ook, want dat staat immers in ons energieakkoord. Zoals de motie geformuleerd is, gaat dat heel goed samen en leidt dat niet tot extra lasten. Ik verzoek de staatssecretaris dus om daar toch nog eens naar te kijken.
Staatssecretaris Dijksma:
Het gevaar is dat we nu een discussie gaan voeren over alternative facts. Dat moeten we niet doen. Ik heb een oplossing gevonden voor wat u wilt, namelijk een betere voorspelbaarheid, het behalen van het doel en het stimuleren van geavanceerde biobrandstoffen. Ik doe dat echter door het afschaffen van de dubbeltelling en het verlagen van de limiet voor conventionele biobrandstoffen. Er zijn allerlei varianten mogelijk. Ik heb ze de Kamer ook aangereikt. Wat u nu vraagt is precies de variant waarmee we in de problemen komen met het energieakkoord, nog los van het thema lastenverzwaring. Dan zou ik het met minister Kamp twee keer aan de stok krijgen: omdat ik het bedrijfsleven een onnodige lastenverzwaring aandoe én omdat ik zijn energieakkoord in diskrediet breng, ook nog op basis van een VVD-motie. Daar kan ik in het kabinet echt niet mee thuiskomen.
De voorzitter:
We moeten in totaal elf moties behandelen, en ik wil om 17.05 uur met het volgende VAO beginnen. Ik wil dus niet het hele AO overdoen. Mijnheer Dijkstra, kort.
De heer Remco Dijkstra (VVD):
Het mooie is dat iedereen investeringszekerheid wil. Niemand wil ook die cap verder terugbrengen. Ik heb dat niet in de AO's gehoord, maar de staatssecretaris schrijft dat wel in haar brief. Volgens mij is dat niet het geval. Ik heb dus weinig met die scenario's. Daarom denk ik dat de Kamer moet sturen op CO2, op het halen van onze doelen. Zoals het nu in de brief staat, daar heb ik weinig aan. Ik vind dat de Kamer zich hierover moet uitspreken, want ik weet zeker dat zij de dubbeltelling ook wil behouden.
Staatssecretaris Dijksma:
Dat is natuurlijk het goed recht van de Kamer, maar het is mijn goed recht om u uit te leggen dat sommige dingen gewoon niet kunnen. Een van de kwesties die hierbij spelen, is dat ik met die cap nou juist een motie van de Kamer uitvoer. Het is dus niet zo dat we het ene jaar het ene doen en een paar maanden later weer iets anders gaan doen. Tenzij de Kamer, na het nog eens goed bekeken te hebben, tot de conclusie komt dat zij misschien niet meer wil wat zij eerder wel wilde. Dat kan, maar dat is mij nog niet gebleken.
De heer Remco Dijkstra (VVD):
Ik wil niet in ...
De voorzitter:
Nee, wacht even. U hebt nu twee keer geïnterrumpeerd over één motie. Anders wordt het nachtwerk. We gaan door naar de volgende motie.
Staatssecretaris Dijksma:
Dat wordt ook al geen vrolijk nummer, want ook die motie moet ik ontraden; again. Ik deel de wens om de zeer geavanceerde biobrandstoffen te stimuleren en we hebben ook het voorstel gedaan om een subdoelstelling van een half procent in te zetten voor de meest geavanceerde biobrandstoffen. Dubbeltelling is een administratieve stimulering, zoals net al gezegd, en een instrument als de dubbeltelling brengt naast de subdoelstelling ook nog eens — daar komt-ie weer — onnodige administratieve lasten met zich mee. Kortom, er zijn inhoudelijke en organisatorische redenen waarom ik deze motie helaas — ik kan niet anders — moet ontraden.
Dat geldt ook voor de motie op stuk nr. 526. Dat is een jarenlang durend debat, waarbij de regering de erkenning van het Maleisisch hardhout onder het Nederlands duurzaam inkoopbeleid heeft voorgesteld. Mevrouw Ouwehand zegt dat zij, alles afwegende, vindt dat we dat niet moeten doen. Ik ga niet het hele debat herhalen, want we hebben uitgebreid argumenten gewisseld. Zij begrijpt, denk ik, vanuit mijn positie dat ik deze motie moet ontraden.
Het goede nieuws is dat ik dat niet hoef te doen voor de motie op stuk 527, waarin de regering wordt gezocht om metingen te blijven doen ten aanzien van broeikasgassen in Nederland en die ook te blijven financieren. Ik beschouw deze motie als ondersteuning van beleid. Het KNMI voert met ECN deze metingen uit en krijgt daarvoor ook budget. Oordeel Kamer dus.
Ik kom op de motie op stuk nr. 528, waarin mevrouw Ouwehand mij vraagt om iets te doen op een dossier waarop eigenlijk de collega's van EZ, Buitenlandse Zaken en Ontwikkelingssamenwerking de lead hebben. Zij vraagt namelijk om een plan van aanpak te presenteren om de import van palmolie op korte termijn drastisch te verminderen. Aangezien het dus eigenlijk de winkel van de buren is, namelijk van Kamp en van Ploumen, is het niet aan mij om daar nu een oordeel over te geven. Ik zou mevrouw Ouwehand willen aanraden om de woorden "op korte termijn drastisch" te schrappen. Dan kan ik haar nu niet een eindoordeel van het kabinet geven, maar met zo'n motie kan ik mijn collega's wel vragen of ze het geen goed idee vinden om, met alle werkzaamheden die ze op dit terrein overigens al doen, na te gaan wat er verder nog mogelijk is om de import van palmolie te verminderen. Maar dat moet ik dan wel voorleggen aan de collega's, want de brief aan de Kamer zal van hun zijde komen.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Dat aanbod neem ik graag aan. Dan schrap ik die twee termen. Als de staatssecretaris dit kan doorgeleiden naar haar collega's, heel graag.
Dank ook voor het oordeel over de motie op stuk nr. 527. Aan de voorzitter wil ik laten weten dat mevrouw Van Veldhoven deze graag meeondertekent.
De voorzitter:
Dat voegen wij toe.
Staatssecretaris Dijksma:
Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 529, van mevrouw Van Veldhoven en anderen. Zij brengt mij hiermee wel een beetje in verlegenheid. Ik zit niet bij al die campagnedebatten, dus heb ik de oproep om een interdepartementaal nationaal biodiversiteitsplan te maken even gemist. Het lastige is dat we in het debat voorafgaand aan dit VAO hierover ook niet hebben kunnen spreken. Op basis van deze motie kan ik dan ook niet inzien wat precies de bedoeling hiervan is in relatie tot bijvoorbeeld de reeds bestaande natuurwetgeving. Overigens ligt voor biodiversiteit de lead bij collega Van Dam. Het is dus eigenlijk EZ dat hier dan de leiding zou moeten nemen. Vervolgens zou de vraag zijn met welk oogmerk je zo'n plan wilt maken. Moeten daarin bijvoorbeeld harde doelstellingen komen? Kortom, ik vind het op zichzelf echt een interessante gedachte. Alleen, gezien het feit dat het niet eens mijn departement is dat dan de leiding zou moeten nemen en het feit dat we het niet hebben kunnen bediscussiëren in dit huis, vind ik het jammer om het via een motie zo af te doen. Ik zou willen voorstellen: houd uw motie aan. Dan kan ik met de collega's die hierover gaan, eens in gesprek gaan: hoe kijken we daar nu tegen aan?
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Omdat er wat onduidelijkheid was over de vraag op welke manier dit gerelateerd is aan het AO, meld ik dat de gegevens die in de motie worden genoemd, gewoon staan in het OESO-rapport en in de oplegbrief van de staatssecretaris. Het is niet heel uitgebreid aan de orde geweest in het AO. Dat geef ik graag toe. Er stonden veel punten op de agenda. Maar het stond echt op de agenda, ook onder de verantwoordelijkheid van deze staatssecretaris. Desalniettemin zal ik de suggestie van de staatssecretaris overwegen. Ik wil er eventjes over nadenken.
De voorzitter:
Dat horen we nog van u.
Staatssecretaris Dijksma:
Graag. Nogmaals, het is ook niet zo dat ik zelf geen positieve gevoelens zou hebben bij zo'n idee. Alleen, het kabinet moet wel weten wat zo'n motie, als die wordt aangenomen, voor betekenis heeft. Dan is het op zichzelf niet onwaarschijnlijk om daar gewoon eens met elkaar over te spreken. Dit idee is als zodanig in het debat op geen enkele wijze aan de orde geweest.
De voorzitter:
Ik hoor graag nog een oordeel van de staatssecretaris, voor het geval ...
Staatssecretaris Dijksma:
Het oordeel is dus: ontraden. Maar het vriendelijke verzoek is dus eigenlijk om de motie aan te houden ...
De voorzitter:
Dat nog even voor de duidelijkheid. Mevrouw Van Veldhoven.
Staatssecretaris Dijksma:
... om een mooi plan niet te vroeg te laten sneuvelen. Dat zou dan weer jammer zijn.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Ik ben blij dat het oordeel eigenlijk is dat het een mooi plan is. Ik ga nog even in op de vraag van de staatssecretaris. In het verzoek staat duidelijk dat het gaat om het opstellen van concrete doelen voor het herstel van de biodiversiteit in Nederland. We trekken veel geld uit voor biodiversiteit, maar daaraan zijn geen concrete doelen gekoppeld, terwijl we allemaal weten dat we een grote achterstand hebben. Dat is wat in de motie wordt gevraagd. En doe dat dan niet alleen, maar vooral in samenwerking met alle partners. Desalniettemin blijft de suggestie van de staatssecretaris om de motie aan te houden. Ik heb al gezegd dat ik daar even over zal nadenken.
Staatssecretaris Dijksma:
Op gezag van mijn vorige politieke leven wil ik ook niet te snel zeggen dat er geen concrete doelen zijn. De staat van instandhouding voor bijvoorbeeld Natura 2000-gebieden kent wel degelijk bepaalde concrete doelen. Dan moet je het debat met elkaar voeren over de vraag wat je meer dan dat zou willen doen, welke nieuwe ambitieuze stap daarbovenop je zou willen zetten en op welke wijze je dat dan vastlegt.
De voorzitter:
De staatssecretaris heeft een AO dat vijf minuten geleden is begonnen. Het zal daar stil zijn.
Staatssecretaris Dijksma:
Ik weet het, voorzitter, maar ik denk niet dat ze zonder mij gaan beginnen.
De voorzitter:
Dat weet je niet tegenwoordig.
We hebben nog drie moties te gaan.
Staatssecretaris Dijksma:
Dat zou een staatsrechtelijk novum zijn.
Ik zal proberen het heel snel te doen. De motie van de leden Van Veldhoven en Van Tongeren op stuk nr. 530 betreft een actieplan bos en hout. Het verzoek is om met decentrale overheden en andere instanties aan de slag te gaan. Kort en goed: de motie is ondersteuning van beleid. Het is fijn dat de Kamer de plannen die er voor een deel al liggen, ook wil steunen. We hebben dit op de klimaattop al met elkaar vastgelegd. Ik laat het oordeel over deze motie dus aan de Kamer.
Ik kom op de motie-Ronnes c.s. op stuk nr. 531 over de bestelbusjes. Deze motie moet ik ontraden. We hebben inmiddels via de MIA/VAMIL-regeling geld beschikbaar gesteld voor bestelbusjes die elektrisch zijn of op gas rijden. Die regeling is voor alle ondernemers toegankelijk. Verder maken we samen met de topsector Logistiek nog een plan om de verduurzaming van de bestelbusjes een enorme boost te geven. Dus eigenlijk doen we al wat er wordt gevraagd in de ingediende motie, maar we kijken nog breder. De heer Smaling, die de motie medeondertekend heeft, is er nu even niet. Ik ken hem als een van de mensen van de afdeling "groene, duurzame stappen vooruit". Als je het een beetje scherp zegt, dan zou je kunnen zeggen dat deze motie van de heer Ronnes c.s. een soort greenwashing is: het ene vervuilende dieselbusje inleveren voor een misschien net iets minder vervuilend dieselbusje. Dat is natuurlijk niet de bedoeling van milieusubsidies. Om die inhoudelijke reden ontraad ik deze motie. Ik hoop dat sommige mensen nog één keer weer gaan nadenken of dit nu echt de bedoeling is. Maar dat is een gratis tip.
Ik dank de heer Ronnes ervoor dat hij de motie op stuk nr. 532 heeft aangehouden.
Ik eindig, last but not least, met de motie op stuk nr. 533. Ik hoop dat het zoontje nog steeds meekijkt wanneer de motie van de moeder, mevrouw Cegerek, wordt besproken. In die motie wordt de regering verzocht om bij de inkoop van elektronica door het Rijk uit te gaan van circulariteit en hergebruik. Ik laat het oordeel over deze motie heel graag over aan de Kamer. Ik zal met genoegen deze motie onder de aandacht van de minister voor Wonen en Rijksdienst en de minister van Financiën brengen, want zij hebben invloed op dit beleid. Ik denk dat mevrouw Cegerek met deze motie laat zien dat zij in de afgelopen jaren gewedijverd heeft voor meer aandacht voor een circulaire economie. Heel veel dank daarvoor.
Voorzitter, dit was mijn bijdrage.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Dank u wel. Donderdag stemmen we ... Maar eerst wil mevrouw Van Veldhoven nog iets zeggen.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Mevrouw Cegerek wil graag nog onder de motie op stuk nr. 530 komen te staan. Dat wil ik bij dezen graag nog even vermelden.
De voorzitter:
Dat voegen wij nog even toe. Aanstaande donderdag stemmen we over deze motie. Ik dank de staatssecretaris voor haar aanwezigheid.
Er komt nu een korte scènewisseling en daarna gaan we verder.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
Gevangeniswezen
Gevangeniswezen
Aan de orde is het VAO Gevangeniswezen (AO d.d. 08/02).
Termijn inbreng
De voorzitter:
Ik heet de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie hartelijk welkom. We hebben vijf sprekers van de zijde van de Kamer.
Mevrouw Helder (PVV):
Voorzitter. Meten is weten. Op basis van zo volledig mogelijke cijfers kan beleid worden gemaakt, of worden bijgestuurd. De staatssecretaris is een verstandige man, dus hij vindt dat vast ook. Toch dien ik ter ondersteuning de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat uit de discussienotitie "Opsporings- en vervolgingstekort" van de politie en het Openbaar Ministerie blijkt dat er een groot verschil bestaat tussen de omvang van de geregistreerde criminaliteit en de omvang van de feitelijke criminaliteit;
constaterende dat geschat wordt dat ongeveer 3,5 miljoen strafbare feiten niet tot uitdrukking komen in de geregistreerde criminaliteit;
constaterende dat de cijfers met betrekking tot de geregistreerde criminaliteit echter de grondslag vormen voor de berekening van de behoefte aan celcapaciteit in het gevangeniswezen, hetgeen tot uitdrukking komt in het Prognosemodel Justitiële Ketens (PMJ);
van mening dat dit derhalve niet terecht is en van mening dat de omvang van de daadwerkelijke criminaliteit zo veel mogelijk als grondslag moet gelden voor de berekening van de behoefte aan celcapaciteit binnen het gevangeniswezen;
verzoekt de regering in dat kader om onafhankelijk onderzoek te (laten) doen naar de daadwerkelijke omvang van de criminaliteit en tot dat moment geen onomkeerbare stappen te zetten,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Helder en Van Toorenburg. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 675 (24587).
De heer Van Nispen (SP):
Voorzitter. Vlak voordat wij het algemeen overleg gevangeniswezen hadden, bleek uit een interne notitie dat er mogelijk nog meer gevangenissen gesloten moeten worden en dat er in de toekomst nog meer personeel zal moeten afvloeien. En dit terwijl er de afgelopen periode al heel veel gevangenissen zijn gesloten. Eigenlijk is dat gek, zeker nu we weten dat een aantal zelfmelders niet snel terechtkon en dat er een personeelstekort is. Daarom dien ik de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat uit een uitgelekt intern advies zou zijn gebleken dat meer gevangenissen moeten worden gesloten en meer personeel dient te worden ontslagen;
constaterende dat dit veel onrust teweegbrengt bij het gevangenispersoneel, er recent nog sprake was van een capaciteitstekort en de werkdruk al geruime tijd te hoog is;
van mening dat er een onafhankelijk onderzoek moet komen naar wat daadwerkelijk nodig is in het gevangeniswezen;
verzoekt de regering, opdracht te geven tot onafhankelijk onderzoek naar wat nodig is aan extra gevangenispersoneel gelet op het belang van resocialisatie en herstel,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Nispen en Van Toorenburg. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 676 (24587).
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Voorzitter. We hebben een indringend algemeen overleg gevoerd, waarin we weer de zorg hebben uitgesproken over de sluiting van diverse gevangenissen. Misschien gebeurt dat niet in deze kabinetsperiode, maar het monster staat al wel ergens op de weg. Daar maken we ons grote zorgen over. Denk aan het gevangeniswezen in bijvoorbeeld Drenthe, maar ook in andere regio's, waar men hier met heel grote zorgen naar kijkt. We hebben echter ook bijzondere aandacht besteed aan een aantal gevangenissen. We denken dan vooral aan de halfopen en de open inrichtingen, de bbi's en de zbbi's, zoals ze in de volksmond worden genoemd. Dat zijn nou juist de inrichtingen die het heel goed doen. Maar wat gebeurt er vervolgens? Juist die inrichtingen dreigen te moeten sluiten. Daar spreken we over naar aanleiding van een wetsvoorstel vanuit dit kabinet, maar ik denk dat we toch een duidelijk signaal moeten afgeven dat wij hier niet op zitten te wachten. Vandaar dat ik de volgende motie indien.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de recidivecijfers van inrichtingen met een beperkt dan wel een zeer beperkt beveiligingsniveau substantieel lager zijn dan die van gesloten inrichtingen;
overwegende dat de regering dit ook cijfermatig heeft gestaafd in de nota naar aanleiding van het verslag bij wetsvoorstel 33844, waarin deze regimes juist worden afgeschaft;
verzoekt de regering, op genoemd wetsvoorstel een nota van wijziging in te dienen waardoor deze regimes behouden blijven,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Toorenburg, Van Nispen en Van Tongeren. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 677 (24587).
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Ik heb ook andere moties medeondertekend. Ik vind het namelijk belangrijk dat dit signaal nog met dit kabinet meegaat.
De voorzitter:
Tot zover de termijn van de Kamer. We schorsen even zodat de staatssecretaris zich kan voorbereiden op zijn antwoord.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
Termijn antwoord
Staatssecretaris Dijkhoff:
Voorzitter. Ik begin met de motie van mevrouw Helder op stuk nr. 675. Zij weet denk ik al dat ik die ga ontraden omdat het dezelfde motie is die besproken is bij de begrotingsbehandeling. Het is niet zo dat ik het niet met haar eens ben dat je je instrumenten moet verfijnen, want daar staan we voor open. Het WODC heeft dat op eigen initiatief ook al gezegd. Als er wetenschappers met hun expertise en methoden ter verfijning komen, staan we daarvoor open. Ik kan echter niet zeggen dat er een andere methode op de plank ligt en dat we die uit onwil niet betrekken.
De motie van de heer Van Nispen op stuk nr. 676 ontraad ik ook. We hebben de PMJ-ramingen. We hebben op verzoek van de Kamer helemaal laten checken of de methode deugt. Er is ook een second opinion gedaan. Dit is de methode die ervoor zorgt dat je een inkijkje kunt krijgen. We hebben het WODC gevraagd fictieve scenario's te ontwikkelen over de invloed op de benodigde capaciteit. We hebben dat allemaal laten doen vorig jaar en dat hebben we ook aan de Kamer doen toekomen. Ik zie dus niet wat er daarbovenop nog te onderzoeken valt.
De voorzitter:
Dus u ontraadt de motie?
Staatssecretaris Dijkhoff:
Ja, ik ontraad de motie.
De motie van mevrouw Van Toorenburg op stuk nr. 677 zie ik als een voorwaarschuwing van haar. Als ik het in het wetsvoorstel laat staan, wordt het een pittige klus om de indieners van deze motie te overtuigen. Ik wil de motie echter niet overnemen. Ik wil echt aan de hand van het wetsvoorstel de discussie met de Kamer aangaan. Ik beoog namelijk de voordelen van die regimes in te voeren zonder speciaal de instellingen te handhaven.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Als deze motie wel wordt aangenomen — die kans is reëel — ben ik benieuwd of de staatssecretaris met gezwinde spoed met een nota van wijziging komt. Dat wil ik dan wel graag weten.
Staatssecretaris Dijkhoff:
Als de motie eventueel wordt aangenomen, twijfel ik er niet aan dat het kabinet gevraagd wordt om daarop te reageren. Dan zal ik op de eventueel aangenomen motie reageren.
De voorzitter:
De heer Van Nispen, nog even kort.
De heer Van Nispen (SP):
Jazeker, voorzitter, ik heb een korte vraag over de tweede motie. Het gaat mij niet zozeer om de methode waarmee ingeschat wordt hoeveel personeel er nodig is. Het gaat erom dat er nu weer onrust is, omdat uit die notitie zou blijken dat er weer personeel zou moeten afvloeien. Eigenlijk is er iets raars aan de hand, want recentelijk hadden wij juist een personeelstekort. Tegelijkertijd weten wij dat uit die visie moet komen dat we meer moeten gaan doen aan resocialisatie en herstel en dat wij dus mogelijk meer personeel nodig hebben in de toekomst. Het gaat mij dus niet om de methode, maar om de vraag hoeveel personeel er nodig is om alle zelfmelders snel te kunnen opnemen en om meer te doen aan resocialisatie en herstel. Het gaat mij dus om een concreet onderzoek naar de huidige situatie en naar wat er nodig is aan extra personeel.
Staatssecretaris Dijkhoff:
Maar het tekort aan personeel is niet ontstaan door het schrappen van functies. Wij hebben nu een tekort en daardoor hebben wij tijdelijk een probleem met de zelfmelders. Die functies zijn er nog steeds, maar de mensen die deze banen hadden, zijn ander werk gaan doen. Ik heb nu dus vacatures openstaan. Het tekort kwam dus niet door een ontslagronde of het schrappen van functies.
De voorzitter:
Nog heel kort.
De heer Van Nispen (SP):
Maar dan wijs ik er wel op dat vanuit diverse kanten van de Kamer de roep klinkt om meer te doen aan resocialisatie en herstel. Dan zou je kunnen denken aan een scenario waarin je je afvraagt hoeveel extra personeel we nodig hebben als we meer zouden gaan doen. Zou de staatssecretaris de motie zo kunnen lezen?
Staatssecretaris Dijkhoff:
In dat geval blijf ik de motie ontraden, omdat ik het dan nog een abstracte formulering voor een onderzoeksopdracht vind. De heer Van Nispen zegt "als we meer zouden gaan doen". Je moet eerst weten wat je meer wilt doen en dan pas kun je bekijken hoeveel mensen je daarvoor nodig hebt.
De voorzitter:
Ik dank de staatssecretaris voor zijn komst.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Aanstaande donderdag stemmen wij over de drie moties.
De vergadering wordt van 17.20 uur tot 19.03 uur geschorst.
Associatieovereenkomst met Oekraïne
Associatieovereenkomst met Oekraïne
Aan de orde is de behandeling van:
- het wetsvoorstel Regeling van de inwerkingtreding van de wet van 8 juli 2015, houdende goedkeuring van de op 27 juni 2014 te Brussel tot stand gekomen Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en haar lidstaten, enerzijds, en Oekraïne, anderzijds (Stb. 2015, 315) (34669).
Voorzitter: Arib
Termijn inbreng
De voorzitter:
Ik heet de minister-president en de minister van Buitenlandse Zaken van harte welkom, alsmede de mensen op de publieke tribune en de Kamerleden.
Ik begin met de heer Van Bommel namens de SP als eerste spreker. Zijn spreektijd is vijf minuten. Het kan wel, een goed voorbeeld.
De algemene beraadslaging wordt geopend.
De heer Van Bommel (SP):
In de beperking toont zich de meester, luidt het spreekwoord.
Mevrouw de voorzitter. Voorlopig voor de laatste keer spreken wij in de Tweede Kamer over de ratificatie van het associatieverdrag van de Europese Unie met Oekraïne. Vandaag zullen alle partijen kleur moeten bekennen en een definitief oordeel moeten vellen over of zij wel of niet akkoord kunnen gaan met de wijze waarop het kabinet de uitslag van het referendum dat over dit onderwerp werd gehouden, heeft afgehandeld.
Voor de SP is het glashelder: wij keuren de juridische verklaring, een papieren tijger, af. Zij doet geen recht aan de uitslag van het referendum. Krap een jaar geleden stemde 61% van de opgekomen kiezers tegen het Oekraïneakkoord. In plaats van meteen een intrekkingswet naar de Kamer te sturen, koos het kabinet ervoor om koehandel te drijven in Brussel, over enkele zogenaamde zorgen die bij de kiezer zouden leven. Dat mag sympathiek klinken, maar het is allerminst zuiver. De vraag draaide immers om het aangaan van een diepe politieke en economische associatie tussen de EU en Oekraïne. Kiezers hebben geen enquête ingevuld over hun eventuele zorgen. "Bent u voor of tegen het associatieakkoord met Oekraïne?", daar kwam de referendumvraag op neer.
Het fundamentele "nee" dat op deze vraag volgde, reduceren tot een paar zorgen die wel even weggepoetst konden worden met een slinkse truc, is geen teken van betrouwbaarheid, het handelsmerk van de minister-president. Sterker nog, het ondermijnt het vertrouwen van de kiezer, zowel in de landelijke als Europese politiek. Stoppen met ratificatie of het "nee" meteen terzijde schuiven en doorgaan, waren tenminste heldere reacties geweest. Nu zitten Kamer en kiezer opgescheept met een juridische verklaring, die niet ondertekend zal worden door Oekraïne. Want, zo schrijft de regering, het gaat over "onderwerpen waarover de besluitvorming aan de zijde van de Europese Unie en haar lidstaten ligt".
Ik blijf me daarover verbazen. Een van de zorgpunten die in de juridische verklaring wordt genoemd, is het belang dat wordt gehecht aan corruptiebestrijding. Laat corruptie nou juist een van de belangrijkste redenen zijn geweest voor mensen om tegen dit verdrag te stemmen. Kan de premier nog eens reageren op het feit dat Oekraïne op geen enkele wijze formeel gebonden wordt aan het prioriteren van corruptiebestrijding, anders dan reeds was vastgelegd in het verdrag? Hoe geloofwaardig is het dat Oekraïne eigenaarschap voelt ten aanzien van de corruptiebestrijding die Nederland verlangt, als het land deze intentieverklaring niet hoeft te tekenen? De Raad van State merkte hierover terecht op dat "de juridische verbindendheid van het besluit zich strikt genomen niet uitstrekt tot Oekraïne". Oftewel, voor Oekraïne verandert er helemaal niets. De kiezer die zich zorgen maakte over corruptie, heeft het nakijken.
Voor de overige punten geldt eveneens, zoals ik in eerdere debatten ook heb gemeld, dat de verklaring niets verandert aan de inhoud van het verdrag. Oekraïne blijft de mogelijkheid behouden om EU-lidmaatschap aan te vragen. Dat was nooit formeel geregeld in het associatieakkoord. De juridische verklaring legt Oekraïne geen strobreed in de weg. Zo zijn de Europese spelregels. Mijn partij ging het erom dat met een dergelijk ambitieus associatieakkoord Oekraïne wel degelijk op allerlei manieren aansluiting zoekt met de Europese Unie via Europese wet- en regelgeving. Dat is een onomkeerbaar proces. Als het gaat om de andere zorgpunten — geen collectieve veiligheidsgarantie, geen arbeidsmigratie en geen extra financiële steun — voegt de verklaring niets toe aan wat reeds in het verdrag stond.
Ondertussen komt Oekraïne wel gewoon in aanmerking voor financiële steun via bestaande EU-mechanismen. Er wordt krachtens het akkoord ingezet op een versterkte deelname van Oekraïne aan civiele en militaire operaties van de Europese Unie voor crisisbeheer, ook binnen het gemeenschappelijke veiligheids- en defensiebeleid. Erkent de premier dat deze juridische verklaring, eenzijdig ondertekend door de EU-lidstaten, niets verandert aan de inhoud van het verdrag en dat de Raad van State ditzelfde oordeel velt als het gaat om de juridische reikwijdte ervan?
Er heerst nog onduidelijkheid over de gevolgen van de brexit voor het akkoord. De regering schrijft dat dit nog geen onderwerp van bespreking is geweest, maar allicht kan de premier mogelijke scenario's schetsen wat betreft de gevolgen voor het Oekraïneakkoord als een lidstaat de Unie en daarmee het verdragennetwerk verlaat. Graag een reactie.
Ik had de uitkomst van het maandenlange overleg tussen Nederland en de andere lidstaten teleurstellend genoemd als ik niet van tevoren lage verwachtingen had gehad. Wat de SP betreft was de enige zuivere optie geweest om direct een intrekkingswet naar de Kamer te sturen. Nu worden mensen bevestigd in hun gevoel dat in Brussel alles wel te regelen valt, met een glimlach en achterkamertjesdeals. De trein dendert gewoon voort, net als na het grondwetreferendum. Het kabinet heeft, kortom, een belangrijke kans gemist om te laten zien dat Nederlandse burgers wel degelijk zeggenschap hebben over de kant die het opgaat met Europa. Dát zal de premier nog wel gaan voelen tijdens de verkiezingen van 15 maart.
De heer Monasch (Monasch):
Voorzitter. Vanavond bespreken we wellicht de grootste democratische farce van dit kabinet en die van premier Rutte in het bijzonder. Het Nederlandse volk was duidelijk bij het referendum, de spelregels waren duidelijk, een van de regeringsfracties was duidelijk: we accepteren de uitslag bij een rechtsgeldige uitkomst. Eerst krabbelde de Partij van de Arbeid terug, de partij zette haar afspraak met de kiezer bij het oud vuil. En daarna krabbelden partijen als D66 en GroenLinks terug. Partijen die voor referenda waren. Ze schrikken nu van de mening van de bevolking. Opeens schrappen ze referenda uit hun verkiezingsprogramma. Het verraad van elitair links is zelden zo geëtaleerd als in de afgelopen maanden op dit dossier. Opeens behoeft de zeggenschap van de burger niet meer: jullie mening bevalt ons niet, we sluiten ons van jullie af. Een gênante vertoning bij GroenLinks, D66 en Partij van de Arbeid.
Even gênant is het optreden van de zijde van het kabinet. Waar zijn we met elkaar beland als een kabinet de rechtsgeldige uitslag naar eigen willekeur gaat interpreteren? Nee, erger, waar blijven we als de verliezers gaan bepalen wat de winnaars hebben gestemd?
De heer Verhoeven (D66):
Even ter correctie het volgende. De heer Monasch mag van alles beweren maar hij kan niet staande houden dat D66 referenda uit haar verkiezingsprogramma heeft geschrapt. Dat is niet het geval. Het is onjuist wat hij suggereert. Dat geldt alleen voor GroenLinks en de Partij van de Arbeid en dus niet voor D66.
De heer Monasch (Monasch):
U wilt referenda niet meer op bijvoorbeeld verdragen van toepassing verklaren, mijnheer Verhoeven. Dus u bent op dit onderwerp zo geschrokken dat u ze niet meer als onderwerp van een referendum wilt hebben. Dus weest u gewoon eerlijk naar de kiezer. U hebt ze ook op dit punt in de steek gelaten.
Wat voor democratie is dit als je hier achteraf de spelregels gaat veranderen om alsnog je gelijk te halen? Graag verneem ik hierop de reactie van de minister-president.
Maar daar blijft het niet bij. Het verdrag met Oekraïne wordt ook nog eens even eenzijdig en vrijblijvend veranderd. Je sluit dus een verdrag met een ander en vervolgens pas je dat verdrag aan zonder dat de andere verdragspartner, in dit geval Oekraïne, ermee instemt. Dat wordt ook zwart-op-wit erkend door het kabinet in de beantwoording op een van de aan hem gestelde vragen. Mijn vraag aan het kabinet is: wat is dit voor verdragsrecht? Is de minister van Buitenlandse Zaken werkelijk van mening dat je op deze wijze een verdrag kunt aanpassen zonder de andere verdragspartner om een expliciete instemming te vragen? Graag verneem ik hierop zijn reactie.
Is de wijze waarop met dit verdrag door het kabinet is omgegaan een voorbeeld van landen als Oekraïne waar nogal eens een loopje wordt genomen met de wet en vele andere landen in die gebieden? Is dit nou een voorbeeld van hoe je met internationaal recht omgaat? Is dit, als je ambtenaren uit die landen hier uitnodigt voor een klasje op Buitenlandse Zaken, nou de manier waarop je uitlegt hoe je met verdragen met landen omgaat? Graag krijg ik hierop de reactie van de minister.
Dat brengt ons ook op de vraag naar de houdbaarheid en de inhoud van de aanpassing zelf. Ook de Raad van State is hier zeer kritisch over. De Raad van State stelt "dat het onvoldoende duidelijk is wat de status van het besluit is". Terwijl het kabinet ronkend vermeldt dat het een gezaghebbend instrument van internationaal gewicht is, geeft de Raad van State het kabinet vervolgens een draai om de oren. Het is onduidelijk wat de status van dit besluit is, aldus de Raad van State. Vandaar mijn vraag: is er een officiële schriftelijke verklaring van de Oekraïense regering waaruit blijkt dat dit besluit voor haar duidelijk is en dat zij er alsnog expliciet mee instemt? Ik hoor graag een reactie van het kabinet. Is het besluit in de visie van het kabinet, nadat het het oordeel van de Raad van State heeft gehoord, nog steeds dat het een gezaghebbend instrument van internationaal gewicht is? Ik hoor hierop graag een reactie van de minister van Buitenlandse Zaken.
De Raad van State stelt terecht dat er op basis van de Referendumwet na een rechtsgeldige uitslag maar twee smaken zijn: het verdrag intrekken of alsnog in werking laten treden. Aanpassingen komen in de Referendumwet niet voor. Kan het kabinet een poging doen, waar het die juridische basis in de Referendumwet ziet, om deze aanpassingen alsnog te plegen? Of is het puur politiek opportunisme? Ik hoor hierop graag een reactie van de premier.
De Referendumwet wordt terzijde geschoven. Een verdragspartner wordt terzijde geschoven. En het allerergste: een democratische uitspraak van de meerderheid wordt terzijde geschoven. Had een nieuw besluit aan de Nederlandse bevolking voorgelegd! Was een echt debat aangegaan! Maar nee, het kabinet en de partijen die het nu steunen durven dat niet meer aan. Onze democratie en de geloofwaardigheid van de politiek worden met dit voorstel te grabbel gegooid. Dat mogen het kabinet en de partijen die dit besluit nu steunen, zich aanrekenen.
De heer Beertema (PVV):
Voorzitter. Met dit wetsvoorstel wordt de inwerkingtreding van de Wet houdende goedkeuring van de Associatieovereenkomst tussen de EU en Oekraïne geregeld. En het zal aangenomen worden in de Tweede en ook in de Eerste Kamer. Dit voorstel is niet de apotheose van een heldhaftige politieke strijd. De minister-president wilde ons dat wel laten geloven toen hij zei dat er iets groots en belangrijks moest gebeuren in Brussel. Hij zou de bezwaren van de tegenstemmers recht doen. Recht doen! De bezwaren van 2,5 miljoen kiezers die de associatie met Oekraïne volmondig en eenduidig afwezen. Hij heeft die bezwaren geen recht gedaan. Het was geen heroïsche strijd. De minister-president heeft mist gecreëerd. Hij heeft het proces gefrustreerd, hij heeft het wettelijke begrip "zo spoedig mogelijk" opgerekt tot een politieke lijdensweg van 321 dagen. Ik denk dat vandaag niemand het gevoel van triomf deelt waar een grote nationale VVD-vriendelijke krant over sprak toen de minister-president met zijn idee van inlegvel kwam aanzetten.
Vandaag komt er een eind aan dit traject. Er past geen ander gevoel bij dan dat van gedeprimeerdheid, van vermoeidheid en teleurstelling. De minister-president en de VVD hebben hun zin gekregen. In de Tweede Kamer zijn D66, de Partij van de Arbeid en GroenLinks gedraaid. Zij huldigden eerst het standpunt dat de uitslag van het referendum gerespecteerd moest worden. Het CDA houdt hier in dit huis, de Tweede Kamer, het principiële masker nog even op, maar in de Eerste Kamer is de zaak met de CDA-senatoren allang beklonken.
Zo zei ik het in het laatste Oekraïnedebat. Waarom gingen die 2,5 miljoen kiezers op 6 april zo gemotiveerd naar de stembus? Omdat ze ongerust zijn over de ondemocratische EU, over het Europarlement dat geen parlement is maar een stemmachine en dat wordt bevolkt door eurofielen die op haast religieuze wijze maar één kant op willen: meer EU, meer federalisering op weg naar die ene verenigde staten van Europa, op weg naar een unie waarin Nederland is gemarginaliseerd tot een onbeduidende provincie aan de rand van het continent. Die provincie is wel de grootste nettobetaler en wordt gedwongen tot massieve afdrachten van geld, van welvaart, van de eigen banen en zelfs van welzijn, zonder dat daar echte democratische controle op is. Die provincie mag haar eigen grenzen niet bewaken en mag niet bepalen welke gasten wel en welke gasten niet worden opgenomen in het huis waarvan de voordeur is opengezet. Dat is wat de burger verontrust.
Dit dossier heeft de geloofwaardigheid van de minister-president en van de regering ernstig ondergraven. Erger nog, dit dossier heeft het vertrouwen in de politiek ernstig ondergraven. Met het indienen van het wetsvoorstel inzake de inwerkingtreding van de overeenkomst wordt de uitslag van een geldig raadgevend referendum volledig genegeerd. Dat had niet mogen gebeuren. Het is een farce dat een juridisch bindende oplossing wordt toegevoegd — ik heb het over het inlegvel — die recht zou doen aan de nee-stemmer. Met dit inlegvel leidt het kabinet de Nederlandse bevolking om de tuin. Deze bijlage heeft immers geen consequenties. Zelfs de Raad van State heeft twijfels over de juridische status daarvan. Het verdrag wordt gewoon ondertekend en uitgevoerd. Intussen neemt de president van Oekraïne alvast een voorschot op de toekomst. Dat is opmerkelijk. Hij spreekt uit dat hij nu voluit op weg gaat naar een lidmaatschap van de NAVO én een lidmaatschap van de Europese Unie. Daar staan we dan.
Ik heb een paar concrete vragen aan de minister-president. Ik vraag hem om een keer eenvoudig "ja" of "nee" te antwoorden. Deze vragen zijn legitieme vragen van de burger. Deze vragen leven heel sterk. Er wordt enorm uitgekeken naar eerlijke antwoorden. Is de minister-president klaar voor de vragen? Hij is even met zijn gedachten ergens anders; ik denk in Brussel. Maar goed, ik stel deze vragen toch maar. De ambtenaren zitten achterin en zij schrijven misschien mee. Belooft de minister-president dat hij alles in het werk zal stellen om te voorkomen dat Oekraïne in de toekomst lid wordt van de Europese Unie? De minister-president heeft gezegd: "Als je van Europa houdt, houd dan op met dromen van meer Europa." Belooft hij dat hij die uitspraak gestand zal doen en, waar dan ook, zal uitdragen dat de VVD niet zal strijden voor een federale Europese Unie? Zal de premier zich daarom ook verzetten tegen plannen om EU-belastingen te gaan heffen? Zal hij zich dus ook keren tegen een fors hogere EU-begroting? Zal de minister-president zich verzetten tegen meer mogelijkheden voor de Europese Unie om zelf schulden aan te gaan? Zal hij zich ook verzetten tegen de vorming van een Europees leger?
Met het aannemen van deze wet hebben 2,5 miljoen tegenstemmers een slag verloren. Ik heb het hier vaker gezegd: we hebben een slag verloren, maar de oorlog is nog lang niet voorbij. Die oorlog zullen wij uiteindelijk winnen, want wij staan aan de goede kant van de geschiedenis. De EU en haar "broodprofeten" — zo noem ik ze maar — staan aan de verkeerde kant, want overal komt het patriottische verzet tegen de Europese Unie op gang. Dat is het schrijven op de muur. De premier ziet het niet of wil het niet zien. Dat is buitengewoon onverstandig.
De heer Van Klaveren (Groep Bontes/Van Klaveren):
Voorzitter. Op 6 april 2016 stemde 61% van de Nederlandse kiezers tegen het associatieverdrag met Oekraïne. Dat is een heldere uitkomst. De bevolking had haar stem duidelijk laten horen, maar dit kabinet bleek er uiteindelijk lak aan te hebben. De goedkeuringswet werd na maanden getreuzel gewoon ingediend. De Nederlandse kiezer wordt daarmee compleet voor de gek gehouden. De aanvullende verklaring waarmee premier Rutte thuiskwam, is een aanfluiting, een nietszeggend stuk papier. Volgens de juridisch adviseur van de Europese Raad verandert het helemaal niets aan de inhoud van het verdrag en vormt het evenmin een voorbehoud. Ook de Raad van State vindt de verklaring veel te vaag. In juridische zin betekent zij helemaal niets. Oekraïne tekent de verklaring zelf niet eens. Het heeft geen enkele intentie om zich daaraan te houden. Dat zagen wij al aan de uitspraak van president Porosjenko eerder deze maand. Hij gaf aan dat het niet lang meer duurt voordat zijn land aan de criteria voldoet om lid te worden van de Europese Unie. Oekraïne neemt ons dus gewoon in de maling. Ziet het kabinet in dat dit land zich helemaal niet gebonden voelt aan de passage dat het verdrag geen opstap is voor EU-lidmaatschap? Graag een reactie.
Oekraïne mag natuurlijk nooit de status krijgen van EU-kandidaat. De Europese Rekenkamer stelde eerder al dat het land ondanks miljardensteun van de EU nog altijd het meest corrupte land van Europa is. Die corruptie neemt ook niet af, die neemt steeds verder toe. De Nederlandse kiezer zag het dus goed bij het referendum. Die enorme corruptie was namelijk de belangrijkste reden dat de kiezers nee stemden. Ook levert het vrijhandelsverdrag met Oekraïne geen tot weinig economische groei op voor Nederland. We hebben er als Nederland niets aan. Daarom zal mijn fractie tegen deze goedkeuringswet stemmen. Wij vragen alle andere Kamerleden ook om de uitslag van het Oekraïnereferendum te respecteren. Handel niet in het partijbelang of naar de fractiediscipline, maar in het belang van de Nederlandse kiezer. VVD-Kamerleden van wie ik weet dat ze twijfelen, hebben nu nog de kans om het enige juiste te doen. Tegen de Kamerleden van PvdA, D66 en GroenLinks zeg ik: jullie partijen maakten de nieuwe referendumwet mogelijk. Verwerpen jullie straks de uitslag van het eerste referendum dat op basis hiervan is gehouden? Dat zou in- en intriest zijn. Het cynisme onder de bevolking zal alleen maar verder groeien.
Ik rond af. De democratische stem van Nederland moet uiteindelijk zwaarder wegen dan de belangen van Oekraïne of van de PvdA en de VVD. Deze goedkeuringswet moet worden verworpen. Mijn fractie zal er een hoofdelijke stemming over aanvragen.
De heer Verhoeven (D66):
Voorzitter. Dit is het zoveelste debat over het Oekraïnereferendum. Het is goed dat wij overal uitgebreid bij stil hebben gestaan afgelopen jaar, maar nu is het tijd om duidelijkheid te bieden. De inzet van mijn fractie is helder. We hebben voor dit Oekraïnereferendum volop campagne gevoerd. We hebben voor en na de uitslag gezegd de uitslag serieus te nemen. We hebben het kabinet opgeroepen zo snel mogelijkheid duidelijkheid te geven. Het kabinet koos echter voor een andere procedure, richting een inhoudelijke oplossing. D66 heeft ook altijd een inhoudelijke oplossing gewild die recht deed aan de nee-stem.
Hoe dan ook, de geschiedenis kennen wij allemaal. De kiezer is te lang in onzekerheid gelaten over wat er zou gebeuren met de uitkomst van het referendum, al weer bijna een jaar geleden. De heer Beertema zei het precies: 320 dagen. Nu ligt er dan een goedkeuringswet met daarbij een besluit van alle Europese leiders, dat ingaat op de zorgen van de nee-stemmers.
Mevrouw Thieme (PvdD):
De heer Verhoeven doet het nu voorkomen alsof hij alleen maar heeft gevraagd om snelle duidelijkheid van het kabinet, maar hij heeft de motie meeondertekend en daar voor gestemd, waarin het kabinet werd gevraagd te komen met een intrekkingswetsvoorstel. Wat is daarmee gebeurd? D66 heeft zich volkomen belachelijk gemaakt door eerst die motie te steunen, daar voor te stemmen en nu akkoord te gaan met een goedkeuringswetsvoorstel in plaats van met een intrekkingswetsvoorstel.
De heer Verhoeven (D66):
Ik denk dat ik deze vraag al een keer of tien heb beantwoord, maar ik doe dat graag nog een elfde keer. Daar staan wij hier immers voor. D66 heeft deze referendumwet ooit zelf gemaakt. In die wet staat dat je een intrekkingswet moet sturen op het moment dat de uitslag daar aanleiding toe geeft. Daar hebben wij het kabinet om gevraagd. Het doel was om op die manier ruimte te creëren voor een inhoudelijke oplossing, want wij hebben altijd een inhoudelijke oplossing gewild. Toen zei het kabinet: dat doen wij niet. Het kabinet is aan de slag gegaan en negen maanden later kwam het kabinet, terwijl er nog steeds geen intrekkingswet was gestuurd, met een inhoudelijke oplossing. Vervolgens heeft het kabinet ons gevraagd om daar serieus naar te kijken. D66 heeft toen gezegd: ja, daar willen wij serieus naar kijken.
Mevrouw Thieme (PvdD):
D66 heeft direct na de uitslag van het referendum, waarin duidelijk werd dat de meerderheid van de bevolking vindt dat er een intrekkingswetsvoorstel moet komen, gezegd dat D66 de uitslag niet alleen serieus neemt, maar deze ook zal respecteren. Vervolgens stemt D66 in met een motie waarin het kabinet wordt verzocht om onmiddellijk, of zo snel mogelijk, te komen met een intrekkingswetsvoorstel, en ondertekent ook mede die motie. Ik begrijp niet hoe D66 zo kan draaien. Waarom draait D66? Wat heeft het kabinet beloofd? Waarom zou je niet vasthouden aan je idealen als het gaat om het serieus nemen van referenda en de uitslag daarvan? Waarom laat je je oren hangen naar het kabinet? Wat heeft D66 daar eigenlijk mee gewonnen?
De heer Verhoeven (D66):
Deze vraag van mevrouw Thieme wordt natuurlijk voortdurend gesteld. Vaak begint men ermee ons verkeerd te citeren en ons woorden in de mond te leggen die we nooit gezegd hebben. Dat is de eerste truc die altijd wordt gebruikt door de tegenstanders van dit verdrag en deze oplossing. Dat mag, maar D66 heeft gezegd dat we de uitslag serieus zullen nemen. Vervolgens ga je dan bekijken hoe je de uitslag serieus gaat nemen. Ik heb mevrouw Thieme nooit gezien in de zaaltjes waar de debatten plaatsvonden over dit verdrag. Ik was daar wel, samen met de heer Ten Broeke en de heer Van Bommel en allerlei andere mensen. Excuus, en ook met mevrouw Maij. Elke keer kwamen dezelfde punten naar voren. Mevrouw Thieme was ergens anders, denk ik, maar wij stonden in die zaaltjes en elke keer kwamen dezelfde vijf punten naar voren. Mevrouw Thieme lacht erom, maar het is zo. Alle mensen in die zaaltjes zeiden: we willen niet dat Oekraïne lid wordt van de Europese Unie. Er werd elke keer gezegd: we willen niet dat er door dit verdrag miljarden vanuit de Europese Unie naar Oekraïne gaan. Een grote zorg van de mensen was: we willen niet dat werknemers uit Oekraïne onze arbeidsmarkt overspoelen. En er werd gezegd: we mogen door dit verdrag niet verplicht worden tot militaire samenwerking. Ik heb net geteld en ik denk dat ik zo'n 40 keer over dit onderwerp heb gedebatteerd. Elke keer waren dit de zorgen die er waren.
De voorzitter:
Tot slot.
De heer Verhoeven (D66):
Nog even kort. Ik zal het daarna echt korter doen, maar ik wil het één keer duidelijk gezegd hebben, want ik krijg elke keer opnieuw de vraag. Ik wil het nu één keer duidelijk zeggen, en dan is het wat mij betreft ook klaar. Iedereen mag het dan nog een keer vragen; dan zal ik het korter doen en hiernaar verwijzen. Wat doen we dus? We luisteren naar de bevolking door de zorgen van de bevolking, die voortdurend in al die zaaltjes geuit zijn, serieus te nemen. Dat doet het kabinet met deze oplossing. Wij vinden dus dat die recht doet aan de uitslag. Daarmee luister je naar de zorgen van de Nederlandse bevolking, en dat is ons ideaal.
Mevrouw Thieme (PvdD):
Het feit dat het een hard gelag is dat de Partij voor de Dieren gewonnen heeft met haar campagne tegen het associatieverdrag begrijp ik. Maar het feit dat D66 hier probeert weg te komen met een woordspelletje in de trant van "we hebben niet gezegd dat we de uitslag van het referendum zullen respecteren, maar dat we die uitslag serieus gaan nemen", is precies de reden waarom mensen zo ontzettend hun bekomst hebben van de traditionele politieke partijen. Dat er hier in het debat wordt gespeeld met woorden veroorzaakt zo'n grote vertrouwensbreuk. "We hebben gezegd: serieus nemen in plaats van respecteren. We hebben een motie ingediend voor een intrekkingswetsvoorstel, maar ja, we gaan nu instemmen met een goedkeuringswetsvoorstel." D66 brengt de kiezer, met name de referendumkiezer, in verwarring. Dat is een partij die democratie vooropstelt echt onwaardig.
De heer Verhoeven (D66):
Nee, dat doet de Partij voor de Dieren, en alle partijen die proberen te doen alsof er maar één manier is om met een raadgevend referendum om te gaan. Wij hebben gezegd: wij luisteren naar de zorgen van de Nederlandse bevolking. De inhoudelijke zorgen van de Nederlandse bevolking zijn keer op keer naar voren gekomen. De vijf grote zorgen van de Nederlandse bevolking zullen niet uitkomen, terwijl dat wel voortdurend is beweerd door de mensen van het neekamp. Als iemand de Nederlandse bevolking voor de gek gehouden heeft en als iemand gelogen heeft — dat heb ik ook al eerder gezegd — over allerlei zaken die niet gaan gebeuren, dan zijn het de vertegenwoordigers van het neekamp geweest. Zij hebben dat voortdurend gedaan. Zij hebben voortdurend allemaal dingen gezegd die niet hebben plaatsgevonden en ook niet zullen plaatsvinden. Dat is volgens mij wat leidend zou moeten zijn: de inhoud. Dat vervolgens door andere partijen wordt gezegd "u had het anders moeten doen", is hun goed recht en dat respecteer ik.
Mevrouw Thieme (PvdD):
Heel kort nog, voorzitter, en dan zal ik gaan zitten. D66 denkt dat wij de kiezer voor de gek kunnen houden, maar daar zouden wij nu eens mee moeten ophouden. De kiezer weet heel goed wat er gebeurt. Wij zouden wat meer respect moeten hebben voor de informatie die de kiezer heeft over het associatieverdrag. Wij zouden met name respect moeten hebben — dat zou de referendumpartij D66 zich moeten aantrekken — voor de wil van de bevolking, namelijk dat er een intrekkingswetsvoorstel komt.
De heer Verhoeven (D66):
Ik heb heel veel respect voor de kiezer, zoals alle 150 vertegenwoordigers in dit huis. Mijn respect voor de kiezer uit ik door geen leugens te vertellen over wat het gevolg kan zijn van een associatieakkoord tussen de Europese Unie en Oekraïne. Dat hebben de vertegenwoordigers van het neekamp allemaal stuk voor stuk herhaaldelijk wel gedaan. Wij zijn nu bezig om de leugens van het neekamp weg te nemen via deze oplossing. Vervolgens zorgen wij ervoor dat de Nederlandse bevolking weet dat Oekraïne geen lid wordt, dat Oekraïense werknemers niet zomaar naar Nederland kunnen komen, dat er geen miljarden vanuit de Europese naar Oekraïne gaan enzovoort. Dat is wat hier nu gebeurt.
De heer Beertema (PVV):
De heer Verhoeven spreekt heel gepassioneerd over al die leugens. Maar de grootste leugen is natuurlijk in dit verband zijn uitspraak tijdens het debat over de uitslag van het referendum op 13 april 2016. Daarin zei hij: "het verdrag kan niet doorgaan" en "de intrekkingswet moet ingediend worden en het kabinet moet zo spoedig mogelijk in overleg" enzovoorts. "De intrekkingswet moet ingediend worden." Daar is het nooit meer van gekomen, mijnheer Verhoeven.
De heer Verhoeven (D66):
Dat klopt.
De heer Beertema (PVV):
Daarover gaat de leugen die u hier staat te verdedigen, met veel omhaal van woorden over het recht doen aan de referendumuitslag met het inlegvelletje zonder juridische consequenties enzovoorts. U bent gewoon gedraaid! Zeg dat nou gewoon eerlijk tegen al die D66-kiezers. Die vinden dat overigens niet erg, hoor.
De heer Verhoeven (D66):
Mijn fractie had inderdaad liever gezien dat er een intrekkingswet was ingediend, ...
De heer Beertema (PVV):
Nou dan.
De heer Verhoeven (D66):
Nee, mijnheer Beertema, er volgt een komma. Ik ben er dus altijd heel duidelijk over geweest dat wij liever een intrekkingswet hadden gezien. De procedure via zo'n intrekkingswet was de zuiverste procedure geweest. Daarvoor heeft het kabinet niet gekozen. Het kabinet heeft voor een andere procedure gekozen, die uiteindelijk leidt naar een inhoudelijke oplossing die recht doet aan de zorgen van de mensen die tegen het verdrag hebben gestemd. Mijn fractie heeft daarover nagedacht. Wij vinden dat die zorgen daarmee zeer serieus worden genomen, omdat de vijf dingen die voortdurend beweerd zijn, allemaal niet gaan plaatsvinden. Daarom kunnen we alsnog in ieder geval instemmen met de inzet van het kabinet. We hebben daar nog wel een of twee vragen over. Daarna zullen wij hier duidelijkheid over geven.
Ik heb dit steeds gezegd. De heer Beertema wil heel graag het woord "draaien" in de mond nemen. Dat wil mevrouw Thieme ook. Dat mogen zij allemaal doen. Wij hebben steeds gezegd: creëer een inhoudelijke oplossing en doe dat volgens de procedure van de Referendumwet. Het kabinet heeft ervoor gekozen om het anders te doen, maar uiteindelijk heeft dat wel geleid tot een inhoudelijke oplossing. Het zou raar zijn als mijn fractie die ineens niet meer zou steunen, terwijl de oplossing wel tegemoetkomt aan de zorgen van de Nederlandse bevolking.
De heer Beertema (PVV):
Als mijnheer Verhoeven van D66 nu mijnheer Porosjenko hoort, die full-blown vooruit wil gaan naar een lidmaatschap van de NAVO en van de EU, ligt de heer Verhoeven dan niet 's nachts zwetend in zijn bedje? Denkt hij dan niet: wat moet er gaan gebeuren, want dit moeten wij tegenhouden? Hoe gaat de heer Verhoeven dat tegenhouden, samen met onze minister-president, die daar ook uitspraken over heeft gedaan op basis van het inlegvel? Gaat de heer Verhoeven daar keihard voor strijden?
De heer Verhoeven (D66):
Daar hoef ik helemaal niet voor te strijden, want van alles wat de heer Porosjenko zegt, kan de Europese Unie niets zomaar doen. Ik weet best dat de heer Porosjenko graag doet alsof Oekraïne lid kan worden van de Europese Unie, maar dat gaat niet gebeuren. Er is volgens mij op dit moment geen lidstaat van de Europese Unie die wil dat Oekraïne lid wordt van de Europese Unie. Het gaat dus gewoon niet gebeuren. We kunnen wel honderd keer zeggen dat iemand dat heeft gezegd die graag wil dat Oekraïne lid wordt van de Europese Unie, maar het gaat niet gebeuren!
De voorzitter:
Gaat u verder met uw betoog.
De heer Verhoeven (D66):
Ja, laten we dat doen voorzitter. Ik zei al dat er nu een goedkeuringswet voorligt, met daarbij een besluit van alle Europese leiders waarin wordt ingegaan op de zorgen van de nee-stemmers. In alle debatten die ik hierover heb gevoerd, met de heer Van Bommel, de heer Ten Broeke, mevrouw Maij, en anderen, kwamen ook juist deze zorgen naar boven. Die zorgen werden grotendeels veroorzaakt door de campagne van het neekamp. Want dat neekamp heeft vele mythen en fabels gecreëerd om mensen bang te maken voor dit akkoord. Oekraïne zou EU-lid worden. Oekraïne zou miljarden krijgen. Oekraïense werknemers zouden onze banen inpikken. We zouden met Oekraïne een militaire samenwerking moeten aangaan, enzovoorts. Nu worden deze zorgen geadresseerd en ontkracht. Maar nadat dit is geadresseerd en ontkracht, en terwijl van een en ander als uitvloeisel van het associatieakkoord al helemaal geen sprake was, zegt het neekamp dat dat allemaal niets voorstelt. Dat is afbraakpolitiek en daar wordt niemand beter van.
Dit is ook wel een verwijt aan het kabinet, dat natuurlijk niet voldoende campagne heeft gevoerd om de mythen en fabels te ontkrachten die steeds werden verspreid. Het kabinet benadrukt zelf dat het enorm hard heeft gewerkt om dit resultaat te bereiken. Het is een besluit van alle Europese leiders waarin tegemoet wordt gekomen aan de zorgen van de nee-stemmers. Dat heeft ongetwijfeld veel voeten in de aarde gehad. Ik wil minister-president Rutte en de heer Koenders, de minister van Buitenlandse Zaken, een compliment geven voor het werk dat zij na hun mislukte campagne hebben verricht. Ik zeg er dus wel gewoon bij dat dit na hun mislukte campagne is gebeurd, en dat weten ze ook. Ze hadden zich dat werk natuurlijk kunnen besparen door gewoon campagne te voeren, maar goed. Ik vraag de premier nog één keer welke lessen hij heeft getrokken uit deze gang van zaken in het afgelopen jaar. Dit proces verdient namelijk geen schoonheidsprijs: dat ben ik met iedereen eens. Ik hoor graag een reactie op deze vraag.
Ongeacht de vraag wat ik van het proces vind, ligt er vandaag echter een goedkeuringswet voor, inclusief een besluit van regeringsleiders in het kader van de Europese Raad bijeen. Dit besluit gaat over de uitvoering en toepassing van het associatieakkoord. Het is op het hoogst mogelijke niveau genomen. Het komt tegemoet aan de belangrijkste zorgen van de kiezer bij het referendum. Geen lidmaatschap, mijnheer Beertema. Geen veiligheidsgaranties, mijnheer Van Bommel. Geen extra geld, mevrouw Thieme. Geen vrij verkeer, mijnheer Monasch. En een volle inzet op corruptiebestrijding, mijnheer Voordewind. Kan de minister-president bevestigen dat verdere interpretaties van het associatieakkoord door dit besluit niet meer mogelijk zijn? Kan hij dat bevestigen? Ik krijg daarop graag een reactie.
De ontwikkelingen van de afgelopen maanden hebben alleen maar laten zien hoe belangrijk het is om als een eensgezind en daadkrachtig Europa te opereren. Poetin heeft gezelschap gekregen van Trump. Juist nu is een sterk Europa dus cruciaal, een sterk Europa dat vooruit wil en de hand uitsteekt naar degenen die dat ook willen. Ruim drie jaar geleden gingen honderdduizenden gewone Oekraïners de straat op. Zij protesteerden tegen rechteloosheid en corruptie. Europa was voor hen symbool van rechtvaardigheid, transparantie en hoop. Drie jaar later is er veel bereikt, maar er moet ook nog veel gebeuren wil een nieuwe generatie het land kunnen hervormen. Een Europa dat over de schouder van Oekraïne meekijkt en waar nodig steun geeft of druk uitoefent, is daarbij onmisbaar.
Ik dacht dat het de heer Van Klaveren was die net aan mij vroeg of ik zou willen stemmen in het landsbelang. De heer Van Klaveren is ook even weg, maar ik kan hem geruststellen: dat zal ik zeker doen.
Mevrouw Maij (PvdA):
Voorzitter. We staan hier weer, voor de zoveelste keer gaat het over het associatieakkoord met Oekraïne, over het referendum dat we hierover in Nederland hebben gehad en over alle discussie die is opgekomen over de inhoud van het associatieakkoord. Vanaf het begin was het duidelijk: de Partij van de Arbeid was en is voorstander van een associatieakkoord met Oekraïne. In een tijd waarin instabiliteit en onveiligheid rondom ons, rondom Europa toenemen, vinden wij het belangrijk om een kwetsbare buur bij de hand te nemen en te ondersteunen. Dat is niet alleen in het belang van Oekraïne en de Oekraïners, maar ook in het belang van ons. Juist nu internationale spanningen toenemen, hebben wij een groot belang bij stabiliteit, bij meer stabiliteit aan de oostgrens en bij een land aan de oostgrens van de Europese Unie dat welvarender kan worden. Juist nu is het voor Europa, Nederland en Oekraïne belangrijk om internationaal samen te werken, om samen tot oplossingen te komen voor grensoverschrijdende problemen en om een sterke lijn te trekken tegen de grote buur, in de richting van Poetin.
Het was tegelijkertijd duidelijk dat het referendum niet zonder gevolgen kon blijven. Daarom hebben wij het kabinet de ruimte gegeven om de belangrijkste bezwaren van de nee-stemmers een plek te geven. Deze bezwaren zijn al een paar keer voorbijgekomen vandaag. Een aantal punten stonden voorop. Ik herhaal ze nog maar eens kort. Het verdrag is geen opmaat voor lidmaatschap. Het verdrag houdt niet in dat Oekraïense werknemers zomaar de Europese Unie in kunnen komen om hier te werken. Het verdrag geeft geen verplichting tot militaire samenwerking en bijstand. Het bevorderen van de rechtsstaat is een centraal element om ervoor te zorgen dat corruptie wordt bestreden in Oekraïne. We moeten een juridisch bindende oplossing zien te vinden voor deze bezwaren.
De afdeling advisering van de Raad van de State heeft een positief advies gegeven. De regering heeft de memorie van toelichting op een paar punten daartoe gewijzigd. Dat hebben we kunnen lezen in de brief van de minister van Buitenlandse Zaken. Met de juridisch bindende verklaring die er nu ligt, is duidelijk en staat zwart-op-wit dat er is tegemoetgekomen aan de bezwaren die door het neekamp duidelijk geventileerd werden. Ik ben blij dat het gelukt is om tot een juridische oplossing te komen. Het boeken van een resultaat is soms moeilijker dan langs de zijlijn maar te blijven roepen dat het anders moet. Het was een lang proces en de oplossing leek ver weg, maar er ligt nu een verklaring die niet alleen Nederland aangaat maar alle EU-partners bindt.
Ik dank de regering, de premier, de minister van Buitenlandse Zaken maar toch vooral de mensen die in het bankje hiertegenover zitten voor hun inspanningen om te komen tot wat er nu ligt. Voor de PvdA is de weg vrij om die goedkeuringswet nu te ondersteunen.
De heer Grashoff (GroenLinks):
Voorzitter. Laten we aannemen dat dit de laatste keer is dat we het hebben over de totstandkoming van het associatieakkoord. Wat ons betreft hoeft het echter niet de laatste keer te zijn dat we het hebben over wat er met het associatieakkoord gebeurt. Maar daar kom ik in het verloop van mijn betoog op terug.
Het is een logische vervolgstap om nu de wet inzake de inwerkingtreding in gang te zetten. Het is een logisch vervolg na een heel lange geschiedenis die al op 27 juni 2014 begon, toen het akkoord werd gesloten. GroenLinks was van meet af aan een warm voorstander van de totstandkoming van het associatieakkoord met Oekraïne. Op internationaal vlak zijn de argumenten voor zo'n associatieakkoord alleen maar sterker geworden: de instabiliteit is toegenomen, het intimiderende gedrag van Poetin is verder toegenomen en sinds de wisseling van de wacht in de Verenigde Staten is de onzekerheid rond Europa toegenomen. Dat alles zijn redenen om in elk geval dit associatieakkoord zeker niet te makkelijk bij het grofvuil te zetten. Oekraïne mag niet imploderen, niet ten onder gaan aan die intimidatie en dat geweld. Het is buitengewoon belangrijk, in eerste instantie voor Oekraïne zelf maar ook voor Europa, dat dat land zich in positieve zin kan ontwikkelen met steun vanuit de EU. We moeten die kans grijpen. Dat is een groot belang: het is een Nederlands belang en een internationaal belang. Voor ons geeft dat uiteindelijk de doorslag, ondanks het op 6 april gehouden raadgevend referendum, waarin een meerderheid van de stemmers in elk geval heeft tegengestemd. Dat leidde wel degelijk tot een dilemma bij mijn fractie. Daar heb ik ook al eerder over gesproken.
De uiteindelijke afweging van GroenLinks is dat we gaan voor de inhoudelijke kant, de inhoudelijke voordelen en argumentatie ten gunste van dit associatieakkoord. Daarbij heeft de annex, de aanvullende verklaring, in zekere zin een rol gespeeld, hoewel wij beseffen dat die aanvullende verklaring voor veel stemmers uit het neekamp niet voldoende zal zijn om hen te overtuigen. Maar in objectieve zin gaat zij wel in op de belangrijkste argumenten die in het debat rond het referendum genoemd zijn. Inhoudelijke argumenten zijn in deze aanvullende verklaring op een behoorlijke wijze weerlegd. Hoewel we daarmee niet ieders zorgen kunnen wegnemen, heeft het wel waarde.
Mevrouw Thieme (PvdD):
Ook GroenLinks heeft de kiezer beloofd om de uitslag van het referendum te respecteren, maar geeft er nu toch een andere invulling aan, mede dankzij de leden van GroenLinks. Ik heb een vraag over de waarde van het referendum als instrument. Is de heer Grashoff met mij van mening dat de gang van zaken rondom het Oekraïnereferendum en de wijze waarop de politiek, ook GroenLinks blijkens het congres, daarmee is omgegaan, afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van referenda en ook de participatiegraad zal verlagen bij eventuele volgende referenda? GroenLinks was toch met de Partij voor de Dieren van mening dat referenda veel vaker zouden moeten worden ingezet?
De heer Grashoff (GroenLinks):
Over het instrument referendum wordt flink gediscussieerd, ook binnen mijn partij. Dat geef ik direct toe. Als je een referendum houdt, moet het ook in één keer goed zijn. We hadden wellicht te maken met een wonderlijke opkomstdrempel, die de suggestie heeft gewekt dat een raadgevend referendum een bindend referendum is. Dat hadden we misschien niet op die manier moeten organiseren. Er valt dus veel lering uit te trekken. Ook leert het ons hoe je zo'n referendum voorbereidt en hoe je ervoor zorgt dat men goed geïnformeerd is. Dat zijn allemaal leerpunten. Ik denk dat daarover het laatste woord lang nog niet is gezegd, niet binnen mijn partij maar zeker ook niet in de nationale politiek.
Mevrouw Thieme (PvdD):
Begrijp ik het goed dat GroenLinks er eigenlijk spijt van heeft dat zij de kiezer heeft beloofd dat het de uitkomst van het referendum zou respecteren?
De heer Grashoff (GroenLinks):
Ik wil benadrukken dat onze kiezers, de GroenLinks-kiezers, in hoge mate zijn opgekomen bij dit referendum en in een zeer overtuigende mate hebben gestemd voor het associatieverdrag. De vraag mag in dezen gesteld worden voor welke kiezers je precies staat: voor je eigen kiezers of voor de kiezers in het algemeen. In dit geval was dat een vreemd dilemma. De opkomst was niet meer dan net 30% en er was een meerderheid van ongeveer 60%, terwijl er vanuit onze eigen kiezersachterban en onze leden massieve steun was voor dit associatieverdrag. Uiteindelijk is ook heel belangrijk geweest dat onze leden met enkele duizenden op een congres zeer overtuigend hebben aangegeven dat die inhoudelijke kant uiteindelijk de doorslag zou moeten geven. Ook dat is een aspect van democratie waaraan je je niet kunt onttrekken en waaraan wij ons overigens ook niet willen onttrekken.
De voorzitter:
Mevrouw Thieme, tot slot.
Mevrouw Thieme (PvdD):
Dan moet ik concluderen dat de partijdemocratie van GroenLinks prevaleert boven de democratie van een referendum. Dat geeft duidelijk aan dat GroenLinks binnen de partij misschien erg democratisch is, maar in feite lak heeft aan de democratie die wij tot stand hebben gebracht met de Referendumwet, waarbij de bevolking bij meerderheid het kabinet en het parlement mag adviseren door aan te geven hoe zij over bepaalde zaken denkt. Ik ben blij dat dat helder is: GroenLinks kiest dus voor partijdemocratie en niet voor de democratie van Nederland.
De heer Grashoff (GroenLinks):
Ik ben ook blij dat mevrouw Thieme helder is, maar ik vraag mij af of het haar echt helder is. Wat het democratische principe betreft, is en blijft een raadgevend referendum een raadgevend referendum. In die zin is er ten aanzien van de verantwoordelijkheid van het parlement dus geen woord Spaans bij en heeft het parlement gewoon het recht om daarover te stemmen. Daarnaast mag ik hopen dat de partijdemocratie bij de Partij voor de Dieren van dien aard is dat mevrouw Thieme, als zij een duidelijke boodschap van haar leden meekrijgt, zich daar ook aan houdt, want anders zou ik ernstig gaan twijfelen aan de Partij voor de Dieren. Ik heb al gezegd dat mijn fractie in dit dilemma uiteindelijk heel duidelijk heeft gekozen ten gunste van de inhoud en ten gunste van het belang dat daarmee gediend is.
Wij hechten eraan dat het nu de goede kant opgaat. Wij hechten eraan dat het associatieakkoord met Oekraïne daadwerkelijk gaat bijdragen aan de ontwikkeling van een democratische rechtsstaat en aan het vasthouden aan en het stimuleren en verder doorzetten van de corruptiebestrijding, want die is buitengewoon belangrijk. Dat zal in ultimo zijn waarop wij met elkaar — Oekraïne maar ook de Europese Unie — zullen worden afgerekend: gaat dit in het echt bijdragen aan een gunstige ontwikkeling, zowel in Oekraïne als ten behoeve van de Europese Unie? Daar zou het nu om moeten gaan. Ik vraag het kabinet of het een mogelijkheid ziet voor een vorm van verslaglegging en rapportage aan dit parlement. Ik snap dat dit in eerste instantie een EU-aangelegenheid is, maar dit is ook een multilaterale overeenkomst. Ik vraag deze regering dus of zij bereid is om ons jaarlijks op de hoogte te houden van de voortgang en de uitvoering van het associatieakkoord en al die zaken die zo springend waren in die hele discussie. Daarbij staat het aspect van corruptiebestrijding en ontwikkeling van de democratische rechtsstaat in Oekraïne voor ons bovenaan. Dat moet een succes worden. Kunnen we er met elkaar aan werken dat dit ook echt een succes wordt?
Mevrouw Thieme (PvdD):
Voorzitter. De precieze vraag die kiezers op 6 april 2016 moesten beantwoorden, luidde: bent u voor of tegen de wet tot goedkeuring van het associatieverdrag tussen de Europese Unie en Oekraïne? De Nederlandse bevolking beantwoordde die vraag in ruime meerderheid met "tegen". De voorstanders van het vrijhandelsverdrag — PvdA, CDA, GroenLinks en D66 — beloofden de uitslag te respecteren. In de motie van 13 april, een week na de nee-stem, verzochten niet alleen de Partij voor de Dieren en de SP maar ook D66, GroenLinks, het CDA, de ChristenUnie en de SGP de regering om zo spoedig mogelijk te komen met een intrekkingswet inzake de goedkeuring van het vrijhandelsakkoord. De steun voor deze motie bleek echter slechts voor de bühne, want nu laten ze het kabinet wegkomen met het besluit om geen intrekkingswet in te dienen. Er werd een enorme Europese lobby op touw gezet en de minister-president ging op zoek naar wat hij noemde "geitenpaadjes" en "muizengaatjes" om het verdrag alsnog te redden. In plaats van dat we vandaag spreken over een intrekkingswetsvoorstel, waar de kiezers om hebben gevraagd en die een meerderheid in dit huis ook beloofde, hebben we het nu over het omgekeerde: een goedkeuringswet, tegen de nadrukkelijke wens van de bevolking in.
Wie erover klaagt dat het populisme in aanhang groeit en dat het vertrouwen in Europa afneemt, zal zich in gemoede moeten afvragen of de oorzaak daarvan niet simpelweg ligt in het verraad van de middenpartijen. We zien zich een politiek spel voltrekken, met wisselende meerderheden in de Tweede Kamer en Eerste Kamer. Het is politieke matchfixing met individuele leden van de Eerste Kamer die zijn schaduwen vooruitwerpt. Maar het resultaat is het enige wat telt voor het kabinet: de Europese partners niet dwarszitten en de Europese expansiedrift richting het oosten verder helpen. De fractie van GroenLinks voelt zich niet langer gebonden aan eerdere beloften over het Oekraïnereferendum, omdat haar congres anders besloten heeft, en individuele senatoren van het CDA hebben al laten doorschemeren dat de Europese belangen zwaarder wegen.
De kiezers wilden dit vrijhandelsverdrag niet, maar de minister-president zegt aan hun bezwaren tegemoet te komen via een juridisch bindende verklaring bij het verdrag. Hij meent daarbij de vrijheid te kunnen nemen om uit de diverse mogelijke redenen achter het nee te kunnen shoppen, om het vervolgens te verkopen alsof hij daarmee recht doet aan de uitslag van het referendum. Het is niet meer dan een politieke houdini-act om de kiezers in verwarring te brengen. Dat zal overigens niet lukken. Die voorspelling kan ik doen zonder kristallen bol.
Dit verdrag gaat niet over geopolitiek maar over handel, zo liet Eurocommissaris Frans Timmermans al duidelijk weten. En de minister-president zei vorig jaar januari in Buitenhof: "Het is gewoon een vrijhandelsverdrag. Dat is in ons belang." Er zou dus geld te verdienen zijn. Het gaat echter maar om kruimels. We hebben het hier over een economie, van Oekraïne, die kleiner is dan die van de provincie Noord-Holland. Maar het betreft wel handel met het corruptste land van het Europese continent, een land dat produceert met kinderarbeid en dierenleed van kolossale proporties. Kennelijk vormt dat geen beletsel in Nederland handelsland, ook niet na een duidelijke uitspraak van de kiezers. Problematisch is dat Oekraïne structureel mensenrechten, dierenwelzijn en milieuregels aan zijn laars lapt. Door Oekraïense producten toe te laten op de Europese markt maakt Europa zich dus medeschuldig aan schending van mensen- en dierenrechten. Ongeveer één op de twintig kinderen tussen de 5 en 14 jaar is betrokken bij kinderarbeid in Oekraïne. Kinderen zijn vooral actief in de landbouw en in de mijnbouw. Het minimumloon in dat land bedraagt omgerekend slechts €50 per maand. Daarnaast biedt het associatieverdrag alle ruimte voor het importeren van een bord vol dierenleed. Oekraïense eieren komen uit immense legbatterijfabrieken, die in Europa al jaren verboden zijn. Europese agrariërs, onze boeren, worden daar de dupe van. Zij werken namelijk wel met wettelijke basisregels en krijgen te maken met oneerlijke concurrentie van goedkope Oekraïense producten. Zo doende wordt het nog moeilijker om onze welzijnseisen en onze milieueisen verder aan te scherpen.
Met het voorstel voor ratificatie vraagt het kabinet om problemen. Het is goed dat de kiezer op 15 maart zal kunnen oordelen over een kabinet dat wensen van de burgers niet serieus wenst te nemen en verblind is door geopolitiek en handelsbelangen.
Voorts ben ik van mening dat er niet alleen in Oekraïne maar ook in Nederland een einde moet komen aan de bio-industrie.
De heer Ten Broeke (VVD):
Voorzitter. Iedereen doet zo vermoeid de hele avond. Ik vind het een eer om met acht andere collega's in het voorprogramma te staan van de heer Omtzigt, mijn streekgenoot. Daarna mag de heer Voordewind er dan zijn zegen aan geven. De premier heeft zijn geitenpaadje en zijn muizengaatje gevonden. Je zou toch hopen dat de Partij voor de Dieren daar enige waardering voor kan opbrengen, maar dat is niet het geval. We praten hier al heel lang over en de verschillen waren groot, maar we hebben met zijn allen één ding gemeen: ons geduld is behoorlijk op de proef gesteld.
Het resultaat is toch het wachten waard. Zowel tijdens de campagne als daarna heb ik geprobeerd mijn oor te luisteren te leggen. Ik ben het debat met velen aangegaan, met voor- en tegenstanders van het verdrag. Vanavond nog sprak ik met een aantal tegenstanders, die wij hadden uitgenodigd. Zij zitten nu gelukkig op de publieke tribune. Met het onderhandelingsresultaat van premier Rutte is dan nu een juridisch bindend besluit genomen door de Europese Unie. Daarmee doen we naar de overtuiging van de VVD recht aan de belangrijkste zorgen van de tegenstanders, maar wel op een manier waarmee we de veiligheid en de geopolitieke belangen van ons land en de EU beschermen.
Het besluit maakt klip-en-klaar dat dit verdrag niet leidt tot toetreding van Oekraïne tot de EU. Oekraïne krijgt als gevolg van dit verdrag ook niet een grote zak met geld. Het verdrag leidt niet tot militaire bijstand aan Oekraïne, ook niet in het conflict met Rusland. Het leidt niet tot de instroom van goedkope Oekraïense arbeidskrachten en met de bestrijding van corruptie is het ons menens. Als die niet opschiet, krijgt het ook consequenties. Die eerste drie punten — geen lidmaatschap, geen zak met geld en geen militaire bijstand — waren ook de drie eisen die wij, als enige partij, de dag na het referendum in deze Kamer hebben gesteld en in een motie hebben verwoord.
De heer Van Bommel (SP):
De heer Ten Broeke herhaalt nu wat door sommigen eerder gezegd is en wat ook door de minister-president gezegd is: dit verdrag leidt niet tot toetreding van Oekraïne tot de Europese Unie. Verhindert dit verdrag toetreding van Oekraïne tot de Europese Unie? Het is namelijk de uitgesproken wens van Oekraïne om lid te worden van de Europese Unie. Verhindert dit verdrag in de toekomst toetreding tot de Europese Unie?
De heer Ten Broeke (VVD):
Dat wordt een interessante vorm, als we verdragen moeten gaan beoordelen op wat ze gaan verhinderen in plaats van wat ze proberen mogelijk te maken. Die juridische vorm laat ik maar even aan de internationaalrechtspecialist. Ik vind het een heel interessante invalshoek. Eén ding is zeker. In het verdrag stond al niets wat een lidmaatschap kon rechtvaardigen. Maar voor zover er wantrouwen was — tot op zekere hoogte begreep ik dat wel — dat er misschien ooit een lidmaatschap zou komen, bijvoorbeeld omdat de president niet alleen recentelijk maar ook tijdens de campagne en niet lang na het sluiten van het verdrag heeft aangegeven een lidmaatschap van de Europese Unie te ambiëren, dan nog gaf dit verdrag daar geen aanleiding toe en geen haakje voor. De deur is nu ook dichtgeslagen, want nu zijn 28 landen, inclusief een land als Polen, dat aanvankelijk iets anders wilde zeggen, door het Nederlandse "nee" gedwongen om deze interpretatie te omarmen. Met deze interpretatie is die deur dichtgeslagen die wellicht nog op een kier stond, niet zozeer vanwege het verdrag maar vanwege het wantrouwen dat er nou eenmaal bestaat rond dit soort verdragen.
De heer Van Bommel (SP):
Welke deur is dichtgeslagen? Is de deur van het lidmaatschap voor Oekraïne dichtgeslagen?
De heer Ten Broeke (VVD):
Nee, wacht even. Nou zegt u iets anders, mijnheer Van Bommel. Even precies zijn.
De heer Van Bommel (SP):
Maar dat was mijn vraag! Dit ging over ...
De heer Ten Broeke (VVD):
Net zat u nog op het verdrag ...
De heer Van Bommel (SP):
Voorzitter, kunt u even voorzitten, want het is wat lastig als de heer Ten Broeke ... Ik snap wel dat dit ...
De voorzitter:
Hij probeert even iets toe te lichten. Gaat u verder.
De heer Van Bommel (SP):
De heer Ten Broeke gebruikt nu de woorden "de deur is dichtgeslagen" in de discussie over een mogelijk lidmaatschap. Feit één: Oekraïne wil lid worden. De president geeft het aan en zo is de campagne gevoerd in Oekraïne. We zijn er samen geweest. Twee: in dit verdrag staat enorm veel om Oekraïne nu al gelijk te schakelen met de Europese Unie. Dat geldt voor tal van terreinen. Ook dat feit maakt dus dat je dit verdrag kunt zien als een opstapje naar het lidmaatschap. Drie: Oekraïne ligt in een gebied waarin landen gewoon het lidmaatschap kunnen aanvragen. Als je die drie feiten bij elkaar optelt, dan is er geen enkele deur dichtgeslagen. Mijnheer Ten Broeke, welke deur is dichtgeslagen? Niet die van het lidmaatschap. Die van de VVD wellicht, maar niet die van Oekraïne.
De heer Ten Broeke (VVD):
De deur met dit verdrag is dichtgeslagen. Kijk even hoe de heer Van Bommel dit doet. We krijgen het vanavond nog één keer te zien en het is mooi om dat hier mee te maken. Het is de dialectiek van de hogere kaderschool van de SP. Aanvankelijk vraagt hij mij om aan te geven wat niet in het verdrag staat, maar dat moet dan wel worden uitgesloten in het verdrag. Nu geeft hij aan dat het verdrag er niet meer toedoet, omdat Oekraïne immers altijd wel een lidmaatschap kan aanvragen. De heer Van Bommel weet heel goed dat alle landen die grenzen aan de Europese Unie een lidmaatschap kunnen aanvragen. De heer Van Bommel zou misschien nog wel een lidmaatschap kunnen aanvragen. Eén ding is echter zeker. Niet alleen gaf het verdrag al geen mogelijkheden om een lidmaatschap aan te vragen, maar nu is de interpretatie weggenomen waar men zo bang voor was. Die interpretatie heb ik in zo veel zaaltjes met de heer Van Bommel ontmoet. Er bestaat daar wantrouwen. De Europese Unie heeft in het verleden ook wel aanleiding tot dat wantrouwen gegeven, dat durf ik hier best te zeggen. Dat wantrouwen is nu weggenomen. Er ligt nu namelijk een juridisch bindende tekst voor 28 landen, waarmee zij alleen deze interpretatie kunnen geven en geen enkele andere. Landen als Polen mogen er iets anders van vinden. Deze tekst geeft hun echter niet meer de mogelijkheid om er iets anders uit te halen.
De heer Van Bommel (SP):
Het is tekenend. Oekraïne is niet aan deze juridische verklaring gebonden. Oekraïne houdt gewoon alle rechten van landen in de periferie van de Europese Unie. De heer Ten Broeke spreekt hier over een deur die is dichtgeslagen, maar ik zie alleen maar open deuren. Ik zie alleen maar open deuren, ook die van de VVD. Ook de heer Ten Broeke zegt hier vanavond niet: Oekraïne kan nooit lid worden van de Europese Unie. Dat staat niet in de verklaring, het staat niet in het verdrag. Er worden woorden gesproken die geruststellend moeten zijn, maar het is allerminst geruststellend.
De heer Ten Broeke (VVD):
We hebben het vanavond over het verdrag. Voor slechte luisteraars als de heer Van Bommel noem ik dat er ook nog telkens bij. Het is opvallend dat hij in zijn interruptie een groot verschil maakt tussen de eerste termijn van zijn interruptie en zijn tweede termijn. Het juridisch bindend besluit heeft weliswaar tot vragen geleid, maar het is heel helder. De regering geeft het zelf ook aan in de memorie van toelichting: een formele erkenning is niet nodig, omdat de EU-28 gaat over de besluiten, die ze eenzijdig kunnen nemen. Ondertekening door Oekraïne is dan ook niet relevant, omdat Oekraïne er niet over gaat. Ze kunnen van alles willen! Ze vonden trouwens ook van alles. Ze vonden dat daarvoor ook. Toen wij stonden te debatteren, hebben we Porosjenko hetzelfde horen zeggen. Oekraïne heeft het ermee te doen. Over de interpretatie gaan we zelf. De interpretatie is dichtgeslagen.
De heer Beertema (PVV):
Ik begrijp dus van de heer Ten Broeke van de VVD dat we nu zitten met een inlegvel dat juridisch bindend is voor zaken die sowieso al niet in het verdrag stonden. Dat is dan al iets heel moois. Die ene opmerking die de heer Verhoeven hier achter mij net even tussendoor maakte, was heel veelbetekenend. Hij zei: met dít verdrag. Dít verdrag! Met dít verdrag zal het met dit juridische inlegvel niet zover komen. Maar is de heer Ten Broeke dan niet bang dat er andere geitenpaadjes en muizengaatjes gevonden worden of misschien allang gevonden zijn om Oekraïne wel te verwelkomen in de EU? Dat gaat natuurlijk gebeuren. Daarom stelde ik ook de vraag aan de minister-president of hij er in de toekomst alles aan zal doen om zich daartegen te verzetten, binnen of buiten dit verdrag. Gaat de heer Ten Broeke daar ook in mee?
De heer Ten Broeke (VVD):
Wat dat laatste betreft denk ik dat u op uw wenken wordt bediend. Om die reden zou u alleen al op dat punt deze juridisch bindende verklaring moeten omarmen. Wat betreft het eerste punt dat u noemde, zou ik wensen dat u de eerlijkheid die u vanavond aan de dag legt om te weten wat er wel en niet in het verdrag staat, ook tijdens de campagne had kunnen opbrengen. Maar toen heb ik u niet gezien. En voor zover ik uw voorman hoorde, waren dat alleen maar leugens.
De heer Beertema (PVV):
Ik concludeer voor het gemak dat de heer Ten Broeke hier vanavond uitspreekt dat hij in alle gevallen, ook buiten deze associatieovereenkomst om, in de toekomst ervoor zal gaan liggen dat Oekraïne lid wordt van de NAVO en de EU, dat er militaire bijstand en extra geld komt enzovoorts. Heb ik dat zo goed begrepen?
De heer Ten Broeke (VVD):
Het is nog sterker. In deze Kamer is er maar één partij die deed wat je volgens mij hier moet doen, namelijk de uitspraak van een referendum — een referendum waar wij op zichzelf niet voor waren — direct ter harte nemen, in een motie leggen en de regering op pad sturen met precies die opdrachten. Ik ben hier vandaag om een conclusie te trekken over het werk dat de afgelopen negen maanden door de regering is verricht. U komt nu pas kijken.
De heer Beertema (PVV):
De enige passende oplossing was geweest: een intrekkingswet op dag één na de uitslag van het referendum. U weet dat heel goed, wat u hier ook staat te praten en ondanks het feit dat u ons van van alles staat te beschuldigen. Dat was de enige democratische weg geweest, mijnheer Ten Broeke, en niets anders dan dat.
De heer Ten Broeke (VVD):
Van de partij van de heer Beertema laat ik mij helemaal geen lesjes over democratie aanleunen en al zeker niet over een wet die hier is aangenomen, zijnde de referendumwet, waarop met koeienletters stond: adviserend. Die term moet u maar eens op u laten inwerken.
Een ander punt dat naar voren werd gebracht, is dat van de raadsadvocaat van de Europese Raad. Die stelde dat het besluit niets wijzigt aan de inhoud van de overeenkomst. Dat klopt natuurlijk. Dat zeg ik ook tegen de heer Beertema. Het besluit verandert niets aan de tekst als zodanig, maar het maakt wel duidelijk hoe deze geïnterpreteerd dient te worden. Het maakt duidelijk wat de tekst wel en niet betekent en daarmee neemt het de vrees weg dat dit verdrag tot ongewenste gevolgen leidt op die punten waar veel tegenstemmers zich zorgen over maakten. De EU wordt gewantrouwd, Brussel wordt gewantrouwd en wij worden af en toe gewantrouwd. Maar nu binden wij ons aan een interpretatie van een verdragstekst waar zelfs veel tegenstanders al van zeiden: daar zit het probleem helemaal niet, wij vertrouwen alleen niet wat er later mee gebeurt. Het belang hiervan hebben wij ook nog eens kunnen zien toen president Porosjenko inderdaad zijn wens tot toetreding opnieuw uitsprak. De deur komt op een kier te staan. Maar als ook maar één van de Europese leiders aangeeft dat hij de associatieovereenkomst ziet als een opmaat naar de EU — de Polen hebben dat bijvoorbeeld gedaan — dan zitten ze nu met deze juridisch bindende verklaring.
Dan kom ik op de corruptiebestrijding in een functionerende rechtsstaat. Ik heb al aangegeven dat dat van groot belang is voor ondernemers die handel willen drijven. Buiten het handelsgedeelte is dat eigenlijk "de verzekeringspolis", zoals wij dat hebben genoemd. Het verdrag bevat al een stok. Het Raadsbesluit bevestigt dat wij ook bereid zijn om daarmee te slaan. Die duidelijkheid is er dus ook voor iedereen die meent of vreest dat dit verdrag ons verplicht om Oekraïne militair te hulp te schieten. Het besluit neemt iedere vorm van twijfel weg. Het verdrag bevat geen verplichting voor de EU of voor lidstaten om Oekraïne militaire steun of zelfs maar een veiligheidsgarantie te verstrekken. Dat zijn allemaal zaken die door tegenstanders, ook in deze Kamer, wel naar voren werden gebracht. Kennelijk hebben ze het verdrag ondertussen gelezen.
Dit geldt ook voor de zorgen die zijn geuit over extra financiële steun, de zak met geld. Het besluit bevestigt duidelijk dat de overeenkomst geen verplichting inhoudt om extra financiële steun te bieden of een bail-outclausule, zoals sommigen dit ook wel hebben genoemd. De overeenkomst gaat dus niet over extra hulp aan Oekraïne. Ten slotte is ook nog eens duidelijk benadrukt dat de overeenkomst niet gaat over het openen van de arbeidsmarkt voor goedkope Oekraïense arbeiders. Het verdrag leidt er niet toe dat Oekraïners vrij naar de EU kunnen reizen om er te wonen of te werken.
Naast al deze inhoudelijke overwegingen die wij al eens hebben behandeld, speelt er iets anders. En dat is de vraag of deze wijze van omgang met een uitslag van een referendum wel deugt. De manier waarop het kabinet met dit referendum is omgegaan, past in de Nederlandse politieke traditie. In die traditie wordt van oudsher rekening gehouden met minderheden. Hier geldt de traditie van samenwerking, van het steeds weer opnieuw proberen om verschillen te overbruggen en het zoeken naar overeenkomsten tussen ieders belang. Sinds de vroege waterschappen is het in de Nederlandse politiek normaal dat wij altijd proberen om met zo veel mogelijk mensen rekening te houden. Want als je wint, krijg je niet alles. Compromissen zijn geen landsverraad, zoals je tegenwoordig weleens hoort. Nee, ze zijn landsbehoud. De politiek van de gedeelde belangen is soms doodvermoeiend, maar door de eeuwen heen heeft die wel geleid tot een land dat bestuurbaar is. Als een premier leiderschap toont, geldt dat hij binnen- en buitenlandse belangen moet zien te verdedigen. Bovendien moet de uitspraak van Tweede Kamer en de senaat worden verzoend met de uitspraak van het referendum op een manier die vertrouwen geeft aan exporterende ondernemers die de basis onder onze welvaart vormen, al eeuwenlang. Dat vertrouwen zal gecombineerd moeten worden met het terugwinnen van het vertrouwen van afhakende kiezers. Ik realiseer mij heel goed dat dat vandaag nog niet is gebeurd. Maar ik en mijn fractie vatten onze taak als volgt op: je moet altijd je oor te luister leggen. Maar dat is niet hetzelfde als je oren laten hangen.
De heer Omtzigt (CDA):
Ik hoorde mijn collega's tegen mij zeggen dat een associatieovereenkomst van 2.135 pagina's in minder dan twintig minuten besproken kan worden. Dat klopt.
Voorzitter. Vandaag ligt een wetsvoorstel voor waarmee de regering, drie kwart jaar na een rechtsgeldig referendum, ervoor kiest om het associatieverdrag alsnog in werking te laten treden. Het CDA heeft destijds, voor het referendum over het associatieverdrag tussen de EU en Oekraïne, voor het verdrag gestemd. Nogmaals wil ik daarom benadrukken dat wij voor het verdrag waren en dat wij tegen referenda zijn.
Natuurlijk kun je de uitslag van een raadgevend referendum, dat niet juridisch bindend is, naast je neerleggen, maar democratisch gezien kan dat niet. Op basis van deze overwegingen blijven wij van mening dat we tegen het associatieverdrag moeten stemmen en dat er dus niet geratificeerd kan worden.
Er heeft zich iets heel merkwaardigs voorgedaan. Alle voorgaande sprekers hebben het niet gehad over ook maar één wijziging in het verdrag. Vlak na de uitslag van het referendum zei de premier: zo kunnen we het verdrag niet ratificeren. De Partij van de Arbeid zei voor het referendum dat ze de uitslag zou volgen, D66 en GroenLinks idem.
Nu is er een oplossing voor de zorgen gevonden, die bestaat uit een inlegvelletje van twee pagina's. Ik ga dat inlegvelletje even langs. Wat mij buitengewoon verwondert, is niet dat partijen voor of tegen zijn, maar dat deze partijen en de regering gedraaid zijn op basis van het inlegvelletje. Het inlegvelletje als zodanig is namelijk volstrekt, maar dan ook volstrekt leeg.
Ik lees even voor uit het advies van de advocaat van de Europese Raad. "Maar, zoals hieronder aangegeven, wijzigt het ontwerpbesluit niets aan de inhoud van de overeenkomst en vormt het evenmin een voorbehoud ten aanzien van de overeenkomst". Hoe helder wil je een juridische tekst hebben?
Dan het advies van de Raad van State: "Het huidige besluit verschilt evenwel van de genoemde eerdere besluiten" — er zijn weleens eerder besluiten geweest, zoals over Denemarken en Ierland — "in de zin dat het niet is genomen door alle betrokken partijen; het besluit is genomen door de 28 staatshoofden en regeringsleiders van de EU-lidstaten, in het kader van de Europese Raad bijeen, en niet door Oekraïne. De toelichting vermeldt met het oog daarop dat de juridische verbindendheid van het besluit zich strikt genomen niet uitstrekt tot Oekraïne". Hoe helder wilt u het hebben? Oekraïne is niet gebonden.
We kunnen de punten gewoon even langslopen: "Hoewel de Overeenkomst strekt tot de totstandbrenging van nauwe en langdurige betrekkingen tussen de partijen bij de overeenkomst op basis van gemeenschappelijke waarden, verleent zij Oekraïne niet de status van kandidaat-lidstaat voor toetreding tot de Unie en houdt zij geen toezegging tot de toekomstige verlening van die status aan Oekraïne in". Het verdrag besloeg 2.135 pagina's. Hoe vaak denkt u dat daarin de term "kandidaat-lidstaat van de EU" in stond? Nul keer, voorzitter! Uit dat hele verdrag kan niemand afleiden dat kandidaat-lidmaatschap zou volgen. De premier heeft ook nog heel helder geantwoord bij Nieuwsuur, ongeveer een week voor het referendum, dat het niet gaat om een kandidaat-lidmaatschap. Nu bevestigt iedereen dat. Ja, zo ken ik er nog een paar.
Ten tweede staat erin: "De Overeenkomst bevestigt de samenwerking met Oekraïne op het gebied van veiligheid, met name inzake conflictpreventie, crisisbeheersing en niet-verspreiding van massavernietigingswapens. De tekst behelst geen verplichting voor de Unie of de lidstaten om collectieve veiligheidsgaranties of andere militaire steun of bijstand aan Oekraïne te verstrekken". Maar de EU geeft geen collectieve veiligheidsgaranties aan derde landen. Ik vroeg in de schriftelijke ronde om één voorbeeld te geven waarin die garantie gegeven is door de EU. Nul antwoord, natuurlijk, want die geeft zij nooit. "Andere militaire steun of bijstand" — de regering had al een verklaring gemaakt — is ook niet aan de orde. Dus vroegen we in de schriftelijke vragenronde: regering, vertelt u nou eens op basis van welk artikel iemand iets anders had kunnen denken? En wederom geen antwoord. Ze zeiden: nee, dat is op basis van het debat en niet op basis van wat er in het verdrag stond. Zo kan ik doorgaan met de punten. Er staat nergens in het verdrag dat alle werknemers uit Oekraïne de vrijheid hebben om in de EU te komen werken. Dat staat er niet in, dus hoeft het er ook niet in geconcludeerd te worden. Dus dit inlegvelletje op een verdrag van 2.135 pagina's is volstrekt leeg.
Dan weigerde Oekraïne zijn handtekening er onder te zetten. Het was potsierlijk dat de regering eerst zei dat de verklaring op de Facebook-pagina van president Porosjenko eventueel zou kunnen inhouden dat hij deze oplossing aanvaard had. Nou is er geen regeringsleider, geen staatshoofd in Europa of buiten de Europese Unie dat minister-president Rutte vaker spreekt dan de heer Porosjenko. Als hij dit had willen erkennen, had hij echt een briefje van drie regels geschreven, maar hij doet het gewoon niet. Hij denkt: laat maar. Daarmee verwijst hij dit feitelijk naar de prullenbak.
Behalve dat Porosjenko het niets vindt, dat de Raad van State zegt dat het leeg is, dat de juridische dienst van de Raad vindt dat het leeg is, vinden de andere lidstaten en regeringen dat ook. Want wat heb ik gedaan? Ik ben eens gegaan naar de andere parlementen. Zouden die regeringsleiders dit nu zo belangrijk vinden dat zij nog even aan hun parlement zouden vertellen dat ze dit getekend zouden hebben, want dan zou het wel enige betekenis hebben? België, niet geïnformeerd. Spanje, geen brief aan het parlement. Portugal, nee. Zweden, twee regels, heeft iets met Nederland te maken. Hongarije, niks gezegd. Roemenië, nee hoor, we sturen echt geen brief. Denemarken, drie regels, dit is om een Nederlands probleem op te lossen. Tsjechië, niet. Litouwen, niet. Ik heb het overzicht voor wie het wil hebben. Echt iedereen in Europa vindt dat dit stukje papier zo onbelangrijk is, dat ze het niet eens nodig vinden om hun parlement erover in te lichten. Dus waar hebben we het over met dit inlegvelletje? Hoe kan dit inlegvelletje aanleiding zijn om echt alles te veranderen?
Die aap kwam ook uit de mouw toen we er de eerste keer naar vroegen en we geen antwoord kregen en we de tweede keer ernaar vroegen: wat zijn de belangrijkste zaken die in het inlegvel geregeld zijn en die zonder dit inlegvel niet geregeld zouden zijn? Het besluit bindt de Europese lidstaten juridisch aan een interpretatie van het verdrag en legt vast hoe het wordt toegepast. Er is sprake van een maatschappelijk debat en de punten zijn verduidelijkt. Maar het verandert helemaal niets. Niet een voorbeeld kan deze regering noemen van wat het inlegvelletje verandert. Dit is echt zo leeg dat ik er geen duiding aan kan geven. Ook de collega's zeggen dat het onterechte zorgen heeft weggenomen. Dus heb ik de volgende vraag aan de premier. Als er onterechte zorgen in een verkiezingsdebat naar voren komen, mag je dan de uitslag negeren? De zorgen waren toch onterecht? Oh ja, voorzitter, de collega's keken het nog even aan. Ze hebben onderzoek gedaan. Dat onderzoek is overigens door iemand anders gedaan en kwam pas op 17 november uit, nadat de oplossing er had moeten zijn. Het liet ook zien dat 16% bang was voor het lidmaatschap. Dat was volgens de regering van doorslaggevend belang, staat in de stukken. Maar als die gehele 16% van de nee-stemmers ja gestemd had, was de uitslag nog steeds nee geweest. Dus ik bedoel: kom op!
Dan de tweede vraag. Hoe is de samenwerking met Oekraïne op alle andere terreinen? We hebben nog één heel moeilijke samenwerking: we willen namelijk allemaal hier in deze Kamer dat de verdachten van het neerhalen van de MH17 zo spoedig mogelijk voor een rechtbank gebracht worden. Kan de regering aangeven of de samenwerking met Oekraïne op dit punt vruchtbaar verloopt en of dat land optimaal samenwerkt? Ik behoef daar gewoon een ja of nee op te horen. We kunnen niet alle details weten op dit moment maar kan de premier aangeven of het op dit moment wel of niet goed gaat met die samenwerking? Voor ons is dat wel een zeer belangrijk punt, omdat er nog steeds recht gedaan moet worden aan de bijna 200 Nederlanders die daar omgekomen zijn. Daar is de premier het ook mee eens.
De heer Ten Broeke (VVD):
Ik interrumpeer nu gewoon even om de positie goed te bepalen. Heb ik nog steeds van doen met de heer Omtzigt als vertegenwoordiger van de christendemocraten in deze Kamer die een voorstander zijn van representatieve democratie en een tegenstander van referenda? Klopt dat? Zijn de heer Omtzigt en de rest van zijn fractie die mening toegedaan?
De heer Omtzigt (CDA):
Wij zijn geen voorstander van referenda, maar als je die houdt, kun je de uitslag niet zomaar negeren.
De heer Ten Broeke (VVD):
Dat is waar, maar als je tegelijkertijd voorstander bent van de representatieve democratie, dan word je geacht om dat te wegen. Dan moet je dus gaan interpreteren waarop het "nee" gebaseerd is. Wat de heer Omtzigt nu doet, is zeggen: dat inlegvelletje, die verklaring die is opgesteld, verandert niets aan het verdrag. Hij was al voor het verdrag. Dan kom je dus voor de keuze te staan om het verdrag waar je voor bent, te verwerpen. Dat gaat het CDA straks doen. De heer Omtzigt is een voorstander van de representatieve democratie. Wat heeft de heer Omtzigt dan gedaan om te wegen? Hij moet immers de afweging maken tussen een nee-stem en zijn eigen voorstem.
De heer Omtzigt (CDA):
De afweging is gemaakt door de meer dan 4 miljoen Nederlanders die zijn gaan stemmen bij dat referendum. Wij hebben net als een aantal andere partijen gezegd dat we die uitslag zouden volgen. Sterker nog, we hebben voor het referendum tot drie keer toe — twee keer schriftelijk en een keer mondeling — aan de premier gevraagd wat er zou gebeuren bij een "nee", zodat mensen ook zouden weten wat er in dat geval gebeurt. Daar is toen geen antwoord op gekomen. Wij hebben gezegd: wij volgen de uitslag. Daarop heb ik iets heel vreemds gezien: namelijk dat een aantal mensen hier in de Kamer in een keer denkt dat dit inlegvelletje, zoals de heer Ten Broeke het nu ook terecht noemt, ook maar iets aan welke werkelijkheid dan ook zou veranderen. Quod non! Daarmee is de oplossing fundamenteel anders dan de oplossingen die gevonden zijn na het referendum in Denemarken en na het referendum in Ierland waar er nog dingen wijzigden.
De heer Ten Broeke (VVD):
Dat was omdat er bij die referenda bezwaren waren die zich richtten op de inhoud van het verdrag. Als de heer Omtzigt met ons mee campagne zou hebben gevoerd, zou hij ook hebben gemerkt dat heel veel mensen zeggen: het gaat ons niet om het verdrag, het gaat ons erom dat we niet vertrouwen dat er niet straks toch nog iets achter weg komt. Dat wordt hier weggenomen, maar dat wuift de heer Omtzigt weg. Ik constateer dat de heer Omtzigt, die zegt nog steeds een voorstander te zijn van de representatieve democratie, niet alleen zijn wegende taak hier terzijde legt, maar ook van een adviserend referendum de facto een bindend referendum maakt. Dat is toch wel een heel interessante figuur in de geschiedenis van de christendemocratie.
De heer Omtzigt (CDA):
Wij maken hier een weging. Als de heer Ten Broeke het onderzoek dat hij zelf aanhaalde, gelezen had, dan had hij bijvoorbeeld gelezen dat de belangrijkste zorg te maken had met het probleem van corruptie in Oekraïne. Dat was veruit de belangrijkste zorg. Dat veranderen we niet even. Daarom hebben mensen "nee" gezegd. Als die nee-stem daar is, dan is die nee-stem daar. Dan kun je die ook volgen. De heer Ten Broeke draait op dit moment de redenering precies om. Ik moet in de ogen van de heer Ten Broeke altijd een manier vinden om de uitslag van het referendum niet te respecteren. Dat is een omdraaiing van de werkelijkheid. Hij zegt: jullie gaan niet akkoord, dat kan niet. De premier heeft dat eerder ook al gezegd. Hij zei: CDA onwaardig. Het is dus onwaardig om de uitslag van een referendum als iets belangrijks te zien, om die uitslag te zien als input voor je politiek handelen.
De voorzitter:
Mijnheer Ten Broeke, een korte reactie.
De heer Ten Broeke (VVD):
De heer Omtzigt gaat zelf over wat hij vindt dat hij moet doen en hoe hij denkt het "nee" te respecteren. Het wordt interessant om straks te vernemen hoe hij denkt dat het in de toekomst in zijn partij met dit wetsvoorstel gaat. Het is alleen opvallend dat anders dan in de hele geschiedenis van zijn partij, hij hier zegt: ik verwerp de interpretatie, ik verwerp de poging van dit kabinet om tegemoet te komen aan de zorgen die zich niet richten op inhoudelijke bepalingen in het verdrag maar op wat daar achter weg zou kunnen komen. De heer Omtzigt maakt de facto van een adviserend referendum — het gaat daarbij om een wet die we hier met zijn allen hebben besproken en waar het CDA tegen heeft gestemd — een bindend referendum, maar hij is eigenlijk tegen een referendum. Dat is niet te rijmen. Dat weet de heer Omtzigt heel goed.
De heer Omtzigt (CDA):
Och! We hebben hier te maken met een democraat. Als de meerderheid in deze Kamer besluit dat er een referendum is, dan is er een referendum. Dan hoort u mij de legitimiteit van het referendum niet, ik herhaal, niet in twijfel trekken. Ook als 76 leden ervoor zijn — we hebben het vandaag bij de wietwet gezien — wordt de wet aangenomen. Het is zo simpel als het is. Ik zou wel de laatste zijn die dat niet zou respecteren. Anders zou ik niet eens meedoen in het parlement.
De heer Ten Broeke wil het over de christendemocratie hebben, maar de partij van de heer Ten Broeke is de partij die voor de verkiezingen deed alsof je €1.000 zou krijgen en die voor de verkiezingen deed alsof de hypotheekrente veilig zou zijn. Voor de verkiezingen zei de VVD dat je geen steun aan Griekenland zou geven als je op de VVD zou stemmen. Na de verkiezingen gebeurde precies het tegenovergestelde. Daarom heb ik premier ook gevraagd: als er politici zijn die voor de verkiezingen iets riepen wat zij helemaal niet waar konden maken en wat niet eens op papier stond, betekent dat dan dat de uitslag ongeldig is? Gaat de VVD mij de maat nemen ten aanzien van de vraag of ik de uitslag van een referendum mag respecteren? Lachwekkender dan dat moet het eigenlijk niet worden.
De heer Ten Broeke (VVD):
Ik herhaal dat ik net heel helder heb gezegd dat de heer Omtzigt zelf gaat over de vraag hoe hij de uitslag wil respecteren. Ik neem hem dus helemaal niet de maat, maar ik haal wel de geschiedenis van zijn partij erbij. Ik moet constateren dat, terwijl de heer Omtzigt zo hecht aan het naleven van de wet, we hier een wet hebben waarbij met koeienletters is geschreven "het is een adviserend referendum" en dat er dan ook de mogelijkheid is om een en ander te wegen en tot een andere conclusie te komen. De heer Omtzigt valt in zijn antwoord terug op een aantal verkiezingsleuzen, maar ik kan alleen maar zeggen: ik kan niet wachten totdat ik de heer Omtzigt tegenkom om alle gebroken beloften van deze vakantievierende oppositiepartij van de afgelopen vier jaar in elk zaaltje aan de orde te stellen.
De heer Omtzigt (CDA):
Ik vind het wel leuk dat ik een vakantievierende oppositiepartij ben. Óf ik heb vakantie gevierd, óf ik heb oppositie gevoerd, maar ik kan toch nauwelijks beide tegelijk hebben gedaan? Dat is precies de interne tegenstrijdigheid waar de VVD elke dag tegenaan loopt.
De heer Verhoeven (D66):
De heer Omtzigt is een heel slimme en heel precieze man. Hij denkt: ik ga nu een tekstexegese houden om aan te tonen dat het inlegvelletje niets aan het verdrag verandert. Dat klopt: het verandert ook niets aan het verdrag. Het verandert iets aan de interpretatie van het verdrag. De interpretatie van het verdrag is zo belangrijk geworden doordat de campagne ging over dingen die niet in het verdrag stonden.
De heer Omtzigt kan hier een uur uitleggen wat er allemaal aan de hand is, maar ik ben benieuwd naar iets anders waar hij dan ook maar eens duidelijkheid over moet geven. Hij haalde net hard uit naar de VVD. Dat kan ik op zich waarderen. Maar over duidelijkheid voor en na de verkiezingen gesproken ... Het CDA is hier toch ook ontzettend dubbelhartig bezig door in de Tweede Kamer stoer te doen, terwijl iedereen weet dat na de verkiezingen op 15 maart, als dit behandeld wordt in de Eerste Kamer, juist het CDA deze wet aan een meerderheid zal helpen? Dat weet toch iedereen? Kan de heer Omtzigt daar eens op ingaan? Kan hij daar eens duidelijkheid over geven?
De heer Omtzigt (CDA):
Bij het eerste punt gaat het om de vraag: verandert er iets aan de interpretatie van het verdrag? Dit is gewoon een misleidende zin. Voor Oekraïne verandert het niets aan de interpretatie van het verdrag. Ik weet ook niet waar de collega's dit iedere keer vandaan halen. Oekraïne heeft het niet geaccepteerd volgens het Weense verdragenrecht. Toch wordt er gezegd: het verandert wel de interpretatie van het verdrag.
Ik kom op het punt van het lidmaatschap. Ik heb wel mensen gehoord die zeggen dat Oekraïne streeft naar een lidmaatschap. Ik wil graag weten wie gezegd heeft dat op basis van dit verdrag de status van kandidaat-lidmaatschap gegeven wordt. Dat heeft namelijk niemand gezegd. Dat is precies datgene wat in deze verklaring op een heel slimme manier wordt ontkend. Er zijn mensen geweest die zeiden: dit is een stapje op weg naar het lidmaatschap. In Oekraïne hebben ze die aspiraties ook. Maar ik heb geen enkele politicus en ik heb ook geen van de collega's tot nu toe horen zeggen — ik ben bewust een van de laatste sprekers — dat met het verdrag een kandidaat-lidmaatschap wordt verleend. Dat is precies wat in het inlegvel wordt ontkend. Die slimmigheden staan in het inlegvel.
Dan het tweede punt. De Tweede en de Eerste Kamer worden allebei zonder last gekozen. Zij maken hun eigen afweging. De reden dat dit verdrag nu wordt behandeld, komt niet door vertraging van de kant van de CDA-fractie. Wij hebben niet voor deze timing gekozen. Dit kabinet heeft die timing gekozen, want het kabinet heeft er negen maanden over gedaan om een wetsvoorstel in te dienen.
De heer Verhoeven (D66):
Wat betreft die interpretatie doet de heer Omtzigt het voorkomen alsof ik het had over de interpretatie door Oekraïne. Daar had ik het helemaal niet over. Ik had het over de interpretatie door de Nederlandse kiezer. Daar heeft het inlegvel natuurlijk wel invloed op, want dat maakt duidelijk dat de vijf grote zorgen van de kiezer worden weggenomen. Dat is heel belangrijk.
De heer Omtzigt doet met zijn inhoudelijke verhaal net alsof hij de enige is die weet hoe het in elkaar zit. Hij houdt een verhaal in de trant van: we moeten de kiezer niet voor de gek houden, we moeten niet doen alsof. Als je het echter bestaat om in de Tweede Kamer te zeggen dat je fractie tegen iets gaat stemmen, maar dat je even op de verkiezingen wacht omdat je dat goed uitkomt, en dat je fractie in de Eerste Kamer vervolgens de fractie is die het kabinet aan een meerderheid helpt, dan houd je de kiezer op een verschrikkelijke manier voor de gek. Je zegt dan voor de verkiezingen namelijk iets anders dan na de verkiezingen. Dan pleeg je het grootste kiezersbedrog dat zo ongeveer te bedenken is.
De heer Omtzigt (CDA):
Ik had dit verwacht, maar het is al wat laat. Wees eerlijk over wat er gebeurt. Wij hebben niets te maken met de planning van een wetsvoorstel. Daar gaat de regering over. Ik weet ook niet wat de CDA-fractie in de Eerste Kamer gaat doen. Die fractie is onafhankelijk. Ik zeg er in alle eerlijkheid wel bij dat ik hoop dat die fractie onze lijn zal volgen. Misschien gebeurt dat wel, maar ook daar vindt een inhoudelijke weging plaats.
Dan iets over de vijf grote zorgen die worden weggenomen. Ik heb maar één van die vijf kwesties uitgewerkt, voorzitter, mede omdat u mij verzocht om geen 20 minuten te spreken. Maar we hebben het over het lidmaatschap. Het enige wat in het inlegvel wordt ontkend, is dat het verdrag de status van kandidaat-lidmaatschap verstrekt. Morgen mag Oekraïne onder artikel 49 van het werkingsverdrag — dat gaat vooraf aan artikel 50, dat Groot-Brittannië gebruikt — een verzoek tot lidmaatschap indienen, maar dat kan elk land op dat moment van een veto voorzien. Ik vraag me dus af welke zorg wat dat betreft wordt weggenomen. Daarom vroeg ik de heer Verhoeven of er iemand is het land is die een quote kan vinden dat dit verdrag de status van kandidaat-lidmaatschap verleent. Ik heb die nergens gehoord.
De heer Verhoeven (D66):
De CDA-fractie hier in de Tweede Kamer doet nu stoer en stemt tegen, maar de CDA-fractie in de Eerste Kamer zal het voorstel aan een meerderheid helpen. Dat is heel duidelijk. Ik hoop dat alle kiezers dit op 15 maart goed in hun hoofd hebben, als zij dit zo belangrijk vinden.
Dan het lidmaatschap. De heer Omtzigt heeft gelijk. Voordat er van dit associatieakkoord sprake was, voordat dit verdrag bestond, kon Oekraïne zich melden als kandidaat-lid van de Europese Unie. Vervolgens kwam het verdrag. Toen hebben heel veel mensen gezegd: door dit verdrag gaat Oekraïne lid worden. Dat is niet waar, want dat stond niet in het verdrag. Dat heeft de heer Omtzigt ook gezegd. Nu komt er een inlegvel, zoals de heer Omtzigt het noemt, waarin staat dat Oekraïne op basis van het verdrag geen grotere lidmaatschapskans heeft. De heer Omtzigt zegt nu, net als de heren Beertema en Van Bommel: ja, maar ze hebben nog steeds de mogelijkheid om lid te worden. Dat klopt, maar dan wel op basis van andere wegen dan via het verdrag. Dan is het toch heel duidelijk dat er geen lidmaatschap voortkomt uit het verdrag? Dan kunnen we daar toch helder over zijn als dat de zorg is van de Nederlandse kiezer?
De heer Omtzigt (CDA):
De heer Verhoeven wijzigt nu al de tekst van het inlegvel. Daarin staat letterlijk: deze overeenkomst verleent Oekraïne niet de status van kandidaat-lidstaat. Daar staat niet in: "... verhoogt niet de kans dat ...". Als in het verdrag de term "EU-lidmaatschap" niet voorkomt, wordt die status niet verleend. Het zegt echter niets over toekomstige kansen. Dat is ook precies de reden waarom Polen hiermee akkoord is gegaan. Dat weet de heer Verhoeven heel goed. Hij weet ook heel goed dat hij tegen zijn kiezers heeft gezegd dat hij de uitkomst van het referendum zou volgen. Dat heeft hij tot na de totstandkoming van het verdrag gezegd, ook voor de camera's. Nu zegt hij echter iets anders en dan roept hij heel stoer iets over andere partijen.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Voorzitter. Aan mij de eer en het verzoek om de zegen uit te spreken, zo heb ik begrepen van de heer Ten Broeke. Dat zal ik niet doen. Ik zal me houden aan mijn eigen tekst en niet de tekst van de heer Omtzigt nazeggen. Ik mag wel spreken mede namens de SGP; misschien helpt dat.
Tien maanden geleden klonk een duidelijk "nee" op de vraag: bent u voor of tegen de wet tot goedkeuring van de associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en Oekraïne? De uitslag van het referendum was helder. Vandaag ligt precies dezelfde associatieovereenkomst voor aan de Kamer en tekent zich een meerderheid af voor het wetsvoorstel om de overeenkomst goed te keuren. De premier zei op de avond van de referendumuitslag: de ratificatie kan niet zonder meer doorgaan. Hij vermeldde dat men dagen, zo niet weken, nodig zou hebben om tot een oplossing te komen. Het werden acht maanden. De grote vraag is: wat hebben die acht maanden precies opgeleverd? Is er iets veranderd? Mijn fractie waardeerde de inspanning van de premier, maar onze conclusie is dat het resultaat niet tot een wezenlijke verandering heeft geleid. Daar ging het uiteindelijk toch om. Volgens de raadsadvocaat — dit punt is al een aantal keren aangehaald — wijzigt de bijlage niets aan de inhoud van de associatieovereenkomst en vormt deze evenmin een voorbehoud ten aanzien van de associatieovereenkomst. Sterker nog: het besluit mag geen elementen bevatten die de inhoud van de rechten en de plichten in deze overeenkomst wijzigen. Kortom: er verandert niets. Er is alleen op een rij gezet waar de overeenkomst niet over gaat.
Kan de premier, als hij het hier niet mee eens is, een overzicht geven van zaken die door de onderdelen A tot en met F van het besluit materieel wijzigen met betrekking tot de associatieovereenkomst? Ik vraag het kabinet: wat is de meerwaarde van een verklaring die niets toevoegt of wijzigt aan het verdrag? Erkent de premier dat er feitelijk niets meer of minder voorligt dan wat vorig jaar in het referendum aan de burgers is voorgelegd? Het is bovendien duidelijk dat de aanvullende verklaring niet bindend is voor Oekraïne. Het land heeft niets ondertekend. Dat gaf het kabinet in de laatste nadere schriftelijke beantwoording ook toe. Ook in de praktijk blijkt dat Oekraïne zich niet gebonden voelt aan de verklaring. President Porosjenko sprak onlangs nog de wens uit om lid te worden van de Europese Unie. Hij vermeldde dat het niet lang meer zou duren voordat Oekraïne voldoet aan de criteria om lid te worden van de Europese Unie. Dat verbaast mij, omdat de Europese Rekenkamer onlangs nog zeer negatief oordeelde over de corruptie in het land zelf. Het gaat bovendien rechtstreeks in tegen onderdeel A van de aanvullende verklaring over de toetreding tot de Europese Unie. Dit alles toont twee dingen aan: Oekraïne trekt zich niets aan van de aanvullende verklaring en er is eigenlijk niets veranderd als gevolg van de aanvullende verklaring. Want, zo zegt het kabinet ook, Oekraïne kan altijd nog op basis van het Unieverdrag een verzoek om lidmaatschap indienen. Dat was vorig jaar zo en het is nog steeds zo.
De ChristenUnie is voor Europese samenwerking, maar we moeten erkennen dat een sterker Europa niet altijd gebaat is bij "meer Europa" en een verdere politieke integratie. Er is groeiend ongemak bij de bevolking. Beslissingen over de Europese samenwerking zijn grotendeels over de hoofden van gewone mensen genomen. Mensen hebben het gevoel "wat wij zeggen doet er niet toe; Europa gaat door zonder ons, maar wel over ons." Wij zien grote breuklijnen in het Europa van vandaag. Tussen de bestuurders in Brussel aan de ene kant en de bevolking aan de andere kant. Tussen Noord en Zuid. Tussen de Britten en de Europese Unie. Tussen anti- en pro-Europa. Ergens onderweg is de Europese Unie de burgers vergeten, terwijl de trein van de Europese integratie doordendert. Juist die vervreemding is de grootste bedreiging voor de toekomst van Europa. Mensen die zeggen "er wordt niet naar mij geluisterd" worden wederom bevestigd in hun vermoeden, en dat is uiterst schadelijk
Afsluitend: wij hebben eerder ingestemd met het associatieverdrag, maar nu staan wij voor een nieuwe keuze. Burgers hebben zich mogen uitspreken. 4 miljoen mensen hebben zich tegen het associatieverdrag uitgesproken. De opkomstdrempel is gehaald en de uitslag is rechtsgeldig. We moeten het heldere "nee" daarom serieus meewegen. Het is een afweging tussen het negeren van de nee-stem en de bijbehorende democratische schade en de grote geopolitieke belangen. De regering wil recht doen aan zowel de uitkomst van het raadgevend referendum als aan het belang van de associatieovereenkomst. Mijn fractie concludeert dat er na acht maanden niets is veranderd aan de overeenkomst. Er is alleen op een rij gezet waar de overeenkomst niet over gaat. Daarmee wordt de nee-stem feitelijk genegeerd. Ik kan geen andere conclusie trekken. Hoe zal ik het zeggen? Je moet recht doen aan de nee-stem tegen de overeenkomst. Anders voed je het wantrouwen tegen de politiek. Dat zal de kloof tussen de burger en de politiek verder verdiepen en het draagvlak voor de Europese samenwerking verder doen afbrokkelen. Alles afwegend kan de ChristenUnie niet instemmen met de goedkeuringswet.
De voorzitter:
Daarmee zijn wij aan het einde gekomen van de eerste termijn van de zijde van de Kamer.
De vergadering wordt van 20.41 uur tot 20.55 uur geschorst.
Termijn antwoord
Minister Rutte:
Voorzitter. Dit is zeker niet de eerste keer dat we hier in de Kamer over dit onderwerp spreken. Ik merkte bij een paar Kamerleden enige vermoeidheid en bij andere juist een hernieuwd enthousiasme. Met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid weten we echter dat dit een van de laatste, of misschien wel het laatste debat is dat de heer Van Bommel in deze Kamer voert. Mag ik ook van mijn kant nog een keer het volgende zeggen? Alhoewel de heer Van Bommel en de regering het een plezier vonden om het vaak, of eigenlijk over alles oneens te blijven, vond de regering het tegelijkertijd een groot plezier om met de heer Van Bommel te discussiëren, omdat de debatten met hem altijd fair zijn, op de inhoud gericht zijn, nooit op de man gespeeld zijn, en altijd stijlvol zijn. De heer Van Bommel is ook altijd zeer wel geïnformeerd. Dat wilde ik toch even gezegd hebben op dit toch bijzondere moment.
De voorzitter:
Mijnheer Van Bommel!
De heer Van Bommel (SP):
Het genoegen was volkomen wederzijds. Het is altijd aangenaam om met de minister-president op een beschaafde wijze van mening te mogen verschillen. We hebben dat vaak gedaan. Namens mijzelf wil ik de hele regering — die spreekt met één mond — daar graag voor bedanken. Ik weet dat ik altijd op u kon rekenen. Maar u bent nog niet van mij af.
Minister Rutte:
Nee, we hebben nog 48 uur.
De heer Van Bommel (SP):
Ik weet dat ik ook in de komende dagen nog op u kan rekenen.
Minister Rutte:
Zeker. Ik wens u alle goeds voor de toekomst.
Voorzitter. Ik wil toch beginnen met heel kort nog een keer de context te schetsen waarin dit debat plaatsvindt. Ik vraag u om na mij ook de minister van Buitenlandse Zaken de gelegenheid te geven om iets te zeggen over die internationale context. Die context wil ik samenvatten in een paar woorden.
Er is wel iets aan de hand in de wereld. Er is grote instabiliteit. We zien de situatie in Amerika met de nieuwe Amerikaanse regering. We nemen kennis van de blijvende spanningen tussen Rusland en Oekraïne, van de bezetting van de Krim en de bemoeienis met de situatie in Oost-Oekraïne. We zien de situatie in Noord-Afrika, in het bijzonder in Libië en Egypte. Er is grote bezorgdheid over de ontwikkelingen in het Midden-Oosten Vredesproces. En we hebben natuurlijk ook de aanhoudende strijd tegen ISIS, maar ook de buitengewoon zorgelijke situatie in Syrië. Tegen die achtergrond acht de Nederlandse regering het haar taak om ervoor te zorgen dat Nederland stabiel en veilig blijft. Daar hoort bij dat Nederland lid is van internationale organisaties en verenigingen, zoals de Europese Unie en de NAVO, die de regering en ons land helpen om stabiel en veilig te blijven. Daar hoort dan ook wel bij dat wij in Nederland altijd ons best doen om te investeren in dat lidmaatschap en in die verenigingen. Tegen die achtergrond was en is de regering van mening dat het zomaar met slanke hand verwerpen van het associatieverdrag met Oekraïne, niet bijdraagt aan de noodzakelijke Europese eenheid richting Moskou en Rusland.
Daarom hebben wij gezocht naar een oplossing waarbij wij enerzijds kunnen voorkomen dat wij die Europese eenheid doorbreken, en wij er anderzijds voor kunnen zorgen dat wij zo goed mogelijk een antwoord formuleren op de zorgen die tijdens de discussie in de aanloop naar het referendum in de Nederlandse samenleving naar voren kwamen en die, zo bleek uit de uitslag, uiteindelijk ook de doorslag hebben gegeven. Wij menen dat wij zo'n antwoord hebben geformuleerd met dit besluit van de staatshoofden en regeringsleiders in het kader van de Europese Raad bijeen.
Er zijn enkele vragen over gesteld. Voor een deel waren dat natuurlijk vragen die we hier eerder aan snee hebben gehad. Er is gevraagd: is dit het gezaghebbend instrument van internationaal recht? Het antwoord is: ja. Zoals de leden weten, is het associatieakkoord een multilaterale, juridisch bindende afspraak die over en weer rechten en verplichtingen schept. Met dit besluit verbinden de 28 lidstaten van de Europese Unie zich juridisch op het hoogste niveau aan een interpretatie van dat associatieakkoord.
De heer Verhoeven vroeg of dit betekent dat andere interpretaties kunnen worden uitgesloten. Het antwoord op die vraag is: ja.
Er zijn vragen gesteld over de kwestie of Oekraïne dit besluit ook zou moeten ondertekenen. Het antwoord is: nee. Het gaat hier om het interpreteren van al die verplichtingen die voortvloeien uit alles wat is aangegaan aan de kant van de 28 lidstaten van de Europese Unie. In die zin maakt het dus niet uit of de president van Oekraïne het besluit aanvaard heeft. Dat maakt niet uit voor de juridische waarde van het besluit, omdat het immers gaat om zaken die bij de EU en haar lidstaten liggen, om de manier waarop wij als 28 lidstaten omgaan met onze kant van de verplichtingen. Dat betreft ook het hele vraagstuk van de corruptiebestrijding. In artikel 478 staat immers dat het mogelijk is dat er gepaste maatregelen genomen worden als een partij zich niet houdt aan de essentiële elementen van het akkoord. In het uiterste geval is dat opschorting. Nu is nog een keer vastgelegd in dit interpretatieve en juridisch bindende besluit van de Europese regeringsleiders dat de Unie en dus de lidstaten daadwerkelijk in staat zijn om deze gepaste maatregelen te nemen.
Zoals ik eerder gezegd heb: het is wel van belang dat Oekraïne niet wegloopt van het associatieakkoord om reden van dit besluit van de Europese staatshoofden en regeringsleiders. Dat is ook de reden geweest waarom ikzelf en anderen intensief contact hebben gehouden met onder anderen de president en de regering van Oekraïne. Wij zijn blij dat zij hebben gezegd dat zij begrijpen wat de Europese lidstaten hier hebben gedaan en dat zij daarmee kunnen leven. Maar nogmaals: zij hoeven zich hier niet juridisch aan te verbinden.
De heer Van Bommel (SP):
De minister-president zegt het volgens mij helemaal correct: zij hoeven zich hier niet aan te binden en het gaat in de eerste plaats de EU-lidstaten aan. Maar deelt de minister-president mijn opvatting dat het van toegevoegde waarde zou zijn en dat het een belangrijk signaal zou zijn als Oekraïne zich daar wel aan zou binden?
Minister Rutte:
Nee, omdat dit gaat over verplichtingen die de 28 lidstaten hebben en over de manier waarop wij omgaan met onze kant van de verplichtingen in het kader van het associatieakkoord. Het gaat hier niet om de vraag op welke manier Oekraïne uiteindelijk omgaat met de verplichtingen die voor Oekraïne voortkomen uit het associatieakkoord. Uiteraard heeft de interpretatie van de kant van de Europese Unie wel degelijk betekenis voor Oekraïne, maar die is indirect. De interpretatie die wij geven aan onze kant van de verplichtingen heeft natuurlijk een effect op Oekraïne, maar niet zodanig dat Oekraïne zich juridisch bindend moet verklaren tot deze afspraken.
De heer Van Bommel (SP):
Oekraïne doet wel uitspraken en zegt met de verklaring te kunnen leven. Dat is ook een intentieverklaring, die niet juridisch bindend is maar toch wel politieke betekenis zou moeten hebben. Wat belet ons als Europese Unie of als Nederland dan om te zeggen: laten we die intentie dan ook gewoon even juridisch vastleggen? Dat is dan toch alleen maar zekerder? Je kunt goede bedoelingen hebben, maar als je ze op schrift zet en er een handtekening onder zet, hebben ze toch net even iets meer betekenis.
Minister Rutte:
Het is niet nodig, omdat het gaat over de wijze waarop de 28 lidstaten omgaan met hun verplichtingen die voortvloeien uit het associatieakkoord. Het gaat niet over iets wat Oekraïne moet doen. Daar staat tegenover dat je wilt voorkomen dat Oekraïne wegloopt van het associatieakkoord om reden van het feit dat de 28 Europese lidstaten een interpretatieve verklaring geven van de manier waarop ze zullen omgaan met het associatieakkoord. Oekraïne heeft verklaard niet weg te lopen. Sterker nog: Oekraïne heeft verklaard begrip te hebben voor dit besluit van de Europese staatshoofden en regeringsleiders.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
In de verklaring staat bij punt A dat het associatieverdrag geen toezegging tot toekomstige verlening van het lidmaatschap van de Europese Unie voor Oekraïne inhoudt. Als je dat zo expliciet afspreekt met de 28 lidstaten, helpt het dan dat Oekraïne bij monde van de president enkele weken later beweert dat het zo snel mogelijk lid wil worden van de Europese Unie?
Minister Rutte:
Dat heeft niets te maken met het associatieakkoord. Het associatieakkoord geeft geen enkele garantie of toezegging nu of in de toekomst voor EU-lidmaatschap. Dat "ook in de toekomst" was overigens nog een buitengewoon gevoelige kwestie. Ik kan wel verklappen dat een aantal van mijn Europese collega's hier grote moeite mee had. Ik hechtte er zeer aan dat dat erin bleef staan. Dat is uiteindelijk ook gelukt. Maar goed, dit associatieakkoord biedt dus geen enkel uitzicht op lidmaatschap.
Dat neemt niet weg dat — ik dacht dat de heer Ten Broeke dat in zijn bijdrage na een interruptie zei — ieder land dat grenst aan Europa uiteraard kan zeggen lid van de EU te willen worden. Het standpunt van Nederland is dan duidelijk: wij zitten niet te wachten op uitbreiding van de Unie. Tegen lidmaatschap van Oekraïne zal ik mij persoonlijk sowieso altijd verzetten, omdat ik vind, en dat is ook de opvatting van de regering, dat Oekraïne juist een land moet zijn dat, als de relatie met Rusland ooit weer zou normaliseren, zowel met Europa als met Rusland een goede relatie opbouwt, gezien de historische banden met zowel Europa als Rusland en ook gezien de ligging. Ik ben dus sowieso tegen een EU-lidmaatschap, nu of in de toekomst, van Oekraïne. Het associatieakkoord geeft ook geen zicht op lidmaatschap. Daar gaat dat punt uit de verklaring over.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Toch waren er volgens dat onderzoek zorgen bij de nee-stemmers dat dit een opmaat zou zijn tot een EU-lidmaatschap.
Minister Rutte:
Precies.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Die zorgen wilde de premier juist wegnemen met de verklaring. Helpt het dan dat Oekraïne vervolgens zelf zegt: bedankt voor de verklaring, maar dat weerhoudt ons er niet van om er alles aan te doen om zo snel mogelijk lid te worden? Dat heb je toch twee signalen?
Minister Rutte:
Nee, ieder land dat grenst aan Europa heeft het recht om te zeggen dat het lid van de Europese Unie wil worden. Het is vervolgens aan de Europese Unie om te bepalen hoe zij daarmee omgaat. In het maatschappelijke debat in de aanloop naar het referendum was in Nederland, maar ook internationaal, een considerable body of opinion het volgende van mening: hoewel dat niet letterlijk in het associatieakkoord staat, is het akkoord wel degelijk een eerste stap op weg naar lidmaatschap van de Europese Unie nu of in de toekomst. Nu is vastgelegd dat daar geen sprake van is. Dit associatieakkoord geeft op geen enkele manier Oekraïne het recht om te denken dat het nu of in de toekomst vanwege het associatieakkoord lid kan worden van de Europese Unie. Het kan echter die ambitie hebben, zoals andere landen die ook hebben. Dat mag. Daar zullen we vervolgens mee omgaan. De heer Voordewind kent het standpunt van de Nederlandse regering: wij zijn daar geen voorstander van om de redenen die ik net heb uiteengezet.
De voorzitter:
Tot slot.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Dat bevestigt eigenlijk wat collega Van Bommel net zei, namelijk dat het misschien had geholpen als Oekraïne de verklaring wél had getekend, want dan hadden de 28 en Oekraïne op één lijn gezeten over de toekomstverwachtingen. Dan was er ook duidelijkheid geweest voor Nederland en de stemmers bij het referendum. Nu krijg je twee totaal tegenovergestelde geluiden en is er weer ruis met betrekking tot de mensen die hierover hun mening hebben gegeven. Dat is toch een gemiste kans, nu Oekraïne die verklaring niet heeft ondertekend?
Minister Rutte:
Er is geen ruis op de lijn. Die ruis zou ontstaan als na dit besluit van de Europese staatshoofden en regeringsleiders nog steeds beweerd zou worden dat Oekraïne op grond van het associatieakkoord nu of in de toekomst zicht zou hebben op lidmaatschap van de Europese Unie. Daar is geen sprake van. Dat is nu ook zwart-op-wit vastgelegd. Dat is juridisch bindend. Daarnaast kan een land dat grenst aan Europa, helemaal los hiervan, besluiten tot het aanvragen van het lidmaatschap. Daartoe hebben wij ons dan te verhouden. De Nederlandse regering heeft daarover een scherpe opvatting. Wij achten het van groot belang dat Oekraïne ook een sterke relatie met Rusland opbouwt. Nu is dat onmogelijk, maar hopelijk normaliseert de situatie. Hopelijk trekt Rusland zich terug van de Krim en bemoeit het zich op enig moment niet meer met Oost-Oekraïne, waardoor er een normalisering van de relatie met Rusland kan optreden. Wat wij op de langere termijn voor ons zien, is een Oekraïne dat zowel een relatie met Rusland, waarmee het historische banden heeft, opbouwt, alsook met de Europese Unie, want ook daarmee heeft Oekraïne historische banden. Zoals we allemaal weten, heeft een deel van Oekraïne ooit deel uitgemaakt van het Oostenrijks-Hongaarse Rijk. Oekraïne is een tijdlang ook onderdeel geweest van de Sovjetunie en er zijn historische banden met in het bijzonder de stad Kiev. Vanuit dat postulaat is het van grote waarde dat Oekraïne in een wat verdere toekomst — ik hoop dat dat zo snel mogelijk is — zowel met Rusland als Europa een sterke relatie kan opbouwen. Nu is dat onmogelijk met Rusland; dat snap ik volledig.
De heer Beertema (PVV):
Ik bespeur dat we bijna toe zijn aan het antwoord op de eerste vraag die ik heb gesteld. Maar, ik hoor nog steeds een zekere aarzeling bij de minister-president. Hij zegt: ik en de regering zijn geen voorstander van een verdere uitbreiding van de EU naar Oekraïne. Maar als het erop aankomt, is de minister-president dan ook een actief tegenstander? Gaat hij er echt voor liggen als het ooit zover komt?
Minister Rutte:
Dat is totaal niet aan de orde. In Europa is op dit moment helemaal niemand voor het EU-lidmaatschap. Misschien Polen of een enkele andere Oost-Europese lidmaat, maar het overgrote deel van de EU-lidstaten is absoluut tegenstander van een EU-lidmaatschap van Oekraïne. Om politiek kapitaal in te zetten op iets wat toch niet gaat gebeuren, vind ik niet zinvol. Ik zal het de heer Beertema uitleggen: in internationale vergaderingen moet je je vooral druk maken over zaken die dreigen mis te gaan en niet over zaken die al goed gaan; daar moet je niet enorm op gaan tamboereren. Dat kost je muntjes die je wilt inzetten op dossiers die wel relevant zijn.
De heer Beertema (PVV):
We bedrijven hier politiek en in de politiek kan alles gebeuren. Daar kan alles gebeuren, vaak tot ons grote verdriet. Stelt u zich eens voor dát het gaat gebeuren.
Minister Rutte:
Dan zal Nederland daartegen zijn; dat heb ik u verteld.
De heer Beertema (PVV):
Gaat u dan ook actief politiek bedrijven om dat te voorkomen?
Minister Rutte:
Ja, maar dit is helemaal niet aan de orde. Het antwoord is natuurlijk ja, maar dit gaat niet gebeuren. Ik maak mij daar echt geen zorgen over. Er is helemaal niemand die dit wil, behalve misschien een enkele Oost-Europese lidstaat.
Wat de ratificatie door andere parlementen betreft: het is aan landen zelf hoe zij uiteindelijk omgaan met het besluit dat hiermee is genomen. De betekenis noch de juridische binding van het besluit hangt daarvan af.
De heer Omtzigt (CDA):
Ik heb van ongeveer de helft van het aantal parlementen een antwoord gekregen, namelijk van twintig parlementen. Van ongeveer vijftien parlementen heb ik totaal geen informatie ontvangen. Alleen Finland heeft een redelijk volledige informatie gegeven; tenminste, gelet op het aantal kantjes, want ik heb het nog niet helemaal tot mij kunnen nemen.
Minister Rutte:
Uw Fins is wat sloppy, begrijp ik.
De heer Omtzigt (CDA):
Mijn Fins is wat sloppy. Van de andere talen snap ik wel iets of — in alle eerlijkheid — die landen waren zo vriendelijk om het in het Engels mee te delen. Hoe beoordeelt u het feit dat bijna al uw collega's in de Europese Raad hebben gedacht: wij doen dit om een Nederlands probleem op te lossen — dat zeggen de Duitsers ook letterlijk — en wij hoeven dit niet eens mee te delen? Hebben uw collega's een heel belangrijke verklaring gemist of overschatten wij het belang van deze verklaring?
Minister Rutte:
Het is aan de regeringen van de Europese lidstaten om te bepalen of en in welke mate zij hun parlementen informeren over het genomen besluit. De betekenis noch de juridische binding van het besluit hangt daarvan af.
De heer Omtzigt (CDA):
Welk cruciaal element zit er in dit besluit dat de regeringsleiders in de ogen van de Nederlandse regering toch aan hun parlementen hadden moeten vermelden omdat dat van doorslaggevend belang zou kunnen zijn voor wat in de verklaring staat?
Minister Rutte:
Dit is wel geestig, want ik heb hier heel veel discussies met de heer Omtzigt over hoe wij als regering het Nederlandse parlement moeten informeren. Blijkbaar gaat dat nu naar tevredenheid en heeft dat de heer Omtzigt ertoe doen besluiten om zich nu ook druk te maken over de vraag hoe andere regeringen hun parlementen informeren. Het is de standaardgewoonte om bij dat type vragen te verwijzen naar de minister van Buitenlandse Zaken, maar in dit specifieke geval zal ik dat niet doen. Ik ben blij dat ik hieruit mag afleiden dat de heer Omtzigt inmiddels tevreden is over de informatiepositie van het Nederlandse parlement inzake de dossiers van de Europese Unie.
De voorzitter:
Tot slot, de heer Omtzigt.
De heer Omtzigt (CDA):
Over dat laatste ben ik totaal niet tevreden.
Minister Rutte:
Daar was ik al bang voor.
De heer Omtzigt (CDA):
Zozeer dat op dit moment de parlementaire advocaat een advies schrijft over het totale gebrek aan informatie van deze regering. Ik moet echter toegeven dat wij op het punt van het inlegvelletje goed zijn geïnformeerd. We hebben van de raadsadvocaat stukken gekregen die "limité" waren en we hebben ook de verklaringen gekregen. Op dat punt zijn er dus geen misverstanden, maar ik blijf met dit punt zitten: óf deze verklaring is belangrijk en er worden belangrijke dingen in geregeld — dan wordt het gemeld aan de andere parlementen — óf het is totaal onbelangrijk. Welke van de twee is het?
Minister Rutte:
Nogmaals: het is aan de andere lidstaten hoe zij omgaan met hun parlement. Ik had laatst mijn Duitse collega aan de lijn, die zei: Ach, Mark, du hast einen ganzen Tag in het Nederlandse parlement de Europese Raad staan voor te bereiden. Ik zei toen: ja, zo doen wij dat in Nederland. Zij legt een verklaring af van een halfuur en gaat weg. Zo gaat dit per parlement verschillend. Wij hebben hier de gewoonte om dit zeer uitvoerig te bediscussiëren. Dat vind ik zeer plezierig.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Minister Rutte:
Er zijn nog een paar vragen; we zijn er bijna doorheen. De eerste vraag betreft het aspect van het handelsverdrag. Uit een onderzoek van SEO blijkt dat het handelsakkoord op de langere termijn een positief effect heeft op de bilaterale handel tussen Nederland en Oekraïne. De omvang van de Nederlandse export naar Oekraïne zal bijna verdrievoudigen, in de richting van 4,2 miljard. De import van de Nederlandse import uit Oekraïne zal bijna verdubbelen naar 1,3 miljard. Ook het totale effect op de Nederlandse economie is positief.
Mevrouw Thieme stelde vragen over eieren, legbatterijen en ook kinderarbeid. Juist op deze punten draagt de associatieovereenkomst bij aan verbetering van de situatie. Er is nu vastgelegd dat Oekraïne zijn wetgeving op één lijn moet brengen met die van de Europese Unie, ook op het punt van het dierenwelzijn.
Er is gevraagd hoe de samenwerking met Oekraïne op het terrein van MH17 verloopt. Het antwoord op de vraag of die samenwerking vruchtbaar is en goed verloopt, is ja. We hebben een goede samenwerking met Oekraïne. Wij zijn dankbaar voor de hulp die Oekraïne heeft geboden in de periode na de ramp en ook sindsdien. Mede dankzij de ondersteuning van Oekraïne konden de slachtoffers van de MH17 worden geborgen en naar Nederland worden gehaald, ook met het nodige eerbetoon aan Oekraïense zijde. Oekraïne was bereid om de leiding van het technische onderzoek over te dragen aan de Onderzoeksraad Voor Veiligheid en de coördinatie van het strafrechtelijke onderzoek aan het Nederlandse OM. We werken nu nauw samen met de Oekraïense collega's, met de nodige resultaten, zoals we zagen bij de presentatie van het Joint Investigation Team op 28 september vorig jaar, die indrukwekkende presentatie die wereldwijd op de networks is uitgezonden. Het is mijn verwachting en hoop dat vanuit het gedeelde belang Nederland en Oekraïne samen verder zullen werken om de waarheid aan het licht te brengen en de daders effectief te vervolgen.
De voorzitter:
Overigens heeft mevrouw Thieme de vergadering verlaten vanwege verplichtingen elders.
De heer Omtzigt (CDA):
Dat laatste is fijn om te horen. Dus de goede samenwerking met Oekraïne strekt zich ook uit tot het zo spoedig mogelijk, natuurlijk na grondig onderzoek, voor een rechtbank brengen van verdachten van het neerhalen van de MH17?
Minister Rutte:
Dat is niet alleen met Oekraïne. We doen dit in het Joint Investigation Team met Australië, België, Maleisië, Oekraïne en Nederland. We werken daarin zeer goed met elkaar samen. Vandaag hebben we er ook weer met de meest betrokken ministers over vergaderd. Dat doen we zeer regelmatig, over alle aspecten van de gevolgen van deze verschrikkelijke ramp met de MH17. Er gaat voor de meest betrokken ministers eigenlijk geen week voorbij dat ze dit niet in enigerlei vorm met elkaar bespreken en daarin stappen zetten. Maar nu wordt het werk in grote onafhankelijkheid gedaan door het Openbaar Ministerie. Dat gebeurt in het kader van het Joint Investigation Team. Oekraïne levert daar een goede bijdrage aan.
De heer Omtzigt (CDA):
Het is fijn om dat te weten. Dank voor dit heldere antwoord. Ik stond al wat langer bij de microfoon en had eigenlijk een totaal andere vraag. Die ging over de bewering van de minister-president dat het leidt tot extra economische groei. Heeft SEO ook een schatting gemaakt van de economische groei? Het is inderdaad al vijf antwoorden terug, dus ik snap dat de minister-president even bladert. Is er enige schatting van hoeveel economische groei het verdrag zou kunnen opleveren?
Minister Rutte:
Ik had die vraag net voor mij liggen. Ah, hier is hij. Het totale effect op de Nederlandse economie is positief, maar wel klein van omvang. Als we alle directe en indirecte handelseffecten van het vrijhandelsverdrag meenemen, stijgt het Nederlandse bbp volgens het model met 177 miljoen ten gevolge van het handelsakkoord. Hoewel dat effect dus beperkt is, kan het voor bepaalde sectoren wel degelijk een veel groter verschil uitmaken. Zo ziet het ernaar uit dat het voor Nederlandse exporteurs van machines, goed voor een derde van de Nederlandse export naar Oekraïne, wel een significante betekenis heeft. Een ander voorbeeld is dat van de Nederlandse kaasmakers. Zij exporteren 1 miljoen kilo kaas per jaar naar Oekraïne. Tot nu toe betaalden zij 10% om de Oekraïense markt op te komen. Nu is dat nog 6% en over drie jaar wordt dat 0%. Dat zijn een aantal zichtbare effecten. Natuurlijk, ze zijn beperkt doordat de handel met Oekraïne niet zo heel groot is, maar het heeft een positieve impact.
De heer Omtzigt (CDA):
Dus het levert 0,03% extra economie op.
Minister Rutte:
Alleen de heer Omtzigt kan het zo snel berekenen.
Er was nog een vraag over de brexit. Op dit moment is nog onbekend wat voor dit type associatieakkoorden, dus ook voor het associatieakkoord met Oekraïne, de gevolgen zullen zijn van uittreding van een lidstaat uit de Europese Unie. Het hangt onder andere af van de voorwaarden van de brexit en van de wensen van de partijen bij het associatieakkoord. Het is in ieder geval niet automatisch van de baan.
Tegen de heer Grashoff kan ik zeggen: ja. Jaarlijks vindt onder het associatieakkoord een zogeheten associatieraad plaats. Die heeft tot taak om, naast de jaarlijkse toppen, op hoog politiek niveau toe te zien op de implementatie van het akkoord en om de voortgang bij het doorvoeren van de afspraken te monitoren. Het kabinet zal, mede naar aanleiding van de vraag van de heer Grashoff, de implementatierapporten uit deze bijeenkomsten van de associatieraad met de Kamer delen. Daarin wordt van alle relevante aspecten verslag gedaan.
Ik meen dat ik daarmee namens de regering alle vragen heb beantwoord. Als de Kamer dat ook vindt, dan wil ik voorstellen dat de heer Koenders nog iets kan zeggen over de geopolitieke context waarin een en ander zich afspeelt.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik geef het woord aan de minister van Buitenlandse Zaken.
Minister Koenders:
Voorzitter. Ik kan zeer kort zijn, want de minister-president heeft er in het begin ook al iets over gezegd. Misschien is het nu op zijn plaats om de Kamer te danken voor de inbreng in de debatten. We hebben herhaaldelijk over het associatieakkoord gesproken. Nog voor het referendum was er een uitgebreid debat. Na het referendum heeft de regering, zo zeg ik als minister van Buitenlandse Zaken, maximaal haar politieke kapitaal gezet op een goede balans tussen recht doen aan de zorgen van de Nederlandse bevolking zoals tot uiting gekomen via het referendum, het multilaterale karakter van het akkoord en uiteraard ook de geopolitieke context. In dat kader dank ik de leden ook voor de goede opmerkingen die zijn gemaakt over de mensen van ons ministerie, die inderdaad in dat heel ingewikkelde spectrum hebben moeten functioneren om te zorgen voor een bevredigende oplossing.
Over de geopolitieke aspecten kan ik nu kort zijn. In de afgelopen periode is heel duidelijk geworden dat er forse Nederlandse belangen liggen. De eenheid van de Europese Unie is belangrijker dan ooit, vanwege het risico dat de Russische Federatie een wig drijft binnen de Europese Unie. Ook de situatie in Oekraïne zelf wijst op het belang dat de bevolking daar in grote meerderheid hecht aan het associatieakkoord. Door die kaders, die ook in de afgelopen periode hét onderwerp zijn geworden van de internationale politiek, misschien nog wel pregnanter dan anderhalf jaar geleden, zien wij ons genoodzaakt om die oplossing zodanig vorm te geven dat ook dat belang aan de orde is. Het is echt belangrijk om dat hier te zeggen. Het is niet eenvoudig om bij een eerste raadgevend referendum, met inderdaad een duidelijke uitslag, tegelijkertijd de zorgen van de Nederlandse bevolking zeer serieus te nemen en te onderhandelen met al onze collega's — dat deed in het bijzonder de minister-president — en daarbij in nauw contact te blijven met Oekraïne om ervoor te zorgen dat dit gebeurt op een wijze waarbij de Nederlandse belangen en de belangen van de Nederlandse burgers gediend zijn.
De voorzitter:
Dank u wel. Daarmee zijn we aan het eind gekomen van de eerste termijn van de zijde van de regering. Ik kijk naar de woordvoerders. Is er behoefte aan een tweede termijn? Dat is het geval.
Termijn inbreng
De heer Van Bommel (SP):
Mevrouw de voorzitter. Er is zowel door de minister van Buitenlandse Zaken als door de minister-president veel gezegd over de geopolitieke situatie rond Oekraïne, maar we zouden ook kunnen zeggen: rond de Europese Unie en Rusland. We moeten vaststellen dat de situatie in Oekraïne de laatste weken en maanden verder is verslechterd en dat er nieuwe geopolitieke stappen gezet zijn. Dat betekent dat we ons moeten afvragen wat nu dienstbaar is aan het bereiken van een geopolitieke stabielere situatie in Oekraïne zelf maar ook in de regio en in de relatie tussen de Europese Unie en Rusland. Ik denk dat dit verdrag, dat nu eenmaal is gesloten, niet dienstbaar is aan het bereiken van die stabiliteit en dat het de tegenstellingen in Oekraïne zelf verder aanwakkert. Mijn fractie blijft het dan ook betreuren dat dit verdrag tot stand is gekomen en uiteindelijk geratificeerd zal worden.
Nu is het van belang om te bekijken hoe we verdere schade kunnen beperken. Vandaar dat ik heb benadrukt dat het wel degelijk van betekenis zou zijn als Oekraïne zich juridisch zou binden aan de intentie die is uitgesproken. We weten immers dat Oekraïne eigenlijk een andere agenda heeft. Men komt er daar ook gewoon open voor uit. Toetreding tot de Europese Unie is het doel en het associatieverdrag is het middel om dichter bij de Europese Unie te komen. Hoe wij er ook over denken en wat voor verklaringen wij ook aan onszelf opleggen, zolang Oekraïne zich daar verder juridisch niet aan gebonden voelt en mooie intenties uitspreekt, denk ik dat we onszelf tekortdoen. We bevorderen daarmee ook niet het proces, dat zou moeten leiden tot die stabiliteit die iedereen in deze regio wil. Daarom dien ik de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de Raad van State concludeert dat de juridische verbindendheid van de "bindende verklaring" die moet dienen als antwoord op de uitslag van het Oekraïnereferendum, waarbij 61% van de kiezers tegen het associatieakkoord stemde, "zich strikt genomen niet uitstrekt tot Oekraïne";
overwegende dat deze verklaring aldus een papieren tijger is die de zorgen van de kiezer geenszins wegneemt;
verzoekt de regering, zich ervoor in te spannen dat Oekraïne de juridische verklaring ondertekent,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Bommel. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 9 (34669).
De heer Monasch ziet af van zijn inbreng in tweede termijn. Dan is het woord aan de heer Beertema.
De heer Beertema (PVV):
Voorzitter. Ik heb een paar eenvoudige vragen gesteld aan de minister-president. Die vragen beperkten zich niet tot het associatieakkoord, maar strekten zich uit tot het "post-associatieakkoordtijdperk". Ik heb geen antwoorden gehoord. Ik kan wel zeggen dat de antwoorden teleurstellend waren, maar ik heb ze niet gehoord. Alleen de eerste vraag is luid en duidelijk beantwoord. De minister-president zal ook in de toekomst, ook buiten dit verdrag om, alles in het werk stellen om te voorkomen dat Oekraïne lid wordt van de EU. Ik zit echter nog steeds met de volgende vraag. Belooft de premier dat hij zijn uitspraak "als je van Europa houdt, houd dan op met dromen van meer Europa" gestand zal doen? Gaat hij nou uitdragen dat hij, met zijn VVD, zal strijden tegen de verdere federalisering van de EU? Zal de premier zich ook verzetten tegen de plannen om EU-belastingen te gaan heffen? Zal de premier zich ook keren tegen een fors hogere EU-begroting? Zal de minister-president zich ook verzetten tegen meer mogelijkheden voor de EU om zelfstandig schulden aan te gaan? En ten slotte, zal de premier zich verzetten tegen een vorming van een EU-leger?
Dat zijn de zorgen die ook leven bij onze kiezers. Ik heb daar geen antwoord op gehad. Ik wil niet concluderen dat de premier er niet op wil antwoorden omdat hij zich niet schuldig wil maken aan nieuwe verbroken beloftes. We hadden de €1.000 voor iedere werkende, geen geld meer naar de Grieken, de steeds terugkerende vraag of de minister-president de waarheid sprak over zijn rol bij de afhandeling van de Teevendeal. Ik kan me voorstellen dat hij de antwoorden ontwijkt, omdat hij ook in de toekomst niet van verdere verbroken beloftes beschuldigd wil worden. Maar ik wil ook niet dat de minister-president nou weer een illusie aan de kiezer voortovert, als hij zegt dat hij wel Europa wil redden en daarom wil stoppen met dromen over meer Europa. Daar schuilt namelijk een belofte in. Als ik het goed beluister, dan kan die belofte ook nog eens verbroken gaan worden. Ik denk namelijk dat de minister-president, met Verhofstadt, met ALDE, in Brussel voor verdere federalisering gaat. Ik denk dat hij op weg gaat naar een Europese superstaat, de verenigde staten van Europa. Hier horen we een ander verhaal. Ik zou niet willen dat de minister-president dat stukje geloofwaardigheid dat er nog is, verder ondergraaft. Ik krijg dus graag nog een antwoord op die vragen.
De heer Van Klaveren (Groep Bontes/Van Klaveren):
Voorzitter. Ik zal het in deze tweede termijn kort houden. Zoals ik eerder al stelde, toont dit goedkeuringsvoorstel de minachting van dit kabinet voor de Nederlandse kiezer. Het ondermijnt het vertrouwen in de politiek in brede zin en het voedt het wantrouwen. De enige juiste beslissing die de Kamer nu nog kan nemen om dit kabinet te stoppen, is tegen dit voorstel te stemmen. Ik roep daarom nogmaals alle leden in deze Kamer op om niet te kiezen voor het partijbelang, maar voor het belang van de Nederlandse kiezer. Doe recht aan de uitkomst van het referendum en stem tegen het voorstel om te gaan ratificeren.
De heer Verhoeven (D66):
Voorzitter. Ik dank het kabinet voor de beantwoording. Ik had maar één vraag gesteld. Wat het afgelopen jaar gebeurd is verdient geen schoonheidsprijs. Daar ben ik het mee eens. Iedereen die dat zegt, heeft gelijk. Maar de afbraakpolitiek die we het afgelopen jaar hebben gezien, is nog veel erger. Eerst zijn er leugens verspreid. Er zijn voortdurend dingen beweerd over dingen die niet uit het verdrag voortkwamen. Vervolgens is gezegd dat de oplossing die het kabinet aandraagt om die leugens en interpretaties weg te nemen, inhoudelijk niets verandert aan het associatieakkoord. Dat klopt, want het is bedoeld om de leugens die zijn verspreid, te ontkrachten, zodat de bevolking niet meer de zorgen heeft die er wel zijn gekomen door wat er allemaal gezegd is. Vervolgens gaan de partijen die tegen deze oplossing zijn — en die verdient geen schoonheidsprijs; dat geef ik toe — op een andere manier kritiek uitoefenen.
De Partij voor de Dieren gaat partijen verkeerd citeren. De heer Monasch gaat verkiezingsprogramma's verkeerd samenvatten. De SP heeft het de hele tijd over een opstapje, zonder duidelijk te maken wat dat is. Ze doet alsof het lidmaatschap er komt omdat mijnheer Porosjenko dat roept. Dat is helemaal niet waar. Er komt geen lidmaatschap en dat weet de heer Van Bommel ook best. De PVV heeft inmiddels gewoon toegegeven dat er door het associatieakkoord in ieder geval niets gaat veranderen. Dat heeft de PVV net toegegeven, maar zij is alweer zover dat ze over de periode ná het associatieakkoord een aantal conspiracyvragen stelt. Er moet immers een nieuwe conspiracy komen, want de oude conspiracy bestaat niet meer. Het CDA geeft nog een soort tekstexegese, alleen maar om te verhullen dat het in de Eerste Kamer alsnog voor dit verdrag gaat stemmen. Die afbraakpolitiek verdient dus geen schoonheidsprijs. Daar doet D66 in ieder geval niet aan mee.
Ik heb aangegeven dat wij onderweg liever hadden gezien dat het kabinet een aantal dingen anders had gedaan. Dat heeft het niet gedaan. Dat vind ik teleurstellend, maar de uitkomst die het kabinet bereikt heeft, is duidelijk en neemt de vijf grote zorgen die ik voortdurend in de zaaltjes gehoord heb, wel degelijk weg. Dat heeft de premier net duidelijk bevestigd. Daarom zal D66 voor de goedkeuringswet stemmen, althans als de fractie van D66 mijn advies daarover zal volgen. Ik moet dat advies namelijk nog wel verdedigen in mijn fractie.
De heer Van Bommel (SP):
De heer Verhoeven neemt de rol van collega Ten Broeke over. Die vat altijd aan het eind van het debat de bijdragen van de anderen samen, maar dan wel naar zijn eigen indruk. Ik begrijp dat de heer Verhoeven dat nu, omdat hij eerder op de sprekerslijst staat, kan doen. Waarschijnlijk doet hij het ook met instemming van Ten Broeke, want dat scheelt hem ook weer spreektijd. Verhoeven zegt hier stellig: Oekraïne wordt geen lid van de Europese Unie. Ik wil hem vragen: waar staat dat?
De heer Verhoeven (D66):
Dat is de omkering die de heer Van Bommel nu al een jaar probeert te gebruiken om het debat naar zijn hand te zetten. Dat zei ik net ook tijdens mijn interruptie. Voordat er sprake was van dit associatieakkoord waren er mogelijkheden voor Oekraïne om het lidmaatschap aan te vragen. Tijdens en na de periode van het associatieakkoord zijn diezelfde mogelijkheden er nog steeds. De heer Van Bommel heeft in alle zaaltjes waar wij stonden, voortdurend gesuggereerd dat dit associatieakkoord een opstapje was naar het lidmaatschap. Dat staat nergens en dat moet de heer Van Bommel toegeven.
De heer Van Bommel (SP):
Mijn vraag is niet beantwoord of eigenlijk wel een beetje.
De heer Verhoeven (D66):
Ja, zeker wel.
De heer Van Bommel (SP):
Wel een beetje, want het staat dus nergens. De heer Verhoeven erkent dat Oekraïne gewoon het lidmaatschap kan aanvragen. Dat kon het. Dat kan het. En dat kan het straks ook. Dit verdrag schakelt Oekraïne op een aantal politieke terreinen meer gelijk met de Europese Unie. Dat staat gewoon in het verdrag en daarom noem ik het een opstapje. Dus de eerdere bewering van de heer Verhoeven dat Oekraïne geen lid wordt van de Europese Unie, is nergens op gebaseerd.
De heer Verhoeven (D66):
Jawel.
De heer Van Bommel (SP):
Waarop dan?
De heer Verhoeven (D66):
Dat is een politieke uitspraak. Die is bijvoorbeeld gebaseerd op het feit dat hier in de Tweede Kamer 150 leden zijn die allemaal zeggen dat Oekraïne geen lid kan worden van de Europese Unie. Dat is een politieke uitspraak, mijnheer Van Bommel. Dat is een belangrijke uitspraak.
Vervolgens wil ik nog het volgende zeggen. De heer Van Bommel staat hier vandaag misschien wel bij zijn laatste debat. Ik heb veel debatten met hem gevoerd en hem tijdens al die debatten zeer gewaardeerd. Dat zal ik van mijn kant ook zeggen. Wij hebben in al die zaaltjes, die rokerige zaaltjes, samen mooie debatten gevoerd. Dat was leuk. Maar één ding was steeds heel gek. Ik zei elke keer: van dit associatieakkoord kun je niet zeggen dat het een aanleiding, een aanzet, een opstap of een weg naar het lidmaatschap is. De heer Van Bommel heeft altijd gezegd dat dat waar is, maar vervolgens heeft hij gevraagd: ja, maar waar staat dan dat ze geen lid kunnen worden? Dat is echt een omkering van de werkelijkheid. Dan zeg je eigenlijk: omdat iets er niet in staat, wordt niet uitgesloten dat het niet gebeurt. Als je op die manier debatten voert, kun je nooit duidelijkheid scheppen over wat er in een tekst staat, want dat zeg je: ik lees de tekst op basis van wat er niet staat. Als we op die manier teksten lezen, komen we met z'n allen geen stap verder.
De voorzitter:
Tot slot.
De heer Van Bommel (SP):
Woorden hebben hun betekenis.
De heer Verhoeven (D66):
Ja, absoluut.
De heer Van Bommel (SP):
Als de heer Verhoeven hier zegt "Oekraïne kan geen lid worden van de Europese Unie" is dat feitelijk onjuist. Dat is niet waar te maken. Oekraïne kan gewoon een aanvraag doen en er kan een politieke meerderheid ontstaan; wij gaan naar de verkiezingen. Oekraïne kan dat lidmaatschap aanvragen en zelfs verkrijgen. Mijnheer Verhoeven, u kunt dus niet waarmaken dat Oekraïne geen lid kan worden of dat het een onmogelijkheid is dat dat gebeurt. Dat kunt u niet waarmaken.
De heer Verhoeven (D66):
Daar heeft de heer Van Bommel gelijk in. Niemand kan dat uitsluiten. Maar als de heer Van Bommel eerlijk zou zijn tegen de Nederlandse kiezer over het reële risico dat Oekraïne binnen de komende 20, 25, 30, 40 of 50 jaar lid zou worden, zou hij zeggen dat die kans bijzonder, bijzonder, bijzonder, bijzonder klein is. De heer Van Bommel heeft elke keer precies het tegenovergestelde beweerd. En dat vind ik kiezersbedrog. Dan maak je mensen bang voor iets wat gewoon niet gaat gebeuren.
De heer Beertema (PVV):
Het huidige inlegvel is de resultante van een duidingsproces van 320 dagen. Dat wil ik even ter verduidelijking meegeven aan de heer Verhoeven. Van ons had dat duidingsproces er nooit hoeven zijn. Het had er nooit moeten zijn. De vraag die aan de kiezer werd voorgelegd, was heel duidelijk. Het enige gepaste antwoord was een intrekkingswet. Buiten alle tekstexegese om blijft dat het standpunt van de PVV. Die intrekkingswet had er moeten komen.
De heer Verhoeven (D66):
Dat ben ik met de heer Beertema eens. Die intrekkingswet had er moeten komen. Die is er niet gekomen. Toen is bij de PVV het denken gestopt. En bij D66 is het denken doorgegaan, kijkend naar de inhoud.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Maij. Zij schudt van nee. Dan ga ik naar de heer Grashoff; ook niet. Dan is het woord aan de heer Ten Broeke. Hij spreekt namens de VVD.
De heer Ten Broeke (VVD):
Voorzitter. Ik kan het heel kort houden, want de samenvatting is al gegeven. Door velen is de juridisch bindende verklaring, die ons vandaag noopt nog een keer ja of nee te zeggen tegen het associatieverdrag, een "inlegvel" genoemd. Eigenlijk zou je het een "uitlegvel" moeten noemen, want het geeft een bindende uitleg voor 28 EU-lidstaten, voor 28 regeringen die verantwoordelijk zijn voor 510 miljoen burgers, omdat 2,5 miljoen Nederlandse burgers hebben gezegd dat ze het verdrag op deze manier niet wensen.
Ik kan het de heer Verhoeven alleen maar nazeggen: in de campagne hebben we te maken gehad met een ongelooflijke hoeveelheid fabels. Er is een fantastische fabeltjeskrant verspreid, door verschillende partijen, die ik hier niet nog een keer zal aanhalen. Dat betreft exact de onderwerpen die in de juridisch bindende verklaring staan, maar vandaag moeten degenen die in de campagne vergeefs probeerden om het verdrag uit te leggen ineens aanhoren dat het niet gaat om de angsten, maar om wat precies in het verdrag staat.
Had ik dat maar tijdens de campagne gehoord. Had ik maar tijdens de campagne eens een keer van PVV, SP of Partij voor de Dieren gehoord dat er geen lidmaatschap kan voortvloeien uit dit verdrag. Nu moeten ook 27 andere lidstaten dat zeggen. Dat is het fundamentele verschil. Om die reden zeggen wij ja tegen het associatieverdrag, zoals we al deden, maar we vinden de aanvulling wel degelijk een verrijking.
De heer Omtzigt (CDA):
Voorzitter. Ten eerste geef ik u het overzicht met de reacties van de andere parlementen, zodat ook de collega's het hebben. Het kan toegevoegd worden aan de Handelingen, waardoor het een openbaar document wordt en men kan zien welk overzicht ik heb gekregen. Een aantal mensen vroeg daarom.
De voorzitter:
Ik neem aan dat er geen bezwaar tegen bestaat dat dit stuk ter inzage wordt gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Kamer.
(Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.)
De heer Omtzigt (CDA):
Ik zie een aantal mensen heel hard lachen, maar het is heel serieus als je eerst een referendum houdt en dan zegt: we doen het niet. Vergeet niet waar we in april mee begonnen. Wij vroegen voor het referendum wat we zouden gaan doen als het een nee wordt en kregen drie keer geen antwoord.
De dag na het referendum zei de premier in een debat hier: alles gaat door, ook als Nederland niet meedoet. Dat bleek even later niet te kloppen. Daarna belde hij president Porosjenko van Oekraïne. President Porosjenko heeft niet meegewerkt aan deze oplossing. Hij trok zich terug uit de besprekingen. Er bleven 28 EU-lidstaten over. Zij konden niets anders doen dan een leeg inlegvel produceren, zodat dit hier als excuus zou kunnen worden gebruikt om van "tegen" naar "voor" te gaan, zoals een aantal partijen deed. Zo is er omgegaan met het referendum.
Als je dan maar lang genoeg wacht, lijkt het alsof zo'n inlegvel de bedoeling was, maar het inlegvel was niemands bedoeling op de dag na het referendum. De collega's in de Kamer weten dat dondersgoed. Het zou hen sieren als ze vertellen dat het niet de optimale oplossing was, en dat het feitelijk geen oplossing is.
Ook in de tweede termijn komt een aantal collega's met woorden waardoor ik denk: er is geen enkel uitzicht op lidmaatschap, maar dat staat niet in de verklaring. Daarin staat alleen dat het verdrag zelf geen toezegging is. Een aantal andere landen, zoals Polen, legt het wel degelijk uit als uitzicht op lidmaatschap. Dat betekent dat we allemaal verschillende beelden in de lucht houden. Dat is geen manier om met een referendum om te gaan.
Ik heb nog één vraag openstaan. Is het in zijn algemeenheid nodig om een indruk die politici wekken tijdens een verkiezingscampagne, bijvoorbeeld door bepaalde beloftes te doen en bepaalde dingen te zeggen, te corrigeren met een verklaring? Ik zou die vraag graag beantwoord zien door de minister-president.
Verder zou ik hem hartelijk willen danken voor de antwoorden op de MH17-vragen. Het is van het grootste belang dat de samenwerking met Oekraïne en de andere leden van het JIT goed blijft gaan.
De voorzitter:
Dan geef ik nu het woord aan de minister-president.
Termijn antwoord
Minister Rutte:
Voorzitter. Wat betreft de laatste vraag van het CDA, van de heer Omtzigt zoek ik even naar wat hij nou wil. Het kabinet heeft namelijk nooit gezegd dat het zomaar de uitslag zou overnemen. Dat is nooit het standpunt van het kabinet geweest. We hebben altijd gezegd dat we de uitslag zullen wegen. De letterlijke tekst die ik gebruikte op 6 april 's avonds in een eerste reactie was: we kunnen nu niet zonder meer ratificeren. Ik weet niet waar de heer Omtzigt naar zoekt, maar dat zou mijn reactie zijn op zijn vraag.
De heer Beertema heeft een heleboel vragen gesteld die niet te maken hebben met het associatieakkoord maar die we wel uitvoerig aan snee hebben gehad bij het debat over de Staat van de Unie en over de laatste Europese Raad. Ik vind dus ook niet dat ik daar nu verder op moet ingaan. Ik vind dat ook niet passend. Ik kan wel zeggen dat ik een grote betrokkenheid merk van de heer Beertema bij de Europese Unie. Blijkbaar is hij het dus oneens met zijn eigen leider die nog steeds uit de Europese Unie wil, die een nexit wil. Ik kan hier wel zeggen dat dat standpunt van de PVV met betrekking tot een nexit van zodanig grote schade voor Nederland is, zowel economisch als vooral ook voor onze veiligheid en stabiliteit, dat hij mij daarover op ieder gekozen moment tegenover zich zal treffen, strijdend tegen zo'n nexit.
Dan kom ik op de motie van de heer Van Bommel. Die moet ik echt ontraden omdat hetgeen daarin gevraagd wordt niet nodig is. Oekraïne hoeft zich niet juridisch te verbinden met het besluit van de staatshoofden en regeringsleiders, om alle redenen die ik in de eerste termijn genoemd heb. Met enige nadruk wil ik deze motie ontraden. Ze voegt niets toe, hoe jammer ik het ook vind dat ik de laatste door de heer Van Bommel in een debat met mij ingediende motie niet kan omarmen, maar het gaat echt niet.
De heer Beertema (PVV):
Even voor de duidelijkheid: hoor ik de minister-president nu zeggen dat mijn partijleider wel een nexit zou willen en ik niet?
Minister Rutte:
Ja, ik krijg die indruk omdat u zo enthousiast over Europa spreekt.
De heer Beertema (PVV):
Kom op, u hebt het over de Staat van de Unie, ik zeg niets anders dan dat. Daar hebben we steeds ruzie over. U begint dingen te vergeten, lijkt het wel. Dat is niet de bedoeling, lijkt me. Die nexit komt er, vroeg of laat. De frexit komt er. Het gaat gebeuren. Ik heb het gehad over het schrijven op de wand dat u niet wilt zien, over het feit dat u aan de verkeerde kant van de geschiedenis staat. En dan gaat u mij hier nu staan te vertellen dat ik geen nexit zou willen? Ik begrijp er helemaal niets van.
Minister Rutte:
Ja, ik beluister dat toch tussen de regels door. Ik hoor de heer Beertema toch met steeds meer belangstelling spreken over dit onderwerp. Ik zie daarin toch een accentverschil met zijn leider. Het is overigens goed dat hij het nog even toelicht.
De heer Beertema (PVV):
Dat accentverschil is er niet en die nexit komt er. Weest er gerust op!
Minister Rutte:
Ik zal ertegen strijden. Het is slecht voor onze economie en heel slecht voor onze veiligheid. Nederland gaat dat niet doen.
Voorzitter. Ik denk dat ik daarmee alle vragen heb beantwoord.
De heer Omtzigt (CDA):
Ik had gehoopt van een van de collega's of van de premier te horen welke uitspraken van welke politici er nou precies rechtgezet zijn met het inlegvel. Verder is mijn vraag aan de premier of, wanneer er een verkeerde indruk gewekt is, dat achteraf rechtgezet moet worden. Deze premier heeft voor de verkiezingen indrukken gewekt over steun aan Griekenland, over hypotheekrenteaftrek, over €1.000 terug ... De lijst is te lang, dus u zult mij waarschijnlijk afkappen, voorzitter. Kennelijk moet dat alles met verklaringen rechtgezet worden. Dus welke politicus heeft iets gezegd wat rechtgezet moet worden? Is er één politicus hier geweest die gezegd heeft dat dit verdrag het kandidaat-lidmaatschap geeft? Dat doet dat verdrag namelijk niet en dus is die uitleg onnodig. Dan mijn tweede vraag: is het nodig om wanneer er verkeerde indrukken worden gewekt door politici, die later recht te zetten? Als dat zo is, ben ik wel benieuwd wanneer dat gaat gebeuren.
Minister Rutte:
We hebben dat uitgebreid besproken in eerdere debatten. Ik heb toen gewezen op uitspraken van de thans president van de Europese Commissie maar ook zijn er andere senior-politici in Europa die wel degelijk hebben gesproken over het wenkend perspectief dat het associatieakkoord betekent in de context van mogelijke toekomstige lidmaatschapsambities. Ik heb wat betreft het Nederlandse toneel gewezen op heel veel uitspraken die zijn gedaan door politici die te maken hebben met de vier, vijf grieven die geadresseerd zijn in het besluit van de Europese staatshoofden en regeringsleiders. Als ik dat dan even terugbreng naar één moment dan is dat de uitzending geweest van Nieuwsuur, eind maart 2016, het debat tussen de heer Samsom, toen voorzitter van de fractie van de PvdA, en de heer Roemer, nog steeds voorzitter van de fractie van de Socialistische Partij. Daarin kwamen al deze elementen, in ieder geval vier van de vijf maar ik meen zelfs alle vijf, uitvoerig aan de orde en bleek hoezeer sommigen in dat debat probeerden om de context van dit associatieakkoord op te rekken naar lidmaatschap, collectieve verdediging, vrij verkeer van werknemers en toekomstige financiële verplichtingen. Ik zal hier verder niet wijzen, maar het zou de Socialistische Partij geweest kunnen zijn. Er waren veel meer voorbeelden, maar ik had niet eerder gezien dat ze zo in een twintig minuten durend debat in een nieuwsprogramma aan de orde waren.
De heer Omtzigt (CDA):
Ik heb nog geen voorbeeld gehoord van een gelegenheid waarbij iemand gezegd heeft dat dit verdrag een kandidaat-lidmaatschap inhoudt. Dat het uitzicht biedt daarop, wordt nog steeds door een aantal Europese politici beweerd. Dat wordt ook niet ontkracht in het inlegvel. De premier verwart zijn uitspraak constant met "het biedt uitzicht op" terwijl dat er niet is. Daar wordt in Europa best wel verschillend over gedacht. Dat heeft dit inlegvel niet weggenomen. De enige die niet getekend heeft, is overigens de Europese Commissie, die ook nog partij is bij het verdrag. Maar dat zullen we even terzijde laten.
Ik heb een hele lijst voorbeelden genoemd van indrukken die tijdens de verkiezingscampagne zijn gewekt door de premier. Ik heb daar geen reactie op gehad. Krijgen we nog een keer een inlegvelletje waarop wordt uitgelegd waarom al die verwachtingen: die €1.000, die hypotheekrenteaftrek, Griekenland ...
De voorzitter:
Ja.
De heer Omtzigt (CDA):
Ja, u kent het hele lijstje nu al. Krijgen we een inlegvel — of een uitlegvel zoals de VVD dat noemt — waarop wordt aangegeven waarom dat allemaal niet is uitgekomen?
Minister Rutte:
Ik kan alleen maar herhalen wat ik net zei. Zeker op het punt van het lidmaatschap is het volstrekt helder dat in het debat op allerlei momenten zowel door mensen buiten Nederland als door mensen in Nederland de nadrukkelijke suggestie is gewekt dat dit associatieakkoord een opstap is naar het lidmaatschap. Men suggereert niet dat het lidmaatschap als zodanig mogelijk zou zijn, maar dat het associatieakkoord als het ware een automatische stap zou zijn op weg naar het lidmaatschap. Ik denk dat het goed is dat, waar zovelen ten onrechte die indruk hebben proberen te wekken, het met dit besluit van de Europese staatshoofden en regeringsleiders volstrekt helder is. Het is niet voor niks dat ik daarvoor de blaren op de tong heb moeten praten, zowel in de Europese Raad als in mijn contacten met de Oekraïense president. Het gaat om het belang van juist die formulering. Als die zo betekenisloos zou zijn, dan was het niet zo ingewikkeld geweest. Het is zo ingewikkeld geweest, omdat het wel degelijk substance heeft. En dat weet ook de heer Omtzigt dondersgoed.
De heer Omtzigt (CDA):
Ik wacht nog op het antwoord op de vraag of wij nog een in- of uitlegvelletje krijgen van de premier.
Minister Rutte:
Dat ga ik doen zodra ik van de heer Omtzigt een verklaring krijg waarom hij en zijn partij in de afgelopen vijf jaar afwezig waren om dit land uit de crisis te halen. Dank u wel.
De voorzitter:
Mijnheer Omtzigt, u mag kort reageren.
De heer Omtzigt (CDA):
Voorzitter. Ik doe mijn werk als parlementariër in het controleren van deze regering. Ik had verwacht dat u als voorzitter deze opmerking niet serieus zou nemen. De premier is geen enkele belofte van zichzelf nagekomen. Het enige verweer dat hij dan heeft richting de oppositie is dat wij afwezig zouden zijn. Dat is een affront voor het werk. De minister-president hoeft het niet met mij eens te zijn. Dat is hij ook niet met de heer Van Bommel. Maar ik vraag of er een uitleg komt. En dat weglachen is echt een belediging voor heel Nederland.
Minister Rutte:
Het belangrijkste doel voor dit kabinet, voor mijn partij in dit kabinet en voor deze coalitie was om Nederland dat in een zeer ernstige crisis verkeerde, sterker uit de crisis te laten komen. Me dunkt, we zijn op dit moment een van de snelst groeiende economieën van Europa. We zijn de meest competitieve economie van de Europese Unie. Onze staatsschuld daalt snel, die is gedaald richting de 60% en lager. Ik noem de werkgelegenheid in 2016. De daling van de werkloosheid is de grootste in de afgelopen tien jaar. Het consumenten- en het producentenvertrouwen staan op het hoogste punt van de afgelopen vijf tot tien jaar. Wij komen sterker uit de crisis. Mijn enige vraag aan de heer Omtzigt zou zijn: waar was het CDA in de afgelopen vijf jaar om daarbij te helpen?
De voorzitter:
Ik krijg de indruk dat het debat een andere wending begint te krijgen.
Minister Rutte:
Die indruk krijg ik ook.
De heer Omtzigt (CDA):
Ik vroeg om een uitleg op een aantal punten.
De voorzitter:
Ja, maar jullie verschillen van mening.
De heer Omtzigt (CDA):
Ik kan al deze punten ontkrachten door te zeggen dat Spanje en Polen sneller groeien dan Nederland, maar ik vind het allemaal prima. Ik vecht die statistiek niet aan. Ik doe het anders graag, maar ik vroeg om een uitleg. Als het gaat over het verdrag met Oekraïne zegt de premier heel helder: als politici in een campagne a zeggen terwijl het b is, dan ben ik als politicus verplicht om dat recht te zetten. Nu is er één persoon die een abonnement heeft op het a zeggen en b doen. Als hij dan met een grap zegt dat hij daar geen uitleg over hoeft te geven, vraag ik hem toch wanneer die uitleg wel wordt gegeven.
Minister Rutte:
Om de belangrijkste doelstelling van het kabinet te realiseren, moet je wel verantwoordelijkheid nemen en niet een verantwoordelijkheidsvakantie houden, zoals het CDA de afgelopen vijf jaar heeft gedaan.
De voorzitter:
Nee.
Minister Rutte:
Ik meen dat het debat hiermee toch meer richting de verkiezingscampagne gaat. Dat is leuk. Daar kunnen we nog even over doorgaan ...
De voorzitter:
Nee.
Minister Rutte:
... maar volgens mij moeten we dat op een andere plek doen.
De voorzitter:
Ook de premier hoort zich aan het onderwerp te houden.
De algemene beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Over de ingediende motie zullen we aanstaande donderdag stemmen. Ik dank de minister-president, de minister van Buitenlandse Zaken, de Kamerleden, de mensen die dit debat hebben gevolgd vanaf de publieke tribune of via internet en de medewerkers.
Sluiting
Sluiting 21.53 uur.