Plenair verslag Tweede Kamer, 78e vergadering
Dinsdag 19 april 2016

  • Aanvang
    14:00 uur
  • Sluiting
    21:45 uur
  • Status
    Gecorrigeerd

Opening

Voorzitter: Arib

Aanwezig zijn 148 leden der Kamer, te weten:

Agema, Amhaouch, Arib, Van Ark, Azmani, Bashir, Beertema, Belhaj, Berckmoes-Duindam, Bergkamp, Bisschop, De Boer, Van Bommel, Bontes, Martin Bosma, Remco Bosma, Bosman, Ten Broeke, Brouwer, Bruins, Bruins Slot, Van der Burg, De Caluwé, Cegerek, Van Dekken, Tony van Dijck, Jasper van Dijk, Otwin van Dijk, Dijkgraaf, Pia Dijkstra, Remco Dijkstra, Dik-Faber, Dikkers, Duisenberg, Eijsink, Elias, Fokke, Fritsma, Van Gerven, Gesthuizen, Geurts, De Graaf, Grashoff, Graus, Groot, Van Haersma Buma, Harbers, Rudmer Heerema, Pieter Heerma, Helder, Van Helvert, Hoogland, Houwers, Jacobi, Jadnanansing, Karabulut, Keijzer, Kerstens, Klaver, Van Klaveren, Klein, Klever, Knops, Kooiman, Koolmees, Koşer Kaya, Krol, Kuiken, Kuzu, Van Laar, De Lange, Leenders, Leijten, Van der Linde, Lodders, Lucas, Madlener, Maij, Marcouch, Van Meenen, Merkies, Van Miltenburg, Mohandis, Monasch, Moors, Agnes Mulder, Anne Mulder, Neppérus, Nijboer, Nijkerken-de Haan, Van Nispen, Oosenbrug, Van Oosten, Öztürk, Pechtold, Potters, Van Raak, Recourt, Roemer, Rog, Ronnes, De Roon, Rutte, Samsom, Schouten, Schut-Welkzijn, Segers, Servaes, Siderius, Sjoerdsma, Smaling, Van der Staaij, Straus, Swinkels, Tanamal, Taverne, Teeven, Tellegen, Thieme, Van Tongeren, Van Toorenburg, Ulenbelt, Van Veen, Van Veldhoven, Veldman, Verhoeven, Vermeij, Vermue, Visser, Van Vliet, Volp, Voordewind, Voortman, Jan Vos, Mei Li Vos, Albert de Vries, Aukje de Vries, Vuijk, Wassenberg, Van Weyenberg, Van Wijngaarden, Wilders, Wolbert, Van 't Wout, Ypma, Yücel, Ziengs en Zijlstra,

en mevrouw Bussemaker, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de heer Dijsselbloem, minister van Financiën, de heer Kamp, minister van Economische Zaken, mevrouw Klijnsma, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mevrouw Schippers, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de heer Van der Steur, minister van Veiligheid en Justitie, en de heer Wiebes, staatssecretaris van Financiën.

De voorzitter:
Ik heet de minister van Veiligheid en Justitie, de Kamerleden en de mensen op de publieke tribune welkom.

Vragenuur

Vragenuur

Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 136 van het Reglement van Orde.


Vragen Taverne

Vragen van het lid Taverne aan de minister van Veiligheid en Justitie over het bericht "Merkel maakt weg vrij voor vervolging komiek om beledigen Erdogan".

De voorzitter:
Ik geef het woord aan de eerste spreker, de heer Taverne.

De heer Taverne (VVD):
Voorzitter. Humor, spot, satire en belediging zijn onlosmakelijk verbonden met de ruime vrijheid van meningsuiting die Nederlanders genieten en ook koesteren. Deze vrijheid geldt in het bijzonder voor cabaretiers, tekenaars van spotprenten en andere deelnemers aan het maatschappelijk debat. Naast de vrije pers, hier ruim aanwezig, vervullen zij een belangrijke rol als waakhond van en spiegel voor machthebbers in Nederland en daarbuiten.

Macht moet beschimpt en bespot mogen worden. Dat hoeven we niet leuk of smaakvol te vinden, maar moeten we wel zonder terughoudendheid verdedigen. Om te voorkomen dat buitenlandse leiders met lange tenen een beroep doen op een archaïsch wetsartikel, dat aan hen een ruimere bescherming toekent dan aan de rest van ons, heb ik de volgende vraag aan de minister. Deelt hij genoemde opvattingen van de VVD en is hij bereid om daar ook naar te handelen door de betreffende artikelen te schrappen uit het Wetboek van Strafrecht?

Minister Van der Steur:
Voorzitter. Dank aan de heer Taverne voor het stellen van deze vraag. Ik ben het geheel met hem eens dat de vrijheid van meningsuiting een groot goed is in de democratische samenleving die wij met elkaar koesteren. Een democratische samenleving veronderstelt een vrij maatschappelijk debat waarin eenieder zijn of haar gedachten vrijelijk kan verwoorden. Die vrijheid van meningsuiting is de hoeksteen van een pluriforme samenleving en een levendige democratie. Het recht biedt niet alleen bescherming aan denkbeelden die positief of onverschillig worden ontvangen, maar ook aan meningsuitingen die mogelijk worden ervaren als kwetsend, schokkend, verontrustend. Dat geldt zeker als deze meningsuitingen een bijdrage leveren aan het maatschappelijk debat. Daar zijn ze vaak ook voor bedoeld. Dat geldt ook voor het publiceren van culturele of artistieke uitingen en in vergelijkbare zin uiteraard ook voor de journalistieke vrijheid.

Laat ik het heel helder zeggen: dit kabinet staat pal voor een vrije meningsuiting en ook voor de mogelijkheid om via cabaret, satire of door middel van politieke tekeningen — na de afgelopen maanden kan ik in ruime mate meepraten over het belang daarvan — een en ander aan de kaak te stellen. Ik hecht er ook aan op te merken dat vermeende misstanden op die wijze aan de kaak mogen worden gesteld. Ik denk wel dat we moeten vaststellen dat er misschien nooit eerder een periode in Nederland is geweest waarin in het openbaar zo veel kon worden gezegd als nu het geval is. Het recht op een vrije meningsuiting dient het debat en daarmee de waarheidsvinding in de samenleving.

De heer Taverne zei dat we een artikel in de wet hebben dat specifiek ziet op bevriende staatshoofden. Voor het laatst hebben we daar in de Kamer over gesproken in 1976. Toen was de conclusie dat het een nuttig artikel was, ook in internationaal verband en ook gelet op een aantal destijds belangrijk gevonden internationale vraagstukken. Aan de ene kant moeten we vaststellen dat het Wetboek van Strafrecht nooit is bedoeld als een museum voor in onbruik geraakte wetsartikelen. Aan de andere kant denk ik dat we ook in Nederland moeten vaststellen dat het Openbaar Ministerie de onafhankelijke rol heeft om, als er zo'n klacht binnenkomt, daarvan zelfstandig te beoordelen of vervolging nuttig, wenselijk en noodzakelijk is. Ik ben bereid om te bezien of en, zo ja, wanneer dit specifieke artikel uit ons Wetboek van Strafrecht kan worden verwijderd. Net had ik het over een museum. We hebben meer artikelen in het Wetboek van Strafrecht waarvan je je kunt afvragen of we daar wel dagelijks gebruik van maken. Misschien kunnen we het museum dan in één keer renoveren, dus alle zalen tegelijkertijd bekijken en nagaan wat daaruit weg kan. We kunnen het echter ook vitrine voor vitrine doen. Misschien is het een goed idee om de gedachtevorming te beginnen met de vitrine van de artikelen waar de heer Taverne op wijst.

De heer Taverne (VVD):
Dank aan de minister voor zijn beantwoording, die ik volg maar die tegelijkertijd nieuwe vragen oproept. Ik ben het vanzelfsprekend met de minister eens dat juist in een land waar de machten gescheiden zijn, het OM en later de rechter een eerste rol toekomt als het gaat om het beoordelen van de vervolgbaarheid van de delicten waar in dit geval het Wetboek van Strafrecht op ziet. Ik ben ook blij om te horen dat de minister bereid is om de artikelen die zien op de belediging van bevriende staatshoofden aan te pakken. Het baart mij een beetje zorgen dat de minister de formulering "om te kijken óf er artikelen zouden moeten worden geschrapt" gebruikt. Wat de VVD-fractie betreft is dat geen vraag. Naar onze mening en vermoedelijk ook naar die van het gros van deze Kamer, gelet op de reacties van de afgelopen dagen, is het antwoord al duidelijk. Ik wil de minister daarom vragen of hij bereid is om de Kamer zo snel mogelijk te laten weten wanneer hij de hier gewraakte artikelen uit het Wetboek van Strafrecht zal schrappen.

Minister Van der Steur:
Die bereidheid heb ik. Ik zal daarbij ook nog eens kijken naar de discussie die in 1976 heeft plaatsgevonden. Wat waren de argumenten op basis waarvan men toen zei dat men er wel behoefte aan had? Ik zal daar ook de vraag aan koppelen wanneer we er de afgelopen jaren gebruik van gemaakt hebben. Welke rol hebben die artikelen wel of niet gespeeld? Ik zal proberen om de Kamer hier eind volgende week over te informeren.

De heer Taverne (VVD):
Dit is mijn laatste gelegenheid om de minister nog een vraag te stellen. Ik dank de minister voor zijn beantwoording, maar ik vind er nog net iets te veel ruimte in zitten. Het kan nu nog resulteren in een brief waarin ongetwijfeld zeer lezenswaardige beschouwingen zullen staan over het verleden en de mogelijkheden voor de toekomst, maar de Kamer heeft eerder de wens te kennen gegeven om artikelen te schrappen en de ervaring leert dat dit altijd weer wat langer duurt dan nodig. Ik zou daarom graag het volgende van de minister willen horen. Is hij bereid om de Kamer deze week een brief te sturen waarin hij aangeeft welke artikelen hij zal schrappen en waarin hij een indicatie geeft van het moment waarop hij dat zal doen? Op die manier kan de wetgeving daarvoor de Kamer passeren.

Minister Van der Steur:
De urgentie die ten grondslag ligt aan de vraag van de heer Taverne begrijp ik heel goed, maar hij vindt het vast ook goed dat ik als minister de gelegenheid te baat neem om de gedachtevorming die bij de heer Taverne al heeft plaatsgevonden, ook bij mij te laten plaatsvinden. Misschien gaat dat bij de heer Taverne wat sneller dan bij mij. Ik wil echt even heel goed kijken naar de vrijheid van meningsuiting in relatie tot de discussie in 1976 en het artikel en het gebruik dat we daarvan gemaakt hebben. Ik ga mijn uiterste best doen om die brief eind deze week naar de Kamer te sturen. Mocht dat niet lukken, dan laat ik de Kamer weten waarom het niet gelukt is en wanneer ik die brief wel naar de Kamer zal sturen.

De heer Verhoeven (D66):
De heer Taverne kondigt een motie aan en heeft een mondelinge vraag gesteld over dit onderwerp. De minister zegt dat hij een briefje naar de Kamer gaat sturen. We kunnen het natuurlijk ook wat directer en wat harder regelen, namelijk door de Kamer zelf een initiatiefwet te laten indienen. Laat die nu net klaar voor indiening bij D66 op de plank liggen! Er zit alleen nog iets meer in. Ons voorstel ziet niet alleen op de belediging van het bevriende staatshoofd, waar de heer Taverne het over had, maar ook op de belediging van het eigen staatshoofd. Ik ben benieuwd of het de minister helpt om wat snelheid in het proces te krijgen als D66 bij wijze van spreken morgen dat wetsvoorstel indient. Hoe denkt de minister over het schrappen van het artikel dat gaat over de belediging van het eigen staatshoofd, dus onze eigen Majesteit? Dan kunnen we gelijk twee vliegen in één klap slaan. Dat zou toch mooi zijn.

Minister Van der Steur:
Het is aan de Kamer om te bepalen wanneer zij een initiatiefwetsvoorstel wil indienen. Het is goed gebruik dat elk initiatiefwetvoorstel in de ministerraad wordt besproken en dat er dan een gezamenlijk standpunt wordt geformuleerd. Dat zal ook in dit geval gebeuren. De heer Verhoeven zal begrijpen dat ik daar dus niet op vooruitloop.

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren):
Het zou goed zijn als de betreffende artikelen inderdaad geschrapt worden. Nu even wat anders. Ik heb vorige week een motie ingediend waarin ik de Kamer oproep om de minister-president als voorzitter van de EU krachtig afstand te laten nemen van Erdogan als het gaat om zijn beleid, om de inmenging in de vrijheid van meningsuiting. Als ik de VVD zo hoor, zal die motie zeker worden aangenomen en zal zij die steunen. De minister is met de regering voorzitter van de EU. Hij is zelf ook voorzitter van zijn eigen commissie. Is hij bereid om de inperking van de vrijheid van meningsuiting die nu plaatsvindt door Erdogan in Duitsland, te bespreken met zijn collega's tijdens de eerstkomende vergadering?

Minister Van der Steur:
Ik heb van de Kamer een aantal opdrachten en verzoeken gekregen om tijdens de aankomende JBZ-Raad te bespreken. Daar praat ik volgens mij morgen over met de Kamer. Die zien ook op een aantal aangenomen moties in de Kamer. Ik stel voor dat ik in ieder geval mijn energie steek in dat deel, met name ook omdat de collega's van Justitie natuurlijk niet direct de verantwoordelijkheid hebben waar de heer Bontes op doelt. Ik ga in ieder geval zelf het werk doen dat ik al van de Kamer heb meegekregen.

De voorzitter:
Uw tweede vraag, mijnheer Bontes.

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren):
Het is toch een heel mooi moment, nu Nederland voorzitter is van de EU. De minister speelt daar een belangrijke rol in. Hij kan dat op de agenda zetten. Ik verzoek hem nogmaals dringend, gelet op die beperking van de vrijheid van meningsuiting en op de discussie die zojuist met de heer Taverne is gevoerd: zet het alstublieft op de agenda, want het komt vrij slap over om het nu zo te laten lopen.

Minister Van der Steur:
Ik denk dat het goed is om dit soort onderwerpen te houden bij de ministers die erover gaan. Dat zijn in dit geval natuurlijk met name de ministers van Buitenlandse Zaken. Die hebben ook een eigen Raad. De heer Bontes weet ook dat minister Koenders zich al vele malen heeft uitgelaten over soortgelijke zaken en zeker ook over de persvrijheid in andere landen, buiten de Europese Unie. Ik denk dus dat het bij hem in zeer vertrouwde handen is.


Vragen Van Tongeren

Vragen van het lid Van Tongeren aan de minister van Veiligheid en Justitie over oplopende schadevergoedingen voor onterechte detentie.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Voorzitter. Onterecht beschuldigd zijn is erg genoeg, maar onterecht beschuldigd zijn, opgepakt worden en vastgezet worden is nog veel erger. In 2004 overkwam dat circa 4.000 mensen. Tien jaar later, in 2014, waren het al ruim 14.000 mensen. In 2015 gaat de lijn nog steeds omhoog en zitten we op 17.000 mensen. Het gaat voor de Staat in totaal om een bedrag van 28 miljoen, uitsluitend uit te keren aan mensen die onterecht opgepakt en vastgezet zijn. Nederland staat bovenaan het verkeerde lijstje wat betreft onterechte vrijheidsbeneming. In andere landen worden mensen gewoon uitgenodigd op het politiebureau om hun verhaal te doen. In Nederland word je kennelijk eerst in de boeien geslagen. Om met Buruma te spreken: hier zijn we iets normaal gaan vinden wat niet normaal is. Het gaat niet alleen om het vertrouwen in de rechtsstaat van deze 17.000 mensen. Deze mensen hebben collega's, buren, vrienden en familie, die allemaal dit verhaal horen. Ook hierdoor zorgt de regering ervoor dat het vertrouwen in de rechtsstaat verder afbrokkelt. Dat moeten we niet hebben.

Ik heb de volgende vragen. Is de minister het met mij en de Nederlandse Vereniging van Strafrechtadvocaten eens dat die 28 miljoen aan schadevergoeding zonde van het geld en overbodig is? Het is niet de eerste keer dat ik hier sta om met de minister van Justitie te spreken over onterecht opgepakte mensen. Met voormalig minister Opstelten ging het er nog gekscherend over dat het budget voor bosjes bloemen omhoog moest. Nu gaat het om 28 miljoen aan mensen die onterecht opgepakt zijn. Hoe staat het met het uitvoeren van mijn in 2013 aangenomen motie over mensen vrijlaten op borgtocht? Dat gebeurt in een heleboel landen om ons heen. Mensen kunnen dan blijven werken, hun kinderen naar school blijven brengen, gewoon thuis eten en slapen en hun advocaat spreken. Er zou veel frequenter van gebruikgemaakt kunnen worden. Dat kan ervoor zorgen dat deze mensen, als ze beschuldigd zijn, in elk geval nog enigszins normaal door kunnen leven.

Minister Van der Steur:
Voorzitter. Ik dank mevrouw Van Tongeren voor het op de agenda zetten van dit onderwerp. Mevrouw Van Tongeren heeft gelijk dat het aantal toegekende verzoeken tot schadevergoeding het afgelopen jaar is gestegen. Daar staat tegenover dat uit dezelfde cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek ook blijkt dat het totaalbedrag dat aan vergoedingen werd uitgekeerd met bijna 1 miljoen is gedaald ten opzicht van 2014. Het totaalbedrag, dat mevrouw Van Tongeren ook noemde, is dus lager dan het was in 2014. Ook is de gemiddelde hoogte van de vergoeding ten opzichte van 2014 gedaald met ongeveer 20%. In de afgelopen tien jaar is het gemiddeld toegekende bedrag zelfs bijna gehalveerd. Dat betekent dat er op een aantal terreinen duidelijk verbetering is in het, zoals mevrouw Van Tongeren zegt, ten onrechte vastzetten van mensen. Ook ik ben het ermee eens dat we dat moeten proberen te voorkomen. Het betekent echter wel dat er op dit moment met name schadevergoedingen worden toegekend voor zogenaamde korte hechtenissen. Dat is de inverzekeringstelling die plaatsvindt bij het politieonderzoek. Ik ben voornemens om één ding te doen. Wanneer we spreken over de evaluatie van de raadsman bij het politieverhoor, waarmee we op dit moment bezig zijn en waarvoor een voorstel bij de Kamer ligt, zal ik de vraag meenemen hoe het kan dat het aantal inverzekeringstellingen in de afgelopen jaren is toegenomen.

Mevrouw Van Tongeren stelde ook een vraag over de borgtocht. Zoals ik de Kamer heb laten weten, nemen we de borgtocht mee bij de modernisering van het Wetboek van Strafvordering. De borgtocht is een actueel punt daarin, want daar is best wat voor te zeggen. Overigens bestaat de mogelijkheid hiertoe in de wet, maar we maken er heel weinig gebruik van. Het is een kwestie van hoe we dat gaan organiseren. Het punt is wel dat de borgtocht alleen ziet op voorlopige hechtenis en daarvoor een alternatief is, maar niet voor de inverzekeringstelling door de politie. Borgtocht moeten we inderdaad doen, maar ziet op een ander element dan waarover ik nu het debat voer met mevrouw Van Tongeren, namelijk over de gestegen vergoedingen voor de inverzekeringstelling bij de politie.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Het gaat mij ook om het geld, maar het gaat mij in eerste instantie om de mensen, in beide gevallen. De betreffende motie stamt uit 2013. Ik ben blij dat de minister in 2016 daarnaar gaat kijken, maar ik had gehoopt op wat snellere actie. In de motie staat namelijk niks over een nieuwe wet, maar wordt wel gevraagd om samen met het College van procureurs-generaal te komen tot een frequentere toepassing. De minister heeft daar nu tweeënhalf jaar de tijd voor gehad. Ik zou graag inzicht willen hebben in de vraag hoe frequent het instrument de laatste jaren is toegepast en wat het doel van de minister is om het toe te gaan passen. Ik vind het eigenlijk een schande dat we nog meer mensen vastzetten. Het is fijn dat het blijkbaar iets korter is en daardoor iets minder geld kost, maar de hoeveelheid mensen neemt over de jaren gewoon in een rechte lijn omhoog toe. Ik hoor de minister niets zeggen waardoor ik denk: o, die stijgende lijn is aan het keren.

Op de volgende vragen wil ik graag een helder antwoord. De eerste vraag is hoeveel overleg er is geweest met de procureurs-generaal. De tweede vraag is wat de frequentie in 2004 was, wat die nu is en waarnaar de minister streeft. De derde vraag is hoe we ervoor zorgen dat het budget van 28 miljoen teruggaat naar nul. In mijn fractie zeiden we gekscherend dat we die 28 miljoen eigenlijk maar moeten gaan korten op het kerndepartement. We denken dat dat misschien de financiële prikkel geeft om dit snel voor elkaar te krijgen.

Minister Van der Steur:
Die lucide gedachte kunnen we bespreken bij de behandeling van de begroting voor 2017; de laatste van dit kabinet.

Ten aanzien van borgtocht heeft mijn voorganger naar aanleiding van de motie van mevrouw Van Tongeren met het Openbaar Ministerie en met de zittende magistratuur gesproken over de motie en die ook onder de aandacht gebracht. Binnen de rechtspraak wordt nagedacht over mogelijkheden om de toepassing van dit instrument te bevorderen, maar voor zover ik weet, heeft dat nog niet tot concrete initiatieven geleid. Voor mijzelf geldt dat we het vraagstuk hebben meegenomen bij de modernisering van het Wetboek van Strafvordering. Ik nodig mevrouw Van Tongeren graag uit om daar ook een actieve rol in te vervullen. Daar zal het alternatief van de borgtocht, maar ook andere alternatieven voor voorlopige hechtenis expliciet worden overwogen, omdat we in de afgelopen jaren niet op alle terreinen even blij zijn geweest met de ontwikkeling van voorlopige hechtenis. Laat ik nog even de feiten samenvatten: de voorlopige hechtenis en de vergoedingen die daarvoor worden uitgekeerd, dalen — dat is dus een goed teken — maar de vergoeding die verkregen wordt bij de inverzekeringstelling, daalt niet. Dat neem ik mee in de evaluatie Raadsman bij politieverhoor.

De voorzitter:
Mevrouw Van Tongeren, tot slot.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Het is dus geruststellen en vooruitschuiven. Sinds 2013 is er dus klaarblijkelijk niks gebeurd, hoewel een heleboel advocatenkantoren dit middel graag willen toepassen. Het verlaagt ook het beroep op de rechtsbijstand, omdat de verdachte dan zelf naar de advocaat kan reizen in plaats van dat de advocaat naar het politiebureau moet waar de verdachte vastzit. Ik begrijp niet waarom de minister rustig zegt dat hij het meeneemt in een evaluatie in plaats van dat hij hier nu werk van gaat maken met de procureurs-generaal en met de advocaten die dit graag willen. Wij zijn dol op pilots bij de overheid. Ik nodig deze minister uit om nu toe te zeggen dat er een pilot komt voor het frequente gebruik van borgtocht met de advocatenkantoren en verdachten die daarvoor geschikt zijn.

Minister Van der Steur:
De ambitie die mevrouw Van Tongeren uitspreekt, bevalt mij. Tegelijkertijd zie je natuurlijk ook grote problemen met borgtocht in landen waar die veelvuldig wordt toegepast, bijvoorbeeld de "bounty hunters" die in Amerika actief zijn. Die zijn er omdat mensen die op borgtocht zijn vrijgelaten, zich niet in alle gevallen netjes aan de afspraken houden. De gedachtegang om dit morgen even te gaan doen, gaat mij dus te ver, maar ik ben zeker bereid — dat heb ik ook al gedaan — om het gesprek met het Openbaar Ministerie nog eens voort te zetten. Ik vind het echter vooral van belang dat we alle administratieve maatregelen die we nodig hebben om borgtocht met succes te kunnen toepassen, meenemen in het debat met de Kamer over de herziening van het Wetboek van Strafvordering. Ik nodig mevrouw Van Tongeren heel graag uit om in dat debat ook een actieve bijdrage te leveren.


Vragen Pia Dijkstra

Vragen van het lid Pia Dijkstra aan de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de uitlatingen van de minister over problematiek met voetballers van Marokkaanse afkomst.

Mevrouw Pia Dijkstra (D66):
Voorzitter. Vorige week deed een voetbaljournalist bij het televisieprogramma Voetbal Inside een aantal uitspraken; dat doet hij wel vaker. Deze keer ging het over problemen bij voetbalclubs die zouden zijn veroorzaakt door een grote hoeveelheid Marokkaanse spelers bij die clubs. Er werd ook aan mij gevraagd om op die uitspraken te reageren. Toen dacht ik: nou, de uitspraken van Johan Derksen kennende, kan ik wel aan de gang blijven, laat dus maar. Die uitspraken werden echter groot gemaakt toen vanuit de VVD-top zowel de minister van VWS als de minister-president hierop reageerde. Tot mijn grote verbazing reageerde de minister van VWS hier niet alleen op, maar gaf ze Johan Derksen ook nog eens gelijk: Marokkanen zijn een probleem. De minister-president probeerde de volgende dag deze uitspraak te repareren door te stellen dat er heus geen Marokkaanse voetbalkinderen zouden worden geweigerd. Zijn dit nou de twee gezichten van de VVD die we het komende jaar richting de verkiezingen gaan zien? Welk doel diende de minister met haar reactie? Wat is nou het kabinetsstandpunt? Ik heb ook een praktische vraag: wat als straks een kind met een Marokkaanse achtergrond zich bij een voetbalclub meldt? Gaan we dan zeggen: sorry, maar jij bent een probleem?

Minister Schippers:
Voorzitter. Ik heb inderdaad op die uitspraken gereageerd, maar ik heb er ook meteen aan toegevoegd dat het weigeren van kinderen natuurlijk niet aan de orde is en dat het weigeren van kinderen op hun afkomst — welke dan ook — pure discriminatie is. Wat is er echter aan de hand? In Nederland zijn miljoenen mensen ieder weekend bezig met voetbal. In voetbal is er veel emotie. Je wilt winnen, je wilt sneller zijn dan de ander en er gaat weleens iets mis. Naar aanleiding van toenemend wangedrag op en langs de velden hebben we in 2011 het programma Naar een veiliger sportklimaat gestart. Daarin bekijken het ministerie van Veiligheid en Justitie, het Openbaar Ministerie, de politie en de sportverenigingen — kortom: wie is er eigenlijk niet bij betrokken? — hoe we ervoor kunnen zorgen dat voetbal een leuk spel en een leuke sport kan blijven. De afgelopen vijf jaar hebben we heel veel maatregelen genomen, trainingen georganiseerd en geïnvesteerd. We zien ook dat het aantal meldingen afneemt, maar het aantal is nog steeds redelijk hoog.

Toen kwam de uitspraak van de heer Derksen over voetbalclubs die kapotgaan in specifieke wijken waar veel mensen met een Marokkaanse achtergrond wonen, over zelfselectie en over het vertrek of het niet aanmelden van spelers bij die clubs. Mijn reactie was dat Derksen een reëel probleem constateert, maar dat de vraag natuurlijk is wat je daar vervolgens aan gaat doen. Je hebt immers weinig aan het alleen constateren van het probleem.

Ik heb aangegeven dat je niet kunt ontkennen dat incidenten bij bepaalde clubs veel vaker voorkomen dan bij andere, maar dat het gaat om de oplossingen; ook dat is een citaat van mijzelf. Er zijn in Nederland voetbalclubs die in alle opzichten zwak zijn en daarom kwetsbaar. Die voetbalclubs hebben zwakke besturen met weinig kennis, zitten in zwakke wijken en weten niet hoe je bij die club een goed pedagogisch beleid voor elkaar krijgt en hoe je de problemen oplost die zich in zo'n club samenballen. Laten we heel eerlijk zijn: de samenleving en de sport zijn twee in elkaar grijpende dingen. Wat in de samenleving gebeurt, gebeurt ook in de sport en andersom. Dat kan de sport niet allemaal zelfstandig oplossen.

Ik heb dan ook al aangegeven dat ik het programma Naar een veiliger sportklimaat met twee jaar verleng en dat het speciaal gefocust wordt op zwakke clubs. Geldt dit alleen voor clubs met Marokkaanse leden? Nee. Zijn clubs met veel Marokkaanse Nederlanders vaak risicovolle clubs? Ja. Ook dat moet je constateren. Ligt dat aan hun etniciteit? Ik ben mij er niet van bewust dat er in Marokko heel veel problemen zijn met voetbalclubs, maar je ziet wel dat in die clubs allerlei dingen samenballen: problemen die in een wijk spelen en problemen die de kinderen die naar die voetbalclubs gaan, al hebben. Al die problemen stapelen zich. We moeten die problemen niet alleen benoemen — dat kunnen we immers allemaal — maar ook oplossen. Het is mijn taak om die problemen op te lossen. Daar heb ik het nodige over gezegd.

Ik heb daarbij ook gezegd dat het niet de bedoeling is dat we hier in Nederland gaan zeggen: Jansen mag hier komen, maar als je toevallig "Erkan" heet, mag je niet komen. Zo gaan we het niet doen. Dat is discriminatie en dat is ook niet de oplossing. De oplossing zit in het begeleiden van die clubs en het krijgen van sterkere besturen. Gelukkig zien we dat ook. Er zijn clubs die hierbovenuit komen. Dat zijn onze voorbeelden.

Mevrouw Pia Dijkstra (D66):
De minister geeft aan dat zij op alle mogelijke manieren eraan werkt om problemen met spelers en voetbalclubs aan te pakken. Een veilig sportklimaat is heel belangrijk, maar het interessante is dat de minister dat in eerste instantie niet zei toen zij hiernaar werd gevraagd. Zij zei toen: "De heer Derksen heeft gelijk". De minister zegt wel dat zij bezig is met die problemen en die oplossingen, maar is het niet veel beter om in plaats van te zeggen dat zij dit herkent als een reëel probleem, de aandacht meteen af te leiden van de suggestie dat dit één bepaalde groep zou betreffen? De minister zet hiermee een groep weg of was dat juist de bedoeling? Wangedrag beperkt zich niet tot Nederlands-Marokkaanse voetballertjes. D66 heeft al vaker aandacht gevraagd voor geweld op en rond het veld, bijvoorbeeld toen er een pop van Kenneth Vermeer werd opgehangen in het voetbalstadion of toen er sprake was van racistische spreekkoren in het ADO-stadion. Waar was de minister toen met haar opmerkingen? Waarom hebben we haar toen niet gehoord?

Minister Schippers:
Daar heb ik ook op gereageerd, maar dat kreeg minder aandacht. Als er aan mij een vraag wordt gesteld, ben ik over het algemeen geneigd om daarop een antwoord te geven. Laat mevrouw Dijkstra de filmpjes eens nakijken, want ik heb begrepen dat ze nog op internet staan. Ik heb gezegd dat het een reëel probleem is. Ik ontvang daar ook signalen over — na die uitspraak enorm veel — en die komen niet in de laatste plaats uit de Marokkaanse gemeenschap zelf. Moeders die heel goed met hun kinderen bezig zijn en ze heel goed begeleiden op voetbal zeiden tegen mij: doe er wat aan, want mijn kind heeft er last van. Wegkijken heeft geen zin. We moeten het oplossen. In alle filmpjes kan mevrouw Dijkstra zien dat ik heb gezegd dat ik het probleem erken. Het is voor mij onvoldoende om het alleen maar te signaleren, want het gaat om de oplossing. Daar zijn we dus ook ongelofelijk stevig mee bezig. Ik heb het programma net met twee jaar verlengd. Ik heb net ook aangegeven dat we de focus juist op de zwakkere clubs leggen. Bij een aantal clubs lijkt het lek een beetje boven te komen. Die clubs moeten we als vehikel gebruiken om andere clubs te helpen. Het heeft geen zin om weg te kijken. Het heeft zin om signalen serieus te nemen en te bekijken hoe we het probleem kunnen oplossen.

Mevrouw Pia Dijkstra (D66):
Ik hoor de minister, maar ik moet eerlijk zeggen dat het mij nog steeds niet duidelijk is waarom zij zo heeft ingezet op het gelijk van de heer Derksen, want daarmee zet ze een groep weg. Ik vind het heel erg jammer dat dit gebeurd is en dat de minister niet meteen gereageerd heeft op de aanpak en op de oplossingen van het probleem. Het is duidelijk dat er een probleem is, maar het is mij niet duidelijk welk doel de minister diende om het op deze manier neer te zetten.

Minister Schippers:
Als ik signalen ontvang waarvan ik weet dat ze reëel zijn en dat ze niet op zichzelf staan, dan vind ik niet dat ik kan zeggen dat ik ze helemaal niet herken. Het gaat immers niet om één signaal van één iemand, die zomaar iets roept. Ik heb gezegd dat er sprake is van een reëel probleem, maar ik heb daarbij ook iedere keer gezegd dat het wel om de oplossing moet gaan. We moeten het probleem niet negeren. We moeten deze samenleving gezamenlijk opzetten en tot een succes maken. Als er wijken zijn die in verschillende opzichten zwak zijn, zie je dat ook terug in de voetbalclubs. Er zijn nu eenmaal geen cricketclubs in die wijken. We moeten met elkaar proberen om de problemen te keren.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
De minister praatte er net omzichtig en in omfloerste taal omheen, dus laat ik het dan maar heel scherp stellen. Ziet de minister een Marokkanenprobleem in het amateurvoetbal of heeft de directeur amateurvoetbal van de KNVB gelijk, die aangaf dat hetgeen de heer Derksen zei totaal niet klopt? Wat is het nou? Het een of het ander?

Minister Schippers:
Ik heb gezegd dat de signalering van de problemen door de heer Derksen reëel is. Ik vind dus ook dat je daarvan niet moet wegkijken, maar dat je moet bekijken hoe je het probleem gaat oplossen. Heeft het iets te maken met etniciteit? Nee, dat is veel te gemakkelijk en dan zou er in Marokko ook sprake zijn van dikke problemen. Heeft het iets te maken met wijken waarin heel veel problemen samenballen, die je vervolgens ook terugziet in de clubs? Ja, daar moet je reëel in zijn. We zien dit al een tijdje gebeuren. We moeten die clubs met alle macht helpen en we moeten de besturen versterken. We moeten daarnaast bepaald gedrag stimuleren zoals een hand geven voor en na de wedstrijd. Dat lijkt een klein iets, maar het betekent dat je respect hebt voor je tegenstander. We moeten het geheel opbouwen en we moeten daarvoor bij de basale dingen beginnen.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Discriminatie in onze samenleving is echt een zwaar onderwerp. Was het bij nader inzien wel zo verstandig dat de minister direct na de uitspraken van de heer Derksen, dat er clubs naar de kloten gaan, omdat ze in wijken liggen waarin veel Marokkaanse gezinnen wonen, zei dat hij daarmee een reëel probleem constateerde? Was het niet veel verstandiger geweest als zij direct het gedrag had besproken in plaats van de etniciteit?

Minister Schippers:
Als je ongelooflijk veel meldingen krijgt van dingen die misgaan bij risicovoetbalclubs in zwakke wijken, dan kun je wel zeggen dat er geen probleem is, maar volgens mij zit daar de oplossing niet. Het zijn jongens die ook problemen hebben met schooluitval en die moeite hebben om op de clubs in het gareel te blijven. Waarom zou je die problemen niet mogen benoemen? Dat is toch niet heel raar? We moeten gezamenlijk een oplossing voor die problemen vinden. Dat is wat ik heb willen zeggen. Ik wil niet wegkijken, ik wil dat we dit oplossen. Dat is ook mijn reactie op de uitspraken van Derksen geweest. Er is een probleem. Dat heb ik gezegd. Mevrouw Van Tongeren betwijfelt dat misschien, maar dat heb ik gezegd. Kijk het maar na, want het filmpje staat nog op de site van de NOS. Er is een probleem en mij gaat het erom dat we dat oplossen. En we lossen het niet op, heb ik gezegd, door te zeggen dat er geen Marokkaanse kindjes meer op de club komen. Dat zou discriminatie zijn. Die weg gaan we niet op, maar je moet wel de problemen zien en aanpakken.

De heer Kuzu (Groep Kuzu/Öztürk):
Ik wil graag terug naar de essentie van de uitspraak van minister Schippers. Ik prijs haar als ze aangeeft dat zij problemen wil oplossen, maar om een probleem te kunnen oplossen moet je het eerst goed kunnen duiden. Daar zit de essentie van het probleem. Als de heer Derksen in een voetbalprogramma aangeeft dat het gebeurt als Marokkaanse jongetjes de overhand krijgen bij een voetbalclub, zegt deze minister dat er sprake is van een reëel probleem. Dat is de essentie van de uitspraken van minister Schippers in dit geval. Ik zou de minister willen vragen of zij nog achter die uitspraak staat. Johan Derksen heeft gezegd dat het gaat om Marokkaanse jongetjes die de overhand krijgen. Is dat wat een reëel probleem in onze samenleving?

Minister Schippers:
Het probleem is dat er naar aanleiding daarvan zelfselectie optreedt en andere jongetjes geen lid meer worden. Dat is een reëel probleem. Je ziet dat clubs daardoor in een negatieve spiraal raken. Dat moeten we niet laten gebeuren. Dat probleem moeten we niet negeren, maar benoemen en we moeten er oplossingen voor vinden.

De heer Van Dekken (PvdA):
Ik mis de opmerking die de KNVB heeft gemaakt. De KNVB vertegenwoordigt 1 miljoen voetballers uit dit land, onder wie ikzelf, en zegt dat wat de minister zegt complete onzin is en dat het nergens op gebaseerd is. Het is ook niet onderzocht, en toch doet de minister die uitspraak. Wil zij eens op die reactie van de KNVB reageren?

Minister Schippers:
Ik begrijp die reactie niet helemaal. Kijk eens naar wat dit heeft losgemaakt en hoe massaal en van alle kanten de mensen mij hebben benaderd. Velen zeggen dat het goed is dat we dit aanpakken en dat er oplossingen komen. Die opmerkingen krijg ik juist ook uit de groep zelf. Zij hebben immers hun kinderen op die clubs en zij willen dat hun kinderen leuk kunnen voetballen zonder dat stigma te krijgen. De kinderen die op een leuke manier willen voetballen, hebben last van waar het misgaat. Het gaat niet alleen mis door het team. Dat vind ik veel te nauw gedacht. Het gaat ook mis omdat het bestuur van zo'n club onmachtig is om de problemen op te lossen. Dus we moeten er ook voor zorgen dat we het bestuur versterken, dat we het pedagogisch klimaat op de club versterken. Dat is ook precies wat ik met Naar een veiliger sportklimaat doe. Ik wil juist versterking van die clubs om ervoor te zorgen dat die hun been bijtrekken.

De voorzitter:
Uw tweede vraag, mijnheer Van Dekken.

De heer Van Dekken (PvdA):
Dat vind ik dan gek. De minister legt uit hoe aan het hele traject Naar een veiliger sportklimaat vorm en inhoud wordt gegeven, maar de belangrijkste partner in het hele traject is de KNVB en daar maakt de minister nu ruzie mee. Waarom?

Minister Schippers:
Ik maak geen ruzie met de KNVB; ik ben alleen niet van plan om signalen te negeren die overduidelijk en in groten getale binnenkomen. Uw Kamer heeft het er heel vaak over dat zij signalen krijgt van het een of het ander. Deze signalen zijn niet te negeren. Ik denk dat er een serieus probleem is. We zijn al bezig met het veilige sportklimaat. Het is niet zo dat we nu pas wakker worden, maar we zijn er nog niet.

Mevrouw Karabulut (SP):
Ik ben blij dat deze minister in navolging van de minister-president zegt: wij kijken niet naar afkomst, wij kijken naar wat mensen doen; Marokkaanse Nederlanders zijn ook Nederlanders. Ik hoor de minister ook specifieke problemen benoemen. Zij heeft het bijvoorbeeld over parallelle structuren, ghettovorming in aparte buurten en wijken, waar een straatcultuur heerst, wat je dan natuurlijk ook terug kunt zien op de voetbalclub. Ik hoor de minister ook zeggen dat zij gaat zoeken naar oplossingen. Wat gaat de minister nu concreet doen met de KNVB en bij welke clubs? Wat gaat dit kabinet nu eindelijk doen tegen de groeiende segregatie en apartheid in onze buurten en wijken?

Minister Schippers:
Wij hebben het programma Naar een veiliger sportklimaat ingezet, waarin wij allerlei acties hebben opgenomen om clubs waar problemen zijn te versterken. Wij hebben dat gedaan door cursussen aan te bieden, door versterking aan te bieden, door ervoor te zorgen dat er een time-out is, zodat het op het veld niet uit de hand loopt. Als het op het veld uit de hand loopt, loopt het om het veld ook uit de hand. Ik noem dus time-outprocedures en het aanscherpen van tuchtrecht. Dat programma was afgelopen en ik heb überhaupt voordat dit allemaal ter sprake kwam besloten om dat programma nog twee jaar door te zetten, waarbij wij een speciale focus hebben op die zwakke clubs. We zien inmiddels dat door de ondersteuning met dat programma een aantal clubs op de juiste weg zijn, versterking vinden en een betere bestuurscultuur krijgen. Het is nu eenmaal zo dat er in het bestuur van een hockeyclub uit Laren allerlei mensen zitting hebben die gewend zijn om te besturen, die daar opleidingen voor gevolgd hebben, terwijl dat in clubs in zwakke wijken veel minder het geval zal zijn. Dat is niet gek, maar we moeten er wel wat aan doen, want alle problemen komen daar samen. Als je daar geen goed bestuur hebt en er geen goede schil omheen zit, zal je daaraan moeten werken. Je ziet dat het aantal vrijwilligers dat beschikbaar is een stuk lager is. Dat zijn allemaal aspecten waar je aan moet werken bij zo'n club. Dat doen wij. Wij gaan daar de komende twee jaar versterkt mee door om het lek ook bij die clubs boven te krijgen.

De voorzitter:
Uw tweede vraag, mevrouw Karabulut.

Mevrouw Karabulut (SP):
Ik wacht nog op het antwoord op mijn tweede vraag.

De voorzitter:
Het nadeel van een aantal vragen achter elkaar stellen, is altijd dat een vraag kan blijven liggen.

Mevrouw Karabulut (SP):
Het waren maar twee heldere vragen.

Minister Schippers:
Mevrouw Klijnsma heeft nog niet zo lang geleden aangekondigd dat er wederom 5 miljoen euro ter beschikking wordt gesteld om kinderen die weinig geld hebben en voor wie er geen geld is om te sporten, wel te laten sporten. Dat is belangrijk, maar dan moet de cultuur in de omgeving waar ze komen om te sporten, de cultuur op de vereniging, wel verbeterd worden. Mevrouw Karabulut heeft helemaal gelijk: sport is de samenleving en de samenleving is sport. Dus alles wat in de samenleving speelt, reflecteert in de sport.

De voorzitter:
Dank u wel.


Vragen Bruins

Vragen van het lid Bruins aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het bericht dat het leenstelsel ertoe leidt dat vooral jongeren uit lagere sociale milieus nu bovenproportioneel afzien van studies in het hoger onderwijs.

De heer Bruins (ChristenUnie):
Voorzitter. De eerste instroomcijfers na de invoering van het leenstelsel zijn bekend. We wisten dat dit zou gebeuren. We hebben ervoor gewaarschuwd sinds 2012. In de aangenomen motie-Slob (33410, nr. 20) werd al gevraagd om eerst te onderzoeken wat de effecten van het leenstelsel zouden zijn voordat we het zouden invoeren. Ik word woest als ik zie dat jongeren om financiële redenen ervan afzien om te studeren. In Nederland hebben we altijd gestreden voor gelijke kansen in het onderwijs. Iedereen kan studeren, als hij of zij talent heeft, ongeacht het inkomen van de ouders. Jongeren uit kwetsbare milieus, mbo-doorstromers naar het hbo: bij de invoering van het leenstelsel werd er al voor gewaarschuwd dat deze groepen de dupe zouden zijn.

Voor de tweede keer binnen een week zien we dat er een tweedeling dreigt te ontstaan. De inspectie signaleert dat kansarme kinderen al op achterstand staan. Zij waarschuwt voor een tweedeling in het primair en voortgezet onderwijs. En nu zien wij dat ook in het hoger onderwijs, als gevolg van het leenstelsel, kinderen van ouders die minder salaris hebben of die een lagere opleiding hebben, afhaken.

Dit leenstelsel is ingevoerd door de coalitie, nota bene met hulp van D66 en GroenLinks, en nu leren we de harde les uit de praktijk. Dit stelsel is het vleesgeworden economisme en individualisme. Als de toekomst van onze kinderen ons echt wat waard is, dan zouden bij deze heldere cijfers toch alle alarmbellen moeten afgaan?

De minister heeft nu de cijfers. Daarom mijn vraag: gaat de minister wat doen of accepteert zij deze gegevens? Accepteert zij dat mbo'ers minder doorstromen naar het hbo? Accepteert zij dat kwetsbare jongeren minder gaan studeren? Accepteert zij dat uitwonende jongeren met een beperking en chronisch zieken er financieel sterk op achteruit zijn gegaan? Accepteert deze PvdA-minister dat dit leenstelsel bijdraagt aan een tweedeling in onze maatschappij?

Minister Bussemaker:
Voorzitter. Ik ben het helemaal met de heer Bruins eens dat ons onderwijs gelijke kansen moet bieden aan iedereen, ook aan degenen die achterstanden hebben en die kwetsbaar zijn. Daar sta ik ook voor als minister van Onderwijs; voor het hele onderwijs. Als er verschillen zijn bij het basis- en voortgezet onderwijs, zoals we zagen bij het inspectierapport, dan kunnen die doorwerken in het hoger onderwijs. We hebben een grote stelselwijziging doorgevoerd, waarmee we een miljard extra inkomsten hebben bereikt, juist om te kunnen investeren in extra docenten, in verbetering van de overgang van mbo naar hbo en in kwetsbare groepen. We weten dat daarvan in ieder geval ook tijdelijk effecten zichtbaar zijn. De effecten die we voorspeld hebben, zien we nu. Ik heb altijd gezegd dat er sprake kan zijn van een tijdelijke dip. De cijfers die ik nu zie, wijzen ook op een tijdelijke dip. Maar ik zeg erbij dat ik buitengewoon alert ben op de gevolgen die mogelijkerwijs ontstaan voor bepaalde groepen.

De heer Bruins wijst op de mbo'ers. Laten we vaststellen dat we al extra investeren om mbo-studenten beter te begeleiden naar het hbo, bijvoorbeeld door ze al tijdens de mbo-opleiding kennis te laten maken met het hbo, door een betere studiekeuzecheck en door andere vormen van onderwijs, bijvoorbeeld deeltijdonderwijs, te organiseren. We zien dat dit onderwijs juist ook toeneemt.

We zien ook dat juist bij deze groep het aantal uitvallers in het eerste jaar afneemt. Dat was ook een belangrijke doelstelling bij de verbetering van het hoger onderwijs. Kortom, we doen van alles om juist voor deze groep de aansluiting te verbeteren.

Ik vind het een probleem als studenten met beperkingen minder mogelijkheden zien om te studeren, want ook zij hebben recht op een hoger beroeps- of een universitaire opleiding. Ik zal de examenleerlingen in het voortgezet onderwijs nog een keer in een brief oproepen om bij het studiekeuzegesprek ook hun beperkingen te bespreken. In de monitor zien we dat instellingen waar dat gebeurt, ook maatregelen nemen. Dat werkt goed voor deze groep. Ik ga in overleg met de instellingen, studenten en studiedecanen om te bekijken of er meer mogelijk is en waar de problemen zitten; financieel of anderszins.

Ik zeg dus toe, en dat was indertijd ook mijn reactie op de motie-Slob, dat ik alert ben, maar ik wil investeren in het hoger onderwijs, juist om iedereen, van welke afkomst ook, het beste onderwijs te bieden dat mogelijk en denkbaar is.

De heer Bruins (ChristenUnie):
Ik dank de minister dat zij bevestigt dat wij in Nederland gelijke kansen willen hebben voor iedereen, zodat het gaat om je talent en niet om de ouders of de buurt waar je vandaan komt. Maar monitoren hebben we nu genoeg gedaan. We weten hoe het zit. De cijfers zijn helder. Je kunt je niet verschuilen achter een langetermijnperspectief, structurele effecten of een tijdelijke dip. De effecten zijn volgens verwachting, zo zegt de minister. Maar dit wil je toch niet? Kijk naar de feiten over de drie meest kwetsbare groepen. De verschillen tussen studenten met en zonder aanvullende beurs zijn groter geworden na de invoering van het leenstelsel. Het verhogen van de aanvullende beurs heeft het wegvallen van de basisbeurs niet volledig gecompenseerd. Het is fijn dat de minister ook zorgen heeft over de uitwonende studenten met een beperking of chronische ziekte, maar wat gaat ze concreet doen? Wil de minister heroverwegen om in lijn met het destijds verworpen amendement-Schouten alsnog maatregelen te nemen voor studenten met een beperking? Want voor uitwonende studenten met een beperking scheelt het al gauw ruim €2.000 per jaar ten opzichte van het oude systeem. Is de minister bereid ons niet alleen met woorden stroop om de mond te smeren, maar om ook concreet actie te ondernemen voor deze kwetsbare groepen?

Minister Bussemaker:
Ja, dat ben ik. Maar ik nuanceer de uitval en dat er minder studenten zouden gaan studeren wel. We zien ook dat daar studenten bij zitten die te maken hebben met het boeggolfeffect, die eerder geen tussenjaar genomen hebben. We hebben te maken met eisen die met de Kamer heel bewust zijn aangescherpt, bijvoorbeeld bij de pabo-opleidingen. Ook hebben we te maken met demografische ontwikkelingen, waardoor er al langer minder mbo-studenten naar het hbo doorstromen. Tegelijkertijd zeg ik met u dat ik zeer, zeer, zeer hecht aan gelijke kansen in het onderwijs. Dat geldt voor het basisonderwijs. Daarom doen we iets aan de Cito-toets. Dat geldt voor het mbo. Daarom komt er een toelatingsrecht. Dat geldt ook voor het hoger onderwijs. Daarom investeren we daadwerkelijk in de verbetering van mbo en hbo. Waar dat nodig is, zal ik dat ook doen voor chronisch zieken en gehandicapten. Ik zeg dus nogmaals toe: ik ga in gesprek om preciezer te kijken waar verbetermogelijkheden zitten. Een daarvan weet ik al: het gesprek over wat studenten nodig hebben, beginnen bij het studiekeuzegesprek. Ook wil ik — ik merk dat dit nodig is — nog een keer communiceren dat de aanvullende beurs verhoogd is en dat voor thuiswonende studenten de huidige aanvullende beurs hoger is dan die men vroeger had. Kortom, ook wat dat betreft zorg ik ervoor dat het hoger onderwijs toegankelijk blijft. Mocht ik serieuze signalen hebben dat er structurele wijzigingen komen die ongewenst zijn, dan zeg ik nogmaals toe dat ik niet zal aarzelen om in te grijpen.

De heer Bruins (ChristenUnie):
Ik accepteer dat we met een complexe werkelijkheid te maken hebben en dat er veel plussen en minnen zijn. Maar uiteindelijk kunnen we er van één groep echt niet omheen dat die het meest kwetsbaar is en dat die er feitelijk aantoonbaar meer dan €2.000 op achteruit is gegaan: de jongeren met een beperking of chronische ziekte. Kan de minister toezeggen dat met ingang van het volgend studiejaar alleen de uitwonende studenten met een beperking of chronische ziekte een tegemoetkoming in de studiekosten kunnen krijgen ten opzichte van de huidige situatie?

Minister Bussemaker:
Nee, dat kan ik niet toezeggen, want dat zou maar één manier zijn om het probleem van gelijke kansen op te lossen. Ik zei net al dat we weten dat het ook van belang is dat er betere begeleiding plaatsvindt. We zijn daar al mee bezig. Ik wil gezamenlijk met de instellingen en de studenten bekijken wat er nog meer mogelijk is. Dan valt er als dat nodig is bijvoorbeeld te denken aan meer middelen uit het profileringsfonds. Er gaan dus meerdere wegen naar Rome. We moeten eruit komen dat de kansen voor alle studenten en aankomend studenten gelijk zijn. Daarover ben ik het eens met de heer Bruins.

De heer Bruins (ChristenUnie):
Ik roep de minister op tot concrete, snelle actie, want we kunnen geen dip hebben in dit land. We moeten door met de kenniseconomie. Onze jongeren moeten kunnen studeren. Dus alstublieft minister, onderneem snel actie.

De heer Kuzu (Groep Kuzu/Öztürk):
Gelijke kansen in het onderwijs is een streven waar niemand het mee oneens kan zijn. We zien echter in de praktijk dat de tweedeling in het onderwijs er eigenlijk al is. Denk aan leerlingen uit de kansarme regio's. Denk aan de schooladviezen. Zo kan ik nog wel even doorgaan. Gisteren bleek uit de eerste monitor van het leenstelsel, dat geworden is tot schuldstelsel, dat het aantal inschrijvingen van kinderen van laagopgeleide ouders is gedaald.

De voorzitter:
En de vraag is?

De heer Kuzu (Groep Kuzu/Öztürk):
Ik heb drie concrete vragen voor de minister.

De voorzitter:
Nou, één vraag.

De heer Kuzu (Groep Kuzu/Öztürk):
Ik ga het in één zin proberen te doen. Waarom gaan we door met de tweedeling in het onderwijs? Waarom gaan we door met het schuldstelsel? Waarom wordt het bedrag voor onderwijsachterstandenbeleid met 50 miljoen naar beneden bijgesteld, terwijl de ongelijkheid toeneemt? Als we gelijke kansen in het onderwijs willen, zouden we dat toch niet moeten doen?

Minister Bussemaker:
De heer Kuzu trekt zijn conclusie te snel. Studenten met lager opgeleide ouders worden niet harder getroffen. Wel zijn er ook onder hen studenten die niet gekozen hebben voor een tussenjaar. Bovendien geldt ook voor deze groep dat studenten huiveriger zijn om schulden aan te gaan. Dat weten we ook uit eerder onderzoek van het SCP, waar we bij de behandeling van de Wet studievoorschot hoger onderwijs uitgebreid over gediscussieerd hebben. Op die punten nemen we maatregelen.

Tegelijkertijd zien we — en dat spreekt de heer Kuzu misschien aan — dat bij het hbo het aantal allochtone studenten licht gestegen is, en dat van het aantal mbo'ers dat doorstroomt de uitval in het eerste jaar is afgenomen. Het aantal deeltijdstudenten — dat zijn ook vaak studenten die later naar het hoger onderwijs gaan — is ook toegenomen. Kortom: het beeld is niet alleen maar negatief, het is een beeld in verandering. En dat is ook niet zo raar, als je grote maatregelen neemt. Daarbij wordt fors geïnvesteerd, zeg ik nog eens, omdat je het moet hebben van een kennissamenleving. Daar moet iedereen aan mee kunnen doen en daar blijft mijn beleid ook op gericht.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Waar we al jaren bang voor waren, gebeurt nu. Juist de jongeren die niet vanzelfsprekend naar het hoger onderwijs gaan, worden nu geraakt. Denk aan jongeren die van het mbo willen doorstromen naar het hbo, jongeren die uit een sociaaleconomisch wat lagere klasse komen, jongeren met een functiebeperking. De minister vraagt om serieus onderzoek. Dat ligt er volgens mij nu. Ik weet niet hoeveel serieuzer het moet worden.

Ik heb een concrete vraag. De minister geeft aan dat zij voor de jongeren die een functiebeperking hebben naar het profileringsfonds gaat kijken. Dat fonds moet door de universiteiten worden betaald. Zij legt dus eigenlijk de rekening neer bij de universiteiten. Is deze minister dan ook bereid om extra geld aan de universiteiten en hogescholen toe te kennen voor het profileringsfonds, zodat die jongeren ook echt tegemoetgekomen kunnen worden?

Minister Bussemaker:
Ik heb net aangegeven dat ik met de universiteiten en hogescholen, met de studenten, en vooral ook met de studentendecanen — die hebben namelijk heel veel contact met de studenten met een beperking — wil bekijken wat er mogelijk is. Zij hebben tegen mij gezegd dat er ook heel veel verbetering mogelijk is in de aanpassing van schema's en voorzieningen en in het tijdig bespreekbaar maken daarvan. Dat is één oplossing. Iets doen aan het profileringsfonds is een andere oplossing. Ik ga daar eerst met iedereen over praten, om te bekijken wat er wenselijk is en wat er nodig is. Daarna zal ik de Kamer berichten over de maatregelen die ik neem.

De heer Rog (CDA):
Het CDA heeft steeds gewaarschuwd tegen de gevolgen van dit leenstelsel. De minister zei dat het spookverhalen waren, en dat er sprake was van bangmakerij. Inmiddels weten we dat 9% minder jongeren zijn ingestroomd in het hbo, hét hoger onderwijs, waar die emancipatiefunctie zo scherp ligt. Ik vraag deze minister of zij bereid is om komend jaar maatregelen te nemen zodat die instroom niet meer zo fors tegenvalt. Ik wil niet langer meemaken dat uitgerekend gehandicapten, mbo'ers en mensen met een laag inkomen niet naar het hoger onderwijs gaan. Dat moet toch de les zijn, na het rapport van de onderwijsinspectie van vorige week.

Minister Bussemaker:
Ik moet de heer Rog toch even corrigeren, want er is niet zomaar sprake van 9%. Dat percentage is een optelsom van een aantal oorzaken. Daar heb ik de Kamer in februari al eerder over bericht. Het is een combinatie van wat we het "boeggolfeffect" noemen — dat wordt veroorzaakt door studenten die eerder geen tussenjaar meer namen en doorgingen met studeren, en door studenten die nu juist weer wel een tussenjaar nemen — en andere factoren. Het is namelijk ook mede een gevolg van veranderingen die wij bewust ingevoerd hebben, zoals strengere eisen bij de pabo. Daarnaast is het een gevolg van demografische veranderingen. Dat blijft er een percentage over dat onverklaarbaar is, en daarvan zou je je kunnen afvragen of het aan het studievoorschot ligt. Dat percentage komt overeen met wat we eerder geleerd hebben van het Centraal Planbureau en CHEPS. Dat effect hebben we ook in andere landen gezien en daar is het een tijdelijke dip. Als het geen tijdelijke dip is, zal ik maatregelen nemen. Als we zien dat het specifieke groepen studenten treft waarbij dat onwenselijk is, zal ik ook maatregelen nemen. Maar het beeld dat ik nu zie, is niet anders dan wat we eerder gezien hebben. Nogmaals, dat bevat ook een aantal zeer positieve ontwikkelingen die ik vooral ook wil blijven versterken. Waar er problemen zijn, pakken we ze aan maar we gaan niet terug, want het studievoorschot past bij deze tijd en levert ook de middelen om structureel en substantieel te kunnen investeren in beter hoger onderwijs, waar alle studenten, ook de studenten van kwetsbare groepen, van kunnen profiteren.

De heer Jasper van Dijk (SP):
Er gaan minder studenten studeren door het leenstelsel en het is schaamteloos zoals de minister dat nu probeert te bagatelliseren. Het is onvoorstelbaar dat GroenLinks en D66 dit mogelijk hebben gemaakt. En nu mijn punt. De minister vindt dit helemaal niet erg. Twee jaar geleden schreef zij al een artikel waarin zij stelde: hbo'ers, jullie moeten niet gaan doorleren, jullie moeten gaan werken in plaats van studeren. Erkent de minister dat zij geen minister van Onderwijs is maar minister van tweedeling?

Minister Bussemaker:
Ik zou de heer Van Dijk dan toch willen vragen om goed naar mijn citaten te kijken, want ik heb nooit gezegd dat mbo'ers niet door moeten leren. Mbo'ers die dat kunnen en willen, moeten altijd door kunnen leren, maar ik constateer dat er ook mbo'ers zijn — dat blijkt ook uit de monitor — die, zeker in tijden dat het economisch aantrekt, ervoor kiezen om naar de arbeidsmarkt te gaan. Ik wil dat ze ook op een andere manier bij kunnen leren. Daarom introduceer ik de meester-gezeltrajecten voor mbo'ers. Daarom stimuleer ik het deeltijdonderwijs voor mbo'ers. Daarom hebben we de tweejarige opleidingen, de associate degrees, die veelal gevolgd worden door mbo'ers die eerst een paar jaar gewerkt hebben en dan alsnog een hbo-opleiding willen gaan doen. Op die manier doe ik er ook voor deze groep alles aan om de kansen op onderwijs te stimuleren.

De heer Duisenberg (VVD):
Het rapport, de monitor gaat ook over een aantal andere heel belangrijke zaken, zoals studieuitval, het maken van een bewuste studiekeuze en het percentage studenten dat internationaal ervaring opdoet. De studie-uitval na het eerste jaar is gedaald, maar is nog altijd wel 32%. De minister schrijft dat 39.000 studenten zijn gestopt met hun studie in het studiejaar 2014-2015. Met betrekking tot de bewuste studiekeuze is het percentage omhooggegaan. Meer studenten maken nu dus een bewuste studiekeuze. Beide zijn heel positieve ontwikkelingen, maar beide moeten nog veel beter. Wat denkt de minister daaraan te gaan doen?

Minister Bussemaker:
Daar hebben we onlangs met elkaar over gesproken in het kader van de Strategische agenda, waarin ik ook heb aangegeven hoe we de middelen van het studievoorschot gaan besteden. Ik denk dat het van het allergrootste belang is om met name de uitval in het hoger onderwijs terug te dringen. Het aantal van rond de 40.000 is inderdaad enorm. Het is allereerst ontzettend frustrerend voor een student die denkt aan een opleiding te beginnen en van een koude kermis thuiskomt omdat de opleiding niet aansluit bij de verwachtingen of omdat de opleiding te moeilijk is. Dan komen we weer bij mbo'ers die juist deze ervaringen hebben. Dus meer proefstuderen, meer samenwerken tussen mbo en hbo. Dat doen we nu bijvoorbeeld met doorstroomkeuzedelen. Je kunt dan al op het mbo beginnen eraan te wennen hoe het is op een hbo-opleiding. We willen dat ook regionaal versterken. Er is een aantal goede voorbeelden die we meer met elkaar willen gaan delen. Kortom, ik denk dat dit de manier is om ervoor te zorgen dat de uitval vermindert en de bewuste studiekeuze, met de studiebijsluiter waar de heer Duisenberg het vaak over heeft, verder verbeterd kan worden in de komende tijd. Dat ga ik dus doen.


Vragen Kerstens

Vragen van het lid Kerstens aan de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij afwezigheid van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, viceminister-president, over het bericht "Geef jongeren eindelijk eens een échte baan".

De heer Kerstens (PvdA):
Voorzitter. De Partij van de Arbeid knokt, vaak schouder aan schouder met de vakbonden en een aantal partijen hier in de Kamer, voor een fatsoenlijke arbeidsmarkt. Een arbeidsmarkt waarop mensen niet worden gezien als noodzakelijke kostenpost waarop je zo veel mogelijk bezuinigt maar als het grootste kapitaal van een bedrijf waarin je juist investeert. Dat is geen gemakkelijk gevecht maar het moet wel gevoerd worden. Gelukkig boeken we daarbij regelmatig succes door wetten ingevoerd te krijgen. Zo pakken we bijvoorbeeld met de Wet aanpak schijnconstructies de onderbetaling van buitenlandse collega's aan en verdringing van "te dure" Nederlandse bouwvakkers en vrachtwagenchauffeurs. Dat doen we door misstanden aan de kaak te stellen, bijvoorbeeld als gemeenten bijstandsgerechtigden jarenlang papieren bloemetjes laten vouwen in een koude fabriekshal, zonder enig perspectief. Dat gebeurde in de Achterhoek. Het is nu gestopt. Ook doen we het als werkgevers gebruikmaken van Polenconstructies en Cyprusroutes, inmiddels door de rechter verboden, en als PostNL zijn pakketbezorgers als rechteloze zelfstandigen zonder personeel behandelt. Dit weekend kwam de aankondiging dat ze gewoon weer een vast contract krijgen.

Het volgende waarin we onze tanden zetten is het misbruiken van stages en werkervaringsplaatsen. Is het tijdens je opleiding of studie vaak moeilijk om een stageplek te vinden, als je je diploma eenmaal binnen hebt kun je tegenwoordig kiezen. Waarom? Omdat er een constructie is waarmee werkgevers denken dat ze je, terwijl je gewoon werk verricht, kunnen afschepen met een fooi of een boekenbon. FNV Jong heeft hiervoor een meldpunt geopend. Het tv-programma De Monitor besteedde er aandacht aan. Ik heb de minister bij motie opgeroepen om dat misbruik via een plan van aanpak, een actieplan, aan te pakken.

Vorige week reageerde de minister per brief op mijn motie. Er werd een aantal eerste stappen aangekondigd. Ik vraag de staatssecretaris wat de minister nu concreet gaat doen. De brief staat vol met activiteiten, maar ik zie er nog geen actieplan in.

Staatssecretaris Klijnsma:
Voorzitter. De heer Kerstens heeft een aantal zaken aangedragen die de minister en ik — als vervanger van de minister — herkennen in die zin dat het natuurlijk niet zo kan zijn dat een stagiair hetzelfde doet als een vaste werknemer in het bedrijf of dat de stage als een soort proefperiode wordt gebruikt. In dat geval zou ten minste het wettelijk minimumloon aan de orde moeten zijn. Dat geldt overigens ook voor de werkervaringsplek. Het is goed dat de jongerenorganisaties van drie partijen, GroenLinks, de SP en de Partij van de Arbeid, alsmede FNV Jong aan de bel trekken en dit minutieus in de gaten houden.

Als er sprake is van misbruik van stages, is het goed dat dit wordt gesignaleerd en ook wordt aangedragen. De minister heeft op 12 april jl., dus heel kort geleden, een plan van aanpak naar de Kamer gestuurd. Daarin zijn drie actielijnen uitgezet. De heer Kerstens vroeg daarnaar. Ten eerste is dat de versterking van de informatievoorziening en de informatiepositie, dus dat jonge mensen ook echt aangeven waar dit voorkomt. Ik vermeld daarbij dat zij dat ook anoniem kunnen doen. Als werkgevers hun een stageplek bieden terwijl ze eigenlijk gewoon het wettelijk minimumloon zouden kunnen verdienen, kunnen ze dat dus anoniem melden. Ten tweede is er het risicogericht handhaven. Alle meldingen worden zorgvuldig in behandeling genomen. Er moet wel voldoende informatie in zitten. Ten derde is er het bevorderen van het bewustzijn. De minister is ook in conclaaf met de onderwijsorganisaties en andere organisaties, zoals die van de werkgevers, om het bewustzijn verder te vervolmaken.

De minister heeft al toegezegd om de Kamer voor de begrotingsbehandeling te informeren over de voortgang van deze activiteiten. Hij zal dan beoordelen of aanvullende activiteiten nodig zijn om het misbruik van stages verder terug te dringen.

De heer Kerstens (PvdA):
De staatssecretaris refereerde er al aan: afgelopen vrijdag stond in de Volkskrant een ingezonden stuk van de jongerenorganisaties van de Partij van de Arbeid, de SP en GroenLinks, alsmede van FNV Jong waarin ze een zogenaamde wake-upcall afgaven en een dringend beroep deden op werkgevers om fatsoenlijk met werknemers — want dat zijn het — om te gaan. Het was ook een beroep op ons, op de politiek. In dat stuk legden ze de vinger op de zere plek als het gaat om het aanpakken van dit misbruik. De jongeren in kwestie zijn vaak niet in de positie om te protesteren: voor jou tien anderen tenslotte. Wie weet leidt die zogenaamde stage of werkervaringsplek, als je netjes je mond houdt, misschien ooit wel tot een echte baan met een echt salaris; misschien, ooit. Zo is het natuurlijk. Het is een illusie om te veronderstellen dat dit misbruik kan worden aangepakt door jongeren nog eens te wijzen op hun rechten, hoe belangrijk dat op zich natuurlijk ook is.

Ik hoorde de staatssecretaris net de mogelijkheid opperen van een anonieme klacht. Daar ben ik op zich blij mee, hoewel ik me kan voorstellen dat het voor de werkgever vervolgens toch een koud kunstje is om die anonieme klacht te herleiden naar de jongere die op een stage- of een werkervaringsplek zit. Ik vraag de staatssecretaris dus nog om iets extra's. Is zij samen met de minister bereid — de schrijvers van het stuk in de krant vragen daar ook om en ik heb er ook al eens op gewezen — om simpelweg te zeggen dat stages horen bij een opleiding, dat stages aan de orde zijn voordat iemand een diploma haalt, en dat als dat diploma eenmaal binnen is, een echte baan met een echt salaris op zijn plaats is. Dat hoort bij die fatsoenlijke arbeidsmarkt waar ik zojuist mee begon.

Staatssecretaris Klijnsma:
Kortheidshalve kan ik, net als de heer Kerstens doet, nog eens beklemtonen dat stages in de context van een opleiding moeten staan. Een stageplek op de werkvloer is additioneel. Het leeraspect moet centraal staan. Het gaat niet om productieve arbeid waarvoor je ten minste een minimumloon zou moeten kunnen krijgen. Er dient tevens goede begeleiding te zijn. Dat hoort bij een stage thuis. Wat dat betreft ben ik het zeer met de heer Kerstens eens. Hij vraagt mij tevens om te kijken wat er verder nog kan worden gedaan. Ik meld wat dat betreft dat de minister van zins is om voor de begrotingsbehandeling de voortgang van alle activiteiten aan de Kamer te doen toekomen. Op basis daarvan gaat hij beoordelen of er aanvullende activiteiten nodig zijn. Ik ga ervan uit dat de minister dit in nauwe samenspraak met de Kamer zal doen.

De heer Kerstens (PvdA):
Het is goed om te horen dat de minister nog een keer bij ons terugkomt om dat echte actieplan samen met ons vast te stellen. Hij weet in ieder geval al waar ik dan over zal beginnen. Stages horen bij een opleiding en als je een diploma hebt, dan heb je een baan en word je daarvoor betaald. De minister heeft aangegeven dat hij een en ander voor de begrotingsbehandeling zal terugkoppelen. De staatssecretaris weet echter net zo goed als ik, net als de rest van de Kamer, dat dit pas aan het eind van het jaar is. Kan het wat sneller? Kan er wat meer tempo worden gemaakt? Het probleem is er tenslotte groot genoeg voor.

Staatssecretaris Klijnsma:
Zeker. Het plan van aanpak is vorige week verstuurd. Daar moet eerst mee aan de slag worden gegaan. Ik ken de minister goed genoeg om te weten dat, als hij zaken eerder naar de Kamer kan sturen, hij dat zeker niet zal laten. Ik vind het overigens heel prima dat FNV Jong een meldpunt heeft opgezet. Men wil de meldingen ook doorgeven aan de inspectie van SZW. Dat lijkt mij uitstekend.

Mevrouw Lucas (VVD):
Uit de brief van minister Asscher blijkt dat er twaalf onderzoeken zijn gedaan. Uit tien onderzoeken blijkt dat er geen enkel probleem was met de werkervaringsplek. Is de staatssecretaris het met ons eens dat FNV Jong, maar ook de socialistische jongerenorganisaties, hierdoor een vertekend beeld geven van de mate waarin dit probleem zich voordoet? Is de staatssecretaris bereid om in de zojuist toegezegde brief mee te nemen dat 61% van de werkervaringsplekken heeft geleid tot een daadwerkelijke baan? Dan wordt het succes van de werkervaringsplekken meegenomen in de brief.

Staatssecretaris Klijnsma:
We hadden het zojuist over stageplekken. Je hebt stageplekken en werkervaringsplekken. Ik denk dat wij de appel en de peer wat dat betreft even uit elkaar moeten houden. Voor de stageplekken lijkt het meldpunt mij uitstekend. Als stageplekken onterecht worden benut onder het motto "stage", terwijl het eigenlijk banen zijn, dan kan dat niet. Dat is het heel goed als de vinger op de zere plek wordt gelegd. Ik wil die twee zaken dus echt van elkaar scheiden. Mevrouw Lucas heeft gelijk in die zin dat werkervaringsplekken vaak kunnen leiden tot een echte baan. Als er echter sprake is van misstanden, dan moet je die gewoon aanpakken. Rond sommige stageplekken zijn er misstanden, dus worden ze aangepakt.

De voorzitter:
Dank.

Daarmee zijn wij aan het eind gekomen van dit mondelinge vragenuur.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Mededelingen

Mededelingen

Mededelingen

De voorzitter:
Ik deel aan de Kamer mee dat er geen afmeldingen zijn.

Deze mededeling wordt voor kennisgeving aangenomen.

Regeling van werkzaamheden (stemmingen)

Regeling van werkzaamheden (stemmingen)

Regeling van werkzaamheden (stemmingen)

De voorzitter:
Ik stel voor, zo dadelijk ook te stemmen over de aangehouden motie-Hoogland/Van Veldhoven (21501-33, nr. 581), de aangehouden motie-Van Tongeren (21501-08, nr. 617), de aangehouden motie-Thieme (29683, nr. 184), de aangehouden motie-Geurts (26407, nr. 109) en de aangehouden motie-Keijzer (25657, nr. 236).

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:
Het woord is aan mevrouw Lodders.

Mevrouw Thieme (PvdD):
Zo heet ik niet, hoor.

De voorzitter:
Nee, dat weet ik, maar ik heb op mijn lijst mevrouw Lodders staan.

Mevrouw Lodders (VVD):
Voorzitter. Bij de stemmingen onder 18 over de moties ingediend bij het debat over de situatie in de melkveehouderij, staat mijn motie op stuk nr. 134 (33979). Die zou ik graag willen aanhouden.

De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Lodders stel ik voor, haar motie (33979, nr. 134) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:
Op mijn lijst staat nu de heer Grashoff. Dat bent u ook niet, maar ik geef u toch het woord, mevrouw Thieme.

Mevrouw Thieme (PvdD):
Voorzitter. Onder punt 26 van de stemmingslijst, over dierziekten en antibioticagebruik veehouderij, staat mijn aangehouden motie op stuk nr. 184 (29683). Ik wil die motie opnieuw aanhouden.

De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Thieme stel ik voor, haar gewijzigde motie (29683, nr. 184, was nr. 154) opnieuw aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:
Ik geef het woord aan de heer Grashoff.

De heer Grashoff (GroenLinks):
Voorzitter. Ik wil mijn motie op stuk nr. 121 (33979) aanhouden. Deze motie staat op de stemmingslijst onder punt 18, de stemmingen over moties ingediend tijdens het debat over de situatie in de melkveehouderij.

De voorzitter:
Op verzoek van de heer Grashoff stel ik voor, zijn motie (33979, nr. 121) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Stemmingen

Stemmingen


Initiatiefnota-Rog over tussenschoolse opvang

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het debat over de initiatiefnota-Rog over tussenschoolse opvang,

te weten:

  • de motie-Siderius over jaarlijks indexeren van de vrijwilligersvergoeding (34312, nr. 4);
  • de motie-Siderius/Ypma over een vergoeding aan ouders voor de kosten van de tussenschoolse opvang (34312, nr. 5);
  • de motie-Van Helvert over een nieuw standpunt ten aanzien van de maximale hoogte van het uurloon (34312, nr. 6);
  • de motie-Van Helvert over vrijwilligers in de tussenschoolse opvang opnemen in een personenregister (34312, nr. 7).

(Zie notaoverleg van 11 april 2016.)

De voorzitter:
De motie-Siderius/Ypma (34312, nr. 5) is in die zin gewijzigd dat zij thans is ondertekend door de leden Siderius en Yücel. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 8, was nr. 5 (34312).

De motie-Van Helvert (34312, nr. 6) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat aan vrijwilligers in de tussenschoolse opvang een maximale maandelijkse vrijwilligersvergoeding van €150 mag worden toegekend, zijnde €1.500 per jaar;

overwegende dat dit bedrag gebaseerd is op het minimumuurloon, dat de afgelopen jaren regelmatig is geïndexeerd, maar dat dit niet geldt voor de vrijwilligersvergoeding zelf;

tevens overwegende dat met de vergoeding van €4,50 per uur het steeds moeilijker wordt voor scholen om vrijwilligers te vinden en dat scholen met naheffingen worden geconfronteerd indien zij hun vrijwilligers een hogere vergoeding wensen te geven;

verzoekt de regering, de Belastingdienst te verzoeken om een nieuw standpunt in te nemen ten aanzien van de maximale hoogte van de vrijwilligersvergoeding per uur waarbij het mogelijk wordt, indien de school dat wenst, een vergoeding van €5,30 toe te staan indien zowel de maximale maand- als jaarvergoeding hierdoor niet wordt overschreden,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 9, was nr. 6 (34312).

De motie-Van Helvert (34312, nr. 7) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat vrijwilligersorganisaties die met minderjarigen werken een gratis verklaring omtrent gedrag (vog) kunnen aanvragen;

tevens overwegende dat op scholen ook vrijwilligers werken met minderjarigen, maar scholen geen gratis vog mogen aanvragen voor hun vrijwilligers;

verzoekt de regering, te bewerkstelligen dat scholen voor hun vrijwilligers gratis een vog mogen aanvragen,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 10, was nr. 7 (34312).

Ik stel vast dat wij nu over deze gewijzigde moties kunnen stemmen.

De heer Van Helvert verzoekt om eerst te stemmen over zijn gewijzigde motie op stuk nr. 9, was nr. 6, alvorens te stemmen over de motie op stuk nr. 4.

In stemming komt de gewijzigde motie-Van Helvert (34312, nr. 9, was nr. 6).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, 50PLUS, de Groep Kuzu/Öztürk, Klein, de ChristenUnie, het CDA en de Groep Bontes/Van Klaveren voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Siderius (34312, nr. 4).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, D66, 50PLUS, de Groep Kuzu/Öztürk, Klein, het CDA en de Groep Bontes/Van Klaveren voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Siderius/Yücel (34312, nr. 8, was nr. 5).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, de Groep Kuzu/Öztürk en Klein voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Van Helvert (34312, nr. 10, was nr. 7).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, D66, 50PLUS, de Groep Kuzu/Öztürk, Klein, de ChristenUnie, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemmingen Verzamelwet VWS 2016

Aan de orde zijn de stemmingen in verband met het wetsvoorstel Wijziging van wetten teneinde misslagen en omissies in wetten op het terrein van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport te herstellen, de broninhouding van eigen bijdragen voor beschermd wonen te kunnen voortzetten en het College bouw zorginstellingen op te heffen (Verzamelwet VWS 2016) (34191).

(Zie vergadering van 5 april 2016.)

In stemming komt het nader gewijzigde amendement-Bergkamp/Van der Burg (stuk nr. 32).

De voorzitter:
Ik constateer dat dit nader gewijzigde amendement met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Keijzer/Bergkamp (stuk nr. 29, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, D66, 50PLUS, de Groep Kuzu/Öztürk, Klein, de SGP, de ChristenUnie, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit gewijzigde amendement het andere op stuk nr. 29 voorkomende gewijzigde amendement als verworpen kan worden beschouwd.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Bergkamp (stuk nr. 33) tot het invoegen van een onderdeel Ia.

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, D66, 50PLUS, de Groep Kuzu/Öztürk, Klein, de SGP en het CDA voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het amendement-Voortman/Keijzer (stuk nr. 22) tot het invoegen van een onderdeel 0A.

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, D66, 50PLUS, de Groep Kuzu/Öztürk, Klein, de SGP, de ChristenUnie, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het amendement-Bergkamp/Otwin van Dijk (stuk nr. 30, I) tot het invoegen van een onderdeel Da.

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, 50PLUS, Van Vliet, de Groep Kuzu/Öztürk, Klein, de VVD, de SGP, de ChristenUnie, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor dit amendement hebben gestemd en de fractie van Houwers ertegen, zodat het is aangenomen.

Ik stel vast dat door de aanneming van dit amendement het andere op stuk nr. 30 voorkomende amendement als aangenomen kan worden beschouwd.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Van Gerven/Leijten (stuk nr. 28, III).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks en het CDA voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit gewijzigde amendement de overige op stuk nr. 28 voorkomende gewijzigde amendementen als verworpen kunnen worden beschouwd.

In stemming komt het wetsvoorstel, zoals op onderdelen gewijzigd door de aanneming van het nader gewijzigde amendement-Bergkamp/Van der Burg (stuk nr. 32) en de amendementen-Bergkamp/Otwin van Dijk (stuk nrs. 30, I en II) tot het invoegen van een onderdeel Da.

De voorzitter:
Ik constateer dat dit wetsvoorstel met algemene stemmen is aangenomen.

De aanwezige leden van de fractie van de SP wordt aantekening verleend dat zij geacht wensen te worden tegen de onderdelen van de wet te hebben gestemd die betrekking hebben op het opheffen van het College bouw zorginstellingen.


Stemmingen moties Verzamelwet VWS 2016

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij de behandeling van het wetsvoorstel Wijziging van wetten teneinde misslagen en omissies in wetten op het terrein van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport te herstellen, de broninhouding van eigen bijdragen voor beschermd wonen te kunnen voortzetten en het College bouw zorginstellingen op te heffen (Verzamelwet VWS 2016),

te weten:

  • de motie-Bergkamp over een alternatief voor de diagnosegegevens (34191, nr. 23);
  • de motie-Keijzer/Bergkamp over medische gegevens alleen uitwisselen in het licht van de ondertoezichtstelling (34191, nr. 25).

(Zie vergadering van 5 april 2016.)

De voorzitter:
De motie-Bergkamp (34191, nr. 23) is in die zin gewijzigd dat zij thans is ondertekend door de leden Bergkamp en Ypma, en luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de uitwisseling van diagnosegegevens tussen jeugdhulpaanbieders, aanbieders van preventie, gecertificeerde instellingen, de Raad voor de Kinderbescherming, gecertificeerde gedragswetenschappers enerzijds en gemeenten anderzijds onwenselijk is;

overwegende dat tot 2018 gewerkt zal worden met diagnosegegevens;

van mening dat het onwenselijk is als gevoelige gegevens, zoals diagnosegegevens, bij gemeenten terechtkomen;

van mening dat de diagnosegegevens niet noodzakelijk zijn voor het verwerken van een declaratie door gemeenten en er ook gekozen kan worden voor alternatieve methoden, waarin bijvoorbeeld wel gewerkt wordt met algemene gegevens over de hulpvraag, intensiteit van een behandeling (licht, middel, zwaar) en de duur ervan;

verzoekt de regering, actief te werken aan een alternatief voor de diagnosegegevens en de Kamer hierover eind 2016 te informeren, zodat vanaf 2018 met een alternatief gewerkt kan worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 34, was nr. 23 (34191).

Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Bergkamp/Ypma (34191, nr. 34, was nr. 23).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, 50PLUS, Van Vliet, Houwers, de Groep Kuzu/Öztürk, Klein, de VVD, de SGP, de ChristenUnie en het CDA voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Keijzer/Bergkamp (34191, nr. 25).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, D66, 50PLUS, Houwers, de Groep Kuzu/Öztürk, Klein, de ChristenUnie, het CDA en de Groep Bontes/Van Klaveren voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemmingen moties Belastingdienst

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Belastingdienst,

te weten:

  • de motie-Bashir over structureel verruimen van de aangiftetermijn (31066, nr. 263);
  • de motie-Omtzigt over een offline aangifteprogramma in 2017 (31066, nr. 265);
  • de motie-Omtzigt over alle berichten van de Belastingdienst de komende drie jaar ook op papier (31066, nr. 266);
  • de motie-Omtzigt over vooraf informeren over een voorlopige aanslag en betaling in termijnen (31066, nr. 267);
  • de motie-Groot/Omtzigt over een oplossing voor het probleem dat ontstaat bij het omzetten van een lening voor zzp'ers in een gift (31066, nr. 268).

(Zie vergadering van 12 april 2016.)

In stemming komt de motie-Bashir (31066, nr. 263).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, 50PLUS, de Groep Kuzu/Öztürk, de SGP, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Omtzigt (31066, nr. 265).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, 50PLUS, de Groep Kuzu/Öztürk, Klein, de ChristenUnie, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Omtzigt (31066, nr. 266).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, GroenLinks, 50PLUS, de Groep Kuzu/Öztürk, Klein, de SGP, de ChristenUnie, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Omtzigt (31066, nr. 267).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Groot/Omtzigt (31066, nr. 268).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.


Stemmingen moties Vervallen vpb-vrijstelling zeehaven

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Vervallen vpb-vrijstelling zeehaven,

te weten:

  • de motie-Belhaj/Van Vliet over een onderscheid tussen publieke taken en taken van havenbeheerders (34003, nr. 18);
  • de motie-Aukje de Vries c.s. over spoedige invoering van de havenverordening (34003, nr. 19);
  • de motie-Van Vliet over geen staatssteun voor zeehavens in andere EU-lidstaten (34003, nr. 20);
  • de motie-Bashir over een gelijk speelveld in alle lidstaten (34003, nr. 21);
  • de motie-Omtzigt over een gelijktijdige inwerkingtreding van de maatregelen in de verschillende lidstaten (34003, nr. 22).

(Zie vergadering van 12 april 2016.)

De voorzitter:
De motie-Van Vliet (34003, nr. 20) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de vijf Nederlandse zeehavens op last van de Europese Commissie per 1 januari 2017 winstbelasting moeten gaan afdragen omdat een verdere vrijstelling zou neerkomen op verboden staatssteun;

constaterende dat zeehavens in andere EU-lidstaten per 1 januari 2017 nog steeds — al dan niet verkapte vormen van — staatssteun genieten;

verzoekt de regering, zich langs diplomatieke weg ertegen te verzetten dat Nederlandse zeehavens per 1 januari 2017 hierdoor op achterstand worden gezet ten opzichte van zeehavens in andere EU-lidstaten door bijvoorbeeld sterk aan te dringen op versneld afbouwen van die vormen van staatssteun aan die andere havens,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 23, was nr. 20 (34003).

Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.

In stemming komt de motie-Belhaj/Van Vliet (34003, nr. 18).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, 50PLUS, Van Vliet, Houwers, de Groep Kuzu/Öztürk, Klein, de VVD, de SGP, de ChristenUnie, het CDA en de Groep Bontes/Van Klaveren voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Aukje de Vries c.s. (34003, nr. 19).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Van Vliet (34003, nr. 23, was nr. 20).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze gewijzigde motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Bashir (34003, nr. 21).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, 50PLUS, Van Vliet, de Groep Kuzu/Öztürk, Klein, de VVD, de SGP, de ChristenUnie, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de fractie van Houwers ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Omtzigt (34003, nr. 22).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, D66, 50PLUS, Houwers, de Groep Kuzu/Öztürk, Klein, de ChristenUnie, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

De heer Bashir (SP):
Voorzitter. Nu mijn motie op stuk nr. 21 is aangenomen, zou ik graag van u willen weten hoe u deze motie gaat uitvoeren.

De voorzitter:
Ik zal u daar zo snel mogelijk over berichten, mijnheer Bashir.


Stemmingen moties Evaluatie bankenbelasting

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VSO Evaluatie bankenbelasting,

te weten:

  • de motie-Van Vliet over economische effecten betrekken bij de volgende evaluatie (32545, nr. 49);
  • de motie-Merkies over een verhoging van de bankenbelasting (32545, nr. 50).

(Zie vergadering van 12 april 2016.)

In stemming komt de motie-Van Vliet (32545, nr. 49).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, D66, 50PLUS, Van Vliet, Houwers, de Groep Kuzu/Öztürk, Klein, de VVD, de SGP, de ChristenUnie, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de fractie van de PvdD ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Merkies (32545, nr. 50).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, de Groep Kuzu/Öztürk en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemmingen moties Uitstoot van dieselauto's

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het debat over de uitstoot van dieselauto's,

te weten:

  • de motie-Van Veldhoven/Hoogland over volledige openbaarheid van testresultaten (31209, nr. 181);
  • de motie-Van Veldhoven c.s. over adequaat Europees toezicht op uitstoot (31209, nr. 182);
  • de motie-Van Veldhoven over een RDE-test voor CO2-uitstoot en brandstofverbruik (31209, nr. 183);
  • de motie-Hoogland/Van Tongeren over het toegankelijk maken van software in auto's (31209, nr. 184);
  • de motie-Hoogland/Van Veldhoven over een sterktezwakteanalyse van de RDE-test (31209, nr. 185);
  • de motie-Van Tongeren over het verplicht beschikbaar stellen van praktijkinformatie over brandstofgebruik (31209, nr. 186);
  • de motie-Van Tongeren over terugbetaalde milieusubsidies inzetten voor schoon vervoer (31209, nr. 187);
  • de motie-Van Tongeren over een goed vestigingsklimaat voor bedrijven op het gebied van schoon vervoer (31209, nr. 188);
  • de motie-Dik-Faber/Van Veldhoven over geen vrijstelling van mrb en bpm voor de politie (31209, nr. 189);
  • de motie-Dik-Faber over aansluiting van auto-importeurs bij testen op CO2 in de praktijk (31209, nr. 190);
  • de motie-Dik-Faber over verlaging van de conformiteitsfactor voor NOx (31209, nr. 191);
  • de motie-Geurts/Van Veldhoven over controle op de technische oplossing voor manipulatie-instrumenten (31209, nr. 192);
  • de motie-Smaling over het weren van vervuilende auto's van de Nederlandse markt (31209, nr. 193);
  • de motie-Visser over eventuele lacunes inzichtelijk maken (31209, nr. 194).

(Zie vergadering van 12 april 2016.)

De voorzitter:
De motie-Van Veldhoven c.s. (31209, nr. 182) is overgenomen.

Op verzoek van mevrouw Van Veldhoven stel ik voor, haar motie (31209, nr. 183) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:
De motie-Dik-Faber (31209, nr. 191) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er veel onvrede is over het Europese akkoord over de RDE-testprocedure voor NOx waarbij voor alle nieuwe voertuigen vanaf 1 januari 2021 een hoge conformiteitsfactor van 1,5 geldt, waardoor nog jarenlang de uitstootnormen kunnen worden overschreden;

overwegende dat deze factor door de Europese Commissie niet wordt uitgelegd als een soepeler norm voor de praktijk, maar als een onzekerheidsmarge vanwege onder andere de onnauwkeurigheid in de mobiele meetapparatuur welke jaarlijks zal worden geëvalueerd en zo nodig aangescherpt aan de stand van de voortgang van de meettechnologie;

verzoekt de regering, zich maximaal in te spannen voor het minimaliseren van onnauwkeurigheden zoals verbetering van de mobiele meetapparatuur en onderzoek hiernaar te bevorderen en onderzoeksresultaten in te dienen bij de Europese Commissie teneinde zo snel mogelijk de conformiteitsfactor voor NOx te verlagen,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 196, was nr. 191 (31209).

De motie-Geurts/Van Veldhoven (31209, nr. 192) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in het kader van typegoedkeuring van motorvoertuigen het gebruik van manipulatie-instrumenten die de doelmatigheid van emissiecontrolesystemen verminderen niet is toegestaan;

overwegende dat een buitenlandse keuringsinstantie auto's heeft goedgekeurd die hier niet aan voldoen en dezelfde buitenlandse keuringsinstantie nu de technische oplossing keurt;

verzoekt de regering, zich in te spannen voor een second opinion op de door KBA goedgekeurde oplossing, waarbij onderzocht en gecontroleerd wordt wat de consequenties zijn voor automobilist en milieu,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 197, was nr. 192 (31209).

Ik stel vast dat wij nu over deze gewijzigde moties kunnen stemmen.

In stemming komt de motie-Van Veldhoven/Hoogland (31209, nr. 181).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, 50PLUS, Van Vliet, Houwers, de Groep Kuzu/Öztürk, Klein, de VVD, de SGP, de ChristenUnie, het CDA en de Groep Bontes/Van Klaveren voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de fractie van de PVV ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Hoogland/Van Tongeren (31209, nr. 184).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, 50PLUS, Van Vliet, Houwers, de Groep Kuzu/Öztürk, Klein, de VVD, de SGP, de ChristenUnie en het CDA voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Hoogland/Van Veldhoven (31209, nr. 185).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, 50PLUS, Van Vliet, de Groep Kuzu/Öztürk, Klein, de VVD, de SGP, de ChristenUnie, het CDA en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van Tongeren (31209, nr. 186).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, D66, 50PLUS, de Groep Kuzu/Öztürk en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Tongeren (31209, nr. 187).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, D66, 50PLUS, de Groep Kuzu/Öztürk en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Tongeren (31209, nr. 188).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, 50PLUS, Van Vliet, de Groep Kuzu/Öztürk, Klein, de VVD, de SGP, de ChristenUnie en het CDA voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Dik-Faber/Van Veldhoven (31209, nr. 189).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PvdD, GroenLinks, D66, 50PLUS, de Groep Kuzu/Öztürk en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Dik-Faber (31209, nr. 190).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, 50PLUS, de Groep Kuzu/Öztürk, de SGP, de ChristenUnie en het CDA voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Dik-Faber (31209, nr. 196, was nr. 191).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PvdD, GroenLinks, D66, 50PLUS, de Groep Kuzu/Öztürk en de ChristenUnie voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Geurts/Van Veldhoven (31209, nr. 197, was nr. 192).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, 50PLUS, Van Vliet, de Groep Kuzu/Öztürk, Klein, de VVD, de SGP, de ChristenUnie, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Smaling (31209, nr. 193).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD en GroenLinks voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Visser (31209, nr. 194).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

De fractie van de VVD verzoekt om eerst te stemmen over de bij het initiatiefwetsvoorstel Open overheid ingediende moties op de stukken nrs. 29 en 30 onder punt 11 van de stemmingslijst alvorens te stemmen over het wetsvoorstel.


Stemmingen moties Initiatiefwetsvoorstel-Voortman/Van Weyenberg open overheid

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij de behandeling van het Voorstel van wet van de leden Voortman en Van Weyenberg houdende regels over de toegankelijkheid van informatie van publiek belang (Wet open overheid),

te weten:

  • de motie-Veldman c.s. over de gevolgen van de Wet open overheid voor de regeldruk (33328, nr. 29);
  • de motie-Veldman c.s. over onderzoek naar de kosten van de Wet open overheid (33328, nr. 30).

(Zie vergadering van 13 april 2016.)

In stemming komt de motie-Veldman c.s. (33328, nr. 29).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van 50PLUS, Van Vliet, Houwers, de VVD, de SGP, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Veldman c.s. (33328, nr. 30).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van 50PLUS, Van Vliet, Houwers, de VVD, de SGP, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemmingen Initiatiefwetsvoorstel Voortman/Van Weyenberg open overheid

Aan de orde zijn de stemmingen in verband met het Voorstel van wet van de leden Voortman en Van Weyenberg houdende regels over de toegankelijkheid van informatie van publiek belang (Wet open overheid) (33328).

(Zie vergadering van 13 april 2016.)

In stemming komt het amendement-Veldman/Bisschop (stuk nr. 24, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van 50PLUS, Van Vliet, Houwers, Klein, de VVD, de SGP en de Groep Bontes/Van Klaveren voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit amendement de overige op stuk nr. 24 voorkomende amendementen als verworpen kunnen worden beschouwd.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Veldman/Bisschop (stuk nr. 34, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, 50PLUS, Van Vliet, Houwers, de VVD, de SGP, de ChristenUnie, het CDA en de Groep Bontes/Van Klaveren voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

Ik stel vast dat door de aanneming van dit gewijzigde amendement de overige op stuk nr. 34 voorkomende gewijzigde amendementen als aangenomen kunnen worden beschouwd.

In stemming komt het amendement-Veldman/Bisschop (stuk nr. 23, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van 50PLUS, Van Vliet, de VVD, de SGP, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit amendement de overige op stuk nr. 23 voorkomende amendementen als verworpen kunnen worden beschouwd.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Veldman/Bisschop (stuk nr. 33, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van 50PLUS, Van Vliet, Klein, de VVD, de SGP, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit gewijzigde amendement de overige op stuk nr. 33 voorkomende gewijzigde amendementen als verworpen kunnen worden beschouwd.

In stemming komt het amendement-Segers/Veldman (stuk nr. 22).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, GroenLinks, D66, 50PLUS, Van Vliet, Klein, de VVD, de SGP, de ChristenUnie, het CDA en de Groep Bontes/Van Klaveren voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

In stemming komt het amendement-Segers/Oosenbrug (stuk nr. 28).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, 50PLUS, Van Vliet, de Groep Kuzu/Öztürk, Klein, de VVD, de SGP, de ChristenUnie, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

In stemming komt het amendement-Oosenbrug/Fokke (stuk nr. 21) tot het invoegen van een artikel 8.3a.

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, 50PLUS, Van Vliet, de Groep Kuzu/Öztürk, Klein, de VVD, de SGP, de ChristenUnie, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor dit amendement hebben gestemd en de fractie van Houwers ertegen, zodat het is aangenomen.

In stemming komt het wetsvoorstel, zoals op onderdelen gewijzigd door de aanneming van de gewijzigde amendementen-Veldman/Bisschop (stuk nrs. 34, I tot en met VII), het amendement-Segers/Veldman (stuk nr. 22), het amendement-Segers/Oosenbrug (stuk nr. 28) en het amendement-Oosenbrug/Fokke (stuk nr. 21) tot het invoegen van een artikel 8.3a.

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, 50PLUS, Van Vliet, Houwers, de Groep Kuzu/Öztürk, Klein, de ChristenUnie, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

Ik vraag aan de initiatiefnemers, mevrouw Voortman en de heer Van Weyenberg, of zij bereid zijn de verdediging van dit wetsvoorstel in de Eerste Kamer op zich te nemen.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Dat zal ik samen met de heer Van Weyenberg heel graag doen.

(Geroffel op de bankjes)


Stemmingen overige moties Initiatiefwetsvoorstel Voortman/Van Weyenberg open overheid

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij de behandeling van het Voorstel van wet van de leden Voortman en Van Weyenberg houdende regels over de toegankelijkheid van informatie van publiek belang (Wet open overheid),

te weten:

  • de motie-Sjoerdsma over actief voorlichting geven aan bestuursorganen (33328, nr. 31);
  • de motie-Oosenbrug/Bruins over experimenteren met een informatieregister door twee of meer bestuursorganen (33328, nr. 32).

(Zie vergadering van 13 april 2016.)

In stemming komt de motie-Sjoerdsma (33328, nr. 31).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, D66, 50PLUS, Houwers, de Groep Kuzu/Öztürk, Klein, de ChristenUnie, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

De heer Van Haersma Buma (CDA):
Voorzitter. Ik stak mijn hand op, maar dat was een individuele afwijking van de fractievoorzitter. Die telt niet.

De voorzitter:
Dat zag ik. In de Handelingen wordt opgenomen dat het CDA niet voor heeft gestemd.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Wij waren zo blij dat het wetsvoorstel was aangenomen, dat wij per abuis niet voor de motie op stuk nr. 31 gestemd hebben. Wij willen geacht worden wel voor gestemd te hebben.

De voorzitter:
Ook daar wordt aantekening van gemaakt.

In stemming komt de motie-Oosenbrug/Bruins (33328, nr. 32).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, 50PLUS, Houwers, de Groep Kuzu/Öztürk, Klein, de SGP, de ChristenUnie, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.


Stemmingen moties Uitkomsten Europese top van 17 en 18 maart

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het debat over de uitkomsten van de Europese top van 17 en 18 maart 2016,

te weten:

  • de motie-Klaver/Pechtold over een waarnemingsmissie naar Turkije en Griekenland (21501-20, nr. 1116);
  • de motie-Van Haersma Buma/Bisschop over het agenderen van de aanpassing van internationale verdragen (21501-20, nr. 1117);
  • de motie-Voordewind c.s. over toezicht van de UNHCR op de naleving van het Vluchtelingenverdrag (21501-20, nr. 1118);
  • de motie-Fritsma over het sluiten van de Nederlandse grenzen voor alle asielzoekers (21501-20, nr. 1119);
  • de motie-Bontes over distantiëren van de Turkse pogingen om de vrijheid van meningsuiting te beknotten (21501-20, nr. 1120).

(Zie vergadering van 13 april 2016.)

De voorzitter:
De motie-Klaver/Pechtold (21501-20, nr. 1116) is overgenomen.

De motie-Voordewind c.s. (21501-20, nr. 1118) is in die zin gewijzigd dat zij thans is ondertekend door de leden Voordewind, Samsom, Pechtold, Gesthuizen en Klaver.

Zij krijgt nr. 1121, was nr. 1118 (21501-20).

Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.

In stemming komt de motie-Van Haersma Buma/Bisschop (21501-20, nr. 1117).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van 50PLUS, Van Vliet, Houwers, de VVD, de SGP, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Voordewind c.s. (21501-20, nr. 1121 was nr. 1118).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, 50PLUS, de Groep Kuzu/Öztürk, Klein, de SGP, de ChristenUnie en het CDA voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Nu deze motie is aangenomen, verzoek ik om een brief van het kabinet over de wijze waarop zij wordt uitgevoerd.

De voorzitter:
Ik stel voor om het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

In stemming komt de motie-Fritsma (21501-20, nr. 1119).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Bontes (21501-20, nr. 1120).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, D66, 50PLUS, Van Vliet, de ChristenUnie, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemming brief Herziening detacheringsrichtlijn

Aan de orde is de stemming in verband met de brief van de vaste commissie voor Europese Zaken inzake de beëindiging van het parlementair behandelvoorbehoud bij het EU-voorstel: Herziening detacheringsrichtlijn (COM (2016) 128)(34439, nr. 3).

De voorzitter:
Ik stel voor om conform het advies van de vaste commissie voor Europese Zaken te besluiten en het parlementair behandelvoorbehoud formeel te beëindigen.

Daartoe wordt besloten.


Stemmingen overige moties Uitslag raadgevend referendum associatieverdrag met Oekraïne

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het debat over de uitslag van het raadgevend referendum over het associatieverdrag tussen de Europese Unie en Oekraïne,

te weten:

  • de motie-Van Bommel c.s. over zo spoedig mogelijk indienen van een intrekkingswet (34270, nr. 11);
  • de motie-Thieme over beëindigen van de voorlopige inwerkingtreding van het associatieakkoord (34270, nr. 16).

(Zie vergadering van 13 april 2016.)

De voorzitter:
De fractie van de SP heeft om een hoofdelijke stemming verzocht over de motie op stuk nr. 11 en de Partij voor de Dieren over de motie op stuk nr. 16.

Ik geef gelegenheid tot het afleggen van een stemverklaring vooraf.

De heer Van Vliet (Van Vliet):
20% van de Nederlandse stemgerechtigden heeft aangegeven geen associatieverdrag met Oekraïne te willen, 12% heeft aangegeven dat wel te willen en 68% heeft niks aangegeven. De premier heeft namens de regering aangegeven dat hij desondanks de nee-stem in Brussel wil inzetten om het nu voorliggende verdrag gewijzigd te krijgen. Als dat niet lukt, zo zegt de premier, wordt er niet geratificeerd.

De afgelopen dagen is er bijzonder veel morele druk op mij uitgeoefend om op een bepaalde manier te stemmen. Als ik niet zo stem als een bepaald kamp graag zou zien, dan deug ik niet en overtreed ik volgens sommigen zelfs de wet. Maar pas als ik zou toegeven aan zulke druk, zou ik niet deugen als lid van deze Kamer. Ik volg daarom mijn eigen inzicht, gebaseerd op de inhoud. Juist daarom zal ik tegen de motie-Van Bommel c.s. stemmen. Deze stemverklaring is overigens ook van toepassing op de heer Houwers.

In stemming komt de motie-Van Bommel c.s. (34270, nr. 11).

Vóór stemmen de leden: Pia Dijkstra, Dik-Faber, Fritsma, Van Gerven, Gesthuizen, Geurts, De Graaf, Grashoff, Graus, Van Haersma Buma, Pieter Heerma, Helder, Van Helvert, Karabulut, Keijzer, Klaver, Van Klaveren, Klein, Klever, Knops, Kooiman, Koolmees, Koşer Kaya, Krol, Kuzu, Leijten, Madlener, Van Meenen, Merkies, Monasch, Agnes Mulder, Van Nispen, Öztürk, Pechtold, Van Raak, Roemer, Rog, Ronnes, De Roon, Schouten, Segers, Siderius, Sjoerdsma, Smaling, Van der Staaij, Swinkels, Thieme, Van Tongeren, Van Toorenburg, Ulenbelt, Van Veldhoven, Verhoeven, Voordewind, Voortman, Wassenberg, Van Weyenberg, Wilders, Agema, Amhaouch, Bashir, Beertema, Belhaj, Bergkamp, Van Bommel, Bontes, Martin Bosma, Bruins, Bruins Slot, Tony van Dijck, Jasper van Dijk en Dijkgraaf.

Tegen stemmen de leden: Remco Dijkstra, Dikkers, Duisenberg, Eijsink, Elias, Fokke, Groot, Harbers, Rudmer Heerema, Hoogland, Houwers, Jacobi, Jadnanansing, Kerstens, Kuiken, Van Laar, De Lange, Leenders, Van der Linde, Lodders, Lucas, Maij, Marcouch, Van Miltenburg, Mohandis, Moors, Anne Mulder, Neppérus, Nijboer, Nijkerken-de Haan, Oosenbrug, Van Oosten, Potters, Recourt, Rutte, Samsom, Servaes, Straus, Tanamal, Taverne, Teeven, Tellegen, Van Veen, Veldman, Vermeij, Vermue, Visser, Van Vliet, Volp, Jan Vos, Mei Li Vos, Albert de Vries, Aukje de Vries, Vuijk, Van Wijngaarden, Wolbert, Van 't Wout, Ypma, Yücel, Ziengs, Zijlstra, Arib, Van Ark, Azmani, Berckmoes-Duindam, De Boer, Remco Bosma, Bosman, Ten Broeke, Brouwer, Van der Burg, De Caluwé, Cegerek, Van Dekken en Otwin van Dijk.

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met 71 tegen 75 stemmen is verworpen.

In stemming komt de motie-Thieme (34270, nr. 16).

Vóór stemmen de leden: Merkies, Van Nispen, Öztürk, Van Raak, Roemer, De Roon, Siderius, Smaling, Thieme, Ulenbelt, Wassenberg, Wilders, Agema, Bashir, Beertema, Van Bommel, Bontes, Martin Bosma, Tony van Dijck, Jasper van Dijk, Fritsma, Van Gerven, Gesthuizen, De Graaf, Graus, Helder, Karabulut, Van Klaveren, Klever, Kooiman, Krol, Kuzu, Leijten en Madlener.

Tegen stemmen de leden: Marcouch, Van Meenen, Van Miltenburg, Mohandis, Monasch, Moors, Agnes Mulder, Anne Mulder, Neppérus, Nijboer, Nijkerken-de Haan, Oosenbrug, Van Oosten, Pechtold, Potters, Recourt, Rog, Ronnes, Rutte, Samsom, Schouten, Segers, Servaes, Sjoerdsma, Van der Staaij, Straus, Swinkels, Tanamal, Taverne, Teeven, Tellegen, Van Tongeren, Van Toorenburg, Van Veen, Van Veldhoven, Veldman, Verhoeven, Vermeij, Vermue, Visser, Van Vliet, Volp, Voordewind, Voortman, Jan Vos, Mei Li Vos, Albert de Vries, Aukje de Vries, Vuijk, Van Weyenberg, Van Wijngaarden, Wolbert, Van 't Wout, Ypma, Yücel, Ziengs, Zijlstra, Amhaouch, Arib, Van Ark, Azmani, Belhaj, Berckmoes-Duindam, Bergkamp, De Boer, Remco Bosma, Bosman, Ten Broeke, Brouwer, Bruins, Bruins Slot, Van der Burg, De Caluwé, Cegerek, Van Dekken, Otwin van Dijk, Dijkgraaf, Pia Dijkstra, Remco Dijkstra, Dik-Faber, Dikkers, Duisenberg, Eijsink, Elias, Fokke, Geurts, Grashoff, Groot, Van Haersma Buma, Harbers, Rudmer Heerema, Pieter Heerma, Van Helvert, Hoogland, Houwers, Jacobi, Jadnanansing, Keijzer, Kerstens, Klaver, Klein, Knops, Koolmees, Koşer Kaya, Kuiken, Van Laar, De Lange, Leenders, Van der Linde, Lodders, Lucas en Maij.

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met 34 tegen 112 stemmen is verworpen.

De heer De Graaf (PVV):
Voorzitter. Ik kom graag nog heel even terug op de stemmingen onder punt 13 over de brief van de vaste commissie voor Europese Zaken (34439, nr. 3). De PVV wordt geacht tegen de opheffing van het behandelvoorbehoud te hebben gestemd.

De voorzitter:
Waarvan akte. Dat staat bij dezen in de Handelingen.


Stemmingen moties Huuraangelegenheden

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Huuraangelegenheden,

te weten:

  • de motie-Ronnes over verder ontwikkelen van de monitoring van woonvisies en prestatieafspraken (27926, nr. 254);
  • de motie-Ronnes/Keijzer over de toewijzing van woningen aan mensen met een Wlz-indicatie (27926, nr. 255);
  • de gewijzigde motie-Van Vliet over een langetermijnvisie op het instrument huurtoeslag (27926, nr. 258, was nr. 256);
  • de motie-Bashir over afzien van extra punten binnen het woningwaarderingsstelsel (27926, nr. 257).

(Zie vergadering van 14 april 2016.)

De voorzitter:
De motie-Ronnes (27926, nr. 254) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat gemeenten tijdig woonvisies en prestatieafspraken zullen moeten maken;

overwegende dat er van rijkswege onvoldoende beeld is van de voortgang, aard en omvang van de woonvisies;

verzoekt de regering om in overleg met de VNG het systeem van monitoring van woonvisies verder te ontwikkelen en een inhoudelijke evaluatie ernaar te doen, zodat de Kamer voorafgaand aan de begrotingsbehandeling geïnformeerd kan worden over de resultaten,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 259, was nr. 254 (27926).

Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Ronnes (27926, nr. 259, was nr. 254).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, 50PLUS, de Groep Kuzu/Öztürk, de SGP, de ChristenUnie en het CDA voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Ronnes/Keijzer (27926, nr. 255).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van GroenLinks, D66, 50PLUS, de Groep Kuzu/Öztürk, Klein, de ChristenUnie, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Van Vliet (27926, nr. 258, was nr. 256).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, 50PLUS, Van Vliet, Houwers, de Groep Kuzu/Öztürk, Klein, de SGP, de ChristenUnie, het CDA en de Groep Bontes/Van Klaveren voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Bashir (27926, nr. 257).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, 50PLUS, de Groep Kuzu/Öztürk en Klein voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemmingen moties Natuurbeleid/EHS

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Natuurbeleid/EHS,

te weten:

  • de motie-Thieme/Wassenberg over tegengaan van de verpretparking van de natuur (33576, nr. 66);
  • de gewijzigde motie-Geurts/Dijkgraaf over het invullen van kennislacunes (33576, nr. 78, was nr. 67);
  • de motie-Grashoff/Smaling over het aanstellen van meer groene boa's (33576, nr. 68);
  • de motie-Grashoff over het aanwijzen van rijksnatuurmonumenten als bijzondere nationale natuurgebieden (33576, nr. 69);
  • de gewijzigde motie-Grashoff over onderzoeken op welke termijn zeereservaten kunnen worden ingesteld (33576, nr. 79, was nr. 70);
  • de motie-Smaling/Grashoff over doorrekenen door de Rekenkamer van het natuurbeleid vanaf 2007 (33576, nr. 73);
  • de motie-Smaling over het behoud van bestaande natuurgebieden binnen het Nationaal Natuurnetwerk (33576, nr. 74);
  • de motie-Smaling over de concrete invulling en uitwerking van de adviezen van de commissie-Van Vollenhoven (33576, nr. 75);
  • de gewijzigde motie-Leenders over de integratie van natuurinclusieve landbouw in de agrarische bedrijfsvoering (33576, nr. 81, was nr. 76);
  • de motie-Leenders over het toegankelijk maken van succesvolle initiatieven op basis van de Vogel- en Habitatrichtlijn (33576, nr. 77).

(Zie vergadering van 14 april 2016.)

De voorzitter:
Op verzoek van de heer Grashoff stel ik voor, zijn motie (33576, nr. 68) aan te houden. Op verzoek van de heer Smaling stel ik voor, zijn moties (33576, nrs. 73 en 75) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

In stemming komt de motie-Thieme/Wassenberg (33576, nr. 66).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, 50PLUS en de Groep Kuzu/Öztürk voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Geurts/Dijkgraaf (33576, nr. 78, was nr. 67).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, D66, 50PLUS, Van Vliet, Houwers, de Groep Kuzu/Öztürk, Klein, de VVD, de SGP, de ChristenUnie en het CDA voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Grashoff (33576, nr. 69).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, 50PLUS en de Groep Kuzu/Öztürk voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Grashoff (33576, nr. 79, was nr. 70).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, 50PLUS en de Groep Kuzu/Öztürk voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Smaling (33576, nr. 74).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, 50PLUS en de Groep Kuzu/Öztürk voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Leenders (33576, nr. 81, was nr. 76).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, 50PLUS, Houwers, de Groep Kuzu/Öztürk, Klein, de SGP, de ChristenUnie en het CDA voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Leenders (33576, nr. 77).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PvdA, GroenLinks, D66, 50PLUS, Houwers, de Groep Kuzu/Öztürk, Klein, de SGP en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemmingen moties Dierziekten en antibioticagebruik

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Dierziekten en antibioticagebruik,

te weten:

  • de motie-Smaling over het exclusief voor mensen reserveren van nieuwe antibiotica (29683, nr. 209);
  • de motie-Smaling over 90% reductie van antibioticagebruik in de veehouderij (29683, nr. 210);
  • de motie-Smaling over een protocol voor preventieve MKZ-inenting (29683, nr. 211);
  • de motie-Graus over controle en handhaving bij overdraagbare dierziekten (29683, nr. 213);
  • de motie-Graus over bekendmaking van bedrijven die besmet zijn met op de mens overdraagbare dierziekten (29683, nr. 214).

(Zie vergadering van 14 april 2016.)

De voorzitter:
Op verzoek van de heer Smaling stel ik voor, zijn moties (29683, nrs. 209 en 210) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:
De motie-Smaling (29683, nr. 211) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat bij de vorige mond-en-klauwzeercrisis (MKZ) zo'n 260.000 dieren geruimd werden en dat een volgende uitbraak volgens experts een kwestie van tijd is;

overwegende dat momenteel weliswaar inenting na een uitbraak mogelijk is gemaakt, maar dat dit volgens experts geen afdoende bescherming biedt;

overwegende dat preventieve MKZ-inenting de enige effectieve manier is om een MKZ-uitbraak te voorkomen;

verzoekt de regering, zich met hernieuwde kracht in Europa in te zetten voor preventieve MKZ-inenting;

verzoekt de regering tevens, met de sector afspraken te maken over een protocol voor preventieve MKZ-inenting bij een dreigende MKZ-uitbraak en over de afzet van vlees van gevaccineerde dieren,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 215, was nr. 211 (29683).

De motie-Graus (29683, nr. 213) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat verspreiding van ziekten nog meer menselijk en dierlijk leed tot gevolg heeft;

verzoekt de regering, tot afdoende controle en handhaving tijdens uitbraken van op mens en/of dier overdraagbare dierziekten, primair door de inzet van de politie in samenwerking met de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit, desnoods met behulp van de krijgsmacht,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 216, was nr. 213 (29683).

De motie-Graus (29683, nr. 214) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat bekendmaking van de besmette bedrijven bijdraagt aan het voorkomen van uitbreiding en besmetting door onwetenden die de gebieden en bedrijven betreden;

verzoekt de regering, in de toekomst bedrijven en gebieden, wanneer duidelijk is dat zij besmet zijn met op mens en/of dier overdraagbare dierziekten, direct te openbaren, zowel via digitale wegen als fysiek door middel van een bord op het erf, dan wel bebording van het gebied, omdat burgers, in het kader van de volksgezondheid, de afweging moeten kunnen maken om besmette gebieden en bedrijven niet te betreden,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 217, was nr. 214 (29683).

Ik stel vast dat wij nu over deze gewijzigde moties kunnen stemmen.

Ik geef gelegenheid tot het afleggen van een stemverklaring vooraf.

Mevrouw Thieme (PvdD):
Voorzitter. We hebben een debat gehad over dierziektencrises en het feit dat die een bedreiging vormen voor de volksgezondheid en het dierenwelzijn. Dierziekten zijn van alle tijden. We moeten niet de illusie hebben dat we die met vaccinaties kunnen tegenhouden. Het probleem is dat dierziekten vanwege de inrichting van onze veehouderij onhoudbaar zijn geworden. De heer Smaling stelt in zijn gewijzigde motie dat preventieve MKZ-inenting de enige effectieve manier is om MKZ-uitbraken te voorkomen, maar mijn fractie staat daar anders in. Desalniettemin weten we ook dat bij de uitbraak van een dierziekte de dieren massaal gedood worden, ongeacht of ze ziek of gezond zijn. Omdat we dat willen voorkomen, is preventieve vaccinatie een tussenoplossing. Daarom stemmen wij voor deze motie, met deze aantekening.

In stemming komt de gewijzigde motie-Smaling (29683, nr. 215, was nr. 211).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, 50PLUS en de Groep Kuzu/Öztürk voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Graus (29683, nr. 216, was nr. 213).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, 50PLUS, Houwers en de PVV voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Graus (29683, nr. 217, was nr. 214).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, 50PLUS, Houwers en de PVV voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemmingen moties Situatie in de melkveehouderij

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het debat over de situatie in de melkveehouderij,

te weten:

  • de motie-Smaling c.s. over een regeling voor nieuwe biologische melkveebedrijven (33979, nr. 110);
  • de motie-Smaling/Grashoff over grondgebonden bedrijven volledig compenseren voor kortingen op fosfaatrechten (33979, nr. 111);
  • de motie-Geurts c.s. over de overdracht van fosfaatrechten binnen de familie tot in de derde graad niet afromen (33979, nr. 113);
  • de motie-Geurts/Dik-Faber over aan de hand van het Zesde Actieprogramma de generieke korting van fosfaatrechten bepalen (33979, nr. 114);
  • de motie-Geurts/Dijkgraaf over voorkomen van onnodig afromen van fosfaatrechten (33979, nr. 115);
  • de motie-Geurts/Dijkgraaf over voorstellen voor flankerend beleid (33979, nr. 116);
  • de motie-Dik-Faber/Koşer Kaya over volledig compenseren van grondgebonden melkveebedrijven met latente plaatsingsruimte voor de generieke korting (33979, nr. 117);
  • de motie-Dik-Faber c.s. over inrichten van de verhandelbaarheid van fosfaatrechten (33979, nr. 118);
  • de motie-Dik-Faber over nadere criteria voor afgeroomde rechten uit de fosfaatbank (33979, nr. 119);
  • de motie-Dik-Faber over het stapsgewijs verhogen van het afromingspercentage (33979, nr. 120);
  • de motie-Grashoff/Thieme over het al dan niet schrappen of verhogen van het nationale fosfaatproductieplafond (33979, nr. 123);
  • de motie-Grashoff/Thieme over een ex-ante-evaluatie van de effecten van het stelsel van fosfaatrechten (33979, nr. 125);
  • de motie-Koşer Kaya/Grashoff over regelgeving voor het koppelen van fosfaatrechten aan grond (33979, nr. 126);
  • de motie-Koşer Kaya/Thieme over omschakeling naar biologische landbouw (33979, nr. 127);
  • de motie-Dijkgraaf over fosfaatexport naar landen met fosfaattekorten (33979, nr. 128);
  • de motie-Dijkgraaf over een beslissing over het doorzetten van een fosfaatrechtenregeling (33979, nr. 129);
  • de motie-Dijkgraaf c.s. over de keuze voor een referentieperiode (33979, nr. 130);
  • de motie-Dijkgraaf c.s. over in de wet opnemen van een evaluatiemoment en einddatum voor het fosfaatrechtenstelsel (33979, nr. 131);
  • de motie-Dijkgraaf c.s. over de effecten van een generieke korting op melkveebedrijven (33979, nr. 132);
  • de motie-Dijkgraaf over meer fosfaatruimte voor de melkveehouderij (33979, nr. 133).

(Zie vergadering van 14 april 2016.)

De voorzitter:
De motie-Dijkgraaf c.s. (33979, nr. 130) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering kiest voor één peildatum als referentie voor toedeling van fosfaatrechten;

overwegende dat het aantal koeien op een melkveebedrijf door het jaar heen fluctueert en dat verschillende melkveebedrijven op de peildatum van 2 juli 2015 minder koeien hadden dan in voorgaande maanden en daardoor fosfaatrechten dreigen mis te lopen;

verzoekt de regering, ervoor te zorgen dat bedrijven ook de mogelijkheid krijgen om te kiezen voor een referentieperiode, zoals bijvoorbeeld het gemiddelde aantal stuks melkvee in de eerste helft van 2015, onder de voorwaarde dat op peildatum 2 juli 2015 nog wel sprake was van een actief bedrijf,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 135, was nr. 130 (33979).

De motie-Dijkgraaf c.s. (33979, nr. 131) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering de noodzaak van een fosfaatrechtensysteem koppelt aan het voldoen aan de derogatievoorwaarden en het actieprogramma Nitraatrichtlijn en dat deze elke vier jaar worden vastgesteld;

overwegende dat het opnemen van een einddatum voor de invoering van een fosfaatrechtensysteem de kosten van een fosfaatrechtensysteem drukt vanwege fiscale aftrekbaarheid en een prijsdrukkend effect, waardoor voorkomen wordt dat onnodig geld uit de sector vloeit;

overwegende dat er in de pluimvee- en de varkenshouderij een productierechtensysteem is met een einddatum;

verzoekt de regering, in overleg met de sector een evaluatiemoment en een einddatum met mogelijke voorwaarden op te nemen in de wettelijke verankering van het fosfaatrechtenstel,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 136, was nr. 131 (33979).

De motie-Dijkgraaf c.s. (33979, nr. 132) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat met de voorstellen van de regering ook melkveebedrijven die de afgelopen jaren niet of nauwelijks zijn gegroeid, geconfronteerd dreigen te worden met een generieke korting;

van mening dat deze bedrijven geen bijdrage hebben geleverd aan de toename van de fosfaatproductie in de afgelopen jaren en daarom zo veel mogelijk ontzien moeten worden;

verzoekt de regering, ervoor te zorgen dat melkveebedrijven die de afgelopen jaren niet of nauwelijks zijn gegroeid zo min mogelijk getroffen worden door een generieke korting, dan wel door meer fosfaatruimte te creëren waardoor een generieke korting niet nodig is, dan wel door deze bedrijven te compenseren, dan wel door langer af te romen alvorens de korting toe te passen,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 137, was nr. 132 (33979).

Ik stel vast dat wij nu over deze gewijzigde moties kunnen stemmen.

In stemming komt de motie-Smaling c.s. (33979, nr. 110).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, 50PLUS, de Groep Kuzu/Öztürk, de ChristenUnie en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Smaling/Grashoff (33979, nr. 111).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, 50PLUS, de Groep Kuzu/Öztürk, Klein en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Geurts c.s. (33979, nr. 113).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, 50PLUS, Van Vliet, Houwers, de Groep Kuzu/Öztürk, Klein, de VVD, de SGP, de ChristenUnie, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Geurts/Dik-Faber (33979, nr. 114).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie en het CDA voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Geurts/Dijkgraaf (33979, nr. 115).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van 50PLUS, de SGP, het CDA en de Groep Bontes/Van Klaveren voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Geurts/Dijkgraaf (33979, nr. 116).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, het CDA en de Groep Bontes/Van Klaveren voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Dik-Faber/Koşer Kaya (33979, nr. 117).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, 50PLUS, de Groep Kuzu/Öztürk, Klein, de SGP, de ChristenUnie, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Dik-Faber c.s. (33979, nr. 118).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, 50PLUS, de SGP, de ChristenUnie en het CDA voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Dik-Faber (33979, nr. 119).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, D66, 50PLUS, de SGP, de ChristenUnie, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Dik-Faber (33979, nr. 120).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van GroenLinks en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Grashoff/Thieme (33979, nr. 123).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD en GroenLinks voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Grashoff/Thieme (33979, nr. 125).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks en 50PLUS voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Koşer Kaya/Grashoff (33979, nr. 126).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, D66 en de Groep Kuzu/Öztürk voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Koşer Kaya/Thieme (33979, nr. 127).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, 50PLUS, de Groep Kuzu/Öztürk, de SGP, de ChristenUnie, het CDA en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Dijkgraaf (33979, nr. 128).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van Van Vliet, Houwers, de SGP en de Groep Bontes/Van Klaveren voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Dijkgraaf (33979, nr. 129).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van Houwers, de SGP en de Groep Bontes/Van Klaveren voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Dijkgraaf c.s. (33979, nr. 135, was nr. 130).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, de ChristenUnie, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Dijkgraaf c.s. (33979, nr. 136, was nr. 131).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van Klein, de SGP, de ChristenUnie, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Dijkgraaf c.s. (33979, nr. 137, was nr. 132).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PvdD, D66, de SGP, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Dijkgraaf (33979, nr. 133).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP en de Groep Bontes/Van Klaveren voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemmingen moties Voortijdig schoolverlaten en kwaliteitsafspraken in het mbo

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Voortijdig schoolverlaten en kwaliteitsafspraken in het mbo,

te weten:

  • de motie-Siderius over verzwaring van de taken van de regionale meld- en coördinatiefunctie (26695, nr. 111);
  • de motie-Siderius over individuele begeleiding van leerlingen uit het praktijkonderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs (26695, nr. 112);
  • de motie-Siderius over een entreeopleiding om de kloof tussen vmbo en mbo te overbruggen (26695, nr. 113);
  • de motie-Grashoff over het afzien van beoordelen op studiewaarde (26695, nr. 114);
  • de motie-Van Meenen over het verminderen van het aantal financiële prikkels in het mbo-stelsel (26695, nr. 115).

(Zie vergadering van 14 april 2016.)

In stemming komt de motie-Siderius (26695, nr. 111).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, D66, 50PLUS, de Groep Kuzu/Öztürk en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Siderius (26695, nr. 112).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, de Groep Kuzu/Öztürk en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Siderius (26695, nr. 113).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Grashoff (26695, nr. 114).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, D66, de SGP en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Meenen (26695, nr. 115).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, D66, 50PLUS, de Groep Kuzu/Öztürk, de SGP, de ChristenUnie en het CDA voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemming motie Rol van het onderwijs in actieprogramma Tel mee met Taal

Aan de orde is de stemming over een motie, ingediend bij het VSO over de rol van het onderwijs in actieprogramma Tel mee met Taal,

te weten:

  • de motie-Straus over meten van het taalniveau van leerlingen aan het eind van de basisschool (28760, nr. 55).

(Zie vergadering van 14 april 2016.)

De voorzitter:
De PVV-fractie wordt aantekening verleend dat zij tegen deze overgenomen motie heeft gestemd.


Stemmingen Beperken wettelijke gemeenschap van goederen

Aan de orde zijn de stemmingen in verband met het Voorstel van wet van de leden Swinkels, Recourt en Van Oosten tot wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek en de Faillissementswet teneinde de omvang van de wettelijke gemeenschap van goederen te beperken (33987).

(Zie vergadering van 14 april 2016.)

De voorzitter:
Het amendement-Van Nispen (stuk nr. 18) is ingetrokken.

Ik stel vast dat daarmee wordt ingestemd.

In stemming komt het nader gewijzigde amendement-Segers c.s. (stuk nr. 26, I) tot het invoegen van de onderdelen 00A en 0A.

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, 50PLUS, de Groep Kuzu/Öztürk, Klein, de SGP, de ChristenUnie en het CDA voor dit nader gewijzigde amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit nader gewijzigde amendement de overige op stuk nr. 26 voorkomende nader gewijzigde amendementen als verworpen kunnen worden beschouwd.

In stemming komt het amendement-Van Nispen c.s. (stuk nr. 14) tot het invoegen van een onderdeel F.

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de Groep Kuzu/Öztürk, Klein, de SGP en de ChristenUnie voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het wetsvoorstel.

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, 50PLUS, Van Vliet, Houwers, de Groep Kuzu/Öztürk, Klein, de VVD, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

De voorzitter:
Dan vraag ik nu of de initiatiefnemers — dat zijn mevrouw Swinkels, de heer Recourt en de heer Van Oosten — bereid zijn om de verdediging van het wetsvoorstel in de Eerste Kamer op zich te nemen. Ik zie mevrouw Swinkels bij de interruptiemicrofoon.

Mevrouw Swinkels (D66):
Mevrouw de voorzitter, dat zal mij en mijn mede-indieners Foort van Oosten en Jeroen Recourt een gemeenschappelijk genoegen zijn.

De voorzitter:
Dank u wel.

(Geroffel op de bankjes)


Stemmingen moties Beperken wettelijke gemeenschap van goederen

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij de behandeling van het Voorstel van wet van de leden Swinkels, Recourt en Van Oosten tot wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek en de Faillissementswet teneinde de omvang van de wettelijke gemeenschap van goederen te beperken,

te weten:

  • de motie-Van Nispen c.s. over voorstellen inzake koude uitsluiting (33987, nr. 20);
  • de motie-Van Nispen over een billijkheidscorrectie door de rechter bij ongehuwd samenwonenden (33987, nr. 21);
  • de motie-Van Nispen over aanpassing van de artikelen 63 en 22 van de Faillissementswet (33987, nr. 22);
  • de gewijzigde motie-Bergkamp/Yücel over een geïntegreerde aanpak voor neutrale leefvormvoorlichting (33987, nr. 24, was nr. 23).

(Zie vergadering van 14 april 2016.)

De voorzitter:
De motie-Van Nispen (33987, nr. 21) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat reeds in 2008 tijdens het debat over het huwelijksvermogensrecht gesproken is over het introduceren van een billijkheidscorrectie door de rechter bij ongehuwd samenwonenden die hebben samengeleefd als waren zij gehuwd;

constaterende dat vervolgens op verzoek van de Kamer onderzoek is verricht waaruit blijkt dat steeds meer landen de noodzaak voelen, ongehuwde samenwoners enige vorm van bescherming te bieden tegen vermogensrechtelijke problemen en dat er redenen zijn om hiertoe in de wet voorzieningen op te nemen;

verzoekt de regering, hiertoe voorstellen te doen, daarbij uitdrukkelijk rekening houdend met enerzijds het respect voor de autonomie van partijen en anderzijds het zonder bescherming laten van de zwakkere partij,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 27, was nr. 21 (33987).

Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.

In stemming komt de motie-Van Nispen c.s. (33987, nr. 20).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de Groep Kuzu/Öztürk, Klein, de SGP en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Van Nispen (33987, nr. 27, was nr. 21).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de Groep Kuzu/Öztürk en Klein voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Nispen (33987, nr. 22).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, 50PLUS, Van Vliet, de Groep Kuzu/Öztürk, Klein, de VVD, de SGP, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Bergkamp/Yücel (33987, nr. 24, was nr. 23).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, 50PLUS, Van Vliet, Houwers, Klein en de VVD voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.


Stemming motie Milieu- en transportraad d.d. 14 en 15 april 2016

Aan de orde is de stemming over een aangehouden motie, ingediend bij het VSO Milieu-en transportraad d.d. 14 en 15 april 2016,

te weten:

  • de motie-Hoogland/Van Veldhoven over bepleiten van eigenstandig Europees toezicht, handhaving en sanctionering (21501-33, nr. 581).

(Zie vergadering van 7 april 2016.)

De voorzitter:
De motie-Hoogland/Van Veldhoven (21501-33, nr. 581) is in die zin gewijzigd en nader gewijzigd dat zij thans is ondertekend door de leden Hoogland, Van Veldhoven, Geurts en Van Tongeren, en luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de huidige vorm van toezicht op de typegoedkeuring van auto's via de lidstaten onvoldoende is gebleken;

constaterende dat de Europese Commissie voorstellen doet die bijdragen aan een grotere onafhankelijkheid van keuringen;

overwegende dat de interne markt, de gezondheid en het milieu gebaat zijn bij de uniforme toepassing en handhaving van een nieuwe Europese praktijktest, zodat tijdig ingegrepen kan worden wanneer er een vermoeden van fraude bestaat;

verzoekt de regering, eigenstandig Europees toezicht, handhaving en sanctionering te bepleiten met de mogelijkheid voor lidstaten en typegoedkeurders om ook anoniem onregelmatigheden bij de Europese Commissie te melden, zodat politieke afwegingen geen rol kunnen spelen bij het al dan niet aankaarten van misstanden,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 590, was nr. 589 (21501-33).

Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.

In stemming komt de nader gewijzigde motie-Hoogland c.s. (21501-33, nr. 590, was nr. 589).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, de Groep Kuzu/Öztürk, Klein, de SGP en het CDA voor deze nader gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.


Stemming motie VSO Milieuraad d.d. 4 maart 2016

Aan de orde is de stemming over een aangehouden motie, ingediend bij het VSO Milieuraad d.d. 4 maart 2016,

te weten:

  • de motie-Van Tongeren over versterkt Europees toezicht op nationale goedkeuringsautoriteiten (21501-08, nr. 617).

(Zie vergadering van 2 maart 2016.)

De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Van Tongeren stel ik voor, haar motie (21501-08, nr. 617) opnieuw aan te houden.

Daartoe wordt besloten.


Stemming motie Toestand van de natuur in Nederland

Aan de orde is de stemming over een aangehouden motie, ingediend bij het debat over de toestand van de natuur in Nederland,

te weten:

  • de motie-Geurts over onderscheid maken in de mate van ecologisch kwetsbare gebieden (26407, nr. 109).

(Zie vergadering van 27 januari 2016.)

De voorzitter:
De motie-Geurts (26407, nr. 109) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het kabinet al het grasland binnen Vogel- en Habitatrichtlijngebieden aangewezen heeft als ecologisch kwetsbaar, terwijl de verordening dit niet vereist;

overwegende dat het verbod op omzetten van grasland in alle Vogelrichtlijngebieden lokaal een belemmering kan vormen voor landinrichting ten behoeve van de aanleg van natuur;

overwegende dat met een gedifferentieerde aanpak van blijvend grasland in Vogelrichtlijngebieden natuur en landbouw geholpen kunnen worden;

verzoekt de regering, voor specifieke gebieden waar het scheurverbod op blijvend grasland een belemmering is, zoals de Wieden, een uitzondering te maken zodat de gebiedsontwikkeling door kan gaan;

verzoekt de regering tevens, ten behoeve van de volgende hervorming van het GLB, via pilots te onderzoeken en mogelijk te maken dat er onderscheid gemaakt zou kunnen worden in de mate van ecologisch kwetsbaar gebied en de noodzakelijkheid van het omzetverbod in Vogelrichtlijngebieden,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 111, was nr. 109 (26407).

Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Geurts (26407, nr. 111, was nr. 109).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van 50PLUS, Van Vliet, Klein, de VVD, de SGP, de ChristenUnie, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.


Stemming motie Voortgang trekkingsrechten pgb

Aan de orde is de stemming over een aangehouden motie, ingediend bij het VAO Voortgang trekkingsrechten pgb,

te weten:

  • de motie-Keijzer c.s. over adviezen over het trekkingsrecht pgb naar de Kamer sturen (25657, nr. 236).

(Zie vergadering van 5 april 2016.)

De voorzitter:
De motie-Keijzer c.s. (25657, nr. 236) is in die zin gewijzigd dat zij thans is ondertekend door de leden Keijzer, Amhaouch, Leijten en Agema. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 243, was nr. 236 (25657).

Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Keijzer c.s. (25657, nr. 243, was nr. 236).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, D66, 50PLUS, de Groep Kuzu/Öztürk, Klein, de SGP, de ChristenUnie, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

Hiermee zijn wij gekomen aan het eind van de stemmingen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Mededelingen

Mededelingen

Mededelingen

De voorzitter:
Op de tafel van de Griffier ligt een lijst van ingekomen stukken. Op die lijst staan voorstellen voor de behandeling van deze stukken. Als voor het einde van de vergadering daartegen geen bezwaar is gemaakt, neem ik aan dat daarmee wordt ingestemd.

Regeling van werkzaamheden

Regeling van werkzaamheden

Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:
Op verzoek van de aanvragers stel ik voor, van de lijst af te voeren:

  • het debat over het kwaliteitskader gehandicaptenzorg;
  • het dertigledendebat over het openbaar maken van declaraties door zorginstellingen;
  • het dertigledendebat over het totale EU-pakket aan maatregelen inzake de vluchtelingenproblematiek.

Op verzoek van een aantal leden stel ik voor, de volgende door hen ingediende moties opnieuw aan te houden: 30196-392; 30196-391; 28286-686; 32563-43; 28973-144; 32563-44; 26991-377; 26991-378; 33400-XIII-133; 21501-32-769; 28286-685; 33750-XIII-74; 28973-144; 27428-311; 34000-XIII-90; 33930-XIII-11; 31936-207; 27858-128; 27858-256; 27858-257; 28286-692; 28286-690; 28286-693; 31389-107; 27858-126; 28694-106; 27625-295; 27858-195; 27858-194; 21501-20-734; 27858-156; 27858-157; 27858-158; 31389-108; 21501-32-687; 28694-107; 27858-194; 33529-129; 28286-786; 29383-238; 34041-34.

Ik deel mee dat ingevolge artikel 69, tweede lid, van het Reglement van Orde de volgende aangehouden moties zijn vervallen: 34300-XVI-84; 29544-687; 34129-10.

Ik stel voor, toe te voegen aan de agenda:

  • het VAO Verdeling middelen onderwijsachterstandenbeleid, met als eerste spreker het lid Yücel namens de PvdA;
  • het VAO Ouderenzorg, met als eerste spreker het lid Leijten namens de SP;
  • het VAO Armoede- en schuldenbeleid, met als eerste spreker het lid Schouten namens de ChristenUnie.

Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:
Ik geef het woord aan mevrouw Van Toorenburg, die spreekt namens het CDA.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Voorzitter. We spreken in de Kamer vaak in termen dat iets ons geschokt heeft. Wat er vorige week gebeurde, schokte ons in het bijzonder. Het blijkt namelijk dat er in Nederland 60 Syrische kindbruiden zijn. Wij dachten dat deze extreme problematiek zou zijn gestopt, maar dat blijkt niet het geval te zijn. Ik wil daarover zo snel mogelijk een debat voeren.

De heer Fritsma (PVV):
De PVV steunt het verzoek.

Mevrouw Kuiken (PvdA):
Het verbod ligt er. Het is een ernstige zaak. Er zijn meerdere Kamerleden die hierover al schriftelijke vragen hebben gesteld. Ik wil graag een brief van het kabinet, waarna we kunnen bekijken wat we met die brief en de informatie gaan doen. Op dit moment steunt de PvdA het verzoek om een debat nog niet, maar wellicht op een later moment wel.

De heer Öztürk (Groep Kuzu/Öztürk):
Wij zijn tegen kindbruiden en daarom steunen wij het verzoek om een debat wel.

Mevrouw Gesthuizen (SP):
Wij hebben ook schriftelijke vragen gesteld. Ik vind het onderwerp absoluut zeer de moeite waard om te bespreken, maar ik wil dat de vragen eerst beantwoord worden. Wat mij betreft mag er daarna zo snel mogelijk over gedebatteerd worden.

De heer Van Oosten (VVD):
Even voor de goede orde: als ik mij niet vergis, hebben we over een week of twee een algemeen overleg over mensenhandel. De commissie heeft gevraagd om een reactie op dit rapport. We moeten hier natuurlijk over praten, maar dat hoeft, wat mij betreft, niet per se in de plenaire zaal te gebeuren. Over twee weken vindt het AO plaats en dat biedt een goede mogelijkheid om de ins en outs mee te nemen. Dat is snelheid en voortgang.

De heer Dijkgraaf (SGP):
Ik steun het verzoek om een brief en tot snel overleg. Ook wat ons betreft hoeft dat niet primair in de plenaire zaal te gebeuren. Als het sneller kan in het AO, is dat wat ons betreft prima.

De heer Sjoerdsma (D66):
D66 steunt wel het verzoek om een debat, omdat een bepaalde regeringspartij al heel lang publiekelijk heeft geclaimd dat deze praktijk uit de weg was geholpen. Dat blijkt niet zo te zijn en daarom steunen wij het verzoek.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):
GroenLinks sluit zich aan bij de woorden van mevrouw Gesthuizen.

De heer Bruins (ChristenUnie):
Steun voor het verzoek om een brief. Desnoods in een AO, zodat het snel kan.

De voorzitter:
Mevrouw van Toorenburg, u hebt geen meerderheid voor het houden van een debat.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Dan zou ik het debat wel graag zien terugkeren op de lijst met dertigledendebatten. We zullen natuurlijk proberen om het aan de orde te stellen in het debat dat we binnen twee weken hebben en we zullen proberen om het daar uit de wereld te helpen. Als dat lukt, zal ik direct bij u terugkomen om aan te geven dat het van de lijst af mag. Maar het moment moet staan, dus daarom willen wij graag een debat.

De voorzitter:
Op uw verzoek voegen we het dertigledendebat toe aan de lijst. Ik stel verder voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Het woord is aan de heer Van Dekken.

De heer Van Dekken (PvdA):
Voorzitter. Als voorzitter van de commissie voor Infrastructuur en Milieu wil ik graag een debat aanvragen met de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu en de minister van Financiën over de kabinetsreactie op de Fyra-enquête en de NS-strategie. Dat debat zou voor het zomerreces gehouden moeten worden.

De voorzitter:
Mevrouw Van Veldhoven, dit verzoek wordt namens de commissie gedaan. Hebt u daar nog wat aan toe te voegen?

Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Ik ben uiteraard heel blij met het verzoek en ik hoop dat het u lukt, voorzitter, om het debat in te plannen. Het is wel belangrijk dat we alle reacties en alle rapporten die we nog nodig hebben, ruim voor die tijd hebben.

De heer Van Dekken (PvdA):
Dat verzoek wordt ongetwijfeld doorgeleid.

De heer Fritsma (PVV):
Ik steun het verzoek.

De voorzitter:
Het verzoek is namens de commissie gedaan, dus ik neem aan dat de heer Van Dekken een meerderheid achter zich heeft.

Het woord is aan mevrouw Visser namens de VVD-fractie.

Mevrouw Visser (VVD):
Voorzitter. Afgelopen zaterdag berichtte RTL over nader onderzoek naar het feit dat verkeershufters steeds meer vrijuit gaan. Het aantal staandehoudingen en boetes die opgelegd zijn door de politie aan mensen die al append door een woonwijk scheuren, wordt steeds minder. En dat terwijl de A2-boetemachine wel aanstaat. Daarom willen wij graag een debat met de minister van Veiligheid en Justitie om te achterhalen wat daarvan de oorzaak is, juist ook omdat de Kamer wetsvoorstellen heeft ingediend, die zijn aangenomen, over de hufteraanpak. Ook willen we debatteren over de vraag hoe we dit in de toekomst gaan oplossen.

De heer Hoogland (PvdA):
Het is hartstikke belangrijk dat we dit onderwerp plenair kunnen bespreken. Ik steun het verzoek om een debat dus graag.

De heer Fritsma (PVV):
De PVV steunt ook dit verzoek.

De heer Van Gerven (SP):
Er is in juni een AO Verkeersveiligheid. Daar kan het wat ons betreft bij betrokken worden. Dat gaat het snelst. Wij steunen het verzoek om een debat dus niet.

Mevrouw Swinkels (D66):
Steun voor het debat.

De heer Dijkgraaf (SGP):
Steun.

De voorzitter:
Er is een meerderheid voor uw verzoek, mevrouw Visser. We zullen dus het debat toevoegen aan de lijst van nog te houden debatten.

Het woord is aan de heer Grashoff namens GroenLinks.

De heer Grashoff (GroenLinks):
Voorzitter. Nu ook vanuit wetenschappelijke hoek steeds meer bijval komt om een eind te maken aan het stunten met vleesprijzen, lijkt het ons goed om daar opnieuw met elkaar over in debat te gaan en te bekijken of we nu een keer tot échte maatregelen kunnen komen.

Mevrouw Thieme (PvdD):
Eerder hebben wij ook al een manifest ontvangen van hoogleraren en wetenschappers die een einde willen aan de bio-industrie. Langzamerhand is de wetenschap daar wel heel erg stellig in. Er is dus reden om daar ook een debat over te hebben.

De heer Dijkgraaf (SGP):
De SGP-fractie heeft het een hoogleraar milieueconomie gevraagd en wij vinden het allebei niks, dus geen steun.

De heer Van Gerven (SP):
Volgens mij staat op nummer twee een plenair debat over het rapport van de WRR. Volgens mij kan dit onderwerp daar uitstekend bij worden betrokken.

De voorzitter:
Dus geen steun.

De heer Van Gerven (SP):
Maar dus wel steun om het te betrekken bij het WRR-debat. Dat is ook een suggestie aan de indiener van het verzoek om dit debat.

De heer Van Dekken (PvdA):
Ik had dezelfde gedachtenkronkel als de heer Van Gerven. Volgens mij is dat het goede moment om het te doen en anders in een algemeen overleg. Maar ik verleen geen steun voor dit debat.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
De ChristenUnie staat voor een eerlijk verdienmodel voor boeren. Kiloknallers passen daar gewoon absoluut niet in. Dus ik wil het debatverzoek wel steunen. Ik zou de suggestie willen doen om het te koppelen aan het debat waar ik zo meteen ook nog een meerderheid voor hoop te krijgen, namelijk het debat over de biologische landbouwsector. Wij zien dat er allerlei verdienmodellen ontstaan, maar dat er geen eerlijk verdienmodel is. Dit zijn de overlappingen. Ik zou daar graag één groot debat van willen maken.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):
Ik denk dat het onderwerp inderdaad bij het WRR-debat over voedsel meegenomen kan worden. Het is ook belangrijk dat hier wat meer transparantie over komt. Wellicht kan er eerst een brief komen die wij meenemen bij het debat.

De voorzitter:
Mijnheer Grashoff, u hebt geen meerderheid voor het houden van een debat.

De heer Grashoff (GroenLinks):
Ik vond de suggestie van verschillende fracties om dit te betrekken bij het WRR-debat wel heel zinnig. Ik kan mij voorstellen, alles afwegende, dat er wel een meerderheid voor zou zijn om dat daaraan toe te voegen, als ik het zo inschat.

De voorzitter:
Ik zie geen reacties. U bent altijd vrij om het onderwerp te betrekken bij het debat.

Ik zal het stenogram van dit deel van de vergadering doorgeleiden naar het kabinet.

Mijnheer Grashoff, volgens mij had u nog een verzoek, namelijk over dubbele schooladviezen. U moet er wel bij blijven. Het woord is nogmaals aan de heer Grashoff.

De heer Grashoff (GroenLinks):
Voorzitter. Wij hebben deze week een debat staan. Ik ben het echt gewoon even kwijt.

De voorzitter:
Morgenavond zouden wij het debat hebben …

De heer Grashoff (GroenLinks):
… over de dubbele schooladviezen. Wij hebben even heen-en-weer gepraat. Het lijkt ons verstandig om dat te verschuiven, omdat wij het er kort geleden al over gehad hebben. Er ligt ook een brief van de staatssecretaris, maar er komt nog een heel cruciaal moment in dit proces. Dat is wanneer wij ook over de plaatsingswijzers kunnen spreken. De suggestie is dus om dat debat te verschuiven naar omstreeks begin juni. Dan hebben wij die plaatsingswijzers ook.

De voorzitter:
U trekt het debat dus niet in?

De heer Grashoff (GroenLinks):
Nee, ik vraag om het te verschuiven.

Mevrouw Siderius (SP):
De SP steunt het verzoek van GroenLinks. Het is mooi als we dat in juni doen, want dan is er ook meer bekend over de Cito-scores van dit jaar. Dan kunnen we die erbij betrekken en behandelen we alles in een keer.

Mevrouw Ypma (PvdA):
Ik ben het eens met de analyse van collega Siderius en ook met de heer Grashoff, dus met een debat in juni. Scholen hebben nu al het recht om meervoudige adviezen te geven. Dat hebben we al geconcludeerd.

De heer Rog (CDA):
Het debat is belangrijk, maar ik begrijp de afweging om de monitor van die plaatsingswijzers even af te wachten.

Mevrouw Straus (VVD):
Steun voor het verzoek van GroenLinks.

De heer Fritsma (PVV):
Ook steun van de PVV.

De voorzitter:
U bent vandaag de algemene woordvoerder, zie ik. Dan halen wij het debat van de agenda af. Dat is wel lastig, maar goed, de meerderheid steunt dat. Dat gaan we dus doen.

De heer Grashoff (GroenLinks):
Dezelfde meerderheid heeft ook gevraagd om het weer op de planning te zetten om en nabij begin juni.

De voorzitter:
Er staan ongeveer 70 meerderheidsdebatten op de lijst. Dus we gaan kijken.

Ik geef het woord aan de heer De Graaf namens de PVV.

De heer De Graaf (PVV):
Voorzitter. De heer De Graaf wil graag meerderheidsdebat nummer 71 op de lijst voorstellen. Gisteren kopte het AD na een enquête van ANBO, de ouderenbond, dat vier op de tien gepensioneerden het niet redden. Zij houden aan het eind van hun geld iedere keer een stukje maand over. Dat stukje maand wordt steeds langer. Nu zijn we bezig — tenminste de staatssecretaris wil dat vooral — met een herziening van het pensioenstelsel. Dat duurt heel lang allemaal. Daarom wil ik nog voordat we daarover gaan spreken, een debat met de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de koopkracht van ouderen. De situatie wordt steeds schrijnender en schrijnender.

De voorzitter:
Wie hierover?

De heer Ulenbelt (SP):
Steun voor het verzoek.

Mevrouw Ypma (PvdA):
Wij hebben wel behoefte aan een brief, maar niet aan een debat.

De heer Elias (VVD):
Namens mijn collega Lodders ook steun voor een brief, maar niet voor een debat.

De voorzitter:
Mijnheer De Graaf, u hebt geen meerderheid voor het houden van een debat, maar wel steun voor een brief. Hoe dan ook, die brief kunnen we gewoon vragen.

De heer De Graaf (PVV):
Ja, inderdaad. Het wordt dus niet debat nummer 71. Dat is jammer. Het is jammer dat men de ouderen wat dat betreft in Nederland laat zitten en dat ik niet de steun krijg van de Kamer om eens te spreken over die koopkracht. Dat vind ik gewoon zonde, want het wordt eens tijd voor een staakt-het-vuren richting onze ouderen. Misschien kan het kabinet in de brief een reactie op deze opmerking meenemen.

De voorzitter:
Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Het woord is aan mevrouw Dik-Faber namens de ChristenUnie.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Voorzitter. Er staat op de lijst een dertigledendebat over de mogelijkheden die ondernemers hebben om over te schakelen naar biologische landbouw. Ik zou dat breder willen trekken. Je ziet ook problemen bij de multifunctionele landbouw. Als ik het algemener benoem, zou ik zeggen: problemen met producten die maatschappelijk zeer gewenst zijn maar waar allerlei belemmeringen voor gelden, waardoor boeren niet in staat zijn om die te produceren. Daar zou ik het debat over willen voeren. Ik hoop dat daar een meerderheid voor is in deze Kamer.

Mevrouw Thieme (PvdD):
Zojuist is er mede namens D66 een motie aangenomen om die belemmeringen voor de biologische landbouw weg te nemen, ook economisch, maar ik vind het heel belangrijk dat wij daar nader over spreken met de staatssecretaris. Daarom ook steun voor dit verzoek.

De heer Van Dekken (PvdA):
Namens de PvdA ook steun.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):
Inderdaad, hoewel de motie is aangenomen, kunnen we nog even verder praten over de andere delen hiervan als het gaat om dit punt. Steun.

De heer Van Gerven (SP):
Steun voor het voorstel.

De heer Grashoff (GroenLinks):
Steun voor het voorstel.

De heer Dijkgraaf (SGP):
Steun.

De voorzitter:
Er is een meerderheid, mevrouw Dik-Faber, om het dertigledendebat om te zetten in een meerderheidsdebat.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Heel fijn. Dank u wel.

De voorzitter:
Daar gaan we rekening mee houden.

Het woord is aan mevrouw Volp namens de PvdA-fractie.

Mevrouw Volp (PvdA):
Voorzitter. Gisteren berichtte het televisie- en radioprogramma EenVandaag over misstanden in de PI Vught. De problemen daar zijn niet nieuw. Die waren eerder aanleiding om dat te laten onderzoeken door de Inspectie Veiligheid en Justitie. Uit dat onderzoek kwam naar voren dat er niet zo veel aan de hand was, maar de signalen van gisteren baren onze partij toch zorgen. Daarom wil ik graag een debat met de staatssecretaris om te bekijken waar deze verschillen op berusten. Ik zou graag voorafgaand aan dat debat een brief willen daarover.

Mevrouw Swinkels (D66):
Ik had er zelf ook een mondelinge vraag over gesteld, want we moeten daar zeker over praten. De vraag is dan natuurlijk wel wat de snelste route is. Donderdag wordt er een VAO gehouden over het gevangeniswezen. Daar zal de staatssecretaris bij zijn. Dan kunnen we het daarbij opnieuw aankaarten. Vooralsnog geef ik dus geen steun voor het debat.

Mevrouw Gesthuizen (SP):
Wel van harte steun, ook omdat ik de redenering dat het bij een VAO betrokken zou kunnen worden, niet zo heel goed kan volgen, aangezien het dan om een ander onderwerp zou gaan dan waar het debat over is gegaan. Dus van harte steun voor het verzoek.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Misschien kunnen we het ook heel creatief oplossen, want de situatie in het gevangeniswezen en de vele incidenten zijn wel aan de orde geweest. Misschien kunnen we afspreken dat we de spreektijd voor het VAO één minuut langer maken, dan hebben we dit debat direct bij de staart en is het ook meteen van de agenda af. Met één minuut extra spreektijd zou het om ongeveer vijf minuten extra gaan. Dan hebben we gewoon een heel debat getackeld over een ingewikkeld en pijnlijk onderwerp.

De voorzitter:
U doet een beroep op mij, maar dat kan echt niet, omdat in het Reglement van Orde staat dat de spreektijd twee minuten is. Bij andere debatten is dat wat anders. Daarom moet u nu zeggen of u dit verzoek steunt.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Dan spijt het mij, ook voor u, voorzitter, maar dan steun ik het wel, en dan hebben we weer een debat.

De voorzitter:
Dat is uw goed recht.

De heer Van Oosten (VVD):
Ik snap wel dat mevrouw Volp erover wil spreken, maar we hebben hierover kortgeleden een algemeen overleg gevoerd, waarin die inspectierapporten ook aan de orde kwamen. Ik denk dat we nu eerst een brief van de staatssecretaris moeten hebben, die goed moeten bestuderen en dan moeten bekijken langs welke weg dit thema het snelst besproken kan worden.

De heer Fritsma (PVV):
De PVV steunt het verzoek wel.

De voorzitter:
Dan is er een meerderheid, het zijn precies 76 zetels. U hebt dus een meerderheid, mevrouw Volp. We zullen daar in de planning rekening mee houden. Verder stel ik voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Het woord is aan mevrouw Gesthuizen namens de SP.

Mevrouw Gesthuizen (SP):
Voorzitter. Mede namens de fracties van de ChristenUnie en D66 doe ik het volgende verzoek. Nog maar een week geleden hadden we hier een uitgebreid debat, waarbij nadrukkelijk werd beloofd dat er geen mensen uitgezet of teruggestuurd zouden worden vanuit Griekenland naar Turkije naar aanleiding van de Turkijedeal. Vandaag blijkt wederom uit een indringend rapport van Human Rights Watch dat er wel misstanden zijn, als het gaat om het terugsturen van vluchtelingen vanuit Griekenland richting Turkije. Daarom vraag ik bij dezen een debat aan met de minister van Buitenlandse Zaken en de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, die verantwoordelijk is voor immigratie en asiel.

De voorzitter:
Wie hierover? Niet allemaal tegelijk.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Steun van GroenLinks.

Mevrouw Maij (PvdA):
Wij zouden eerst graag een brief willen. Nu geen steun voor een debat.

De heer Azmani (VVD):
Wij hebben vorige week met de minister-president hierover gesproken. We hebben morgen een AO met de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. Ik kan me voorstellen dat dit punt daar naar voren wordt gebracht. Een brief vind ik prima, maar ik voorzie op dit moment nog geen debat.

De heer Sjoerdsma (D66):
Mijn fractie had dit verzoek al gesteund, zoals mevrouw Gesthuizen netjes aangaf. De heer Azmani zegt dat het ook morgen kan in het debat. Volgens mij betekent dit automatisch dat de brief voor morgen moet komen.

Mevrouw Gesthuizen (SP):
Dat zou inderdaad de consequentie zijn. Ik kan mij voorstellen dat we het kabinet verzoeken om een brief voor 10.00 uur 's ochtends te sturen, voor het debat dat morgen om 11.00 uur begint, zodat we de brief nog kunnen lezen en desgewenst bij het debat kunnen betrekken. Als dat niet het geval is, in de zin dat de brief later komt of niet de informatie bevat die wij nodig menen te hebben, dan zult u mij mogelijk morgen of anders volgende week weer terugzien op dit spreekgestoelte.

De voorzitter:
Dan stel ik voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Het woord is aan de heer Sjoerdsma.

De heer Sjoerdsma (D66):
Voorzitter. CBS-cijfers lieten vandaag zien dat de import van gas vanuit Rusland naar Nederland van 2010 tot 2015 verdubbeld is. Dat is zorgwekkend, want dat maakt ons afhankelijker van Rusland en dus ook van de grillen van Poetin. Het is ook in tegenspraak met eerdere beloften van het kabinet en met name met de uitspraak van minister Koenders dat hij minder afhankelijk wilde worden van Rusland. Ondertussen wachten wij nog steeds op de geopolitieke energiestrategie die het kabinet al veel eerder had beloofd. Ik vraag hierover een debat aan met minister Koenders, mede namens de ChristenUnie.

De heer Ten Broeke (VVD):
Voorzitter. Nadat we eerst op voorspraak van D66 hebben besloten de kolencentrales te sluiten, willen we ons nu ook afsluiten voor Russisch gas. Over geopolitiek gesproken. Ik ondersteun het debat van harte, want het lijkt me leuk om hierover te debatteren, maar niet eerder dan nadat wij een brief hebben ontvangen waarin onder andere op de zojuist genoemde elementen wordt ingegaan. Daar zal de heer Sjoerdsma echter vast geen bezwaar tegen hebben.

Mevrouw Gesthuizen (SP):
Met een enigszins andere motivatie geeft ook de SP-fractie van harte steun aan het verzoek van de heer Sjoerdsma.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Ook GroenLinks steunt het verzoek.

De heer Knops (CDA):
Wij steunen het verzoek om een debat en het lijkt me prima om voorafgaand daaraan een brief te krijgen. Ik geef de heer Sjoerdsma ook in overweging om minister Kamp hiervoor uit te nodigen.

Mevrouw Vermue (PvdA):
Mijn fractie steunt het verzoek om een debat niet. Wel steunen wij het verzoek om een brief.

De voorzitter:
Mijnheer Sjoerdsma, u hebt een meerderheid voor uw verzoek en er is ook een verzoek om een brief gedaan.

De heer Sjoerdsma (D66):
Er ligt nog een verzoek van de heer Knops om ook minister Kamp uit te nodigen. Dat lijkt mij zinvol als we het gaan hebben over energie en over geopolitiek. Een brief lijkt me eveneens zinvol, maar het lijkt me ook zinvol als het kabinet die geopolitieke energiestrategie dan zo snel mogelijk naar de Kamer stuurt.

De heer Ten Broeke (VVD):
Het verzoek van de heer Sjoerdsma was duidelijk geopolitiek gemotiveerd. We hebben de argumentatie van de heer Kamp in de Kamer vaak genoeg gehoord. Het lijkt me dus niet nodig om hem erbij te hebben. Laten we vooral veel tijd gunnen aan de minister van Buitenlandse Zaken. Als de nieuwe geopolitieke energiestrategie er ligt, zie ik die ook graag komen, maar vooral wil ik een brief.

De heer Sjoerdsma (D66):
De heer Ten Broeke beschuldigde mij net en hij had het daarbij over het sluiten van kolencentrales. Dat is nu juist het terrein van minister Kamp. Als de heer Ten Broeke het daar dus over wil hebben in dit debat, moeten we minister Kamp uitnodigen.

De heer Ten Broeke (VVD):
Maar daar heb ik mijnheer Kamp niet voor nodig. Zijn argumenten ken ik wel.

De voorzitter:
Ik hoor in de zaal dat niemand het meer kan volgen. Nee, mijnheer Ten Broeke, volgens mij is alles wel gezegd.

Mijnheer Sjoerdsma, er is een meerderheid voor uw verzoek om een debat. Ik stel voor om het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet. We zien wel wie er namens het kabinet naar de Kamer wordt afgevaardigd.

Het woord is aan mevrouw Voortman namens GroenLinks.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Voorzitter. De Autoriteit Persoonsgegevens heeft vandaag een rapport gepresenteerd waaruit blijkt dat gemeentes zich nauwelijks houden aan de regels voor het omgaan met privacygevoelige gegevens. Dat is niet de eerste keer: we hebben het eerder gehad over gegevens in het kader van de jeugdzorg, maar ook op allerlei andere terreinen blijkt dit niet goed te gaan. GroenLinks maakt zich hier al langere tijd zorgen over. Wij vinden ook dat het hoog tijd is dat de coördinerend minister voor de decentralisaties en de minister die zich bezighoudt met privacy, hieraan wat gaan doen. Wij willen daarom graag een debat met de minister van Binnenlandse Zaken, voorafgegaan door een brief.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):
Bij 37 middelgrote gemeenten, plus de gemeenten Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht, weet men niet wat de Wet bescherming persoonsgegevens betekent voor het verwerken van die gegevens. Dat vind ik nogal wat. Mijn fractie steunt het verzoek om dit debat te houden. Minister Plasterk moet nu aan de bak.

Mevrouw Gesthuizen (SP):
Ik ben het geheel eens met de collega's Voortman en Koşer Kaya. Wij steunen het verzoek om een debat van harte.

De heer Veldman (VVD):
Er zijn al eerder zorgen geuit over de privacy. Sterker nog: afgelopen november heeft de Kamer Kamerbreed de motie van de VVD aangenomen waarin de minister wordt opgeroepen om snel met de VNG tot een sluitende aanpak te komen. De berichtgeving van vandaag lijkt daar nog niet op. Wij steunen dus het verzoek om een debat.

Mevrouw Oosenbrug (PvdA):
Omdat het over meer gaat dan alleen de privacy bij gemeentes, vind ik ook dat de coördinerende minister voor privacy — we hebben het er al vaker over gehad: hij vindt zelf dat hij dat niet is, maar hij is het wel — hierbij moet zijn. Ik wil dus graag een brief ontvangen, en daarbij doe ik het verzoek om ook de minister van Veiligheid en Justitie uit te nodigen voor dit debat. Mijn fractie vindt namelijk dat hij in zijn rol als coördinerend minister voor privacy hierbij aanwezig hoort te zijn.

Mevrouw Gesthuizen (SP):
Mag ik dat laatste punt van mevrouw Oosenbrug nog steunen?

De voorzitter:
Ja, dat mag. Ik begrijp dat mevrouw Oosenbrug het verzoek om een debat steunt. Mevrouw Voortman, u hebt wel een meerderheid voor het houden van een debat.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Ik hoor het inderdaad, een unanieme meerderheid zelfs, dus het zou ook mooi zijn als het snel ingepland kan worden.

De voorzitter:
Wij doen ons best. Ik stel voor om het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet. Mevrouw Koşer Kaya, was u iets vergeten?

Mevrouw Koşer Kaya (D66):
Ik wilde het verzoek van mevrouw Oosenbrug nog steunen.

De voorzitter:
Hiermee zijn we gekomen aan het eind van de regeling van werkzaamheden.

De vergadering wordt van 16.38 uur tot 16.45 uur geschorst.

Voorzitter: Maij

Onderwijshuisvesting po en vo

Onderwijshuisvesting po en vo

Aan de orde is het VAO Onderwijshuisvesting po en vo (AO d.d. 12/04).


Termijn inbreng

De voorzitter:
Ik heet de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap welkom.

Mevrouw Siderius (SP):
Voorzitter. We hebben een debat gevoerd met de staatssecretaris over de huisvesting in het primair en het voortgezet onderwijs naar aanleiding van een kritisch rapport van de Algemene Rekenkamer. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat gemeenten en schoolbesturen in een deel van de situaties grote zorg hebben over de ontoereikendheid van de bekostiging voor onderwijshuisvesting primair onderwijs en voortgezet onderwijs;

constaterende dat de Algemene Rekenkamer concludeert dat de procedure voor nieuwbouw in onderwijshuisvesting in onderwijswetten onvoldoende aansluit bij de praktijk, met name waarbij het gaat om wetgeving, bekostiging, termijnen en juridische status;

constaterende dat gemeenten en schoolbesturen soms huiverig zijn om nieuwe investeringen te doen vanwege de wisselvallige en kortetermijnbekostiging van onderwijshuisvesting;

verzoekt de regering, onderwijswetgeving te wijzigen zodat procedures, bekostiging en de juridische status van (integrale) onderwijshuisvestingsplannen uitgaan van meerjarige en meer structurele bekostiging, zodat gemeenten in staat worden gesteld om integrale onderwijshuisvestingsplannen te maken voor perioden van tien jaar of langer,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Siderius. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 307 (31293).

De heer Bruins (ChristenUnie):
Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor zijn beantwoording tijdens het AO. Ik heb één motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het binnenklimaat in schoolgebouwen nog te vaak onder de maat is en dat de hoeveelheid CO2 in klaslokalen soms twee keer zo hoog is als maximaal is toegestaan;

overwegende dat de gezondheid van leraren en leerlingen en schoolprestaties van kinderen lijden onder slechte luchtkwaliteit in schoollokalen;

overwegende dat de rijksbouwmeester al in 2009 aanbevelingen heeft gedaan om het binnenklimaat in scholen te verbeteren, waaronder aanpassing van het Bouwbesluit ten aanzien van de ventilatiecapaciteit;

verzoekt de regering, in overleg te gaan met de rijksbouwmeester, de bouwcampus in Delft en het onderwijsveld over het verbeteren van het binnenklimaat op scholen en over het bundelen van kennis op landelijk niveau, zodat schoolbesturen en gemeenten advies kunnen inwinnen bij plannen voor onderhoud, renovatie en nieuwbouw,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Bruins. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 308 (31293).

De heer Van Meenen (D66):
Voorzitter. Ik heb een tweetal moties.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Algemene Rekenkamer stelt dat een schoolgebouw gemiddeld 69 jaar staat voordat het vervangen wordt, terwijl de levensduur om en nabij de 40 jaar is;

overwegende dat gemeenten een verantwoordelijkheid dragen voor nieuwbouw van schoolgebouwen, maar scholen geen positie hebben om hun gemeente aan te spreken wanneer een schoolgebouw is afgeschreven;

verzoekt de regering, te onderzoeken hoe in wet- en regelgeving kan worden opgenomen dat gemeenten gehouden zijn een expliciet besluit te nemen over nieuwbouw, renovatie of vervanging van schoolgebouwen ouder dan 40 jaar, tenzij daar in het integraal huisvestingsplan andere afspraken over zijn gemaakt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Meenen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 309 (31293).

De heer Van Meenen (D66):
De tweede motie sluit aan op het hetgeen in het debat gewisseld is over het bouwbesluit en andere besluiten die hier eerder genomen zijn.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat niet bij alle schoolgebouwen bekend is of er asbest aanwezig is, en dit tot risico's kan leiden voor de gezondheid van leerlingen en docenten;

overwegende dat de Kamer reeds in 2011 de regering bij motie heeft verzocht om het asbestprobleem in scholen snel en gedegen aan te pakken, te beginnen met een inventarisatie, maar dit vijf jaar later nog niet voor alle scholen is opgepakt;

verzoekt de regering, haast te maken met het in kaart brengen van het asbestrisico in scholen middels een inventarisatieplicht voor schoolgebouwen waar nog geen inventarisatie heeft plaatsgevonden, en de Kamer over de voortgang hiervan voor de zomer van 2016 te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Meenen en Van Veldhoven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 310 (31293).

Hiermee is er een eind gekomen aan de inbreng van de zijde van de Kamer. Ik schors enkele ogenblikken opdat de staatssecretaris kan beschikken over alle moties.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.


Termijn antwoord

Staatssecretaris Dekker:
Voorzitter. Alvorens in te gaan op de moties, kom ik graag nog even terug op het AO van vorige week. Er ontstond wat verwarring in de discussie tussen mij en mevrouw Straus over de evaluatie van de Wet overheveling buitenonderhoud primair onderwijs. Ik had mevrouw Straus toegezegd nog na te zoeken in de Handelingen hoe het precies zat. Ik moet zeggen dat mevrouw Straus gelijk had. Het is toch altijd prettig als je dat dan even hoort. In de Handelingen staat inderdaad dat ik heb toegezegd dat de evaluatie zou plaatsvinden in 2017, maar dat is per abuis. Ik zet dat dus graag recht: het had 2020 moeten zijn. In de wettekst zelf is geen evaluatiebepaling opgenomen. De Comptabiliteitswet bepaalt dan dat de wet na vijf jaar wordt geëvalueerd. Ik ben bang dat in het debat dat we destijds hadden, de brede Monitor onderwijshuisvesting — die de Kamer wel in 2017 ontvangt — en de wetsevaluatie wat door elkaar heen zijn gaan lopen.

Voor de volledigheid schets ik het routeboekje, zodat de Kamer weet wanneer zij wat krijgt. In 2016 ontvangt de Kamer de evaluatie van de materiële instandhouding primair onderwijs. Ik geloof dat dat een belangrijk punt was voor de heer Rog. In 2017 komt de brede Monitor onderwijshuisvesting. In 2020 volgt dan de evaluatie van de Wet overheveling buitenonderhoud po.

Ik kom bij de moties. De motie van mevrouw Siderius op stuk nr. 307 moet ik helaas toch ontraden. Ik ben heel erg voor het werken met integrale huisvestingsplannen, maar de motie gaat eigenlijk nog een stap verder. In de motie staat ook dat de bekostigingssystematiek moet worden gewijzigd, structureel moet worden gemaakt en eigenlijk moet worden vastgezet voor tien jaar. Dat past niet in de systematiek die we hebben rondom het Gemeentefonds, waarbij we het aan de lokale democratie, aan de gemeenteraden, overlaten om daarbinnen afwegingen te maken. Sowieso is het onverstandig om een verplichte looptijd te hebben die ook hard gekoppeld is aan de begroting. Rijk en gemeenten kunnen nooit tien jaar van tevoren plannen, ook niet als het gaat om de bekostiging die nodig is voor onderwijshuisvesting.

Dan de motie van de heer Bruins op stuk nr. 308. Ik zou veel kunnen afdoen aan deze motie, gezien een aantal overwegingen en ook gezien datgene wat de heer Bruins mij vraagt. Ik kan mij echter wel vinden in de intentie van de motie, namelijk om eens een aantal partijen aan tafel te zetten om na te denken over het binnenklimaat. Misschien mag ik de motie zo uitleggen — ik kijk nu naar de heer Bruins — dat ik het initiatief neem tot zo'n overleg, maar dat we niet allerlei nieuwe organisaties gaan opzetten of het Rijk verantwoordelijkheden laten overnemen van de lokale partijen. Het vergroten van kennis en expertise ligt op het snijvlak van de VNG enerzijds en de PO-Raad en de VO-raad anderzijds. Zij hebben ooit eens een expertisecentrum opgericht, namelijk Ruimte-OK. Dat is echt door deze organisaties opgezet. Ik vind dat dan de juiste plek hiervoor. Ik neem het initiatief, maar ik vind wel dat we het daar zouden moeten beleggen. Als ik de motie zo mag interpreteren of uitleggen, kan ik het oordeel erover aan de Kamer laten. Ik kijk nu dus verwachtingsvol naar de heer Bruins.

De heer Bruins (ChristenUnie):
De staatssecretaris is een man naar mijn hart. Ik ben allergisch voor het opzetten van nieuwe structuren waar ze niet nodig zijn en waar goed overleg ook leidt tot mooie plannen. De staatssecretaris mag de motie dus zeker zo interpreteren. Misschien mag ik meegeven dat de Bouwcampus de rol van kenniscentrum zou kunnen spelen in dat overlegorgaan. Daar zijn al veel organisaties gebundeld. Als de staatssecretaris het initiatief neemt tot zo'n overleg, lijkt het me prachtig om de motie zo te interpreteren.

Staatssecretaris Dekker:
Dan kan ik er goed mee uit de voeten.

De voorzitter:
Dan is het "oordeel Kamer"?

Staatssecretaris Dekker:
Ja, dan is het "oordeel Kamer".

Met de motie van de heer Van Meenen op stuk nr. 309 wordt de regering verzocht, te onderzoeken hoe in wet- en regelgeving kan worden opgenomen dat gemeenten gehouden zijn om een expliciet besluit te nemen over nieuwbouw, renovatie en vervanging bij schoolgebouwen ouder dan 40 jaar. Ik vind het te ver gaan om dat centraal vanuit Den Haag te regelen. Een schouw van "voldoen gebouwen nog?" moet wat mij betreft op het lokale niveau plaatsvinden. Het kan voorkomen dat je na 30 jaar constateert dat een gebouw niet voldoet, maar soms voldoen gebouwen na 60 of 70 jaar nog prima. Ik weet niet wat centrale regelgeving dan nog toevoegt aan de mogelijkheden op gemeentelijk niveau.

De heer Van Meenen (D66):
Het enige wat deze motie beoogt toe te voegen, is dat er een expliciet besluit plaatsvindt, waartegen bezwaar kan worden gemaakt. Nu is de situatie in nogal wat gemeenten zo dat er eigenlijk helemaal geen besluitvorming plaatsvindt en dat een en ander stagneert en verzandt in allerlei discussies. Ik wil dat de gemeente wordt gedwongen om een besluit te nemen als een gebouw maximaal 40 jaar oud is. Dat kan ook een besluit zijn om niets te doen, maar dan ontstaat wel de positie voor het schoolbestuur om bezwaar te maken.

Staatssecretaris Dekker:
Ik begrijp het punt dat externe partijen, schoolbesturen, een expliciet besluit nodig hebben, want dan kun je beroep en bezwaar aantekenen, maar scholen kunnen altijd vragen om een expliciet besluit door een aanvraag in te dienen bij de gemeente. Dat kan prima na 40 jaar. De gemeente moet op basis van die aanvraag een besluit nemen. Dat besluit kan toekennend of afwijzend zijn. Als je het daar niet mee eens bent, is er beroep en bezwaar mogelijk.

De heer Van Meenen (D66):
Dat klopt, maar ik wil die verantwoordelijkheid bij de gemeente leggen en niet bij het schoolbestuur. Dat is de essentie van deze motie.

Staatssecretaris Dekker:
Ik begrijp dat, maar ik vind dat onvoldoende toevoegen aan datgene wat er nu al is om te zeggen: wij gaan hier onderzoek naar doen en dan de wet- en regelgeving aanpassen.

De voorzitter:
Uw oordeel is?

Staatssecretaris Dekker:
Ontraden.

De laatste motie is volgens mij enige tijd terug al aangehouden in het VAO duurzaamheid, juni 2015. Inmiddels is er een schriftelijk overleg geweest waarbij de staatssecretaris van I en M iets heeft toegezegd dat redelijk tegemoetkomt aan datgene wat de heer Van Meenen vraagt. De staatssecretaris heeft toegezegd aan de GGD te vragen om te onderzoeken of en hoe de contacten tussen de GGD's en de gemeenten benut kunnen worden om in de resterende scholen in Nederland, waar nog geen asbestinventarisatie heeft plaatsgevonden, een asbestinventarisatie te laten uitvoeren en zo nodig een asbestbeheerplan te laten opstellen. Ik citeer wat dat betreft uit het schriftelijk overleg van een paar maanden terug. Dat leidt mij tot de opmerking dat deze motie daarmee volgens mij overbodig is geworden. Daarom ontraad ik haar.

De heer Van Meenen (D66):
Ik zie nog wel een verschil tussen een verzoek aan de GGD en een uitspraak van de Kamer waarin staat dat de regering erop moet toezien dat dit wordt uitgevoerd.

Staatssecretaris Dekker:
Laten wij dan eerst afwachten waar de staatssecretaris van I en M voor de zomer van 2016 mee komt. Als wij dit er nu overheen doen, gaan wij heel veel dubbel doen. Ik vind het onverstandig om deze motie in stemming te brengen. Dan kan de heer Van Meenen die wellicht aanhouden. Anders vind ik de motie overbodig en dubbelop. Als hij zegt dat de motie veel verder gaat dan wat de staatssecretaris heeft toegezegd, dan ontraad ik de motie. Ik vind de toezegging van de staatssecretaris namelijk heel redelijk.

De heer Van Meenen (D66):
Mogelijk verschillen wij daarover van opvatting, maar ik zal nog een keer precies bestuderen wat de staatssecretaris van I en M heeft gezegd. Dan zal ik voor de stemmingen aangeven of ik de motie al dan niet aanhoud.

De voorzitter:
Vooralsnog is dan het oordeel: ontraden.

Staatssecretaris Dekker:
Ja.

De beraadslaging wordt gesloten.

De vergadering wordt van 17.01 uur tot 17.13 uur geschorst.

Economische missies en handelsbevordering

Economische missies en handelsbevordering

Aan de orde is het VAO Economische missies en handelsbevordering (AO d.d. 07/04).


Termijn inbreng

De voorzitter:
Ik heet de staatssecretaris van Financiën welkom. Ik geef graag het woord aan mevrouw Gesthuizen namens de SP-fractie.

Mevrouw Gesthuizen (SP):
Voorzitter. We hebben een uitgebreid debat gevoerd over economische missies. De staatssecretaris en ik werden het absoluut niet eens over de handelwijze van een belangrijke dienst van het departement waarover hij mede de scepter zwaait. Ik dien twee moties in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het Nederlandse beleid is om bij iedere exportkredietverzekering, ook voor projecten korter dan twee jaar, een Environmental and Social Impact Analysis te laten uitvoeren;

voorts constaterende dat bij de aanleg van het tweede Suezkanaal omwille van het economisch belang hiervan is afgezien met een beroep op artikel 3.7 van het mvo-beleidsdocument van Atradius DSB;

van mening dat mensenrechten en milieu niet ondergeschikt mogen worden gemaakt aan economisch belang en dat gevolgen voor mensenrechten en milieu altijd in beeld moeten worden gebracht voordat een verzekering wordt verstrekt;

verzoekt de regering, bij alle exportkredietverzekeringen die door Atradius DSB worden verstrekt due diligence toe te passen zoals in de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen staat omschreven,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Gesthuizen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 64 (34300-XVII).

Mevrouw Gesthuizen (SP):
Dit is een zeer redelijke motie. Ik kan mij niet voorstellen dat zij het niet haalt.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat bij baggerwerkzaamheden aan het tweede Suezkanaal twee Nederlandse bedrijven op last van het ministerie van Financiën een exportkredietverzekering hebben gekregen zonder volledige Environmental and Social Impact Analysis;

voorts constaterende dat gezinnen die in dit gebied leefden onvrijwillig zijn verplaatst door de Egyptische overheid zonder dat zij compensatie hebben ontvangen;

overwegende dat mensenrechten en milieu niet ondergeschikt mogen worden gemaakt aan economische belangen;

spreekt uit dat de bij het tweede Suezkanaal gekozen handelwijze kwalijk is en niet herhaald dient te worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Gesthuizen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 65 (34300-XVII).

Als tweede spreker geef ik graag het woord aan de heer Jan Vos namens de PvdA-fractie.

De heer Jan Vos (PvdA):
Voorzitter. We hebben een uitstekend overleg gehad met de staatssecretaris en de minister. Ik dank beide bewindslieden voor de antwoorden. Ik heb één motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het mvo-beleid van de exportkredietverzekeringsfaciliteit is bedoeld om negatieve effecten op derden en het milieu als gevolg van economische activiteiten te voorkomen en te minimaliseren;

constaterende dat bij de verstrekking van een exportkredietverzekering voor twee Nederlandse baggeraars die participeerden in een omstreden prestigeproject van de Egyptische president Al-Sisi, voor het eerst de uitzonderingsclausule 3.7 van het mvo-beleid van de exportkredietverzekeringsfaciliteit is toegepast;

van mening dat er uiterste zorgvuldigheid is geboden op het gebied van mensenrechten en milieustandaarden bij het verstrekken van exportkredietverzekeringen door de Nederlandse overheid, in het bijzonder bij betrokkenheid van risicosectoren en in omstreden projecten;

constaterende dat het kabinet en Atradius Dutch State Business meer proactief en transparant kunnen communiceren over de mvo-gerelateerde informatie en de beoordeling daarvan ten behoeve van het verstrekken van exportkredietverzekeringen;

verzoekt de regering om ervoor zorg te dragen dat transparant inzicht wordt verschaft in de afweging die ten grondslag ligt aan de verstrekking van exportkredietverzekeringen, inclusief de mvo-aspecten, en de effecten van het huidige mvo-beleid mee te nemen in de voor dit jaar geagendeerde beleidsdoorlichting exportkredietverzekeringen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Jan Vos. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 66 (34300-XVII).

Mevrouw Gesthuizen (SP):
Ik zou mijn nieuwsgierigheid kunnen bedwingen en kunnen wachten op de stemmingen van volgende week dinsdag om te weten of de Partij van de Arbeid nu wel of niet de gang van zaken rond het verlenen van een exportkredietverzekering aan de twee Nederlandse baggeraars afkeurt, maar ik zou bij dezen graag het volgende van de heer Vos vernemen. Is deze gang van zaken iets waarvan de Partij van de Arbeid zegt dat zij dit in de toekomst niet meer wil zien gebeuren? Of zegt de heer Vos dat dit moet kunnen?

De heer Jan Vos (PvdA):
Ik zou niet graag zien dat dit op deze manier nog een keer gebeurt. Maar de woorden en de kwalificatie die mevrouw Gesthuizen heeft gebruikt, zie ik echt niet.

Mevrouw Gesthuizen (SP):
Ik zou de wedervraag willen stellen welke woorden de heer Vos precies bedoelt, maar het gaat er natuurlijk om …

De heer Jan Vos (PvdA):
U gebruikte woorden als "afkeuring" en dergelijke. Dat zie ik allemaal niet zo, dus die kwalificatie laat ik graag bij u liggen.

Mevrouw Gesthuizen (SP):
We moeten natuurlijk uitkijken dat we niet in de sfeer van een motie van afkeuring terechtkomen. Zo is het ook niet bedoeld. Maar ik wil dan wel graag direct uit de mond van de heer Vos vernemen dat hij voortaan dit soort praktijken niet meer op deze manier wil zien gebeuren bij dergelijke ingrijpende processen.

De heer Jan Vos (PvdA):
Ik denk dat het kabinet zelf al heeft aangegeven dat het allemaal wat beter had gekund. Ik vond het een heel normale gedachtenuitwisseling in het kader van de controlefunctie die het parlement uitoefent. Je moet het politiek niet zwaarder maken dan het is.

De heer Teeven (VVD):
Voorzitter. We hebben naar het oordeel van de VVD-fractie een uitstekend overleg gehad met de beide bewindslieden. Naar ons oordeel was er ook sprake van een situatie van "eens maar nooit weer"; ik gebruik de woorden van de heer Vos maar een beetje. Dat had voor ons echter niet zozeer te maken met de manier waarop de vergunningenafgifte is gegaan, maar meer met het tempo daarvan. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de exportkredietverzekeringsfaciliteit exporttransacties van Nederlandse bedrijven mogelijk maakt die anders vaak niet tot stand komen of naar buitenlandse concurrenten gaan;

overwegende dat Nederland zich bij het toekennen van exportkredietverzekeringen altijd aan de geldende OESO-richtlijnen houdt en bij kortlopende financiering zelfs verdergaat dan die richtlijnen;

overwegende dat het tijdig toewijzen van exportkredietverzekeringen noodzakelijk is om competitief nadeel voor Nederlandse bedrijven te voorkomen;

constaterende dat lange doorlooptijden van aanvraagprocedures verstorend voor het level playing field werken;

verzoekt de regering, er alles aan te doen om de doorlooptijden van aanvraagprocedures voor exportkredietverzekeringen in te korten zonder daarbij af te doen aan de gestelde criteria,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Teeven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 67 (34300-XVII).

De heer Teeven (VVD):
Omdat de staatssecretaris tijdens het algemeen overleg al een aantal opmerkingen hierover heeft gemaakt, zou ik mij kunnen voorstellen dat het kabinet overgaat tot het overnemen van deze motie. Ik verzoek de staatssecretaris dan ook om te reflecteren op dit verzoek van de VVD-fractie.


Termijn antwoord

Staatssecretaris Wiebes:
Voorzitter. In de motie van mevrouw Gesthuizen op stuk nr. 64 wordt de regering verzocht, due diligence toe te passen zoals in de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen staat omschreven. Ik weet niet of we er in die helderheid aan zijn toegekomen in het debat, maar voor alle helderheid: de common approaches gelden voor de verzekerende overheden en de OESO-richtlijnen voor de verzekerde ondernemingen. Het helpt niet als je dat door elkaar haalt en het is voor een overheid die die kredietverzekeringen moet toekennen ook helemaal niet uitvoerbaar. Volgens mij worden in de motie dingen door elkaar gehaald. In deze vorm is het niet haalbaar, dus ik moet de motie ontraden.

In de motie van mevrouw Gesthuizen op stuk nr. 65 spreekt de Kamer iets uit. Ik vertrouw erop dat mevrouw Gesthuizen en alle andere leden in deze zaal het zonder mijn advies kunnen stellen en dat zij er zelf uitkomen. Het kabinet wordt niet opgeroepen tot iets, dus het gaat mij ook niet aan. Ik heb er een opvatting over, maar ik zal die voor mij houden.

In de motie van de heer Vos op stuk nr. 66 wordt de regering verzocht, ervoor zorg te dragen dat transparant inzicht wordt verschaft et cetera. Ik herinner mij een dergelijke toezegging van mijn kant in het debat, maar ik wil de motiewedstrijd niet verstoren. De motie roept in alle genuanceerdheid op tot grotere transparantie. Ik ben daar een voorstander van en laat het oordeel over deze motie aan de Kamer.

In de motie van de heer Teeven op stuk nr. 67 wordt de regering verzocht, er alles aan te doen om de doorlooptijden van aanvraagprocedures voor exportkredietverzekeringen in te korten zonder af te doen aan de gestelde criteria. Dat zijn prachtige woorden die niet alleen enthousiasmeren, maar ook ontroeren. Ik neem de motie graag over.

De voorzitter:
De staatssecretaris heeft aangegeven de motie te willen overnemen. Is daar bij een of meer leden bezwaar tegen?

Mevrouw Gesthuizen (SP):
Ik ben nog niet helemaal bekend met deze nieuwe procedure. Het is voor het eerst dat ik dit bij de hand heb. Mijn fractie wil in ieder geval wel over de motie kunnen stemmen.

De voorzitter:
Dat betekent dat u bezwaar hebt en dat de motie in stemming zal worden gebracht.

Daarmee is een einde gekomen aan dit VAO Economische missies en handelsbevordering.

De beraadslaging wordt gesloten.

De vergadering wordt van 17.24 uur tot 19.04 uur geschorst.

Voorzitter: Elias

Stabiliteitsprogramma en Nationaal Hervormingsprogramma

Stabiliteitsprogramma en Nationaal Hervormingsprogramma

Aan de orde is het debat over het Stabiliteitsprogramma en het Nationaal Hervormingsprogramma.


Termijn inbreng

De voorzitter:
Ik heet de twee ministers in vak-K, namelijk de minister van Financiën en de minister van Economische Zaken, van harte welkom. De spreektijd in eerste termijn is bepaald op vijf minuten. Dat mag korter, maar het mag zeker niet langer.

De heer Bashir (SP):
Voorzitter. Dankzij het Europees economisch bestuur moet Nederland lijstjes aan Brussel leveren. Een aantal mensen in Brussel die we verder niet kennen, die niet gekozen zijn en die eigenlijk ook niet weten hoe het er in Nederland aan toe gaat, leest die lijstjes en doet vervolgens aanbevelingen. Dat zijn aanbevelingen die wij moeten uitvoeren. Dat gebeurt op tal van onderwerpen, ook onderwerpen die wat de SP-fractie betreft onder de nationale bevoegdheid moeten vallen.

Vandaag liggen er twee programma's voor ons. De SP-fractie had liever gezien dat deze programma's überhaupt niet zouden bestaan. Wij willen namelijk geen dictaten die vanuit Brussel worden opgelegd door niet-gekozen technocraten. Met de uitslag van het Oekraïnereferendum in het achterhoofd, wil ik de ministers meegeven dat het juist dit soort beleid is dat de steun voor het Europese project onderuithaalt. Dat geldt evenzeer voor het vertrouwen in de nationale politiek, die zich aan de leiband van Brussel laat leggen. Voor zaken aanpakken en dingen beter doen, heeft het kabinet Europa toch niet nodig? Waarom doet het kabinet zelf niet wat er moet gebeuren? Laat ik drie onderwerpen aanstippen: allereerst de noodzaak om te investeren, vervolgens het belang van onderzoek en innovatie en ten slotte de groeiende armoede in Nederland.

Bij het kabinet ontbreekt de wil om publieke investeringen te doen nu de private investeringen achterblijven. De overheid moet de binnenlandse bestedingen meer in lijn brengen met onze exportcapaciteit. Ondanks de lage aardgasbaten is het overschot op de handelsbalans nog altijd 9,1%. Wat gaat het kabinet doen om dit overschot terug te dringen? Deelt de minister de mening van de SP-fractie dat wanneer de private sector onvoldoende investeert, de inflatie laag is en de loonontwikkeling achterblijft, de overheid een extra taak heeft om de economie op een duurzame manier aan te jagen? Zo ja, waarom zien we daar zo weinig van terug? Overheidsinvesteringen zijn keihard nodig. Op welke wijze stimuleert de minister bedrijven om het Nederlandse spaaroverschot weg te werken anders dan alleen langs de fiscale route? Het is overigens wel opmerkelijk dat ook de Europese Commissie nu de grote aanwezigheid van multinationals in Nederland vanwege het gunstige vestigingsklimaat voor multinationals ziet als een reden voor het hoge overschot. Wat is de reactie van de minister hierop?

Dan onderzoek en innovatie. De totale uitgaven aan onderzoek en innovatie blijven hangen op 2% van het bruto binnenlands product. Dat is onder het Europese gemiddelde. Onderzoek aan universiteiten, waaronder fundamenteel onderzoek, wordt zo steeds meer onderworpen aan de agenda van het bedrijfsleven. Natuurlijk kan publiek-private samenwerking goed uitpakken. Uiteraard pakt die vaak goed uit. Directe overheidsinvesteringen zijn echter minstens zo belangrijk, juist als het gaat om fundamenteel onderzoek. Wat gaat de minister doen om ervoor te zorgen dat de uitgaven aan onderzoek en ontwikkeling op peil blijven en dat fundamenteel onderzoek ook echt fundamenteel kan blijven, zonder onderworpen te worden aan de grillen van de markt? Ook de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) pleit in zijn rapport Naar een lerende economie voor meer investeringen in permanente scholing en fundamenteel onderzoek. Wat gaat het kabinet doen om de norm te halen die wij hebben gesteld, namelijk die 2,5% van het bruto binnenlands product? Ik hoor daar graag een reactie op.

Tot slot de armoede en de banen. De armoede in Nederland stijgt en de sociale uitsluiting neemt toe. 400.000 kinderen in Nederland leven in armoede. Dat is natuurlijk een groot probleem, maar het kabinet lijkt dat gemakzuchtig weg te wuiven of statistisch weg te poetsen. Zijn er eigenlijk armoedecijfers waarvan de minister wél schrikt, vraag ik me af. Kan hij hier zeggen welke maatregelen om de armoede te bestrijden succesvol zijn en welke niet? Daarbij zien we dat de armoede niet slinkt, maar groeit. Wat doet Nederland bijvoorbeeld om de enorme privateschuldenberg terug te dringen?

Kwetsbare groepen, zoals migranten, jongvolwassenen, 55-plussers en eenoudergezinnen, lopen het grootste risico om te worden geconfronteerd met armoede en sociale uitsluiting. Het kabinet zegt dat werk de beste weg uit armoede is en dat werken moet lonen, maar daar zit nu juist het probleem. Het aantal banen neemt weliswaar toe, maar dat geldt ook voor het aantal mensen dat een baan zoekt. Bovendien komen er vooral kleine flex- en zzp-banen bij. Hoe verklaart de minister dat en wat gaat hij daaraan doen?

Tot slot heb ik de volgende vraag. Wanneer gaat de minister eigenlijk doen wat hij heeft beloofd, namelijk de banenmachine aanzetten? Ik hoor graag een helder antwoord op deze vraag.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Voorzitter. We kennen de minister van Financiën als iemand die de begrotingsdiscipline hoog in het vaandel heeft staan. Hierbij wordt hij gesteund door de Raad van State, die als "begrotingswaakhond" kritisch meekijkt met het kabinet. Het beeld dat het kabinet schetst, is behoorlijk positief, maar ik zie tegelijkertijd een kritische begrotingsautoriteit, een kritische Raad van State. De vraag is of de minister van Financiën ook nu, net als in eerdere jaren, zal vasthouden aan zijn begrotingsdiscipline. Want dat zal best nog wel een opgave worden, gezien de cijfers van dit jaar en volgend jaar. Als de minister zich namelijk wil houden aan die begrotingsregels, zou er dit jaar voor 1,7 miljard euro extra bezuinigd of minder uitgegeven moeten worden, en in 2017 voor 2,7 miljard euro. Verder moet er aan de inkomstenkant 1,2 miljard euro extra worden opgehaald.

Deze gecombineerde opgave van in totaal 5,5 miljard euro zet de 5 miljard lastenverlichting die het kabinet heeft uitgedeeld aan werkend Nederland, opeens toch wel in een ander daglicht. Waar dit jaar vooral de werkenden profiteren van de belastingverlaging, zal er mogelijk volgend jaar extra moeten worden bezuinigd. Uit de plannen die het kabinet naar Brussel wil sturen, kan ik echter niet opmaken waar het kabinet dit geld dan vandaan denkt te halen.

Mijn fractie ziet dat er anderzijds terreinen zijn waar er geld bij moet. Ik denk daarbij aan de extra middelen voor de politie en de strafrechtketen, die de minister van Veiligheid en Justitie heeft toegezegd. Maar ik denk in dit verband ook aan de bezuinigingen op de langdurige zorg …

Ik hoor op dit moment wat gemompel uit vak-K. Ah, het gaat over het woord "toegezegd". In de begroting van V en J heeft de minister van V en J toegezegd dat hij gaat kijken naar extra middelen. "Kijken naar" hoor ik nu uit vak-K. Nou ja. Het debat met de ministers is al begonnen, voorzitter.

De voorzitter:
Ja, het is verleidelijk, maar dat gaan we toch niet doen. Gaat u verder.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Nee, dat snap ik.

Ik heb ook gehoord dat de staatssecretaris van VWS vorige week heeft gezegd dat hij toch nog maar eens gaat bekijken of de mogelijke bezuinigingen op de langdurige zorg minder kunnen worden. Verder kunnen we niet uitsluiten dat er extra geld nodig is voor de opvang van asielzoekers en moet er dit jaar ook nog een nieuw gasbesluit worden genomen, waardoor de gasbaten volgend jaar wellicht nóg lager zullen uitvallen.

Ik wil de ministers daarom een aantal vragen stellen. In het Stabiliteitsprogramma schrijft het kabinet dat Nederland volledig gecommitteerd is aan de Europese begrotingsafspraken en dat het de uitgaven- en inkomstenkaders wil handhaven. Betekent dit, dat het kabinet dit jaar voor 1,7 miljard euro en volgend jaar voor 2,7 miljard euro minder wil uitgeven of gaat bezuinigen? Kan de minister van Financiën op hoofdlijnen aangeven hoe het kabinet deze opgave dan wil gaan invullen? In eerdere jaren lagen er in april al lijstjes — toen zaten we natuurlijk wel op het strafbankje — maar nu hebben we er nog geen inzicht in. Voor 2016 wordt gerekend met een gaswinning van 27 miljard in Groningen. Wat mij betreft, zou dat nog lager moeten. Met welk niveau houdt de regering rekening in het Stabiliteitsprogramma? We weten dat er in de afgelopen jaren in Brussel een dubbelhartige houding was als het ging om de begrotingsdiscipline. De Commissie dreigt met maatregelen, maar uiteindelijk gaat het allemaal nauwelijks door. Denk aan Frankrijk. We hebben net een rapport van de Rekenkamer gekregen, waarin wordt aangegeven dat de begrotingsregels in alle landen niet consistent worden toegepast, terwijl ook geen sprake is van transparantie. Dat lijkt me wel een aantijging. Hoe wil het kabinet zich opstellen als de Commissie, net als de Raad van State, kritisch is op het niet-halen van de saldotoets? Als het aan het kabinet ligt, komt er zo snel mogelijk een andere indicator, omdat het lastig sturen is op saldo, hoorde ik de minister van Financiën zeggen. Maar is het niet wat doorzichtig, nu Nederland blijkbaar moeite heeft om te voldoen aan het structureel saldo, die discussie te gaan openen? Welke alternatieven ziet de minister voor zich? Denkt hij daarvoor aan draagvlak te kunnen komen in Europa?

Ik stip ook nog de macro-economische onevenwichtigheden aan. Dit jaar legt de Commissie opnieuw de vinger bij de hoge private schulden in Nederland. Ook ik heb hierover oprecht zorgen. Ik heb hiervoor al meerdere keren de aandacht van de minister gevraagd en ik zal dat blijven doen. Want hoewel de overheidsschuld daalt, blijven de private schulden jaar op jaar stijgen. Deze hoge private schuldenquote is een tikkende tijdbom, stelt ook de president van DNB, de heer Knot. Veel huizenbezitters hebben tegen een lage rente hun hypotheek afgesloten, en zijn niet berekend op een hoge rente. De heer Knot pleit daarom voor een stresstest. Is de minister bereid daarnaar te kijken? Zo ja, hoe wil hij deze test dan ontwikkelen?

Mijn laatste punt gaat over het rapport van DNB over de carbon bubble. Heeft het kabinet hiervan kennis genomen? Zo ja, wat gaat het eraan doen om die zeepbel te doorbreken, en daarmee de risico's te verminderen?

De heer Nijboer (PvdA):
Voorzitter. We spreken over het Nationaal Hervormingsprogramma en het Stabiliteitsprogramma, dat het kabinet naar de Commissie wil gaan sturen, in een economische context die stukken beter is dan een aantal jaren geleden. De werkgelegenheid stijgt, de economische groeiverwachtingen zijn beter, de huizenmarkt staat er stukken beter voor. In de financiële sector is nog een hoop te doen, maar er is ook al een hoop gedaan.

Ik zal in mijn termijn vooral aandacht besteden aan de structurele verbeteringen van de Nederlandse economie, te beginnen met onderwijs. In de Miljoenennota, die dit kabinet voor dit jaar naar de Kamer zond, staat een hoofdstuk dat mij uit het hart is gegrepen: gelijke kansen. Wie de afgelopen weken het nieuws volgde, heeft redenen om zich daarover zorgen te maken. Als je ziet dat de Cito-score bij kinderen van laagopgeleide ouders tot andere adviezen leidt dan bij kinderen van ouders met een hoge opleiding, dan begrijp je dat blijkbaar niet de Cito-toets leidend is, maar blijkbaar ook het opleidingsniveau van de ouders. Je ziet dat, als je een mbo-opleiding wilt volgen, niet iedereen dat doet. Ook niet iedereen die hoger onderwijs wil volgen, kan dat in de praktijk. Dat is niet goed. Als je een sterke economie wilt zijn, moet je alle talenten die er in de samenleving zijn, kunnen benutten. Ik vraag het kabinet om een reactie op deze berichten. Want in die passages in de Miljoenennota wordt terecht veel aandacht besteed aan initiatieven van het kabinet. We hebben een half miljard extra uitgetrokken voor verbetering van het onderwijs, voor betere leraren, voor meer uren op scholen, voor verbetering van het mbo. Hoe kan het dan dat we in een week tijd drie van die berichten krijgen? Wat gaat het kabinet daaraan doen?

De voorzitter:
Ik zie dat de heer Bashir een interruptie wil plaatsen.

De heer Bashir (SP):
Ik weet wel hoe dat kan: de uitwerking van het beleid van dit kabinet, waaraan de PvdA-fractie steun geeft. Neem bijvoorbeeld het "sociaal" leenstelsel. Volgens mij heeft de PvdA-fractie dat voorstel ook gesteund. We zien nu de gevolgen daarvan. Zou dat geen reden zijn om nu te zeggen dat we dat niet hadden moeten doen, dat we daar misschien zo snel mogelijk mee moeten stoppen en dat we het anders moeten doen?

De heer Nijboer (PvdA):
Nee, dat is het niet. De PvdA is voorstander van veel meer investeringen in het onderwijs en heeft dat ook waargemaakt, overigens met steun van verschillende partijen hier in de Kamer. Er zijn bijvoorbeeld meer uren. De heer Koolmees zit zo te glimmen; ik noemde hem een keer niet bij name en hij lokt het toch uit. Ook de PvdA is hartgrondig voorstander van meer investeringen. Afgelopen jaar investeerden we bijvoorbeeld in voor- en vroegschoolse educatie, zodat iedereen daar gebruik van kan maken. Ook in het hoger onderwijs waren grote kwaliteitsproblemen. Daar moest ook geld voor gevonden worden en het sociaal leenstelsel heeft dat geld gegenereerd. Op de basisschool is het advies bijvoorbeeld afhankelijk van het opleidingsniveau van leraren en dat kan afhankelijk zijn van geld. Als er geld bij moet om dat te voorkomen, zijn we daartoe best bereid, maar het advies lijkt toch ook afhankelijk te zijn van een Cito-score die niet serieus genoeg wordt genomen. Dat is geen goede zaak.

De voorzitter:
Ik realiseer me dat het onderwerp wel degelijk te maken heeft met hetgeen we bespreken, maar we gaan er geen volledig uitgerekt onderwijsdebat van maken.

De heer Bashir (SP):
Ik heb de boekjes die vandaag op de agenda staan bekeken en daarin staan ook zaken waar we naartoe moeten werken. We moeten bepaalde percentages en doelen halen. Er staan ook dingen over onderwijs in, bijvoorbeeld hoeveel mensen een diploma moeten halen en hoeveel mensen afgestudeerd moeten zijn tussen hun 30ste en 33ste. In de krantenberichten over het leenstelsel van vandaag zien we juist dat de toegankelijkheid van het hoger onderwijs erop achteruitgaat en dat jongeren uit een sociaal-economisch lager milieu ervoor kiezen om niet te gaan studeren. Dat is de uitwerking van het beleid waar ook de PvdA voor heeft gestemd.

De heer Nijboer (PvdA):
De PvdA staat voor een onderwijsbeleid waarbij we in tijden van moeilijke bezuinigingen meer dan een half miljard extra hebben uitgetrokken voor het verbeteren van het mbo, voor het verbeteren van de pabo's, zodat kinderen beter onderwijs krijgen, en voor onderwijsachterstandenbeleid. Dat is op veel plekken beter geworden, maar er zijn in de afgelopen week inderdaad drie berichten verschenen over de toegankelijkheid van het onderwijs. Dat gaat de PvdA aan het hart en daarom spreek ik het kabinet daar ook op aan. Wat is het kabinet van plan hieraan te doen?

Mijn tweede thema is innovatie en onderzoek, waar Nederland een beetje in de middenmoot zit. De vraag is hoe het kabinet de ambitie, die het zelf ook heeft onderschreven, om 2,5% van het bbp in innovatie en onderzoek te investeren, wil realiseren. Mijn tweede vraag is op welke wijze dit effectief gebeurt. De PvdA-fractie is namelijk groot voorstander van het ietwat gericht realiseren van deze ambitie, en niet om het bijvoorbeeld alleen met fiscale maatregelen te doen. Is het kabinet dat met de PvdA-fractie eens?

Het derde thema is investeren in duurzame energie. Dat is natuurlijk ontzettend belangrijk voor toekomstige groei en voor een gezonde duurzame economie. We moeten af van fossiele energie en naar duurzame energie overgaan. Ik wil dit punt niet onbenoemd laten, maar tegelijkertijd besef ik dat hier bijna wekelijks een debat is met minister Kamp over de doelen voor duurzame energie en hoe hij die gaat halen. Daar ga ik dus verder niet heel veel aandacht aan besteden, maar dit is wel een belangrijk element, waarop de PvdA-fractie actie van het kabinet verwacht.

Ik kom op het Stabiliteitsprogramma. In de analyse van de begrotingsautoriteit zijn de Europese begrotingsregels op de meest helder mogelijke manier uiteengezet. Wie die analyse leest, beseft meteen dat je daar eigenlijk niet meer mee kunt werken. Een structureel tekort, een uitgavennorm, een MEO-procedure, een correctieve arm, een preventieve arm — waarvoor weer andere voorwaarden gelden dan voor de correctieve arm, maar van het ene op het andere jaar kun je wel van de ene in de andere systematiek belanden — nog een pad naar de 60% staatsschuld en zo meer; het feitelijk tekort noem ik niet eens. De PvdA wil al tijden af van het structureel tekort. Dat is een onmeetbaar ding, dat je pas achteraf weet en onvoorspelbaar is. Je kunt daar geen begrotingsbeleid op voeren. We spreken daar morgen in het algemeen overleg over de eurogroep verder over, maar ik vraag de minister om dat nog eens te onderschrijven.

Dan kom ik bij de investeringsagenda, waarvan de PvdA hoopt dat deze een resultaat is van de werkzaamheden van de Studiegroep Duurzame Groei; deze wordt voor de zomer verwacht. Deze studiegroep is ingesteld naast de Studiegroep Begrotingsruimte, op initiatief van een brede meerderheid in de Kamer, en gelukkig met steun van het kabinet. Daarmee kunnen investeringen worden gerealiseerd ten behoeve van het noodzakelijke verdienvermogen van de economie, ten behoeve van meer werkgelegenheid en ten behoeve van meer inkomen in de toekomst. Dat inkomen staat de komende jaren namelijk, als je de cijfers goed beziet, behoorlijk onder druk. Ik zie uit naar dat rapport dat binnenkort komt, en op basis daarvan zal de PvdA verdere voorstellen doen om de economie nog verder te versterken.

De heer Koolmees (D66):
Voorzitter. Met nog een jaar tot de verkiezingen heeft dit kabinet een goed economisch rapport. De economie groeit stabiel, de overheidsfinanciën zijn op orde en de staatsschuld neemt af. Het volgende kabinet mag zelfs voor het eerst sinds 2008 rekenen op een begrotingsoverschot. Dit kabinet heeft, met steun van D66, flinke hervormingen doorgevoerd die hun vruchten beginnen af te werpen.

Voordat ik kom te spreken over het Nationaal Hervormingsprogramma, heb ik één vraag over het Stabiliteitsprogramma. Volgens de Europese begrotingsregels mogen uitgaven rond de instroom van vluchtelingen buiten beschouwing worden gelaten. We weten allemaal dat er extra uitgaven nodig zijn voor de vluchtelingen, niet alleen voor de opvang maar ook voor huisvesting, taallessen, onderwijs en participatie. Niet voor niets waarschuwden de wethouders van de grote steden gisteren dat een groep mensen aan zijn lot dreigt te worden overgelaten. Als we niets doen, hebben we de komende jaren een bijstandsexplosie. Waarom investeert het kabinet niet in deze mensen? Waarom vraagt het kabinet in dit verband niet om een uitzondering op de regels in het Stabiliteitsprogramma?

Dan het Nationaal Hervormingsprogramma. De Nederlandse economie raakt op stoom, maar er zijn nog grote risico's in de wereldeconomie. Het referendum over de brexit, de monetaire experimenten van centrale banken of groeivertraging in China kunnen zomaar tot de volgende recessie leiden. Dat zijn risico's waarop Nederland nauwelijks invloed heeft. Er is echter één risico dat wij wel in de hand hebben, namelijk het risico dat we het zo wel genoeg vinden; dat we geen moeilijke maatregelen nemen als er geen acute noodzaak toe is; dat we het dak pas repareren als het weer gaat regenen. Dat is precies de fout die onze voorgangers hebben gemaakt, want in 2007 noemde premier Balkenende Nederland "hervormingsmoe". Een jaar later viel Lehman Brothers en bleek Nederland slecht voorbereid te zijn. Als gevolg daarvan hebben we op het dieptepunt van de crisis maatregelen moeten nemen die minimaal tien jaar te laat kwamen, zoals het verhogen van de pensioenleeftijd, de beperking van de hypotheekrenteaftrek en de modernisering van het ontslagrecht. Iedereen wist dat het nodig was, maar niemand durfde er iets aan te doen tot we door de crisis werden gedwongen. Laten we die fout niet weer maken. Nederland is nog echt niet af. 570.000 mensen zitten werkloos thuis. Zij snakken naar een belastingstelsel waarin arbeid goedkoper wordt, zodat de werkgelegenheid groeit.

Op de arbeidsmarkt groeit de tweedeling. Inmiddels hebben bijna 2 miljoen werknemers een tijdelijk contract, terwijl een vast contract onbereikbaar is, bijvoorbeeld omdat werkgevers vanwege het ontslagrecht en de financiële risico's nauwelijks mensen in vaste dienst nemen. Deelt het kabinet de analyse dat het niet genoeg is om flexwerk onaantrekkelijk te maken, maar dat er ook echt iets moet gebeuren aan de verplichtingen rond het vaste contract?

Ons pensioenstelsel loopt op zijn laatste benen. Ouderen worden geconfronteerd met kortingen en de werkenden, die nu een dag in de week werken voor hun pensioen, hebben totaal geen invloed op hun geld. Dit stelsel leidt tot chagrijn bij jong en oud. Iedereen is ontevreden. Ondertussen blijft staatssecretaris Klijnsma maar studeren en studeren. Maar regeren is iets anders dan studeren. Waarom komt het kabinet niet met een voorstel voor de pensioenen?

Op de woningmarkt is een belangrijke stap gezet, maar nog steeds zijn Nederlanders kwetsbaar door hoge hypotheekschulden. Als je in de knel komt door een scheiding of als je je baan verliest, kun je je schuld niet altijd aflossen. Het spaargeld zit namelijk vaak vast in de pensioenfondsen. Het kabinet predikt rust op de woningmarkt, maar is dat nog wel verstandig nu de huizenprijzen op veel plekken weer gaan stijgen en de rente heel erg laag is? Welke mogelijkheden ziet het kabinet om sneller aflossen te stimuleren?

Ondertussen blijft Nederland achter bij investeringen in innovatie en in duurzame energie. Daar gebeurt iets vreemds, want enerzijds is er geld in overvloed. Dat geld is op zoek naar een rendabele investering. Anderzijds zien we dat er grote investeringen nodig zijn in innovatie en duurzame energie. Waarom komen vraag en aanbod hier niet bij elkaar? Zelfs fondsen van de overheid, zoals het Nationaal Energiebespaarfonds en de Stimuleringsregeling energieprestatie huursector (STEP), worden te weinig gebruikt. Wat kan het kabinet doen om meer investeringen los te trekken, zodat Nederland ook in de toekomst kan groeien?

Nederland is nog lang niet af. Ja, er is de afgelopen jaren veel gebeurd en Nederland staat er veel beter voor dan een paar jaar geleden. Maar laten we niet de fout van het verleden maken en achterover gaan leunen en niks meer doen. Er ligt nog een heel grote opdracht qua investeringen en structurele hervormingen, zodat we juist ook in de toekomst weer een sterke Nederlandse economie en sterke Nederlandse overheidsfinanciën hebben.

De heer Harbers (VVD):
Voorzitter. Dit jaarlijkse debat over het Stabiliteitsprogramma is snel van karakter veranderd. Vier jaar geleden ging het programma de geschiedenis in als het Kunduzakkoord en betekende het de opmaat naar 12 miljard euro extra bezuinigen. Een jaar later legde de Commissie 6 miljard euro extra bezuinigingen op. Maar nu gaat het al een paar jaar anders. Ik vroeg me op weg naar vanavond af waar het dit jaar over gaat. Het ligt eigenlijk allemaal in de titel besloten: Stabiliteitsprogramma. Stabiliteit. Volgens mij willen we allemaal graag wat stabiliteit. Wat in het Stabiliteitsprogramma met zoveel woorden staat, is dat dat voor Nederland geen grote opgave meer is.

Na moeilijke jaren staat Nederland er beter voor. Het Centraal Economisch Plan van het CPB en helemaal de middellangetermijnraming laten zien dat de bezuinigingen en hervormingen van de afgelopen vijf jaar om Nederland goed voor te bereiden op de toekomst, resultaten hebben. Ze maken ook duidelijk wat sommige andere landen nog moeten doen. Want niet alleen Nederland, maar alle EU-lidstaten sturen deze weken hun stabiliteitsprogramma naar Brussel. Mijn oog viel vorige week op het programma van Frankrijk. De Franse minister van Financiën heeft daarin extra maatregelen aangekondigd om de tekortdoelstelling van de Commissie te halen. Dat kun je positief lezen, omdat de Fransen eindelijk eens wat gaan doen, maar ik ben cynisch omdat hun geraamde groeipercentage een stuk hoger is dan dat van het IMF of de al optimistische Europese Commissie. Ik gok dat het meer een schaamlap is, zodat de Commissie Frankrijk in mei en volgend jaar zonder al te veel gezichtsverlies groen licht kan geven. Van het bezuinigingspakket van vorig jaar, een maand voor de oordelen, hebben we immers ook niet veel meer vernomen. Wat gaat de minister doen om te voorkomen dat het pleidooi dat hij sinds jaar en dag houdt, dat landen structureel moeten hervormen, net zoals Nederland heeft gedaan, een nietszeggende, grijsgedraaide plaat wordt op het Europese toneel?

Ik kom terug op het binnenland. Wat betekent stabiliteit? Wat merken mensen daarvan? Nou, bijvoorbeeld dat je je minder dan een paar jaar geleden zorgen hoeft te maken of je je baan behoudt en dat er steeds meer banen bij komen in Nederland. Dit betekent dat steeds meer mensen weer stappen vooruit kunnen zetten in het leven. Er komt stabiliteit in je portemonnee, maar ook heb je weer wat meer te besteden en staat je huis niet meer zwaar onder water. Ik breng het nieuws van vanochtend in herinnering dat er weer fors minder huizen onder water staan. Wanneer we wat verder kijken, hoeven we ons niet langer zorgen te maken of we met z'n allen de gezondheidszorg kunnen betalen. We weten dat de voorzieningen die we nu hebben, nu voor onze ouders of grootouders en in de toekomst voor onszelf, beschikbaar blijven en dat de betaalbaarheid van de AOW niet langer een kopzorg is. Onze grote, ingewikkelde besluiten van de afgelopen jaren gingen om dit soort basale zekerheden in het leven, namelijk dat je geld hebt om uit te geven en je het leven kunt leiden dat je wilt leiden. Op dat vlak heeft Nederland heel goede resultaten bereikt. Dat is overigens ook een belangrijke reden waarom we weinig andere keuze hebben dan de oplossingen zoals we die nu zien om de vluchtelingenstroom in te dammen. Die moeten we laten werken. De betaalbaarheid van de voorzieningen, onze zorg en ons sociaal vangnet, gaan immers niet samen met een grote jarenlange instroom van mensen die langdurig een extra beroep doen op die voorzieningen.

Natuurlijk blijft er ook voor de komende jaren genoeg te doen. Kijk naar de economie. Die draait goed, maar wat kunnen we doen om er nog een tandje extra bij te zetten? Een nog aantrekkelijker Nederland en hogere groei helpen immers ook om onze voorzieningen betaalbaar te houden en de werkloosheid sneller te laten dalen dan nu is voorzien. Hoe kijkt het kabinet aan tegen de economische ontwikkeling? Hoe beoordeelt het de economische verwachtingen en welke ambitie is er om Nederland zo aantrekkelijk mogelijk te maken en te houden? Alles wat Nederland kan doen om extra aantrekkelijk te zijn en voor extra concurrentiekracht en innovatie te zorgen, zaken die de groei verder kunnen opstuwen, is in dat opzicht welkom en zou iedere partij moeten omarmen. Immers, ook dat leidt tot meer banen. Datzelfde geldt op Europees niveau. Ook daar moet groei centraal staan, bijvoorbeeld door een nog ambitieuzere agenda voor de interne markt, voor de diensten, voor de digitale markt en voor energie. Nederland en Europa hebben alles in huis om aan de top te staan. We hoeven ons niet bij de middelmaat neer te leggen.

Het Stabiliteitsprogramma is de aftrap voor de begroting voor het jaar 2017. Het kabinet verzekert ons in dit Stabiliteitsprogramma dat die begroting aan de uitgavenkaders en Brusselse regels voldoet en heeft daar nog tot Prinsjesdag de tijd voor. In dat opzicht is het commentaar van de Raad van State een voorwaarschuwing. Het is een beetje zurig, maar er is gelukkig nog een aantal maanden om al die maatregelen voor 2017 precies in te passen. Niettemin heeft de minister laten doorschemeren dat dit nog wel wat passen en meten is, zeker als we daarbij in ogenschouw nemen dat er nog een aantal toezeggingen van het kabinet liggen om de uitgaven aan veiligheid op peil te brengen. Vanzelfsprekend hoor ik graag van het kabinet dat het ook die taak serieus neemt. Succes ermee!

Mevrouw Bruins Slot (CDA):
Voorzitter. De Nederlandse overheidsfinanciën kruipen de goede kant op. Uit de cijfers van het Centraal Planbureau (CPB) over de stand van de overheidsfinanciën blijkt dat rond 2019 zelfs een begrotingsevenwicht in zicht komt. De gevreesde 3%-tekortgrens hebben we inmiddels ver achter ons gelaten.

Laat ik beide programma's, het Nationaal Hervormingsprogramma en het Stabiliteitsprogramma, kort doornemen. Het minst spannend is het Nationaal Hervormingsprogramma. Dit begint inmiddels aardig het karakter van een rituele dans te krijgen. De Europese Commissie danst eerst vanuit Brussel richting Nederland met een berg van aanbevelingen over schulden bij huishoudens, pensioenen en hypotheekaftrek en vervolgens danst Nederland, in de persoon van beide ministers, een rondje mee om de Commissie en stuurt die weer naar Brussel met een kopie van het regeerakkoord en een aantal aangenomen wetten. Er is geen verplichting voor Nederland, zo lijkt het soms. En er is ook geen maatregel van Brussel, zo lijkt het soms. Ik hoorde ook al de verwijzing naar het rapport van de Algemene Rekenkamer. Iedereen blij, en volgend jaar doen we het allemaal nog een keer over. Hoewel het CDA natuurlijk een groot voorstander is van tradities, begint dit wel steeds meer een rituele dans te worden. Dat is toch iets anders. Hoe denkt de minister hierover? Wat is zijn perceptie hiervan? Ik krijg graag een reflectie van de minister hierop.

Qua hervormingen mist het CDA vooral de aandacht voor de maar zeer beperkt dalende werkloosheid. De Wet werk en zekerheid werkt niet. De loondoorbetaling bij ziekte is voor het midden- en kleinbedrijf echt een rem op de schepping van banen. Gaat het kabinet deze hervormingen nog echt oppakken of moeten we dat overlaten aan een volgend kabinet?

Het Stabiliteitsprogramma is een stuk concreter. Het staat ook vol met harde cijfers. Dit zijn de afspraken waarover Nederland wél verantwoording aflegt aan Europa en waar Nederland ook naar handelt. Dat betreft zelfs de inspanningen om onder het tekort van 3% te blijven. We verwachten dit ook van andere landen. Zoals gezegd blijkt uit de conclusie dat Nederland zich op dit moment budgettair niet veel zorgen hoeft te maken, als we de voorspellingen mogen geloven. Een kleine adder onder het gras is echter wel wat de Raad van State concludeert. Deze wijst erop dat er een kans van 20% is — dat is berekend — dat Nederland in 2017 toch door die 3%-tekortgrens heen schiet. Dit kan niet zomaar gebeuren. Er wordt verwezen naar de brexit, naar de voortgaande onzekerheid op de financiële markten, die van de banken in het bijzonder, naar de spanning op de financiële markten in China en naar de terrorismedreiging, die veel onzekerheden geeft. Hoe kijkt de minister aan tegen de berekening van die kans van 20%? Wat is zijn idee daarvan? Welke risico's ziet hij hierin?

We hebben ook te maken met de asiel- en migratieproblematiek. De heer Koolmees gaf al aan dat deze niet wordt meegenomen bij de berekening van de percentages en bedragen. Uiteindelijk drukt dit echter wel op de begroting van Nederland. Ik vraag de minister of dit indirect toch nog tot budgettaire onzekerheden zal leiden.

Het kabinet schrijft zelf dat de inspanning van het kabinet erop is gericht om het uitgaven- en inkomstenkader te houden. De Raad van State constateert dat het kabinet nog niet aangeeft hoe het dat gaat doen. Kan de minister een inkijk geven in de manier waarop de budgettaire kaders gehandhaafd zullen worden? Of moeten we wachten op de besluitvorming rond de Voorjaarsnota of op de besluitvorming rond Prinsjesdag?

De vergadering wordt van 19.37 uur tot 19.43 uur geschorst.


Termijn antwoord

Minister Dijsselbloem:
Voorzitter. Ik zal uiteraard ingaan op alle thema's die te maken hebben met het Stabiliteitsprogramma en ook op een aantal lossere onderwerpen. De minister van Economische Zaken zal alles rond het Nationaal Hervormingsprogramma behandelen. Er zijn ook veel vragen gesteld over de hervormingen die nog nodig zijn of die we nog op de agenda hebben.

Het belangrijkste punt voor het Stabiliteitsprogramma is: gaan we voldoen aan onze eigen begrotingsregels en gaan we voldoen aan de Europese begrotingsregels? Kortom: blijft de begroting netjes op het pad richting het begeerde begrotingsevenwicht? Ja, dat zal het geval zijn. Nu zult u vragen, net als de Raad van State: hoe dan? Mevrouw Schouten heeft dat ook gevraagd. Zij kent ook mijn antwoord al. Hiervoor geldt dat wij nu in een voorjaarsronde langs de ministeries gaan. We bekijken daar wat er aan problemen en tegenvallers is. Er zijn uiteraard ook meevallers. Er zal ruimte ontstaan. Richting de zomer maken we de balans op. Ik kan daar gewoon nog niet zo veel over zeggen. Ik weet wel dat wij ons gewoon houden aan onze eigen begrotingsregels. Daarin is het kabinet natuurlijk eensluidend. Wij behouden dus ook de kaders. Als wij dat doen, zullen wij ook voldoen aan de Europese begrotingsregels. De bedragen die de Raad van State noemt, bijvoorbeeld dat het kabinet zijn uitgaven met 2,7 miljard moet beperken, zijn dus niet per se waar. Er kunnen, zoals gezegd, ook meevallers zijn. Dat moet dus niet onmiddellijk worden begrepen als: we gaan dus bezuinigen. Dat is helemaal niet gezegd. De Raad van State zegt er zelf ook bij: dit is allemaal op basis van de CEP-cijfers. Er volgen in de loop van het jaar natuurlijk nog actuelere ramingen van het Centraal Planbureau. In de tweede plaats zegt de Raad van State dat er natuurlijk ook nog gewoon begrotingsontwikkelingen zijn, bijvoorbeeld op de departementen, waar het CPB noch de Raad van State in dit vroege voorjaar zicht op heeft. Zij hebben dus niet het complete beeld. Ik ben bezig om dat complete beeld te vormen. Dat is, denk ik, een belangrijk thema voor verschillende leden.

De voorzitter:
Dat is het zeker. Mevrouw Schouten.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Het klopt wat de minister zegt: ik had zijn antwoord al wel een beetje verwacht. Maar ik haal dit aan omdat de Raad van State er wel nadrukkelijk aandacht voor vraagt. Het is waar dat er verschillende ontwikkelingen zijn, maar ik gaf in mijn bijdrage al aan dat er ook nogal wat opgaves liggen voor het kabinet. Het gaat dus om 2,7 miljard aan meevallers plus de extra opgaven waarover hier de discussie plaatsvindt of ze toegezegd of bekeken gaan worden. Wat is dan de inschatting van deze minister? Zal dit een eenvoudige opdracht worden voor het kabinet? Of kan dit nog best weleens gaan leiden tot wél extra bezuinigingen?

Minister Dijsselbloem:
Mag ik nog een derde variant toevoegen? Nee, het zal geen eenvoudige opdracht worden en nee, dat hoeft niet per se. Maar mevrouw Schouten weet dat de minister van Financiën dat nooit kan uitsluiten. Het hoeft niet per se te leiden tot bezuinigingen. We gaan gewoon per departement bekijken hoe de ruilvoetproblematiek kan worden opgelost, welke knelpunten er zijn en mogelijk ook waar ruimte zit. Dan gaan we dat inventariseren. We kennen natuurlijk de wensen die in de Kamer leven. Daarvan is gezegd dat we ernaar zullen kijken. We zullen bekijken wat de mogelijkheden zijn. Die disclaimer zit er altijd bij. Dan komen we uiteindelijk op Prinsjesdag bij de Kamer terug. Dus nee, ik kan nog geen indicatie geven van waar we gaan uitkomen.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Maar mijn conclusie is juist dat het kabinet wél gaat bezuinigen als dat nodig is. Kan de minister van Financiën al aangeven in welke richting het kabinet in dat geval denkt?

Minister Dijsselbloem:
Nee, dat zou heel onverstandig zijn, net zoals het onverstandig zou zijn als ik dat andersom zou doen. Stel dat er ruimte zou zijn, het totaal overziend. Dan ga ik ook niet vandaag zeggen hoe we die ruimte gaan inzetten. Zover zijn we nog helemaal niet in de besluitvorming. Dat komt echt later.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Ik krijg dus wel de bevestiging dat er, als dat nodig is, wel bezuinigd gaat worden.

Minister Dijsselbloem:
Ja, net zo goed als er zeker niet bezuinigd gaat worden als dat niet nodig is. Kijk, ik moet ook voorkomen dat er morgen een kop in de krant staat waardoor de Nederlanders weer bezorgd raken, het consumentenvertrouwen onnodig omlaaggaat et cetera. Laten we dat gewoon niet doen. In deze periode beweegt de begroting zich zeer gestaag en consequent in de goede richting. We hebben daarvoor veel inspanningen geleverd. Met "we" bedoel ik niet het kabinet, maar de Nederlandse bevolking en het Nederlandse bedrijfsleven. We zullen ons verder bewegen in de goede richting. We hebben alles bij elkaar, met het hele hervormingspakket en de bezuinigingen, voor meer dan 50 miljard aan ombuigingen gerealiseerd, zeker als je daarbij ook de vorige kabinetsperiode meeneemt. We hebben deze periode echt achter ons gelaten. Het gaat nu veel meer om kleine bijsturingen en, waar nodig, om kleine intensiveringen. We gaan bekijken of die elkaar in balans kunnen houden.

Ik besef dat dit zeer onbevredigend is. Gedurende de eerste jaren heerste er een heel opgewonden sfeer rond de systematiek van het Stabiliteitsprogramma. Mijn voorganger liep door de gangen om een bezuinigingspakket bij elkaar te slepen en om daarvoor steun te verwerven. Laten we ons gelukkig prijzen dat dit voorjaar weer een normaal voorjaar is. We moeten het weliswaar naar de Commissie sturen, maar we gaan gewoon de begrotingscyclus doorlopen, die we vroeger ook kenden. Ik zeg dit ook tegen de heer Bashir, die meent dat wij aan de leiband van Brussel lopen, dat we dictaten uit Brussel ontvangen et cetera. Wij voeren ons eigen begrotingsbeleid. Als wij dat goed en verstandig doen, blijven wij ver van de grenzen die de Europese begrotingsafspraken aan ons stellen. Als wij daar ver vandaan blijven, hoeft Brussel ons helemaal niets te dicteren. Wij zijn onze eigen baas. Dat is een heel prettige situatie om beleid in te voeren.

De heer Koolmees heeft specifieke vragen gesteld over de asieluitgaven. Ik wil daarover één opmerking vooraf maken. Hij schaarde zich achter de grote steden en de brief die zij hebben gestuurd. Ik dank hem voor zijn opmerking, want die geeft mij de gelegenheid om daarover een opmerking terug te maken. Als wij bestuurlijk overleg voeren met alle gemeenten, en dus niet alleen met de grote vier, dan vind ik het buitengewoon merkwaardig dat de grote vier gemeenten een brief sturen, waarin impliciet een dreigement staat, namelijk dat zij mensen niet meer gaan opvangen als het kabinet niet zwaar over de brug komt. In normale verhoudingen is dat echt heel vreemd. Het is ook onnodig. Wij beseffen zeer dat er veel op de gemeenten afkomt. We beseffen ook zeer dat dit over geld gaat. Het gesprek daarover vindt nu plaats. Ik hecht eraan om dat signaal ook hier te geven. Ik vind het geen manier van doen. Als de heer Koolmees zegt dat het kabinet niet wil investeren in deze mensen, is dat echt volstrekt uit de lucht gegrepen. Natuurlijk moeten we investeren, anders komt het zeker niet goed. In de afgelopen jaren, en zeker vorig jaar, zijn de uitgaven al gestegen als gevolg van de forse asielinstroom. Dat soort dingen leiden al, via de trap-op-trap-afsystematiek, tot een verhoging van het Gemeentefonds. Dat weet de heer Koolmees als geen ander. In het afgelopen jaar hebben de gemeenten dus al meer geld gekregen langs meerdere wegen. Dat zal opnieuw gebeuren, zodat we de asielstroom goed kunnen opvangen.

De heer Koolmees (D66):
Ik dank de minister voor zijn antwoord. Begrijp ik goed dat de minister zegt dat er het komende jaar, en misschien wel de komende jaren, veel geld nodig is, niet alleen voor opvang, maar ook voor huisvesting, onderwijs, integratie en taallessen? Hoe zorgen we ervoor dat mensen niet gevangen blijven in een asielzoekerscentrum of in de bijstand? Zegt de minister nu concreet dat het kabinet ervoor gaat zorgen dat er geld beschikbaar komt om die investeringen te kunnen doen?

Minister Dijsselbloem:
Ik ben blij dat de heer Koolmees de huisvesting noemt. Op dat punt ben ik teleurgesteld in de gemeenten. Er zitten op dit moment 17.000 mensen te wachten in COA-voorzieningen en azc's, die al hadden moeten uitstromen naar gemeenten. Dat is geen kwestie van geld. Dat is een kwestie van wethouders die de schouders eronder moeten zetten. Het gaat om de wethouders die de heer Koolmees zojuist warm omhelsde. Ik duw dus een beetje terug. We gaan dit immers alleen redden als ook zij hun aandeel leveren.

De heer Koolmees (D66):
Ik kies geen kant in de ruzie tussen de minister en de gemeenten. Ik zie een serieus probleem, namelijk dat er inderdaad 16.000 mensen in asielzoekerscentra zitten, die graag zouden doorstromen naar een woning. Die woning is er alleen niet, omdat er heel lange wachtlijsten zijn. Ik zie problemen in het onderwijs, omdat er geen plekken zijn voor kinderen die de Nederlandse taal willen leren of omdat er te weinig geld is om integratie vorm te geven. Mijn vraag was vooral of het kabinet ervoor gaat zorgen dat er wel geld is om te voorkomen dat we in de val lopen dat we over vijf jaar moeten constateren dat er een heleboel mensen in de bijstand gevangen zitten.

Minister Dijsselbloem:
Dat laatste kan ik niet uitsluiten, want het is buitengewoon moeilijk om vluchtelingen te integreren, maar onze inspanning, samen met de gemeenten, is daar zeker op gericht. Daar zal ook geld voor beschikbaar komen. Dat staat buiten kijf en dat weten de gemeenten ook. Dat gesprek wordt op korte termijn voortgezet. Dat is gewoon gaande. We zullen daar geld voor moeten uittrekken. Het zal sober zijn, zeg ik erbij, omdat het financieel echt een extra uitdaging is.

De heer Koolmees (D66):
Dank voor deze toezegging. Ik denk dat het heel verstandig is om fors te investeren in onderwijs. Dat vindt D66 overigens al langer. We moeten er namelijk voor zorgen dat …

De voorzitter:
Dit lijkt me meer iets voor uw tweede termijn dan voor een interruptie.

De heer Koolmees (D66):
Ik had nog een concrete vraag gesteld over de uitzondering op de begrotingsregels.

Minister Dijsselbloem:
Inderdaad. Ik was eigenlijk nog met een soort inleiding bezig om bij dat punt uit te komen. Het is inderdaad mogelijk om ex post, dus niet vooraf, clementie te vragen bij de Commissie als je de begrotingsregels overtreedt. Als je kunt laten zien dat dit komt doordat er in het afgelopen jaar — het is immers ex post — een forse extra asielinstroom was, is de Commissie bereid daar incidenteel rekening mee te houden en geen sancties of wat dan ook op te leggen; ex post en incidenteel dus. Structurele problematiek moeten we van de Commissie gewoon inpassen in onze begroting. Zij kan het niet structureel door de vingers zien. De uitgaven voor asiel in de komende jaren zijn voorzienbaar. Die overkomen ons niet. Een heel grote stijging in de instroom — we zijn in 2 jaar tijd van 15.000 naar 30.000 en van 30.000 naar 60.000 per jaar gegaan — is wel een aanleiding voor clementie. Als wij in de afgelopen jaren, dus in 2014 of 2015, de begrotingsregels hadden overtreden, hadden wij ex post aan de Commissie kunnen vragen of zij ons niet te hard wil aanpakken vanwege de extra asielinstroom. Het is nu niet nodig om dat te vragen, omdat we gewoon aan de begrotingsregels voldoen. Dat hebben we dus ook niet gevraagd en het staat dus ook niet in dit programma. De kosten voor deze groep voor de komende jaren zijn voorzienbaar. Denk dan aan doorstroom naar de bijstand en aan scholing et cetera. Die kosten zullen we dus gewoon zelf in de begroting moeten inpassen.

De heer Koolmees (D66):
Ik vroeg dit ook omdat de Raad van State in het advies opmerkt dat Nederland, in tegenstelling tot andere landen, geen zinnetje heeft opgenomen waarmee een beroep wordt gedaan op deze uitzonderingspositie. Andere landen hebben dat wel gedaan. Ik weet dat België en Italië dat bijvoorbeeld wel hebben gedaan, ook in het Stabiliteitsprogramma. Ik vroeg mij dus af waarom Nederland dat niet heeft gedaan.

Minister Dijsselbloem:
Dat ligt, denk ik, bij die andere landen aan het feit dat zij wat meer in de gevarenzone zitten en dat wij in 2014 en 2015 gewoon netjes aan de begrotingsregels hebben voldaan. Ik zeg dat met veel zelfvertrouwen. Ik vind het dus niet nodig om te vragen: wilt u ons vriendelijk behandelen vanwege asiel? Dat is gewoon niet nodig. In de systematiek gaat het — ik zeg het nogmaals — om eenmalige uitgaven en onverwachte uitgaven. Als de Raad van State dat even had doordacht, had hij nog steeds kunnen opmerken dat wij dat zinnetje niet opnemen, maar had hij misschien uit de context kunnen begrijpen waarom we dat niet doen. Het is voor ons niet van belang.

De voorzitter:
De minister vervolgt zijn betoog met onverminderd zelfvertrouwen.

Minister Dijsselbloem:
Mevrouw Schouten en de heer Harbers hebben gevraagd of de systematiek nu wel werkt. Zij stelden daar enkele vragen over. Ook de heer Nijboer heeft gezegd dat het allemaal veel te ingewikkeld is. Ik neem even een paar punten daaruit.

Over structurele hervormingen zegt de heer Harbers dat het een grijsgedraaide plaat is; hoe kun je die afdwingen? Op hervormingen direct hebben wij geen afdwingbaar mechanisme. Dan zou je de Europese Commissie de bevoegdheid in handen moeten geven dat zij kan afdwingen dat in land X het pensioenstelsel eindelijk wordt hervormd en in land Y eindelijk de arbeidsmarkt wordt aangepast. Ik denk dat wij dat niet willen. Het Nederlandse kabinet is tenminste van mening dat landen dat zelf moeten doen.

Wij hebben wel een bevoegdheid bij de begroting. De begroting moet op orde worden gebracht. De afgelopen jaren is verschillende landen meer tijd gegeven. Zoals de leden zich kunnen herinneren, is ook Nederland een jaar extra gegeven dat het achteraf niet nodig bleek te hebben. Maar Nederland heeft dat wel gehad. Dat geldt ook voor andere landen. Daar kun je over twisten. Je kunt je afvragen of het soms niet te snel is. Dat is de bevoegdheid van de Commissie, tenzij de Ecofin de Commissie op dat vlak stopt. Maar dat is nog nooit gebeurd. De Commissie moet druk op landen blijven uitoefenen. Dat doet ze ook in verschillende landen die nog niet voldoen.

Soms zijn er ook ingewikkelde omstandigheden, zoals nu in Spanje waar geen functionerende regering is. Daar is op dit moment een caretaker government, een demissionair kabinet, terwijl de begroting weer op achterstand komt. Frankrijk doet het op dit moment iets beter dan bij de laatste taakstelling die het van de Commissie kreeg. Frankrijk beweegt nu sneller dan verwacht toch richting de 3% en daaronder, maar het moet allemaal nog gerealiseerd worden. Had men eerder moeten hervormen? Zeker. Zou dat de begroting in bijvoorbeeld Frankrijk op een beter pad hebben gebracht? Absoluut. Heeft deze regering een aantal hervormingen voorgesteld? Zeker. Zijn ze afgezwakt tijdens de parlementaire behandeling? Ja. Maar goed, wij hebben niet de mogelijkheid — en dat moeten we ook niet willen — om de bevoegdheid aan de Commissie te geven om dit soort dingen in het nationale parlementaire proces af te dwingen. De stok achter de deur, de echte druk moet op de begroting zitten. De Commissie moet dat consequent blijven doen.

De heer Harbers (VVD):
Over dat laatste zijn we het helemaal eens. Natuurlijk zit het drukmiddel daar en niet op welke hervormingen dan ook. Ik noemde bewust het voorbeeld van Frankrijk, omdat ik weet dat het bij Spanje met een eeuwigdurende kabinetsformatie altijd wat lastiger is. Frankrijk kreeg uitstel om te voldoen aan de begrotingsregels juist vanwege de vage belofte dat Frankrijk zou gaan hervormen. Dat komt er niet helemaal van. Staken lukt wel, maar hervormen lukt daar vaak wat minder. Nu ligt er weer een Stabiliteitsprogramma dat ook een beetje vaag is. Natuurlijk zit het drukmiddel bij de begroting. Ziet de minister kans om eens wat meer kompanen te vinden in de eurogroep en de Ecofin om samen te zeggen dat het nu uit is met de pret voor Frankrijk? Ze zouden moeten zeggen: hup, dat tekort moet snel onder de 3% komen en liefst onder de 2% net zoals in andere landen; je ziet maar hoe je het doet — met structurele hervormingen of niet — maar het tekort moet gewoon omlaag.

Minister Dijsselbloem:
Ja, de druk blijft erop. De discussie in de eurogroep wordt zo gevoerd dat er echt langer wordt stilgestaan bij de landen die achterlopen op schema en die te weinig leveren. Daar wordt meer op ingezoomd. Tegen de Commissie wordt ook gezegd: zorg ervoor dat je ze onder druk houdt. We gaan in mei in de eurogroep ook specifiek op een aantal landen terugkomen, omdat ze geacht worden meer te doen. Frankrijk heeft jarenlang achtergelopen, maar op dit moment — dat zul je altijd zien als je bij de interruptiemicrofoon staat — loopt Frankrijk juist weer iets voor op zijn verplichtingen, op weg naar een tekort onder de 3%. Maar de heer Harbers heeft volstrekt gelijk: dat heeft lang, veel te lang, geduurd.

De heer Nijboer heeft erop gewezen dat de begrotingsregels ingewikkeld zijn. Dat is zeker zo. Wij gaan ook tijdens de Ecofin praten over vereenvoudiging op dat punt. Misschien kunnen we daar morgen in het AO over de Ecofin nog over spreken. Dat gaat ook over het structureel tekort. Ik geloof dat het mevrouw Schouten was, die zich afvroeg of het niet opportunistisch is om een discussie daarover te beginnen op het moment dat je zelf het structureel tekort niet realiseert. Dat is een terecht punt, ware het niet dat alle landen tegen hetzelfde probleem aanlopen. Het structureel tekort — dat weet mevrouw Schouten zelf ook, denk ik — is echt een buitengewoon ingewikkelde indicator. Het laat zich moeilijk inschatten en is moeilijk te beïnvloeden. Vorig jaar, toen we de begroting opstelden, konden we bijvoorbeeld pas op het allerlaatste moment, vlak voordat de stukken naar de drukker gingen, bepalen waar het structureel tekort op zou uitkomen. Je kunt er geen begrotingsbeleid op voeren, tenzij je er natuurlijk weer ver van af beweegt, maar dat is moeilijk op het moment dat je economie zich herstelt en de begroting nog geleidelijk op orde moet worden gebracht.

Dus juist in deze fase is het realiseren van een structureel tekort lastig. Het is in ieder geval als sturingsinstrument buitengewoon lastig. Ik vind het ook een heel slecht uitlegbaar begrotingscriterium. En ja, dat is wel belangrijk als wij draagvlak willen voor ons begrotingsbeleid. Dat is de kracht van de Nederlandse begrotingsregels, die zijn redelijk uitlegbaar. Als er een ruilvoet voorbijkomt, wordt het ook ingewikkeld voor de mensen thuis, maar over het algemeen zijn onze begrotingsregels uitlegbaar. Voor draagvlak is dat gewoon belangrijk, en dat geldt ook voor die Europese regels. We gaan dus proberen om daar voortgang in te boeken. Dat doen we samen met de Commissie. De Commissie heeft voorstellen gedaan om naar een single indicator te gaan waarbij dan veel meer een uitgavenregel centraal komt te staan.

Ik denk dat ik een heel eind ben in de beantwoording. Mevrouw Schouten heeft nog gevraagd naar de hoge private schuldquote. Zij refereerde aan de heer Knot die pleitte voor een stresstest voor huizenbezitters. Als zij dat individueel bedoelt, ben ik het zeer met haar eens. Dat moet gebeuren op het moment dat een hypotheek wordt afgesloten. Banken doen dat in principe ook. Zij laten de consument zien — dat moeten zij ook vanuit hun zorgplicht — dat de rente op dit moment wel laag kan zijn, maar dat die in de toekomst hoger kan worden en ze moeten laten zien wat dan de kosten zijn. Banken zijn ook verplicht om met consumenten, als ze met z'n tweeën zijn, het scenario door te lopen wat er gebeurt als één van hen komt te overlijden. Kan de nabestaande dan nog de hypotheek betalen? Overigens zetten steeds meer consumenten voor heel lange tijd hun hypotheek vast. Maar ook aan een periode van twintig jaar komt op een gegeven moment een einde en dan kan die rente heel anders zijn. Banken zijn verplicht om dat met consumenten echt actief door te nemen en hen op die risico's te wijzen.

Ik denk dat ik daarmee aan het einde ben van mijn beantwoording. Ik zie de heer Bashir staan. Hij gaat mij nu ergens aan herinneren, denk ik.

De heer Bashir (SP):
Ik heb een aantal vragen gesteld, met name over het exportoverschot. Die boekjes van de minister... Gaat de andere minister daar zo meteen op in?

Minister Dijsselbloem:
Ja, dat doet minister Kamp.

De heer Bashir (SP):
Ik heb ook nog een aantal vragen gesteld over armoede. De VVD heeft hier uitgebreid gesproken over... Als we kijken naar hoe het nu gaat …

Minister Dijsselbloem:
Minister Kamp behandelt ook het thema armoede. U hebt ook nog iets gevraagd over multinationals, in verband met het belastingstelsel.

De heer Bashir (SP):
Ja, dat klopt.

Minister Dijsselbloem:
Ik vond het verhaal van de SP buitengewoon vijandig in de richting van het bedrijfsleven. De Nederlandse overheid, dit kabinet, staat helemaal niet vijandig tegenover multinationals. Sterker nog: veel van onze mooiste bedrijven zijn multinational. Ja, die zullen we dus altijd een goede plek geven in het Nederlandse vestigingsklimaat. Beantwoordt dat uw vraag?

De heer Bashir (SP):
Dat was niet mijn vraag. De SP is ook niet vijandig richting de multinationals. Sterker nog, die willen wij graag in Nederland. Zij zorgen voor werkgelegenheid. Wat wij willen, is dat iedereen zijn eigen eerlijke aandeel aan belastingen betaalt.

Minister Dijsselbloem:
Zeker, helemaal eens.

De heer Bashir (SP):
Wat de Europese Commissie zegt is dat het exportoverschot mede te danken is aan het feit dat er zo veel brievenbusmaatschappijen in Nederland gevestigd zijn. Zij noemt dat netjes multinationals, maar in feite zijn het gewoon brievenbusmaatschappijen die zorgen voor een geldstroom in Nederland die tien keer zo groot is als het bruto binnenlands product van Nederland. Ik vraag het kabinet om daarop een reactie te geven.

Minister Dijsselbloem:
Onze buitenwoon gunstige handelsbalans, betalingsbalans ziet op verschillende factoren die u ook kent. Het heeft bijvoorbeeld te maken met de grote pensioenfondsen die we hier hebben en met de Rotterdamse haven. Het heeft ook te maken met het goede vestigingsklimaat in Nederland. De multinationals zitten hier niet alleen vanwege het fiscale vestigingsklimaat maar dat speelt zeker wel mee. Lege brievenbussen, daar zitten we niet op te wachten. De Belastingdienst stelt zich daarin ook niet bijzonder accommoderend op, om het maar eufemistisch te zeggen. Er is natuurlijk helemaal niets tegen multinationals die zich hier willen vestigen omdat wij een open, liberale economie hebben met veel Engels sprekende, goed opgeleide mensen, een fantastisch Schiphol en het fiscale vestigingsklimaat. Zeker als ze werkgelegenheid meebrengen, hopen wij die multinationals te blijven ontvangen.

Mevrouw Bruins Slot (CDA):
Ik wil even checken of de minister van Economische Zaken of de minister van Financiën een bepaalde vraag oppakt. Het gaat om het feit dat de Raad van State ook heeft verwezen naar de constatering dat de 3%-grens onder druk kan staan in het licht van onzekere internationale ontwikkelingen. Ik had gevraagd naar de reflectie van de minister daarop. Het is ook mogelijk dat minister Kamp die vraag oppakt.

Minister Dijsselbloem:
Ik denk dat ik die vraag moet beantwoorden. Die kansberekening komt uit de zogenaamde fan chart van het CPB. Het CPB zegt daarmee niet wat er gaat gebeuren. Er zitten allemaal risico's en onzekerheden in. Het CPB laat een waaier aan mogelijkheden zien. Door onverwachte internationale gebeurtenissen of financiële of economische crises die zich ineens zouden voordoen, is er altijd de mogelijkheid dat we weer door de 3%-grens schieten. Ik heb daar geen andere analyse van dan het CPB. Het heeft te maken met risico's in de wereldeconomie. Gaat China het structurele hervormingspad goed vervolgen? Trekt de Chinese economie weer aan? Hoe gaat de energieprijs zich ontwikkelen? Wat gebeurt er op internationaal niveau in de bankensector? Vervolgt die sector het pad van versterking en versteviging? Of doen zich daar nieuwe bubbels voor?

Ik heb dus geen andere analyse van de risico's dan die van de Nederlandsche Bank en het CPB. Ik bestrijd ook niet dat zo'n kans zich voordoet. Ik heb geen andere kansberekening. Het CPB houdt ons een beeld voor waarvan ik denk dat het reëel is. Het motiveert het kabinet om ervoor te zorgen dat we het pad op weg naar een begrotingsevenwicht, het pad van het terugdringen van de schuld, echt blijven volgen. De staatsschuld is voor het eerst sinds jaren weer aan het dalen, maar wij hebben nog weinig buffers. Er zijn weinig buffers bij de overheid, bij huishoudens en bij het mkb. Op al die plekken in de economie moet de buffercapaciteit worden aangesterkt. Mochten risico's zich voordoen, dan moeten we die kunnen opvangen.

Mevrouw Bruins Slot (CDA):
Ik heb een korte verhelderende vraag. Hoe gaan we daar concreet mee om? Het referendum over wel of geen brexit is op vrij korte termijn. Dat is precies in de periode dat deze minister zijn plannen voor Prinsjesdag moet maken. Mocht het referendum een negatieve uitslag hebben, waarna een brexit kan plaatsvinden, hoe beïnvloedt dat dan zijn planningsproces voor Prinsjesdag?

Minister Dijsselbloem:
Al dit soort onzekerheden motiveren het kabinet om de eigen begrotingsregels te volgen. De kracht van de begrotingsregels is dat je gaandeweg geleidelijk wordt gedwongen om de begroting op orde te brengen. De staatsschuld is nu nog boven de 60%. Het zou goed zijn als de staatsschuld in de komende jaren onder de 60% komt. Het is onmogelijk om in zo'n korte periode, tussen nu en het referendum in het Verenigd Koninkrijk op 23 juni, de buffer verder te vergroten. Het belangrijkste is dat internationale investeerders en kapitaalmarkten er veel vertrouwen in hebben dat Nederland zichzelf kan financieren. Dat doen wij door de begroting op orde te brengen en ervoor te zorgen dat de rente op Nederlandse staatsobligaties laag blijft. Dat vermindert onze kwetsbaarheid.

Mevrouw Bruins Slot (CDA):
In mijn oude vakgebied, het militaire vakgebied, is men gewend om te werken met diverse scenario's en om vooruit te plannen ten aanzien van stevige gebeurtenissen. In hoeverre heeft de minister op dit moment, ook met het oog op het referendum dat eind juni plaatsvindt, verschillende scenario's in zijn hoofd over de manier waarop hij de begroting op Prinsjesdag gaat neerleggen?

Minister Dijsselbloem:
Ik weet maar één ding over de begroting: gelet op alle mogelijke risico's, is het het beste om de begroting in rustig vaarwater te brengen en er geleidelijk aan voor te zorgen dat die in balans komt. De staatsschuld daalt al. Ik zal geen wilde rukken aan het stuur geven om de staatsschuld sneller omlaag te brengen, maar ik vind het belangrijk dat die gestaag met volle procentpunten dit jaar en volgend jaar omlaaggaat. Dat beleid blijven we voortzetten. Ik ga niet in de begroting of in de voorbereiding daarvan alternatieve scenario's ontwikkelen voor mogelijke kortetermijnschokken aan de hand van het voorbeeld dat mevrouw Bruins Slot noemde.

De voorzitter:
Dan zijn wij nu toe aan het antwoord van de minister van Economische Zaken. Ik verleen hem daartoe graag het woord.

Minister Kamp:
Voorzitter. Zoals mijn collega van Financiën zei, zal ik nader ingaan op het Nationaal Hervormingsprogramma en hetgeen de woordvoerders daarover gezegd hebben. Het Nationaal Hervormingsprogramma is onderdeel van het Europees semester, dat ik wat anders zou willen kwalificeren dan de heer Bashir deed. Het Europees semester is een proces dat de Europese Commissie heeft opgezet om ervoor te zorgen dat het financieel-economische beleid dat in de landen van Europa wordt gevoerd, strekt tot versterking van de landen, zodat de landen op elkaar aansluiten en met elkaar in harmonie zijn. Daar hebben de Europese landen belang bij en wij hier in Nederland hebben er het allergrootste belang bij. Wij weten immers dat 80% van de Nederlandse uitvoer naar de Europese Unie gaat.

Als er sprake is van een stabiele financieel-economische situatie in de lidstaten van de Europese Unie, dan is dat zeer in ons belang. Wij zien de aanbevelingen die wij krijgen van de Europese Commissie dan ook niet zoals de heer Bashir ze heeft gekwalificeerd. Hij had het over dictaten van niet-gekozen technocraten. Wij zien ze als nuttige aanbevelingen die ons vooruithelpen in ons streven naar behoud van onze welvaart en naar behoud en vergroting van onze werkgelegenheid. Nederland heeft die aanbevelingen altijd serieus genomen. Dat heeft ertoe geleid dat de Europese Commissie heeft kunnen vaststellen dat wij op het gebied van de implementatie van die aanbevelingen behoren tot de top vier van de 28 Europese landen. Dat was het geval in het jaar 2012, in het jaar 2013 en in het jaar 2014.

Feit is dan ook dat de doelstellingen die gelden voor Nederland, of gehaald zijn, of nog gehaald kunnen worden, omdat wij nog bezig zijn om naar een bepaald jaar toe te werken. Bijvoorbeeld de bruto arbeidsparticipatie was in Nederland in het jaar 2014 76,5%. Dat is ruim boven het Europees gemiddelde en wij zijn op koers naar onze doelstelling van 80% in het jaar 2020. Het opleidingsniveau van onze jongeren ligt in Nederland ruim boven de Europese doelstelling. Wat betreft klimaat en energie hebben we de doelstellingen reeds gerealiseerd of zijn we op koers om de doelstellingen te realiseren.

Op het gebied van de armoedebestrijding denk ik dat de heer Bashir de plank helemaal missloeg. Er is in Europa voor alle 28 lidstaten geanalyseerd wat de kans is dat je in armoede blijft hangen. Wat is je risico op armoede in de verschillende landen en wat is je risico op sociale uitsluiting? Dat is geanalyseerd voor alle 28 landen en de nummer twee van alle landen in Europa was Nederland; daar is de situatie dus op één na het meest gunstig. Het kabinet stelt dat vast. Wij zijn nooit tevreden als het gaat om armoedebestrijding. Het is nog steeds zo dat er veel mensen zijn, ook in Nederland, die uit de armoede geholpen moeten worden en daar blijven wij voortdurend voor knokken, omdat wij dat een van de belangrijke taken van de overheid vinden. Als je zo'n onderwerp aan de orde stelt, is het echter belangrijk dat ook in het juiste licht te plaatsen en het juiste licht is dat Nederland, zoals ik al zei, het op één na beste land is wat betreft het risico op armoede en sociale uitsluiting.

De heer Bashir (SP):
Dit is exact wat ik bedoelde met het statistisch wegcijferen van de feiten. Je kunt Nederland ook met andere landen vergelijken, misschien zelfs met de armste landen in de wereld. Dan zal Nederland het nog beter doen. Als je echter kijkt naar de ontwikkeling van de afgelopen tijd in Nederland, dan zie je achteruitgang. Het aantal huishoudens onder de lage-inkomensgrens is toegenomen; het aantal huishoudens die al meer dan vier jaar rondkomen van een inkomen onder de lage-inkomensgrens is toegenomen; het aantal huishoudens met een laag inkomen in de grote steden is toegenomen; het aantal kinderen in armoede is toegenomen; het aantal kinderen onder 18 die in armoede opgroeien is ook toegenomen. Zo kan ik doorgaan, ik heb een heel boek bij me. Dat is de afgelopen jaren gebeurd. De minister zal waarschijnlijk gelijk hebben: als je het vergelijkt met andere landen, dan zal het in Nederland goed zijn en goed gaan, maar wij zien een ontwikkeling. Wat gaat het kabinet doen om die ontwikkeling te keren?

Minister Kamp:
Ik vergelijk het met de landen waarmee ik het moet vergelijken, en dat zijn de landen van de Europese Unie. Ik vergelijk het niet met Burkina Faso. Ik vergelijk het niet met Irak of met Afghanistan. Ik vergelijk het met de landen van de Europese Unie en dan wordt er gekeken wat onze ambitie is op het gebied van armoede en van het tegengaan van sociale uitsluiting. Hoe ligt dat in de diverse landen? Dan zie je dat Nederland aan de top van Europa ligt. Daar zijn wij trots op, maar wij realiseren ons heel goed dat dit een voortdurende uitdaging voor het kabinet blijft. Wij hebben vorig jaar 58.000 migranten gehad die uit diverse landen naar Nederland zijn gekomen. Zij moeten zich nog een plek in Nederland verwerven en daar gaat een aantal jaren overheen. In die periode zijn zij afhankelijk van sociale uitkeringen en krijgen zij in onze statistieken de kwalificatie "armoede" dus ook gemakkelijk opgeplakt, maar ondanks wat Nederland ook op dit punt heeft moeten incasseren en nog steeds incasseert, slagen wij er in Nederland toch in om een situatie te hebben die als voorbeeld voor bijna alle andere Europese landen kan dienen. Ik ben nooit tevreden als het om armoedebestrijding gaat, maar wij hebben ook vorig jaar weer belangrijke stappen gezet. Wij hebben de maximale zorgtoeslag, de kinderbijslag, het kindgebonden budget, de kinderopvangtoeslag, de arbeidskorting en de inkomensafhankelijke combinatiekorting verhoogd. Dat zijn allemaal concrete stappen die ertoe leiden dat wij onze positie op dit punt kunnen behouden en verder kunnen versterken.

De heer Bashir (SP):
Ik dank de minister voor dit vrij uitgebreide antwoord. Zegt hij daarmee ook dat de cijfers die ik heb aangedragen, niet kloppen? Hebben wij de afgelopen tijd geen toename gezien van het aantal mensen dat in armoede leeft? Of is die toename alleen maar te verklaren door de toestroom van vluchtelingen?

Minister Kamp:
Het feit dat er vorig jaar 58.000 mensen naar Nederland zijn gekomen, werkt natuurlijk door. Wij hebben in Nederland in totaal 176.000 mensen die volgens onze kwalificaties in armoede leven. Als je in één jaar 58.000 mensen uit het buitenland krijgt die nog moeten beginnen aan hun proces om een goede plek in Nederland te verwerven, dan beïnvloedt dat de cijfers zeker. Maar goed, wij hebben zulke dingen te incasseren. Uiteindelijk gaat het om het eindresultaat van al onze inspanningen. Dat heb ik net weergegeven. Nogmaals, op dit punt zijn wij nooit tevreden en zullen wij onze inspanningen blijven leveren.

Mevrouw Bruins Slot zei dat zij wat wij met die aanbevelingen aan het doen zijn, ziet als een soort rituele dans. Ik denk dat het absoluut geen rituele dans voor ons is. Ik heb al aangegeven wat de situatie in Nederland met betrekking tot de implementatie van de aanbevelingen is. Wij zijn hier zeer actief in. Wij behoren ook op dat gebied iedere keer bij de top in Europa. Wij zijn ervan overtuigd dat wij dat voorbeeld moeten geven, omdat wij er een zeer groot belang bij hebben dat de financieel-economische situatie in heel Europa stabiel is. Vandaar dat wij het Europees semester en het hervormingsprogramma iedere keer weer serieus zullen blijven nemen.

Als je ziet hoe de aanbevelingen van de Europese Commissie uitgepakt hebben en als je in ogenschouw neemt welke ambities wij voor onszelf hebben, zoals mijn collega van Financiën al zei, welke afspraken wij als kabinet zelf hebben gemaakt, dan is het beeld heel duidelijk. Ik sluit mij in dezen aan bij de schets die de heer Harbers gegeven heeft.

De voorzitter:
Mevrouw Bruins Slot heeft een interruptie die dwars door het uitventen van de zegeningen van het kabinet heen gaat, denk ik.

Mevrouw Bruins Slot (CDA):
U lijkt bijna gekleurd!

Ik vind de heer Kamp ook niet … Ik weet niet of de heer Kamp van dansen houdt. Het feit dat hij zegt dat hij niet van het ritueel dansen is, …

Minister Kamp:
Mijn vrouw kan heel goed dansen!

Mevrouw Bruins Slot (CDA):
Kijk, dan is er iemand die de leiding heeft thuis!

De Europese Rekenkamer maakt ook een aantal opmerkingen over de manier waarop de verschillende processen zijn ingevoerd. De minister zegt dat het kabinet daadwerkelijk aan het hervormen is en dat het serieus kijkt naar de aanwijzingen die de Commissie heeft gegeven, maar is een aantal andere landen in Europa niet vooral aan het kijken terwijl ze nog onvoldoende doen?

Minister Kamp:
Ja, zeker. Daarom vind ik het ook belangrijk dat die aanbevelingen van de Europese Commissie er komen. Vandaar dat wij ons ook als voorzitter in het verband van de Raad Concurrentievermogen zeer hebben ingezet om in dit kader te proberen afspraken te maken en voorstellen te doen. Wij hebben ook resultaten bereikt. Wij hebben ons ervoor ingezet dat de waardevolle aanbevelingen die de Europese Commissie in het kader van het Nationaal Hervormingsprogramma en het Europees semester doet, ook opgevolgd worden. Die landen hebben daar zelf belang bij, Europa als geheel heeft daar belang bij en Nederland in het bijzonder heeft daar belang bij. Mevrouw Bruins Slot vraagt of ik niet vind dat een aantal landen nog achterblijft. Ik beaam dat.

Mevrouw Bruins Slot (CDA):
De minister zegt: we hebben geprobeerd afspraken te maken, we hebben voorstellen gedaan. Daar zit nog steeds dat gevoel in dat Nederland er wel op duwt, maar dat die betonblokken van andere landen toch nog te weinig bewegen. Als de minister terugkijkt, waar kan dan nog een stap worden gezet? Of is het tijd om die rituele dans anders in te vullen?

Minister Kamp:
Nee, ik vind dat het Europees semester een heel goed proces is. Landen leveren informatie aan. Die informatie wordt gecheckt en vervolgens geanalyseerd. Daarna komen de aanbevelingen. Landen kunnen daarop reageren. Mijn ervaring is dat het waardevolle aanbevelingen zijn. Daarom spant de regering zich consequent in om die uit te voeren en zitten wij aan de top in Europa met de succesvolle implementatie. Voor zover andere landen dat in onvoldoende mate doen, is dat naar onze overtuiging in de eerste plaats in hun eigen nadeel. Wij willen graag samen met hen werken aan het verbeteren van de Europese systematiek, het verhogen van de druk, het elkaar beter beoordelen en het kritisch beoordelen van elkaars informatie. Wij denken dat het proces verder aangescherpt en verbeterd kan worden en hebben daarvoor ook voorstellen gedaan. Wij vinden het belangrijk dat Europa wat dat betreft verdere stappen vooruitzet.

Laten we kijken hoe het voor Nederland uitpakt. Ik doe het niet vaak, maar laat ik het toch even aangeven. Ik was er zelf bij toen we in het jaar 2012 in Nederland een krimp van 1% hadden. Inmiddels hebben we vorig jaar een groei van 2% bereikt. Dat betekent een omslag van 3% economische groei in een periode van drie jaar tijd. Dit jaar wordt er 1,8% verwacht en volgend jaar 2%. Wij lijken nu op een stabiel niveau van 2% te zitten. Dat niveau is hoger dan het gemiddelde in de eurozone, hoger dan in Frankrijk en hoger dan in Duitsland. Die economische groei wordt onder andere gesteund door onze export, die onverminderd succesvol is. Vorig jaar was de groei van de export ruim 5% in één jaar tijd. De groei van de bedrijfsinvesteringen was vorig jaar 8,4%. Je ziet dat onze economische groei een gezonde basis heeft, niet alleen in de export en de bedrijfsinvesteringen, maar ook in de consumentenbestedingen, waarvan de groei inmiddels oploopt naar tegen de 2%. Er zit een brede basis onder onze economische groei.

Ik spreek zeker de heer Koolmees niet tegen, die heeft gewezen op de internationale risico's. Die zijn zoals hij ze heeft verwoord. Die zijn ook risicovol voor Nederland, maar Nederland is geen onderdeurtje in de wereld. Wij kunnen positief bijdragen aan ontwikkelingen in de wereld. Wij zijn het vijfde exportland in de wereld. Wij zijn een van de grootste investeerders in de wereld. Als wij onze zaken op orde hebben, dan heeft dat positief effect vanuit Nederland en vanuit Europa in de wereld. Wij proberen die rol ook te spelen.

Wij zien inmiddels de werkgelegenheidseffecten. In het jaar 2015 is het aantal banen van werknemers en ondernemers gegroeid met 100.000. We hebben voor het eerst een aantal van 10 miljoen banen in Nederland bereikt.

In dezelfde periode dat wij deze economische groei en die groei van de werkgelegenheid hebben gerealiseerd, is het tekort op de begroting teruggelopen. Mijn collega van Financiën heeft dat vaak toegelicht. Vorig jaar is in een jaar tijd onze EMU-schuld als percentage van het bruto binnenlands product gedaald van 70% naar 65%. De langetermijnvooruitzichten van het Centraal Planbureau bij ongewijzigde arrangementen geven aan dat wij onze EMU-schuld rond het jaar 2040 helemaal afgelost zouden kunnen hebben. Het tekort op de overheidsbegroting zou aan het eind van de volgende kabinetsperiode ook helemaal weggewerkt kunnen zijn. Wat al weggewerkt is, is het houdbaarheidstekort. Er was in 2010 een houdbaarheidstekort van 4,5%. Inmiddels hebben we een houdbaarheidsoverschot. Dit is de gezonde basis onder de Nederlandse economie, waar wij als kabinet samen met de Kamer aan hebben gewerkt. Er is echter vooral hard aan gewerkt door ondernemers en werknemers in Nederland, die erin slagen om met elkaar producten en diensten te leveren waar vraag naar is in de wereld, waar geld mee verdiend kan worden, waar welvaart mee behouden kan blijven en waar werkgelegenheid mee gecreëerd kan worden.

Ik kijk nu naar de diverse punten die de woordvoerders nog hebben genoemd. De heer Bashir vroeg waarom het kabinet niets doet. Ik hoop dat we daar inmiddels een wat ander inzicht in hebben gekregen. Hij zei dat de wil om publieke investeringen te doen ontbreekt. Ik denk dat dat een misverstand is. Misschien mag ik één voorbeeld noemen, namelijk de publieke investeringen in duurzame energie. Het grootste windpark op zee in heel Europa ligt in het Engelse deel van de Noordzee en heeft een capaciteit van 632 megawatt. Nederland begint volgend jaar met de bouw met een windmolenpark op zee van 700 megawatt. Het jaar daarna wordt er nog een gebouwd, net als het jaar daarna, het jaar daarna en het jaar daarna. Er komen er vijf achter elkaar in vijf jaar achter elkaar in Nederland die groter zijn dan het grootste dat er nu in heel Europa in de Noordzee is. Dat zijn publieke investeringen die worden gedaan in Nederland in duurzame energie. Dat het kabinet terughoudend is, wordt dus door de feiten weersproken.

De heer Bashir en anderen spraken ook over wat gaande is ten aanzien van onderzoek en innovatie.

De heer Bashir (SP):
Ik heb nog een vraag over het vorige punt. Ik heb ook nog gevraagd naar het handelsoverschot. Dat hangt natuurlijk samen met de investeringen, althans in onze analyse. Als je een overschot hebt van 9,1% terwijl de dictaten uit Brussel, die volgens de minister niet zo genoemd mogen worden, spreken over 6%, zit je er ruim boven. Dan moet je wel iets doen om dat tegen te gaan of het in elk geval te verminderen. Dat kan door binnenlandse investeringen aan te moedigen.

Minister Kamp:
Wij kijken daar wat anders tegenaan. Wij hebben in het jaar 2013 een bedrag van 15,4 miljard aan inkomsten uit aardgas gehad en dit jaar zullen die inkomsten minder dan 3 miljard bedragen. Dat is een daling van 12 miljard. Dat heeft een groot effect op onze export. We exporteren minder gas en de prijs is veel lager. Dat betekent dat dat deel van ons handelsoverschot, ons overschot op de betalingsbalans, als sneeuw voor de zon is weggesmolten.

Wat overeind blijft en wat we nooit zullen opgeven, is onze exportpositie. Nederlandse agrarische ondernemers produceren producten die zodanig zijn dat zij de nummer twee exporteur van de hele wereld zijn. ASML maakt een product van een zodanige kwaliteit dat het 85% van de wereldmarkt bedient. De machines van 100 miljoen per stuk gaan naar Korea, naar Taiwan en naar China en daar worden er chips mee gemaakt. De Nederlandse exportindustrie slaagt erin om jaar in, jaar uit 3%, 4% of 5% groei te realiseren. Dat leidt tot een overschot op onze handelsbalans. Daar ben ik trots op.

De heer Bashir (SP):
Er zullen weinig fracties in de Kamer zijn die daar niet trots op zijn. Het gaat erom dat wij een exportoverschot hebben. Dat leidt weer tot een spaaroverschot, terwijl je ook maatregelen kunt nemen om de binnenlandse bestedingen aan te wakkeren. Als je dat doet, zorg je voor binnenlandse groei, zorg je ervoor dat ook de armoede wordt aangepakt, enzovoort, enzovoort. Ik geloof graag dat de vijf windmolenparken die we aanleggen een bijdrage leveren aan het verkleinen van het exportoverschot. We hebben echter op dit moment een groot exportoverschot en dat kun je niet wegcijferen door te zeggen dat je trots bent op onze export. Iedereen is trots op de export. Wat we moeten willen, is ook de binnenlandse bestedingen aanwakkeren en stimuleren. Daar moeten we energie in steken.

Minister Kamp:
Ik cijfer niets weg. Ik zeg alleen maar even, onderbouwd met bedragen, hoe wij binnen drie jaar 12 miljard minder inkomsten uit aardgas hebben. Die terugval wordt voor een groot deel veroorzaakt door het feit dat we minder aardgas aan het buitenland kunnen verkopen en daarvoor bovendien een lagere prijs krijgen. Dat beïnvloedt dus zeer de betalingsbalans en het handelsoverschot. Ik heb ook gezegd dat wij die gunstige betalingsbalans en dat handelsoverschot anderzijds te danken hebben aan het voortdurend produceren van producten en aan het verlenen van diensten waar in de wereld behoefte aan is. Daarmee kunnen we dus vanuit Nederland voorzien in behoeftes die er in de wereld bestaan. Het gevolg daarvan is onder andere dat we hier werkgelegenheid en welvaart hebben. Daarmee gaan we vooral door.

Ik noemde verder één voorbeeld van investeringen, namelijk die in duurzame energie. Ik had het er niet over dat Nederland de beste infrastructuur van de wereld heeft. De Nederlandse infrastructuur, de wegen, de havens, de internetinfrastructuur zijn de beste van de hele wereld. Daar is heel veel in geïnvesteerd, maar daar had ik het niet over. Ik heb het nu over duurzame energie. Er worden op dit moment tientallen miljarden geïnvesteerd in die duurzame energie. Hoe kan iemand dan beweren dat de Nederlandse overheid niet investeert? Wij investeren volop, met als resultaat de cijfers die ik zojuist noemde in reactie op wat de heer Harbers daarover zei.

De heer Harbers vroeg: het is mooi dat er economische groei is, maar wat kunnen we nog meer doen? Hoe kunnen we nog een tandje bij zetten? Volgens mij is dat een reële ambitie van de heer Harbers. We zitten nu op 1,8% of 2%. Dat is in Europa een goed percentage, maar het is voor ons niet een percentage waarvan we zeggen: hier laten we het bij. Wij zien meer mogelijkheden. Volgens mij moeten we die mogelijkheden in de eerste plaats benutten door ruimte te geven aan ondernemers. Aan de basis van de exportsuccessen liggen ondernemersinitiatieven en de inzet van werknemers in het bedrijfsleven. We moeten dus ondernemers de ruimte geven. Wij doen dat door voortdurend te werken aan vermindering van de regeldruk. In Europa heeft men op dit vlak nog geen kwantitatieve doelstelling, maar in Nederland hebben we die wel. Het vorige kabinet heeft een vermindering van de regeldruk van 1 miljard gerealiseerd en het huidige kabinet realiseert vermindering van de regeldruk van 2,5 miljard. Bovendien hebben wij een afspraak met het bedrijfsleven. Als een sector zegt dat men er last heeft van regeldruk en onredelijke regels, dan staan wij klaar om samen met de ondernemers in die sector die regels allemaal door te nemen. We gaan dan bekijken wat er anders en beter kan. Dat doen we in iedere sector waarin dit initiatief wordt genomen. Wij zijn daar blij mee en wij gaan daarop in.

Verder hebben wij een unieke samenwerking georganiseerd tussen onderzoeksinstellingen, universiteiten, kennisinstellingen, ondernemers en overheden, zowel op nationaal als op regionaal niveau. Weliswaar besteden we minder geld aan onderzoek en innovatie dan we zouden willen — ik kom daar zo op terug — maar wat we eraan besteden, besteden we op een manier die veel impact heeft. Wij proberen er ook voor te zorgen dat wij juist die overheidsinspanningen altijd gericht laten zijn op samenwerking en het elkaar helpen. Dat wordt ook bijzonder gewaardeerd door de bedrijven. Zij voelen zich echt gesteund door de kennis die er in Nederland is, en door de overheden. Daardoor zijn ze in de gelegenheid om de kansen te benutten die ze op de wereldmarkt zien.

In Nederland wordt op dit moment 2% van het bruto binnenlands product uitgegeven aan innovatie en onderzoek. Ik heb het daarbij dus niet over alles wat we via de universiteiten doen, via de geldstroom die met name voor het fundamenteel onderzoek beschikbaar is. Ik heb het wel over geld voor onderzoek en innovatie die uiteindelijk gericht zijn op toepassingen in het bedrijfsleven. Daarbij gaat het dus om 2% van ons bruto binnenlands product. Terecht zegt de Europese Commissie dat dat weinig is. De doelstelling die de Commissie voor ons land heeft geformuleerd, is 2,5%. Diezelfde doelstelling heeft het kabinet. Wij zien dat het in Duitsland, in Zwitserland, in Zweden, in Finland op 3% of hoger ligt. Daar moet dus echt iets aan gebeuren.

Wij vangen dat deels op door ervoor te zorgen dat dat wat beschikbaar is, optimaal wordt ingezet. Verder vangen we het deels op door de investeringen van de overheid in onderzoek en innovatie vooral te richten op het bedrijfsleven om dat te stimuleren om meer te gaan doen. Op momenten waarop de financiële huishouding van de overheid mogelijkheden biedt en gesproken kan worden over prioriteiten, zal dit een van de prioriteiten zijn. Daar zal een besluit over moeten worden genomen. Het kabinet is met de beschikbare middelen in de huidige omstandigheden succesvol als het gaat om de resultaten. Dat is voor deze kabinetsperiode van groot belang. Wij investeren in onderzoek en innovatie, in het bijzonder gericht op duurzame energie. Daarmee is dit jaar in totaal 125 miljoen gemoeid; dan gaat het om innovatie voor duurzame energie.

De heer Bashir vroeg of we de banenmachine aan gaan zetten. Ik heb al gezegd: in een jaar tijd 100.000 banen erbij en 10 miljoen banen in Nederland, het hoogste niveau ooit.

Mevrouw Schouten vroeg, met welk gaswinningsniveau wij rekening houden. De collega van Financiën houdt rekening met een niveau van 27 miljard kuub op jaarbasis. Mevrouw Schouten sprak over de carbon bubble, waarbij ze bedoelde dat bij grote fossiele energiebedrijven voorraden fossiele energie op de balans staan die mogelijk niet of in een lager tempo gewonnen kunnen worden, op grond waarvan de balansen moeten worden aangepast. Ja, dat zal zeker het geval zijn. Die bedrijven zetten zich deels ook in voor duurzame energie, die daar dan weer voor in de plaats komt. Verder zal de overgang naar duurzame energie gedurende tientallen jaren ook productie van fossiele energie behoeven. Dat hebben we absoluut nodig om onze economie en ons leven in de wereld aan de gang te houden. Naarmate de ontwikkelingen doorgaan, zal men de balansen moeten aanpassen. Daar zijn internationale accountantsregels voor. Het is in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van de bedrijven zelf om ervoor te zorgen dat hun balansen een weergave van de werkelijkheid zijn.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
DNB heeft onlangs een rapport uitgebracht over de risico's voor de Nederlandse economie van deze carbon bubble. Volgens dat rapport is het niet alleen de verantwoordelijkheid van de bedrijven zelf. Het is een risico waaraan ook Nederland bloot is gesteld, bijvoorbeeld via de pensioenfondsen. Onderkent de minister dit risico? Is hij bereid, een reactie van het kabinet op deze studie van DNB te geven? Maar belangrijker nog: hoe denkt het kabinet deze risico's te gaan beheersen?

Minister Kamp:
De pensioenfondsen zorgen consequent voor spreiding van risico's over verschillende sectoren, landen en tijd. Het is hun verantwoordelijkheid om de aan hen toevertrouwde gelden verstandig te beleggen. Het is heel goed dat DNB daarvan als toezichthouder analyses maakt en daarvoor aanbevelingen doet. Het is heel verstandig van pensioenfondsen om daarmee rekening te houden. Ik heb geen reactie paraat op het door mevrouw Schouten genoemde rapport. Mogelijk zal mijn collega in tweede termijn daarop reageren.

De voorzitter:
Misschien mag ik helpen: die toezegging is door de minister van Financiën al gedaan. In de procedurevergadering van uw commissie is besloten, hem te herinneren aan het feit dat hij dat antwoord gaat geven.

Minister Kamp:
Dank u wel, voorzitter. U hebt de zaken beter op een rijtje dan ik. Ik ben daar erkentelijk voor.

De voorzitter:
Ik heb wat hulp ter rechterzijde.

Minister Kamp:
Dat geldt ook vaak voor mij.

De voorzitter:
Heeft mevrouw Schouten nog een andere vraag of een vervolgvraag?

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Een vervolgvraag.

De voorzitter:
Ga uw gang.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Ik ben blij te horen dat de minister van Financiën daar nog aan herinnerd gaat worden. Maar de minister van EZ loopt wel wat makkelijk weg bij het punt van de pensioenfondsen. Hij zegt dat het eigenlijk ook weer de verantwoordelijkheid van de pensioenfondsen zelf is. Het is niet mijn eigen analyse, maar de analyse van nota bene de Nederlandsche Bank, die ook nog de toezichthouder op de pensioenfondsen is. Ik vroeg deze minister dus of hij echt het risico onderkent van de carbon bubble. De inhoudelijke reactie op het rapport hoor ik graag van de minister van Financiën, maar onderkent deze minister dat risico?

Minister Kamp:
Ik heb de Nederlandsche Bank helemaal niet meer nodig als ik een waarschuwing van mevrouw Schouten krijg, want haar neem ik ook heel serieus. Ik denk dat de carbon bubble reëel is. De energiebedrijven hebben zich eerst gefixeerd op fossiele energie. De prijzen waren hoog en er stonden grote voorraden op hun balansen. Op een gegeven moment gaan de prijzen naar beneden en komt er bovendien een alternatief in de vorm van duurzame energie. Dat heeft dus effect op hun balansen. Het is dan hun eigen verantwoordelijkheid om ook de internationale accountantsregels toe te passen en ervoor te zorgen dat hun balansen overeenstemmen met de werkelijkheid. Datzelfde geldt voor de pensioenfondsen. Ik loop niet weg voor mijn verantwoordelijkheid, maar het heeft geen zin als ik in de verantwoordelijkheden van anderen treed. Shell is heel goed in staat om zelf verantwoordelijkheid voor de eigen balans te nemen. ABP is heel goed in staat om te bekijken hoe het zit met de risico's die ze lopen en of die risico's voldoende gespreid zijn, of dat ze nog meer gespreid moeten worden. Ik begrijp dat de pensioenfondsen en de andere institutionele beleggers erg geïnteresseerd zijn in de grote investeringen die wij doen in duurzame energie en dat ze daar ook aan mee willen doen. Op die manier willen ze ook in het energieveld hun risico's spreiden. Dat is heel verstandig. Wij zullen dat graag blijven volgen, mede aan de hand van het nuttige rapport dat door de Nederlandsche Bank is opgemaakt. Dat waren de beide punten van mevrouw Schouten.

De heer Nijboer sprak over de ambitie om 2,5% van het bbp in innovatie en onderzoek te investeren. Ik ben daar al op in gegaan. Als wij van 2% naar 2,5% moeten gaan, scheelt dat 5 miljard. Ik denk dat wij de ambitie moeten hebben om dat grotendeels door het bedrijfsleven te laten doen, ook omdat het bedrijfsleven nu relatief achterloopt. De Nederlandse overheid zit boven het OESO-gemiddelde qua percentage van het bruto binnenlands product dat wordt uitgegeven aan onderzoek en ontwikkeling. Het Nederlandse bedrijfsleven zit daar onder. We hebben goede mogelijkheden om bedrijven te stimuleren: de innovatiebox, de Wbso en de TKI-toeslag, die via de topsectoren wordt gegeven. Wij zijn dus van plan om de mogelijkheden die we hebben, optimaal te blijven gebruiken en ook te vergroten als dat mogelijk is, maar we willen er vooral voor zorgen dat de investeringen in innovatie van het bedrijfsleven verder omhooggaan.

De heer Nijboer heeft ook gesproken over de overgang naar duurzame energie. Hij verwacht actie van het kabinet. Ik hoop van harte dat hij ziet dat het kabinet hiertoe volop bereid is en ook volop bezig is met de transitie van fossiele naar duurzame energie. Wij vinden dat absoluut noodzakelijk en wij hebben daar harde doelstellingen voor, waar wij hard aan vasthouden. Ik hoop dat de heer Nijboer inziet dat wij hier met overtuiging mee bezig blijven.

De heer Nijboer zei dat hij nog zal komen met voorstellen op het punt van de investeringen. Samen met zijn collega Harbers heeft hij het initiatief genomen om de duurzame investeringen in beeld te laten brengen. Het kabinet werkt daar met overtuiging aan. Als wij met voorstellen komen, hopen we natuurlijk op steun voor die voorstellen, maar we zijn ook altijd blij met aanvullingen op onze voorstellen. We wachten dat dus graag af.

De heer Koolmees gaf aan dat Nederland nauwelijks invloed heeft op de internationale economische risico's. Ik ben daarop ingegaan.

De voorzitter:
Even terug naar het vorige punt; ik dacht dat u doorging op hetzelfde punt.

Mevrouw Bruins Slot (CDA):
Ik heb een vraag op het gebied van duurzaamheid. Normaal gesproken sta ik bij een andere commissie, vaak Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Ik hoor de minister lovende woorden spreken over hoe hij duurzaamheid wil vergroten en dat hij dit ook eigenlijk samenlevingsbreed wil doen. Bij VWS is er een potje voor de verduurzaming van energie voor sportverenigingen. Dat ging om een schamele 6 miljoen euro, die binnen drie weken uitgegeven was omdat er kennelijk een heel grote behoefte aan is. Toen heb ik ook gevraagd of de minister van Economische Zaken nog wat geld over had om ervoor te zorgen dat de sportverenigingen dat nog verder zouden kunnen verduurzamen. Ik hoorde de minister van Economische Zaken net zeggen dat hij geld heeft om te verduurzamen, terwijl dezelfde minister in antwoord op mijn schriftelijke vragen schreef dat hij geen geld meer had, in ieder geval niet daarvoor. Dat vind ik teleurstellend. Mijn vraag is dus of de minister nog wat geld heeft voor het verduurzamen van sportverenigingen.

Minister Kamp:
Ik had wat geld, maar nadat ik vervolgens met de collega van Financiën had gesproken, had ik niets meer. Dat geldt overigens niet alleen voor mij maar voor al mijn collega's. Ik meen dat mevrouw Bruins Slot mede aan de basis heeft gestaan van deze nieuwe regeling. Daarbij hebben we gezegd: we trekken een bedrag uit om ook de sportverenigingen te laten investeren in verduurzaming van clubgebouwen en dergelijke. Dat was een groot succes; het geld was snel weg. Naar aanleiding van de ervaringen in het eerste jaar wordt bekeken wat we in het tweede jaar doen en welk budget nuttig is om in het tweede jaar daaraan te besteden. Dit onderwerp heeft de aandacht.

Mevrouw Bruins Slot (CDA):
Ik weet dat deze minister ook echt een verenigingsman is, iemand die gelooft in de kracht van vrijwilligers die daar ontzettend actief in zijn. Het is natuurlijk mooi als verenigingen geld overhouden doordat ze duurzamer zijn en dat geld vervolgens aan de sport kunnen besteden. Zegt deze minister nu dat hij wil overwegen om voor komend jaar, dus 2017, een groter bedrag beschikbaar te stellen voor het verduurzamen van sportverenigingen?

Minister Kamp:
Ik weet dat mijn collega van VWS, die verantwoordelijk is voor deze post, met belangstelling heeft gezien hoe er in het eerste jaar snel en goed gebruik is gemaakt van deze regeling. Ik zal kijken met welke voorstellen zij komt voor het volgende jaar.

Mevrouw Bruins Slot (CDA):
Dan legt de minister de bal toch weer terug bij de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, terwijl juist de minister van Economische Zaken ook staat voor de hogere doelstelling om heel Nederland te verduurzamen. Nu is er een groep die staat te springen van enthousiasme om dat te doen, want anders zou die regeling niet binnen drie weken leeg zijn. De vraag is of de minister van Economische Zaken in de tussentijd financieel niet wat meer kan betekenen.

Minister Kamp:
Laat ik even vaststellen dat het hierbij gaat om een heel kleine bijdrage aan de verduurzaming. Ik weet niet met welke bedragen het vergeleken moet worden, maar ik denk dat we dit jaar voor zo'n 12, 13 miljard aan toezeggingen doen voor duurzame energie, terwijl het hierbij gaat om een bedrag van 6 miljoen op de begroting van VWS. Mevrouw Bruins Slot kan niet van de minister van Economische Zaken verwachten dat hij toezeggingen gaat doen ten aanzien van de begroting van een collega. Dat zal ik ook niet doen. Ik heb wel gezegd dat dit een nieuwe post is op de begroting van VWS, dat de regeling snel en goed gebruikt is en dat ik inschat dat mijn collega op grond van de ervaringen in het eerste jaar ook haar besluit zal nemen met betrekking tot het tweede jaar. Ik zal daar ook graag bij betrokken zijn.

Mevrouw Bruins Slot (CDA):
Een laatste keer, voorzitter, want niet geschoten is altijd mis.

De voorzitter:
En u wilt nog steeds boter bij de vis.

Mevrouw Bruins Slot (CDA):
De minister spreekt over 12 tot 13 miljard, die hij zelf uitgeeft. Mijn simpele vraag is of hij nog een paar miljoen overheeft van die 12 tot 13 miljard om wat geld beschikbaar te stellen voor sportverenigingen, die met €10.000, €20.000 echt een wereld van verschil kunnen maken voor hun omgeving.

Minister Kamp:
Ik heb niet gezegd dat ik 12 miljard uitgeef, maar dat ik 12 miljard aan toezeggingen doe. Over een periode van vijftien jaar moet er duurzame energie geproduceerd worden en naargelang die duurzame energie geproduceerd wordt, wordt er subsidie beschikbaar gesteld. Het totaal van die subsidietoezeggingen over een periode van vijftien jaar, zoals ik die voor dit jaar mogelijk heb gemaakt, is een bedrag van 12 miljard. Dat is een heel andere orde van grootte dan waar we nu over spreken. Ik herhaal mijzelf echter, voorzitter. U staat een interruptie in vieren toe, dus ik moet ook in vieren antwoorden. Mijn antwoord is wederom dat het een post op de begroting van VWS is en dat het een nieuwe regeling is, die in het eerste jaar goed is gebruikt. Op grond van de ervaringen in het eerste jaar zal er bekeken worden wat verstandig is om in het tweede jaar te doen.

Ik heb de vragen van de heer Nijboer beantwoord.

Ik ben ingegaan op wat de heer Koolmees zei over internationale economische risico's, maar ik geloof dat hij en zijn fractie genoeg zelfvertrouwen hebben om te zien dat de internationale economische risico's er weliswaar zijn, maar dat er ook een verantwoordelijkheid is voor Nederland om in internationaal verband een constructieve rol te spelen.

De heer Koolmees sprak over het verlagen van de kosten van arbeid en zei dat 2 miljoen mensen geen vast contract hebben. Ik zal niet ingaan op het verlagen van de kosten van arbeid, maar wel op die 2 miljoen mensen die geen vast contract hebben. Veel mensen werken als ondernemer. Veel mensen vinden de voordelen daarvan voor zichzelf groter dan de voordelen van het werknemerschap. De flexibiliteit in Nederland is groot. Dat is ook een belangrijke factor voor ons bedrijfsleven. Als je in een flexibele omgeving werkt, betekent dat dat je, als er kansen zijn, die snel kunt benutten. Als het nodig is om je kosten te beperken om te overleven, moet dat ook mogelijk zijn. Die flexibiliteit heeft belangrijke voordelen, maar het is ook belangrijk dat we een goed evenwicht hebben tussen zekerheid voor werknemers en de flexibiliteit die het bedrijfsleven wenst. Het kabinet meent dat evenwicht gevonden te hebben. We houden die ontwikkelingen nauwlettend in de gaten. We zullen zien hoe dat zich de komende tijd ontwikkelt. Ik denk dat flexibiliteit en zekerheid er moeten zijn en dat het vinden van de juiste balans per definitie een opgave voor het kabinet is als er beleidsmaatregelen op dit punt worden overwogen en afgewogen.

De heer Koolmees (D66):
Natuurlijk ben ik het zeer eens met de minister van Economische Zaken dat we een flexibele economie moeten hebben, die inspeelt op veranderingen. Mijn opmerking over 2 miljoen mensen met een tijdelijk contract ging juist niet over de ondernemers. Die ging juist over een nieuwe tweedeling op de arbeidsmarkt tussen mensen met een vast contract en mensen met een tijdelijk contract of payrollcontract. Die tweedeling wordt steeds groter. Het verschil tussen vast en flexibel wordt steeds groter. Ik stelde de vraag aan de minister of het kabinet nog van plan is om iets te doen aan de verplichtingen rond het vaste contract, bijvoorbeeld het in dienst nemen van mensen door werkgevers.

Minister Kamp:
In de optelsom van onze flexschil worden niet alleen maar mensen met tijdelijke contracten, mensen van uitzendbureaus, payrollers, zzp'ers of zelfstandige ondernemers met personeel in dienst geteld. De optelsom van al die verschillende groepen is het aantal van 2 miljoen. Het kabinet heeft wat betreft de verhouding tussen flex en vast, naast het regeerakkoord ook een sociaal akkoord afgesloten. De afspraken die wij in het sociaal akkoord hebben gemaakt, zijn in wetgeving omgezet. Met die wetgeving worden nu de eerste ervaringen opgedaan. Mijn collega van Sociale Zaken en Werkgelegenheid volgt die nauwlettend. Als er aanleiding is om bijstellingen te doen in de koers die we met overtuiging hebben ingezet, dan zal hij zeker met voorstellen komen.

De heer Koolmees (D66):
Die discussie hebben we recentelijk nog gevoerd met de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Ik constateer alleen dat dit punt wordt geadresseerd in alle rapporten, van de Europese Commissie, van het IMF, van de OESO, en in de landenrapporten, waarin aan het kabinet aanbevelingen worden gedaan voor een verstandig economisch beleid. Er zit op dat punt echt iets fout. Deze tweedeling op de arbeidsmarkt wordt een steeds groter probleem in Nederland. Mensen krijgen daardoor steeds minder kansen om naar een vast contract door te groeien en zekerheid te krijgen daarin. Dat is echt een belemmering voor de Nederlandse economie. Dan is het toch jammer dat de minister van Economische Zaken verwijst naar het monitoren van bestaande ontwikkelingen, terwijl de rapporten er unisono op wijzen dat dit echt een probleem aan het worden is in Nederland.

Minister Kamp:
Ik doe meer. Ik heb gezegd dat we er in één jaar tijd meer dan 100.000 banen bij hebben gekregen en dat er in Nederland een aantal van 10 miljoen arbeidsplaatsen beschikbaar is. Zo veel hebben we er nog nooit gehad. Het Centraal Planbureau is in zijn vooruitzichten voor de volgende kabinetsperiode tot de conclusie gekomen dat er aan het eind daarvan gerekend moet worden met een werkloosheid van 5,5%. De evenwichtwerkloosheid in Nederland is 5%. Het verschil tussen de 5% en de 5,5% is het gevolg van het beleid dat nu is ingezet. Ondertussen heeft het Nederlandse bedrijfsleven een sterke positie op de wereldmarkt en behoudt het die naar verwachting de komende jaren. Dat is het gevolg van de situatie in Nederland, van de goede samenwerking tussen overheden, onderzoeksinstellingen, universiteiten en bedrijven en van de flexibele mogelijkheden in Nederland. Voor ons is het de uitdaging een goede balans te vinden tussen de gerechtvaardigde wens van mensen om zekerheid te hebben in hun leven en de gerechtvaardigde wens van het bedrijfsleven om flexibel te kunnen reageren op ontwikkelingen. Dat is een uitdaging voor niet alleen dit kabinet, maar voor ieder kabinet. Dat zal altijd zo blijven.

Mevrouw Bruins Slot (CDA):
Meer banen is goed; dat staat als een paal boven water. De minister heeft dat nu al een paar keer achter elkaar gezegd, maar ik mis steeds het zinnetje dat erachter zou moeten komen, namelijk: er is een licht dalende werkloosheid. De werkloosheid blijft gewoon hoog. Aan de ene kant is het echt goed dat er meer banen komen, maar aan de andere kant zijn er nog veel meer banen nodig omdat er nog steeds een licht dalende werkloosheid is. Daarbovenop zitten een heleboel mensen die eigenlijk meer uren zouden willen werken en ook een aantal mensen die staan te wachten om zich toch weer beschikbaar te stellen voor de arbeidsmarkt. Er liggen grote opgaven daarachter. Ik hoor van de minister het ene deel van het verhaal, maar ik zou ook graag zijn reflectie op het andere deel van het verhaal willen horen.

Minister Kamp:
Ik ben het met mevrouw Bruins Slot eens dat de werkloosheid minder daalt dan het aantal banen toeneemt. De oorzaak daarvan is bekend. Als gevolg van de aantrekkende economie — vorig jaar was er een groei van 2%, dit jaar bijna 2% en volgend jaar naar verwachting weer 2% — zien steeds meer mensen weer kansen op de arbeidsmarkt. Mensen die eerst niet beschikbaar waren, melden zich nu aan als werkzoekende en willen graag ook meedoen. Dat vind ik heel goed. Dat is heel positief. Mensen moeten niet afhankelijk zijn van uitkeringen en niet afhankelijk zijn van een ander, maar moeten via werken zelf in hun inkomen voorzien. Onze taak is het om ervoor te zorgen dat er voor hen banen komen. Vorig jaar hebben we er 100.000 bij gekregen. Het aantal banen heeft nu een record bereikt. Naar verwachting zullen we aan het eind van de volgende kabinetsperiode bijna op de evenwichtswerkloosheid zitten. We zijn dus op de goede weg. We zijn op dit punt nooit tevreden, het gaat nooit vanzelf en er moet van alles gebeuren, maar de lijn die is ingezet, is goed.

Mevrouw Bruins Slot (CDA):
De werkloosheid daalt niet snel en steeds meer mensen bieden zich aan op de arbeidsmarkt, maar ik hoor de minister van Economische Zaken nu eigenlijk zeggen: ik ga het beleid niet wijzigen. Er ligt echter nog wel een aantal grote opgaven, bijvoorbeeld op het gebied van de zzp'ers en op het gebied van het ontslagrecht. Is de minister van Economische Zaken voornemens om daar in het laatste jaar nog aandacht aan te besteden? Of zegt hij: nee, ik vertrouw gewoon op de cijfers en laat het beleid verder ongewijzigd?

Minister Kamp:
Die cijfers komen niet uit de lucht vallen. We hebben een hogere groei dan Duitsland en dan de hele eurozone. Aan het eind van de volgende kabinetsperiode kunnen we het begrotingstekort hebben weggewerkt. Er wordt nu al gezegd dat we richting 2040 onze hele overheidsschuld weggewerkt kunnen hebben. We gaan nu richting evenwichtswerkloosheid. Ons bedrijfsleven kan in Nederland in een zodanige omgeving functioneren, ook wat betreft de arbeidsmarkt, dat het het op de exportmarkt heel goed doet. Dat is allemaal de resultante van in de eerste plaats de prestaties van het bedrijfsleven zelf en in de tweede plaats de ondersteunende rol die de overheid hierin speelt. Het is ook het resultaat van verstandige maatregelen die het kabinet heeft genomen. We blijven altijd bereid om daar waar verbeteringen mogelijk zijn, die verbeteringen door te voeren. We hebben het ontslagrecht veranderd. We hebben daarvoor de Wet werk en zekerheid. We bekijken hoe dat in de praktijk uitpakt. Als het gewenst is dat wij op dat punt wijzigingen doorvoeren, dan zullen we op dezelfde grondige manier als destijds bij de totstandkoming van het sociaal akkoord proberen draagvlak voor die wijzigingen te verwerven.

Mevrouw Bruins Slot (CDA):
Mijn concrete vraag is: gaat het kabinet dit nog verder oppakken of laat het dit over aan een volgend kabinet?

Minister Kamp:
Het kabinet heeft nog nooit iets laten liggen. We hebben de vaste overtuiging dat het onze verantwoordelijkheid is om vanaf dag één tot de laatste dag te werken aan het uitvoeren van wat we hebben afgesproken, het analyseren van mogelijkheden tot verbetering en het proberen om die verbeteringen met steun van de Tweede Kamer en de Eerste Kamer — dat is noodzakelijk — te realiseren. Daar zullen we onverminderd mee bezig blijven. We hopen daarbij op steun in de Tweede Kamer en in de Eerste Kamer van de partij van mevrouw Bruins Slot. Die kunnen we goed gebruiken.

De heer Koolmees stelde vragen over de pensioenen. Op dit gebied zijn er al grote wijzigingen doorgevoerd. Waar andere landen op het punt van de pensioenleeftijd heel terughoudend zijn of zelfs de pensioenleeftijd verlagen, hebben wij de pensioenleeftijd verhoogd. Wij leggen ook een relatie tussen het aantal jaren dat mensen gemiddeld leven en het moment waarop hun pensioen ingaat. Ik denk dat we op dat punt belangrijke stappen hebben gezet. Nu gaan we vervolgstappen zetten om er ook voor te zorgen dat het hele pensioenstelsel de modernisering krijgt die noodzakelijk is. Die vervolgstappen betreffen de pensioenen, waarvoor werkgevers en werknemers samen hebben gespaard en waarvoor zij ook verantwoordelijk zijn. Die stappen moeten dus ook bij hen op draagvlak kunnen rekenen. Dat wordt op dit moment verworven door onze collega Klijnsma, die dat heel zorgvuldig doet en nog in deze kabinetsperiode met de resultaten van haar werk en met haar bevindingen naar de Kamer zal komen, zodat daar nog met de Kamer over gesproken kan worden. Ik meld echter dat draagvlak in de Kamer van belang is maar dat het hier gaat over de pensioenen van werkgevers en werknemers. Die hebben we daar ook zeker bij nodig.

Ik ben ingegaan op wat de heer Koolmees heeft gezegd over de investering in innovatie en duurzame energie.

Ik ben ook ingegaan op de analyse van de heer Harbers van de economische situatie en van wat er verder moet gebeuren.

Ik hoop dat ik mevrouw Bruins Slot ervan heb overtuigd dat het Europees semester, dat erop gericht is om het financieel-economische beleid van alle lidstaten van de Europese Unie gezond te laten zijn en de lidstaten gezamenlijk sterk te laten zijn, iets is waar Nederland veel belang bij heeft. Er zijn weinig landen in de Europese Unie die daar meer belang bij hebben dan Nederland; vandaar dat wij zelf onze eigen verantwoordelijkheid op dit punt serieus nemen en de voorgestelde maatregelen en aanbevelingen opvolgen. Ook proberen wij tijdens ons voorzitterschap te organiseren dat ook andere landen, in sterkere mate nog dan nu, gevolg gaan geven aan die waardevolle aanbevelingen van het Europees semester. Daar kan ik mee eindigen, mijnheer de voorzitter.

De voorzitter:
Dank u zeer, maar ik zie nog een interruptie van de heer Nijboer.

De heer Nijboer (PvdA):
Er is nog één vraag blijven liggen, namelijk de vraag van mijn fractie over gelijke onderwijskansen voor iedereen. Dat was een van de hoofdthema's van mijn inbreng van zojuist. Hoe kijkt het kabinet daartegen aan? In de Miljoenennota staan daarover behartigenswaardige woorden en het is een belangrijk thema. In de afgelopen week waren er drie berichten waaruit bleek dat dit onder druk lijkt te staan. Wat is het kabinet voornemens daaraan te doen?

Minister Kamp:
Er zijn een aantal dingen die ik niet zo goed kan als collega Dijsselbloem. Een daarvan is het beantwoorden van vragen over onderwijs. Dus met instemming van u, voorzitter, en de heer Nijboer zal hij in tweede termijn op dat punt nader ingaan.

De voorzitter:
Dank u zeer. Daarmee zijn wij gekomen aan het eind van de beantwoording van de zijde van het kabinet. Ik kijk even rond of er behoefte is aan een tweede termijn van de zijde van de Kamer. Ja, dat is nu zeker het geval, want er moet daarna nog een antwoord komen. En is er behoefte aan een korte schorsing voorafgaand aan die tweede termijn? Neen. Dan geef ik graag het woord aan de heer Bashir van de SP-fractie voor de tweede termijn, met aanzienlijk gereduceerde spreektijden.


Termijn inbreng

De heer Bashir (SP):
Voorzitter. Dank aan beide bewindspersonen voor de uitgebreide beantwoording. De minister van Financiën zegt dat wij in alle plaatjes goed scoren, waardoor we geen boete van Brussel hoeven te verwachten. We zijn die boete voor, zegt hij, maar daarmee zeg je juist dat je je laat leiden door Brussel en door wat Brussel vraagt. Naar buiten toe kun je het natuurlijk zo brengen dat je hetgeen je doet, niet doet omdat het goed is voor Nederland maar omdat het van Brussel moet. En dat is ook mijn punt. Als ik naar deze twee programma's kijk, zie ik namelijk heel veel woorden, maar uiteindelijk gaat het om resultaten.

Wat is het resultaat van dit debat? Ik concludeer toch dat het kabinet erg weinig nieuwe dingen doet, bijvoorbeeld om de armoede en de groeiende tweedeling in Nederland aan te pakken of iets te doen aan het handelsoverschot. Dat handelsoverschot blijft natuurlijk een groot probleem, want ons overschot is het tekort van een ander en dat is oneerlijk voor de zuidelijke landen. Mijn vraag aan de ministers is dan ook of zij bereid zijn om richting Prinsjesdag met een plan te komen waarmee binnenlandse investeringen gestimuleerd worden. Dan bedoel ik niet dat we de export moeten aanpakken. Nee, export is goed, maar zorg ervoor dat ook de binnenlandse vraag toeneemt, waardoor er iets gedaan wordt aan het overschot.

Tot slot zou ik het goed vinden als het verslag van dit debat, met daarin de bijdragen van alle partijen en de antwoorden van de ministers, meegestuurd wordt met de twee stukken naar Brussel. Dan kunnen de Brusselse mensen lezen wat wij hebben gezegd en dat ook meenemen in hun aanbevelingen. Ik krijg graag een reactie van de bewindspersonen. Zijn zij bereid om het verslag mee te sturen?

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Voorzitter. Ik dank de bewindslieden voor hun beantwoording. We lezen net dat de NOS bericht dat er morgen al overleg gaat plaatsvinden met het kabinet over de richting van de begroting. Ik begrijp dat de minister van Financiën nog geen duidelijkheid wil geven, maar wellicht kan hij wel een tipje van de sluier oplichten.

Ik wil nog één vraag stellen over de stresstest, die de heer Knot voorstelde. Hij zei dat huishoudens die zelf moeten doen. Wij hebben in een eerder stadium al eens gevraagd of er in de Miljoenennota een passage gewijd kan worden aan private schulden en aan de risico's daarvan. Kan de minister van Financiën toezeggen dat hij zal ingaan op dit specifieke punt, de risico's van de lage rente en de mogelijke bubbel die daardoor ontstaat voor huishoudens, en op hetgeen nodig is om dat risico te beperken?

Ik hoor graag nog vanavond van de minister van Financiën of er een reactie, dan wel hoofdlijnen van een reactie, gaat komen op de carbon bubble en op het rapport daarover van de Nederlandsche Bank.

We hebben inderdaad weleens ingewikkeldere debatten gehad over het Hervormingsprogramma en het Stabiliteits- en Groeipact. Het is fijn dat het nu minder ingewikkeld is, maar laten we ons niet te snel rijk rekenen.

De heer Nijboer (PvdA):
Voorzitter. Ik dank het kabinet voor de uitgebreide beantwoording van bijna alle vragen. Er is echter één vraag blijven liggen voor mijn tweede termijn. Het gaat om een belangrijk deel van mijn inbreng. Ik heb de gewoonte om niet al te veel moties in te dienen, maar het is nu wel mijn tweede termijn en dat is het moment waarop het moet gebeuren. Ik heb het afhankelijk willen maken van de beantwoording, maar we kunnen er altijd nog mee doen wat we willen. Ik dien de motie dus in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat dit kabinet meer dan een half miljard euro extra investeerde in onderwijs;

overwegende dat grotere ongelijkheid kan leiden tot minder werkgelegenheid en groei;

overwegende dat er zorgen zijn over de onderwijskansen voor iedereen;

overwegende dat ieder kind het beste uit zichzelf moet kunnen halen;

verzoekt de regering, bij de begroting voor komend jaar voorstellen te doen om gelijke onderwijskansen voor ieder kind en elke jongere te verbeteren en te garanderen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Nijboer. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 1354 (21501-07).

De heer Koolmees (D66):
Voorzitter. Ik dank beide ministers voor hun beantwoording. Het debat over het Stabiliteitsprogramma is in de afgelopen jaren weleens anders verlopen dan vanavond het geval is. We moeten inderdaad blij zijn dat het nu wat rustiger kan.

De minister van Financiën was nogal geïrriteerd over de brief van de G4. Hij zegt dat de gemeenten zelf ook niet leveren, bijvoorbeeld met betrekking tot huisvesting. Maar waarom schrapt het kabinet dan in de Huisvestingswet de urgentieverklaring voor statushouders? Het probleem van de gemeenten wordt daardoor alleen maar groter. De minister mag daar zo meteen op reageren.

De voorzitter:
Zal ik dat bepalen?

De heer Koolmees (D66):
Zeker, voorzitter.

Voor D66 is het belangrijk dat er voldoende geld is om te investeren in onderwijs, participatie, integratie en taallessen; juist omdat we de fouten uit het verleden niet willen herhalen en juist om sociale problemen over vijf of tien jaar te voorkomen. Laten we daarvan leren en laten we daarvoor dus ook geld uittrekken.

Ik had een motie voorbereid naar aanleiding van het advies van de Raad van State en het haakje voor de uitzondering van de Europese begrotingsregels. Ik heb het antwoord van de minister daarop gehoord. Geeft de minister de garantie dat de Europese begrotingsregels geen belemmering zullen vormen en dat ze de investeringen in participatie, integratie en onderwijs dus niet zullen blokkeren, zodat we niet achteraf zullen horen dat het niet mag vanwege de Europese begrotingsregels? Ik wil graag die garantie van de minister.

Tot slot. Ik kijk reikhalzend uit naar het resultaat van het zoeken naar draagvlak in de polder tussen werkgevers en werknemers door staatssecretaris Klijnsma over de herziening van het pensioenstelsel. Dit debat hebben we precies een jaar geleden ook gevoerd. We constateren dat we nu een jaar verder zijn en dat er eigenlijk nog geen resultaat is. Ik hoop dat we snel stappen kunnen zetten. Ook ik kijk trouwens reikhalzend uit naar het antwoord van de minister van Financiën over gelijke kansen in het onderwijs en naar zijn reactie op de motie van de heer Nijboer. Dit is een belangrijk onderwerp om de opwaartse sociale mobiliteit op de agenda te krijgen.

De heer Harbers (VVD):
Voorzitter. Ik dank de beide bewindslieden voor hun beantwoording. Ik dank hen ook voor hun ambitie om dat tandje erbij te zetten om ervoor te zorgen dat wij een van de mooiste en best concurrerende landen zijn, waardoor we ook op die manier meer banen kunnen realiseren.

Ik vind het een heel originele suggestie van de heer Bashir om de Handelingen van vanavond mee te sturen naar Brussel. Dat noopt me wel gelijk tot het afgeven van een paar extra boodschappen. Dat zijn boodschappen aan Brussel, maar ik wil ook vertellen waarmee ik het niet eens ben. Ik ben het bijvoorbeeld niet eens met de suggestie van de heer Bashir dat wij moeten besteden om het overschot op de lopende rekening naar beneden te brengen. Het kabinet geeft aan dat er heel goede redenen zijn waarom dat hier wat hoger is. Ik noem de gasbaten, de goede ligging van Nederland, de Rotterdamse haven en de wederuitvoer. Dat zijn allemaal assets van Nederland en die gaan we niet tenietdoen.

Ik heb al eerder gezegd dat het idioot is om eindeloos ontheffingen te verlenen voor de kosten van de opvang van asielzoekers. Gelukkig heeft de heer Koolmees zijn motie niet ingediend. Die kosten moeten we nu eenmaal dragen. Ik vind dit ook weer een voorbeeld van te veel flexibiliteit in de Europese begrotingsregels. Maar goed, de minister kent mijn opvattingen daarover.

Ik heb nog 30 seconden spreektijd over om nog even verder te gaan over Frankrijk, in de hoop dat zij ook onze Handelingen gaan lezen. Het is allemaal maar net met de hakken over de sloot. Dit jaar ligt het tekort nog boven de 3% en volgend jaar zitten ze net onder de 3%, namelijk op 2,7%. Wij zitten dan echter al op 1,2%. Het haakje voor de minister is misschien de staatsschuld in Frankrijk. Die staat dit jaar op 96,2% bbp, maar die stijgt volgend jaar nog. Er is dus meer dan genoeg reden om Frankrijk in de vergaderingen van mei en juni nog even stevig de oren te wassen.

Mevrouw Bruins Slot (CDA):
Voorzitter. Het antwoord van de minister op mijn vraag over de rituele dans in Europa was vrij helder. Hij ziet echt kans om het proces te verbeteren en aan te scherpen en ook om de overige lidstaten in het gareel te krijgen. Wat denkt de minister dan precies op korte termijn te bereiken? Hoe zorgen wij ervoor dat wij de komende periode, het komend jaar, niet weer dezelfde rondedans dansen met de andere lidstaten?

In verband met een aantal voorzienbare of onvoorzienbare effecten die kunnen optreden en die ook in de analyses van het Centraal Planbureau zijn meegenomen, stelde ik de vraag aan de minister van Financiën om eens te kijken naar scenarioanalyses. Kun je verschillende analyses doordenken? Is dat van belang voor de manier waarop je het begrotingsbeleid maakt? De beantwoording van de minister was eigenlijk vrij scherp. Hij zei: die meerwaarde zie ik niet en ik blijf gewoon stabiel, rustig doen. Komt tijd, komt raad, zei hij eigenlijk. Mijn vraag aan de minister van Financiën is welke bezwaren hij hiertegen heeft. Vlieg het een keer van de andere kant aan.

Over asiel en migratie was de minister van Financiën ook vrij kort. Hij zei dat dat voorzienbare kosten zijn die wij dus gewoon meenemen bij de komende berekening. Leidt dit nu wel of niet tot budgettaire onzekerheden? Wij weten niet precies hoeveel asielzoekers wij krijgen en ook niet wie van hen in Nederland kunnen blijven. Wat betekent dit voor de voorzieningen die ze nodig hebben? Welke bandbreedte heeft de minister eigenlijk voor de uitgaven die daarvoor komend jaar moeten plaatsvinden? Moet ik dan aan een bandbreedte van 500 miljoen euro denken of aan 700 miljoen euro? Graag krijg ik een nadere verklaring daarvan.

Ik sluit af met een vraag aan de minister van Economische Zaken. In de beantwoording had hij het over evenwichtswerkloosheid. Dat is een staat die je wilt bereiken, maar evenwichtswerkeloosheid is weer iets anders dan het feit dat je zo veel mogelijk banen wilt creëren. Mijn vraag was hoe het kabinet er in de komende voor wil zorgen dat er zo veel mogelijk banen bijkomen en dat meer mensen aan het werk kunnen. Welke belemmeringen wil het kabinet de komende periode nog wegnemen?

De voorzitter:
Daarmee zijn wij aan het einde gekomen van de tweede termijn van de zijde van de Kamer. Ik zie dat de minister aanstonds kan en wil antwoorden en verleen hem daartoe graag het woord.


Termijn antwoord

Minister Dijsselbloem:
Voorzitter. Ik dank de leden van de Kamer voor hun vragen gesteld in de tweede termijn. Het lijkt mij praktisch om even de woordvoerders langs te lopen en op die manier hun laatste vragen te beantwoorden.

Het punt van het overschot op onze handelsbalans is volgens mij door minister Kamp beantwoord, maar misschien wil hij in tweede termijn nog ingaan op de vraag van de heer Bashir. De uitspraak dat ons overschot het tekort van zuidelijke landen is, vind ik toch een soort benadering van de eurozone of Europa als een gesloten systeem. Dat staat verre van de werkelijkheid. Overigens hebben steeds meer landen, ook in Zuid-Europa, tegenwoordig een positieve handelsbalans, omdat ze maatregelen hebben genomen om hun concurrentievermogen te verbeteren.

Ik zal de vraag over het meesturen van het verslag naar Brussel beantwoorden. Dat is uiteraard aan de Kamer. Ik voel me daar niet toe geroepen. Wij sturen twee dingen op: het Stabiliteitsprogramma en het Nationaal Hervormingsprogramma. Als de heer Bashir denkt dat het zinvol om zijn individuele opvattingen ook nog kenbaar te maken aan de ambtenaren in Brussel die hij eerst heeft beledigd, moet hij dat vooral zelf doen. Ik ga de beledigingen van de heer Bashir niet naar Brussel sturen.

De heer Bashir (SP):
Ik vind het wel zinnig als die meegestuurd worden. Volgens mij heb ik ook de steun gekregen van mijn collega van de VVD. Ik zie niet in waarom het verslag niet meegestuurd kan worden. Dat is, denk ik, democratie van onderop. De Kamer heeft gesproken. Laat de Brusselse mensen — om het netjes te zeggen — het verslag lezen, want dan weten zij wat hier besproken is.

Minister Dijsselbloem:
Misschien volgen ze het debat wel. Dat zou ook nog kunnen. Hoe het ook zij: het is uw verslag, het is volstrekt aan u om te bepalen aan wie u dat allemaal gaat toesturen. Het kabinet is in ieder geval niet de postbode van verslagen van de Kamer. Als de Kamer een door een meerderheid geschraagd oordeel heeft dat wij moeten verwerken in ons Stabiliteitsprogramma of in ons Nationaal Hervormingsprogramma, dan doen wij dat natuurlijk. Zo zijn de verhoudingen. Maar wij gaan geen documenten van de Tweede Kamer verspreiden in Europa.

De voorzitter:
Voordat hier nu een heel groot titanengevecht over uitbreekt, kunt u, mijnheer Bashir, natuurlijk ook zorgen dat het verslag — dat komt gewoon op de site van de Kamer — op de een of andere manier in Brussel belandt. Maar dat is slechts een neutrale suggestie, mijnheer Bashir.

De heer Bashir (SP):
Dat zal ik overwegen, voorzitter. Maar ondertussen vraag ik me wel af waar de minister bang voor is. We hebben volgens mij allemaal inhoudelijk gereageerd op datgene wat hier besproken is. Iedereen heeft dat op zijn eigen manier gedaan, met zijn eigen woorden. Ik zie dus helemaal geen bezwaar om de kritiek maar ook de suggesties die de Kamer heeft uitgesproken mee te sturen, maar als de minister dat niet wil doen, houdt het op.

Minister Dijsselbloem:
Voorzitter, zat hier nog een vraag in, of vindt u dat ik door kan gaan? Het is aan de Kamer, denk ik.

De heer Bashir (SP):
Waar bent u bang voor?

Minister Dijsselbloem:
Ik ben helemaal nergens bang voor. Dat is het antwoord op die vraag.

Mevrouw Schouten heeft nogmaals geprobeerd om de sluier van de begrotingsbesprekingen af te trekken. Dat zou op dit moment ook niet veel meer opleveren. Ik heb het beeld ook nog niet compleet. Wat betreft de begroting voor het lopende jaar treft de Kamer de tussenstand aan in de Voorjaarsnota. Onze plannen voor volgend jaar treft de Kamer aan in de Miljoenennota en de begrotingen op Prinsjesdag.

Ik stel voor dat ik nog eens met de heer Knot van DNB opneem hoe hij die stresstest nu heeft bedoeld en voor zich heeft gezien. In de Miljoenennota — dat is ook een antwoord op de vraag van mevrouw Bruins Slot — hebben wij tegenwoordig een vrij uitgebreid hoofdstuk, hoofdstuk 4, over risico's en over de wijze waarop wij daarmee omgaan. Het gaat zowel om risico's op de begroting als om risico's die voortvloeien uit garanties die wij hebben verstrekt binnenslands en in Europa. Een keer in de zoveel jaar doen we een stresstest op onze begroting. Dat beantwoordt in ieder geval de vraag van mevrouw Bruins Slot, denk ik.

Bij een stresstest voor de huizenmarkt kun je denken aan de vraag wat de lage rente betekent voor eventuele risico's voor nieuwe hypotheken, en hoe we daarmee om zouden kunnen gaan. Dat zal ik nog eens met de heer Knot opnemen en daar kom ik dan graag nog in de richting van de Kamer op terug.

Dan kom ik op de carbon bubble.

Mevrouw Bruins Slot (CDA):
Maar die stresstest ziet natuurlijk niet op individuele gebeurtenissen. Een brexit zal niet jaren van tevoren in zo'n stresstest opgenomen zijn, omdat dergelijke gebeurtenissen individuele politieke zaken zijn die op een gegeven moment naar voren komen en vaak niet langjarig van tevoren gezien worden.

Minister Dijsselbloem:
Nee, dat is waar, maar dat is een terugkerende discussie. Wij doen ongeveer een keer in de vier jaar — ik weet het nu niet precies — een stresstest. Daarbij voeren we dan een aantal scenario's op. Dat leidt altijd tot discussie, ook met de Kamer, over de vraag of dat dan de goede scenario's zijn en of het niet nog meer van dit of minder van dat moet zijn. Toen wij dat de laatste keer deden, was een brexit nog niet als risico geïdentificeerd. Maar een brexit heeft mogelijk, als deze zich voordoet, risico's die vergelijkbaar zijn met risico's in de internationale handel of risico's binnen de eurozone, hoewel die laatste trouwens vaak toch een wat ander karakter hebben. Op dat specifieke thema van een brexit hebben we geen stresstest gedaan. Dat heeft nu ook niet zo veel zin meer. Ik blijf echter overeind houden dat wanneer je verstandig begrotingsbeleid voert met marges ten opzichte van begrotingsregels en je ervoor zorgt dat die schuld omlaaggaat, je gewoon ook voor onvoorziene dingen buffers inbouwt. Daarmee veeg ik het overigens niet weg, ik hoop dat een brexit onvoorzien blijft en niet zal gebeuren, maar zo maak je je begroting schokbestendiger, en die vaste lijn wilde ik wel doorzetten.

Wat betreft de carbon bubble en de risico's daarvan kan ik zeggen dat we daarover op de Informele Ecofin van aanstaande vrijdag in Amsterdam komen te spreken. Dat punt zal daar ook worden geïntroduceerd door de Nederlandsche Bank en zal dan bediscussieerd worden met de 28 ministers, waarbij de presidenten van de nationale centrale banken ook aanwezig zullen zijn. Zoals gezegd door de Kamervoorzitter, gaan we de Kamer een kabinetsreactie sturen. Die wordt voorbereid samen met de minister van EZ en de minister van I en M.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Ik dank de minister voor zijn toezegging dat hij contact wil opnemen met de Nederlandsche Bank en hij de Kamer er vervolgens over zal rapporteren. Kan hij aangeven wanneer dat ongeveer is?

Mijn tweede vraag betreft de carbon bubble. Wij hebben nog geen reactie van het kabinet daarover gehad, maar het kabinet gaat dat punt al wel bij de Informele Ecofin aan de orde stellen. Wat gaat het kabinet daarover dan zeggen? Ik ben daar wel erg benieuwd naar.

Minister Dijsselbloem:
Als mevrouw Schouten goed had geluisterd, dan had zij mij horen zeggen dat wij dit gezamenlijk doen met de Nederlandsche Bank en dat dit een onderwerp is dat de Nederlandsche Bank agendeert tijdens de Informele Ecofin. Zoals zij weet, zijn bij vergaderingen van de Informele Ecofin ook de presidenten van de nationale centrale banken aanwezig. De Nederlandsche Bank verzorgt de komende Informele Ecofin het onderdeel sustainable development, waaronder de vraag wat de omschakeling naar een sustainable economie betekent voor economieën, in het bijzonder voor de financiële sector. De Nederlandsche Bank gaat dat introduceren aan de hand van zijn eigen studie en dan hebben we daar gewoon een open discussie over.

Als mevrouw Schouten aan mij vraagt of ik het serieus neem, zeg ik dat ik het zeer serieus neem. Ik ben overigens niet een van de alarmisten op dit punt. Het is gewoon een ontwikkeling die je ziet aankomen. We zullen allemaal moeten verduurzamen en dat vergt van pensioenfondsen, de financiële sector en tal van andere sectoren in de economie een aanpassing. Die sectoren moeten dat ter hand nemen. Ik ben niet acuut in gealarmeerde staat, maar het bedrijfsleven en sectoren moeten deze nieuwe uitdaging wel tijdig verwerken in hun bedrijfsmodellen. Dat is mijn globale reactie, maar de Kamer krijgt nog een gedetailleerde reactie.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Mijn eerste vraag is niet beantwoord: wanneer kan de Kamer geïnformeerd worden over de consultatie van de Nederlandsche Bank over de huizenmarktstresstest?

Minister Dijsselbloem:
Ik kan de Kamer binnen enkele weken een briefje sturen met een preciezere duiding van de wijze waarop de Nederlandsche Bank het voor zich ziet. Uit dat briefje zal ook blijken of wij het er met elkaar over eens zijn dat we initiatief moeten nemen of dat al voldoende belegd is hoe we omgaan met bijvoorbeeld de bescherming van hypotheeknemers.

Ik ben de heer Nijboer nog een antwoord verschuldigd over het thema van gelijke onderwijskansen. Ik kan daar uren over spreken, maar ik denk dat u mij dat niet toestaat, voorzitter. Gelijke onderwijskansen blijft een punt van aandacht. Het Nederlandse onderwijs doet het in veel opzichten goed. In internationale vergelijkingen doet met name de onderkant van het onderwijsgebouw het goed, maar er zijn ook een aantal zwakten, die we allang kennen. Vroege selectie is een probleem in het Nederlandse onderwijs. Het gaat dan met name om het objectieve oordeel in de vroege selectie. Als je vroeg selecteert, is het nog belangrijker dat je het zo goed mogelijk doet. Daar is de Cito-toets zo belangrijk voor. Op initiatief van de Kamer is de Cito-toets minder belangrijk gemaakt en is het oordeel van de school vooropgesteld. Geëvalueerd wordt of dat verstandig was. Op aandringen van de Kamer hebben we het zo gedaan. Er is ook een onderzoekscommissie van de Kamer geweest die op dat punt anders had geadviseerd. Mogelijk moeten we hier kritisch op terugkijken.

De voorzitter:
Hoe heette die commissie ook alweer?

Minister Dijsselbloem:
Dat was de Commissie Parlementair Onderzoek Onderwijsvernieuwingen. In alle ernst: de Cito-toets is een belangrijk instrument, ten minste in aanvulling op, zo niet zelfs met een zwaarder accent naast dan wel voor het onderwijsadvies. Het objectieve oordeel over het talent van een kind en waar een kind naartoe kan, moet voorop blijven staan. Juist voor kinderen die uit gezinnen komen met een grote achterstand en die van huis uit weinig bagage hebben meegekregen, is het van groot belang dat het objectieve oordeel van een goede toets er is. Maar nu moet ik echt ophouden, want ik begeef mij op terreinen waar ik formeel niet meer over ga. De bewindslieden van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hebben gereageerd op het Onderwijsverslag van de Inspectie van het Onderwijs, waarin dit thema nadrukkelijk werd geagendeerd. Daar zal een Kamerdebat over plaatsvinden. Ik denk dat ik daar verder naar kan verwijzen.

Dan kom ik meteen op de motie-Nijboer op stuk nr. 1354. Het zou voor de hand liggen om de motie aan te houden tot dat debat. Dat zal voor de zomer al plaatsvinden. Als de motie toch in stemming komt, laat ik het oordeel daarover aan de Kamer.

De heer Koolmees is nog even teruggekomen op de huisvesting van statushouders. De urgentieverklaring gaat er inderdaad vanaf, maar dat staat gemeenten totaal niet in de weg om in de omstandigheden waarin we ons nu bevinden, een extra inspanning te leveren om de uitstroom van de azc's te versnellen. Daar hebben we veel overleg over. We bespreken ook hoe we hen daarbij kunnen helpen en steunen, maar uiteindelijk zal dit deel van het werk echt door gemeenten gedaan moeten worden. We hebben een achterstand van 17.000 statushouders. Die mensen hebben al een status. Zij mogen blijven, maar zij zitten opgehokt in azc's. Niks integratie, niks kansen in Nederland! We hebben de gemeenten hier gewoon voor nodig.

De heer Koolmees (D66):
Precies zo is het en daarom hadden wij een paar weken geleden bij de commissie Wonen, waar ik ook in zit, iemand van de VNG op bezoek, de burgemeester van Katwijk. Hij noemde wat het kabinet nu doet, heel onverstandig, omdat het de gemeenten daarmee het instrument uit handen neemt om echt iets te doen aan de huisvesting van statushouders. Wat het kabinet nu doet, is het probleem over de heg kieperen en de gemeenten een instrument ontnemen om mensen te huisvesten. En dat terwijl het kabinet de gemeenten wel verwijt dat ze achterlopen met het huisvesten van asielzoekers.

Minister Dijsselbloem:
Ten eerste is de achterstand in het plaatsen van statushouders in gewone woningen in gemeenten al een veel ouder probleem. Toen de urgentieverklaring nog gewoon bestond, was er ook al enorme achterstand. Voorgaande bewindslieden zijn er al kabinetten lang mee bezig om te proberen dit proces te versnellen.

Ten tweede staat niets de gemeenten in de weg om, mochten zij daarvoor kiezen, absolute urgentie en voorrang te geven aan statushouders. Waar dat echter niet nodig is of waar gemeenten een andere route kiezen, dwingen wij ze niet vanuit Den Haag om die urgentie alsnog op te leggen. Dat is het enige wat verandert. Gemeenten mogen nog steeds zeggen: wij vinden hier in Katwijk dat wij nog een x-aantal huizen beschikbaar moeten stellen voor statushouders en wij doen dat met urgentie en voorrang. Die gemeente staat niets in de weg om dat te doen.

De heer Koolmees (D66):
Onderdeel daarvan is ook dat er 100.000 woningen zouden worden gebouwd op korte termijn, als uitruil, om iets aan die wachtlijsten te doen. Daarover is een motie aangenomen van de heer De Vries van de Partij van de Arbeid, met steun van mijn partij. Nu horen wij steeds dat dat echt achterblijft, dat dat echt een probleem is. We horen dat er 16.000, 17.000 mensen in een asielzoekerscentrum zitten, die eigenlijk naar een normale woning zouden moeten gaan, die eigenlijk zouden moeten gaan integreren, die eigenlijk aan het werk zouden moeten, dat er onvoldoende wordt gebouwd, maar dat gemeenten ondertussen wel de urgentiestatus wordt afgenomen, waardoor het probleem alleen maar urgenter en nijpender wordt. Dat lijkt mij geen constructieve sfeer om dit probleem op te lossen.

Minister Dijsselbloem:
Die constructieve sfeer is er opvallend genoeg wel gewoon aan de gesprekstafel waaraan wij met de VNG en alle gemeenten zitten. De lichte irritatie die de heer Koolmees bij mij bespeurde, zag vooral op de brief die wij gisteren ontvingen van de G-4. Dat was echt een merkwaardige brief, terwijl we gewoon met de VNG en dus alle gemeenten in overleg zijn. Ja, daar zit een grote uitdaging. Ja, we moeten het samen doen en ja, dat gaat geld kosten en dat geld zal het kabinet ook beschikbaar stellen, maar we kijken wat er precies nodig is en op welke onderdelen. Daar zijn wij mee bezig. Dan is het raar, zo'n brief te zien en zo'n mediaoffensief, met dreigementen en al. Ik blijf volhouden dat ik dat niet erg fraai vind. Overigens staan wij volstrekt in de constructieve stand. Wij beseffen zeer dat dit gezamenlijk zal moeten gebeuren.

De heer Koolmees heeft gevraagd of de minister kan garanderen dat de EU-regels geen belemmering vormen voor het investeren in asielzoekers. Dat is een rare redenering. De EU-regels zien op het totaal van de uitgaven en de houdbaarheid van de overheidsfinanciën. Het enige wat ik kan zeggen, is: daar waar uitgaven nodig zijn voor de opvang, huisvesting en voor een deel, voor hen die mogen blijven, ook de integratie van asielzoekers, zal het kabinet daar middelen voor beschikbaar stellen en die dus inpassen in de begroting. Dat is een preciezere formulering dan "de EU-regels zullen geen belemmering zijn", want dat is natuurlijk niet waar.

De heer Koolmees (D66):
Natuurlijk ben ik het met de minister van Financiën eens dat dat uiteindelijk het doel is: er moet geld zijn voor huisvesting en ter investering in onderwijs en dat soort zaken. Het punt dat ik heb aangehaald in mijn eerste termijn, ook naar aanleiding van het advies van de Raad van State, was dat de Raad van State signaleerde dat er landen zijn die een beroep doen op een uitzonderingsclausule en die geven dat van tevoren aan. Toen zei de minister in zijn eerste termijn dat wij dat niet hoeven doen, want het gaat over achteraf; dat is geen belemmering voor de praktijk. Ik vroeg in mijn tweede termijn: klopt het dat deze begrotingsregels dus geen belemmering vormen of kunnen gaan vormen om in de komende tijd deze uitgaven wel te doen? Dat is de enige vraag die ik heb gesteld.

Minister Dijsselbloem:
Die vraag is onzorgvuldig geformuleerd. Ik wil geen onnodig debat hebben met de heer Koolmees. Mijn precieze formulering was als volgt. De Europese Commissie heeft gezegd: wij kunnen alleen ex post ... Als je achteraf de begrotingsregels blijkt te hebben overtreden — laten we zeggen over het afgelopen jaar, over 2015 — maar je kunt laten zien dat dat ook komt door een onverwacht grote instroom van asielzoekers, dan laat Brussel jou off the hook, om het maar in goed Nederlands te zeggen. Dat is voor Nederland niet nodig. Wij voldoen in 2015 aan de begrotingsregels. Daarom is het voor ons ook niet nodig om dat zinnetje in Brussel in te dienen.

Forward looking ... Sorry, voorzitter, ik zal mij beperken in het gebruik van het Engels. De uitgaven die van nu af aan nodig zijn voor de groep die al binnen is en voor een deel mag blijven in de sfeer van huisvesting, onderwijs et cetera, gaan wij gewoon inpassen in de begroting. Daarvoor mag je ook niet zo'n beroep op deze uitzonderlijke flexibiliteit doen. Dat kan alleen als je terugkijkend een onverwacht grote instroom had, waardoor je begroting uit de rails is gelopen.

De heer Koolmees (D66):
Dat begrijp ik. Daarom heb ik ook geen motie ingediend. Mijn vraag ging eigenlijk over 2016 en verder. Wij zitten nu in april. Er is inderdaad een Turkijedeal, maar die staat al onder druk. Wij weten niet wat er de komende tijd gaat gebeuren. Ik hoop dat het goed gaat, maar dat weten we helemaal niet. Het is forward-looking, naar de toekomst kijkend. Ik constateer dat dit kabinet er niet voor heeft gekozen om dit zinnetje op te nemen in het Stabiliteitsprogramma. Het enige wat ik heb gevraagd, is: het kan toch niet zo zijn dat een beroep wordt gedaan op de Europese begrotingsregels om te zeggen dat er geen geld beschikbaar is voor dit soort belangrijke investeringen in onderwijs, participatie, integratie en dat soort dingen?

Minister Dijsselbloem:
Ik ga mijn antwoord niet herhalen. Misschien kan ik er één nieuw aspect aan toevoegen. Stel dat de asielinstroom in 2016 ineens verder omhoog zou gaan en dat die opeens 92.000 wordt in plaats van 60.000, zoals afgelopen jaar. Ik noem een willekeurig aantal, volstrekt niet onderbouwd, maar stel dat dit gebeurt, dan hebben wij op een later moment nog steeds de mogelijkheid om de Commissie te melden dat wij alsnog uit de rails gelopen zijn. Dat gaat niet gebeuren, want wij zijn er zelf bij, maar als het alsnog gebeurt, kunnen wij de Europese Commissie vragen om daar ex post rekening mee te houden. Die mogelijkheid hebben wij ook op een later moment nog, als ik de regels van Brussel goed begrijp. Overigens heeft de NOS onthuld dat de minister van Financiën de ramingen voor de asielinstroom omlaag heeft gedrukt; dat is juist. Het is namelijk ook mijn werk om de ramingen te beheersen. Anders zul je zien dat de ramingen op alle departementen worden opgepompt om maar extra vet op de departementale begrotingen te kweken. Het is de rol van de minister van Financiën om te vragen of dat wel realistisch en nodig is; omlaag ermee! Dit bericht van de NOS is dus volstrekt juist.

Ten slotte heeft mevrouw Bruins Slot op het punt van de asielkosten gevraagd naar de bandbreedte. Dit is de discussie tussen de 58.000 en de 92.000; zo leg ik de vraag maar uit. Wij gaan ook voor volgend jaar, vooralsnog, in potlood, uit van 58.000. Dat doen wij mede omdat wij geen andere raming hebben. Wij hebben een realisatie van vorig jaar van 59.000. Wij hebben besloten om daar voor het lopende jaar ook van uit te gaan. Vooralsnog doen wij dat ook voor 2017. Als de Europese aanpak van de asielinstroom succesvol is — het lijkt de goede kant op te gaan — kunnen wij dit soort ramingen later in het jaar nog verder verlagen. Ik spreek de hoop uit dat dat mogelijk is, maar vooralsnog gaan wij in potlood maar even uit van het laatste realisatiecijfer dat wij kennen.

Tot slot heeft mevrouw Bruins Slot gevraagd welke bezwaren ik heb tegen scenariodenken. Die vraag heb ik eigenlijk al beantwoord in hoofdstuk 4 van het Stabiliteitsprogramma. Daarin analyseren wij de risico's en bekijken wij wat die voor de begroting zouden kunnen betekenen. Dat blijven wij doen.

Minister Kamp:
Voorzitter. Ik zal nog ingaan op enkele punten. De heer Bashir sprak over de armoede. Ik heb al aangegeven dat de situatie in Nederland de op een na beste is van de 28 EU-landen. Ik heb ook aangegeven dat er vorig jaar 100.000 banen bij zijn gekomen. Dat zijn ook weer 100.000 extra kansen voor mensen om via werk weer in hun eigen inkomen te voorzien en perspectief op stijging van inkomen te krijgen. Het is ook goed om te kijken naar mensen die als alleenstaande ouder met een inkomen rond het wettelijk minimumloon rond moeten zien te komen. Hun cumulatieve koopkracht is in de periode van 2013 tot 2016 met ruim 15% gestegen. Dat is een uitkomst van de maatregelen die ik in eerste termijn heb opgesomd. Het kabinet voelt zich verplicht om voortdurend te blijven werken aan de beperking van armoede in ons land.

De heer Koolmees heeft cijfers genoemd in verband met de flexibele schil. Ik vind dat ik opnieuw moet reageren op zijn cijfers. Je hebt werknemers in verschillende varianten. Je kunt via payrolling, uitzendbureaus en opeenvolgende tijdelijke contracten werken. Als je dat allemaal bij elkaar optelt, kom je aan 1,9 miljoen mensen. Als je ook de zelfstandigen meeneemt, zzp'ers en zelfstandigen met personeel, dan kom je uit op een totaal van 3,3 miljoen. Het beeld dat de heer Koolmees daarvan schetste, was niet verkeerd.

Mevrouw Bruins Slot vroeg wat het kabinet gaat doen om mogelijk nog meer banen te creëren. Ik heb al gezegd dat er vorig jaar 100.000 banen bij zijn gekomen. Door het UWV wordt verwacht dat er dit jaar weer 100.000 banen bijkomen. Het kabinet houdt vooral koers en is daar heel consequent in geweest. We werken heel breed aan de kwaliteit van de infrastructuur, zowel de digitale als de fysieke infrastructuur: de havens, de luchthaven, de wegen en de spoorwegen. Het is allemaal van groot belang voor het bedrijfsleven om banen te kunnen creëren, want het bedrijfsleven creëert banen. We verminderen de regeldruk, samen met het bedrijfsleven als dat kan. We zorgen voor stabiele arbeidsverhoudingen. We zorgen voor financiering voor het bedrijfsleven wanneer het zelf niet daarin kan voorzien, maar er wel goede ondernemingsplannen van goede ondernemers zijn. We zetten de samenwerking tussen overheden, onderzoeksinstellingen en ondernemers voort. We bieden exportondersteuning aan bedrijven. Mijn collega Ploumen en ikzelf zijn daar zeer actief in. We zijn voortdurend bezig met de kwaliteit van het arbeidsaanbod op de arbeidsmarkt. We zorgen voor rechtszekerheid, wat voor bedrijven van groot belang is, en voor een gezond fiscaal klimaat. We zorgen er ook voor dat de overheidsfinanciën op orde blijven, opdat er in dat opzicht ruimte voor het bedrijfsleven ontstaat. Dat hebben we gedaan en dat blijven we doen.

Mevrouw Bruins Slot (CDA):
Dat lijkt in ieder geval op een antwoord over het bestendigen van het beleid, maar er blijft wel een aantal vraagstukken liggen, bijvoorbeeld over de loondoorbetaling bij ziekte en over de zzp'ers.

Ik heb een andere vraag. De minister had het erover dat het UWV nu uitgaat van meer dan 100.000 banen die het kabinet wil creëren. In de beantwoording in eerste termijn had hij het over het bereiken van de evenwichtswerkloosheid, maar die is 4% tot 4,5%. De raming van de werkloosheid in 2016 is 6,5%. Feitelijk zei de minister in eerste termijn dat hij meer dan 200.000 banen wil creëren, maar nu heeft hij dat aantal teruggeschroefd naar 100.000 banen.

Minister Kamp:
Nee, ik heb aangegeven dat volgens de vooruitzichten van het Centraal Planbureau de werkloosheid aan het eind van de volgende kabinetsperiode op 5,5% zal komen te liggen en dat op dat moment de evenwichtswerkloosheid volgens het CPB 5% is. Die 5,5% en 5% komen bij elkaar in de buurt. Dat heb ik gezegd.

Mevrouw Bruins Slot (CDA):
Betekent dit dat het kabinet de vraagstukken die ik zonet noemde rondom de zzp'ers en de loonbetaling bij ziekte nu laat liggen? De minister heeft het steeds over het bestendige beleid. Daar zitten die aspecten onvoldoende in.

Minister Kamp:
Ik zit iedere week in de ministerraad naast mijn collega van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Ik heb nog nooit gemerkt dat hij iets laat liggen. Vooral van de punten die mevrouw Bruins Slot naar voren heeft gebracht, blijkt mij wekelijks dat de collega van Sociale Zaken en Werkgelegenheid daar intensief mee bezig is.

Mevrouw Bruins Slot (CDA):
Je kunt heel intensief met iets bezig zijn zonder bepaalde resultaten te bereiken. Uiteindelijk gaat het om het bereiken van resultaten. Heeft de minister van Economische Zaken de verwachting dat het kabinet op deze twee vlakken nog resultaten bereikt en, zo ja, welke dan?

Minister Kamp:
Ik heb uitgebreid gesproken over de resultaten die het kabinet heeft bereikt. Ik heb ook aangegeven dat we de afspraken die in het regeerakkoord zijn gemaakt vervolgens van brede maatschappelijke steun hebben voorzien door het sluiten van een sociaal akkoord. De afspraken in het sociaal akkoord zijn omgezet in wetgeving. De resultaten die dat oplevert, worden door ons nauwkeurig gevolgd. Wanneer er mogelijkheden tot verbeteringen zijn, zien wij die als uitdagingen en zullen we zeker niet nalaten om die op te pakken.

De voorzitter:
De minister vervolgt zijn betoog.

Minister Kamp:
Die had zijn betoog al beëindigd, voorzitter.

De voorzitter:
Die had zijn betoog al beëindigd zelfs. Dan dank ik hem en zijn collega voor de gegeven antwoorden.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Ik stel voor, aanstaande dinsdag te stemmen over de ingediende motie.

Daartoe wordt besloten.

Sluiting

Sluiting 21.45 uur.