Plenair verslag Tweede Kamer, 33e vergadering
Donderdag 3 december 2015

  • Begin
    10:30 uur
  • Sluiting
    23:37 uur
  • Status
    Gecorrigeerd


Opening

Voorzitter: Van Miltenburg

Aanwezig zijn 149 leden der Kamer, te weten:

Agema, Arib, Van Ark, Azmani, Bashir, Beertema, Berckmoes-Duindam, Bergkamp, Bisschop, De Boer, Van Bommel, Bontes, Bosma, Bosman, Bouwmeester, Ten Broeke, Brouwer, Bruins, Bruins Slot, Van der Burg, De Caluwé, Cegerek, Van Dekken, Tony van Dijck, Jasper van Dijk, Otwin van Dijk, Dijkgraaf, Pia Dijkstra, Remco Dijkstra, Dik-Faber, Dikkers, Duisenberg, Eijsink, Elias, Fritsma, Van Gerven, Gesthuizen, Geurts, De Graaf, Grashoff, Graus, Groot, Günal-Gezer, Hachchi, Van Haersma Buma, Harbers, Rudmer Heerema, Pieter Heerma, Helder, Van Helvert, Hoogland, Houwers, Jacobi, Jadnanansing, Karabulut, Keijzer, Kerstens, Klaver, Van Klaveren, Klein, Klever, Knops, Kooiman, Koolmees, Koşer Kaya, Krol, Kuiken, Kuzu, Van Laar, De Lange, Leenders, De Liefde, Van der Linde, Lodders, Lucas, Madlener, Maij, Marcouch, Van Meenen, Merkies, Van Miltenburg, Mohandis, Monasch, Moors, Agnes Mulder, Anne Mulder, Neppérus, Nijboer, Nijkerken-de Haan, Van Nispen, Omtzigt, Oosenbrug, Van Oosten, Oskam, Öztürk, Pechtold, Potters, Van Raak, Recourt, Roemer, Rog, Ronnes, De Roon, Rutte, Samsom, Schouten, Schut-Welkzijn, Segers, Servaes, Siderius, Sjoerdsma, Smaling, Van der Staaij, Straus, Swinkels, Tanamal, Taverne, Teeven, Tellegen, Thieme, Van Tongeren, Van Toorenburg, Ulenbelt, Van Veen, Van Veldhoven, Veldman, Verhoeven, Vermeij, Vermue, Visser, Van Vliet, Volp, Voordewind, Voortman, Jan Vos, Mei Li Vos, Albert de Vries, Aukje de Vries, Vuijk, Wassenberg, Van Weyenberg, Van Wijngaarden, Wilders, Wolbert, Van 't Wout, Ypma, Yücel, Ziengs en Zijlstra,

en mevrouw Bussemaker, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de heer Van Dam, staatssecretaris van Economische Zaken, en mevrouw Dijksma, staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu.

Mededelingen

Mededelingen

Mededelingen

De voorzitter:
Ik deel aan de Kamer mee dat het volgende lid zich heeft afgemeld:

Bisschop, alleen voor de ochtend- en middagvergadering.

Deze mededeling wordt voor kennisgeving aangenomen.

Begroting Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (Cultuur)

Begroting Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (Cultuur)

Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:
en van:


    Termijn inbreng

    (Zie wetgevingsoverleg van 30 november 2015.)

    De voorzitter:
    Voor deze korte heropening hebben zich vijf leden gemeld. Omdat het een heropening is, betreft het slechts een termijn.

    Het woord is aan de heer Van Veen.

    De algemene beraadslaging wordt heropend.

    De heer Van Veen (VVD):
    Voorzitter. 25 juni jongstleden heb ik namens mijn fractie aangegeven ongerust te zijn over de ontwikkeling rond het decentralisatiefonds beeldende kunst en vormgeving. Ik hebt tijdens het cultuurdebat aangegeven dat zowel het afstorten in het Gemeentefonds als het laten vervallen van de matchingsvoorwaarden, en dus de rechtmatigheidscontrole, niet wenselijk zijn voor mijn partij. Wij zouden het overzicht en de controle verliezen en het is maar zeer de vraag of dat in het belang is van de cultuursector in Nederland. In september heb ik dat herhaald en aangegeven dat ik voornemens was dit via het budgetrecht van de Kamer te regelen in de begroting 2016. Ik constateer dat die aankondiging niet heeft geleid tot voldoende waarborgen richting het Gemeentefonds. Sterker nog, in de septembercirculaire wordt gesproken over een voortzetting van de decentralisatie-uitkering voor de periode 2017-2020, zonder matchingsvoorwaarden. In de brief van de minister van 1 december jongstleden heeft de minister haar lijn nogmaals uiteengezet. Mijn partij is gevoelig voor het argument van de minister dat de gemeentebegroting is vastgesteld voor 2017, niet meer dan dat. Ik ben zelf wethouder geweest en snap hoe lastig het veranderen van een begroting kan zijn naar aanleiding van een decembercirculaire. Vandaar dat ik nu, samen met collega Monasch, een motie zal indienen die de regering verzoekt om de plannen voor 2016 uit te stellen tot 2017 zodat alle partijen, gemeenten en fondsen, zich kunnen richten op de begroting 2017 en de mogelijkheden die die nieuwe verdeling van geld biedt. Een goede luisteraar en lezer had al geconstateerd dat veel van dit geld uiteindelijk bij de gemeente terecht zal komen. Ik dien daarom de volgende motie in.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    overwegende dat de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap via de septembercirculaire 2015 schreef dat zij de verantwoording en matching van de decentralisatie-uitkering beeldende kunst en vorming voor de G36 wilde laten vervallen;

    van mening dat de middelen ten goede moeten komen aan de cultuursector, waarbij matching van cultuurgelden, betere regionale spreiding en een andere besteding voor onder andere festivals, startende kunstenaars en de bescherming van de vrijheid van expressie meer centraal komen te staan;

    overwegende dat gemeenten op dit moment begrotingen, afspraken en juridische verplichtingen zijn overeengekomen voor het jaar 2016;

    verzoekt de regering om de decentralisatie-uitkering voor de periode 2017-2020 over te hevelen naar de cultuurbegroting en deze middelen als volgt jaarlijks voor de volgende doeleinden in te zetten:

    a. 1 miljoen euro reserveren om de vrijheid van meningsuiting en expressie te waarborgen en zelfcensuur te voorkomen door debatcentra, tentoonstellingsruimtes en andere culturele instellingen via een regeling tegemoet te komen indien er sprake is van toegenomen beveiligings- en exploitatiekosten;

    b. 1 miljoen euro voor het Fonds Podiumkunsten dan wel via regelgeving om nieuwe initiatieven te stimuleren met als uitgangspunt deze uiteindelijk op eigen benen te laten staan;

    c. 0,5 miljoen euro voor een borgstellingsfonds ten behoeve van festivals die niet via de BIS worden ondersteund en door niet te beïnvloeden factoren, zoals het weer, in hun continuïteit worden bedreigd;

    d. 2 miljoen euro ter beschikking stellen voor het Fonds Podiumkunsten voor de ondersteuning van festivals, waarbij oog is voor het aantrekken van nieuw publiek en een goede geografische spreiding;

    e. 0,5 miljoen euro voor een op te richten premiefonds, naast de indemniteitsregeling, die verzekeringspremies van alle musea, ook particuliere, kan vergoeden;

    f. 0,5 miljoen euro voor de versterking van BIS-instellingen die aanspraak maken op de gelden voor de functie overig opera-aanbod;

    g. 0,5 miljoen euro voor de versterking van activiteiten van postacademische instellingen die onder de BIS vallen;

    h. 0,5 miljoen euro voor het stimuleren van internationale optredens van de topgezelschappen zoals de symfonieorkesten, die, op basis van art. 3.10, lid 2, en 3.19, lid 2, uit de BIS regeling, aangewezen worden;

    i. 7 miljoen ter beschikking stellen ten behoeve van de beeldende kunst en vormgeving, mits een-op-een matching plaatsvindt, te besteden via een bestaand cultuurfonds waarbij de G36 exclusief aanspraak maakt op 5,5 miljoen euro van de middelen en een bedrag van 1,5 miljoen euro waar alle gemeenten een verzoek voor mogen indienen bij het cultuurfonds,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door de leden Van Veen en Monasch. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 112 (34300-VIII).

    Mevrouw Keijzer (CDA):
    Betekent dit dat de twee amendementen ingetrokken worden?

    De heer Van Veen (VVD):
    Het zijn er nog veel meer: de PvdA en de VVD zullen al hun amendementen intrekken.

    De heer Grashoff (GroenLinks):
    De heer Van Veen begon zijn verhaal met te zeggen dat hij zorgen had over besteding en matching. Uit alle antwoorden die tot nu toe binnen zijn gekomen, is overtuigend gebleken dat de middelen voor cultuur besteed worden en gematcht worden. Alle zorgen op dat punt zijn volgens mij dus weggenomen. Ik snap daarom absoluut niet waar nu het idee vandaan komt om het toch door te zetten en alleen te zeggen dat we het een jaartje uitstellen. Ik begrijp daar helemaal niets van. Kan de heer Van Veen één echt argument noemen?

    De heer Van Veen (VVD):
    Ik heb afgelopen maandag een aantal vragen aan de heer Grashoff gesteld over de besteding van de gelden uit het decentralisatiefonds. Ik kwam tot de conclusie dat hij nog niet echt een idee had van waar het geld precies aan besteed werd, want hij zette het door naar de minister. Als de heer Grashoff zich de komende tijd gaat verdiepen in de besteding van het decentralisatiefonds, dan zal hij tot de conclusie komen dat er absolute vrijheid bestaat voor gemeenten om dit geld te besteden zoals zij wensen. Het risico daarvan is dat wij over een aantal jaren besluiten om het conform de regels af te storten als algemene reserve in het Gemeentefonds. Dat is precies wat de VVD niet wil. Wij willen weten waar het geld naartoe gaat en dat zou de heer Grashoff ook moeten willen.

    De heer Grashoff (GroenLinks):
    Ik moet vaststellen dat de heer Van Veen uitgaat van een theoretische werkelijkheid die niet bestaat. Er is ook geen enkele aanleiding om te veronderstellen dat die werkelijkheid zich zo zal voordoen. Uiteindelijk doet hij het alleen met de gedachte dat als hij er niet meer over gaat het dus niet meer bestaat. Dat is een totaal wantrouwen in de democratische lokale controle. Die gelden worden op dit moment besteed op de manier waarop wij dat willen. Er is geen enkele aanleiding om voor de cultuurplanperiode 2017-2020 van iets anders uit te gaan. De heer Van Veen verstopt zich achter een theoretische werkelijkheid. De echte werkelijkheid is dat er geld bij cultuur weggehaald wordt om het elders via een omweg weer in cultuur terug te sluizen, met een hoop schade voor de lokale culturele infrastructuur.

    De voorzitter:
    Ik heb geen vraag gehoord.

    De heer Van Veen (VVD):
    Ik hoor ook geen vraag. Deze discussie hebben we nu volgens mij al vier keer gehad.

    Mevrouw Keijzer (CDA):
    Voorzitter. Het is een winderige herfst en volgens mij is het ook winderig in de hoofden van een aantal collega's. Wat zouden we graag een geldboom in de tuin willen hebben, waar we de laatste bankbiljetten af zouden kunnen schudden. Een deel van dat papiergeld zouden we dan met liefde naar de ook door het CDA gewaardeerde kunstsector kunnen vegen. Maar helaas, die boom is er niet. De coalitie heeft hem ook niet, maar zij kon de bezem toch niet in de schuur laten staan. Zij veegde, zonder zich goed rekenschap te geven van de consequenties, een hele berg geld uit het Gemeentefonds richting OCW.

    De kritiek uit het wetgevingsoverleg hoeft hier niet te worden herhaald. Mijn collega Van Toorenburg was graag op een andere, minder kritische manier begonnen met het woordvoerderschap cultuur, dat zij zo wenste. Ik moest het woordvoerderschap helaas afgeven, omdat het niet meer te combineren was met asiel en migratie.

    De coalitie heeft dit slecht doordacht. Dat mag wel blijken uit het feit dat zij om een heropening heeft gevraagd en nu deze motie is ingediend. De minister was glashelder in haar brief. Heel netjes maar duidelijk heeft zij aangegeven waarom de amendementen een slecht idee zijn. Het meest stuitende vond ik nog dat mijn collega gisteren bij de regeling van werkzaamheden gevraagd heeft waarom de VVD het debat wil heropenen. Er is namelijk veel onrust ontstaan onder talloze mensen uit de sector en bij de gemeenten. Maar nee, we moesten afwachten. Ik heb thuis ook van die jongens rondlopen die met een glimlach snel een deur dichttrekken omdat ze bezig zijn met hun surprise. Je moet maar afwachten wat eruit komt. Vandaag is het duidelijk: een motie. Ik hoor heel graag het oordeel van de minister om te vernemen of dit wél een oplossing is voor het probleem dat de VVD en de PvdA zien.

    Er moet mij nog iets anders van het hart. Ik ben heel lang wethouder geweest. In de gemeente Purmerend heb ik het wethouderschap zorg en cultuur gecombineerd. Ik kan garanderen dat dit een verdeling van de schaarste betekent. Na alle hervormingen en bezuinigingen die sinds 1 januari van dit jaar zijn ingevoerd, is het niet minder guur geworden. Wij hebben daar gisteren over gedebatteerd, bij een AO over de Wmo. Er is een brief gekomen van alle wethouders, waarin zij vertellen hoe smal de marges zijn waarbinnen zij moeten opereren. Tegen die achtergrond viel het voorstel om weer geld uit het Gemeentefonds te halen de CDA-fractie buitengewoon rauw op het dak. Op zich ben ik blij met het intrekken van de amendementen — dat is het goede nieuws van vandaag — maar ik denk dat de nu ingediende motie de problemen uiteindelijk op een andere manier in stand houdt. De gemeentebestuurders, die toch al met financiële problemen geconfronteerd worden, moeten alles wat wij hier bedenken maar weer uitvoeren en in goede banen leiden. Ik zeg "alles wat wij hier bedenken", daarmee niet gezegd hebbende dat alles altijd de steun van het CDA heeft. De hervormingen in de Wmo hebben onze steun niet. Maar het gelag is zwaar.

    De heer Van Veen (VVD):
    Ik heb een korte vraag aan de vertegenwoordiger van het CDA. Ik heb zojuist gezegd dat ook ik wethouder ben geweest. Ik realiseer mij hoe lastig het is om zoiets zo laat te wijzigen. Kan mevrouw Keijzer zich nog herinneren hoe groot de bijdrage uit het decentralisatiefonds voor haar gemeente was?

    Mevrouw Keijzer (CDA):
    Nee. Ik zou echt heel knap zijn als ik dat hier op de euro nauwkeurig zou kunnen melden. Ik heb geen idee, maar misschien is het interessant om aan de heer Van Veen te vragen waarom hij dat wil weten. Daar zit vast iets achter.

    De heer Van Veen (VVD):
    De motie die wij indienen, stelt de gemeente Purmerend in staat om gebruik te maken van cultuurgelden waarover zij op dit moment niet kan beschikken. De decentralisatie-uitkering gaat alleen naar de G36. Purmerend hoort daar volgens mij niet bij — de gemeente waar ik wethouder was, overigens ook niet — dus het zou een toegevoegde waarde hebben als het CDA onze motie steunt en er aldus voor zorgt dat meer gemeenten gebruik kunnen maken van de decentralisatie-uitkering en kunnen investeren in cultuur.

    Mevrouw Keijzer (CDA):
    Ik moet even denken of Purmerend niet bij de G36 hoort. Volgens mij hoort Purmerend daar net niet bij. Ik wil echter iets anders gezegd hebben. Toen ik daar wethouder was, had ik altijd een heel goede samenwerking en goede discussies met Zaanstand en ook Amsterdam. Ik vind — dat heb ik altijd gezegd, ook toen wij bijvoorbeeld spraken over de herverdeling van de gelden voor de maatschappelijke opvang — dat je niet zomaar een greep in de kas van andere gemeenten kan doen. Dat vind ik gewoon niet correct, zeker niet als het op korte termijn gebeurt en zeker niet als er niet wordt nagedacht over de consequenties voor de andere gemeenten. Eén ding weet ik heel zeker: ook de inwoners van de gemeente Purmerend, de gemeente Edam-Volendam, waar ik nu woon, en de gemeente Waterland, waar ik heel erg lang gewoond heb en ook bestuurlijk actief geweest ben, maken gebruik van de voorzieningen in de gemeenten om hen heen. Ik vind het echt onvoorstelbaar dat de fracties van de PvdA en de VVD een greep in de kas doen, zonder te hebben nagedacht over de consequenties daarvan, en dit voorstel zomaar op deze manier hier neerleggen. Ik heb gezegd.

    De voorzitter:
    Ik heb het gehoord.

    De heer Bosma ziet af van zijn spreektijd. Het woord is aan de heer Van Dijk van de SP.

    De heer Jasper van Dijk (SP):
    Voorzitter. De coalitiepartijen wilden afgelopen maandag graag voor sinterklaas spelen met andermans geld. Geld van de gemeenten wel te verstaan. Dat heeft de minister toen zelfs onbehoorlijk genoemd. Nu worden wij geconfronteerd met een motie, terwijl de amendementen van afgelopen maandag zijn ingetrokken. Wij gaan zo horen wat de minister hiervan vindt. De spanning stijgt!

    Voor mijn partij is één ding duidelijk: de festivals mogen geen slachtoffer zijn van dit gegoochel met geld. Om die reden dien ik een eigen motie in, in een poging de festivals te redden. De motie luidt als volgt.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    overwegende dat podiumkunstfestivals een breed en divers publiek trekken en een essentiële bijdrage leveren aan de bereikbaarheid van kunst en cultuur;

    constaterende dat er van de benodigde €2.600.000 aan extra middelen voor festivals niet meer dan €180.000 resteert voor een belangrijke groep theater-, dans- en muziekfestivals;

    verzoekt de regering, 2,4 miljoen euro toe te voegen aan het Fonds Podiumkunsten, waarbij de dekking wordt gevonden in de 4,2 miljoen euro gereserveerd voor beleidsonderzoek (art. 14),

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door het lid Jasper van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 113 (34300-VIII).

    Mevrouw Keijzer (CDA):
    Dit klinkt eigenlijk als een amendement, namelijk dat je uit een onderdeel van de begroting geld haalt dat je naar een ander deel van de begroting overbrengt. Dan is altijd de vraag of dat onderdeel, dat beleidsonderzoek, niet al inmiddels juridisch verplicht is, zoals dat bij ons heet. Ik ben heel benieuwd naar wat de minister daarover zegt, maar ik adviseer de fractie van de SP als ze zoiets doet, wat op een amendement lijkt, om dat dan ook in de vorm van een amendement bij de Kamer neer te leggen.

    De heer Jasper van Dijk (SP):
    Mevrouw Keijzer heeft wel een punt, dus ik zal zeker overwegen om dit nog voor de stemming in een amendement om te zetten, zeker als dat de kans verhoogt dat het CDA het wil steunen. Die dekking heb ik goed uitgezocht. Het gaat om 4,2 miljoen voor beleidsonderzoek, waarvan 40% tot nu toe bestemd is. 60% is nog niet uitgegeven. Dat is precies 2,4 miljoen euro, die ik graag aan de festivals wil besteden.

    Ik heb nog een motie, over archeologie.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    overwegende dat gemeenten niet altijd de middelen hebben om unieke archeologische vondsten op zorgvuldige wijze te beheren;

    verzoekt de regering, in overleg met de beroepsgroep, tot een voorstel te komen voor financieringsinstrumenten waarmee de extra kosten die samenhangen met de opgraving, wetenschappelijke uitwerking en publiekspresentatie van archeologische vondsten van (internationale) allure gedekt kunnen worden,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door het lid Jasper van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 114 (34300-VIII).

    De heer Jasper van Dijk (SP):
    Dit is een nieuwe motie, terwijl mijn collega Van Raak op maandag de motie op stuk nr. 105 heeft ingediend. Die wordt hiermee ingetrokken.

    De voorzitter:
    Aangezien de motie-Van Raak c.s. (34300-VIII, nr. 105) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van behandeling meer uit.

    De heer Grashoff (GroenLinks):
    Voorzitter. Wat een vertoning! Met zo'n coalitie heb je toch geen oppositie meer nodig als minister? Of misschien juist extra wel, om te proberen in elk geval te voorkomen dat hier heel grote bokken worden geschoten.

    Het is een raar verhaal. Er is volgens een heel logische gang van zaken cultuurgeld gedecentraliseerd naar gemeenten. Dat is nogmaals heel goed uitgelegd door de minister nadat zij dat eerder ook al deed. Dat geld wordt besteed voor cultuur, waar het voor bedoeld was. De gemeenten zijn de grootste investeerder in cultuur, zo'n 65% van alle financiering van cultuur komt van de gemeenten. Dat is een groter deel dan van het Rijk, dus over matching moeten we het eigenlijk al helemaal niet hebben.

    Het amendement is dan nu van tafel op basis van het argument dat het voor 2015 niet meer kan, maar de indieners volharden eigenlijk in een analyse die nergens meer op gestoeld is door dat amendement om te zetten in een motie, die vanaf 2017 aan de orde zou moeten zijn. Het gaat om geld dat bij gemeenten hoort, wat belangrijk is voor een fijnmazige culturele infrastructuur in de steden waar het nu gebruikt wordt, voor met name beeldende kunst en aanverwanten. Dat zou overeind moeten blijven.

    Ik wil de minister één vraag stellen. In de brief die zij mede namens de minister van Binnenlandse Zaken heeft gestuurd, geeft zij aan dat de decentralisatiegelden op veler verzoek ook decentralisatiegelden zijn gebleven en niet naar de lumpsum van het Gemeentefonds zijn overgeheveld. Daarvan is mijn fractie overigens ook een voorstander. Het is niet helemaal scherp of de minister ook voornemens is om die gelden ook apart als decentralisatiegelden te blijven opnemen. Er is wel een verzoek geweest om dat permanent te maken. Is de minister ook voornemens om dat te doen? Dat zou ik wenselijk vinden. Daarmee houden wij zicht op de omvang van deze middelen en op de besteding daarvan en kunnen wij via de monitor die is afgesproken prima volgen of er daadwerkelijk gezwijnd wordt met dit geld, dan wel of het daadwerkelijk daar terecht blijft komen waar het voor bedoeld was. Ik heb daar vertrouwen in, maar het is goed om daar zicht op te houden. Is de minister dus bereid om die middelen permanent, dus ook van 2017 tot 2026, afzonderlijk als decentralisatiegelden zichtbaar te houden?

    De heer Monasch (PvdA):
    Voorzitter. Wij hebben veel positieve reacties ontvangen, van festivaldirecteuren en van andere instellingen die zeiden: eindelijk gaat er geld naartoe. Dat is ook een van de redenen voor dit voorstel. Wij zeggen ook dat dit bedrag voor de gemeenten daar moet blijven. Daarom moet het ook gematcht worden. Vervolgens zeggen we dat er ook ruimte moet zijn voor nieuw publiek, bijvoorbeeld voor festivals en nog tal van andere terreinen. Daarom stellen wij ook een uitgebreid pakket voor van maatregelen in de culturele sector. Het is dus niet alleen dat wij blij zijn met een deel van de besteding. Een deel gaat ook naar andere onderdelen in de cultuursector. Ik weet dat wethouders hier misschien beter worden gehoord, maar er zijn ook veel mensen uit culturele instellingen die ons hebben gemaild om te zeggen hoe blij ze hiermee zijn en ook om ons te vragen er vooral mee door te gaan. Het is goed om alle geluiden hier, in de zaal van de volksvertegenwoordiging, aan bod te laten komen.

    Het is in ieder geval goed dat er weer over cultuur wordt gedebatteerd. Wat was het anders saai geweest afgelopen maandag. Ik denk dat we dan alleen hadden gesproken over het voorstel van de heer Pechtold om de Open Monumentendag met een jaar te verlengen. Het is goed dat we dat debat in alle scherpte voeren. Ik ben ook blij dat andere partijen op zich steun geven aan de ideeën, hoewel ze het niet helemaal eens zijn met de dekking. Er is 500 miljoen naar de Onderwijsbegroting gegaan op verzoek van één partij. Misschien heeft die nog goede suggesties. Er is een andere partij die heeft gezegd dat er meer geld moet naar veiligheid. Ik ken een partijgenoot in Rome die zegt: verdubbel dat dan met cultuur, want dan weten we ook wat we aan het beschermen zijn. Die onderhandelingen zijn nog steeds gaande, dus wie weet hebben partijen nog lumineuze ingevingen. Het Belastingplan moet nog gesteund worden. Ik zou zeggen: als het denken hiermee gestart is, ben ik daar alleen maar blij mee. Het gaat ons erom dat we de cultuurgelden bij nieuw publiek willen laten terechtkomen en niet alleen bij de bestaande verdeling. Anderen moeten ook een kans krijgen. Vervolgens kunnen de gemeenten doorgaan met datgene waarmee ze bezig zijn: uitstekend werk, maar wel gematcht, zodat het geld ter beschikking blijft van de cultuursector.

    Tot slot heb ik een motie, in aanvulling op de motie van de heer Van Veen.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    overwegende dat door bedreigingen, angst of intimidatie de exploitatiekosten en de kosten voor de beveiliging van bezoekers en collectie enorm kunnen toenemen;

    overwegende dat bedreigingen, angst of intimidatie nooit een reden mogen zijn voor organisatoren om van exposities en lezingen af te zien;

    constaterende dat er vele voorbeelden zijn van zulke bedreigingen met daaruit voortvloeiende extra exploitatiekosten voor organisatoren die zelfs tot afzegging van de expositie of lezing leiden;

    spreekt uit dat zelfcensuur als direct gevolg van bedreigingen in Nederland niet te accepteren is;

    verzoekt de regering, meldingen van mogelijke zelfcensuur op te nemen en in gesprek met de organisatie naar passende oplossingen te zoeken,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door de leden Monasch en Van Veen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 115 ().

    De heer Pechtold (D66):
    Voorzitter. We hebben een interessant wetgevingsoverleg Cultuur gehad. Mij bleek dat eigenlijk iedereen die erbij betrokken is, probeert om de problemen in de cultuursector op te lossen. De Raad voor Cultuur gaf aan dat het piept en kraakt en dat de reserves op zijn. De minister heeft een uiterste poging gedaan om voor de komende jaren financiën te vinden voor heel veel zaken die vaak met relatief kleine bedragen, als je kijkt naar de rijksoverheid, tot veel succes zouden kunnen leiden.

    Laat ik ook zeggen dat ik de poging van de coalitiepartijen om meer geld te vinden, waardeer. Maandag werden wij echter geconfronteerd met een dekking waarvan we dachten: ja, maar dat is eigenlijk cultuurgeld van de gemeente naar cultuurgeld van de gemeente, maar dan op een andere manier. Dat is een vestzak-broekzakverhaal waarmee we iets lijken op te lossen, maar in principe niets doen.

    Dat gezegd zijnde denk ik dat het belangrijk is dat de amendementen van de coalitie nu zijn ingetrokken. Ik ben het eigenlijk eens met degenen die kritiek hebben op de motie. Die doet min of meer hetzelfde, maar heeft een wat zwakkere vorm. Dan moeten we wachten tot volgend jaar. Ook wil ik proberen — ik denk dat de minister ook wel de ruimte daarvoor geeft — om met oppositie en coalitie, die eigenlijk dezelfde wensen hebben, nog eens heel goed te kijken of er een alternatieve dekking kan worden gevonden. Dat zou dan voor de stemmingen over deze moties en amendementen moeten gebeuren. Ik heb er wel hoop op dat dat zou moeten kunnen lukken. Als het zou lukken, denk ik dat we het allerbelangrijkste hebben geregeld waarvoor we allemaal hebben gestreden, namelijk: toch relatief kleine bedragen naar de cultuursector, die die impuls wat mij betreft na jaren wel weer zou kunnen krijgen. Ik ben bereid om daaraan te gaan werken.

    Het volgende overleg is door mij aangevraagd. Onderwerp daarvan is het Gemeentefonds, maar nu de amendementen van de coalitie die daar een aanslag op zouden doen, zijn ingetrokken, is wat mij betreft dat overleg niet meer nodig. Die amendementen zijn immers weg. Ik weet niet of de minister al onderweg is, maar hij kan in ieder geval worden afbesteld.

    Ik sluit af met de hoop uit te spreken dat we dadelijk met wat woordvoerders kunnen bekijken of er nog een alternatief te maken valt waarmee oppositie en coalitie zich kunnen verenigen.

    De voorzitter:
    Dank voor uw bijdrage. Ik neem aan dat er geen bezwaar is tegen het intrekken van het volgende debat, nu er geen grond meer voor is. Ik deel aan de Kamer mee dat er een herzien schema rondgezonden zal worden.

    Er is een einde gekomen aan de termijn van de Kamer en dat betekent dat ik het woord kan geven aan de minister voor haar reactie.


    Termijn antwoord

    Minister Bussemaker:
    Voorzitter. Over alle thema's die in dit debat zijn aangeroerd, hebben we afgelopen maandag zeer uitgebreid met elkaar van gedachten gewisseld. Ik beperk me daarom tot de moties.

    Ik bedank de leden Van Veen en Monasch voor het intrekken van de amendementen. Dat is een belangrijke bijdrage om enige rust te creëren in zowel het culturele als het lokale landschap. Ik constateer dat er in plaats van de amendementen een motie op stuk nr. 112 is voorgelegd. De dekking is in die motie niet principieel veranderd. Er wordt echter wel een ander tijdstip genoemd, namelijk 2017 in plaats van 2016. Maandag noemde ik als bezwaar dat gemeenten hierdoor overvallen zouden kunnen worden, omdat zij hun begrotingen al rond hebben. Dat onderdeel van mijn bezwaren wordt door dat veranderde tijdstip weggenomen.

    Ik constateer ook dat er kleine verschuivingen in de bestedingsrichtingen zitten, want waar er eerst 1 miljoen naar de indemniteitsregeling ging, is dat nu 0,5 miljoen en waar er eerst via de G36 en matching 6,5 miljoen naar beeldende kust ging, is dat nu 7 miljoen. Ook dat is wat mij betreft een verbetering, want ik heb eerder aangegeven dat ik de indemniteitsregeling ingewikkeld vond. Een en ander geldt ook voor de 0,5 miljoen die in de motie staat, maar er gaat in ieder geval vergeleken met maandag wel iets meer geld naar de gemeenten. Dat is positief, maar mijn oordeel over de dekking van de motie, geld uit de decentrale uitkeringen halen, blijft staan. Omdat dat deel van mijn bezwaren blijft staan, moet ik de motie ontraden.

    In de motie op stuk nr. 113 van de heer Van Dijk wordt de regering verzocht 2,4 miljoen euro toe te voegen aan het Fonds Podiumkunsten waarbij de dekking wordt gevonden in de middelen voor beleidsonderzoek. Deze motie ontraad ik. Het klinkt enorm sympathiek om geld voor onderzoek over te hevelen naar festivals, want iedereen denkt natuurlijk: het zal wel papier zijn en daarom is het niet zo belangrijk. Uit dit budget worden echter alle evaluaties, effectstudies, onderzoeken naar de gevolgen van bezuinigingen en onderzoeken naar de arbeidsmarktpositie gefinancierd. Als de Kamer ervoor kiest om dat geld naar dit doel te verschuiven, kan ik de Kamer niks, maar dan ook echt niks meer vertellen over de stand van zaken in de culturele sector. Op alle vragen zal ik dan moeten zeggen: sorry, ik heb geen enkel zicht op wat er gebeurt, want die middelen zijn er niet meer. Deze motie ontraad ik dus.

    In de motie op stuk nr. 114 vraagt de heer Van Dijk de regering om tot een voorstel te komen voor financieringsinstrumenten voor archeologie. Deze motie acht ik overbodig, want dat overleg loopt al. Ik heb maandag bovendien al een brief hierover toegezegd. Maandag heb ik verder ook aangegeven dat er een aantal aanvullende financieringsinstrumenten zijn. Omdat ik deze motie overbodig acht, ontraad ik haar.

    Dan kom ik nu toe aan de motie-Monasch/Van Veen op stuk nr. 115. Daarin verzoeken zij de regering, meldingen van mogelijk zelfcensuur op te nemen en in gesprek met de organisatie naar passende oplossingen te zoeken.

    In de motie op stuk nr. 115 van de heer Monasch en de heer Van Veen wordt de regering verzocht, meldingen van mogelijke zelfcensuur op te nemen en in gesprek met de organisatie naar passende oplossingen te zoeken. Ik laat het oordeel over deze motie aan de Kamer. Wij hebben afgelopen maandag uitgebreid van gedachten gewisseld over dit thema, waarvan ook ik de urgentie zie. Ik zou deze gesprekken kunnen opnemen in de reeks gesprekken die ik met organisaties heb en zou dat ook kunnen monitoren, dankzij onder andere het onderzoek dat wij doen.

    Ik heb de heer Monasch en de heer Pechtold horen spreken over alternatieve dekkingen. Ik ben daar vanzelfsprekend altijd in geïnteresseerd. Mocht er iets komen, dan zal ik bekijken of het een verantwoorde dekking is. Zoals altijd ben ik tot uw beschikking, mocht daar aanleiding voor zijn. Voor nu is dit mijn oordeel over de ingediende moties.

    De heer Monasch (PvdA):
    Ik heb een aanvullende opmerking over de motie die ik met collega Van Veen heb ingediend over de bescherming van de vrijheid van meningsuiting en expressie. De minister gaf in het WGO aan dat ook te doen met — daar is hij weer — de minister van Binnenlandse Zaken. De motie moet zo worden gelezen dat die wordt betrokken bij verdere plannen die ook bij Binnenlandse Zaken leven over de bescherming die bijvoorbeeld op lokaal niveau nodig is. Nu wij toch bezig zijn om de motie wat te verbreden, mag die wat mij betreft ook worden gelezen in de context zoals de minister heeft aangegeven in het WGO van afgelopen maandag.

    Minister Bussemaker:
    Helder. Begrijp ik het dan goed dat de heer Monasch wellicht niet alleen BZK, maar ook V en J bedoelt? Volgens mij waren wij het er met z'n allen over eens dat dit er niet toe moet leiden dat reguliere beveiligingskosten uit het cultuurbudget betaald moeten worden. Dat stond ook in een van de amendementen. Het gaat er echt om of er redenen zijn waarom organisaties extra programmeringskosten hebben of zelfcensuur zouden toepassen, om het maar zo te zeggen.

    De heer Monasch (PvdA):
    Wij hebben het in de motie laten staan, omdat wij vinden dat het er moet komen. Als de minister op basis van deze motie met andere oplossingen in samenwerking met andere departementen komt, dan is dat ons een lief ding waard. Daarover was volgens mij ook consensus in het WGO van afgelopen maandag.

    Minister Bussemaker:
    Helder.

    De heer Jasper van Dijk (SP):
    Ik wil even ingaan op de laatste woorden van de minister over de zoektocht naar alternatieve dekkingen. Ik stel vast dat alle partijen op zoek zijn naar oplossingen voor instellingen die in problemen verkeren, met name festivals. Ik stel ook vast dat de minister nog steeds niet blij is met de nieuwe motie van de coalitiepartijen. Zij zegt dat haar bezwaren overeind blijven staan en zij ontraadt de motie. Ik heb gezocht naar alternatieve dekkingen, in dit geval bij het beleidsonderzoek. Ik wil er wel bij gezegd hebben dat niet het hele budget voor het beleidsonderzoek verdwijnt. Ik heb een oprechte poging gedaan om dit probleem op een andere manier op te lossen. Nu is het aan de Kamer om haar oordeel te geven.

    Mevrouw Keijzer (CDA):
    Ik ben wel benieuwd of het bedrag dat als dekking is aangegeven juridisch verplicht is. Als dat niet het geval is, dan is er ruimte en kun je een afweging maken of je dat steunt.

    Minister Bussemaker:
    Ik weet dat niet uit mijn hoofd; ik kijk even naar mijn ambtenaren. Is het bedrag juridisch verplicht? Het is in bepaalde opzichten politiek verplicht. Dat geldt niet alleen voor deze Kamer, maar ook voor de overzijde. Ik heb daar ook debatten gehad over de gevolgen van de bezuinigingen. Ik heb toegezegd dat wij die heel uitgebreid blijven monitoren, bijvoorbeeld met het overzicht Cultuur in Beeld. Het is juridisch verplicht en voor het overige ook onwenselijk, als u tegelijkertijd wilt dat ik u goed informeer over veranderingen in de cultuursector en de effecten daarvan. Ik heb de heer Van Dijk afgelopen maandag daarover een aantal vragen horen stellen. Sorry, de heer Van Raak, zijn dubbelganger.

    Mevrouw Keijzer (CDA):

    De voorzitter:
    Nee, nee. Ik dacht dat er een heel duidelijke vraag was in aanvulling op die van de heer Van Dijk. Hij heeft zich ook alweer gemeld, maar hij heeft nog niet eens antwoord gekregen van de minister op het punt dat hij hier heeft gemaakt. Of heeft hij dat wel?

    De heer Jasper van Dijk (SP):
    Het gaat inderdaad over mijn motie. Ik wil alleen even zeggen, ook tegen mevrouw Keijzer, dat ik het heb uitgezocht. 40% van die 4,2 miljoen is niet uitgegeven …

    De voorzitter:
    Nee, nee, nee, nee, nee, nee, nee, nee, nee, nee, nee, nee, nee. Nee, mijnheer Van Dijk. U mag met elkaar discussiëren maar niet via de microfoon. Mevrouw Keijzer heeft nog een vraag aan de minister. Als u geen vraag hebt aan de minister, geef ik het woord aan mevrouw Keijzer.

    Mevrouw Keijzer (CDA):
    Of het nou politiek verplicht is, is een kwestie van kiezen; daar gaan wij over. Ik ben even op zoek naar het antwoord op de vraag of dat artikel 14, beleidsonderzoek, compleet juridisch verplicht is en of er een terechte aansprakelijkheidsclaim komt als wij hier zouden besluiten om het ergens anders te laten verrichten, aangezien er contracten gesloten zijn. Van claims op zich wordt ik nooit ontzettend onrustig, maar wat als ze terecht zijn?

    De voorzitter:
    Uw vraag is helder. Omdat wij vandaag gaan stemmen over de begroting denk ik dat het verstandig is dat ik heel even schors om de minister de gelegenheid te geven om die vraag duidelijk en goed te kunnen beantwoorden.

    Minister Bussemaker:
    Dat stel ik zeer op prijs.

    De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

    De voorzitter:
    Ik geef het woord aan de minister voor de voortzetting van haar antwoord. Ga uw gang.

    Minister Bussemaker:
    Voorzitter. Ik moest dit even precies nakijken. Voor 2016 is een bedrag van 4,2 miljoen gereserveerd voor beleidsonderzoek, evaluatie et cetera. Daarvan is 50% juridisch verplicht. In de begroting staat een percentage van 40 miljoen, maar dat was de stand van zaken van augustus. Ondertussen gaat het werk natuurlijk gewoon door en is 50 miljoen verplicht. Dan gaat het bijvoorbeeld ook om de …

    De voorzitter:
    50%

    Minister Bussemaker:
    50%. Sorry. 50%. Dank u, dank u.

    Daarin gaat het onder andere om onderzoek naar de bezuinigingen en economische effecten in de cultuursector, waaronder Cultuur in Beeld. Dat loopt namelijk door, dus dat hebben wij nu al uitgezet. 50% is dus niet verplicht: een bedrag van 2,1 miljoen. Als ik dat op een andere manier zou moeten besteden conform de motie van de heer Van Dijk, dan zou ik geen enkele ruimte meer hebben om ook nog maar welke evaluatie of monitor naast de verplichtingen te kunnen doen. Dat zou een en andere betekenen ten aanzien van de relatie tussen aanbod en afname, tussen wat wij financieren vanuit de BIS en de fondsen en wat lokale overheden financieren. Daardoor zouden wij niet meer de gegevens hebben om podia en gezelschappen — een belangrijk thema — beter op elkaar af te stemmen. Dat zou mijn overleg met de lokale overheden, waar wij het hier de hele tijd over hebben, ernstig belemmeren. Wat ook niet meer zou kunnen, is een evaluatie van de Geefwet. Daar heb ik het afgelopen maandag met de heer Pechtold over gehad. Dan zou ik dus ook niet meer weten wat wij daaraan kunnen verbeteren. Datzelfde geldt voor een onderzoek naar ondernemerschap, waar ik de heer Van Veen afgelopen maandag over heb horen spreken. Dat is een politieke keuze, het kan, maar ik acht het zeer onwenselijk, omdat ik niet alleen hecht aan continuïteit van festivals en andere activiteiten maar ook aan zorgvuldig beleid, dat op cruciale punten voldoende onderbouwing krijgt. Daar heb ik deze middelen voor nodig.

    De heer Jasper van Dijk (SP):
    Goed idee van u om even te schorsen, voorzitter. Want nu hebben we met elkaar vastgesteld dat maar liefst 50% van deze 4,2 miljoen euro beschikbaar is. Dat is het belangrijkste politieke feit dat we hier met elkaar vaststellen. Dat het pijn doet, snap ik. Maar de motie van de coalitiepartijen doet ook pijn voor de gemeentes. Politiek is keuzes maken, zei de minister volledig terecht. Het is nu aan de partijen om hierin een wijze keuze te maken.

    Minister Bussemaker:
    Die keuze is aan u. Maar laat duidelijk zijn dat ik de motie ontraad, omdat de leden mij met regelmaat vragen stellen over de effecten van beleid en de gevolgen van de bezuinigingen die indertijd zijn doorgevoerd. Hoe kunnen we ervoor zorgen dat we meer private middelen voor de cultuursector werven? Hoe staat het met de arbeidsmarktpositie van kunstenaars? Dat zijn allemaal cruciale, zeer terechte vragen. Ik ontraad daarom deze motie. Als ze wordt aangenomen, kan ik op heel veel van die vragen de komende tijd echt geen antwoord meer geven. Dat lijkt mij niet goed voor het beleid.

    De heer Jasper van Dijk (SP):
    Maar de festivals zijn dan wel gered.

    Minister Bussemaker:
    Dan zijn er enige middelen voor 2016. Of daarmee de festivals gered zijn, is op de langere termijn natuurlijk de vraag. Want dit gaat over een jaar. Dat is iets anders dan de voorstellen van de heren Van Veen en Monasch.

    De algemene beraadslaging wordt gesloten.

    De voorzitter:
    Vanmiddag stemmen we over de amendementen, de moties en de begroting. Voor de duidelijkheid moet ik er nog bij zeggen dat alle amendementen die zijn ingediend door VVD en Partij van de Arbeid zijn ingetrokken.

    De vergadering wordt van 11.15 uur tot 11.33 uur geschorst.

    Begroting Economische Zaken (onderdeel Landbouw en Natuur)

    Begroting Economische Zaken (onderdeel Landbouw en Natuur)

    Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:

    • het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Economische Zaken (XIII) en het Diergezondheidsfonds (F) voor het jaar 2016 (34300-XIII).


    Termijn antwoord

    (Zie vergadering van 2 december 2015.)

    De voorzitter:
    Door mij zijn schriftelijke antwoorden ontvangen van op vragen, gesteld in eerste termijn.

    Deze antwoorden zullen worden opgenomen in een bijvoegsel bij de Handelingen van deze vergadering.

    (Het bijvoegsel is opgenomen aan het eind van deze editie.)

    De voorzitter:
    Dit is de eerste termijn van de beantwoording van de staatssecretaris. Ik wil de leden het volgende voorstellen. De staatssecretaris gaat beginnen met een inleiding en ik wil hem graag de gelegenheid geven om die inleiding ongestoord te houden. Als die inleiding afgelopen is, hebt u natuurlijk de ruimte om de vragen te stellen. Daarna gaat de staatssecretaris antwoorden in vier blokken. Ik heb altijd aarzelingen bij het opleggen van interruptiebeperkingen, maar gisteren is er onwaarschijnlijk veel en heel lang geïnterrumpeerd. Ik wilde aanvankelijk zes interrupties per woordvoerder voorstellen waar u het mee moet doen. Gezien het aantal blokken is dat echter lastig. Ik ga dus beginnen met te kijken of u aan het einde van de blokken kunt interrumperen en een paar vragen kunt stellen. Ik geef u alle vrijheid.

    Mijnheer Geurts, u wilt iets anders voorstellen.

    De heer Geurts (CDA):
    Dat is mij vorig jaar ook overkomen. Toen duurde de inleiding van de staatssecretaris zo'n beetje drie kwartier. Nou, dat gaat echt niet werken; ik ga er ook niet mee akkoord dat wij in de blokken pas aan het eind mogen interrumperen.

    De voorzitter:
    Dat heb ik ook niet gezegd. Ik zei: we gaan bekijken of we het in de blokken een beetje beperkt kunnen houden aan het eind. Ik heb niet gezegd dat u helemaal niet ...

    De heer Geurts (CDA):
    Ik heb het zo geïnterpreteerd dat we pas aan het eind …

    De voorzitter:
    Dan is het goed dat we het hier verduidelijkt hebben. De begrotingsbehandeling duurt voor u de hele dag, dus het is ook uw eigen feestje. De staatssecretaris heeft aangegeven dat zijn inleiding ongeveer tien minuten duurt. Dat vind ik niet onredelijk gezien het feit dat hij gisteren hier een paar uur heeft gezeten om te luisteren naar wat u allemaal te vertellen had. Ik geef hem dus de gelegenheid om tien minuten te vertellen. Aan het einde mag u dan vragen stellen.

    De heer Van Gerven (SP):
    Voorzitter, kunt u even de blokken noemen?

    De voorzitter:
    Ja. Het zijn vier blokken. Eerlijker, natuurlijker, beter en … De staatssecretaris gaat er in zijn inleiding ook nog iets over zeggen.

    Het woord is aan de staatssecretaris voor zijn eerste begrotingsbehandeling.

    De algemene beraadslaging wordt hervat.

    Staatssecretaris Van Dam:
    Voorzitter, het wordt vanzelf duidelijk wat die blokken inhouden. Dat beloof ik u. Het is mij een groot genoegen om weer in de Kamer te staan en ook het woord te mogen voeren en niet alleen te hoeven luisteren zoals gisteren. Het is ruim 12,5 jaar nadat ik als Kamerlid mijn maidenspeech in deze zaal hield. De afgelopen 12,5 jaar heb ik de mooiste functie mogen uitoefenen die er is in onze democratie, namelijk die van volksvertegenwoordiger. Dat hoef ik u echter allemaal niet te vertellen.

    Vandaag exact een maand geleden kwam daar een einde aan. Nu ben ik weer in de Kamer, maar nu voor het eerst als gast. Dat is best even wennen. Het is ook even wennen om de vragen niet te stellen maar ze te moeten aanhoren en er niet meteen op te mogen reageren maar ze nu te moeten beantwoorden.

    In dit parlement wordt het beleid getoetst aan de vragen, de wensen en de zorgen uit de samenleving. Uiteenlopende geluiden komen hier samen en leiden soms tot scherp gepolariseerde debatten. Gisteren spraken sommige leden al over de sfeer tussen de woordvoerders van deze commissie. Die woorden hielden een beetje het midden tussen vrolijke voorboden over wat me te wachten staat en welgemeende waarschuwingen. Ik heb ze goed gehoord. Scherp debat en polarisatie horen er af en toe ook bij. Soms helaas, maar soms is het nodig. We mogen echter nooit vergeten dat we ook de verantwoordelijkheid hebben om al die geluiden uit de samenleving samen te brengen. Hoe fundamenteler de kwestie hoe belangrijker dat is. Over fundamentele kwesties gaat het vandaag: over het eten op ons bord en het groen om ons heen. Dat zijn onderwerpen waarmee iedere Nederlander elke dag te maken heeft. Het is een voorrecht, zowel voor de Kamer als voor mij, om ons daar elke dag mee bezig te mogen houden. We houden ons daar ook volop mee bezig. Kranten schrijven bijlagen vol over eten. Hoewel de boekverkoop daalt, gaan boeken over voeding als warme broodjes over de toonbank. Na het verschijnen van De voedselzandloper steeg de verkoop van havermout met ruim 40%. Dankzij Rens Kroes noemen we boerenkool niet langer "Hollandse kost", maar "superfood".

    Er zijn niet alleen nieuwe trends; er zijn ook nieuwe zorgen. Bietensap werd in eerste instantie gezien als een natuurlijke doping voor wielrenners: eindelijk fietsten ze op natuurlijke ingrediënten de bergen over. Toen iedereen ineens aan de paarse toverdrank ging, haastten deskundigen zich echter om te waarschuwen voor een overdosis nitraat. Een paar weken geleden volgde een nieuwe waarschuwing: eet bij die ontzettend hippe boerenkool vooral geen rookworst, want dat is net zo slecht als het roken van een sigaret.

    Wat moeten we daarmee? Wat is wel goed en wat is niet goed? Dit brengt ons in verwarring. Er is eigenlijk maar één ding dat we zeker weten, namelijk waar we te weinig van eten. Dat brengt ons terug in de rauwe realiteit, want alle positieve aandacht ten spijt neemt de consumptie van groente en fruit al jaren af. Ondanks de vele negatieve publiciteit blijft de kiloknaller onverminderd populair; ik ga daar straks vanzelfsprekend uitgebreid op in. Blijkbaar kiezen we toch nog vaak met onze portemonnee. Zonder dat we ons daarvan bewust zijn, wordt de prijs daarvoor betaald door de keihard werkende boer. Wij zijn ons dit niet bewust, omdat de voedselketen lang en ondoorzichtig is en omdat we daar nog maar weinig gevoel bij hebben. Ik denk bijvoorbeeld dat niet veel mensen weten dat een gemiddelde diepvriespizza uit de supermarkt ingrediënten bevat die uit drie verschillende landen en van tien verschillende toeleveranciers komen en langs een producent en een distributiecentrum zijn gegaan voordat wij de pizza uit de schappen halen. De onzekerheid over ons eten en de onwetendheid over waar het vandaan komt, geven alle reden om de afstand van de grond naar onze mond weer kleiner te willen maken en om het contact te herstellen tussen ons eten en hoe dat gemaakt is.

    Dit moeten we doen tegen de achtergrond van grote mondiale vraagstukken. We willen niet alleen eerlijker en gezonder eten. De groeiende wereldbevolking vraagt om meer en de aardbol vraagt om minder. Kunnen we al die vragen wel bij elkaar brengen? Dat zullen we wel moeten. Over drie decennia moeten we 9 miljard mensen voeden, misschien wel 10 miljard mensen. Dat zijn ongeveer 2 miljard mensen meer dan nu, terwijl op dit moment al een op de tien mensen in de wereld honger lijdt, terwijl de druk op de natuur en het klimaat nu al enorm is en terwijl de bodem aan de ene kant van de wereld nu al wordt uitgeput en aan de andere kant van de wereld wordt overbelast met mest.

    Als we die vragen in Nederland bij elkaar kunnen brengen, kunnen we dat ook in de wereld. Als we dat ergens kunnen, is dat hier. We staan niet voor niets bekend als een wereldspeler. Nergens wordt zo veel op zo'n klein gebied geproduceerd als hier. Hier worden, gedwongen door grenzen, al jaren de voedseloplossingen voor de toekomst bedacht, uitgevoerd en geëxporteerd met kennis, technologie en innovaties die voortkomen uit samenwerking tussen boeren onderling en tussen de overheid, kennisinstellingen en de hele voedselketen.

    De door mij genoemde trend, zorgen en uitdagingen brengen mij bij de agenda die ik de komende anderhalf à twee jaar wil uitvoeren, voortbouwend op het werk van mijn voorgangster Sharon Dijksma. Die agenda bestaat uit vier componenten: eerlijker eten, natuurlijker eten, beter eten en een groener Nederland. Eerlijker eten betekent: weten wat we eten, weten waar het vandaan komt, meer productie in de regio, minder schakels in de keten, een eerlijkere prijs voor de boer, die minder afhankelijk is van grote, machtige spelers in de voedselindustrie. Ik ben niet de enige die dat wil. Marktpartijen zelf zetten nu al de trend om de afstand tussen boeren en consumenten te verkleinen. In steeds meer supermarkten zie je een schap met streekproducten. Kaas komt steeds vaker rechtstreeks van een boerderij in de kaaswinkel. In het hele land verschijnen nieuwe winkels en markten die zich voorstaan op echt eten, regionaal eten of biologisch eten.

    Het tweede punt is dat de landbouw alleen toekomst heeft als die rekening houdt met de natuur en andersom. Het moet niet alleen eerlijker; het moet ook natuurlijker. Dat geldt voor de manier waarop wij ons gewas beschermen, met minder chemicaliën, voor de manier waarop we de vis vangen, met minder bijvangst, voor de manier waarop we met mest omgaan, met minder fosfaat, voor de manier waarop we onze kassen verwarmen, met minder gebruik van fossiele energie, en voor de manier waarop we met onze dieren omgaan, met meer ruimte voor natuurlijk gedrag en met minder antibiotica. Natuurlijker eten is de enige weg. Hoewel de Nederlandse landbouw goed is, met een hoge productie tegen lage kosten, is het maar zeer de vraag of daar onze kracht voor de toekomst ligt. Er zijn steeds meer landen in de wereld die daarin beter zijn, waar de grond minder schaars is, waar de kosten van arbeid minder hoog zijn en waar men het net iets minder nauw neemt met de bescherming van de natuur. We moeten de kennis en expertise die ons onderscheidend maakt in kwantiteit, zo inzetten dat we ons meer onderscheiden in kwaliteit, in beter eten, zowel wat betreft het product als wat betreft de productie. Daarmee zijn we de laatste jaren goed op weg. Nederland is koploper. Ik zag het in Zuid-Afrika bij mijn eerste reis — het was een handelsmissie — die ik in deze functie mocht maken. Eigenlijk ging het niet zozeer over de export van Nederlands voedsel, afgezien van de appels en peren in het seizoen waarin Zuid-Afrika die zelf niet kan telen. Er was veel meer interesse in onze kennis. Het gaat over kennis over zaden, waarin Nederland wereldleider is. Het gaat over kennis over het slim verbouwen van het land. In Zuid-Afrika moet men de landbouw eigenlijk opnieuw uitvinden, om het zo te zeggen, na alle landhervormingen. Men gebruikt dan Nederlandse kennis om te zien hoe je dat zo slim mogelijk kunt doen, met zo min mogelijk water en met zo min mogelijk schade voor het milieu. Het gaat over kennis over irrigatie, bijvoorbeeld het water geven op basis van satellietgegevens, zodat je geen water verspilt. Het gaat over kennis over agrologistiek, waarin we — uiteraard! — ongelooflijk goed zijn. Het gaat zelfs over onze kennis over samenwerking tussen boeren. We exporteren zelfs het fameuze Nederlandse coöperatiemodel.

    We zijn koploper. Kijk naar onze pulsvisserij, naar onze duurzame stallen, naar onze melkrobots. Maar bedenk ook wat er mogelijk is als we daarop voortborduren, als we landbouw en ICT verder integreren. Denk aan zelfcommunicerende en zichzelf corrigerende machines, installaties en kassen. Denk ook aan robots op de akkers, drones boven het land en dierlijke mest die we omzetten in kunstmest, in biogas en in energie. Denk aan moderne gewasbescherming. Denk aan tuinbouw in een gesloten systeem. Denk ook aan Agri meets Design — ik vind dat persoonlijk een mooi project — waarbij designers samen met boeren nadenken over het herontwerpen van het bedrijfsmodel en over het herontwerpen van de voedselketen.

    Al dat soort dingen doen we voor onze toekomstige voedselproductie hier, maar ook voor de export, waarvan wij het moeten hebben, in de toekomst. We moeten gaan van koploper in kwantiteit naar koploper in kwaliteit, technologie en innovatie. Er liggen grote kansen voor Nederland, mits we ambitie hebben.

    Niet alleen het eten moet natuurlijker, maar ook ons land, het groen om ons heen, waar we midden tussenin staan of waar we soms even van bovenaf naar kunnen kijken. Er zijn maar een paar plekken in Nederland waar je het even van bovenaf kunt bekijken. Dankzij de VPRO kan dat ook op tv, maar vorig jaar stond ik zelf op de Wageningse Berg. Je hebt daar een prachtig uitzicht. Als je naar beneden kijkt, zie je in één oogopslag wat Nederland zo bijzonder maakt. Je hebt de Gelderse bossen om je heen en onder je strekt zich het kleinschalige agrarische landschap uit, die groene weilanden met nog steeds diezelfde brede rivieren door datzelfde oneindige laagland van Hendrik Marsman van bijna 100 jaar geleden.

    Als je die berg afdaalt en iets dichterbij gaat kijken, dan zie je echter dat die idylle onder druk staat, dat het niet meer zo mooi is als 100 jaar geleden, dat de natuur achteruitgaat en dat we, als we niet oppassen, anno 2016 de grutto alleen nog kennen als "de koning van de weide" uit het nieuwe nummer van Syb van der Ploeg. Daarom werken we ook samen met de boeren aan agrarisch natuurbeheer, beschermen we samen met de provincies onze unieke natuurgebieden en bouwen we samen met de samenleving aan een natuur die ertoe doet, die we kunnen beleven en benutten en die we als gevolg daarvan ook willen beschermen.

    De Kamer hoort het al: ik zeg steeds "samen". Ik geloof er niet zo in dat alle heil van boven komt, van een overheid die de wereld naar haar hand zet. Echte verandering komt van onderop, vanuit de samenleving. Ik geloof dat de enige weg naar vooruitgang de weg van samenwerking is, van samenwerking met consumenten, boeren, kennisinstellingen, natuurorganisaties en bedrijven die vooruit willen. Met hen wil ik optrekken. En met de Kamer. De weg is "samen', de richting is "eerlijker, natuurlijker en beter".

    Langs die lijnen wil ik ook mijn beantwoording inrichten. Dat doe ik in vier blokken. U noemde die al, voorzitter. In het blok "eerlijker" gaan we het hebben over dierenwelzijn, de intensieve veehouderij, de rituele slacht, de mestproblematiek, de weideslacht en de aanlandplicht. In het blok "natuurlijker" gaat het over het verdienmodel — de heer Graus is er nu niet, maar ik hoop dat hij er straks wel is, want juist hij had daar vragen over — en over mededinging, de kiloknallers, de NVWA en de retributies, de transparantie in de keten, de keurmerken, de regionalisering en het boeteplan van de SGP. Het blok "beter" gaat over groen onderwijs, exportkansen, voedselpatenten, biotechnologie, regeldruk en het GLB. Bij "groener" gaat het over de natuurvisie, het Natuurnetwerk Nederland, agrarisch natuurbeheer, de weidevogels, de fitnesscheck, de natuurvrijwilligers en de Marker Wadden, waarover vragen zijn gesteld. Dat is de indeling van de beantwoording die ik voor ogen heb. Ik hoop dat die de Kamer helpt om te weten wanneer zij waaraan toe is.

    De voorzitter:
    Mijnheer Geurts … O, ik dacht: de indeling is klaar en de heer Geurts gaat een vraag stellen. Maar dat is niet zo, dus ik geef het woord … Toch wel.

    De heer Geurts (CDA):
    Dat zou zowat uitlokking zijn, voorzitter, …

    De voorzitter:
    Bijna wel, hè.

    De heer Geurts (CDA):
    ... maar ik wist niet helemaal of de staatssecretaris al klaar was.

    Complimenten voor deze inleiding, zeker omdat de staatssecretaris refereerde aan de mooie provincie waar ik vandaan kom, de Gelderse bossen. Ik wil hierin wel graag een verdiepingsslag. Wat gaat de staatssecretaris betekenen voor ondernemers die zich ook richten op de export?

    Staatssecretaris Van Dam:
    Dat was, meen ik, voor een heel groot deel de kern van mijn betoog. De Nederlandse exportpositie is ongelofelijk sterk, maar ik vind dat je altijd vooruit moet kijken, en dan niet een of twee jaar maar echt naar de toekomst. Waar verwacht je dat de grootste kansen voor Nederland liggen? In mijn inleiding heb ik gezegd dat ik verwacht dat de grootste kansen liggen in onderscheidendheid, in kwaliteit en in technologie en kennis. Ik denk dat we het daarvan moeten hebben in onze export in de toekomst. Dat is een transitie die ik samen met de ondernemers in de hele keten zou willen maken, en zeker ook met de boeren in Nederland. Veel boeren zijn al volop bezig met die transitie. Zij zijn koploper en hebben daarmee voor zichzelf een sterkere positie weten te verwerven. Ik wil boeren die de transitie willen maken, ondersteunen. Ik wil ook samen optrekken om de veranderingen die ik heb beschreven, tot stand te brengen.

    De heer Geurts (CDA):
    Dat deel had ik dan gemist. Bij mij was meer blijven hangen de focus op regionalisering, voedselproductie in de omgeving en verkoop in de omgeving. Ik ben blij met deze woorden. Ik ben blij dat ook deze staatssecretaris oog blijft houden voor ondernemers die wat verder kijken dan de regio, en dat daarvoor ook ruimte geboden blijft in de ontwikkelingen in Nederland.

    Staatssecretaris Van Dam:
    Zeker, dat heb ik ook aangegeven. De heer Geurts moet regionalisering echter ook in internationaal perspectief zien. Dat is het interessante. Als er iets moet gaan gebeuren in de wereld, is het dat de wereld beter wordt in het produceren van zijn eigen voedsel. Was iedereen maar zo goed als wij zijn. Dan zouden we ons ook niet zulke grote zorgen hoeven maken over de voedselproductie voor 9 à 10 miljard wereldburgers. Die voedselproductie zal juist moeten gaan plaatsvinden op de plek waar de wereldbevolking het hardst groeit. Juist daar zijn grote verbeteringen te maken. En juist daar heeft men ook kennis nodig over hoe je dat doet. Hoe produceer je op een hoog productiviteitsniveau zonder de natuur en het klimaat te schaden, maar wel kansen te creëren voor kleine boeren? Dat soort vragen zal met name komen uit Afrika, waar de bevolking het hardst zal groeien. Daar liggen ook kansen voor Nederland. Ik beschreef al wat ik in Zuid-Afrika heb gezien, maar het kan ook op andere plekken. De kennis, de technologie en de ervaring die wij hebben, kunnen namelijk helpen bij de groei van de voedselproductie die daar moet gaan plaatsvinden. Ik denk echt dat die voor het grootste deel daar moet plaatsvinden, ook vanuit het oogpunt van het klimaat en de lokale economie.

    Mevrouw Thieme (PvdD):
    Maar de kennis en de ervaring die wij hier in Nederland hebben om hoogproductief te zijn, zijn toch vooral geënt op veel kunstmest en landbouwgif?

    Staatssecretaris Van Dam:
    Mevrouw Thieme heeft gelijk dat we tot productiviteit zijn gekomen op basis van innovaties uit het verleden. Als je daar nu naar kijkt, moet je van sommige van die innovatie zeggen: is dat nou de manier waarop we voort moeten? Dat doen we dus ook niet. We proberen te bekijken of we gewasbescherming kunnen uitvoeren op een natuurlijkere manier. En kunstmest hoeft niet altijd negatief te zijn, integendeel. Natuurlijke mest spoelt vaak meer uit naar het milieu dan kunstmest. Dus het gebruik van kunstmest zal ook op andere plekken in de wereld noodzakelijk zijn om de voedselproductie op het niveau te krijgen dat nodig is om genoeg mensen te voeden. Ik zei zonet al dat op dit moment een op de tien mensen honger lijdt. Er is dus wel reden om ons zorgen te maken. Ik denk dat we het aankunnen, maar het betekent wel dat we een hoop moeten doen.

    Mevrouw Thieme (PvdD):
    Inderdaad moeten we dan ook zuinig zijn met kunstmest. Dan is het schokkend om te weten dat de meeste kunstmest wordt gebruikt voor dierlijke producten. Er wordt eerst plantaardig voedsel geteeld, waar veel kunstmest op gaat. Vervolgens gaat dat naar het dier en houden we er maar een fractie van over. We zullen dus ook daarover een discussie moeten voeren. Hoe kunnen we zo efficiënt mogelijk zo veel mogelijk mensen voeden? Mijn vraag gaat over het feit dat we koploper zijn, zoals de staatssecretaris zei. Wij staan echter niet in de top vijf van de landen met het percentage meeste biologische landbouwgrond. Daarin staan landen als Estland en Oostenrijk. Is de staatssecretaris met mij van mening dat wij moeten streven naar een zo hoog mogelijk percentage aan biologische landbouwgrond, omdat ook de VN zegt dat ecologische landbouw de toekomst is als we steeds meer mensen krijgen op de wereld?

    Staatssecretaris Van Dam:
    Ik denk dat we moeten streven naar zowel productiviteit als een balans met de natuur en het klimaat. Het hoeft niet altijd per se biologisch te zijn, maar ik benadruk niet voor niets dat de balans met de natuur noodzakelijk is. Dat zullen we hier moeten doen, want Nederland is een dichtbevolkt land met weinig natuur, die ook nog eens zeer onder druk staat door allerlei economische en menselijke activiteiten. Daarom zeg ik ook dat het, als we erin slagen om daar beter in te worden, ons kennis zal geven die elders op de wereld nodig gaat zijn om die balans in het oog te houden.

    Mevrouw Lodders (VVD):
    Ik heb met belangstelling geluisterd naar de inleiding. Ik kijk uit naar de rest van de beantwoording op de punten die gisteren naar voren zijn gebracht. De heer Geurts stelde net al een vraag over de exportpositie. Ik heb waardering voor de blokjes en de bijzondere indeling, maar wat ik mis is aandacht voor de ondernemers die 7 dagen in de week, 24 uur per dag en 365 dagen per jaar hard werken om hun boterham te verdienen. Zij lopen in dit land wel tegen beperkingen aan. Dat komt natuurlijk ongetwijfeld in de blokjes terug. Het gaat wel om een sector die een van de belangrijkste economische pijlers van dit land is en de bv Nederland overeind houdt. Kan de staatssecretaris daar nog eens op reflecteren?

    Staatssecretaris Van Dam:
    Het spijt me dat mevrouw Lodders het gemist heeft, want dit onderwerp zat wel degelijk in mijn inleiding, al had zij ongetwijfeld nog wat meer willen horen. Toen ik zei dat ik het contact tussen ons eten en de manier waarop het gemaakt wordt, wil herstellen, en de afstand van grond tot mond wil verkleinen, zei ik ook dat we ons te weinig realiseren hoe ons eten gemaakt wordt en door wie het gemaakt wordt. Dat zijn meestal boerengezinnen die keihard moeten werken en daar vaak amper een belegde boterham aan overhouden. Sommige fracties in deze Kamer willen dat heel snel veranderen. Ik begrijp die ambitie heel goed, maar je moet altijd in het oog houden bij wie die veranderingen terechtkomen. Dat zijn de boerengezinnen die, zoals mevrouw Lodders terecht opmerkt, zeven dagen per week keihard werken en er weinig aan overhouden. Je zult samen met hen die veranderingen tot stand moeten brengen. Als je wilt dat die veranderingen duurzaam en houdbaar zijn, zul je het echt samen moeten doen. Dan zul je oog moeten hebben voor de soms heel kwetsbare positie waarin boeren zitten.

    Mevrouw Lodders (VVD):
    Natuurlijk heb ik in de inleiding iets gehoord over ons voedsel en de bekendheid daarvan. Ik vond dat de staatssecretaris daarbij wel heel erg inging op het lokale en het streekgebonden aspect van het voedsel dat we in de schappen zien. Het merendeel van de productie in ons land is echter bedoeld voor de export. Ik blijf daarbij toch worstelen met de aandacht voor de regelgeving en de regeldruk. Ik denk dat we nog duurzamer kunnen worden. Dat vinden wij ook een heel mooie ambitie; daar zijn wij voor. Laten we echter niet uit het oog verliezen dat Nederland al de meest duurzame landbouw ter wereld heeft. Dat accent zou ik iets meer willen terugzien.

    Staatssecretaris Van Dam:
    Ik zei al dat Nederland koploper is op verschillende gebieden. Dat neemt niet weg dat we ook in Nederland nog slagen moeten maken voor de toekomst. Dat zullen we gezamenlijk moeten doen. Je moet daarvoor niet alleen naar het hier en nu en de korte termijn kijken, maar ook naar het langetermijnperspectief. De realiteit is dat de Nederlandse export, die het moet hebben van hoge kwantiteit en lage kosten, rekening moet houden met grote en toenemende concurrentie op wereldniveau. De Nederlandse export zal het dus moeilijker krijgen. Als we samen met de sector vooruit willen, zullen we de sector moeten helpen om in kwaliteit en duurzaamheid onderscheidender te zijn, en om een krachtiger positie te krijgen in de wereldmarkt. Dat is mijn ambitie.

    Mevrouw Koşer Kaya (D66):
    Is de staatssecretaris het met mij eens dat, of je nu veel of weinig produceert, biologisch of niet, dat op ecologisch niveau, milieuneutraal, moet gebeuren? Het zal een circulaire productie moeten zijn wil je voor de toekomst, ook voor onze jongeren, een schone natuur en schoon voedsel mogelijk maken.

    Staatssecretaris Van Dam:
    Ik vind het een mooie ambitie. Daar waar het mogelijk is, moeten wij deze zeker proberen te realiseren.

    Mevrouw Koşer Kaya (D66):
    De inzet zal zijn om het voor de komende periode — ik zeg het nogmaals: welke vorm van produceren het ook is, biologisch of anderszins, veel of weinig — ecologisch te laten gebeuren dat het geen effect meer zal hebben op de natuur.

    Staatssecretaris Van Dam:
    Geen effect op de natuur lijkt mij per definitief onmogelijk.

    Mevrouw Koşer Kaya (D66):
    Neutraal, voorzitter.

    Staatssecretaris Van Dam:
    Wij proberen om landbouw en natuurbescherming samen te laten gaan. Ik denk dat dat de ambitie moet zijn.

    Mevrouw Koşer Kaya (D66):
    Voorzitter? Heel kort?

    De voorzitter:
    Nee. We doen het in twee.

    Gaat u verder met uw betoog.

    Staatssecretaris Van Dam:
    Ik realiseer me dat ik aan de indeling van de blokjes iets heb veranderd. In het eerste blok doe ik ook de kiloknallers, terwijl ik had gezegd dat ik dat in het tweede blok zou doen.

    Het eerste blok gaat over eerlijker eten. Ik gaf al aan dat ik het bewust heb ingedeeld op basis van een aantal ambities, die ook een vertaalslag hebben naar de omgang met de voedselketen in de landbouw. Ik heb al gezegd wat het voor mij betekent: weten wat we eten, weten waar het vandaan komt, meer productie in de regio, minder schakels in de keten en vooral een eerlijkere prijs voor de boer, die minder afhankelijk is van grote, machtige spelers in de voedselindustrie. De fractie van de PvdA vroeg of ik klaar ben voor een omwenteling in het voedselsysteem, mevrouw Dik-Faber vroeg naar regionalisering van de voedselproductie en mevrouw Dikkers verwees naar veranderingen die in de lucht hangen. In mijn inleiding heb ik al aangegeven dat ik die veranderingen proef. Ik realiseer me dat wij motivatie en energie bij consumenten en ondernemers nodig hebben om veranderingen te realiseren. Het kabinet heeft de voedselagenda opgesteld met het WRR-rapport als uitgangspunt. Wij gaan daarover in debat met de samenleving. Het is voor mij een belangrijk uitgangspunt voor het beleid dat ik de komende anderhalf tot twee jaar, hoe lang mij ook gegeven is, wil voeren. Een belangrijk onderdeel van die agenda is het stimuleren van innovatie en het geven van ruimte aan initiatieven die de gewenste transities helpen realiseren. Het gaat daarbij inderdaad om de nadruk op kwaliteit boven kwantiteit — het gaat om meer transparantie, ik zei dit al — en daarmee om meer vertrouwen in de voedselketens, goede beleidsprikkels en het bevorderen van duurzame voedselproductie en -consumptie.

    Ik kom daarmee als eerste op de eerlijke prijs in de keten. Een eerlijk, natuurlijk en kwalitatief product is ook wat waard. Om economisch duurzaam te blijven produceren, is het nodig dat een product zich voldoende onderscheidt in de ogen van de consument en meerwaarde biedt. Het is ook nodig dat de achtereenvolgende schakels, de boer, de verwerker, de retail, de catering, de horeca, met elkaar samenwerken en dat ze zich bewust zijn van het effect van keuzen op andere plekken in de keten. Samenwerking leidt tot een gegarandeerd duurzaam product. Er zijn mooie initiatieven vanuit het bedrijfsleven: het Beter Leven keurmerk dat samen met de Dierenbescherming is ontwikkeld, het duurzame varkensvlees zoals bijvoorbeeld het Livar-varken en ontwikkelingen — de heer Graus gaf dit al aan — die gericht zijn op het "made in Holland"-stempel, ik kom daar straks nog op terug. Dit zijn initiatieven die laten zien dat ook de sector de transitie inzet naar verduurzaming, meer kwaliteit en meer dierenwelzijn. In eerste instantie worden duurzaamheidsconcepten vaak ontwikkeld voor de binnenlandse markt, maar je ziet dat ze ook kansen bieden voor de internationale markt, de export. De heer Geurts vroeg hier naar. In Duitsland bijvoorbeeld wordt de vraag naar biologisch vlees groter. Het is niet gek om te verwachten dat dat soort ontwikkelingen zich ook op andere markten gaan voordoen. Hoewel het soms lastig is om de transitie te maken als je voorop loopt, biedt het zeker kansen voor de toekomst als je het goed doet.

    Ik vind het belangrijk om hierbij onderscheid te maken tussen de rol van de overheid en de rol van het bedrijfsleven. Het ontwikkelen van dit soort nieuwe verdienmodellen is primair een verantwoordelijkheid van het bedrijfsleven. Dat neemt niet weg dat ik die graag wil ondersteunen. Zowel de heer Geurts als de heer Graus heeft gevraagd naar mijn inzet hiervoor. Ik geef een paar voorbeelden.

    Wij faciliteren de pilot Gedragscode eerlijke handelspraktijken agrofoodsector. Deze pilot moet ervoor zorgen dat ondernemingen met een goede onderhandelingspositie zich onthouden van het stellen van onredelijke voorwaarden en het eenzijdig wijzigen van contractvoorwaarden van reeds afgesloten contracten. De evaluatie daarvan wordt rond de jaarwisseling aan de Kamer gestuurd. De Autoriteit Consument & Markt heeft een onderzoek uitgevoerd naar de prijsvorming in de voedselketen. De Voedselprijzenmonitor van LEI Wageningen UR houdt op maandbasis bij hoe de voedselprijzen zich in verschillende schakels van de keten ontwikkelen.

    Ik geef nog een voorbeeld. Het Europees gemeenschappelijk landbouwbeleid versterkt de positie van de primaire producent door samenwerking binnen producenten- en brancheorganisaties in de landbouw toe te staan. In dit kader ondersteun ik bijvoorbeeld het initiatief van de Producenten Organisatie Varkenshouderij om in de regiegroep Vitale Varkenshouderij maatregelen uit te werken die gericht zijn op een versterking van de markt- en de ketenpositie van de varkenshouders. Mevrouw Dik-Faber vroeg of ik daar ruimte toe zie, waarop het antwoord dus ja is.

    Daarnaast is het belangrijk dat er meer ruimte komt voor duurzaamheidsinitiatieven als de Kip van Morgen; mevrouw Koşer Kaya vroeg daarnaar. De minister van Economische Zaken heeft aangegeven dat hij met een aangepaste beleidsregel komt over mededinging en duurzaamheid, die naar verwachting eind dit jaar gepubliceerd kan worden voor consultatie. Ook wordt in overleg met de Europese Commissie bekeken of de interpretatie van de mededingingsregels op het gebied van duurzaamheid meer ruimte kan bieden. Maar ... Ik bewaar mijn laatste opmerking, want die slaat een brug naar het volgende onderwerp.

    Mevrouw Thieme (PvdD):
    Natuurlijk is het ook aan de markt om te bekijken hoe de prijs zich kan ontwikkelen, maar we hebben te maken met externaliteiten waar de maatschappij voor opdraait, zoals milieuvervuiling en dierenwelzijnsproblemen. Die worden op dit moment niet verdisconteerd in de prijs. Is het niet van belang dat de staatssecretaris zicht heeft op hoe groot die externaliteiten zijn en hij weet wat de echte prijs is van bijvoorbeeld varkensvlees? Die ligt volgens de Vrije Universiteit in Amsterdam namelijk 40% te laag. Dat onderzoek is meen ik uit 2010, inmiddels alweer vijf jaar geleden. Ik verzoek de staatssecretaris om inzicht te krijgen in de externaliteiten die op dit moment worden afgewenteld, vaak via belastingen of uitgaven die de overheid moet doen om de natuur te revitaliseren en de waterkwaliteit te verbeteren. Vlees, zuivel en ei hebben vaak een grote voetafdruk met veel externaliteiten. Hoe zit dat precies in elkaar? Is de staatssecretaris bereid om daar onderzoek naar te doen?

    Staatssecretaris Van Dam:
    De vraag is of zo'n onderzoek wel te doen is en of het ook zinvol is. Alle economische activiteit heeft externe effecten, bijvoorbeeld op klimaat en natuur. Daarvoor hebben we een gezamenlijke verantwoordelijkheid. We weten dat het zo is en we leggen die rekening niet volledig neer bij de producenten en andere bedrijven die activiteiten ondernemen die deze effecten opleveren. Via belastingen innen we namelijk geld dat we kunnen inzetten voor bijvoorbeeld de bescherming van natuur en verbetering van het klimaat. Er zijn dus wel externe kosten aan verbonden, maar via het belastingstelsel innen we geld, dat we weer verdelen. Daar betalen de bedrijven aan mee. Dat doen we juist om de negatieve gevolgen van bedrijfsactiviteiten te kunnen opvangen.

    Mevrouw Thieme (PvdD):
    Het Planbureau voor de Leefomgeving beveelt de staatssecretaris aan — dat doet hij zeer waarschijnlijk ook, want ik ken hem als een dossiervreter — om er goed naar te kijken dat niet alleen heel veel externaliteiten niet in de prijs verdisconteerd worden, maar dat we zelfs ook subsidies geven op producten die juist heel milieuvervuilend zijn. Ik denk dat wij als overheid moet weten waar wij op dit moment oneigenlijk producten aan het subsidiëren zijn, wat ons heel veel geld kost. Denk bijvoorbeeld aan het feit dat vlees in een verlaagd btw-tarief zit, terwijl de externaliteiten van vlees enorm zijn. Het is dan toch op zijn minst logisch om af te stappen van een voorkeurspositie voor vlees in de btw-tariefstelling en vervolgens te bekijken hoe de rekening kan worden gelegd waar die moet worden gelegd?

    Staatssecretaris Van Dam:
    Mevrouw Thieme zegt twee dingen waarop ik wil ingaan. Zij zegt dat vlees onder het verlaagd btw-tarief valt, maar vlees zit gewoon in het btw-tarief voor voedsel. Er is dus geen sprake van subsidie, zoals mevrouw Thieme zegt, maar gewoon van het reguliere belastingtarief voor voedsel.

    Daarnaast vraagt mevrouw Thieme zich af of wij misschien subsidies inzetten die in feite tegengesteld werken aan wat wij beogen. Zij mag van mij verwachten dat ik daar kritisch naar zal kijken. Ook mevrouw Dikkers heeft een aantal vragen gesteld over het instrumentarium dat in de begroting zit. Alle instrumenten die wij inzetten, moeten bijdragen aan de ambities die wij hebben op het gebied van duurzaamheid, diervriendelijkheid en klimaat.

    De heer Grashoff (GroenLinks):
    In de discussie over eerlijke prijzen in de voedselketen lijkt de primaire sector de zwakste schakel bij de prijsvorming in die keten. Als er ergens druk komt in de keten, wordt die steeds verder naar beneden doorgezet en uiteindelijk betaalt de primaire producent de rekening. Ik ben benieuwd of de staatssecretaris dit met mij eens is. Is de staatssecretaris voornemens — ik kon dat deels, maar niet precies uit zijn beantwoording halen — om in het bijzonder de focus te leggen op dit aspect van contractvorming binnen de primaire sector? Dit geldt in het bijzonder voor contracten tussen de varkenshouders en de vleesverwerkende industrie, maar het geldt in de primaire sector in het algemeen. Is de staatssecretaris bereid om bijvoorbeeld contractvormen op grond waarvan achteraf de prijs bepaald wordt voor een intussen al geleverd product — vrij gebruikelijk in de vleeslevering — gewoon te verbieden? Dergelijke contractvormen dragen in belangrijke mate bij aan het automatisch naar onderen doorduwen van eventuele marktdruk. Is de staatssecretaris ook bereid om dat zodanig te doen dat het effect is dat de samenleving ietsje minder hoeft bij te plussen voor de primaire sector? Als er op dit moment druk komt te liggen in de keten, moeten wij dat als samenleving compenseren via subsidies of inkomenssteun.

    Staatssecretaris Van Dam:
    Ik herken de problematiek die de heer Grashoff noemt. De primaire producenten, de boeren, zijn de meest kwetsbare schakel in de keten — ik spreek liever van "de meeste kwetsbare schakel" dan van "de zwakste schakel" — want de prijsdruk drukt meestal door naar het eind van de keten. Daardoor is het vaak onmogelijk om ontwikkelingen door te voeren die de boeren zelf heel graag willen, maar waarvoor zij de ruimte niet zien. Wij zien dit zeker in de varkenshouderij, die zeer onder druk staat. Ik wil graag samen met de hele voedselketen bekijken hoe wij dat zouden kunnen verbeteren, omdat het niet in het belang is van de hele voedselketen. Bedrijven verderop in de keten hebben een verantwoordelijkheid om te bedenken wat het resultaat van hun handelen is aan de andere kant van de keten. Ik kom daar aanstonds op terug in de discussie over de kiloknallers.

    De heer Grashoff (GroenLinks):
    Dat is prima. Ik merk wel dat de staatssecretaris in belangrijke mate weer benadrukt dat hij het samen wil doen met de partners in de voedselketen. Ik wijs erop dat de belangen daar groot zijn en niet altijd dezelfde kant op wijzen. Partijen in de keten willen niet altijd de verantwoordelijkheid nemen, maar soms ook begeven zij zich in een enorm prisoner's dilemma. Daarom is het zo belangrijk dat van overheidswege de spelregels op dit vlak strakgetrokken worden, zodanig dat ook partijen die eigenlijk wel zouden willen, maar niet durven, met de staatssecretaris kunnen meegaan. Is de staatsecretaris het met mij eens dat hij zelf de lead heeft bij het scheppen van voorwaarden voor een eerlijke prijsvorming?

    Staatssecretaris Van Dam:
    Duurzame verandering komt van onderop. Daar moeten wij samen aan werken. Ik houd altijd de mogelijkheid open om in te grijpen als dat onvoldoende resultaat oplevert. Ik denk dat wij nog wel vaker met elkaar in debat zullen gaan over dit onderwerp, omdat ook het door de heer Grashoff aangereikte instrument best de moeite waard kan zijn om te bekijken. Beter is het echter als alle partijen in de keten de verantwoordelijkheid voelen die zij hebben.

    Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
    Ik kom even naar voren omdat het in dit blokje ook gaat over de prijs die boeren en tuinders krijgen voor de producten die ze leveren. Ik heb in mijn bijdrage een punt gemaakt van TTIP. In zijn beantwoording heeft de staatssecretaris het wel over milieu en dierenwelzijn maar totaal niet over de prijs voor de ondernemers. We hebben verschillende rapporten gezien waaruit blijkt dat het verdienmodel voor boeren nog verder onder druk komt op het moment dat we gaan liberaliseren en grotere handelsstromen creëren die leiden tot schaalvergroting waarbij de kostprijs leidend wordt. Ik ben heel benieuwd hoe de staatssecretaris na alles wat hij nu zegt en zijn mooie woorden over het belang van een sterke positie van boeren in de keten aankijkt tegen voedsel in relatie tot TTIP.

    Staatssecretaris Van Dam:
    In de vraag van mevrouw Dik zit een klein beetje de suggestie dat het blokkeren van handel behulpzaam zou zijn. Ik geloof daar nooit zo in. Uiteindelijk profiteren wij heel sterk van handel, maar het heeft soms ook risico's wanneer je je markt opent voor concurrerende producten die op een manier geproduceerd worden die niet voldoet aan de standaarden die wij kennen. Daarom is de inzet in de onderhandelingen over TTIP ook om niet te tornen aan de standaarden die wij in Europa hebben, zoals mevrouw Dik ook weet.

    Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
    Dit antwoord heb ik ook gelezen in de schriftelijke beantwoording. Dan gaat het inderdaad over de standaarden op het gebied van milieu en dierenwelzijn. Die zijn ook belangrijk, dat vindt de ChristenUnie ook. Ik wijs erop dat er met de verdere liberalisering schaalvergroting zal plaatsvinden, die leidt tot meer productie en tot lagere prijzen voor boeren. We hebben het in dit blokje over de boeren die amper het hoofd boven water kunnen houden. Mijn stelling, die ook wordt onderbouwd door rapporten, is dat TTIP ervoor zorgt dat het verdienmodel voor boeren nog verder onder druk komt te staan. Als de staatssecretaris zich daar ook zorgen over maakt, is het dan niet heel verstandig om voedsel uit TTIP te halen?

    Staatssecretaris Van Dam:
    Ik deel niet meteen die conclusie, dat het vergroten van de internationale handel per definitie een bedreiging is voor boeren. Dat kan ook kansen bieden, maar als mevrouw Dik vraag of ik de zorgen daarover deel, kan ik dat bevestigen. Die zorgen deel ik. Het is ook de inzet, ook van de Europese Unie als geheel, in de onderhandeling over TTIP om te zorgen dat dat vooral kansen biedt en dat we bedreigingen proberen te minimaliseren.

    Ik had het over de eerlijke prijs. Ik sluit af met de opmerking dat we als consumenten vaak wel geneigd zijn om te kiezen met ons hart maar dat we in werkelijkheid natuurlijk ook vaak kiezen met onze portemonnee.

    Daarmee kom ik bij de oproep van mevrouw Dikkers om kiloknallers te verbieden. We worden allemaal naar de supermarkt gelokt met aanbiedingen. Laten we eerlijk zijn, dat is best fijn voor de portemonnee. Maar vlees is geen pak koekjes. Vlees is geen zak chips. Vlees is geen fles cola. Vlees komt van een dier en daar stunt je niet mee. Ik vind het ongehoord en onverantwoord dat het wel gebeurt. Want doe je dat toch, dan neem je willens en wetens de verantwoordelijkheid voor een keten waarin de boer de prijs betaalt en het dier de pineut is. Ik snap best dat sommigen van u zeggen dat dit verboden zou moeten worden. Maar de vraag die je daarbij moet stellen is of dat dan ook echt werkt en of het voorstel dat is gedaan door mevrouw Dikkers, dat je vlees niet beneden een bepaalde prijs mag verkopen, ook het effect heeft dat zij beoogt. Er is namelijk geen enkele garantie in de voedselketen waar we het net al over hadden dat het geld dat daarmee extra door de consument wordt betaald ook daadwerkelijk bij de boer en bij zijn beesten terechtkomt en dat het leidt tot een beter dierenwelzijn. De boeren zijn namelijk de meest kwetsbare schakel in de keten. Ook de ervaring in andere ketens leert dat als er ergens geld overblijft in de keten, dat meestal niet naar dat punt toe stroomt.

    Ik zei al dat je als je echte verandering wilt, dan moet zorgen dat die van onderop komt, dat die ook doorleefd wordt. Dan moet je dus samenwerken met de supermarkten, met de voedselketen en met de boeren om het dierenwelzijn op te krikken en te zorgen dat boeren een betere prijs krijgen. Die samenwerking is er al en daar zien we ook resultaten van. Er is duidelijk sprake van een kentering. Sommige supermarkten lopen nu al voorop in de omslag van het huidige vlees naar vlees van dieren die een beter leven hebben gehad. Dan gaat het niet alleen om idealistische supermarkten, zoals ik ze maar noem, maar ook om gewone ketens, waar we allemaal dagelijks onze boodschappen doen. Ik wil dus ook door met die samenwerking. Ik zal daar hard aan trekken. Ik zeg erbij dat ik wel zichtbare resultaten wil. Ik zeg er ook bij dat als we de veehouderij in Nederland willen veranderen, het aanpakken van kiloknallers een onderdeel daarvan is maar niet het hele verhaal. Ik kom straks nog te spreken over de toekomst van de varkenshouderij in ons land.

    Mevrouw Dikkers (PvdA):
    De staatssecretaris zegt mooie woorden. Ik heb gisteren in mijn betoog ook gezegd dat de zon niet harder gaat schijnen boven de Brabantse Peel als wij de kiloknaller verbieden. Ik hoor de staatssecretaris zeggen dat hij tastbare resultaten wil. Dat vind ik mooi. Dat wilde de voorganger van de staatssecretaris ook en zij kwam van een koude kermis thuis. Ik ben heel erg benieuwd wat de staatssecretaris gaat doen als de tastbare resultaten uitblijven.

    Staatssecretaris Van Dam:
    Ik houd op zich nooit zo van pessimistische als-danvragen, want ik ben van nature optimistisch. Ik zie ook ontwikkelingen in de keten die de goede kant opgaan. Ik deel met mevrouw Dikker het ongeduld daarover, maar ik zie dat er wel degelijk stappen worden gezet. Ik ben ook optimistisch dat de lijn van samenwerking en druk vanuit consumenten en maatschappelijke organisaties ook daadwerkelijk helpt en een bijdrage levert. Mevrouw Dikkers vraagt: maar wat als het nu uiteindelijk toch allemaal op niks uitdraait? Natuurlijk kun je dan altijd kijken naar instrumenten die je als overheid kunt inzetten. Ik zie dat zelf echter altijd als een last resort, omdat ik meer geloof in veranderingen die geïnternaliseerd worden door partijen in de keten, zodat partijen ook snappen dat ze een maatschappelijke verantwoordelijkheid hebben. Als je marketingmanager bij een supermarktketen bent, moet je je realiseren wat het effect is van de aanbiedingen die je doet, of het nu gaat om het stunten met vlees of om iets anders.

    Ik geef een ander voorbeeld. Een tijd geleden was er een mooie uitzending van de Keuringsdienst van Waarde, die ik iedereen zou aanbevelen, over het feit dat bananen in Nederlandse supermarkten voor €1 worden verkocht en wat het effect daarvan is. Ook daarvoor geldt dat de prijs daarvoor wordt betaald aan de andere kant van de keten, namelijk door arbeiders op bananenplantages en door het milieu in de omgeving van bananenplantages. Als supermarkt heb je een maatschappelijke verantwoordelijkheid om je te realiseren dat jouw druk op de prijs ergens anders een effect heeft waarvoor je ook verantwoordelijk bent. Ik vind dat je daarover moet nadenken.

    Mevrouw Dikkers (PvdA):
    Ik vind ook dat je daarover moet nadenken. Daar heb je GLOBALG.A.P. voor. Er zijn dan allerlei bedrijven die zeggen dat je één schakel terug moet in de keten om te zien of het wel deugt. De staatssecretaris pleit er eigenlijk voor dat de sector of de verkopende partijen — noem een willekeurige supermarkt — verantwoordelijk worden voor alles, helemaal terug tot de bananenplantages aan toe. Daarbij heeft hij ons aan zijn zijde. Wij vinden het fantastisch als we dat zouden doen, maar we hebben natuurlijk geen instrumenten in handen om de supermarkten ook daartoe te dwingen. We kunnen dus krachtig en met mooie woorden zeggen dat het heel erg is voor de plukkers en dat we er wel een etiketje van de Rainforest Alliance op doen, maar daarmee hebben we het niet geregeld. Ik vind het fijn dat we een optimistische staatssecretaris hebben. Zo ken ik hem ook. Hij ontbeert echter de instrumenten om het ook daadwerkelijk af te dwingen. Dat is zo spijtig.

    Staatssecretaris Van Dam:
    De vragen van mevrouw Dikkers impliceren ook dat je als overheid dit soort veranderingen in je eentje tot stand kunt brengen. Dat blijkt wel uit het voorstel dat zij doet, het instrument dat zij voorstelt. Zij zegt dat je eigenlijk moet verbieden dat vlees onder de kostprijs wordt verkocht. Er zijn landen die dit proberen en daarbij tegen ongelooflijke handhavingsproblemen aanlopen. Je ziet daar dat het niet direct het effect heeft dat mevrouw Dikkers beoogt. Het laat zien hoe moeilijk het is om als overheid regulerend op te treden en daarmee ook het effect te bereiken dat je wilt. Er zijn altijd wegen daaromheen. Daarom is mijn stelling ook dat als je het samen doet, als je ervoor zorgt dat partijen in de keten hun verantwoordelijkheid ook internaliseren en de verantwoordelijkheid nemen die ze hebben, het uiteindelijk meer resultaat zal opleveren. Soms gaat het dan minder snel dan je graag zou willen. Vooruitgang gaat, als je het samen doet, soms met stapjes, terwijl je liever sprongen zou maken. Maar met die stapjes kom je uiteindelijk wel verder.

    Mevrouw Koşer Kaya (D66):
    De staatssecretaris wil geen kiloknallers. D66 wil ook geen kiloknallers. De staatssecretaris heeft als oplossing alleen het creëren van maatschappelijk bewustzijn bij supermarkten. In tegenstelling tot mijn collega van de PvdA wil ik geen verbod. Ik wil wel dat het bewustzijn bij de burgers wordt vergroot, zodat ze bewuste keuzes maken. Dat betekent dat je transparantie moet bewerkstelligen in de hele keten, dus van boer tot supermarkt. Iedereen moet weten wie welke prijs krijgt, want daardoor wordt het een stuk eerlijker. Verder moet er wat worden gedaan aan de keurmerken. Het stikt van de keurmerken! Als we die nou eens allemaal zouden terugbrengen tot één keurmerk, waarop mensen in een oogopslag kunnen zien wat ze kopen, dan hebben we behalve dat maatschappelijke bewustzijn nog twee geweldige instrumenten om dit te bewerkstelligen.

    Staatssecretaris Van Dam:
    Het vergroten van het bewustzijn van consumenten is goed en nuttig. Daar werken natuurlijk ook veel maatschappelijke organisaties aan. Ik zou ook best willen bekijken hoe we dat kunnen ondersteunen, want het is goed dat consumenten weten hoe hun eten wordt geproduceerd, waar het vandaan komt en welke effecten het heeft op het leven van dieren. Ik zei het daarstraks al. We weten een ding — de heer Grashoff wees er al op — namelijk dat als supermarkten drukken op de prijs van vlees, die druk helemaal wordt doorgeduwd naar de boer. En die boer heeft niet zo heel veel keus, want die boer kost het nu al heel veel moeite om het hoofd boven water te houden. Het is dus niet gek dat het uiteindelijk leidt tot veel dieren in een stal, veel dieren op transport en het beperken van de kosten voor zaken die het leven voor dieren misschien aangenamer zouden kunnen maken. Daarom zeg ik steeds: als je dat wilt veranderen, moet je het met zijn allen doen. Het helpt als consumenten zich hiervan meer bewust zijn, want dan kunnen ze een bewustere keuze maken. Het helpt echter ook de boeren, want die zien dan de resultaten van de investeringen die ze daarvoor doen.

    Ik kom nog terug op de keurmerken, maar ik wil nu al wel iets zeggen over het keurmerk van de Dierenbescherming. Dat het een keurmerk is van de Dierenbescherming geeft mij als consument een heel zeker gevoel, want ik weet dan met het oog op welk belang dat keurmerk is gegeven. Soms plakken bedrijven zelf ergens een keurmerk op en dan weet ik vaak helemaal niet zo zeker of ik wel de informatie krijg waar ik naar op zoek ben.

    Mevrouw Koşer Kaya (D66):
    Precies om die reden moeten we die hele schare aan keurmerken terugbrengen tot één keurmerk, maar daar komen we straks nog op terug.

    Ik wil nu inzoomen op de transparantie. Transparantie zorgt ervoor dat mensen zien wat er gebeurt, dat het bewustzijn toeneemt en dat ze uiteindelijk zelf op de barricaden gaan staan omdat ze het zo niet meer willen. Verder is het voor die kiloknallers belangrijk dat we de hele keten van boer tot consument transparant maken en dat betekent dat de onderliggende prijzen duidelijk moet zijn.

    Staatssecretaris Van Dam:
    Ik deel de ambitie van mevrouw Koşer Kaya. Ik zal de komende tijd bekijken hoe ik daar stappen in kan zetten.

    Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
    Als ik de staatssecretaris beluister, krijg ik het gevoel dat het verbod op verkoop onder de kostprijs er niet gaat komen. Ik vind dat jammer, want supermarkten hebben 20% te veel brutovloeroppervlak en concurreren elkaar daarom de tent uit. Om dan zo veel vertrouwen te hebben in supermarkten … Ik denk dat hem dat ook niet gaat worden.

    Kunnen we de afspraak maken dat de staatssecretaris met de Alliantie Verduurzaming Voedsel aan tafel gaat zitten om een convenant af te sluiten waarin het tussen nu en een halfjaar wordt geregeld? Geen bananen meer voor €1 en geen kiloknallers! Dat de staatssecretaris intussen inventariseert wat er in andere Europese landen wel kan worden gedaan tegen verkoop onder de kostprijs, vind ik een goed idee. Daarover kunnen we elkaar dan voor de zomer opnieuw spreken.

    Staatssecretaris Van Dam:
    De vraag of een verbod op verkoop onder de kostprijs kán, is niet zozeer de vraag. Waarschijnlijk is het wel ongelooflijk lastig handhaafbaar, omdat je dan moet bepalen wat de kost prijs is. De vraag is of het wérkt. Dat is de vraag die u zich moet stellen. Bereiken we daarmee uiteindelijk het doel dat we willen bereiken? Dat is mijn bezwaar ertegen. De vraag is niet of het kan, de vraag is niet of het mag, maar de vraag is of het doet wat je wilt dat het doet. Je wilt dat boeren uiteindelijk meer geld overhouden en daardoor ook de ruimte hebben om te investeren in meer dierenwelzijn. Daarom wil ik dit graag samen met de sector oppakken, omdat ik denk dat de verandering daar vandaan moet komen, omdat verandering alleen maar werkt als het geld zijn weg vindt door de voedselketen en terechtkomt bij de boer. Wij kunnen als overheid best een en ander regelen, maar je kunt niet alles afdwingen. Echte verandering realiseer je alleen maar als je het samen doet en als je de partijen in de keten ervan weet te overtuigen. Ik zei daarnet ook in antwoord op vragen van mevrouw Dikkers: als het nodig is om hierin als overheid regulerend op te treden omdat de verandering anders niet tot stand komt, zal ik niet aarzelen om dat te doen, maar ik zie dat als last resort. Ik denk namelijk dat veranderingen beter en duurzamer worden als je ze gezamenlijk tot stand brengt. Mevrouw Dik vraagt mij of ik bereid ben om met de Alliantie Verduurzaming Voedsel om tafel te gaan. Natuurlijk wil ik dat doen en natuurlijk wil ik daar afspraken mee maken. Ik weet niet of de ambitie die mevrouw Dik schetst, binnen een halfjaar, ook realistisch is, maar ik wil het liefst zo snel mogelijk laten zien welk resultaat dit kan opleveren.

    Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
    Het zijn allemaal prachtige woorden van de staatssecretaris die ik allemaal ook wel kan delen, maar ik vind het nog te open. Ik ben zelf ook niet van wet- en regelgeving. Ik doe het ook liever op basis van afspraken met goedwillende supermarkten, goedwillende consumenten et cetera, maar dat is gewoon niet de realiteit. Keep on dreaming! Ik wil een convenant tussen de staatssecretaris en de Alliantie Verduurzaming Voedsel dat wij het over een halfjaar geregeld hebben, of van mijn part over een jaar. Ik wil gewoon harde afspraken: dit gaan we met elkaar doen! Ik wil commitment van partijen. Nu wordt er in die alliantie met elkaar gesproken en wij vinden het allemaal belangrijk, maar in de tussentijd gebeurt er niks. Die supermarkten hebben gewoon te veel vloeroppervlak, concurreren elkaar de tent uit en stunten in aanloop naar de kerstdagen met de kalkoenen. Ik ben daar klaar mee. Ik wil dat de staatssecretaris heldere afspraken maakt die ik als Kamerlid kan controleren. Een convenant moet een eerste stap naar wet- en regelgeving zijn. Het is nog geen wet- en regelgeving. Ze krijgen nog de kans om het zelf te doen. Lukt het niet, dan hebben wij nog een stok achter de deur in de vorm van wet- en regelgeving.

    Staatssecretaris Van Dam:
    Mevrouw Dik is te pessimistisch over het commitment vanuit de supermarkten. Er is wel degelijk een beweging op gang om de transitie te maken van het vlees in de Nederlandse supermarkten zoals wij dat kennen naar het vlees van dieren die een beter leven hebben gehad. Dat commitment is er wel degelijk. Wij voeren niet voor niets de gesprekken daarover. Als ik dit niet zou zien, zou ik hier ook niet zo optimistisch staan. Dat neemt niet weg dat er vanuit supermarkten nog steeds op een onverantwoorde manier wordt gestunt met vlees; wij hebben dit debat niet voor niets. Ik wil dat daar een einde aan komt en ik wil daar ook afspraken over maken; laat dat helder zijn. Mijn ambitie is om de Kamer daarover meer te vertellen zodra dat kan. Mijn periode wordt begrensd door het moment van de volgende Tweede Kamerverkiezingen. Dat is over ongeveer anderhalf jaar. Mijn ambitie is zeker om hierop voortgang te laten zien. Dat is toch best op korte termijn.

    Mevrouw Lodders (VVD):
    Ik raak een beetje van het pad af, zou ik haast zeggen, als ik hier hoor wat er gezegd wordt over het stunten met vlees. Het begon oorspronkelijk met het bericht van mevrouw Dikkers dat zij de kiloknallers uit de schappen wil hebben, maar slechts 1% van het vlees in de supermarkt is een kiloknaller. Daar hebben wij het met elkaar over. Of gaat de ambitie van deze staatssecretaris verder? Dan hebben wij daar nog wel een debat over te voeren met elkaar, want er zijn ontzettend veel ondernemers in dit land die heel hard werken om een verantwoord, kwalitatief goed, voedselveilig stukje vlees in de schappen te krijgen. Daarmee kom ik toch weer bij mijn vorige oproep. Is deze staatssecretaris van mening dat dat vlees, dat volgens de wetten die wij in dit land kennen en Europese wetten is geproduceerd, een kiloknaller zou zijn? Of gaat het echt over de definitie zoals wij die kennen en praten wij over maar 1% van het vlees?

    Ik heb ook een korte tweede vraag. Mevrouw Dikkers heeft gisteren in de media de sector behoorlijk zwartgemaakt. Zij heeft de consument misleid door te zeggen dat dieren overeind worden gehouden door antibiotica. Daarop zou ik ook graag een reactie van de staatssecretaris willen hebben.

    Staatssecretaris Van Dam:
    Ik kom straks nog op antibiotica. Daar ga ik op in maar op een later moment. Ik hoef mevrouw Lodders niet te adviseren om in gesprek te gaan met varkenshouders, want ik weet dat zij dat regelmatig doet. Zij weet dus ook dat zij zich zorgen maken over de prijs die ze betaald krijgen voor dat stukje vlees, waar ze zo hard voor werken. Ik geloof niet dat veel varkenshouders op dit moment het gevoel hebben dat zij daar een eerlijke prijs voor krijgen. Dus ja, mijn ambitie zou zijn om te bekijken hoe wij samen met de voedselketen ervoor kunnen zorgen dat veehouders die zo hard werken en die de transitie willen maken naar meer dierenwelzijn, een eerlijke prijs krijgen. Zij moeten daar dus gewoon een fatsoenlijke boterham aan kunnen verdienen. Die ambitie heb ik zeker.

    Mevrouw Lodders (VVD):
    Maar de discussie werd in eerste instantie ingezet op de kiloknallers. Natuurlijk vindt ook de VVD dat iemand die een stukje vlees produceert, een eerlijke prijs moet kunnen vragen. Tegelijkertijd hebben wij ook marktwerking. Ik vind dat de consument in de supermarkt de keuze moet hebben welk stukje vlees hij uit de schappen haalt. Als daar een aanbieding in zit, zeker naar de feestdagen toe maar ook de rest van het jaar, dan moet dat kunnen. Het is niet aan de overheid om daar beperkingen aan op te leggen. Voor mij is het ontzettend belangrijk om te weten waar wij het over hebben. Hebben wij het echt alleen over de kiloknallers? Daar werd het debat over gevoerd. Hoe gaan wij daarin verder? Misschien is het goed om over dit onderdeel een wat uitgebreidere brief van de staatssecretaris te krijgen, voordat wij allerlei maatregelen gaan nemen. Mevrouw Dik-Faber gaf aan ook niet van de wetgeving te zijn.

    De voorzitter:
    Dank u wel. Dank u wel. Dank u wel.

    Mevrouw Lodders (VVD):
    Dat is mijn vraag.

    Staatssecretaris Van Dam:
    De aanleiding van dit debat waren de opmerkingen van mevrouw Dikkers over kiloknallers. Ik heb al aangegeven dat ik het stunten met vlees onverantwoord en ongehoord vind, omdat dat leidt tot een extra prijsdruk in de hele keten, waarvan uiteindelijk de boer de prijs betaalt en het dier de pineut is. Ik wil daar samen met de sector verandering in brengen. Ik zie dat er in de voedselketen, ook bij supermarkten, de wil is om daar verandering in te brengen. Daarom wil ik daar graag samen in optrekken.

    De heer Graus (PVV):
    Ik wil de staatssecretaris danken. Het is een goed begin dat hij mijn verzoek wil steunen om meer te doen met Made in Holland en dat hij de uitvoering van de motie-Graus voor een beter verdienmodel wil oppakken, zoals staatssecretaris Dijksma, zijn voorganger, ook van plan was.

    Ik wil een paar zaken aanhalen. De complimenten aan de Dierenbescherming zijn terecht. Ze zijn een heel goede lobbypartij, maar ze zijn geen controleurs en geen handhavers. Dat doen ze niet zo goed. Ook aan de opvang moet iets gebeuren. De staatssecretaris zei dat een dier geen fles cola is. Dat deel ik. Dus mogelijk ga ik deze termijn al mijn wetsvoorstel over dierenrechten in de Grondwet indienen, met deze steun van de staatssecretaris. Maar het gaat even om de Dierenbescherming. Ik heb de volgende vraag aan de staatssecretaris. Haal nou alle dierenleed weg bij de NVWA. Leg dat bij de dierenpolitie neer. Zorg ervoor dat dat fulltimers worden en haal ook die paar goede LID'ers (LID: Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming) terug naar de dierenpolitie, want de beste LID'ers zijn oud-dierenpolitieagenten. Haal die ook terug naar de dierenpolitie. Zorg daarvoor met de collega van Veiligheid en Justitie. En laat de Dierenbescherming lekker lobbyen, soms paniek zaaien en dieren opvangen, maar laat zij zich niet meer bemoeien met controleren en handhaven, want dat andere doet zij inderdaad heel verdienstelijk. Dat moet ik eerlijk toegeven. Maar zorg ervoor dat de Dierenbescherming zich meer kan bezighouden met de opvang van dieren in nood, want dat doet zij ook niet altijd optimaal.

    Staatssecretaris Van Dam:
    Met Made in Holland wil ik nog meer dan wat ik net heb gezegd. Ik kom daar straks nog op terug. Het tweede punt was de discussie over de dierenpolitie. De heer Graus weet ook dat dit kabinet de keus heeft gemaakt om die op een andere manier in te richten dan in de vorige periode was gebeurd op basis van zijn voorstellen. Het kabinet koos ervoor om het te integreren in het reguliere politiewerk en voor een deel in de LID. Dat debat snap ik op zich heel erg goed, zeker vanuit de betrokkenheid van de heer Graus, maar dat debat is hier bij herhaling gevoerd. Daar gaat ook met mij geen verandering in komen.

    De heer Graus (PVV):
    Dat is jammer, vanwege het feit dat er, sinds de mensen van de dierenpolitie parttimers zijn geworden, minder dieren in beslag genomen en minder huiselijk geweld wordt geconstateerd. Want dat deden die jongens allemaal. De LID en de NVWA slaan wat dit betreft geen deuk in een pakje boter. Ze hebben geen politionele en strafrechtelijke bevoegdheden. De beste dierenpolitiemensen in het oosten van land — ik noem Andre Assink, één van de beste dierenpolitiemensen in Nederland — hebben ze LID'er gemaakt. Nu hebben ze minder bevoegdheden dan ze als dierenpolitieagenten hadden. En ze moeten wel tegen die hufters optreden. Het zijn gevaarlijke, doodzieke hufters. Dan moet je politionele en strafrechtelijke bevoegdheden hebben. Ze mogen wat mij betreft zelfs arrestatieteams gaan inzetten tegen dierenbeulen.

    Staatssecretaris Van Dam:
    De politie heeft de bevoegdheid om op te treden tegen dierenmishandeling. Ze zijn geïntegreerd in het reguliere politiewerk, maar ze zijn ook specifiek neergelegd bij politieagenten die daarop een taakaccent hebben. Dit debat moet de heer Graus voeren met mijn collega's van Veiligheid en Justitie. Ik ben ervan overtuigd dat hij of een van zijn fractiegenoten dat ook zal doen. Daar moet worden gedebatteerd over de inzet van de politie op het gebied van dierenmishandeling.

    De voorzitter:
    Nee, mijnheer Graus, nu is mijnheer Dijkgraaf aan de beurt.

    De heer Dijkgraaf (SGP):
    Goed dat de staatssecretaris zegt dat het veel breder moet worden gezien dan alleen de kiloknallers: het gaat om een eerlijke prijs voor een eerlijk product. In de praktijk loopt men dan in de keten heel vaak aan tegen mededingingsregels die heel eenzijdig kijken naar het economisch model en niet zozeer naar duurzaamheid en diervriendelijkheid. Daar is een hele discussie over gaande. Hoe kijkt de staatssecretaris daar tegenaan?

    Staatssecretaris Van Dam:
    Daarom kondigde ik net al aan dat de minister van EZ voor het eind van dit jaar komt met nieuwe beleidsregels op het gebied van duurzaamheid en mededinging. Er zijn namelijk zorgen over de vraag of de mededingingsregels voldoende ruimte bieden voor duurzaamheidsinitiatieven. Dat kunnen ook dierenwelzijnsinitiatieven zijn; zie de bedenkingen van de ACM tegen Kip van Morgen. Die nieuwe beleidsregels worden ter consultatie gepubliceerd.

    De heer Dijkgraaf (SGP):
    Is de staatssecretaris nauw betrokken bij dat proces, zodat dierenwelzijn en duurzaamheid daarin integraal worden opgenomen?

    Staatssecretaris Van Dam:
    Zeker. De samenwerking met de minister is perfect.

    De voorzitter:
    Gaat u verder met uw betoog.

    Staatssecretaris Van Dam:
    Een ander belangrijk element bij het eerlijk produceren van ons eten tegen een eerlijke prijs is het toezicht. De verantwoordelijkheid voor veilige producten ligt primair bij de producent, maar de overheid heeft de taak toezicht te houden. Het toezicht van de NVWA is daarbij van groot belang voor het borgen van publieke belangen, zoals de volksgezondheid, waaronder voedselgezondheid, diergezondheid en plantgezondheid, en de exportpositie van de agrarische sector. Het vertrouwen van burgers en bedrijven in veilig voedsel en veilige producten is daar mede afhankelijk van. Diverse leden, onder wie de heer Van Gerven, de heer Dijkgraaf en mevrouw Dik-Faber, hebben gevraagd naar het budget van de NVWA. Bij Najaarsnota heeft een bijstelling plaatsgevonden ten opzichte van het financieel kader zoals dat eind 2013 was afgesproken. Ik heb de Kamer in een brief meegedeeld dat ik heb geconstateerd dat een deel van de knelpunten die zijn geconstateerd in 2015, zich waarschijnlijk ook in 2016 en verder zullen voordoen.

    Daarom heb ik, ook vanuit het budgettaire kader voor de NVWA, aangegeven dat ik een tweetal acties in gang zal zetten. Ten eerste is dat een doorlichting van de efficiency van de NVWA. Het plan van aanpak dat twee jaar geleden in gang is gezet, is alomvattend. Daarmee moet het toezicht verder worden versterkt. Maar destijds is al gemeld dat inherent aan zo'n operatie het risico aanwezig is dat niet alle besparingen kunnen worden gerealiseerd, of niet in het tempo dat was voorgenomen. Dat doet zich hier voor, maar dat betekent niet dat ik me meteen neer wil leggen bij het feit dat die besparingen niet worden gerealiseerd. Ik wil bekijken of het toezicht wel zo efficiënt mogelijk is gerealiseerd en of er andere besparingen mogelijk zijn, en zo ja, in welk tempo. Daarom een doorlichting van de efficiency. Ten tweede loopt het budget in de EZ-begroting terug. Dat staat al langere tijd in de meerjarenbegroting. Maar de ambities voor het toezicht lopen allesbehalve terug. De druk vanuit de Kamer daarop is natuurlijk ook aanwezig. We willen namelijk allemaal een zo goed mogelijk toezicht. Dat noopt mij wel tot het herijken van het opdrachtenpakket om de balans tussen het budget en het gevraagde niveau van toezicht ook structureel te kunnen waarborgen voor de komende jaren. Ik stuur de Kamer daarom in het voorjaar de voortgangsrapportage inclusief de resultaten van de acties die ik heb genoemd. En als het nodig is, zal ik bij Voorjaarsnota met aanvullende maatregelen komen.

    Mevrouw Lodders (VVD):
    We hebben er volgende week een debat over, dus ik wil er niet heel lang bij stilstaan, maar toch even. Ik heb vragen gesteld over het onderzoek. Ik begrijp dat de staatssecretaris daar voortvarend mee aan de slag wil om eventueel bij Voorjaarsnota iets te kunnen wijzigen. Maar een onderzoek kan alleen maar helpen op een moment dat het echt diepgaand is, dat wil zeggen tot in de haarvaten van de organisatie gaat, dus tot op de werkvloer waar inspecteurs aan het keuren zijn. Kan de staatssecretaris bevestigen dat het onderzoek zo diepgaand is en dat hij extra tijd zal nemen als er meer tijd nodig is?

    Staatssecretaris Van Dam:
    Het onderzoek is bedoeld om al op korte termijn, dus in het voorjaar, inzicht te hebben in de efficiency van de NVWA, in mogelijke besparingsmogelijkheden bij de NVWA. Als uit dat onderzoek blijkt dat besparingsmogelijkheden zich wellicht kunnen voordoen in de toekomst maar dat daarvoor diepgaander onderzoek nodig is, dan zullen we dat uiteraard doen. Maar de NVWA zit midden in een veranderoperatie, die alomvattend is, en waarbij dus al diepgaand naar de processen van de NVWA wordt gekeken. Er is een grote organisatorische verandering gaande, die uiteindelijk moet leiden tot sterker toezicht, maar waarvan ook de verwachting en de hoop is dat zij kan leiden tot een efficiëntere inrichting van het toezicht, namelijk een veel gerichter toezicht op basis van risicoanalyses waarbij het toezicht ook risicogericht wordt ingezet. De verwachting is dat het toezicht daarmee ook efficiënter wordt georganiseerd. Mijn antwoord aan mevrouw Lodders is dus als volgt. Wij willen in het voorjaar meer inzicht daarin hebben, maar mocht daaruit blijken dat het nodig is om ergens dieper op in te gaan, dan zullen we dat vanzelfsprekend doen. De ambitie blijft echter wel om daar in het voorjaar duidelijkheid over te hebben.

    De voorzitter:
    Mevrouw Lodders, kort graag.

    Mevrouw Lodders (VVD):
    Ik worstel daar heel erg mee. Ik zou daar dan graag volgende week het debat met de staatssecretaris over willen voeren. Is de staatssecretaris bereid om de omschrijving van het onderzoek met de Kamer te delen vooruitlopend op dat debat van volgende week? Ik vrees dat wij anders niet helemaal aan elkaars verwachtingen gaan voldoen.

    Staatssecretaris Van Dam:
    Ik denk dat dat wel meevalt, want een doorlichting van de efficiency is ook zoals het bedoeld is, namelijk: we lichten de efficiency door. Mevrouw Lodders suggereerde: neem maar de tijd. Dat wil ik niet en die tijd hebben we ook niet. Ik wil gewoon dat er in het voorjaar resultaat zichtbaar is. Dat is mijn ambitie.

    Mevrouw Lodders (VVD):
    Is de staatssecretaris bereid om dat te delen met de Kamer? Anders moet ik een motie …

    De voorzitter:
    U hebt daar volgende week een debat over. We gaan heel veel interrumperen, dus we gaan het gewoon niet meer zo doen. Misschien kan de staatssecretaris dan …

    Staatssecretaris Van Dam:
    Mijn intentie heb ik al gedeeld in de brief. Laten we er volgende week verder over spreken of het daarmee voldoende duidelijk is.

    Ik kom bij de retributies. Een aantal leden heeft daar vragen over gesteld. De NVWA voert taken uit voor het bedrijfsleven, zodat het bijvoorbeeld zijn producten kan exporteren. De totale exportwaarde is 80 miljard en de retributies bedragen in totaal ongeveer 70 miljoen. Dat is dus minder dan een promille van de totale exportwaarde. Het uitgangspunt is dat de kosten die de NVWA maakt verdisconteerd zijn in het tarief en dat het tarief kostendekkend is. Kosten moeten volgens bedrijfseconomische principes worden doorberekend. Conform het rapport Maat houden is de regel dat kosten voor het toezicht in beginsel worden doorberekend indien een of enkele partijen daar specifiek toerekenbaar profijt van hebben. Dat is het profijtbeginsel. Ook het bedrijfsleven heeft immers baat bij een goed functionerende NVWA, met name voor het behoud van de exportpositie. Ik noemde dat net al.

    Het kabinet is van mening dat de kosten doorberekend moeten worden. Geheel of gedeeltelijke financiering door de overheid, zoals de heer Geurts vroeg, is niet aan de orde. Ook een verlaging van de retributies is dus niet aan de orde. Met de herziening van het retributiestelsel in 2013 is ook gewerkt aan een vereenvoudiging van het retributiestelsel. Er zijn echter ook een aantal voorzieningen getroffen om de overgang naar volledig kostendekkende tarieven voor het bedrijfsleven te overbruggen. Die zijn wel voor rekening van het ministerie van Economische Zaken gekomen.

    In 2016 wordt de volgende stap gezet naar het volledig kostendekkend maken van de tarieven van de NVWA. De heer Geurts refereerde daarbij ook aan de concurrentiepositie en de werkgelegenheid die de Nederlandse zee- en luchthavens ons bieden. Uit een onderzoek, waarin de totale kosten van havenaanloop en doorvoer op de onderzochte goederenstromen worden vergeleken met de kosten in de ons omliggende landen, blijkt dat de onze niet uit de pas lopen. De minister van Infrastructuur en Milieu heeft aangekondigd het gesprek met het bedrijfsleven aan te gaan over concrete casussen waarin onevenwichtige tarieven zouden kunnen leiden tot het uitwijken van lading, zodat voor die gevallen kan worden bezien of specifieke oplossingen gevonden kunnen worden.

    De heer Dijkgraaf vroeg naar het signaal dat de brancheorganisaties hierover hebben afgegeven. Op 11 november 2015 heeft het eerste overleg plaatsgevonden met de betrokken organisaties, waaronder Transport en Logistiek Nederland en ambtelijke vertegenwoordigers van mijn departement, de departementen van I en M en VWS en de NVWA. Tijdens dat overleg zijn afspraken gemaakt over de thema's die met de sectoren worden opgepakt. Begin 2016 vindt vervolgoverleg plaats. Daarnaast zijn in het kader van het actieplan Maatwerk Aanpak Regeldruk Logistiek twee onderzoeken gestart. Het eerste onderzoek ziet op de stroomlijning van de regelgeving en het toezicht op fytosanitaire en veterinaire goederen. Het tweede onderzoek, naar de plantaardige keten, richt zich op de werkwijze en tarieven van het laboratoriumonderzoek bij import van levensmiddelen met een hoog risico uit landen met een verhoogd volksgezondheidsrisico. Naar verwachting zijn de resultaten van dit onderzoek in het eerste kwartaal van 2016 gereed. Dan wordt de Kamer hier natuurlijk over geïnformeerd.

    Daarmee kom ik bij de keurmerken.

    De heer Dijkgraaf (SGP):
    Ik heb het eindje van het blokje over de NVWA afgewacht; dat leek mij efficiënt. De staatssecretaris zei dat hij in het voorjaar komt met een brief over de resultaten van de NVWA, de spanning, het budget en de taken. Uit de brief die hij al heeft gestuurd, zou je kunnen afleiden dat er dan niet meer naar het budget wordt gekeken. Uit de formulering die de staatssecretaris hier gebruikt, zou ik kunnen afleiden dat het gewoon in zijn geheel wordt beoordeeld en dat we dan bekijken wat er nodig is. Daarmee sluit de staatssecretaris dus niet uit dat, als uit die evaluatie blijkt dat er meer budget nodig is, er meer budget zal moeten komen.

    Staatssecretaris Van Dam:
    Ik neem aan dat u de laatste zin van mijn brief goed hebt gelezen; daar blijkt dit ook uit, maar voor mij is het uitgangspunt altijd om het te doen met het bestaande budget. Alleen als dat niet verantwoord is, zal ik met nadere voorstellen komen. Dat staat ook in de brief.

    De heer Dijkgraaf (SGP):
    Dat is helder. Het tweede punt gaat over de verladers. Het is mooi dat dat overleg is gestart en dat er actie wordt ondernomen. Gaat de staatssecretaris daar echt haast mee maken? Wij krijgen immers bij voortduring klachten uit die sector. Er zijn natuurlijk altijd klachten, maar kijkend naar wat men opsomt, is wel een grote verbeterslag mogelijk. Wordt er dus echt haast gemaakt?

    Staatssecretaris Van Dam:
    Als er twee onderzoeken lopen, als de resultaten daarvan in het eerste kwartaal van 2016 gereed zijn en als de Kamer dan informatie krijgt, lijkt dat mij te vallen binnen wat u "haast" noemt. Ja toch? Dat is behoorlijk snel. Het eerste kwartaal van 2016 is binnen vier maanden.

    De heer Dijkgraaf (SGP):
    Dat ligt een beetje aan wat daar vervolgens mee gebeurt, want we zien weleens onderzoek op onderzoek, omdat een onderzoeker — ik ben zelf onderzoeker geweest — tot de conclusie komt dat er verder onderzoek moet plaatsvinden. Dan gaan we van het ene kwartaal naar het andere. Het gaat mij dus echt om daadwerkelijke maatregelen.

    Staatssecretaris Van Dam:
    Het is in het belang van alle betrokkenen bij het onderzoek dat dat ook duidelijkheid oplevert wat daarmee gebeurt.

    De heer Geurts (CDA):
    Ik vind dat de staatssecretaris vrij licht praat over het NVWA-tarief voor het bedrijfsleven. Maar goed, we hebben volgende week nog een AO. Ik wil ook feitelijk reageren op zijn antwoorden. In Nederland betaal je bijvoorbeeld voor schelpdierenexport €225 per uur. In Ierland betaalt men €20, in Frankrijk €20, in Australië €40 en in Schotland is dit gratis. Dan zie je dus onze concurrentiepositie ten opzichte van andere landen verslechteren. De schelpdierenexport is erg belangrijk voor bijvoorbeeld de provincie Zeeland. De staatssecretaris mag daar dus niet zo lichtzinnig over praten. Ik vraag de staatssecretaris om dat stuk toch nog eens terug te halen en er nog eens wat beter naar te kijken. Het is namelijk echt een probleem.

    Staatssecretaris Van Dam:
    Ik heb daarover twee dingen aangegeven. In de eerste plaats is het beleid, dat ook is afgesproken met de Kamer, dat kosten die worden gemaakt voor zaken waarvan bedrijven in het kader van de export zelf direct profijt hebben, volledig worden doorberekend aan het bedrijfsleven. Dat is geaccordeerd door de Kamer. In de tweede plaats vergelijkt de heer Geurts sec de tarieven. Volgens mij weet hij echter zelf ook dat er in de landen die hij noemt, soms ook andere kosten voor het bedrijfsleven zijn, die dan niet zijn verwerkt in de tarieven maar op een andere manier worden geheven, terwijl die kosten bij ons integraal in de tarieven zitten. Die vergelijking gaat dus niet altijd op. Ik heb dat net ook al aangegeven. Er is onderzoek gedaan naar de totale havenaanloop- en doorvoerkosten, waaruit ook is gebleken dat de totale kosten niet uit de pas lopen met de kosten die er zijn in ons omringende landen. Verder heb ik de Kamer zojuist erover geïnformeerd dat zij in het voorjaar de resultaten krijgt van de onderzoeken die nog lopen.

    De heer Geurts (CDA):
    Ik vind het wel bijzonder: als onze ondernemers in Nederland heel efficiënt opereren, krijgen ze daarvoor een boete van dit kabinet. Immers: hoe efficiënter ze zijn, hoe hoger de tarieven van de NVWA blijkbaar mogen zijn, omdat de totale kosten niet uit de pas lopen. Maar goed, daar zullen we volgende week verder over spreken. De staatssecretaris gaf net ook aan dat hij onderzoeken heeft lopen en dat de resultaten daarvan naar de Kamer komen. Kan hij ook heel snel de onderzoeksopdracht naar de Kamer sturen, zodat we die kunnen betrekken bij het AO van volgende week?

    Staatssecretaris Van Dam:
    In de eerste plaats zijn de totale kosten die de heer Geurts noemt, de totale kosten zoals die door de overheid in rekening worden gebracht bij bedrijven. Ik zeg nogmaals: in ons omringende landen worden kosten soms op een andere manier verdisconteerd met het bedrijfsleven dan via de tarieven. De heer Geurts kan de tarieven vergelijken en daarbij buiten beschouwing laten wat bedrijven in die landen nog langs een andere weg moeten betalen, maar daarmee maakt hij geen eerlijke vergelijking. Dan zou het beeld kunnen zijn dat bedrijven in Nederland veel duurder uit zijn. Ik heb echter al gerefereerd aan onderzoek, dat de heer Geurts als het goed is ook kent, waaruit blijkt dat de totale kosten waartegen bedrijven aanlopen, niet uit de pas lopen met die in ons omringende landen. In de tweede plaats zal ik samen met de minister van Infrastructuur en Milieu bekijken of de Kamer kan worden geïnformeerd over de onderzoeksopdracht, voor zover de Kamer die niet al heeft, van het onderzoek dat nu wordt uitgevoerd samen de minister van Infrastructuur en Milieu.

    Voorzitter: Bosma

    Staatssecretaris Van Dam:
    Ik kom op de keurmerken. Er zijn veel keurmerken voor voedsel. Mevrouw Koşer Kaya heeft dit terecht opgemerkt. Dit kan voor de consument best verwarrend zijn, zelfs voor de consument die er heel bewust op let. De keurmerken betreffen uiteenlopende duurzaamheidsaspecten, zoals dierenwelzijn, milieu en sociale normen. Daaruit blijkt meteen ook de complexiteit. Ze zijn niet in een simpel en duidelijk duurzaamheidsstoplicht te vatten, zoals mevrouw Koşer Kaya voorstelt. Een stoplichtensysteem doet geen recht aan alle nuances die spelen rond duurzaamheid. Het zou er zelfs toe kunnen leiden dat op zo'n beetje alle producten die je in de supermarkt tegenkomt, een oranje stoplicht staat omdat er altijd positieve dingen en negatieve dingen zijn. Dan biedt het dus niet de informatie die je zoekt.

    Ook Milieu Centraal geeft aan in plaats van voor een stoplichtenmodel te willen kiezen voor het vergroten van de bekendheid van de bestaande keurmerken, en wel door daarbij meer uitleg te verschaffen. Want waar gaat het uiteindelijk om? We hopen dat die keurmerken leiden tot bewustzijn bij consumenten, dat die consumenten op basis daarvan bewuste keuzes maken en dat dat ook effect heeft op de manier waarop producten worden geproduceerd. Die beweging wil ik alle ruimte geven. Als dat betekent dat er soms een nieuw keurmerk bij komt dat voor weer een stapje meer duurzaam staat, dan juich ik dat toe. Keurmerken zijn het resultaat van duurzame productie. Ik vind dat bedrijven die hun best doen om een stap extra te zetten, dat best met een keurmerk mogen laten zien. Een teveel aan keurmerken kan er echter toe leiden dat goedbedoelde keurmerken minder effectief worden en dat consumenten afhaken doordat ze door de bomen het bos niet meer kunnen zien. Over de veelheid en effectiviteit van keurmerken kan de Kamer op korte termijn twee rapporten verwachten. Dat zijn een rapport van Milieu Centraal in opdracht van de staatssecretaris van I en M, en een intern vooronderzoek door de ACM. Over de uitkomsten van die onderzoeken en onze reactie op de aanbevelingen wordt de Kamer zeer binnenkort bericht. Daarnaast wordt het gesprek ook gevoerd met de Alliantie Verduurzaming Voedsel en andere betrokken partijen. Hun is gevraagd om zelf tot een ordening te komen van keurmerken voor voedsel, om via die weg de bekendheid en de werking van keurmerken te vergroten. De alliantiepartners werken hier nu gezamenlijk met Milieu Centraal naartoe. We betrekken daar diverse stakeholders bij, zoals de ngo's.

    Mevrouw Thieme (PvdD):
    Het woud aan keurmerken is ontstaan omdat de overheid geen kader geeft. De overheid laat het over aan de markt, die natuurlijk wel oor heeft naar allerlei nichemarkten waar nog net even wat meer geld verdiend kan worden. Het gaat er natuurlijk om dat wij een antwoord moeten formuleren op de toenemende vraag van de burger naar verantwoord voedsel. Dat kun je wel aan de markt overlaten, die dan met allerlei nichemarkten komt, maar feit blijft dat wij een exportland zijn. De meeste producten gaan dus naar het buitenland, waar helemaal geen keurmerk voor nodig is. De burger heeft dus niet zo veel aan die keurmerken om het systeem te kunnen veranderen. We zullen dus een soort minimumnorm moeten gaan stellen die hoger is dan wat we nu hebben op het gebied van dierenwelzijn en milieu. Dan krijg je een gelijk speelveld. Dan weten we allemaal wat de minimale normen zijn en waaraan het product voldoet. Dan hebben we de keurmerken niet nodig. Is de staatssecretaris dat niet gewoon met mij eens?

    De voorzitter:
    Heel goed.

    Staatssecretaris Van Dam:
    Ah, een nieuwe voorzitter.

    De voorzitter:
    Een nieuw geluid.

    Staatssecretaris Van Dam:
    Ben ik het ermee eens dat het woud aan keurmerken eenvoudiger en overzichtelijker zou kunnen? Ja. Ben ik het ermee eens dat het aan de overheid is om dat te doen? Nee. Je kunt het bedrijfsleven ook niet verbieden om zelf initiatieven te nemen en zijn duurzaamheid zichtbaar te maken. Ik ben ervoor, zoals ik zonet schetste, om samen met het bedrijfsleven te bekijken hoe we een en ander inzichtelijker kunnen maken. Daarover wil ik het gesprek voeren in de Alliantie Verduurzaming Voedsel, samen met de partners die daar aan tafel zitten.

    Mevrouw Thieme (PvdD):
    Uiteraard zul je altijd samen met de sector moeten optreden om te bekijken of er nog meer te doen valt op het gebied van dierenwelzijn, natuur en milieu. De staatssecretaris zegt echter zelf al dat het ongelofelijk moeilijk is om dat terug te brengen tot een stoplichtenkeurmerk, en dat er alweer andere ideeën zijn over hoe je dat moet doen. Dan is het toch logisch dat de Partij van de Arbeid gisteren met het voorstel kwam om in ieder geval een kader te schetsen? Zij wil dat er niet onder de kostprijs wordt geproduceerd, maar dat de burger een verantwoord product krijgt tegen een eerlijke prijs. Dan is die stap toch heel logisch?

    Staatssecretaris Van Dam:
    Wat ook heel logisch zou zijn, is dat mevrouw Thieme het rapport van Milieu Centraal even afwacht. Ik zei al dat dit zeer binnenkort naar de Kamer komt. De Kamer heeft alle ruimte om daarover vervolgens een debat in te plannen. Dan kan zij dat ook doen op basis van het onderzoek waarvan zij weet dat het onderweg is en bijna bij de Kamer is. Dat zou het debat bevorderen, want dan ziet mevrouw Thieme ook hoe bijvoorbeeld Milieu Centraal daar zelf naar kijkt en wat wij daar vervolgens mee doen.

    Mevrouw Koşer Kaya (D66):
    Dit is een gemiste kans. Deze nieuwe staatssecretaris had dit kunnen oppakken, want hij heeft ook een verantwoordelijkheid richting de consumenten, zodat zij niet gek worden gemaakt met tientallen keurmerken. Ik heb hier een poster met daarop een aantal keurmerken, goedgekeurd door het Voedingscentrum. Dit zouden betrouwbare keurmerken zijn. De staatssecretaris ziet het: het zijn er een hele hoop. En dan zijn er nog keurmerken die hier niet op staan, die niet door het Voedingscentrum goedgekeurd zijn. We willen dat consumenten bewuste keuzes maken. Ik geloof niet in: ik kan niet. Ik hoop dat deze staatssecretaris ook zegt: kan niet bestaat niet, dus ik ga met de sector proberen om dit terug te brengen tot een helder systeem. In Engeland kan het ook. Waarom niet hier?

    Staatssecretaris Van Dam:
    Laat ik een voorbeeld geven. Mevrouw Koşer Kaya vroeg om twee stoplichten: een voor duurzaamheid en een voor dierenwelzijn, meen ik. En eentje voor gezondheid. Dan zou je ook nog een stoplicht kunnen introduceren voor fair trade, wat ook op haar lijstje stond. Dan zitten we op vier stoplichten op de verpakking. Ik ben zelf ook een behoorlijk bewuste consument. Ik wil het soms allemaal weten. Als je bijvoorbeeld chocola koopt — dat is in deze dagen heel actueel — dan wil je misschien weten of het eerlijk geproduceerd is en of cacaoboeren een eerlijke prijs krijgen. Dat is een andere vraag dan de vraag of het ook duurzaam geproduceerd is. Dat zou je ook kunnen willen weten. Bewuste consumenten hebben soms meer vragen dan in twee stoplichten te vatten zijn. Als je het te zeer vereenvoudigd zou het ook best kunnen dat je minder informatie krijgt. Daarom twijfel ik aan het model dat mevrouw Koşer Kaya voorstelt.

    Mevrouw Koşer Kaya (D66):
    In Engeland kan het ook. Ik begrijp werkelijk niet waarom het in Nederland niet zou kunnen. Ik begrijp ook niet dat de staatssecretaris niet tegen consumenten- en producentenorganisaties en deskundigen zegt dat zij eens samen om de tafel moeten gaan zitten om het aantal keurmerken terug te brengen. We hebben immers een verantwoordelijkheid richting de consument, zodat die bewuste keuzes kan maken. Dan zijn we ook van die kiloknallers af. Een bewuste keuze betekent ook dat je geen kiloknallers meer koopt.

    Staatssecretaris Van Dam:
    Mevrouw Koşer Kaya wil dat de sector en de betrokken organisaties om tafel gaan zitten en daar verbetering in aanbrengen. Dat is precies wat ik heb gezegd. Dat is echter iets anders dan dat ik het vanuit de overheid naar me toetrek en zeg: wij gaan het zelf wel regelen. Nee, ik wil dat partijen in de keten samen met maatschappelijke organisaties gaan kijken of ze dat woud aan keurmerken kunnen vereenvoudigen. Ik ben het met mevrouw Koşer Kaya eens dat je vaak door de bomen het bos niet meer ziet. Als je als consument een bewuste keuze wilt maken, is het wel handig dat je snapt wat er allemaal op de verpakking staat en dat je niet door vijf of zes keurmerken heen moet. Soms heb ik weleens verpakkingen in mijn handen waarop meerdere keurmerken staan. Dan denk ik ook: wat moet ik er nog mee? Het moet wel te begrijpen zijn, maar het initiatief moet bij partijen zelf blijven liggen.

    De heer Grashoff (GroenLinks):
    Ik zou mevrouw Koşer Kaya willen bijvallen op dit punt. Er is een woud aan keurmerken, zoals de staatssecretaris zelf ook zegt. Dat is al jaren zo. Elke keer is het mantra "het moet uit de organisaties zelf komen", maar dat leidt niet tot een wezenlijke verandering, behalve dan dat er meer keurmerken bijkomen. Ik denk dat de staatssecretaris het initiatief niet helemaal naar zich toe hoeft te trekken, maar dat hij wel wat meer regie en initiatief moet nemen om partijen bij elkaar te brengen. Uiteindelijk is er ook niets mis met één keurmerk — of als het niet anders kan twee, maar niet meer — dat het gezag van de rijksoverheid heeft. Ik denk dat dit voor de consument goed is. Zou de staatssecretaris daar nog een keer op in willen gaan?

    Staatssecretaris Van Dam:
    Ik kan er nog een keer op ingaan, maar ik vrees dat ik dan in herhaling val.

    De voorzitter:
    Laten we dat vooral niet doen. Ik ga al dingen herkennen.

    Staatssecretaris Van Dam:
    U begint het al te herkennen?

    De voorzitter:
    Ja, terwijl ik hier nog maar een paar minuten zit. Ik kan uw antwoord al bijna geven. Doe het maar kort in twee zinnen.

    Staatssecretaris Van Dam:
    Ik vind dat het eenvoudiger en overzichtelijker moet. Ik wil dat samen met de sector en maatschappelijke organisaties oppakken, en ik heb al geschetst hoe.

    Ik kom bij het onderwerp regionalisering. Dat was onder andere een punt van mevrouw Dik-Faber.

    De voorzitter:
    En daarna gaat u het over het boeteplan hebben. Daarna gaan wij lunchen. We doen dus deze twee korte blokjes nog en daarna gaan we even eten.

    Staatssecretaris Van Dam:
    Dat vermoedde ik al. Al dat praten over eten, maakt hongerig. Het lijkt me verstandig om dat te doen.

    Het kabinet onderschrijft de wens van de WRR om het voedselsysteem robuuster te maken. Regionalisering van de voedselproductie kan hieraan een bijdrage leveren. Ook een goede marktwerking is van belang in dit kader. Zo ziet het kabinet in Europa ruimte voor meer regionale teelt en afzet van eiwitgewassen, mede om de afhankelijkheid van de import van eiwitgewassen te verminderen. Daarmee kan bijgedragen worden aan het verbeteren van de regionale kringloop, de beschikbaarheid van grondstoffen en de eiwittransitie. Momenteel is het bedrijfsleven bezig met een initiatief om de teelt en nieuwe marktketens te ontwikkelen. Het zoekt hierbij steun bij andere stakeholders en overheden. Het kabinet wil deze ontwikkelingen faciliteren via het topsectorenbeleid. Op dit moment voert ook het Haags centrum voor strategische studies een onderzoek uit om meer inzicht te krijgen in de robuustheid van het voedselsysteem. Dat gaat over de kwetsbaarheden en afhankelijkheden van import. Ik wil mede aan de hand daarvan in het komende jaar scherp voor ogen krijgen waar onze kwetsbaarheden vooral liggen en wat wij daaraan kunnen doen. Ik zal de Kamer van de uitkomsten hiervan op de hoogte stellen.

    Mevrouw Thieme (PvdD):
    De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid heeft over de regionalisering aangegeven dat wij af moeten van de focus op export. De staatssecretaris heeft heel wat gezegd over het exporteren van kennis in het kader van duurzaamheid waar ik het helemaal mee eens ben. Wij moeten echter juist terughoudendheid zijn in de export van dierlijke producten, omdat de productie daar moet plaatsvinden. Is de staatssecretaris het met de WRR eens dat we de focus moeten verleggen van de export van allerlei landbouwproducten, met name dierlijke producten, naar de regionalisering van de producten hier?

    Staatssecretaris Van Dam:
    Ik moet wel tegen mevrouw Thieme zeggen dat het grootste deel van onze export richting Europese landen gaat. Vanuit Nederland gezien kun je dat als export zien, maar vanuit Europa gezien is het de binnenlandse markt. Ik beschouw dat wel als regio. Alle verre internationale transporten zijn vanuit het oogpunt van duurzaamheid minder wenselijk. Op dit moment importeren wij echter heel veel soja uit Zuid-Amerika en daarvoor hebben wij geen alternatieven in Europa, hoewel binnen Europa wel naar de ontwikkeling van alternatieven wordt gekeken. Dit is vanuit het oogpunt van duurzaamheid wenselijk, maar ook vanuit het oogpunt van onze kwetsbaarheid, omdat we nooit volledig zelfvoorzienend kunnen zijn, dat kan bijna niemand op de wereld. Hoe goed we ook proberen om genbananen en -ananassen te maken, we zullen er niet in slagen om zelfvoorzienend te zijn. Er zal altijd import en export van voedsel zijn. Als wij de groeiende wereldbevolking willen voeden op een duurzame manier, zal dat ook meer regionaal moeten gebeuren. Wij moeten opletten dat wij niet te kwetsbaar zijn en daarom doet dit Haags centrum voor strategische studies ook dat onderzoek naar de kwetsbaarheid.

    Mevrouw Thieme (PvdD):
    Zeker, daarom kent de hele voedseldiscussie veel parallellen met de energiediscussie. Wij worden minder afhankelijk van andere landen met import. Wij zien ook dat binnen de handelsmissies die door dit kabinet worden georganiseerd naar bijvoorbeeld Japan en China, wordt getracht om kalfsvlees af te zetten. Naar China, waar de meeste mensen lactose-intolerant zijn, wordt getracht Nederlandse melk te transporteren. Dat past toch niet bij de duurzaamheidsgedachte waarover deze staatssecretaris zo veel mooie woorden zegt?

    Staatssecretaris Van Dam:
    Import en export zullen er altijd zijn. De handelsmissie naar Japan ken ik een beetje, omdat deze oorspronkelijk in de agenda van mijn voorganger stond. Gelukkig is de minister daar naartoe gegaan zodat ik de ruimte kreeg om mij iets meer in te werken. Kennis, innovatie en technologie vormen een sterke component in deze missie. Met de handelsmissie naar Zuid-Afrika ben ik zelf mee geweest; het overgrote deel daarvan ging over kennis en technologie. Zuid-Afrika heeft, net als wij, het hele jaar behoefte aan appels. Je kunt daarover discussiëren. Ik vind het ook goed als je meer groente en fruit eet uit het seizoen. De behoefte is er en men kan daar ook niet het hele jaar door appels en peren produceren. Als we er toch zijn en we proberen afspraken te maken om vanuit Nederland appels en peren te leveren in het seizoen dat Zuid-Afrika ze zelf niet kan produceren, heeft dat grote voordelen voor onze telers. Het is voordelig als men de afzetmarkt kan vergroten, zeker na het wegvallen van de Russische markt. Ze zullen er altijd zijn, maar de nadruk bij dit soort missies ligt meer en meer op kennis en technologie. Mevrouw Thieme hoeft zich daarover geen zorgen te maken.

    Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
    Ik ben het eens met de focus op regionalisering. Ik heb daarover vorig jaar een motie ingediend tijdens de begrotingsbehandeling en deze aangehouden. Wil de staatssecretaris in tweede termijn reageren op die aangehouden motie? Ik zou dat erg op prijs stellen.

    Staatssecretaris Van Dam:
    Als mevrouw Dik mij dat vraagt, zal ik dat doen. Ik kom er in tweede termijn op terug. Tot slot wil ik ingaan op het boetebeleid voor boeren en het plan van de SGP. De SGP geeft aan regelmatig signalen te krijgen van landbouwers die met sancties worden geconfronteerd die niet lijken te sporen met de zwaarte van de overtreding. Dat is voor de SGP aanleiding geweest om het actieplan Een rechtvaardige boete voor boeren op te stellen. Rode lijn daarbij is dat de bestuurlijke boete geen gefixeerde boeteoplegging mag zijn maar ruimte biedt voor aanpassing aan de zwaarte van de overtreding. Ik ben het daar helemaal mee eens. In de praktijk moet de hoogte van een bestuurlijke boete gerelateerd zijn aan de zwaarte van een overtreding. Daarvoor is wet- en regelgeving nodig op basis waarvan die afweging kan worden gemaakt.

    Ik beperk me tot de door de SGP aangehaalde terreinen en constateer dat de Wet dieren, de Meststoffenwet en de Wet gewasbeschermingsmiddelen samen met de Algemene wet bestuursrecht dat afwegingskader al bieden. Ik zie daarom geen aanleiding om nu met voorstellen te komen voor aanpassing van het handhavingsbeleid. De ruimte die de SGP heeft gevraagd, zit al in de bestaande wetgeving en wordt ook zo toegepast.

    De SGP noemt in het actieplan ook de kortingen bij het niet naleven van de randvoorwaarden van het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Laat duidelijk zijn dat we op dat terrein Europese regelgeving uitvoeren. Het Europees stelsel dat de grondslag vormt voor korting op betalingsrechten bij niet-naleven is dwingend. We hebben er binnen dat stelsel voor gekozen om gebruik te maken van het earlywarningsysteem, wat inhoudt dat bij bepaalde, geringe niet-naleving geen korting wordt opgelegd maar slechts een waarschuwing wordt gegeven. De korting is pas aan de orde als er geen gevolg wordt gegeven aan deze waarschuwing. De SGP vraagt mij om eerst een waarschuwing te geven. Dit soort toezeggingen doe ik graag, want dat doen we al.

    De heer Dijkgraaf (SGP):
    Het klopt dat wet- en regelgeving deze ruimte biedt, maar neem bijvoorbeeld de Regeling gewasbeschermingsmiddelen en biociden. Daarin wordt gezegd dat de boete €1.500 is. In de uitwerking, de regeling, is die afweging eruit gehaald en staat dus gewoon dat bij een overtreding de boete €1.500 is. In de wet staat echter dat de boete maximaal €1.500 is. Het gaat om dat soort dingen. Wil de staatssecretaris daar nog eens goed naar kijken?

    Staatssecretaris Van Dam:
    Natuurlijk wil ik nog een keer kijken naar wat de heer Dijkgraaf nu zegt, maar het wetgevende kader biedt er al ruimte voor dat boetes in overeenstemming zijn met de zwaarte van overtredingen. Als mensen van mening zijn dat ze een boete krijgen die niet aan dat uitgangspunt voldoet, staat hun overigens altijd de weg naar de rechter vrij om daartegen in beroep te gaan. De rechter kan dan een afweging maken. Het is voor mij niet mogelijk om op basis van de voorbeelden die de heer Dijkgraaf gaf, te wegen hoe het in individuele gevallen zit. Daar hebben we gelukkig een rechter voor.

    De heer Dijkgraaf (SGP):
    Dat vraag ik niet. Als in de gewasbeschermingsregeling staat dat het niet gaat om maximaal €1.500 maar de boete gewoon €1.500 is, dan begrijp ik dat de staatssecretaris daarover zegt: die regeling moeten we aanpassen, want zoals ik het formuleer zou €1.500 de maximale boete moeten zijn. Als dat de toezegging is, dan vind ik dat prachtig.

    Staatssecretaris Van Dam:
    Ik kom daar in de tweede termijn op terug. Ik zal nog even goed kijken naar wat de heer Dijkgraaf aan de orde stelt.

    De heer Graus (PVV):
    Ik ben het er helemaal mee eens dat lichte overtredingen licht beboet moeten kunnen worden, maar ik heb het gehad over het voedselschandaal bij Foppen. Daardoor zijn doden gevallen en duizenden mensen ziek geworden. Dat soort hufters — voedselmaffia is het bijna — moet je keihard aanpakken. Ik heb het in mijn eerste termijn opgelezen: in de VS kregen soortgelijke hufters 28 jaar, 20 jaar en 5 jaar cel. De kwaliteitsmanager, dus niet eens de eindverantwoordelijke, kreeg al 5 jaar cel aan zijn broek, en het liefst op water en brood. Men lacht in Nederland om de boetes en dat nodigt uit dat hier voedselschandalen komen. Men verdient miljoenen aan die voedselfraudes en betaalt graag enkele duizenden of tienduizenden euro's. En laat het dan dadelijk €810.000 zijn, maar daar lachen ze ook nog om. Er moet gedaan worden aan naming-and-shaming. Ze moeten de bak in en uit de maatschappij worden gehaald en zo'n bedrijf moet direct een rode kaart krijgen. Daar vraag ik al jarenlang om. Daar had ik graag een reactie op gehad van de staatssecretaris.

    Staatssecretaris Van Dam:
    Als het gaat om het verhogen van de boetes op het gebied waarover ik ga, ben ik het zeer eens met de heer Graus. Hij kan daar informatie over verwachten. Over het voorbeeld van Foppen dat de heer Graus aanhaalt, moet hij echter het debat voeren met de minister van Volksgezondheid. Zoals hij weet, delen wij de verantwoordelijkheid voor het toezicht door de NVWA en dus ook voor de boetes. Als het gaat om de volksgezondheid, is zij degene met wie de heer Graus moet spreken.

    De heer Graus (PVV):
    Dat deel ik gedeeltelijk. De staatssecretaris heeft wel invloed op zijn collega van Volksgezondheid en ook op zijn collega van Veiligheid en Justitie, maar los daarvan is hij de staatssecretaris die verantwoordelijk is voor de NVWA. Jarenlang is er een beleid van pappen en nathouden toegepast ten aanzien van Foppen. Daardoor zijn er uiteindelijk doden gevallen. Ik heb daarvoor gewaarschuwd, voordat er doden vielen. Blijkbaar moesten er eerst doden vallen. Nu zijn er doden gevallen en gebeurt er nog niets. De betrokken mensen zitten nog steeds niet in de bak. Ik kan dat niet begrijpen. In Amerika waren zij voor tientallen jaren achter slot en grendel gegaan.

    Staatssecretaris Van Dam:
    Ik begrijp het punt van de heer Graus. Ik ga inderdaad over de NVWA, maar de NVWA houdt toezicht op de wetgeving die door het parlement wordt aanvaard. In de wetgeving die betrekking heeft op de volksgezondheid staat wat de regels zijn en hoe hoog de boetes en de straffen zijn. Het debat daarover moet de heer Graus met mijn collega van Volksgezondheid voeren.

    Mevrouw Thieme (PvdD):
    De afgelopen jaren hebben wij te maken gehad met heel veel voedselschandalen. Ik denk aan het vlees waar poepbacteriën op zaten en het schandaal rond het frauderen met paardenvlees. Gisteren is er een uitspraak gedaan in een rechtszaak. De rechter heeft gezegd dat de NVWA de productienamen en de afnemers had moeten publiceren, zodat de mensen wisten waar het paardenvlees terecht was gekomen en dus ook wisten of het wellicht in hun vriezer was terechtgekomen. Mijn vraag aan de staatssecretaris is of hij van plan is om, als zich weer een voedselschandaal voordoet, meteen duidelijk te maken van wie het vlees afkomstig is en waar het te koop is, zodat consumenten zelf de keuze kunnen maken of zij dat vlees al dan niet gaan consumeren.

    Staatssecretaris Van Dam:
    Mevrouw Thieme gaf al aan dat het gaat om een uitspraak die gisteren gedaan is. Het lijkt mij goed dat ik die samen met de NVWA bestudeer, om na te gaan welke betekenis die uitspraak heeft voor toekomstige situaties.

    Mevrouw Thieme (PvdD):
    Kunnen wij dan een brief krijgen waarin de staatssecretaris een reactie geeft op de uitspraak van de rechter?

    Staatssecretaris Van Dam:
    De uitspraak is nog heel vers en gisteren had ik een aantal andere bezigheden, onder meer naar de Kamer luisteren, dus ik heb de uitspraak nog niet goed kunnen bestuderen. Ik heb dus ook niet goed kunnen nagaan wat de betekenis van de uitspraak is, ook voor toekomstige situaties. Laten wij ons daar eerst even over buigen. Vervolgens zal ik de Kamer informeren.

    Ik ben aan het eind gekomen van mijn eerste blok. U vond dat dit een geschikt moment zou zijn om te gaan lunchen. Ik ga daar niet over, maar ik vond dat op zich een goed idee.

    De voorzitter:
    Ik neem de suggestie ter harte. Ik vertel de leden dat ik drie kwartier ga lunchen. Om 14.00 uur zullen wij doorgaan met de regeling van werkzaamheden. Ook volgt er nog een VSO over de Milieuraad, waarbij mevrouw Dijksma aanwezig zal zijn. Als u dus nog wat inlichtingen nodig hebt op dit beleidsterrein, kunt u dat straks misschien in de coulissen nog even vragen. Na het VSO gaan wij door met het tweede blokje van de beantwoording van de staatssecretaris.

    De algemene beraadslaging wordt geschorst.

    De vergadering wordt van 13.16 uur tot 14.00 uur geschorst.

    Mededelingen

    Mededelingen

    Mededelingen

    De voorzitter:
    Op de tafel van de Griffier ligt een lijst van ingekomen stukken. Op die lijst staan voorstellen voor de behandeling van deze stukken. Als voor het einde van de vergadering daartegen geen bezwaar is gemaakt, neem ik aan dat daarmee wordt ingestemd.

    Regeling van werkzaamheden

    Regeling van werkzaamheden

    Regeling van werkzaamheden

    De voorzitter:
    Ik stel voor, toe te voegen aan de agenda van de Kamer:

    • het wetsvoorstel Aanpassing van Rijkswetten in verband met de invoering van de Wet tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de Algemene wet bestuursrecht in verband met vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht en van de Wet tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht in hoger beroep en cassatie alsmede in verband met de uitbreiding van prejudiciële vragen aan de Hoge Raad (Invoeringsrijkswet vereenvoudiging en digitalisering procesrecht en uitbreiding prejudiciële vragen) (34237 (R2054));
    • het wetsvoorstel Wijziging van het Wetboek van Strafvordering en enige andere wetten in verband met aanvulling van bepalingen over de verdachte, de raadsman en enkele dwangmiddelen (34159);
    • het wetsvoorstel Implementatie van richtlijn nr. 2013/48/EU van het Europees parlement en de Raad van 22 oktober 2013 betreffende het recht op toegang tot een advocaat in strafprocedures en in procedures ter uitvoering van een Europees aanhoudingsbevel en het recht om een derde op de hoogte te laten brengen vanaf de vrijheidsbeneming en om met derden en consulaire autoriteiten te communiceren tijdens de vrijheidsbeneming (PbEU L294) (34157).

    Op verzoek van de aanvragers stel ik voor, de volgende debatten van de lijst af te voeren:

    • het debat over de sluiting van rechtbanken;
    • het dertigledendebat over de bezuinigingen bij het NFI;
    • het dertigledendebat over het rapport over extra geld voor politie en justitie om de opsporing van criminelen op peil te houden.

    Ik stel voor, dinsdag aanstaande ook te stemmen over de aangehouden motie-Bisschop/Geurts (27858, nr. 341) en hedenavond over de Wijziging van de Wet privatisering ABP in verband met enkele technische wijzigingen (34321).

    Ik stel voor, de motie-Voortman/Fokke (34065, nr. 5) opnieuw aan te houden. Dit betekent dat de in artikel 69, tweede lid, van het Reglement van Orde genoemde termijn van twee maanden voor deze motie opnieuw gaat lopen.

    Aangezien voor de volgende stukken de termijn is verstreken, stel ik vast, dat wat deze Kamer betreft, de daarbij ter stilzwijgende goedkeuring overgelegde stukken zijn goedgekeurd: 23908-(R1519), nr. 121; 23908-(R1519), nr. 122; 24493-R1557, nr. 63; 24493-R1557, nr. 64; 34209, nr. 2; 34274, nr. 1; 34277-(R2057), nr. 1; 34278-(R2056), nr. 1; 34281-(R2059), nr. 1; 34282-(R2060), nr. 1; 34283-(R2061), nr. 1; 34310, nr. 1.

    Ik stel verder voor, toe te voegen aan de agenda:

    • het VAO Bekostiging onderwijs aan vluchtelingenkinderen en asielzoekers, naar aanleiding van een algemeen overleg gehouden op 2 december, met als eerste spreker het lid Voortman van GroenLinks;
    • het VAO Huisvesting doelgroepen, naar aanleiding van een algemeen overleg gehouden op 2 december, met als eerste spreker het lid Madlener van de PVV.

    Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.

    De voorzitter:
    We hebben vier deelnemers aan de regeling van werkzaamheden. Ik geef eerste het woord aan de heer Segers, de fractieleider van de ChristenUnie.

    De heer Segers (ChristenUnie):
    Voorzitter. In maart dit jaar is een motie aangenomen van de heer Slob cum suis, waarin werd gevraagd om een commissie die onderzoek zou doen naar de zogenoemde bonnetjesaffaire, de deal die is gesloten tussen Kees H. en het OM. Naar verluidt zal die commissie halverwege volgende week met een rapport komen. Ik zou graag zo spoedig mogelijk daarna een plenair debat voeren. Omdat wij richting het kerstreces gaan, leek het mij kies om deze vooraankondiging te doen. Ik doe die mede namens de fracties van het CDA, de PVV en GroenLinks.

    De voorzitter:
    Dus u wilt een debat. Daarvoor hebt u een meerderheid nodig. U hebt al een aantal fracties aan uw zijde. We kijken of er meer belangstelling bestaat.

    Mevrouw Gesthuizen (SP):
    Ik heb er uiteraard veel begrip en waardering voor dat er in verband met het naderende kerstreces een vooraankondiging wordt gedaan. Ik kan hier alleen nog niet namens mijn fractiecollega Van Nispen aangeven of wij dat zullen steunen omdat wij eerst willen beoordelen of het rapport aanleiding geeft tot een zo snel mogelijk te houden debat of juist zorgvuldige bestudering vergt. Wij willen dus eerst de inhoud van dat rapport kennen.

    De voorzitter:
    Ergo, geen steun.

    Mevrouw Swinkels (D66):
    Wij geven steun voor het verzoek om een debat en ook voor de termijn waarop dat wordt gevraagd.

    De heer Van Oosten (VVD):
    Ik volg collega Gesthuizen: geen steun.

    Mevrouw Maij (PvdA):
    Ik sluit me ook graag aan bij de woorden van mevrouw Gesthuizen.

    De voorzitter:
    We hebben nog geen meerderheid voor u, mijnheer Segers.

    De heer Segers (ChristenUnie):
    Dan meld ik mij alvast aan voor de regeling van woensdag, als dat rapport is verschenen. Het lijkt mij goed om het verzoek te herhalen als wij kennis hebben kunnen nemen van het rapport en het lijkt mij onverminderd goed om er zo spoedig mogelijk daarna over te debatteren.

    De voorzitter:
    Dat lijkt mij alleszins logisch.

    Het woord is aan mevrouw Gesthuizen.

    Mevrouw Gesthuizen (SP):
    Voorzitter. Gisteren bleek uit een uitgelekt document, dat geproduceerd is in Brussel, dat door de Raad van Ministers van Buitenlandse Zaken waarschijnlijk op dit moment gesproken wordt over het mogelijk opschorten van de afspraken van Schengen — het vrij verkeer van personen binnen Europa — voor een periode van wellicht twee jaar. Ik vind het vervelend dat de Kamer daar niet al in is gekend. We hebben hier nota bene gisteren nog een debat gehad met de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, dat onder andere hierover ging, en wij hebben de minister van Financiën horen zeggen: we overwegen om te komen tot de vorming van een mini-Schengen. Als het om Schengen gaat, heeft de Kamer daar gewoon een rol in te spelen. Daarom wil ik een debat aanvragen met zowel de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie als de minister van Buitenlandse Zaken over de uitgelekte plannen die ons ter ore zijn gekomen.

    De voorzitter:
    Helder. Ik had gehoopt dat u nog even de bron zou noemen.

    Mevrouw Gesthuizen (SP):
    Dat is een tweet van Steve Peers, meen ik.

    De voorzitter:
    Hier staat Eulawanalysis.

    Mevrouw Gesthuizen (SP):
    Ja, EU law, dat is een website.

    De voorzitter:
    Oh, EU law!

    Mevrouw Gesthuizen (SP):
    Www zetten ze meestal niet overal voor.

    De voorzitter:
    Ik had sterk de indruk dat het Eskimoos was of zo.

    Mevrouw Gesthuizen (SP):
    Inuït.

    De voorzitter:
    Inuït; die taal beheers ik nou net niet. We gaan even kijken of er voldoende belangstelling bestaat voor uw aanvraag.

    De heer Verhoeven (D66):
    Het belang van Schengen kan ik onderschrijven. Gisteren kwam een motie van D66 in stemming, waar de SP overigens niet voor stemde. Maar dit debat wordt wel terecht aangevraagd, dus D66 steunt dit debat.

    Mevrouw Voortman (GroenLinks):
    GroenLinks ook.

    De voorzitter:
    Iets in mij zegt dat u nog geen meerderheid heeft, mevrouw Gesthuizen.

    De heer Kuzu (Groep Kuzu/Öztürk):
    Steun.

    De heer Azmani (VVD):
    Volgens mij is er maandag een debat met onder anderen de minister van Buitenlandse Zaken en de minister-president over de Staat van de Unie. Schengen zal daarin naar mijn inschatting ook worden besproken, dus dan kunnen deze berichten ook worden meegenomen. Bovendien is er ook nog een Europese top. Voorafgaand daaraan zal er ook weer een debat zijn.

    De voorzitter:
    Kortom?

    De heer Azmani (VVD):
    Kortom, geen steun voor een separaat debat.

    Mevrouw Maij (PvdA):
    Dit gaat bij uitstek om de toekomst van de Europese Unie. Over de Staat van de Europese Unie hebben wij maandag een debat, dat ook zo heet. Ik zou dit daarbij willen betrekken.

    De heer Omtzigt (CDA):
    Wel steun voor het debat. Ik zou dit ook wel een gelegenheid vinden om aan de regering een brief te vragen, die er in ieder geval voor zondagavond moet zijn als dit bij het debat van maandag betrokken wordt. Het is ook heel onhandig dat we aan tweets moeten refereren, want wij hebben toegang tot de documenten maar mogen daar niet uit citeren, dus zitten wij het via deze omweg te doen. Moet u nagaan hoe wij de regering aan het controleren zijn! Kan de regering een officiële brief schrijven over wat we wel mogen vertellen, zodat we kunnen vertellen wat we van Schengen vinden? Als dit een belangrijk onderwerp is — deze collega vindt het belangrijk — dan zou ik de regering heel zwaar in overweging willen geven om de verantwoordelijke minister ook af te vaardigen naar het debat over de Staat van de Unie op maandag.

    De voorzitter:
    Mevrouw Gesthuizen, u hebt geen meerderheid voor een debat.

    Mevrouw Gesthuizen (SP):
    Dat klopt. Als ik heel kort mag reageren: het is natuurlijk waar wat de collega's hebben gezegd over het debat van komende maandag, de Staat van de Unie. Het is echter wat lastig debatteren over een gerucht dat weliswaar op te maken valt uit stukken die op dit moment op internet circuleren, terwijl de Kamer formeel nog niet op de hoogte is gesteld. Ik sluit me aan bij de woorden van de heer Omtzigt. Ik vind het toch ook een beetje triest dat we op deze manier als Kamer zelf achter onze informatievoorziening aan moeten. We zijn hier wel om het volk te vertegenwoordigen.

    De voorzitter:
    Daar zit een kern van waarheid in!

    Mevrouw Maij (PvdA):
    Ik wil me wel aansluiten bij het verzoek om ook van de regering op schrift te vernemen wat er nu precies …

    De voorzitter:
    Dat lijkt mij een heel juiste conclusie. Ik zal het stenogram van dit gedeelte van de vergadering doorgeleiden naar het kabinet.

    Mevrouw Gesthuizen (SP):
    Die brief zou er echt voor maandagochtend moeten zijn, dus inderdaad uiterlijk zondagavond.

    De voorzitter:
    Uiterlijk zondagavond, dat wordt vermeld.

    De heer Omtzigt (CDA):
    Ik deed twee voorstellen. Het eerste was een brief. Het tweede was dat als wij dit een belangrijk onderwerp vinden en er geen plenair debat komt, de verantwoordelijke minister erbij moet zijn, zo nodig bij een gedeelte als hij er niet de hele dag bij kan zijn. Dat kan ik me ook nog voorstellen. Dijsselbloem hebben we uitgenodigd; hij gaat er ook over, maar hij zit dan bij de Ecofin. Het verzoek is dat minister Van der Steur aanwezig zal zijn voor een deel.

    De voorzitter:
    Ik begrijp uw verzoek, maar het is een commissievergadering, dus dat moet u in de commissie bespreken.

    De heer Omtzigt (CDA):
    Dan doe ik dat maar even via u, want het is wel een heel rare commissievergadering die bewust plenair gehouden wordt en die de status van commissievergadering alleen kreeg, omdat anders de Europarlementariërs niet konden spreken.

    De voorzitter:
    Ja, maar ik sta in geen relatie tot de commissie, dus u moet dat via de commissie doen.

    Mevrouw Gesthuizen (SP):
    We gaan dat schriftelijk proberen.

    De voorzitter:
    Dat is de juiste weg.

    Dan is het woord aan de heer Sjoerdsma.

    De heer Sjoerdsma (D66):
    Voorzitter. Gisteren markeerde de president van de Europese Raad zijn eenjarige jubileum met een tenenkrommend artikel, waarin hij suggereerde dat het een goed idee zou zijn om vluchtelingen die op de vlucht zijn voor oorlog, verkrachtingen en bommen maar tot anderhalf jaar in de detentie te gooien. Dat is een uitspraak die het ambt dat deze persoon, de heer Tusk, bekleedt, onwaardig is. Ik zou daar graag een debat over voeren met de minister-president.

    De voorzitter:
    Helder. We gaan kijken of daar een meerderheid voor is.

    De heer Sjoerdsma (D66):
    Voorafgaand aan dat debat ontvang ik graag een brief met daarin de reactie van het kabinet op deze uitspraak.

    De voorzitter:
    Dan doet u eigenlijk een dubbel verzoek: een brief en een debat.

    Mevrouw Maij (PvdA):
    Ik steun het verzoek om een brief, want ik zou ook graag willen weten waar deze op zijn zachtst gezegd opmerkelijke uitspraak vandaan komt. Volgens mij is er op 17 en 18 december een Europese Raad, waarbij onze premier met de heer Tusk om tafel zit. Voorafgaand aan die top hebben wij, als het goed is, een debat ingepland. Ik zou de brief die de heer Sjoerdsma met mijn ondersteuning vraagt, heel graag voor dat debat krijgen, zodat we daar inhoudelijk met de premier over kunnen spreken.

    De voorzitter:
    Dus steun voor de brief, maar niet voor het debat, stel ik vast.

    Mevrouw Gesthuizen (SP):
    Steun voor het debat. Ik vind het curieus om te zeggen: we hebben al een aantal debatten geagendeerd en de relevante zaken moeten maar allemaal daar worden ondergebracht. Ik steun van harte de vraag om een apart debat hierover.

    De heer Omtzigt (CDA):
    Ik aarzel bij de steun voor een debat, en dat heeft te maken met de Europese top die door de heer Tusk wordt voorgezeten. Daar hebben wij een debat over. Ik zou nog wel een zeer uitgebreide brief willen hebben met de reactie van het kabinet op die uitspraak en eventueel een vragenronde, als de indiener daar prijs op stelt. Eventueel zou ik aan de regering willen vragen of zij, als dit klopt, zich ook voor die tijd tot de heer Tusk zou willen wenden om te begrijpen wat er precies bedoeld is. Daar wil ik graag een reactie op hebben, want wij kunnen de heer Tusk niets vragen, maar het kabinet kan dat wel. Die reactie ontvang ik graag voor het debat hier over de Europese top.

    De voorzitter:
    Maar geen steun voor het debat, stel ik vast.

    De heer Omtzigt (CDA):
    Nee, omdat ik ook niet zie dat wij volgende week een apart debat houden over de Europese top en hierover.

    Mevrouw Voortman (GroenLinks):
    Ik kan mij aansluiten bij wat de heer Omtzigt hierover gezegd heeft.

    De heer Azmani (VVD):
    Steun voor de brief, geen steun voor een apart debat, omdat er al een debat gepland staat.

    De heer Kuzu (Groep Kuzu/Öztürk):
    Ik sluit mij aan bij de woorden van de heer Azmani.

    De voorzitter:
    Mijnheer Sjoerdsma, de conclusie is: wel een brief, maar geen debat.

    De heer Sjoerdsma (D66):
    Ja, voorzitter, dat lijkt mij goed. Het lijkt mij ook goed om die brief op redelijk korte termijn te krijgen, omdat er een verzoek in zit — ik steun dat verzoek van de heer Omtzigt van ganser harte — om het kabinet op te roepen, zich inderdaad tot de heer Tusk te wenden om na te vragen hoe die uitspraak is en wat het kabinet daarop vervolgens antwoordt.

    De voorzitter:
    Heel goed. Dat wordt breed gedragen. We hopen dat het eind volgende week klaar is. Ik zal het stenogram van dit gedeelte van de vergadering doorgeleiden naar het kabinet.

    Dan is het woord aan mevrouw Van Tongeren.

    Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
    Voorzitter. Ik heb een verzoek op een vrij principieel punt, namelijk het budgetrecht van de Tweede Kamer. Wij hebben onder andere bij de begroting Veiligheid en Justitie gezien dat er dekking geregeld werd nadat de Algemene Financiële Beschouwingen waren gehouden. Er werd gezegd: dat geld komt wel uit de begroting van andere departementen en u hoort dat van ons bij de Voorjaarsnota. Nu is dat niet alleen bij de begroting van V en J gebeurd, maar blijkbaar ook bij Ontwikkelingssamenwerking, om de kosten van de nieuwe instroom van vluchtelingen te dekken, en bij de kunstenbegroting. Ik heb samen met D66 gevraagd om een uitleg. Tot welk bedrag zou dat dan mogen? Is dit eenmalig of wordt dit een nieuwe manier om kosten te dekken? Kan het op alle begrotingen of is het een uitzondering en gebeurt het slechts één keer voor de V en J-begroting? Zo is er een hele serie vragen gesteld. Het antwoord van minister Dijsselbloem is: wij doen het voor 50 miljoen bij de begroting van V en J. Dat wist de Kamer al. Ik wil de Kamer voorstellen om minister Dijsselbloem om een betere onderbouwing te vragen. Anders is het budgetrecht weg. Dan verworden ook de Algemene Financiële Beschouwingen tot zoiets van: wij kijken wel hoe het uitpakt en u hoort nog van ons bij de Voorjaarsnota. Ik wil dus op korte termijn, voor de essentiële stemmingen over de begrotingen, een echt, inhoudelijk antwoord van de minister van Financiën.

    De voorzitter:
    U had al een brief en een antwoord gekregen, maar dat antwoord is eigenlijk onvoldoende.

    Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
    Ja, dat beschrijft alleen wat men nu doet, maar niet of daar limieten aan zijn, of het eenmalig is en of het ook voor een miljard mag.

    De voorzitter:
    Over dit principiële punt, zoals u het noemt.

    Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
    Ja.

    De heer Omtzigt (CDA):
    Ik kan mij vinden in de constatering dat de brief van 1 december van de regering hierover zeer mager was. Dus ik wil ook graag aanvullende informatie. Dat gaat niet alleen over deze 50 miljoen, maar ook om de 400 miljoen die nodig is voor het COA, die in bijlage 3 van de Najaarsnota wordt genoemd. Dat is een veel groter bedrag en daarvoor is als dekking opgenomen: 330 miljoen kasschuif. Dat het kas daarnaartoe moet, snappen wij, maar waar het vandaan komt, wordt niet gedekt. Dat zijn dus precies dezelfde zaken. Ik aarzel met het vragen of die brief er binnen een uur kan zijn. Ik zou hem eigenlijk begin volgende week willen hebben, zodat wij hem voor het debat over de Najaarsnota mee kunnen nemen. Dan wil ik echter echt een uitleg over waarmee al die posten gedekt worden. De regering kan niet zeggen: wij stellen de ramingen voor asielzoekers op bijna 58.000, maar de dekking doen wij op een ander moment.

    De voorzitter:
    Even over de timing, om 17.30 uur stemmen wij over alle begrotingen, dus het zou bijna logisch zijn — maar daar gaat u zelf over — dat u het verzoek doet om die brief voor 17.30 uur te ontvangen. Dat is heel kort.

    Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
    Omdat het een rappel is, kunnen wij ook vragen: bij voorkeur, als het enigszins kan, doe het dan vandaag voor 17.30 uur. Zijn er nou moverende redenen waarom dat niet kan, dan zou ik mij willen aansluiten bij het voorstel van de heer Omtzigt.

    De heer Omtzigt (CDA):
    Hij is in het buitenland.

    Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
    Ja, precies. Daarom zei ik: moverende redenen.

    De voorzitter:
    Ik hoor het woord "buitenland" vallen.

    Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
    Dat is moverend.

    De voorzitter:
    Ik stel voor het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet. Dan zou het goed moeten komen.

    Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
    Dank u wel.

    De voorzitter:
    Tot zover de regeling van werkzaamheden.

    De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

    Milieuraad d.d. 16 december 2015

    Milieuraad d.d. 16 december 2015

    Aan de orde is het VSO over de geannoteerde agenda Milieuraad d.d.16 december 2015 (21501-08, nr. 594).


    Termijn inbreng

    De voorzitter:
    We hebben vijf sprekers van de Kamer. De eerste is mevrouw Van Veldhoven van de fractie van D66. Ik wil dit VSO ook niet heel lang laten duren. De staatssecretaris moet door naar een ander overleg in dit gebouw en wij moeten door naar de behandeling van de begroting van Economische Zaken, onderdeel Landbouw. We houden het dus kort en puntig.

    Mevrouw Van Veldhoven (D66):
    Voorzitter. Ik heb een aantal korte en puntige vragen aan de staatssecretaris. Hoe staat het met het internationaal opschalen van onze "green deal"-aanpak? Ik noemde de grondstoffenrotonde voor het Noordzeegebied. Is er ruimte voor lidstaten om verder te gaan dan de rest van de Unie? Hoe staat het met de afstemming met onze buurlanden die daaraan graag willen meedoen? Ik krijg dus graag informatie over het tijdpad.

    In het kader van kort maar krachtig: wij zien veel kansen voor het pakket circulaire economie. Er was ons een ambitieuzer pakket beloofd, en we zien dat het in ieder geval niet erg veel ambitieuzer is geworden. We willen voorkomen dat het enigszins verder verwatert. We gaan nog langer spreken over de inhoud, maar aangezien in de Raad de eerste klap een daalder waard is, geven we de staatssecretaris graag de volgende motie mee.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    overwegende dat de Europese Commissie een nieuw wetgevend afvalpakket heeft gepresenteerd om te komen tot een volwaardige kringloopeconomie in heel Europa, maar dat het pakket op het gebied van afval minder ambitieus is dan het oude;

    van mening dat, omdat Nederland op dit terrein een koploperspositie bekleedt, het tijdens zijn voorzitterschap een voortrekkersrol kan vervullen ten aanzien van het nieuwe pakket;

    verzoekt de regering, voortvarend en proactief invulling te geven aan deze voortrekkersrol door verwatering van de ambities in algemene zin te voorkomen, zich in te zetten voor het behoud van het bindende karakter van een aantal voorstellen (zoals in het bijzonder het storten van afval) alsmede voor het niet verder vergroten dan wel verkleinen van de groep lidstaten waarvoor uitzonderingsclausules gelden,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door de leden Van Veldhoven en Cegerek. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 597 (21501-08).

    Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
    Voorzitter. Ik dien drie moties in.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    overwegende dat het verbranden van afval grote schade toebrengt aan mens en milieu en haaks staat op het streven naar een maximale circulaire economie;

    verzoekt de regering, zich in Europees verband te verzetten tegen financiële steun aan verbrandingsovens, tenzij er een evident milieuvoordeel te behalen valt,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door het lid Van Tongeren. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 598 (21501-08).

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    overwegende dat de Europese Commissie de btw-tariefbepalingen overweegt te moderniseren, die nu aan een onderscheid naar duurzaamheid van producten in de weg staan;

    verzoekt de regering, in Europees verband aan te dringen op spoedige invoering van de mogelijkheid om bij btw-heffing onderscheid te maken tussen duurzame en niet-duurzame producten,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door het lid Van Tongeren. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 599 (21501-08).

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    overwegende dat elk jaar meer dan 12.000 Nederlanders vroegtijdig sterven ten gevolge van luchtvervuiling en de gezondheidgerelateerde kosten van deze vervuiling voor Nederland minimaal 9 miljard euro per jaar bedragen;

    overwegende dat luchtvervuiling grensoverschrijdend is en dus een harde Europese aanpak vereist;

    roept de regering op, zich in het kader van de herziening van de Europese richtlijn voor nationale emissieplafonds voor bepaalde luchtverontreinigende stoffen hard te maken voor wettelijk bindende emissiereductieverplichtingen in 2025,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door het lid Van Tongeren. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 600 (21501-08).

    Mevrouw Cegerek (PvdA):
    Voorzitter. Zoals net besproken is gisteren het Europese pakket voor een circulaire economie gepresenteerd, onder anderen door Eurocommissaris Frans Timmermans. Dit pakket laat zien dat trash cash is. We moeten dus meteen aan de slag om te kijken welke voordelen dit pakket ook voor Nederland heeft. Daartoe dien ik de volgende motie in.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat op 2 december het pakket circulaire economie is gepresenteerd;

    constaterende dat dit pakket grote kansen biedt voor het bedrijfsleven en de werkgelegenheid;

    constaterende dat een noemenswaardig deel van het bedrijfsleven niet bekend is met de circulaire economie;

    overwegende dat maatregelen in het EU-pakket, zoals het Ecodesign Working Plan, het tegengaan van voedselverspilling, het ontwikkelen van standaarden voor secundaire grondstoffen en het beschikbaar stellen van financiële middelen voor de circulaire economie onder de aandacht van ondernemers en burgers gebracht moeten worden;

    verzoekt de regering om tijdens de Milieuraad voor te stellen om zo snel mogelijk met een uitvoeringsplan te komen op Europees niveau voor dit pakket en daarnaast om een campagne te starten om de circulaire economie meer onder de aandacht van het bedrijfsleven te brengen en jaarlijks een conferentie over circulaire economie te organiseren,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door het lid Cegerek. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 601 (21501-08).

    De heer Geurts (CDA):
    Voorzitter. Het CDA is er bezorgd over dat Nederland door de NEC-richtlijn te maken krijgt met niet-werkbare en onredelijke reductiedoelen. Daarom dien ik de volgende twee moties in.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    overwegende dat methaanreductie al onderdeel is van het energie- en klimaatpakket en van het Gothenburgprotocol;

    overwegende dat er grote bezwaren zijn tegen een reductiedoel voor de uitstoot van enterisch methaan, omdat koeien dit uitstoten door het eten van gras;

    overwegende dat weidegang juist een maatschappelijke wens is en goed is voor de natuur;

    verzoekt de regering, ervoor te pleiten dat methaan uit de algemene oriëntatie en de NEC-richtlijn wordt gehouden,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door het lid Geurts. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 602 (21501-08).

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    overwegende dat er in Nederland sinds 1990 een ammoniakreductie is behaald van 66% en in de rest van Europa gemiddeld 30%;

    overwegende dat de Europese Commissie 2005 als benchmark hanteert;

    verzoekt de regering, ervoor te pleiten dat de voorgestelde ammoniakreductiedoelen van de Commissie proportioneel worden gewijzigd op basis van al bereikte uitstootreductie sinds 1990,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door het lid Geurts. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 603 (21501-08).

    De heer Dijkstra van de VVD zou de laatste spreker zijn, maar hij ziet af van zijn spreektijd.

    De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.


    Termijn antwoord

    Staatssecretaris Dijksma:
    Voorzitter. Ik denk dat het goed is om allereerst een aantal vragen van mevrouw Van Veldhoven te beantwoorden. Zij vroeg hoe het staat met de green deals. Kunnen die ook internationaal worden ingezet, in ieder geval binnen Europa? En mag Nederland verder gaan met zijn afvalpakket dan Europa? Het laatste antwoord is: ja. Het eerste antwoord is: we zijn er goed mee aan de slag. Er zitten haakjes in het circulaire pakket, ook voor green deals. Dat is dus heel goed. Specifiek voor de Noordzeerotonde ben ik de afgelopen weken op reis geweest in verschillende lidstaten, om te bekijken of we daarin samen kunnen optrekken.

    Ik kom op de motie op stuk nr. 597, die mevrouw Van Veldhoven samen met mevrouw Cegerek heeft ingediend. Die wil ik graag als ondersteuning van beleid beschouwen. Ja, we hebben een koploperspositie. We hoeven ook niet te downgraden, zou je zeggen, want we willen de koppositie op het punt van de afvalverwerking heel graag houden. De heer Dijkstra — ik zie hem nu in de zaal zitten — heeft ook een paar heel goede suggesties gedaan om dat beleid nog beter en effectiever te maken. Daarover heeft de Kamer vandaag ook een brief van mij gekregen. Er is dus alle aanleiding om hier ons beste beentje voor te zetten. Tegelijkertijd willen we natuurlijk zo veel mogelijk landen zo dicht mogelijk bij ons trekken. De ambities waar de indieners over spreken, herken ik dus. Tegelijkertijd is er ook de noodzaak van breed draagvlak. Daar zoekt de Commissie ook naar. Als we namelijk landen verliezen, wordt het verschil tussen ons als koploper en anderen alleen maar groter. Ik laat het oordeel aan de Kamer.

    In haar motie op stuk nr. 598 doet mevrouw Van Tongeren het verzoek om ons in Europees verband in te zetten tegen financiële steun aan verbrandingsovens, tenzij er evident milieuvoordeel te behalen valt. Als ik de motie zo mag uitleggen dat dit in lijn is met de in Nederland geldende ladder van Lansink, die we al lang hebben en die uiteraard heel precies zegt wat je het beste kunt doen, waarbij verbranden zeker niet vooraan staat, geeft dat invulling aan onze positie in Europa. Die ladder van Lansink is leidend, ook op het punt van financiering. Dan kan ik het oordeel aan de Kamer laten.

    Dat kan ik niet doen bij de motie van mevrouw Van Tongeren op stuk nr. 599, al was het maar om procedurele redenen. Mevrouw Van Tongeren vraagt van mij een inzet op het punt van de btw. Ik begrijp uiteraard waarom zij dat vraagt, maar ik vind het ook fair om te zeggen dat collega Wiebes hiervoor aan de bak is. Ik verzoek mevrouw Van Tongeren dus om deze motie in te dienen in een debat met deze collega, maar niet hier. Anders ontraad ik haar nu om procedurele redenen.

    Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
    Dat vind ik een terecht punt. Ik houd deze motie aan.

    De voorzitter:
    Op verzoek van mevrouw Van Tongeren stel ik voor, haar motie (21501-08, nr. 599) aan te houden.

    Daartoe wordt besloten.

    Staatssecretaris Dijksma:
    De motie-Van Tongeren op stuk nr. 600 moet ik helaas om inhoudelijke redenen ontraden. Het moet beter gaan met de luchtkwaliteit. In Nederland zetten we ook echt stappen op dat terrein, recentelijk nog met een laatste bijdrage in de richting van de twee grote steden, om ook hen te helpen om hun laatste problemen op te lossen. Tegelijkertijd gaat het voorstel dat mevrouw Van Tongeren hier doet, net iets te snel. We lopen op dezelfde weg, maar zij gaat een stap harder. Het zou voor bedrijven heel moeizaam worden om binnen deze termijn hun zaken op orde te krijgen. Om die reden ontraad ik de motie.

    De motie op stuk nr. 601 is van mevrouw Cegerek. Zij wil het pakket dat de Commissie zelf naar buiten heeft gebracht, omgezet zien worden in een uitvoeringsplan. In dat pakket zitten onderwerpen als het Ecodesign Working Plan, het tegengaan van voedselverspilling — dat spreekt mij nog altijd zeer aan — het ontwikkelen van standaarden voor secundaire grondstoffen et cetera. Daaraan moet natuurlijk aandacht besteed worden. Dat lijkt mij een inzet die ik uitstekend tijdens de Milieuraad zou kunnen oppakken. Om die reden zou ik het oordeel over deze motie aan de Kamer willen overlaten.

    Ik kom bij de motie-Geurts op stuk nr. 602. De heer Geurts wil methaan uit de algemene oriëntatie en de NEC-richtlijn houden. Dat wil ik niet doen. Ik denk dat er met name op dit punt significante milieu- en klimaatvoordelen kunnen worden behaald. De heer Geurts begrijpt ook waarom. Om die reden ontraad ik deze motie.

    Het goede nieuws is dat de heer Geurts op stuk nr. 603 een motie heeft ingediend waarin hij de regering vraagt ervoor te pleiten dat de ammoniakreductiedoelen rekening houden met de al bereikte uitstootreductie. Dat is precies wat er aan de orde is. De voorgestelde plafonds houden rekening met wat we al bereikt hebben. Om die reden beschouw ik deze motie als ondersteuning van beleid en kan ik het oordeel erover aan de Kamer overlaten.

    De beraadslaging wordt gesloten.

    De voorzitter:
    Hartelijk dank. Fijn dat u bij ons wilde zijn. De stemmingen over de moties vinden plaats op dinsdag 8 december.

    Begroting Economische Zaken (onderdeel Landbouw en Natuur)

    Begroting Economische Zaken (onderdeel Landbouw en Natuur)

    Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:

    • het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Economische Zaken (XIII) en het Diergezondheidsfonds (F) voor het jaar 2016 (34300-XIII).


    Termijn antwoord

    De voorzitter:
    We gaan door met de begroting Economische Zaken, onderdeel Landbouw en Natuur. We hebben nog drie blokken te gaan. Het zou mooi zijn als we om 17.30 uur klaar kunnen zijn met de reactie van de regering in eerste termijn, want dan staan er megastemmingen gepland. Dan kunnen we 's avonds doorgaan met deel twee van het debat. Maar dat is wellicht een erg ambitieuze doelstelling. Als u allen, zowel de regering als de Kamer, puntig formuleert, komen we een heel eind. Ik zou heel blij zijn als we om 17.30 uur klaar zouden kunnen zijn.

    De algemene beraadslaging wordt hervat.

    Staatssecretaris Van Dam:
    Voorzitter. Ik zal proberen zo min mogelijk vragen uit te lokken; dat zal helpen. Het tweede blok van mijn beantwoording gaat over natuurlijker eten. Zoals Ban Ki-moon vorig jaar tijdens de klimaattop in New York al zei, staat de wereld voor twee heel grote uitdagingen: een super snel groeiende wereldbevolking voorzien van energie en van voedsel, zonder daarbij de natuur en het klimaat onherstelbaar te beschadigen. In het door mensen en dieren dichtbevolkte Nederland voelen we die druk elke dag en zijn we continu op zoek naar steeds efficiëntere productiemethoden, die in balans zijn met de unieke natuur die we hier hebben. Ik zei zonet al dat de enige toekomst voor de landbouw een duurzame landbouw is. De richting is natuurlijker. Ik kom zo te spreken over dierenwelzijn, het wetsvoorstel dierenaantallen, de regels in Brabant, de antibiotica, de rituele slacht, mest en fosfaat, de weideslacht en de aanlandplicht.

    Ik begin met dierenwelzijn. Veehouders werken dagelijks en met ongelooflijk veel passie — dat heb ik bij mijn eerste werkbezoeken mogen zien — aan de veehouderij en de verduurzaming daarvan. Dierenwelzijn is daar een integraal onderdeel van. Op dierenwelzijnsgebied behoort Nederland al tot de koplopers en daar mogen we trots op zijn. Ik realiseer me dat het verder verankeren van dierenwelzijn in een duurzame veehouderij geen eenvoudige opgave is. De ontwikkeling van nieuwe veehouderijsystemen zoals de rondeelstal, de windstreekstal, de vrijloopstal en de nieuwe kraamhokken voor zeugen laten zien dat met goede huisvesting en goed management veel winst te behalen valt. Daarbij spelen ook randvoorwaarden als het kunnen vermarkten van die producten op de nationale en internationale markt een rol. De sector, de keten en de Dierenbescherming werken daar gezamenlijk aan, ondersteund door de overheid. Ik ben dus ook graag bereid om met alle dierenbeschermingsorganisaties die hieraan willen bijdragen, om tafel te gaan. Belangrijk is dat de hoge ambities van Nederland op het vlak van dierenwelzijn ook hun weerslag krijgen in Europese regels. Dat is niet alleen belangrijk voor eerlijke concurrentieverhoudingen binnen de EU, maar ook voor de verbetering van het dierenwelzijn in andere EU-lidstaten. Met een aantal andere koplopers — Duitsland, Denemarken, Zweden en nu ook met steun van Luxemburg, België en Oostenrijk — wordt actief ingezet om gezamenlijk het dierenwelzijnsniveau in de hele Europese Unie te verhogen.

    De voorzitter:
    Ik heb het idee dat u met een soort inleiding bezig bent. Hebt u die hiermee afgesloten?

    Staatssecretaris Van Dam:
    Nee, voorzitter, ik was al volop bezig met het beleid ten aanzien van dierenwelzijn.

    Mevrouw Thieme (PvdD):
    Dan staan de hoge ambities toch wel in erg schril contrast met de werkelijkheid. De staatssecretaris heeft het over de rondeelstal. Ik had het daar in mijn eerste termijn ook al over. Daar zijn er nog maar vier van. Daarin verblijven 18.000 dieren terwijl er in Nederland bijna 47 miljoen kippen zijn. Dat zijn peanuts. Het stelt niets voor. In de afgelopen tien jaar is er niets veranderd. Er is er per jaar maar één bij gekomen. Dan kan deze staatssecretaris toch niet zeggen dat de kippenhouderij echt vol bezig is met verduurzaming?

    Staatssecretaris Van Dam:
    In een eerder deel van dit debat heb ik gezegd dat het voor mevrouw Thieme ongetwijfeld niet altijd snel genoeg gaat. Ik begrijp zowel haar ambitie als haar ongeduld. Je moet je echter ook realiseren dat wij spreken over een grote sector waarin veranderingen sowieso niet van de ene op de andere dag kunnen plaatsvinden, maar tijd vergen. Ik zie echter positieve ontwikkelingen. De rondeelstal is er daar één van. Je ziet overigens ook dat consumenten steeds bewuster kopen. In de Nederlandse supermarkten zijn al geen losse kooieieren meer te koop. Er zijn alleen scharreleieren, vrije-uitloopeieren en biologische eieren. Je ziet ook dat de consument steeds vaker biologische en duurzame producten koopt. Alleen al vorig jaar is dit aandeel met 18% gestegen. Er zijn dus positieve ontwikkelingen. Ik denk dat wij het er beiden over eens zijn dat wij op die weg voort moeten. Daarbij kunnen wij samen met de sector stappen zetten. Ik heb er mij al een beetje bij neergelegd dat die stappen voor mevrouw Thieme waarschijnlijk nooit snel genoeg zullen zijn, maar ik hoop wel dat haar de richting bevalt.

    Mevrouw Thieme (PvdD):
    Het is jammer dat een idealist zich al zo snel neerlegt bij het gebrek aan snelle stappen. Opvallend is ook dat de staatssecretaris nu juist een maatregel tot dierenwelzijnsverbetering noemt die de overheid heeft genomen, namelijk een verbod op kooieieren. Daardoor zijn alle kippenhouders overgestapt op scharreleieren, vrije-uitloopeieren en biologische eieren. Kan de staatssecretaris ook maar één voorbeeld noemen van een verbetering van het dierenwelzijn door zelfregulering? Ik bedoel dan echt een stap in de goede richting, want van de rondeelstallen zijn er maar vier. Een en ander is vooral gericht op de binnenlandse markt. 70% is nog steeds hetzelfde en gewoon gangbaar. Kan de staatssecretaris zeggen waar de sector nu echt zelf een stap heeft gezet?

    Staatssecretaris Van Dam:
    Mevrouw Thieme heeft het in dit geval niet helemaal juist. De gewone kooieieren zijn weliswaar verboden, maar binnen de EU zijn de verrijkte kooi en de koloniehuisvesting nog steeds toegestaan. De eieren daarvan komen niet in de Nederlandse supermarkt. Ze worden wel verwerkt in producten, maar de supermarkt koopt scharreleieren, vrije-uitloopeieren, biologische eieren of rondeeleieren. Dat laat zien dat de supermarkt bezig is met het verduurzamen van het aanbod. Dat zei ik straks ook al over vlees. Er worden stappen gezet om ervoor te zorgen dat het vlees dat in de supermarkt ligt, binnen een aantal jaren niet meer van dieren komt die leven zoals zij dat nu doen, maar van dieren die een iets beter leven hebben gehad. Er worden dus wel degelijk stappen gezet. Ongetwijfeld gaat het voor mevrouw Thieme niet snel genoeg. Ik respecteer haar ambitie in dezen, maar ik zie wel degelijk dat vooruitgang wordt geboekt.

    De heer Grashoff (GroenLinks):
    Ja, er wordt op punten vooruitgang geboekt, maar volgens mij kan de staatssecretaris niet ontkennen dat op een aantal onderdelen sprake is van achteruitgang. Ik vind de vraag van mevrouw Thieme wel interessant. Waar ligt het nu aan? Dat is natuurlijk de essentie. Vindt nu in de hele agrarische sector een natuurlijke positieve ontwikkeling plaats? Of waren de natuurbeschermers en/of de overheid enorm belangrijke triggers voor die natuurlijke positieve ontwikkeling? De belangrijkste ontwikkeling die zuiver uit de sector zelf is gekomen, hebben we gezien na de afschaffing van de melkquota, namelijk een gigantische toename van het aantal koeien, met alle ellende die we sindsdien hebben gehad rondom fosfaatrechten, mestverwerking en dergelijke.

    Staatssecretaris Van Dam:
    Het onderwerp "mest" komt verderop in dit blokje. Ik denk dat het vaak een wisselwerking is. Soms stellen maatschappelijke organisaties misstanden aan de kaak. Ook in de Kamer worden soms misstanden aan de kaak gesteld. Dit leidt dan weer tot meer bewustzijn bij consumenten, die dit vertalen in hun aankoopgedrag. Dit zet ook druk op de markt om zich hieraan aan te passen. Dat gebeurt dan ook. Soms grijpt de overheid ook in. Ik vertelde net dat we optrekken met andere Europese landen en dat we een soort kopgroep gevormd hebben. Het is namelijk nadelig als er geen level playing field is binnen de Europese Unie. Wij willen stappen zetten in het verbeteren van dierenwelzijn, maar in andere landen, bijvoorbeeld die in Oost-Europa en Zuid-Europa, speelt dit maatschappelijk minder dan hier. Andere landen willen die stappen niet zetten. Dat leidt tot een concurrentienadeel voor onze boeren. Om dit weg te nemen willen we samen met die landen die ik net noemde, optrekken om in Europees verband de dierenwelzijnsnormen op te hogen en bijvoorbeeld de ingrepen uit te faseren. Die stappen kunnen we zetten, omdat we hierin gezamenlijk optrekken met een aantal landen en een soort kopgroep vormen. In dit voorbeeld komen de stappen inderdaad vanuit de overheid.

    De heer Grashoff (GroenLinks):
    Ik vind dat de staatssecretaris niet een te romantisch beeld moet schetsen van de sector. Alles wat op het gebied van dierenwelzijn, verbeteringen in de agrarische sector en verduurzaming is gebeurd, is gebeurd onder rechtstreekse of indirecte invloed van de overheid en van andere belanghebbenden. Het is niet uit de sector zelf gekomen.

    Staatssecretaris Van Dam:
    Laat ik het andersom zeggen. Ik vind dat de heer Grashoff — dat geldt soms ook voor andere leden van deze Kamer — niet alleen maar een negatief beeld moet schetsen van de sector. De passie bij boeren voor hun dieren is ongekend. Daar zouden velen van ons een voorbeeld aan kunnen nemen. Ik weet ook dat boeren vaak zelf stappen willen zetten, bijvoorbeeld naar meer dierenwelzijn. Ze hebben echter ook te maken met de marktomstandigheden waarin ze moeten produceren. Die marktomstandigheden kunnen we helpen veranderen. We kunnen de boeren ook helpen met het maken van een verandering. Laten we niet alleen maar negatief erover spreken. Bij de boeren die ik ontmoet heb, niet alleen in de afgelopen weken maar ook daarvoor, heb ik een enorme passie gezien, zowel voor het dier als voor het dierenwelzijn.

    De heer Graus (PVV):
    Ik deel het laatste wat de staatssecretaris heeft gezegd. De klokkenluiders uit de sector die zich bij mij gemeld hebben, hebben gezegd dat er het een en ander moet veranderen, maar dat er dan wel een level playing field, een gelijk speelveld, moet komen. Daar wachten die jongens ook op voordat ze voorop gaan lopen.

    Ik hoorde de staatssecretaris een lijstje noemen van landen waarmee Nederland gaat samenwerken op het gebied van dierenwelzijn. Mogelijk kan de staatssecretaris ook samenwerken met Bulgarije. Bulgarije staat niet bekend om zijn diervriendelijkheid, maar in navolging van hetgeen de PVV wilde, is er wel een fulltimedierenpolitie. Ik ben net terug uit Bulgarije. Er komen 60 fulltimedierenpolitieagenten en men gaat dit aantal nog uitbouwen. Er volgen nog acht of negen landen die een fulltimedierenpolitie krijgen. Die hadden wij ook ooit, tijdens Rutte I, toen de PVV nog mee mocht beslissen. Nu zijn we op dat gebied zo langzamerhand een ontwikkelingsland aan het worden. Mogelijk kan de staatssecretaris een keer met mij meegaan, als hij toch tochtjes gaat maken en met de ChristenUnie onder een paraplu gaat lopen. Misschien kan hij dan ook met mij naar Bulgarije gaan. Dan kunnen we zien hoe het echt moet.

    De voorzitter:
    We zullen zien of de staatssecretaris met u meewil.

    Staatssecretaris Van Dam:
    Ik dank iedereen voor de uitnodiging. Misschien kunnen we met zijn allen naar Bulgarije. Volgens mij gaan we over een paar weken al gezamenlijk naar Berlijn. Laten we daarmee beginnen en dan zien we of het bevalt. Dat lijkt me goed. Ik noemde de landen waarmee wij op kop lopen in Europa en waarmee wij samenwerken: Duitsland, Denemarken en Zweden. Er komen er steeds meer bij. Ik noemde Luxemburg, België en Oostenrijk. Wij voegen er natuurlijk heel graag landen aan toe, omdat wij die discussie ook in Europa willen voeren en omdat wij dierenwelzijnsnormen in Europa willen ophogen, zowel in het belang van dierenwelzijn als in het belang van onze boeren. Als wij willen dat die stappen zetten, moeten ze ook een level playing field hebben binnen Europa. Een beter dierenwelzijn kan gepaard gaan met iets hogere kosten. Als je vervolgens wordt weggeconcurreerd door boeren elders in Europa, doet dat uiteindelijk alle inspanningen teniet. We willen er stappen in zetten. Ik ben ook blij dat we met een aantal landen gezamenlijk kunnen optrekken. Dat maakt meer massa. Die massa wordt groter en dat zal dus effect hebben. Als Bulgarije zich daarbij wil aansluiten, zou ik daar bijzonder blij mee zijn.

    De heer Graus (PVV):
    Daar doelde ik natuurlijk niet op, want Bulgarije loopt ver achter als het om dierenwelzijn gaat. Wij hadden hier een fulltimedierenpolitie, een zeer succesvol korps. Nergens in de wereld zijn er zo veel bijvangsten gedaan als door de dierenpolitie: huiselijk geweld, hennepplantages, gestolen voertuigen, wapenbezit, noem maar op. Deze zijn gedaan bij invallen door de dierenpolitie na een melding van een vermagerde of een mishandelde hond op een erf. Er wordt binnengevallen en dan tref je bij die zieke idioten heel veel parameters vernuftigheden aan. Nu krijgt Bulgarije, een onderontwikkeld land op het gebied van dierenwelzijn, een fulltimedierenpolitie. Hetzelfde geldt voor Singapore, Scandinavische landen en tal van andere landen. Zij gaan dadelijk met een fulltimedierenpolitie komen; ik ben daar zelf mee bezig, want ik ben de grote lobbyist in heel de wereld hiervoor. Iedereen gaat dadelijk een fulltimedierenpolitie krijgen, behalve Nederland waar het ooit is begonnen. Dat kan natuurlijk niet. Even voor de duidelijkheid: "Animal Cops" is een televisieserie over boa's, buitengewone opsporingsambtenaren, die wij hier ook al tientallen jaren hebben. Het is geen dierenpolitie, geen animal police. Animal cops zijn boa's en geen dierenpolitie.

    Staatssecretaris Van Dam:
    Dit dreigt een beetje een herhaling van het debat van eerder op de dag te worden. Ik ken de passie van de heer Graus en waardeer die ook. Hij weet dat wij ervoor hebben gekozen om de taken van de dierenpolitie te integreren met het reguliere politiewerk, maar ze wel gericht te beleggen bij politieagenten die specifiek gespecialiseerd zijn in het opsporen en aanpakken van dierenmishandeling. Hij kan daarover verder debat voeren met collega's van Veiligheid en Justitie. Hij kent de keuzen die het kabinet heeft gemaakt en die gaan niet meer veranderen in deze periode.

    De voorzitter:
    Mevrouw Thieme heb ik al gehoord in dit blokje, dus ik laat de staatssecretaris weer praten. Mevrouw Thieme?

    Mevrouw Thieme (PvdD):
    Voorzitter, het is een belangrijk punt voor mij om het over dierenwelzijn te hebben.

    De voorzitter:
    Dart begrijp ik, maar u bent in dit interruptieblokje al aan bod geweest en anders komen we nooit verder.

    Mevrouw Thieme (PvdD):
    Kan ik aan het eind van dit blokje wel terugkomen?

    De voorzitter:
    Ja, u kunt dan helemaal losgaan.

    Mevrouw Thieme (PvdD):
    Mooi zo.

    Staatssecretaris Van Dam:
    Gelukkig, voorzitter.

    Wij werken niet alleen samen als het gaat om het verhogen van dierenwelzijn door het uitfaseren van ingrepen, maar ook door het verbeteren van de transportomstandigheden en de transportduur, waarnaar ook mevrouw Thieme heeft gevraagd. Samen met Duitsland en Denemarken is een position paper over transport geschreven, die deel uitmaakt van de Verklaring van Vught. Hierin is het verkorten van de reistijd vermeld, het verbeteren van de condities voor dieren tijdens het transport en het optimaliseren van de handhaafbaarheid. Dit gaat onder andere via geharmoniseerde en centraal geregistreerde gps-systemen binnen de Europese Unie. Nationaal ligt de focus op de beleidsregels over stahoogte, de beladingsgraad en kwaliteitssystemen van de sector. Voor dit laatste punt zijn pilots opgestart, die binnenkort worden geëvalueerd.

    De heer Graus heeft gevraagd om de mogelijkheid te faciliteren dat er een stichting komt die tot doel heeft om geld in te zamelen om beloningen uit te loven om dierenbeulen op te sporen. Het initiatief daarvoor — het gaat hier om dierenbeulen en zij kunnen strafrechtelijk worden vervolgd — laat ik aan de minister van Veiligheid en Justitie om eventueel in overleg met private partijen naar een voorstel voor een dergelijke stichting te kijken.

    Ik kom bij de intensieve veehouderij. Het kabinet streeft een integrale aanpak na, maar hierover gaat de heer Graus vast geen vraag stellen.

    De heer Graus (PVV):
    Het gaat over een gerichte vraag die ik heb gesteld. In ieder geval dank voor wat de staatssecretaris over de stichting heeft gezegd. Er zijn veel mensen die geld willen geven, ook artiesten en rijke ondernemers, maar dat moet wel gefaciliteerd worden. Het kan niet een of andere tokkieclub worden waar van alles misgaat en waar maar met de kas wordt gesjoemeld. Daarom heb ik voorgesteld om de regering daarbij te laten helpen, zodat er ook een goed toezicht komt. Mogelijk kan de staatssecretaris vandaag ook zijn stem laten gelden naar de minister van Veiligheid en Justitie. Ik zie de minister niet iedere week, hij wel.

    Staatssecretaris Van Dam:
    De voorzitter zou in dit soort situaties soms zeggen dat het stenogram zal worden doorgeleid. Ik zal het signaal van de heer Graus doorgeleiden naar de minister van V en J, maar het ligt echt bij hen. Tegen de heer Graus zeg ik dat hij ook bij de minister van Veiligheid en Justitie moet aankloppen om hierover verder te spreken, omdat een dergelijke stichting en het doel daarvan op zijn terrein liggen.

    De heer Geurts (CDA):
    De staatssecretaris springt over naar een nieuw blokje. Ik wil nog even blijven stilstaan bij dierenwelzijn. De staatssecretaris heeft vakkundig het plan van de PvdA over de kiloknaller afgeserveerd. Mevrouw Dikkers sprak ook over het op de benen houden van dieren in Nederland door antibioticagebruik. Wat vindt de staatssecretaris van deze uitspraak?

    Staatssecretaris Van Dam:
    Vanmorgen heb ik volgens mij al drie keer gezegd dat ik daar op een later moment — we zijn er nu heel dichtbij — op terug zou komen. Wellicht kan de heer Geurts dus nog heel even geduld hebben, want twee onderwerpen verder kom ik eraan toe.

    De heer Geurts (CDA):
    Voor deze keer ga ik dan mijn geduld proberen uit te oefenen.

    De voorzitter:
    Even voor onze dienstregeling: welk blokje is dat?

    Staatssecretaris Van Dam:
    We zijn nu bij de intensieve veehouderij. Daarna ga ik al in op antibiotica.

    De heer Geurts (CDA):
    Bij aanlandplicht?

    Staatssecretaris Van Dam:
    Nee, hierna al, na de intensieve veehouderij, want het hangt met elkaar samen, dus dat is niet geheel onlogisch.

    Het kabinet streeft een integrale aanpak voor de veehouderij na. Onderdeel daarvan is een begrenzing aan of een beperking van de groei van de veehouderij waar dit uit het oogpunt van volksgezondheid, milieu, natuur, kwaliteit van de leefomgeving of maatschappelijke inpassing noodzakelijk is. Daarbij moet rekening worden gehouden met een grote regionaal verschillende structuur en omvang van de veehouderij. Op basis van het advies van de Gezondheidsraad vindt het kabinet het gewenst dat er vanuit het oogpunt van volksgezondheid beperkingen kunnen worden gesteld aan het aantal dieren in bepaalde gebieden. Daarom heeft het kabinet eerder een wettelijk kader aangekondigd. De heer Van Gerven en mevrouw Thieme hebben gevraagd hoe het hier nu mee staat. Ik wil u graag meenemen in de ontwikkelingen op dat gebied.

    Het huidige omgevingsrecht biedt handvatten om volksgezondheidsrisico's aan te pakken. In beginsel kunnen op de algemene grond van bescherming van de volksgezondheid beperkingen worden opgelegd aan veehouderijen. Voorwaarde daarvoor is dat aannemelijk wordt gemaakt dat de volksgezondheid in het geding is en dat de beoogde beperkingen in dat opzicht noodzakelijk zijn. Mevrouw Dikkers vroeg of ik er al kennis van heb kunnen nemen — ja, dus — dat de provincie Noord-Brabant door toepassing van het kader van de Crisis- en herstelwet van het ministerie van I en M extra mogelijkheden heeft gecreëerd om maatregelen te nemen tegen veehouderijen om gezondheidsrisico's te beperken. Dat biedt een basis om in Noord-Brabant de Maatlat Duurzame Veehouderij en de Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij in het ruimtelijk beleid toe te passen. Daarnaast kunnen op grond van de Crisis- en herstelwet maatwerkvoorschriften voor geur en fijnstof worden opgesteld bij bestaande vergunningsvrije veehouderijen zonder ontwikkelplannen in de zogenaamde urgentiegebieden Noord-Brabant. De Crisis- en herstelwet zal opgaan in de Omgevingswet. De oplossingen die op dit moment geboden worden aan de provincie Noord-Brabant worden daarbij betrokken.

    De voorziene nieuwe Omgevingswet bevat kapstokken voor de toepassing van het voorzorgsbeginsel ter bescherming van de gezondheid. Volgens het gewijzigde voorstel dat nu voorligt in de Eerste Kamer dient bij de opstelling van een omgevingsvisie rekening te worden gehouden met het voorzorgsbeginsel. Ik wil bekijken op welke manier het voorgenomen wetsvoorstel dieraantallen en volksgezondheid meerwaarde heeft boven wat nu al geregeld is in de Omgevingswet, mede na amendering in deze Kamer. Ik wil de Kamer daarover, en over de consequenties van het voorgenomen wetsvoorstel, in het begin van 2016 informeren.

    Ik kom nu toe aan het onderwerp antibiotica, mijnheer Geurts. Onderdeel van de verduurzaming van de veehouderij is de aanpak van antibiotica. Daar zet ik mij samen met de minister van VWS voor in. De heer Geurts refereerde er al aan dat de woordvoerders daar onderling in hun eerste termijn flink over hebben gesproken. Laat ik er het volgende over zeggen. In de Nederlandse sector is al heel veel gerealiseerd. Er is een grote daling bereikt van 58%. Recent is weliswaar een afvlakking van die daling te zien omdat het laaghangend fruit is geplukt, maar dat is nog steeds een heel grote prestatie en een heel grote stap vooruit.

    Maar daarmee zijn we er nog niet. Er zijn nog stappen te zetten om het gebruik van antibiotica verder terug te dringen. Het komend voorjaar stuur ik de Kamer samen met de minister van VWS de plannen voor het vervolgbeleid op dit belangrijke dossier. Gezien het belang van dit onderwerp is het vanzelfsprekend ook een speerpunt voor mij tijdens het aankomend voorzitterschap van de Europese Unie. Laat ik het zo zeggen: niet alle lidstaten zijn zo voortvarend bezig als wij. Antibioticaresistentie houdt meestal niet op bij de grens, dus het is van groot belang dat ook andere lidstaten er iets voortvarender mee aan de slag gaan. Daarom organiseren we bijvoorbeeld een grote conferentie in het teken van one health. Daar zullen zowel de landbouw- als volksgezondheidsministers van de EU aanwezig zijn, omdat we graag willen bewerkstellingen dat andere landen ons voorbeeld volgen.

    Mevrouw Thieme (PvdD):
    De staatssecretaris moet wel enige realiteitszin hebben. Nederland was een van de landen die de meeste antibiotica gebruikten in de veehouderij, dus Nederland had ook wel echt de opdracht om daar als eerste iets aan te doen. Ik zou heel graag willen dat de staatssecretaris een kader schetst waarbinnen we vervolgstappen kunnen zetten om het antibioticagebruik te verminderen. We zien nu dat de sector overgaat tot het creëren van laboratoriumstallen. Dat zijn SPF-stallen (Specified Pathogen Free-stallen) of high care-stallen. Dat zijn superhygiënische stallen waar dieren hun natuurlijke gedrag niet kunnen vertonen. Ze komen nooit buiten. De boel zit potdicht. Je moet douchen als je naar binnen gaat. Het is computergestuurd. Het is bijna hetzelfde als een laboratorium. Ik wil graag dat het kabinet aangeeft dat dit niet de kant is die we op willen. We hebben namelijk ook een andere opdracht: integraal duurzame en diervriendelijke stallen. Is de staatssecretaris het met mij eens dat laboratoriumstallen niet de weg zijn die we op moeten?

    Staatssecretaris Van Dam:
    In mijn inleiding heb ik al geschetst dat "natuurlijker" een van mijn drie grote ambities is. Dieren moeten hun natuurlijke gedrag kunnen vertonen. Dat was de ambitie van mijn voorgangster en dat zal ook mijn ambitie zijn. Bij natuurlijk gedrag hoort bij voorkeur niet dat een dier zijn leven lang in een stal doorbrengt. Dat is wel de realiteit in een belangrijk deel van de veehouderij. Ik kom straks bijvoorbeeld op de varkenshouderij. De vraag is hoe we stappen vooruit kunnen zetten op zo'n manier dat het de sector uiteindelijk sterker maakt.

    Mevrouw Thieme (PvdD):
    Zeker. Ik verwacht nu dat de staatssecretaris zijn mening geeft over de ontwikkeling van steeds meer laboratoriumachtige stallen omwille van het verminderen van het antibioticagebruik. Is de staatssecretaris van mening dat dit geen integrale aanpak is waar hij achter kan staan? Ik wil hier heel graag een visie op horen. Dan weten de mensen in de sector ook waar zij wel of niet in moeten investeren.

    Staatssecretaris Van Dam:
    Waar bedrijven in Nederland wel of niet in investeren, is aan die bedrijven zelf. Het is aan ons om te bezien welke zaken wij eventueel via regulering aanpakken — ik heb net al aangegeven dat wij dat doen waar dat echt nodig is — en in welke zaken wij ondersteuning bieden. Als de veehouderijsector voor bepaalde ontwikkelingen ondersteuning van mij verwacht, zal die vooral gelegen zijn in een integrale benadering, waarbij we niet alleen werken aan een lager antibioticagebruik, maar ook aan meer dierenwelzijn, meer duurzaamheid en meer innovatie. Zoals mevrouw Thieme terecht zegt, hoort dat integraal bekeken te worden als je wilt kunnen rekenen op ondersteuning. Dit principe zit nu bijvoorbeeld ook in een aantal subsidie-instrumenten en ondersteuningsmaatregelen. Mevrouw Dikkers was daar gisteren wat kritisch over, maar daarin is de integraliteit geborgd. Deze zal ook verder worden versterkt.

    De heer Van Gerven (SP):
    De staatssecretaris heeft vandaag gezegd dat hij meer voor kwaliteit dan voor kwantiteit gaat in de intensieve veehouderij. Nu zijn wij aangeland bij het antibioticabeleid. Hoe verder we het antibioticagebruik terugdringen, hoe beter het is. Iedereen is daar voorstander van. In de vleeskuikensector wordt nu nog 80% van de vleeskuikenkoppels met antibiotica behandeld. Van de langzamer groeiende rassen is zo'n 95%, een heel grote meerderheid, antibioticavrij. Is de staatssecretaris bereid om met de sector een omschakeling te bewerkstellingen van het houden van snel groeiende vleeskuikens naar het houden van robuustere, langzamer groeiende rassen, zodat het antibioticagebruik vrijwel kan verdwijnen uit de vleeskuikensector?

    Staatssecretaris Van Dam:
    We zullen dat soort ontwikkelingen ook betrekken bij de toekomstvisie. Mijn voorgangster heeft intensief met de sector samengewerkt — ik denk bijvoorbeeld aan de Kip van Morgen; dat project liep helaas aan tegen beperkingen op het gebied van de mededinging — en die route zal ik graag voortzetten.

    De heer Van Gerven (SP):
    Kan de staatssecretaris een eerste appreciatie van deze gegevens geven? Laten we het gewoon even wat abstraheren. Als een robuuster, langzamer groeiend dierenras tot minder antibioticagebruik leidt, dan zouden we dat toch moeten stimuleren? Dat zou volgens mij helemaal passen in de visie van meer kwaliteit. Dat betekent ook dat er minder antibiotica wordt gebruikt.

    Staatssecretaris Van Dam:
    Ik zei net dat ik de inspanningen die mijn voorgangster al op dat gebied al heeft verricht, dus ook het overschakelen op andere rassen en het samen met de sector aan meer dierenwelzijn en minder antibioticagebruik werken, graag voortzet. Dat is ook het antwoord op de vraag van de heer Van Gerven. Ik zal die richting dus ook opgaan. Ik zal met de lijn die ik kies, niet afwijken van die van mijn voorgangster.

    Ik kom te spreken over de varkenshouderij, een sector waar op dit moment de zorgen groot zijn. De heer Van Gerven heeft gevraagd naar een plan om oude bedrijven in de varkenshouderij een kans te geven om te stoppen. Ik onderschrijf dat er een omschakeling moet plaatsvinden naar meer kwaliteit. Dat is ook aangegeven door de heer Rosenthal, de voorzitter van de regiegroep Vitale varkenshouderij. De heer Rosenthal heeft aangegeven dat de toekomst van de varkenshouderij meer ligt in een onderscheidend product dan in het voortgaan op de bestaande weg. Ik zei net al dat de bestaande weg heeft geleid tot grote zorgen en problemen voor een behoorlijk aantal bedrijven in de varkenshouderij.

    Ik constateer met de heer Rosenthal dat het huidige ondernemingsmodel zeer kwetsbaar is gebleken en ook weinig perspectief biedt voor de toekomst. De regiegroep Vitale varkenshouderij zal met voorstellen voor een herstructurering van de varkenshouderij komen. Hij heeft al aangekondigd dat het stimuleren van bedrijfsbeëindiging en de verplaatsing van bedrijven daarvan een onderdeel is. Zodra de regiegroep van de heer Rosenthal daarin volgende stappen heeft gezet, wordt de Kamer daarover uiteraard geïnformeerd. Ik vermoed dat wij dat dan ook hier verder met elkaar zullen bespreken.

    De voorzitter:
    De heer Geurts wil nog een opmerking maken over een vorig punt.

    De heer Geurts (CDA):
    Ik neem aan dat het blokje antibiotica voorbij is. Dan blijft de vraag openstaan of de staatssecretaris wil reageren op de presentatie van mevrouw Dikkers met betrekking tot de kiloknallers. Ik heb nog niet gehoord wat de staatssecretaris daarvan vindt. Ik heb hem daar eerder al vragen over gesteld. Dat hebben anderen ook gedaan.

    Staatssecretaris Van Dam:
    Ik heb aangegeven dat er grote stappen zijn gezet en dat een forse reductie van het antibioticagebruik heeft plaatsgevonden, Ik heb gezegd dat dat iets is om trots op te zijn, dat de sector daarin echt belangrijke stappen heeft gezet, maar dat we er daarmee nog niet zijn. We zullen moeten doorgaan op die lijn. Ik heb graag geluisterd naar het debat dat de leden onderling hebben gevoerd over de vraag of het glas halfvol of halfleeg is. Ik zou zeggen: het is halfvol, maar we moeten ook wel werken aan die andere helft. Het past mij echter niet om scheidsrechter te zijn in onderlinge debatten tussen Kamerleden.

    De heer Geurts (CDA):
    Ik vind dat iets te simpel. Het gaat mij om de uitspraak "op de been houden door". Wij hebben rechtstreeks aan de staatssecretaris gevraagd wat hij van zo'n uitspraak vindt. Ik weet hoeveel pijn dit in de veehouderij doet, die zo veel inspanningen gepleegd heeft. Ik wijs op de familiebedrijven en gezinnen die zeven dagen in de week keihard werken en dit over zich heen krijgen. Ik neem aan dat de staatssecretaris ook de media volgt. Ik wijs ook op de berichten daarover die in mijn mailbox terechtkomen. Ik neem overigens aan dat de staatssecretaris die niet kan volgen. Mensen hebben er gewoon echt vreselijk veel last van. Ik vind dat de staatssecretaris gewoon afstand moet nemen van zo'n uitspraak. Ik roep hem ertoe op om zo'n duidelijke uitspraak te doen.

    Staatssecretaris Van Dam:
    Ik heb in alle jaren dat ik aan uw kant zat altijd geleerd, dat het in de verhoudingen tussen Kamer en kabinet aan Kamerleden is om een oordeel te hebben over het kabinet, maar dat het niet aan het kabinet is om een oordeel te hebben over Kamerleden. Ik heb het debat graag aangehoord. Ik heb gezegd wat mijn appreciatie is, dat ik de sector ook prijs voor de prestaties die hij daarin heeft geleverd. Ik zie tegelijkertijd dat er reden is om nog steeds ambitie te hebben, dat we moeten voortgaan op de weg van antibioticareductie. Ik heb echter niet voor niets lovende woorden gesproken over wat er al bereikt is.

    De heer Grashoff (GroenLinks):
    De staatssecretaris haalde het rapport van de regiegroep onder leiding van de heer Rosenthal over de varkenshouderij aan. Daarin wordt een pleidooi voor een betere kwaliteit ingezet. Tegelijkertijd wordt daarin flink afstand genomen van de gedachtegang dat het misschien verstandig is om te komen tot krimp van deze sector. Intussen is er sprake van overproductie. Er wordt ook gesproken over het ondersteunen van verouderde bedrijven die willen stoppen. Ook de GroenLinks-fractie lijkt het verstandig om dat te doen. Dat kost natuurlijk weer collectief geld. Is de staatssecretaris het met mij eens dat wij in die gedachtegang zouden moeten komen tot krimp van de varkenssector en krimp van het aantal dieren, en dat het alleen in dat kader verstandig en zinvol is om bij te dragen aan bedrijfsbeëindiging?

    Staatssecretaris Van Dam:
    Dit is echt nadrukkelijk aan de commissie-Rosenthal. Het is een initiatief van de sector zelf. Ik vind het een verstandig initiatief. De sector onderkent zelf ook de problemen die nu spelen en heeft de problemen geanalyseerd. De sector heeft in de commissie-Rosenthal duidelijk gemaakt dat het in het huidige model, dat voor een groot deel uitgaat van een sterke exportafhankelijkheid, moeilijk is om te concurreren op de markt. Dit komt zeker door de wegvallende vraag vanuit Rusland, maar de sector heeft sowieso te maken met een tegenvallende vraag. De commissie heeft geanalyseerd dat dit ook te maken heeft met het beperkte onderscheidende vermogen van de sector. Dat vind ik al een heel forse stap van de commissie. Hoe men daar vervolgens gevolg aan geeft, is echt aan de commissie. Ik wil dat graag afwachten.

    De heer Grashoff (GroenLinks):
    Ik vraag naar de opvatting van de staatssecretaris. Mijn vraag is of de staatssecretaris mijn gedachtegang onderschrijft dat wij moeten komen tot krimp van deze sector en dat wij alleen in dat kader zouden kunnen werken aan een verstandige herstructurering. Anders betekent het alleen het opheffen van oude bedrijven, terwijl er evengoed weer nieuwe stallen bijgebouwd worden met nieuwe aantallen varkens.

    Staatssecretaris Van Dam:
    Gelet op de huidige marktsituatie is dat te eenvoudig geredeneerd door de heer Grashoff. Het is niet primair aan de overheid om te zeggen dat de sector moet krimpen. De sector staat zeer onder druk. De sector heeft veel moeite om überhaupt het hoofd boven water te houden en dat geldt zeker voor een substantieel deel van de bedrijven in deze sector. Daarvoor zijn naar mijn mening geen eenvoudige oplossingen. Het is dus terecht dat de commissie-Rosenthal de tijd neemt om met oplossingen te komen. Zodra die er zijn, is er alle ruimte om daarover met elkaar te debatteren. Zoals gezegd, gaat het om een initiatief van de sector zelf. De sector zoekt dus zelf naar oplossingen voor deze problematiek.

    Ik kom dan bij de rituele slacht. Mevrouw Thieme heeft opgeroepen tot een verbod op ritueel slachten, beter gezegd op onbedwelmd slachten.

    Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
    Nog even op het vorige punt. De staatssecretaris is in zijn schriftelijke beantwoording ingegaan op de aangenomen Kamermotie over het Duitse Initiative Tierwohl. Is de staatssecretaris bereid om de uitwerking van deze motie mee te nemen in het traject Vitale Varkenshouderij?

    Staatssecretaris Van Dam:
    Ja. In dat traject wordt naar alle opties gekeken, dus dat zullen wij doen.

    Ik kom dan zoals gezegd bij de rituele slacht, of beter gezegd de onbedwelmde slacht. Mevrouw Thieme heeft opgeroepen tot een verbod. Ook mevrouw Dikkers heeft gezegd dat zij daar voorstander van is. Eenieder die in de afgelopen jaren het debat op dit dossier heeft gevolgd, kent mijn persoonlijke opvatting daarover zeer goed. Mevrouw Thieme heeft, zoals ik gisteren heb gemerkt, het verslag van het destijds gevoerde debat bij zich, dus als men mijn opvatting niet kent, kan men bij mevrouw Thieme ongetwijfeld een kopietje van dat verslag krijgen. Mijn opvatting daarover is ongewijzigd. Ik heb echter ook te maken met de realiteit, namelijk het kader dat het volledige parlement aan het kabinet heeft meegegeven. Dat kader is destijds bepaald in de Eerste Kamer, waar op principiële gronden een wettelijk verbod is afgewezen. Dat definieert ook het kader waarbinnen ik heb te opereren als lid van het kabinet. Dat kader heeft een vervolg gekregen in het convenant inzake ritueel slachten, waarin de afspraak is opgenomen om het lijden van dieren te beperken. Ik wil er duidelijk over zijn dat ik de huidige praktijk van het ritueel slachten onacceptabel vind. Daarin moet verbetering worden gebracht. De convenantspartners moeten daarin stappen zetten. De wetenschappelijke commissie in het kader van het convenant onbedwelmd slachten heeft zich dit jaar gebogen over een aantal van de opgeleverde onderzoeksrapportages, waaronder ook het rapport van het bureau van de NVWA. Zij heeft daarover advies uitgebracht. Dat advies en de voortgang die is gemaakt met de afspraken in het convenant zal ik, zoals is afgesproken in het convenant, eerst bespreken met de convenantspartners. Het is immers een advies aan de convenantspartners, dus het is gepast om het eerst daar te spreken en daarna krijgt de Kamer het. Mijn voorganger had de Kamer beloofd om u voor het eind van het jaar te informeren hoe we hiermee voortgaan. Vanwege mijn betrokkenheid bij dit dossier gaat het ietsje meer tijd kosten, ook vanwege de wisseling. Ik hoop dat u mij die tijd gunt. Mijn voornemen is om de Kamer begin 2016 zo snel als mogelijk een brief te sturen met de uitkomsten van het overleg in het convenant, mijn beleidslijn en de consequenties, ook voor de AMvB die moet worden ingevoerd, en om de Kamer daarbij ook te informeren over de diverse onderzoeksrapporten en de manier waarop we daaraan gevolg gaan geven.

    Mevrouw Thieme (PvdD):
    In 2012 kwam staatssecretaris Bleker met het convenantidee. Hij beloofde dat dat snel in werking zou treden en zou worden gepubliceerd in het Staatsblad. Hij beloofde dat in het convenant zou staan dat een dier als het 40 seconden nog bij bewustzijn zou zijn na de halssnede, nog een genadeschot zou krijgen. Dat is ongeveer de basis van het convenant. Wij zijn nu drieënhalf jaar verder en nog steeds is er geen overeenstemming met de partijen, de religieuze organisaties. Drieënhalf jaar! Ik wil graag een appreciatie van de staatssecretaris van het feit dat er na drieënhalf jaar nog geen echt convenant is dat in werking is getreden en dat er niets veranderd is in de praktijken rondom het onverdoofd ritueel slachten.

    Staatssecretaris Van Dam:
    Ik heb net al gezegd wat ik vind van de huidige praktijk. Ik vind ook de voortgang van het convenant teleurstellend. Ik vind dus ook dat daarin meer voortgang zal moeten worden geboekt. Er was een afspraak tussen de overheid aan de ene kant en de convenantspartners aan de andere kant. In de wet zit zoals mevrouw Thieme heel goed weet een uitzondering op de reguliere slachtregels voor geloofsgemeenschappen. Aan die uitzondering kunnen nadere regels worden gesteld bij AMvB. De afspraak bij het convenant was dat er nadere afspraken over zouden worden gemaakt hoe die nadere regels eruit komen te zien. Die afspraken moeten er wel komen en moeten ook worden nageleefd. Daarvoor zal ik op korte termijn — dat lukt me niet meer dit jaar, maar wel zo snel mogelijk begin volgend jaar — het gesprek met de convenantspartijen weer oppakken, ook met het doel om te komen tot afspraken hoe, binnen de kaders zoals die er nu liggen, de afspraken in het convenant ook kunnen worden ingezet in regels in de AMvB die ertoe moeten leiden — want dat was de afspraak — dat het lijden van dieren bij de onbedwelmde slacht tot een minimum zal worden beperkt, zo ver als dat kan.

    Mevrouw Thieme (PvdD):
    Ik weet dat de staatssecretaris ook heel kritisch is ten aanzien van het idee dat je eerst een dier nog 40 seconden bij bewustzijn laat lijden terwijl de halssnede al is toegebracht. Wat heeft het dan voor toegevoegde waarde als je dat dier daarna pas dood gaat schieten? Ik begrijp uit zijn beantwoording dat de staatssecretaris zich gebonden voelt aan de uitslag van wat het gehele parlement, dus inclusief de Eerste Kamer, heeft gedaan ten aanzien van onverdoofd ritueel slachten. Ik wil alleen aan de staatssecretaris laten weten dat ik verder ga met mijn initiatiefwetsvoorstel om het onverdoofd ritueel slachten te verbieden.

    De heer Graus (PVV):
    Voor de Handelingen moeten wij altijd alles zuiver houden. In 2008 heb ik een motie ingediend waarin ik verzoek om een verbod op dierkwellende rituele slachtingen. Die motie werd niet gesteund door de Partij voor de Dieren, het CDA, de ChristenUnie, D66. Zelfs het lid Verdonk was tegen, net als GroenLinks en de PvdA, de partij van deze staatssecretaris, die ook tegen was. Er werd gezegd dat de Partij voor de Dieren hierom had gevraagd. Wij vroegen hier al jaren eerder om. Alleen halen wij de NPO er niet mee, wij hebben daar geen vrienden, dus ik haal daar geen podium. Maar ik wil dit toch even voor de zuiverheid gezegd hebben. Ik heb een motie klaarliggen, waarin ik vraag — en dat heb ik al een paar keer eerder geprobeerd — om een verbod in te stellen op het doden van dieren die nog bij leven zijn. En bedwelming schiet ook helemaal niet op. Een dier kan weer bijkomen. Dat mag niet. Een dier moet dood zijn alvorens te worden aangesneden of opengereten. Wij leven in Nederland, dat is een diervriendelijk land en wij kunnen het niet tolereren dat hier middeleeuwse en barbaarse dingen gebeuren met dieren. Dat moeten we gewoon niet accepteren.

    En, voorzitter, ik wil hier toch gezegd hebben dat dat niets te maken heeft met Joden, moslims, smurfen of Nederlanders: niemand mag dat doen. Niemand!

    Staatssecretaris Van Dam:
    Ik heb in de debatten die ik destijds zelf heb gevoerd, de grote betrokkenheid van de heer Graus ook mogen ervaren. Daarover kan volgens mij geen enkel misverstand bestaan.

    Ik wil even kijken of ik scherp heb wat de heer Graus bedoelt. Hij zegt dat een dier dood moet zijn voordat het wordt geslacht. Dat kan natuurlijk niet helemaal. De huidige bepaling is dat bij de reguliere slacht dieren buiten bewustzijn moeten zijn, voordat ze worden aangesneden, dus voordat slachthandelingen worden uitgevoerd. Alleen bij de rituele slacht wordt op dat bewustzijnsverlies een uitzondering gemaakt. Met de convenantpartners is de intentie afgesproken dat het bewustzijnsverlies zo snel mogelijk moet optreden. U hebt allemaal in het rapport van het bureau van de NVWA kunnen lezen dat daarover grote zorgen zijn en dat het bureau maatregelen op dat punt wenselijk vindt.

    Ik zei net al dat het niet alleen de Tweede Kamer is die bepaalt. In dit geval was het zeer nadrukkelijk de Eerste Kamer die heeft bepaald wat het kader is. Zij heeft in haar oude samenstelling een wettelijk verbod op principiële gronden niet goedgekeurd en aangegeven dat dit niet paste binnen de vrijheid van godsdienst zoals die in de Grondwet is opgenomen. Dat is het kader waarbinnen wij opereren en binnen dat kader zal ik proberen met de convenantpartijen tot overeenstemming te komen over het zo veel mogelijk beperken van het lijden van dieren. Het gaat om het zo snel mogelijk verliezen van het bewustzijn. Die afspraken moeten er komen, want er moet ook een AMvB worden opgesteld en die moet worden ingevoerd op basis van de wetgeving. Die AMvB, zeg ik er maar voor de duidelijkheid bij, zal er komen.

    De heer Graus (PVV):
    Nu moet ik de sector toch complimenten maken, want een kippenslachterij meldde mij dat gewoon Nederlands geslachte kippen niet altijd dood zijn als ze uit het stroombad komen. Daar heb ik toen ook actie tegen ondernomen. Dat heeft niets — daarom zeg ik het ook — te maken met Joden of met moslims. Helemaal niet. Het gaat mij om het dierenleed. Dat staat voorop. Ik vind dat deze nieuwe, kersverse staatssecretaris ervoor moet zorgen dat dieren irreversibel bedwelmd zijn alvorens ze worden aangesneden of opengereten. Eenvoudiger kan het niet. We leven in een beschaafd land. Ik zeg dit met alle respect tegen alle bevolkingsgroepen die zeggen dat een dier bij leven moet zijn. Zij maken anders ook gebruik van verdovingen. Als er piemeltjes besneden worden, krijgen ze ook een verdoving. Als ze naar de tandarts gaan, krijgen ze ook een verdoving. Dat was een paar honderd jaar geleden ook niet zo.

    Staatssecretaris Van Dam:
    De heer Graus haalt aan hoe pluimvee geslacht wordt en dat daar helaas ook het een en ander misgaat. De problemen bij de reguliere slacht hebben mijn aandacht ook, net zoals ze die van mijn voorganger hadden. Ik ben het met de heer Graus eens: we willen het onnodig lijden van dieren overal wegnemen en daarom wordt ook gekeken naar alternatieve mogelijkheden voor het stroombad. In 80% vindt de slacht plaats na alternatieve vormen van bedwelming. De laatste 20% zou ik ook graag willen realiseren, omdat er ook bij het beruchte stroombad nog te veel misgaat. Het komt nog te vaak voor dat kippen nog bij bewustzijn zijn op het moment dat ze geslacht worden. Die ambitie deel ik met de heer Graus.

    Ten tweede vraagt hij dat alle dieren buiten bewustzijn moeten zijn op het moment dat ze worden geslacht. Ik zei al: mijn opvatting daarover is zeer bekend. Die kunt u nalezen in het verslag van het debat destijds over de onbedwelmde slacht, maar de Eerste Kamer heeft daarover anders geoordeeld. De Eerste Kamer heeft geoordeeld dat de uitzondering die in de wet staat, erin moet blijven. Dat beperkt het kader waarbinnen ik kan handelen tot afspraken met de convenantpartners en de AMvB die op basis van de wet moet worden opgesteld.

    De heer Van Gerven (SP):
    Tijdens het debat over de rituele slacht is er ook een motie van mijn hand aangenomen over het verbieden van de kantelbox. Dat is ook vier jaar geleden. Die is nog steeds niet uitgevoerd. Wil de staatssecretaris die motie uitvoeren?

    Staatssecretaris Van Dam:
    Het lijkt mij het beste om dat debat te vervolgen op het moment dat de Kamer de adviezen heeft van bijvoorbeeld de wetenschappelijke adviescommissie die de convenantspartners heeft geadviseerd. De Kamer krijgt dat advies zodra het is besproken met de convenantspartners, omdat het advies aan de convenantspartners is gericht. Het lijkt mij de geëigende weg om het eerst daar met elkaar te bespreken voordat wij het naar de Kamer sturen. Op basis van dat advies lijkt het mij goed om dit debat te vervolgen met elkaar.

    De heer Van Gerven (SP):
    Dat is een rare figuur, want de Kamer heeft in meerderheid uitgesproken daar een voorstander van te zijn. Dat kan gewoon worden uitgevoerd. De voorgangers van deze staatssecretaris zeiden ook dat in werking te zullen zetten. In de praktijk komt daar tot nu toe weinig van terecht. Het wordt gewoon niet uitgevoerd. Wij zijn nu vier jaar verder. Als je het aan de convenantspartners overlaat, dan vermoed ik wat de uitkomst is. Kennelijk bestaat er op een of andere manier grote weerstand tegen het uitvoeren van die motie. Dus nogmaals, is de staatssecretaris bereid om de wens van de meerderheid van de Kamer ten uitvoer te brengen?

    Staatssecretaris Van Dam:
    Het is geen rare figuur, want de heer Van Gerven zal ook begrijpen dat de wetenschappelijke adviescommissie hier ook naar heeft gekeken en dat de commissie daar in haar advies bij stilstaat. Op basis van dat advies lijkt het mij goed om met elkaar in zijn algemeenheid te discussiëren over de vraag hoe wij verdergaan met de rituele slacht. Nadat ik het gesprek heb gehad met de convenantspartners zal ik de Kamer zo snel mogelijk informeren. Dan zal ik ook aangeven hoe ik de adviezen wil vertalen in de AMvB, bij voorkeur na overeenstemming daarover met de convenantspartners. Dat is het moment waarop wij dit debat het beste kunnen vervolgen. Dat zal al vrij snel zijn. Ik haal het eind van het jaar niet, zoals mijn voorganger had beloofd, maar ik heb beloofd dat zo spoedig mogelijk te doen in het nieuwe jaar.

    Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
    Ik probeer wat nuance in het debat te brengen. Er wordt hier continu verwezen naar een oordeel van het Bureau Risicobeoordeling & Onderzoeksprogrammering (BuRO) van de NVWA. Dat zou gezegd hebben dat er een verbod zou moeten komen op het ritueel slachten van dieren, maar ik lees in de brief twee dingen. In de eerste plaats gaat het inderdaad over een verbod op het onbedwelmd doden van dieren, maar daarnaast wordt gesteld dat er een goed alternatief is, namelijk het optuigen van een goede wettelijke regeling. Ik hoor de staatssecretaris nu zeggen dat hij de route van de AMvB kiest. De NVWA heeft in de begeleidende brief uiteindelijk ook aangegeven te kiezen voor een goede wettelijke regeling. Ik wil de staatssecretaris graag aanmoedigen om op dat traject door te gaan.

    Staatssecretaris Van Dam:
    Mevrouw Dik zegt het correct. Er is het advies van BuRO en daarbij de beleidsreactie van de inspecteur-generaal, die aangeeft dat er in elk geval een duidelijke regeling moet komen, omdat de NVWA op deze manier niet goed kan handhaven.

    Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
    Voor de duidelijkheid, die goede wettelijke regeling is de tweede suggestie die door het BuRO is gedaan, maar die niet in de samenvatting terecht is gekomen. Dat maakt de discussie wat verwarrend. Maar het BuRO ziet twee trajecten. De directeur-generaal heeft uiteindelijk gezegd: ik kies voor die goede wettelijke regeling.

    Staatssecretaris Van Dam:
    Mevrouw Dik zegt het correct. In elk geval is duidelijk dat de conclusie van de NVWA is dat zij op dit moment te veel mis ziet gaan en dat zij moeite heeft om te kunnen handhaven. Daarom doet zij de aanbevelingen zoals ze in het rapport staan.

    De voorzitter:
    Ik stel ondertussen vast dat wij halverwege het tweede blokje zijn. Wij hebben vier blokjes. Als wij op deze snelheid doorgaan, gaat u met z'n allen hier de zon zien opkomen.

    De heer Graus (PVV):
    Maar dit is wel belangrijk.

    De voorzitter:
    Het is een heel belangrijk onderwerp, mijnheer Graus. Dat ben ik met u eens. Wij hebben nog een megastemming tussendoor. Ik geef het u allen ter overweging.

    Staatssecretaris Van Dam:
    Dan weet ik niet of het volgende onderwerp heel erg gaat helpen, want ik was toe aan mest. Daarover zijn de nodige vragen gesteld. De invoering van het stelsel van fosfaatrechten is namelijk ook iets waarover op korte termijn besluitvorming noodzakelijk is. Verschillende leden van de Kamer, mevrouw Lodders, de heer Geurts en de heer Dijkgraaf, hebben gevraagd naar de uitwerking van het stelsel. Laat ik meteen zeggen dat het een uitdaging en een complexe puzzel is. Ook in de melkveehouderij gaat het om produceren binnen randvoorwaarden, die uit het oogpunt van milieu noodzakelijk zijn, omdat te veel mest op het land dat uitspoelt naar ons grondwater als ook ons oppervlaktewater, effecten heeft op de natuur.

    Voor de melkveehouderij liggen er economische kansen op de internationale markt. Er is veel vraag naar kwalitatief hoogstaande producten die onze boeren kunnen leveren. Die kansen moeten kunnen worden benut, maar daarbij is produceren binnen die maatschappelijke randvoorwaarden als ook het oog hebben voor het dierenwelzijn wel ontzettend belangrijk. Vanuit die milieuzorgen heeft Europa in de Nitraatrichtlijn een aantal kaders gesteld. Een van die kaders is het fosfaatplafond. De Nederlandse veehouderij mag per jaar maximaal 172,9 miljoen kilogram fosfaat produceren. Overschrijding van dit fosfaatplafond betekent dat Nederland niet langer voldoet aan de voorwaarden voor derogatie van de Nitraatrichtlijn. Dat is een uitzondering, die direct op het spel staat op het moment dat we door dat plafond heen gaan. Een verlies van de derogatie betekent dat er minder mest mag worden gebruikt op het land; de heer Houwers vroeg daar ook naar. Het zal de gehele veehouderij confronteren met forse extra kosten die naar schatting meer dan 100 miljoen euro zullen bedragen. Daarnaast moet jaarlijks 20 tot 24 miljoen kilo fosfaat uit dierlijk mest extra worden verwerkt en moeten melkveehouders extra kunstmest aanvoeren.

    Het vervallen van de derogatie zal ook effect hebben op andere sectoren, doordat vanwege extra rundveemest op de markt andere mestsoorten mogelijk worden verdrongen. Uit cijfers van het CBS bleek in mei dat door de groei van de melkveehouderij het nationaal fosfaatplafond in 2014 op een haar na was bereikt. Die groei is doorgezet. Die ingezette groei van het aantal koeien leidt onvermijdelijk tot een verdere stijging van de fosfaatproductie. Ingrijpen vanuit de overheid is en was dus onontkoombaar Dat vond en vind de sector zelf ook.

    Op 2 juli is in overeenstemming met de sectororganisaties het stelsel van fosfaatrechten in de melkveehouderij aangekondigd. Dat is dus ook de peildatum. Alle groei na die datum is voor risico en rekening van de melkveehouder zelf. Voor die groei zal hij geen fosfaatrechten krijgen. Uitgangspunt bij het vormgeven van het stelsel moet zijn dat grondgebondenheid en extensivering moeten worden gestimuleerd. Het stelsel mag in ieder geval geen prikkel zijn voor de intensivering van de landbouw. Op zich staan die twee zorgen los van elkaar — fosfaat gaat namelijk over het milieuprobleem — maar dit stelsel introduceert ook prikkels die op andere terreinen de verkeerde kant uit kunnen duwen.

    Fosfaatrechten zijn een middel om het fosfaatreductieplafond te borgen. Tegelijk blijft via een dergelijk stelsel wel de dynamiek in de sector gericht op verdere verduurzaming en innovatie. Ik vind het belangrijk dat er snel duidelijkheid komt voor de melkveehouderij, maar dit is een complexe zaak die om een zorgvuldige uitwerking vraagt. Dat kost tijd, want er liggen een aantal lastige dilemma's op tafel. Mocht het fosfaatproductieplafond in 2015 worden overschreden, moet er bijvoorbeeld — ik zeg er maar bij dat dat waarschijnlijk is — voor gezorgd worden dat de fosfaatproductie gaat dalen en weer onder het plafond terechtkomt. De wet moet daarom een instrument bevatten om fosfaatrechten af te kunnen romen. Zo'n instrument kennen we overigens al in het stelsel van de varkens- en pluimveerechten.

    In overleg met vertegenwoordigers van de sector en maatschappelijke organisaties wil ik het fosfaatrechtenstelsel uitwerken. Het lijkt me daarom niet verstandig om vandaag al verder vooruit te lopen op de invulling van het fosfaatrechtenstelsel. Laat ik er wel het volgende bij zeggen; de heer Geurts vroeg daar onder anderen naar, en dat signaal komt ook met enige regelmaat vanuit de sector. We moeten opletten dat we niet de ene regel op de andere stapelen. Dat neem ik ook mee in de uitwerking. Dat maakt het overigens ook weer niet eenvoudiger, maar daarmee kan het resultaat wel beter worden. Naast het fosfaatplafond is het van groot belang dat we streven naar een circulaire economie waarin maximaal gebruik wordt gemaakt van de bestaande natuurlijke grondstoffen, zoals mest. Daar ligt natuurlijk ook een enorme kans; laten we dat ook benadrukken. De heer Graus gaf dat ook al aan: er is een enorme kans om fosfaat te winnen uit dierlijke mest en om dat te benutten als kunstmest. Dat is op dit moment echter niet toegestaan als gevolg van de definities die in de Nitraatrichtlijn worden gehanteerd. Ik zou graag zien dat herwonnen mineralen, fosfaat en stikstof in de vorm van mineralenconcentraat, in de toekomst ook als kunstmestvervangers kunnen worden gebruikt. Dat is zelfs een duurzamere oplossing dan de huidige kunstmest, die geproduceerd moet worden met grondstoffen die moeten worden geïmporteerd. Ik zal mij hard maken voor een uitleg van de Europese regels die dit mogelijk maakt. Ik zal daar dus voor pleiten bij de Europese Commissie.

    De heer Van Gerven vroeg mij gisteren of ik monovergisters zie als een oplossing voor het mestprobleem. Mestvergisting draagt enerzijds bij aan de productie van duurzame energie via biogas, maar anderzijds ook aan de realisatie van klimaatdoelen via vermindering van de broeikasemissies. Ik sta positief ten opzichte van dit soort slimme technologische oplossingen die bijdragen aan de productie van hernieuwbare energie en aan het beperken van broeikasgassen en die tegelijkertijd ook kunnen bijdragen aan het toekomstige verdienvermogen van de agrarische sector. Met de stimuleringsregeling voor de productie van duurzame energie wordt daarom onder meer de productie van biogas gestimuleerd. Ik zeg daarbij dat monomestvergisting overigens geen vorm van mestverwerking is, maar wel kan bijdragen aan een betere businesscase voor mestverwerking door biogas te produceren en de mest hanteerbaarder te maken, waardoor verdere verwerking en verwaarding van mest mogelijk is. Ook daar liggen kansen die verder moeten worden verkend.

    Is het stimuleren van de ontwikkeling van monomestvergisting niet strijdig met de ambitie om te komen tot extensivering en meer weidegang? Die vraag zat eigenlijk een beetje achter de vragen van de heer Van Gerven. Dat stimuleren doet daar eigenlijk niets aan af. Ook bij weidegang staan koeien een deel van de tijd op stal. Sterker nog: ook daarbij staan ze een groot deel van het jaar op stal. Ook daarbij wordt dus mest opgevangen in de stal. Ook met die mest moet iets gebeuren als op het bedrijf sprake is van een mestoverschot. Die mest moet verwerkt worden; die kan vergist worden. Dit kan dus juist bijdragen aan het oplossen van de problematiek.

    Naast de fosfaatproblematiek staat de melkveehouderijsector ook voor een verdere verduurzamingsopgave. De sector streeft via de duurzame zuivelketen naar verdere verduurzaming van de melkveehouderij, waaronder het behoud van weidegang. Ik wil die ontwikkeling ook verder stimuleren. Ik heb dus ook de ambitie dat er in 2020 in ieder geval sprake is van 80% weidende koeien. Onder regie van het Convenant Weidegang, waarin brancheorganisaties, zuivelondernemingen, erfbetreders, retail, EZ en Onderwijs en Wetenschap vertegenwoordigd zijn, wordt op dit moment geïnventariseerd welke aanvullende maatregelen van partijen mogelijk zijn en kunnen worden afgesproken.

    Tot slot vroeg de heer Van Gerven mij of ik de plannen van de Dutch Dairy Board en de NMV ook in overweging neem. Ik realiseer me dat het momenteel met de gedane investeringen en de huidige melkprijzen voor veel ondernemers een moeilijke periode is, maar het blijft een feit dat de uitgangspositie van de Nederlandse zuivelsector in internationaal perspectief goed is. Dat is ondanks de huidige situatie een goede basis voor de toekomst. We zullen alle plannen die in dat kader worden gemaakt, dan ook meenemen in onze afwegingen.

    Mevrouw Lodders (VVD):
    Ik hoorde de staatssecretaris voor de lunch zeggen dat er eigenlijk helemaal niets mis is met het gebruik van kunstmest. Dat klopt, want we onttrekken voedingsstoffen aan de bodem en het is belangrijk dat we die toevoegen. De belangrijkste uitdaging waar we op dit moment voor staan, is echter het beter benutten van de grote hoeveelheid mest in Nederland. Ik ben blij dat de staatssecretaris nu in zijn betoog aangeeft dat met name het onttrekken van fosfaat of mineralenconcentraat uit mest van groot belang is. De staatssecretaris geeft aan dat hij bereid is om in Brussel ervoor te pleiten dat die mogelijkheid er gaat komen, maar dat horen we al acht jaar. Hoe gaat deze staatssecretaris zich voor de sector — ik zou bijna zeggen — onsterfelijk maken door dit het komende halfjaar echt te realiseren? Ik weet dat ik misschien veel vraag, maar de ambitie moet meer zijn dan dit bespreekbaar maken, want dat doen we al acht jaar en daarmee zijn wij geen stappen vooruitgekomen. Brussel frustreert onze innovatie. Hoe gaat deze staatssecretaris dit voor elkaar krijgen?

    Staatssecretaris Van Dam:
    Hoe ik het voor elkaar ga krijgen, weet ik nog niet. Maar dat het de ambitie is om het voor elkaar te krijgen, staat als een paal boven water.

    Mevrouw Lodders (VVD):
    Ik begrijp dat de staatssecretaris niet verder gaat en zal hem dus niet verder uitdagen. Vanuit de VVD geef ik hem echter wel mee dat deze stap nu echt moet worden gezet alvorens we de sector met allerlei lastenverzwaringen opzadelen, wat vervolgens weer zorgt voor negatieve prikkels in de sector. Als namelijk de kosten worden verhoogd door wet- en regelgeving, zal er ook steeds meer van die koe, dat varken of die kip worden gevraagd. We moeten naar een evenwicht daarin zoeken. Op zeer korte termijn hebben we echt een resultaat nodig. Ik wens de staatssecretaris daarbij zeer veel succes. Ik denk dat we het debat over het overige zullen voeren als we de eerstvolgende brief van de staatssecretaris over het hele mestdossier hebben ontvangen.

    Staatssecretaris Van Dam:
    Dat denk ik ook. Zoals gezegd, ben ik het met mevrouw Lodders eens dat het goed zou zijn als we erin zouden slagen om daarin stappen te zetten. Brussel laat zich helaas niet altijd door ons vertellen wat ze moet doen, maar op dit punt hebben we volgens mij echt een goed verhaal. Ik hoop dat we de Europese Commissie daarvan kunnen overtuigen. Mevrouw Lodders zei overigens wel dat we dit moeten doen "alvorens" we verder praten over verdergaande stappen. Die luxe hebben we helaas niet. We zullen het stelsel van fosfaatrechten moeten invoeren. Overschrijding van het fosfaatplafond is zeer waarschijnlijk. De officiële cijfers volgen natuurlijk pas in de loop van volgend jaar, maar gelet op de ontwikkelingen in de melkveesector is het zeer waarschijnlijk dat we dan door het plafond heen zijn gegaan. Als we de Europese Commissie niet laten zien wat we daaraan doen, dan is de kans op behoud van de derogatie zeer klein. Ik vind dat we dat risico niet kunnen nemen. De gevolgen daarvan voor de melkveehouderij, maar ook voor de rest van onze landbouwsector, zouden veel en veel te groot zijn. We moeten dus maatregelen nemen. Ik heb aangegeven dat we daarbij tegen een aantal vragen, een aantal dilemma's oplopen. We zullen fosfaatrechten moeten afromen, zoals ik al aangaf. De datum is 2 juli, maar waarschijnlijk was de totale productie op 2 juli al hoger dan het fosfaatplafond toestaat. We moeten in het stelsel aangeven hoe we dat gaan vormgeven. Bij een stelsel van fosfaatrechten willen we natuurlijk geen prikkels introduceren die de ambitie om te extensiveren, om de weidegang te bevorderen, juist weer gaan tegenwerken. Dus ook daarmee zullen we rekening moeten houden. We moeten ook rekening houden met wat de heer Geurts zei over de alsmaar stapelende regelgeving. De ambitie is dus om te bekijken of we dat allemaal bij elkaar kunnen brengen in één stelsel, maar ik wil wel helder zijn, ook in de richting van mevrouw Lodders: we hebben niet de luxe om eerst nog iets anders te doen, voordat we dit stelsel gaan invoeren. Het stelsel van fosfaatrechten moet er komen.

    Mevrouw Koşer Kaya (D66):
    Het klinkt mij als muziek in de oren als de staatssecretaris zegt dat we naar een circulaire vorm van voedselproductie moeten. Geweldig! Wat uit de natuur komt, moet ook weer terug naar de natuur. Dat is mooi. Maar ik kom op mineraalconcentraat: meststoffen die uit dierlijke mest worden gemaakt. Dat is dus veel beter dan kunstmest. Ik weet dat er op Europees niveau pilots lopen. Hoever staat het daarmee? Kan de staatssecretaris daar iets over zeggen? En moet dat niet worden uitgebreid, om sneller resultaat te boeken? Dat lijkt mij in dezen namelijk zeer gewenst.

    Staatssecretaris Van Dam:
    Laten we afspreken dat we in de brief over het fosfaatrechtenstelsel ook meer informatie geven over die pilots. Het gaat niet zozeer om de ontwikkeling van de technologie; dat lijkt me te overzien. Het gaat erom dat je ervoor zorgt dat je het vervolgens ook mag gebruiken van Brussel. Dat is veel belangrijker. Je kunt de technologie wel ontwikkelen, maar zolang je die niet mag gebruiken, heb je daar niet zoveel aan. Het is evident dat met mest veel meer mogelijk is dan nu gebeurt. Je kunt er mineralen uit winnen, die je kunt gebruiken als kunstmest. Je kunt er biogas uit winnen. In dat geval is het een schone energiebron. Je kunt mogelijk uit de restanten ook weer energie winnen. Er zijn verschillende mogelijkheden om mest te verwerken en beter te benutten. Het belangrijkste is echter dat we van de Europese Commissie toestemming krijgen om dat te doen. Laten we ervoor zorgen dat mevrouw Koşer Kaya de informatie die zij vraagt ook krijgt als we over het fosfaatrechtenstelsel moeten gaan spreken. Dat zal al snel in het komende jaar zijn.

    Mevrouw Koşer Kaya (D66):
    Ik zal de staatssecretaris de ruimte geven om hier in de brief op terug te komen. Ik zal dit nu even voor me houden.

    De heer Grashoff (GroenLinks):
    Begrijp ik goed dat de staatssecretaris inderdaad voornemens is het fosfaatrechtenstelsel zodanig in te richten dat extensieve veehouders worden ontzien en extensivering zo veel als mogelijk wordt bevorderd?

    Staatssecretaris Van Dam:
    Op die eerste vraag kan ik geen antwoord geven. Daarmee vraagt de heer Grashoff mij om vooruit te lopen op de inrichting. Ik heb aangegeven wat de ambitie is. Er komt een stelsel van fosfaatrechten. Dat is ook aangekondigd in de brief van 2 juli. Alle groei die na 2 juli heeft plaatsgevonden, laten we verder buiten beschouwing. Er stond ook duidelijk in de brief dat die voor rekening en risico is van de melkveehouders zelf. Als zij zijn gaan groeien na 2 juli, moeten zij die groei inleveren op het moment dat we het fosfaatrechtenstelsel introduceren. Vervolgens moeten we ervoor zorgen dat we weer onder het fosfaatplafond komen. We zullen antwoord moeten geven op de vraag hoe we dat afromen. Een dergelijk stelsel kan als je het verkeerd inricht verkeerde prikkels geven voor intensivering van de melkveehouderij. Dat willen we niet. Dat zal vast niet iedereen in deze Kamer vinden, maar volgens mij wordt het ideaalbeeld van de melkveehouderij vrij breed gedeeld: grondgebonden en met koeien in de wei. Dat ideaal zou ik graag dichterbij willen brengen. Ik wil dus geen stelsel introduceren dat prikkels de andere kant uit geeft. Daar zullen we rekening mee houden bij de inrichting van het fosfaatrechtenstelsel. Hoe we dat precies gaan doen, kan ik op dit moment nog niet zeggen, want dan zou ik al verder zijn dan we nu zijn. We zijn aan het bekijken hoe we dit zo goed mogelijk kunnen doen.

    De heer Grashoff (GroenLinks):
    Dat is fijn om te horen.

    De voorzitter:
    Fijn dat u tevreden bent.

    De heer Geurts (CDA):
    In eerste termijn heb ik een vijftal onderwerpen aangedragen waarop toezeggingen zijn gedaan, maar waarbij de uitvoering nog niet daar is. Dat ging van stalkeuring tot verbindingverklaring. Ik haal er nu één uit, namelijk de equivalente maatregelen voor bemesting. In de schriftelijke beantwoording lees ik dat een en ander wordt voorbereid. Daar ben ik dan nog wel blij mee, maar ik schrik ervan dat dit pas naar verwachting medio 2016 wordt geëffectueerd. Dan is het mestseizoen 2016 voor de akkerbouw gewoon weg. Kan dit niet sneller?

    Staatssecretaris Van Dam:
    Als het sneller had gekund, had er een andere datum in de schriftelijke beantwoording gestaan.

    De heer Geurts (CDA):
    Dat vind ik een beetje een snel antwoord. Ik zit ook met de jongeboerenregeling. Uw voorgangster heeft ons beloofd dat dat in 2015 zou gebeuren. Nu is er sprake van uitloop naar het eerste kwartaal van 2016. Ik zie een bepaalde lijn ontstaan. Al dit soort onderwerpen — ik heb er vijf genoemd — worden weggeschoven. Heeft dit met capaciteit op het ministerie te maken? Waar zit het probleem? Die equivalente maatregelen zijn hartstikke belangrijk. Alle rapporten liggen er. Waar zit het probleem?

    Staatssecretaris Van Dam:
    De heer Geurts noemt de jongeboerenregeling. Het is een verantwoordelijkheid van de provincies om die open te stellen. U kunt mij daar wel steeds op aanspreken, maar uw partij heeft ook een aantal gedeputeerden, en die zijn zeer welwillend om hierin op te treden. Het zijn uiteindelijk de gedeputeerden in de provincies die verantwoordelijk zijn voor de openstelling van die regeling. Mijn voorganger heeft al aangegeven dat wij daarbij kunnen en willen ondersteunen. Daarover hebben we contact. Zoals ik ook schriftelijk heb aangegeven, verwacht ik dat we de Kamer zeer binnenkort kunnen berichten over de openstelling van de regeling. Ook hierin is de samenwerking met de gedeputeerden heel goed. Als de heer Geurts mij in het vervolg weer ergens op aanspreekt, is het wel prettig als het over iets is waarover ik ook echt ga. Anders kan hij de gedeputeerden, die hij vast kent, erop aanspreken. Nogmaals, de samenwerking op dit punt is heel goed. Ik ga ervan uit dat we de Kamer hier op korte termijn verder over kunnen berichten.

    De heer Geurts (CDA):
    Hier zijn jonge boeren niet mee geholpen. Overigens is er ook een probleem met de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland. Die moet allerlei dingen aanpassen om de uitwerking van dit systeem voor elkaar te krijgen. Ik vroeg waarom het zo lang duurt met die equivalente maatregelen. Het mestseizoen van 2016 is weg. Dan kan het dus pas in 2017 worden gebruikt.

    Staatssecretaris Van Dam:
    Ik zal daar in tweede termijn nader op terugkomen. Dat lijkt mij goed. Het is bekend dat wij daar zo snel mogelijk aan werken. De heer Geurts zei net dat jonge boeren er niet mee geholpen zijn, maar ik denk dat zij er zeer mee geholpen zijn dat deze regeling — laat ik erbij zeggen: eindelijk — wordt opengesteld. Het voornemen was natuurlijk om haar eerder open te stellen. Ik zei al dat ik hoop dat ik de Kamer op korte termijn kan berichten dat zij wordt opgesteld. Deze regeling valt onder de verantwoordelijkheid van de provincies; dat is nu eenmaal zo. Wij hebben onze ondersteuning juist aangeboden om de openstelling te versnellen. Ik denk dat jonge boeren daar heel veel aan hebben, zo zeg ik tegen de heer Geurts.

    Mevrouw Dikkers heeft vragen gesteld over de weideslacht. Die vragen gaan eigenlijk ook over natuurlijk eten en kortere ketens. Het is op zichzelf een mooi voorbeeld: natuurboeren die het vlees van hun dieren verkopen. Mevrouw Dikkers zei al dat hiermee in Duitsland goede ervaringen zijn opgedaan. Ik zie daarin ook een kans voor Nederland. Er is dan ook goedkeuring gegeven voor een kleinschalig pilotproject dat de innovatieve methodiek voor kleinschalige en regionale vleesproductie met meerwaarde voor het dierenwelzijn en de vleeskwaliteit wil toetsen. Het gaat hierbij om het kleinschalig slachten van runderen op het erf. Het voordeel daarvan is natuurlijk dat dieren niet levend getransporteerd hoeven te worden. In de pilot zal bekeken worden welke voordelen op het gebied van dierenwelzijn en vleeskwaliteit door minder stress zijn aan te tonen. Volgens de geplande opzet van de initiatiefnemer wordt de totale keten, inclusief verwerking, distributie en retail, in één hand gehouden. Uiteraard moet daarbij worden voldaan aan onder andere de voedselveiligheidsnormen. Het vlees wordt daarbij als een regionaal nicheproduct met meerwaarde voor transparantie — je weet waar het vandaan komt — voor vleeskwaliteit en voor dierenwelzijn op de markt afgezet. Na afloop van de pilot zal worden besloten of het structureel toepassen van deze methode mogelijk is. Daarbij wordt gekeken naar de behaalde resultaten en naar de Europese ontwikkelingen.

    Mevrouw Dikkers (PvdA):
    Wanneer verwacht de staatssecretaris dat dit project wordt geëvalueerd? Wij zijn benieuwd naar de termijnen.

    Staatssecretaris Van Dam:
    Ik meen in de loop van het komende jaar, maar ik kom daar nog even op terug.

    Mevrouw Dikkers (PvdA):
    Dank u wel.

    Staatssecretaris Van Dam:
    Dan ga ik in op de visserij en op de aanlandplicht, die veel vissers bezighoudt omdat deze formeel per 1 januari ingaat. Ook in de visserijsector wordt gewerkt aan verduurzaming. Met ingang van januari wordt de aanlandplicht ingevoerd, maar dat gebeurt gefaseerd. Door de aanlandplicht wordt voorkomen dat vis wordt teruggegooid in zee. Verschillende Kamerleden, mevrouw Lodders, mevrouw Dik en de heer Dijkgraaf, hebben hierover hun zorgen geuit. Laat ik eerst zeggen dat er een goede reden is voor de nieuwe verplichting. Tot nu toe gooien vissers de ongewenste vangst overboord. Dat kan oplopen tot 40% van de vangst. Het gaat daarbij om vis die te klein is om op de markt te brengen, maar ook om soorten vis die minder opbrengen en die de visser dus liever niet meeneemt naar het vasteland. Ik geef een voorbeeld: bij de visserij op tong worden ook schol en schar gevangen. Wij Nederlanders zijn daar best een liefhebber van, maar ze brengen op de markt veel minder op. Schol en schar worden dus teruggegooid, terwijl die op zichzelf heel bruikbare vissen zijn.

    De aanlandplicht is erop gericht om de visserij selectiever te maken, zodat dit soort vangst van door de visser ongewenste vissen zo veel mogelijk wordt vermeden. Ik ben me bewust van de enorme gevolgen van deze omwenteling in het Europese beleid. Het is van groot belang dat we de invoering praktisch uitvoerbaar maken en dat we daarvoor rek en ruimte vinden binnen de bestaande kaders. Dat pak ik net als mijn voorgangers samen met de sector op.

    Er is al het een en ander bereikt. Zo is inmiddels een gefaseerde, stapsgewijze invoering afgesproken voor de periode 2016 tot 2018. De sector krijgt dus de tijd om zich aan te passen. Zo hoeft schol niet al vanaf 1 januari te worden aangeland, maar pas in 2018. Dat geeft de sector de kans om wetenschappelijk onderzoek te doen naar de overlevingskansen van teruggegooide schol, kleine tong of schar. Indien deze overlevingskans groot genoeg is, kan voor deze soort in de specifieke visserij een uitzondering komen. Nederland heeft ook een de-minimisuitzondering gekregen voor kleine ondermaatse tong in de gerichte tongvisserij met de boomkor, omdat het praktisch zeer lastig is om ondermaatse tong uit te sorteren. Ook geldt er een de-minimisuitzondering voor ondermaatse kreeftjes.

    Daarnaast heeft Nederland zich er succesvol voor ingezet dat andere probleemsoorten, zoals de kabeljauw, ook zo laat mogelijk onder de aanlandplicht worden gebracht. Vanwege de knellende quota zouden deze soorten er anders voor kunnen zorgen dat de gemengde visserij voortijdig gesloten moet worden. Hiermee is de uitvoering van de aanlandplicht voor 2016 al veel praktischer geworden dan gevreesd werd. We houden de vinger aan de pols en blijven continu met de sector in gesprek over zaken waar hij tegen aanloopt.

    Mevrouw Dik-Faber heeft gevraagd hoe we gaan handhaven. Europa stelt minimumvereisten aan de controle op zee en op het land. De praktische uitvoering van de controle is een nationale bevoegdheid. Dat geldt overigens voor het hele gemeenschappelijke visserijbeleid en dus ook voor de aanlandplicht. Een gelijk speelveld is daarbij van groot belang. De NVWA overlegt daarom intensief met de andere lidstaten in de regionale groepen over de handhaving van de aanlandplicht. De controleagentschappen stellen een gezamenlijk advies op voor een geharmoniseerde controle. Als eerste belangrijke stap is overlegd over de vraag hoe vissers aan boord hun bijvangsten moeten registreren. Vissers geven aan dat zij met name bezorgd zijn dat zij buitenlandse inspecteurs die aan boord komen controleren, ter plekke er niet van kunnen overtuigen dat ze registreren volgens de Nederlandse regels. De NVWA heeft daarom toegezegd dat alle vissers een brief krijgen waarin in vier talen de Nederlandse wijze van registreren, die met de andere landen en met de Europese Commissie is afgestemd, wordt aangegeven.

    De heer Dijkgraaf heeft gevraagd of we de aanlandplicht een halfjaar kunnen uitstellen. Dat is niet mogelijk. Het gaat om Europese wetgeving, waaraan ook Nederland moet voldoen. Ik vind uitstel ook niet aan de orde. Ik weet dat vissers nog zorgen hebben over de registratie van de ondermaatse vis. Ik snap die zorgen ook, maar ik deel niet de mening dat de registratie niet op orde is. Er moeten inderdaad nog ICT-systemen worden aangepast, maar in de tussentijd werkt de NVWA met een door Europa goedgekeurd systeem waarin de bijvangsten geregistreerd kunnen worden. De overheid kan deze gegevens gewoon ontvangen en er kan over worden gerapporteerd aan de Europese Unie in Brussel, zoals de regelgeving ook van Nederland vraagt. Dat systeem werkt al en wordt voor de pelagische sector al vanaf januari van dit jaar gebruikt.

    Naast het werken aan een praktische invulling van de aanlandplicht wil ik ook verkennen hoe we ervoor kunnen zorgen dat de vis die nu aangeland moet worden, een goede prijs kan opleveren. Dat vergt inzet vanuit de sector, maar ook vanuit de retail en de marketing. Ik ben bereid om ook die handschoen samen met de sector op te pakken.

    De heer Dijkgraaf (SGP):
    Jammer. We hadden gevraagd om een halfjaar uitstel, dus niet om afstel maar uitstel, ook voor het draagvlak in de sector. De enige reden hiervoor is dat de administratieve systemen voor 1 januari nog niet op orde zijn. Ik vind dat je dan niet van de sector kunt vragen om de aanlandplicht per 1 januari in te voeren. Dan moeten de systemen op orde zijn. Daarom doe ik nogmaals een oproep aan de staatssecretaris. Wij pleiten niet voor afstel, maar wel voor uitstel, zodat een en ander wordt ingevoerd als het systeem op orde is.

    Staatssecretaris Van Dam:
    Ik heb aangegeven dat er wordt gewerkt met een door Europa goedgekeurd systeem waarin de bijvangsten geregistreerd kunnen worden. De systemen zijn dus op orde. Er worden nog ICT-systemen aangepast voor de toekomst, maar het systeem zoals het nu functioneert, functioneert goed. Er kan gewoon gebruik van worden gemaakt. Er is geen reden om tot uitstel te komen. Ik heb al aangegeven dat we een veel belangrijker uitstel hebben weten te bewerkstelligen. Schol als bijvangst bijvoorbeeld hoeft tussen nu en 2018 niet te worden aangeland. Dat geeft tijd om verder onderzoek te doen naar de overlevingskansen van schol. Als hieruit zou blijken dat de overlevingskansen hoog genoeg zijn, kan op basis daarvan in gesprek worden gegaan met de Europese Commissie over een uitzondering op de bestaande regels.

    De heer Dijkgraaf (SGP):
    Als je kijkt naar de demersale visserij, zijn die systemen niet goed op orde. Demersale vissen zijn vissen die vlak boven de bodem zwemmen. Vissers weten niet waar ze aan toe zijn op dit moment. Systemen werken niet en voor dat type visserij vragen wij om uitstel. Ik hoor de staatssecretaris en wij gaan het via een motie proberen.

    Staatssecretaris Van Dam:
    Het is een Europese regel. Europa bepaalt of wij eraan moeten voldoen. Wij moeten eraan voldoen per 1 januari. Verder heb ik aangegeven dat de systemen die nu worden gebruikt, op orde zijn. De huidige systemen zijn goedgekeurd door Europa. Hierin kunnen de bijvangsten worden geregistreerd. De overheid kan die gegevens ontvangen en kan erover rapporteren aan de Europese Unie, zoals binnen de regelgeving van Nederland wordt verlangd. Dit systeem werkt al en wordt door de pelagische sector al gebruikt. Het kan dus ook in de demersale sector worden gebruikt per 1 januari. Er is geen goede reden voor het uitstel, ook al klopt het wat de heer Dijkgraaf zei, dat ICT-systemen voor de toekomst worden aangepast. Het huidige systeem kan aan de vanaf 1 januari gelden verplichtingen voldoen. Ik benadruk het nog maar even: dit zijn verplichtingen die minder vergaand zijn dan werd gevreesd.

    Mevrouw Lodders (VVD):
    Er zit wel altijd een verschil tussen "kan worden voldaan aan" en "daadwerkelijk werkbaar zijn". Een van de voorbeelden die ik in ieder geval heb teruggekregen, is dat de NVWA de bak "varia" aan boord niet kent. Dit zou betekenen dat voor alle verschillende vissen — dat zijn er meer dan op twee handen te tellen is — een bak voorhanden moet zijn. Dit is een voorbeeld van uitvoerbaar versus werkbaar.

    Mijn vraag gaat over de controles. Ik hoor de staatssecretaris aangeven dat alle schepen een brief krijgen in vier talen waarin vermeld staat waaraan de vissers moeten voldoen volgens de inspectie zoals deze in Nederland is gesteld. Waarin zitten de verschillen dat deze brief nodig is mochten schippers een buitenlandse controle krijgen?

    Staatssecretaris Van Dam:
    Zoals ik al aangaf hebben wij rek en ruimte gezocht en gekregen in overleg met de Europese Commissie. Wij registreren op onze eigen manier. Wij hebben het net al gehad over de systemen. Het is van belang dat ook buitenlandse inspecteurs kunnen begrijpen wat de specifieke Nederlandse afspraken zijn en hoe de Nederlandse registratie werkt om te kunnen controleren of inderdaad aan die regels wordt voldaan. Daarom krijgen schepen die brieven in meerdere talen mee om aan buitenlandse inspecteurs te kunnen uitleggen hoe ons systeem werkt.

    Mevrouw Lodders (VVD):
    Ik stel de vraag omdat Nederland Nederland niet zou zijn als we het toch niet net even ingewikkelder maken. Ik heb dat ook in eerste termijn aangegeven. Ik vraag de staatssecretaris om het verschil tussen de verschillende lidstaten duidelijk te maken. Ik kan me ook voorstellen dat Nederlandse controleurs buitenlandse schepen gaan bezoeken. Ik zou graag een overzicht willen ontvangen van de verschillen tussen een inspectie door Nederland en door andere lidstaten in relatie tot datgene wat Europa van ons vraagt. Dat hoeft niet nu, maar mag via een brief.

    Staatssecretaris Van Dam:
    Wij hebben volgende week een algemeen overleg over de decemberraad van de Landbouw- en Visserijraad. Visserij staat daar zeer prominent op de agenda, zoals de Kamer weet. Ik zal bekijken of het lukt om dat overzicht daarin al mee te nemen. Het is wel een ambitieuze tijdsplanning, maar wij gaan proberen of dat lukt. Daarmee ben ik gekomen aan het einde van het tweede blok.

    Het derde blok gaat over beter eten. Ik heb al aangegeven dat onze toekomst in kwaliteit ligt. We waren daar al goed in, maar we worden steeds beter. We telen groenten met meer smaak. Kijk naar onze innovaties op het gebied van tomaten. Vroeger werden we daar nog weleens om bekritiseerd, nu hebben we een voorbeeldfunctie. Ons vlees onderscheidt zich van vlees elders op de markt. Nederlandse producten staan sterker op de internationale markt als ze zich beter onderscheiden. Innovatie, het zoeken naar nieuwe oplossingen, speelt hierin een belangrijke rol. Ik heb al aangegeven dat ik in Zuid-Afrika zag hoe sterk onze positie op dat gebied is. In dit blok kom ik te spreken over de rol die het groen onderwijs daarin speelt, over exportkansen, over voedselpatenten, biotechnologie, de regeldruk, de toekomst van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en de transparantie van de subsidies.

    Meerdere woordvoerders hebben gevraagd naar het groene onderwijs, onder wie de leden Van Gerven, Geurts en Dijkgraaf. Het kabinet hecht grote waarde aan de kracht van de zogeheten gouden driehoek — die noemen ze elders in het land de triple helix — namelijk de samenwerking tussen overheid, onderwijs en bedrijfsleven. Het kabinet hecht natuurlijk ook grote waarde aan de kwaliteit van het groene onderwijs. In september heeft de Kamer een brief gekregen waarin mede op basis van twee rapporten een visie werd gegeven op het sectoronderwijs. Daarin was te lezen wat de sterke kanten zijn van ons groene onderwijs, dat gekenmerkt is door de sterke koppeling tussen onderwijs en onderzoek. Dit leidt tot kennisdoorstroming en tot benutting daarvan voor de topsectoren en de samenleving. Het is sterk praktijkgericht, met leren en werken in actuele bedrijfssituaties. Het is ook kleinschalig, want de menselijke maat wordt gehanteerd en we kennen een landelijk dekkend opleidingsaanbod. Daarnaast is er sprake van een verticale onderwijskolom, met doorlopende leerlijnen en samenwerking tussen vo, mbo, hbo en wo. Het is bovendien sterk gericht op internationalisering en betekenisvol voor en veelal koploper in het bevorderen van scholing en kennis over duurzaamheid.

    Kennis en innovatie zijn de drijvende krachten achter het concurrentievermogen en succes van de Nederlandse agrosector. Een strategische meerjarige ontwikkelagenda voor 2015 tot 2025 is van groot belang voor de toekomstbestendige positionering van het groenonderwijsmodel binnen het stelsel, en voor het groenkennissysteem. Vernieuwing leidt tot structuurverbeteringen waarmee ook de taakstelling van 33 miljoen euro vanaf 2016 kan worden ingevuld. Die moeten we gezamenlijk vormgeven. Ik wil met het groene onderwijs en het bedrijfsleven snel aan tafel om hiermee voortvarend aan de slag te gaan. Dat geldt ook voor de Wageningen Universiteit, waar met name de SP naar vroeg. Met deze universiteit zal ik in gesprek gaan over de condities en randvoorwaarden waarbinnen kwalitatieve en duurzame groei kan plaatsvinden. De motie-Van Meenen c.s. verzoekt om voorbereidingen te treffen voor de overheveling van het groene onderwijs naar het ministerie van OCW. Laat ik vooropstellen: wat voor keuzes we ook maken, ik vind het vooral belangrijk dat de verworvenheden en kwaliteiten van het groene onderwijs behouden blijven. Ik zal in overleg met mijn collega van OCW de Kamer zo spoedig mogelijk informeren over de wijze waarop het kabinet gevolg zal geven aan de aangenomen motie.

    Ik kom nu bij de internationale exportkansen. Internationaal staat de Nederlandse agrosector heel goed aangeschreven. Er liggen kansen voor onderscheidende producten. Ik sluit me heel graag aan bij de oproep van de heer Graus om "Made in Holland" sterker als merk te gebruiken en in te zetten op kwaliteitslabels. Bijvoorbeeld de varkenshouderij zegt dat we een meer onderscheidend kwaliteitslabel zouden moeten krijgen voor producten uit Nederland omdat dit zou helpen op de internationale markt. De Nederlandse concurrentiepositie is daarbij vooral gebaat bij open afzetmarkten. De heer Graus vroeg hoe de regering die nationale belangen gaat profileren. Dat doen we bijvoorbeeld met missies naar bestaande en potentiële afzetmarkten. Onze inzet is daarbij vooral de export van kennis en innovaties over eerlijker, natuurlijker en beter voedsel. Ik geloof dat daar onze toekomst ligt, zoals ik al een aantal keer heb benadrukt. De hogere kwaliteitsstandaarden zullen ons voedsel bij de export ook onderscheiden van dat van andere spelers op de wereldmarkt. Dat helpt om onze agrosector verder te versterken. Het is de ambitie van het kabinet om bij te dragen aan het uitbannen van honger en ondervoeding. Nederland is internationaal toonaangevend op het terrein van voedselproductie. Met kennis kan Nederland bijdragen aan grote uitdagingen, zoals het inspelen op de klimaatverandering, zowel op het gebied van kennis en innovatie als op het gebied van duurzaam geproduceerd voedsel. Ik zal mij daar de komende anderhalf à twee jaar voor de volle honderd procent voor inzetten.

    Tot slot bedank ik mevrouw Thieme voor de dvd Cowspiracy, die zij mij aangeboden heeft. Ik heb die gisteravond helaas niet meer kunnen bekijken. Mevrouw Thieme is er niet, maar de heer Wassenberg luistert mee. De film is op 15 december geprogrammeerd in de grootste zaal van het departement. Alle medewerkers zijn uitgenodigd om de film te bekijken.

    De voorzitter:
    Komt de dvd nog in uw geschenkenregister, of hoeft dat niet?

    Staatssecretaris Van Dam:
    Als hij voldoet aan de eisen die daaraan gesteld worden, zult u hem daar zeker in terugzien.

    De voorzitter:
    Heel goed.

    De heer Graus (PVV):
    Ik wil de staatssecretaris bedanken. Je moet niet alleen zure reacties geven, je moet ook af en toe eens een leuke reactie geven.

    De voorzitter:
    Af en toe, hè?

    De heer Graus (PVV):
    Ik dank de staatssecretaris voor de toezegging dat we "made in Holland" meer gaan uitdragen. Daarbij horen ook meer Frauen Antje. We hebben veel meer Frauen Antje nodig. Toen ik bij de Kamerleden vroeg of zij meer of minder Frauen Antje wilden, zei iedereen meer. Met de voorgangster van de staatssecretaris, staatssecretaris Dijksma, heb ik het erover gehad dat er ook een Frau Antje academy moet komen om ons land meer te vertegenwoordigen. Frau Antje is de bekendste Nederlandse persoon in Duitsland; zij is bekender dan Rudi Carrell, Linda de Mol en André Rieu. Ik weet dat een hooggeplaatst ambtenaar onder de staatssecretaris, de heer Hoogeveen, die academy graag wil gaan leiden op zijn oude dag. Die wil ik hier meteen voordragen.

    Staatssecretaris Van Dam:
    Dat zal hij ongetwijfeld op prijs stellen. Zonder gekheid: de heer Graus wil dat wij ons onderscheiden in de export. Gisteren gaf hij een aantal voorbeelden. Ik vond het dan wel weer typisch dat hij vooral voorbeelden uit Zwitserland gaf. Hij had het over het Zwitserse horloge. Nederland is bijvoorbeeld wereldberoemd om zijn kaas. Ik denk dat we ook in de toekomst moeten nagaan hoe we kunnen helpen om kwalitatieve Nederlandse producten internationaal onderscheidend te laten zijn door middel van branding en marketing. We kunnen helpen om daar kwaliteitslabels voor te ontwikkelen. Dat is natuurlijk primair aan de sector zelf, maar we kunnen daarin altijd ondersteuning bieden. Dat doen we graag. Ik wil wel graag benadrukken dat we een heel modern en vooruitstrevend land zijn en dat we juist daarin het onderscheid zoeken.

    De heer Graus (PVV):
    Ik heb ook Nederlandse producten genoemd. Ik heb zelfs gezegd dat de Chinezen elkaar de kop inslaan voor ons melkpoeder. Ik gaf het Zwitsers uurwerk als voorbeeld. De Zwitsers zetten overal op: made in Switzerland. Overal zie je dat Zwitserse vlaggetje op staan. Zij maken daar gebruik van. Als je een stukje kaas koopt, zie je altijd dat vlaggetje erop staan. Dat doen wij te weinig. Daar doelde ik op met het Zwitserse voorbeeld, maar ik had tal van Nederlandse voorbeelden kunnen geven. Ik had de hele avond kunnen doorgaan. Als de voorzitter mij toestaat, kan ik zo de hele riedel geven, maar dat zal ik niet doen. Ik wilde alleen even toelichten waarom ik het Zwitserse uurwerk en de Duitse automobielindustrie aanhaalde. De Zwitsers en Duitsers zijn veel trotser op hun producten dan wij op de onze. Ik ben blij dat de staatssecretaris hier iets aan gaat doen.

    Staatssecretaris Van Dam:
    Ik begrijp het heel goed. De Zwitsers hebben natuurlijk langjarig een heel degelijk imago opgebouwd waar ze op kunnen voortbouwen. Wij kunnen ook voortbouwen op prestaties uit het verleden en op de kwaliteit waar wij bekend om staan. Dat zal ik dus graag doen. Ik denk dat er nog veel meer kansen voor de toekomst liggen. Ik dank de heer Graus voor de voorzet die hij hierin gegeven heeft in zijn termijn. Daar gaan we mee verder.

    Ik ga in op de vragen die zijn gesteld over biotechnologie. Dat is altijd een wat precair onderwerp, omdat het aan de ene kant kansen biedt, maar aan de andere kant altijd leidt tot maatschappelijke zorgen. Voorop moet staan dat, wat er ook gebeurt, het altijd veilig moet zijn voor mens, dier en milieu. We zien dat onder meer bij genetische modificatie van planten. Nederland heeft een "ja, mits veilig"-beleid ten aanzien van genetisch gemodificeerde planten vanwege de kans die biotechnologie kan bieden voor voedselzekerheid, voedselkwaliteit en duurzaamheid. Mevrouw Lodders noemde het programma van de universiteit van Wageningen voor duurzame resistentie tegen fytoftora, waarbij aardappelen door middel van cisgenese resistent worden gemaakt tegen deze aardappelziekte. Dat is een voorbeeld van een dergelijke toepassing die valt onder het Nederlandse beleid. Zij heeft gevraagd wat mijn agenda op dit punt is. Die zal niet heel veel anders zijn dan die van mijn voorganger.

    Over de status van nieuwe veredelingstechnieken zoals cisgenese bestaat onduidelijkheid. De Europese Commissie heeft aangekondigd, nog dit jaar met een juridische analyse te komen ten aanzien van deze technieken. Ik zal mij, net als mijn voorganger, sterk maken voor duidelijkheid in Europa over deze technieken en voor vrijstelling van cisgenese van de regelgeving met betrekking tot genetische modificatie.

    Ik zei het al: het biedt kansen, het kan bijdragen aan vraagstukken zoals de mondiale voedselzekerheid en duurzaamheid door te zorgen voor gewassen die weerbaar zijn tegen ziektes, tegen droogte of juist tegen hevige regenval. Daar moeten we in het kader van klimaatverandering allemaal rekening mee houden. Of het kan gaan om gewassen die juist consumentenvoordelen bieden, zoals een langere houdbaarheid van producten. We zien aan de andere kant echter ook dat de industrie dit soort technologie vooral heeft gekoppeld aan de verkoop van gewasbeschermingsmiddelen en aan het eigenaarschap van zaden en planten. Dat is nu net een ontwikkeling die ik niet altijd een positieve vind. Dat zorgt er ook voor dat er volop debat is over dat soort ontwikkelingen. Ik vind een genuanceerd debat daarover van belang, waarbij we goed kijken naar de kansen van deze ontwikkeling en ook de zorgen die daarover in de samenleving zijn, serieus nemen.

    Ik kom te spreken over het gemeenschappelijk landbouwbeleid. De nieuwe GLB-periode is net gestart en de eerste wensen voor de volgende periode zijn er al weer, en dat is ook terecht. Mevrouw Lodders deed gisteren een aftrap in dit debat door het Europees landbouwbeleid failliet te noemen. Dat is uiteraard een stellige uitspraak, maar ik neem aan dat die bedoeld is om het debat aan te zwengelen. Ik kon mij wel vinden in een aantal opmerkingen van mevrouw Lodders. Ik kon mij bijvoorbeeld vinden in het feit dat de sector wel erg afhankelijk is van GLB-geld. Het gaat ook om grote bedragen. Het gaat om 40% van de EU-begroting. Daar mogen we ook iets voor terugverwachten.

    Meerdere partijen in de Kamer hebben gisteren aangegeven dat de wens en misschien wel de noodzaak bestaat om het gemeenschappelijk landbouwbeleid te wijzigen. Ik sluit me daar graag bij aan. Ik deel de ambitie van onder anderen mevrouw Lodders om de transitie van inkomenssteun naar steun voor innovatie door te zetten. Daar hoort natuurlijk ook verduurzaming bij. Met innovatie en verduurzaming kunnen we ook een bijdrage leveren om de meest prangende problemen in de wereld het hoofd te bieden. Ik noem het voeden van een groeiende wereldbevolking, de klimaatverandering en ook schaarste van grondstoffen. Ik zou daarom de komende tijd willen bekijken of niet meer geld kan worden ingezet op innovatie, waardoor boeren ook meer ruimte krijgen om te investeren om hun bedrijven toekomstbestendiger te maken.

    Ik zal in elk geval, als ik het komende halfjaar voorzitter ben van de Europese Landbouwraad, een start maken met de discussie over de toekomst van het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Ik wil dat onderwerp agenderen op de informele Landbouwraad van mei. Daar zullen we ook stilstaan bij de wenselijkheid van een eventuele midterm review van het lopende gemeenschappelijk landbouwbeleid. We komen hier dus nog met elkaar over te spreken in het kader van het voorzitterschap en op basis van de evaluatie van de vergroening in 2017. Ik verheug mij op dat debat, omdat ik, net als een meerderheid van de Kamer, zie dat er mogelijkheden zijn voor verbetering.

    Ik wil ook inzetten op een verdere vergroening van het GLB. Het is een grote stap geweest om een flink deel van de inkomenssteun te koppelen aan maatschappelijke waarde, maar we moeten nog wel kijken naar de effectiviteit van die maatregel. De inzet van Nederland bij die vergroening was om het in te vullen met ambitie, een goede balans tussen economie en ecologie en geen greenwashing van de middelen.

    Rapporten van het Europees Milieubureau, waar ook de heer Grashoff naar verwezen heeft, zijn kritisch over het effect van de vergroeningsmaatregel. Ook ik zie mogelijkheden tot verbetering. Daarom heb ik vorige maand een project gehonoreerd dat de sector uitdaagt om met ideeën te komen die de ecologische effectiviteit van de vergroening kunnen versterken, zowel voor de huidige GLB-periode als daarna. Ik zeg erbij dat ik ook gehouden ben aan het eerder genomen Kamerbesluit — de motie van mevrouw Dik-Faber — die het mogelijk maakt om ecologische aandachtsgebieden in te vullen met vanggewassen. Ik zie dat het grootste deel van de ondernemers daarvoor gekozen heeft, waarschijnlijk omdat het inzaaien van vanggewassen ook voor de vergoeding al werd gedaan.

    In Nederland wordt de vergroening gemonitord. Met het oog op de evaluatie in 2017 zal daarover aan de Kamer worden gerapporteerd in de loop van 2016. Hoe het in de praktijk uitpakt moet nog blijken, maar de verwachtingen zijn niet heel optimistisch. De mogelijkheden die Nederland biedt voor het invullen van de ecologische aandachtsgebieden, kunnen jaarlijks worden aangepast. Mocht blijken dat de huidige invulling te weinig oplevert, dan moeten we daar dus ook op ingrijpen.

    Tot slot een opmerking over de vereenvoudiging van het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Die moet ervoor zorgen dat het geld ook echt terechtkomt op de plekken waarvoor het bedoeld is. Er zijn al stappen gezet, zoals rond landschapselementen — het was de wens van de Kamer om deze gemakkelijker mogelijk te maken — maar wij zijn er nog niet. Vereenvoudiging van het geheel is ook een speerpunt tijdens het voorzitterschap gedurende het komende halfjaar. Wij moeten toe werken naar een moderner GLB, maar ook een eenvoudiger GLB. Daarvoor zal ik aandacht vragen tijdens de informele Raad. Ik hoop dat dit een aanzet zal zijn, ook binnen Europa, voor verdere discussie over het gemeenschappelijk landbouwbeleid.

    De heer Van Gerven (SP):
    Ik kom nog even terug op het punt van de gentechgewassen. De staatssecretaris haalde aan dat via gentech een aardappel is ontwikkeld die resistent is tegen phytophthora. Weet hij dat er ook een niet-gentechvariant is die dezelfde eigenschap kan produceren? Wij hebben gentech dus echt niet nodig. Kan de staatssecretaris eens reflecteren op het standpunt van Rijk Zwaan — top of the bill in Nederland op het vlak van veredeling van gewassen — die zegt dat wij ggo helemaal niet nodig hebben om te komen tot een goede veredeling en een optimale productie?

    Staatssecretaris Van Dam:
    De vraag is niet altijd of het nodig is. Ik heb juist gesproken over cisgenese, waarmee je eigenschappen kunt helpen ontwikkelen die je ook op een natuurlijke wijze zou kunnen realiseren. Dat het dus niet nodig is, is evident, want dat is inherent aan cisgenese. Het gaat erom of het is toegestaan. Het is toegestaan; wij hebben in Nederland een "ja, mits veilig"-beleid. Dit valt daaronder.

    De heer Van Gerven (SP):
    Ik trek het wat breder. Ik weet natuurlijk dat cisgenese is toegestaan, maar het gaat erom welke kant wij moeten opgaan. Moeten wij doorgaan met waar wij traditioneel bijzonder goed in zijn geweest, namelijk de natuurlijke veredeling? Of moeten wij de kant op van gentech, dus meer de buitenlandse of de Amerikaanse variant? Wij zijn nu bezig met een eerste debat met de staatssecretaris, ook een wat principieel debat. Kan hij nog eens reflecteren op het idee van een van onze topondernemers, die zegt dat wij gentech eigenlijk niet nodig hebben voor de vooruitgang, de voedselproductie en het zo goed mogelijk voeden van de wereld? Wij kunnen heel goed vooruit met wat wij hebben, maar wij moeten wel iets doen aan het kwekersrecht. Zou de staatsecretaris daar nog enige woorden aan willen wijden?

    Staatssecretaris Van Dam:
    Ik zei net al dat terecht is opgemerkt dat wij cisgenese niet nodig hebben, omdat daarin wordt uitgegaan van de natuurlijke eigenschappen die bij een plant aanwezig zijn en die via gentechnologie sneller kunnen worden ingebracht in het gewas. Dit zou men echter ook kunnen bereiken via veredelingstechnieken. De zorg van de heer Van Gerven, als ik hem goed beluister, heeft ook te maken met de discussie over het kwekersrecht versus het octrooirecht. Ik ben er geen voorstander van dat je natuurlijke eigenschappen van planten zou kunnen patenteren. Volgens mij wordt dat ook vrij breed in de Kamer gedeeld. Tijdens mijn voorzitterschap in het komende halfjaar zal het dan ook mijn inzet zijn om de discussie in Europees verband te blijven voeren en om meer steun te krijgen voor ons standpunt. Dergelijke voorbeelden van gentechnologie bieden kansen, maar maken gebruik van iets wat wij ook langs natuurlijke weg kunnen bereiken.

    Het debat is ingewikkelder als het gaat om transgenese. Daarover zijn de zorgen dan ook veel groter.

    Mevrouw Koşer Kaya (D66):
    Ik wil even terug naar het gemeenschappelijk landbouwbeleid, en dan niet alleen op Nederlands niveau, maar ook op Europees niveau. Duurzaamheid en innovatie zijn de twee sleutelbegrippen die ook de staatssecretaris gebruikt. Ik wil dat dit niet alleen op Nederlands niveau gebeurt, maar ook op Europees niveau en in relatie tot de subsidie die wij vanuit Europa krijgen. Daar zou dit direct aan gelinkt moeten worden. Ik begrijp dat dit in het gemeenschappelijk Europees landbouwbeleid nog niet voldoende gebeurt. Mijn tweede vraag: is er transparantie? U komt daar zo op. Ik zal daar geduldig op wachten, maar dan mijn eerste vraag.

    Staatssecretaris Van Dam:
    Transparantie is mijn volgende onderwerp. Ik heb dit even uit elkaar gehouden, hoewel het in elkaars verlengde ligt.

    De eerste vraag is, als ik die zo mag samenvatten, of de Europese subsidies nu wel voldoende gericht zijn op innovatie. Nee, en dat heeft natuurlijk ook alles te maken met waar het beleid vandaan komt. Het Europees gemeenschappelijk landbouwbeleid was er oorspronkelijk natuurlijk vooral bedoeld om de productie te bevorderen en boeren daarbij inkomenszekerheid te geven. Al jarenlang voeren wij de discussie of we dat niet wat meer kunnen verschuiven naar verduurzaming, vergroening en bevordering van innovatie. Daarin is natuurlijk een stap gezet met het nieuwe gemeenschappelijk landbouwbeleid. Dat blijkt bijvoorbeeld uit het punt dat de inkomenssteun voortaan niet meer gerelateerd is aan de productie maar aan het aantal hectares dat je hebt. Dat is een voordeel voor extensieve bedrijven en een nadeel voor intensieve bedrijven. Verder is er de verplichting van vergroening, die onderdeel is van het basispakket, maar ook het plattelandsontwikkelingsprogramma POP3, met zowel vergroening als innovatie als doelstelling. Europa geeft in dat kader ook ruimte om budgetten daarop meer gericht in te zetten. Wij maken deels gebruik van die mogelijkheid. Dat zou meer kunnen op basis van de Europese regels, minder mag je niet meer. Het lijkt mij goed dat we in de loop van komend jaar ook bijvoorbeeld in het kader van de informele Landbouwraad deze discussie verder met elkaar te voeren, omdat het ook mijn ambitie is om op die Landbouwraad die discussie te agenderen, zeker ook in de richting die u maar ook mevrouw Lodders heeft aangegeven.

    Mevrouw Koşer Kaya (D66):
    Heel goed dat die discussie geagendeerd wordt, maar ik zou dat ook als voorwaarde in het Europese gemeenschappelijke landbouwbeleid willen zien, want dan kun je ook pas de doelen controleren. Dat kunnen we vooralsnog niet.

    Staatssecretaris Van Dam:
    "Als voorwaarde" zie ik dan als een inhoudelijke ambitie, gelet op de opvattingen van D66 over hoe Europa zich moet ontwikkelen. Ik heb nooit gezien dat wij dan in de positie zouden zijn om voorwaarden te stellen. Dat zou mij een luxepositie lijken. Ik neem aan dat u bedoelt dat wij inhoudelijk die kant uit moeten. Nu is vergroening natuurlijk al voor een deel een voorwaarde. Ik heb net al gezegd dat er discussie mogelijk is over de vraag in hoeverre daarmee ook daadwerkelijk de doelen worden bereikt die beoogd werden.

    Mevrouw Lodders (VVD):
    U kent vast de term wel "de krenten uit de pap halen", net de lekkerste dingetjes eruit pakken. Dat gevoel bekruipt me een klein beetje bij de reactie van de staatssecretaris; ik hoop dat ik dat verkeerd zie. Waarom de krenten uit de pap? Ik heb aangegeven, met name om de discussie te openen, dat het gemeenschappelijk landbouwbeleid failliet is. Ik deel van harte wat mevrouw Koşer Kaya heeft gezegd. Ik heb dat ook aangegeven in mijn eerste termijn. De Franse boeren zijn in de jaren tachtig blijven steken en worden daarvoor gecompenseerd. Tegelijkertijd heb ik het voorbeeld genoemd van de Nederlandse boeren: een boer die 5% van zijn land niet mag gebruiken voor de teelt van zijn gewassen. De staatssecretaris kan als een van de krenten uit de pap zien dat we meer moeten inzetten op innovatie. Dat delen we, maar het kan niet zo zijn dat boeren minder inkomensondersteuning krijgen als dat soort bizarre voorbeelden niet wordt geschrapt uit de regelgeving. Dat heb ik gemist in het betoog van de staatssecretaris. Ik zou daar graag wat meer duidelijkheid, visie, richting op krijgen.

    Staatssecretaris Van Dam:
    Mevrouw Lodders suggereert dat dat regelgeving is. Dat is niet zo. Het is een voorwaarde om voor subsidie in aanmerking te komen. Je krijgt geld, belastinggeld dus, vanuit de EU en in ruil voor dat belastinggeld zegt de EU: "Dan verwachten we ook dat u meewerkt aan het realiseren van een aantal maatschappelijke doelen. Een van die maatschappelijke doelen is vergroening. Als u daaraan meewerkt, kunt u dat realiseren door minstens 5% van uw grond ook daarvoor in te zetten." Dat hoeft niet; dat is geen verplichting. Als men geen subsidie wil, hoeft men er ook niet aan te voldoen, maar dan moet je geen subsidie aanvragen. Het is een voorwaarde voor subsidie. Het is ook logisch dat als je subsidie krijgt, daar een aantal maatschappelijke eisen aan wordt gesteld. Die maatschappelijke verwachtingen ten aanzien van verduurzaming en vergroening staan wat mij betreft als een paal boven water. Ik denk dat we ook harder vooruitgaan aan de kant van het stimuleren van innovatie, wat zowel in het belang is van de individuele boer als voor ons als land en zeker voor de Europese Unie als geheel, als we daarin slagen gaan maken. Ik zie dat daar ook nog de mogelijkheid is om het GLB verder te versterken.

    Mevrouw Lodders (VVD):
    Dan wordt mijn zorg toch een beetje werkelijkheid: het kan niet zo zijn dat je vanuit Brussel de beperking krijgt dat je 5% van je land niet meer mag gebruiken. Ik vind het heel normaal dat daar een compensatie tegenover staat. Wat de VVD betreft, gaan we dat budget fors naar beneden bijstellen. We willen niet dat dit soort ridicule eisen worden gesteld aan boeren. Laten we wat overblijft nadat we het budget fors hebben bijgesteld, ook daadwerkelijk inzetten voor innovatie. De Franse boeren — en dat geldt ook voor de Spaanse en Italiaanse boeren — hebben genoeg heuveltjes waar helemaal niets gebeurt ter bevordering van biodiversiteit of duurzaamheid. Die worden dan ingebracht als de 5% akkergronden die men inzet voor de verduurzaming, met 0,0 resultaat, terwijl wij hier hoogproductieve landbouwgrond gaan onttrekken aan de productie van gewassen. Daar wil ik vanaf, daar wil de VVD vanaf.

    Staatssecretaris Van Dam:
    Dat was me op zich helder, maar ik dacht: ik neem in elk geval een deel van het betoog van mevrouw Lodders over. De doelen die met het gemeenschappelijk landbouwbeleid worden nagestreefd, zijn voor een deel al verschoven van alleen maar inkomenssteun naar maatschappelijke doelen, naar vergroening en verduurzaming. Het bevorderen van innovatie is ook een van de mogelijkheden, zij het dat die nog maar beperkt wordt benut.

    Mevrouw Lodders bekritiseert terecht dat het voor de boeren in sommige andere landen een stuk makkelijker is om te voldoen aan de vergroeningsvoorwaarden voor die subsidie, omdat daar van nature elementen in het landschap aanwezig zijn die eigenlijk niet benut kunnen worden en die dan meegeteld kunnen worden bij de inzet voor vergroening. Voor Nederlandse boeren is het soms moeilijker om te voldoen aan de voorwaarden.

    Mevrouw Lodders presenteert het alsof je je aan de regels moet houden en daarvoor gecompenseerd wordt. Het is andersom. Je krijgt geld van de EU en daarvoor in ruil zegt de EU dat je moet voldoen aan een aantal voorwaarden ten aanzien van vergroening. Je kunt ook subsidie krijgen voor verduurzaming en voor innovatie. Ik wil de richting verder bevorderen die is ingezet, nu de richting van het GLB wijzigt naar meer inzet voor maatschappelijke doelen en meer inzet voor innovatie. Wij komen daarover ergens in het voorjaar met elkaar te spreken.

    De heer Grashoff (GroenLinks):
    Ik ben het van harte met de staatssecretaris eens dat de platte inkomenssteun haar langste tijd gehad heeft en dat we daar vanaf moeten, dat we toe moeten naar een vergoeding voor een zekere prestatie, een prestatie die een maatschappelijke meerwaarde heeft. Dat is immers de enige legitimatie om er maatschappelijk geld voor uit te geven. Tot zover. Nu is dat voor een klein stukje gerealiseerd via de vergroeningscomponent in de eerste pijler. Daarvan is op Europees niveau vastgesteld dat het vrijwel volledig ineffectief is. Er wordt nog niet een-op-een een conclusie over Nederland getrokken, maar het lijkt ook niet helemaal alsof we hierin de witte raaf zijn. Kan de staatssecretaris mij uitleggen of het vergroeningsdeel van de eerste pijler nu in Nederland wel effectief wordt toegepast? Verwacht hij dat het daadwerkelijk gaat bijdragen aan herstel van de biodiversiteit?

    Staatssecretaris Van Dam:
    Ik zei net al dat er in Nederland een motie is aangenomen van mevrouw Dik-Faber dat de vergroening kon worden ingezet door het zaaien van vanggewassen en dat dit eigenlijk zaken waren die ook al plaatsvonden voor invoering van het nieuwe GLB. Het GLB heeft dus niet per se tot een verandering geleid, terwijl het natuurlijk wel de intentie was van het nieuwe Europese beleid om een verbetering te realiseren. Uiteraard is daarover discussie mogelijk. Laten we die discussie met elkaar aangaan op het moment dat we over de evaluatie spreken, waarin we kijken of we bereiken wat we wilden bereiken.

    Wat ik verder zei, betrof ook de discussie over een volgende GLB-periode. De eerste discussie die we daarover zullen hebben, is in het voorjaar, ter voorbereiding op de informele Raad. Dan bespreken we niet allen hoe we verder kunnen met verduurzaming en vergroening, maar wat mij betreft ook over het verder versterken van innovatie in de sector. Het zou goed zijn dat wij het geld ook benutten om boeren die hun bedrijfsvoering willen versterken, die voorop willen lopen met innovatie, te ondersteunen. Daar worden nu ook al middelen voor ingezet. Dat kan vervolgens weer discussie opleveren over de vraag of iedereen daar tevreden over is. Ik denk hierbij aan mestverwerking of mestvergisting. Er zijn natuurlijk ook andere vormen van innovatie die Nederlandse boeren kunnen helpen om de stap richting de toekomst te maken en hun bedrijfsvoering te versterken. Daar wil ik met nadruk ook naar kijken.

    De heer Grashoff (GroenLinks):
    Dat lijkt mij prima voor de nieuwe GLB-periode, maar dat is nu niet mijn focus. Ik zou het jammer vinden om een complete GLB-periode door onze vingers te laten glippen. Ziet de staatssecretaris mogelijkheden om met de flexibiliteit die er wel degelijk is in de eerste pijler van het vergroeningsdeel, de middelen effectiever in te zetten ten behoeve van vergroening, lees biodiversiteit? Zo ja, hoe snel kunnen wij dat voor elkaar krijgen?

    Staatssecretaris Van Dam:
    In Europa of in Nederland?

    De heer Grashoff (GroenLinks):
    In Nederland.

    Staatssecretaris Van Dam:
    Mevrouw Lodders heeft duidelijk gezegd dat sommige landen veel minder inspanningen hoeven te leveren. Er komt nog een evaluatie waarna wij hierover verder komen te spreken. Dan is het aan de Kamer om het debat te voeren. In het verleden heeft zij ook debatten gevoerd over de wijze waarop dit moet worden ingevuld.

    Mevrouw Koşer Kaya heeft gevraagd of de transparantie van de subsidies vergroot kan worden. Ik kan haar zeggen dat ik dat ook belangrijk vind. Nederland vervult al langere tijd een voortrekkersrol in de discussie over de openbaarmaking van landbouwsubsidies. Wij zijn reeds in 2005 begonnen met het publiceren van de landbouwsubsidies die worden betaald uit de Europese landbouwfondsen. Wij doen dit op grond van de Wet openbaarheid bestuur. Sinds 2007 zijn alle lidstaten verplicht om de begunstigden van landbouwsubsidies openbaar te maken. Volgens de huidige regels worden daarbij naam-, adres- en woonplaatsgegeven gepubliceerd, alsmede de ontvangen bedragen en de regelingen op grond waarvan de subsidie is uitgekeerd. Daarmee is de nodige transparantie al gewaarborgd. Tegelijkertijd dient ook de regelgeving rond de bescherming van persoonsgegevens te worden gerespecteerd. De overheid kan niet zo maar alles publiceren. Het is kabinetsbeleid om subsidiegegevens zo veel mogelijk openbaar te maken, tenzij privacywetgeving zich daartegen verzet. Momenteel kan iedereen digitaal kosteloos inzicht krijgen in de verstrekte Europese landbouw- en visserijsubsidies. Wat ik ook wil bezien, is of ik de controlegegevens over de besteding van RVO en NVWA, dan wel de Europese Commissie ook openbaar kan maken. Ik zal u daar voor de zomer over informeren.

    Mevrouw Koşer Kaya (D66):
    Ik dacht even dat het bleef bij hetzelfde riedeltje als voorheen, maar ik begrijp dat er nu toch een stap gezet wordt. Kunnen ook de doelen die met die subsidies behaald moeten worden, opgenomen worden? Als dat het geval is, wacht ik wel op die brief.

    Staatssecretaris Van Dam:
    Dat nemen wij uiteraard mee. Mevrouw Koşer Kaya zegt dat er een stap is gezet. Ik zal bezien of het mogelijk is om de controlegegevens openbaar te maken. Daar zal ik u voor de zomer over informeren. Wij doen dit natuurlijk niet als wij niet de intentie hebben om het ook te doen als het kan. Dit even voor alle duidelijkheid.

    Mevrouw Koşer Kaya (D66):
    Dat klinkt weer zo minimaal, terwijl ik zo blij was.

    Staatssecretaris Van Dam:
    Ik wil voorkomen dat u te grote verwachtingen krijgt. Wij gaan kijken of het kan. De intentie is om het te doen als het kan. Ik zal u daar voor de zomer over informeren.

    Mevrouw Koşer Kaya (D66):
    Ik was nog niet klaar met mijn interruptie, maar ik kom hier in tweede termijn op terug.

    Staatssecretaris Van Dam:
    Er zijn de nodige zorgen geuit over de regeldruk. Het kabinet stimuleert een gezond ondernemingsklimaat in de land- en tuinbouw, ook door het verminderen van de regeldruk en door in de Europese context te streven naar een level playing field. Mevrouw Lodders en de heer Geurts hebben mij gevraagd hoe ik tegen de lastenverzwaring voor de sectoren aankijk en welke stappen ik ga zetten om de afspraken uit het regeerakkoord voor de agrosector na te komen. Ik begin met te zeggen dat het kabinet sterk hecht aan het verminderen van de regeldruk bij burgers en bedrijven. Daarvoor is een bedrag van 2,5 miljard euro uitgetrokken. Het kabinet rapporteert daar tweemaal per jaar aan de Tweede Kamer over. Onderdeel van de voortgangsrapportage is een bijlage met een overzicht van maatregelen die effect hebben op de regeldruk. In de voorjaarsrapportage van 2015 is voor 2,37 miljard aan concrete maatregelen in beeld gebracht. Van de ingevulde reductie is 1,35 miljard daadwerkelijk gerealiseerd tot 1 april 2015: 777 miljoen voor bedrijven en 572 miljoen voor burgers en professionals. Momenteel vindt een actualisatie van deze cijfers plaats. In de najaarsrapportage zal hier nader op worden ingegaan. Deze wordt nog voor het kerstreces naar de Kamer gestuurd.

    Ten algemene stimuleert het kabinet een gezond ondernemingsklimaat in de land- en tuinbouw door het verminderen van regeldruk en door in de Europese context te streven naar een level playing field. In de agrosector wordt, in samenwerking met de sector, gewerkt aan een maatwerkaanpak om de regeldruk te verminderen op punten die men zelf als belemmerend ervaart. Deze aanpak dient mede ter uitvoering van de motie van mevrouw Lodders over regels wieden. Mijn voorganger heeft de Kamer in het voorjaar middels een brief geïnformeerd over de inhoud van en de stappen die worden gezet binnen de agromaatwerkaanpak. Momenteel zijn we samen met het bedrijfsleven bezig met de uitvoering ten aanzien van de knelpunten die zijn geïnventariseerd. De eerste daarvan zijn opgelost, zoals die inzake het scheuren van grasland op zand en het inzaaien van tagetes, wat eerder in het seizoen mag, zodat lelieteelt kan plaatsvinden. Begin 2016 wordt samen met het bedrijfsleven verkend of een nieuwe inventarisatieronde gewenst is.

    Ik wil in dit verband opmerken dat onze ondernemers ook baat hebben bij regels, bijvoorbeeld bij de voorwaarden die worden gesteld aan de export van agrarische producten op veterinair en fytosanitair gebied. Dat is van groot belang voor onze positie in de wereld als tweede exporteur. Dat geeft ons soms ook krediet in het buitenland. Ook vloeit regeldruk voort uit de wens van het bedrijfsleven zelf om af te wijken van Europese regelgeving en meer maatwerk voor de Nederlandse situatie mogelijk te maken. Ik noem als voorbeeld de derogatie van het mestbeleid, waarbij we meer mest mogen aanwenden dan volgens de Europese richtlijn is voorgeschreven. Dit is ook het geval bij de identificatie en registratie van klaveren, waarbij de meldtermijn korter is dan Europees wordt voorgeschreven.

    Mevrouw Lodders (VVD):
    De staatssecretaris geeft een bespiegeling over de cijfers naar aanleiding van de ambitie in het regeerakkoord, de 2,5 miljard. Kan hij aangeven hoeveel van de 1,35 miljard die gerealiseerd is ten gunste van de landbouwsector is gekomen?

    Staatssecretaris Van Dam:
    Nee, dat kan ik zo niet. Ik wist dat ik vandaag overhoord zou gaan worden.

    Mevrouw Lodders (VVD):
    Ik had de vraag gisteren al gesteld. Ik zal de staatssecretaris helpen. Volgens mij is de conclusie als wij eind dit jaar gerapporteerd of geïnformeerd worden door de minister dat de landbouwsector of de gehele LNV-tak het slechtst gepresteerd heeft. We zijn er dus nog lang niet. Mijn vraag aan de staatssecretaris is om bij de actualisatie die wij krijgen direct een bespiegeling mee te sturen en daar de regeldruk vanuit Europa specifiek in aan te geven.

    Staatssecretaris Van Dam:
    Direct kan ik niet beloven. Als mevrouw Lodders vraagt of ik dat in de loop van 2016 zou willen doen, een bespiegeling op wat er is gehaald en wat er nog in de pijplijn zit, kan ik dat toezeggen.

    Mevrouw Lodders (VVD):
    Het eerste kwartaal van 2016 lijkt me een prima deal.

    Staatssecretaris Van Dam:
    Laten we dat gaan doen c.q. proberen. Het wordt nog druk in dat eerste kwartaal van 2016.

    Dan kom ik bij het natuurbeleid, het vierde blok: een groener Nederland.

    De voorzitter:
    Moment, staatssecretaris. Mevrouw Dik, wat kan ik voor u betekenen?

    Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
    Voorzitter, mijn excuses. Ik heb even helemaal tot het eind van het blok gewacht, omdat ik verzuimd heb om bij het groene onderwijs nog te vragen naar de aoc's. Ik heb goed geluisterd naar de wijze waarop de motie wordt uitgevoerd. Die komt inderdaad nog terug naar de Kamer. Dat wacht ik met belangstelling af. Ik hoor ook graag wat de staatssecretaris vindt van de bezuiniging op de aoc's zoals die in het regeerakkoord is opgenomen. Het lijkt te gaan om innovatiegeld, maar dit raakt de basisbekostiging. Het levert echt tot meer dan €1.000 verschil op met de bekostiging van het reguliere mbo. Mijn fractie vindt dat eigenlijk niet uit te leggen. Ik ben heel benieuwd hoe de staatssecretaris daarnaar kijkt.

    Staatssecretaris Van Dam:
    Mijn voorganger heeft de Kamer in september een brief gestuurd waarin is ingegaan op de verschillende onderzoeken die zijn gedaan naar het bekostigingsniveau. Daarvan was — dat heeft de Kamer kunnen zien — de conclusie dat het bekostigingsniveau van het groene onderwijs vergelijkbaar is met dat van het reguliere mbo, na deze taakstelling. In die brief is ook aangegeven dat wij willen komen tot een meerjarige ontwikkelagenda voor het groene onderwijs. Ik heb net al gezegd dat ik voor die ontwikkelagenda graag zo snel mogelijk aan tafel wil met het groene onderwijs en het bedrijfsleven om te bekijken hoe wij die kunnen invullen. Ik acht het mogelijk om binnen die invulling te komen tot de besparingen zoals die zijn opgenomen in het regeerakkoord en dus ook in de meerjarenbegroting. Dat is het financieel kader waarvan wij uitgaan.

    Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
    Het klinkt natuurlijk mooi dat er aan een ontwikkelagenda wordt gewerkt. In de Kamer is bovendien een motie aangenomen waarmee zij het groene onderwijs onder OCW wil brengen. Dat zijn allemaal kansrijke perspectieven. De korting gaat echter volgend jaar al in. De staatssecretaris zegt nu wel dat dat geen verschil oplevert, maar ik heb in mijn mailbox een aantal berekeningen liggen. Daarin worden bijvoorbeeld de opleidingen bij de aoc's vergeleken met een opleiding tot stratenmaker. Dat levert een verschil van €1.500 per opleidingsplek. Een vergelijking tussen een opleiding bij een aoc en een opleiding tot assistent-dierenarts levert een verschil van €1.700 op. Dat zijn dus substantiële verschillen. Ik kan het gewoon niet uitleggen dat volgend jaar de aoc's, dus ons groene onderwijs waar we hartstikke trots op zijn, met die forse korting op pad worden gestuurd. Er zijn dus wel mooie perspectieven en er is beweging …

    De voorzitter:
    Het is helder, mevrouw Dik.

    Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
    … maar volgend jaar gaat die korting al in. Dat moet worden opgelost.

    Staatssecretaris Van Dam:
    Nee, die korting moet worden ingevuld. Die korting staat al een aantal jaren in de begroting en volgend jaar gaat zij inderdaad in. Natuurlijk, er zijn altijd bekostigingsverschillen tussen verschillende typen opleidingen. Die zijn er altijd en dat geldt voor het hele onderwijsveld. In de brief van september heeft mevrouw Dik echter de conclusie kunnen lezen dat de aoc's gemiddeld op hetzelfde bekostigingsniveau per leerling zitten als gebruikelijk is in het mbo. Dat is het uitgangspunt. We zullen gezamenlijk, met het groene onderwijs en het bedrijfsleven, bekijken hoe we in het kader van de ontwikkelagenda ook deze taakstelling kunnen invullen. Dat staat volgens mij los van de motie die mevrouw Dik-Faber samen met de heer Van Meenen en mevrouw Lucas heeft ingediend. Ik kom op die motie terug, samen met de minister van Onderwijs.

    Als het de ambitie van de Kamer zou zijn om het groene onderwijs op enig moment over te hevelen, dan moeten we bekijken hoe we het behoud van de pluspunten van het huidige groene onderwijs dan in elk geval kunnen waarborgen. Institutionele discussies worden namelijk wel vaker gevoerd. Volgens mij moeten we echter focussen op de vraag wat juist dat groene onderwijs zo'n sterke positie heeft gegeven. En wat heeft ook de Nederlandse agrosector, die met dat groene onderwijs samenwerkt, zo'n sterke positie gegeven? Waarom werkt die kruisbestuiving zo goed? We zullen in ieder geval moeten bekijken hoe we kunnen waarborgen dat die positie zo sterk blijft, hoe je het institutioneel ook oplost. Ik wijs daarbij bijvoorbeeld ook op de kleinschaligheid van de aoc's. Hoe kunnen we die waarborgen? Daarover ga ik ook in gesprek met mijn collega, de minister van Onderwijs. Aan de hand van die gesprekken komen we bij de Kamer terug om duidelijk te maken hoe we verder gevolg gaan geven aan de motie die is ingediend. Dat staat echter los van de taakstelling, die volgend jaar moet worden ingevuld.

    De voorzitter:
    We gaan naar het vierde blokje, mijnheer de staatssecretaris. Het is nu 16.40 uur. Ik stuur nog steeds op een afronding van de eerste termijn om 17.30 uur. De stemmingen die voor dan gepland staan, gaan ongeveer twee uur duren. Het zou mij veel waard zijn als we de eerste termijn hebben kunnen afronden voordat we gaan stemmen. Ik hoop dus dat we het aan beide zijden kort en puntig kunnen houden.

    Staatssecretaris Van Dam:
    Dat zou moeten kunnen lukken, schat ik zo in.

    Met het natuurbeleid zijn in de afgelopen jaren letterlijk meters gemaakt. Mijn voorganger heeft in de afgelopen drie jaar meer dan 100 natuurgebieden aangewezen. Ik ga met dat aanwijzen door. Daarmee komt de basis op orde. Die basis moet voldoende stevig zijn om met de samenleving te kunnen bouwen aan natuur die ertoe doet. Het moet ook natuur zijn die we kunnen beleven, bijvoorbeeld in de nationale parken, maar ook daarbuiten. Het moet natuur zijn die we kunnen benutten en als gevolg daarvan willen beschermen.

    In de natuurvisie is geconstateerd dat het natuurbeleid dat jarenlang is gevoerd, onvoldoende effectief is gebleken om de biodiversiteitsdoelen te halen. De heer Wassenberg heeft mij gevraagd welke verantwoordelijkheid ik hierbij op me neem. Ik wil de aanpak voortzetten waarvoor is gekozen in de natuurvisie. Enerzijds werk ik aan een hecht fundament van onder meer een Nationaal Natuurnetwerk en een effectieve natuurwetgeving. Over de realisatie van zo'n Nationaal Natuurnetwerk zijn met de provincies afspraken gemaakt in het Natuurpact. Over de voortgang daarvan ga ik regelmatig met de provincies in gesprek. De samenwerking met de provincies verloopt goed. Een sterkere regie acht ik daarom niet nodig. Sterker nog, die zou volgens mij ook door de provincies als onwenselijk worden ervaren.

    Anderzijds bouw ik, meer dan voorheen, mee aan een verbetering van de biodiversiteit, door onder andere het stimuleren van groen ondernemerschap en natuur in combinatie met bijvoorbeeld gezondheid, waterbeleid en energiebeleid. De crux van de nieuwe aanpak is dat de verantwoordelijkheid voor een betere natuur een gedeelde verantwoordelijkheid moet zijn.

    Gisteren liep de heer Van Gerven meerdere malen naar de microfoon om op te merken dat de oppervlakte van natuur in Nederland afneemt. Uit de eerste voortgangsrapportage van de provincies over de uitvoering van het natuurpact, die ik onlangs van het IPO heb ontvangen, blijkt een duidelijke toename van verworven en ingericht natuurnetwerk in de periode van 2011 tot en met 2014. In deze periode is ongeveer 11.500 hectare verworven en 25.294 hectare ingericht. Er is derhalve sprake van een toename van het Natuurnetwerk Nederland. Daarmee ligt de uitvoering goed op schema om in 2027 ten minste 80.000 hectare extra natuur te realiseren. Waar de heer Van Gerven naar zou kunnen verwijzen, is de zevende voortgangsrapportage van het groot project EHS over 2014, die lijkt te wijzen op een afname van de verworven oppervlakte natuurnetwerk. Er is echter sprake van verschillende definities. Met provincies zal ik overleg voeren om te komen tot een eenduidige systematiek. Die kunnen we opnemen in een overzichtskaart — ik meen dat de heer Grashoff hiernaar vroeg — waarmee de Kamer in een oogopslag duidelijkheid krijgt waaraan gewerkt wordt. Voor de zomer kom ik met een brief aan de Kamer waarin een en ander duidelijk zal worden.

    In 2016 gaan we van start met een nieuw stelsel voor agrarisch natuurbeheer. Centraal daarin staat een focus op kansrijke gebieden en uitvoering door collectieven van agrariërs. Het wordt effectiever en moet ook effectiever. We doen dat door samenwerking tussen boeren, door meer ruimte voor lokale expertise bij de invulling van het beheer en door een concentratie van middelen waar ze effect kunnen hebben. Het wordt ook efficiënter: we gaan terug in het aantal subsidierelaties van 14.000 naar 40. Er is in de afgelopen jaren heel veel werk verzet door collectieven, provincies en uitvoeringsorganisaties om het nieuwe stelsel mogelijk te maken. We hebben de Europese Commissie weten te interesseren voor deze aanpakken. De Commissie heeft haar eigen regelgeving ervoor aangepast. Vooral door de boeren in de collectieven is een grote omslag gemaakt. Zelfstandige ondernemers zijn gaan denken en samenwerken vanuit het gemeenschappelijke belang. Meer en meer worden maatschappelijke organisaties betrokken bij de plannen die collectieven maken. De collectieven hebben daarin een grote prestatie geleverd, maar het stelsel is voor iedereen nieuw: voor boeren, voor collectieven en voor overheden. Iedereen moet ermee leren werken en leren hoe we het beste uit het stelsel halen.

    Ik ben het eens met de heer Grashoff, die aangaf dat middelen effectief ingezet moeten worden en die vroeg of er een ex-ante-evaluatie kan komen. Gebiedsaanvragen worden om de effectiviteit te borgen getoetst aan de doelen in de provinciale natuurbeheerplannen. Op basis van de subsidiebeschikking stellen de collectieven hun beheerplannen op, waarin de concrete beheermaatregelen door individuele boeren worden vastgelegd. Alterra heeft begin 2015 geanalyseerd in hoeverre de provinciale ontwerpnatuurbeheerplannen bijdragen aan de effectiviteit van het nieuwe stelsel. Als vervolg hierop wordt in overleg met provincies, Stichting Collectief Agrarisch Natuurbeheer en maatschappelijke organisaties ingezet op een doelgerichte ex-ante-evaluatie naar de te verwachten effecten van de ingediende beheerplannen. Met die conclusies en de ervaringen gaan we het stelsel en de effectiviteit daarvan steeds verder verbeteren. We noemen dat "lerend beheren". Wanneer we collectieve problemen tegenkomen, kunnen ze erop rekenen dat ze bij provincies en Rijk een luisterend oor en een helpende hand vinden.

    De heer Wassenberg vroeg mij waarom ik bezuinig op natuur, maar wel meer geld uitgeef aan natuursubsidies aan boeren. We bezuinigen niet op natuur. Er is deze periode juist extra geïnvesteerd in natuur. Een belangrijk doel van het natuurbeleid is om onze prachtige landschappen, onze unieke natuur en onze kwetsbare dieren te beschermen. Een deel van de soorten waarvoor Nederland een internationale verplichting heeft, komt vooral voor buiten Natura 2000 en het Natuurnetwerk Nederland en is afhankelijk van agrarisch gebied. Denk aan de weidevogels, waarover ik zo nog apart kom te spreken, en de akkervogels. Om de goede leefomstandigheden voor die soorten te creëren, is beheer door boeren nodig. Voor het uitvoeren van dat beheer ontvangen zij natuursubsidies.

    Voorzitter. Ik kom zo te spreken over de weidevogels, maar gelet op de ingenomen posities hier tegenover mij, is het misschien niet verstandig om meteen daartoe over te gaan.

    De heer Van Gerven (SP):
    Ik heb gevraagd of de staatssecretaris het regeerakkoord onderschrijft, waarin wordt verwoord door de minister-president dat we de ecologische hoofdstructuur volledig gaan realiseren. Staat de staatssecretaris daar nog steeds achter? Hij zegt dat ik met cijfers ben gekomen waaruit blijkt dat de hoeveelheid natuur afneemt en dat hij zelf cijfers heeft waaruit blijkt dat die toeneemt. Ik wil niet in een welles-nietesspelletje vervallen. Er moet wel helderheid over komen, omdat ook Natuurmonumenten de noodklok luidt op dit punt. Bovendien wordt in de zevende voortgangsrapportage een daling aangegeven. Ik zou graag willen weten hoe het zit en of de staatssecretaris de ecologische hoofdstructuur met 728.500 hectare wil realiseren.

    Staatssecretaris Van Dam:
    Dat zijn verschillende vragen in één keer. De heer Van Gerven vraagt of ik het regeerakkoord onderschrijf. Uiteraard. Hij vraagt naar de ecologische hoofdstructuur en naar wat wij nu doen. Dat weet de heer Van Gerven: dat is het realiseren van het Natuurnetwerk Nederland. Ik heb gezegd dat wij voor de zomer duidelijkheid bieden over de cijfers en dat wij met de provincies in overleg zullen treden over eenduidige definities, waardoor het beter vergelijkbaar wordt. Uit de cijfers blijkt dat de hoeveelheid natuur toeneemt, terwijl je uit de rapportage die ik aanhaalde, zou kunnen afleiden dat die afneemt. Dat heeft waarschijnlijk te maken met een verschil in definities. Wij gaan daarover om de tafel en komen er voor de zomer op terug.

    De heer Van Gerven (SP):
    Dan neem ik aan dat het volledige plan dat in 2012 is verwoord, of dat nu "ecologische hoofdstructuur" heet of "Natuurnetwerk Nederland", wat de staatssecretaris betreft gerealiseerd gaat worden met behulp van de provincies.

    Staatssecretaris Van Dam:
    Het Natuurnetwerk Nederland is iets waaraan de provincies en ik gecommitteerd zijn.

    De heer Wassenberg (PvdD):
    Ik heb een paar vragen over het vorige blokje. Dat komt door de snelheid waarmee de staatssecretaris door de onderwerpen marcheert.

    De voorzitter:
    Ik probeer hem de hele tijd af te remmen, maar hij is niet te houden.

    Staatssecretaris Van Dam:
    Ik wordt daartoe zeer aangemoedigd door de voorzitter.

    De heer Wassenberg (PvdD):
    We hebben gisteren ook gesproken over de biodiversiteit. Er is een aantal rapporten verschenen waaruit blijkt dat het slecht gaat en dat Nederland met uitwerken achterloopt op allerlei Europese regels. Het aanwijzen van Natura 2000-gebieden is traag gegaan. Wat ook traag is gegaan en nog steeds traag gaat, is het verbinden van natuurgebieden, iets wat erg belangrijk is. Aan een aantal natuurgebieden die als losse postzegels verspreid door het land liggen, heb je niet veel. Die moeten verbonden worden, want anders sterven plant- en diersoorten uit. De verbinding is echt cruciaal. Daar staat of valt het natuurbeleid mee. Ik heb ook gevraagd om een sterke regierol van de staatssecretaris. Dat heeft onder meer te maken met het feit dat de natuurgebieden vaak in andere provincies liggen. Daar moet de rijksoverheid op sturen. De Programmatische Aanpak Stikstof is op 1 juli 2015 ingegaan. In juni heeft Noord-Brabant een aantal regels voorbereid om in bepaalde gevallen vee-industrieën strenge regels op te leggen. Dat is in het diepste geheim gebeurd om te voorkomen dat er allerlei aanvragen zouden komen. Dat is ook voorkomen.

    De voorzitter:
    Gaat u richting een vraag?

    De heer Wassenberg (PvdD):
    Ja, nu ga ik richting mijn vraag. Uiteindelijk heeft Noord-Brabant strenge regels gesteld. De ruimte die ontstond, is meteen opgevuld door Limburgse bedrijven die in hetzelfde grensgebied lagen en die de ontwikkelruimte hebben opgevuld. Wat er gewonnen is in Noord-Brabant is meteen tenietgedaan in Limburg. Is daar niet een strengere coördinatie en regie van de rijksoverheid nodig?

    Staatssecretaris Van Dam:
    Dat was een lange vraag, waar meerdere vragen in zaten. Ik hoop dat ik erin slaag om die allemaal recht te doen. De heer Wassenberg vindt dat de aanwijzing van natuurgebieden traag gaat. Ik ben van mening dat wij er zeer voortvarend mee bezig zijn. Ik zal de lijn van mijn voorganger voortzetten. Er moeten zeker nog natuurgebieden worden aangewezen, maar er zijn al grote stappen gezet.

    Voorts zegt de heer Wassenberg dat je niets hebt aan losse natuurgebieden. Zo zou ik dat niet willen zeggen. Die zijn goed voor de natuur en mensen beleven daar veel plezier in. Hij zegt terecht dat het goed is als ze verbonden worden. Dat is de ambitie van het Natuurnetwerk Nederland. Wij proberen dat samen met de provincies te realiseren. Ik heb al gezegd dat wij daar allemaal zeer aan gecommitteerd zijn.

    De heer Wassenberg vraagt om een sterke regierol. Dat is niet hoe wij het georganiseerd hebben. Provincies en Rijk werken samen. Die samenwerking ging onder mijn voorganger voortreffelijk en ik ben zeker van plan om die zo voort te zetten, juist omdat wij elkaar nodig hebben om de ambities te realiseren waarover de heer Wassenberg spreekt.

    Verder verwees hij naar het PAS. In het PAS wordt rekening gehouden met dit soort ontwikkelingen. Als er op de ene plek ruimte ontstaat, kan die op een andere plek worden ingevuld. Dat is het achterliggende idee. Het is aan provincies onderling om daarover afspraken te maken, als men vindt dat de activiteiten van de een te veel effect hebben op de activiteiten van de ander.

    De heer Wassenberg (PvdD):
    Ja, maar het PAS is toch ook bedoeld om stikstof terug te dringen? Als de ene provincie zegt stikstof te willen terugdringen, terwijl de andere provincie ruimte denkt te hebben om extra stikstof toe te voegen, dan gaat het gebied er per saldo absoluut niet op vooruit. Daar was het PAS toch voor bedoeld?

    Staatssecretaris Van Dam:
    Het PAS is bedoeld om twee dingen naast elkaar te realiseren, namelijk bescherming van de natuur en het voorkomen van overbemesting door de neerslag van stikstof, maar ook om ruimte te creëren voor economische ontwikkeling. Ik noem als voorbeeld dat er een ontwikkeling gaande is dat auto's steeds schoner worden en steeds minder stikstofoxide uitstoten. Dat kan ruimte creëren voor andere economische activiteiten. Het PAS is ook bedoeld om te voorkomen dat ons land op slot gaat, omdat we alleen met de blik van de natuurbescherming kijken. De bedoeling is juist om natuur en economische activiteiten beide mogelijk te maken, zodat het beschermen van natuur hand in hand kan gaan met ruimte creëren voor economische activiteit. Dat is de doelstelling van het PAS.

    De heer Grashoff (GroenLinks):
    De staatssecretaris heeft keurig antwoord gegeven over het agrarisch natuurbeheer en de toetsing bij de provincies. Ik kan mij voorstellen hoe zo'n antwoord tot stand komt. Dat zal in strikt formele zin ongetwijfeld juist zijn. En toch bereiken mij serieuze signalen dat er provincies zijn — maar dat geldt niet voor alle provincies — die er de kantjes vanaf lopen. Dat is vrij simpel, want die collectieven zijn nieuw. Als er maar een leuk plannetje ligt van die collectieven, dan zeggen we heel snel ja en dan geven we gauw een vergunning af. Dan is er de toetsing aan het provinciaal natuurplan, maar dat is een document dat op hoofdlijnen is geschreven, en niet een heel fijnmazig plan. Als het erop aankomt wat je nu precies doet aan agrarisch natuurbeheer, kun je dat niet of nauwelijks serieus afwegen, dus dat is al heel gauw goed.

    Volgens mij hebben we een parallel belang. De staatssecretaris zal er geen plezier van hebben als binnen een jaar de kritiek op het brandnieuwe agrarisch natuurbeleid hetzelfde is als op het vorige. Het is geen sinecure om het effectief te krijgen. Ik heb geen pasklare oplossing, maar ik vraag de staatssecretaris om even mee te denken over de vraag op wat voor manier je hier nu grip op krijgt. Ik vrees dat we over een jaar zullen constateren dat het effect te klein is.

    Staatssecretaris Van Dam:
    De heer Grashoff vroeg in dit kader ook om een ex-ante-evaluatie. Ik heb al gezegd dat dit de inzet is en dat daaraan gewerkt wordt. Ik denk dat het te vroeg is voor kritiek, want we gaan nu over naar een nieuw stelsel. De bedoeling is dat die ex-ante-evaluatie deel gaat uitmaken van de beoordeling van plannen. Dat zou de zorg van de heer Grashoff op voorhand een beetje kunnen wegnemen. Laten we wel wezen, het nieuwe stelsel gaat vanaf 1 januari in. Het is misschien wat voorbarig om kritiek te hebben op een stelsel dat nog moet ingaan. Laten we eerst eens kijken of dat goed gaat werken. Ik heb daar vertrouwen in.

    De heer Grashoff (GroenLinks):
    Ik ben niet te vroeg, maar ik constateer iets wat nu gaande is. Die planvorming vindt nu plaats. Het stelsel gaat in per 1 januari, maar er zijn provincies die nu al vergunningen hebben verleend. De staatssecretaris zegt dat een ex-ante-evaluatie onderdeel gaat uitmaken van het proces, maar dan is het eerste jaar dus verloren. We gaan vanaf maart een nieuw groeiseizoen. Dan wordt het relevant, maar dat hebben we dan gemist. Ik vind het een enorme gemiste kans dat die toets niet al deel uitmaakt van de procedure. Ik vraag om erop toe te zien dat die heel tijdig voor het volgend jaar in de procedures wordt ingevoegd.

    Staatssecretaris Van Dam:
    Dat snap ik, maar volgens mij zijn de Provinciale Staten ook de plek om dit soort debatten te voeren. Als de heer Grashoff de ambities van sommige provincies te mager vindt, dan zijn er vast partijgenoten in Provinciale Staten die daarover kunnen discussiëren. Het is niet aan mij om de hele tijd elke afzonderlijke provincie op de huid te zitten. Dat is niet de manier waarop wij met elkaar samenwerken. Wij werken met elkaar samen in het vertrouwen dat wij de ambities met elkaar delen.

    De heer Leenders (PvdA):
    Daar wil ik toch nog een vervolgvraag over stellen. Gisteren heb ik met name een vraag gesteld over de mogelijkheden van provincies om tussentijds bij te sturen. In de schriftelijke antwoorden lees ik: "Jaarlijks bespreken provincie en collectief de voortgang in de uitvoering. Op grond hiervan is bijstelling van het beheer mogelijk, binnen de kaders van de afgegeven subsidiebeschikking". Ik stel mij voor dat in de subsidiebeschikking in ieder geval de mogelijkheid is vervat dat Provinciale Staten — of Gedeputeerde Staten, want zij zijn de uitvoerders — kunnen bijsturen indien de effectiviteit niet is wat die zou moeten zijn.

    Staatssecretaris Van Dam:
    Dat lijkt mij van wel, maar ik snap niet helemaal waar de heer Leenders naar vraagt.

    De heer Leenders (PvdA):
    Misschien kan de staatssecretaris in het gesprek dat hij met de provincies daarover voert, eens bekijken of de subsidiebeschikking voldoende ruimte biedt om een zodanige bijsturingsmogelijkheden op te nemen. In de antwoorden staat immers "binnen de kaders van de afgegeven subsidiebeschikking". De subsidiebeschikking is dus heel erg belangrijk bij het geven van sturingsmogelijkheden aan de provincies.

    Staatssecretaris Van Dam:
    Vanzelfsprekend. Als je een subsidiebeschikking hebt afgegeven en je wilt tussentijds bijsturen, dan moet je dat op voorhand al hebben aangegeven, anders heb je daar geen juridische basis voor. Als de heer Leenders mij vraagt of ik dit onder de aandacht wil brengen van de provincie, dan zeg ik dat ik dat natuurlijk altijd kan doen. Ik vermoed dat de provincies ook luisteren naar dit debat. Ze zullen daarop geattendeerd zijn. Wij kunnen dat altijd nog een keer doen, zo zeg ik tegen de heer Leenders.

    De weidevogels zijn een onlosmakelijk onderdeel van ons prachtige weidelandschap. Niet voor niets stond ik daar al in mijn inleiding bij stil. Zo denkt niet alleen Marsman terug aan Nederland toen hij een tijd in het buitenland zat, maar zo denken velen aan Nederland: de groene weidelandschappen, het water daartussen en de koeien in de wei. De weidevogels horen daar ook bij. Hun aantallen nemen echter al jaren fors af. Die afname is zelfs zo fors dat wij ons zorgen moeten maken. Samen met boeren, natuurorganisaties, provincies en andere belanghebbende partijen wil ik daarom alles op alles zetten om een ombuiging van die trend te realiseren. Daarom moet voor de zomer van 2016 een breed gedragen plan van aanpak gereed zijn waarin de volgende stappen terugkomen. 1. De effectiviteit van het huidige beheer moet worden vergroot. Ik vraag daarom aan Alterra om op korte termijn in kaart te brengen wat je zou moeten doen voor een gezonde populatieomvang van weidevogels en welke ambitie daarbij haalbaar is. 2. Wij moeten inzetten op boeren van morgen. Dat stelt ook eisen aan de inrichting van de bedrijfsvoering. Er dient meer aandacht te zijn voor landbouw en natuur in de curricula van groene opleidingen. Samen met de provincie Friesland financier ik het inrichten van een lectoraat over weidevogels door de Hogeschool Van Hall Larenstein. Wij moeten naar systeeminnovatie zoeken. Het is nodig om boeren die aan weidevogelbeheer willen doen, handelingsperspectieven te geven, opdat het aantrekkelijk wordt om weidevogelbeheer te integreren in de bedrijfsvoering.

    De heer Grashoff heeft gevraagd hoe ik het weidevogelbeheer denk te kunnen financieren uit de 30 miljoen die Nederland van Brussel heeft gekregen in het kader van de situatie in de melkveehouderij. Deze 30 miljoen zet Nederland in volgens de drie sporen verduurzaming melkveehouderij, vitalisering van de varkenshouderij en mestverwerking. De gesprekken over de concrete invulling van deze sporen met de sector en de Europese Commissie zijn nog gaande. Het is mijn inzet om ook weidevogelbeheer onderdeel uit te laten maken van het pakket. De vraag van de heer Grashoff of de Europese Commissie de inzet van deze middelen voor weidevogelbeheer zal goedkeuren, kan ik zonder meer beantwoorden met ja. De Commissie heeft dit inmiddels bevestigd. Productie die zich mede richt op maatschappelijk draagvlak, zoals het weidevogelbeheer, versterkt de markt voor een dergelijk product. Het weidevogelbeheer past daarmee binnen het door de Europese Commissie vastgestelde kader.

    Ik ben nu aangekomen bij de fitnesscheck van de Vogel- en Habitatrichtlijn.

    De heer Wassenberg (PvdD):
    Ik liep maar snel naar de interruptiemicrofoon, want ik dacht: het gaat me geen tweede keer gebeuren dat ik te laat ben.

    Ik wilde nog even verdergaan over de weidevogels, ook omdat die alles te maken hebben met het blokje over het agrarisch natuurbeheer. De staatssecretaris zegt dat er een plan komt en dat we gaan bekijken wat we moeten doen. Maar volgens mij moeten we beginnen met vaststellen waarom het zo slecht gaat met de weidevogel. Uit alle rapporten, ook het recente rapport Living Planet van het Wereld Natuur Fonds‎, blijkt dat wij hier een zeer intensief maaibeleid hebben met drie keer per jaar. Verder hebben wij een monocultuur van grasland, waar weinig bloemen en kruiden zijn en daarom ook geen insecten en ook geen voedsel voor de weidevogels. Wij hebben hier een hoog gifgebruik. Wij hebben een intensieve veehouderij. Die wordt ook door het Wereld Natuur Fonds aangehaald, waarbij het WNF zegt dat alles hier onder stikstof wordt bedolven, waardoor de soortenrijkdom afneemt en daardoor het aantal weidevogels. Ik hoor graag een reactie van de staatssecretaris op de vraag of wij die weidevogels wel kunnen beschermen als wij het hele landbouwbeleid niet rigoureus veranderen.

    Staatssecretaris Van Dam:
    Het valt me in dit debat op dat het antwoord van de Partij voor de Dieren altijd is dat de hele landbouwsector totaal anders moet worden georganiseerd. Dat is niet altijd een even kansrijk perspectief. Je moet bekijken of je de bescherming van weidevogels kunt integreren in de bedrijfsvoering van agrarische bedrijven. In mijn brief heb ik aangegeven dat dat niet makkelijk zal zijn en dat er geen eenvoudige antwoorden zijn voor het beschermen van de weidevogels. Om die reden hanteer ik in het plan van aanpak die verschillende sporen en wil ik deze graag budgettair ondersteunen, ook gebruikmakend van middelen die uit de EU komen. Daarmee hebben we echter niet het ei van Columbus gevonden. Ik vraag Alterra dus niet voor niets om in beeld te brengen hoe een gezonde populatieomvang van weidevogels er in Nederland uit zou kunnen zien. Ik denk niet dat we terug zullen kunnen naar de aantallen die we ooit hadden, maar ik wil wel dat de omvang van die populatie gezond is. Ik vind wel dat we het tij moeten keren, sowieso vanwege de intrinsieke natuurwaarde van weidevogels, maar ook omdat ze bij Nederland horen. Ik vind daarom dat we hierin ambitieus moeten zijn. De heer Van Wassenberg heeft gelijk dat die ambities moeilijk zijn te realiseren, maar als hij zegt dat een compleet ander landbouwsysteem de enige manier is waarop dat kan, lijkt mij dat niet realistisch.

    De heer Wassenberg (PvdD):
    Dit is een beetje een jij-bak, want niet alleen de Partij voor de Dieren roept dit. Alle deskundigen zeggen dat er te intensief wordt gemaaid, dat er te veel gif wordt gebruikt, dat er te veel monoculturen zijn en dat de boel hier wordt verstikt door stikstof. Die vier punten veranderen, noem ik een rigoureuze aanpak. Het is erg flauw om te zeggen dat alleen de Partij voor de Dieren dat wil veranderen. Nee, dit zijn de adviezen van deskundigen. Die zeggen dat we dat zullen moeten doen als we die weidevogels en de natuur willen helpen. Dat geldt trouwens ook voor het agrarisch natuurbeheer. Dat kan prima zijn, maar zolang we op zo'n intensieve manier onze gronden gebruiken, heeft dat agrarisch natuurbeheer heel weinig zin.

    Staatssecretaris Van Dam:
    Ja, maar ik wijs erop dat er ook deskundigen zijn die in dit opzicht wijzen op de roofdierenpopulatie, die in de afgelopen jaren is vergroot en invloed heeft op de stand van de weidevogels. Er is dus meer bij te betrekken dan de invloed van de landbouw. Om die reden vragen wij Alterra om in beeld te brengen wat een gezonde populatie is en wat voor maatregelen daarvoor nodig zouden zijn, en mogelijk; daar moet je namelijk wel naar kijken. Natuurlijk betekent dit ook iets voor de manier waarop boeren met hun land omgaan. Boeren hebben in onze samenleving nu eenmaal de bijzondere positie dat zij niet alleen een bedrijf runnen, maar ook ons landschap beheren, waar we allemaal van genieten. We hebben de discussie hierover al gehad. Voor die rol financieren we hen ook, voor een deel uit Europese middelen. Er zijn mogelijkheden om de financiering op dit punt te versterken, ook omdat dit voor boeren veranderingen in de bedrijfsvoering meebrengt: op een ander moment maaien, anders maaien, misschien een deel van het land tijdelijk laten gebruiken ten behoeve van de weidevogelstand. Al dit soort opties moet in beeld gebracht worden en vertaald worden naar de bestaande praktijk, maar ook — dat zeg ik niet voor niets — naar de boeren van morgen, de jongeren die een opleiding volgen. Dit moet dus verankerd worden in het groenonderwijs. We willen namelijk weidevogels niet alleen de komende paar jaar beschermen, maar we willen ze voor de toekomst voor ons land behouden.

    De heer Grashoff (GroenLinks):
    Hoewel het best een complex vraagstuk is, moeten we het ook niet ingewikkelder maken dan nodig is. Er zijn uitstekende voorbeelden waarin weidevogelbeheer is geïntegreerd in bestaande agrarische bedrijfsvoering. De Vogelbescherming werkt met ongeveer 100 weidevogelboeren samen. Die doen het gelukkig uitstekend op dit vlak. Het is echter ook een kwestie van middelen. Het is goed dat de staatssecretaris ambitie heeft. Het is goed dat hij Alterra een en ander nog nader laat concretiseren. Deskundigen van de Vogelbescherming zeggen echter ook dat je wel een kerngebied van ongeveer 70.000 hectare moet hebben voor de weidevogels. Daar kunnen overigens ook koeien staan. Dit betekent wel dat wij boeren ten minste zullen moeten vergoeden voor het verlies aan maaiopbrengst. Dat zal er namelijk mee gepaard gaan. Bij de boeren is geen rek om dit uit eigen portemonnee te betalen. Dat vraagt in behoorlijke mate om middelen. Is de staatssecretaris bereid en in staat om heel slim en effectief te sturen op met name de GLB-middelen, om er zo voor te zorgen dat er de komende jaren voldoende geld in het laatje komt voor het weidevogelbeheer?

    Staatssecretaris Van Dam:
    Dan is het natuurlijk altijd de vraag wat voldoende is. De inzet is om hiervoor substantieel Europees geld te benutten, juist ook omdat de betreffende boerenbedrijven hierdoor worden versterkt. De boeren moeten altijd rekening houden met de omgeving, met de natuur, met de wensen van de samenleving voor het landschap. Dat weten ze zelf het beste. Dit geeft ook de kans om boeren daarbij te helpen en om voor een deel hun kosten hiervoor te vergoeden. Ik wil die kans dus niet onbenut laten. Het is mijn bedoeling om een deel van de middelen hiervoor in te zetten. We zullen hierover spreken met de sector. Het is altijd de vraag hoeveel je nodig hebt als je het goed wilt doen. Dat laten we via het onderzoek in beeld brengen. We werken niet voor niets bijvoorbeeld samen met de provincie Friesland in de financiering van het lectoraat. Ook dit is een inspanning die we gezamenlijk moeten doen.

    De heer Grashoff (GroenLinks):
    Ik ben blij met het antwoord en met de ambitie die eruit spreekt. Ik ga ervan uit dat we elkaar weer spreken als het plan van aanpak er is. Ik hoop dat de staatssecretaris bereid is om niet te wachten tot eind juni. Misschien kan hij daar nog iets over zeggen. Eind juni valt ook nog binnen het eerste halfjaar van 2016, maar ik hoop dat het eerder komt, zodat we er eerder over kunnen spreken, in ieder geval voor het zomerreces. Verder heb ik er vertrouwen in dat we eruit zullen komen, eventueel met wat steun in de rug van ons. Ik heb al een amendement aangekondigd.

    Staatssecretaris Van Dam:
    Het is op zichzelf het mooist als we het erover kunnen hebben in de maanden waarin de weidevogels het meest in het oog springen.

    Mevrouw Lodders (VVD):
    Ik denk inderdaad dat het heel goed is dat de staatssecretaris zich snel buigt over het verzoek van GroenLinks. Ik denk dat we heel veel aanvragen zullen krijgen van de individuele grutto voor een gps-systeem om dat weiland van 70.000 hectare te kunnen vinden.

    Even zonder dollen, voordat we overgaan tot maatregelen, moet er onderzoek gedaan worden. Dat is van cruciaal belang. Ik sprintte naar voren, omdat ik weer vind dat de focus wel heel nadrukkelijk op het natuurgedeelte ligt en te weinig op allerlei andere aspecten. Ik vraag de staatssecretaris om aan te geven dat er een evenwichtig onderzoek zal plaatsvinden, ook naar de verschillende predatoren en wildstandplannen en dergelijke. Ik vraag hem om al die zaken erbij te betrekken voordat er daadwerkelijk geld uitgegeven wordt.

    Staatssecretaris Van Dam:
    Dat zijn twee verschillende dingen. Dat onderzoek is inderdaad zo breed. Dat is de bedoeling. Het gaat erom dat in beeld wordt gebracht hoe een gezonde populatie eruitziet en wat ervoor nodig is om die gezonde populatieomvang te bereiken en te behouden. Het is onontkoombaar dat daarvoor middelen nodig zijn. Als we vanuit de Europese Unie middelen krijgen die we hiervoor kunnen benutten, die ten goede komen aan de boeren en die ons helpen om deze ambitie te realiseren, zouden we wel gek zijn als we die mogelijkheid niet benutten. Daarover zijn we in gesprek met de sector. Zodra we daarover meer helderheid hebben, zullen we de Kamer informeren. Dat is onze gezamenlijke ambitie.

    Mevrouw Lodders (VVD):
    Dat zijn inderdaad twee verschillende trajecten. De staatssecretaris heeft het nu over de middelen om de crisis in de veehouderij te beslechten. Op het moment dat een boer een gps-systeem voor een nest moet aanschaffen, zal dat nooit voor 100% gesubsidieerd worden. Hij zal dus zelf moeten bijdragen en daardoor wordt de kostprijs verhoogd. Daar zit dat element in ieder geval in. Ik wil daar nadrukkelijk aandacht voor hebben. Een aantal bestedingen van het geld uit Europa, de nationale enveloppen van 30 miljoen, zijn zeer goed, afgaand op wat ik in de media hoor rondzingen, maar het geld moet echt ten goede komen aan het beslechten van de crisis in de veehouderij.

    Staatssecretaris Van Dam:
    Zoals ik heb aangegeven bij de inzet voor de Europese Landbouwraad, is het niet onze intentie, in tegenstelling tot die van een aantal Europese landen, om het geld alleen maar uit te smeren, want dat levert uiteindelijk structureel niets op, maar juist om bij te dragen aan de structurele versterking van de sectoren. Dat blijkt ook uit de inzet van de middelen: een deel voor de melkveehouderij, een deel voor de varkenshouderij en een deel voor de mestverwerking. De bedoeling is om daarmee ontwikkelingen te ondersteunen die de sectoren versterken. Een van die ontwikkelingen geldt voor de melkveehouderij. Er is continu maatschappelijke aandacht voor weidegang — dat is onderdeel van de gesprekken — maar ook voor natuurbeheer, landschap en weidevogels. Het geeft ons juist de kans om melkveehouderij te ondersteunen in het spelen van die rol. De ambities die we voor de weidevogels hebben, kunnen de boeren inderdaad geld kosten. Mevrouw Lodders zegt dit terecht. Wij krijgen nu de kans om in elk geval voor een deel daarvan gebruik te maken van middelen die wij uit Europa krijgen. Het lijkt mij mooi meegenomen. Wij praten daarover verder en zodra de gesprekken zijn afgerond, hoort de Kamer daarover van mij.

    Dan kom ik op de Vogel- en Habitatrichtlijn. In onze drang om de natuur zo goed mogelijk te beschermen, hebben we in Europa zo gefocust op behoud dat er nauwelijks ruimte is voor veranderende natuurwaarden. Wij dreigen het grotere plaatje — dat is een gezonde, natuurlijke omgeving voor mensen, dieren en planten — uit het oog te verliezen. Dat komt de natuur niet ten goede. Daarom zal ik bij de fitnesscheck van de Vogel- en Habitatrichtlijn vragen om een flexibelere en toekomstbestendigere uitvoering. Het behalen van de natuurdoelen staat voor mij voorop en staat niet ter discussie. Het is noodzakelijk dat de implementatie wordt verbeterd door flexibilisering, waarbij rekening wordt gehouden met de verschillende omstandigheden in de lidstaten. Ik streef ernaar om de uitvoering van het natuurbeleid te optimaliseren binnen de bestaande richtlijnen. Dat is het streven.

    De heer Leenders heeft gevraagd of ik de brief ga ondertekenen die door verschillende Europese collega's is gestuurd aan de Europese Commissie. In die brief wordt gezegd dat de richtlijn precies moet blijven zoals hij is. Ons streven is om flexibilisering te vinden binnen de bestaande richtlijn. Om echter nu al uit te spreken dat er geen aanpassing mag worden gedaan, zou vooruitlopen op de conclusies van de Europese Commissie over de fitnesscheck en dat zou geen recht doen aan het evaluatieproces. Ik zeg erbij dat Nederland het komende halfjaar voorzitter is van de Europese Raad en dat het onze positie van voorzitter geen goed zou doen als wij ons op voorhand zouden vastleggen op de uitkomst van dit proces. Onze intentie is — ik zei dit al — flexibilisering. De beschermingsdoelen staan wat ons betreft niet ter discussie. Het gaat alleen maar om de invulling, en meer flexibiliteit zou kunnen helpen. We streven ernaar om binnen de huidige richtlijn te blijven, maar wij sluiten niet uit. Het eindrapport wordt in januari 2016 verwacht en het werkdocument met de conclusies van de commissie in het tweede kwartaal van 2016. Nederland organiseert een internationale conferentie tijdens het voorzitterschap over de versterking van de implementatie met meer flexibiliteit.

    De heer Leenders (PvdA):
    Ik was tot nu toe heel erg tevreden met de antwoorden van de staatssecretaris, maar ben dat nu iets minder. Hij zegt in zijn schriftelijke beantwoording dat de doelen niet ter discussie staan en dat verbetering moet worden gezocht in de implementatie. Wij zijn het daar volledig mee eens. Wat wij echter nog meer willen, is dat die richtlijnen zelf in stand blijven, inclusief de 18, respectievelijk 23 artikelen. Wij willen dat omdat juist die richtlijnen niet het probleem zijn gebleken, maar de uitvoering ervan. Negen lidstaten hebben in een brief gevraagd om die richtlijnen in stand te houden en de verbeteringen te zoeken in de implementatie. Zeven van de negen Europese fracties hebben dat gedaan. Wij blijven als lidstaat achter, terwijl wij in het bereiken van de Europese natuurdoelen al het slechtste jongetje van de klas zijn.

    De voorzitter:
    Wat is uw vraag?

    De heer Leenders (PvdA):
    Dan slaan we toch een modderfiguur, staatssecretaris, als wij niet in staat zijn om die brief te ondertekenen of zo'n brief te schrijven en te ondertekenen?

    Staatssecretaris Van Dam:
    Ik ben het er niet mee eens dat wij het slechtste jongetje van de klas zijn. Verder zal ik onthouden voor een volgend debat waarin de heer Leenders om een evaluatie vraagt, dat zijn opvatting is dat ik op voorhand moet zeggen dat we, wat er ook uit de evaluatie komt, het beleid niet zullen wijzigen. Ik vind dat niet de manier om met een evaluatie om te gaan. Het evaluatierapport moet nog gepubliceerd worden, in januari. Ik vind het gek om dan nu al op de conclusies vooruit te lopen. Ik heb aangegeven dat we ook inhoudelijke redenen hebben om te willen spreken over de manier waarop de richtlijnen soms uitpakken in de nationale situatie. Onze inzet is om dat binnen de bestaande richtlijn op te lossen, namelijk op implementatieniveau, maar ik vind het wel gepast om de uitkomst van de evaluatie af te wachten. Vervolgens kunnen we daarover de discussie aangaan. Zeker vanuit de rol die Nederland als voorzitter heeft, lijkt mij dat een fatsoenlijke positie, ook ten opzichte van alle andere lidstaten. Dat zeg ik er nadrukkelijk bij.

    De heer Leenders (PvdA):
    Er is nogal wat onrust in de Nederlandse samenleving, vooral bij terrein beherende organisaties die aan de lat staan om de uitvoering op zich te nemen. Zij willen daar graag mee verder en willen dat met veel passie doen. Zij voelen zich hierdoor onzeker en zouden heel graag willen dat wij als lidstaat het signaal geven dat wij die richtlijnen ongemoeid willen laten. Dat leidt nog tot geen enkele verplichting voor de Europese Commissie; zij kan daarmee nog doen wat zij wil. Het valt mij op dat zeven van de negen fracties van het Europees Parlement dit wel doen. Ik vind het merkwaardig dat Nederland hier niet in mee wil gaan.

    Staatssecretaris Van Dam:
    Die negen lidstaten zijn het komende halfjaar geen voorzitter. Dat geeft hun een iets andere positie in dit soort discussies. Er is geen reden voor onzekerheid. Ik heb duidelijk aangegeven dat de beschermingsdoelen voor ons als een paal boven water staan en dat wij daar niet aan zullen tornen. Het beschermingsniveau zal dus zeker niet verslechteren ten gevolge van de uitkomst van deze evaluatie. De heer Leenders zegt dat partijen zich hierover zorgen maken, maar daarover hoeven zij zich echt geen zorgen te maken.

    Mevrouw Koşer Kaya (D66):
    Het lijkt erop dat de staatssecretaris de Vogel- en Habitatrichtlijn op losse schroeven zet. De vorige staatssecretaris gaf heel duidelijk aan — ik heb nu het citaat niet voor me — dat aan de richtlijnen niet getornd zou worden, maar dat de uitwerking beter moet. Steunt de staatssecretaris de lijn die zijn voorgangster trok?

    Staatssecretaris Van Dam:
    Ik heb het citaat ook niet bij me, maar wat ik zei is vrijwel letterlijk wat mijn voorgangster zei: de inzet is om het binnen de bestaande tekst van de richtlijn te doen en op implementatieniveau verbeteringen door te voeren.

    Mevrouw Koşer Kaya (D66):
    Zegt de staatssecretaris hiermee dat de richtlijnen, met de bijlagen, in stand blijven, maar dat zaken in de uitwerking anders worden aangepakt? Heb ik dat goed begrepen?

    Staatssecretaris Van Dam:
    Ja, dat is de inzet. De discussie van zo-even ging over de vraag of ik nu al een handtekening wil zetten onder de stelling dat er geen enkel woord van de richtlijn gewijzigd mag worden, maar dat gaat mij te ver. De inzet is overduidelijk: wij willen de richtlijn intact laten en op implementatieniveau verbeteringen realiseren. We wachten wel de evaluatie af en zullen daarover een fatsoenlijk debat voeren binnen Europa.

    De heer Geurts (CDA):
    Ik heb gisteren in mijn eerste termijn gewezen op het rapport van mijn Europese collega Annie Schreijer, met de titel Land in de knel. Wil de staatssecretaris toezeggen hierop schriftelijk inhoudelijk te reageren?

    Staatssecretaris Van Dam:
    Ik dacht dat we hierover misschien een debat zouden kunnen voeren, maar als de heer Geurts graag een schriftelijke reactie wil, zal ik die de Kamer doen toekomen. Dat is qua tijd handiger.

    De voorzitter:
    We hebben nog twee puntjes te gaan.

    Staatssecretaris Van Dam:
    Ja, ik kom op het punt van de natuurvrijwilligers. De heren Geurts en Leenders hebben gevraagd of ik bereid ben een overgangsregeling te treffen voor de natuurvrijwilligers. Mijn inzet is, zoals ook neergelegd in de Rijksnatuurvisie, om samen te werken aan natuur en landschap. De inzet van vrijwilligers is daarbij van groot belang. Het ondersteunen van vrijwilligers en vrijwilligersorganisaties gebeurt nu door zowel het Rijk als een aantal provincies. Ik vind het passen in de lijn van het Natuurpact om de regie hierover meer en zo veel mogelijk bij de provincies te leggen en ben in overleg met de vrijwilligersorganisaties en de provincies. Ik wil die gesprekken eerst afwachten en dan bezien of een overgangsvoorziening wenselijk en nodig is.

    Mijn laatste punt gaat over het project Marker Wadden. De heer Geurts heeft gevraagd of er binnen het project Marker Wadden ingezet kan worden op een transitie naar een duurzame energievoorziening. Het project Marker Wadden is voor het kabinet primair een natuurproject. Het combineren met andere functies juich ik echter wel van harte toe. Een initiatiefnemer voor rietteelt als transitie naar duurzame energievoorziening kan zich richten tot de initiatiefnemer van de Marker Wadden, namelijk Natuurmonumenten, en de beheerder van het Markermeer, namelijk Rijkswaterstaat. Ik ben bereid om hierover mee te denken als een innovatieve oplossing die eveneens mogelijkheden biedt voor de export van natuurinclusieve oplossingen.

    Voorzitter. Daarmee ben ik aan het einde gekomen van mijn vierde blok. Vindt u het wenselijk dat ik nu een reactie geef op de amendementen of wilt u dat ik dat in tweede termijn doe? Ik kan die reactie dan gelijktijdig met mijn reactie op de moties geven.

    De voorzitter:
    Het is gebruikelijk om dat in eerste termijn te doen. U zou ons een grote dienst bewijzen als u dat kunt doen.

    Staatssecretaris Van Dam:
    Dan gaat u over de klok van 17.30 uur heen.

    De voorzitter:
    Ja, maar we redden het wel. Ik weet dat u dat heel snel kunt doen.

    Er is eerst nog een vraag van de heer Graus.

    De heer Graus (PVV):
    Ik kan me niet herinneren dat de staatssecretaris het over het door mij gevraagde veterinair forensisch team heeft gehad. Ik ben tussendoor heel af en toe een gevulde koek gaan halen, dus ik heb het mogelijk gemist. De vorige staatssecretaris, mevrouw Dijksma, heeft toegezegd dat zij dat wilde meenemen, maar ik heb daar nooit meer iets op gehoord. Ik wil daar wel een reactie op hebben. Ik heb ook een amendement daarover rond laten gaan.

    Staatssecretaris Van Dam:
    Ik wil daar in tweede termijn nog even op terugkomen. Ik meen dat dit onderwerp meer ligt op het terrein van Veiligheid en Justitie.

    De heer Graus (PVV):
    Dat is goed, maar ik wil nog even een toelichting geven. Dat onderwerp ligt niet bij V en J. Het Nederlands Forensisch Instituut, dat inderdaad onder V en J valt, doet namelijk niets meer voor dieren. Daarom vraag ik om de NVWA, de Dierenpolitie en de Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming te ondersteunen. Neem nu de paardenbeul. Wil die gepakt worden, dan moet er forensisch onderzoek worden gedaan. Er zijn momenteel een dierenarts en een patholoog-anatoom die dat vrijwillig doen, maar die willen structureel gaan werken. Daarvoor is echt de steun van het ministerie van EZ nodig.

    Staatssecretaris Van Dam:
    Ik begrijp de vraag. Ik heb hem ook genoteerd. Ik kom er in tweede termijn even op terug.

    Ik kom te spreken over de amendementen. Er zijn vanuit de Kamer diverse amendementen ingediend.

    De voorzitter:
    Wij tellen er vijftien, waarvan een aantal omgenummerd is. We moeten dus even goed opletten dat we de juiste nummers te pakken hebben.

    Staatssecretaris Van Dam:
    Met die amendementen herschikken verschillende leden van de Kamer bij elkaar opgeteld enkele tientallen miljoenen binnen de begroting van Landbouw en Natuur. Een enkele uitzondering daargelaten, wordt de dekking gehaald uit het niet-juridisch verplichte deel van de begrotingsartikelen 16 en 18. Laat ik duidelijk zijn: dat is in elk geval niet zo groot om al deze amendementen te dekken. Technisch gezien kan het. Mij valt wel op dat in de amendementen over het algemeen een algemene dekking wordt aangeven. Er wordt gezegd: vindt u het maar binnen het niet-juridisch verplichte deel. Ik vind het ook altijd wel sterk als vanuit de Kamer dan wordt aangegeven waar dan binnen dat niet-juridisch verplichte deel. Welke activiteiten moeten dan geschrapt worden?

    Gelet op de krappe en steeds verder teruglopende budgetten op de begroting betekent het simpelweg dat pijnlijke keuzes gemaakt moeten worden en dat, als deze Kamer dergelijke amendementen aanneemt, afbreuk gedaan wordt aan bestaand beleid waarover bij de sector verwachtingen bestaan of waarover soms ook bestuurlijk al afspraken zijn gemaakt. Het zou bijvoorbeeld ten koste kunnen gaan van het stimuleren van duurzame stallen een post op artikel 16. Het zou ten koste kunnen gaan van diergezondheid en dierenwelzijn. Dat is ook een post op artikel 16. Het zou ten koste kunnen gaan van het realiseren van een natuurvisie, een post op artikel 18. Of het zou ten koste kunnen gaan van natuurlijk ondernemen en de green deals. Als u opschrijft "dek het maar uit de niet-juridisch verplichte onderdelen van artikel 16 of artikel 18", is dit niet zonder consequenties en ik hoop dat u zelf die consequenties in beeld hebt. Het is goed dat wij ons dat realiseren.

    Ik begin met het amendement Dik-Faber/Slob op stuk nr. 68, over het groene onderwijs. Dit gaat gepaard met een amendement op de begroting van OCW, op stuk nr. 18. Dit laatste amendement is door de minister van OCW krachtig ontraden. Ik ontraad het amendement op stuk nr. 68 op deze begroting op grond van dezelfde overwegingen, maar dat zal u niet verbazen. De financiering van het groene mbo is, zoals wij in het debat eerder hebben besproken, vergelijkbaar met de financiering door OCW van middelbare beroepsopleidingen. Zoals ik eerder heb aangegeven, biedt de strategische ontwikkelagenda die wij in de brief van 15 september hebben aangekondigd, voldoende ruimte om met structuurverbeteringen de wegvallende middelen op te vangen. Ik ben ervan overtuigd dat deze ontwikkelagenda uiteindelijk bijdraagt aan de versterking van het groene mbo. Over de financiering heeft de Kamer op 26 oktober van mijn voorganger en de minister van OCW een rapport gekregen. Dat valideert de berekeningen die Berenschot in opdracht van de AOC Raad heeft gemaakt over de bekostiging van groen mbo. Ik zei al dat de basisbekostiging van het groene mbo nagenoeg gelijk is aan die van het gewone mbo. Ik ontraad dus het amendement.

    Het amendement-Van Gerven op stuk nr. 70 gaat over de LID. De bijdrage van EZ aan de LID is de afgelopen jaren al fors verhoogd, van €300.000 in 2011 naar 1,6 miljoen structureel nu. Daarnaast heeft de politie drie agenten gedetacheerd bij de LID, om de LID tijdelijk te ontlasten. Dit wordt gefinancierd door het ministerie van Veiligheid en Justitie. Op dit moment wordt gewerkt aan de totstandkoming van een nieuw convenant dierenhandhaving, waarin de samenwerkingsafspraken tussen NVWA, LID en politie zijn vastgelegd. Hiertoe worden de huidige afspraken nu geëvalueerd. Pas als de nieuwe afspraken zijn gemaakt, kan worden bezien of dit gevolgen met zich brengt en zo ja, welke. Daarom acht ik een verdere verhoging van het budget van de LID op dit moment voorbarig. Daarom ontraad ik het amendement.

    De amendementen-Van Gerven op stuk nr. 72, respectievelijk stuk nr. 73 neem ik samen, omdat beide amendementen dezelfde inhoud en bedoeling hebben. De omslag in het natuurbeleid is vastgelegd in de natuurvisie. Die is breed onderschreven door de Kamer. Het gevolg van de natuurvisie is dat provincies een grotere rol in het natuurbeheer hebben gekregen en dat veel verantwoordelijkheden aan de provincies zijn overgedragen. De rol van de rijksoverheid is daarmee kleiner geworden.

    Een andere belangrijke component van het nieuwe natuurbeleid is de ruimte die burgers en bedrijven krijgen voor initiatieven. Juist buiten natuurgebieden en op kleinere schaal is nog vooruitgang te boeken. Dit beleid, gevat in de posten "natuurvisie" en "Natuurlijk Ondernemen en Green Deals" richt zich specifiek op het stimuleren van natuurlijk ondernemen. Het gaat om natuurinitiatieven van burgers en bedrijven, soms samen met de overheid, die gezamenlijk gefinancierd worden. Het amendement heeft daarentegen tot doel om vanuit de rijksoverheid grote, grensoverschrijdende natuurprojecten te starten en te financieren. Dat staat haaks op de door de Kamer zelf aangenomen natuurvisie. Ik hecht er belang aan om vast te houden aan deze nieuwe koers. Het amendement zie ik dus als een stap terug, waarmee de basis van die nieuwe koers wordt aangetast. Daarom ontraad ik het amendement.

    Het amendement-Van Gerven op stuk nr. 76 gaat over de dierproefvrije alternatieven. De Kamer heeft van mijn voorgangster op 1 november de voortgangsrapportage Plan van aanpak dierproeven en alternatieven ontvangen. Zoals uit haar reactie blijkt, steunen wij de gedachte van de denktank voor de oprichting van een fonds proefdiervrije innovaties. Zij heeft aangegeven dat zij bereid was om de aanloopkosten van dit fonds voor rekening van het Rijk te nemen, onder de voorwaarde dat private partijen en publiek-private partijen ook financiële middelen zullen toezeggen. Ik neem dat vanzelfsprekend over. Deze andere partijen zijn nu aan zet. Ik zal met deze stakeholders, zoals de onderzoekslaboratoria, de universiteiten en de gezondheidsfondsen in gesprek gaan.

    De middelen in de begrotingsreserves, waarin u de dekking wilt vinden, zeg ik tegen de heer Van Gerven, zijn gereserveerd voor specifieke doelen. Het betreffen reserves die specifiek zijn aangehouden voor uitgaven waarvan de precieze timing lastig voorspelbaar is, maar waarvan de omvang aanzienlijk kan zijn. Voorbeelden zijn de schadebetaling op garantieregelingen in de landbouw en financiële correcties vanuit de EU. Zo is de Kamer — ik geef een voorbeeld — op 30 oktober 2015 nog geïnformeerd over een correctievoorstel GMO groente en fruit van 52 miljoen euro van de Europese Commissie. Juist daarvoor zijn dergelijke garanties bedoeld, dus zowel op grond van de inhoud als op grond van de dekking ontraad ik dit amendement.

    Dan kom ik bij het amendement op stuk nr. 83 van de leden Wassenberg en Thieme. Dat gaat ook weer over dierproeven. De minister van Economische Zaken heeft de Topconsortia voor Kennis en Innovatie (TKI's) ingesteld. De minister van EZ heeft op 5 oktober jongstleden de innovatiecontracten 2016 en 2017 met de topsectoren ondertekend. Het is aan deze TKI's om de middelen uit de TKI-toeslagregeling optimaal in te zetten in publiek-private samenwerkingsprojecten. Daarbij is het essentieel dat het de TKI's vrijstaat om binnen de geaccordeerde programma's de middelen van de toeslagregeling in te zetten.

    Als je nu op voorhand middelen oormerkt, zoals dit amendement wil voor het thema vervanging, vermindering en verfijning van dierproeven, belemmert dat de topsector om zelf zijn programma te maken. Het is aan de Topsector Life sciences & health om te bepalen hoe men die middelen inzet. De topsector heeft het thema proefdiervrije innovatie inmiddels expliciet in de kennis- en innovatieagenda opgenomen. Omdat het amendement dus indruist tegen de systematiek van de TKI's ontraad ik het amendement, maar het is niet uitgesloten dat de topsector zelf een dergelijk initiatief neemt. Het zit al in de agenda.

    De voorzitter:
    Mevrouw Thieme, kort graag.

    Mevrouw Thieme (PvdD):
    Omdat zowel vanuit het kabinet als vanuit deze Kamer regelmatig is aangegeven dat er nu echt vaart moet worden gemaakt met de vervanging van dierproeven, willen wij heel graag dat dit niet vrijblijvend blijft, maar dat de topsectoren hier echt mee aan de slag gaan. Vandaar dit amendement. Dat wilde ik graag nog even toelichten.

    Staatssecretaris Van Dam:
    Ik zei al dat de topsector hiermee aan de slag gaat. Dat gebeurt ook zonder dit amendement, mevrouw Thieme. U amendeert op een budget waarvan met de topsector is afgesproken dat hij er zelf plannen voor aanlevert. Dat doet de topsector ook. Het thema proefdiervrije innovaties is al onderdeel van dat plan. Ik denk dat u door de topsector zelf bediend wordt, maar het ontnemen van budget aan de topsector is echt niet gepast en het druist in tegen de afspraken die met de topsectoren zijn gemaakt, dus ik blijf erbij: ik ontraad het amendement.

    Mevrouw Thieme (PvdD):
    Het is niet ontnemen, maar oormerken. We hebben het topsectorenbeleid de afgelopen jaren gevolgd en daarbij hebben we gezien dat er te weinig wordt geïnvesteerd in de vervanging en verfijning van dierproeven. Vandaar dat wij het belangrijk vinden dat die middelen nu geoormerkt worden, zodat er echt vaart kan worden gemaakt. Het wordt vanuit de sector zelf te weinig opgepakt. Dat blijkt ook telkens uit allerlei onderzoeksrapporten.

    Staatssecretaris Van Dam:
    Ik had de argumenten van mevrouw Thieme ook al in het amendement zien staan, dus dit verandert niet mijn oordeel. Ik blijf het amendement ontraden.

    Dan kom ik op het amendement op stuk nr. 89 van de heer Van Gerven, over de bestrijding van wildlife crime. Ik ben het met de heer Van Gerven eens dat de bestrijding van wildlife crime van cruciaal belang is voor het behoud van een populatie van bijzondere soorten in het wild in Afrika, zoals olifanten, neushorens en leeuwen, die onder andere bedreigd worden door georganiseerde misdaadbendes. Ik heb daar toevallig, toen ik in Zuid-Afrika was, nog een gesprek over gevoerd met een aantal rangers. Daarom heb ik in mijn begroting over de kabinetsperiode van 2014 tot en met 2017 ook in totaal 4 miljoen euro vrijgemaakt voor de bestrijding van wildlife crime. Op die manier geef ik ook een extra impuls om dit wereldwijde probleem aan de kaak te stellen en op te lossen. We zetten in op activiteiten voor de bestrijding van wildlife crime zoals het tegengaan van stroperij, versterking van de handhaving en opsporing van wildlife crime en beperking van de vraag naar producten als ivoor en neushoornhoorns.

    Daarnaast verstrek ik jaarlijks contributies aan organisaties die zich inzetten voor de internationale aanpak van illegale handel zoals Cites. Voorts heb ik de Kamer laten weten dat ik in maart 2016 een internationale conferentie organiseer over de bestrijding van wildlife crime. Die moet leiden tot een internationale aanpak, waarvoor ook internationaal middelen bijeen worden gebracht. Het is nu eenmaal niet een probleem dat wij als Nederland alleen kunnen oplossen. Was het dat maar.

    Daarnaast is er met het in 2014 aangenomen amendement-Smaling/Leegte 2 miljoen euro beschikbaar gesteld op de begroting van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking voor het tegengaan van wildlife crime. De besteding daarvan vindt in nauwe samenwerking met EZ plaats. Het inzetten van meer middelen ter bestrijding van wildlife crime zou ten laste gaan van het zeer beperkte budget dat nodig is om het uitgezette beleid in de Rijksnatuurvisie in praktijk te brengen. Om die reden ontraad ik dit amendement.

    De voorzitter:
    U bent geen indiener van dit amendement, mevrouw Lodders.

    Mevrouw Lodders (VVD):
    Ik heb een vraag over het amendement op stuk nr. 88, ter vervanging van het amendement dat is gedrukt op stuk nr. 85, dat volgens mij hoort bij de begroting van EZ. Het is ingediend door de heer Dijkgraaf, die nu niet in de zaal zit. Ik vraag de staatssecretaris of hij daar in tweede termijn een oordeel over wil geven.

    Staatssecretaris Van Dam:
    Ik kijk even of het er nu al bij zit. Als dat niet het geval is, kom ik er in tweede termijn op terug.

    De voorzitter:
    Het is ons niet bekend, dat amendement. Als de staatssecretaris het ook niet heeft …

    Staatssecretaris Van Dam:
    Ik heb het wel. Ik kom erop terug in deze termijn.

    De voorzitter:
    In deze termijn zelfs. Nou, mevrouw Lodders. Mijnheer Van Gerven, nog even kort. We moeten echt door naar die stemmingen.

    De heer Van Gerven (SP):
    Mijn vraag aan de staatssecretaris is of hij het amendement alleen vanwege de dekking ontraadt of ook inhoudelijk.

    Staatssecretaris Van Dam:
    De dekking is inhoudelijk, want het gaat ten koste van andere activiteiten. We hebben daar net uitgebreid, volgens mij een uur, over gedebatteerd, waarbij is gezegd hoe belangrijk we dat allemaal vinden. Als u daarop bespaart, doet u in de Nederlandse natuur minder. Wat betreft wildlife crime kunt u natuurlijk op mij rekenen, net zoals u dat bij mijn voorganger kon. Ik ben daar zeer gepassioneerd over. Dat betekent echter niet dat er alleen maar meer Nederlands geld nodig is. Ik zei al dat we dat ook internationaal willen aanpakken, dat we daar een internationale conferentie voor organiseren. We hopen om daar internationale middelen voor te kunnen aanwenden. Dat zet ook wat meer zoden aan de dijk. Het doel waar het u om gaat, gaat mij natuurlijk aan het hart. Op de manier waarop u dat doet, gaat het echter echt ten koste van andere activiteiten. Bovendien is het niet per se nodig.

    De voorzitter:
    Kort, puntig.

    De heer Van Gerven (SP):
    De staatssecretaris heeft problemen met de dekking uit de Rijksnatuurvisie. Als ik met een andere dekking kom, zou het oordeel dan wel positief kunnen luiden?

    Staatssecretaris Van Dam:
    Ik acht die kans niet zo heel groot. Ik heb al gezegd dat ik op dit moment niet per se zit te springen om meer Nederlands geld daarvoor. We willen een voortrekkersrol spelen. We hebben al behoorlijk wat budget beschikbaar gesteld voor dit doel. Meer geld betekent niet per se dat we nu heel veel meer kunnen doen dan we nu doen. Het belangrijkste is dat we internationaal hiervoor partijen bij elkaar weten te brengen en dat die erin slagen om met extra middelen te komen. Dat zet veel meer zoden aan de dijk dan als we er nu in Nederland weer wat extra geld voor vrij maken. Ik denk dus niet dat het mijn oordeel echt zou veranderen.

    De voorzitter:
    Dan het amendement op stuk nr. 90.

    Staatssecretaris Van Dam:
    Dat betreft de Stichting Forenisch Dieronderzoek. Het Nederland Forensisch Instituut, dat valt onder V en J, kan al forensische diergeneeskundige expertise inzetten indien nodig, in samenwerking met de faculteit Diergeneeskunde. Ik zie op dit moment dan ook geen aanleiding om extra middelen te reserveren voor een pilot. Daarnaast is tijdens het VAO Dierenwelzijn van 22 september jl. door mijn voorganger toegezegd het gesprek over een forensisch expertisecentrum met deze organisaties aan te gaan. Ik wacht hun voorstel af. De indiener, de heer Graus, zoekt de dekking in het juridisch niet verplichte deel van het budget van artikel 12. Er is geen relatie tussen een sterk innovatievermogen, waar dat geld voor bestemd is, en het bevorderen van forensische expertise op het gebied van dieren. Ik zie dus inhoudelijk niet echt een verbinding tussen bestemming van het geld en de dekking. Ook om die reden ontraad ik het amendement.

    De voorzitter:
    Kort, mijnheer Graus.

    De heer Graus (PVV):
    Punt is dat het inderdaad is toegezegd en dat die mensen nooit meer iets hebben vernomen. Dat is natuurlijk heel gênant. Ik sta ook een beetje voor joker, los van het feit dat het mij is toegezegd. Die mensen hebben zelf contact opgenomen met het ministerie van EZ en daar zei de desbetreffende ambtenaar: ik weet van niets. Dat is natuurlijk helemaal schandalig, want het is toegezegd door een staatssecretaris. Er zijn dus nogal wat communicatiestoornissen over. Waar het echter om gaat is, dat het niet waar is wat de staatssecretaris zei. Het is niet waar: het NFI doet niets meer aan forensisch dieronderzoek.

    De voorzitter:
    Prima.

    De heer Graus (PVV):
    Momenteel zijn er twee mensen actief, twee.

    De voorzitter:
    Heel goed.

    De heer Graus (PVV):
    Die vragen financiële ondersteuning. Zij doen het nu met eigen geld. Dat kan niet. Zo krijgen we die paardenbeulen nooit te pakken.

    De voorzitter:
    Het woord is aan de staatssecretaris.

    De heer Graus (PVV):
    Dadelijk gaan ze zich aan mensen vergrijpen en dan zijn we te laat. Ik vind dat van die paarden al belangrijk genoeg, laat dat duidelijk zijn.

    Staatssecretaris Van Dam:
    Over de inzet van het NFI kan de heer Graus uiteraard debatteren met de minister van Veiligheid en Justitie. Wellicht is er sprake van onduidelijkheid in de communicatie. Het beeld bij mij is namelijk dat er wordt gewacht op een voorstel van de initiatiefnemers om verder het gesprek aan te gaan. Dat voorstel zou er moeten komen, maar misschien kan er in het contact tussen de initiatiefnemers en het departement helderheid komen over de vraag wie nu op wie aan het wachten is. Dat lijkt me wel handig. Dat neemt echter niet weg dat ik het amendement nog steeds ontraad, mijnheer Graus.

    Op de bescherming van weidevolgels ben ik zojuist uitvoering ingegaan. De teruggang van de weidevogelstand moet worden gestopt. Dat is mijn ambitie. Ik heb daarover ook een brief gestuurd. Het nieuwe stelsel van collectief agrarisch natuurbeheer kan dat versterken. In de natuurvisie is het versterken van de verbinding tussen landbouw en natuur ook als thema opgenomen. Dit amendement over de weidevogels past op zich in die lijn. De inzet van nog niet verplichte middelen voor dit doel, is mogelijk. Een dekking is er dus. Tegelijkertijd wijs ik erop dat wordt gesproken met de sector over de manier waarop we de Europese enveloppe van 30 miljoen euro besteden. Die wordt vanuit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling aan Nederland toegekend. De Kamer heeft dus van mij gehoord dat het mijn inzet al is om daaruit middelen hiervoor vrij te maken. Ik laat het oordeel over dit amendement verder aan de Kamer, omdat de dekking deugdelijk is.

    Ik kom op het amendement op stuk nr. 92. Die gaat over een tijdelijke taskforce voedseloverschotten en voedselbanken. Daarvoor wil mevrouw Dik-Faber graag €200.000 uittrekken. Ik heb eerder al gezegd dat ik met Voedselbanken Nederland, de Alliantie Verduurzaming Voedsel en mijn collega van Sociale Zaken onderzoek of een taskforce meerwaarde heeft. Daarvoor acht ik op dit moment extra middelen niet noodzakelijk. Daarom ontraad ik dit amendement.

    Het amendement op stuk nr. 97 gaat over een fonds voor natuurbeheer in Caribisch Nederland. Ik ben het met de indieners, mevrouw Thieme en mevrouw Koşer Kaya, eens dat het natuurbeheer in het Caribisch deel van het Koninkrijk van groot belang is, vanwege de intrinsieke waarde van natuur, maar natuurlijk ook voor de economie van de eilanden. Daar moet men het namelijk ook van toerisme en natuurtoerisme hebben. In de afgelopen jaren heeft het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voor een periode van tien jaar jaarlijks 1 miljoen euro beschikbaar gesteld voor een fonds voor de Dutch Caribbean Nature Alliance, om van daaruit het beheer van de natuurparken op de zes eilanden van de Antillen te ondersteunen. Daaruit worden natuurontwikkelingsprojecten gefinancierd. Deze middelen zijn adequaat. Ik vind verhoging dus niet noodzakelijk. Daarom ontraad ik het amendement.

    Mevrouw Thieme (PvdD):
    Ik ben er geweest. Ik heb gesproken met de mensen van de Dutch Caribbean Nature Alliance die daarover gaan. Zij zeggen: we hebben het nu mooi opgestart, ook dankzij Nederland, want de BES-eilanden doen zelf niets. Zij hebben daar geen geld voor. Die eilanden kunnen daarvoor ook geen geld krijgen van de Wereldbank, omdat ze onderdeel uitmaken van het Koninkrijk der Nederlanden. Men zegt bij de DCNA: we zitten nu dus in niemandsland. Toch is dit van groot belang. Het zou zonde zijn als wat er in de afgelopen tien jaar is opgebouwd, in het water valt omdat er geen vervolg aan kan worden gegeven. Ik vraag de staatssecretaris dus nogmaals, er toch nog even naar te kijken. Anders zijn die investeringen namelijk allemaal voor niets geweest.

    Staatssecretaris Van Dam:
    Ik ken de kwetsbare positie van de natuur, ook in Caribisch Nederland. Ik heb de Kamer echter zojuist mijn oordeel gegeven, namelijk dat de bestaande middelen op dit moment adequaat zijn. Als er in de toekomst aanleiding is om daar op een andere manier naar te kijken, dan komen we er wel op terug. Ik blijf er echter bij, dit amendement te ontraden.

    Mevrouw Thieme (PvdD):
    Waarom is het volgens de staatssecretaris adequaat? Dat fluisterde mijn collega Koşer Kaya mij zojuist ook al in. Hoe komt de staatssecretaris tot het oordeel dat de middelen adequaat zijn? Men zegt tegen mij: we hebben geen geld.

    Staatssecretaris Van Dam:
    Er is natuurlijk altijd de wens, meer geld beschikbaar te hebben om natuur beter te kunnen beschermen. Ik snap die wens. Ik heb echter al gezegd dat de minister van Binnenlandse Zaken er voor tien jaar budget voor heeft vrijgemaakt.

    De voorzitter:
    Mevrouw Koşer Kaya wil hier ook nog op ingaan. Houdt u het heel kort.

    Mevrouw Koşer Kaya (D66):
    Dan moet er ook een onderbouwing komen van de stelling dat de middelen adequaat zijn. Die onderbouwing hoor ik niet. Waarom zijn de middelen adequaat?

    Staatssecretaris Van Dam:
    Omdat de financiering in mijn ogen voldoet aan de ambities die er liggen. Er is al financiering. Maar als ik mevrouw Koşer Kaya daarvan niet kan overtuigen, dan zal zij daar ongetwijfeld in de tweede termijn op terugkomen, en dan zal ik daar in mijn tweede termijn weer op reageren. Het lijkt me voor de voortgang van het debat nu het handigst om het zo te doen.

    Mevrouw Koşer Kaya (D66):
    Het punt is dat er geen adequate financiering is. Als de staatssecretaris zegt dat de financiering adequaat is, dan wil ik daar een onderbouwing bij, wellicht schriftelijk, voordat we de tweede termijn gaan houden.

    Staatssecretaris Van Dam:
    Als mevrouw Koşer Kaya het niet eens is met mijn oordeel, dan hoor ik het in haar inbreng in tweede termijn en kom ik erop terug in mijn betoog in tweede termijn.

    Het amendement-Van Gerven/Dik-Faber op stuk nr. 98 gaat over de stichting Zorg om Boer en Tuinder (ZOB). Ik heb veel waardering voor de vrijwilligers van de stichting en de hulp die zij bieden aan boeren in lastige tijden. De werkzaamheden van deze stichting zijn lange tijd door het ministerie gefinancierd via het project Kans en de opvolger Boerenkans. Dat project is in 2013 afgerond. Daarmee kwam ook een einde van de financiering van de stichting door Economische Zaken. Daarbij is speciale aandacht besteed aan de afbouw van het project Boerenkans via expertbijeenkomsten, waar ook de stichting ZOB bij aanwezig was. De conclusie was indertijd en is nog steeds dat de verschillende belangenorganisaties elkaar goed weten te vinden en dat zij in staat zijn om boeren die willen stoppen, gezamenlijk terzijde te staan. Dat is ook de wijze waarop we het in andere sectoren hebben geregeld. Ik zie geen specifieke rol voor EZ. Er is geen reden om de agrarische sector in dit geval anders te behandelen dan bijvoorbeeld de retailsector, waarin ondernemers soms ook hulp kunnen gebruiken in lastige tijden. Daarom ontraad ik dit amendement.

    De heer Van Gerven (SP):
    Er was vroeger wel zo'n regeling. Dat kwam omdat het zo'n bijzondere sector was. Elke dag stoppen er boerenbedrijven. Dat is extreem veel in vergelijking met andere sectoren. Daarom hebben we een amendement ingediend. Ik verzoek de staatssecretaris om op die argumentatie in te gaan.

    Staatssecretaris Van Dam:
    Ik meen dat de heer Van Gerven daarmee onrecht doet aan andere sectoren. Ik weet niet of hij weet hoe de situatie in de retail is op dit moment en hoe kleine winkeliers ervoor staan. Daar zien velen zich gedwongen om hun bedrijf te beëindigen. Dat gaat zeker gepaard met persoonlijke zorgen en persoonlijke problemen. Ik acht het aan de brancheorganisaties — die doen dat ook en die kunnen dat ook — om de onderlinge solidariteit te organiseren, dus te zorgen voor bijstand. Het is geen taak voor de overheid en EZ om dat te doen. Dan zouden we dat in al die sectoren moeten doen. Dat wil ik niet. Ik vind dat je ook moet kunnen rekenen op de solidariteit in de sector zelf. Gelet op het bedrag waarom het gaat, kan de sector dat echt zelf.

    Voorzitter. In het amendement-Thieme op stuk nr. 99 wordt voorgesteld om het budget van de NVWA met 10 miljoen te verhogen. Ik heb al aangegeven in mijn brief van 30 november dat ik allereerst de efficiency van de NVWA wil laten doorlichten en een herijking van het takenpakket wil doen om helderheid te krijgen over het financiële perspectief. In die brief heb ik toegezegd dat ik de Kamer over de uitkomsten van de doorlichting en de herijking alsmede over de voortgang van de uitvoering van het plan van aanpak zal informeren in het voorjaar van 2016 en dat ik indien nodig bij de Voorjaarsnota kom met aanvullende maatregelen. Tegen die achtergrond ontraad ik het amendement.

    Het amendement-Dik-Faber/Van Gerven op stuk nr. 100 gaat over de Stichting Zeldzame Huisdierrassen. Voor de zomer heeft Bureau Bartels de evaluatie van de regeling zeldzame huisdierrassen opgeleverd. Op korte termijn stuur ik de Kamer dit evaluatierapport en mijn reactie hierop toe. Daarin zal ik ook ingaan op de financiële middelen. Toezeggen van extra middelen acht ik daarom op dit moment niet opportuun. Derhalve ontraad ik dit amendement.

    Het amendement-Dijkgraaf/Geurts op stuk nr. 101 gaat ook over extra geld voor de NVWA. Ik ontraad dit amendement. Daarvoor hanteer ik dezelfde argumentatie als die voor het amendement-Thieme op stuk nr. 99. Ik vind dat we eerst het traject moeten afleggen zoals ik dat in mijn brief van 30 november heb gemeld. We spreker elkaar daarover nader in het voorjaar. Daar komt bij dat de dekking van dit amendement niet deugdelijk is omdat de indieners het dekken op een plek die geen relatie heeft met de bestedingsdoelen. Dat is nog een extra reden om het te ontraden, maar op zichzelf was de argumentatie die ik bij het argument van mevrouw Thieme gaf, meer dan voldoende.

    De voorzitter:
    Het lijkt mij dat we alle amendementen hiermee hebben gehad.

    Staatssecretaris Van Dam:
    Ik moet nog het amendement-Dijkgraaf c.s. op stuk nr. 88 behandelen en nog een aantal amendementen die zijn nagekomen op de begroting van Economische Zaken, waarop de Kamer nog geen reactie heeft gehad. Ik zou die ook willen meenemen, zodat de Kamer die in zijn afweging kan betrekken. Ze hebben geen betrekking op mijn deel van de begroting, maar wel op de begroting van EZ.

    De voorzitter:
    Als u dat kunt doen, waarderen wij dat heel erg.

    De heer Dijkgraaf (SGP):
    Ik vond de laatste redenering wel leuk. De coalitie heeft een amendement ingediend om een gat op cultuur te dekken met een dekking vanuit de ETS-gelden. Dat kan blijkbaar ook van het kabinet. Ik zou graag van het kabinet informatie krijgen waar de eenheid van het kabinetsbeleid is gebleven.

    Staatssecretaris Van Dam:
    Voor dit doel vind ik het geen goede dekking. Daarover mag u met mij discussiëren. Over andere doelen mag u met andere bewindslieden discussiëren. Daarbij komt dat ik ook een inhoudelijke reden heb om uw amendement te ontraden. Ik vind dat wij eerst de doorlichting en herijking moeten doen. Daarover rapporteren wij in de volgende voortgangsrapportage. Als het nodig is, kom ik bij de voorjaarsnota terug met nadere maatregelen. Dit is niet het moment daarvoor.

    De heer Dijkgraaf (SGP):
    Ik constateer dat de regering het wel een goed plan vindt om geld van de EZ-begroting naar de cultuurbegroting te brengen, maar dat het geen goed plan is als het binnen de EZ-begroting wordt besteed. Dat belooft wat voor de toekomst.

    Staatssecretaris Van Dam:
    Daar neem ik nota van.

    Dan kom ik bij het amendement op stuk nr. 88, zoals beloofd, de vergoedingen voor registratie van marifonen. Ik ontraad dat amendement. In tegenstelling tot wat in het amendement staat, had het afschaffen van de vergoeding in 2008 niet tot doel om de veiligheid op het water te vergroten. Dit was onderdeel van een rijksbreed pakket om vergunningen te vereenvoudigen. Enige goedbetaalde registraties krijgen geen vergoeding, andere frequentiegebruikers betalen wel voor de verrichte werkzaamheden. De vergoeding is relatief laag en het is dus niet aannemelijk dat dit een effect heeft op het gebruik van de marifoon en dat het de veiligheid zal verminderen. Bovendien is het gebruik van de marifoon voor binnenvaartschippers internationaal verplicht. De vergoeding is in lijn met het principe "de baathebber betaalt". De kosten worden conform het kabinetsbeleid kostendekkend in rekening gebracht bij de markt. Met de vergoeding dekt het Agentschap Telecom de kosten van de werkzaamheden die het specifiek voor de registratiehouders, de marifoonbezitters en de radiozendamateurs verricht. Indien de 2,25 miljoen vanaf 2016 uit het budget in artikel 11 betaald moet worden, zou dit een forse structurele reductie betekenen, namelijk van 35%, van de middelen voor bijvoorbeeld frequenties en veiligheid. Dat geld is onder meer nodig voor de geplande verlenging van radiovergunningen en heruitgifte van frequenties voor publieke en commerciële tv. Daarom ontraad ik dat amendement.

    Ik kom bij de amendementen op de stukken nrs. 64 en 95 van de heer Öztürk. Het Rijk voert algemeen economisch beleid om de economie te versterken, topsectorenbeleid en bedrijfslevenbeleid. Het regionaal economisch beleid is gedecentraliseerd. Het Rijk heeft geen verantwoordelijkheden voor investeringen op wijkniveau. Dat is primair aan gemeenten zelf. Voor wie het heeft gemist: de heer Öztürk stelt voor om vanuit verschillende begrotingen geld vrij te maken voor wijkeconomie. Via de Agenda Stad ondersteunt het kabinet steden bij de opgave waarvoor zij zich gesteld zien. De focus ligt daarbij op groei, innovatie en leefbaarheid. Het kabinet streeft ernaar om de economische potentie van steden beter te benutten. De 60 miljoen voor wijkeconomie is niet nodig en de beoogde dekking druist in tegen het kabinetsbeleid. Ik ontraad derhalve de amendementen.

    Dan de amendementen 21 en 96, ook van de heer Öztürk, nagekomen amendementen om geld vrij te maken voor de ambachtseconomie. Ook die amendementen moet ik ontraden. Ook hiervoor is het niet nodig om extra geld vrij te maken. Sectorplannen vormen een belangrijk instrument bij de aanpak van de knelpunten op de arbeidsmarkt voor de technische sectoren en ook voor de ambachten. Over de besteding van de middelen voor de sectorplannen zijn al afspraken gemaakt met de sociale partners. Een van de voorzieningen is de inzet van vraaggerichte scholingsvouchers, bedoeld om de directe scholing voor kansrijke beroepen te vergoeden. De scholingstrajecten moeten opleiden tot een erkend diploma of een deelcertificaat. De vouchers kunnen ook worden gebruikt voor omscholing naar een ambachtelijk beroep. De minister van SZW is gisteren tijdens de behandeling van de SZW-begroting in de Kamer al ingegaan op de ondeugdelijkheid van de dekking. Daarom ontraden wij allebei dat amendement. Hetzelfde geldt voor de amendementen van de heer Öztürk op stuk nrs. 19 en 93 over bedrijfsoverdrachten. De dekking daarvan is ondeugdelijk, zoals gisteren ook door de minister van SZW is aangegeven. Ook hier is versterking van het budget niet nodig.

    Daarmee ben ik aan het eind gekomen van alle amendementen die ik nog zou voorzien van een advies; ook degene die niet direct betrekking hadden op dit deel van de begroting.

    De algemene beraadslaging wordt geschorst.

    De voorzitter:
    Een stukje extra service. U hebt er 4 minuten en 48 seconden over gedaan, inclusief interrupties. Ik schors tot 18.15 uur zes en dan gaan we stemmen. Dat gaat een kleine twee uur duren. Ik begrijp dat de staatssecretaris zo vriendelijk is om die tijd door te brengen in vak-K. Hij ontkent dat nu, maar dat is een zaak voor de Griffie, denk ik. Na die stemmingen, die een kleine twee uur gaan duren, zeg ik nogmaals, gaan wij door met de tweede termijn en dan kunt u moties indienen et cetera.

    De vergadering wordt van 17.55 uur tot 18.17 uur geschorst.

    Voorzitter: Van Miltenburg

    Regeling van werkzaamheden (stemmingen)

    Regeling van werkzaamheden (stemmingen)

    Regeling van werkzaamheden

    De voorzitter:
    Van de afdeling gevonden voorwerpen: er is een bril gevonden! Na de stemmingen af te halen bij de voorzitter. Het is een goed brilletje.

    Voordat wij gaan stemmen, geef ik het woord aan de heer Pechtold, die een opmerking wil maken over de stemmingslijst.

    De heer Pechtold (D66):
    Voorzitter. Ik zou graag de motie-Pechtold op stuk nr. 109 (34300-VIII), genoemd onder punt 11a, intrekken.

    De voorzitter:
    Aangezien de motie-Pechtold c.s. (34300-VIII, nr. 109) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

    De heer Van Veen (VVD):
    Voorzitter. Ik zou graag de motie-Van Veen/Monasch op stuk nr. 112 (34300-VIII), genoemd onder punt 11a, intrekken.

    De voorzitter:
    Aangezien de motie-Van Veen/Monasch (34300-VIII, nr. 112) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

    De heer Jasper van Dijk (SP):
    Voorzitter. Ik zou graag de moties-Jasper van Dijk op stukken nrs. 113 en 114 (34300-VIII), genoemd onder punt 11a, aanhouden.

    De voorzitter:
    Op verzoek van de heer Jasper van Dijk stel ik voor, zijn moties (34300-VIII, nrs. 113 en 114) aan te houden.

    Daartoe wordt besloten.

    De heer Van Raak (SP):
    Voorzitter. Ik wil de motie-Van Raak op stuk nr. 106 (34300-VIII), genoemd onder punt 11a, aanhouden.

    De voorzitter:
    Op verzoek van de heer Van Raak stel ik voor, zijn motie (34300-VIII, nr. 106) aan te houden.

    Daartoe wordt besloten.

    Stemmingen

    Stemmingen


    Stemming Begroting Algemene Zaken en begroting Koning

    Aan de orde is de stemming in verband met het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van de Koning (I) voor het jaar 2016 (34300-I).

    (Zie vergadering van 14 oktober 2015.)

    In stemming komt het wetsvoorstel.

    De voorzitter:
    Ik constateer dat dit wetsvoorstel met algemene stemmen is aangenomen.


    Stemming Begroting Staten-Generaal

    Aan de orde is de stemming in verband met het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van de Staten-Generaal (IIA) voor het jaar 2016 (34300-IIA).

    In stemming komt het wetsvoorstel.

    De voorzitter:
    Ik constateer dat dit wetsvoorstel met algemene stemmen is aangenomen.


    Stemming Hoge Colleges van Staat en de Kabinetten van de Gouverneurs

    Aan de orde is de stemming in verband met het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van de overige Hoge Colleges van Staat en de Kabinetten van de Gouverneurs (IIB) voor het jaar 2016 (34300-IIB).

    In stemming komt het wetsvoorstel.

    De voorzitter:
    Ik constateer dat dit wetsvoorstel met algemene stemmen is aangenomen.


    Stemming Begroting Algemene Zaken en begroting Koning

    Aan de orde is de stemming in verband met het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Algemene Zaken (IIIA), de begrotingsstaat van het Kabinet van de Koning (IIIB) en de begrotingsstaat van de Commissie van Toezicht betreffende de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (IIIC) voor het jaar 2016 (34300-III).

    (Zie vergadering van 14 oktober 2015.)

    In stemming komt het wetsvoorstel.

    De voorzitter:
    Ik constateer dat dit wetsvoorstel met algemene stemmen is aangenomen.


    Stemming Begroting Koninkrijksrelaties

    Aan de orde is de stemming in verband met het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van Koninkrijksrelaties (IV) en het BES-fonds (H) voor het jaar 2016 (34300-IV).

    (Zie vergadering van 8 oktober 2015.)

    In stemming komt het wetsvoorstel.

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de Groep Bontes/Van Klaveren, het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, Van Vliet, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en de aanwezige leden van de fractie van de PVV ertegen, zodat het is aangenomen.


    Stemmingen Begroting Buitenlandse Zaken

    Aan de orde zijn de stemmingen in verband met het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (V) voor het jaar 2016 (34300-V).

    (Zie vergadering van 19 november 2015.)

    In stemming komt het amendement-Voordewind (stuk nr. 12).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Klein, Houwers, Van Vliet, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

    In stemming komt het amendement-Voordewind/Van der Staaij (stuk nr. 13).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de ChristenUnie, de SGP en Klein voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

    In stemming komt het amendement-Voordewind c.s. (stuk nr. 41).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Van Vliet, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

    In stemming komt het amendement-Servaes/Ten Broeke (stuk nr. 16, I).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, Van Vliet, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

    Ik stel vast dat door de aanneming van dit amendement het andere op stuk nr. 16 voorkomende amendement als aangenomen kan worden beschouwd.

    In stemming komt het wetsvoorstel, zoals op onderdelen gewijzigd door de aanneming van het amendement-Voordewind (stuk nr. 12), het amendement-Voordewind c.s. (stuk nr. 41) en de amendementen-Servaes/Ten Broeke (stuk nrs. 16, I en II).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, Van Vliet, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en de aanwezige leden van de fractie van de Groep Bontes/Van Klaveren ertegen, zodat het is aangenomen.


    Stemmingen Begroting Veiligheid en Justitie

    Aan de orde zijn de stemmingen in verband met het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (VI) voor het jaar 2016 (34300-VI).

    (Zie vergadering van 25 november 2015.)

    In stemming komt het amendement-Van Tongeren/Swinkels (stuk nr. 27, I).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, de Groep Kuzu/Öztürk, D66, GroenLinks en de PvdD voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

    Ik stel vast dat door de verwerping van dit amendement het andere op stuk nr. 27 voorkomende amendement als verworpen kan worden beschouwd.

    In stemming komt het amendement-Van Nispen c.s. (stuk nr. 26, I).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, de Groep Bontes/Van Klaveren, het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, Van Vliet, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor dit amendement hebben gestemd en de fractie van Klein ertegen, zodat het is aangenomen.

    Ik stel vast dat door de aanneming van dit amendement het andere op stuk nr. 26 voorkomende amendement als aangenomen kan worden beschouwd.

    In stemming komt het wetsvoorstel, zoals op onderdelen gewijzigd door de aanneming van de amendementen-Van Nispen c.s. (stuk nrs. 26, I en II).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Klein, Houwers, Van Vliet, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.


    Stemmingen Begroting Binnenlandse Zaken

    Aan de orde zijn de stemmingen in verband met het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) voor het jaar 2016 (34300-VII).

    (Zie vergadering van 18 november 2015.)

    In stemming komt het amendement-Van Klaveren (stuk nr. 22).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fractie van de Groep Bontes/Van Klaveren voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

    In stemming komt het amendement-Voortman (stuk nr. 21, I).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, GroenLinks en de PvdD voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

    Ik stel vast dat door de verwerping van dit amendement het andere op stuk nr. 21 voorkomende amendement als verworpen kan worden beschouwd.

    In stemming komt het amendement-Voortman (stuk nr. 16).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, GroenLinks en de PvdD voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

    In stemming komt het amendement-Van Toorenburg/Koşer Kaya (stuk nr. 20).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de Groep Kuzu/Öztürk, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

    In stemming komt het amendement-Koser Kaya/Van Toorenburg (stuk nr. 23).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de SGP, 50PLUS, D66, GroenLinks en de PvdD voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

    In stemming komt het amendement-Koser Kaya/Van Raak (stuk nr. 9).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

    In stemming komt het wetsvoorstel.

    De voorzitter:
    Ik constateer dat dit wetsvoorstel met algemene stemmen is aangenomen.


    Stemmingen Begroting Binnenlandse Zaken

    Aan de orde zijn de stemmingen in verband met het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van het gemeentefonds (B) voor het jaar 2016 (34300-B).

    (Zie vergadering van 18 november 2015.)

    De voorzitter:
    Het amendement-Voordewind (stuk nr. 8) is ingetrokken.

    Ik stel vast dat daarmee wordt ingestemd.

    Voorts is tijdens het debat van hedenochtend het amendement op stuk nr. 11 ingetrokken.

    In stemming komt het amendement-Krol (stuk nr. 6, I).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, de Groep Bontes/Van Klaveren, de ChristenUnie, de SGP, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, 50PLUS, GroenLinks, de PvdD en de SP voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

    Ik stel vast dat door de verwerping van dit amendement het andere op stuk nr. 6 voorkomende amendement als verworpen kan worden beschouwd.

    In stemming komt het amendement-Koser Kaya/Van Raak (stuk nr. 9).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, de Groep Bontes/Van Klaveren, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

    In stemming komt het amendement-Klein (stuk nr. 14, I).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de fractie van Klein voor dit amendement heeft gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

    Ik stel vast dat door de verwerping van dit amendement het andere op stuk nr. 14 voorkomende amendement als verworpen kan worden beschouwd.

    In stemming komt het wetsvoorstel.

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, de Groep Bontes/Van Klaveren, het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, Van Vliet, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en de fractie van 50PLUS ertegen, zodat het is aangenomen.


    Stemmingen Begroting Binnenlandse Zaken

    Aan de orde is de stemming in verband met het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van het provinciefonds (C) voor het jaar 2016 (34300-C).

    (Zie vergadering van 18 november 2015.)

    In stemming komt het wetsvoorstel.

    De voorzitter:
    Ik constateer dat dit wetsvoorstel met algemene stemmen is aangenomen.


    Stemmingen Begroting Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

    Aan de orde is de stemming in verband met het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2016 (34300-VIII).

    (Zie vergadering van 29 oktober 2015.)

    De voorzitter:
    Het amendement-Pechtold (stuk nr. 104) is ingetrokken.

    Ik stel vast dat daarmee wordt ingestemd.

    De amendementen op stukken nrs. 95, 96, 97, 98, 99, 100, 101, 102 en 103 zijn hedenochtend tijdens het debat ingetrokken.

    In stemming komt het amendement-Siderius (stuk nr. 15).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de Groep Kuzu/Öztürk, GroenLinks, de PvdD en de SP voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

    In stemming komen de gewijzigde amendementen-Siderius (stuk nrs. 94, I en II).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de Groep Kuzu/Öztürk, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze gewijzigde amendementen hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij zijn verworpen.

    Ik stel vast dat door de verwerping van deze gewijzigde amendementen de overige op stuk nr. 94 voorkomende gewijzigde amendementen als verworpen kunnen worden beschouwd.

    In stemming komt het amendement-Slob/Dik-Faber (stuk nr. 18).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, de SGP en de PvdD voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

    In stemming komen de amendementen-Lucas/Jadnanansing (stuk nrs. 28, I en II).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de ChristenUnie, de VVD, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, Van Vliet, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA en de PvdD voor deze amendementen hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij zijn aangenomen.

    Ik stel vast dat door de aanneming van deze amendementen de overige op stuk nr. 28 voorkomende amendementen als aangenomen kunnen worden beschouwd.

    In stemming komt het amendement-Keijzer/Van Toorenburg (stuk nr. 117).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA en de Groep Kuzu/Öztürk voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

    In stemming komt het amendement-Van Veen c.s. (stuk nr. 118).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, de VVD, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, Van Vliet, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

    In stemming komt het wetsvoorstel, zoals op onderdelen gewijzigd door de aanneming van de amendementen-Lucas/Jadnanansing (stuk nrs. 28, I tot en met IV) en het amendement-Van Veen c.s. (stuk nr. 118).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat dit wetsvoorstel met algemene stemmen is aangenomen.


    Stemmingen moties Begroting OCW, onderdeel Cultuur

    Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het debat over het onderdeel Cultuur van de begroting van OC&W voor het jaar 2016,

    te weten:

    • de motie-Van Toorenburg c.s. over een "niet-verzekermodel" voor het lenen en uitlenen van kunstvoorwerpen (34300-VIII, nr. 107);
    • de motie-Pechtold over een bredere invulling van het begrip "maatschappelijke meerwaarde" (34300-VIII, nr. 108);
    • de motie-Pechtold c.s. over garanderen dat culturele instellingen hun eigen programmering kunnen blijven aanbieden (34300-VIII, nr. 109);
    • de motie-Grashoff over ophogen van het cultuurbudget met 13,5 miljoen euro vanaf 2017 (34300-VIII, nr. 110);
    • de motie-Monasch/Van Veen over zelfcensuur als direct gevolg van bedreigingen (34300-VIII, nr. 115);
    • de motie-Van Veen/Monasch over de decentralisatie-uitkering beeldende kunst en vorming (34300-VIII, nr. 112);
    • de motie-Jasper van Dijk over extra middelen voor het Fonds Podiumkunsten (34300-VIII, nr. 113);
    • de motie-Jasper van Dijk over financiering voor het beheren van archeologische vondsten (34300-VIII, nr. 114).

    (Zie wetgevingsoverleg van 30 november 2015.)

    In stemming komt de motie-Van Toorenburg c.s. (34300-VIII, nr. 107).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, de Groep Bontes/Van Klaveren, het CDA, de ChristenUnie, de SGP, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Pechtold (34300-VIII, nr. 108).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, de SGP, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Grashoff (34300-VIII, nr. 110).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de Groep Kuzu/Öztürk, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Monasch/Van Veen (34300-VIII, nr. 115).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.


    Stemming Algemene Financiële Beschouwingen (Begroting Financiën (IXB))

    Aan de orde is de stemming in verband met het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Financiën (IXB) en de begrotingsstaat van Nationale Schuld (IXA) voor het jaar 2016 (34300-IX).

    (Zie vergadering van 1 oktober 2015.)

    In stemming komt het wetsvoorstel.

    De voorzitter:
    Ik constateer dat dit wetsvoorstel met algemene stemmen is aangenomen.


    Stemmingen Begroting Defensie

    Aan de orde zijn de stemmingen in verband met het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 2016 (34300-X).

    (Zie vergadering van 12 november 2015.)

    De voorzitter:
    Ik geef gelegenheid tot het afleggen van een stemverklaring vooraf.

    De heer Van Vliet (Van Vliet):
    Voorzitter. 12 maart 2016 wordt een gedenkwaardige datum. Dan ga ik namelijk trouwen. Daar gaat mijn stemverklaring niet over, maar ik heb nog 1 minuut en 44 seconden, dus dat gaat helemaal lukken. Mijn stemverklaring gaat over het amendement-Knops/Dijkgraaf, waarin wordt gevraagd om 200 miljoen euro boven op het Defensiebudget. Nu wil het toeval dat ik in mijn door het CPB doorgerekende tegenbegroting ook 200 miljoen extra had voor Defensie, maar ik betaal dat door ombuigingen elders. Wat is de dekking van dit amendement? Een verhoging van de belastingen. Dat stuit mij als liberaal tegen de borst. Helaas moet ik dus tegen dit amendement stemmen.

    De voorzitter:
    Alvast gefeliciteerd met uw voorgenomen huwelijk.

    In stemming komt het amendement-Öztürk (stuk nr. 64).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de Groep Kuzu/Öztürk, de PvdD en de SP voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

    In stemming komt het amendement-Knops/Dijkgraaf (stuk nr. 8).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, de Groep Bontes/Van Klaveren, het CDA en de SGP voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

    In stemming komt het amendement-Segers/Schouten (stuk nr. 9).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV en de ChristenUnie voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

    De voorzitter:
    Ik geef gelegenheid tot het afleggen van stemverklaringen vooraf.

    De heer Knops (CDA):
    Ik begrijp dat de lat heel hoog ligt nu, dus ik ben even aan het bedenken of ik ook nog iets spannends kan zeggen, maar ik kan de heer Van Vliet niet overtreffen. Ik wens hem alvast van harte geluk.

    Voorzitter. De wereld om ons heen wordt steeds onveiliger, maar nog nooit gaf Nederland relatief zo weinig geld uit aan Defensie. We beschikken over de kleinste krijgsmacht van Europa, die nauwelijks meer langdurig inzetbaar is en in het rood draait. Onze fractie heeft de afgelopen drie jaar vele voorstellen gedaan om Defensie te versterken: in totaal voor meer dan een half miljard. Voor de begroting van 2016 dienen we samen met de SGP een amendement in voor 200 miljoen extra budget. Na de begrotingsbehandeling vonden de vreselijke aanslagen in Parijs plaats, aanslagen die onderdeel zijn van een golf van terreur die IS ontketend heeft, waardoor ook onze vrijheden en onze manier van leven op het spel staan. We zijn in oorlog met IS, zei de premier vervolgens. In het debat naar aanleiding van de aanslagen in Parijs hebben we de premier gevraagd welke consequenties het kabinet verbindt aan deze uitspraak. Komt er meer geld voor Defensie, komt er meer geld voor de noodzakelijke investeringen, komt er meer geld voor onze krijgsmacht? Dat had de premier de NAVO beloofd in Wales in september 2014. Helaas, er kwam geen inhoudelijke reactie. Nu het amendement op stuk nr. 8 van collega Dijkgraaf en mijzelf is verworpen, worden de problemen te weinig opgelost en te veel vooruitgeschoven en dat vindt het CDA niet langer verantwoord. De CDA-fractie zal dan ook tegen de Defensiebegroting stemmen.

    De heer Van der Staaij (SGP):
    Voorzitter. Ik wil graag namens de SGP-fractie ook een stemverklaring afleggen over de begroting van Defensie. Zoals het hoort, zal mijn stemverklaring niet polemisch, maar zuiver feitelijk van aard zijn. Met het amendement-Knops/Dijkgraaf op stuk nr. 8 is beoogd om de begroting van Defensie op te plussen. Jammer genoeg heeft een Kamermeerderheid geen steun gegeven aan dit amendement. Als zo'n belangrijk amendement het niet haalt, moet je je altijd afvragen wat het voor gevolgen heeft voor je stemwijze over het wetsvoorstel, de begroting. Dat hebben wij nu ook gedaan. Voor een goed oordeel moet je altijd even naar de geschiedenis kijken. Zoals de dichter Willem Bilderdijk al zo mooi zei: in het verleden ligt het heden, in het nu, wat worden zal. Bij dat historisch onderzoek is het ons opgevallen dat er jarenlang heel veel bezuinigd is op Defensie, eerst door het kabinet-Balkenende I, toen door het kabinet-Balkenende II, vervolgens door het kabinet-Balkenende III, daarna door het kabinet-Balkenende IV en vervolgens door het kabinet-Rutte/Verhagen. Om uit de buurt van polemiek te blijven, zal ik verder geen partijaanduidingen geven. In dit licht bezien is het echt goed nieuws dat de begroting van Defensie nu eindelijk geen nieuwe bezuinigingen bevat, maar dat er juist meer geld wordt uitgetrokken voor Defensie. Jammer genoeg is het echter niet genoeg om de grote schade te herstellen die is aangericht aan de kassen van Defensie door het kabinet-Balkenende I, het kabinet-Balkenende II, het kabinet-Balkenende III, het kabinet-Balkenende IV en daarna het kabinet-Rutte/Verhagen. Er moet de komende jaren dus echt meer gebeuren, maar wat nu voorligt is zonder twijfel echt een stap in de goede richting. De weg omhoog wordt ingeslagen en daarom zal de SGP-fractie van harte voor deze begroting stemmen.

    (Geroffel op de bankjes)

    De voorzitter:
    Dank u wel voor deze stemverklaring.

    In stemming komt het wetsvoorstel.

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Klein, Houwers, Van Vliet, 50PLUS, D66, GroenLinks en de PvdA voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.


    Stemmingen Begroting Infrastructuur en Milieu

    Aan de orde zijn de stemmingen in verband met het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu (XII) voor het jaar 2016 (34300-XII).

    (Zie vergadering van 29 oktober 2015.)

    In stemming komt het amendement-Madlener (stuk nr. 7, I).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV en de Groep Bontes/Van Klaveren voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

    Ik stel vast dat door de verwerping van dit amendement het andere op stuk nr. 7 voorkomende amendement als verworpen kan worden beschouwd.

    In stemming komt het amendement-Van Tongeren (stuk nr. 6).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, D66, GroenLinks en de PvdD voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

    In stemming komt het amendement-Dik-Faber (stuk nr. 10).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, de SGP, de Groep Kuzu/Öztürk, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

    In stemming komt het amendement-Dik-Faber (stuk nr. 9, I).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

    Ik stel vast dat door de verwerping van dit amendement het andere op stuk nr. 9 voorkomende amendement als verworpen kan worden beschouwd.

    In stemming komt het amendement-Dik-Faber (stuk nr. 11).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, de Groep Kuzu/Öztürk, 50PLUS, GroenLinks en de PvdD voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

    In stemming komt het amendement-Smaling (stuk nr. 61, I).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, de Groep Kuzu/Öztürk, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

    Ik stel vast dat door de verwerping van dit amendement het andere op stuk nr. 61 voorkomende amendement als verworpen kan worden beschouwd.

    In stemming komt het wetsvoorstel.

    De voorzitter:
    Ik constateer dat dit wetsvoorstel met algemene stemmen is aangenomen.


    Stemmingen Infrastructuurfonds (A)

    Aan de orde zijn de stemmingen in verband met het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van het infrastructuurfonds (A) voor het jaar 2016 (34300-A).

    (Zie wetgevingsoverleg van 15 oktober 2015.)

    De voorzitter:
    Het amendement-Houwers (stuk nr. 14) is ingetrokken.

    Ik stel vast dat daarmee wordt ingestemd.

    Het amendement-Dik-Faber (stuk nr. 22) is ingetrokken.

    Ik stel vast dat daarmee wordt ingestemd.

    In stemming komt het amendement-Dik-Faber (stuk nr. 9, I).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, de Groep Kuzu/Öztürk, 50PLUS, D66, GroenLinks en de PvdD voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

    Ik stel vast dat door de verwerping van dit amendement het andere op stuk nr. 9 voorkomende amendement als verworpen kan worden beschouwd.

    In stemming komt het amendement-Dik-Faber (stuk nr. 10, I).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, de Groep Kuzu/Öztürk, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

    Ik stel vast dat door de verwerping van dit amendement het andere op stuk nr. 10 voorkomende amendement als verworpen kan worden beschouwd.

    In stemming komt het amendement-Smaling (stuk nr. 18, I).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, de Groep Kuzu/Öztürk, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

    Ik stel vast dat door de verwerping van dit amendement het andere op stuk nr. 18 voorkomende amendement als verworpen kan worden beschouwd.

    In stemming komt het amendement-Hoogland c.s. (stuk nr. 48).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, de VVD, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, Van Vliet, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

    In stemming komt het amendement-Houwers (stuk nr. 21).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers en GroenLinks voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

    In stemming komt het wetsvoorstel, zoals op onderdelen gewijzigd door de aanneming van het amendement-Hoogland c.s. (stuk nr. 48).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat dit wetsvoorstel met algemene stemmen is aangenomen.


    Stemming Begroting Deltafonds (J)

    Aan de orde is de stemming in verband met het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van het Deltafonds (J) voor het jaar 2016 (34300-J).

    (Zie wetgevingsoverleg van 30 november 2015.)

    In stemming komt het wetsvoorstel.

    De voorzitter:
    Ik constateer dat dit wetsvoorstel met algemene stemmen is aangenomen.


    Stemmingen moties Begroting I en M, onderdeel Water

    Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het debat over het onderdeel Water van de begroting van I en M voor het jaar 2016,

    te weten:

    • de motie-Geurts over de totstandkoming van drinkwatertarieven (34300-J, nr. 7);
    • de motie-Smaling over toetsing van een vergunning aan de waterkwaliteitseisen van de Kaderrichtlijn Water (34300-J, nr. 10);
    • de motie-Smaling over afstemmen van de Kaderrichtlijn Water, de Nitraatrichtlijn en de toelating van gewasbeschermingsmiddelen (34300-J, nr. 11);
    • de motie-Smaling over een nulmeting en daaraan te koppelen doelen en maatregelen (34300-J, nr. 12);
    • de motie-Smaling c.s. over alternatieven voor de hoogwatergeul Varik-Heesselt (34300-J, nr. 13);
    • de motie-Hachchi/Jacobi over een plan van aanpak Waterschaarste (34300-J, nr. 14);
    • de motie-Hachchi/Dik-Faber over aanpakken van medicijnresten in water (34300-J, nr. 15);
    • de motie-Hachchi over aandacht voor Caribisch Nederland bij het innovatiebeleid (34300-J, nr. 16);
    • de motie-Dik-Faber/Hachchi over een Europese strategie voor de aanpak van waterverontreiniging door resten van geneesmiddelen (34300-J, nr. 17);
    • de motie-Dik-Faber c.s. over toetsen of de doelen van de Kaderrichtlijn Water nog binnen bereik zijn (34300-J, nr. 19);
    • de motie-Visser over een meer ondersteunend inzetten van overheidsinstrumenten voor de topsector Water (34300-J, nr. 20);
    • de motie-Jacobi/Dik-Faber over een actieplan Stedelijk Waterbeheer (34300-J, nr. 22);
    • de motie-Jacobi/Smaling over de kwijtscheldingsregeling voor de afvalwaterzuiveringsheffing (34300-J, nr. 23);
    • de motie-Jacobi/Hachchi over uniformering van het lozingenbeleid voor mestverwerkingsinstallaties (34300-J, nr. 26);
    • de motie-Jacobi/Hachchi over het aanwenden van vrijvallende middelen ten behoeve van de Marker Wadden (34300-J, nr. 25).

    (Zie wetgevingsoverleg van 30 november 2015.)

    De voorzitter:
    Op verzoek van mevrouw Jacobi stel ik voor, haar motie (34300-J, nr. 23) aan te houden.

    Daartoe wordt besloten.

    De voorzitter:
    De motie-Geurts (34300-J, nr. 7) is in die zin gewijzigd dat zij thans is ondertekend door de leden Geurts en Visser. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 28, was nr. 7 (34300-J).

    De motie-Jacobi/Hachchi (34300-J, nr. 25) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat met de Marker Wadden een belangrijke bijdrage wordt geleverd aan het verbeteren van de waterkwaliteit, het robuuster maken van het ecologisch systeem in het Markermeer en aan de economische en strategische ontwikkeling van de Metropool Regio Amsterdam en de Noordvleugel;

    overwegende dat het Rijk voor de Marker Wadden reeds een aanzienlijke financiële en personele bijdrage levert conform de gemaakte bestuurlijke afspraken;

    overwegende dat, zolang de bouwinfrastructuur en het baggermaterieel aanwezig zijn, het resterende deel van het project tegen relatief beperkte kosten kan worden aangelegd;

    verzoekt de regering om bij vrijvallende middelen in de begroting voor waterkwaliteitsmaatregelen tot een maximum van 7 miljoen euro in overleg met Natuurmonumenten te overwegen deze middelen aan te wenden als aanjaagbedrag om de financiering van de volgende stap van de Marker Wadden rond te krijgen,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 27, was nr. 25 (34300-J).

    De motie-Jacobi/Hachchi (34300-J, nr. 26) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    overwegende dat een eenduidig wettelijk toetsingskader voor lozing van afvalwater uit mestverwerkingsinstallaties ontbreekt, waardoor een uniforme toetsing van de lozingsvergunningen niet mogelijk is;

    overwegende dat het afvalwater uit mestverwerkingsinstallaties als gevolg van aanwezigheid van onder andere bacteriën en antibiotica een potentieel risico vormen voor de chemische kwaliteit van het oppervlaktewater;

    overwegende dat de komende jaren als gevolg van nieuw mestbeleid veel vergunningsaanvragen voor mestverwerkingsinstallaties worden verwacht;

    verzoekt de regering, samen met de waterschappen te komen tot een uniformering van het lozingenbeleid voor mestverwerkingsinstallaties en dit een plaats te geven in het Nederlandse waterbeleid, en de Kamer hierover voor het zomerreces 2016 nader te informeren,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 29, was nr. 26 (34300-J).

    Ik stel vast dat wij nu over de gewijzigde moties kunnen stemmen.

    In stemming komt de gewijzigde motie-Geurts/Visser (34300-J, nr. 28, was nr. 7).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, de Groep Bontes/Van Klaveren, het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, Van Vliet, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA en de PvdD voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de fractie van de SP ertegen, zodat zij is aangenomen.

    In stemming komt de motie-Smaling (34300-J, nr. 10).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de Groep Kuzu/Öztürk, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Smaling (34300-J, nr. 11).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de SGP, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

    In stemming komt de motie-Smaling (34300-J, nr. 12).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, de Groep Kuzu/Öztürk, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Smaling c.s. (34300-J, nr. 13).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de Groep Kuzu/Öztürk, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

    In stemming komt de motie-Hachchi/Jacobi (34300-J, nr. 14).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, de SGP, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

    In stemming komt de motie-Hachchi/Dik-Faber (34300-J, nr. 15).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de ChristenUnie, de SGP, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

    In stemming komt de motie-Hachchi (34300-J, nr. 16).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de SGP, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

    In stemming komt de motie-Dik-Faber/Hachchi (34300-J, nr. 17).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, de SGP, de Groep Kuzu/Öztürk, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

    In stemming komt de motie-Dik-Faber c.s. (34300-J, nr. 19).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de SGP, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

    In stemming komt de motie-Visser (34300-J, nr. 20).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, de Groep Bontes/Van Klaveren, het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, Van Vliet, 50PLUS, D66 en de PvdA voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

    In stemming komt de motie-Jacobi/Dik-Faber (34300-J, nr. 22).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, Van Vliet, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

    In stemming komt de gewijzigde motie-Jacobi/Hachchi (34300-J, nr. 27, was nr. 25).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA en de PvdD voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de gewijzigde motie-Jacobi/Hachchi (34300-J, nr. 29, was nr. 26).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de SGP, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.


    Stemmingen Begroting Sociale Zaken en Werkgelegenheid

    Aan de orde zijn de stemmingen in verband met het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 2016 (34300-XV).

    (Zie vergadering van 2 december 2015.)

    De voorzitter:
    Het amendement-Schouten/Dijkgraaf (stuk nr. 10) is ingetrokken.

    Ik stel vast dat daarmee wordt ingestemd.

    De heer Klein (Klein):
    Nu mijn amendement op stuk nr. 14 bij de stemmingen over het gemeentefonds (34300-B) is verworpen, trek ik het amendement op stuk nr. 81 in.

    De voorzitter:
    Het amendement-Klein (stuk nr. 81) is ingetrokken.

    Ik stel vast dat daarmee wordt ingestemd.

    De heer Smaling (SP):
    Voorzitter, de SP wil geacht worden voor de gewijzigde motie-Jacobi/Hachchi (34300-J, nr. 27, was nr. 25) te hebben gestemd.

    De voorzitter:
    Dat wordt opgenomen in de Handelingen, maar de motie blijft verworpen.

    In stemming komt het amendement-Van Dekken/Yücel (stuk nr. 17).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de VVD, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, Van Vliet, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

    In stemming komt het amendement-Koşer Kaya/Van Weyenberg (stuk nr. 18, I).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, de SGP, de Groep Kuzu/Öztürk, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

    Ik stel vast dat door de verwerping van dit amendement het andere op stuk nr. 18 voorkomende amendement als verworpen kan worden beschouwd.

    In stemming komt het amendement-Öztürk (stuk nr. 21).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de Groep Kuzu/Öztürk en de PvdD voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

    In stemming komt het amendement-Omtzigt (stuk nr. 11).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de Groep Kuzu/Öztürk en de SP voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

    In stemming komt het amendement-Voortman (stuk nr. 22).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

    Mevrouw Thieme (PvdD):
    Voorzitter. De Partij voor de Dieren wordt geacht, tegen het amendement-Öztürk op stuk nr. 21 te hebben gestemd.

    De voorzitter:
    De melding wordt in de handelingen opgenomen.

    In stemming komt het amendement-Van Weyenberg (stuk nr. 80, I).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de ChristenUnie, de SGP, Klein, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

    Ik stel vast dat door de verwerping van dit amendement het andere op stuk nr. 80 voorkomende amendement als verworpen kan worden beschouwd.

    In stemming komt het amendement-Öztürk (stuk nr. 19).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de Groep Kuzu/Öztürk en 50PLUS voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

    In stemming komt het wetsvoorstel, zoals op onderdelen gewijzigd door de aanneming van het amendement-Van Dekken/Yücel (stuk nr. 17).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, de Groep Bontes/Van Klaveren, het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Klein, Houwers, Van Vliet, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en de aanwezige leden van de fractie van de Groep Kuzu/Öztürk ertegen, zodat het is aangenomen.


    Stemmingen moties Begroting Sociale Zaken en Werkgelegenheid

    Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het debat Begroting Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

    te weten:

    • de motie-Ulenbelt/Karabulut over het vermijden van de route via Calais door de transportsector (34300-XV, nr. 23);
    • de motie-Ulenbelt/Van Weyenberg over aanpassing van het Dagloonbesluit (34300-XV, nr. 24);
    • de motie-Ulenbelt c.s. over een uitzondering in de regeling voor kinderopvangtoeslag (34300-XV, nr. 25);
    • de motie-Ulenbelt/Voortman over het recht van kinderen op sociale zekerheid (34300-XV, nr. 26);
    • de motie-Ulenbelt/Karabulut over verhoging AOW-leeftijd voor 2016 ongedaan maken (34300-XV, nr. 27);
    • de motie-Ulenbelt/Karabulut over banen voor langdurig bijstandsgerechtigden (34300-XV, nr. 28);
    • de motie-Ulenbelt/Karabulut over verhoging van de maximale uitkeringshoogte van de OBR (34300-XV, nr. 29);
    • de motie-Ulenbelt/Karabulut over opschorten van de sollicitatieplicht voor 60-plussers (34300-XV, nr. 30);
    • de motie-Ulenbelt/Karabulut over compensatie van de tekorten bij de sociale werkvoorziening (34300-XV, nr. 31);
    • de motie-Ulenbelt/Karabulut over aanbieden van een kindpakket door alle gemeenten (34300-XV, nr. 32);
    • de motie-Karabulut/Ulenbelt over plannen voor beter samenleven in buurten en wijken (34300-XV, nr. 33);
    • de motie-Karabulut/Ulenbelt over proeven met anoniem solliciteren (34300-XV, nr. 34);
    • de motie-Nijkerken-de Haan/Vermeij over wegwerken van de achterstanden bij het UWV (34300-XV, nr. 35);
    • de motie-Nijkerken-de Haan over de effectiviteit van re-integratieprojecten (34300-XV, nr. 36);
    • de motie-Nijkerken-de Haan/Kerstens over vervullen van vacatures in de grensregio's (34300-XV, nr. 37);
    • de motie-Pieter Heerma/Van Weyenberg over voorkomen van banenverlies in de seizoensarbeid (34300-XV, nr. 38);
    • de motie-Pieter Heerma/Schouten over de toename van mensen in beschermingsbewind (34300-XV, nr. 39);
    • de motie-Vermeij/Van Weyenberg over lokale proeven met anoniem solliciteren (34300-XV, nr. 40);
    • de motie-Kerstens over het realiseren van garantiebanen bij de overheid (34300-XV, nr. 41);
    • de motie-Kerstens over bestrijden van misbruik van stages en werkervaringsplekken (34300-XV, nr. 42);
    • de motie-Kerstens/Nijkerken-de Haan over een individueel plan van aanpak voor uitkeringsgerechtigden (34300-XV, nr. 43);
    • de motie-Kerstens/Van Weyenberg over verlenging van de tijdelijke uitbreiding van de Inspectie SZW (34300-XV, nr. 44);
    • de motie-Yücel c.s. over wettelijke verankering van kindcentra (34300-XV, nr. 45);
    • de motie-Yücel c.s. over een maatschappelijke kosten-batenanalyse van schuldenbeleid van overheden (34300-XV, nr. 46);
    • de motie-Yücel c.s. over ook in 2016 en 2017 mogelijk maken van landelijk geoormerkte armoedemiddelen (34300-XV, nr. 47);
    • de motie-De Graaf over geen enkele asielzoeker meer toelaten (34300-XV, nr. 48);
    • de motie-De Graaf over voor niemand de inburgering voorschieten of betalen (34300-XV, nr. 49);
    • de motie-De Graaf over migranten pas Nederlander laten worden na tien jaar hier gewerkt te hebben (34300-XV, nr. 50);
    • de motie-Van Weyenberg/Ulenbelt over de sollicitatieplicht beëindigen als een arbeidsovereenkomst is getekend (34300-XV, nr. 51);
    • de motie-Van Weyenberg over alle payrollmedewerkers met een arbeidscontract voor onbepaalde tijd in dienst nemen (34300-XV, nr. 52);
    • de motie-Van Weyenberg/Krol over scholing en begeleiding voor ouderen (34300-XV, nr. 53);
    • de motie-Van Weyenberg/Pieter Heerma over meer mogelijkheden voor intersectorale scholing (34300-XV, nr. 54);
    • de motie-Sjoerdsma over gemeenten experimenteerruimte bieden voor de integratie van asielzoekers (34300-XV, nr. 55);
    • de motie-Voortman/Tanamal over vergroten van de inspraak van flexwerkers (34300-XV, nr. 56);
    • de motie-Voortman c.s. over de wenselijkheid van de invoering van een tweede meerjarig contract (34300-XV, nr. 57);
    • de motie-Voortman over het opsporen van spookjongeren (34300-XV, nr. 58);
    • de motie-Voortman over het raadplegen van WW'ers over de gewenste dienstverlening door het UWV (34300-XV, nr. 59);
    • de motie-Krol over een agenda langdurige ouderenwerkloosheid (34300-XV, nr. 60);
    • de motie-Krol over een tijdelijke verlaging van de AOW-leeftijd naar 63 jaar (34300-XV, nr. 61);
    • de motie-Krol over afzien van de versnelde verhoging van de AOW-leeftijd (34300-XV, nr. 62);
    • de motie-Krol over nadere aanpassing van de overbruggingsregeling AOW (34300-XV, nr. 63);
    • de motie-Krol over het lage aantal aanvragen voor de overbruggingsregeling (34300-XV, nr. 64);
    • de motie-Krol over schrappen van de sollicitatieplicht voor 64-jarigen (34300-XV, nr. 65);
    • de motie-Krol over nut en noodzaak van een sollicitatieplicht boven het 60ste levensjaar (34300-XV, nr. 66);
    • de motie-Krol over opnieuw opnemen van de stapelingsmonitor in de begroting (34300-XV, nr. 67);
    • de motie-Krol over koopkrachtreparatie voor gepensioneerden (34300-XV, nr. 68);
    • de motie-Krol over de Rotterdamse aanpak voor zzp'ers in geldproblemen (34300-XV, nr. 69);
    • de motie-Krol over het rekenrentebeleid van de Nederlandsche Bank (34300-XV, nr. 70);
    • de motie-Krol over het verbinden van Mijn pensioenoverzicht met telebankieren (34300-XV, nr. 71);
    • de motie-Öztürk/Krol over de oudedagsvoorziening voor ouderen van Surinaamse afkomst (34300-XV, nr. 72);
    • de motie-Öztürk over het matchen van werkzoekenden en personen die hun bedrijf willen overdragen (34300-XV, nr. 73);
    • de motie-Öztürk over loksollicitaties om te controleren op discriminatie (34300-XV, nr. 74);
    • de motie-Öztürk over het begeleiden van de minister van SZW van werk naar werk (34300-XV, nr. 75);
    • de motie-Van Klaveren over verhogen van het taalniveau van het inburgeringsexamen (34300-XV, nr. 76);
    • de motie-Klein over een statusvoorschot voor nieuwkomers (34300-XV, nr. 77);
    • de motie-Klein over de termijn voor opeenvolgende contracten weer op drie maanden stellen (34300-XV, nr. 78);
    • de motie-Klein over overnemen van de aanbevelingen van de VNG inzake de kostendelersnorm (34300-XV, nr. 79).

    (Zie vergadering van 2 december 2015.)

    De voorzitter:
    De heer Ulenbelt wil zijn aangehouden motie op stuk nr. 26 in stemming brengen.

    In stemming komt de motie-Ulenbelt/Karabulut (34300-XV, nr. 23).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fractie van de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Ulenbelt/Van Weyenberg (34300-XV, nr. 24).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, de Groep Bontes/Van Klaveren, het CDA, de ChristenUnie, de SGP, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Ulenbelt c.s. (34300-XV, nr. 25).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de ChristenUnie, de SGP, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Ulenbelt/Voortman (34300-XV, nr. 26).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Ulenbelt/Karabulut (34300-XV, nr. 27).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, Klein, 50PLUS, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Ulenbelt/Karabulut (34300-XV, nr. 28).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de Groep Kuzu/Öztürk, 50PLUS, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Ulenbelt/Karabulut (34300-XV, nr. 29).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de ChristenUnie, Klein, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Ulenbelt/Karabulut (34300-XV, nr. 30).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de Groep Kuzu/Öztürk, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Ulenbelt/Karabulut (34300-XV, nr. 31).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Ulenbelt/Karabulut (34300-XV, nr. 32).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de Groep Kuzu/Öztürk, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Karabulut/Ulenbelt (34300-XV, nr. 33).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de Groep Kuzu/Öztürk, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Karabulut/Ulenbelt (34300-XV, nr. 34).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van 50PLUS en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Nijkerken-de Haan/Vermeij (34300-XV, nr. 35).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de SGP, de VVD, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, Van Vliet, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA en de PvdD voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

    In stemming komt de motie-Nijkerken-de Haan (34300-XV, nr. 36).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, de Groep Bontes/Van Klaveren, het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, Van Vliet, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA en de PvdD voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de fractie van de SP ertegen, zodat zij is aangenomen.

    In stemming komt de motie-Nijkerken-de Haan/Kerstens (34300-XV, nr. 37).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, Van Vliet, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA en de PvdD voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

    In stemming komt de motie-Pieter Heerma/Van Weyenberg (34300-XV, nr. 38).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, de Groep Bontes/Van Klaveren, het CDA, de ChristenUnie, de SGP, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, 50PLUS, D66, GroenLinks en de PvdD voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Pieter Heerma/Schouten (34300-XV, nr. 39).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de SGP, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

    In stemming komt de motie-Vermeij/Van Weyenberg (34300-XV, nr. 40).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, Klein, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

    In stemming komt de motie-Kerstens (34300-XV, nr. 41).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, Van Vliet, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

    In stemming komt de motie-Kerstens (34300-XV, nr. 42).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de ChristenUnie, de SGP, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

    In stemming komt de motie-Kerstens/Nijkerken-de Haan (34300-XV, nr. 43).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, Van Vliet, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

    In stemming komt de motie-Kerstens/Van Weyenberg (34300-XV, nr. 44).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, Van Vliet, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de fractie van de Groep Bontes/Van Klaveren ertegen, zodat zij is aangenomen.

    In stemming komt de motie-Yücel c.s. (34300-XV, nr. 45).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de SGP, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA en de PvdD voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

    In stemming komt de motie-Yücel c.s. (34300-XV, nr. 46).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de SGP, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

    In stemming komt de motie-Yücel c.s. (34300-XV, nr. 47).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, Van Vliet, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA en de PvdD voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

    In stemming komt de motie-De Graaf (34300-XV, nr. 48).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fractie van de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-De Graaf (34300-XV, nr. 49).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV en de Groep Bontes/Van Klaveren voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-De Graaf (34300-XV, nr. 50).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV en de Groep Bontes/Van Klaveren voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Van Weyenberg/Ulenbelt (34300-XV, nr. 51).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de Groep Bontes/Van Klaveren, het CDA, de ChristenUnie, de SGP, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Van Weyenberg/Krol (34300-XV, nr. 53).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, Van Vliet, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA en de PvdD voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

    In stemming komt de motie-Van Weyenberg/Pieter Heerma (34300-XV, nr. 54).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, Van Vliet, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA en de PvdD voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

    In stemming komt de motie-Sjoerdsma (34300-XV, nr. 55).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Voortman/Tanamal (34300-XV, nr. 56).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de SGP, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

    In stemming komt de motie-Voortman c.s. (34300-XV, nr. 57).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, de Groep Bontes/Van Klaveren, het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, Van Vliet, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA en de PvdD voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de fractie van de SP ertegen, zodat zij is aangenomen.

    In stemming komt de motie-Voortman (34300-XV, nr. 58).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de Groep Kuzu/Öztürk, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Voortman (34300-XV, nr. 59).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, 50PLUS, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Krol (34300-XV, nr. 60).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de Groep Kuzu/Öztürk, 50PLUS en de PvdD voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Krol (34300-XV, nr. 61).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van 50PLUS en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Krol (34300-XV, nr. 62).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, de Groep Bontes/Van Klaveren, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, 50PLUS, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Krol (34300-XV, nr. 63).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, de Groep Bontes/Van Klaveren, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, 50PLUS, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Krol (34300-XV, nr. 64).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de Groep Kuzu/Öztürk, 50PLUS, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Krol (34300-XV, nr. 65).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, 50PLUS, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Krol (34300-XV, nr. 66).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de Groep Kuzu/Öztürk, 50PLUS, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Krol (34300-XV, nr. 67).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Krol (34300-XV, nr. 68).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, de Groep Kuzu/Öztürk, 50PLUS en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Krol (34300-XV, nr. 69).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA en de PvdD voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

    In stemming komt de motie-Krol (34300-XV, nr. 70).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de ChristenUnie, Klein, 50PLUS, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Krol (34300-XV, nr. 71).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de ChristenUnie, de SGP, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, 50PLUS, D66, GroenLinks en de PvdD voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Öztürk/Krol (34300-XV, nr. 72).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de Groep Kuzu/Öztürk, 50PLUS, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Öztürk (34300-XV, nr. 73).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de Groep Kuzu/Öztürk en 50PLUS voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Öztürk (34300-XV, nr. 74).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de Groep Kuzu/Öztürk en 50PLUS voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Öztürk (34300-XV, nr. 75).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fractie van de Groep Kuzu/Öztürk voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Van Klaveren (34300-XV, nr. 76).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, de Groep Bontes/Van Klaveren en 50PLUS voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Klein (34300-XV, nr. 77).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van Klein, de Groep Kuzu/Öztürk en 50PLUS voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Klein (34300-XV, nr. 78).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, Klein en 50PLUS voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Klein (34300-XV, nr. 79).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, 50PLUS, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
    Voorzitter. Wij willen geacht worden, voor de motie-Krol (34300-XV, nr. 62) te hebben gestemd.

    De voorzitter:
    Dat is bij dezen opgenomen in de Handelingen. Het verandert de uitslag van de stemming niet.


    Stemmingen Begroting Volksgezondheid, Welzijn en Sport

    Aan de orde zijn de stemmingen in verband met het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2016 (34300-XVI).

    (Zie vergadering van 5 november 2015.)

    De voorzitter:
    Het amendement-Voordewind/Dik-Faber (stuk nr. 13) is ingetrokken.

    Het amendement-Bruins Slot (stuk nr. 24) is ingetrokken.

    Het amendement-Van der Staaij/Voordewind (stuk nr. 91) is ingetrokken.

    Ik stel vast dat daarmee wordt ingestemd.

    Ik geef gelegenheid tot het afleggen van een stemverklaring vooraf.

    De heer Krol (50PLUS):
    Mevrouw de voorzitter.

    (Hilariteit)

    De heer Krol (50PLUS):
    Maakt u zich geen zorgen, ik ga niemand feliciteren. Ik wil dat het huwelijk goed gaat!

    Voorzitter. 50PLUS is het zeer eens met de bestemming van het amendement-Keijzer op stuk nr. 25. Ook wij vinden dat er veel meer budget nodig is voor de ondersteuning vanuit de Wmo. Daarover verschillen wij niet van mening. Wij kunnen ons echter niet vinden van de dekking van het amendement. Daarom zal 50PLUS tegenstemmen.

    In stemming komt het gewijzigde amendement-De Lange/Tanamal (stuk nr. 28, I).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, Van Vliet, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de fractie van de Groep Bontes/Van Klaveren ertegen, zodat het is aangenomen.

    Ik stel vast dat door de aanneming van dit gewijzigde amendement het andere op stuk nr. 28 voorkomende gewijzigde amendement als aangenomen kan worden beschouwd.

    In stemming komt het gewijzigde amendement-De Lange/Bouwmeester (stuk nr. 140, I).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, Van Vliet, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de fractie van de Groep Bontes/Van Klaveren ertegen, zodat het is aangenomen.

    Ik stel vast dat door de aanneming van dit gewijzigde amendement het andere op stuk nr. 140 voorkomende gewijzigde amendement als aangenomen kan worden beschouwd.

    In stemming komt het gewijzigde amendement-Potters c.s. (stuk nr. 30).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, de Groep Bontes/Van Klaveren, het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Van Vliet, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de fractie van Houwers ertegen, zodat het is aangenomen.

    In stemming komt het amendement-Dik-Faber/Van der Staaij (stuk nr. 59).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de SGP, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, 50PLUS en de PvdD voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

    In stemming komt het nader gewijzigde amendement-Van Gerven (stuk nr. 100).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, de Groep Kuzu/Öztürk, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor dit nader gewijzigde amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

    In stemming komt het nader gewijzigde amendement-Van Gerven (stuk nr. 101).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, de Groep Kuzu/Öztürk, 50PLUS, GroenLinks, de PvdD en de SP voor dit nader gewijzigde amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

    In stemming komen de amendementen-Keijzer (stuk nrs. 25, I en II).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, Klein en de PvdD voor deze amendementen hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij zijn verworpen.

    Ik stel vast dat door de verwerping van deze amendementen de overige op stuk nr. 25 voorkomende amendementen als verworpen kunnen worden beschouwd.

    In stemming komt het amendement-Keijzer (stuk nr. 26).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, 50PLUS, GroenLinks en de PvdD voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

    In stemming komt het amendement-Dik-Faber (stuk nr. 31).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de SGP, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, 50PLUS, GroenLinks, de PvdD en de SP voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

    In stemming komt het amendement-Krol (stuk nr. 90).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, de SGP, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, 50PLUS, GroenLinks, de PvdD en de SP voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

    In stemming komt het amendement-Keijzer/Bergkamp (stuk nr. 136).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de Groep Kuzu/Öztürk, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

    In stemming komt het amendement-Voortman (stuk nr. 32).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, de ChristenUnie, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

    In stemming komt het amendement-Bruins Slot (stuk nr. 122).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de Groep Kuzu/Öztürk, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

    In stemming komt het amendement-Rudmer Heerema/Van Dekken (stuk nr. 123).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de VVD, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, Van Vliet, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

    In stemming komt het wetsvoorstel, zoals op onderdelen gewijzigd door de aanneming van de gewijzigde amendementen-De Lange/Tanamal (stuk nrs. 28, I en II), de gewijzigde amendementen-De Lange/Bouwmeester (stuk nrs. 140, I en II), het gewijzigde amendement-Potters c.s. (stuk nr. 30) en het amendement-Rudmer Heerema/Van Dekken (stuk nr. 123).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat dit wetsvoorstel met algemene stemmen is aangenomen.


    Stemmingen Begroting Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking

    Aan de orde zijn de stemmingen in verband met het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (XVII) voor het jaar 2016 (34300-XVII).

    (Zie vergadering van 26 november 2015.)

    In stemming komt het amendement-Van Klaveren (stuk nr. 7, I).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fractie van de Groep Bontes/Van Klaveren voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

    Ik stel vast dat door de verwerping van dit amendement de overige op stuk nr. 7 voorkomende amendementen als verworpen kunnen worden beschouwd.

    In stemming komt het amendement-Smaling (stuk nr. 9).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de Groep Kuzu/Öztürk, D66 en de SP voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

    In stemming komt het amendement-Smaling/Agnes Mulder (stuk nr. 24).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de Groep Kuzu/Öztürk, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

    In stemming komt het amendement-Van Laar/Van Veldhoven (stuk nr. 17).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de SGP, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

    In stemming komt het amendement-Voordewind/Smaling (stuk nr. 20, I).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, de SGP, de Groep Kuzu/Öztürk, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

    In stemming komt het amendement-Ten Broeke/Servaes (stuk nr. 8, I).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, Van Vliet, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

    Ik stel vast dat door de aanneming van dit amendement de overige op stuk nr. 8 voorkomende amendementen als aangenomen kunnen worden beschouwd.

    In stemming komt het amendement-Van Laar/Smaling (stuk nr. 18).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, de SGP, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, 50PLUS, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

    In stemming komt het amendement-Taverne c.s. (stuk nr. 23, I).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de VVD, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, Van Vliet, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

    Ik stel vast dat door de aanneming van dit amendement het andere op stuk nr. 23 voorkomende amendement als aangenomen kan worden beschouwd.

    In stemming komt het amendement-Van Veldhoven/Van Laar (stuk nr. 25).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de VVD, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Van Vliet, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA en de PvdD voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

    In stemming komt het gewijzigde amendement-Smaling/Taverne (stuk nr. 26).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, Van Vliet, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

    In stemming komt het gewijzigde amendement-Voordewind c.s. (stuk nr. 33).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, de SGP, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

    In stemming komt het gewijzigde amendement-Smaling/Teeven (stuk nr. 53).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de SGP, de VVD, Klein, Houwers, Van Vliet, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

    In stemming komt het gewijzigde amendement-Voordewind (stuk nr. 27).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de SGP, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

    In stemming komt het wetsvoorstel, zoals op onderdelen gewijzigd door de aanneming van het amendement-Smaling/Agnes Mulder (stuk nr. 24), het amendement-Van Laar/Van Veldhoven (stuk nr. 17), de amendementen-Ten Broeke/Servaes (stuk nrs. 8, I tot en met IV), de amendementen-Taverne c.s. (stuk nrs. 23, I en II), het amendement-Van Veldhoven/Van Laar (stuk nr. 25), het gewijzigde amendement-Smaling/Taverne (stuk nr. 26), het gewijzigde amendement-Voordewind c.s. (stuk nr. 33), het gewijzigde amendement-Smaling/Teeven (stuk nr. 53) en het gewijzigde amendement-Voordewind (stuk nr. 27).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, Van Vliet, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.


    Stemming Begroting Wonen en Rijksdienst

    Aan de orde is de stemming in verband met het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van Wonen en Rijksdienst (XVIII) voor het jaar 2016 (34300-XVIII).

    (Zie vergadering van 8 oktober 2015.)

    In stemming komt het wetsvoorstel.

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de Groep Bontes/Van Klaveren, het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, Van Vliet, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en de aanwezige leden van de fractie van de PVV ertegen, zodat het is aangenomen.


    Stemmingen moties Eurogroep/Ecofin Raad

    Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Eurogroep/Ecofin Raad,

    te weten:

    • de motie-Merkies over zich uitspreken tegen het (21501-07, nr. 1326);
    • de motie-Merkies over niet instemmen met de verordening (21501-07, nr. 1327);
    • de motie-Aukje de Vries over afwijzen van het gepresenteerde voorstel van de Europese Commissie voor een Europees (21501-07, nr. 1328).

    (Zie vergadering van 2 december 2015.)

    De voorzitter:
    Aangezien de motie-Merkies (21501-07, nr. 1326) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van behandeling meer uit.

    De motie-Aukje de Vries (21501-07, nr. 1328) is in die zin gewijzigd dat zij thans is ondertekend door de leden Aukje de Vries en Merkies. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 1333, was nr. 1328 (21501-07).

    Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.

    In stemming komt de motie-Merkies (21501-07, nr. 1327).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, de Groep Bontes/Van Klaveren, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de gewijzigde motie-Aukje de Vries/Merkies (21501-07, nr. 1333, was nr. 1328).

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, de Groep Bontes/Van Klaveren, het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Houwers, Van Vliet, 50PLUS, de PvdD en de SP voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.


    Stemming Wet privatisering ABP

    Aan de orde is de stemming in verband met het wetsvoorstel Wijziging van de Wet privatisering ABP in verband met enkele technische wijzigingen, een mogelijkheid om voor het nettopensioen af te wijken van de verplichte deelneming in de Stichting Pensioenfonds ABP en een keuzeoptie voor sociale partners ten aanzien van de indexatiewijze voor ingegane pensioenen en bestaande uitzichten op pensioen (34321).

    (Zie wetgevingsoverleg van 30 november 2015.)

    In stemming komt het wetsvoorstel.

    De voorzitter:
    Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, Van Vliet, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA en de PvdD voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

    Hiermee is een einde gekomen aan de stemmingen. Ik heb hier nog steeds een bril voor iemand die hem kwijt is.

    De vergadering wordt van 19.14 uur tot 19.51 uur geschorst.

    Voorzitter: Bisschop

    Begroting Economische Zaken (onderdeel Landbouw en Natuur)

    Begroting Economische Zaken (onderdeel Landbouw en Natuur)

    Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:

    • het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Economische Zaken (XIII) en het Diergezondheidsfonds (F) voor het jaar 2016 (34300-XIII).


    Termijn inbreng

    De voorzitter:
    Mijnheer Van Gerven, hoeveel minuten denkt u nodig te hebben? Om misverstanden te voorkomen: dat vraag ik niet aan iedereen.

    De heer Van Gerven (SP):
    Maximaal vier. Dat gaat zeker lukken.

    De voorzitter:
    Fantastisch. Dank. Ga uw gang.

    De algemene beraadslaging wordt hervat.

    De heer Van Gerven (SP):
    Voorzitter. De eerste termijn van de Kamer en de staatssecretaris zit erop. Ik heb de indruk dat hij geen onbekende is in dit gebouw. Dat hebben wij bij de beantwoording kunnen zien. De staatssecretaris doet dit voor de eerste keer. Er komt toch een betrekkelijk nieuwe wereld op hem af en ik mag constateren dat hij zich daar met verve doorheen heeft geslagen. Daar zal het dus niet aan liggen.

    Er zijn vele woorden gesproken. Het komt aan op daden. Die daden moeten naar de mening van de SP gelegd worden langs de meetlat die verwoord is in de motie-Smaling. Daarin wordt gezegd dat wij de landbouw moeten inrichten en ontwikkelen langs de lijnen van kwaliteit en dat wij ons niet al te zeer moeten focussen op kwantiteit. Als wij dat doen, leidt dat immers tot ongelukken, tot minder dierenwelzijn en tot meer beschadiging van milieu en natuur.

    Ik dien een aantal moties in om dit te versterken.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    overwegende dat het budget van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit 314 miljoen euro bedroeg in 2015, in 2016 afneemt tot 300 miljoen, in 2017 afneemt tot 291 miljoen en in 2018 afneemt tot 287 miljoen euro;

    overwegende dat de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit de belangrijke taak heeft om onze voedselveiligheid en het dierenwelzijn te bewaken, maar dat sinds 2003 één derde van het personeel is wegbezuinigd;

    overwegende dat de NVWA de bezuinigingsdoelstellingen jaar op jaar niet haalt;

    van mening dat de NVWA in luister hersteld moet worden;

    verzoekt de regering, te onderzoeken hoe in de komende jaren de afname van het NVWA-budget tot staan kan worden gebracht en omgebogen kan worden in een hoger budget,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door het lid Van Gerven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 104 (34300-XIII).

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    overwegende dat gebrek aan financiering de belangrijkste bottleneck is voor de ontwikkeling van dierproefvrije alternatieven;

    overwegende dat de denktank in het advies "In transitie! Nederland internationaal toonaangevend in proefdiervrije innovaties" adviseert de Regeling Groenprojecten die belastingvoordeel geeft aan "groene" spaarders en beleggers, open te stellen voor proefdiervrije innovaties;

    verzoekt de regering, spaarders en beleggers voor wat betreft proefdiervrije innovaties ook het belastingvoordeel van de zogeheten groenspaarders te geven,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door het lid Van Gerven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 105 (34300-XIII).

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    overwegende dat in het regeerakkoord staat: "de ecologische hoofdstructuur wordt uitgevoerd, inclusief de verbindingszones, maar we nemen er meer tijd voor";

    overwegende dat uit de zevende voortgangsrapportage EHS blijkt dat het aantal hectare natuur voor het eerst sinds er natuurbeleid is, gekrompen is met 1.384 hectare;

    verzoekt de regering, er met krachtig beleid zorg voor te dragen dat de hoeveelheid natuurgrond niet afneemt, maar toeneemt teneinde de afspraken van het regeerakkoord na te komen;

    verzoekt de regering tevens, in overleg met de provincies jaarlijkse doelstellingen aan te geven betreffende het te verwerven en in te richten aantal hectare natuur om zo op een gestructureerde en controleerbare manier de realisatie van het Nationaal Natuurnetwerk Nederland te bereiken,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door het lid Van Gerven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 106 (34300-XIII).

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    overwegende dat het antibioticagebruik bij vleeskuikens in 2014, 21% hoger was dan in 2013;

    overwegende dat bij het antibioticumgebruik bij vleeskuikens slechts ongeveer 15% van de koppels niet behandeld is met antibiotica;

    overwegende dat daarentegen ongeveer 95% van de langzamer groeiende vleeskippenrassen antibioticavrij is;

    verzoekt de regering, in overleg met de sector de snelgroeiende kippenrassen met een hoog antibioticagebruik zo snel mogelijk uit te faseren en te vervangen door de gezondere langzamer groeiende variant,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door het lid Van Gerven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 107 (34300-XIII).

    De heer Van Gerven (SP):
    Afrondend. In de eerste termijn hebben we van de VVD een heleboel losse flodders gehoord, die tot het ontstaan van een soort wildwestlandbouw zouden leiden. Eén ding viel mij op: een opmerking over de visserij. Mevrouw Lodders zei dat we af moesten van het onderzoek naar het bedwelmen van vissen voordat ze, om het zo maar te formuleren, worden "geslacht". Ik hoor graag het standpunt van de staatssecretaris over die mening.

    De voorzitter:
    Het woord is nu aan mevrouw Lodders van de VVD. Haar spreektijd is maximaal 7 minuten.

    Mevrouw Lodders (VVD):
    Nou voorzitter, ik dacht het even na te moeten vragen bij de griffier. Ik constateerde dat ik nog 41 minuten had. Nu krijg ik overigens "4 minuten" op mijn schermpje te zien. Maar ik kan u geruststellen.

    De voorzitter:
    U begrijpt het, dank u wel.

    Mevrouw Lodders (VVD):
    Voorzitter. Allereerst wil ik de staatssecretaris bedanken voor zijn beantwoording in eerste termijn, en zeker ook voor de schriftelijke antwoorden die wij vanmorgen hebben ontvangen.

    Wij hebben een kijkje in de keuken van de staatssecretaris kunnen nemen over eerlijker, natuurlijker, beter en groener voedsel. De staatssecretaris heeft vooral gesproken in termen van ambities en stappen in verduurzaming en vergroening. De VVD is trots op de Nederlandse land- en tuinbouw en visserij. Zij produceren op dit moment voedsel van hoge kwaliteit, waarbij de voedselveiligheid een prominente rol heeft. Ik ga ervan uit dat de staatssecretaris dit van harte onderschrijft, ondanks het feit dat de focus in zijn beantwoording van vandaag een ander accent had.

    Ik dank de staatssecretaris voor de voor het eerste kwartaal van 2016 toegezegde brief over de regeldruk voor agro, dus voor de reflectie daarop die de staatssecretaris heeft toegezegd. Ik dank hem ook voor het overzicht met betrekking tot de Landbouw en Visserij-Raad op het punt van de handhaving van de aanlandplicht in relatie tot andere landen en datgene wat Europa vraagt. Een brief in vier talen bij de vissers aan boord en dan de efficiency van de NVWA ... Het borrelt allemaal nog een beetje na, maar we komen hier vast en zeker op terug.

    Na de kiloknallers van mevrouw Dikkers en haar — toch wel — nogal misleidende uitlatingen in de media, constateer ik dat de staatssecretaris deze uitlatingen niet onderschrijft.

    Mevrouw Lodders (VVD):
    Ik heb nog wel een vraag aan de staatssecretaris. Wanneer is het geen stunt meer als we het hebben over het stunten met vlees? Ik krijg hierop graag een reactie. Het gaat niet om de randvoorwaarden, maar ik vraag de staatssecretaris om het eens in geld uit te drukken.

    We hebben het kort gehad over de intensieve veehouderij. De staatssecretaris verwees naar de Wet dieren. Ik meen dat ik de staatssecretaris de koppeling hoorde leggen met milieu, dierenwelzijn, volksgezondheid en nog een aantal thema's. Ik help de staatssecretaris eraan herinneren dat we in het regeerakkoord hebben afgesproken dat we bij het punt van grote stallen en het aantal dieren vooral zouden toetsen op het volksgezondheidsaspect en niet op alle andere thema's.

    Volgende week hebben we het debat over de NVWA. Er zijn een aantal interruptiedebatjes geweest. In een van die interruptiedebatjes heb ik gevraagd om voor het debat van volgende week de onderzoeksopdracht over efficiency, ICT en herijking van het toezicht aan de Kamer te verstrekken. De staatssecretaris geeft aan dat hij binnen anderhalve maand à twee maanden duidelijkheid zal hebben. Ik vraag me af of het onderzoek dan wel diepgaand genoeg is. Ik denk dat het goed is als we er volgende week tijdens het debat wat diepgaander over kunnen spreken.

    Dan kom ik bij mijn moties. Ik heb er drie. De eerste motie gaat over de belemmerende wet- en regelgeving bij de precisielandbouw.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    overwegende dat de precisielandbouw in opkomst is en van meerwaarde is voor de agrarische sector, natuur en milieu;

    overwegende dat er steeds meer nieuwe technieken beschikbaar zijn maar dat bij de inzet van precisielandbouw wet- en regelgeving in de weg kan zitten;

    verzoekt de regering, een onderzoek te starten naar wet- en regelgeving die nieuwe technieken in de precisielandbouw in de weg zit en de Kamer hierover met een concreet plan van aanpak te informeren,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door het lid Lodders. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 108 (34300-XIII).

    Mevrouw Lodders (VVD):
    Mijn tweede motie gaat over de review van het gemeenschappelijk landbouwbeleid.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    overwegende dat in 2017 een tussentijdse evaluatie van het gemeenschappelijk landbouwbeleid zal plaatsvinden;

    overwegende dat de Nederlandse agrarische sector leidend is op innovatie en hierop wil blijven inzetten;

    verzoekt de regering, de Kamer voor 1 maart 2016 te informeren over het tijdpad en de wijze waarop de Kamer en de sector betrokken worden bij de Nederlandse inzet voor de review van het huidige gemeenschappelijk landbouwbeleid,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door het lid Lodders. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 109 (34300-XIII).

    Mevrouw Lodders (VVD):
    De laatste motie die ik zelf indien, gaat over de luchtwassers. Dit is een van de voorbeelden van zaken waar ondernemers, in dit geval in de varkenssector, tegen aanlopen. De overheid verplicht een elektronische monitoring van luchtwassers. Ik heb er al schriftelijke vragen over gesteld, maar ik vind toch dat we een signaal aan deze sector moeten afgeven. De sector staat zwaar onder druk. Daarom dien ik de volgende motie in.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    overwegende dat alle varkenshouders vóór 1 januari 2016 de luchtwassers moeten voorzien van een datalogger, een elektronische monitoring in plaats van handmatige monitoring;

    overwegende dat de aanschaf van een dergelijk systeem enkele honderden tot vaak duizenden euro's kan kosten;

    constaterende dat de varkenshouderij op dit moment in financieel zwaar weer verkeert;

    overwegende dat er breed uit de sector het verzoek is gekomen om de verplichte invoering uit te stellen;

    overwegende dat luchtwassers handmatig controleerbaar zijn en daarmee ook handhaafbaar;

    verzoekt de regering, de verplichtstelling van de elektronische monitoring in overleg met de sector één jaar uit te stellen om de sector enige lucht te bieden,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door de leden Lodders en Geurts. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 110 (34300-XIII).

    Mevrouw Lodders (VVD):
    Voorzitter, ik ben aan het einde van mijn betoog. Ik denk dat ik u ruimschoots ter wille ben geweest.

    De voorzitter:
    Ja, dit was ruimschoots binnen de 41 minuten. Dank u zeer. Dan is nu het woord aan de heer Geurts.

    De heer Geurts (CDA):
    Voorzitter. De kop is eraf voor de staatssecretaris. Ik heb het net in de wandelgangen tegen hem persoonlijk gezegd, maar ik zal het hier voor de Handelingen herhalen. Complimenten aan de staatssecretaris, maar ook zeker aan zijn ondersteuning. Ik zal niet alle namen opnoemen. Hij heeft zich snel ingewerkt. Ik waardeer dat. Uiteraard ben ik het niet met alles eens wat de staatssecretaris heeft gezegd. De opmerking van de staatssecretaris over de export bijvoorbeeld en de beperkte ruimte voor ondernemers die voor deze strategie kiezen, dreunt nog wel bij mij na.

    In de land- en tuinbouw, maar nu specifiek in de veehouderij, wordt dag en nacht keihard gewerkt. Uitspraken zoals die door de PvdA-vertegenwoordigster in de media zijn gedaan, worden als zeer grievend ervaren in de veehouderij. Ik concludeer dat de staatssecretaris de uitspraken van de PvdA-fractie niet heeft herhaald.

    Ik dien twee moties in.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    overwegende dat de mestwetgeving nog complexer dreigt te worden door opeenstapeling van regels;

    overwegende de vooruitgang die geboekt is met verbetering van waterkwaliteit en innovaties op het gebied van mestverwerking en mineralenconcentraat;

    overwegende dat bij de invulling van de Nitraatrichtlijn de waterkwaliteit en daarmee de aanwending van mest voorop moet staan en niet de regulering van productie;

    verzoekt de regering om in het licht van de onderhandelingen over het actieprogramma Nitraatrichtlijn met voorstellen te komen ter versimpeling van de mestwetgeving, waarbij toepassing van mineralenconcentraat als kunstmestvervanger één van de uitgangspunten is,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door het lid Geurts. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 111 (34300-XIII).

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat er een forse financiële achterstand ontstaan is voor het groen onderwijs ten opzichte van het overige onderwijs;

    verzoekt de regering, objectief onderzoek te laten doen naar het belang van bekostiging groen onderwijs in het kader van onze economie en in een visiebrief op het groen onderwijs de Kamer hierover te informeren;

    verzoekt de regering tevens, nader in te vullen op welke wijze het groenonderwijsbudget in de komende jaren zal worden bijgesteld, waarbij expliciet wordt gewaarborgd dat bekostiging van groene en niet groene opleidingen gelijk getrokken wordt,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door de leden Geurts en Dijkgraaf. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 112 (34300-XIII).

    De heer Geurts (CDA):
    Ik heb nog een vraag aan de staatssecretaris over equivalente maatregelen in relatie tot het bemestingsseizoen 2016. Ik wil hem nadrukkelijk vragen wat er mogelijk is om dit te versnellen. Lukt 1 februari 2016? Anders is het mestseizoen 2016 weg voor de sector. Ik roep de staatssecretaris nadrukkelijk op om die equivalente maatregelen in te voeren.

    We zullen samen met de PvdA een motie indienen over vrijwilligers in het groen.

    Samen met de SGP heb ik een amendement gemaakt om extra geld vrij te maken voor de NVWA. De staatssecretaris heeft hierop eerder al gereageerd.

    Er komen nog enkele moties van de SGP rondom het boetebeleid waar ook mijn naam onder staat. Daarnaast hebben wij een amendement gemaakt, dat net is rondgedeeld. Het amendement-Geurts/Dijkgraaf op stuk nr. 103 gaat over het financieel probleem bij het groen onderwijs voor 2016. Ik hoop dat de staatssecretaris daarop wil reageren. Hiermee beëindig ik de tweede termijn van de CDA-fractie.

    Mevrouw Lodders (VVD):
    Ik had nog een motie van de heer Geurts verwacht. Volgens mij heeft hij gisteren een gloedvol betoog gehouden over het afschaffen van de zomertijd.

    De heer Geurts (CDA):
    Ik heb mijn knopen geteld. Ik heb de schriftelijke beantwoording van het VVD/PvdA-kabinet gezien, dat niet van plan is om hier inspanning op te plegen. Ik heb ook enkele collega's gesondeerd en geconcludeerd dat deze motie het niet gaat halen. Om die reden heb ik haar niet ingediend, maar het punt blijft. Als naar de peilingen over dit onderwerp wordt gekeken, blijkt dat 60% van onze samenleving dit een goed idee vindt. Het idee komt nog een keer terug, maar niet vanavond.

    Mevrouw Lodders (VVD):
    Dat is natuurlijk jammer, want de heer Geurts houdt in de rest van zijn inbreng ook geen rekening met de reactie van het kabinet. Ik stel vast dat het een proefballonnetje is geweest.

    De heer Geurts (CDA):
    Ik heb geen vraag meer gehoord, dus ik ga er niet op reageren.

    Mevrouw Dikkers (PvdA):
    Voorzitter. Ik hoorde net van u dat de PvdA nog zes minuten spreektijd heeft. Ik kan kort zijn. Ik ben blij met de beantwoording door de staatssecretaris in eerste termijn. Hij heeft maar een korte inwerkperiode gehad, maar heeft uitspraken gedaan over zijn werkterrein in jargon waarvan hij enige tijd geleden het bestaan waarschijnlijk nog niet kende. Hij heeft zich heel goed staande gehouden. Ik verheug mij op de debatten die wij de komende jaren zullen voeren over voedsel, de toekomst en de inrichting van Nederland. Als PvdA-lid kan ik wel zeggen dat ik heel erg trots ben op deze staatssecretaris.

    Ik dien twee moties in.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    overwegende dat de boer voor zijn product een eerlijke prijs dient te krijgen;

    constaterende dat de verkoop van vlees onder de kostprijs door supermarkten deze eerlijke prijs ondermijnt;

    verzoekt de regering, met supermarkten een convenant te sluiten over het stoppen met de verkoop van vlees onder de kostprijs en intussen te werken aan een wettelijk verbod als over één jaar nog steeds kiloknallers verkocht worden,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door de leden Dikkers en Dik-Faber. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 113 (34300-XIII).

    Mevrouw Dikkers (PvdA):
    Ik zie dat mevrouw Koşer Kaya verrast kijkt.

    Mevrouw Koşer Kaya (D66):
    Ik heb een vraag ter verduidelijking. Vraagt u om een convenant en tegelijkertijd om een wettelijk verbod, of wilt u eerst een convenant en beziet u daarna of een wettelijk verbod ook mogelijk is?

    Mevrouw Dikkers (PvdA):
    Mochten er binnen een jaar geen goede bindende afspraken gemaakt zijn, dan wil ik een verbod. Dat is het idee.

    Mevrouw Koşer Kaya (D66):
    Daarmee is het verbod eigenlijk een snelle dood aan het sterven, want ik geloof dat dat met deze staatssecretaris heel moeilijk zal zijn.

    Mevrouw Dikkers (PvdA):
    Ik heb er alle vertrouwen in. We gaan eerst kijken of dit pad werkt en als het niet werkt, komen we met een wettelijk verbod op de kiloknaller.

    Mevrouw Lodders (VVD):
    Kan mevrouw Dikkers een omschrijving geven van de prijs waaronder iets niet verkocht mag worden? Wat is een kiloknaller? Hanteert zij de definitie van Wakker Dier, waarbij het gaat om 1% van het vlees dat in de schappen ligt, of heeft mevrouw Dikkers het over andersoortig vlees?

    Mevrouw Dikkers (PvdA):
    Nee. Dat kan in de Handelingen worden nagelezen. Wij hebben het over vlees dat onder de kostprijs verkocht wordt. Het gaat niet over het gangbare vlees, maar over het vlees waarmee gestunt wordt. Mevrouw Lodders had het hier ook al over in een interruptiedebatje. Het vlees waarmee gestunt wordt, wordt voor een te lage prijs aangeboden in de winkelschappen. Mevrouw Lodders was daar vrij enthousiast over; wij zijn dat niet.

    Mevrouw Lodders (VVD):
    Ik krijg geen antwoord. Ik wil heel graag weten van mevrouw Dikkers wat een kostprijs is.

    Mevrouw Dikkers (PvdA):
    U wilt een economische definitie van een kostprijs? Wij willen dat de boer geld overhoudt nadat hij zijn varken bij het slachthuis heeft afgeleverd. Op basis van cijfers van het CBS of het LEI (Landbouw Economisch Instituut) is te bepalen welk bedrag daarvoor betaald moet worden. Je kunt ook de kattenvoerprijs aanhalen, wat Wakker Dier steeds doet. Ik geloof dat die €4,31 is; dat weet ik niet precies uit mijn hoofd. Ik hoor van mevrouw Lodders dat die €4,12 is. In Duitsland gebruikt men cijfers van de Duitse equivalent van het LEI om die kostprijs te bepalen. Zo gebruiken de ons omringende landen andere cijfers op basis van andere statistieken. Op die basis wordt een kostprijs bepaald, ook bij ons.

    De heer Geurts (CDA):
    Mevrouw Dikkers zou ook de Big Mac Index kunnen aanhouden, maar goed, dat is een heel ander verhaal.

    Mevrouw Dikkers heeft ruim een dag kunnen nadenken over de woorden die zij gericht heeft tegen de veehouderij in relatie tot antibiotica. Ik ga het nog een keer proberen. Is mevrouw Dikkers bereid om die woorden in te trekken?

    Mevrouw Dikkers (PvdA):
    Welke woorden?

    De heer Geurts (CDA):
    Mevrouw Dikkers probeert nu om mijn interruptie af te kappen. Haar woorden waren dat de dieren in Nederland overeind blijven staan door antibiotica. Zij wil graag horen dat ik dat herhaal. Het is ongelooflijk grievend voor de sector. Is zij bereid deze woorden in te trekken? Ze kloppen namelijk van geen enkele kant.

    Mevrouw Dikkers (PvdA):
    Met de sector is afgesproken dat er een enorme reductie van het antibioticagebruik zou plaatsvinden. Doordat we antibiotica niet meer in het voer toestaan, is het laaghangend fruit wel zo'n beetje weg. En wat je ziet, is dat in de sector nog steeds ongelooflijk grote hoeveelheden antibiotica gebruikt worden. Collega Van Gerven had het in dit verband vooral over de vleeskuikens. Er wordt in Nederland in het slachthuis steekproefsgewijs getest op antibiotica. Je moet je papieren in orde hebben. Dat klopt. De Wageningen UR heeft nu net een prachtig nieuw instrument ontwikkeld waarmee illegale antibiotica kan worden opgespoord. Als dat niet nodig was, als er geen grote hoeveelheden illegale antibiotica in omloop waren, zou men dat ook niet ontwikkeld hebben. We hebben niet altijd even goed zicht op de hoeveelheid antibiotica die gebruikt wordt, omdat er ook illegale antibiotica gebruikt wordt. Er wordt bovendien niet getest op een volledige afwezigheid van antibiotica in het vlees, maar op de maximum residulimieten. Dat betekent dat er nog steeds antibiotica in zit, maar dat de hoeveelheid onder het maximumlimiet moet zitten. Ik neem dus niets van mijn woorden terug.

    De voorzitter:
    Ik verzoek mevrouw Dikkers om haar betoog te vervolgen.

    Mevrouw Dikkers (PvdA):
    Ik heb alleen nog een motie.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    overwegende dat dierenwelzijn maatschappelijk van groot belang wordt gevonden;

    constaterende dat de subsidie- en garantstellingsinstrumenten voor de bouw van stallen betaald wordt uit belastingmiddelen;

    verzoekt de regering, aan de voorwaarden van het volledige subsidie- en garantstellingsinstrumentarium voor stalsystemen dierenwelzijnseisen toe te voegen vergelijkbaar met minimaal één ster Beter Leven keurmerk,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door de leden Dikkers en Koşer Kaya. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 114 (34300-XIII).

    De heer Leenders (PvdA):
    Voorzitter. Ik wil mij aansluiten bij de woorden van bewondering van vorige collega's aan het adres van de staatssecretaris. Ik heb vandaag met genoegen zitten luisteren.

    Wij hebben het in het debat uitgebreid gehad over het agrarisch natuurbeheer en over de gebiedsplannen. Dat is niet voor niets, want het agrarisch natuurbeheer is in het afgelopen decennium niet erg succesvol geweest. We gaan per 1 januari een nieuwe kant op en we hopen dat het succes van het agrarisch natuurbeheer er nu wel zal zijn. Vandaar dat we veel belang hechten aan de toetsing vooraf van de ecologische effectiviteit. Wij hadden daarover een motie voorbereid, maar die hoeven we niet in te dienen, omdat we van de staatssecretaris hebben begrepen dat de ex-antetoetsing op dit moment al onderdeel uitmaakt van de beoordeling van de gebiedsplannen vooraf. We hebben voorts begrepen dat de staatssecretaris, door de sturingsmogelijkheden van de provincies te integreren in de subsidiebeschikking, daarover in ieder geval een goed gesprek zal hebben met de provincies. Ik wil graag dat hij nog even bevestigt dat hij dat gaat doen.

    Ik heb een motie over natuurvrijwilligers.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    overwegende dat vrijwilligers in de natuur en het landschap een onmisbare bijdrage leveren aan de realisatie van natuurdoelen;

    overwegende dat vrijwilligers de afgelopen jaren door de regeling Groen en Doen mede zijn ondersteund;

    van mening dat door de decentralisatie van het natuurbeleid de ondersteuning van het vrijwilligerswerk de verantwoordelijkheid van de provincies is;

    van mening dat in het proces van decentralisatie de continuïteit gewaarborgd moet blijven;

    verzoekt de regering om met de provincies afspraken te maken over de continuïteit van het vrijwilligerswerk, en de eventuele financiële consequenties daarvan in beeld te brengen;

    verzoekt de regering tevens om de Kamer over de vorm en inhoud van deze afspraken, en de eventuele financiële consequenties, te informeren voor 1 maart 2016,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door de leden Leenders en Geurts. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 115 (34300-XIII).

    De heer Leenders (PvdA):
    Tot slot dien ik de volgende motie in.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat de Vogel- en Habitatrichtlijn in de samenleving wordt gezien als een goede richtlijn om Europese natuurdoelen te bereiken;

    constaterende dat de Europese Commissie in het kader van het programma "Betere regelgeving" een evaluatie uitvoert naar de Vogel- en Habitatrichtlijn;

    constaterende dat ministers van negen Europese lidstaten in een brief aan Eurocommissaris Vella, hebben gevraagd de Vogel- en Habitatrichtlijn ongewijzigd te laten en verbeteringen te realiseren in de implementatie van de richtlijn;

    constaterende dat zeven van de negen fracties in het Europees Parlement inmiddels een soortgelijk verzoek hebben gedaan aan de Eurocommissarissen Timmermans en Vella;

    van mening dat ook Nederland de Vogel- en Habitatrichtlijn in de huidige vorm wil behouden en verbeteringen wil in de implementatie;

    verzoekt de regering, deze boodschap schriftelijk aan de Europese commissarissen Timmermans en Vella door te geven,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door de leden Leenders en Koşer Kaya. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 116 (34300-XIII).

    Dan is nu het woord aan de heer Graus van de PVV. In het kader van de begrotingsbehandeling EZ zijn er nog twee minuten, maar de fractie heeft wat gespaard. Hoeveel minuten denkt u nodig te hebben?

    De heer Graus (PVV):
    Voorzitter. Ik denk zeven minuten nodig te hebben.

    De voorzitter:
    Dan houden wij zeven minuten aan.

    De heer Graus (PVV):
    Het is jammer dat ik er hier pas achter kom, mijnheer de voorzitter. Ik had dus niet zo veel hoeven proppen in mijn eerste termijn, want ik had nog heel wat te vertellen.

    De voorzitter:
    Dan gelden er toch wat andere regels, vrees ik.

    De heer Graus (PVV):
    Spreektijd is spreektijd. De Partij van de Dierenpoezen heeft 70 minuten spreektijd, dus dan mag ik dat ook.

    De voorzitter:
    U brengt ze toch niet op gedachten?

    De heer Graus (PVV):
    Voorzitter. Ik heb een aantal moties. Die zal ik allereerst even oplezen. Daarna heb ik nog iets te melden aan de staatssecretaris, waarvan hij niet goed op de hoogte bleek te zijn. Dat neem ik hem niet kwalijk, want hij is er pas, maar ik moet het wel even melden.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat er sinds 2006 meer dan 1.800.000 dieren levend zijn verbrand tijdens stalbranden;

    voorts constaterende dat er na de aangenomen motie-Graus waarin om een stalbrandpreventieplan wordt verzocht enkele Nederlandse uitvinders een eenvoudig vluchtsysteem (Stable Safe) bedachten om dit dierenleed te beperken dan wel te voorkomen;

    verzoekt de regering, de haal- en faalbaarheid van het Stable Safe systeem middels een proefopstelling te onderzoeken met medewerking van Brandweer Nederland, LTO Nederland en de betrokken verzekeringsmaatschappijen,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door het lid Graus. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 117 (34300-XIII).

    De heer Graus (PVV):
    Brandweer Nederland heeft dit al toegezegd.

    De volgende motie is mede ondertekend door professor Dijkgraaf van de mannenbroeders van de SGP.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    verzoekt de regering, de concurrentiepositie van onze boeren, tuinders en vissers te borgen en te zorgen voor een betere ketenstructuur,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door de leden Graus en Dijkgraaf. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 118 (34300-XIII).

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat de pakkans van stropers groter wordt indien boswachters gebruikmaken van (speur)honden en paarden;

    verzoekt de regering, (speur)honden en paarden in te zetten bij het opsporen van stropers,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door de leden Graus en Dijkgraaf. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 119 (34300-XIII).

    De heer Graus (PVV):
    Ik wil daar nog iets aan toevoegen. In sommige landen wordt al zo gewerkt. Daar rijden ze niet in jeeps door de bossen. Dat is namelijk heel gemakkelijk: de stropers zien de lichten aankomen, horen het zware geronk van de jeep en zijn weg. Met paarden en met speurhonden die je vooruit laat gaan — die worden hierop getraind en worden zelfs in Limburg, waar ik zelf woon, opgeleid — is de pakkans veel groter.

    De voorzitter:
    Dat maakt het ook veel spannender.

    De heer Graus (PVV):
    Dat staat los van het feit dat het ook veel goedkoper is om het zo te gaan doen. Uiteindelijk zijn het natuurkolchozen, gedeeltelijk met publiek geld betaald. Ze mogen op paarden gaan rijden en met honden gaan werken. Voor de dieren is het ook leuk om 's nachts door de bossen te ravotten. En geloof me dat de stropers de sjaak gaan worden, want de pakkans wordt vele malen groter.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat boswachters steeds vaker te maken krijgen met agressie, geweld en bewapende bendes;

    verzoekt de regering, boswachters aan te sluiten op het communicatiesysteem gebruikt door de politie,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door de leden Graus en Dijkgraaf. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 120 (34300-XIII).

    De heer Graus (PVV):
    Boswachters komen steeds vaker in de knel. Wij hebben een hoorzitting gehad hier in de Kamer. Daaruit bleek dat ze in Brabant zelfs een aantal keren een arrestatieteam moeten inzetten — dat zijn echt zware jongens — omdat stropers zich steeds beter gaan wapenen. Ze hebben vaak halfautomatische wapens bij zich. Daar kan een boswachter eigenlijk niet meer tegenop. Mocht hij iemand trapperen, dan moet hij natuurlijk wel direct kunnen communiceren met de politie. Daarom is deze motie heel sympathiek. Ze kost ook niet het grote geld en daarom moet dat gewoon kunnen gaan, want de verhuftering neemt ook daar toe.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat de hoge kosten van veterinaire zorg en noodhulp door een groeiend aantal diereigenaren niet meer gedragen kan worden;

    verzoekt de regering, diverse mogelijkheden te onderzoeken tot verlaging van het btw-tarief op diergeneeskundige zorg en noodhulp van 21% naar 6%,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door het lid Graus. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 122 (34300-XIII).

    De heer Graus (PVV):
    Die wilde professor Dijkgraaf niet medetekenen, omdat hij anders problemen zou krijgen met zijn fractie.

    De voorzitter:
    Ik neem aan dat dit zal leiden tot een nader onderhoud met professor Dijkgraaf. U vervolgt u betoog.

    De heer Graus (PVV):
    Ik heb de professor uitgedaagd.

    De voorzitter:
    U hebt daarmee een interruptie uitgelokt.

    De heer Dijkgraaf (SGP):
    Ik zou aan de zeer geachte afgevaardigde, de heer Graus, willen vragen hoe deze motie gedekt is.

    De heer Graus (PVV):
    Dat liet ik professor Dijkgraaf weten. Daarom heb ik er ook een verzoek van gemaakt om het te onderzoeken. Ik zei namelijk tegen professor Dijkgraaf: ik heb de dekking ook niet. Ga dat nu onderzoeken! Vandaar dat ik er een verzoek om een onderzoek van gemaakt heb. De regering kan dat beter gaan doen dan ikzelf.

    De voorzitter:
    Daarmee geeft u professor Dijkgraaf de gelegenheid om de motie alsnog mede te ondertekenen.

    De heer Graus (PVV):
    Ik heb dat geld niet liggen op mijn plankje, anders had ik het graag hieraan besteed.

    De voorzitter:
    U krijgt nog een vervolgvraag van de heer Dijkgraaf, of de toezegging dat hij ondertekent.

    De heer Dijkgraaf (SGP):
    Ik zou de heer Graus willen vragen of ik het dan mag onderzoeken.

    De voorzitter:
    Dan krijgen wij een pettenprobleem.

    De heer Graus (PVV):
    Mijn volgende motie.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    verzoekt de regering, warmtecamera's in te zetten ten behoeve van vliegende grensbrigades, Taakaccenthouders Dierenwelzijn en de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit in de strijd tegen illegale diertransporten,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door het lid Graus. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 123 (34300-XIII).

    De heer Graus (PVV):
    De staatssecretaris heeft mij schriftelijk laten weten dat hij dat gaat bekijken. Desnoods houd ik de motie dan direct weer aan, maar ik wil die stok achter de deur hebben. Ik heb hier te vaak gestaan en om iets verzocht wat me is toegezegd en dan gebeurde het toch niet en liep ik achter de feiten aan. Dat kan niet.

    De voorzitter:
    Een motie die is ingediend om ingetrokken te worden.

    De heer Graus (PVV):
    Als ik de staatssecretaris beter leer kennen en merk dat hij wel altijd zijn beloftes nakomt, dan ga ik dat iets minder doen.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    verzoekt de regering, enkel irreversibele bedwelming toe te staan voorafgaand aan de slacht,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door het lid Graus. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 124 (34300-XIII).

    De heer Graus (PVV):
    Dan ga ik nu nog ...

    De voorzitter:
    Een interruptie van de heer Van Gerven.

    De heer Graus (PVV):
    Ja, die wil weten wat het verschil is tussen reversibel en irreversibel.

    De voorzitter:
    Laat hem dat zelf zeggen. Ik geef de heer Van Gerven het woord.

    De heer Graus (PVV):
    En hij is arts, dus hij moet het weten.

    De voorzitter:
    Nee, ik geef de heer Van Gerven het woord.

    De heer Van Gerven (SP):
    Er is iets anders. De heer Graus is voor irreversibele bedwelming van dieren. Hoe duidt hij dan de uitspraken van de VVD, die zich boos maakt dat er onderzoek gedaan wordt naar de dodingsmethode van vissen?

    De heer Graus (PVV):
    Ja, maar ik ben niet van de VVD, ik ben van de PVV. Ik ben een PVV-tokkie. Lang haar en zo. Ik behoor niet tot de VVD, ik ben van de PVV.

    De voorzitter:
    Ziet u aanleiding om inhoudelijk te reageren op deze vraag?

    De heer Graus (PVV):
    Ik zal die vraag dadelijk doorgeleiden, want ik ga dadelijk misschien een gevulde koek eten met mevrouw Lodders en dan communiceer ik dat vanavond nog met u.

    De heer Van Gerven (SP):
    De heer Graus zegt: ik ben voor irreversibele bedwelming voor alle dieren. Waarom heeft de PVV dan tegen een motie van de SP gestemd, die vroeg om onderzoek naar humanere dodingsmethoden en om het vissenwelzijn te stimuleren? Kan de heer Graus mij dat uitleggen.

    De heer Graus (PVV):
    Dat kan ik heel goed uitleggen. Wij steunen vaak geen moties waarop al toezeggingen zijn gedaan. Er werd toen al gezegd dat er onderzoeken plaatsvonden, door de sector zelf en door EZ. Als dan toch nog een motie wordt ingediend, is dat puur voor de bühne en dan doen wij het niet om die reden. Bovendien weet ik niet hoe het bij vissen gaat. Ik heb daar geen verstand van. Dat laat ik allemaal aan deskundigen ter zake over. Hier weet ik wel wat er speelt, omdat dat allemaal is onderzocht. Bij vissen moet het nog onderzocht worden. Ik kan u daar geen antwoord op geven. Ik heb ook niet gezegd dat het om alle dieren gaat, want het gaat natuurlijk om slachtdieren. Normaal worden dieren gedood met sedazine en xylazine en krijgen ze daarna Euthesate. Dat gaat heel anders. Dit gaat om slachtdieren. Ik heb gezegd, tijdens alle interruptiesdebatjes en hier vanaf het gespreekgestoelte, dat een dier dood moet zijn alvorens het wordt aangesneden of opengereten. Bepaalde bevolkingsgroepen willen dat die bedwelmingen reversibel zijn, want een dier mag niet dood zijn alvorens het wordt geslacht. Dat vind ik misdadig. Ik vind dat echt schandalig. Dat doe je gewoon niet.

    De voorzitter:
    Vervolgt u uw betoog, mijnheer Graus.

    De heer Graus (PVV):
    Een dier moet de kans niet hebben om bij te komen tijdens de slacht.

    De heer Van Gerven (SP):
    Het ging mij over de vissen.

    De heer Graus (PVV):
    De vissen, sorry. Ik dacht dat u een humaan arts was. Als u ook verstand hebt van vissen, prijs ik dat. Ik heb dat niet. Vandaar dat ik graag de onderzoeken afwacht. Ik kan daar geen antwoord op geven.

    De voorzitter:
    De motie ligt voor, dus gaat uw gang. U had nog een hartenkreet in de richting van de staatssecretaris?

    De heer Graus (PVV):
    Ik wil de staatssecretaris complimenteren. Ik heb als Kamerlid in geen negen jaar ooit contact met hem kunnen krijgen, zelfs niet als ik de Frederik Hendrikstraat liep en we langs elkaar liepen. Ik moet zeggen dat ik vandaag de indruk kreeg dat hij er al jarenlang zit als staatssecretaris. Ik kreeg niet de indruk dat er hier een staatssecretaris stond die pas een paar weken bezig is. Daar wil ik hem voor complimenteren. Hij heeft een paar heel waardevolle en verstandige dingen gezegd vandaag, laten we wel wezen.

    De voorzitter:
    Waarvan akte.

    De heer Graus (PVV):
    Ik was ook heel tevreden over staatssecretaris Dijksma. Ik hoop dat hij haar lijn voortzet, want daar was ik heel tevreden over. Dat moet deze staatssecretaris nog gaan bewijzen natuurlijk.

    De voorzitter:
    Er is nog een interruptie van mevrouw Lodders.

    Mevrouw Lodders (VVD):
    Ik ga ervan uit dat de heer Graus klaar was met zijn moties. Ik heb de telling niet bijgehouden. Ik werd gisteren geïnterrumpeerd door de heer Graus met de vraag waarom een aantal moties niet werd gesteund. Ik wil graag namens de VVD-fractie alvast een winstwaarschuwing geven. Daarnet was er even een interruptiedebatje met de heer Dijkgraaf over een ongedekte motie. Wij constateren dat er meer ongedekte moties zijn. Dat wil ik graag aan de heer Graus meegeven. Hetzelfde geldt voor de lastenverhoging die de Partij voor de Vrijheid nu weer bij ondernemers neerlegt met een aantal moties.

    De heer Graus (PVV):
    Dat is absoluut niet waar. Dat kan mevrouw Lodders ook niet aantonen. Wat zijn die andere ongedekte moties dan? Wat betreft die ene, heeft professor Dijkgraaf het echt bij het verkeerde eind. Ik heb juist om een onderzoek gevraagd. Ik heb gevraagd om te onderzoeken of er mogelijkheden zijn, omdat ik de dekking niet heb. Ik houd niet van ongedekte cheques en ik zal hier in de Kamer ook nooit ongedekte cheques steunen. Daarom vraag ik om het te onderzoeken. Professor Dijkgraaf zit er dus naast, voor de tweede keer zolang als ik hem ken, en nu zit mevrouw Lodders er ook naast. Ik had bovendien graag van mevrouw Lodders gehoord …

    De voorzitter:
    U daagt de heer Dijkgraaf uit, dus hij mag reageren.

    De heer Dijkgraaf (SGP):
    Een persoonlijk feit, voorzitter. Ik kan bevestigen dat ik ernaast zat. Er wordt inderdaad om een onderzoek gevraagd en daar hoeft geen dekking bij.

    De voorzitter:
    Kijk aan. Dit belooft nog wat voor de toekomst.

    De heer Graus (PVV):
    Het was helemaal niet bedoeld zoals u het nu opvat, professor Dijkgraaf. Ik ben echter dankbaar voor uw steun. Pas op, dat komt wel in de Handelingen te staan. Als nu toevallig een journalist binnenkomt en die hoort "Graus, ongedekte checques" dan staat het morgen weer op de voorpagina van de couranten. Die luisteren immers ook maar selectief. Vandaar dat ik het wel even gezegd wilde hebben.

    De voorzitter:
    Helder.

    De heer Graus (PVV):
    Ik wil wel graag weten van mevrouw Lodders welke andere moties dan ongedekte cheques zijn. Het is namelijk echt niet waar. Het is allemaal in landsbelang, in het belang van dieren of mensen. Het is logisch dat dat af en toe geld kost. Ik vraag om warmtecamera's voor de NVWA. Moeten die mensen dan de godganse dag ieder schimmig busje gaan aanhouden? Geef ze een warmtecamera, dan kunnen ze zien of er mensen of dieren achterin zitten. Dat is toch veel gemakkelijker? Dat betaalt zich terug. Het is wel een investering, maar die betaalt zich terug. Ik begrijp dat echt niet hoor.

    De voorzitter:
    U vraagt mevrouw Lodders het nader aan te duiden. Heeft zij daar behoefte aan?

    Mevrouw Lodders (VVD):
    Nee. Het zijn verschillende moties.

    De voorzitter:
    Dan mogen we dit punt als afgedaan beschouwen. U hebt de staatssecretaris gecomplimenteerd. Wilt u uw betoog nog vervolgen?

    De heer Graus (PVV):
    Ik heb nog een belangrijk punt. Die dierenpolitie, daar gaan we nu niet uitkomen. Waarschijnlijk niet tot 2017. Daarna gaat die er wel komen. Wereldwijd ben ik de dierenpolitie aan het opzetten, overal. Ik laat in het buitenland zien hoe het hier moet, fulltime dierenpolitie met politionele strafrechtelijke bevoegdheden en geen boa's. Die zijn niet meer van deze tijd. Ooit stonden hier voor het gebouw van de Tweede Kamer politiemensen, nu staan er marechaussees en dadelijk staan er commando's; let maar op. De maatschappij verhuftert en we moeten alles gaan verzwaren. Je kunt niet meer bij een dierenbeul aankloppen. Ik doe het vaak, want ik ga weleens met die mensen mee. Je wordt van het erf geschopt en geslagen. Deze mensen moeten echt oppassen. Ze moeten zwaar bewapend zijn en politionele en strafrechtelijke bevoegdheden hebben.

    Het gaat mij erom dat het NFI is gestopt met diergeneeskundig onderzoek. Voor een gedeelte begrijp ik dat wel. Waarom? Omdat door de MH17-zaak de mensen daar nóg zwaarder zijn belast. Daarvoor heeft iedereen hier in de Kamer begrip. Hiermee is men dus bij het NFI gestopt. Ik heb toen zelf aan staatssecretaris Dijksma, de voorgangster van de huidige staatssecretaris, gevraagd om tot een team voor forensisch onderzoek bij dieren te komen. Daarvoor hebben zich al twee mensen aangemeld, namelijk een oud-medewerker van het NFI en een dierenarts. De laatste is momenteel in opleiding in Amerika. Die twee mensen willen andere mensen gaan opleiden. Ik vroeg aan staatssecretaris Dijksma om deze mensen, als het NFI dit niet meer wil doen, te koppelen aan de faculteit Diergeneeskunde van de Universiteit Utrecht. Daar heb ik zelf om gevraagd. Ik moet zeggen: dat is EZ nagekomen. Dat moet ik eerlijk toegeven. Ik dank de staatssecretaris en de ambtenaren die daarvoor verantwoordelijk zijn daarvoor.

    De Kamer moet echter echt goed nadenken over het volgende. We zitten al jaren achter een paardenbeul en nog een paar dierenbeulen aan. Zij zijn levensgevaarlijk bezig; werkelijk levensgevaarlijk. Dadelijk wordt er iemand gepakt en vindt men DNA dat ook een rol speelt bij een moord op een mens. Dat gaat gebeuren! Ik doe die voorspelling, als Nostradamus. Ik vraag de Kamer en de staatssecretaris om me nou die twee mensen te gunnen. Ik heb er geen motie voor ingediend, maar ik vraag het de Kamer en de staatssecretaris. Gun me nou die man van het NFI, die nu voor zichzelf is begonnen, en die dierenarts. Het NFI is zeer bereid om forensisch onderzoek bij dieren te faciliteren, maar men heeft de capaciteit niet om het zelf te doen, omdat men het niet op een maatschappelijk en juridisch verantwoorde manier kan doen. Gun die twee mensen dit en plaats ze onder het NFI, in samenwerking met de faculteit Diergeneeskunde. Het gaat om twee mensen, dus voor de kosten hoeven we het niet te laten. Laat deze mensen hun gang gaan. Geloof me, zeg ik de staatssecretaris, ze krijgen die paarden niet. Geef ze die paarden. Ik snap er niets van. Waarom krijgen ze die paarden niet? Die mensen zitten gefrustreerd bij mij. Ze zeggen: we willen die paarden onderzoeken op DNA en we willen bekijken of we iets kunnen vinden. Maar ze krijgen die paarden niet eens. Niemand kan er toch op tegen zijn? Ik weet zeker dat 95% van de Nederlandse burgers die paardenbeul uit de maatschappij wil hebben, omdat het gewoon een gevaarlijke idioot is.

    De voorzitter:
    De spreektijd die u hebt aangegeven, is benut, mijnheer Graus.

    De heer Graus (PVV):
    Ja, maar ik heb nog twintig minuten. Maar ik zal stoppen, voorzitter; ik zal sportief zijn. Ik roep de staatssecretaris op om zijn hand over zijn hart te strijken en mij niet te zien als een PVV-tokkie. Staatssecretaris, neem uw verantwoordelijkheid en zorg ervoor dat die twee mensen worden ondergebracht bij het NFI, in samenwerking met de faculteit Diergeneeskunde. Begin daar nou eens mee, desnoods in de vorm van een pilot van een jaar. Geloof me; dat gaat zeer succesvol worden.

    De voorzitter:
    Dat is een helder verzoek.

    De heer Graus (PVV):
    Daar wil ik het bij laten. Ik wens u een gezegende avond, mijnheer de voorzitter.

    De voorzitter:
    Ik wens u nog veel vreugde in deze vergadering, mijnheer Graus.

    Het woord is aan mevrouw Koşer Kaya. Zij heeft nog drie minuten spreektijd. Maar ik hoor dat ze nog een minuut van de heer Graus krijgt. De ridderlijke Graus kan het weer niet laten. U hebt nog vier minuten, mevrouw Koşer Kaya.

    Mevrouw Koşer Kaya (D66):
    Voorzitter, dank u wel. Ik zal direct overgaan tot het indienen van mijn moties. De inhoud daarvan is duidelijk.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    van mening dat keurmerken tot doel hebben, consumenten in staat te stellen een bewuste keuze te maken op basis van objectieve informatie;

    constaterende dat consumenten met een onoverzichtelijk woud aan keurmerken te maken hebben op het gebied van gezondheid, duurzaamheid en dierenwelzijn;

    verzoekt de regering, samen met de producenten-, keten- en consumentenorganisaties een eensluidend kader te ontwikkelen waaraan keurmerken moeten voldoen op het gebied van gezondheid, duurzaamheid en dierenwelzijn;

    verzoekt de regering tevens, samen met de producenten-, keten- en consumentenorganisaties en deskundigen te komen tot een eenduidiger keurmerksysteem, waarbij fors wordt gesnoeid in het woud aan keurmerken, en daarbij de Britse ervaringen op het gebied van een vrijwillig systeem te betrekken;

    verzoekt de regering voorts, de Kamer ruim voor het debat over het WRR-rapport "Naar een voedselbeleid" over de resultaten te informeren,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door de leden Koşer Kaya en Lodders. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 125 (34300-XIII).

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    overwegende dat de besteding van landbouwsubsidies onvoldoende inzichtelijk gemaakt wordt;

    van mening zijnde dat inzichtelijkheid hierin de rechtmatige besteding van subsidies bevordert, het vertrouwen in de besteding van subsidies kan vergroten en op den duur kan leiden tot afname van controlelasten voor Staat en boer;

    verzoekt de regering om in Nederland een digitaal portaal te creëren waarin toegekende landbouwsubsidies terug te vinden zijn met, voor zover door de Wet openbaarheid van bestuur toegestaan, alle relevante reeds bij de overheid en uitvoeringsorganisaties aanwezige aanvraag- en verantwoordingsgegevens;

    verzoekt de regering tevens, deze gegevens overzichtelijk te presenteren en te voorzien van uitgebreide documentdata om goede toegankelijkheid te borgen;

    verzoekt de regering voorts, zich in de Europese Unie in te zetten om uiterlijk bij de tussentijdse herziening van het gemeenschappelijk landbouwbeleid een dergelijke transparante omgang met landbouwsubsidies tot de Europese standaard te verheffen,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door het lid Koşer Kaya. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 126 (34300-XIII).

    De heer Geurts (CDA):
    Ik ben heel benieuwd wat D66 extra wil ten opzichte van wat er nu al beschikbaar is. U had het over het gemeenschappelijk landbouwbeleid en inkomensondersteuning voor boeren. Dat wordt elk jaar gepubliceerd. Je kunt zo ongeveer op basis van het intikken van een postcode nagaan wat je buurman aan inkomensondersteuning of Europese ondersteuning krijgt. Wat wil D66 nog meer?

    Mevrouw Koşer Kaya (D66):
    Ik heb dat zowel in mijn eerste termijn als in mijn motie aangegeven. Inderdaad, de subsidie wordt vermeld, maar niet wat de doelen zijn, wat er behaald moet worden of wat de onderliggende gegevens zijn. Ik denk dat het veel beter kan. Kijk naar de ontwikkelingssamenwerkingsgelden. Op die manier zijn subsidies veel beter controleerbaar.

    De heer Geurts (CDA):
    Ik kan mijn collega uit eigen ervaring meegeven dat de verantwoording door Nederland over deze inkomensondersteuning vanuit het gemeenschappelijk landbouwbeleid veel verder gaat dan bijvoorbeeld bij ontwikkelingssamenwerking. Wilt u dan zelfs de bankafschriften met de transacties voor de boodschappen van een boer hebben om te controleren of de inkomensondersteuning daadwerkelijk goed besteed is? Op welk detailniveau wil D66 dit hebben? Wil de D66-fractie nu echt dat alle administratie van boeren gewoon bij de overheid terechtkomt? Ik dacht dat u de partij was die medestrijdt voor privacy. Ik vind dit echt absurd.

    Mevrouw Koşer Kaya (D66):
    Ik ken de heer Geurts als een collega die goed naar de inhoud luistert. Als hij in dit geval goed had geluisterd, had hij gehoord dat ik specifiek heb gezegd dat we natuurlijk goed moeten kijken naar de privacyregels. Dat neemt echter niet weg dat we de gegevens die al door boeren worden verstrekt, transparant kunnen maken, zodat de boeren ook niet elke keer met controles worden geconfronteerd. Dan kunnen wij meteen met zijn allen zien wat er precies onder zo'n subsidie ligt en welke doelen ermee worden bereikt. Dan kunnen wij ook controleren.

    De voorzitter:
    U vervolgt uw betoog. U hebt nog twee minuten.

    Mevrouw Koşer Kaya (D66):
    De volgende motie luidt als volgt.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat boeren te maken hebben met opeenvolgende en steeds wijzigende systemen van regelgeving ten aanzien van landbouw, milieu en natuur;

    overwegende dat de zorgen over het goed op elkaar aansluiten van deze systemen steeds groter worden en de administratielasten toenemen;

    verzoekt de regering, naar goed voorbeeld van de gemeente Eindhoven op basis van een designaanpak met een analyse van, en verbetervoorstellen voor, de huidige wet- en regelgeving te komen,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door de leden Koşer Kaya en Lodders. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 127 (34300-XIII).

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    overwegende dat consumenten zich steeds meer zorgen maken over voedselveiligheid;

    verzoekt de regering, te onderzoeken in hoeverre de risicoselectie bij het toezicht van de NVWA op import van levensmiddelen uit derde landen werkt in de zin dat er geen voedsel met verboden stoffen of foutieve etikettering op de Europese markt komt, en de Kamer binnen een halfjaar hierover te informeren,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door de leden Koşer Kaya en Thieme. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 128 (34300-XIII).

    Mevrouw Koşer Kaya (D66):
    Tot slot dien ik de volgende twee moties in.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat jaarlijks zandsuppletie ter grootte van 18 miljoen kuub zand plaatsvindt en delen van de kustlijn elke vier jaar vernieuwd worden;

    overwegende dat zandsuppletie een vernietigende invloed heeft op de visstand en het twee tot drie jaar duurt voordat deze zich hersteld heeft;

    verzoekt de regering, te onderzoeken of maatregelen, zoals het eens in de zes tot acht jaar in grotere hoeveelheden opspuiten van zand of het respecteren van het opgroeiseizoen van vissen, genomen kunnen worden om de ecologische impact hiervan te verminderen,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door het lid Koşer Kaya. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 129 (34300-XIII).

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    overwegende dat de Kamer pas eind 2016 geïnformeerd wordt over de invulling van de agenda om te komen tot één beheerder voor het Waddengebied met een integraal beheer- en inrichtingsplan;

    verzoekt de regering, dit proces te versnellen,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door het lid Koşer Kaya. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 130 (34300-XIII).

    Mevrouw Koşer Kaya (D66):
    Ik heb nog één zin.

    De voorzitter:
    Dat kan nog precies.

    Mevrouw Koşer Kaya (D66):
    Ik wil mijn complimenten overbrengen aan de staatssecretaris. Hij heeft de eerste keer hier in de plenaire zaal in vak-K mogen plaatsnemen. Ik moet zeggen dat hij inmiddels — daarvan ging ik al in mijn betoog in eerste termijn uit — de stof helemaal in de vingers heeft. Ik verwacht meer van de komende tijd. Ik wens de staatssecretaris nogmaals succes.

    De voorzitter:
    Ik dank u zeer voor uw inbreng.

    Het woord is aan mevrouw Dik-Faber van de fractie van de ChristenUnie. Zij heeft nog drie, maximaal vier minuten spreektijd.

    Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
    Voorzitter. Ik dien de volgende moties in.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    overwegende dat de groei van Wageningen University in de afgelopen jaren werd belemmerd door de 2%-afbuffering in de bekostiging en door de afwijkende bekostigingssystematiek;

    van mening dat Wageningen University financieel op dezelfde wijze behandeld moet worden als andere Nederlandse universiteiten;

    overwegende dat ABDTOPconsult concludeert dat het ministerie van EZ tekortschiet bij de invulling van zijn groene stelselverantwoordelijkheid en dat er behoefte is aan een revitalisatie van de vakinhoudelijke betrokkenheid en sturing;

    verzoekt de regering, te waarborgen dat:

    • er een gelijk financieel speelveld ontstaat voor Wageningen University, waarbij de technische opleidingen op dezelfde wijze worden gefinancierd als opleidingen bij technische universiteiten;
    • het ministerie van EZ een sterkere vakinhoudelijke rol gaat spelen in de gouden driehoek van groen onderwijs/wetenschap, bedrijfsleven en overheid,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door de leden Dik-Faber en Bruins. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 131 (34300-XIII).

    De heer Geurts (CDA):
    Ik wil graag opheldering hebben van mevrouw Dik-Faber over de reden waarom zij deze motie indient. Eerst steunt zij een motie van D66 — volgens mij heeft zij die zelfs meeondertekend — om het hele groenonderwijs naar OCW te schuiven, en nu moet EZ een heel belangrijke rol gaan spelen bij Wageningen. Ik ben even de weg kwijt. Misschien kan mevrouw Dik-Faber het verhelderen.

    Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
    Ik ga mijn best doen. Die motie hebben we meeondertekend omdat we denken dat het goed is dat het agrarisch onderwijs wordt ondergebracht bij OCW. Dit betekent echter niet dat de gouden driehoek op het spel moet komen te staan. Er is ook vakinhoudelijke betrokkenheid van EZ nodig. Daarover is veel discussie, zoals ook blijkt uit rapportages. Ik vind dat de bekostiging gelijk moet worden getrokken aan die van technische universiteiten. Dat zijn voor ons twee belangrijke randvoorwaarden die we in de motie hebben opgeschreven. Volgens mij sluit het een het ander niet uit.

    De heer Geurts (CDA):
    Ik concludeer maar dat de ChristenUnie-fractie nu hetzelfde gevoel heeft gekregen dat wij hadden toen die motie van D66, die de ChristenUnie ook heeft ondertekend, in stemming kwam. Dit gaat namelijk niet goed komen voor Wageningen. Ik ben heel blij dat de ChristenUnie dat licht nu ook heeft gezien en dat zij met deze motie komt om te bekijken hoe we dat kunnen repareren. Ik hoop dat de staatssecretaris aangeeft dat hij de motie van D66 niet gaat uitvoeren, want dan is het hele probleem opgelost.

    De voorzitter:
    Ik hoor daarin geen vraag. U kunt uw betoog vervolgen, mevrouw Dik-Faber.

    Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
    Ik hoop op steun van de CDA-fractie.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    overwegende dat het kabinet zich tot doel heeft gesteld om de voedselverspilling in 2015 met 20% te verminderen ten opzichte van 2009, maar dat in de afgelopen jaren bijzonder weinig voortgang is geboekt bij het verminderen van voedselverspilling en dat er jaarlijks nog steeds voor ruim 4 miljard euro aan voedsel in Nederland wordt weggegooid;

    overwegende dat de Europese Commissie zich in het Actiepakket Circulaire Economie heeft gecommitteerd aan een halvering van de voedselverspilling en -verliezen in 2030;

    verzoekt de regering, een nieuwe doelstelling te formuleren voor de reductie van voedselverspilling in 2020 en de Kamer hierover binnen drie maanden te informeren,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door het lid Dik-Faber. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 132 (34300-XIII).

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    overwegende dat traditionele gescheperde schaapskuddes een belangrijke bijdrage leveren aan het natuurbeheer en een bijzondere cultuurhistorische waarde hebben;

    overwegende dat de economische positie van de traditionele gescheperde schaapskuddes in de afgelopen jaren is verslechterd, onder meer door verplichte openbare aanbestedingen en het wegvallen van subsidies;

    verzoekt de regering, zich in te zetten voor een eerlijke bekostiging voor traditionele schaapskuddes in Nederland en samen met provincies te bekijken hoe de economische positie van traditionele gescheperde schaapskuddes kan worden verbeterd,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door de leden Dik-Faber, Jacobi en Smaling. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 133 (34300-XIII).

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    overwegende dat verduurzaming en regionalisering van de voedselproductie zich slecht verhouden tot liberalisering van de landbouwhandel tussen de EU en de VS;

    overwegende dat door TTIP de prijs de voornaamste drijvende kracht achter de productie wordt, waardoor milieu en dierenwelzijn, maar ook het verdienmodel voor boeren verder onder druk komen te staan;

    verzoekt de regering, niet akkoord te gaan met afspraken met de VS over liberalisatie van landbouwhandel binnen TTIP,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door het lid Dik-Faber. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 134 (34300-XIII).

    Mevrouw Lodders (VVD):
    De vorige motie gaat over schaapherders. Wat zijn de financiele effecten van deze motie en hoe worden deze bekostigd?

    Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
    Ik zie dat de bekostiging op dit moment niet op orde is. Er is een openbare aanbesteding vanuit de provincies, waarbij ook commerciële partijen inschrijven, die een ander verdienmodel hebben dan de traditionele schaapherders. Daardoor komen die traditionele schaapherders enorm onder druk te staan. Zij hebben andere kosten en komen niet aan bod binnen die aanbestedingsprocedures. Daarmee verliest Nederland een stukje prachtig natuurbeheer, maar ook een stukje cultuurhistorie. Ik zou heel graag willen dat dat gerepareerd wordt. Dat kan bijvoorbeeld door te stoppen met het doen van openbare aanbestedingen. Ik weet niet of de regels dat toelaten, maar ik vraag met deze motie aan de staatssecretaris om met de provincies te overleggen en ervoor te zorgen dat wij die schaapskuddes overeind houden en dat zij niet door marktwerking van de heide worden gedrukt.

    Mevrouw Lodders (VVD):
    Ik zal de motie straks goed lezen. Als ik een vervolgvraag heb, moet ik die eventueel aan de staatssecretaris stellen. Ik heb de tekst van de motie nu niet voor mij.

    De heer Graus (PVV):
    Normaal heet dat Grausen, maar nu zal ik gaan Lutzen, want onze Lutz Jacobi, Kamerlid van de PvdA, is er niet. Dit is echt het punt dat zij al jarenlang inbrengt. Volgens mij heeft zij daar toezeggingen op gekregen. Er is zelfs een motie aangenomen, die ik nog heb gesteund. Ik vind dit niet zo heel sportief. Bij EZ ligt er al lang een motie over schaapherders. Deze eer komt echt mevrouw Jacobi toe.

    De voorzitter:
    Gezien de dossierkennis van de staatssecretaris zal dat ongetwijfeld zijn reactie zijn. Wil mevrouw Dik-Faber reageren?

    Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
    Jazeker wil ik reageren. Laat ik dan ook gelijk over de volgende motie spreken, die ik straks ga indienen. Alle eer voor mevrouw Jacobi, maar zij is hier vandaag niet aanwezig. Ik heb dit met haar afgestemd. Wij hebben afgesproken dat ik deze motie mede indien namens mevrouw Jacobi en de heer Smaling, die hier trouwens ook niet aanwezig is. De heer Van Gerven voert het debat. Hetzelfde geldt voor de volgende motie.

    De voorzitter:
    Ik zie de heer Graus opgelucht ademhalen. U kunt uw betoog vervolgen.

    Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
    Ik dien de volgende motie in.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat met de Marker Wadden een belangrijke bijdrage wordt geleverd aan het verbeteren van de waterkwaliteit, het robuuster maken van het ecologisch systeem in het Markermeer en aan de economische en strategische ontwikkeling van de Metropool Regio Amsterdam en de Noordvleugel;

    overwegende dat het Rijk voor de Marker Wadden reeds een aanzienlijke financiële en personele bijdrage levert conform de gemaakte bestuurlijke afspraken;

    overwegende dat, zolang de bouwinfrastructuur en het baggermaterieel aanwezig zijn, het resterende deel van het project tegen relatief beperkte kosten kan worden aangelegd;

    verzoekt de regering om bij vrijvallende middelen in de begroting voor waterkwaliteitsmaatregelen tot een maximum van 7 miljoen euro in overleg met Natuurmonumenten te overwegen deze middelen aan te wenden als aanjaagbedrag om de financiering van de volgende stap van de Marker Wadden rond te krijgen,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door de leden Dik-Faber en Jacobi. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 135 (34300-XIII).

    Mevrouw Lodders (VVD):
    Ook hier is de vraag: hoe wordt dit bekostigd? Wat is de financiële dekking van deze motie? Ik denk dat de inkt nog niet droog is van de stemmingen die we zojuist hebben gehad, maar volgens mij is die motie daar weggestemd, dus ik ben echt verbijsterd, zeg ik tegen mevrouw Dik-Faber.

    Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
    Er staat in het dictum dat er vanuit wordt gegaan dat er een maximum is van 7 miljoen als er sprake is van vrijvallende middelen bij waterkwaliteitsmanagement. Ik heb de motie hier niet voor mij, dus ik doe het even uit mijn hoofd. In de motie staat dus al een suggestie voor een dekking. De motie is inderdaad vanmiddag per ongeluk weggestemd. Er leek een meerderheid voor te zijn, maar bij de stemming is iets niet goed gegaan. Na overleg met mevrouw Jacobi breng ik de motie daarom opnieuw in stemming.

    De voorzitter:
    Geen vervolgvraag, dus mevrouw Dik-Faber vervolgt haar betoog.

    Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
    Ik zie dat ik bijna aan het eind van mijn tijd ben. Ik heb hier een motie die al eerder is ingediend, maar die ik gewijzigd wil indienen. Ik heb de staatssecretaris ook gevraagd om daarop te reageren. Deze gewijzigde motie over regionalisering van de voedselproductie is vorig jaar bij de begrotingsbehandeling ingediend. Volgens mij kan ik deze zo indienen.

    De voorzitter:
    Ik verzoek u om de motie voor te lezen, want het gesproken woord geldt.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    overwegende dat de economische en ecologische duurzaamheid van de Nederlandse land- en tuinbouwsector door intensivering en focus op een lage kostprijs steeds meer onder druk staat;

    overwegende dat de Nederlandse veehouderij de transitie naar een meer duurzame kringloop wil inzetten en dat daarvoor ondersteunend beleid nodig is;

    overwegende dat het Europese landbouwbeleid in dient te spelen op deze ontwikkelingen en moet streven naar duurzaamheid, verminderde afhankelijkheid van derde landen, een eerlijke margeverdeling in de voedselketen en een goede toekomst voor gezinsbedrijven en jonge boeren;

    verzoekt de regering, in samenspraak met de agrofoodsector het voortouw te nemen voor een strategische Europese agenda voor het versterken van de regionalisering van de voedselproductie, gericht op verdere verduurzaming en voedselzekerheid, die mede als basis kan dienen voor het Europese landbouwbeleid na 2020;

    verzoekt de regering tevens, maatschappelijke initiatieven die hieraan bijdragen te faciliteren en kennisontwikkeling en innovatie die hiervoor nodig is te stimuleren,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door de leden Dik-Faber en Geurts. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 136 (34300-XIII).

    Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
    Voorzitter. Dank u voor de coulance. Ook nog mijn complimenten aan de staatssecretaris.

    De voorzitter:
    Dank u zeer voor uw inbreng. Ik geef graag het woord aan de heer Grashoff voor zijn bijdrage, tegen een tarief van maximaal drie minuten.

    De heer Grashoff (GroenLinks):
    Voorzitter. Ook mijn complimenten aan de staatssecretaris. Ik vond het een plezierig debat. Hij heeft inhoudelijk en to the point geantwoord, op een wijze die verraadt dat hij zich buitengewoon goed heeft voorbereid voor deze eerste gelegenheid. Dat geeft hoop voor de toekomst.

    Ik zie ook dat de staatssecretaris omzichtig en voorzichtig reageert als het gaat om zijn rol pakken versus samenwerking. Ik zie een enorme nadruk op samenwerking. Natuurlijk ontken ik in het geheel niet dat dit verstandig is, maar de ervaring leert ook dat processen onder samenwerking heel lang kunnen duren. Ik hoop dat de staatssecretaris als hij nog wat verder voet aan de grond heeft gekregen, ook wat stevigheid kan ontwikkelen in het pakken van het roer.

    Dat geldt zeker voor de omvang van onze dierhouderij. Hij heeft zich niet willen uitlaten over een krimp van de varkenshouderij. Als wij erover doorpraten, denk ik dat hij het wellicht met mij eens is dat die weg uiteindelijk echt nodig is, maar daarover komen we nog te spreken.

    Ik kan nog net drie moties indienen in de resterende twee minuten.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    overwegende dat de primaire sector in de voedselketen het meest kwetsbaar is;

    overwegende dat boeren en tuinders nu geconfronteerd kunnen worden met contracten met de afnemende industrie waarin voorwaarden zijn opgenomen die eenzijdig risico's en kosten bij hen neerleggen;

    overwegende dat ook de commissie landbouw van het Europees Parlement deze praktijken onderkent en de Europese Commissie vraagt om regelgeving om deze praktijken tegen te gaan;

    verzoekt de regering, voor 1 juli 2016 te komen met regelgeving en/of bindende afspraken met de sector, zodat contractenvoorwaarden die eenzijdig risico's en kosten neerleggen bij primaire producenten van voedsel, zodat zij gedwongen kunnen zijn om onder de kostprijs te leveren, niet meer mogelijk zijn,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door het lid Grashoff. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 137 (34300-XIII).

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    overwegende dat er een intensivering nodig is voor het weidevogelbeheer om de populatie weidevogels in stand te houden en te herstellen;

    constaterende dat de intensivering van de landbouw in belangrijke mate bijdraagt aan de daling van de weidevogelpopulatie;

    overwegende dat de effectiviteit van de vergroeningsmaatregelen in het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) tot heden klein is, maar dat de EU-regels in redelijke mate flexibiliteit bieden ten aanzien van de inzet van de GLB-middelen;

    verzoekt de regering, in het reeds aangekondigde "plan van aanpak weidevogels" maatregelen op te nemen voor gerichte en effectieve inzet vanuit zowel de tweedepijlergelden alsook vanuit het vergroeningsdeel binnen de eerste pijler van het GLB ten behoeve van het weidevogelbeheer,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door de leden Grashoff en Leenders. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 138 (34300-XIII).

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat in het kader van het Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer collectieven nu subsidies voor zes jaar worden vergeven;

    overwegende dat boeren en collectieven aangeven dat langjarige contracten een positieve stimulans geven om deel te nemen aan agrarisch natuurbeheer;

    overwegende dat financiers, zoals banken, van boerenbedrijven pas leningen verstrekken voor investeringen op basis van langdurige zekerheid;

    van mening dat de koplopers in het Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer moeten worden behouden;

    verzoekt de regering, bij het verlenen van natuurbeheercontracten op te nemen dat, onder voorbehoud van ecologische effectiviteit en mogelijk veranderende Europese regelgeving, er wordt aangestuurd op een voortzetting van het beheerscontract,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door de leden Grashoff en Leenders. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 139 (34300-XIII).

    De voorzitter:
    De heer Dijkgraaf heeft voor zijn tweede termijn namens de SGP twee minuten, met een uitloop tot maximaal vier minuten.

    De heer Dijkgraaf (SGP):
    Voorzitter. Ook mijn complimenten aan de staatssecretaris. Hij krijgt die van iedereen en zo wordt het misschien gewoon, maar het was natuurlijk niet gewoon voor iemand die dit voor het eerst doet. Als mensen tegen mij hadden gezegd dat dit de vierde begroting van de staatssecretaris was, zou ik dat ook hebben geloofd. Ik vind het dus oprecht een compliment waard. In mijn eerste termijn had ik eigenlijk al alle vertrouwen uitgesproken. Ik heb geen enkele reden om daar nu iets aan af te doen. Dank daarvoor. En in reactie op zijn opmerking buiten de interruptiemicrofoon om zeg ik tegen de heer Graus: nee, een motie van wantrouwen zit er vandaag niet in.

    De voorzitter:
    Zoiets moet je wel verdienen!

    De heer Dijkgraaf (SGP):
    Ik ga verder met mijn moties. Daar komen ze.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    verzoekt de regering, de Regeling gewasbeschermingsmiddelen zo aan te passen dat bestuurlijke boetes voor een bepaalde overtreding naar beneden aangepast kunnen worden als de zwaarte van de overtreding daar aanleiding toe geeft,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door de leden Dijkgraaf, Geurts en Graus. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 140 (34300-XIII).

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    verzoekt de regering, de meststoffenregelgeving zo aan te passen dat bestuurlijke boetes naar beneden bijgesteld kunnen worden als de aard en de zwaarte van de overtreding daar aanleiding toe geven,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door de leden Dijkgraaf, Geurts en Graus. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 141 (34300-XIII).

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    verzoekt de regering, ervoor te zorgen dat bij het opleggen van een waarschuwing of korting bij overtreding van de randvoorwaarden voor inkomenssteun, beter rekening gehouden wordt met de zwaarte van de overtreding en het feit dat ook sprake is van bestuurlijke boetes,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door de leden Dijkgraaf, Geurts en Graus. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 142 (34300-XIII).

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat administratieve systemen omtrent de aan- en afvoer van discards in het kader van de invoering van de aanlandplicht voor de demersale visserij niet voor 1 januari 2016 op orde zijn;

    verzoekt de regering, na afstemming met andere Noordzeelidstaten de administratieve verplichtingen in het kader van de aanlandplicht voor de demersale visserij met een halfjaar uit te stellen,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door de leden Dijkgraaf, Graus, Dik-Faber, Geurts, Visser, Van Klaveren en Van Vliet.

    Zij krijgt nr. 143 (34300-XIII).

    De heer Dijkgraaf (SGP):
    Wij hebben een amendement ingediend voor extra geld voor de NVWA. Ik heb zojuist begrepen dat mevrouw Dik-Faber meetekent — waarvoor dank — dus dat zal in een gewijzigde versie worden meegenomen. Volgende week gaan we hier in een AO van vier uur verder over debatteren en kunnen dan de diepte in gaan. Er moet echter wel veel gebeuren op het gebied van de handhaving, het budget, snel leveren en de bedrijfsgerichtheid. Er zijn veel punten om aan te werken. Ik doe overigens niks af aan het goede werk dat de NVWA doet; daar heb ik veel waardering voor. Je kunt er echter wel van zeggen dat men echt bergopwaarts moet fietsen en dat wij met elkaar moeten duwen.

    Dan kom ik op het groenonderwijs. Ik hoop dat het amendement-Geurts/Dijkgraaf op stuk nr. 103 wordt aangenomen, zodat dit onderwijs ook wat meer water onder de boot krijgt. Dit amendement krijgt ongetwijfeld oordeel Kamer, dus dat zal in ieder geval helpen. Het is van belang dat het groenonderwijs financieel maar ook qua inbedding goed geregeld wordt. Ik hoop nog steeds dat de staatssecretaris gaat zeggen dat het gewoon lekker bij Landbouw wordt gehouden.

    Tot slot. Mevrouw Dikkers sorteert wel effect met haar discussie over kiloknallers. Je wordt je toch wel bewuster van je aankoopgedrag. Bij de lunch heb ik meteen gekeken of ik met het plakje ham dat je in het Kamerrestaurant kunt kopen een kiloknaller te pakken had. Dan zou ik het namelijk meteen inleveren. Zo'n plakje ham weegt 22 gram. Heeft iemand enig idee wat hij hier daarvoor betaalt? Ik ook niet, dus heb ik het gevraagd: €1,03. Dat betekent dat wij €46,82 per kilo betalen. Dat lijkt mij geen kiloknaller maar een euroknaller. Ik denk dat de boer hier in ieder geval een heel goede prijs voor zijn ham krijgt.

    De voorzitter:
    Dank voor uw bijdrage. Het woord is aan mevrouw Thieme. Mevrouw Thieme, hoeveel tijd denkt u nodig te hebben?

    Mevrouw Thieme (PvdD):
    Zeven minuten, maar misschien ook wel minder.

    Voorzitter. Ik feliciteer de staatssecretaris met zijn eerste debat. Ik sluit me graag aan bij de vele complimenten die hij heeft gekregen van mijn collega's. Ik heb tijdens het debat ook heel sterk het gevoel gehad dat de staatssecretaris heel goed luisterde naar de bijdragen en ook probeerde om adequaat antwoord te geven tijdens de interruptiedebatten. Dat komt niet zo vaak voor in dit huis, kan ik u vertellen. Daar ben ik dus erg blij mee.

    Ik ben ook blij met de toezegging van de staatssecretaris dat hij gaat spreken met dierenbeschermingsorganisaties en dat hij Cowspiracy gaat zien, de film die ik in de eerste termijn heb aangereikt aan de staatssecretaris. Die gaat op 15 december vertoond worden op het ministerie. Daar ben ik heel blij mee, want het is een onthullende documentaire over de klimaateffecten van vleesconsumptie en -productie.

    Ik vind het wel opvallend in de bijdrage van de staatssecretaris dat ook hij heel sterk uitgaat van vertrouwen in de sector. We willen uiteraard graag vertrouwen hebben in iedereen, ook in alle Nederlandse bedrijven. We weten ook dat heel veel mensen met heel veel integere bedoelingen proberen het beste te maken van wat zij produceren en dat zij dit met hart en ziel doen. Na een aantal decennia weten we echter ook dat er heel veel misgaat in met name de dierhouderij. Dat heeft te maken met de focus op bulkproductie, of de ratrace to the bottom, zoals die ook wel wordt genoemd. Dan kan niet meer goed bekeken worden wat nog wel ethisch verantwoord is en wat echt niet meer kan. De morele blinde vlek in de bio-industrie is enorm groot. Niet alleen de Partij voor de Dieren zegt dit, dat zegt de directeur van de NVWA bijvoorbeeld ook. De naleving van regels laat te wensen over. Ook weet men vaak niet goed wat wel of niet door de maatschappij als toelaatbaar wordt beschouwd. Dat er superzeugen worden ontwikkeld die per jaar 40 biggen gaan werpen, geeft aan dat de bio-industrie zich op een doodlopende weg bevindt. Ze zet alleen maar in op superdieren die op onnatuurlijke wijze zo veel mogelijk vlees moeten produceren, waar vervolgens nauwelijks wat voor betaald wordt, zeker niet als je kijkt naar de export.

    De staatssecretaris wijst vaak op het ongeduld van de Partij voor de Dieren. Zij zou te snel willen gaan. Dat hoor ik al zo lang als ik in de Kamer zit en hoorde ik ook toen ik nog directeur was van Wakker Dier en daarvoor. De discussie over de bio-industrie is echter al meer dan 25 jaar à 30 jaar oud. We zien dat er niets verandert, sterker nog, we zien dat de megastallen als paddenstoelen uit de grond komen. We zien de "megamorfose" van het platteland voor onze ogen voltrokken worden. Dan kun je blijven hopen dat de boel gaat veranderen met zelfregulering of vanuit goede intenties, maar zolang wij de melkboer en de slager van de wereld proberen te zijn, of in ieder geval van een heel groot deel van de wereld, zullen we de slag naar veel diervriendelijker landbouw, die zo nodig is, niet maken. Dan zullen we de slag van de transitie van dierlijke eiwitten naar meer plantaardige eiwitten, die ook zo nodig is, niet alleen omwille van het dierenwelzijn maar ook omdat het beter is voor onze gezondheid en voor onze aarde, niet maken.

    We moeten die slag maken, omdat —in de woorden van de staatssecretaris — de wereldbevolking groeit en steeds meer wil, terwijl de aarde steeds minder aankan. We zullen de draagkracht van de aarde veel meer in ogenschouw moeten nemen. De veehouderij heeft een grote opgave uit te voeren, omdat de veehouderij de meeste broeikasgassen uitstoot van alle energieverbruikende industrieën in de wereld. We moeten realistisch zijn. We moeten stappen zetten om de boeren in Nederland te kunnen blijven houden. Elke dag stoppen er zeven boeren en dat is niet vanwege het beleid van de Partij voor de Dieren, maar vanwege het feit dat er zo gestuurd is geweest op bulkproductie.

    Van het Bureau Risicobeoordeling en Onderzoeksprogrammering (BuRO) van de NVWA hebben we een prachtig rapport gekregen waarin het bureau concludeert dat informatie over de dierenwelzijnsrisico's ontbreekt doordat er niet systematisch gemonitord en geregistreerd wordt, onder meer ook door de open normen en uitzonderingsclausules die in de wetgeving voorkomen. Het bureau constateert dat dit de toezichthoudende taak van de NVWA bemoeilijkt. We hebben een uitgebreid debat gevoerd over de NVWA. We willen dat zij efficiënter werkt en effectiever is. Wij moeten haar daartoe de instrumenten geven om die taak naar behoren te kunnen uitvoeren. De naleving van het verstrekken van nest- en afleidingsmateriaal in de varkenshouderij, wat in de praktijk onvoldoende gebeurt, zal beter moeten worden gecontroleerd en nageleefd. Ik dien de volgende moties in over de toezichthoudende taak van de NVWA.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat het Bureau Risicobeoordeling en Onderzoeksprogrammering heeft geconcludeerd dat de informatie over dierenwelzijnsrisico's ontbreekt doordat er niet systematisch gemonitord en geregistreerd wordt;

    constaterende dat dit de toezichthoudende taak van de NVWA bemoeilijkt;

    overwegende dat toezicht effectief moet zijn;

    verzoekt de regering, te komen met een plan van aanpak zodat de NVWA dierenwelzijnsrisico's systematisch kan gaan monitoren en registreren,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door het lid Thieme. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 144 (34300-XIII).

    Mevrouw Thieme (PvdD):
    Dat plan van aanpak kan heel goed betrokken worden bij de doorlichting die voor deze staatssecretaris sowieso al op stapel staat. Kan hij een toezegging geven dat hij gaat kijken hoe hij deze monitoring en registratie kan vormgeven? In dat geval is de motie misschien niet nodig.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat Bureau Risicobeoordeling en Onderzoeksprogrammering in zijn rapport stelt dat de naleving op het verstrekken van nestmateriaal bij zeugen en afleidingsmateriaal bij varkens tekort schiet;

    verzoekt de regering, ervoor te zorgen dat:

    • de naleving op het verstrekken van nestmateriaal bij zeugen en afleidingsmateriaal bij varkens verbetert;
    • de NVWA op de naleving extra gaat toezien,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door het lid Thieme. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 145 (34300-XIII).

    Mevrouw Thieme (PvdD):
    Ik zei net al dat vlees het meest milieubelastende onderdeel van ons voedselpakket is als je kijkt naar de broeikasgassenuitstoot die met de vleesproductie gepaard gaat. De belasting van de natuur en het milieu en de dierenwelzijnsproblemen leiden tot veel externe kosten die aan ons voedsel, met name de dierlijke producten, verbonden zijn. Als wij spreken over een eerlijke prijs, zouden deze kosten verdisconteerd moeten worden in de kostprijs met een bewijslast voor de supermarkten, want zij zijn de inkopers. Hierdoor kunnen de boeren een eerlijke prijs krijgen voor de producten die zij maken. Ik dien hiertoe de volgende moties in.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat steeds meer boeren in Nederland hun producten onder de kostprijs moeten verkopen;

    verzoekt de regering, de maatschappelijke kosten van de huidige vlees-, vis- en zuivelproductie en -consumptie opnieuw te meten en te verdisconteren in de kostprijs,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door het lid Thieme. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 146 (34300-XIII).

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat steeds meer boeren in Nederland moeite hebben om rond te komen van de opbrengsten van hun producten en regelmatig zelfs producten onder de kostprijs moeten verkopen;

    constaterende dat retailers een doorslaggevende rol hebben in de vaststelling van de consumentenprijs;

    overwegende dat boeren in staat dienen te worden gesteld om te kunnen produceren binnen de wettelijke en bovenwettelijke normen ten aanzien van onder meer dierenwelzijn, voedselveiligheid en milieu;

    verzoekt de regering, mogelijkheden te onderzoeken om retailers een bewijslast op te leggen waarin aangetoond wordt dat de primaire producent voor de overeengekomen prijs kan produceren binnen de wettelijk gestelde of bovenwettelijk gestelde normen,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door het lid Thieme. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 147 (34300-XIII).

    De voorzitter:
    U hebt uw aangegeven tijd benut.

    Mevrouw Thieme (PvdD):
    Ik ga nog even door. Ik heb die tijd ook nog.

    De voorzitter:
    Wilt u dat zo kort mogelijk doen dan?

    Mevrouw Thieme (PvdD):
    Ik wist niet dat het, als ik zei ongeveer zeven minuten nodig te hebben, ook geen minuut meer zou mogen zijn, want volgens de lijst heb ik gewoon veertien minuten spreektijd.

    De voorzitter:
    Ja, maar als u tijd opgeeft, plannen we het zo in en houden we daar rekening mee.

    Mevrouw Thieme (PvdD):
    Ik dien de volgende motie in.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    overwegende dat indien vlees, vis en zuivel onder een hoger btw-tarief vallen, dit de transitie naar een duurzaam consumptiepatroon zal versnellen;

    constaterende dat uit berekeningen van het Planbureau voor de Leefomgeving blijkt dat de opbrengst van een hoger tarief op vlees, vis en zuivel voor de overheid ten minste 1,1 miljard euro is;

    verzoekt de regering, voorstellen te doen voor het verlagen van de btw op groente en fruit en het verhogen van de btw op vlees, vis en zuivel naar 21%,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door het lid Thieme. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 148 (34300-XIII).

    Mevrouw Thieme (PvdD):
    In de beantwoording heeft de staatssecretaris aangegeven dat hij paardenmarkten kritisch zal volgen om te bezien of zij zelf in staat zijn het dierenwelzijn te verbeteren en misstanden te voorkomen. Dat kunnen zij dus niet. De Dierenbescherming is na vier jaar uit het Protocol Welzijn Paardenmarkten gestapt omdat er geen echte voortgang wordt geboekt. Daarom dien ik de volgende motie in.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat er op dorpsfeesten, zoals in Zuidlaren, Hedel en Elst, paardenmarkten worden gehouden waar regelmatig ernstige misstanden worden geconstateerd;

    constaterende dat het Protocol Welzijn Paardenmarkten nauwelijks tot verbetering heeft geleid en dat de Dierenbescherming hierdoor uit het protocol is gestapt;

    verzoekt de regering, een einde te maken aan paardenmarkten,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door het lid Thieme. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 149 (34300-XIII).

    Mevrouw Thieme (PvdD):
    We zijn de afgelopen maanden opgeschrikt door berichten dat er jaarlijks drachtige koeien worden geslacht. Dat blijkt niet alleen in Duitsland, maar ook in Nederland het geval te zijn. Daarom dien ik de volgende motie in.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat het doden van drachtige koeien, waarbij ongeboren kalveren langzaam een verstikkingsdood ondergaan, onethisch is;

    verzoekt de regering, een einde te maken aan het slachten van drachtige koeien,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door de leden Thieme en Dik-Faber. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 150 (34300-XIII).

    Mevrouw Thieme (PvdD):
    Ik kom op de CO2-bedwelming. Ik ben blij te horen dat de staatssecretaris ook vindt dat de methode van CO2-bedwelming vervangen moet worden door een andere methode en dat hij onderzoek laat uitvoeren naar alternatieven, maar toch dien ik hierover een motie in.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    overwegende dat de staatssecretaris van Economische Zaken heeft aangegeven dat, vanuit het oogpunt van dierenwelzijn, CO2-bedwelming vervangen moet worden door een betere methode;

    verzoekt de regering, in het aankomende plan van aanpak hieromtrent aandacht te geven aan alternatieven voor CO2-bedwelming bij varkens, en als alternatieven reëel blijken te zijn, hierbij een termijn te stellen waarbinnen de CO2-bedwelming wordt uitgefaseerd,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door de leden Thieme en Van Dekken. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 151 (34300-XIII).

    Mevrouw Thieme (PvdD):
    We hebben een debat gevoerd over het amendement dat ik samen met mevrouw Koşer Kaya heb ingediend over natuurnetwerken op de eilanden. De staatssecretaris zei dat deze adequaat gefinancierd werden. Daarmee doelt hij waarschijnlijk op de financiering van de exclusieve economische zone rondom de eilanden, maar Nederland werkt er op dat vlak vooral aan om de spelers rond de tafel te krijgen, een commissie te vormen en een managementplan op te stellen. Wij willen echter graag geld voor het natuurbeheer zelf. Dat is uniek omdat het een duurzame inkomstenstroom genereert en daarom een voorbeeld is voor andere Caribische eilanden. Dit trust fund is niet voldoende gevuld. Als we er nu mee stoppen, is het geld dat de afgelopen tien jaar gegeven is, echt weggegooid. Nederland is cofinancier, samen met de Postcode Loterij. Deze zal ook stoppen met investeren als Nederland zich terugtrekt. Daarom is het zo belangrijk dat dit amendement wordt aangenomen door de Kamer.

    Tot slot wil ik nog twee moties indienen naar aanleiding van hetgeen ik in eerste termijn heb gezegd over dieren in de natuur.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat jaarlijks honderdduizenden ganzen worden gedood;

    constaterende dat één Agrilaser een landbouwareaal van 700 hectare schadevrij kan houden;

    constaterende dat de Agrilaser effectief, veilig en diervriendelijk is, en goedkoper dan vergassen;

    constaterende dat pilotexperimenten met de Agrilaser vooralsnog uitblijven;

    verzoekt de regering, het starten van pilotexperimenten met de Agrilaser onder provincies te stimuleren,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door de leden Thieme en Koşer Kaya. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 152 (34300-XIII).

    Mevrouw Thieme (PvdD):
    Ik heb ten slotte nog de volgende motie.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat de vos een beschermde diersoort is in de Flora- en faunawet en de toekomstige Wet natuurbescherming;

    constaterende dat de vos op de landelijke vrijstellingslijst staat, wat betekent dat er gedurende het gehele jaar overal in Nederland afschot mag plaatsvinden, zonder dat hoeft te worden aangetoond dat er in een gebied schade is;

    constaterende dat de Wet natuurbescherming overdracht van de regie over het natuurbeleid aan de provincies beoogt;

    verzoekt de regering, de vos van de vrijstellingslijst te halen,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door het lid Thieme. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 153 (34300-XIII).

    Mevrouw Thieme (PvdD):
    Dank u wel. Ik heb al aangekondigd dat ik met een initiatiefwetsvoorstel zal komen om het onverdoofd ritueel slachten te verbieden. Ik zie uit naar dat debat met onder anderen de staatssecretaris. Ik zie uiteraard ook uit naar alle andere debatten in de komende periode. Ik wens de staatssecretaris daarbij veel succes.

    De heer Graus (PVV):
    Wordt die initiatiefwet nu weer zo'n second-bestverhaal? Ik heb dat overigens gesteund. Ik heb dat vorige keer ook gesteund. Gaat mevrouw Thieme nu voor het hele verhaal? Zeggen we: oké, we spreken niet meer over irreversibel en reversibel, het dier moet gewoon dood zijn? Er mag ook geen sprake zijn van reversibele bedwelming. Dat wil ik graag weten.

    Mevrouw Thieme (PvdD):
    De heer Graus probeert hier telkens opnieuw een discussie te verengen tot het reversibel of irreversibel bedwelmen, alsof daar nu de enorme crux zit met betrekking tot het verbieden van onverdoofd ritueel slachten. De heer Graus wil graag het hele rituele slachten verbieden, dus er mag zelfs niet eens een gebed over het slachten worden uitgesproken. Wij willen heel graag dat het niet uitmaakt voor een dier welk geloof zijn slachter heeft en dat de voor het dier best beschikbare methode voor het slachten wordt gehanteerd. Volgens mij verschillen de heer Graus en ik daarover niet van mening. Als er een reversibele methode van bedwelming bestaat die te risicovol is, dan vindt de heer Graus ons aan zijn zijde om daar onmiddellijk mee op te houden. Daarom heb ik ook een motie ingediend om het CO2-bedwelmen bij varkens niet langer toe te staan. Ik denk dus dat de heer Graus op zijn wenken wordt bediend en dat wij niet anders dan hetzelfde doel nastreven.

    De heer Graus (PVV):
    Ik wil allereerst een opmerking maken. Ik maak hier heel ernstig bezwaar tegen. Wij worden iedere keer in een hoek gedrukt met uitspraken die wij niet hebben gedaan. Dat gebeurt in de kranten, dat gebeurt in de media en dat wordt hier nu ook door een Kamergenoot gedaan. Het zal me een worst wezen wat iedereen bidt en doet. Het zal me echt een worst wezen! Het gaat mij puur en alleen om het dierenwelzijn.

    Ik heb in mijn termijn gezegd: of het nu smurfen, gele mensen, zwarte mensen, bruine mensen, moslims, joden of Nederlandse boerenjongens zijn, het gaat om het dierenleed. Ik heb nadrukkelijk gezegd dat het me niet om dat gebed gaat. En toch probeert mevrouw Thieme het dan nog even. Ik zie overigens dat er niet eens meer journalisten zitten. Die zijn allemaal al naar huis toe. Het gaat er gewoon om dat dit soort dingen levensgevaarlijk zijn. Die worden er uitgepikt door de luie journalisten en in de krant gezet alsof ik dat gezegd zou hebben. En dat gebeurt aan de lopende band.

    Ik maak hier ernstig bezwaar tegen. Ik ben het zo spuugzat dat we iedere keer in een bepaalde hoek worden gezet, terwijl we het niet hebben gezegd. Er worden heel veel dingen over de PVV gezegd die we helemaal nooit hebben gezegd. Mevrouw Thieme kan dat nergens aantonen. Maar het wordt wel nog even gezegd door een beëdigd lid van de Staten-Generaal. Kunt u zich voorstellen dat de mensen thuis totaal geen vertrouwen hebben in de Kamer? Als je die onzin allemaal hoort! En dan zien ze op een gegeven moment dat het niet zo is. Wij kunnen dat aantonen. Die mensen geloven heel veel Kamerleden gewoon niet meer. Ik begrijp die mensen. En ik begrijp ook dat mevrouw Thieme eromheen draait. Wij willen dat een dier dood is alvorens het wordt opengereten of aangesneden. Dat zou de Partij voor de Dieren ook moeten willen. Dat is misschien ook de reden dat zij het eerste verzoek van mij in 2008 niet gesteund heeft.

    De voorzitter:
    Ik verzoek u om tot een vraag voor mevrouw Thieme te komen. Daarvoor is een interruptie bedoeld.

    De heer Graus (PVV):
    Ik ga niet meer in discussie met iemand die zulke domme onzin uitkraamt. Sorry hoor, ik laat het hierbij. Echt waar!

    De voorzitter:
    Er is geen vraag gesteld. Mevrouw Thieme, u mag dit voor kennisgeving aannemen.

    Mevrouw Thieme (PvdD):
    Dat doe ik ook. De heer Graus heeft moties ingediend waarin een verbod op het ritueel slachten staat. Daarmee wil hij dus kennelijk ook alle rituelen die niets te maken hebben met dierenwelzijn, verbieden. Anders zou er wel in staan dat er een verbod op onverdoofd ritueel slachten zou moeten komen. Dus als daar het misverstand in zit, dan heeft de heer Graus op dit moment heel duidelijk gemaakt dat hij dat dus niet beoogt met zijn moties. Dat is heel mooi.

    De voorzitter:
    Het woord is aan de heer Wassenberg. Volgens onze telling in deze ronde beschikt u nog over vier minuten.

    De heer Wassenberg (PvdD):
    Voorzitter. Hoeveel tijd zou ik maximaal hebben, als er geen vier minuten op het klokje staan?

    De voorzitter:
    Dat kan van tevoren worden aangegeven, maar als er een aantal minuten voor staat, wordt dat ingepland en daar wordt dan rekening mee gehouden.

    De heer Wassenberg (PvdD):
    Wij gaan kijken hoe ver ik kom.

    Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris hartelijk voor de beantwoording van de vragen. Ik begin met het onderwerp kweekvis. De staatssecretaris zegt dat kweekvis geen oplossing is voor het leegvissen van de oceanen. Dat is goed nieuws, maar hij schrijft tegelijkertijd dat viskweek, mits het op een duurzame manier gebeurt, kan bijdragen aan mondiale voedselvoorziening. Dat staat in de schriftelijke beantwoording. Hoe ziet de staatssecretaris dit voor zich? Bij viskweek worden grote aantallen vissen in kleine bakken of bassins gehouden, met beschadiging en ziekte tot gevolg. Daarbij wordt, net als bij andere takken van de bio-industrie, veel antibiotica gebruikt. Viskweek brengt dus per definitie met zich mee: veel vissen, weinig ruimte, verstoord dierenwelzijn, hoog antibioticagebruik en hormoongebruik, om vissen tot voortplanten te dwingen. Dan klinkt het heel fijn als de staatssecretaris stelt dat een duurzame viskweek wordt nagestreefd, maar voor de Partij voor de Dieren is dat toch een contradictio in terminis.

    Ik ga even door over kweekvis, maar dan in Amerika. Vorige maand heeft het Amerikaanse voedselagentschap een genetisch gemanipuleerde zalm goedgekeurd voor menselijke consumptie, maar die zalm hoeft niet als zodanig — genetisch gemanipuleerd — gelabeld te worden. Doordat die labeling ontbreekt, bestaat het risico dat die zalm vroeg of laat ook opduikt op de Europese of Nederlandse markt. Daarom dien ik de volgende motie in.

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat het Amerikaanse voedselagentschap genetisch gemanipuleerde zalm voor menselijke consumptie vorige maand heeft goedgekeurd;

    constaterende dat in Amerika bij verkoop niet vermeld hoeft te worden dat de vis genetisch gemanipuleerd is;

    constaterende dat in Nederland draagvlak voor de consumptie van genetisch gemanipuleerde dieren ontbreekt;

    verzoekt de regering, te voorkomen dat genetisch gemanipuleerde dieren, zoals de zalm, op de Nederlandse markt komen,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door het lid Wassenberg. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 154 (34300-XIII).

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat het Europees Milieuagentschap waarschuwt dat de huidige bescherming van Europese zeeën onvoldoende is om mariene ecosystemen in stand te houden;

    constaterende dat de visserijvrije zone in het Nederlandse gedeelte van de Noordzee slechts 0,25% van de oppervlakte bestrijkt;

    verzoekt de regering, meer en grotere visserijvrije Noordzeereservaten aan te wijzen,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door het lid Wassenberg. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 155 (34300-XIII).

    De Kamer,

    gehoord de beraadslaging,

    constaterende dat de Europese Commissie in de tussentijdse evaluatie van de Biodiversiteitsstrategie 2020 concludeert dat Nederland onvoldoende vooruitgang boekt;

    constaterende dat dit deels komt doordat Nederland achterloopt met de implementatie van de Europese natuurrichtlijnen, zoals het opstellen van beheerplannen voor Natura 2000-gebieden door provincies;

    verzoekt de regering, een sterkere regierol te nemen door jaarlijkse tussendoelen te formuleren die een voorspoedige implementatie garanderen,

    en gaat over tot de orde van de dag.

    De voorzitter:
    Deze motie is voorgesteld door de leden Wassenberg en Van Gerven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 156 (34300-XIII).

    De heer Wassenberg (PvdD):
    Mijn laatste vijftig seconden wil ik gebruiken voor een verzoek aan de staatssecretaris. Mevrouw Thieme heeft in haar bijdrage gevraagd of de staatssecretaris zijn collega van Financiën kan attenderen op de financiering via Atradius. Mijn vraag is, of hij op dit punt een toezegging kan doen.

    Dan heb ik nog een halve minuut over, voorzitter.

    De voorzitter:
    Ik dank u zeer voor uw bijdrage en voor de tijd die u benutte.

    De heer Houwers is niet aanwezig, dus hij ziet bij dezen af van zijn inbreng.

    De staatssecretaris heeft aangegeven, 20 minuten nodig te hebben voor de voorbereiding van de bespreking van de moties en de amendementen.

    De vergadering wordt van 21.25 uur tot 22.02 uur geschorst.

    De voorzitter:
    Ik heropen de vergadering en heet de staatssecretaris welkom, wat later dan de bedoeling was, maar des te beter voorbereid. Ik geef hem graag de gelegenheid om de vragen te beantwoorden, de moties van een oordeel te voorzien en even op de amendementen in te gaan. Gaat uw gang.


    Termijn antwoord

    Staatssecretaris Van Dam:
    Voorzitter. Excuus dat het iets langer duurde. We hadden vooraf op het departement een pouletje gemaakt over hoeveel moties er zouden worden ingediend. Laat ik het zo zeggen: niemand heeft gewonnen.

    De voorzitter:
    Ze zaten er allemaal onder, begrijp ik.

    Staatssecretaris Van Dam:
    Juist, en daarom duurde het ook iets langer.

    Ik ga eerst in op de vragen die zijn gesteld in tweede termijn en op de vragen die zijn blijven liggen vanuit de eerste termijn. Ik begin met de vraag van de heer Van Gerven, die vroeg naar het standpunt over het bedwelmen van vissen. Voor paling is er al een bedwelmingsapparaat. Het gebruik daarvan wordt vastgelegd in regelgeving. Het wordt verplicht. Er zijn al bedrijven die het apparaat gebruiken. Voor meerval en tarbot worden bedwelmingsapparaten ontwikkeld. Die zijn nog niet praktijkrijp. Zoals ik ook in eerste termijn tegen mevrouw Lodders zei, loopt het onderzoek naar het bedwelmen van enkele platvissoorten aan boord van de vissersvaartuigen. Dat onderzoek wordt naar verwachting eind 2016 afgerond en ik zal de Kamer er dan ook over informeren.

    Mevrouw Lodders vroeg of ik haar trots deel op de landbouw, want zij had de indruk dat ik de focus ook op wat andere ontwikkelingen legde dan die zij misschien aantrekkelijk vond. Ik dacht dat ik in mijn termijn en in mijn inleiding al duidelijk had gemaakt dat ik die trots deel en dat ik er ook trots op ben dat we zo'n ontzettend sterke internationale positie hebben, dat we koploper zijn op tal van terreinen, niet alleen in de export, maar ook in de kwaliteit, de duurzaamheid en ook in de technologie en innovatie die daarachter liggen.

    Ik ben daar trots op, maar om koploper te blijven, moet je ook altijd in beweging blijven en moet je ervoor zorgen dat je voorop blijft lopen. Ik heb de Kamer geschetst dat ik die ambitie heb en dat ik daarin de sector ook graag wil ondersteunen. Ik wil dus ook innovatie en verduurzaming ondersteunen, want ik denk dat die twee bewegingen nodig zijn om internationaal koploper te blijven. Ik heb benadrukt dat dit ons de kans biedt om niet alleen qua exportpositie in producten koploper te blijven, maar ook qua exportpositie op het gebied van kennis en technologie. Ik zie op dat vlak grote kansen voor Nederland.

    Zoals ik ook al zei, ben ik altijd zeer onder de indruk geweest van de enorme passie die ik aantref bij boeren. Wat dat betreft, zijn het ondernemers met een enorme verbinding met het werk dat zij doen. Daarmee mogen zij ook een voorbeeld zijn voor veel andere mensen in ons land.

    Mevrouw Lodders stelde ook een vraag over de kiloknallers. Wanneer is het stunten en wanneer niet meer? Nu was de essentie van mijn reactie in eerste termijn dat je dat niet zo goed in exacte bedragen kunt uitdrukken. Daar vroeg mevrouw Lodders nadrukkelijk naar: druk het nu eens uit in exacte bedragen. Maar dat gaat nou net niet. Je ziet ook in Duitsland dat ze heel veel moeite hebben met het handhaven van het verbod op verkoop onder de kostprijs, juist vanwege het feit dat het zo lastig is om een inkoopprijs te bepalen.

    Het belangrijkste is, zoals ik ook in mijn eerste termijn heb aangegeven, dat de boer een eerlijke prijs krijgt voor zijn product. Natuurlijk, als de boer dat krijgt, is reclame met vlees nog steeds mogelijk, alleen zie je in de huidige markt dat niet alleen de prijsdruk vanuit de supermarkten, maar zeker ook reclameacties leiden tot een sterkere prijsdruk in de keten, want het moet toch ergens van betaald worden. Vaak is het toch de boer die de rekening daarvoor betaalt en vaak zijn het de dieren die daar de pineut van zijn.

    Dat is ook waarom ik heb gezegd dat ik het onwenselijk vind om dat te doen en dat ik graag samen met de hele keten wil bezien hoe we ervoor kunnen zorgen dat boeren uiteindelijk een eerlijkere prijs krijgen, die ze ook in staat stelt om te investeren in dierenwelzijn en in de ontwikkeling van hun bedrijf. Dat is meer dan alleen maar het hoofd boven water houden. Ik denk dat boeren, op dit moment zeker ook in de varkenshouderij, er veel behoefte aan hebben dat ze die ruimte krijgen. Ze kunnen mij aan hun zijde vinden.

    Mevrouw Lodders vroeg voorts of ik de tekst van het regeringsakkoord ken. Nu is het aantal regels dat betrekking heeft op mijn portefeuille vrij overzichtelijk. Die heb ik uiteraard ook goed uit mijn hoofd geleerd de afgelopen weken. Er staan twee dingen in. Het eerste is dat dierenwelzijn verder verankerd gaat worden in de intensieve veehouderij. Dat citeerde mevrouw Lodders niet, maar dat is een belangrijk onderdeel van het regeerakkoord. Het tweede, waar mevrouw Lodders terecht naar verwees, is dat de planologische regels getoetst moeten worden op gezondheidsaspecten en dat die regels zo nodig worden aangescherpt. Ik heb in mijn eerste termijn verwezen naar de discussie over de Wet dieraantallen en volksgezondheid, maar ook naar de gewijzigde Omgevingswet waarin al is geamendeerd dat rekening moet worden gehouden met gezondheidsaspecten. Ik heb gezegd dat ik ga bekijken op welke manier de voorgenomen Wet dieraantallen en volksgezondheid nog toegevoegde waarde heeft boven op wat al in de Omgevingswet is geregeld op dit moment.

    Mevrouw Lodders vroeg ook of het onderzoek bij de NVWA, de doorlichting op efficiency, ver genoeg gaat. Ik denk zeker te weten dat mevrouw Lodders en ik hier dezelfde intentie hebben, namelijk om die efficiency goed en grondig door te lichten. Ik speek daar graag volgende week over verder in het algemeen overleg NVWA. Ik ben graag bereid om dat daar verder mondeling toe te lichten. De intentie is dezelfde.

    Mevrouw Lodders (VVD):
    Ik had gevraagd om de onderzoeksopdracht met de Kamer te delen. Nogmaals, ik maak me heel erg zorgen over de vraag of het mogelijk is. We hebben zegge en schrijve anderhalve maand — maak er twee maanden van — en dan wil de staatssecretaris de resultaten zien. Als je een onderzoek wilt doen naar de efficiency — ik zal volgende week een heel aantal voorbeelden noemen — heb je echt meer nodig. Dan zul je tot in de haarvaten van die organisatie moeten gaan. Is de staatssecretaris bereid om de opdrachtverstrekking of de omschrijving van de opdracht op de drie aspecten met de Kamer te delen voor het komende algemeen overleg?

    Staatssecretaris Van Dam:
    Ik hecht eraan dat we elkaar ook in de verhoudingen respecteren. Dat betekent dat de regering regeert en de Kamer controleert. Ik geef aan dat mijn intentie is om de efficiency goed en grondig door te lichten. Mogelijk blijkt in het voorjaar dat daarvoor meer stappen nodig zijn dan de stappen die we in die korte periode hebben kunnen zetten. Ik zeg erbij dat er vanwege het verbeterplan wel het nodige zicht is op de organisatie van de NVWA, maar dat de intentie absoluut is om die grondig door te lichten. De Kamer krijgt in het voorjaar de resultaten daarvan. Mevrouw Lodders kan vanuit haar controlerende functie op dat moment beoordelen of die doorlichting zo grondig is geweest als zij haar wenst. Ik zei al dat de intentie van haar en mij volgens mij dezelfde is.

    De heer Geurts heeft zijn vragen over de equivalente maatregelen waar het gaat om bemesting herhaald. Waarom kunnen die niet sneller worden ingevoerd? De equivalente maatregelen zijn geïntroduceerd in het vijfde actieprogramma om ruimte te maken voor maatwerk in de fors verlaagde gebruiksnormen. Het gaat om maatregelen waarvan wetenschappelijk onderbouwd is dat zij een neutraal of positief milieueffect hebben en waarvan de uitvoering goed geborgd is. De sector heeft voorstellen gedaan voor drie equivalente maatregelen. Deze maatregelen zijn voor goedkeuring aan de Europese Commissie voorgelegd en ik hoop daarover begin volgend jaar uitsluitsel te krijgen van haar. Op basis van goedkeuring zal aanpassing van de regelgeving moeten plaatsvinden. Het gaat hier om een AMvB waarover de Raad van State advies moet uitbrengen. Dat maakt dat die maatregelen niet voor medio volgend jaar van kracht kunnen worden. Als de regeling met de nieuwe normen in werking treedt, gelden die normen voor het hele groeiseizoen.

    De heer Geurts (CDA):
    Ik ben op zichzelf wel blij met dit antwoord, maar het gaat mij erom dat het mestseizoen 2016 niet weg is. Als die maatregel niet op tijd af komt en pas in de zomer bekend wordt, heb je er gewoon niets meer aan omdat de aanwending in de akkerbouw met name in het voorjaar plaatsvindt. We zijn ook 2015 al kwijt, want begin 2015, rond Koningsdag, is bekend geworden dat dit zou kunnen. Mijn dringende oproep aan de staatssecretaris is om ook te kijken of de Raad van State mee wil werken aan een spoedbehandeling. Daar zijn mogelijkheden voor. Als ik wat kan doen via onze collega's in het Europees Parlement om de Europese Commissie aan te drukken, hoor ik dat graag.

    Staatssecretaris Van Dam:
    Ik zei al dat ik hoop, begin volgend jaar uitsluitsel te krijgen van de Europese Commissie. Dit nog veel sneller doen, gaat bijna niet, want we zitten al aan het einde van dit jaar. Laat ik de heer Geurts ook zeggen dat wij er uiteraard alles aan zullen doen om, zodra die goedkeuring er is, zo snel mogelijk te komen tot een AMvB en tot een advies van de Raad van State. De Raad van State wordt de laatste tijd echter overspoeld met verzoeken om spoedadviezen. Men geeft daar ook aan dat we niet elke keer om een spoedadvies kunnen vragen. Dat lijkt me daarom geen begaanbare weg. Maar we zullen vragen of ze het zo snel mogelijk willen doen. Het is ook gebruikelijk dat de raad dat doet. Hoe sneller hier duidelijkheid over komt, des te meer effect het zal hebben; dat realiseer ik mij heel goed. We maken er dus haast mee, maar de heer Geurts heeft van mij gehoord wat het tijdschema is, en dat is al redelijk strak gepland.

    De voorzitter:
    De staatssecretaris vervolgt zijn betoog.

    Staatssecretaris Van Dam:
    De heer Leenders vroeg mij om te bevestigen dat de ex-antetoetsing van gebiedsaanvragen ook daadwerkelijk wordt uitgevoerd. Ik kan dat inderdaad bevestigen. Begin 2016 wordt ex-ante-onderzoek gedaan op het te verwachten effect van de beheerplannen.

    De heer Graus zei eigenlijk: gun me nou één man die bij het NFI heeft gewerkt en één dierenarts die, in samenwerking met de faculteit Diergeneeskunde, kunnen werken in het kader van dat forensisch team. Ik moet beginnen met te zeggen dat ik hier geen toezeggingen kan doen waar het gaat over het NFI, wat het NFI valt onder de minister van Veiligheid en Justitie. Ik heb er ook bij gezegd: het NFI kán, indien nodig, forensische diergeneeskundige expertise inzetten via samenwerking met de faculteit Diergeneeskunde. Laat ik er echter bij zeggen dat er vanuit het departement al is gesproken met de twee initiatiefnemers naar wie de heer Graus verwijst. Er is hun gevraagd om een voorstel voor een pilot te doen. Op het departement wordt nu gewacht op dat voorstel. We zijn uiteraard graag bereid om dat gesprek te vervolgen; dat kan ik de heer Graus toezeggen.

    De heer Graus (PVV):
    Dit is dus echt niet waar. Ik heb deze beide heren een uur geleden nog gesproken. Sterker nog, ze zijn zelf aan de bel gaan trekken. Ze hebben dat zelf gedaan. Er werd tegen ze gezegd door een ambtenaar die onder de staatssecretaris werkt: ik weet hier helemaal niets van af. Dat is echt zo. Ik heb die mensen net nog gesproken. Er zijn hier echter meer mensen mee bezig, maar daarbij zijn maar twee echte professionals. Een ervan komt van het NFI. Het is een humaan patholoog-anatoom. De ander is een dierenarts die nu een opleiding voor forensisch dierenarts in Amerika volgt. Daar gaat het om. Ik heb de namen van deze twee heren al een keer doorgegeven, maar ik zal ze hier uiteraard niet noemen.

    De voorzitter:
    Nee, dat zou ik niet doen.

    De heer Graus (PVV):
    Eigenlijk vind ik dit het belangrijkste punt van alle punten die ik gisteren en vandaag heb ingebracht. Waarom? Deze mensen maken zich ook schuldig aan mishandeling van mensen. Als we deze mensen willen oppakken en uit de maatschappij willen kunnen halen, dan moeten ze kunnen worden opgespoord. Zorg er nou toch voor dat die mishandelde paarden naar deze onderzoekers worden gebracht, zeg ik de staatssecretaris. Ik kan echt niet begrijpen waarom dat niet gebeurt. Ik kan dat echt niet begrijpen. Ze bedelen er haast om, want ze willen die kadavers hebben omdat ze die willen onderzoeken. Ze hebben al heel veel geconstateerd bij onderzoeken die ze vrijwillig hebben gedaan. Het kan toch niet zo zijn dat deze mensen dit in hun eigen tijd een beetje tussen de soep en de aardappelen door moeten doen? Dat kunnen we toch niet menen? Zij hebben ook een praktijk en die mijnheer doet ook nog veel humaan forensisch onderzoek. Het gaat ook nog eens om een heel klein budget. Ik zal u zo min mogelijk lastigvallen vanavond, voorzitter, maar dit vind ik echt een belangrijk punt. Ik hoop echt dat de staatssecretaris dit oppakt. Als hij dat zou doen, zou ik daar heel tevreden over zijn.

    Staatssecretaris Van Dam:
    Ik heb tegen de heer Graus gezegd dat het departement graag bereid is om verder te spreken over het doen van een pilot. Dat zeg ik de heer Graus dus toe. Het lijkt me goed als we even checken of hij en ik het inderdaad nu over dezelfde mensen hebben, maar daar ga ik even van uit. In mijn eerste termijn zei ik al dat het over het algemeen simpel op te lossen is als onduidelijk is wie er nou op wie wacht. We brengen het departement en deze mensen gewoon met elkaar in contact, dan kunnen zij verder met elkaar spreken. Het is daarbij wel van essentieel belang dat zij een voorstel doen voor de opzet van die pilot.

    De heer Graus (PVV):
    Ik dank de staatssecretaris hiervoor. Dit gaat echt om een secundaire tak binnen het NFI. We zullen zien wat hier uit komt. Dit zal ook worden geëvalueerd en Kamerleden zullen er vragen over stellen. Wij zullen zien hoe succesvol dat zal worden, dat weet ik zeker.

    De voorzitter:
    Het lijkt mij een goede afspraak om buiten de vergadering om de klokken nog eventjes precies gelijk te zetten. Dan moet daar wat moois uit kunnen opbloeien. De staatssecretaris vervolgt zijn betoog.

    Staatssecretaris Van Dam:
    Ik was mevrouw Koşer Kaya nog een antwoord schuldig naar aanleiding van de discussie in de eerste termijn. Die ging over een amendement over een verschuiving van het budget naar het fonds natuurbeheer Caribisch Nederland. Ik zei dat de financiering adequaat was, waarop mevrouw Koşer Kaya vroeg: hoezo adequaat? De besturen van de drie eilanden ontvangen in de vrije uitkeringen ook middelen voor het beheer van de natuurparken. De drie eilanden zijn zelf verantwoordelijkheid voor de aanwending van deze middelen. Er zijn voldoende middelen beschikbaar voor het beheer van natuur. Daarnaast is er voor deze kabinetsperiode nog eens 7 miljoen euro beschikbaar gesteld voor natuurprojecten op de drie eilanden. Een deel van het geld is nog steeds beschikbaar. Daarom is de financiering zoals deze nu is voorzien, adequaat. Er ligt nog geld.

    Ik kom op de vraag van de heer Dijkgraaf. Die vertaalt zich eigenlijk ook in een aantal moties waarin hij vraagt om de regeling gewasbeschermingsmiddelen aan te passen, net als een aantal andere regelingen, omdat die toch geen ruimte bieden om de hoogte van de boete aan te passen aan de zwaarte van de overtreding. Die aanpassing is niet nodig. Er is voldoende ruimte om af te wijken van de in de regeling genoemde bedragen als daartoe aanleiding is. De heer Dijkgraaf heeft gelijk dat in de regeling gewasbeschermingsmiddelen en biocide per mogelijke overtreding is aangegeven wat de hoogte van de bestuurlijke boete moet zijn. Daarbij is een onderscheid gemaakt tussen soorten overtredingen. Daar zijn ook categorieën bij betrokken. Een standaardboete voor een distributeur kan bijvoorbeeld anders zijn dan die voor een professionele gebruiker of een niet-professionele gebruiker. Die boetebedragen variëren. Van de standaardbedragen in de regeling kan echter worden afgeweken. Er kan bijvoorbeeld een hogere boete worden vastgesteld indien de omstandigheden van het geval of de ernst van de overtreding daartoe aanleiding geven. Zo kan de boete worden vermenigvuldigd met een factor anderhalf als eenzelfde overtreding binnen vijf jaar nogmaals wordt geconstateerd. Ook kan met gebruikmaking van de Algemene wet bestuursrecht een lagere boete worden vastgesteld. De Algemene wet bestuursrecht schrijft namelijk voor dat de boete moet worden verlaagd als de overtreder aannemelijk maakt dat deze wegens bijzondere omstandigheden te hoog is. De toezichthouder kan daarbij de leeftijd, de draagkracht of de omvang van een bedrijf meewegen. In het geval de verwijtbaarheid volledig ontbreekt, schrijft de Algemene wet bestuursrecht zelfs voor dat er geen bestuurlijke boete kan worden opgelegd.

    De heer Dijkgraaf (SGP):
    Ik heb meer een algemene opmerking, maar als de staatssecretaris de behoefte heeft om te reageren, kan dat natuurlijk altijd. Volgens mij onderstreept dat het belang van mijn moties, omdat het in de praktijk gewoon niet gebeurt. Dat je in beroep kunt gaan, naar een rechter kunt stappen en een dure advocaat kunt inhuren zodat je het driedubbele kwijt bent aan kosten, is voor mij allemaal prima, maar ik wil gewoon dat standaard rekening wordt gehouden met de aard en de zwaarte van de overtreding. Ik zie graag de positieve adviezen over de moties tegemoet. Ik kan ze nu voorspellen, maar de Kamer moet maar zeggen wat zij wil.

    Staatssecretaris Van Dam:
    Ik kom straks op de moties.

    Mevrouw Dikkers vroeg wanneer de resultaten van de pilot weideslacht komen. Ik had beloofd daar nog even op terug te komen. De pilot waarover ik in eerste termijn sprak, is een pilot op initiatief van het bedrijfsleven. De overheid ziet hier via de NVWA op toe. Ik verwacht dat die pilot op z'n vroegst halverwege 2016 van start gaat. Voorzien is dat het project ongeveer twee jaar zal lopen. Op basis hiervan kan deze vorm van slacht worden geëvalueerd.

    Mevrouw Dikkers (PvdA):
    Als het een pilot van het bedrijfsleven is en de NVWA daarop toezicht houdt, wat is dan het evaluatiemoment? Ik snap even niet hoe wij dan na twee jaar te horen krijgen hoe het is gegaan. Als het van het bedrijfsleven is, hoeven wij daar op zich helemaal niet over te horen. Blijkbaar is de staatssecretaris er wel bij betrokken. Sorry, laat ik kort van stof blijven.

    Staatssecretaris Van Dam:
    In principe is het een pilot die twee jaar loopt. Het ligt voor de hand om na afloop te evalueren. Ik kan mij ook voorstellen dat er tussentijds al gekeken kan worden of het model is dat bruikbaar kan zijn voor andere bedrijven.

    Mevrouw Dikkers (PvdA):
    Ik begrijp dat er dus wel betrokkenheid van het ministerie is. Anders zou er ook geen pilot zijn waarbij er geëvalueerd kan worden. Ik wil vooral weten op welke titel, om het zo te zeggen, wij straks weer iets terug horen van de staatssecretaris.

    Staatssecretaris Van Dam:
    Ik heb al eerder aangegeven dat de NVWA hierin meekijkt. Het is een afwijking van de normale regels. Er wordt een pilot gedaan, ook vanuit een eigen bedrijfsmodel. Daarover heb ik al gesproken in eerste termijn. De NVWA kijkt daarin mee. Er moet op verschillende fronten geëvalueerd worden, maar met name moet er bekeken worden of dit de manier van slachten is die uitvoerbaar en handhaafbaar is.

    De Partij voor de Dieren vroeg bij monde van de heer Wassenberg hoe ik het voor mij zie dat viskweek leidt tot meer duurzaamheid. Ik heb aangegeven dat viskweek ertoe kan leiden dat de druk op de visserij op zee afneemt en dat daarmee duurzaam beheer van visstanden dichterbij gebracht wordt. Het is produceren van vis in plaats van het vangen van vis. Ik zeg erbij dat de viskweek op duurzame wijze moet plaatsvinden. Antibioticagebruik, dat nu vaak hoog is, zoals de heer Wassenberg terecht opmerkte, moet sterk worden verminderd. Ik wijs daarnaast op het ASC-keurmerk, dat toeziet op de duurzaamheid van de viskwekerij. Het is dus niet gezegd, zoals de heer Wassenberg suggereerde, dat de viskweek per definitie niet duurzaam is, maar ik onderschrijf dat dit risico wel degelijk bestaat en dat er dus ook maatregelen voor genomen moeten worden.

    De heer Wassenberg (PvdD):
    Dank voor het antwoord. Ik heb nog één vraag. Kweekvis eet over het algemeen wilde vis. Er wordt daartoe wilde vis gevangen. Vaak is er een voederconversie van 1 op 4. Dus om 1 kilo kweekvis te kweken, is 4 kilo wilde vis nodig. Hoe ziet de staatssecretaris dat?

    Staatssecretaris Van Dam:
    Ik moet eerlijk toegeven dat ik niet alle voorwaarden van het ASC-keurmerk uit mijn hoofd ken, maar ik meen dat dit onder andere daarop ziet. De kwesties die de heer Wassenberg aanstipt, maken dat viskweek niet echt duurzaam is, terwijl de ambitie, ook die bijvoorbeeld onder het ASC-keurmerk ligt, is om viskweek wel duurzaam te maken. Die ambitie zouden we volgens mij moeten delen.

    De heer Wassenberg vroeg mij om een toezegging te doen met betrekking tot Atradius waar het gaat om de megastallen in Oekraïne. Dit betreft primair de verantwoordelijkheid van de minister van Financiën en die voor Buitenlandse Handel. Ik wil zijn vraag doorgeleiden naar Financiën. Ik kan niet zeggen wanneer die beantwoord zal worden. Ongetwijfeld luistert men daar mee en anders zorgen we ervoor dat men het stenogram krijgt.

    Mevrouw Thieme (PvdD):
    De heer Wassenberg heeft dit namens mij gevraagd in zijn betoog in tweede termijn. Daarvoor ben ik hem erg dankbaar, want ik was het vergeten. Aangezien de beslissing al op 18 december wordt genomen, ben ik erg blij met de toezegging dat de staatssecretaris het stenogram doorgeleidt naar de minister. Zou hij ook dit gedeelte erbij willen voegen dat we graag ruim voor de 18de daarover informatie krijgen, zodat we daarover eventueel een uitspraak van de Kamer kunnen vragen?

    Staatssecretaris Van Dam:
    Normaal gesproken zegt de voorzitter bij dit soort vragen "ik geleid het stenogram door".

    De voorzitter:
    Ik geleid het stenogram door naar de minister.

    Staatssecretaris Van Dam:
    Goed. Het is al gebeurd.

    De heer Geurts hield een warm pleidooi voor het afschaffen van de zomertijd, hoewel hij dat snel weer inslikte. Als hij daar nog eens over zou willen doorpraten, zou ik graag tijd willen vrijmaken in de nacht van 26 op 27 maart 2016 tussen 02.00 en 03.00 uur.

    De voorzitter:
    Dit is uitlokking.

    De heer Geurts (CDA):
    Deze uitnodiging neem ik graag aan.

    De voorzitter:
    Ik heb de indruk dat dit een heel kort overleg wordt.

    Staatssecretaris Van Dam:
    Voorzitter. Ik kom bij de moties. Ik hoop dat die op een wel bestaand uur te bespreken zijn.

    De motie-Van Gerven op stuk nr. 104 gaat over de NVWA. Ik heb in mijn brief aangeven dat ik twee acties zal ondernemen: het doorlichten van de efficiency en het herijken van het opdrachtenpakket. Ik informeer de Kamer daarover bij de voortgangsrapportage. Ik neem eventueel aanvullende maatregelen bij de Voorjaarsnota. In deze motie wordt daarop vooruitgelopen. Daarom moet ik haar ontraden.

    De voorzitter:
    De heer Van Gerven heeft een opmerking.

    De heer Van Gerven (SP):
    De staatssecretaris doet nog onderzoek. Is hij bereid om de motie toch welwillend in overweging te nemen? De conclusie zou kunnen zijn dat de trend gekeerd moet worden.

    Staatssecretaris Van Dam:
    Ik houd vast aan wat ik daarover geschreven heb. Ik doe het met het budgettaire kader dat de Kamer bij herhaling heeft vastgesteld. Binnen dat budgettaire kader constateer ik spanningen tussen de ambities en de budgetten. Ik heb gezegd welke acties ik in gang zet: het doorlichten van de efficiency van de NVWA en het herijken van het opdrachtenpakket. Dat zullen wij moeten doen als budgetten krapper worden en ambities hoger, want dat gaat op enig moment niet uit. Daarom zet ik die twee acties in gang.

    De voorzitter:
    De staatssecretaris ontraadt de motie op stuk nr. 104.

    Staatssecretaris Van Dam:
    De motie op stuk nr. 105 moet ik eveneens ontraden. Het gaat om belastingvoordeel voor groenspaarders waar het proefdiervrije innovaties betreft. Dat is het domein van de staatssecretaris van Financiën. U zou de motie dus aan hem moeten voorleggen. Daarnaast is in de voortgangsrapportage aangegeven dat over de oprichting van een fonds overleg zal plaatsvinden met de betrokken stakeholders. Op voorwaarde dat publiek-private partijen bereid zijn om financiële middelen toe te zeggen, zijn de aanloopkosten van het fonds voor rekening van EZ.

    De motie op stuk nr. 106 grijpt terug op het debat dat wij hebben gevoerd. De heer Van Gerven heeft gezegd dat de EHS blijkt te zijn gekrompen op basis van de zevende voortgangsrapportage. Ik heb gezegd dat er andere feiten tegenover staan en dat ik met de provincie in gesprek zal gaan om te komen tot eenduidige definities. Het eerste verzoek in de motie, ervoor zorg te dragen dat de hoeveelheid natuurgrond niet afneemt maar toeneemt, onderschrijf ik. Dat is ondersteuning van beleid. De motie vraagt echter ook om een jaarlijkse planning voor te leggen aan de Kamer. Dat verhoudt zich niet met de decentralisatie die wij zijn overeengekomen. De Kamer krijgt wel ieder jaar een voortgangsrapportage en kan de voortgang dus volgen. Ik ontraad de motie.

    De voorzitter:
    De motie op stuk nr. 106 wordt ontraden. Dat leidt tot een vraag van de heer Van Gerven.

    De heer Van Gerven (SP):
    Ik had met de staatssecretaris een debat over de cijfers. Het is de zevende voortgangsrapportage. Wij hebben altijd die meetlat gehanteerd. Op basis van de bestaande meetlat constateren wij een achteruitgang. De provincie zegt dat het niet klopt. Dat schept verwarring. Dan wordt het welles-nietes. De discussie moet maar gevoerd worden. Is de staatssecretaris bereid om wat wij altijd als norm hebben gehanteerd als uitgangspunt te nemen, zodat wij het goed kunnen monitoren? Als wij weer met nieuwe parameters en maatstaven gaan werken, duurt het tien jaar voordat wij een beetje zicht hebben op hoe zich dat ontwikkelt. Dat is niet wenselijk.

    Staatssecretaris Van Dam:
    Dit hebben wij in eerste termijn uitgebreid besproken. Ik heb toen gezegd dat ik de Kamer in de loop van het komend jaar zal informeren en dat wij met de provincie in gesprek gaan om te komen tot eenduidige definities, zodat het voor de Kamer goed vergelijkbaar is.

    De voorzitter:
    Het advies bij de motie op stuk nr. 106 blijft ontraden.

    Staatssecretaris Van Dam:
    De motie op stuk nr. 107 gaat over antibioticagebruik. Samen met de minister van VWS zet ik mij in voor het verder terugdringen van antibiotica in de veehouderij, maar ik vind het voorschrijven van het gebruik van bepaalde kippenrassen te ver gaan. Ik ga niet op de stoel van de ondernemer zitten. Hij moet zelf bepalen hoe hij zijn bedrijfsvoering wil inrichten om dat soort resultaten te boeken. Wij zijn samen met de sector al aan de slag, bijvoorbeeld met de inzet op andere kippenrassen. Neem het project de Kip van Morgen. Op basis van deze overweging ontraad ik ook deze motie.

    De voorzitter:
    De motie op stuk nr. 107 wordt ontraden.

    Staatssecretaris Van Dam:
    Dan kom ik bij de motie-Lodders op stuk nr. 108 over de nieuwe techniek in de precisielandbouw. Ik heb in eerste termijn gezegd dat ik zal inzetten op innovatie en verduurzaming. Wet- en regelgeving moeten daarvoor ruimte bieden en mogen dergelijke ontwikkelingen niet tegenwerken. Nieuwe technieken in de precisielandbouw zijn daar een goed voorbeeld van. Innovatie kan bijdragen aan verduurzaming. Onderzoek naar belemmeringen in het kader van wet- en regelgeving is daarom belangrijk. Ik zie de motie als ondersteuning van beleid en laat het aan het oordeel aan de Kamer.

    De voorzitter:
    De motie op stuk nr. 108: oordeel Kamer. En de motie op stuk nr. 109?

    Staatssecretaris Van Dam:
    Dan kom ik op de motie-Lodders op stuk nr. 109 over het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Ik heb in eerste termijn al gezegd dat ik tijdens het Nederlands voorzitterschap een aanzet wil geven voor een discussie over de toekomst van het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Ik heb ook gezegd dat op Europees niveau al een evaluatie is voorzien van de vergroeningsmaatregelen. Ik wil die discussie uiteraard graag samen met de Kamer voorbespreken en haar daarbij betrekken, evenals de sector, dus ik zie de motie als ondersteuning van beleid. Ik ben dan ook van plan om de Kamer voor 1 maart te informeren over mijn inzet, zodat we voldoende tijd hebben om dat debat met elkaar te voeren.

    De voorzitter:
    Mitsdien oordeel Kamer?

    Staatssecretaris Van Dam:
    Oordeel Kamer, voorzitter.

    Dan kom ik op motie-Lodders/Geurts op stuk nr. 110 over de elektronische monitoring van de luchtwassers. Daarover heb ik eerder al vragen beantwoord van mevrouw Lodders. Goed functionerende luchtwassers zijn van groot belang om de uitstoot van ammoniak te beperken. Controles hebben laten zien dat de verplichting niet goed wordt nageleefd. Dat heeft niet alleen negatieve gevolgen voor het milieu, maar ook voor de economische ontwikkelingsruimte binnen de PAS. Andere boeren kunnen er het slachtoffer van zijn als die ontwikkelingsruimte negatief wordt beïnvloed. De staatssecretaris van I en M heeft de Kamer al laten weten dat zij niet tot uitstel wil overgaan. Een belangrijk argument is dat het niet eerlijk zou zijn tegenover de boeren die vooruit hebben gekeken naar de komende regelgeving en al investeringen hebben gedaan, dat herhaal ik ook maar even tegenover deze woordvoerders. Je hebt geen level playing field als je die regelgeving op het laatste moment uit zou stellen. Daarom ontraad ik die motie.

    Mevrouw Lodders (VVD):
    Ik had al een klein vermoeden dat het deze kant op zou gaan, maar ik vind het jammer dat de staatssecretaris het argument noemt dat de mensen die deze investering al hebben gedaan, dan gestraft zouden worden. Het is een verzoek dat breed door de sector wordt gedaan aan de overheid. Ik heb bij de schriftelijke vragen ook gevraagd wat dan wel kan om die sector een beetje tegemoet te komen. Er zijn initiatieven geweest van diverse partijen. Ik heb zelf ook een aantal voorstellen gedaan, maar keer op keer hoort de sector nee.

    Staatssecretaris Van Dam:
    Ik ben er sowieso voor om met elkaar te debatteren over de vraag of we iets invoeren en om het dan ook te doen als een Kamermeerderheid erachter staat. We moeten niet als de deadline nadert en nog niet iedereen aan de nieuwe verplichting heeft voldaan, gaan debatteren of we die invoeringsdatum wel moeten laten doorgaan. Daarmee creëer je ook onzekerheid voor ondernemers. Dan hebben sommigen die investering al gedaan en anderen niet en die beloon je op dat moment. Ik vind dat dit argument van belang is voor de Kamer om mee te wegen. Er zijn ook ondernemers die zien dat er nieuwe verplichtingen aankomen en die daarvoor investeringen doen. Laten we wel wezen, de prijzen van de investeringen die gedaan moeten worden, zijn in de loop van de tijd gelukkig fors gedaald. Die ondernemers die vooruitkijken en die investeringen doen, moeten er niet het slachtoffer van worden dat wij vlak voor de deadline opnieuw de discussie voeren. Je moet de discussie voeren op het moment dat je iets invoert. Als een Kamermeerderheid dat beslist, vind ik het ook goed om daarachter te blijven staan, omdat je niet onzekerheid moet creëren voor ondernemers.

    De voorzitter:
    De motie op stuk nr. 110 blijft ontraden.

    Staatssecretaris Van Dam:
    De motie-Geurts op stuk nr. 111 vraagt om in het kader van het actieprogramma Nitraatrichtlijn met voorstellen te komen ter versimpeling van de mestwetgeving. Hij noemt daarbij ook mineralenconcentraat als kunstmestvervanger. In eerste termijn heb ik al gezegd dat ik mij daarvoor wil inzetten. Vereenvoudiging van de regelgeving is het komende halfjaar een van de prioriteiten van het Nederlandse voorzitterschap, ook op mijn domein. Dat geldt eveneens voor de Europese regelgeving op het gebied van nitraat, dus ik zie deze motie als ondersteuning van beleid en ik laat het oordeel over aan de Kamer.

    De voorzitter:
    De motie op stuk nr. 111 is oordeel Kamer. En de motie op stuk nr. 112?

    Staatssecretaris Van Dam:
    De motie-Geurts/Dijkgraaf op stuk nr. 112 gaat over het groenonderwijs. Ik heb in eerste termijn gezegd dat de strategische ontwikkelagenda voor het groenonderwijs van 2015 tot 2025 van belang is. De vernieuwing die daarin zit, moet leiden tot structuurverbeteringen waarmee ook de taakstelling van 33 miljoen vanaf 2016 kan worden ingevuld. Om die reden en ook vanwege het feit dat deze motie budgettaire consequenties heeft die niet worden gedekt, ontraad ik deze motie.

    De voorzitter:
    De motie op stuk nr. 112 wordt ontraden.

    Staatssecretaris Van Dam:
    De motie op stuk nr. 113 gaat over een convenant over het stoppen met de verkoop van vlees onder de kostprijs en vraagt om intussen te werken aan een wettelijk verbod als over één jaar nog steeds kiloknallers verkocht worden. In eerste termijn heb ik aangegeven dat ik zeer bereid ben om het gesprek met de sector aan te gaan en dat ik daarmee samen wil optrekken, maar ik heb ook gezegd dat een wettelijk verbod op het verkopen van vlees onder de kostprijs niet zal leiden tot het door de indieners gewenste effect. Je hebt namelijk geen garantie dat het geld dat de supermarkt extra moet vragen voor vlees, uiteindelijk bij de boer terechtkomt. Als samenwerking tot onvoldoende resultaat leidt, ben ik altijd bereid om te bekijken of er ook andere instrumenten kunnen worden bedacht, maar ik heb volgens mij al in mijn eerste termijn uitdrukkelijk aangegeven dat ik niet denk dat dit instrument zal leiden tot het effect dat wordt beoogd. Ik ontraad daarom deze motie.

    De voorzitter:
    De motie op stuk nr. 113 wordt ontraden.

    Staatssecretaris Van Dam:
    De motie op stuk nr. 114 vraagt om voorwaarden van het volledige subsidie- en garantstellingsinstrumentarium voor stalsystemen dierenwelzijnseisen toe te voegen die vergelijkbaar zijn met minimaal één ster Beter Leven. Ik wil hierbij zeggen dat duurzame veestallen worden gestimuleerd door fiscale regelingen en door de garantstelling Landbouw Plus op basis van de Maatlat Duurzame Veehouderij. Er zijn geen subsidieregelingen meer voor duurzame stallen. Om aan deze maatlat te kunnen voldoen, moeten ondernemers voor verschillende maatschappelijke thema's voldoende punten scoren door extra investeringsmaatregelen te nemen ten opzichte van de wettelijke eisen. Naast om dierenwelzijn, dat hier dus een integraal onderdeel van uitmaakt, gaat het daarbij om ammoniak, fijnstof, energie, brandveiligheid, diergezondheid en de inpassing in het landelijke gebied. De mate waarin veehouders kunnen produceren voor het Beter Levenkeurmerk is afhankelijk van de marktvraag van de retailers en consumenten in Nederland en het buitenland. De markt voor producten met een Beter Levenkeurmerk groeit, maar is nog niet van dien omvang dat alle veehouders voor dit marktsegment kunnen produceren. De huidige regelingen stimuleren investeringen in integraal duurzame stallen, ongeacht het marktsegment waarvoor veehouders produceren. Ik benadruk nogmaals dat dierwelzijn al een integraal onderdeel is van het zogeheten puntensysteem waaraan investeringen moeten voldoen om in aanmerking te komen voor de ondersteuningsmaatregelen die ik noemde. Daarom ontraad ik deze motie.

    De voorzitter:
    De motie op stuk nr. 114 wordt ontraden.

    Mevrouw Dikkers (PvdA):
    Als een ondernemer heel veel investeert op het gebied van emissiereductie en andere milieumaatregelen, kan hij lager scoren op dierwelzijn. De Partij van de Arbeid wil dat dierwelzijn op minimaal één ster Beter Leven wordt gegarandeerd. Daarmee helpen wij de staatssecretaris, die vanuit het regeerakkoord namelijk de opdracht heeft gekregen om bij te dragen aan een beter dierwelzijn. Dit zou voor de staatssecretaris dus een hulpmiddel zijn om op zijn minst aan de uitvoering van het regeerakkoord tegemoet te komen.

    Staatssecretaris Van Dam:
    De veronderstelling van mevrouw Dikkers is dat men, als men maar in andere onderdelen investeert, niets hoeft te doen aan dierwelzijn. Dat is niet zo. Dat maakt een integraal onderdeel uit van het systeem daarachter. We kunnen hier natuurlijk altijd op een later moment verder over spreken, maar ik kan niet tegemoetkomen aan wat mevrouw Dikkers in deze motie vraagt.

    De voorzitter:
    De motie op stuk nr. 114 blijft ontraden.

    Staatssecretaris Van Dam:
    De motie op stuk nr. 115 gaat over het natuurvrijwilligerswerk. Ik heb al opgemerkt dat ik groot belang hecht aan de bijdrage van vrijwilligers. Ik ben daarover al in gesprek met de provincies en zal deze gesprekken ook voortzetten. Deze motie is daarom ondersteuning van het beleid, dus ik laat het oordeel aan de Kamer.

    De voorzitter:
    Motie op stuk nr. 115: oordeel Kamer.

    Staatssecretaris Van Dam:
    De motie op stuk nr. 116 verzoekt de regering deze boodschap schriftelijk aan de Europese commissarissen Timmermans en Vella door te geven. Ik ga ervan uit dat met "deze boodschap" wordt bedoeld wat daar in de motie boven staat: van mening dat ook Nederland de Vogel- en Habitatrichtlijnen in hun huidige vorm wil behouden en verbeteringen wil in de implementatie. Zo geformuleerd is het ondersteuning van het beleid. De inzet is namelijk om verbeteringen te realiseren van de implementatie van de Vogel- en Habitatrichtlijnen in hun huidige vorm. Ik heb in eerste termijn echter ook aangegeven dat ik eventuele wijzigingen niet uitsluit als die nodig zijn voor verbeteringen. Gelet op het debat, weet ik niet zeker of dit is wat de heer Leenders bedoelde met zijn motie.

    De voorzitter:
    Maar dat kan de heer Leenders toelichten.

    De heer Leenders (PvdA):
    Dat kan ik absoluut toelichten. Ik heb het niet alleen over de doelen van de richtlijnen maar ook de richtlijnen zelf, inclusief alle artikelen — dat zijn er, geloof ik, 19 en 24 — en wijzigingen. De flexibiliteit die gewenst wordt en die wij volledig ondersteunen, moet gezocht worden in de implementatie van de richtlijnen.

    Staatssecretaris Van Dam:
    Dan moet het scherp. Bedoelt de heer Leenders te zeggen — wat hier niet staat — dat de richtlijn niet gewijzigd mag worden? Daarover hebben we een debat gehad. Hij weet dat dit niet mijn opstelling is. Dan ontraad ik de motie. Het leek even alsof hij vroeg of we onze inzet willen communiceren aan de Europese Commissie. Dat wil ik natuurlijk best. Als hij bedoelt dat de richtlijn niet gewijzigd mag worden, dan moet ik de motie ontraden. Dat debat hebben we in de eerste termijn al met elkaar gevoerd.

    De voorzitter:
    De interpretatie is dus dat in de motie wordt gevraagd om de richtlijn in geen enkel opzicht te wijzigen. In dat geval ontraadt de staatssecretaris de motie.

    De heer Leenders (PvdA):
    Ik geloof dat ik het ook zo begrepen heb.

    De voorzitter:
    Dat betekent dus dat de motie op stuk nr. 116 wordt ontraden.

    Staatssecretaris Van Dam:
    Dan kom ik op de motie-Graus op stuk nr. 117, over het "Stable Safe"-systeem. Het is aan de initiatiefnemers om het systeem praktijkrijp te maken, ook wat de haal- en faalbaarheid betreft. Ik ben wel bereid om daar waar dat nodig is, te faciliteren, maar ik ben niet bereid om het onderzoek over te nemen en daarom ontraad ik de motie.

    In de motie-Graus/Dijkgraaf op stuk nr. 118 wordt verzocht om de concurrentiepositie van onze boeren, tuinders en vissers te borgen en te zorgen voor een betere ketenstructuur. Ik zet me in voor een versterking van de concurrentiepositie van de agrosector, maar ik kan die niet borgen. De eerste verantwoordelijkheid ligt bij het bedrijfsleven zelf. Ik heb in de eerste termijn mijn visie gegeven op de ketensamenwerking. Ook hierbij ligt de eerste verantwoordelijkheid bij de ketenpartijen. Een zorgplicht of resultaatsverplichting voor de overheid gaat mij te ver. Om die reden ontraad ik de motie.

    De voorzitter:
    De motie op stuk nr. 118 wordt ontraden. Dat is aanleiding voor de heer Graus om een vraag te stellen of een toelichting te geven.

    De heer Graus (PVV):
    Het ging even heel snel. Mijn vraag gaat over de motie op stuk nr. 117. Er is een stalbrandpreventieplan gekomen. Daar heeft het ministerie van Economische Zaken aan meegeholpen. Brandweer, LTO en verzekeringsmaatschappijen, iedereen is hierbij betrokken geweest. Men wil graag dat er ergens een plek komt waar men een en ander kan installeren en dat het ministerie van EZ dit coördineert. Dat kan een boerenbedrijf zijn. Een boerderij wil er graag aan meewerken. Iemand moet dit regisseren. Ik wil graag dat het ministerie van Economische Zaken dat doet. Het heeft ook het hele stalbrandpreventieplan geregisseerd. Daarom moet de motie in ieder geval niet ontraden worden.

    De voorzitter:
    Geeft dit de staatssecretaris aanleiding tot het bijstellen van zijn oordeel over de motie op stuk nr. 117?

    De heer Graus (PVV):
    Ik vraag geen financiële bijdrage van het ministerie.

    De voorzitter:
    Dat snap ik. Dat is helder.

    Staatssecretaris Van Dam:
    Ik wil het even scherp krijgen. Ik heb aangegeven dat ik het onderzoek niet wil overnemen. Dat is eigenlijk wat in de motie wordt gevraagd. Er wordt gevraagd om middels een proefopstelling te onderzoeken. Ik heb al gezegd dat ik bereid ben om daar waar nodig een onderzoek te faciliteren, als dat is wat de heer Graus bedoelt. Maar dan moeten de initiatiefnemers zelf het onderzoek doen en het zelf financieren. Dat is niet onze verantwoordelijkheid. Dit spreekt echter niet zo duidelijk uit de motie.

    De voorzitter:
    Mag ik een voorzet doen? Kan de interpretatie zijn: verzoekt de regering de haal- en faalbaarheid van het "Stable Safe"-systeem middels een proefopstelling zo nodig te faciliteren, met medewerking enzovoorts? Is dat wat u bedoelt, mijnheer Graus?

    De heer Graus (PVV):
    Mijnheer de voorzitter, ik heb geen amendement ingediend waarvoor ik een bepaalde dekking moet vinden. Ik heb alleen maar gezegd dat ik wil dat EZ toeziet op die haal- en faalbaarheid. Dat moet het ministerie doen. De brandweer is er enthousiast over, maar ik wil dat iemand van het ministerie hier ook op toeziet. Het moet geregisseerd worden door het ministerie. Het gaat om miljoenen dieren die omkomen bij branden en om ellende bij boeren.

    De voorzitter:
    Het punt is dat in de motie staat dat de regering onderzoekt. Als ik u goed begrijp — dat is de interpretatie die de staatssecretaris er nu aan geeft — vraagt u ook om een en ander zo nodig te faciliteren, door erop toe te zien of wat dan ook. Is dat de goede interpretatie?

    De heer Graus (PVV):
    Er zijn boeren genoeg. Zij hebben zelf een bedrijf tot hun beschikking met die proefopstelling, daar gaat het niet om. Het gaat erom dat de regering het onderzoekt. Ik wil dat de regering het onderzoekt en niemand anders. Het moet objectief gebeuren. Er moet iemand van EZ bij betrokken zijn. Dat kun je niet zomaar aan die partijen overlaten.

    De voorzitter:
    Het is dan de vraag aan de staatssecretaris of dit tot een wijziging van zijn oordeel leidt over de motie op stuk nr. 117.

    Staatssecretaris Van Dam:
    Ik heb nog niet de indruk dat wij elkaar precies begrijpen. Ongetwijfeld kunnen wij daar komen. Wij hebben de bereidheid om te faciliteren, maar dat is echt iets anders. Wij nemen als EZ echter geen verantwoordelijkheid voor de haal- en faalbaarheid van dit systeem. Het wordt mij uit de motie en uit de interruptie van de heer Graus nog steeds niet helemaal duidelijk of hij ons niet een te grote rol toedicht. Het gaat uiteindelijk om een initiatief uit de markt. De initiatiefnemers moeten daar zelf verantwoordelijkheid voor nemen. Wij willen faciliteren, maar dat is het dan ook.

    De voorzitter:
    Wij hadden afgesproken, mijnheer Graus, om bij een motie een keer een verduidelijking of verheldering te vragen. Misschien is het handig om in de aanloop naar de stemming hierover nog een keer met betrokkenen te overleggen.

    De heer Graus (PVV):
    Over de motie op stuk nr. 118 zal ik niets meer vragen, maar dit is echt superbelangrijk. Er wordt een proefopstelling gemaakt en de brandweer in Nederland is enthousiast. De specialist op het gebied van stalbranden heb ik al hier gehad, evenals de onderzoekers. Het gaat er nu om dat EZ moet bepalen of dat systeem deugt. Het kan niet zo zijn dat de onderzoekers dat moeten doen. Er moet toch iemand van het ministerie van EZ op toezien?

    Staatssecretaris Van Dam:
    Nee, de initiatiefnemer moet daar onderzoek naar doen. Als dat onderzoek resultaten oplevert waarmee wij iets moeten, zal dat bekeken worden. Dat is iets anders dan wat de heer Graus mij vraagt.

    De voorzitter:
    De motie op stuk nr. 117 blijft in deze redactie ontraden. De motie op stuk nr. 118 wordt ontraden. Dat brengt ons bij de motie op stuk nr. 119.

    Staatssecretaris Van Dam:
    Die motie moet ik helaas ook ontraden, want dat is de eerste verantwoordelijkheid van de minister van Veiligheid en Justitie. De wijze en omvang van inzet van menskracht en andere middelen is aan de politie en daar ligt de verantwoordelijkheid.

    De heer Graus (PVV):
    Dit is feitelijk onjuist. Staatsbosbeheer valt onder het ministerie van EZ en het gaat hier om boswachters. Het gaat ook om natuurmonumenten en daarmee heeft Veiligheid en Justitie helemaal niets van doen. Sterker nog, als je het bij dat ministerie vraagt, zeggen ze dat je bij EZ moet zijn. Dan krijg je het kastje en de muur en daarin heb ik geen zin 's avonds om tien voor elf.

    De voorzitter:
    Dat is niet de bedoeling.

    De heer Graus (PVV):
    Er wordt publiek geld, belastinggeld, uitgegeven aan dure jeeps. Laat ze op paarden gaan rijden; dat doen ze in Canada ook, met veel meer resultaat. Ze mogen nog een paar jeeps houden, maar ze moeten ook met paarden en speurhonden gaan werken. Ik vraag om de inzet van speurhonden en paarden. Niemand kan daar toch op tegen zijn als je daarmee de pakkans vergroot?

    De voorzitter:
    Budgetneutraal zegt u. Geeft dit aanleiding voor de staatssecretaris om het oordeel bij te stellen?

    Staatssecretaris Van Dam:
    Ik ben altijd van mening dat we de inzet van middelen bij de professionals moeten laten liggen. Als zij verzoeken om de inzet van speurhonden en paarden, zal de regering daar uiteraard gewillig naar kijken.

    De voorzitter:
    Dat is helder. In deze vorm blijft de motie op stuk nr. 119 ontraden. De motie op stuk nr. 120?

    Staatssecretaris Van Dam:
    De motie op stuk nr. 120 moet ik ook ontraden. Het gaat hier om de eerste verantwoordelijkheid van de minister van V en J, het aansluiten op het communicatiesysteem van de politie. Ook hiervoor geldt dat de inzet van middelen aan de politie is.

    De heer Graus (PVV):
    Ik ga regelmatig mee met groene boa's. Die jongens knijpen 'm. In Brabant sturen ze zelfs zwaarbewapende arrestatieteams achter stropers aan. Die groene boa's krijgen overal een grote muil en ze krijgen van alles naar hun hoofd gegooid. Zij hebben niets en willen alleen maar een communicatiesysteem zodat zij de politie direct kunnen oproepen. Daar kan toch niemand tegen zijn? Je kunt die mensen toch niet aan hun lot overlaten, met die verhuftering van de maatschappij?

    De voorzitter:
    Geeft deze overweging nog aanleiding tot herziening van het oordeel?

    Staatssecretaris Van Dam:
    Nee. Ik herhaal wat ik ook bij de vorige motie heb gezegd. Als de professionals aangeven dat ze bepaalde middelen wenselijk vinden, zal de regering daar altijd naar kijken.

    De voorzitter:
    De motie op stuk nr. 120 blijft ontraden. Gaat u verder met de motie op stuk nr. 122.

    Staatssecretaris Van Dam:
    De motie op stuk nr. 122 gaat over een lager btw-tarief op diergeneeskundige zorg, omdat een groeiend aantal diereigenaren de kosten niet meer kan dragen. De heer Graus vraagt mij wederom iets waar ik niet over ga, want dit betreft primair belastingen, dus daar gaat de staatssecretaris van Financiën over. Ik merk daarbij op dat ik gezien heb dat op gemeentelijk niveau in bijvoorbeeld Amsterdam initiatieven worden genomen waarbij mensen die een bepaald minimumniveau van inkomen hebben, een tegemoetkoming krijgen in de veterinaire kosten. Dat laat zien dat ook gemeenten mogelijkheden hebben om mensen daarin te ondersteunen.

    De voorzitter:
    De dekking zou hierin dan ook aangegeven moeten zijn, denk ik.

    De heer Graus (PVV):
    Nee, dan hebt u niet opgelet, mijnheer de voorzitter. Dat heb ik toen ik de motie indiende al gezegd. Ik vraag de regering om dit te onderzoeken en ik heb gezegd waar de dekking vandaan kan komen. Ik vraag het aan de regering. Ik heb één medewerker, die daar met een sneeuwwit gezicht achterin de zaal zit. Moet ik dan opboksen tegen al die ministeries met honderden ambtenaren? Dat kan toch niet! Ik vraag de regering dus ook af en toe om zelf iets te onderzoeken. Dat redden wij echt niet met ons tweeën. Ik vraag de regering om dit te onderzoeken. Waarom moet veterinaire noodhulp zwaar belast zijn? Nogmaals, ik zit niet in de regering. Ik vraag het de regering, waar de staatssecretaris deel van uitmaakt; ik niet. Ik moet het hem dus wel verzoeken.

    De voorzitter:
    Leidt dit tot een aangepast oordeel van de staatssecretaris?

    Staatssecretaris Van Dam:
    Nee. Op zich stel ik uw assistentie op prijs, voorzitter, maar ik had de dekking niet als argument genoemd bij deze motie. Ik dacht dat de argumenten die ik gaf, voldoende waren, maar u hebt natuurlijk gelijk dat de dekking ook een argument had kunnen zijn. Daarover wilde ik het debat echter niet laten gaan.

    De voorzitter:
    Dat is helder. De motie op stuk nr. 122 blijft ontraden. We gaan verder met de volgende motie.

    Staatssecretaris Van Dam:
    De motie-Graus op stuk nr. 123 gaat over de inzet van warmtecamera's. Mijnheer Graus, let u even op, want ik ga iets positiefs zeggen. Ik heb in eerste termijn toegezegd dat ik in overleg zal treden met de NVWA en andere opsporingsdiensten om te bezien of men behoefte heeft aan het gebruik van warmtecamera's en of dit toegevoegde waarde kan hebben. Het lijkt mij goed om dat gesprek af te wachten. Ik verzoek de heer Graus dan ook om zijn motie aan te houden.

    De heer Graus (PVV):
    Ik houd de motie aan.

    De voorzitter:
    Op verzoek van de heer Graus stel ik voor, zijn motie (34300-XIII, nr. 123) aan te houden.

    Daartoe wordt besloten.

    Staatssecretaris Van Dam:
    In zijn motie op stuk nr. 124 verzoekt de heer Graus de regering om enkel irreversibele bedwelming toe te staan voorafgaand aan de slacht. Daarover kan ik een paar dingen zeggen. Ten eerste beschrijft de Europese verordening inzake de bescherming van dieren tijdens het doden een aantal toegelaten bedwelmingsmethoden. Een aantal van deze toegestane bedwelmingsmethoden zijn in principe reversibel. De meerfasegasbedwelming bij pluimvee en de badbedwelming bij varkens worden uitgefaseerd. Ten tweede gaat het om zowel de reguliere als de rituele slacht. In het debat heeft de heer Graus heel duidelijk aangegeven dat hij hierin geen onderscheid wil maken, maar als ik zou doen wat hij mij in de motie vraagt, kom ik daarmee de facto tot een verbod op de onbedwelmde rituele slacht. Ik heb eerder gezegd dat de Eerste Kamer daarover op principiële gronden een ander besluit heeft genomen. Gegeven het kader dat de Eerste Kamer gegeven heeft, kan ik geen gehoor geven aan deze motie, omdat dat strijdig zou zijn met het principiële oordeel van de Eerste Kamer. Ik wijs de heer Graus er ook op dat er een groep islamitische consumenten is die geen vlees koopt van dieren die geslacht zijn na een irreversibele bedwelming. Als je enkel irreversibele bedwelming zou toestaan, zou dit kunnen leiden tot meer onbedwelmd geslachte dieren. Als je de uitzondering zou handhaven voor de onbedwelmde rituele slacht, zou het dus leiden tot meer onbedwelmde slacht.

    De voorzitter:
    De motie op stuk nr. 124 wordt dus ontraden. Dat is voor de heer Graus aanleiding om een vraag te stellen.

    De heer Graus (PVV):
    Ik was daar al bang voor, maar ik blijf volhouden. Ik moet ooit kunnen sterven met de gedachte dat ik er naar eer en geweten alles aan heb gedaan. Het gaat mij niet om een uitzondering. Ik wil gewoon dat dieren dood zijn voordat ze worden opengereten of aangesneden. Het is dus wachten op een andere samenstelling van de Tweede en Eerste Kamer. Zo is het gewoon.

    Ik heb nog een punt, en dat valt toch onder de punten van orde. De mensen thuis kunnen het echt niet meer volgen. Ik vraag hem om te onderzoeken of het btw-tarief veterinaire noodhulp van 21% naar 6% kan. Ik vraag om een onderzoek naar de mogelijkheden. Daar valt ook de financiële dekking onder. Dat heb ik gezegd toen ik de motie voorlas. En nu wordt er door de staatssecretaris of de voorzitter weer begonnen over die dekking, terwijl ik daar nu juist naar vraag. Ik wil dat dus toch even rechtgezet hebben.

    De voorzitter:
    Dat is correct. Die dekking laten we buiten beschouwing. Die is ook niet door de staatssecretaris genoemd. Het is terecht dat u dat zegt. Op basis van uw inbreng is gevraagd of dat leidde tot herziening van het oordeel.

    Staatssecretaris Van Dam:
    Ik kan elk geval niet gehoor geven aan de oproep tot een onderzoek naar verlaging van het btw-tarief. De heer Graus zou dat kunnen bespreken met de staatssecretaris van Financiën. Ik vermoed dat die tot hetzelfde oordeel komt, maar dat is in elk geval het lid van het kabinet om dergelijke vragen mee te bespreken.

    De voorzitter:
    Zullen we dan deze motie doorgeleiden naar de staatssecretaris van Financiën, zodat hij zijn oordeel kan geven?

    De heer Graus (PVV):
    Dat zou fijn zijn. Er werd echt duidelijk gezegd: ik zou de motie anders ook vanwege de financiële dekking ontraden. Daar is geen sprake van. Nogmaals, ik kan het echt nog 100 keer herhalen. Volgens mij ben ik wakker, en de rest niet meer. In ieder geval welterusten allemaal!

    De voorzitter:
    Dit is een duidelijke visie, zal ik maar zeggen. De motie op stuk nr. 124 wordt in ieder geval nog steeds ontraden. Dan zijn we toe aan de motie op stuk nr. 125.

    Staatssecretaris Van Dam:
    Dan hoeven we er nog maar iets meer dan 30!

    De motie op stuk nr. 125 moet ik ontraden. Ik heb in eerste termijn aangegeven dat de Kamer op korte termijn twee rapporten ontvangt over de hoeveelheid en de effectiviteit van keurmerken. Daarnaast wordt ook het gesprek gevoerd met de Alliantie Verduurzaming Voedsel en andere betrokken partijen. Hun is gevraagd om met een betere ordening te komen. De alliantiepartners werken hieraan. Het is geen verantwoordelijkheid van de overheid. Het is een verantwoordelijkheid van het bedrijfsleven om tot die verbeteringen te komen. Wij stimuleren bedrijven om dat te doen, maar het is hun verantwoordelijkheid.

    Mevrouw Koşer Kaya (D66):
    Ik begrijp dat er twee rapporten naar de Kamer komen. Op welke termijn gebeurt dat?

    Staatssecretaris Van Dam:
    Een daarvan komt in elk geval op zeer korte termijn.

    Mevrouw Koşer Kaya (D66):
    Als dat binnen nu en twee, drie weken plaatsvindt, zal ik de motie aanhouden.

    Staatssecretaris Van Dam:
    Ik kijk even of het tweede rapport ook op die termijn al te verwachten is. Nee, ik zie dat dat niet het geval is.

    De voorzitter:
    Een rapport voor de kerst en een rapport na de kerst. Is dat een oplossing?

    Staatssecretaris Van Dam:
    Ik houd het bij wat ik gezegd heb. De Kamer ontvangt op korte termijn twee rapporten. Dan is het volgens mij ook een geschikt moment om het debat verder te voeren.

    Mevrouw Koşer Kaya (D66):
    Ik wil deze motie aanhouden, maar ik ben echt nieuwsgierig naar dat tweede rapport. Hoelang gaat dat duren? Ik begrijp dat dat kennelijk niet binnen drie weken naar de Kamer kan worden gestuurd. Misschien kan de staatssecretaris een richting geven?

    Staatssecretaris Van Dam:
    Het ene rapport is van Milieu Centraal. Dat is klaar. Dat zal op korte termijn, voorzien van een eerste reactie van de staatssecretaris van I en M, naar de Kamer komen. Het is in haar opdracht gemaakt. Het tweede rapport vergt een iets langere tijd. Het is de verwachting dat dit rapport begin volgend jaar richting de Kamer zal komen.

    De voorzitter:
    Op verzoek van mevrouw Koşer Kaya stel ik voor, haar motie (34300-XIII, nr. 125) aan te houden.

    Daartoe wordt besloten.

    Staatssecretaris Van Dam:
    In de motie op stuk nr. 126 wordt de regering verzocht, bij de tussentijdse herziening van het GLB een meer transparante omgang met landbouwsubsidies tot de Europese standaard te verheffen en de gegevens ook overzichtelijk te presenteren. Ik heb in eerste termijn al aangegeven dat ik de ambitie deel om transparantie te vergroten. Daarbij wil ik wel binnen de kaders van de privacywetgeving onderzoeken of en hoe ik de controlegegevens van de RVO, de NVWA en de Europese Commissie openbaar zou kunnen maken. Met die uitleg zie ik de motie als ondersteuning van beleid. Daarmee kan ik het oordeel over de motie aan de Kamer laat.

    De voorzitter:
    Ik zie dat de heer Geurts wil interrumperen. Wij hebben afgesproken dat alleen de indiener …

    De heer Geurts (CDA):
    Dit is toch wel heel belangrijk. De heer Graus mocht ook van alles. Dan mag ik dat ook.

    De voorzitter:
    De heer Graus heeft alleen geïnterrumpeerd over zijn eigen moties.

    De heer Geurts (CDA):
    Ik wil toch graag weten hoe de staatssecretaris uitgebreide documentdata ziet.

    De voorzitter:
    Deze discussie hebben we voor een belangrijk deel gehad. Ik denk niet dat we naar aanleiding van de moties de discussies opnieuw moeten openen. De standpunten zijn helder. Het woord is aan de staatssecretaris.

    Staatssecretaris Van Dam:
    Ik zie het zoals ik het zojuist heb uitgelegd. Daarover ging namelijk de discussie. Er wordt al het nodige openbaar gemaakt. Ik heb gezegd dat ik wil onderzoeken of het mogelijk is om ook de controlegegevens van RVO, NVWA en de Europese Commissie openbaar te maken. Dat is wat ik versta onder uitgebreide documentdata. Wij moeten blijven binnen de kaders van de privacywetgeving. Dit betekent dat je niet zomaar alles kunt publiceren. Het gaat echt om de gegevens zoals ze nu worden gepubliceerd en ook — daar ging het mevrouw Koşer Kaya ook om — om het publiceren van de controlegegevens achteraf. Dat is ook mijn inzet en daarom heb ik gezegd dat ik de motie als ondersteuning van beleid zie.

    De voorzitter:
    Met die kanttekening wordt het oordeel over de motie op stuk nr. 126 aan de Kamer gelaten.

    Staatssecretaris Van Dam:
    Dan kom ik op de motie-Koşer Kaya/Lodders op stuk nr. 127. Als de Kamer zegt dat we het voorbeeld van Eindhoven moeten volgen, is zij bij mij meestal aan het goede adres. Dat weet men en daarom zal het er ook wel in staan. Maar het kabinet heeft voor deze regeerperiode al een aanpak voor regeldruk aan de Kamer voorgelegd. Die aanpak heeft een groot aantal actielijnen, waarover tweemaal per jaar wordt gerapporteerd. Een van die actielijnen betreft de maatwerktrajecten om concrete knelpunten op te lossen. Er is ook maatwerk op het terrein van agro. Ik zie daarom geen aanleiding om die aanpak nu aan te passen. Uiteraard sta ik wel open voor het oplossen van concrete knelpunten en ik houd mij aanbevolen voor relevante ontwikkelingen. Het verzoek in de motie is eigenlijk, de aanpak die de regering nu heeft, om te gooien. Daarom moet ik deze motie ontraden.

    De voorzitter:
    De motie op stuk nr. 127 in deze editie wordt ontraden.

    Staatssecretaris Van Dam:
    De motie-Koşer Kaya/Thieme op stuk nr. 128 gaat over het voorkomen dat er voedsel met verboden stoffen of foutieve etikettering op de Europese markt komt. Ik moet zeggen dat meerdere woordvoerders in dit debat de neiging hebben om moties in te dienen over zaken die niet direct onder mijn verantwoordelijkheid vallen. Deze gaat toch echt echt primair de minister van VWS aan. Om die reden zou ik de motie willen ontraden, maar de risicoanalyse en de risicoselectie waarover in de motie wordt gesproken, zijn in principe onderdeel van het plan van aanpak. Ik geef mevrouw Koşer Kaya daarom in overweging om de motie aan te houden. Volgende week hebben wij het algemeen overleg over de NVWA. Dan is de minister van VWS er ook bij. Dat zou een reden kunnen zijn om er volgende week nog eens op terug te komen.

    De voorzitter:
    Geeft dit de indienster aanleiding om de motie aan te houden?

    Mevrouw Koşer Kaya (D66):
    Ik zal de motie aanhouden en na het debat opnieuw indienen, mocht dat nodig zijn.

    De voorzitter:
    Op verzoek van mevrouw Koşer Kaya stel ik voor, haar motie (34300-XIII, nr. 128) aan te houden.

    Daartoe wordt besloten.

    Staatssecretaris Van Dam:
    De motie-Koşer Kaya op stuk nr. 129 gaat over de zandsuppletie. Er is al veel onderzoek gedaan naar de effecten van zandsuppletie voor de ecologie. I en M — Rijkswaterstaat in dit geval — is verantwoordelijk voor een zorgvuldige zandsuppletie en werkt aan innovatie, zoals de zandmotor. Daarom moet ik deze motie ontraden.

    De motie-Koşer Kaya op stuk nr. 130 gaat over één beheerder voor het Waddengebied. Ook dat is niet mijn verantwoordelijkheid. Ik vind het heel vriendelijk dat men mij allerlei verantwoordelijkheden toedicht tijdens dit debat, maar dit is de verantwoordelijkheid van de minister van I en M. Er zijn zorgvuldige afspraken met de Waddenprovincies, het Rijk en de beheerders. Versnellen is niet behulpzaam in het proces en daarom ontraad ik deze motie.

    De motie-Dik-Faber/Bruins op stuk nr. 131 gaat over het gelijke financiële speelveld voor de Wageningen Universiteit. Ik heb al aangegeven dat wij een sterke groen onderwijskolom hebben, met de Wageningen Universiteit als boegbeeld; een van de kenmerken van de gouden driehoek. Met de Wageningen Universiteit ga ik in gesprek over de condities en randvoorwaarden waarbinnen de kwalitatieve en duurzame groei van de universiteit kan plaatsvinden. De motie zoals die nu is geformuleerd, heeft direct budgettaire consequenties. Die zie ik niet gedekt in deze motie en daarom ontraad ik deze motie.

    Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
    Ik ben wel een beetje verbaasd, omdat ik niet zie waar de motie financiële consequenties heeft. In de motie wordt vooral gevraagd om vakinhoudlijke betrokkenheid vanuit het eigen ministerie bij de Wageningen Universiteit. Ik zie dus de financiële consequenties even niet.

    Staatssecretaris Van Dam:
    Als mevrouw Dik-Faber de motie reduceert tot het tweede streepje, dan is die ondersteuning van beleid, maar in de eerste overweging vraagt mevrouw Dik-Faber bij het eerste streepje om een aanpassing van de financiering die nu bestaat en die heeft budgettaire consequenties.

    De voorzitter:
    De motie op stuk nr. 131 blijft de staatssecretaris ontraden. Wat doet hij met de motie op stuk nr. 132?

    Staatssecretaris Van Dam:
    Voedselverspilling. In september van dit jaar zijn de Sustainable Development Goals in New York vastgesteld. Doel 12.3 zet in op een halvering van de voedselverspilling in 2030. De Europese Commissie zet in op de implementatie van dit doel binnen de EU. Ik wil geen stapeling van doelstellingen en geen verdere verscherping ervan en ontraad daarom deze motie.

    De voorzitter:
    De motie op stuk nr. 132 wordt ontraden.

    Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
    Nu breekt mijn klomp, want nu laat deze staatssecretaris het hele beleid van zijn ambtsvoorganger uit zijn handen vallen! Zij was zeer gepassioneerd op het gebied van voedselverspilling. Zij zat echt bij de Alliantie Verduurzaming Voedsel aan tafel en zei: wij moeten met elkaar stappen zetten, wij moeten naar een doel toewerken en dit is het doel dat wij met elkaar willen gaan bereiken. Het is niet gehaald, maar er was een stip op de horizon. Dat houdt alle partijen bij elkaar en nu zegt deze staatssecretaris: ergens in Europa is er een doel, de VN heeft een doel, dan gaan wij in Nederland maar kijken wat we doen. Nederland moet toch ook een eigen doel hebben, zodat we daar met elkaar naartoe kunnen werken?

    De voorzitter:
    Geeft dit de staatssecretaris aanleiding tot heroverweging?

    Staatssecretaris Van Dam:
    Nee, voorzitter, behalve dat ik tegen mevrouw Dik-Faber wil zeggen dat ik uiteraard ook de ambitie heb om daarmee verder te gaan. We zullen die gesprekken vervolgen. Het ligt in de rede om ons aan te sluiten bij de ambities die de Europese Commissie stelt en om te bezien hoe ver we kunnen komen. Ik zei dat het volgens mij niet zo veel zin heeft als we allemaal eigen doelstellingen boven op elkaar gaan stapelen. We kunnen beter gezamenlijk werken aan de doelstellingen die internationaal zijn afgesproken. Dat is wat mij betreft de inzet. Die doelstellingen zijn zeer ambitieus, zeg ik ook tegen mevrouw Dik-Faber, en daarvoor heeft ze mijn commitment net zoals ze dat van mijn voorgangster had.

    De voorzitter:
    Het oordeel over de motie op stuk nr. 132 blijft ontraden. De motie op stuk nr. 133 over de schaapskuddes?

    Staatssecretaris Van Dam:
    Ik laat onderzoek doen naar de positie van de traditionele schapenhouderij. Dat onderzoek wordt binnenkort afgerond, en de uitkomsten daarvan wil ik bespreken met de provincies. De provincies en de terreinbeheerders zijn verantwoordelijk voor de afspraken met de schaapherders. Wij hebben daarin de provincies eerder ondersteund en we blijven graag in gesprek hierover, omdat we het doel sympathiek vinden. Ik laat het oordeel over deze motie aan de Kamer.

    De voorzitter:
    Motie op stuk nr. 133: oordeel Kamer. De motie op stuk nr. 133 leidt tot een vraag, en wel die naar de financiële dekking. Verzoekt de regering zich in te zetten voor een eerlijke bekostiging van de traditionele schaapskuddes in Nederland.

    Staatssecretaris Van Dam:
    Sorry, ik hoorde mevrouw Lodders iets roepen uit de bankjes. Ik zie dat zij een goede lijn heeft met de voorzitter?

    De voorzitter:
    Jazeker.

    Mevrouw Lodders (VVD):
    Ik heb een direct lijntje met de voorzitter en dat bevalt mij erg goed op dit punt. Dit gaat om een gelijke bekostiging, en die bereik je niet door gesprekken en ook niet door sympathie uit te spreken. Het gaat om gelijke bekostiging en ik wil graag de dekking van deze motie zien, want die staat niet in de motie. Ik ga er dan ook vanuit dat de staatssecretaris de motie om die reden moet ontraden.

    Staatssecretaris Van Dam:
    Nee, voorzitter, want zoals ik de motie lees, zal mevrouw Lodders de dekking die zij zoekt, vinden op de provinciebegrotingen. De provincies zijn namelijk primair verantwoordelijk voor dit beleid. Van mij wordt gevraagd om mij in te zetten voor een eerlijke bekostiging en samen met de provincies te bekijken hoe de economische positie van traditionele schaapskuddes kan worden verbeterd. Dat doe ik graag. Ik ga dat gesprek graag aan.

    De voorzitter:
    Het oordeel over de motie op stuk nr. 133 blijft oordeel Kamer. Dan de motie op stuk nr. 134.

    Staatssecretaris Van Dam:
    Die motie gaat over TTIP en valt primair onder de verantwoordelijkheid van de minister voor Buitenlandse Handel. Alleen al om die reden moet ik die motie ontraden. Ik heb ook al eerder gezegd dat het kabinet voorstander is van een breed handelsakkoord en dat we daaraan randvoorwaarden stellen zoals het niet tornen aan onze voedselveiligheid en aan onze milieu- en dierenwelzijnsnormen. De vraag om het handelsakkoord te beperken en dus niet langer voor een breed handelsakkoord te zijn, is strijdig met de inzet van het kabinet. Daarom moet ik deze motie ontraden.

    De voorzitter:
    De motie op stuk nr. 134 wordt ontraden. De motie op stuk nr. 135.

    Staatssecretaris Van Dam:
    Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 135 over waterkwaliteitsmaatregelen. Dat is een motie die natuurlijk eigenlijk op het terrein ligt van de minister van I en M, bij wie deze motie volgens mij ook eerder is ingediend. In overleg met de minister van I en M wil ik hierover het gesprek met Natuurmonumenten aangaan en op basis daarvan hetgeen wordt verzocht nader overwegen. Op grond daarvan kunnen wij het oordeel aan de Kamer laten.

    De voorzitter:
    De motie op stuk nr. 135 krijgt het oordeel Kamer. De motie op stuk nr. 136.

    Staatssecretaris Van Dam:
    De motie op stuk nr. 136 is eigenlijk de heringediende motie van mevrouw Dik-Faber over regionalisering. In mijn eerste termijn heb aangegeven dat ik ruimte zie voor meer regionale teelt en ook afzet van eiwitgewassen, mede om de afhankelijkheid van de import van eiwitgewassen te verminderen. Het kabinet steunt een aantal ontwikkelingen via het topsectorenbeleid. Ik onderschrijf dan ook de richting van de motie van mevrouw Dik-Faber. De motie roept specifiek op tot een Europese strategie. Ik zou haar graag zo willen duiden dat ik in samenspraak met de agrosector het voortouw neem voor een dergelijke strategische agenda en dat ik tijdens het Europees voorzitterschap regionalisering op de agenda zet, onder andere tijdens de Informele Raad. Met die interpretatie laat ik het oordeel over deze motie graag aan de Kamer.

    De voorzitter:
    Het oordeel over de motie op stuk nr. 136 is met de gemaakte kanttekeningen aan de Kamer. De motie op stuk nr. 137.

    Staatssecretaris Van Dam:
    De motie op stuk nr. 137 betreft contracten en voorwaarden. Ik heb volgens mij uitgebreid aangegeven dat een dergelijk systeem niet bijdraagt aan het doel, namelijk een betere prijs voor de boer. Ik heb daarvoor ook geen wettelijke basis, nog daargelaten dat dergelijke voorschriften op gespannen voet staan met mededingingsregelgeving en de regelgeving voor de interne markt. Ik moet deze motie dus ontraden.

    De voorzitter:
    De motie op stuk nr. 137 wordt ontraden. De motie op stuk nr. 138.

    Staatssecretaris Van Dam:
    De heren Grashoff en Leenders verzoeken in hun motie op stuk nr. 138 om in het reeds aangekondigde plan van aanpak weidevogels maatregelen op te nemen voor gerichte en effectieve inzet van zowel de tweedepijlergelden als ook gelden vanuit het vergroeningsdeel binnen de eerste pijler. Het inzetten van geld vanuit de tweede pijler gebeurt al. Daar zeg ik bij dat daarvoor de provincies natuurlijk verantwoordelijk zijn. Ik wil, zoals ik heb aangegeven in mijn brief, de mogelijkheden onderzoeken, ook in het kader van het plan van aanpak. Nu al maatregelen toezeggen, vind ik echter onverstandig. Dat loopt vooruit op dat onderzoek. Ik verzoek de indieners om de motie aan te houden. Als zij dat niet doen, moet ik de Kamer ontraden om er op dit moment mee in te stemmen.

    De voorzitter:
    Geeft dit aanleiding voor de indiener om de motie aan te houden?

    De heer Grashoff (GroenLinks):
    Dat is precies wat wij vragen, om in het reeds aangekondigde plan van aanpak maatregelen op te nemen. Dat is dan toch precies wat de staatssecretaris nu zegt dat hij van plan is om te gaan doen? Ik zie dus niet in waarom die motie zou moeten worden ontraden.

    Staatssecretaris Van Dam:
    Ik heb gezegd dat de mogelijkheid al bestaat om middelen uit de tweede pijler in te zetten. In het plan van aanpak ziet u ook dat ik eerst nader onderzoek wil laten doen, ook naar wat een gezonde populatie zou kunnen zijn en wat voor instrumenten en aanpassingen daarvoor nodig zijn. Op basis daarvan kunnen we beoordelen waar verdere intensivering nodig is. Ik wijs erop dat u ook al een amendement heb liggen en dat ik heb aangegeven dat ik weidevogels als een van de bestedingsdoelen zie voor de 30 miljoen die we van Europa krijgen. Als dat allemaal wordt geaccordeerd, zijn er dus al middelen voorzien. Ik vind de motie op dit moment voorbarig.

    De voorzitter:
    De motie op stuk nr. 138 in deze vorm blijft ontraden. De motie op stuk nr. 139.

    Staatssecretaris Van Dam:
    De motie op stuk nr. 139 betreft de natuurbeheercontracten. Het al dan niet verlengen van een beheersovereenkomst is een bevoegdheid van de provincies. De contracten voor de komende periode zijn al gesloten. Voor aanpassing op korte termijn zijn daarom geen mogelijkheden. Ik wil wel onderzoeken of er behoefte is aan contracten met een langere looptijd en in overleg met provincies en collectieven bekijken hoe hier mogelijk invulling aan te geven is. Als ik de motie zo mag duiden, laat ik het oordeel erover aan de Kamer. In haar huidige letterlijke vorm moet ik haar echter ontraden. Ik kijk dus even naar de indieners.

    De voorzitter:
    Is de interpretatie van de staatssecretaris van dien aard dat die voor de indieners acceptabel is?

    De heer Grashoff (GroenLinks):
    Ja, dat is wel acceptabel. Ik ben ook wel bereid om nog even te bekijken of we tot een iets opener formulering kunnen komen, als dat kan helpen.

    De voorzitter:
    Prima. De motie op stuk nr. 139 wordt mogelijk dus nog iets aangepast. De staatssecretaris laat in principe het oordeel erover aan de Kamer.

    Staatssecretaris Van Dam:
    Over de motie op stuk nr. 140 heb ik zojuist al even gediscussieerd met de heer Dijkgraaf. Dit geldt volgens mij ook voor de motie op stuk nr. 141 en die op stuk nr. 142. Ik heb gezegd dat de Regeling gewasbeschermingsmiddelen samen met de voorschriften uit de Algemene wet bestuursrecht al mogelijkheden biedt om bij het vaststellen van het boetebedrag de zwaarte van een overtreding mee te wegen. Overtreders die worden beboet, kunnen zich daar ook op beroepen. Deze motie is dus wat mij betreft overbodig, dus ik moet haar ontraden. Hetzelfde geldt voor de motie op stuk nr. 141.

    De voorzitter:
    De motie op stuk nr. 140 en die op stuk nr. 141 worden ontraden.

    Staatssecretaris Van Dam:
    De motie op stuk nr. 142 ziet op net iets anders. Daarin gaat het eigenlijk over het opleggen van een waarschuwing of een korting bij overtredingen. De Europese voorschriften bieden niet meer ruimte dan in de huidige praktijk al wordt toegepast. Een soepeler omgang met de regels leidt tot het risico op kortingen van Europese gelden in verband met non-conformiteit. Het lijkt mij dus niet verstandig om dat te doen. Daarom moet ik deze motie ontraden.

    Ik kom op de motie op stuk nr. 143 en de aanlandplicht. Ik heb eerder al gezegd dat ik in principe geen mogelijkheden zie om te komen tot uitstel, maar in de motie word ik verzocht om dit af te stemmen met andere Noordzeelidstaten. Ik ben bereid om het voorstel dat hier is geformuleerd, te bespreken met die lidstaten. Ik kan de Kamer toezeggen haar over de resultaten van die besprekingen nader te informeren. Ik zou de heer Dijkgraaf eigenlijk willen verzoeken om de motie zolang aan te houden. Als hij mij vraagt om een resultaatverplichting, dan moet ik hem zeggen dat ik daar op dit moment geen ruimte voor zie. Dat heb ik de heer Dijkgraaf al eerder gezegd. Ik ben dus bereid om dat gesprek aan te gaan en de Kamer over de resultaten ervan te informeren, maar als de heer Dijkgraaf op dit moment de motie met deze strekking in stemming brengt, dan moet ik haar ontraden.

    De voorzitter:
    Leidt dit tot aanhouding van deze motie?

    De heer Dijkgraaf (SGP):
    Nee, voorzitter. Als de motie wordt aangenomen, dan zal de staatssecretaris haar naar ik aanneem ook letterlijk uitvoeren. Ik moet constateren dat ik vier moties heb ingediend en dat die ook zijn ontraden. Eigenlijk vind ik dat ook wel plezierig, want als ze dan worden aangenomen, betekent dat ook echt iets.

    Staatssecretaris Van Dam:
    Ja, dan geldt altijd wat er letterlijk in het dictum staat. Dat vergt dan ook afstemming met andere Noordzeelidstaten. Ik heb de heer Dijkgraaf echter gezegd welke verwachtingen hij daarbij moet hebben. De motie wordt in deze vorm dus ontraden.

    De motie op stuk nr. 144 gaat over een plan van aanpak waarbij de NVWA dierenwelzijnsrisico's systematisch kan gaan monitoren en registreren. In het verbeterplan van de NVWA is reeds opgenomen dat risicoanalyses worden uitgevoerd en dat op basis daarvan ook het toezicht gerichter wordt ingezet. Met het plan van aanpak van de NVWA komen er ook betere registratiesystemen van de inspecties en maatregelen, ook op het gebied van dierenwelzijn. Eigenlijk laat ook de eerste risicobeoordeling van het bureau daar de resultaten al van zien, want die zijn het gevolg van die nieuwe aanpak. De motie is derhalve overbodig. Daarom moet ik haar ontraden.

    Mevrouw Thieme (PvdD):
    In het rapport staat nu juist dat zo'n registratie en zulke systemische controlemomenten nu ontbreken. Ik begrijp dit dus even niet. Waarom zou het bureau, als dit er al zou zijn, komen tot het advies om er betere systemen voor te bedenken?

    Staatssecretaris Van Dam:
    Ik zei niet dat het er al is, maar ik zei dat de komst van die systemen onderdeel is van het verbeterplan. Het bureau zegt dat dit er moet komen, maar het komt er dus ook.

    De voorzitter:
    Geeft dit aanleiding tot herziening van het oordeel, staatssecretaris?

    Staatssecretaris Van Dam:
    Nee. Ik zei immers dat er al wordt gewerkt aan wat er in de motie wordt gevraagd.

    Mevrouw Thieme (PvdD):
    Omdat de motie overbodig is, trek ik haar in.

    De voorzitter:
    Aangezien de motie-Thieme (34300-XIII, nr. 144) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

    Staatssecretaris Van Dam:
    Ik kom op de motie op stuk nr. 145 waarin wordt gevraagd om verbetering van de naleving op het verstrekken van nestmateriaal bij zeugen en afleidingsmateriaal bij varkens en om de NVWA extra te laten toezien op de naleving. Ik zal met de varkenssector in gesprek gaan over een betere naleving. De NVWA ziet reeds toe op de naleving, maar als u vraagt om extra inzet, ook in de discussie die wij eerder hebben gehad, leidt dat tot extra kosten voor de NVWA. Op dit moment is het budget al niet toereikend voor de gestelde ambities. Als u daar nog een ambitie aan toevoegt, zult u daar ook budget voor moeten vinden. Met het huidige budgettaire kader kan ik daar immers niet aan voldoen. Of, als u geen budget toevoegt, zult u moeten aangeven waar u elders het toezicht zou willen verminderen. Met die overwegingen ontraad ik deze motie.

    Mevrouw Thieme (PvdD):
    Daar heb ik op geanticipeerd, want ik heb een amendement ingediend waarin ik de NVWA 10 miljoen extra wil geven om het personeel weer op het oude niveau terug te brengen.

    De voorzitter:
    Geeft dat de staatssecretaris aanleiding tot herziening van zijn advies?

    Staatssecretaris Van Dam:
    Nee, ik ontraad de motie in haar huidige vorm. Ik kan bij mijn oordeel sowieso geen rekening houden met de wijze waarop de Kamer over andere voorstellen van mevrouw Thieme stemt. In de motie wordt gevraagd om een extra inzet, maar er wordt niet aangegeven waar het geld vandaan moet komen.

    Ik kom op de motie op stuk nr. 146 waarin wordt gevraagd om de maatschappelijke kosten van de huidige vlees-, vis- en zuivelproductie en -consumptie opnieuw te meten en te verdisconteren in de kostprijs. In de reactie op het WRR-advies heeft het kabinet aangegeven dat true pricing wordt verkend in overleg met het bedrijfsleven en maatschappelijke partijen, waarbij externe kosten ook inzichtelijk moeten worden gemaakt om te zien hoe dit de transitie naar meer duurzaamheid zou kunnen ondersteunen. Het gaat hierbij niet om het in de prijs verdisconteren van externe kosten, maar om door inzicht in de kosten de bedrijfsvoering te kunnen aanpassen. In de motie wordt gevraagd om een en ander te verdisconteren in de kostprijs en daarom moet ik haar ontraden.

    Mevrouw Thieme (PvdD):
    En als ik dat laatste stukje, dus "en te verdisconteren in de kostprijs", eruit haal, kan de staatssecretaris dan leven met deze motie?

    Staatssecretaris Van Dam:
    Dan wordt het een beetje een overbodige motie. Ik heb aangegeven wat het kabinet heeft gezegd in reactie op het WRR-advies, namelijk dat true pricing wordt verkend met als doel om de externe kosten inzichtelijk te maken. Als het u alleen maar gaat om het inzichtelijk maken van de externe kosten, dan heeft het kabinet u in zijn reactie op het WRR-advies al laten weten dat samen met het bedrijfsleven te verkennen.

    De voorzitter:
    Leidt dit tot het intrekken van deze motie?

    Mevrouw Thieme (PvdD):
    Mijn vraag betreft de maatschappelijke kosten van de huidige vlees-, vis- en zuivelproductie en -consumptie. Betreft het dan inderdaad deze vier producten?

    Staatssecretaris Van Dam:
    Het gaat om externe kosten voor de voedselproductie. Dat is nog meer, denk ik.

    Ik kom op de motie op stuk nr. 147 waarin wordt verzocht om retailers een bewijslast op te leggen waarin wordt aangetoond dat de primaire producent voor de overeengekomen prijs kan produceren binnen de wettelijk of bovenwettelijk gestelde normen. In mijn eerste termijn heb ik duidelijk aangegeven dat ik een groot voorstander ben van een eerlijke prijs, met name voor de primaire producent. Dat is in eerste instantie een verantwoordelijkheid van de ketenpartijen. Ik vind ook dat de ketenpartijen die verantwoordelijkheid hebben en moeten voelen en nemen. Nieuwe regelgeving past hier niet, zoals ik uitvoerig uiteen heb gezet. Die leidt tot extra administratieve lasten en extra handhavingskosten. Je kunt je de vraag stellen of het überhaupt mogelijk is om dit goed te handhaven. Ik heb uitvoerig uiteengezet dat ik meer geloof in een andere aanpak. Ik ontraad deze motie dus.

    Dan de motie op stuk nr. 148 over de gehaktbalbelasting. Het kabinet is geen voorstander van het verhogen van het btw-tarief op vlees. Een dergelijk instrument om te verduurzamen achten wij niet effectief. Er zijn bovendien veel juridische en uitvoeringstechnische haken en ogen aan. Ik ben hierop ook schriftelijk ingegaan naar aanleiding van de eerste termijn. Ik moet deze motie dan ook ontraden.

    De motie-Thieme op stuk nr. 149 gaat over de paardenmarkten. Ik ben daar schriftelijk al uitgebreid op ingegaan en heb aangegeven geen voorstander te zijn van een verbod. Samen met de paardenmarkten en de Dierenbescherming enzovoorts is gekeken naar mogelijkheden tot verbetering. Hoewel de Dierenbescherming uit het protocol is gestapt, zou ik toch dat traject van verbetering willen voortzetten. Zoals gezegd ben ik geen voorstander van een verbod. Ik kom derhalve tot het oordeel "ontraden".

    De motie-Thieme/Dik-Faber op stuk nr. 150 gaat over het slachten van drachtige koeien. Mijn voorganger heeft hierover op 15 oktober jl. Kamervragen beantwoord. De laatste drie maanden van de dracht wordt er sowieso al niet meer geslacht. Aan de EFSA is advies gevraagd op welke wijze het aanbieden van drachtige dieren voor de slacht het beste teruggedrongen kan worden en, als drachtige dieren desondanks toch geslacht worden, hoe dan het beste met de ongeboren vrucht kan worden omgegaan. De EFSA zal hierover uiterlijk 30 november 2016 rapporteren. Op basis daarvan zal ik met mijn collega's in de EU overleg voeren over de vraag welke passende maatregelen gewenst zijn. Ik geloof niet dat de indieners hun motie zo lang zullen kunnen aanhouden volgens de regels van de Kamer, maar dát lijkt mij het geëigende moment om hierover verder te spreken en dus niet op dit moment. Gelet op het proces dat loopt, moet ik de motie ontraden.

    De motie-Thieme/Van Dekken op stuk nr. 151 gaat over alternatieven voor CO2-bedwelming. Ik heb gezegd dat ik vanuit het oogpunt van dierenwelzijn het ermee eens ben dat CO2-bedwelming vervangen moet worden door een betere methode. Er loopt een verkennend onderzoek van Wageningen University naar het ontwikkelen van dergelijke betere alternatieven. Hierbij wordt ook de samenwerking gezocht met onderzoeksinstellingen in Duitsland en het Verenigd Koninkrijk. In de eerstvolgende standvanzakenbrief over dierenwelzijn, die ook al in het eerste kwartaal van 2016 komt — het wordt een druk halfjaar naast het voorzitterschap — zal ik de Kamer informeren over de voortgang op dat dossier. Dat maakt dat ik het oordeel over deze motie aan de Kamer kan laten.

    In de motie-Thieme/Koşer Kaya op stuk nr. 152 wordt de regering verzocht om een pilot te starten met de Agrilaser. Ik ben graag bereid om dit initiatief bij provincies onder de aandacht te brengen, maar wijs er wel op dat de provincies verantwoordelijk zijn voor het ganzenbeleid en voor de inzet van dergelijke instrumenten. Het is dus ook aan hen om dergelijke pilots te starten. Als ik de motie zo mag uitleggen dat ik de provincies zal stimuleren, dat ik het bij hen onder de aandacht breng en dat de beslissing nadrukkelijk daar ligt, dan kan ik het oordeel over deze motie aan de Kamer laten.

    De voorzitter:
    Gelet op de exegese van de staatssecretaris vraag ik mevrouw Thieme of dit akkoord is.

    Mevrouw Thieme (PvdD):
    Ja, dat is akkoord. Ik zal nadenken over de vraag of ik deze motie in stemming ga brengen.

    Staatssecretaris Van Dam:
    In de motie-Thieme op stuk nr. 153 wordt de regering verzocht om de vos van de vrijstellingslijst te halen. Er staan alleen dieren op de nationale vrijstellingslijst waarvan op voorhand is aangetoond dat ze aanmerkelijke schade aan landbouw en flora en fauna toebrengen. De vos is indertijd op verzoek van de Kamer aan de lijst toegevoegd. Als de Kamer nu tot een ander oordeel zou komen, dan gaat de vos weer van de lijst af. Het is nadrukkelijk aan de Kamer, want zij heeft de vos er zelf op gezet. Ik laat het oordeel over deze motie derhalve aan de Kamer.

    De motie-Wassenberg op stuk nr. 154 gaat over het voorkomen dat genetisch gemanipuleerde dieren zoals de zalm op de Nederlandse markt komen. Voor genetisch gemanipuleerd voedsel geldt de toelatingsprocedure inclusief de veiligheidsbeoordeling van de EFSA. Voor genetische gemodificeerde zalm is geen toelating. Die mag dus niet worden ingevoerd op de Nederlandse en de Europese markt. Deze motie is overbodig.

    De voorzitter:
    Wordt de motie mitsdien ontraden of laat u het oordeel erover aan de Kamer?

    Staatssecretaris Van Dam:
    De Kamer moet natuurlijk zelf weten wat zij met overbodige moties doet, maar ik zou het nooit aanraden om die aan te nemen, dus "ontraden". De motie-Wassenberg op stuk nr. 155 verzoekt de regering meer en grotere vissersvrije Noordzeereservaten aan te wijzen. Het kabinet heeft de ambitie dat vanaf 2020 10% tot 15% van het Nederlandse deel van de Noordzeebodem niet noemenswaardig wordt beroerd. Nederland wijst gebieden aan op basis van de Vogel- en Habitatrichtlijn. Deze aanwijzing wil ik zo spoedig mogelijk doen. Daarnaast zijn er nog twee gebieden onder het beschermingsregime van de Kaderrichtlijn Mariene Strategie. Daarmee dragen wij bij aan het in stand houden van kwetsbare vissoorten en de bescherming van paaiende vis. Dat is de lijn. De motie vraagt om daarin verder te gaan. Ik denk dat wij al vrij ambitieus zijn, dus ik ontraad deze motie.

    De motie-Wassenberg/Van Gerven op stuk nr. 156 vraagt om een sterke regierol waar het gaat om Natura 2000. In de aanwijzingsbesluiten stellen wij doelen per gebied vast. Deze worden uitgewerkt in beheerplannen. Deze plannen worden elke zes jaar geëvalueerd. Jaarlijkse tussendoelen stellen, zoals in het dictum van de motie wordt verzocht, draagt daar niet aan bij. Daarbij is het natuurbeleid gedecentraliseerd. Ik vind het niet gepast om een sterke regierol te nemen. Wij werken samen met de provincies op basis van de decentralisatie. Ik ontraad de motie.

    De voorzitter:
    Daarmee zijn wij aan het einde van de advisering over de moties gekomen. Mevrouw Lodders heeft een vraag.

    Mevrouw Lodders (VVD):
    Het is niet helemaal een punt van orde, maar toch. De motie-Grashoff/Leenders op stuk nr. 139 heeft als advies oordeel Kamer gekregen. De motie verzoekt de regering bij het verlenen van natuurbeheercontracten een langere periode te hanteren. Volgens mij is het zo dat contracten voor agrarisch natuur- en landschapsbeheer vanuit het GLB worden gevormd. Je kunt met een contract toch niet vooruitlopen op een nieuwe gemeenschappelijke landbouwperiode? Ik zou daar wel een duiding van het kabinet over willen hebben voordat wij gaan stemmen. Dat hoeft niet nu. Het mag ook later.

    De voorzitter:
    Ik stel voor dat die schriftelijk komt. De afspraak was dat de eerste indiener vragen mag stellen.

    Staatssecretaris Van Dam:
    Ik heb aangegeven dat ik wil onderzoeken of er behoefte is aan contracten met een langere looptijd. In dat onderzoek kunnen wij de vraag van mevrouw Lodders meenemen. In overleg met de provincies en collectieven wil ik nagaan hoe daaraan invulling kan worden gegeven. In het debat heb ik gezegd dat, als ik de motie zo mag uitleggen, ik het oordeel aan de Kamer laat. De heer Grashoff heeft toen gezegd dat hij zal bezien of hij de formulering in de motie daarop gaat aanpassen. Dat schept wellicht de helderheid die mevrouw Lodders vraagt.

    Mevrouw Koşer Kaya (D66):
    De motie op stuk nr. 125 is mede ondertekend door mevrouw Lodders. Haar naam wordt gewijzigd in de naam van de heer De Liefde.

    De voorzitter:
    De motie-Koşer Kaya/Lodders (34300-XIII, nr. 125) is in die zin gewijzigd dat zij thans is ondertekend door de leden Koşer Kaya en De Liefde. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

    Zij krijgt nr. 158, was nr. 125 (34300-XIII).

    Staatssecretaris Van Dam:
    Ik heb nog een tweetal amendementen en een afsluitende opmerking.

    Het amendement op stuk nr. 103 gaat over het groen onderwijs. Kortheidshalve verwijs ik naar mijn eerdere oordelen over amendementen met een soortgelijke strekking. Ik ontraad dat amendement.

    De heer Geurts (CDA):
    Het heeft een heel andere dekking dan de andere amendementen, dus ik hoor graag van de staatssecretaris waarom dit niet zou kunnen.

    Staatssecretaris Van Dam:
    Ik heb eerder bij het amendement op stuk nr. 68 gezegd dat de conclusie, die u ook hebt kunnen zien in de brief van 15 september 2015, is dat de financiering van het groen mbo vanaf volgend jaar op een vergelijkbaar niveau zit als van reguliere mbo. Ik heb gezegd dat wij werken aan een strategische ontwikkelagenda en dat die naar mijn overtuiging voldoende ruimte moet geven om met structuurverbeteringen de taakstelling op te vangen. Voorts is er inderdaad een andere dekking, maar die dekking ziet op de artikelen 16 en 18 en die legt een zeer groot beslag op de zeer beperkte middelen in die artikelen. Ook vanwege de dekking van dit amendement kom ik tot het oordeel ontraden.

    De voorzitter:
    Het amendement op stuk nr. 103 blijft ontraden.

    Staatssecretaris Van Dam:
    Dan het amendement op stuk nr. 121.

    De voorzitter:
    Dat is vervangen door het amendement op stuk nr. 153.

    Staatssecretaris Van Dam:
    Dat betreft alleen een gewijzigde ondertekening. Dat amendement gaat over het ophogen van het budget voor de NVWA. Al eerder in dit debat heb ik aangegeven dat ik vasthoud aan het traject dat ik heb ingezet, namelijk om eerst de efficiency door te lichten en het opdrachtenpakket te herijken. Als ik het goed zie, is dit amendement een gewijzigde versie van het eerdere amendement dat ik al heb ontraden. Ook de wijzigingen veranderen dat niet, dus ik blijf erbij dat ik dit amendement ontraad.

    De voorzitter:
    Het amendement op stuk nr. 153 is ontraden. Daarmee zijn wij aan het eind gekomen van het overleg, maar de staatssecretaris wil nog graag wat afrondende opmerkingen maken. Ik geef hem daartoe graag de gelegenheid.

    Staatssecretaris Van Dam:
    Dit was mijn eerste debat in deze hoedanigheid. Ik begon met te zeggen dat het even wennen was om aan deze kant te staan. Ik dank alle woordvoerders voor hun vriendelijke woorden, zoals dat zij het niet gemerkt hadden, maar ik heb het wel gemerkt. Het is echt een heel andere rol vanaf deze positie. Allereerst wil ik mijn oude collega's bedanken voor een mooi en scherp debat. Het smaakt naar meer. Ik kijk nog meer uit naar onze samenwerking in de komende anderhalf à twee jaar over de toekomst van deze prachtige sector, waar wij gezamenlijk aan werken. Ik heb in mijn inleiding ook gezegd dat wij een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben om de verschillen — want ik heb gemerkt hoe groot deze soms zijn en hoe gepolariseerd het debat soms kan zijn — te overbruggen en om de Nederlandse agrarische sector vooruit te helpen.

    Maar ik wil ook graag mijn nieuwe collega's van het ministerie van Economische Zaken bedanken. Ik weet mij ondersteund door ontzettend gemotiveerde en toegewijde mensen, zonder wier hulp ik vandaag al die vragen die op mij zijn afgevuurd en al die moties en amendementen die zijn ingediend, niet van een goed antwoord had kunnen voorzien. Als Kamerlid wist ik het wel, maar het is toch bijzonder om aan deze kant te ervaren, dat vanaf de eerste vraag die wordt gesteld, er meteen mensen aan het werk gaan om de vragen zo goed mogelijk van een antwoord te voorzien en dat men tot diep in de nacht doorwerkt om voorbereidingen te treffen, zodat wij vandaag een goed debat hebben kunnen voeren. Ik kijk in het bijzonder naar de bank hierachter, zeker bij dit eerste debat. Ook hen wil ik ongelofelijk danken, omdat we ook dankzij hen dit mooie debat hebben kunnen voeren. Ik wens iedereen een heel fijne avond.

    De algemene beraadslaging wordt gesloten.

    Sluiting

    De voorzitter:
    Ik zeg u allen dank voor uw inbreng, voor de belangstelling en voor de ondersteuning. De stemming over moties, amendementen en het wetsvoorstel vindt plaats aanstaande dinsdag. Ik wens u allen nog een aangename, rustgevende avond.

    Sluiting 23.37 uur.