Plenair verslag Tweede Kamer, 37e vergadering
Dinsdag 16 december 2014

  • Aanvang
    14:00 uur
  • Sluiting
    20:23 uur
  • Status
    Gecorrigeerd

Opening

Voorzitter: Van Miltenburg

Aanwezig zijn 144 leden der Kamer, te weten:

Agema, Arib, Van Ark, Azmani, Bashir, Beertema, Berckmoes-Duindam, Bergkamp, Berndsen-Jansen, Bisschop, De Boer, Van Bommel, Bontes, Bosma, Bosman, Bouwmeester, Ten Broeke, Bruins Slot, De Caluwé, Cegerek, Van Dam, Van Dekken, Tony van Dijck, Jasper van Dijk, Dijkgraaf, Dijkhoff, Remco Dijkstra, Dik-Faber, Dikkers, Duisenberg, Elias, Ellemeet, Fokke, Fritsma, Van Gerven, Gesthuizen, Geurts, De Graaf, Graus, Groot, Günal-Gezer, Hachchi, Van Haersma Buma, Harbers, Rudmer Heerema, Pieter Heerma, Helder, Van Helvert, Hoogland, Jacobi, Jadnanansing, Karabulut, Keijzer, Kerstens, Klaver, Van Klaveren, Klein, Klever, Knops, Kooiman, Koolmees, Krol, Kuiken, Kuzu, Van Laar, Leegte, Leenders, Leijten, De Liefde, Van der Linde, Lodders, Lucas, Madlener, Maij, Marcouch, Van Meenen, Merkies, Van Miltenburg, Mohandis, Monasch, Agnes Mulder, Anne Mulder, Neppérus, Nijboer, Van Nispen, Omtzigt, Oosenbrug, Van Oosten, Oskam, Ouwehand, Öztürk, Pechtold, Potters, Van Raak, Rebel, Recourt, Roemer, Rog, De Roon, De Rouwe, Rutte, Samsom, Schouten, Schouw, Schut-Welkzijn, Segers, Servaes, Siderius, Sjoerdsma, Slob, Smaling, Van der Staaij, Van der Steur, Straus, Tanamal, Taverne, Tellegen, Thieme, Van Tongeren, Van Toorenburg, Ulenbelt, Van Veen, Van Veldhoven, Veldman, Verheijen, Verhoeven, Vermeij, Visser, Van Vliet, Voordewind, Jan Vos, Mei Li Vos, Albert de Vries, Aukje de Vries, Vuijk, Van Weyenberg, Van Wijngaarden, Wilders, Wolbert, Van 't Wout, Ypma, Yücel, Ziengs en Zijlstra,

en de heer Blok, minister voor Wonen en Rijksdienst, de heer Dijsselbloem, minister van Financiën, mevrouw Mansveld, staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, en de heer Opstelten, minister van Veiligheid en Justitie.

De voorzitter:
Ik heet de mensen op de publieke tribune en de mensen die op een andere manier het debat volgen, van harte welkom.

Vragenuur

Vragenuur

Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 136 van het Reglement van Orde.


Vragen Albert de Vries

Vragen van het lid Albert de Vries aan de minister voor Wonen en Rijksdienst over het bericht "Minister Blok riskeert miljoenenboete met Doe-Het-Zelf energielabel".

De heer Albert de Vries (PvdA):
Voorzitter. De minister voor Wonen en Rijksdienst is in november 2012 met een, naar nu blijkt, vrijwel onmogelijke klus op pad gestuurd. Een Kamermeerderheid veegde toen het wetsvoorstel van tafel waarmee het energielabel zou worden geregeld. De minister moest toen op een andere manier voldoen aan de aanvullende bepalingen uit de herziene Europese richtlijn energieprestatie gebouwen. De Partij van de Arbeid was destijds wel vóór het wetsvoorstel. Ze was voor omdat het van belang is dat kopers, en later stapsgewijs alle eigenaren van woningen, een betrouwbaar beeld hebben van de energieprestatie van hun woning. Dat is belangrijk omdat de energieprestatie mede de woonkosten bepaalt, en omdat er bij een lage energieprestatie een uitdaging ligt om geld te besparen door het treffen van isolerende maatregelen. Redenen voor de Kamermeerderheid om tegen het wetsvoorstel te stemmen, waren de kosten van circa €200 per energielabel en een anti-Europasentiment.

De minister heeft een alternatief plan voorgelegd: het doe-het-zelflabel. Woningeigenaren krijgen digitaal een globale indicatie aan de hand waarvan ze zelf voor een paar tientjes via internet het label kunnen vaststellen. Als het label echt belangrijk is, bijvoorbeeld voor een hypotheek, moet aanvullend onderzoek worden gedaan en aanvullende kosten worden gemaakt. Zo ontstaan er meerdere energielabels. De minister heeft de indruk gewekt dat dit doe-het-zelflabel betrouwbaar is en dat daarmee aan de Europese richtlijn kan worden voldaan. Gisteren verschenen er berichten in Bouwformatie dat Brussel dat laatste onwaarschijnlijk acht en stevige kritiek heeft op het Nederlandse energiebeleid. De minister zou Brussel zelfs misleiden en daarmee een miljoenenboete riskeren. Dat is nogal wat. Daarom heb ik de volgende vragen aan de minister.

Kent de minister deze kritiek en hoe beoordeelt hij deze? Is de minister het met de Partij van de Arbeid eens dat Nederland door het getalm met het energielabel inmiddels van koploper in de Europese achterhoede terecht is gekomen, waar het gaat om energiebesparing? Denkt de minister nog steeds dat hij met het doe-het-zelflabel tijdig en volledig aan de EU-richtlijn kan voldoen?

Minister Blok:
Voorzitter. De vragen van de heer De Vries gaan over de implementatie van de Europese richtlijn energieprestatie gebouwen. Het is een richtlijn die alle Europese landen verplicht om ervoor te zorgen dat er een energielabel beschikbaar is, onder meer bij aan- en verkoop van woningen. De heer De Vries wees er al op dat een eerder voorstel, door mijn ambtsvoorgangers gemaakt, maar door mij verdedigd, niet op een meerderheid van de Kamer kon rekenen en dat ik daarom met een alternatief voorstel ben gekomen. Dat was om het belang van de zaak zelf — inmiddels is het overigens een onderdeel van het energieakkoord — maar ook om een dreigende Europese boete te voorkomen. Nederland is immers in gebreke gesteld. Over het alternatieve voorstel heb ik twee keer overleg gevoerd met de verantwoordelijke Eurocommissaris, de heer Oettinger. Over deze gesprekken heb ik de Kamer geïnformeerd. In de gesprekken heb ik geschetst hoe ik het energielabel wilde invoeren. De Europese Commissie heeft niet expliciet goedkeuring gegeven, omdat ze pas oordeelt nadat de wetgeving van kracht is geworden. Uit de gesprekken heb ik wel afgeleid dat de procedure die wij kiezen, niet op blokkades stuit. Echte zekerheid heb ik echter pas als we de regelgeving hebben geïmplementeerd. De vraag van de heer De Vries is of ik de kritiek ken. Gezien de procedure die ik heb gevolgd en de gesprekken die ik heb gevoerd, ken ik geen kritiek uit Europa die zou inhouden dat het energielabel strijdig is met Europese richtlijnen. Het definitieve oordeel volgt nog, maar Europa heeft uitgebreid informatie gehad over onze activiteiten. Het bericht dat Nederland van koploper in de achterhoede terechtgekomen zou zijn, is volgens mij onjuist. Ik denk dat we met het energieakkoord, dat breed gedragen wordt in de samenleving, aan andere Europese landen hebben laten zien hoe je heel goed en breed gedragen energiebeleid kunt voeren. Overigens zijn inmiddels vier landen voor het Europese Hof gedaagd, omdat ze in gebreke zijn gesteld vanwege deze energierichtlijn. Nederland is niet voor het Hof gedaagd. Ik verwacht dus dat ik met het energielabel dat vanaf 1 januari beschikbaar zal komen, kan voldoen aan de Europese richtlijn en, wat voor mij belangrijker is, dat dat ook een belangrijke bijdrage kan leveren aan energiebesparing in huizen. Ja, dat verwacht ik zeker.

De heer Albert de Vries (PvdA):
Over dat laatste verschillen we in ieder geval van mening. De route van dat doe-het-zelflabel achten wij nodeloos ingewikkeld en minder zeker voor huurders en eigenaren, minder uitdagend voor het nemen van besparingsmaatregelen en financieel zeer risicovol ten opzichte van Europa. Brussel heeft Nederland al tot twee keer toe in gebreke gesteld. Een derde keer betekent een boete van bijna 100 miljoen. Ziet de minister de nadelen van de gekozen route voor de Nederlandse woonconsument inmiddels ook? Hoe ziet de minister het feit dat particuliere beleggers gebruik zullen gaan maken van een onnauwkeurig label in het woningwaarderingsstelsel? En hoe hoog schat de minister de risico's in dat Nederland een miljoenenboete aan zijn broek krijgt? Dat artikel is namelijk niet zomaar uit de lucht komen vallen. Naar ik heb begrepen zitten daar echt stukken uit Europa achter die erop wijzen dat Nederland serieus risico loopt.

Minister Blok:
De heer De Vries vraagt allereerst naar het risico van een boete. Als ik niks zou doen, zouden we een boete krijgen. Het oorspronkelijke wetsvoorstel kon niet op een Kamermeerderheid rekenen. Nederland moet voldoen aan deze Europese richtlijn. Daarom ben ik met een alternatief voorstel gekomen, en wel vanwege het milieubelang, vanwege het belang van de huiseigenaar maar zeker ook om die boete te voorkomen. Ik gaf al aan dat Europa niet vooraf zekerheid geeft, maar dat ik wel een gerust gevoel uit de gesprekken heb overgehouden.

De heer De Vries vroeg ook of ik vind dat huiseigenaren hiermee een onbetrouwbaar label zouden krijgen. Dat vind ik zeker niet. We bieden een internetinstrument aan, wat anno 2015 ook zo hoort, waarmee mensen zelf thuis achter de computer op grond van een indicatie die ze van ons hebben gekregen — alle huiseigenaren krijgen in januari een brief met een indicatief energielabel — zelf de verbouwingen of de isolatie voor hun huis toevoegen. Daarmee kunnen ze het energielabel zelf samenstellen. Dan kunnen ze ook nagaan welke aanvullende investeringen nuttig zouden zijn. Op het moment van verkoop kan dat energielabel worden verstuurd naar een labeldeskundige. Dat moet ook, omdat er een gecertificeerd label moet zijn bij overdracht. Omdat het allemaal online kan, creëren we zo een veel goedkopere procedure dan het geval zou zijn als die deskundige ook echt iedere keer zou moeten kunnen inspecteren. Zo vermijd ik dat huiseigenaren nodeloos met hoge kosten komen te zitten.

De heer Albert de Vries (PvdA):
We verschillen echt van mening. De Partij van de Arbeid heeft, toen de Kamer het wetsvoorstel voor een betrouwbaar label afschoot, gesproken met allerlei mensen die die inspecties deden en daarbij gevraagd of de kosten van die inspecties niet omlaag konden. Toen werd gezegd dat, als het collectief zou gebeuren, de kosten tot €40 à €60 beperkt kunnen worden. Inmiddels is voor individuele inspecties de prijs al gezakt naar €80. Nu de prijsverschillen zo goed als verdwenen zijn, heeft de minister er dan niet achteraf, met de kennis van nu, spijt van dat hij niet toch de weg is ingeslagen om te gaan onderhandelen over de prijs? Dat was immers een van de voornaamste problemen die de Kamer met zijn voorstel had. Ik heb nog een laatste vraag. Ook de energieprestatieadviseurs, die vertrouwen hadden in het vorige label, voelen zich benadeeld. Zij hebben een claim ingediend. Kan de minister ons informeren over de stand van zaken betreffende die claim?

Minister Blok:
Wat betreft de claim van de energieprestatieadviseurs zeg ik het volgende. Ik kan mij voorstellen dat een groep mensen die zich had voorbereid op de mogelijkheid om geld te verdienen met energielabels, er teleurgesteld over is dat dat niet kan. Dat is natuurlijk de keerzijde van het feit dat de Nederlandse huiseigenaren ook niet verplicht een hoge rekening krijgen. Deze energieprestatieadviseurs zijn teleurgesteld. Ze hebben een rechtszaak aangespannen tegen de overheid. Ze hebben die verloren. Hun staat de mogelijkheid van hoger beroep nog open, maar tot op heden heeft de rechter geoordeeld dat ze geen zaak hadden.

Ik kom op de prijs die uiteindelijk zal moeten worden betaald. Op 1 januari gaat de nieuwe wet in. De bedragen die ik nu hoor, liggen rond de drie tientjes en dat is lager dan de bedragen waar de heer De Vries het over heeft in het kader van het oude energielabel. De bedoeling van deze maatregel, een goedkoper maar toch solide energielabel, lijkt ook daar te gaan lukken.

De voorzitter:
Ik zie geen vervolgvragen. Dank voor uw komst naar de Kamer.


Vragen Kooiman

Vragen van het lid Kooiman aan de minister van Veiligheid en Justitie over het bericht dat zware luchtdrukwapens nog steeds makkelijk verkrijgbaar zijn.

Mevrouw Kooiman (SP):
Voorzitter. Na het verschrikkelijke schietincident in Alphen aan den Rijn, waarbij Tristan van der V. zes mensen doodschoot met een vuurwapen waarvoor hij geen vergunning had, zijn de eisen terecht verscherpt. Je moet nu bijvoorbeeld lid zijn van een schietvereniging, het wapen en de eigenaar moeten geregeld worden gecontroleerd en er komt een psychologische test die moet worden afgelegd voordat je überhaupt met een vuurwapen mag schieten. Ik vind dit heel verstandig en ook nodig. Ik vind dit ook verstandig en nodig als het om luchtdrukwapens gaat. Dit zijn wapens die niet alleen exact lijken op vuurwapens, maar ook net zo zwaar en net zo dodelijk zijn als vuurwapens. EenVandaag demonstreerde afgelopen week dat je er gemakkelijk een hert mee kan doodschieten. Iedereen boven de achttien jaar kan via internet, dumpshops of wapenwinkels deze luchtdrukwapens vrij verkrijgen. Er zijn geen restricties en er is geen controle op de aanschaf. Ongelukken vinden nu al aan de lopende band plaats. In Zeist is een jongen net aan de dood ontsnapt, omdat hij door een luchtdrukwapen geraakt was. Vandaag is in Breda een bus beschoten. De ramen zijn er nu uit en er zijn gelukkig geen gewonden. Het is nu wachten op het moment dat het echt misgaat. De SP heeft de minister in 2011 al gevraagd om de lacune in deze wet op te lossen. In EenVandaag zag ik mensen namens schietsportverenigingen pleiten om dit gat op te lossen. Ook wetenschappers en collega's van het CDA en de PvdA zag ik pleiten voor een verbod op deze luchtdrukwapens. Ik heb maar één vraag aan deze minister. Kan hij ervoor zorgen dat vanaf vandaag alle luchtdrukwapens, die net zo krachtig en net zo dodelijk zijn als al die andere vuurwapens, vallen onder dezelfde Wet wapens en munitie?

Minister Opstelten:
Voorzitter. Ik dank mevrouw Kooiman voor haar vragen. Ik moet zeggen, zij heeft een punt, laat daar geen enkel misverstand over bestaan. Ik was ook onder de indruk van de uitzending van EenVandaag over het neerschieten van groot wild. Het was schokkend om te zien. Ik kan niet nu direct ja zeggen op haar vraag. Ik kan wel zeggen — ik heb dat ook al gedaan in antwoord op haar schriftelijke vragen — dat ik volgend jaar de hele situatie van de zware luchtdrukwapens zal onderzoeken. Ik zal dan de schotkracht bekijken, de grenswaarde en de redenen waarom deze wapens in de tachtiger jaren uit de Wet wapens en munitie zijn gehaald. Ik zal daarnaast ook naar de handhaving kijken. We moeten een instrument hebben om te kunnen handhaven. Ik vind het urgent en zeg het volgende toe aan mevrouw Kooiman, omdat — ik herhaal dat — ik vind dat ze een punt heeft. Ik zorg ervoor dat ik het onderzoek in mei afgerond zal hebben en met conclusies naar de Kamer zal komen. Als we de luchtdrukwapens naar een andere categorie brengen, zal dit ook wetgeving betekenen. Ik zal daarop dan ook een antwoord geven. Voordat ik kan doen wat mevrouw Kooiman vraagt, of het nu wetgeving of het nemen van maatregelen betreft, hebben we een onderzoek nodig.

Mevrouw Kooiman (SP):
Ik vind het fijn dat de minister aangeeft dat ik een punt heb en dat hij de mogelijkheid wil onderzoeken om het te gaan verbieden. Als deze minister dit werkelijk zo belangrijk vindt, kan hij nu al één ding doen en dat is een verbod instellen als het gaat om die zware luchtdrukwapens. Er zijn momenteel wapens in omloop die twee keer zo zwaar zijn als bijvoorbeeld het vuurwapen van de politie. Dat zijn onmogelijke situaties en dat is vragen om ongelukken. Die wil ik voorkomen en de minister ook, neem ik aan. Ik vraag hem dus om in ieder geval tot het onderzoek is afgelopen, te bekijken of die zware vuurwapens te verbieden zijn, en daarna nog te onderzoeken welke lichtere wapens er ook onder zouden kunnen vallen.

Minister Opstelten:
Mevrouw Kooiman vraagt iets wat onmogelijk is, omdat de Wet wapens en munitie dat niet mogelijk maakt. Er zijn natuurlijk al grenzen; we kennen de wet allemaal. Die wet zullen we nog intensiever handhaven dan nu het geval is. Dat is lastig, want het gaat met name om wapens die vanuit het buitenland via internet in pakketjes binnenkomen en daardoor ook niet geregistreerd hoeven te worden. Ik zeg toe dat ik met grote inspanning het onderzoek zal doen en de grenswaarden en de schotkracht zal bepalen. Ik zal de Kamer daarover zo snel mogelijk informeren en de maatregelen nemen die het onderzoek uitwijst. Ik heb daarover goed overleg nodig met de verschillende spelers in deze situatie. Ook heb ik een internationale vergelijking nodig. Dit is de snelste route die ik kan bewandelen.

Mevrouw Kooiman (SP):
Maar een onderzoek is nog geen verbod. Dat is precies het punt dat ik hier vandaag aan de kaak wil stellen. In 2011 bleek al uit onderzoek dat er een lacune in de wet zit. Professor Ferwerda zei dat ook in de uitzending. Ik vraag vandaag om een oplossing. Als de minister zegt dat de Wet wapens en munitie dit nu niet mogelijk maakt, vraag ik hem om het vandaag mogelijk te maken om in ieder geval de zware luchtdrukwapens te verbieden, die soms wel twee keer zo dodelijk zijn als een vuurwapen van de politie.

Minister Opstelten:
Mevrouw Kooiman weet beter dan wie dan ook wat er mogelijk is, want zij kent deze situatie als geen ander. Ik heb haar in september ook geantwoord wat ik ging doen, namelijk een onderzoek in het komend jaar. Ik wil dat onderzoek nu intensiveren, gelet op de maatregelen die we hebben gezien en de urgentie om tot een bepaling te komen van de grenswaarden en de schotkracht, ook in internationale vergelijking. Ik zeg toe dat ik de processen parallel zal laten lopen. Dat betekent dat ik niet eerst het onderzoek afwacht en daarop vervolgens een reactie geef. Het betekent dat ik tegelijkertijd al bekijk welke maatregelen nodig zijn en de Kamer daarover vervolgens informeer.

Mevrouw Kooiman (SP):
De minister zegt: we kunnen processen parallel laten lopen. Dat is een ingewikkeld woord voor én een onderzoek én daadwerkelijk iets kunnen doen. Ik vraag de minister: laat dan die parallelle actie zijn om die zware luchtdrukwapens nu te verbieden, dus de wapens die we allemaal niet willen en waarmee vandaag nog incidenten waren met een bus in Breda. Dan kunnen we slachtoffers voorkomen en hebben we daadwerkelijk een goed pakket om de Wet wapens en munitie te verbeteren.

Minister Opstelten:
Ik moet inderdaad een aantal dingen tegelijk doen. Het is goed dat mevrouw Kooiman dit nog een keer in eenvoudige taal zegt. Ik moet onderzoek doen en eventueel de maatregelen nemen die op basis van onderzoek nodig zijn. Er is urgentie; daarover zijn we het eens. Ik kan echter niet sneller dan ik nu heb aangegeven. Ik kan ook geen dingen verbieden zonder wetgeving. In zo'n land leven we niet. Ik zeg wel dat er, natuurlijk binnen de marges, op handhaving wordt gelet en dat het heel belangrijk is dat we voornamelijk naar het buitenland kijken, dus naar de internetpakketjes waarvoor niet de registratieplicht noodzakelijk is die verder wel geldt.

Mevrouw Gesthuizen (SP):
Dit verbaast mij een beetje, want drieënhalf jaar geleden wisten wij ook al wat wij nu weten. Ik leg de minister een prangende vraag voor. Als er een incident plaatsvindt met een luchtdrukwapen, waarbij iemand zwaargewond raakt of waarbij er misschien wel een dode valt, zou de minister dan ook zeggen dat hij het onderzoek rustig gaat afwachten en dat het niet kan? Dan zou deze minister toch zeggen: ik ga er vandaag nog met de Kamer over spreken en wij gaan het regelen?

Minister Opstelten:
Zelfs in de situatie in Alphen aan den Rijn hebben wij wetgeving ingezet. Wij zijn meteen aan de slag gegaan, ook met onderzoek en gesprekken met alle partijen. Voor het handhaven heb je niet alleen de Kamer nodig, maar heb je alle partijen nodig. Je moet met de KNSA spreken, je hebt de politie en anderen nodig en je hebt wetgeving nodig. Ik heb mevrouw Kooiman op de vragen in september van dit jaar geantwoord dat ik volgend jaar met onderzoek zal starten. Ik geef er nu wat intensivering aan met een tijdsbeeld. Wij gaan een aantal dingen tegelijk doen. Dat kan ik. Ik ben er eerlijk in dat ik daarvoor sta.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):
Ik heb de minister horen zeggen dat hij een parallel traject loopt. Dat betekent dat hij nu al met maatregelen komt om de Wet wapens en munitie aan te passen. Ik begrijp dat er wat tijd nodig is. Is de minister bereid om iets te doen in het kader van voorlichting over dit soort ernstige wapens, die verwondingen of erger kunnen veroorzaken? Is de minister bereid om in Europa met zijn collega-ministers, in het bijzonder van Duitsland en België, te bespreken hoe je de illegale wapenimport naar Nederland een halt kunt toeroepen?

Minister Opstelten:
Op beide punten kan ik bevestigend antwoorden. Ik vind voorlichting en informatie heel goed, ook bij de instanties die nu een rol spelen. Het is ook belangrijk om de internationale markt goed te kennen en er met de betrokken collega's het gesprek over te voeren.

De heer Marcouch (PvdA):
Ik wil mijn collega Kooiman ondersteunen en wil wat duidelijkheid krijgen van de minister. Onze wetgeving zit zo in elkaar dat, als een tafelpoot of een honkbalknuppel gebruikt wordt als wapen, het een wapen is voor de wet. Dan treedt de politie op. Ik vraag de minister wat de politie en het OM kunnen doen als bekend is dat een luchtdrukwapen zodanig bewerkt of gemaakt is dat het hetzelfde kan als een vuurwapen. Kan de politie naar de handelaar of bezitter toegaan om dat ding in beslag te nemen en op te treden? Of zegt de minister dat er een hiaat in de wet is dat zo erg is dat wij de samenleving voorlopig, tot dat onderzoek in mei, niet kunnen beschermen? Dat duurt mij veel te lang. Ik wil een optredende overheid, een overheid die de samenleving beschermt tegen dit soort wapens.

Minister Opstelten:
De wet wordt natuurlijk gehandhaafd. Deze uitzendingen zijn een impuls voor een strakkere handhaving. Het waren de Kamer en het kabinet in de tachtiger jaren die dit allemaal uit de wet hebben gehaald. Nu zitten wij met de situatie dat de schotkracht bij de wapens is toegenomen. Daarmee worden wij geconfronteerd en dat is een urgent probleem. Ik zeg toe dat in elke situatie waarin dat voorkomt, de politie en anderen zullen handhaven. De instanties die erover gaan, zal ik daarop aanspreken. In de kern ligt het probleem echter ergens anders, namelijk in de wetgeving. Die moet je op basis van onderzoek voorbereiden. Dat zal ik met urgentie doen.

De heer Slob (ChristenUnie):
Ik vind mei eerlijk gezegd ook te lang duren. Misschien doen er zich straks situaties voor waarvan wij, terugkijkend naar nu, zeggen: hadden wij toch maar ingegrepen. Ik begrijp dat wetgeving heel belangrijk is, maar de wet biedt mogelijkheden om in te grijpen in heel specifieke situaties. Ik heb nog even naar de wet gekeken. In artikel 7 lid 2 staat bijvoorbeeld dat er ingegrepen kan worden door de minister in situaties waarin dringende, aan het algemeen belang ontleende, redenen bestaan. Volgens mij is er nu zo'n situatie. Dus u kunt volgens mij met de wet in de hand de zaak nu proberen te beheersen. Natuurlijk zal nader onderzoek dan aan moeten tonen of het echt noodzakelijk is en of er wellicht nog meer bij kan horen. U hebt volgens mij nu echter wel een wettelijk instrument in handen.

Minister Opstelten:
Dat artikel ziet toe op de concrete situatie waarin je op dat moment kunt ingrijpen en daar ben ik natuurlijk ook toe bereid. Er zijn diensten die dat voor mij doen. Dat is belangrijk, evenals het punt van de voorlichting. Dat neemt niet weg dat in de kern de wetgeving van vroeger moet worden teruggenomen om te kijken of het een serieus punt betreft. Op basis daarvan heb ik onderzoek nodig. Ik doe dus beide. Ik maak maximaal gebruik van de wet en doe daarbij wat nodig is. Daarnaast verbeter ik de systematiek op basis van onderzoek en wetgeving.

Mevrouw Helder (PVV):
Op het gevaar af dat ik wellicht enigszins een dubbele vraag stel, omdat ik snel van mijn werkkamer hiernaartoe moest komen, wil ik de minister graag het volgende voorleggen. Luchtdrukwapens die op echte wapens gelijken vallen al onder de Wet wapens en munitie. Dus ik zou graag van de minister horen dat hij die ook keihard gaat handhaven, gezien het gesignaleerde gevaar. Wat betreft de categorie overige is mijn vraag of de minister, in afwachting van het onderzoek, bereid is om te kijken of er iets van een noodwet gemaakt kan worden.

Minister Opstelten:
Het is inderdaad een herhaling van zetten maar ik ben gaarne bereid om het nog een keer te vertellen. Op basis van de wet zal ik doen wat nodig is. Bovendien wijs ik erop dat men in de jaren tachtig vanwege de handhaving en de onduidelijke en ingewikkelde situatie rondom het vaststellen van grenswaarden, alle desbetreffende artikelen uit de wet heeft gehaald en men dus geen verlofplicht heeft toegestaan. We gaan nu kijken of een en ander nu kan en nodig is, maar daar heb ik dan wel onderzoek voor nodig, want anders lopen we in dezelfde val als die van uw collega's en mijn voorgangers in de jaren tachtig, hetgeen we moeten voorkomen.

De voorzitter:
Mevrouw Helder, tweede vraag namens uw fractie.

Mevrouw Helder (PVV):
Er is veel uit de wet gehaald maar er staat toch nog wel wat in. In de Wet wapens en munitie wordt met betrekking tot categorie IV gesproken van luchtdrukwapens die zodanig echt gelijken dat ze voor dreiging geschikt zijn. Die kunnen gewoon gehandhaafd worden. Is de minister bereid ervoor te zorgen dat dit ook gebeurt?

Minister Opstelten:
Ik zal alle artikelen van de Wet wapens en munitie handhaven, dus ook op dit punt. In het geval echter waarover ook EenVandaag rapporteerde, gaat dat niet op en moeten we een categorie vaststellen ter zake van de grenswaarde en de schotkracht. Vastgesteld moet worden waar de norm ligt en waar die niet ligt; eronder en erboven moeten we het ook kunnen formuleren. Daar heb ik onderzoek voor nodig.

De heer Oskam (CDA):
Die wapens vallen onder categorie IV van de Wet wapens en munitie. Dat betekent dat je ze thuis mag houden, behalve als je onder de 18 jaar bent. Als je ermee op straat loopt of je ermee gaat schieten op straat, dan is het gewoon strafbaar. Dus dat punt is getackeld volgens mij. Ik snap heel goed dat de minister een onderzoek wil om zijn wetgeving te veranderen, maar wat mij betreft kan het wel sneller. We weten wat de uitwerking is. We hebben het ook gezien bij EenVandaag. We hebben deskundigen bij de politie, portefeuillehouders Wet wapens en munitie. Het is een kwestie van die wapens opkopen, want die zijn vrij verkrijgbaar, om er vervolgens snel proeven mee te doen. Op die manier kunnen we veel eerder met de minister praten over een wetgevingstraject. Ik verneem hierop graag zijn reactie.

Minister Opstelten:
Ik heb al aangegeven wat ik nodig heb om het traject goed te kunnen bewandelen. Ik ga daarbij uit van mei met een parallel traject waarin ik tegelijkertijd de maatregelen voorbereid waarvan het onderzoek uitwijst dat die nodig zijn. Het is van belang om dat niet achter elkaar te doen. Daarnaast zullen we alle instrumenten die de Wet wapens en munitie nu al biedt, volledig handhaven.

De heer Van der Staaij (SGP):
Ook de SGP maakt zich hier grote zorgen over. Ik hoor dat de minister zegt dat er in mei een onderzoekstraject is en dat er daarna verder mee aan de slag wordt gegaan, maar dat ook nu al de mogelijkheden worden benut. Mijn vraag is wat dat laatste concreet betekent. Wat is datgene wat de minister nu al kan en wil doen om deze praktijk een halt toe te roepen?

Minister Opstelten:
Ik heb dat, dacht ik, het duidelijkste gezegd tegen mevrouw Berndsen. Dat is natuurlijk voorlichting, alsmede een gesprek voeren met de instanties die daar een rol in spelen, zoals de politie, het Openbaar Ministerie en de KNSA, om de handhaving te intensiveren. Wat de wet nu al biedt? De heer Oskam gaf een voorbeeld dat we allemaal kennen. In een publieke omgeving mag je niet met een luchtdrukwapen worden gesignaleerd. Dat wordt gehandhaafd. Daarnaast is het internationale contact hier belangrijk, want waar komen ze vandaan? Ze komen uit België, ze komen uit Duitsland en ze komen via internet. Dat vergt een aanpak die niet morgen is gerealiseerd, maar waaraan we met elkaar hard moeten werken. Ik erken met de Kamer de urgentie van dit traject.

De voorzitter:
Dank u wel voor uw antwoorden en voor uw komst naar de Kamer.

Ik geef nu het woord aan de heer Verhoeven van de fractie van D66.


Vragen Verhoeven

Vragen van het lid Verhoeven aan de minister van Financiën, bij afwezigheid van de minister van Economische Zaken, over het bericht "Start-ups raken verstrikt in‎ oerwoud aan subsidies".

De heer Verhoeven (D66):
Voorzitter. In Het Financieele Dagblad van vanmorgen stond te lezen dat nieuwe bedrijven en start-ups klagen over de toegankelijkheid van subsidies en stimuleringsregelingen en spreken van een woud aan regels, onmogelijke voorwaarden, stroperigheid en bureaucratie. Dat is uitermate zorgelijk in een land waar nieuwe bedrijven en start-ups juist de belangrijkste bron van innovatie, nieuwe groei en werkgelegenheid zijn. Ondanks alle mooie woorden en initiatieven als het actieplan Ambitieus Ondernemerschap van het kabinet en de start-up special envoy, blijkt opnieuw dat het kabinet vooral goed is voor bestaande bedrijfstakken en de gevestigde orde van onze economie. We zouden juist vol moeten inzetten op de kracht van start-ups en het innovatieve midden- en kleinbedrijf.

Start-ups voelen zich absoluut niet gesteund. Een Wbso-aanvraag duurt drie maanden. Dat zou drie dagen moeten zijn. De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland werkt stroperig en de voorwaarden van een regeling als het innovatiekrediet zijn nagenoeg onmogelijk. Bovendien vormen alle regelingen tezamen een ondoordringbaar woud. Deze problemen zijn allesbehalve nieuw. Daarom stel ik opnieuw, nu aan de minister van Financiën, de volgende vragen.

Waarom zijn alle stimuleringsregelingen van het kabinet nog steeds zo tijdrovend en ingewikkeld? Waarom slaagt het kabinet er niet in te zorgen voor een goede aansluiting op de praktijk van bedrijven en start-ups? Waarom maakt het kabinet de vele regelingen die er zijn niet beter inzichtelijk en echt toepasbaar?

De voorzitter:
Dank u wel. Ik geef het woord aan de minister van Financiën voor zijn beantwoording van de gestelde vragen.

Minister Dijsselbloem:
Voorzitter. Ik vervang, zoals u al zei, de minister van Economische Zaken. Ik zal dat zo goed mogelijk doen. Dat is nog een hele klus.

De berichten vanochtend in de krant zijn inderdaad niet gunstig voor de rijksoverheid, omdat er een aantal starters aan het woord wordt gelaten die zeggen dat de regelingen te ingewikkeld en te tijdrovend zijn. Mijn eerste reactie daarop zou zijn dat Economische Zaken hen onmiddellijk na de kerstvakantie — als u het goed vindt — zal uitnodigen om met hen het gesprek aan te gaan over de zaken waar ze tegenaan gelopen zijn. De praktijk en de theorie sluiten blijkbaar niet aan.

Mijn tweede reactie in de richting van de heer Verhoeven luidt als volgt. Hij zegt dat het kabinet vooral goed is voor de gevestigde orde van de economie. Daarmee doet hij zichzelf tekort, omdat het kabinet in nauwe samenwerking met D66 onder het kopje toekomstfonds een aantal regelingen verder heeft aangejaagd, gevuld en geïnitieerd. Ik noem het Innovatiefonds MKB+, SEED Capital, het Innovatiekrediet, de Vroegefasefinanciering en het Dutch Venture Initiative. Dat zijn allemaal zaken die dankzij het toekomstfonds een verdere push hebben gekregen. Ere wie ere toekomt: ook door D66, want het kabinet en D66 trekken hierin samen op. Daarmee doet de heer Verhoeven zichzelf dus tekort.

Als je kijkt naar de regelingen, moet je vaststellen dat sommige regelingen nog nieuw zijn en mogelijk aanloopproblemen hebben. Dat geldt in ieder geval voor de Vroegefasefinanciering. Die is pas sinds deze zomer van kracht. Overigens loopt de startersregeling daarbinnen goed; het budget voor dit jaar is volledig opgebruikt. Om de aanvragers zo snel mogelijk van dienst te zijn, hanteren we een quickscan. Mensen krijgen eerst een snelle beoordeling; maak je überhaupt kans? Dat geeft voor een aantal van hen duidelijkheid. De rest gaat in een serieuze beoordeling. Omdat het om veel geld kan gaan, is dat natuurlijk een gedegen beoordeling. Het geld is voor dit jaar volledig benut.

Bij de Wbso — de starters zijn daar overigens heel positief over in het artikel — moeten we vaststellen dat het inderdaad bijna drie maanden duurt voordat er een definitieve uitslag is. We gaan bekijken of dat sneller kan. We gaan bekijken hoe de omloopsnelheid van aanvragen sneller kan, zeker voor deze starters, die haast hebben. Maar de regelingen, zeker die voor de starters, worden grosso modo goed benut.

De heer Verhoeven (D66):
Ik ben natuurlijk blij dat de minister zegt dat er mede namens D66 een aantal dingen op het gebied van het bedienen van ondernemers steeds beter gaan. Dat heeft hij bij het rechte eind; dat zegt hij goed. Maar dan geef ik hem het advies om op een aantal andere punten die nog niet goed lopen ook goed naar D66 te luisteren. Die kans is er nu.

We hebben een aantal punten inderdaad goed geregeld, maar ik heb het op dit moment liever over een aantal punten die nog niet zo goed gaan, bijvoorbeeld de start-up envoy, mevrouw Kroes. Zij gaat aan de slag om de start-ups in Nederland te krijgen. Hoe gaat zij ervoor zorgen dat al die start-ups niet binnen een paar maanden gillend weer weglopen door de ingewikkeldheid van alle regelingen op het moment dat zij dat moeras aantreffen en de weg niet vinden in Nederland? Natuurlijk hebben we een aantal middelen. Sterker nog, er zijn allerlei nieuwe regelingen bij gekomen in de afgelopen tijd. Maar hoe zorgen we ervoor dat die regelingen ook voor iedereen begrijpelijk zijn en dat je niet verdwaalt in al die verschillende regelingen, die als het ware een ondoordringbaar woud vormen? Hoe gaat het kabinet daarvoor zorgen? Hoe gaat het kabinet het laagdrempelig en toegankelijk maken voor ondernemers, die hard werken en niet zo veel tijd hebben om al die verschillende dingen te doorgronden? Daar gaat het om.

Minister Dijsselbloem:
Dat is een terecht punt. Ik ben blij dat D66 het kabinet ook op dit punt blijft steunen. We trekken hier samen in op. EZ is van plan om op zeer korte termijn een digitaal loket te creëren, omdat er terecht, zoals de heer Verhoeven zegt, erg veel regelingen zijn, zowel op het gebied van financiering en krediet als op het gebied van innovatie en fiscale regelingen. Er zijn heel veel regelingen om verschillende categorieën van ondernemers te ondersteunen. De toegankelijkheid daarvan moet echt beter. We gaan dus met een digitaal loket mensen veel toegankelijker de weg wijzen in wat er is en wat er voor hen kan werken. We gaan bekijken of we een fast lane kunnen creëren voor starters en de doorlooptijden van aanvragen versnellen, juist voor de ondernemers voor wie dat belangrijk is.

Ten slotte kom ik op mevrouw Kroes, die we niet alle taken en al het huiswerk in handen moeten spelen. Dit huiswerk gaat het kabinet gewoon doen. Mevrouw Kroes richt zich sterk op het klimaat en de aantrekkelijkheid voor buitenlandse investeerders en buitenlandse start-ups, om ook voor hen Nederland op de kaart te zetten als vestigingsland voor start-ups en als goede plek om je bedrijf op te starten. Het huiswerk dat we hier bespreken is voor het kabinet. De eerste stap is om de startende ondernemers uit het artikel uit te nodigen om met ze te praten.

De heer Verhoeven (D66):
Het is goed om te horen dat het kabinet een "fast lane" — dat zou niet helemaal mijn terminologie zijn — creëert en dat het dus de snelheid gaat verhogen van het afhandelen van al die aanvragen. Dat is echt belangrijk, want heel veel ondernemers zeggen: op het moment dat ik het nodig heb, krijg ik geen reactie en op het moment dat ik verder ben, blijk ik het wel of niet gekregen te hebben. Dat is dus belangrijk.

Dan nog even over het digitale loket. We hebben al heel veel digitale loketten. Het probleem is ook dat er zelfs te veel loketten zijn. Er moet één loket komen. Wat mij betreft worden daar alle organisaties die ondernemers helpen samen in gebundeld. Tijdens de begrotingsbehandeling hebben we daar al uitgebreid over gesproken met de minister van Economische Zaken. Er moet één loket, één site, één plek zijn waar alle ondernemers in dit land en alle start-ups terechtkunnen. Zij moeten snel kunnen zien wat er allemaal is en wat bij hun behoefte past. Mijn vraag aan het kabinet is, wanneer dat loket er is. Wanneer kunnen de ondernemers die met kerst met de minister kunnen komen praten bij dat loket terecht?

Minister Dijsselbloem:
Ik merk dat de heer Verhoeven vaak met de minister van Economische Zaken hierover spreekt. Het is precies de intentie van de minister van Economische Zaken om RvO, die veel van deze regelingen uitvoert, de Kamers van Koophandel en de Kredietdesk bijeen te brengen achter dat ene loket. Dat is precies de plek waar je het overzicht van het totaal aan regelingen en ondersteuning voor startende bedrijven zult aantreffen. Ik kan zo niet zeggen wanneer dat digitale loket in de lucht zal zijn, maar ik zorg ervoor dat u een zeer kort briefje krijgt van de minister van EZ, waarin die datum wordt vastgelegd. Nogmaals, het gesprek met de startende ondernemers zal na de kerst plaatsvinden. Het zal de minister van Economische Zaken voor de kerst niet meer lukken.

De heer Van Veen (VVD):
Ik heb de afgelopen periode veel bedrijven bezocht van de top 100 van meest innovatieve bedrijven van de Kamer van Koophandel. Ik heb net als de minister geconstateerd dat er veel waardering is voor de Wbso-regels die door de regering zijn opgesteld. In de initiatiefnota #StartupNL van de VVD hebben wij gevraagd om meer flexibiliteit, omdat er sectoren zijn waarover weinig kennis is bij het ministerie. Op die manier moet het gaan gebeuren ...

De voorzitter:
Wat is uw vraag? U moet nu snel een vraag gaan stellen.

De heer Van Veen (VVD):
Ik ga mijn vraag toch even inleiden, want anders snapt de minister echt niet waar ik het over heb.

De voorzitter:
U hebt een halve minuut om een vraag te stellen, maar die hebt u nog niet gesteld. Uw halve minuut is voorbij.

De heer Van Veen (VVD):
De vraag komt eraan. Dit moeten wij voor zijn. Wij moeten ervoor zorgen dat de Wbso-beoordelaars voldoende kennis hebben en dat wij onze regelingen startup-proof maken. Kan de minister aangeven wanneer hij het startup-proof zijn van onze subsidieregelingen voor elkaar heeft? Daar zitten de ondernemers op te wachten, wellicht ook al in het gesprek dat de ondernemers met de minister gaan hebben na het kerstreces.

Minister Dijsselbloem:
Zoals ik heb aangegeven, gaan wij op een aantal punten actie ondernemen. Ik noem maar even het kopje digitaal loket en het kopje doorloopsnelheden. Ook gaan wij gewoon met de ondernemers in gesprek om te horen welke praktische knelpunten er zijn. Veel van de regelingen zijn nieuw; die zijn echt net gestart. Het kabinet heeft in 2014, mede dankzij het toekomstfonds, twee keer een impuls aan die regelingen gegeven; de eerste keer van 125 miljoen en de tweede keer van 100 miljoen. Wij zijn deze organisatie aan het uitbouwen. Het moet sneller en beter. In de eerste maanden van het nieuwe jaar gaan wij deze organisatie verder op poten zetten.

De heer Groot (PvdA):
Ter verduidelijking heb ik een vraag over het nieuwe loket dat er komt. Dat is toch niet een nieuw loket bij Economische Zaken? Ik mag toch aannemen dat dit loket gaat aansluiten bij het initiatief van de Kamer van Koophandel, de werkgeversorganisaties en Economische Zaken gezamenlijk? Dus dat er geen nieuw loket komt?

Minister Dijsselbloem:
Dat is correct, het is één loket, waarbij wij ervoor zorgen dat dit toegang geeft tot alle kredietfaciliteiten die er inmiddels zijn. Dat zijn er nogal wat, zoals de heer Verhoeven terecht zei. Verder noem ik innovatiesubsidies en het fiscale instrumentarium, zodat mensen ook daarover zijn geïnformeerd. Dit gebeurt samen met de Kamer van Koophandel en het bedrijfsleven, zodat er één plek is waar de informatie beschikbaar komt.

De voorzitter:
Ik dank de minister voor de antwoorden en voor zijn komst naar de Kamer.


Vragen Ouwehand

Vragen van het lid Ouwehand aan de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu over het onderzoek van TNO dat uitwijst dat vliegverkeer een bron is van ultrafijnstof en dat omwonenden van Schiphol hierdoor ernstige gezondheidsrisico's lopen.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Voorzitter. De discussie over de vraag of de overheid voldoende doet om burgers te beschermen tegen vervuiling van de lucht loopt in de Kamer. Er is lang gedacht dat het vliegverkeer niet zo'n grote bijdrage leverde. Zo'n vliegtuig is maar twintig seconden op de startbaan en dan nog tien seconden in de lucht. De uitstoot daarvan zou niet zo veel effecten hebben op de gezondheid van mensen die in de buurt wonen. In Los Angeles en in Kopenhagen is er al onderzoek gedaan dat ons zorgen baarde. Op basis daarvan hebben TNO en IRAS in Nederland gekeken hoe het zit met de uitstoot van Schiphol. Dat baart grote zorgen. Meer dan 550.000 adressen in Amsterdam en Amstelveen lijken hierdoor te worden geraakt. De uitstoot van het ultrafijnstof is veel schadelijker dan gedacht. Milieudefensie heeft berekend dat één opstijgend verkeersvliegtuig per seconde evenveel uitstoot als één miljoen vrachtwagens. Kan de staatssecretaris die berekening bevestigen, of heeft zij cijfers dat het anders zou zitten? Kan zij aangeven om hoeveel mensen het op dit moment gaat? Het betreft 550.000 adressen, maar dan weten wij nog niet hoe veel mensen dat zijn. Hoe veel kinderen zijn dat? Kinderen zijn veel gevoeliger voor deze effecten. Ik vraag de staatssecretaris of zij de aanbevelingen van de onderzoekers opvolgt om nader onderzoek in te stellen naar de precieze gezondheidseffecten en of zij gedurende dat onderzoek bereid is om voorzorgsmaatregelen te treffen, zodat wij geen onverantwoorde risico's nemen met de mensen die geraakt worden door de uitstoot van luchtverkeer.

Staatssecretaris Mansveld:
Voorzitter. Zoals men weet, neem ik de afweging tussen gezondheid en economische belangen zeer serieus. Men weet ook dat ik mij graag op feiten baseer. Ook ik ben nieuwsgierig naar wat uiteindelijk de feiten zijn. Gezegd is dat een vervolgonderzoek duidelijkheid moet verschaffen over de daadwerkelijke gezondheidsrisico's. Ik zal het onderzoek van TNO bestuderen. Ik zal vertellen hoe ik kijk naar het onderzoek van TNO en op welke wijze ik dat vervolgonderzoek — ik denk inderdaad dat dit er moet komen — zal inrichten. Ook zal ik bekijken wat er op Europees niveau plaatsvindt; er lopen momenteel enkele Europese onderzoeken. Ik zal die aanbeveling dus opvolgen.

Op dit moment kan ik geen berekeningen bevestigen. Ik vind het belangrijk om te weten welke feiten in vervolgonderzoeken boven water komen. Ik vind het goed dat dit gesignaleerd wordt. Wij hebben al de PM10-norm voor het wat grotere fijnstof. De PM2,5-norm voor het wat kleinere fijnstof gaat in. Nu zetten wij de stap naar roet en ultrafijnstof. In het kader van de volksgezondheid lijkt het mij belangrijk dat wij het onderzoek op die manier doen.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
De staatssecretaris geeft antwoord op mijn ene vraag. Zij neemt de aanbeveling over om vervolgonderzoek te doen. Dat is fijn. Dank daarvoor. Wij blijven graag op de hoogte van de opzet van dat onderzoek.

Ik heb de staatssecretaris ook gevraagd om gedurende dat onderzoek voorzorgsmaatregelen te treffen, zodat het onderzoek geen "wegwezer" wordt. Het stuit mensen altijd tegen de borst als zij politici horen zeggen "wij zoeken het nog even uit", terwijl er in de tussentijd niets verandert. Wij zouden kunnen afspreken dat wij de groei naar 510.000 vliegbewegingen per jaar, die wij Schiphol zouden willen toestaan, even bevriezen. Ook zouden wij kunnen afspreken dat wij werk maken van het verminderen van onnodige vluchten, bijvoorbeeld binnen Europa. Ik hoopte dat de staatssecretaris zou zeggen dat zij weet dat de gezondheid van kinderen zou kunnen worden geschaad, dat Nederland niet eens de door de Wereldgezondheidsorganisatie aanbevolen luchtkwaliteitsnormen haalt en dat zij om die reden geen extra risico's wil nemen, gelet op wat wij nu kunnen weten over de uitstoot van vliegverkeer. Het lijkt mij verstandig dat de staatssecretaris zegt dat zij, zolang wij niet kunnen uitsluiten dat er gevolgen zijn voor de volksgezondheid, Schiphol in elk geval niet verder laat groeien, dat zij werk maakt van het stimuleren van meer vervoer over land, via het spoor, en dat zij aan de slag gaat om al die korte Europese vluchten aan te pakken. Dat zou de na te streven klimaatdoelen bovendien dichterbij brengen.

Staatssecretaris Mansveld:
Het lijkt mij niet goed dat wij maatregelen treffen terwijl überhaupt nog niet bekend is wat de effecten zijn en wij dus nog niet weten of wij wel maatregelen moeten treffen en, zo ja, in welke mate. Mevrouw Ouwehand geeft een aantal voorbeelden. Een ervan, inzake de korte en misschien onnodige vluchten, is interessant. Dat is precies wat wij proberen te bereiken met het Single European Sky-programma, waarvan ik een ontzettende voorstander ben. In die zin wordt er om een heel andere reden al effectief gehandeld op dit punt.

Ik vind het belangrijk dat wij weten wat de effecten zijn, dat wij daar onderzoek naar doen en dat wij vervolgens bekijken of er maatregelen nodig zijn. Ik wil niet op voorhand, zonder de effecten te kennen, maatregelen treffen.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Dan ben ik bang dat de staatssecretaris een verkeerde opvatting heeft over haar taakomschrijving. De regering is gehouden aan artikel 21 van de Grondwet, waarin staat dat het beleid gericht dient te zijn op de bescherming van het leefmilieu en de gezondheid van mensen. Natuurlijk kan gezegd worden dat wij nog geen beleid kunnen maken als wij de effecten nog niet weten. Wij kunnen echter wel vanuit het voorzorgsbeginsel zeggen: als dit effect zal hebben op de volksgezondheid, willen wij dat liever voorkomen en daarom de afspraak bevriezen dat Schiphol nog verder mag doorgroeien. De resultaten van het in Europees verband werken aan vermindering van de onnodige vluchten zijn nog lang niet bekend. Ik kan mij voorstellen dat de staatssecretaris ook in eigen land doet wat daarvoor nodig is en een doelstelling formuleert om het aantal Europese reizen vanaf Schiphol, die men ook gemakkelijk met de trein kan maken — men kan met de trein naar Londen, Berlijn en andere steden — te verminderen. De burgers worden nu onder druk van de prijsvechters voor een paar tientjes in het vliegtuig gejaagd, terwijl zij ook op een andere manier zouden kunnen reizen, dus daar kan de staatssecretaris mee aan de slag. Ik wil graag van haar de toezegging dat zij vanuit het voorzorgsbeginsel maatregelen neemt om te voorkomen dat wij straks spijt krijgen van de gezondheidsschade die wel degelijk is opgetreden.

Staatssecretaris Mansveld:
De onderzoekers zeggen dat langjarige blootstelling aan ultrafijnstof "waarschijnlijk" nadelige effecten heeft op de gezondheid, maar dat zij dat nog niet met zekerheid kunnen zeggen. Ik heb gezegd dat ik vind dat ik het rapport moet bestuderen en dat ik moet bekijken hoe je in de belangen afweegt wat vervolgonderzoeken zijn en wat effecten zijn, en dat ik met de uitkomst van dit onderzoek voorzorgsmaatregelen neem. Ik vind het echt niet serieus te relateren aan welke effecten dan ook. Ik denk dus dat dat onverstandig is. De vraag of het op termijn gaat plaatsvinden, na vervolgonderzoek, nadat er gekeken is binnen Europa hoe het op andere plekken is, ook in vergelijking met wegverkeer, want ook daar wordt naar ultrafijnstof gekeken, of op dat moment, als dat nodig is, stappen genomen worden, gaat over als-danbeweringen. Dat zal ik op dat moment beoordelen. Ik zal beginnen bij de vraag wat de feiten zijn en wat de effecten.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Rondom Schiphol hanteren we een maximale hoeveelheid geluid. Dat hebben we gedaan omdat we ons realiseren dat geluid een effect heeft op de gezondheid. Ook van fijnstof weten we al heel lang dat het effect heeft op de gezondheid. Daarom besteden wij daar in Nederland zo veel aandacht aan. Kan de staatssecretaris toezeggen dat zij in haar nadere onderzoek niet alleen maar ingaat op de vraag óf er maatregelen genomen moeten worden, als zij constateert dat dat effect heeft, maar ook op de vraag welke maatregelen? Is zij ook bereid om te kijken, naar analogie met de maximale hoeveelheid geluid, of je wellicht ook met een maximale hoeveelheid uitstoot zou moeten werken? Die maximale hoeveelheid geluid had namelijk het positieve, stimulerende en innovatieve effect dat het de vliegtuigen schoner en stiller maakte. Dat is nou juist wat je wilt hebben: niet per se minder vluchten, maar wel minder effect van de vluchten. Gaat de staatssecretaris dit meenemen?

Staatssecretaris Mansveld:
Er is een normering voor fijnstof, PM10. Per 1 januari komt de normering PM2,5. Er is besloten om dat te meten, omdat er gekeken is naar de effecten op gezondheid en er een norm is waarbij gekeken is wanneer het een schadelijk effect heeft. Bij roet zeggen we nu dat we een roetmeetnet willen. Daarin lopen wij voorop in Europa. Nu zijn we bij het thema ultrafijnstof aangekomen. Ik vind het goed dat we op die manier steeds verder kijken naar de effecten op de gezondheid. Ik heb zojuist al aangegeven dat goed gekeken moet worden naar de effecten op gezondheid en de economische belangen. Ik vind dat je daar een zorgvuldige afweging in moet maken. Op voorhand al zeggen dat ik het ga doen naar analogie van geluid vind ik ingewikkeld. Ik kijk eerder hoe de stappen zijn gezet in het geval van PM10 en PM2,5 en hoe we die wegen hebben genomen. Dat betreft namelijk hetzelfde materiaal; dat gaat allemaal over fijnstof. Ik vind het wel belangrijk dat we bekijken hoe we het op andere manieren hebben gedaan en of we daardoor, als er effecten blijken te zijn, versneld effectieve maatregelen kunnen nemen. Maar eerst wil ik vervolgonderzoek naar de vraag wat de effecten zijn en wanneer die effecten schadelijk zijn. Wanneer praten we over een concentratie die schadelijk is? Dat is natuurlijk belangrijk voor de uiteindelijke normering. Deze moet wat mij betreft Europees plaatsvinden, want — het blijft een beetje lastig — lucht waait gewoon de grens over.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
We hebben het in deze Kamer heel vaak over rekenmodellen over de luchtkwaliteit versus echt meten. Ik wil van de staatssecretaris weten of dit niet weer aanleiding geeft om toch eens goed na te denken over de vraag of we naast berekenen hoe schoon de lucht is, ook echt meetpunten nodig hebben, zeker onder de rook van Schiphol, want als daar het fijnstof niet schadelijk is, is het dat nergens ter wereld, gezien de maximaal 510.000 vluchten per jaar. Is de staatssecretaris dat niet eens met GroenLinks?

Staatssecretaris Mansveld:
Inderdaad hebben GroenLinks en ik al menige discussie gevoerd over berekenen en meten. Ik vind het belangrijk dat wij heel goede berekeningsmodellen hebben, om te bezien hoe we er komen. Natuurlijk zal er uiteindelijk ook gemeten worden, om te valideren. Op dit moment heb ik geen enkele reden om verandering aan te brengen in de bestaande manieren en wijzen waarop we een en ander doen.

Ik moet nog even iets zeggen over meten en weten. Ook in het geval van wegverkeer wordt er gekeken naar ultrafijnstof. Het is belangrijk om van elkaar te leren in de verschillende sectoren, maar ook om te bekijken of het fijnstof van vliegtuigen exact dezelfde effecten heeft en hetzelfde fijnstof is als het fijnstof van transport over de weg. Ik vind het belangrijk dat we fact-based handelen.

De voorzitter:
Tweede vraag van uw fractie, mevrouw Van Tongeren. Ga uw gang.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. Ik ben heel erg voor fact-based handelen. Dat pleit juist voor het meten. De staatssecretaris is vast ook op de hoogte van allerlei buitenlands onderzoek waarin volstrekt duidelijk is gemaakt dat er een relatie is tussen fijnstof en gezondheid en dat het niet uitmaakt of dat fijnstof van een landbouwbron komt, van een verkeersbron of van een bron in de lucht. Is de staatssecetaris dat met mij eens of hebben wij in Nederland fact-based andere informatie waaruit blijkt dat het verschillende gezondheidseffecten zou hebben?

Staatssecretaris Mansveld:
Dat is nu precies wat ik probeer aan te geven. Zo hebben we PM10, PM2,5 en dergelijke. Er is steeds bekeken wanneer die effecten nadelig en schadelijk zijn en welke norm we daaraan moeten stellen. Ik vind dat we die weg ook moeten gaan bij ultrafijnstof, zodat het zorgvuldig gebeurt. Als we een norm voor schadelijkheid en negatieve effecten hebben, moeten we die ook kunnen onderbouwen.

De heer Smaling (SP):
Er is nog een manier om de kwetsbaarheid te verlagen. Als mensen inderdaad onder een ultrafijnstofdeken blijken te wonen, kun je de kwetsbaarheid verlagen door bijvoorbeeld niet meer te bouwen onder aanvliegroutes. Ik ken nogal wat gebieden, bijvoorbeeld de Buitenveldertbaan, met nogal wat bouwplannen. Ziet de staatssecretaris mogelijkheden om in te grijpen in bouwplannen, mocht er inderdaad sprake zijn van schadelijkheid?

Staatssecretaris Mansveld:
Dan komen we weer in een als-danredenering terecht. We zitten nu in de fase dat onderzoek is gedaan en dat het vermoeden bestaat dat vervolgonderzoek nodig is. Dat geven de onderzoeksinstellingen ook aan. Het is belangrijk dat we eerst weten wat de effecten zijn voordat we überhaupt naar maatregelen kijken. Als maatregelen nodig zijn, wil ik ook dat zij zo effectief mogelijk zijn. Het antwoord op de vraag blijf ik dus schuldig. Ik weet dat als-danbeweringen verleidelijk zijn, maar op dit moment is het te prematuur.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Ik krijg graag een nadere toelichting van de staatssecretaris. Zij wil niets veranderen in het beleid zolang we geen bewijs hebben, maar we kunnen ook niet uitsluiten dat mensen hier ziek van worden. Nogmaals, het gaat om 550.000 adressen alleen al in Amsterdam en Amstelveen. Het vermoeden bestaat dat er risico's zijn. Vindt de staatssecretaris het verantwoord dat we gezondheidsrisico's lopen met onze burgers en kinderen? Als zij deze vraag met ja beantwoordt, wat is daar dan de onderbouwing van, gelet op haar taak en gelet op artikel 21 van de Grondwet?

Staatssecretaris Mansveld:
Ik ga mezelf herhalen. TNO, GGD Amsterdam en Iras benadrukken dat vervolgonderzoek duidelijkheid kan geven over de werkelijke gezondheidsrisico's. Daarbij komen de grote vragen natuurlijk aan de orde: wat zijn de gezondheidsrisico's, op welk moment treden die op en wat zijn de effecten? Daar zijn we naar op zoek. Ik heb de Kamer zojuist het vervolgonderzoek toegezegd. Ik zal ook in Europees verband kijken wat er bekend is en hoe daar in Europa mee wordt omgegaan. Fijnstof waait ook de grens over, want het zit in de lucht. Ik vind het belangrijk om dat te weten. Ik wil niet vooruitlopen op maatregelen, schades, et cetera die op dit moment nog niet bekend zijn. Naar mijn mening moet je in de keten niet bij de maatregelen beginnen, maar bij de feiten en dus bij de effecten: wanneer zijn de effecten schadelijk en welke maatregelen zouden effectief kunnen zijn om de eventuele schadelijke effecten op te heffen?

De voorzitter:
De tweede vraag van uw fractie, mevrouw Ouwehand.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Dat was geen antwoord op mijn vraag. Fijnstof waait weg en ja, het waait naar Amsterdam en mensen worden er ziek van. Het is een redelijk vermoeden dat we hier kunnen hebben. Mijn vraag was of de staatssecretaris het verantwoord vindt om Schiphol verder te laten groeien in afwachting van de uitkomsten van het onderzoek. Ik ben blij dat het onderzoek er komt — ik hoor graag van de staatssecretaris wanneer zij de opzet naar de Kamer stuurt — maar vindt zij het verantwoord om in de tussentijd het vliegverkeer dat waarschijnlijk gezondheidsschade oplevert voor mensen in Amsterdam en Amstelveen onaangetast te laten? We zouden ook kunnen kiezen voor bevriezing.

Staatssecretaris Mansveld:
Dan kom ik er weer op terug. Mevrouw Ouwehand gebruikt hetzelfde woord, namelijk "waarschijnlijk". Zij weet het ook niet zeker en ik vind het belangrijk om eerst te weten wat de feiten zijn voordat wij alle belangen tegenover elkaar zetten. In normeringen worden die belangen ook gewogen.

De heer Van Helvert (CDA):
De staatssecretaris geeft aan dat extra onderzoek noodzakelijk is. Een aantal gemeenten en burgers in de omgeving van Schiphol wachten op uitsluitsel of er gebouwd mag worden en of er überhaupt herbestemd mag worden of gerenoveerd. In hoeverre heeft het extra onderzoek gevolgen voor de snelheid waarmee de gemeenten en de burgers hierop antwoord krijgen? In het algemeen overleg heeft de staatssecretaris aangegeven dat zij zo spoedig mogelijk met een antwoord zou komen.

Staatssecretaris Mansveld:
Die toezegging staat nog steeds. Ik kom zo spoedig mogelijk met een antwoord hierop. Dat laat onverlet dat dit traject ook zijn weg gaat lopen.

De heer Elias (VVD):
Ik luister met stijgende verbazing naar een aantal collega's. Ik complimenteer allereerst de staatssecretaris dat zij zo rustig feitelijk antwoord blijft geven. Er is onderzoek gedaan door TNO. Daarover heeft Milieudefensie een of ander paniekerig persbericht verspreid en vervolgens staat de halve Kamer op haar kop, terwijl de onderzoeker van TNO heeft gezegd: "De conclusies van Milieudefensie zijn veel te kort door de bocht." Dat heeft hij op dezelfde dag op de radio gezegd. Zouden we nu niet gewoon even rustig moeten afwachten wat er uit het onderzoek komt en al helemaal niet radicale maatregelen gaan nemen terwijl daar geen enkele aanleiding voor is?

Staatssecretaris Mansveld:
Ik wil met alle plezier mijn betoog herhalen. Of het wel of niet kort door de bocht is, laat ik aan de mensen van Milieudefensie. Ik vind het belangrijk dat we fact-based handelen. Daar zal ik ook stappen toe zetten.

De voorzitter:
Dank u wel voor uw antwoorden en dank voor uw komst naar de Kamer. Hiermee is er een einde gekomen aan het mondelinge vragenuur.

Mededelingen

Mededelingen

Mededelingen

De voorzitter:
Ik deel aan de Kamer mee dat er geen afmeldingen zijn.

Deze mededeling wordt voor kennisgeving aangenomen.

De voorzitter:
Ontvangen is een bericht van het overlijden op 10 december jongstleden van het oud-lid van de Kamer de heer Martin Zijlstra. De heer Zijlstra was lid van de Kamer voor de fractie van de Partij van de Arbeid van 16 november 1989 tot en met 22 mei 2002. Namens de Kamer heb ik een bericht van deelneming aan de familie gezonden.

Op de tafel van de Griffier ligt een lijst van ingekomen stukken. Op die lijst staan voorstellen voor de behandeling van deze stukken. Als voor het einde van de vergadering daartegen geen bezwaar is gemaakt, neem ik aan dat daarmee wordt ingestemd.

Regeling van werkzaamheden

Regeling van werkzaamheden

Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:
Ik stel voor, hedenmiddag ook te stemmen over de aangehouden motie-Ouwehand (30196, nr. 215).

Voorts stel ik voor, donderdag aanstaande te stemmen over het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en enige andere wetten in verband met de modernisering van de vennootschapsbelastingplicht voor overheidsondernemingen (Wet modernisering Vpb-plicht overheidsondernemingen) en de daarbij ingediende moties.

Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:
Ik wijs de Kamer erop dat morgen zal moeten worden gestemd over de moties ingediend in het debat over de Europese top. Dit zal op een herzien schema worden vermeld, dat zal worden rondgestuurd. U bent alvast gewaarschuwd.

Op verzoek van de Partij van de Arbeid-fractie benoem ik in de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid het lid Marcouch tot lid in plaats van het lid Rebel en het lid Rebel tot plaatsvervangend lid in plaats van het lid Otwin van Dijk.

Ik stel voor, toe te voegen aan de agenda:

  • het VAO Passend onderwijs, naar aanleiding van een algemeen overleg gehouden op 11 december, met als eerste spreker mevrouw Siderius van de SP-fractie;
  • het VAO Wapenexportbeleid, naar aanleiding van een algemeen overleg gehouden op 11 december, met als eerste spreker de heer Jasper van Dijk van de SP-fractie;
  • het VAO Vervanging F-16, naar aanleiding van een algemeen overleg gehouden op 11 december, met als eerste spreker de heer Jasper van Dijk van de SP-fractie;
  • het VAO Voortgang decentralisatie zorg, naar aanleiding van een algemeen overleg gehouden op 11 december, met als eerste spreker mevrouw Keijzer van de CDA-fractie.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:
Het woord is aan de heer Graus. Hij heeft twee verzoeken, maar zal die een voor een doen.

De heer Graus (PVV):
Mevrouw de voorzitter. Mijn eerste verzoek is het volgende. Een tijdje geleden heb ik steun gekregen voor een dertigledendebat over de actualisatie van de grenseffectentoets. Dat debat wil ik graag omzetten in een plenair debat. Dat heeft ermee te maken dat nu de olieprijzen en de brandstofprijzen dalen, de regering de accijnzen gaat verhogen. Ik heb nooit eerder zo veel reacties gehad van burgers en bedrijven. Daarom dacht ik: dit is een plenair debat waard.

De voorzitter:
Eerder had u al de steun van 30 leden voor het houden van een debat over de grenseffectentoets. Zijn er inmiddels andere fracties die ook steun willen geven aan dit verzoek?

De heer Omtzigt (CDA):
Voor mij mag het zowel een dertigledendebat als een normaal debat zijn.

De voorzitter:
Mijn inschatting is dat u ook steun hebt gegeven aan het dertigledendebat.

De heer Bashir (SP):
Als er maar een debat komt; dan maakt mij de vorm verder niet uit.

De voorzitter:
Ik noteer dat als een "ja, ik steun dit verzoek". Voor de rest zie ik niemand bij de microfoon.

De heer Graus (PVV):
O, daar komt de heer De Rouwe van de CDA-fractie nog aanrennen!

De voorzitter:
Maar de CDA-fractie heeft zojuist al haar steun uitgesproken. U mag het ook nog een keer doen, mijnheer De Rouwe, maar dat telt niet voor twee keer!

De heer Graus (PVV):
Hij wil wel twee keer.

De voorzitter:
Nee, u kunt het proberen, maar dat gebeurt niet. We handhaven het voorstel voor een dertigledendebat.

De heer Graus (PVV):
Misschien kan het dertigledendebat zo spoedig mogelijk plaatsvinden.

De voorzitter:
U weet dat ik dat het liefste zou doen. En nu naar uw tweede verzoek.

De heer Graus (PVV):
Voorzitter. Het tweede verzoek is het volgende. In De Telegraaf van 13 december 2014 stond dat er een plundering bij KLM dreigt. Ik heb dat een paar weken geleden al gemeld in een AO over luchtvaart. Ik was De Telegraaf dus voor. De KLM vormt sinds 1919, tezamen met de thuishaven Schiphol, een geheel van elkaar versterkende bedrijven in economische activiteiten die van nationaal belang zijn. De KLM is bovendien een van de grootste particuliere werkgevers. Daarom zou ik graag een apart debat over dit onderwerp voeren met de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu en de minister van Economische Zaken.

De voorzitter:
Van het AO waaraan u refereert, is deze week ook een VAO geagendeerd.

De heer Graus (PVV):
Dat klopt, maar er zijn nu nieuwe aspecten duidelijk geworden. Ook intern vanuit KLM is er nieuws gekomen. Een VAO mag geen opening van een debat zijn. Als u dat toestaat, zou ik er geen moeite mee hebben, maar ...

De voorzitter:
Nee, dat sta ik niet toe.

De heer Graus (PVV):
Ik heb amper twee minuten om de moties af te raffelen; dus dat gaat me niet lukken.

De voorzitter:
Ik leg het verzoek voor aan de Kamer. Is er steun voor het houden van een debat over de KLM?

De heer Leenders (PvdA):
Ik steun niet het verzoek om een debat. We hebben het in het laatste AO over luchtvaart uitgebreid over dit onderwerp gehad. De staatssecretaris heeft ons toegezegd dat ze ons op de hoogte zal houden. Een brief lijkt mij in dit verband wel aan de orde.

De heer Bashir (SP):
Een debat lijkt mij verstandig. Wij zouden voorafgaand aan een debat een brief willen ontvangen, waarin met name de minister van Financiën ingaat op de juridische aspecten, maar ook op de garanties die zijn afgegeven en de gevolgen daarvan.

De heer Omtzigt (CDA):
Martijn van Helvert en ik hebben gisteren namens de CDA-fractie een set zeer gedetailleerde vragen over dit onderwerp gesteld. Het zou heel goed zijn om het antwoord op die vragen, samen met een brief, begin januari in de Kamer te hebben. Daarna zouden we graag een debat of een AO houden, afhankelijk van het aantal leden. Ik denk dat het goed zou zijn om in de Kamer te kijken of er nog nadere vragen zijn die bijvoorbeeld morgen ingeleverd kunnen worden.

De voorzitter:
U vraagt om een inventarisatie voor de brief.

De heer Omtzigt (CDA):
Ja, en wij steunen het verzoek om de minister van Financiën erbij te betrekken in plaats van de minister van Economische Zaken, omdat hij ruim 5% van de aandelen houdt.

De voorzitter:
Ik noteer dat u steun geeft aan het verzoek om een debat.

De heer Elias (VVD):
Als je al een debat wilt voeren, ligt het inderdaad veel meer voor de hand om de minister van Financiën erbij te vragen, omdat hij 7% van de aandelen heeft. Ik ben het echter eens met de heer Leenders. Een debat moeten we niet willen. Althans, we moeten eerst een brief hebben. De zorgen zijn groot, maar het betreft hier een particulier bedrijf waar we niet zo veel invloed op hebben. Het verzoek om een brief waarin de staatssecretaris ingaat op de situatie, steun ik.

De voorzitter:
Mijnheer Graus, u hebt op dit moment geen steun van de meerderheid van de Kamer voor het houden van een plenair debat. Er is behoefte aan meer uitleg. Er is zelfs voorgesteld om via de commissie de griffier te verzoeken om de vragen te inventariseren. Na ommekomst van de brief kan opnieuw gekeken worden of er aanleiding is om een plenair debat te houden.

De heer Graus (PVV):
Volgens mij is er wel steun voor een dertigledendebat.

De voorzitter:
Dat klopt.

De heer Graus (PVV):
Dan wil ik dat toch wel geagendeerd hebben als stok achter de deur. Als een AO eerder gepland kan worden, ben ik zo sportief om het van de agenda te laten afvoeren, maar ik zou het dertigledendebat graag agenderen. Ik wil nog even reageren op wat men zegt over de aanwezigheid van de minister van Economische Zaken. Ik heb hem erbij geroepen, omdat de KLM een van de grootste particuliere werkgevers van Nederland is.

De voorzitter:
Ik zal het stenogram van dit gedeelte van de vergadering doorgeleiden naar het kabinet en de griffier van de commissie vragen om de nog openstaande vragen te inventariseren. Ik zal het dertigledendebat toevoegen aan de agenda met drie minuten spreektijd per fractie.

De heer Graus (PVV):
Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u, mijnheer Graus. Het woord is aan mevrouw Ouwehand van de Partij voor de Dieren.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Voorzitter. U was er zelf bij. In het vragenuur heb ik de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu vragen gesteld over gezondheidsschade door het vliegverkeer. De antwoorden waren niet erg bevredigend. De zorgen zijn echter groot. Ik stel de Kamer voor om een debat te agenderen. De staatssecretaris heeft een onderzoek aangekondigd. Ik kan me voorstellen dat we tegen de tijd dat het vervolgonderzoek klaar is, ruimte hebben op de plenaire agenda om hier met elkaar over te spreken.

De voorzitter:
Een verzoek om steun voor het houden van een debat over de gezondheidsproblemen als gevolg van ultrafijnstof voor de omwonenden van Schiphol.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Het lijkt me goed om eerst meer duidelijkheid te hebben over het onderzoek dat de staatssecretaris heeft toegezegd. Ik vraag de staatssecretaris om de onderzoeksopzet met de Kamer te delen. Als we de brief hebben, met de onderzoeksopzet en graag ook de planning wanneer alles klaar moet zijn, kunnen we bekijken op welk moment we het best met elkaar kunnen debatteren. Nu dus geen steun voor het debat, maar wel voor een brief met planning en onderzoeksopzet.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
De ChristenUnie vindt het heel belangrijk dat hiernaar nader onderzoek wordt gedaan. Verder kan ik me aansluiten bij het betoog van mevrouw Van Veldhoven: eerst de brief en de onderzoeksopzet en te zijner tijd kijken we verder.

De heer Leenders (PvdA):
Ik steun niet het verzoek om een debat. Het voorstel van D66 lijkt ons uitstekend.

De heer Remco Dijkstra (VVD):
Ik steun niet het verzoek om een debat. We hebben net al uitgebreid hierover gesproken. De antwoorden van de staatssecretaris waren heel helder. Het gaat om feiten en niet om paniekvoetbal.

De heer Van Helvert (CDA):
Ik steun nu niet het verzoek om een debat. Ik wacht eerst de reactie van de staatssecretaris af. Daarna kijken we verder.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Ik geef wel steun aan het verzoek om een debat. Ik wil graag eerst een brief hebben. We kunnen het debat voeren wanneer we informatie hebben. Het is echter zo'n belangrijk onderwerp voor de gezondheid van Nederlanders dat ik wel vind dat we daar plenair over moeten debatteren.

De heer Smaling (SP):
Ik wil een echt goede peer review hebben, ook vanuit de wetenschap. Als we die hebben, is dat wat mij betreft het moment om te besluiten of we er plenair over debatteren of dat het in een AO kan. Nu steun ik het verzoek om een debat dus niet.

De heer Madlener (PVV):
Geen steun voor een debat.

De heer Bisschop (SGP):
Dat geldt ook voor de SGP.

De voorzitter:
Mevrouw Ouwehand, u hebt op dit moment niet de steun van de Kamer voor het houden van een debat. Er is wel verzocht om een brief, met heel specifiek ook de onderzoeksopdracht. Ik zal het stenogram van dit gedeelte van de vergadering doorgeleiden naar het kabinet, met het verzoek om daar zo snel mogelijk op te reageren.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Dank u wel. Ik dank de collega's voor de extra vragen om een brief. Ik hoop dit op korte termijn verder met de staatssecretaris te kunnen bespreken.

De voorzitter:
Het woord is aan mevrouw Van Tongeren van GroenLinks.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Voorzitter. We hebben net de grote klimaatconferentie te Lima achter de rug. Het klimaat is een van de belangrijkste onderwerpen voor deze generatie, maar zeker ook voor de generaties na ons. Daarom verzoek ik om een debat, ergens in het eerste kwartaal van volgend jaar en in ieder geval met de staatssecretaris, over de uitkomsten van deze grote klimaatconferentie.

De voorzitter:
Een verzoek om steun voor het houden van debat over de uitkomsten van de klimaatconferentie in Lima.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Het is heel belangrijk om goed over die uitkomsten te debatteren, maar ik ben bang dat als het onderaan de lijst van debatten komt, we veel eerder een debat over de Milieuraad hebben. Ik stel voor om dit onderwerp te agenderen bij het eerstvolgende debat over de Milieuraad en om de staatssecretaris te vragen om dan een uitgebreide terugkoppeling te geven.

De voorzitter:
Ik neem aan dat u bedoelt: middels een brief.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Ik steun het verzoek om een debat. Als we het in de procedurevergadering op een andere manier sneller kunnen regelen, dan weet mevrouw Van Tongeren dat ik het ook dan steun.

De heer Jan Vos (PvdA):
Ik krijg graag een brief. Ik steun echter niet het verzoek om een debat. We kunnen het namelijk sneller behandelen in een van de reguliere vergaderingen.

De heer Remco Dijkstra (VVD):
Ik sluit me daarbij aan.

De heer Smaling (SP):
Ook ik sluit me daarbij aan.

De voorzitter:
Mevrouw Van Tongeren, u hebt op dit moment niet de steun van de Kamer voor het houden van een debat, in ieder geval niet in de vorm die u vroeg. Er is wel behoefte aan een reactie van het kabinet. Ik zal het stenogram van dit gedeelte van de vergadering doorgeleiden naar het kabinet. Na ontvangst van de brief kan dan in de procedurevergadering worden besloten op welke wijze u daarmee wilt omgaan.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Dat zal ik zeker doen om het onderwerp aan de orde te krijgen. Lukt het niet plenair, dan zal het in een van de commissiezalen gebeuren.

De voorzitter:
Het woord is aan mevrouw Leijten van de SP.

Mevrouw Leijten (SP):
Voorzitter. Het Westfriesgasthuis heeft honderden mensen een rekening voor hun behandeling moeten sturen omdat de zorgverzekeraar die niet vergoedt. Het heeft inmiddels ook waarschuwingsborden opgehangen om patiënten erover te informeren dat ze via de verzekering van bepaalde verzekeraars geen vergoeding krijgen. Wat echter nog erger is, is dat veel mensen die een rekening kregen, niet wisten dat zij zo'n selectieve polis hadden. Ik zou graag deze week willen spreken over de risico's van een selectieve polis in de Zorgverzekeringswet.

De voorzitter:
Een verzoek om steun voor het houden van een debat nog deze week.

Mevrouw Klever (PVV):
Ik steun dit verzoek, omdat mensen voor 1 januari duidelijkheid moeten hebben over wat hun polis precies wel of niet vergoedt.

De heer Krol (50PLUS):
Het is helaas heel hard nodig, want de mensen zijn in verwarring. Ik steun dit verzoek.

Mevrouw Bergkamp (D66):
Het is een belangrijk probleem. Ik wil een en ander eerst goed op papier hebben om te kunnen bekijken of een debat nodig is. Ik steun niet het verzoek om een debat en wel het verzoek om een brief.

Mevrouw Bouwmeester (PvdA):
Verwarring is niet goed. Wij willen graag een brief hebben. Ik wil daar graag een aantal specifieke punten in zien staan. Moet ik die hier allemaal opnoemen?

De voorzitter:
Nee.

Mevrouw Bouwmeester (PvdA):
Of moeten we dat via de commissie doen?

De voorzitter:
Dat lijkt me handiger.

Mevrouw Bouwmeester (PvdA):
Laten we eerst even de feiten op een rij zetten en dan kijken of een debat nodig is.

Mevrouw Bruins Slot (CDA):
Ik zie dat er geen meerderheid is en dat is jammer. Ik zie de brief graag voor donderdag 12.00 uur tegemoet en wil daarin graag een aantal vragen beantwoord zien. Mensen hebben echt voor 1 januari duidelijkheid nodig en dat gaat nu niet gebeuren.

De heer Kuzu (Groep Kuzu/Öztürk):
Ik steun het verzoek voor een debat. Ik zie dat er een brede meerderheid is voor duidelijkheid richting patiënten voor 1 januari. Ik steun krachtig het verzoek om het debat voor 1 januari te houden.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik steun het verzoek om een brief, als het kan graag nog deze week. Daarna kijken we verder.

Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):
Steun voor het debat.

De heer Rutte (VVD):
Steun voor een brief.

De voorzitter:
Mevrouw Leijten, u hebt niet de steun van de Kamer voor het houden van een debat deze week. Er is wel een breed gevoelde behoefte aan een brief met goede antwoorden, te ontvangen komende donderdag voor 12.00 uur.

Mevrouw Leijten (SP):
Dan stel ik voor om de ontvangsttijd te vervroegen naar woensdag om 18.00 uur. Wij kunnen dan donderdag nog bekijken of een debat nodig is. Wij kunnen dat ook in commissieverband doen. Ik wijs mijn collega's erop dat het niet alleen over 1 januari gaat en de mensen die dan een selectieve polis hebben, maar ook om de mensen die nu worden geconfronteerd met heel hoge rekeningen van tienduizenden euro's, terwijl ze niet wisten dat ze een selectieve polis hadden.

De voorzitter:
Ik zal het stenogram van dit deel van de vergadering doorgeleiden naar het kabinet. Ik zal ook de griffier vragen om te inventariseren welke vragen beantwoord moeten worden. Ik zeg daarbij dat het verzoek is gedaan om de antwoorden morgen voor 18.00 uur in de Kamer te hebben. Ik verzoek de Kamer daarmee rekening te houden bij het opstellen van de vragen, want ze moeten natuurlijk wel voor die tijd beantwoord kunnen worden.

Ik geef het woord aan de heer De Roon van de PVV.

De heer De Roon (PVV):
Voorzitter. Terwijl veel landen heel grote en kostbare inspanningen leveren om het terrorisme te bestrijden, is er ook een land dat achterover leunt en niet optreedt tegen de financiering van terroristen. Dit land doet dit niet, terwijl alle landen hiertoe wel gehouden zijn. Het land dat de sanctieregels niet handhaaft, is Qatar. Dit blijkt uit het recente rapport Qatar and Terror Finance van de Foundation for Defense of Democracies, waarin staat: willfull negligence on the part of Qatari authorities. Wij kunnen niet tolereren dat Qatar, dat een belangrijke financiële hub is, de terrorismebestrijding op die manier opzettelijk ondermijnt. Ik wil hierover graag een debat voeren met de minister van Buitenlandse Zaken. Ik vraag hiervoor steun van de collega's.

De voorzitter:
Dit is een verzoek om steun voor een debat over de financiering van terrorisme vanuit Qatar.

De heer Ten Broeke (VVD):
We hebben daarover ook vragen gesteld. Ik zou hierover graag eerst een brief van de regering willen ontvangen. Daarna kunnen we verder zien.

De voorzitter:
U wilt eerst de antwoorden op de vragen afwachten. Op dit moment is er geen steun.

De heer Sjoerdsma (D66):
Steun voor de brief en steun voor het debat.

De heer Van Bommel (SP):
Dit is een heel belangrijk onderwerp waar we al lang greep op proberen te krijgen. Als die brief er is, wil ik graag spoedig na de ontvangst een debat erover.

De heer Knops (CDA):
Eerst een brief en daarna graag een debat.

Mevrouw Maij (PvdA):
Ik steun het verzoek om een brief en wil daarna bekijken of een debat nodig is.

De heer Van der Staaij (SGP):
Steun voor brief en debat.

De voorzitter:
Mijnheer De Roon, u hebt op dit moment geen steun voor het houden van een plenair debat. Er is wel brede behoefte aan een uitleg van de minister middels een brief en het verzoek om een snelle beantwoording van de vragen die al over dit onderwerp zijn gesteld.

De heer De Roon (PVV):
Ik ben blij met de brede steun voor het schenken van aandacht aan dit onderwerp. Jammer genoeg kan dat dus niet in een volledig, plenair debat, maar volgens mij is er wel voldoende steun voor een dertigledendebat. Dan is dat mijn verzoek vanaf nu. Met een brief die aan dat dertigledendebat ten grondslag ligt, ben ik natuurlijk ook blij; die is zonder meer welkom.

De voorzitter:
Ik zal het stenogram van dit gedeelte van de vergadering doorgeleiden naar het kabinet en het dertigledendebat toevoegen aan de agenda, met een spreektijd van drie minuten per fractie.

Het woord is aan mevrouw Ellemeet van GroenLinks.

Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):
Voorzitter. Ik wil graag het VAO over de decentralisaties met minister Plasterk intrekken, gezien de uitgebreide discussies die we hierover vorige week hebben gehad met staatssecretaris Van Rijn.

De voorzitter:
Dat betekent dat het VAO Decentralisatieprojecten, dat voor woensdag om 16.45 uur op de agenda stond, door de aanvrager is ingetrokken. Ik zie geen bezwaar; dus het gaat van de agenda af. Dat zal ook verwerkt worden in het al aangekondigde herziene schema.

Het woord is aan de heer Oskam van het CDA.

De heer Oskam (CDA):
Voorzitter. Vandaag kopte de Volkskrant dat een aantal steden gereguleerde wietteelt gaat doordrukken. Dat zijn Amsterdam, Rotterdam, Utrecht, Eindhoven, Heerlen, Nijmegen en Arnhem. De minister van Veiligheid en Justitie heeft steeds in deze Kamer gezegd dat er geen experimenten zullen worden toegestaan zolang hij minister is. Het lijkt erop dat de burgemeesters nu ongehoorzaam zijn. Er is een discrepantie tussen wat de minister de Kamer heeft beloofd en wat de burgemeesters gaan doen. Daar moet helderheid over komen. Daarover wil het CDA graag een debat voeren met de minister van Veiligheid en Justitie.

De voorzitter:
Een verzoek om steun voor het houden van een debat over gereguleerde wietteelt.

De heer Van Vliet (Van Vliet):
Dat verzoek steun ik graag.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):
We kunnen er niet vaak genoeg over spreken, dus wij steunen het verzoek om een debat.

De heer Segers (ChristenUnie):
De een staat te juichen bij die ontwikkelingen. Wij hebben er, net als het CDA, gemengde gevoelens over. Wij steunen dus het verzoek om een debat.

Mevrouw Kooiman (SP):
Ik vind het een ontzettend goed idee van die steden. Ik hoop dat veel meer steden zullen volgen. Ik ben, met mijn collega van D66, altijd bereid om hierover te spreken. Ik steun dus het verzoek.

De heer Van der Staaij (SGP):
Het is geen goed idee van de steden, en daarom een goed idee van het CDA om daarover te debatteren.

De heer Van der Steur (VVD):
We hebben er al veelvuldig over gesproken. De VVD-fractie krijgt graag een brief, met name over de vraag welke wettelijke middelen de minister zal aanwenden om eventuele voornemens in deze richting te behandelen. Wij zien echter nog geen reden om daarover een debat te voeren. Dat doen we weer in een van de reguliere AO's, die met regelmaat over dit onderwerp gaan.

Mevrouw Helder (PVV):
Wat de PVV-fractie betreft, zou de minister zijn tijd moeten steken in het ervoor zorgen dat er gehandhaafd wordt, maar je kun het er inderdaad niet vaak genoeg over hebben om die garantie weer bevestigd te krijgen. In dat kader steunen wij dus het verzoek.

Mevrouw Rebel (PvdA):
Ook wij krijgen graag eerst per brief een reactie van de minister. Die kunnen we meenemen in een volgend AO.

De heer Oskam (CDA):
Dan wil ik graag een drieënzeventigledendebat.

De voorzitter:
Dan moet u eerst een verzoek indienen bij de commissie voor de Werkwijze voor het wijzigen van het Reglement van Orde … O, een dertigledendebat! Dat had ik toch niet zo begrepen. Ik zal een dertigledendebat toevoegen aan de agenda, met spreektijden van drie minuten per fractie. Ik zal het stenogram van dit gedeelte van de vergadering doorgeleiden naar het kabinet.

Milieuraad

Milieuraad

Aan de orde is het VAO Milieuraad (AO d.d. 04/12).


Termijn inbreng

Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Voorzitter. Er ligt een deadline van 15 januari, …

De voorzitter:
Eén moment. Ik moet toch even hameren. Mevrouw Van Veldhoven staat naast mij en heeft een microfoon, en ik versta haar nóg niet. Ik verzoek de leden dus om stil te zijn tijdens dit korte maar toch belangrijke debat.

Ga uw gang, mevrouw Van Veldhoven.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Er ligt een deadline van 15 januari, die maakt dat wij vandaag deze moties moeten indienen en daarover moeten stemmen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Europese Commissie op grond van verordening 528/2012 regels zou moeten opstellen omtrent de toelating van hormoonverstorende stoffen, maar dat de Commissie daarmee al een jaar te laat is;

overwegende dat Zweden daarom een rechtszaak tegen de Commissie heeft aangespannen om de Commissie te dwingen de eigen regels na te leven;

verzoekt de regering, zich in de besluitvorming van 15 januari 2015 uit te spreken vóór aansluiting bij Zweden;

verzoekt de regering vervolgens, indien de Raad daar niet toe zou besluiten, zich als lidstaat Nederland bij de Zweedse procedure aan te sluiten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Veldhoven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 539 (21501-08).

Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Het gaat om hormoonverstorende stoffen. Die zijn zeer ernstig. Daarom zijn afspraken op Europees niveau van groot belang.

Ik heb voorts twee moties over het aanstaande werkprogramma van de Commissie, waarover naar verwachting de onderhandelingen tussen Raad en Commissie snel zullen starten. Daarom is het belangrijk de volgende signalen mee te geven.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat Nederland koploper is op het gebied van circulaire economie en dus baat heeft bij Europese afspraken die belemmeringen voor grondstofstromen wegnemen en een Europees level playing field verzekeren, omdat dit kansen biedt voor het Nederlandse bedrijfsleven;

verzoekt de regering, bij de Europese Commissie aan te dringen op behoud van het voorstel, waarbij enige aanpassingen zouden kunnen worden voorgesteld, om de kansen die dit biedt voor het Europese bedrijfsleven maximaal te benutten en administratieve lasten zo veel mogelijk te beperken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Veldhoven en Cegerek. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 540 (21501-08).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat Nederland voor schone lucht en gezondheid in belangrijke mate afhankelijk is van de uitstoot van buurlanden, en Nederland dus direct profiteert van Europese afspraken;

overwegende dat de Europese Commissie het voorstel voor Europese afspraken op het gebied van luchtkwaliteit wil heroverwegen;

verzoekt de regering, er bij de Commissie op aan te dringen het voorstel te behouden en, indien dit wordt aangepast, ervoor te zorgen dat dit voorstel effectiever, maar niet minder ambitieus zal zijn,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Veldhoven en Cegerek. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 541 (21501-08).

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Voorzitter. Ik dien de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Europese Commissie overweegt het voorstel luchtkwaliteit in te trekken;

overwegende dat in het voorstel een verlaging van het nationale uitstootplafond voor de zes voornaamste vervuilende stoffen is opgenomen die het grote steden beter mogelijk maakt om lokale overschrijdingen van de normen te voorkomen;

overwegende dat het implementeren van dit voorstel in de gehele EU 40 miljard tot 140 miljard euro aan gezondheidsschade, 58.000 voortijdige sterfgevallen en grootschalige vervuiling van natuurgebieden kan voorkomen;

overwegende dat Nederland zich achter het verzoek van elf andere Europese lidstaten aan de Europese Commissie heeft gesteld om het voorstel verder te behandelen;

verzoekt de regering om, in het geval de Europese Commissie dit voorstel toch intrekt, nationale wetgeving voor te bereiden om de regels voor luchtkwaliteit op het niveau te brengen van het oorspronkelijke voorstel luchtkwaliteit en van de WTO-richtlijnen voor luchtkwaliteit,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Tongeren. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 542 (21501-08).

De heer Remco Dijkstra (VVD):
Voorzitter. Wij hebben een goed algemeen overleg gehad in de Milieuraad. Wij hebben daar ook gesproken over het werkprogramma van Eurocommissaris Timmermans. Het aardige doet zich voor dat hij vanmiddag om 16.30 uur een persconferentie heeft waarin hij zijn pakket bekend maakt. Ik zie dat er nu al moties worden ingediend. Ik vraag mevrouw Van Veldhoven en mevrouw Van Tongeren om hun moties aan te houden, in ieder geval tot donderdag, omdat het relevant is te weten wat Europa daarvan vindt voordat wij zelf allemaal dingen gaan doen.

De staatssecretaris en ik hebben van gedachten gewisseld over Bisfenol A, een chemisch product dat wij voor 400 miljoen exporteren en waarover de Fransen nu wat dwars liggen. Ik vraag haar de Kamer te informeren wat de voortgang is en wat de kans is dat Frankrijk in gebreke wordt gesteld, omdat het de interne markt hiermee verstoort.

Ik heb een toezegging gekregen dat de staatssecretaris ons schriftelijk gaat informeren over carbon leakage, het weglekken van bedrijvigheid naar buiten Europa. Daar heb ik nog een inhoudelijke, meer technische vraag over, die ik de staatssecretaris zal mailen, zodat ze er in de desbetreffende brief op kan ingaan.

De voorzitter:
Dat moet u vooral doen; dat kan. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Ouwehand van de Partij voor de Dieren.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Voorzitter, ik had mij ingeschreven voor nul minuten spreektijd, zodat ik wel kon interrumperen. Dit scheelt dus weer twee minuten in ons vergaderschema.

De voorzitter:
U stond voor twee minuten op mijn lijst. Dus dank u wel voor uw mededeling. Aangezien mevrouw Cegerek van de PvdA en mevrouw Mulder van het CDA voor nul minuten hebben ingeschreven, betekent dit dat we aan het eind gekomen zijn van de termijn van de zijde van de Kamer. Ik constateer dat de staatssecretaris behoefte heeft aan een heel korte schorsing om de moties te bekijken.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.


Termijn antwoord

Staatssecretaris Mansveld:
Voorzitter. In reactie op de eerste motie van mevrouw Van Veldhoven kan ik zeggen dat ik de intentie steun dat er criteria moeten komen voor hormoonverstorende stoffen. Ik heb globaal naar het voorstel gekeken. Ik kijk er nog even goed naar. In principe ben ik bereid om mij erbij aan te sluiten, tenzij er ernstige bezwaren zijn. Als dat laatste het geval is, laat ik dat de Kamer schriftelijk nog voor het einde van het reces weten. De motie is wat mij betreft dan ook oordeel Kamer.

Dan kom ik op de tweede en derde motie van mevrouw Van Veldhoven. De heer Timmermans heeft zojuist een persconferentie gegeven over de pakketten. Naar ik heb begrepen, heeft hij aangegeven voor eind 2015 met een nieuw pakket te komen en dat hij voornemens is om pakketten in te trekken. Het nieuwe pakket zou meer ambitie en minder regels moeten bevatten. Dat is ook precies wat ik bepleit heb in het AO. Wat mij betreft moet er sprake zijn van meer ambitie en minder regels. Het programma heet "Make it work". Ik kan dan ook akkoord gaan met wat deze Europese Commissaris van plan is; het is immers zijn terrein. Voor mij is het belangrijk dat er meer ambitie komt en dat er minder regels komen. Behoud van het pakket lijkt me een achterhoedegevecht. Het gaat mij om het nieuwe pakket, dat ambitieuzer op tafel moet komen. Ik laat de twee moties met deze omschrijving aan het oordeel van de Kamer.

De motie op stuk nr. 242 gaat eigenlijk op hetzelfde in. Mevrouw Van Tongeren stelt echter dat ze, als het wordt ingetrokken, graag wil dat er wordt voorbereid op regels. Het is ingetrokken, maar er komt een nieuw pakket voor eind 2015. Ik wil dat afwachten. Daar wordt ambitie in aangegeven. Het maken van eigen regels en eigen wetgeving lijkt me een onverstandige aak. Het zou ook betekenen dat we afwijken van Europese regelgeving. In die zin ontraad ik de motie.

De voorzitter:
Mevrouw Van Tongeren heeft een vraag op dit punt.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Nee, mevrouw Van Tongeren houdt deze motie aan totdat duidelijk is of de Europese Commissie het voorstel inderdaad in onze richting aanpast. Als dat niet zo is, breng ik de motie alsnog in stemming.

De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Van Tongeren stel ik voor, haar motie (21501-08, nr. 542) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Dezelfde kwaliteitscheck zou ik graag doen op de inhoud van de andere twee voorstellen, dus ik houd mijn moties op stukken nrs. 540 en 541 aan. De motie op stuk nr. 539 komt wel in stemming vandaag, maar de moties op stukken nrs. 540 en 541 worden aangehouden.

De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Van Veldhoven stel ik voor, haar moties (21501-08, nrs. 540 en 541) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Staatssecretaris Mansveld:
Voorzitter. Mij rest nog een vraag van de heer Dijkstra over Bisfenol A. Ja, ik wil hem informeren over de voortgang. Hij vroeg of en hoe Europa zal reageren op de actie van Frankrijk. Ik ben helaas geen helderziende, maar zo gauw daarover meer duidelijkheid is, zal ik de heer Dijkstra ook daarover berichten.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Dank u wel voor uw reactie op de moties en dank voor uw antwoorden.

Ik schors de vergadering voor enkele ogenblikken, zodat wij kunnen bellen voor de stemmingen en over een paar minuten ook daadwerkelijk kunnen stemmen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Stemmingen

Stemmingen


Stemming motie Antikraakconstructies en leegstandsbeheer

Aan de orde is de stemming over een motie, ingediend bij het VAO Antikraakconstructies en leegstandsbeheer,

te weten:

  • de motie-Karabulut over geen nieuwe bruikleencontracten voor antikrakers (33436, nr. 40).

(Zie vergadering van 9 december 2014.)

In stemming komt de motie-Karabulut (33436, nr. 40).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemming motie Woningcorporaties en studentenhuisvesting

Aan de orde is de stemming over een motie, ingediend bij het VAO Woningcorporaties en studentenhuisvesting,

te weten:

  • de motie-Karabulut over de verkoop van Vestiawoningen aan andere woningcorporaties (29453, nr. 362).

(Zie vergadering van 9 december 2014.)

In stemming komt de motie-Karabulut (29453, nr. 362).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemmingen Normen onderwijstijd in het voortgezet onderwijs

Aan de orde is de stemming in verband met het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet medezeggenschap op scholen en de Wet voortgezet onderwijs BES ter modernisering en vereenvoudiging van de normen voor onderwijstijd in het voortgezet onderwijs (34010).

(Zie vergadering van 10 december 2014.)

In stemming komt het wetsvoorstel.

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de Groep Bontes/Van Klaveren, het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, 50PLUS, Van Vliet, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en de aanwezige leden van de fractie van de PVV ertegen, zodat het is aangenomen.


Stemmingen moties Natuurbeleid

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Natuurbeleid,

te weten:

  • de motie-Rudmer Heerema/Jacobi over evaluatie van de provinciale vrijstellingslijst (33576, nr. 21);
  • de motie-Rudmer Heerema/Jacobi over een creatieve invulling van de opgave voor het Buijtenland van Rhoon (33576, nr. 22);
  • de motie-Rudmer Heerema c.s. over de Engbertsdijksvenen (33576, nr. 23);
  • de motie-Ouwehand over intrekken van de vergunning voor zoutwinning onder de Waddenzee (33576, nr. 24);
  • de motie-Ouwehand over de beoordeling van bollenteelt in Natura 2000-gebieden (33576, nr. 25);
  • de motie-Dik-Faber/Smaling over voldoen aan de voorwaarden van de Europese Landschapsconventie (33576, nr. 26);
  • de motie-Dik-Faber/Jacobi over het regime voor de monitoring van zoutwinning (33576, nr. 27);
  • de motie-Jacobi/Dik-Faber over de monitoringvoorwaarden in de vergunning voor zoutwinning (33576, nr. 28);
  • de motie-Van Veldhoven/Jacobi over afspraken met provincies over te behalen doelen (33576, nr. 29);
  • de motie-Smaling over een alternatief voor het onder water zetten van het buitengebied van Rhoon (33576, nr. 30);
  • de motie-Graus over de sancties voor opsporingsambtenaren en jagers bij overtreding van de Flora- en faunawet (33576, nr. 31);
  • de motie-Graus over een verbod op het houden van dieren voor stropers (33576, nr. 32);
  • de motie-Graus over de plaatsing van zeezoogdieren in opvangcentra (33576, nr. 33);
  • de motie-Geurts over naar voren halen van de evaluatie van de Vogel- en Habitatrichtlijn (33576, nr. 34);
  • de motie-Geurts over alternatieve invulling van het plan Buijtenland van Rhoon als uitgangspunt voor overleg (33576, nr. 35);
  • de motie-Geurts over niet instemmen met het huidige voorstel voor de Doggersbank (33576, nr. 36).

(Zie vergadering van 11 december 2014.)

De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Dik-Faber stel ik voor, haar motie (33576, nr. 26) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:
Op verzoek van de heer Geurts stel ik voor, zijn moties (33576, nrs. 34 en 35) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Ouwehand stel ik voor, haar motie (33576, nr. 24) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:
De motie-Jacobi/Dik-Faber (33576, nr. 28) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het monitoringprotocol voor de zoutwinning in de Waddenzee nog niet is vastgesteld;

overwegende dat voor gaswinning in de Waddenzee een uitgebreid jaarlijks onderzoek plaatsvindt naar bodemdaling aan de hand van spijkermetingen;

overwegende dat als er bodemdaling optreedt die gevolgen kan hebben voor de natuurwaarden van het Waddengebied, deze ongedaan moet worden gemaakt;

overwegende dat de kosten van dit risico zo hoog zijn dat Frisia deze niet zal kunnen dragen zonder ernstige gevolgen voor zijn bedrijfsvoering en de daarmee verbonden werkgelegenheid;

verzoekt de regering, in de vergunning voor zoutwinning aan Frisia vergelijkbare monitoringvoorwaarden op te leggen als die er gesteld zijn in de vergunning voor de gaswinning,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 38, was nr. 28 (33576).

De motie-Smaling (33576, nr. 30) is in die zin gewijzigd dat zij thans is ondertekend door de leden Smaling en Geurts, en luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat initiatiefgroep de Polderkinderen uit Rhoon 40.000 handtekeningen voor het behoud van de polders in Rhoon heeft verzameld;

overwegende dat agrariërs met een bedrijf in deze historische polders met Vereniging Nederlands Cultuurlandschap (VNC) naast dat van Prof. Dr. C.P. Veerman een alternatief plan hebben ontwikkeld voor het Buijtenland van Rhoon;

overwegende dat het alternatieve plan qua natuurcompensatie kan passen binnen de doelstellingen van de Planologische Kernbeslissing Project Mainport Rotterdam (PKB PMR);

overwegende dat de PKB PMR heroverwogen moet worden als het alternatieve plan niet past;

van mening dat het gewenst is een zo breed mogelijk draagvlak te vinden voor de plannen van het Buijtenland van Rhoon;

verzoekt de regering om in overleg te gaan met alle betrokkenen, zowel initiatiefgroep, de provincie, gemeente Albrandswaard, de agrariërs en omwonenden met als doel samen overeenstemming te krijgen over de invulling van het Buijtenland van Rhoon, waarbij uitgangspunt is dat het gebied niet onder water wordt gezet en de bovengenoemde alternatieve plannen worden betrokken,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 39, was nr. 30 (33576).

De motie-Dik-Faber/Jacobi (33576, nr. 27) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering een vergunning heeft verleend aan Frisia voor zoutwinning onder de Waddenzee, maar dat het monitoringplan hiervoor nog moet worden aangevuld;

overwegende dat de Waddenzee waardevol natuurgebied is en op de lijst van UNESCO Werelderfgoed is opgenomen;

overwegende dat bij zoutwinning sprake is van snellere bodemdaling dan bij gaswinning en dat daarom nauwkeurige monitoring met een hogere frequentie voor bepaalde onderdelen noodzakelijk is;

overwegende dat LIDAR-metingen te onnauwkeurig zijn voor het vaststellen van de sedimentatiesnelheid ten opzichte van de bodemdaling in de ondergrond en daarmee voor het hand-aan-de-kraanprincipe;

verzoekt de regering, de monitoring van zoutwinning minstens van gelijke zwaarte te laten zijn als de monitoring van gaswinning, zodat monitoring daadwerkelijk kan plaatsvinden volgens het hand-aan-de-kraanprincipe,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 37, was nr. 27 (33576).

Ik stel vast dat wij nu over deze gewijzigde moties kunnen stemmen.

In stemming komt de motie-Rudmer Heerema/Jacobi (33576, nr. 21).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de Groep Bontes/Van Klaveren, het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, 50PLUS, Van Vliet, D66, GroenLinks en de PvdA voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Rudmer Heerema/Jacobi (33576, nr. 22).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, de VVD, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, 50PLUS, Van Vliet, D66, GroenLinks, de PvdA en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Rudmer Heerema c.s. (33576, nr. 23).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Klein, 50PLUS, Van Vliet, D66 en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Ouwehand (33576, nr. 25).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Dik-Faber/Jacobi (33576, nr. 37, was nr. 27).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, de ChristenUnie, de Groep Kuzu/Öztürk, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Jacobi/Dik-Faber (33576, nr. 38, was nr. 28).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, de SGP, de Groep Kuzu/Öztürk, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van Veldhoven/Jacobi (33576, nr. 29).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de VVD, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, 50PLUS, Van Vliet, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Smaling/Geurts (33576, nr. 39, was nr. 30).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de Groep Bontes/Van Klaveren, het CDA, de SGP en de SP voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Graus (33576, nr. 31).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, 50PLUS, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Graus (33576, nr. 32).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, de Groep Bontes/Van Klaveren, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Graus (33576, nr. 33).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, 50PLUS, D66, GroenLinks en de PvdD voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Geurts (33576, nr. 36).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, de Groep Bontes/Van Klaveren, het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Klein en Van Vliet voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

De heer Geurts (CDA):
Nu deze motie is aangenomen, zou ik graag zien dat het kabinet zo spoedig mogelijk een brief naar de Kamer stuurt waarin wordt verteld hoe het kabinet deze motie zal uitvoeren.

De voorzitter:
Ik zal het stenogram van dit gedeelte van de vergadering doorgeleiden naar het kabinet.


Stemmingen moties Reikwijdte en detailniveau planMER Schaliegas

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VSO Vaststelling Notitie reikwijdte en detailniveau planMER Schaliegas,

te weten:

  • de motie-Ouwehand over niet direct overgaan tot het opstellen van een structuurvisie (33952, nr. 14);
  • de motie-Ouwehand over een nieuwe notitie Reikwijdte en detailniveau (33952, nr. 15);
  • de motie-Dik-Faber c.s. over beëindigen van de voorbereidingen voor de Structuurvisie Schaliegas (33952, nr. 16);
  • de motie-Dik-Faber c.s. over strategische grondwatervoorraden vooraf uitzonderen van schaliegaswinning (33952, nr. 17);
  • de motie-Van Tongeren over boorputten inspecteren na een aardbeving (33952, nr. 18);
  • de motie-Van Tongeren over openbaar maken van alle informatie van het Staatstoezicht op de Mijnen (33952, nr. 19);
  • de motie-Van Tongeren/Dik-Faber over afvalwater zuiveren tot een kwaliteit waarop het geloosd mag worden (33952, nr. 20);
  • de motie-Smaling over geen proefboringen naar schaliegas (33952, nr. 21);
  • de motie-Smaling over afsluiten van de route naar de Structuurvisie Schaliegas (33952, nr. 22);
  • de motie-Klein over alle voorbereidende onderzoeken uitvoeren in deze kabinetsperiode (33952, nr. 23);
  • de motie-Van Veldhoven over het mijnbouwfonds inzetten voor herstel van schade aan de grondwaterkwaliteit (33952, nr. 24);
  • de motie-Van Veldhoven over verplicht stellen van een monitoringsprogramma voor het diepe grondwater (33952, nr. 25);
  • de motie-Van Veldhoven over een verplicht advies van de drinkwaterbedrijven (33952, nr. 26).

(Zie vergadering van 11 december 2014.)

De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Van Veldhoven stel ik voor, haar moties (33952, nrs. 24, 25 en 26) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Van Tongeren stel ik voor, haar motie (33952, nr. 20) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:
De motie-Van Tongeren (33952, nr. 19) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat niet alle informatie van het Staatstoezicht op de Mijnen openbaar is en dat transparantie goed is voor het vertrouwen van de burger in de overheid;

verzoekt de regering, alle niet-bedrijfsgevoelige informatie van het SodM over de naleving van de relevante wetgeving stapsgewijs openbaar te maken en te ontsluiten via de website,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 27, was nr. 19 (33952).

De motie-Smaling (33952, nr. 21) is in die zin gewijzigd en nader gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat schaliegaswinning in Nederland deze kabinetsperiode geen serieuze optie meer is;

verzoekt de regering, gedurende deze periode ook geen proefboringen te laten plaatsvinden,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 29, was nr. 28 (33952).

Ik stel vast dat wij nu over deze gewijzigde moties kunnen stemmen.

De voorzitter:
Ik geef gelegenheid tot het afleggen van een stemverklaring vooraf.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):
D66 is kritisch over schaliegas en over het nut en de noodzaak daarvan, de impact en de risico's voor bijvoorbeeld het drinkwater, het effect op de energietransitie en het afvalvraagstuk. Wij beseffen echter ook dat wij op veel van die punten nog onvoldoende weten. Daarom is het belangrijk dat daar onderzoek naar wordt gedaan, zodat wij straks een gefundeerd besluit kunnen nemen. Minister Kamp heeft tijdens de behandeling van de moties duidelijk gezegd niet te zullen vooruitlopen op het besluit om al dan niet te starten met proefboringen of proefwinning, maar daarover eerst een debat met de Kamer te zullen voeren. Dat lijkt mijn fractie de juiste volgorde. Daarom zullen wij vandaag stemmen tegen een aantal moties van collega's die op dat debat met de Kamer vooruitlopen. Ik doel dan op de moties op stuk nrs. 15, 16, 17, 20, 22 en de toegevoegde motie van mevrouw Ouwehand onder punt 12 van de stemmingslijst.

In stemming komt de motie-Ouwehand (33952, nr. 14).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de Groep Kuzu/Öztürk, 50PLUS, D66, GroenLinks en de PvdD voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Ouwehand (33952, nr. 15).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, 50PLUS, GroenLinks en de PvdD voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Dik-Faber c.s. (33952, nr. 16).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, 50PLUS, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Dik-Faber c.s. (33952, nr. 17).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, 50PLUS, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Tongeren (33952, nr. 18).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, 50PLUS, D66, GroenLinks en de PvdD voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Van Tongeren (33952, nr. 27, was nr. 19).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, de ChristenUnie, de SGP, de Groep Kuzu/Öztürk, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de nader gewijzigde motie-Smaling (33952, nr. 29, was nr. 28).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de ChristenUnie, de SGP, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze nader gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Smaling (33952, nr. 22).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, 50PLUS, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Klein (33952, nr. 23).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van Klein, de Groep Kuzu/Öztürk en de PvdD voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

De heer Smaling (SP):
Voorzitter. In de motie op stuk nr. 21 wordt de regering gevraagd om iets niet uit te voeren. Ik wil graag een brief van de regering hoe zij dat verzoek gaat uitvoeren.

De voorzitter:
Ik zal het stenogram van dit gedeelte van de vergadering doorgeleiden naar het kabinet.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Voorzitter. Bij de laatste motie hebt u de PvdD genoemd als een partij die deze motie steunt, maar wij wilden tegenstemmen. Als u dat wilt corrigeren, heel graag.

De voorzitter:
Ik zal het corrigeren in de Handelingen. Deze motie blijft verworpen.


Stemmingen moties Rapport van de tijdelijke commissie ICT

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het debat over het rapport van de tijdelijke commissie ICT,

te weten:

  • de motie-Van der Linde c.s. over de 34 aanbevelingen van de commissie ICT-projecten bij de overheid (33326, nr. 8);
  • de motie-Oosenbrug/Van der Linde over de wenselijkheid van aanpassingen van de ARBIT (33326, nr. 10).

(Zie vergadering van 11 december 2014.)

In stemming komt de motie-Van der Linde c.s. (33326, nr. 8).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Oosenbrug/Van der Linde (33326, nr. 10).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.


Stemmingen Banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten

Aan de orde is de stemming in verband met het wetsvoorstel Wijziging van de Wet financiering sociale verzekeringen in verband met een heffing bij het niet voldoen aan de quotumdoelstelling (Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten) (33981).

(Zie vergadering van 11 december 2014.)

In stemming komt het amendement-Schouten (stuk nr. 27).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, 50PLUS, Van Vliet, D66, de PvdA, de PvdD en de SP voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

In stemming komt het amendement-Karabulut (stuk nr. 24).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, 50PLUS, de PvdD en de SP voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Karabulut (stuk nr. 41).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, 50PLUS, de PvdD en de SP voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komen de gewijzigde amendementen-Van Weyenberg c.s. (stuk nrs. 22, I en II).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, 50PLUS, Van Vliet, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze gewijzigde amendementen hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij zijn aangenomen.

In stemming komt het amendement-Karabulut (stuk nr. 13).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van 50PLUS, GroenLinks en de SP voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het amendement-Van Ojik (stuk nr. 17).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het amendement-Karabulut (stuk nr. 14).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de Groep Kuzu/Öztürk, 50PLUS, GroenLinks, de PvdD en de SP voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Schouten/Van Weyenberg (stuk nr. 43).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, de Groep Kuzu/Öztürk, 50PLUS, Van Vliet, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Schouten c.s. (stuk nr. 42).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, 50PLUS, Van Vliet, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de Groep Bontes/Van Klaveren ertegen, zodat het is aangenomen.

In stemming komt het nader gewijzigde amendement-Van Ojik (stuk nr. 44, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA en de SP voor dit nader gewijzigde amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit nader gewijzigde amendement het andere op stuk nr. 44 voorkomende nader gewijzigde amendement als verworpen kan worden beschouwd.

In stemming komt het wetsvoorstel, zoals op onderdelen gewijzigd door de aanneming van het amendement-Schouten (stuk nr. 27), de gewijzigde amendementen-Van Weyenberg c.s. (stuk nrs. 22, I en II), het gewijzigde amendement-Schouten/Van Weyenberg (stuk nr. 43) en het gewijzigde amendement-Schouten c.s. (stuk nr. 42).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, 50PLUS, Van Vliet, D66, GroenLinks, de PvdA en de PvdD voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.


Stemmingen moties Banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij de behandeling van het wetsvoorstel Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten,

te weten:

  • de motie-Potters/Kerstens over voorkomen van verdringing (33981, nr. 15);
  • de motie-Potters/Kerstens over deactivering van de quotumheffing (33981, nr. 16);
  • de motie-Karabulut over een banenplan dat niemand uitsluit (33981, nr. 29);
  • de motie-Karabulut over regels om verdringing uit te sluiten (33981, nr. 30);
  • de motie-Karabulut over garantiebanen bij bedrijven met minder dan 25 werknemers (33981, nr. 31);
  • de motie-Karabulut over een sociaal jaarverslag voor bedrijven met meer dan 50 werknemers (33981, nr. 32);
  • de motie-Pieter Heerma c.s. over het doorgeven van het quotum bij afnemen van diensten (33981, nr. 33);
  • de motie-Kerstens c.s. over cao-afspraken voor mensen met een arbeidsbeperking (33981, nr. 35);
  • de motie-Kerstens c.s. over een brede prestatieladder sociaal ondernemen (33981, nr. 36);
  • de motie-Van Weyenberg c.s. over monitoren of het totaal aantal banen voor de doelgroep toeneemt (33981, nr. 37);
  • de motie-Schouten/Kerstens over mogelijkheden om sociale ondernemingen fiscaal te belonen (33981, nr. 39);
  • de motie-Van Ojik/Kerstens over het eventueel verhogen van de heffing (33981, nr. 40).

(Zie vergadering van 11 december 2014.)

In stemming komt de motie-Potters/Kerstens (33981, nr. 15).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, 50PLUS, Van Vliet, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Potters/Kerstens (33981, nr. 16).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, 50PLUS, Van Vliet, de PvdA en de PvdD voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Karabulut (33981, nr. 29).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de Groep Kuzu/Öztürk, 50PLUS, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Karabulut (33981, nr. 30).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, de Groep Kuzu/Öztürk, 50PLUS, GroenLinks en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Karabulut (33981, nr. 31).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de Groep Kuzu/Öztürk, 50PLUS, GroenLinks en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Karabulut (33981, nr. 32).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de Groep Kuzu/Öztürk, 50PLUS, GroenLinks en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Pieter Heerma c.s. (33981, nr. 33).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, 50PLUS, Van Vliet, D66, GroenLinks, de PvdA en de PvdD voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Kerstens c.s. (33981, nr. 35).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de SGP, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Kerstens c.s. (33981, nr. 36).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de SGP, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van Weyenberg c.s. (33981, nr. 37).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de VVD, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, 50PLUS, Van Vliet, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Schouten/Kerstens (33981, nr. 39).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, de SGP, de Groep Kuzu/Öztürk, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van Ojik/Kerstens (33981, nr. 40).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, de Groep Kuzu/Öztürk, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.


Stemming motie Energieakkoord

Aan de orde is de stemming over een aangehouden motie, ingediend bij het hoofdlijnendebat over het Energieakkoord,

te weten:

- de motie-Ouwehand over het intrekken van de opsporingsvergunningen voor schaliegasboringen (30196, nr. 215).

(Zie vergadering van 2 oktober 2013.)

De voorzitter:
De motie-Ouwehand (30196, nr. 215) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het vasthouden aan fossiele brandstoffen zoals schaliegas de noodzakelijke transitie naar een duurzame energievoorziening vertraagt;

constaterende dat de regering in 2009 twee opsporingsvergunningen heeft verleend voor schaliegasboringen, waarvan er een inmiddels is verlopen en de andere in juni 2015 verloopt;

constaterende dat de minister stelt de vergunningen te hebben bevroren in overleg met de betreffende bedrijven, waarbij onduidelijk is welke rechtsgevolgen dit zal hebben;

constaterende dat deze procedure kan leiden tot juridische claims als besloten zal worden dat er in Nederland niet geboord mag worden naar schaliegas;

van mening dat een besluit om wel of niet over te gaan tot (proef-)boringen naar schaliegas niet mag worden belast met onnodige dreiging van schadeclaims;

verzoekt de regering, de opsporingsvergunningen voor schaliegasboringen in te trekken,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 260, was nr. 215 (30196).

Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Ouwehand (30196, nr. 260, was nr. 215).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, 50PLUS en de PvdD voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemming motie Milieuraad

Aan de orde is de stemming over een motie, ingediend bij het VAO Milieuraad,

te weten:

  • de motie-Van Veldhoven over zich uitspreken vóór aansluiting bij Zweden (21501-08, nr. 539).

(Zie vergadering van heden.)

In stemming komt de motie-Van Veldhoven (21501-08, nr. 539).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, de SGP, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

De vergadering wordt van 15.58 uur tot 16.49 uur geschorst.

Najaarsnota 2014

Najaarsnota 2014

Aan de orde is het debat over de Najaarsnota 2014.


Termijn inbreng

De voorzitter:
Ik heet de minister van Financiën van harte welkom. Eerder vanmiddag was hij ook al in ons midden. "Ik ben hier niet weg te slaan", hoor ik de minister nu zeggen. Dat gaan we maar niet proberen. Ik heet ook de mensen op de publieke tribune en de mensen die op een andere manier dit debat volgen, van harte welkom.

De heer Merkies (SP):
Voorzitter. We behandelen vandaag de Najaarsnota. Ook de situatie in Griekenland zal langskomen. Op die situatie zal ik aan het einde van mijn betoog terugkomen.

Traditioneel is de behandeling van de Najaarsnota ook een moment waarop we bekijken hoeveel geld er bij de verschillende ministeries op de plank is blijven liggen. Ik heb het dan over de zogeheten onderuitputting. We zijn nog niet aan het einde van het jaar, maar rond deze tijd kunnen we meestal wel redelijk inschatten waar men niet tot besteding van het geld is gekomen. Het gaat dit jaar om een bedrag van 425 miljoen euro.

Heel de Kamer vindt onderwijs erg belangrijk. Dit jaar blijft er op het ministerie van Onderwijs 100 miljoen euro op de plank liggen. Het bleek bij het jaarverslag in de afgelopen twee jaar om ruim 200 miljoen te gaan. Hoeveel van deze onderuitputting van de afgelopen twee jaar is teruggevloeid naar de schatkist? Hoeveel is meegenomen naar het volgende begrotingsjaar via de eindejaarsmarge? Uit de tabel die in de schriftelijke antwoorden staat, blijkt dat OCW structureel in de kopgroep zit van ministeries met onderuitputting. Waar ligt dat aan?

Ik wil de Kamer voorstellen om de onderuitputting van 100 miljoen bij het ministerie van Onderwijs dit jaar nog te investeren in dat onderwijs. Ik stel dus voor om dit geld niet terug te laten vloeien naar de algemene middelen. Wij spreken hier dus van dezelfde dekking als de dekking die vorig jaar door de regering werd gebruikt. Toen ging het om 650 miljoen.

Ik zal het concreet maken. Mijn fractie stelt voor om de 100 miljoen in te zetten in het basisonderwijs. Het gaat daarbij om het volgende. Veel basisscholen kampen met geldtekort. Er zijn daarvoor verschillende redenen, maar vooral krimp is een reden. Het aantal leerlingen daalt, waardoor de inkomsten dalen. Scholen moeten daardoor leraren ontslaan en klassen vergroten. Die leraren moeten voorlopig nog wel worden doorbetaald, wat de lasten voor die scholen weer verhoogt. Met 100 miljoen kunnen wij die scholen helpen om de gaten te dichten. Hierdoor zijn ze in staat om leraren en leraressen die ze onlangs hebben aangenomen, in dienst te houden. Dit zijn namelijk degenen die er bij een ontslagronde het eerst uitgaan. Deze leraren kunnen op deze manier in dienst blijven, om hun oudere collega's te zijner tijd te vervangen als die met pensioen gaan. Ik zal hierover een amendement indienen.

Ik kom op de naheffing van de EU van 1,1 miljard euro. Dat is natuurlijk een opvallend punt in de Najaarsnota.

De heer Harbers (VVD):
Ik probeer het voorstel van de heer Merkies te doorgronden dat hij zojuist deed. Er is de eindejaarsmarge. Die kun je gewoon uitrekenen. Die zal 330 miljoen of 340 miljoen zijn. Nu heeft de heer Merkies een amendement op de begroting voor 2014. Wat stelt hij concreet voor? Stelt hij voor dat men bij de basisscholen volgende week nog niet met vakantie gaat, om dat geld nog dit jaar op te maken? Normaliter geldt gewoon altijd de eindejaarsmarge voor onderwijs. Men kan dus al geld meenemen naar volgend jaar. Wat is dus precies het voorstel?

De heer Merkies (SP):
Het voorstel is om die 100 miljoen die nog niet is besteed, beschikbaar te stellen voor scholen. Het is een beetje vergelijkbaar met wat er is gebeurd met die 650 miljoen van vorig jaar. Dat geld moet beschikbaar komen voor scholen in de vorm van een toevoeging aan de lumpsum. De scholen kunnen in de periode dat zij met krimp te maken hebben, op die manier de salarissen blijven betalen van leraren die ze net hebben aangenomen. Die hoeven de scholen dan niet direct weer te ontslaan.

De heer Harbers (VVD):
Dat geld moet dus nog dit jaar worden uitgegeven aan die scholen?

De heer Merkies (SP):
Ja.

De voorzitter:
Gaat u verder met uw betoog.

De heer Merkies (SP):
Ik was gekomen bij de naheffing van de EU. Mijn collega Bashir heeft het daarover tijdens het debat over die naheffing natuurlijk al uitgebreid gehad. Hij heeft geschetst waarom mijn fractie daar niet mee kan instemmen. We maakten er bezwaar tegen dat andere landen kennelijk minder hoeven te betalen, omdat zij hun administratieve data slechter op orde hebben. Wij vinden het wat ver gaan dat wij gestraft worden voor het geven van het goede voorbeeld. Zorg eerst dat die datasets beter op orde zijn zodat we niet te maken hebben met volstrekt onvergelijkbare berekeningen van de afdracht aan Europa. Zorg ook dat Eurostat de juistheid en de kwaliteit van de aangeleverde data eerst beter controleert. Wij hebben daar al heel vaak om gevraagd.

De ontwikkelingen in Griekenland volgen elkaar zeer snel op. Ik maak mij er zorgen over dat wij wederom onder druk met iets moeten instemmen, waarvan bedoeling en gevolgen onduidelijk zijn. In het algemeen overleg over de Ecofin dat wij altijd voeren voordat de minister met de andere ministers van financiën in Europa overlegt, vroeg ik niet voor niets naar de zogeheten technische verlenging van het huidige steunprogramma, die blijkbaar in de maak was. Deze verlenging stond nog niet officieel op de geannoteerde agenda, maar het is duidelijk dat men op 8 december tot overeenstemming is gekomen.

Er spelen verschillende zaken door elkaar heen, te weten de afronding van het huidige programma, de vijfde tranche, een mogelijk nieuw steunprogramma — dat niet zo mag heten — en de verkiezingen. Om wat orde te scheppen, heb ik veel vragen aan de minister. Die heb ik zijn ambtenaren al gestuurd, zodat ik zeker weet dat ik de antwoorden ook krijg.

Wie heeft het voorstel voor de technische verlenging bedacht? Is dat Griekenland zelf of is dat een van de partners van de trojka? Wat is er eigenlijk technisch aan die technische verlenging? Als het een technische verlenging is, waarom komt men daar nu pas mee? Dat had men dan toch eerder geweten? Wil dit nu ook zeggen dat de Grieken langer kunnen lenen, dus later hoeven terug te betalen? Wat is de belangrijkste reden dat hiervoor is gekozen? Heeft het iets te maken met wat morgen te gebeuren staat, namelijk dat het Griekse parlement stemt over de opvolger van de huidige president? De verrassende aankondiging van Samaras dat deze stemming nu ineens op zeer korte termijn zou plaatsvinden, kwam enkele uren nadat de eurogroep bij elkaar was. Was het voor de minister ook een verrassing of is hierover met de andere ministers van financiën van de eurolanden gesproken in het overleg? Waarom zijn die stemmingen eigenlijk naar voren gehaald? Als er geen technische verlenging was en dus al vrij snel zou moeten worden onderhandeld over nieuwe steun, kun je je voorstellen dat dit de huidige regering van Samaras niet zo goed uit zou komen. Zij moet dan immers wellicht toezeggingen doen aan de trojka dan wel het ESM in de periode voorafgaand aan de verkiezing van de president in het Griekse parlement en uiteindelijk in de aanloop naar de algemene verkiezingen. Speelt dit mee of is het toeval dat de huidige opzet van Samaras zo is gekozen, dat wil zeggen een combinatie van de vervroegde stemming en verlenging van het steunprogramma? Een vertrouweling van Samaras zei dat er sprake zou zijn van een win-winsituatie voor hem: zelfs als hij zou verliezen, zou hij nog winnen omdat de kiezers Syriza de schuld zullen geven van de ontstane chaos. Dat zal hem verzekeren van de overwinning in de nationale verkiezingen.

Volgens de trojka zou Griekenland sinds de vorige bijeenkomst van de eurogroep in november vooruitgang hebben geboekt op de onderdelen van de vijfde voortgangsmissie die nog openstaan. Afronding van de voortgangsmissie is voor het einde van het jaar niet meer binnen bereik. Om die reden is een technische verlenging voorgesteld. Wat ik mij afvraag, is of er echt sprake is van een technische verlenging dan wel of dit niet meer politiek is ingegeven. Kan de minister ons garanderen dat deze technische verlenging niets te maken heeft met de politieke situatie in Griekenland, met de aankomende verkiezingen en met de mogelijke winst van Syriza?

Ik maak mij zorgen over het democratische proces in Griekenland. Wat bedoelde Juncker toen hij voor de Oostenrijkse televisie de hoop uitsprak dat de Grieken niet verkeerd zouden stemmen? Kan de minister mij dit antwoord geven? Over wie had Juncker het toen hij zei dat hij niet zou willen dat extreme krachten aan de macht zouden komen? Vraagt de minister zich dit ook af en, zo ja, wat is zijn reactie daarop? Vindt de minister het gepast als de voorzitter van de Europese Commissie stemadvies geeft?

Ten slotte speelt er nog een risico op het democratisch vlak. Ik kan mij zo voorstellen dat er flink wordt ingepraat op het kleine groepje parlementariërs dat nu over de streep moet worden getrokken. Hoe wordt erop toegezien dat daarbij geen sprake zal zijn van onoorbare praktijken?

Ik heb nog een vraag over het HFSF, het Griekse fonds voor de banken. De trojka heeft voorgesteld om de beschikbaarheid van nog beschikbare middelen in het HFSF te verlengen, parallel aan de technische verlenging van het programma. Kan de minister ons bijpraten over wat oorspronkelijk de bedoeling was? Zouden beschikbare middelen eigenlijk vrijvallen op het moment dat het steunprogramma zou aflopen? Ik begrijp dat het aan de EFSF is om de beschikbaarheid van deze HFSF-middelen te verlengen. Moet de minister daaraan zijn instemming geven? Op basis van welk inzicht is de minister tot de conclusie gekomen dat hij het geld uit het tijdelijke noodfonds EFSF wel wat langer in de Griekse bankensector wil steken?

Ik heb nog één vraag over het nieuwe steunpakket dat eraan komt. Het lijkt een pakket te zijn in de vorm van een kredietlijn: de ECCL. De minister kan natuurlijk zeggen dat dit heel wat anders is dan een lening en dat het geen steunpakket is, en dat klopt, maar het schept wel de mogelijkheid tot een lening. Dan is de vraag hoe die vormen van elkaar verschillen, want je kunt er een lening mee opnemen.

Tot slot. Denkt de minister weleens: hadden we niet beter één keer een goede schuldensanering kunnen doen in mei 2010 dan elke keer maar weer opnieuw met geld over de brug te moeten komen? Is er niet te veel wensdenken geweest over de schuldhoudbaarheid van Griekenland? Vindt de minister de huidige schuld, die volgens mijn laatste informatie 177% bedraagt, houdbaar? Hoe hoog moet de schuld zijn om houdbaar te zijn? Wat is de prognose van de minister voor de toekomstige Griekse schuldhoudbaarheid?

De heer Harbers (VVD):
Mevrouw de voorzitter. Bij de Financiële Beschouwingen, drie maanden geleden, trok ik een vergelijking tussen een overheid die hervormt, de werking van de economie verbetert en het land concurrerender maakt, zoals hier in Nederland, en overheden die niet hervormen, maar de gaten met andere gaten vullen. Die landen zijn bekend. Uiteindelijk zijn het de inwoners van het land zelf die ermee komen te zitten als de overheden de rekening voor zich uitschuiven.

In Nederland beginnen we resultaten te zien, in de eerste plaats dankzij de ruim 8 miljoen hardwerkende ondernemers en werknemers, die de schouders eronder hebben gezet toen het zwaar was en toen zij ook met heel veel nare, maar noodzakelijke maatregelen te maken kregen. In de tweede plaats zien we die dankzij de kabinetten-Rutte, die op consistente wijze en in weerwil van vele critici aan de slag zijn gegaan met het op orde brengen van de overheidsfinanciën, met het doorvoeren van noodzakelijke verbeteringen en met werken aan de toekomstige groei en concurrentiepositie van Nederland. Dat vind ik echt een grotere prestatie dan alleen leunen op de lagere eurokoers en olieprijzen, zoals critici nu gemakzuchtig beweren. Zie de landen die met dezelfde verschijnselen te maken hebben, maar waar het minder gaat.

Hoe graag veel mensen ook hadden gewild dat de maatregelen een tandje minder ingrijpend waren geweest, het kon niet anders. Ook in Nederland had het, net als in Zuid-Europa, anders kunnen lopen: noodzakelijke vernieuwingen voor je uitschuiven, nog meer overheidsgeld bijlenen en daarmee Keynesiaans de economie zogenaamd gaan stimuleren. De VVD is blij dat dit niet gebeurd is. Het zou een recept zijn geweest voor nog vele jaren voortdurende ellende.

De resultaten zien we nu. Net als in andere landen in de EU die grote hervormingen doorvoerden, keert de economische groei ook hier terug en daarmee het perspectief. Afgelopen week bleek uit de nieuwste prognoses van het Centraal Planbureau en de Nederlandsche Bank dat het fundament onder onze economie verstevigt en de groeiprognoses licht naar boven zijn bijgesteld. Het blijkt ook uit de Najaarsnota die we vandaag bespreken. Er zitten geen grote verschuivingen meer in, wat illustratief is voor het feit dat de begroting in rustiger vaarwater is gekomen, na moeilijke jaren van saldosturing. We zijn echter nog niet in begrotingsutopia. Bij de financiële beschouwingen pleitte ik er al voor om behoedzaam te blijven ramen. Die prudentie hebben we nodig om zeker te stellen dat het in de toekomst niet opnieuw uit de hand loopt. We hebben de overheid immers kleiner gemaakt, en dat wil de VVD graag zo houden. We gaan weer de goede kant op, maar er zijn wel wat sluipmoordenaars in de begroting die we goed in de gaten moeten houden. Ik noem er drie.

De eerste kennen we al. Het is de eurozone en in het bijzonder het schuldenniveau en de laksheid van sommige landen ten opzichte van het Stabiliteits- en Groeipact. Het tekort is door de huidige regering heel sterk teruggebracht en zal de komende jaren nog meer dalen. De schuldenniveaus zijn echter nog hoog, waardoor de buffer in noodsituaties niet heel groot is op dit moment. Denk maar eens terug aan de schokproef in de Miljoenennota. Dat valt de regering niet aan te rekenen, want eerst moest ze het lek in het tekort dichten. We zitten nu op de goede weg richting een begrotingsoverschot. Mogelijk ten overvloede meld ik dat de VVD dit hoogst noodzakelijk vindt. Tegelijkertijd is het de reden dat de VVD een stringenter en niet al te flexibele houding wil ten aanzien van het SGP. We hebben geen zin in een herleving van de eurocrisis, al was het maar omdat onze schokbestendigheid precair is. Daarom hamerden we er de afgelopen maanden zo op dat Frankrijk, Italië en inmiddels ook België stevig aan hun afspraken gehouden moesten worden. Ik verwacht van de minister dat hij zijn stevige taal tegen deze landen komend jaar doorzet.

De schuldenniveaus en de SGP-afspraken brengen mij op de tweede sluipmoordenaar. We zijn inmiddels allemaal toeschouwer geworden van een treurig schouwspel. Ik doel op de stevige meningsverschillen binnen de ECB. De president van de Nederlandsche Bank, de heer Knot, hield afgelopen maand een heel goed pleidooi in de Kamer, waarin hij zei dat de lage inflatie, zelfs als ze lange tijd aanhoudt, niet automatisch leidt tot deflatie. Ook zei hij dat de ECB de tijd moet nemen om het eerder ingezette beleid tot resultaat te laten komen en dat QE, quantitative easing, geen oplossing is voor de huidige problemen in de Europese economie. Toch begint het er steeds meer op te lijken dat we ergens volgend jaar opgescheept zitten met een vorm van QE. Ik noem het monetaire malligheid in onze muntunie. Monetair beleid wordt onafhankelijk vormgegeven en daar staan wij onverminderd achter. Mocht deze dreiging uitkomen, dan is het des te meer een zaak voor de minister en de politiek om de druk om te hervormen op de eurolanden te houden. Het opkopen van staatsobligaties kan voor landen als Frankrijk de druk van de ketel halen. Dat moet tegengegaan worden.

Nu ik het toch over probleemlanden heb, noem ik Griekenland en de technische verlenging. Op zich lijkt het mij verstandig om het Griekse programma twee maanden te verlengen, maar dan moeten die twee maanden wel ten volle worden benut om de laatste hervormingen door te voeren. Precies dat hangt naar goed Grieks gebruik een paar dagen aan een zijden draadje, door eerst weer eens de binnenlandse politieke vetes uit te vechten en de rest van Europa te laten toekijken. Hoe kijkt de minister hier tegenaan en hoe gaan hij en de andere ministers van de eurozone ervoor zorgen dat Griekenland de tijd ten volle benut om alle eerder gemaakte afspraken na te komen?

Tot slot noem ik een thema dat ik wel vaker aan de orde heb gesteld, namelijk de drang om zaken met garanties en achterborgstellingen te willen oplossen. Het feit dat een risico niet meer als geldstroom op de begroting staat maar als garantie, betekent niet dat het risico er niet meer is. Denk hiervoor ook aan de schokproef overheidsfinanciën en de Miljoenennota. Moeten we wel alles willen oplossen met een garantie?

Met het garantietoetsingskader hebben we een goede toets voor garanties. Het kader is helder: afbouwen waar mogelijk. Toch kunnen we niet echt spreken van een explosieve afname van de garanties. In de Najaarsnota blijkt het om 113 miljoen te gaan op een bedrag van meer dan 200 miljard. Heel veel garanties liggen juridisch vast en zullen dus überhaupt niet afnemen. Welke verwachting heeft de minister voor de komende jaren?

Op de valreep van het oude jaar kunnen we 2014 overzien. Het is een jaar waarin gigantisch veel gebeurd is om het fundament onder de overheidsfinanciën sterk te verbeteren. Denk aan grote nieuwe wetten, zoals de decentralisatie van de Jeugdzorg, de Wlz, de Participatiewet, het studievoorschot, de nieuwe inrichting van het woningcorporatiestelsel en de pensioenen. De grote hervormingen staan allemaal in de startblokken. Komend jaar werken we aan het laten slagen van allerlei doorgevoerde hervormingen. De veranderingen waar de politiek de laatste jaren over heeft gepraat, moeten normaal worden in de praktijk. Komend jaar moet ook op de woningmarkt het vertrouwen verder kunnen doorgroeien. Komend jaar moeten ondernemers weer de zekerheid en het vertrouwen krijgen dat regels en lasten voor hen het jaar daarop niet weer anders zijn, zodat ze weer mensen durven aan te nemen. Je ziet al dat het de goede kant opgaat, maar tegelijkertijd staan er nog te veel mensen aan de kant. Met al dat beleid geven we de Nederlanders het vertrouwen, de rust en de ruimte om hun eigen leven te leiden zoals ze dat willen, om te zorgen voor zichzelf en de mensen om hen heen en om ook komend jaar verder financieel uit de crisis te groeien.

De heer Omtzigt (CDA):
Wanneer komt de eerste interruptie? Misschien mag ik dit wel niet zeggen.

Voorzitter. Het is herfst. Dat geldt niet alleen voor het seizoen waarin we ons nu bevinden, maar ook voor de stand van de Nederlandse overheidsuitgaven. Het tekort zal uitkomen op 2,9% en de schuld rond de 70%. De vooruitzichten zijn gematigd somber of gematigd goed; het is maar met welke bril je het bekijkt. Het CDA bekijkt het graag met een realistische bril. De wereld staat in brand. De werkloosheid daalt gelukkig iets maar is nog steeds veel te hoog. De groei van de economie wereldwijd valt tegen. Zeker in Europa staan de seinen op oranje. Het blijft dus belangrijk om niet te verslappen met het op orde brengen van de overheidsfinanciën. Dit geldt temeer daar, afgezien van de positieve scenario's, die terecht door de coalitiepartijen worden en zullen worden geschetst, er ook risico's op een verdiepende crisis zijn, gelet op wat zich op dit moment voordoet met Rusland, Oekraïne en het Midden-Oosten alsook op de financiële markten. Dat is helaas een realistisch scenario, niet een om vrolijk van te worden.

Uit de Najaarsnota voor 2014 komt een gemengd beeld naar voren. De minister van Financiën komt gemiddeld genomen ongeveer uit met zijn cijfers in vergelijking met de cijfers en de stand van de Miljoenennota 2015, maar ze zijn een stuk beter in vergelijking met die van de Miljoenennota 2014. Er zijn tegenvallers, die weer worden gecompenseerd door meevallers. Het CDA vindt het wel bijzonder dat die mee- en tegenvallers voor een groot deel zijn gecreëerd door de minister zelf zonder dat de Kamer daar iets over te zeggen had. Zo introduceerde de regering op Prinsjesdag een extra uitgave in 2014 voor de opvang van asielzoekers, evenals een extra uitgave voor noodhulp. Nu blijkt dat deze posten voor veruit het grootste gedeelte niet worden uitgegeven in 2014 maar worden doorgeschoven naar volgende jaren, en dan wordt dat opeens als een meevaller gepresenteerd. Deze meevallers vormen samen met andere meevallers op de begroting precies de 1,1 miljard die nodig is om de naheffing voor de EU-afdrachten al in 2014, op 30 december, te kunnen voldoen. Dat is erg toevallig. Er hangt een soort Franse geur van creatief boekhouden omheen, en die bevalt niet: in september tegenvallers presenteren en daarmee het begrotingstekort laten oplopen met 0,2%, en nog geen drie maanden later zijn de tegenvallers weer meevallers, maar het tekort wordt niet kleiner. Kan de minister aangeven in welk reces hij zich laat bijscholen door de heer Hans Klok?

Maar goed, ik heb ook nog serieuzere vragen. De Kamer …

De voorzitter:
Voordat u met serieuzere vragen doorgaat, geef ik de heer Nijboer de kans om een serieuze vraag aan u te stellen.

De heer Omtzigt (CDA):
Het uitlokken is gelukt, voorzitter!

De heer Nijboer (PvdA):
Ik zie uit naar serieuzere vragen en ook naar een serieuzere inbreng. Er wordt een bepaalde suggestie opgeworpen. De begroting is in september in de Kamer besproken en daaruit bleken mee- en tegenvallers. Vervolgens was er de naheffing van 1,1 miljard. Die werd pas enkele weken geleden bekend en iedereen was er verrast over. En dan zegt de heer Omtzigt: in september zag het kabinet die naheffing al aankomen en daarom is men creatief aan het boekhouden en is Hans Klok hier aan de macht. Dat slaat toch werkelijk helemaal nergens op? Hoe komt de heer Omtzigt daar nu bij?

De heer Omtzigt (CDA):
De coalitie heeft vannacht wel een aantal goochelaars en toverkunsten nodig. Maar afgezien daarvan, ik heb iets anders gezegd, en wel het volgende. Er is in het najaar een aantal tegenvallers gepresenteerd, op de post hulp en op de post opvang asielzoekers, die niet realistisch zijn geraamd. Dat heb ik willen zeggen. Nu leiden die tot een onderbesteding. Je zet bijna 500 miljoen voor noodhulp opzij, maar je kunt er maar 100 miljoen van uitgeven. Hoe komt het dat dit niet realistisch is geraamd bij de Miljoenennota? Dat is mijn vraag. Zo meteen kom ik op de andere posten, zoals onderwijs en AIVD, waarbij er ook een afwijking is, maar die afwijking komt uit een andere hoek vandaan.

De heer Nijboer (PvdA):
Zojuist verbond de heer Omtzigt het eerste, de onderbesteding, aan de 1,1 miljard, die toen nog volstrekt onbekend was. Hij zegt dat het allemaal wel heel toevallig was en dat het allemaal qua begrotingsbeleid nergens op leek. Eigenlijk insinueerde hij dat het kabinet het zo zou hebben gedaan. Ik zie echter dat de heer Omtzigt die insinuatie in zijn antwoord op mijn eerste vraag weer terugneemt. Daarover ben ik verheugd.

De heer Omtzigt (CDA):
Al in het voorjaar gaf de regering aan dat zij daarvoor een reservering had getroffen van 600 miljoen en dat die later weer is ingetrokken. De 1,1 miljard mag een verrassing zijn, die 600 miljoen was dat geenszins. Ik kom daar zo op terug.

De voorzitter:
Gaat u verder met uw betoog. "Een serieuze vraag", dat was het laatste wat u zei. Ik zie u zoeken in uw tekst.

De heer Omtzigt (CDA):
Ja, maar ik had ook een aantal dingen uit het vervolg al gezegd.

Op deze manier is het lastig om bestendige beslissingen te nemen. Wij vragen de regering om een andere manier van begroten na te streven, waardoor er een realistische raming wordt gemaakt van de uitgaven, vooral op deze twee posten. De grootste verrassing in deze Najaarsnota is natuurlijk de naheffing van 1,1 miljard. De regering wil deze graag op 30 december al overmaken. Dit is een begrijpelijke actie van de minister van Financiën, want door de naheffing dit jaar over te maken, creëert hij volgend jaar extra ruimte voor uitgaven. Er zal dan ook een stuk teruggave plaatsvinden, althans dat is ons vermoeden. Kan de regering toezeggen in 2015 niet met voorstellen te komen voor extra uitgaven, anders dan door extra te bezuinigen op de overheidsuitgaven? Meevallers moeten komend jaar naar lastenverlichting en verlaging van het begrotingstekort gaan, want we zitten met 2,9% verrassend te dicht op de 3%.

We hebben verschillende debatten over de naheffing gevoerd en we hebben ons ongenoegen duidelijk uitgesproken. Tot nu toe weigert de minister om gedegen onderzoek te laten doen naar de manier waarop de statistieken, waarop de naheffing is gebaseerd, in andere landen tot stand zijn gekomen. Dit is wat ons betreft een onbegrijpelijke houding. Wij hadden er de voorkeur aan gegeven als eerst de controle op de statistieken zou plaatsvinden, die het komende jaar plaatsvindt, en dan pas de betaling van de naheffing. Wij vinden het bijzonder raar dat die volgorde is omgedraaid. Ik probeer het toch, op grond van het individuele recht van een Kamerlid om vragen te stellen: waar is de brief van de Permanente Vertegenwoordiging van 17 oktober waarin over de extra afdracht werd gesproken? Waarom kon die niet eens vertrouwelijk ter inzage worden gegeven aan de Tweede Kamer? Waar is het verzoek van de Europese Commissie voor de betaling van de 1,1 miljard? Dat verzoek lijkt op 21 november gedaan te zijn, maar ook dat wordt niet naar de Kamer gestuurd. Het enige wat aan de Kamer wordt gestuurd, is een verzoek tot betaling. Wij hadden ook graag de achterliggende correspondentie willen kunnen inzien in het kader van de controle die wij op de regering uitvoeren. Dit kan niet binnen de democratische controle! Wij verzoeken de regering om te wachten met betalen, totdat wij de stukken hebben kunnen inzien en totdat de statistieken gecontroleerd zijn. Wij komen met een amendement hiervoor.

Het ongenoegen van het CDA over de naheffing ontslaat ons niet van de plicht om ook naar de meevallers te kijken. Het is goed om te zien dat de begrotingskaders zorg en sociale zekerheid dit jaar een onderbesteding laten zien. Bij elk volgend stuk in de begrotingscyclus van het afgelopen jaar zien we dat de kosten binnen deze kaders dalen. Dit is een richting die hoopgevend is. In hoeverre zijn deze dalingen structureel? Gaat de minister de uitgavenkaders ook verlagen om ervoor te zorgen dat de daling van de lasten in deze kaders structureel kan worden?

De ene meevaller is de andere niet. Wat dat betreft zijn de uitgaven voor Defensie zeer opvallend. Er is 68 miljoen minder geïnvesteerd dan was begroot. Het CDA zou het bij veel departementen toejuichen als er minder wordt uitgegeven. Wat is er bij Defensie aan de hand? De wereld staat in brand, wij hebben extra inzet moeten plegen voor de MH17, de branden in de Oekraïne zenden hun rimpelingen deze kant op en toch hebben we onderbesteding. Het is voor het CDA onvoorstelbaar dat in deze tijden van zware bezuinigingen op Defensie, de regering niet het gereserveerde budget voor Defensie kan uitgeven. Is de regering bereid ervoor te zorgen dat de uitgaven voor Defensie in 2015 wel op peil zijn? Of zelfs iets hoger conform de motie van de SGP?

De onderbesteding op de begroting van het ministerie van Onderwijs is ook een opvallend punt. De heer Merkies refereerde hier al aan. Het lijkt erop dat er blind geïnvesteerd moest worden in onderwijs, een D66-feestje, maar het komt niet tot besteding. Dit is niet de eerste keer. Ook eind 2013, toen de minister van Financiën zijn portemonnee trok en er 600 miljoen uit toverde, wisten scholen niet wat ze met dat geld aan moesten. Hoe duidt de minister dat er bij dit ministerie alweer geld over is? Moeten we voor extra uitgaven voor dit belangrijke beleidsterrein niet eerst goed gedragen plannen vinden en dan pas het geld uitgeven in plaats van zomaar te bedenken dat er gesmeten moet worden? Ik hoor graag een reactie van de minister.

Hetzelfde geldt voor de AIVD.

De heer Koolmees (D66):
Ik wil toch even reageren op de uitspraken van de heer Omtzigt over onderwijsgeld. In december 2013 hebben we juist het geld dat we in het herfstakkoord hadden afgesproken, overgemaakt naar de scholen voor de lumpsumbekostiging waar de heer Merkies net aan refereerde. Dat was dus voor de financiering van de scholen zelf, voor achterstallig onderhoud of compensatie voor gestegen energieregelingen. Dat soort overwegingen. Dat geld is dus echt naar de scholen gegaan. De onderuitputting die we nu zien, komt bij de rest van de begroting vandaan. De link die de heer Omtzigt legt — er is geld over dat niet naar de scholen is gegaan — is dus geen terechte link.

De heer Omtzigt (CDA):
Er is een onderuitputting op onderwijs; dat gaf de heer Merkies al aan. Ik vind dat enigszins onzorgvuldig in de planning. Onderwijs is redelijk goed te plannen. Op andere dossiers, waarop ik zo meteen terugkom, is dat anders. We weten aan het begin van het jaar ongeveer hoeveel leerlingen zich in welk cohort bevinden. Dat is wat anders dan het potje voor overstromingen of dierziekten. Bij dierziekten weten we dat ook in december nog de vogelgriep kan uitbreken, hoezeer we dat ook niet willen. En weer komt men aan het eind van het jaar met voorstellen: zullen we de laatste week nog wat overmaken aan de scholen? Wat zonet werd voorgesteld door de heer Merkies, vind ik geen steady beleid.

De heer Koolmees (D66):
Daarmee ben ik het wel eens, maar mijn punt was dat de heer Omtzigt de suggestie wekte dat er zomaar wat was gesmeten met geld dat niet tot besteding is gekomen. En dat is niet juist. Ik neem toch aan dat de heer Omtzigt …

De heer Omtzigt (CDA):
Nee, als niet tot besteding is gekomen, is er niet mee gesmeten. Maar er is wel gezegd: we gaan het uitgeven. Kennelijk waren er op dat moment onvoldoende plannen beschikbaar om te bedenken hoe we het gaan uitgeven.

De voorzitter:
Gaat u verder. O, de heer Merkies voelt zich natuurlijk uitgedaagd. Natuurlijk, mijnheer Merkies, ga uw gang. Dat kan.

De heer Merkies (SP):
Nou ja, toch even voor het stenogram. De heer Omtzigt zei namelijk: de voorstellen van de heer Merkies. Maar volgens mij bedoelde hij dat niet.

De heer Omtzigt (CDA):
Dan heb ik misschien uw voorstellen verkeerd begrepen, want volgens mij wilde u nog extra geld aan de scholen overmaken in de laatste week van december, om het uit te geven. Of heb ik dat verkeerd begrepen?

De heer Merkies (SP):
Ik wilde, vergelijkbaar met vorig jaar, dat geld waarvan wij allebei vinden dat het niet op de plank moet blijven liggen, doen toekomen aan scholen die nu te maken hebben met krimp en daardoor een probleem hebben met nieuwe leraren die ze net hebben aangenomen en weer zullen moeten ontslaan.

De heer Omtzigt (CDA):
Nou, de plannen zijn toegelicht, voorzitter.

De voorzitter:
Gaat u verder met uw betoog.

De heer Omtzigt (CDA):
Voorzitter. Hetzelfde geldt voor de AIVD.

De voorzitter:
De heer Nijboer heeft toch nog een vraag op dit punt.

De heer Nijboer (PvdA):
Ja, over onderwijs, omdat dat zo pregnant wordt gebracht. Er is door de coalitie, maar ook door de drie steunende oppositiepartijen, extra geld voor onderwijs uitgetrokken. De heer Omtzigt legt het verband dat die middelen niet worden besteed, maar dat zie ik helemaal nergens terug. Ik zie een meevaller van 20 miljoen. Er is dus minder uitgegeven dan verwacht bij de prestatiebeurs en de reisvoorziening, omdat er minder giften zijn verstrekt dan verwacht. Dat gaat om 1, 2 of 3 miljard en daarbij hebben we een meevaller van twee keer 20 miljoen. Ik zie ook iets in het Caribisch gebied van 7 miljoen, en 14 miljoen bij de huisvesting van rijksmusea. Dat telt samen op tot rond de 100 miljoen. Kan de heer Omtzigt dus zijn redenering enigszins toelichten? Ik probeer het CDA ook begrotingstechnisch altijd een beetje te volgen, maar het kost zo veel moeite.

De heer Omtzigt (CDA):
Dat is inderdaad een onderuitputting van 100 miljoen. En aangezien de partijen dit aan onderwijs wilden uitgeven, ben ik benieuwd hoe dat tot stand is gekomen.

De heer Nijboer (PvdA):
Maar dat las ik de heer Omtzigt net voor. Er worden allemaal dingen …

De heer Omtzigt (CDA):
Nou, over het algemeen …

De voorzitter:
Nee, de heer Nijboer is nu aan het woord.

De heer Nijboer (PvdA):
Er worden allemaal dingen geraamd op een begroting van meer dan 30 miljard. We hebben 20 miljoen over op de prestatiebeurs en de reisvoorzieningen. Er was verwacht dat dit giften zouden zijn, maar blijkbaar verdienden mensen genoeg, hebben ze een baan gekregen of hebben ze meer terugbetaald dan precies geraamd. Zo zijn er een aantal van die posten, die optellen tot 100 miljoen. Dat heeft helemaal niets te maken met de investeringen die we hebben afgesproken in het mbo, in het basisonderwijs, in leraren of in meer scholen. Er zit dus helemaal geen verband tussen. Dat is heel precies in de Najaarsnota te lezen. Dat weet de heer Omtzigt ook, en toch houdt hij een hele redenering die inhoudelijk kant noch wal raakt. Dat is toch bijzonder?

De heer Omtzigt (CDA):
Het is bijzonder dat deze partijen, die zo graag extra geld aan onderwijs uitgeven, het normaal vinden dat er geld bij onderwijs overblijft.

Voorzitter. Hetzelfde geldt voor de AIVD. Door het jojobeleid van het kabinet geeft de AIVD dit jaar 5,5 miljoen minder uit dan begroot. De AIVD anticipeerde op de bezuiniging van het kabinet, maar kon niet meer terug-anticiperen toen bleek dat de bezuiniging werd teruggedraaid. Deze bezuiniging is door meerdere oppositiepartijen, waaronder het CDA, heftig bekritiseerd bij de behandeling van het regeerakkoord. Er was dus gewoon te weinig personeel om het budget uit te geven. Dit moet een hard negatief gevolg hebben. Bij geheime diensten is het wat lastig te controleren welke taken niet gedaan zijn. In tijden van oprukkend jihadisme en onder druk staande veiligheid in Nederland zijn dit zaken waarbij je kunt zien dat het te laat aanpassen van de begroting of van plannen leidt tot reële problemen waar die niet moeten zijn.

Dan kom ik bij een punt waar wij niet onderuit kunnen: de accijnzen op brandstof. Het blijkt dat de regering afstevent op een tegenvaller van 300 miljoen in vergelijking met de ramingen van de Miljoenennota van ruim een jaar geleden. Hiervoor hebben wij ettelijke malen gewaarschuwd. Wil de regering nu eindelijk erkennen dat het verhogen van de brandstofaccijnzen niet zo'n goed plan was? Is de minister bereid om dit alsnog terug te draaien, c.q. de verhoging in 2015 niet door te voeren nu ook Duitsland zijn accijns in 2015 bevriest? De pomphouders in de grensstreek zullen blij met u zijn en het CDA ook.

Vorige week werd bekend dat de Nederlandse Staat komend jaar voor ruim 94,4 miljard euro zal lenen. Ongeveer de helft hiervan wordt geleend op de geldmarkt. Dat betekent een staatspapier met een lening van maximaal een jaar. Met de historisch lage rente zou je kunnen denken dat de staatsschuld op dit moment voor langere tijd zou moeten worden vastgelegd. Dan heb je voor langere tijd zekerheid en als er een keer iets op de financiële markten gebeurt, heeft de Staat niet onmiddellijk grote financieringsproblemen. Deelt de minister deze mening en is hij bereid om na te gaan of de regering de staatsschuld wat langer kan financieren, ook via vaste leningen in plaats van derivaten, zodat het een wat stabielere marktomgeving is?

Dan nog één extra ingezonden vraag. Zojuist heeft de Eerste Kamer het wetsvoorstel inzake verbod verticale integratie verworpen. Dat moet gevolgen hebben voor de begroting van volgend jaar, in de zin van hoe er wordt omgegaan met de zorgtoeslag en de hoogte van de zorgpremie. Kan de regering voor de tweede termijn van dit debat aangeven welke gevolgen dit voor de begroting heeft die wij op dit moment behandelen en welke gevolgen dit heeft voor de al afgesloten zorgpolissen? Er zijn immers mensen die een zorgpolis hebben afgesloten die nu wettelijk niet mogelijk blijkt te zijn. Wij zijn zeer benieuwd welke gevolgen dat heeft.

De voorzitter:
U hebt nog twintig seconden.

De heer Omtzigt (CDA):
Dan laat ik het bij deze laatste vraag.

De voorzitter:
Dan geef ik het woord aan de heer Nijboer van de PvdA.

De heer Nijboer (PvdA):
Voorzitter. In 20 seconden kun je niet veel meer vragen, maar misschien heb ik daarin ongelijk.

De Najaarsnota en de CPB-raming laten zien dat het weer beter gaat met Nederland. De werkgelegenheid neemt toe, de economische groei stijgt en het tekort daalt. Sommigen schrijven dat toe aan louter externe factoren. De olieprijs is laag, de eurokoers is gunstig voor de export en de wereldeconomie trekt aan. Dat is allemaal waar, maar dat is volgens de PvdA niet alleen de verklaring. Het kabinetsbeleid, samen met steun van andere partijen, heeft de basis gelegd voor dat economisch herstel. Er was best moed nodig om de overheidsfinanciën weer gezond te maken, om de woningmarkt te hervormen, de arbeidsmarkt eerlijker te maken en de financiële sector te herstructureren. Dit heeft de basis gelegd voor een gezond economisch herstel, de voorziene daling van de werkloosheid en de creatie van extra banen. De zekerheid die eindelijk, na tien tot twintig jaar, is geschapen door duidelijkheid te geven over de hypotheekrenteaftrek draagt eraan bij dat de woningmarkt weer aantrekt. Met de nieuwe wet inzake de arbeidsmarkt is er meer zekerheid voor mensen met een flexibel contract. De aanpak van zzp-constructies die banen verdringen, zorgt voor meer zekerheid voor mensen. Ook is er de aanpak van de financiële sector die weer dienstbaar wordt aan de samenleving.

Wie denkt dat alleen maar stilzitten, pappen en nathouden het juiste politiek-economische fundament vormen om uit deze crisis te komen, zoals sommige politieke partijen beweren, heeft het mis. Aan de andere kant: sommigen denken dat het nu verstandig is om extra te gaan bezuinigen, om nog meer te doen, om nog harder te hervormen en de onrust aan te jagen, zoals de WW te verkorten tot een jaar, het eigen risico te verhogen tot €500 en een eigen bijdrage voor huishoudelijke hulp te vragen. Wie denkt dat zulks zal leiden tot een sterkere economie, heeft het volgens de PvdA ook niet bij het juiste eind. Wat nodig is, is dat het kabinet nu koers houdt en de aangenomen wetten gaat uitvoeren. De wetten zijn hier wel aangenomen en in de Eerste Kamer ook grotendeels, maar bij de uitvoering begint het echte werk pas.

Hoewel de werkloosheid daalt en de werkgelegenheid stijgt, is de werkloosheid nog altijd te hoog. Die bestrijden blijft topprioriteit voor de Partij van de Arbeid. Naast de structurele maatregelen voor de arbeidsmarkt, de zorg, de financiële sector en de woningmarkt heeft de PvdA-fractie een stimuleringspakket gevraagd. We zien ook dat het werkt. Ik noem de starterslening met betrekking tot de woningmarkt, de schenkingsvrijstelling, de btw-verlaging voor de bouw en pensioenfondsen die meer investeren in Nederland. Niettemin blijft de PvdA-fractie het kabinet aansporen om werk te maken van het stimuleringspakket. Er wordt weliswaar gezegd en gecommitteerd door pensioenfondsen dat men meer investeert, maar de vraag is hoeveel dat dan is en of dat nog verder kan gaan dan de nu toegezegde zaken. De onderbesteding bij de mkb-kredietverlening, waarover we ook al hebben gesproken bij de begrotingsbehandeling, is de PvdA-fractie een doorn in het oog. Dat geldt ook voor de investeringen voor duurzame energie. Dat budget moet zo veel mogelijk worden benut; dat is er ook voor beschikbaar gesteld.

Wat ook helpt, is dat de koopkracht stijgt, met iets meer dan voorzien in het najaar. Die stijging zou nog groter kunnen worden als bedrijven die er de ruimte voor hebben, ook de lonen verhogen in de sectoren waar dat kan. Die stijging zou ook nog groter kunnen worden als de beperking van de pensioenpremies die het gevolg is van het nieuwe financieel toetsingskader, ook echt in de portemonnee van mensen terechtkomt. We hebben daarover negen waarborgen afgesproken, die ook met de Kamer zijn gedeeld. Ik vraag de minister of dat geld daadwerkelijk in de portemonnee van de mensen terechtkomt. Het is immers hun premiegeld en het zou de economie ook helpen.

Ik heb nog een drietal laatste punten. Het eerste betreft de financiële sector en de interventies. We zien dat de interventies met ruim de helft zijn beperkt de afgelopen jaren. Het was ruim 80 miljard en het is nu 40 miljard minder, en de komende tijd zullen de interventies nog verder afnemen. Ik wijs op het afstoten van ABN AMRO en verzekeraars. De PvdA-fractie hecht aan een beschermingsconstructie voor ABN AMRO; daarover hebben we ook eerder samen met het CDA een motie ingediend, waarin de minister gevraagd wordt verschillende varianten te bekijken. De PvdA-fractie vraagt ook hoe het staat met de uitvoering van de motie-Nijboer/Koolmees.

Een ander belangrijk onderdeel van de financiële sector is het gezond maken van banken en het verhogen van de buffers en de leverage ratio. We hebben een motie ingediend over prudent dividendbeleid bij staatsdeelnemingen om de leverage ratio omhoog te krijgen. Hoe is die verhouding voorzien volgend jaar?

Mijn tweede punt betreft Griekenland. De PvdA-fractie steunt de verlenging met twee maanden maar vraagt de minister maximale druk uit te oefenen ten aanzien van in ieder geval twee afspraken. De eerste betreft de hervorming van de belastinginning; mensen en bedrijven moeten daar gewoon belasting betalen zoals dat hoort en zoals dat in elk Europees land gebeurt. De tweede betreft de bestrijding van corruptie. In Griekenland is corruptie een blijvend en structureel probleem dat alle aandacht en moeite vergt.

Mijn derde punt gaat over Rusland. We zitten in een situatie waarin de roebel fors onderuit gaat, de rente al boven de 17% is en de olieprijzen onder druk staan. Ik vraag de minister welke consequenties zijn voorzien voor de Europese en de Nederlandse economie.

De heer Tony van Dijck (PVV):
Voorzitter. Tijd voor een ander geluid. Het was niks en het wordt niks. Volgend jaar wordt niet veel beter dan dit jaar. Als de economie al een beetje aantrekt, dan is dat dankzij de lage euro, de lage inflatie en de lage olieprijs. Dus niet dankzij maar eerder ondanks dit kabinet, want dit kabinet doet er alles aan om het economisch herstel de kop in te drukken met meer bezuinigingen de komende jaren van 12,5 miljard en meer lastenverzwaringen van 2 miljard. Want wat heeft het kabinet volgend jaar voor ons in petto? De belastingen gaan weer omhoog met 1,6 miljard: op arbeid, op leidingwater, op energie, op autorijden, op afval en op onroerend goed. De ozb, het eigenwoningforfait; alles gaat omhoog. De accijnzen gaan volgend jaar weer verder omhoog, evenals de zorgpremie en het eigen risico. De huren schieten verder omhoog en de pensioenleeftijd gaat verder omhoog. Als klap op de vuurpijl krijgen 6 miljoen mensen een naheffing van de Belastingdienst. Alles gaat omhoog, terwijl dit nu juist de tijd is om de belastingen te verlagen, zodat mensen meer te besteden hebben. Dat zou de opwaartse trend juist kunnen versterken. Maar nee, het kabinet houdt vast aan zijn koers en knijpt de economie verder af. Het heeft gedaan wat Brussel van hem vroeg en daarmee is het eigenlijk uitgeregeerd; mission accomplished.

Brussel vroeg het kabinet om het tekort onder de 3% te brengen. Dat heeft het gedaan, met 2,9%, maar het gevolg is wel dat de economie de afgelopen twee jaar met 2,5% is gekrompen, dat we nu 627.000 werklozen hebben en dat we 23.000 faillissementen rijker zijn.

Brussel heeft gevraagd om de arbeidsmarkt te hervormen. Inderdaad, dit kabinet heeft de arbeidsmarkt misvormd. Mensen worden massaal ontslagen. Nog nooit zaten zo veel mensen in een uitkering; nog nooit! 425.000 mensen zitten in de bijstand en 419.000 mensen zitten in de WW. Meer dan 830.000 mensen zijn uitkeringsafhankelijk. Het kabinet belooft banen, maar we zien alleen maar ontslagen. De sectorplannen van 600 miljoen hebben tot nu toe geen banen opgeleverd, zo blijkt uit onderzoek.

Voor volgend jaar ziet het er somber uit. Wie het nieuws heeft gevolgd — ik hoop dat mijn collega's dat doen — weet dat er het komende jaar een ontslaggolf dreigt: 2.800 banen bij ING, 1.000 banen bij ABN, 750 banen bij SNS, 580 banen bij KPN, 1.200 banen bij SBM Offshore, 320 banen bij Philips en 600 banen bij Brink's. Bij KLM, bij BAM, bij Ahold, bij Wegener; overal worden massaal mensen ontslagen het komende jaar. Dan heb ik het nog niet eens over de 50.000 mensen die hun baan in de zorg dreigen te verliezen. De verwachting is dan ook dat medio volgend jaar een volgende ontslaggolf dreigt, want dan wordt namelijk het ontslaan van mensen goedkoper en makkelijker, dankzij het kabinet. Dus minister, waar zijn die banen? Ik zie tot nu toe en in de toekomst alleen maar ontslagen.

Op verzoek van Brussel wordt volgend jaar nog eens een keer de langdurige zorg aangepakt, of eigenlijk grotendeels afgeschaft. Het kabinet gooit alles over de schutting van de gemeenten en verzekeraars. Zo wordt deze zorg uitgekleed. Voor heel Nederland geldt volgend jaar een bezuiniging van 2,3 miljard. Heel Nederland houdt dan ook zijn hart vast, inclusief staatssecretaris Van Rijn. Eén ding is zeker: er worden vele miljarden bezuinigd en vele duizenden mensen zullen hun baan verliezen. De zorg voor onze ouderen zal nooit meer hetzelfde zijn.

Op dictaat van Brussel werd ook de woningmarkt gesaneerd. Het gevolg is dat de prijzen zijn gekelderd met meer dan 20%. 1,5 miljoen mensen staan inmiddels onder water. Wat doet het kabinet? Het kabinet doet er alles aan om het broze herstel van de woningmarkt in de kiem te smoren door volgend jaar de hypotheekregels verder aan te scherpen. Hoe dom kun je zijn? De LTV gaat omlaag, de LTI gaat omhoog, de starterssubsidie wordt afgeschaft, de hypotheekrenteaftrek gaat verder omlaag, de schenkingsvrijstelling wordt verlaagd en de NHG-grens wordt verlaagd; allemaal zaken waardoor het prille herstel van de woningmarkt weer terugvalt.

Brussel eiste ook dat de pensioenen werden aangepakt. Nou, dat hebben we geweten. De AOW-leeftijd werd verhoogd, de opbouw werd versoberd en de indexatie werd bemoeilijkt. Met een record van 1,2 biljoen in kas zijn we nog nooit zo arm geweest. De kruitdampen van dit afbraakbeleid beginnen langzaam op te trekken. De Nederlandse burgers hangen half murw geslagen in de touwen en zien sterretjes, maar het kabinet ziet lichtpuntjes.

Dan de naheffing. Op papier is onze economie kennelijk gegroeid met 45 miljard dankzij de statistici. Dat betekent dat we een naheffing van Brussel krijgen, een boete omdat we het zo goed gedaan hebben, van 1,1 miljard. Deze minister — voor de PVV is dat onbegrijpelijk — staat te popelen om dit bedrag over te maken. Hij betaalt het niet volgend jaar september; hij betaalt het nog voor het einde van het jaar. In 2014 draagt Nederland een recordbedrag van 8,5 miljard keiharde euro's af aan Brussel. Oftewel, dat EU-lidmaatschap kost een gezin in Nederland meer dan €1.100 per jaar. Dat geld had normaal gesproken in Nederland besteed kunnen worden, maar vloeit nu naar Polen voor geluidsschermen voor koeien, naar Spanje, naar Portugal of naar, zoals we vandaag lazen, vliegvelden waar geen vliegtuig op landt.

Dan het potje voor noodhulp. De heer Omtzigt had het er al over: het is inderdaad goochelen met cijfers als je in de Miljoennota 570 miljoen begroot voor noodhulp in de wetenschap dat je in december een meevaller kunt inboeken van 470 miljoen. Je wist immers van tevoren dat je dat bedrag nooit in 2014 kon uitgeven. De vraag is dan ook waarom het is gebeurd. Ook het geld voor die noodhulp, oftewel €670 per gezin, had in Nederland besteed kunnen worden.

Dan de asielzoekers. Voor de eerstejaarsopvang is inmiddels 740 miljoen beschikbaar. Terwijl de ouderenzorg wordt afgebroken, wordt de rode loper uitgelegd voor asielzoekers. Er wordt bijna 800 miljoen vrijgemaakt om deze groep op te vangen; geen wonder dat vakantieparken en verpleeghuizen worden omgetoverd tot asielcentra. Deze asieltsunami kost elk gezin €100 per jaar, alleen al voor de opvang in het eerste jaar. Dat geld had ook anders besteed kunnen worden.

Dan nog de accijnzen. Er is een tegenvaller van 300 miljoen, zoals de heer Omtzigt al zei. Toch houdt het kabinet stoïcijns vast aan de accijns, ook in 2015. Inmiddels heeft Nederland de hoogste benzineprijs van Europa. De accijnsinkomsten lekken met bakken weg naar onze buurlanden, maar het kabinet kijkt weg. De grensregio's betalen het gelag. Uit onderzoek van BOVAG blijkt dat 8.200 banen verloren gaan door deze accijnsverhogingen en dat zij de schatkist daarom niets opleveren maar een half miljard kosten. En dan wordt als klap op de vuurpijl ook de tabaksaccijns nog eens een keer verhoogd. Na een forse accijnsverhoging van €0,35 per pakje vorig jaar, wordt er nu nog eens €0,09 bovenop gegooid. In de grensstreken is het verschil met Duitsland en België al meer dan €1. Nu wordt dat €1,09. De vraag aan deze minister is dan ook of hij al een bosje bloemen heeft ontvangen van België en Duitsland. Want met €0,30 verschil voor een liter benzine en meer dan €1 op een pakje sigaretten is het natuurlijk wel heel gemakkelijk geld verdienen voor de Duitsers en de Belgen.

Na jaren van inleveren, stijgt de koopkracht volgend jaar iets, maar dat is tientjeswerk. De consumptie trekt naar verwachting iets aan en de werkloosheid neemt iets af, maar dat gebeurt dankzij de olieprijs en de inflatie. En laten we niet te vroeg juichen. We zagen de afgelopen maand het consumentenvertrouwen weer afnemen, de huizenverkoop zal volgend jaar weer terugvallen door de strengere hypotheekregels en de consumptie ligt na drie jaar nog steeds op het niveau van 2005. We zitten dus eerder in een periode van stagnatie. De weg omhoog is nog ver te zoeken en zeer onzeker door alle externe factoren. De PVV vindt het dan ook onbegrijpelijk dat het kabinet niets meer doet om het economisch herstel te ondersteunen. Dit is het moment om de lasten te verlagen en de koopkracht te versterken, want als de olieprijs straks weer stijgt, zakt de economie in Nederland weer als een plumpudding in elkaar. Dit kabinet staat nog steeds op de rem, terwijl Nederland snakt naar lastenverlichting en economisch herstel.

De heer Koolmees (D66):
Voorzitter. Het is tijd voor een ander geluid, want ik wil vandaag beginnen met een compliment aan de minister van Financiën. De begroting voor 2014 ziet er richting het einde van het jaar beter uit dan toen we begonnen. We begonnen met een tekort van 3,3%; dat is nu 2,9%. Het gaat langzaam en wij zijn er nog lang niet, maar ook meerjarig ziet het beeld er een stuk beter uit. In de Najaarsnota zitten, behalve de naheffing van de Europese Unie, geen grote verrassingen. In feite is de Najaarsnota best overzichtelijk. Langzaamaan gaat het de goede kant op met de begroting. Over de begroting van 2014 heb ik slechts een paar specifieke vragen. Daarom wil ik in dit debat vooral vooruitkijken.

Wij zien dat het steeds beter gaat. De economie groeit sneller dan geraamd, bedrijven nemen steeds meer mensen aan, steeds minder bedrijven gaan failliet, het consumentenvertrouwen stijgt en zo kan ik nog even doorgaan. Dat het de goede kant opgaat, wil echter niet zeggen dat het al goed gaat. Het ijs van de economie is nog te dun om erop te schaatsen. Er zijn nog vele problemen die een verdere groei blokkeren. Allereerst in Europa. De nieuwe Europese Commissie heeft haar pakket gepresenteerd voor groei en werkgelegenheid. D66 ondersteunt de zogenoemde driehoek van Juncker: gezonde overheidsfinanciën, doorgaan met structurele hervormingen en het losmaken van investeringen. Ondertussen houden Frankrijk en Duitsland elkaar in een houdgreep. Frankrijk wil dat Duitsland investeert en Duitsland wil dat Frankrijk hervormt. Een politieke patstelling. De ECB heeft tot nu toe tijd gekocht. Draghi zorgde met zijn onconventionele beleid voor kalme markten en lage rentes. De trukendoos van de ECB biedt echter geen structurele oplossingen. De geldpers aanzetten om staatsobligaties op te kopen kan inderdaad nog meer tijd bieden, maar ik vind dat helemaal niet verstandig.

Het is tijd voor actie. Vorige week nog heeft Fitch het kredietoordeel over Frankrijk weer een stapje verlaagd. De markten voeren de druk op Griekenland weer op. Daar is het steunprogramma vastgelopen en komen er nieuwe verkiezingen aan. Dat blijft een risico voor de eurozone. Als alle lidstaten zich committeren aan de 3%-regel en Frankrijk en Italië hervormen, kan Duitsland inderdaad de teugels iets laten vieren en met extra investeringen de Europese economie aanjagen. Zou dat geen deal zijn die Europa echt vooruitbrengt?

In dit kader hoor ik ook graag hoe het staat met de plannen van de vier voorzitters. De minister van Financiën, in zijn hoedanigheid van voorzitter van de eurogroep, schrijft samen met de heren Draghi, Tusk en Juncker een rapport dat is bedoeld om politieke guidance te geven aan de Commissie-Juncker. Mijn vraag is hoe het hiermee staat. Brengt de nieuwe groeideal die de minister in oktober in Washington lanceerde, die groei daadwerkelijk dichterbij? Kunnen wij enige urgentie verwachten? Staan er in dat rapport ook concrete acties, bijvoorbeeld voor het openmaken van de markt in Europa of het openbreken van de beschermde beroepen? Graag ontvangen wij een reactie op dit punt.

Ook in Nederland kan het kabinet meer doen om nieuwe groei te creëren. Het probleem ligt duidelijk op tafel: nog steeds zijn 600.000 mensen werkloos. Werkgevers betalen twee keer zo veel als wat de werknemers op hun bankrekening krijgen. Arbeid is veel te duur en mensen houden te weinig over. Bedrijven met veel personeel trekken weg. Vorige week nog zagen wij daarvan een voorbeeld in Drenthe: Philips in Emmen sluit vanwege te hoge loonkosten, wat 240 mensen hun baan kost, terwijl het werk in Drenthe echt niet voor het oprapen ligt. Nieuwe groei is hoognodig. Daarom moet het kabinet blijven hervormen. Ik wil er vandaag drie onderwerpen uitlichten: de pensioenen, de arbeidsmarkt en het belastingstelsel.

Ons pensioenstelsel moet snel bij de tijd worden gebracht, anders bestaat het gevaar dat wij een uitgehold collectief systeem overhouden, of noodgedwongen tegen de klippen op sparen. Wij moeten naar een pensioenstelsel met meer ruimte voor individuele keuzes, dat past bij een arbeidsmarkt waarop mensen vaker van baan wisselen.

Ook naar de arbeidsmarkt moet het kabinet goed kijken. De arbeidsmarkt is nu een ongelijk speelveld voor zzp'ers en werknemers. Voor werknemers betaalt de werkgever niet alleen salaris, maar ook de premies voor werkloosheid, pensioen en arbeidsongeschiktheid. Zzp'ers regelen dit zelf. Als zzp'ers zich minder uitgebreid verzekeren of minder sparen, zijn zij inderdaad goedkoper. In sectoren met veel concurrentie dreigt dan een neerwaartse spiraal. D66 wil voorkomen dat mensen die zich wel willen verzekeren, dat niet meer kunnen. Om ons klaar te maken voor de arbeidsmarkt van de toekomst, moeten wij dan ook ons stelsel aanpassen.

De derde hervorming die hoog op de agenda moet worden geplaatst, betreft het belastingstelsel. Als het aan D66 ligt, gaat de belasting op arbeid snel omlaag. Werken moet lonen, zodat mensen meer te besteden hebben. Voor bedrijven moet het weer aantrekkelijk worden om mensen aan te nemen. Op het VVD-congres van enkele weken geleden kondigde de minister-president weer een belastingverlaging aan. Hij zei dat er in de coalitie met voorstellen gekomen zou worden om de belastingen uiteindelijk te verlagen. Ik vond dat ironisch. Ik heb die toespraak op YouTube teruggekeken. Je hoort het congres heel enthousiast applaudisseren, maar dan vraag je je toch af of al die VVD'ers weten dat de VVD in de Tweede Kamer steeds tegen voorstellen stemt om de belastingverlaging dichterbij te brengen. De minister van Financiën kijkt nu op; ik zal hem straks mijn tekst geven, dan kan hij nalezen wat ik heb gezegd.

Ik geef de hoop niet op. De uitspraken van de premier hebben mij wel nieuwsgierig gemaakt. Wanneer komt die belastingverlaging er dan? Kan de minister een tipje van de sluier oplichten?

Het kabinet is bezig met al deze toekomstdossiers. De pensioendialoog is aan de gang, het beleidsonderzoek naar zzp'ers, het ibo, is bezig en de belastinghervorming wordt voorbereid. Er wordt gepraat en er wordt nagedacht, maar dat is toch geen uitsteltactiek? VVD en PvdA zijn het namelijk op deze onderwerpen niet met elkaar eens. Ik zou het zo jammer vinden als de hervormingen van dit kabinet worden gesmoord in de onmacht om die tegenstellingen te overbruggen. De tijd dringt op deze onderwerpen; ik zie de heer Groot knikken.

Ik heb een aantal specifieke vragen over de Najaarsnota, allereerst over de investeringen van Defensie. Het ministerie van Defensie heeft een kwart van zij investeringsbudget niet benut. Ik geloof dat ook de heer Omtzigt hier al aan heeft gerefereerd. Een bedrag van 200 miljoen is niet uitgegeven. De reden die wordt gegeven is "knelpunten in de verwervingsketen". Oftewel, Defensie heeft te weinig mensen om het geld goed te kunnen uitgeven. Veel partijen in deze Kamer hebben inderdaad de wens om meer geld uit te geven aan Defensie, maar zou de minister van Defensie niet eerst haar eigen organisatie op orde moeten brengen, zodat zij dat geld ook zinvol kan uitgeven?

Ik heb ook een vraag over de inkomsten uit boetes en schikkingen bij de begroting van het ministerie van Veiligheid en Justitie. Dit jaar zagen we een paar grote klappers. De Rabobank betaalde tot 70 miljoen voor de affaire met Libor en SBM Offshore betaalde 192 miljoen om een corruptiezaak te schikken. Mijn fractie heeft sowieso twijfels over het schikken van dit soort grote zaken, maar ik vraag mij ook af of het niet gek is dat dit geld kan worden gebruikt om gaten in de begroting van Veiligheid en Justitie te dichten. Het Openbaar Ministerie wordt immers ook betaald uit die begroting. Ik wil voorkomen dat zelfs maar de schijn ontstaat dat er geschikt wordt om een tegenvaller bij het OM te dekken. Kunnen de inkomsten uit boetes en transacties, als die een bepaald niveau overstijgen, bijvoorbeeld als ze boven de 5 miljoen uitkomen, evenals de inkomsten uit dit soort grote schikkingen niet beter naar de algemene middelen vloeien in plaats van direct naar de begroting van het ministerie van Veiligheid en Justitie?

Mijn laatste vraag gaat over de begroting van het ministerie van Economische Zaken. Daar worden subsidies uit het energieakkoord voor energie-innovatie pas in 2015 uitgekeerd. Ook is er vertraging bij het Rotterdam Opslag en Afvang Demonstratieproject (ROAD). Mijn vraag is of dit budget, zoals afgesproken, mee doorschuift naar 2015. Of moeten de uitgaven van nu uit de begroting van 2015 zelf komen?

Dat was het, voorzitter. Ik ben ruim binnen de tijd gebleven.

De beraadslaging wordt geschorst.

De voorzitter:
Ik ben u daar zeer erkentelijk voor. Dank voor uw bijdrage. Hiermee is er een einde gekomen aan de eerste termijn van de kant van de Kamer.

Wellicht hebben de leden meegekregen dat er een extra regeling van werkzaamheden is aangevraagd. Ik heb deze aanvraag toegekend. Aansluitend aan deze regeling van werkzaamheden wil ik een uur schorsen voor de dinerpauze. Daarna hervatten we het debat over de Najaarsnota.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Extra regeling van werkzaamheden

Extra regeling van werkzaamheden

Regeling van werkzaamheden

Mevrouw Leijten (SP):
Voorzitter. Het zal niemand ontgaan zijn dat het wetsvoorstel over de vrije artsenkeuze, dat in ieder geval voor de coalitie een belangrijk wetsvoorstel was, in de Eerste Kamer is gesneuveld. Ik zou graag voor 22.00 uur vanavond een brief ontvangen over de gevolgen hiervan. In het wetsvoorstel zaten namelijk meer elementen dan alleen die vrije artsenkeuze, bijvoorbeeld het mogelijk maken van een pgb voor wijkverpleging in de Zorgverzekeringswet. Dit had per 1 januari moeten ingaan. Wij weten hoe onzeker de tijden zijn voor alle mensen die te maken hebben met de zorgveranderingen. Wij willen daar geen onzekerheid bovenop. Daarom doe ik het verzoek om die brief uiterlijk om 22.00 uur te ontvangen. Ik doe dit verzoek mede namens het CDA, GroenLinks en de PVV.

De heer Van der Staaij (SGP):
Het lijkt mij heel redelijk om van het kabinet te willen horen wat de gevolgen van de verwerping van dit wetsvoorstel zijn. Mevrouw Leijten noemde al de gevolgen voor het persoonsgebonden budget voor wijkverpleging in de Zorgverzekeringswet. Ik denk ook aan de gevolgen voor de zorgkosten, want ook daarvoor heeft de verwerping van dit wetsvoorstel consequenties. Gezien de ingewikkelde problematiek lijkt het mij echter wat snel om al binnen een paar uur zo'n brief te verwachten. Het lijkt mij goed als daar nog eens een nachtje over geslapen wordt. Als het kabinet ons hierover morgen een brief kan sturen, is dat al heel snel.

De heer Rutte (VVD):
Steun voor een brief, maar niet vanavond.

De heer Pechtold (D66):
Het verwerpen van dit wetsvoorstel behelst meer punten waarop zekerheid op korte termijn geboden is. Dat ben ik met de aanvraagster eens. Dit gaat over de kosten van de zorg en de verankering van het pgb. Wij steunen het verzoek om een brief. Mijn fractie wil graag weten of de minister reparatiewetgeving overweegt waarin zij in ieder geval deze punten zal aankaarten. Ik ben het met mevrouw Leijten eens dat snelle duidelijkheid geboden is, maar wat mijn fractie betreft kan de brief ook morgen komen.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Ik denk dat ze bij het ministerie die datum van 1 januari ook heus wel in de smiezen hebben, dus steun voor de brief en voor het verzoek om die vanavond in de Kamer te hebben.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Collega's hebben al terecht geconstateerd dat dit wetsvoorstel over een groot aantal onderwerpen gaat. Ik steun het verzoek om de brief dus van harte. Ik vind het belangrijk dat die brief er snel komt, zo mogelijk vanavond, maar wij kunnen er ook goed mee leven als het morgenochtend wordt.

De heer Kuzu (Groep Kuzu/Öztürk):
Dit is een terechte aanvraag. Het is al over twee weken 1 januari. Daarom is het belangrijk dat er zo snel mogelijk gehandeld wordt. Daarom steunen wij het verzoek om die brief nog vanavond bij de Kamer te laten aankomen.

Mevrouw Bouwmeester (PvdA):
Steun voor een brief. De onderwerpen zijn al genoemd. Die brief hoeft alleen niet vanavond te komen. De heer Van der Staaij heeft dat mooi verwoord. Liever een goede brief dan een heel snelle brief die misschien incompleet is.

Mevrouw Bruins Slot (CDA):
Ik heb nog één opmerking over de termijn. Wij zitten vlak voor het reces. Ik snap dat hier tijd voor nodig is, maar als wij als Tweede Kamer nog iets willen doen, hebben wij nog maar tot en met donderdag. Daarom doen wij het expliciete verzoek om nog vanavond met een brief te komen.

Mevrouw Klever (PVV):
Haast is geboden, want 1 januari is al heel snel. Ik ondersteun met klem de oproep om de brief voor 22.00 uur vanavond te sturen. Dan kunnen wij er als Kamer tenminste nog over debatteren.

De voorzitter:
Mevrouw Leijten, u hebt brede steun voor een brief. Alle leden hebben kunnen zeggen wat zij van de snelheid vinden. In ieder geval wil iedereen dat de brief er snel komt. Over hoe snel dat moet zijn heeft iedereen zijn eigen mening gegeven. Ik wil voorstellen dat wij het hele stenogram van dit gedeelte van de vergadering doorgeleiden naar het kabinet.

Mevrouw Leijten (SP):
Over de termijn wil ik het volgende opmerken. Ik ga ervan uit dat er bij zo'n belangrijk wetsvoorstel, dat over veel dingen gaat, wel een noodscenario klaarligt. Daarom durf ik te vragen om een snelle brief. De heer Van der Staaij heeft natuurlijk gelijk: er moet wellicht ook reparatiewetgeving komen, zeker voor dat persoonsgebonden budget. Als er geen noodscenario is en als de brief beter wordt wanneer die hier pas morgenochtend om 9.00 uur is, dan vind ik dat prima, maar dan hoor ik dat wel graag voor 22.00 uur. Eigenlijk ga ik ervan uit dat er wel een noodscenario klaarligt en dat dit gewoon naar ons toe kan komen. Als het ministerie de hele nacht nodig heeft voor dat noodscenario, dan kan de brief morgenochtend om 9.00 uur komen. Dan kunnen wij nog bekijken of het een goed scenario is en erover spreken in de Kamer. Daar heeft mevrouw Bruins Slot gewoon gelijk in: wij vergaderen nog twee dagen en dan gaat Nederland op slot. Dat kunnen we de pgb'ers in ieder geval niet aandoen.

De heer Pechtold (D66):
Zo'n briefje kan volgens mij om 20.00 uur al komen. Dan hoeven we niet tot 22.00 uur te wachten. Ik wil mevrouw Leijten ook meehelpen, want anders zitten we tot 22.00 uur te wachten op iets waarvan mijn — hoe zegt de premier dat altijd? — ragfijne politiek gevoel voorspelt dat het de tweede soort brief wordt. Tot 22.00 uur daarop wachten is in het kader van de nachtrust misschien, als we nog drukke dagen krijgen, niet zo verstandig.

Mevrouw Leijten (SP):
Ik denk dat wij om 22.00 uur nog wakker zijn, en dat ook de heer Pechtold dan nog wakker is. Ik hoor graag voor 22.00 uur hoe het verdergaat. Het is prima als we dan het noodscenario al hebben, maar het is ook prima als we dat morgenochtend om 9.00 uur hebben. Volgens mij zijn we het er met z'n allen over eens dat het in ieder geval snel moet.

De voorzitter:
Ik zal het stenogram van dit gedeelte van de vergadering doorgeleiden naar het kabinet.

De vergadering wordt van 17.59 uur tot 19.02 uur geschorst.

Najaarsnota 2014

Najaarsnota 2014

Aan de orde is de voortzetting van het debat over de Najaarsnota 2014.


Termijn antwoord

Minister Dijsselbloem:
Voorzitter. Ik sla, met het oog op de klok, alle in- en aanleiding over en begin met de investeringen bij Defensie. Dat lijkt mij een leuke openingsvraag. Het CDA en D66 hebben gevraagd hoe het toch mogelijk is dat er geld bij Defensie overblijft, terwijl wij daar juist moeten investeren. Het kabinet is het daarmee eens, maar feit is dat diverse reorganisaties en de herinrichting van de verwervingsketen bij Defensie hebben geleid tot een rem op de mate waarin investeringsprojecten konden worden gerealiseerd. Het achterstallige werk is nu verricht. Er zijn ook maatregelen om de verwervingsketen verder te versterken, waaronder het aanvullen van de capaciteit bij de Defensiematerieelorganisatie. Daardoor kan de komende jaren een inhaalslag worden gemaakt in de investeringsquote. Dat kan ook, omdat wij met Defensie op het punt van investeringen een onbeperkte eindejaarsmarge hebben afgesproken. De middelen schuiven dus door en zullen tot besteding komen zodra dat mogelijk is.

De heer Koolmees heeft gevraagd of het niet gek is dat het geld van boetes en schikkingen bij Veiligheid en Justitie wordt gebruikt om gaten in de begroting te dichten. De gaten ontstaan doordat sommige partijen, waar het kabinet graag mee samenwerkt op met name de begroting van Veiligheid en Justitie, ons wat hebben teleurgesteld. Overigens is de systematiek dat boetes en incidentele schikkingen binnen de begroting van Veiligheid en Justitie mogen worden aangewend niet nieuw en het kabinet ziet geen aanleiding om dat te veranderen. De ontvangsten worden veranderd aan de niet-belastingontvangstenkant van de begroting van Veiligheid en Justitie, maar Veiligheid en Justitie moet ook tegenvallers ten opzichte van de ramingen zelf dekken en eventuele meevallers opvangen. Bij schikkingen zijn er dit jaar meevallers, maar bij boetes zijn die er niet.

De heer Koolmees (D66):
Ik ben het met de minister eens dat het een langjarige praktijk is dat boetes en schikkingen op de begroting van Veiligheid en Justitie terechtkomen. We zagen nu een tegenvaller van 70 miljoen bij de boetes en transacties in 2014, maar die wordt gecompenseerd door de 69 miljoen van de schikking in de Liboraffaire. Mijn punt is dat dit soort schikkingen — ik sprak zelf over 5 miljoen, maar het gaat ook om die van 10 miljoen — zo sporadisch voorkomen, dat het de vraag is of je daarmee de begroting van Veiligheid en Justitie moet verlichten. Het gaat namelijk niet om reguliere boetes en transacties, maar om heel specifieke schikkingen, bijvoorbeeld de Liboraffaire of SBM Offshore. Is het dan niet vanuit de onafhankelijkheid van het OM en het niet afhankelijk zijn van dit soort boeteopbrengsten verstandig om ze af te zonderen en in de algemene middelen te storten à la de verkoop van een staatsonderneming?

Minister Dijsselbloem:
We moeten de onafhankelijkheid van het OM hierbuiten houden, want het OM is onafhankelijk, los van de vraag van welke departementale, generale of overstijgende begroting het geld komt. Het kabinet heeft geen aanleiding om dat te veranderen. Zowel schikkingen als boete-inkomsten zijn omgeven met onzekerheid. We weten welke problemen er soms zijn met de inkomsten uit boetes. Die zijn dan weer hoog, dan weer tegenvallend, althans vanuit een financieel oogpunt. Schikkingen zijn al helemaal onvoorspelbaar. Wij willen het bij elkaar laten, tenzij de Kamer daar in meerderheid anders over zou beslissen. Dat zou ik echter ontraden.

Er zijn vragen gesteld over onderuitputting op een aantal posten. De heer Merkies heeft meer in algemene zin gevraagd naar de onderuitputting en de heer Omtzigt heeft gevraagd in hoeverre die ook structureel is. De onderuitputting die wij nu in de uitgaven hebben aangetroffen, is niet van structurele aard. Dat is overigens heel vaak niet het geval. De eindejaarsmarge is 1% van de departementale begroting en een groot deel van dit soort onderuitputting mag worden meegenomen naar het jaar daarop. Soms is er sprake van onderuitputting op het ene dossier en overschrijding op het andere. Er is in ieder geval geen aanleiding om op basis van de onderuitputting die we dit jaar hebben, de kaders bij te stellen of de ramingen structureel aan te passen.

Specifieke vragen zijn gesteld over asiel en noodhulp. Ik zal een voorbeeld geven. De totale uitgaven voor eerstejaars asielopvang bedragen 740 miljoen euro. We hebben inderdaad 375 miljoen extra hiervoor vrijgemaakt, vanwege de onverwacht sterk opgelopen instroom van asielzoekers. We hebben in het voorjaar expliciet gezegd dat we hoopten dat het geld dit jaar niet nodig is en dat we het kunnen doorschuiven. Het was ook de opdracht aan V&J om het door te schuiven naar volgend jaar. De kosten zijn immers niet meteen weg als je zo'n piek in de instroom hebt. Omdat we wisten hoe onzeker het was, was het moeilijk te zeggen hoeveel geld V&J dit jaar nodig had. Daarom hebben we dit bedrag ervoor vrijgemaakt, met de kanttekening dat het geld dat overblijft door de departementen wordt doorgeschoven naar 2015. Dat is voor asiel inderdaad gebeurd. Bij V&J en voor noodhulp geldt hetzelfde. Ook noodhulp laat zich moeilijk ramen. We hebben vastgesteld dat de middelen bij de minister van Ontwikkelingssamenwerking voor noodhulp in de loop van 2014 nagenoeg waren uitgeput. Ook tegen haar hebben we gezegd dat de middelen die dit jaar niet nodig zijn voor bijvoorbeeld de problematiek in het Midden-Oosten of ebola, doorgeschoven kunnen worden naar volgend jaar. We zijn er vanaf het begin heel helder over geweest dat dit geld bedoeld was voor twee jaar.

Over het onderwijs hebben verschillende leden het woord gevoerd. Er ligt een amendement van de heer Merkies. Hij vroeg hoe het kan dat er 100 miljoen op de plank blijft liggen. De per saldo onderuitputting in 2014 komt ten goede aan het EMU-saldo. Het bedrag valt ruim binnen de eindejaarsmarge van OCW. De OCW-begroting bedraagt ongeveer 35 miljard. 1% mag men in principe doorschuiven naar volgend jaar. Dat is een heel goed systeem. Je moet immers geen perverse prikkel inbouwen, waardoor men denkt dat het geld de deur uit moet en men snel even iets verzint om het aan uit te geven. Dat hebben we heel bewust zo afgesproken. Die 100 miljoen euro schuift dus door en blijft behouden voor het ministerie van Onderwijs. Ik kom straks nog terug op het amendement, maar u voelt al aan hoe mijn oordeel zal zijn.

De heer Harbers heeft gevraagd naar de garanties. Hij heeft erop gewezen dat de sterk opgelopen garanties voor leningen en achterborgstellingen een risico vormen voor de overheid en haar begroting. Hij was ietwat teleurgesteld over de afbouw van de hoeveelheid garanties. Hij noemde een bedrag dat ik niet onmiddellijk kon thuisbrengen. Mijn staatje leert mij dat het totaal aan garanties in 2012 nog 258 miljard was. Dit jaar hadden we 203 miljard aan garanties uitstaan. Volgend jaar zal het bedrag verder dalen tot onder de 200 miljard. Dat is toch een vrij forse afname. Dat is ook logisch, want we komen uit een periode van crisis, dus we moeten het afbouwen. Met leningen en achterborgstellingen gaat het net zo, maar uiteraard gaat het hier om veel lagere bedragen. Voor de achterborgstellingen hebben we met het departement van VWS en de Rijksdienst Wonen afgesproken om de regelingen goed te evalueren en zich af te vragen of het echt nodig is. Zij zijn namelijk de grote achterborgstellers. Het gaat vaak om instellingen met grote reserves die zelf ook risico's kunnen dragen. Op de evaluatie komen we later terug. De garanties zijn de laatste jaren dus met bijna 60 miljard gedaald.

De heer Koolmees heeft gevraagd naar subsidies uit het energieakkoord. Die worden pas in 2015 uitgekeerd. Hij heeft specifiek gevraagd naar het Rotterdam Opslag en Afvang Demonstratieproject. Dat zijn de onderwerpen waar ik altijd graag dieper op inga. Ik heb me er volledig in verdiept. De businesscase is nog niet sluitend, is mij verteld. Als gevolg hiervan is er dit jaar nog geen definitieve beslissing genomen. Het genoemde budget dat in 2014 om die reden nog niet tot besteding komt, wordt niet automatisch geoormerkt doorgeschoven naar 2015. Voor zover het in de eindejaarsmarge van EZ zit, schuift het wel door en kan EZ het in 2015 natuurlijk opnieuw voor dit project inzetten, mocht alsnog een positieve investeringsbeslissing volgen.

De heer Omtzigt vroeg naar de accijnsverhoging. Daar is veel over gesproken. Mijn antwoord zal hem dan ook niet verbazen. Het kabinet ziet dat de ontvangsten uit accijns op diesel en lpg van 2013 op 2014, dus horizontaal, toenemen met 0,2 miljard. Die stijging is weliswaar lager dan vorig jaar bij de Miljoenennota 2014 werd verwacht — de heer Omtzigt verwijst altijd daarnaar, dus hij maakt de verticale vergelijking; ik kijk horizontaal — maar die stijging is er dus wel degelijk: 0,2 miljard. Zij is minder aanzienlijk.

De heer Koolmees vroeg wanneer er belastingverlaging komt. Ook op dit punt is het een beetje een herhaling van zetten, maar ik ben daar altijd graag toe bereid. Zoals hij weet, werken wij op dit moment aan de uitwerking van, alomvattend genoemd, de fiscale stelselherziening. Dat is een brede operatie, met veel verschillende thema's. Daarbij hebben we twee grote doelstellingen: enerzijds het verlagen van de lasten op arbeid en anderzijds het reduceren van de complexiteit van het stelsel. Zodra daar ruimte voor is — er zal een nettolastenverlichting voor nodig zijn, en de heer Koolmees kent onze ambitie op dit punt — zullen wij er volgend jaar een start mee maken. Dát we volgend jaar een start maken, staat buiten kijf. De mate waarin, dus of we meteen een grote stap zetten of dat de stap iets kleiner zal zijn, hangt af van de omstandigheden dan.

Dit is eigenlijk meteen ook het antwoord op de vraag van de heer Omtzigt: gaat nu alle lastenverlichting naar extra uitgaven? Zoals bekend is lastenverlichting, nadrukkelijk in het kader van een stelselherziening, voor ons een prioriteit. Of er op andere punten extra uitgaven nodig zijn, bezien we in het voorjaar. Ik roep maar even in herinnering de motie van de heer Van der Staaij, die ook door het CDA en D66 is gesteund, waaruit een bepaalde ambitie spreekt. We zullen dat dus in het voorjaar bezien.

De heer Nijboer heeft gevraagd naar de pensioenpremies. Zullen die daadwerkelijk dalen in 2015? Het CPB heeft nog op 5 december laten zien dat de pensioenpremies in 2015 naar verwachting met 7% dalen. In 2014 zijn de premies reeds met 6% gedaald. De totale premie als gevolg van de versobering van het Witteveenkader en het aanpassen van het ftk en de parameters bedraagt volgens deze nieuwste inzichten volgens het CPB 13%. Dat is nog wat hoger dan de eerdere inschatting van 11% in juni.

Ik kom op de Europese naheffing. Ook daarover hebben we al verschillende keren gesproken. De heer Omtzigt heeft opnieuw zijn vraag gesteld over het vertrouwelijke verslag dat hij zou willen ontvangen van de ambtenaar die bij het ambtelijk comité in Brussel was waar een eerste mededeling werd gedaan over het voorlopige bedrag van de naheffing. Die discussie hebben we al vaak met elkaar gevoerd. Het is een verslag waarin de ambtenaar ten behoeve van de departementen in Den Haag opschrijft wie wat heeft gezegd. Dat type verslag maken wij niet openbaar. Dan zou je drie kwart van het verslag moeten weglakken, omdat je anders uit een vertrouwelijke en besloten vergadering openbaar maakt wat anderen daarin allemaal hebben gezegd. Ik denk dat we dit in de collegiale verhoudingen niet kunnen doen. Desalniettemin ben ik steeds zeer bereid om alle achterliggende informatie en informatie over de gang van zaken met de Kamer te wisselen. Daar hoef ik allemaal niet geheimzinnig over te doen. Het is een tegenvaller, een forse tegenvaller.

Waarom betaalt Nederland in 2014? Waarom betalen we nog nu? Dat hebben we aan de Kamer geschreven. Dat is een afweging op basis van saldo-effect en ruimte onder het uitgavenkader en gewoon vanuit het oogpunt van kasbeheer. We hebben nu simpelweg veel geld in kas. Mijn stelling is: als je het kunt, moet je je rekeningen betalen. We hoeven er niet extra voor in te lenen. Dat was al gebeurd. Het zat dus ook al in de staatsschuld in die zin. Verder kon de brutonaheffing in de nationale begroting worden verwerkt vanuit een oogpunt van saldo en uitgavenruimte. Tot slot heeft de Nederlandse Staat op dit moment te maken met negatieve rentes op kortlopende leningen. Een vroege betaling van de naheffing levert daarom een klein rentevoordeel op.

De heer Omtzigt heeft opnieuw een punt gemaakt om niet nu te betalen, maar te wachten totdat alle statistieken zijn gecontroleerd. Dit is een vrij principiële kwestie waarover we het niet met elkaar eens worden. Het is niet aan mij om de statistieken te controleren. Het is überhaupt niet aan de politiek om statistieken te controleren. Dat laten wij over aan statistische bureaus, onder het gezag van Eurostat die daar op systeemniveau over oordeelt. Op die punten waar Eurostat niet tevreden is over de kwaliteit van de cijfers, is een voorbehoud gevestigd. Dit zal pas worden opgeheven als die tevredenheid alsnog ontstaat.

De heer Omtzigt (CDA):
Dat betekent dus dat de statistieken komend jaar worden gecontroleerd door Eurostat en andere statistische bureaus die kunnen aanhaken. Is het dan niet logischer om te wachten met betalen totdat de cijfers gecontroleerd zijn? Zou de minister kunnen ingaan op de vraag of wij de feitelijke rekening als Tweede Kamer kunnen inzien? Deze is in november binnengekomen en wij hadden daar al om gevraagd bij de feitelijke vragen.

Minister Dijsselbloem:
Wij zullen ongetwijfeld op een gegeven moment een oproep tot betaling hebben gehad van de Europese Commissie. In het verkeer tussen departementen en de Europese Commissie heb je continu dit soort berichten. Mijn oprechte vraag is: wat beweegt de heer Omtzigt om al dit soort ambtelijke berichtenverkeer te willen zien? De informatie die daarin staat, deel ik met de Kamer. De Europese Commissie heeft aan de lidstaten laten weten, op basis van dit hele proces en de besluitvorming, dat er betaald moet worden. Daarvan krijg je op een gegeven moment formeel bericht. Dat bericht is binnengekomen. Twijfelt de heer Omtzigt of het is binnengekomen? Twijfelt hij aan het bedrag? Waar twijfelt hij aan? Ik probeer oprecht te begrijpen wat de achterliggende reden is van de vraag van de heer Omtzigt, want anders kan voortaan elk ambtelijk bericht dat tussen departementen of tussen Brussel en departementen wordt gewisseld, wel met de Kamer gedeeld gaan worden. Ik weet niet of wij dit allemaal moeten willen. Ik probeer in alle oprechtheid te begrijpen wat de inhoudelijke vraag van de heer Omtzigt is.

De heer Omtzigt (CDA):
Ik stelde twee vragen, dus ik herhaal nog even mijn eerste vraag over de statistieken, die gehaald kunnen worden. De tweede vraag is dat wij keer op keer hebben gevraagd of wij, omdat er door de regering verbaasd is gereageerd op een aantal momenten waarop wel of geen informatie beschikbaar zou zijn, de feitelijke informatie kunnen krijgen. Hierover is wat mij betreft enige mist blijven hangen. Dit is de reden dat wij als CDA vroegen om feitelijk aan te geven wanneer wat is gecommuniceerd. Dit is ook de reden waarom wij vroegen naar de brief van 17 oktober, waarin staat wanneer er feitelijk gevraagd is om te betalen. Iedere keer wordt er gezegd dat ik de regering moet vertrouwen. Ik kan me dat voorstellen. Ik kan de vraag echter ook omdraaien: wat is er nu tegen om de zaken die vanaf 17 oktober werden uitgewisseld, gewoon bij de Kamer neer te leggen? Er zou dan ook iets van de verbazing zijn verdwenen die er iedere keer was. We hadden kunnen toetsen of die verbazing terecht was.

Minister Dijsselbloem:
We moeten even twee dingen uit elkaar houden. Allereerst de vraag die is blijven liggen. De heer Omtzigt zegt dat je eerst de cijfers moet controleren en dan pas moet betalen. Dit proces van cijfers controleren, de systematiek van revisies om de zoveel jaar, soms ook een aanpassing van de methode, regelmatige bronnenrevisies, het opleggen van voorbehouden en het later weer opheffen, als de cijfers alsnog zijn gecompleteerd, is een voortdurend proces. Het is niet zo dat eenmalig is gezegd: laten we kijken of de cijfers deugen en eenmalig kijken naar aanpassing. Dit proces vindt continu plaats en zal ook voortgaan. Als lidstaten gaan zeggen dat het volgende bezoek van Eurostat eerst moet hebben plaatsgevonden alvorens te gaan betalen, wordt het een puinhoop. De lidstaten zijn verplicht op basis van dit soort revisies, aanpassingen, statistische cijfers die een weerslag hebben op hun bni, af te dragen. Ik verdedig dat ook zeer. Ik ga dat niet ter discussie stellen omdat we misschien niet tevreden zouden zijn over dat proces, wat de statistici voor ons doen, om de cijfers steeds verder te volmaken. Het is echt een continu proces dat ook de komende jaren zal doorgaan. Ik heb eerder al gezegd dat ik denk dat er verbeterpunten zijn, zeker ook in de communicatie en de betekenis voor naheffen et cetera, maar die zijn veel meer in de timing en in de communicatie gelegen. Het heeft daarom ook geen zin om op de volgende ronde controllers te wachten voordat we gaan betalen. Als alle lidstaten dat zouden doen, zou de Europese begroting totaal in het honderd lopen. Ik kan daar dus niet in meegaan.

Ik kom op het punt van de verbazing. We hebben daarover uitentreuren gewisseld. Mijn verbazing is niet specifiek ontstaan op die vrijdag waarop de Europese Raad in Brussel plaatsvond. Daarvan zegt de heer Omtzigt: wat maak je me nou, je wist het al een week! Dat is juist. Daar hebben wij ook helemaal geen misverstand over. Ik wist het vanuit die ambtelijke bijeenkomst die er was geweest, waarop wij als het ware een voorwaarschuwing kregen van de voorlopige cijfers. Waarom voorlopig? Omdat het comité van de statistici ze pas op woensdag en donderdag formeel heeft vastgesteld. Ik had dus een voorwaarschuwing gehad, dus mijn verbazing ging daar niet over. Mijn verbazing ging over het feit dat Nederland zo'n grote naheffing kreeg als uitkomst van het proces dat het afgelopen jaar heeft plaatsgevonden. Ik heb het al meerdere keren uitgelegd. Daar sloeg mijn verbazing op. In die zin is het verslag waar de heer Omtzigt naar vraagt en waarvan ik inhoudelijk heb gemotiveerd waarom ik het niet kan geven, ook niet zo relevant. Ik zeg het gewoon in alle openheid: in die bijeenkomst is ons gemeld wat de naheffingen waren die wij voor onze kiezen kregen; voorlopig, want formeel moesten ze nog worden vastgesteld.

De voorzitter:
Dank u wel. Gaat u verder.

Minister Dijsselbloem:
Het andere punt was de brief van de Commissie. Ik hoop dat het een uitzondering blijft, maar ik heb er geen bezwaar tegen om die vertrouwelijk ter inzage te leggen. Mijn probleem daarmee is echter het volgende. Het is heel belangrijk dat in de relatie tussen Kamer en kabinet wordt uitgegaan van vertrouwen. Er is vertrouwen totdat dat wordt opgezegd. Het probleem van de benadering van de heer Omtzigt is dat het vertrouwen er eigenlijk niet is, totdat hij alles heeft gezien en alle stukken tot zijn beschikking heeft. Ik geef de heer Omtzigt in overweging om die route niet helemaal te vervolgen, want hij zal totaal vast raken in de hoeveelheid stukken die in Den Haag en in Brussel rondgaan. Los daarvan is de principiële vraag: kunnen we nog met elkaar werken op basis van vertrouwen totdat dit vertrouwen geschaad is? Dan kan de heer Omtzigt het opzeggen. Als ik gewoon tegen de heer Omtzigt zeg dat we een brief uit Brussel hebben gehad met daarin een oproep tot betaling van dat bedrag, is het voor het verkeer tussen Kamer en kabinet buitengewoon constructief als hij dat van mij aanneemt. Als later blijkt dat ik daarover heb gejokt, wat ik niet doe, moet hij mij vooral wegsturen. Die basis van vertrouwen is echter vrij essentieel om met elkaar te kunnen werken.

De heer Koolmees heeft gevraagd hoe het staat met het Four Presidents Report, zoals dat in Brussel heet. Daartoe zijn wij opgeroepen in de Europese Raad, en meer specifiek in de Eurozone Summit. Dat is de Europese Raad voor de eurozonelanden. Daarin is de vier presidenten verzocht om met een advies te komen over de economische langetermijnagenda van de eurozone. Dat is vertraagd, om heel praktische redenen. Ten eerste is de Europese Commissie net gestart en ten tweede heeft zij alle prioriteit gegeven aan het investeringsplan. Het was mij overigens een lief ding waard geweest, zo zeg ik in alle eerlijkheid, als dat investeringsprogramma meteen was ingekaderd in een hervormingsagenda en een bevestiging van de begrotingsafspraken. Ik mag aannemen dat die laatste gewoon staan. Misschien hoef je die ook niet te bevestigen. Die staan. Maar een koppeling aan hervormingen was goed geweest. Die wordt nu wel genoemd in de plannen van Juncker. We moeten ondertussen ook hervormen maar een directe link, een manier om het met elkaar te verbinden, is er nog niet. President Draghi en ondergetekende blijven daar dus op drukken: hervormen, hervormen, hervormen. Als je echt iets wilt doen aan investeringen in Europa moet het investeringsklimaat verbeteren. Dan moet het primair komen van private investeringen. Er is gewoon weinig publieke ruimte om te investeren, zelfs met het plan-Juncker.

De heer Nijboer heeft gevraagd naar de effecten van de situatie in de Russische economie op de economie van Europa en Nederland. De Russische roebel gaat hard onderuit. De olieprijzen dalen internationaal, wat op Rusland een grote impact heeft. Dat laatste heeft natuurlijk voor Nederland een positief en een negatief effect. Lage energieprijzen zijn in veel opzichten goed voor de Nederlandse economie en voor de huishoudens, maar we zullen daar last van krijgen, ook aan de inkomstenkant van de begroting, door een lagere gasprijs. In directe economische betekenis is de schade nog beperkt, maar je merkt dat met name in Duitsland het vertrouwen sinds het begin van de Oekraïnecrisis heel hard onderuit is gegaan. In die zin heeft het wel een groot effect. De Russische economie is acht keer zo klein als die van de Europese Unie. Desalniettemin is dit het wegvallen van een handelspartner. Dus ik denk dat het in ieders belang is wanneer de Russen hun bemoeienis in Oekraïne weer omzetten in een constructieve en opbouwende rol in plaats van een destabiliserende rol. Dan kunnen de sancties snel worden afgebouwd.

Dan kom ik bij enkele punten over de financiële sector. Wij moeten terughoudend omgaan met dividenduitkeringen. Het gaat om banken die in handen zijn van de Staat. Ik heb steeds gezegd dat ik onder terughoudendheid versta dat het dividendbeleid in lijn moet zijn met het tijdig voldoen aan alle kapitaalseisen. Het is aan DNB om te zeggen dat het dividendbeleid op een laag pitje moet en dat een bank eerst zijn kapitaal moet aanvullen of aanzuiveren. DNB heeft daar zelfs formele bevoegdheden in om tegen mij te zeggen: u mag dat dividend niet uit de bank halen, het moet erin blijven zitten. Daar is geen sprake van. SNS heeft sinds de nationalisatie geen dividend uitgekeerd. ABN AMRO heeft de Staat in 2013 400 miljoen uitgekeerd en in 2014 325 miljoen. Ik wil niet zeggen dat het lagere bedrag direct voortvloeit uit de motie-Nijboer/Koolmees, maar u zou dat kunnen denken. Ondertussen is de kernkapitaalratio van ABN AMRO toegenomen van 12,2% naar 12,9%. Ik dacht dat de heer Nijboer daarnaar vroeg. Ik realiseer mij nu dat hij naar de leverage ratio vroeg. Die heb ik nu niet bij mij.

De heer Omtzigt heeft gezegd dat een lage rente ertoe zou moeten leiden dat wij op dit moment de staatsschuld voor langere tijd vastzetten. Zoals bekend, hebben wij daarvoor een beleidskader, dat ook met de Kamer is besproken. Het is nog van mijn voorganger. Het is erop gericht om de staatsschuld natuurlijk tegen zo laag mogelijke kosten te financieren, maar ook met een acceptabel risico. Het langer vastzetten van de rente is onder voorwaarden mogelijk. Een van de voorwaarden is natuurlijk dat er ruimte is in de begroting. Wij gaan dat kader volgend jaar evalueren en dan zal ook deze vraag aan bod komen. Ik kom daarop volgend jaar terug. Ik ben er niet voor om dat beleidskader ad hoc te corrigeren.

Dan kom ik bij het laatste thema: Griekenland.

De voorzitter:
Voordat u verder gaat, heeft de heer Van Dijck nog een vraag.

De heer Tony van Dijck (PVV):
Dat kader kennen wij allemaal. Dat is de zevenjaarscyclus. Dit zijn echter exceptionele omstandigheden. De rente die de Staat betaalt voor een tienjaarsobligatie is zolang het Koninkrijk bestaat nog nooit zo laag geweest, 0,8%. Wij spreken altijd over de volgende generaties en daarom moeten wij er nu slim mee omgaan en erop anticiperen. Wij kunnen wel zeggen dat de evaluatie volgend jaar gepland staat en dat wij ons daaraan houden, maar kan de minister die niet naar voren halen om op een slimme manier te anticiperen op de uitzonderlijke omstandigheid dat wij nu zo'n belachelijk lage rente betalen?

Minister Dijsselbloem:
Belachelijk is inderdaad het juiste woord. Het is wel prettig, maar ook gevaarlijk. Ik zie ons daar al aan wennen. Normaal als wij langere leningen uitzetten, worden die onmiddellijk omgezet. Door receiver swaps af te sluiten, worden die teruggebracht naar de zevenjaarsrente. Dat doen wij nu niet. Als wij nu lange obligaties in de markt zetten, 10, 20 of zelfs 30 jaar, laten wij die rente daarop vaststaan. Wij sluiten dan niet om via receiver swaps naar die zevenjaarsrente. Op die manier doen wij al wat u beoogt. Wij doen dat binnen de afspraken van het beleidskader dat destijds is vastgesteld. Dat was toen mogelijk en dat doen wij.

De heer Tony van Dijck (PVV):
Dan nog blijft de vraag wanneer die evaluatie is gepland. Is de minister bereid om die te versnellen en eventueel te anticiperen op die lage rente om daardoor voor de toekomst een gunstiger regeling te krijgen?

Minister Dijsselbloem:
Ik moet daar in tweede termijn op terugkomen. Ik weet niet wanneer die evaluatie precies gepland staat.

De heer Merkies heeft een aantal vragen gesteld over Griekenland die ik staccato zal afgaan. Wie heeft deze technische verlenging bedacht? Die is bedacht in de eurogroep, omdat we hebben moeten vaststellen dat het afronden van het huidige programma per 1 januari niet meer zal lukken. Er was een lange lijst met hervormingen die nog doorgevoerd moest worden en die ook nog door het Griekse parlement moest. In de huidige politieke omstandigheden werd dat steeds moeilijker; je merkte ook dat de politieke agenda in Griekenland steeds meer de aandacht wegnam, waardoor het steeds moeilijker werd om voortgang te boeken met de hervorming. Waar heeft dat mee te maken? Dat heeft natuurlijk te maken met de presidentsverkiezingen in februari.

Is de verlenging nu technisch of politiek? Het is een technische verlenging. Er verandert niets aan het programma, er komt niet meer geld en er komen geen nieuwe voorwaarden. Er worden gewoon twee maanden aangeplakt om te proberen uiterlijk voor 1 maart ofwel op de laatste dag van februari alsnog het programma te kunnen afsluiten. Dus in die zin is het technisch. De aanleiding is wel politiek; daar behoeven we niet heel ingewikkeld over te doen. De politieke omstandigheden maken het op dit moment onmogelijk om het af te ronden. Daarom hebben we ook gezegd dat er geen uitbetaling meer is en geen verdere lening; er stond namelijk nog een lening klaar. Hetzelfde geldt voor het IMF waar ook nog grote leningen klaarstaan. Alles staat in de ijskast totdat Griekenland weer zijn stappen zet en de afspraken nakomt. Daarvoor hebben ze nu twee maanden extra de tijd. Dus het is een technische verlenging met een politieke achtergrond.

Waarom nu pas? Waarom zo laat besloten? Heel eerlijk gezegd: ik wilde de druk erop houden. Daarom heb ik in dat AO Ecofin ook niet al gezegd dat een technische verlenging ook een mogelijkheid zou kunnen zijn. Ik wilde tot het allerlaatste moment de druk op het proces houden. Er zijn tot het allerlaatste moment ook stappen gezet om tussen de trojka en de Griekse overheid verdere afspraken te maken. Die druk is belangrijk, zo leert ons dit proces. Dat het technisch verlengd kon worden, wisten we natuurlijk wel, want het is gewoon een technische mogelijkheid. Ik wilde er echter pas over praten op het moment dat de trojka definitief zei: het gaat niet meer lukken voor 1 januari. Op die manier zijn we gekomen tot een beslissing, althans tot een voornemen van een beslissing, want u moet het er nog mee eens zijn.

Kan men langer lenen? Het programma duurt langer. De laatste nog klaarstaande lening, een beperkte lening van 1,7 miljard, blijft dus ook gewoon staan. Voor de looptijd waarbinnen leningen worden afgelost, gelden vaste termijnen. Dus die periode zal ongetwijfeld ook twee maanden langer worden.

Heeft het te maken met verkiezingen? Ja, indirect wel. Je merkt gewoon dat het steeds moeilijker werd om ook met het Griekse parlement zaken voor elkaar te krijgen. Is er over de presidentsverkiezingen gesproken? Ja. Waarom zijn die verkiezingen naar voren gehaald? Dat is een beslissing van de Griekse regering zelf, maar men heeft wel aan ons aan het begin van die vergadering laten weten dat men dat voornemen had. Dat heeft ertoe geleid dat ik in die vergadering het voorstel heb gedaan om een beperkte verlenging te geven; dan moet men in principe in februari weer "open for business" zijn en moet er weer gewerkt kunnen worden aan de afronding van het programma. Zo zijn we gekomen op twee maanden.

Was het een opzetje van Samaras? Binnen het Griekse staatsbestel bestaat kennelijk de mogelijkheid om de presidentsverkiezingen naar voren te halen. Dat heeft men nodig gevonden.

De heer Merkies (SP):
Er was dus wel degelijk een directe relatie tussen de technische verlenging en de verkiezingen. Dan gaat het dus niet over het feit dat men twee maanden langer nodig heeft om de puntjes op de i te zetten, maar dan houdt het verband met die verkiezingen. Dan begrijp ik toch niet helemaal wat de achterliggende doelstelling is. Laat ik het gewoon maar even open vragen. Wat is de achterliggende doelstelling dan?

Minister Dijsselbloem:
De achterliggende doelstelling is om het programma volledig af te ronden. Er is ook geen bereidheid bij de eurogroep om zonder een nette afronding van het programma te praten over eventuele ECCL's, die een ander karakter hebben. Daar kom ik zo nog op, want daar heeft de heer Merkies ook naar gevraagd. Het netjes afronden van het programma is dus ons oogmerk. Dat lukte niet. Dat had ook een politieke achtergrond in Athene. Daarover hoeven we niet heel ingewikkeld te doen. Overigens heeft de Griekse regering zelf besloten om te proberen de politieke onzekerheid zo kort mogelijk te laten duren en de presidentsverkiezingen naar voren te halen. Toen hebben wij als eurogroep gezegd dat wij in die omstandigheid het programma met twee maanden zouden verlengen, zodat na de presidentsverkiezingen het programma alsnog netjes kan worden afgerond. Dat is namelijk ons doel.

De heer Merkies (SP):
De minister begrijpt toch wel dat dit best een impact heeft op de democratie daar? Anders zouden de presidentsverkiezingen later zijn geweest. Er is dan een tijd waarin er moet worden onderhandeld over het nieuwe steunpakket. Dat heeft natuurlijk een bepaalde impact op de regering-Samaras. Samaras vindt het wel fijn als de stemmingen er nu meteen zijn. Meng je je daarmee bewust of onbewust — ik denk bewust — niet in de democratische verhoudingen in Griekenland?

Minister Dijsselbloem:
Nee, geenszins. De heer Merkies mengt zich in de interne afwegingen van Griekenland. Wij gaan daar niet over. Als de Griekse regering die bevoegdheid heeft en als zij het zinvol vindt om de presidentsverkiezingen te verschuiven, gaan wij daar helemaal niet over. Als ons dat wordt medegedeeld, houden we daarmee rekening bij het vraagstuk of we het programma oneindig, dus zonder een goede afronding, moeten afsluiten of een zo kort mogelijke technische verlenging moeten bieden. Die beslissing is natuurlijk wel mede genomen op basis van de informatie die wij vanuit Griekenland krijgen. Onze eerste aanname was dat de presidentsverkiezingen in februari zouden zijn. Dat was de uiterste datum, als ik het goed heb begrepen. Wij zaten met de overweging of de verlenging dan tot een maand voor de presidentsverkiezingen moest zijn, tot midden in de presidentsverkiezingen of tot daarna. Onze afweging is dat de Griekse overheid en het parlement weer bereid moeten zijn om verdere stappen te zetten. De hervormingsagenda moet zo snel mogelijk worden hervat, maar we zetten die nu twee maanden in de ijskast. Dat is een afgeleide van de politieke keuze die in Athene is gemaakt. Die is niet door de eurogroep gemaakt.

Er zijn uitspraken geweest van de heer Juncker, waarvan ik kennis heb genomen. Is er sprake van druk op het parlement? Nou, niet vanuit Europa. Dat zou ook principieel onjuist zijn. De Griekse verkiezingen zijn een Griekse zaak. Het Griekse volk zal zelf wel bepalen welke politici het in de regering wil. Dat is niet aan Brussel of aan Brusselse politici.

De heer Merkies heeft gevraagd naar de verlenging van het Hellenic Fund. Dat is een fonds dat onderdeel is van het programma en dat is bedoeld voor de herstructurering, herfinanciering en herkapitalisering van banken. Ik zie echter dat de heer Merkies het vorige punt nog wil uitdiepen.

De heer Merkies (SP):
De minister ging erg snel over de uitspraken van Juncker heen. Ik kan me voorstellen dat hij misschien enigszins voorzichtig is geweest om iets over uitspraken van Juncker te zeggen. Toch heeft Juncker daar wel iets gezegd. Hij heeft gezegd graag bekende gezichten te zien. Hij heeft het over extreme krachten, die hij liever niet heeft. Hoe vat de minister dat nu op? Wat zijn dat volgens hem? Wat zijn die extreme krachten? Wie zijn die bekende gezichten?

Minister Dijsselbloem:
Ik heb geen idee. De heer Merkies zal de heer Juncker moeten vragen wie voor hem bekende gezichten zijn in Athene.

De heer Merkies (SP):
Vraagt de minister zich het ten minste niet af? Het is toch wel opmerkelijk dat iemand zulke uitspraken doet en daarmee mogelijk iets insinueert. Vraagt de minister het zich op zijn minst niet af, als hij het niet weet?

Minister Dijsselbloem:
Nee, ik vraag het mij ook niet af. Ik weet wel dat ik vind dat elke verkiezing in Europa een verkiezing is van de lokale bevolking, in dit geval de bevolking van Griekenland, en niet van de eurogroep en de Europese Commissie en overigens ook niet van de Tweede Kamer in Nederland. De Griekse bevolking kiest zelf een nieuwe regering. We hebben het hier nu steeds over een nieuwe regering, maar dat is overigens nog maar zeer de vraag. Het gaat om een presidentsverkiezing. Als het lukt om een nieuwe president te kiezen, komt er helemaal geen parlementsverkiezing. Het democratisch proces — dit is een neutrale opmerking, zo zeg ik tegen de heer Koolmees — heeft gewoon als oogmerk om een nieuwe president te kiezen. Dat is, geloof ik, geen politiek statement.

Dan heeft de heer Merkies in deze reeks nog gevraagd naar het bankenfonds. Daarin zit nog een bedrag in de orde van grootte van 10 of 11 miljard; ik heb het nu niet paraat. Een klein deel daarvan is waarschijnlijk nog nodig voor de herstructurering van de coöperatieve, kleinere banken. We weten dat nog niet zeker, maar het wordt in dat licht achter de hand gehouden. Omdat we het programma twee maanden hebben verlengd, hebben we logischerwijs gezegd: dan stellen we ook dat fonds nog twee maanden ter beschikking. De looptijd daarvan is dus ook twee maanden verlengd. De heer Merkies vroeg wat er gebeurd zou zijn als we dat niet hadden gedaan. Het fonds was dan blijven bestaan, maar de nog beschikbare middelen daarin zouden zijn teruggevloeid naar het ESM ...

De heer Merkies (SP):
Het ESF.

Minister Dijsselbloem:
Het ESF? Akkoord.

In deze vragenreeks heeft de heer Merkies nog gevraagd of we niet beter in 2010 aan schuldkwijtschelding hadden kunnen doen. Nee, ik geloof zeer dat landen die van elkaar lenen die leningen ook moeten terugbetalen. Ik geloof ook dat er, in combinatie met het programma, in Griekenland wezenlijke verbeteringen in het functioneren van de economie en van de overheid zijn gerealiseerd. Dat is nog niet klaar. Het programma is in die zin ook echt zinvol geweest. Ik zag vandaag een bericht dat de Griekse nationale bank, overigens in navolging van de Europese Commissie, voor volgend jaar een forse economische groei verwacht. Ook de begroting staat er weer goed voor met een primair overschot, dat volgend jaar nog verder toeneemt.

De heer Merkies vroeg of de schuld wel houdbaar is. Het laatste cijfer weet ik niet, maar het is in ieder geval veel te hoog. Zoals de heer Merkies weet, moet het terug naar 120%. Hij vroeg ook wanneer de prognose komt. De definitieve schuldanalyse vindt pas plaats als het programma is afgerond. Als de trojka de laatste review heeft afgesloten, vindt er op basis daarvan een schuldhoudbaarheidsanalyse plaats. Dan kan ik de vraag beantwoorden of de doelstelling uit het programma om de schuld op het houdbare pad te brengen, haalbaar is. Het laatste schuldcijfer houdt de heer Merkies van mij tegoed voor de tweede termijn, want ik kan dat zo snel niet vinden. O, hier zie ik het toch staan. In de herfstraming van de Europese Commissie wordt de schuldratio geraamd op 175,5. De heer Merkies zei 177; met een klein afrondingsverschil moeten we daar de volle punten voor geven.

De heer Nijboer heeft nog gevraagd naar de twee voorwaarden voor Griekenland, waarover ik het zeer met hem eens ben. De hervorming van de belastingdienst moet worden doorgezet. Technische assistentie gaat ook gewoon door. Het is niet zo dat het programma in dat opzicht stilligt. Onze ondersteuning, en die van andere landen, gaat gewoon door. Hetzelfde geldt voor de corruptiebestrijding. De taskforce werkt daar in Griekenland met de Grieken gewoon aan door. Daar zullen we ook op blijven aandringen.

Ik denk zomaar dat ik daarmee door mijn tekst heen ben. De heer Van Dijck vroeg nog wanneer ons beleidskader wordt herzien in 2015. Daar kom ik in tweede termijn op terug.

De voorzitter:
Ik neem aan dat u een vraag op een ander punt heeft, mijnheer Van Dijck?

De heer Tony van Dijck (PVV):
Ja, ik heb een beetje een technische vraag over de naheffing. Die wilde ik net al stellen, maar toen ging de minister al verder met een volgend onderwerp. In de beantwoording lees ik dat wij dit jaar 209 miljoen en volgend jaar 252 miljoen terug zouden krijgen van die naheffing. Waarom zie ik dat niet terug in de Najaarsnota? Ik zie wel de 1,1 miljard die de minister gaat betalen, maar ik zie nergens de 209 miljoen die wij dit jaar en volgend jaar terug zouden ontvangen van de Europese Commissie.

Minister Dijsselbloem:
Ik kan die vraag zo niet beantwoorden. Wij hebben het bericht pas laat gekregen. De Commissie heeft namelijk gezegd dat zij op basis van de bedragen die zij dit jaar binnenkrijgt, het totaal zal teruggeven aan de lidstaten, met een andere verdeelsleutel. Dat is voor Nederland 209 miljoen. Het overige komt volgend jaar binnen; dat krijgen wij dan terug. Het staat volgens mij nog niet in de Najaarsnota. Als de heer Van Dijck er meer over wil weten, kan ik daar zo nodig in tweede termijn op terugkomen.

De heer Tony van Dijck (PVV):
Het bedrag dat de minister wil gaan betalen is wel bekend, maar niet het bedrag dat wij eventueel terugkrijgen. Verder noem ik het bedrag van 252 miljoen.

Minister Dijsselbloem:
Dat heeft gewoon te maken met de tijd. Het bedrag dat wij moeten betalen was eerder bekend. Dat is verwerkt in de Najaarsnota. Het bedrag dat wij terugkrijgen is pas later gebleken en is nog niet in de Najaarsnota verwerkt.

De heer Tony van Dijck (PVV):
Krijgen we daar nog een wijziging op of krijgen wij dat bij de volgende stap in de cyclus?

Minister Dijsselbloem:
Het komt bij de afsluiting van 2014 zeker terug in de verantwoordingsstukken. Wij hebben het natuurlijk schriftelijk aan de Kamer gemeld, want dat is de afspraak: als er na de najaarsnota nog wijzigingen komen, wordt dat schriftelijk aan de Kamer gemeld. Dat geldt voor alle departementen. Dat hebben wij in dit geval ook gedaan in afzonderlijke brieven.

De heer Omtzigt (CDA):
Alle vragen zijn beantwoord behalve één, namelijk de vraag welke effecten de verwerping van het wetsvoorstel Verbod verticale integratie in de Eerste Kamer heeft voor de begrotingen van de komende jaren.

Minister Dijsselbloem:
Bij de regeling van werkzaamheden is er om een brief gevraagd. Ik ben ervan uitgegaan dat het kabinet de gelegenheid zou krijgen om deze vraag in die brief te beantwoorden. In algemene zin is de stand natuurlijk dat dit wetsvoorstel zou zijn ingaan op 1 januari 2016. Mogelijk zijn er onderdelen die eerder van kracht moeten worden. Daar zullen wij in de brief nader op ingaan. Ik had begrepen dat dit in die brief zou mogen.

Misschien is het goed om nog op twee amendementen in te gaan; dan ben ik helemaal klaar. Het amendement op stuk nr. 4 van de heer Merkies betreft de 100 miljoen bij onderwijs. De heer Merkies wil dit bedrag alsnog tot besteding brengen in het primair onderwijs. Dat is een sympathiek doel, maar de onderuitputting blijft gewoon ruim binnen de eindejaarsmarge en blijft beschikbaar voor OCW. Wij moeten niet ad hoc gaan bedenken waaraan wij dit geld nog eens snel zullen gaan uitgeven.

Het amendement van de heer Merkies op stuk nr. 3 ziet erop, de Europese naheffing niet te betalen. Ik denk dat ik daar voldoende duidelijk over ben geweest. Ook Nederland moet gewoon zijn afspraken nakomen en daarom zullen wij wel betalen.

De voorzitter:
Er is ook nog het amendement op stuk nr. 5 van de heer Omtzigt.

Minister Dijsselbloem:
Ook dat ziet op het niet-betalen van de Europese naheffing, dus ook dat amendement ontraad ik.

De voorzitter:
Daarmee is er een einde gekomen aan de beantwoording door de regering in eerste termijn. Ik stel voor dat wij meteen doorgaan met de reeds aangekondigde tweede termijn. Daarin geef ik als eerste het woord aan de heer Merkies van de SP-fractie.


Termijn inbreng

De heer Merkies (SP):
voorzitter. Ik dank de minister voor de vele antwoorden die ik heb gekregen. Wat OCW betreft had ik ook de vraag gesteld hoe het komt dat bij OCW het geld blijkbaar steeds op de plank blijft liggen. Bij OCW gebeurt dat blijkbaar iets meer dan bij andere departementen. Ik ben benieuwd waar dat in zit. Ik houd uiteraard vast aan het amendement, met een dekking die vergelijkbaar is met de dekking die vorig jaar is gebruikt door de coalitie en de geliefde oppositiepartners, zoals dat heet. Het amendement over de naheffing blijft staan. Ik benadruk dat inderdaad kan worden gezegd dat het met de kwaliteit van Eurostat wel goed komt. Eurostat speelt al heel lang; ik vraag mij af wanneer die zaak echt van de grond komt.

Over Griekenland heb ik de meeste vragen gesteld. Veel daarvan zijn al beantwoord. De minister gaat niet echt in op het verhaal over Juncker. Daarover dien ik dan ook een motie in. Alvorens ik dat doe, breng ik nog een paar kleine punten naar voren.

Ik begrijp dat het naar voren halen van het stemmen op de president is besproken in het overleg van 8 december jongstleden. Ik kan mij niet aan de indruk onttrekken dat dit niet alleen maar van de Grieken komt. Ik kan mij niet voorstellen dat de Grieken opeens zeggen dat zij die stemming naar voren willen halen. Zijn de Grieken echt zomaar ineens met dat idee gekomen? Waarom zijn zij dan met dat idee gekomen?

Ten slotte een opmerking over het Hellenic Fund. Als de minister zegt dat men het geld daarin wil houden voor de banken, dan zegt hij eigenlijk dat hij het beschikbaar wil houden voor het steunen van Griekse banken. Spreekt hij dat hier ook zo uit? Ik maak mij daar enigszins zorgen over. Al vaker heb ik gesproken over de Griekse zombiebanken. In hoeverre is dat effectief?

Ten slotte dien ik mijn motie in. De motie heeft betrekking op de uitspraken van Juncker.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de voorzitter van de Europese Commissie de hoop heeft uitgesproken dat de Grieken niet "verkeerd" stemmen;

constaterende dat hij daarbij eveneens heeft gezegd dat hij niet zou willen dat "extreme krachten" aan de macht komen en dat hij zijn voorkeur uitspreekt voor het aanblijven van "bekende gezichten";

spreekt uit, dat het ongewenst is dat de voorzitter van de Europese Commissie stemadvies geeft bij verkiezingen die worden gehouden in een van de lidstaten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Merkies. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 3 (34085).

De heer Koolmees (D66):
Ik heb een vraag voor de heer Merkies. Is het niet verstandiger om deze motie in te dienen in Straatsburg. Bijvoorbeeld zijn collega de heer De Jong, die lid is van het Europees Parlement, kan dat doen. Die kan de heer Juncker wel direct aanspreken. De heer Merkies dient zijn motie nu in in het Nederlandse parlement. Is het geen idee dat de SP deze motie in Brussel of Straatsburg indient?

De heer Merkies (SP):
Dit is typisch iets voor de partij van de heer Koolmees. D66 zou liever alles in Straatsburg doen. Ik denk echter dat ook wij er een mening over mogen hebben. Ik vind het belangrijk dat het democratisch proces in alle landen wordt gewaarborgd en dat een voorzitter van de Europese Commissie zich daar verre van houdt.

De heer Koolmees (D66):
Het Europees Parlement controleert de Europese Commissie en heeft ook de mogelijkheid om de heer Juncker naar het parlement te roepen om hem daarop aan te spreken. Ook vertegenwoordigers van de SP hebben zitting in het Europees Parlement. Is het dan geen goed idee om de motie daar te lanceren in plaats van hier?

De heer Merkies (SP):
Zij mogen dat ook daar doen, maar ik zeg tegen de heer Koolmees: u hebt daar toch zelf ook een mening over, mag ik hopen?

De heer Harbers (VVD):
Voorzitter. Ik kan het kort houden. Ik dank de minister, en via hem al zijn medewerkers, voor de uitvoerige beantwoording van de vragen van de Kamer in het laatste financiële debat van dit jaar. Op één punt kom ik nog even terug, te weten de garantieregelingen. De minister heeft terecht opgemerkt dat al een groot deel van de garanties verminderd is. Daarbij gaat het vooral om crisisgerelateerde maatregelen. Het past bij dit tijdsgewricht dat wij dit afbouwen. Waar ik op aansloeg, was dat in deze Najaarsnota één garantstelling eruit is gegaan, de 113 miljoen van de BIS. Ik ben er bang voor dat we het dan af en toe moeten doen met een kleine garantie — "klein": in dit geval van 100 miljoen — waarmee het bedrag van 200 miljard nog verder naar beneden gaat. In dat opzicht heb ik gelukkig het antwoord gehad van de minister dat ik wilde hebben, namelijk dat de twee grote brokken bij de departementen van VWS en van Wonen en Rijksdienst nog geëvalueerd worden. Op welke termijn verwacht de minister dat deze evaluaties komen? Dan kan de Kamer verder inzicht krijgen in de vraag wat daar nog aan noodzakelijke garanties is en wat daar eventueel nog verder naar beneden gebracht kan worden.

De heer Omtzigt (CDA):
Voorzitter. Ik dank de regering voor de "to the point"-antwoorden die we gehad hebben op onze vragen, zowel de schriftelijke vragen als de vragen gesteld in eerste termijn. Ik hoop dat de minister van Financiën nog even kan terugkomen op de vraag wat er precies bij de AIVD gebeurt en of daar dezelfde eindejaarsmarge op van toepassing is als die kennelijk bij Onderwijs bestaat. Daar valt het natuurlijk niet binnen de 1%, omdat de begroting van de AIVD iets kleiner is dan die van het onderwijs. Dat is ook maar gelukkig, denk ik dan …

Natuurlijk is er vertrouwen. De minister weet dat ik nog geen motie van wantrouwen heb ingediend en ook geen enkel plan daartoe heb. Toch is artikel 68 van de Grondwet helder: mondelinge en schriftelijk informatie worden verschaft, zelfs aan één Kamerlid, indien hierom wordt gevraagd. De reden dat hierom gevraagd is, is dat de minister van Financiën op 24 oktober voor de NOS-camera's zei: blijkbaar is er een tabel op internet gezet zonder dat van tevoren iets aan de lidstaten is gemeld, dus in die zin zijn wij verrast. Het was die uitspraak die ons deed vragen naar het memo van 17 oktober. Daar was alle reden toe, want er was dus wél een melding geweest aan de lidstaten, zij het informeel.

Er zijn twee punten waarop ik graag nog even terugkom en die ik wil voorleggen aan de Kamer. Het eerste punt gaat over de staatsleningen. Ik ben blij dat de minister aangeeft dat hij probeert om binnen het kader wat langer te financieren en het dan niet terug te schoppen naar zeven jaar. Ik denk dat dat zeer wijs is, ook gezien de opmerking die de heer Van Dijck maakte. Toch wil ik de minister uitdagen om er iets fundamenteler tegenaan te kijken, zonder dat wij hier in de Tweede Kamer nu de treasury gaan runnen van het ministerie van Financiën, het Agentschap.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de rente die de regering op staatsleningen betaalt, op het laagste niveau staat in meer dan 500 jaar;

van mening dat de financiering van de staatsschuld robuust dient te zijn voor schokken;

verzoekt de regering, binnen een maand aan te geven of zij het wenselijk acht om de schuld langer te financieren via langjarige leningen en minder gebruik te maken van de geldmarkt en van derivaten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Omtzigt. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 4 (34085).

De heer Omtzigt (CDA):
Bij "schokken" moet u ook denken aan schokken op de financiële markten, zoals die zich nu op bepaalde plekken voordoen. Het is dus een onderzoeksmotie, die wellicht betrokken kan worden bij een wat vervroegde evaluatie van het beleidskader.

We hebben inderdaad met de regering een verschil van inzicht of je horizontaal of verticaal of hoe dan ook naar accijnzen kijkt. Die discussie hoef ik niet over te doen, maar in onze optiek is er gewoon een tegenvaller van 300 miljoen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de accijnsopbrengsten in 2014 300 miljoen euro lager uitvallen dan eerder geraamd;

overwegende dat dit met name wordt veroorzaakt door het feit dat tanken over de grens voordeliger is en dat de staatskas en de pomphouders in de grensstreek op die manier omzet mislopen;

verzoekt de regering, de in 2014 ingevoerde verhoging van de accijnzen op diesel en lpg terug te draaien.

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Omtzigt, Merkies, Van Helvert en Agnes Mulder. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 5 (34085).

Ik dank u wel.

Ik geef het woord aan de heer Nijboer, maar ik zie nu dat hij dat niet wil. Dan geef ik het woord aan de heer Tony van Dijck van de PVV-fractie.

De heer Tony van Dijck (PVV):
Voorzitter. Onbegrijpelijk dat de woordvoerder van de PvdA geen tweede termijn wil bij de behandeling van de Najaarsnota. Hij vindt het allemaal goed, zo.

Het herstel is broos, dat wordt ook door het CPB bevestigd. Het is geen tijd voor een hallelujastemming, want waarom hebben wij überhaupt herstel? Het zijn exceptionele omstandigheden die voor Nederland gunstig uitpakken. De koers van de euro is met 1,25 heel laag, de olieprijs zakte vandaag naar onder de 60 dollar, zoals de heer Omtzigt al zei is de rente met 0,8% het laagst in 500 jaar, en de inflatie is 0,4%, dus bijna nul. Het CPB gaat uit van een eurokoers van 1,33, een olieprijs van 100 dollar, een rente van 1,5% en een inflatie van 1% voor 2014. Wat betekent het voor ons huishoudboekje als die cijfers worden gecorrigeerd op basis van de huidige, exceptioneel lage standen? Hoe ziet de koopkracht er dan uit? En wat als de olieprijs weer naar 100 dollar stijgt? De verwachting is namelijk dat die volgend jaar weer gaat stijgen. Wat betekent dat voor de koopkrachtplaatjes, de energieprijzen, de btw-inkomsten, de accijnzen en de gasinkomsten? Voor de inkomsten is dat goed, maar voor de consumptie is het weer slecht. Wat betekent dit voor de begroting voor 2015? Kan de minister daarin een inkijkje geven? Of is het misschien zinvol om eens te kijken wat er met de consumptie gebeurt bij de verwachte standen voor 2015? Is het kabinet bereid om daarop te anticiperen?

De PVV vindt het nog steeds een gemiste kans dat de lasten nu niet worden verlaagd om zo het herstel te stimuleren. Het kabinet houdt vast aan de huidige koers en drukt daarmee het herstel, in plaats van het te stimuleren. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de belastingen in 2015 weer worden verhoogd;

overwegende dat de collectieve lastendruk de afgelopen jaren hard is gestegen, waardoor de koopkracht ernstig is uitgehold;

overwegende dat meer consumptie en binnenlandse bestedingen essentieel zijn om de economische groei te bevorderen;

verzoekt de regering, de belastingen en accijnzen te verlagen en de dekking hiervoor te zoeken in de mega-uitgaven aan ontwikkelingshulp, Europese Unie, asiel en immigratie en subsidies,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Tony van Dijck. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 6 (34085).

De heer Tony van Dijck (PVV):
Als ik nog tijd heb, wil ik nog een motie indienen. Die gaat over de belachelijke accijnsverhogingen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de accijnsverhogingen op brandstof, alcohol en tabak desastreus uitpakken voor de grensregio's en de werkgelegenheid;

overwegende dat de benzineprijs in Nederland de hoogste is van heel Europa;

constaterende dat het kabinet voornemens is om op 1 januari 2015 de accijnzen op brandstof en tabak verder te verhogen;

verzoekt de regering, hiervan af te zien,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Tony van Dijck. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 7 (34085).

De heer Koolmees (D66):
Voorzitter. Ook ik bedank de minister voor de snelle en heldere beantwoording, die erg to the point was. Ik heb op de klok meegekeken. Het antwoord in eerste termijn duurde 45 minuten. Volgens mij is dat de laatste tien jaar niet voorgekomen bij de behandeling van een najaarsnota. Het was een heel kort antwoord in eerste termijn, erg staccato.

Ik dank de minister voor de beantwoording op specifieke punten, met name op het vlak van de begrotingen voor Defensie en EZ. Bij de EZ-begroting gaat het over gelden uit het energieakkoord. Die kunnen inderdaad worden meegenomen in de eindejaarsmarge. Mijn fractie gaat ervan uit dat die middelen behouden blijven voor de doelen die wij hebben gesteld, als de businesscase uiteindelijk goed wordt uitgewerkt.

De minister zei over de belastingherziening: dat wij een stap zetten, staat buiten kijf. Dat vind ik een begin van een positieve ontwikkeling. Ik ben zeer benieuwd. D66 zal de minister bij herhaling blijven aanjagen om de belastinghervorming snel en ambitieus vorm te geven.

Het zogenaamde "four presidents' report" is vertraagd. Dat is jammer, maar het is wel begrijpelijk, gegeven de nieuwe Commissie en het investeringsplan van de heer Juncker. D66 vindt de koppeling aan Europese hervormingen verstandig. Wel heb ik nog één aanvullende vraag. Is het ook de bedoeling dat EU-breed hervormingen in de groeiagenda worden aangekondigd, zodat het niet alleen over de lidstaten gaat, maar ook over Europese markten en product- en goederenmarkten? Ik hoop dat dit inderdaad de bedoeling is, want dat zou een nieuwe dimensie, nieuwe schwung geven aan deze discussie in Europa.

De suggestie dat de heer Nijboer en ik door onze motie enige invloed hebben gehad op het dividendbeleid doet mij deugd. Die steek ik gewoon in mijn zak!

Ik wens de minister en zijn ambtenaren een goed en rustig reces en ik dank hen voor het vele werk.

De voorzitter:
Daarmee is een einde gekomen aan de tweede termijn van de Kamer. De minister heeft aangegeven direct tot zijn reactie op de moties en beantwoording van de openstaande vragen over te kunnen gaan.


Termijn antwoord

Minister Dijsselbloem:
Voorzitter. De eerste vraag is van de heer Merkies: waarom blijft er bij OCW steeds geld op de plank liggen? Dit jaar is dat 100 miljoen en in 2012 en 2013 was dat ongeveer 230 miljoen. Dat gaat om een groot bedrag, maar ten opzichte van de gehele begroting van 35 miljard is het ook weer beperkt. Ook de vorige jaren bleef het binnen de eindejaarsmarge en bleef het geld beschikbaar voor onderwijs. Het is later gewoon tot uitgaven gekomen.

De heer Merkies heeft nogmaals gesproken over de samenhang tussen de vroege verkiezingen in Griekenland en de beslissing van de eurogroep. Die samenhang is er, maar pas nadat de Griekse regering zelf had aangegeven dat de verkiezingen vervroegd zouden worden omdat de politieke instabiliteit zo kort mogelijk moest duren. Dat lijkt mij een legitieme afweging, maar die is aan de Grieken zelf. Daarna hebben wij besloten dat een periode van twee maanden zou moeten volstaan om het programma alsnog af te ronden.

De heer Merkies merkte op dat het geld blijkbaar toch nodig is voor Griekse banken. In principe is dat niet het geval. De grote banken zijn doorgelicht en hebben van de ECB hetzelfde tijdpad van drie tot zes maanden gekregen om hun kapitaalsratio's alsnog te halen, net als alle andere banken die nog tekorten hebben. De Griekse banken moeten dus zelf de kapitaalmarkt op. Ze zijn daar eerder overigens succesvol in geweest en ik hoop dat ze dat weer zijn. De middelen blijven dus beschikbaar. Het enige wat we met meer zekerheid weten, is dat een aantal kleinere banken in Griekenland niet in de doorlichting van de ECB zijn meegenomen en mogelijk moeten worden geherstructureerd. Daarbij gaat het ook om veel kleinere bedragen. De verwachting is dat een vrij fors zo niet het overgrote deel van het nu nog beschikbare geld in het bankenfonds "overblijft" aan het einde van de programmaperiode.

De heer Harbers heeft gevraagd wanneer een evaluatie van de waarborgregelingen plaatsvindt. Die is voorzien in de eerste helft van 2015, dat wil zeggen tijdig voor de voorjaarsbesluitvorming. Daar hecht ik aan; dan krijg ik alle ministers weer bij mij langs en dat is altijd een goed moment om ook te praten over de garantieregelingen. Ik ga dat ook structureel doen. Het gaat dus niet meer alleen over de inkomsten en uitgaven, maar voortaan ook over garantieregelingen, waarborgregelingen, et cetera. Ook daar gaan we strenger op zitten.

De heer Omtzigt heeft een vraag gesteld over de AIVD. Hij vreesde dat de onderuitputting van de AIVD te klein zou zijn, maar die loopt natuurlijk mee met de onderuitputting bij BZK. In die zin is die groot genoeg, omdat de taakstelling voor 2014 weliswaar al bij regeerakkoord was ingevuld, maar later is teruggedraaid. Hij heeft daar een terecht punt. Dit geld wordt nu ingezet om de taakstelling voor latere jaren terug te schuiven. Het geld blijft beschikbaar voor de AIVD.

De heer Omtzigt heeft opnieuw gesproken over de informatie over de naheffing uit Brussel en over wie wat wanneer heeft gezegd. Ik laat dat thema maar liggen van nu af aan.

De heer Omtzigt heeft ook gesproken over de financiering van de staatsschuld. Hij heeft daar tevens een motie over ingediend, dus ik kom daar zo nog op terug.

De heer Van Dijck hield, net als in eerste termijn, het klassieke verhaal: als het slecht gaat met Nederland, is het volledig de schuld van het kabinet en als het iets beter gaat, kan het niet te danken zijn aan het kabinet. Hij bevindt zich in goed gezelschap, want de Volkskrant opende deze of vorige week met de kop "Het gaat nu beter met de economie, maar niet dankzij het kabinet". De verklaring was volgens de Volkskrant en de heer Van Dijck — ze zijn het volstrekt eens, wat op zichzelf een interessant en opmerkelijk gegeven is — dat het nu beter gaat met de economie dankzij lage olieprijzen en de daling van de euro. Het is natuurlijk waar dat beide een positief effect hebben op onze export en de koopkracht in Nederland en dat de energieprijzen laag zijn. Op zichzelf is dat waar, maar dat is een klein stukje van de extra economische groei die het CPB voorziet. Het CPB heeft de raming voor de economische groei voor volgend jaar iets bijgesteld. Ik dacht dat we bij de Miljoenennota nog op 1,25% zaten. Inmiddels zit het CPB op 1,5% voor volgend jaar. Een deel daarvan zal ongetwijfeld liggen aan euro en lage olieprijzen — dat wil ik de heer Van Dijck wel meegeven — maar een groot deel ligt, zeg ik zonder al te veel valse bescheidenheid, ook gewoon aan het feit dat we structureel problemen in Nederland op orde hebben gebracht. We hebben in de woningmarkt weer een solide bodem gelegd. De lucht die daarin zat, die de heer Van Dijck stelselmatig ontkent, is er nu uit. Je ziet dat het herstel doorzet. Het aantal woningen dat van hand tot hand gaat neemt per maand toe. De prijzen trekken aan in veel regio's. Je ziet het structurele herstel door de hele economie heen. Dat heeft weinig te maken met iets wat zich de laatste maanden heeft afgetekend, namelijk dat de euro is gaan dalen. Dit structurele herstel is al eerder ingezet.

De heer Tony van Dijck (PVV):
Het heeft wellicht ook te maken met het feit dat de rente laag staat. Het zijn externe factoren. Dat de rente heel laag staat, stimuleert de woningmarkt een beetje. De woningmarkt was zo ver weggezakt. Ik vergelijk het weleens met een bos dat is afgebrand. Als je dan een paar groene sprietjes ziet, zeg je: hé, dankzij het feit dat ik het heb afgebrand, hebben we nu groene sprietjes. Zo lag de woningmarkt op apegapen met een prijsdaling van 25% en 1,5 miljoen mensen die onder water staan. Kom nu niet aan met het verhaal dat het kabinetsbeleid ervoor gezorgd heeft dat we nu een klein groen sprietje zien in dat afgebrande bos. De Volkskrant nam over wat het CPB zegt. Het CPB zegt dat de mensen met een geringe loonstijging zich toch wat meer consumptie kunnen veroorloven vanwege de lage inflatie en doordat de prijzen laag zijn. Dat de olieprijs zo laag is, heeft zijn weerslag. We zien dat aan de gas- en de olieprijzen en aan de pomp. Tank maar eens. Misschien gaat de minister niet meer zo vaak tanken, maar het tanken in Nederland is een stuk aangenamer dan een maand geleden.

De voorzitter:
Wat is uw vraag?

De heer Tony van Dijck (PVV):
Ik wil zeggen dat het wel degelijk externe factoren zijn, de inflatie, de eurokoers, de rente, de olieprijs, die ervoor zorgen dat de consument iets meer te besteden heeft. Ook het kabinet zou ervoor kunnen zorgen dat de consument iets meer te besteden heeft. Dat zou namelijk goed zijn voor de binnenlandse bestedingen. Het feit dat de binnenlandse bestedingen volgend jaar meer bijdragen aan de groei dan dit jaar, heeft alles daarmee te maken.

Minister Dijsselbloem:
De heer Van Dijck heeft heel veel woorden nodig om te zeggen dat alles wat slecht is gegaan door het kabinetsbeleid komt, maar dat het niet aan het kabinetsbeleid kan liggen dat het nu iets beter gaat. Dat is zijn opvatting. Op het punt van de woningmarkt is het aan partijen als de PVV om hierover iets te zeggen. De PVV zou van plan zijn geweest om door het dichte bos te blijven rondlopen met een pakje lucifers, met het droge gras op de grond, net zo lang totdat het een keer goed fout gaat. Het ís goed fout gegaan, maar dat kwam door zeer onverstandig beleid dat jarenlang is gevoerd en verdedigd. Ik doel met name op de hypotheekrenteaftrek. Dat de huizenprijzen een keer zouden inklappen, zag iedereen aankomen en is overal voorspeld. Het is gebeurd en dan moet je orde op zaken stellen, en niet wegduiken en wegkijken.

De heer Koolmees heeft gevraagd naar EU-brede hervormingen. Die zitten er wat mij betreft zeker in. Er zijn namelijk veel kansen om gecoördineerd tussen lidstaten nationaal te hervormen, maar er kan ook een aantal Europese hervormingen doorgezet worden. Nu blijven er gewoon volle procentpunten aan economische groei liggen, doordat de dienstenmarkt nog steeds totaal verkokerd is en er nog steeds in allerlei landen duizenden beroepen zijn die niet zijn opengesteld voor nieuwkomers. Er liggen grote kansen op de energiemarkt in Europa, er liggen grote kansen op het gebied van de digitale economie. Die procentpuntengroei moeten we gaan halen. Ik hoop ook dat er een aantal internationale handelsverdragen wordt afgemaakt en goedgekeurd door het Europese Parlement, en dat het niet in die kramp blijft zitten en zegt dat er slechte dingen inzitten of dingen waar het kritisch op is en dat het parlement daarom het hele verdrag in de soep laat lopen. Ik zeg het maar omdat ik daar een beetje bezorgd over ben.

Ik kom bij de moties. De motie op stuk nr. 3 van de heer Merkies gaat over de uitspraken van de heer Juncker. Ik heb de woorden "verkeerd", "extreem" en "bekend" omcirkeld: het gaat om verkeerd stemmen, extreme krachten en bekende gezichten. De heer Merkies heeft aan mij gevraagd wat de heer Juncker hiermee bedoelt. Dat weet ik natuurlijk niet. Op zich is het altijd onverstandig om verkeerd te stemmen. Extreme krachten zijn nooit goed, al weet ik niet precies wat hier met "extreem" bedoeld wordt. Ik ben zelf een gematigd-linkse politicus, dus ik ben niet zo voor extremiteit. Wat de bekende gezichten betreft: ik ken ook de voorman van Syriza, dus dat is een bekend gezicht, ook voor de heer Juncker denk ik. Ik denk dat dit ook een neutrale opmerking was. Alles bij elkaar heb ik niet vastgesteld dat de heer Juncker een stemadvies heeft gegeven. Daarom denk ik dat de motie overbodig is en ontraad ik haar.

De heer Merkies (SP):
Als de minister zo redeneert, kan hij ook zeggen dat het neutraal is om te zeggen dat het ongewenst is als de voorzitter van de Europese Commissie stemadvies geeft bij nationale verkiezingen. Dat lijkt me zeer neutraal.

Minister Dijsselbloem:
Maar dan staat er in de volgende motie dat het zeer ongewenst is als de voorzitter van de Europese Commissie discriminerende uitlatingen doet. Dat is ook waar. Maar dat zou ook een overbodige motie zijn. Echt waar, ik ontraad haar.

De voorzitter:
Dank u wel. Gaat u naar de volgende motie.

Minister Dijsselbloem:
Ik kom op de motie van de heer Omtzigt op stuk nr. 4, waarin de regering wordt verzocht om de evaluatie van het beleidskader dat wij hanteren, te versnellen en het binnen een maand te herzien. Dat kan ik niet en dat ga ik het Agentschap niet aandoen. Die mensen hebben ook kerstvakantie. Wij gaan het beleid in 2015 weer tegen het licht houden. Dan vraag ik aan de Kamer opnieuw voor vier jaar mandaat voor het Agentschap om het beleid te voeren. Ik waarschuw ervoor dat we ad hoc vanuit de Kamer het beleid van het Agentschap gaan bijsturen. We gaan het in 2015 zo snel mogelijk ter hand nemen. Dan komen we bij u terug en vragen we opnieuw mandaat voor vier jaar om het aan te pakken.

De heer Omtzigt (CDA):
Wat is de planning? Wanneer komt de nieuwe nota naar de Kamer?

Minister Dijsselbloem:
Ik kijk even of men vanuit de loge kan aangeven in welke maand we dit kunnen verwachten. Kijk, ze steken eenduidig een aantal vingers op. Het is ongeveer in juni.

De voorzitter:
Ik zie zeven vingers, dus ze bedoelen juli.

Minister Dijsselbloem:
Zeker, maar ik ga hier over de antwoorden.

(Hilariteit)

Minister Dijsselbloem:
Ik deed er een maand vanaf om de heer Omtzigt tegemoet te komen.

De voorzitter:
U gaat inderdaad over de antwoorden. Ik dacht dat u het misschien niet goed zag. Dus ik dacht: ik zal het nog even zeggen. Er zaten namelijk heel veel mensen. Dan kun je het ook allemaal bij elkaar optellen. Dan kom je heel ver.

De heer Omtzigt (CDA):
Ik was eigenlijk wel …

De voorzitter:
Content.

De heer Omtzigt (CDA):
… blij verrast met het rekenen van de minister. Als hij het op tijd in juni, in de eerste week, kan doen, zodat het ook kan worden behandeld … Nee, het gaat erom dat we het voor het zomerreces kunnen vaststellen. Daar ging het om. Als hij deze punten kan meenemen, dan zou ik zeer content zijn. Dan kan ik de motie ook aanhouden.

Minister Dijsselbloem:
Laten we gewoon afspreken dat we ernaar streven om het voor de zomer besproken en vastgesteld te hebben. Dat is ook in mijn belang.

De heer Omtzigt (CDA):
En dan wordt daarbij ook gekeken naar de punten die ik aangaf, namelijk of het met minder derivaten en een langere schuld kan? Laat dat een van de opties zijn die dan wordt onderzocht.

Minister Dijsselbloem:
Het hele beleid van het Agentschap zal daarin opnieuw worden vastgesteld. Het gaat ook over kapitaalsinstrumenten.

De voorzitter:
Heb ik het goed begrepen dat dan de motie op stuk nr. 4 wordt aangehouden?

De heer Omtzigt (CDA):
Ja.

De voorzitter:
Op verzoek van de heer Omtzigt stel ik voor, zijn motie (34085, nr. 4) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Minister Dijsselbloem:
In de motie op stuk nr. 5 wordt verzocht om de in 2014 ingevoerde verhoging van de accijnzen op diesel en lpg terug te draaien. Dit zou een derving van 0,3 miljard betekenen. De motie is niet van een dekking voorzien. Ik moet haar ontraden.

In de motie van de heer Van Dijck op stuk nr. 6 wordt de regering verzocht om de belastingen en accijnzen te verlagen en de dekking hiervoor te zoeken in de mega-uitgaven aan ontwikkelingshulp, Europese Unie, asiel en immigratie en subsidies. Dit is een bekend standpunt van de PVV, ook consequent geredeneerd vanuit haar verkiezingsprogramma. Het is niet het beleid van het Nederlandse kabinet. Het is zeker ook niet in het belang van Nederland. Daarom ontraad ik de motie.

Ook de motie op stuk nr. 7 is van de heer Van Dijck. Daarin wordt de regering verzocht om af te zien van de verhoging van de accijnzen op brandstof en tabak. Ook deze motie is niet voorzien van een dekking. Ik zou graag afzien van alle belastingen, maar helaas is dat niet mogelijk. Ik moet de motie dus ontraden.

Volgens mij ben ik erdoorheen, voorzitter.

De voorzitter:
Dan rest mij nog om voor de zekerheid te melden dat het zeker niet mijn bedoeling was om antwoorden voor u te geven. Ik wilde u slechts behulpzaam zijn. U hebt het zelf ook keurig hersteld.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
De stemmingen over de ingediende moties en amendementen zullen komende donderdagavond plaatsvinden.

Sluiting

Sluiting 20.23 uur.