Plenair verslag Tweede Kamer, 69e vergadering
Dinsdag 1 april 2014

  • Aanvang
    14:00 uur
  • Sluiting
    22:21 uur
  • Status
    Gecorrigeerd

Opening

Voorzitter: Van Miltenburg

Aanwezig zijn 149 leden der Kamer, te weten:

Agema, Arib, Van Ark, Azmani, Baay-Timmerman, Bashir, Beertema, Berckmoes-Duindam, Bergkamp, Berndsen-Jansen, Bisschop, De Boer, Van Bommel, Bontes, Bosma, Bosman, Bouwmeester, Ten Broeke, Bruins Slot, Van der Burg, De Caluwé, Cegerek, Van Dam, Van Dekken, Tony van Dijck, Jasper van Dijk, Otwin van Dijk, Dijkgraaf, Dijkhoff, Pia Dijkstra, Remco Dijkstra, Dik-Faber, Dikkers, Duisenberg, Eijsink, Elias, Fokke, Fritsma, Van Gerven, Gesthuizen, Geurts, De Graaf, Graus, Groot, Günal-Gezer, Hachchi, Van Haersma Buma, Hamer, Harbers, Rudmer Heerema, Pieter Heerma, Helder, Van Hijum, Hoogland, Jacobi, Jadnanansing, Paulus Jansen, Karabulut, Keijzer, Kerstens, Klaver, Klein, Klever, Knops, Kooiman, Koolmees, Kuiken, Kuzu, Van Laar, Leegte, De Liefde, Van der Linde, Litjens, Lodders, Lucas, Madlener, Maij, Marcouch, Van Meenen, Merkies, Van Miltenburg, Mohandis, Monasch, Moors, Agnes Mulder, Anne Mulder, Neppérus, Van Nieuwenhuizen-Wijbenga, Nijboer, Van Ojik, Omtzigt, Oosenbrug, Van Oosten, Oskam, Ouwehand, Öztürk, Pechtold, Potters, Van Raak, Rebel, Recourt, Roemer, Rog, De Roon, De Rouwe, Rutte, Samsom, Schouten, Schouw, Schut-Welkzijn, Segers, Servaes, Siderius, Sjoerdsma, Slob, Smaling, Van der Staaij, Van der Steur, Straus, Tanamal, Taverne, Tellegen, Thieme, Van Tongeren, Van Toorenburg, Ulenbelt, Van Veen, Van Veldhoven, Verheijen, Verhoeven, Vermeij, Visser, Van Vliet, Voordewind, Voortman, Jan Vos, Mei Li Vos, Albert de Vries, Aukje de Vries, Vuijk, Van Weyenberg, Wilders, De Wit, Wolbert, Van 't Wout, Ypma, Yücel, Ziengs en Zijlstra,

en de heer Asscher, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, viceminister-president, de heer Blok, minister voor Wonen en Rijksdienst, mevrouw Dijksma, staatssecretaris van Economische Zaken, en de heer Opstelten, minister van Veiligheid en Justitie.

De voorzitter:
Ik heet de familie van Jan de Vries, pardon, Jan de Wit ... Niet Jan de Vries, dat was een andere keer, heel lang geleden. Ik heet de familie van Jan de Wit van harte welkom in de Voorzittersloge. Ook heet ik de mensen op de publieke tribune welkom.

Vragenuur

Vragenuur

Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 136 van het Reglement van Orde.


Vragen Marcouch

Vragen van het lid Marcouch aan de minister van Veiligheid en Justitie over het bericht "Politiewerk is lastig in achterstandswijken".

De heer Marcouch (PvdA):
Voorzitter. Afgelopen week was er op Omroep West een documentaire over politiewerk in de Schilderswijk. De Schilderswijk is een achterstandswijk, zoals hij ook in de documentaire genoemd wordt. Ik ben zelf vaker in die wijk geweest en heb daar met buurtbewoners en politie gesproken. Het politiewerk is daar inderdaad heel ingewikkeld en complex, net als in wijken die op de Schilderswijk lijken. Ik heb daarover in verschillende overleggen gesproken met de minister. Wij hebben gesproken over de vraag hoe wij politieagenten in dergelijke wijken het beste kunnen ondersteunen. Dat kan door bijvoorbeeld weerbaarheidstrainingen en diversiteit van teams. Het probleem van dit soort wijken is dat er vaak heel veel mensen wonen die de Nederlandse taal niet machtig zijn. Het zijn vaak gesloten etnische groepen, die voor de politie ontzettend moeilijk te benaderen zijn. Het is voor de politie vaak moeilijk om door te dringen in die gemeenschappen. Graag krijg ik van de minister een reactie op de vraag hoe hij naar deze documentaire heeft gekeken en welke conclusies hij daaruit heeft getrokken.

Voor alle duidelijkheid: ik sta pal achter agenten die elke dag weer met risico voor de eigen veiligheid de misdaad en criminaliteit bestrijden. Dat staat bij mij niet ter discussie. Aan de ene kant is vooral het zelfvertrouwen en de veiligheid van agenten een zorg voor mij. Zij moeten vanuit zelfvertrouwen professioneel kunnen optreden. Aan de andere kant moeten wij nagaan hoe wij ervoor kunnen zorgen dat de gemeenschappen in die wijken toegang hebben tot de politie. De politie moet in die wijken gezaghebbend en toegankelijk zijn voor die mensen omdat je veiligheidskwesties samen moet aanpakken.

Minister Opstelten:
Voorzitter. Ik dank de heer Marcouch voor zijn vragen. Ook ik kijk met zorg naar zo'n documentaire. Wij hebben daarover goede afspraken gemaakt. In deze specifieke situatie — ik heb mij daar natuurlijk wederom direct over laten informeren — kan ik constateren dat de eenheid Den Haag goede afspraken heeft met het Actiecomité Herstel van Vertrouwen. Het is belangrijk dat men toegang tot elkaar heeft. Dat is de kern waar het om moet gaan. Dat kun je zichtbaar maken door bijvoorbeeld van het aangifte doen een gezamenlijk proces te maken zodat aangifte wordt gedaan in aanwezigheid van het actiecomité. Dat is de kern waarover ik spreek.

Ik noem drie dingen waar men aan werkt in wijken als de Schilderswijk. Ik wil met nadruk zeggen dat het ook een zaak is van het lokale gezag: de burgemeester met de gemeenteraad. Ik noem drie dingen. Ten eerste: agenten in kwetsbare wijken worden extra getraind in opmerkzaamheid en weerbaarheid. Ten tweede: er is aandacht voor reflectie op nare situaties, wat helpt bij de verwerking van incidenten en wat verkeerde denkpatronen voorkomt. Ten derde: er wordt scherpt gekeken naar persoonskenmerken, ervaring en vaardigheden van de agenten. Dat is mijn antwoord op de vragen van de heer Marcouch.

De heer Marcouch (PvdA):
Ik ben blij dat de minister de zorgen deelt. Ik ken ook het actiecomité, dat zich sterk bezighoudt met klachten over de politie en met de manier waarop die worden ingediend. Dat is prima, maar over één ding hoor ik de minister niet. Hij is wel de minister van politie en is daarvoor als eindverantwoordelijke politiek verantwoordelijk. Deze wijk is ingewikkeld. Die zorgen deelt de minister, maar ik hoor hem nog niet zeggen dat hij iets gaat doen aan de expertise bij de samenstelling van die teams, waardoor de politie kan doordringen en dus doeltreffend de criminaliteit en criminelen kan raken, in plaats van iedereen tot verdachte te bestempelen, en waardoor aan de andere kant politiemensen ook vol zelfvertrouwen en in veiligheid hun werk kunnen doen. Ik zou graag willen dat de minister op dat punt ingaat, want dat is wel iets waar hij over gaat en wat niet alleen de Schilderswijk raakt maar eigenlijk het hele land.

Minister Opstelten:
Dat waren ook de drie punten die ik noemde. Dan gaat het over de weerbaarheid, de reflectie en het scherp kijken naar de persoonskenmerken. Het lokaal gezag gaat over de inzet. Het centrale begrip in het personeelsbeleid van de nationale politie is kwaliteit, de beste persoon op de juiste plaats, ongeacht afkomst, geslacht, kleur of leeftijd. Een divers personeelsbeleid draagt bij aan de kwaliteit van de taakuitvoering en de legitimiteit van de politie in de samenleving. Politiemedewerkers moeten herkenbaar zijn en blijven voor alle burgers. Dat is de kern van het personeelsbeleid in onze nationale politie.

We hebben daarover ook in eerdere fases allemaal afspraken gemaakt. Ik kan dat nog een keer herhalen. Er komt binnenkort ook een onderzoek van de universiteit Leiden dat ik naar de Kamer zal sturen met een beleidsreactie die hier ook over gaat.

De heer Marcouch (PvdA):
Ik ben, nogmaals, blij dat de minister het belang benadrukt van diversiteit voor de politieteams. Ik constateer ook in de Schilderswijk dat dit een papieren werkelijkheid is, die ik niet in dat soort wijken zie. Ik zie ook de minister niet heel offensief aansturen op het werven van die mensen aan de ene kant en het positioneren van hen met die kennis en expertise aan de andere kant. Dan kan het gaan om culturele kennis, om religieuze kennis maar ook om talen, in wijken waar die politiemensen elke dag weer bijna aan het overleven zijn, zoals ook al blijkt uit de documentaire. Ik zou willen dat de minister achter die mannen gaat staan, niet alleen in woorden maar ook in daden, door ze ook te faciliteren met de kennis en expertise die nodig zijn om op een prettige manier als politieagent te kunnen werken maar die tegelijk ook maakt dat de politie toegankelijk is voor alle bewoners van zo'n wijk.

Minister Opstelten:
Dat is precies wat ik doe, dus dat is geen vraag. Ik sta niet achter de mensen, ik sta ervoor, juist waar dit nodig is. We geven de kennis die ze nodig hebben. De heer Marcouch kent ook het patroon bij de politie van het multicultureel vakmanschap. Dat is natuurlijk ook een punt dat in de opleiding aan de orde is.

Wij hebben afgesproken dat nu in de opleiding op de Politieacademie voor alle niveaus ook onafhankelijk wordt bekeken of er in voldoende mate aandacht is voor deze aspecten van het vak van politieman en -vrouw. Op alle fronten zetten we hier de aanval in, maar uiteindelijk zal de beste man of vrouw de functie krijgen. Dat is het vertrouwen dat ze ook verdienen.

De voorzitter:
Dank u wel voor de gestelde vragen. Er zijn geen vervolgvragen, dus geef ik nu het woord aan de heer Oskam, die ook aan de minister van Veiligheid en Justitie een vraag wil stellen.


Vragen Oskam

Vragen van het lid Oskam aan de minister van Veiligheid en Justitie over het bericht "Bandidos breiden uit naar Noord-Holland".

De heer Oskam (CDA):
Voorzitter. Motorclubs als de Bandidos, No Surrender en Satudarah vormen vrijplaatsen voor mensen die zich met agressie in de samenleving bewegen. Er zijn nu meer clubs dan ooit, met ongekende drang tot profilering en agressie. Het beleid van de minister heeft geen effect gehad als het gaat om het terugdringen van deze clubs. In een brief van twee jaar geleden schrijft de minister: "Al geruime tijd zijn er signalen dat leden van bepaalde motoclubs zich een positie verwerven in de georganiseerde criminaliteit."

We hebben de afgelopen weken gezien wat de komst van Bandidos in Nederland heeft gebracht. Er vonden explosies plaats. Er zijn wapens gevonden. Er waren spanningen onder het ziekenhuispersoneel in Roermond en er vonden brandstichtingen plaats. De Hoge Raad oordeelde in 2009 dat "niet gesteld kan worden dat deze motorclubs zich bezighouden met georganiseerde criminaliteit", maar leden van deze motorclubs komen wel vaak in beeld bij politie en OM. Het gaat om zo'n 30 tot 50% van de leden. Binnen de top van Satudarah heeft volgens de recherche zelfs 80% justitiële antecedenten.

Het CDA tolereert niet dat burgers en ondernemers gebukt gaan onder angst en dat de overheid niet durft in te grijpen. In de voortgangsrapportage uit 2012 blijkt dat de aanpak van de motorclubs ook een prioriteit is van deze minister. Er is een plan van aanpak bestrijding motorclubs vastgesteld door politie, OM, gemeenten, Belastingdienst, RIEC en LIEC. Het klinkt op papier allemaal mooi, maar het is de vraag wat de resultaten zijn van de afgelopen twee jaar samenwerken.

Daarom heb ik de volgende vragen aan de minister. Kan de minister bevestigen dat er drie jaar geleden al sprake van was dat de motorclub Bandidos zich in Nederland wilde vestigen? Kan de minister aangeven waarom het politie en justitie destijds wel is gelukt om dit te voorkomen, maar twee weken geleden klaarblijkelijk niet? Deelt de minister de vrees van de burgemeester van Maastricht dat er mogelijk een bendeoorlog op komst is in Nederland? Wat doet de minister om gemeenten te helpen in deze problematiek? Betekent de uitspraak van de Hoge Raad in 2009 ten aanzien van de Hells Angels dat het OM de juridische strijd niet zal aangaan om aan te tonen dat Bandidos een criminele organisatie is?

De voorzitter:
Dank. Zou u voor de toehoorders misschien kunnen vertellen wat het RIEC en het LIEC zijn? Ik hoor nu dat de minister al bereid is om dat te doen. Dank u wel, minister.

Het woord is aan de minister van Veiligheid en Justitie.

Minister Opstelten:
Ik dank de heer Oskam voor de door hem gestelde vragen. Er is al wel enorm veel gebeurd sinds wij het beleid tegen de outlaw bikers hebben ingezet. We hebben er een brief over geschreven en we monitoren de kwestie. Ook voor het zomerreces zal dat weer gebeuren. Er is sprake geweest van een effect in alle geledingen. De burgemeesters treden op. Iedereen die de krant leest, kan dat constateren. Het OM treedt ook op. Er zijn gevangenisstraffen uitgedeeld, van 4 jaar, 4,5 jaar en in een enkel geval van 8 jaar. Er zijn dus resultaten geboekt.

Dan de situatie van dit moment in Limburg, de gemeente Sittard-Geleen, en in de gemeente Heerhugowaard. Er is contact geweest met die gemeenten en er is in beide gemeenten opgetreden. Ik deel de zorgen wat dit betreft. Op landelijk niveau is de integrale aanpak onder leiding van de burgemeester van Enschede wederom aangescherpt en vastgesteld. Wie doen daaraan mee? Het bestuur, alle burgemeesters in Nederland, het LIEC, het Landelijke Informatie en Expertisecentrum, het RIEC, het Regionale Informatie- en Expertisecentrum, de FIOD, de Belastingdienst, het OM en politie. Op alle fronten wordt de aanval ingezet. Ik heb de burgemeester van Maastricht gisteren nog gesproken in ander verband, maar dit punt is niet aan de orde geweest. Het klopt dat als het gaat om No Surrender, Hells Angels en Bandidos de een voor de ander in de plaats is gekomen. Dat leidt tot cruciale risico's op veiligheidsterrein. De burgemeester, de politie, het OM zijn wat dit betreft bezig met een integrale aanpak. Ik zal iedereen daarover informeren in de voortgangsrapportage die nog voor de zomer komt. Daarbij zullen analyses van de jurisprudentie plaatsvinden, gelet op het arrest van de Hoge Raad.

De heer Oskam (CDA):
Het is fijn dat de minister ons gerust wil stellen. Dat is ook een beetje zijn handelsmerk. Maar ik heb eigenlijk op geen enkele vraag antwoord gekregen. Ik heb gevraagd of drie jaar geleden al bekend was dat Bandidos naar Nederland wilde komen. Toen is dat tegengehouden, maar nu niet. Hoe kan dat nou? De minister heeft gezegd dat hij de burgemeester van Maastricht heeft gesproken en dat zij het niet over een bendeoorlog hebben gehad. Burgemeester Hoes treedt daar echter wel mee naar buiten. Deelt de minister die vrees?

Over de noodzaak om gemeenten te helpen, heeft de minister gewezen op de integrale aanpak. Die staat ook in de brief. Ik heb dat punt ook zelf genoemd. Maar wat die aanpak nu concreet inhoudt, weten wij niet.

Wij weten dat er jurisprudentie is. De vraag is of het Openbaar Ministerie nog een poging onderneemt om Bandidos ongewenst te verklaren.

Minister Opstelten:
Ik wil mijn antwoorden preciseren. Ik ken de opmerking van de burgemeester van Maastricht niet. Ik heb wel op eigen titel — dat is belangrijker dan napraten wat iemand anders vindt — gezegd dat ik zorgen heb. Dat is een duidelijk antwoord.

Het zou kunnen dat Bandidos drie jaar geleden is tegengehouden. Dat was toen heel prettig, maar nu is dat niet gebeurd. Dat zijn ook de feiten. In de relatie tussen Denemarken, Duitsland, België en Nederland is er op dit terrein heel intensief contact. Wij zetten alles op alles om dit in de kiem te smoren en aan te pakken.

Ik probeer niemand gerust te stellen. Ik geef alleen de feiten. De integrale aanpak in dit verband is het optreden als één overheid. Als de burgemeester optreedt, dan doet hij dat in de kern ook met mijn instemming. Die heeft hij overigens niet nodig. In de hele lijn van Belastingdienst, FIOD, bestuur, Openbaar Ministerie, politie en de rijksoverheid werken wij als één overheid; er is één gezicht. Dat is het krachtigste antwoord dat ik kan geven.

De heer Oskam (CDA):
Dan toch de vraag waarom Bandidos niet is tegengehouden. Iedereen weet dat dit niet gebeurd is. Ik heb nog een vraag over wat er in de jaren negentig in Scandinavië is gebeurd. Toen zijn er vreselijke slachtpartijen geweest in gevechten tussen die bendes. Weet de minister in het kader van het samenwerkingsplan met Europol of er meer bendeleden van Bandidos of andere motorclubs de komende tijd naar Nederland komen? Klopt de informatie dat de Hells Angels hun troepen aan het uitbreiden zijn ter voorbereiding op een confrontatie met Bandidos?

Minister Opstelten:
Samenwerking met Europol is vanzelfsprekend. Die organisatie is hier natuurlijk bij betrokken, net zoals de Nationale Recherche hier heel scherp bij betrokken is. Die eenheid moet hier optreden. Ik heb de landen genoemd waarmee in Europees verband wordt samengewerkt.

Waarom zijn de leden van Bandidos niet tegengehouden? Ze zijn niet tegengehouden. Dat zijn de feiten. In technische zin was daar geen mogelijkheid voor. Er wordt wel tegen Bandidos opgetreden. Er wordt aan gewerkt om al die clubs het werken onmogelijk te maken en de leden aan te pakken op de criminele feiten en de risico's voor de samenleving. Dat is het krachtigste wat ik nu kan zeggen.

Hoe is het in de jaren negentig verlopen? Alles is in alle scherpte geanalyseerd. Er is ons niets over het verleden onbekend. Het gaat erom dat wij als één overheid optreden. Daarover rapporteren wij en daarover leggen wij in alle geledingen verantwoording af. Zoals ik dat nu ook doe.

De voorzitter:
Ik dank de minister voor zijn komst naar de Kamer.


Vragen De Graaf

Vragen van het lid De Graaf aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij afwezigheid van de minister van Infrastructuur en Milieu, over het bericht "3 miljoen Nederlanders wonen achter zwakke dijken".

De heer De Graaf (PVV):
Voorzitter. Waterveiligheid is een onderwerp waarover alle partijen in deze Kamer het wel eens zijn. Nederland moet veilig zijn. De dijken moet ons beschermen tegen het water. Nederland voert al eeuwen strijd tegen het water. In ons nationale geheugen staat natuurlijk vooral de datum van 1 februari 1953. Van latere datum zijn Itteren en Borgharen, de blank staande A2 bij Den Bosch en de doorgebroken dijk in Wilnis. We zijn goed in de strijd tegen het water, maar toch gaan dingen af en toe nog flink mis. Over de hele wereld wordt onze expertise gevraagd en gebruikt om de problemen met water op te lossen en meer ellende te voorkomen. Dat is mooi en daar is onze economie ook bij gebaat.

Daarom schrok ik nogal, net als de rest van de fractie van de PVV, van de berichtgeving van afgelopen zaterdag op RTL Nieuws. Momenteel wonen 3 miljoen mensen, zo blijkt, achter zwakke dijken. Zwolle, Krimpen aan den IJssel, Groningen, Friesland en Zeeland worden genoemd als gebieden die binnen nu en 200 jaar een reële kans lopen om te overstromen. Aan de veiligheid van mens en dier, niet alleen met betrekking tot natte voeten maar ook met betrekking tot een reëel gevaar van de verdrinkingsdood, mag geen enkele concessie worden gedaan. Ook de economische schade zal bij overstromingen in de tientallen miljarden lopen.

Ik stel daarom de volgende vragen aan de minister, die ik dank voor het vervangen van de minister van I en M. Wat is het verschil tussen de nu gehanteerde normen en de nieuwe normen van Veiligheid Nederland in Kaart? Uit deze VNK-normen blijkt het geschetste risico. Wat gaat de minister met deze nieuwe inzichten doen? Wat zijn volgens de minister de gevolgen van een flinke dijkdoorbraak en/of overstroming in Nederland voor ons imago in het buitenland, helemaal gelet op wat ik net schetste, namelijk dat overal om onze expertise wordt gevraagd? Hoe worden de problemen met betrekking tot het zogenaamde "piping" op dit moment aangepakt? Kan de minister toezeggen dat er geen windturbines worden gebouwd op dijken aangezien windturbines de dijken kunnen ontwrichten of versterking kunnen bemoeilijken?

Minister Asscher:
Mevrouw de voorzitter. Het is een grote eer om de Kamer op dit onderwerp te mogen beantwoorden. Ik ben het eens met de vraagsteller dat het niet wenselijk is dat veel van onze dijken minder sterk zijn dan zou moeten. Het inzicht op zichzelf is niet nieuw. Sinds 2011 is het rivierengebied door de toenmalige staatssecretaris aangemerkt als een aandachtsgebied. De Kamer is daar ook per brief over geïnformeerd. Op zichzelf is de informatie van het VNK niet nieuw. Het laat wel scherp zien hoe belangrijk het is en hoe groot de rol is van dat pipingfenomeen, waarbij een dijk als het ware van onderaf wordt uitgehold.

Er worden nu al maatregelen genomen, via het Hoogwaterbeschermingsprogramma, de Maaswerken en Ruimte voor de Rivier waarbij op een slimme manier wordt omgegaan met die rivierrisico's. Daarnaast loopt een verkenning naar nieuwe en slimme oplossingen voor het fenomeen piping. Nog dit jaar komt het kabinet met een besluit voor de nieuwe normering voor waterveiligheid. De nieuwe technische inzichten worden gebruikt om het voorstel voor de nieuwe normen te onderbouwen en daarbij wordt ook rekening gehouden met de toename van mensen en de waarde — beide punten zijn genoemd door de heer De Graaf: 3 miljoen mensen en grote economische betekenis — achter de dijken. Voorbereidingen daarvoor worden getroffen in het Deltaprogramma samen met provincies, gemeenten en waterschappen.

Er is gevraagd in hoeverre er nu gevaar bestaat. Er is op dit moment geen acuut gevaar. De waterschappen houden van oudsher, en ook nu, de dijken goed in de gaten, zeker bij hoog water. Als er toch piping wordt geconstateerd, dan kan het waterschap dit gelijk aanpakken met tijdelijke en relatief eenvoudige maatregelen. Daarmee is ook ervaring opgedaan en daarmee kan eventueel optredend acuut gevaar voorkomen worden.

In relatie tot de vraag over de windturbines verwijs ik de heer De Graaf naar het algemeen overleg met minister Schultz van Haegen over waterveiligheid dat reeds gepland staat voor 19 juni aanstaande.

De heer De Graaf (PVV):
Voorzitter. Ik dank de minister voor de eerste antwoorden. Een of twee vragen zijn nog niet helemaal beantwoord, maar daar kom ik zo op. Er gebeurt natuurlijk veel. De aanstaande nieuwe normen maken voor veel mensen duidelijk dat er gevaar dreigt, al was dat er natuurlijk al eerder. Nu wordt duidelijk dat het om zo veel mensen gaat, op zo veel cruciale plaatsen, zoals Zeeland maar ook in Groningen en Friesland. De antwoorden stellen mij niet zodanig gerust dat ik het gevoel heb dat het kabinet acuut ermee aan de slag is gegaan. Een paar zandzakken is natuurlijk hartstikke mooi — er is wereldwijd heel veel ervaring met zandzakken — maar daar komt heel veel mankracht bij kijken. Wij zouden graag zien dat dit kabinet meer prioriteit geeft aan het verstevigen van deze dijken. Wij hebben te maken met bodemdaling. Bodemdaling is een veel groter fenomeen dan een eventuele zeespiegelstijging, want die blijkt gewoon heel erg mee te vallen. Er moet dus nogal wat gebeuren aan het verhogen, verbreden en versterken van deze dijken.

De vraag wat de minister nu echt met deze nieuwe inzichten gaat doen, behalve een aantal programma's uitrollen, is nog niet beantwoord. Wat gaat er acuut gebeuren? De minister zegt dat het gevaar niet zozeer acuut is. Als je het verhaal en het rapport leest dan is een acuut gevaar niet wat er morgen of in augustus kan gebeuren, maar wat er in de komende jaren kan gebeuren. Wij hebben in de afgelopen jaren gezien dat er in Nederland heel veel is gebeurd met wateroverlast. Een andere vraag die nog openstaat, is wat volgens de minister de gevolgen zijn van een flinke dijkdoorbraak in Nederland voor ons imago als reddende engelen in het buitenland. Dan kunnen wij onze expertise wel verkopen, maar dan staan wij toch in ons hemd. Wat is daar het antwoord van de minister op?

Minister Asscher:
De stem van het water wordt in alle gewesten gehoord en gevreesd. Dat was zo, dat is zo en dat zal ook zo blijven. Niemand moet de illusie hebben dat het ooit vanzelfsprekend is, in een land dat voor een groot deel onder de zeespiegel ligt met bovendien allemaal grote rivieren. Wij hebben echter wel wat opgebouwd. De traditie die wij hebben opgebouwd, is dat wij telkens kijken naar de veiligheid van onze dijken. Wij kijken naar de veiligheid van het wonen onder het zeespiegelniveau en nemen dan maatregelen. Dat gaan wij ook nu doen. Alle nieuwe inzichten en alle nieuwe onderzoeken verwerken wij. Dat doen wij op drie manieren. De eerste is dat wij nu al maatregelen nemen via de programma's die ik noemde. De tweede is dat wij kijken naar dit specifieke probleem: zijn daar nieuwe oplossingen voor nodig? De derde is het aanpassen van de normering. De heer De Graaf zegt terecht dat er nu meer mensen wonen en dat er meer economische waarde is. Op die drie manieren kan Nederland ook dit water de baas worden.

Toen er een paar weken geleden overstromingen waren in Groot-Brittanië, was er niets voor niets weer Nederlandse expertise beschikbaar en stonden er niet voor niets Nederlandse pompen het land daar droog te pompen. Dat zal zo blijven. Het schept een verplichting, in de eerste plaats naar onze eigen mensen, om die waterveiligheid te garanderen. De manier waarop het kabinet dat doet, waarop wij dat met elkaar doen, is de juiste: acuut gevaar meteen bestrijden, kijken naar het specifieke probleem en de normen telkens aanpassen aan wat het land nodig heeft.

Mevrouw Jacobi (PvdA):
Voorzitter. Wij wisten al langer van deze problematiek. Mede daarom is binnenkort een algemeen overleg gepland over waterveiligheid. Ik wil graag aan de bewindspersoon vragen of het mogelijk is om heel specifiek over deze kwesties per gebied een schriftelijke reactie aan de Kamer te sturen zodat scherp gedebatteerd kan worden over de vraag wat de beste oplossing is voor welk gebied. Is de bewindspersoon daartoe bereid?

Minister Asscher:
Deze bewindspersoon is tot heel veel bereid, maar dit is toch echt iets wat met de minister van Infrastructuur en Milieu besproken moet worden. Zij is aan het eind van deze week weer terug. Het algemeen overleg staat gepland voor 19 juni. Zij zal daar ongetwijfeld nog een convocatie voor naar de Kamer sturen en er zullen allerlei stukken voor geagendeerd zijn. Ik denk dat de Kamer tussen nu en 19 juni nog alle ruimte heeft om eventueel vervolgverzoeken te doen. Ik wil die toezegging niet doen, eenvoudigweg omdat ik niet wil treden in het verkeer tussen de minister en de Kamer en het op zich ook niet raakt aan de mondelinge vragen die vandaag zijn gesteld door de heer De Graaf.

De voorzitter:
U kunt nog een vraag stellen mevrouw Jacobi, maar dan kan uw fractie de rest van het vragenuur geen vragen meer stellen. U zou natuurlijk ook schriftelijke vragen over dit onderwerp kunnen stellen aan de minister van Infrastructuur en Milieu en de antwoorden daarop bij dat algemeen overleg kunnen betrekken.

Mevrouw Hachchi (D66):
Voorzitter. Ook D66 maakt zich zorgen over overstromingen. Ook wij vinden de veiligheid van onze dijken belangrijk. Wij moeten echter ook niet vergeten wat de oorzaken zijn van overstromingen. Dat zou ik ook tegen collega De Graaf willen zeggen. Er is gisteren een rapport uitgekomen over klimaatverandering. Ik vraag het kabinet of het het beperken van klimaatverandering tot prioriteit gaat maken.

Minister Asscher:
Dit kabinet heeft een zeer ambitieuze energieagenda, die direct raakt aan de milieudoelen. De staatssecretaris van Milieu, Wilma Mansveld, is namens Nederland bijzonder actief in Europa en daarbuiten om een steentje bij te dragen aan het stoppen of beperken van de klimaatverandering. De vraag die nu is gesteld, gaat over waterveiligheid. Wat kunnen mensen nu verwachten? Wat zijn de risico's? Nederland heeft wat dat betreft een lange traditie in het op een goede manier leren omgaan met het gevaar van het water. Daarom nemen we nu al maatregelen daar waar nodig. Er lopen programma's met betrekking tot rivieren — sinds 2011 is bekend dat dit een risicogebied is — om de situatie te verbeteren. We kijken naar dit relatief nieuwe fenomeen van uitholling van de dijken van onderaf met rivierwater en we maken nieuwe normen, zodat iedereen zich veilig weet.

De voorzitter:
Dank u voor uw antwoorden en voor uw komst naar de Kamer ter vervanging van uw collega.


Vragen De Liefde

Vragen van het lid De Liefde aan de staatssecretaris van Economische Zaken over het bericht "Telers vrezen faillissementen".

De voorzitter:
Welkom aan de staatssecretaris van Economische Zaken.

De heer De Liefde (VVD):
Voorzitter. De VVD werd gisteren onaangenaam verrast door berichtgeving in BN DeStem. Voor talloze telers van producten als prei, witlof, paprika, tomaat en komkommer, dreigt volgens dit bericht faillissement. Zij moeten namelijk al een hele tijd onder kostprijs produceren. Soms draaien ze zelfs tonnen verlies per jaar. Juist om dit soort redenen heeft de VVD zich vorig jaar sterk gemaakt voor de pilot Aanpak oneerlijke handelspraktijken. In deze pilot kunnen bijvoorbeeld kleinere telers anoniem klagen over grote supermarkten als er sprake lijkt te zijn van machtsmisbruik. Dat is nodig omdat anders de kleinere partij uit angst om omzetverlies te draaien, haar beklag niet durft te doen; voor jou tien anderen.

Deze pilot Aanpak oneerlijke handelspraktijken is nu zeven maanden in de lucht, maar lijkt nog niet goed te werken. Dat hoor ik tijdens de vele gesprekken die ik de afgelopen maanden met tuinders en boeren mocht voeren. Hoeveel klachten zijn er tot op heden binnengekomen? Hoeveel daarvan zijn anoniem geweest? Wat gaat de staatssecretaris doen om de pilot te verbeteren? Hoe gaat zij de bekendheid onder tuinders en boeren vergroten? Daar schort het immers aan, zo bleek uit de gesprekken die ik voerde.

Een andere oorzaak voor de hogere kostprijzen in de groentesector ligt op het bordje van de overheid. Door steeds toenemende regeldruk op het gebied van bijvoorbeeld gewasbeschermingsmiddelen, energie of mestbeleid wordt het voor telers steeds moeilijker een hoog kwalitatief product te telen. Zo mogen ze minder gewasbeschermingsmiddelen gebruiken of minder mest op het land uitrijden. Is de staatssecretaris bereid te inventariseren welke regelgeving kan worden geschrapt? Hoe gaat zij snoeien zodat de sector beter kan groeien?

De VVD vraagt de staatssecretaris aan deze regeldruk een halt toe te roepen. De administratievelastenverlichting die wij in het regeerakkoord hebben afgesproken, geldt ook voor de agrarische sector.

Staatssecretaris Dijksma:
Voorzitter. Dank aan de heer De Liefde voor zijn vragen. Het is waar dat de rendementen in de tuinbouw onder druk staan. Dat is een bekend en erkend probleem. Hoe lastig ook, de heer De Liefde zal het met mij eens zijn dat het in eerste instantie aan het bedrijfsleven is om hiermee aan de slag te gaan. Dat doet men ook. Men is georganiseerd in producentenorganisaties, maar ook in bijvoorbeeld Greenport Holland. Het lijkt mij van groot belang dat deze organisaties de handschoen oppakken. De afzet van producten is vaak heel gefragmenteerd, zo merken we. Daar kun je iets aan doen, ook vanuit de markt zelf, om de positie van individuele telers te verbeteren.

De overheid kan ook het een en ander doen, daarin heeft de heer De Liefde groot gelijk. Hij noemde de recentelijk gestarte pilot Aanpak oneerlijke handelspraktijken. Ik geef de heer De Liefde gelijk, wij moeten daar veel meer aandacht aan besteden. Officieel zijn er nog geen klachten ingediend. Wel hebben we een casus gehad. De minister van Economische Zaken en ondergetekende hebben met supermarkten gesproken over het eenzijdig opleggen van bijvoorbeeld prijseisen, soms zelfs met terugwerkende kracht, aan individuele producenten. Aan die praktijken willen we niet voor niets een einde maken. Het lijkt mij heel goed om de aandacht in de sector voor deze pilot te verbreden. Dat wil ik zeker ook doen. Misschien leveren we daar vandaag op deze manier ook een bijdrage aan.

Recentelijk heeft de ACM mij een nieuw onderzoek toegezegd naar de margeverdeling in de keten. Daar zullen ook groenten onderwerp van zijn. Dan kunnen we ook zien wie er precies wat verdient en waar het geld blijft hangen, indien daar sprake van is. Ik heb een prijzenmonitor laten ontwikkelen waarin we met informatie van het LEI en het CBS een transparant beeld geven van de prijsontwikkeling.

Het lijkt mij goed om verdere stappen te zetten teneinde de regeldruk te verminderen, wat we overigens bij gewasbescherming al gedaan hebben. We houden op dit moment een inventarisatie. Ik roep de sector bij dezen op om voorbeelden van regelgeving die geen toegevoegde waarde heeft en waar men tegenaan loopt, bij ons te melden. Dan kunnen we er samen iets aan doen.

De heer De Liefde (VVD):
Ik ben blij met de antwoorden van de staatssecretaris en voornamelijk met haar toezegging om de bekendheid van de pilot te vergroten. We zijn inmiddels zeven maanden verder en er is nog geen een klacht, maar slechts één casus. Dat is bitter weinig als je ziet met welke verontrustende krantenartikelen wij regelmatig geconfronteerd worden. Graag ontvangen wij van de staatssecretaris een uiteenzetting hoe zij dat gaat doen. Wil zij die toezeggen?

De administratievelastenverlichting die we in het regeerakkoord hebben afgesproken, geldt natuurlijk ook voor de agrarische sector. Ik plaats daar nu maar even een vraagteken achter, zodat de staatssecretaris dat hopelijk bevestigend beantwoordt. Wij zijn benieuwd op welke manier de staatssecretaris de administratievelastenverlichting gaat vormgeven en met welke concrete maatregelen zij komt. Zij doet nu een oproep aan de sector. Dat juich ik van harte toe, maar dat maakt toch dat ik mij er een beetje zorgen over maak dat er op haar departement wellicht nog geen compleet beeld is van de wijze waarop zij nu al de administratieve lasten wil verlichten. Kan de staatssecretaris daar nader op ingaan?

Staatssecretaris Dijksma:
Op de eerste vraag van de heer De Liefde is het antwoord ja. Laten we kijken hoe we, in overleg met de producentenorganisaties en Greenport Holland, de pilot gezamenlijk beter bekend kunnen maken. Nadat ik het overleg met deze organisaties heb gehad, zal ik de Kamer graag laten weten hoe we dat gezamenlijk gaan doen. Dat is de eerste toezegging.

De heer De Liefde vroeg om een bevestiging dat lastenverlichting ook iets is voor de agrosector. Laten we van het vraagteken dat hij daarbij plaatste samen een uitroepteken maken. Het is niet zo dat wij geen beeld hebben van wat ons te doen staat. Ik noemde net de gewasbeschermingsmiddelendossiers. Daarbij hebben we samen met de sector een belangrijke stap kunnen zetten door het makkelijker te maken voor de agrariërs om bij te houden hoe ze precies daarmee aan de slag zijn. De bureaucratie die daaromheen zit, proberen we te verminderen. Dat is wel iets anders — dat moeten we wel tegen elkaar zeggen — dan voorschriften die bijvoorbeeld voor het milieu van belang zijn, want die zijn er en die kun je niet zomaar vervangen.

De heer De Liefde (VVD):
Ik weet dat — de staatssecretaris en mijn collega's weten dat als geen ander — we in dit huis regelmatig van mening verschillen over het antwoord op de vraag wat de beste maatregelen zijn voor het milieu en wat die maatregelen betekenen voor het ondernemerschap in Nederland. Laat ik dan maar afsluiten met de conclusie en een vraagteken dat de minister het hopelijk met mij eens is dat een gezonde en bloeiende ondernemende agrarische sector van groot belang is voor Nederland.

De voorzitter:
Als het de minister was, had zij dat vast graag aangegeven.

De heer De Liefde (VVD):
Ik bedoelde de staatssecretaris.

Staatssecretaris Dijksma:
Ik denk dat ook de staatssecretaris het daarmee zeer en van harte eens is.

De heer De Liefde (VVD):
Top!

De heer Van Gerven (SP):
Groente- en fruittelers vrezen voor een faillissement omdat ze worden gepiepeld door de grootwinkelbedrijven. Het is geen nieuw verschijnsel dat eenzijdig kortingen tot wel 3% worden opgelegd. Dat kan natuurlijk niet zo. De vraag aan de staatssecretaris is dus of zij bereid is om "inkoopmacht" als "marktmacht" te laten definiëren door de Autoriteit Consument en Markt, zodat die kan optreden tegen die grootgrutters. Daarnaast vraag ik de staatssecretaris of zij bereid is om een ombudsman in het leven te roepen die oneerlijke handelspraktijken kan beoordelen en aanbevelingen en suggesties kan doen aan het veld en de politiek.

Staatssecretaris Dijksma:
De heer De Liefde noemde mij zojuist puur per ongeluk "minister", maar ik heb het idee dat de heer Van Gerven nu dezelfde vergissing maakt. Wat hij vraagt, speelt namelijk niet alleen in de tuinbouwsector, maar breder. Volgens mij heeft de Kamer daarover een indringend debat gevoerd met de minister van Economische Zaken en heeft hij op dat terrein ook een aantal toezeggingen gedaan. Ook heeft hij laten zien waar de beperkingen zitten.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Ja, maar deze staatssecretaris zegt dat zij staat voor een eerlijke boterham voor de boeren. Dat ben ik zeer met haar eens. We hebben al eerder een discussie gehad toen Albert Heijn eenzijdig tegen de boeren zei: wij kopen zo veel van u; u krijgt 2% minder voor uw producten. Ik heb toen besloten om nooit meer een voet in Albert Heijn te zetten. Dat gaat tot nu toe heel goed. Ik vraag de staatssecretaris om vanuit haar rol als verantwoordelijke voor de landbouw iets verder te gaan. De minister-president van België heeft Albert Heijn op het matje geroepen. Is de staatssecretaris bereid om onze minister-president te vragen om hetzelfde te doen? We kunnen met z'n allen blijven roepen dat het een schande is dat boeren €0,10 krijgen voor een komkommer die voor €2,10 in de supermarkt ligt, maar we moeten ook de druk op de supermarkten opvoeren.

Staatssecretaris Dijksma:
Dat laatste ben ik van harte met mevrouw Ouwehand eens. Om die reden hebben de minister van Economische Zaken en ondergetekende een aantal maanden geleden, toen er een casus speelde bij een van de supermarkten, de supermarkten bij ons geroepen. Daarbij hebben we vastgesteld dat dit niet kan en dat we dit inderdaad een voorbeeld vinden van een oneerlijke handelspraktijk. Om die reden is die casus naar voren gebracht als iets wat in de pilot zou kunnen worden besproken. Wij doen er dus alles aan om politieke druk uit te oefenen, want volgens mij is niemand in dit huis het daarmee oneens.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Ik zou de staatssecretaris er toch toe willen aanmoedigen om dit een niveautje hoger te tillen. Als de minister-president Albert Heijn op het matje roept, kan dat een beetje tegenwicht geven aan de vele miljoenen die Albert Heijn uitgeeft om zichzelf een verantwoord imago aan te meten. We moeten de wapens op hetzelfde niveau brengen. Die vraag wil ik de staatssecretaris indringend stellen. In Engeland is er een ombudsman; daar is het zelfs een ombudsvrouw. Dat vind ik helemaal niet zo'n slecht idee. Kan de staatssecretaris toezeggen dat zij dat laatste in ieder geval serieus wil bekijken?

Staatssecretaris Dijksma:
Nogmaals: over dat laatste punt is de Kamer in overleg met minister Kamp. Laten we het debat dat in dat kader allang wordt gevoerd, hier dus niet overdoen. Wat het eerste verzoek betreft: ik begrijp dat mevrouw Ouwehand het liefst alles uit de kast trekt om haar punt te maken, maar onderschat minister Kamp en ondergetekende niet. Wij zijn samen namelijk tot heel wat in staat. Als het nodig is, laten we ook zeker onze tanden zien. Soms is dat nodig; daar heeft mevrouw Ouwehand gewoon gelijk in.

Mevrouw Dikkers (PvdA):
Als mevrouw Ouwehand nu een komkommer voor €2,10 koopt, ben ik benieuwd waar zij boodschappen doet, maar ik heb een vraag aan de staatssecretaris. Ik vind het heel goed dat we aan de gang gaan om de positie van de boer in de hele keten te versterken. Er is altijd iemand die de prijs van een heel goedkoop product betaalt. In de agrarische sector is dat heel vaak de werknemer. In hoeverre wordt de positie van de werknemer betrokken bij het debat over een eerlijke prijs voor de boer?

Staatssecretaris Dijksma:
Dat zou ik moeten nagaan. Wij zijn, volgens mij op voorspraak van mevrouw Dikkers, sowieso met de agrarische sector in gesprek over de positie van de werknemer. Het is immers natuurlijk van groot belang dat producten niet alleen op een duurzame manier tot stand worden gebracht — dat doen we in Nederland overigens heel goed — maar dat er daarbij in toenemende mate ook aandacht is voor bijvoorbeeld de arbeidsomstandigheden en het welzijn van de mensen die in de sector werken. Dat onderwerp staat echt hoog op de agenda.

De voorzitter:
Dank u wel voor uw antwoorden en voor uw komst naar de Kamer.


Vragen Klein

Vragen van het lid Klein aan de minister voor Wonen en Rijksdienst, bij afwezigheid van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, over het bericht van discriminatie bij verzekeringen en overige financiële diensten.

De heer Klein (50PLUS):
Voorzitter. 50PLUS heeft met verbijstering kennisgenomen van de uitkomsten van een onderzoek naar leeftijdsdiscriminatie in het aprilnummer van de Consumentengids. Het betreft met name leeftijdsdiscriminatie, onder meer bij verzekeringen en financiële diensten. Leeftijdsdiscriminatie zou volgens ons niet moeten plaatsvinden. Daarom heb ik de volgende vragen aan de coördinerend minister voor het discriminatiebeleid.

Hoe ver reikt de vrijheid van verzekeraars en financiële dienstverleners om acceptatienormen in de vorm van leeftijdsgrenzen te hanteren? 43% van de autoverzekeraars hanteert voor nieuwe klanten leeftijdsacceptatiegrenzen. Is de minister het met ons eens dat verzekeraars bij autoverzekeringen te gemakkelijk naar het leeftijdscriterium grijpen? Ook bij reisverzekeringen en aanvullende zorgverzekeringen worden vaak scherpe leeftijdsgrenzen gehanteerd, waarboven fiks hogere premies worden berekend. Acht de minister dergelijke praktijken gerechtvaardigd en verdedigbaar? Vindt de minister het ook verdedigbaar dat bepaalde verzekeraars bij hun reisverzekering bij invaliditeit bijvoorbeeld vele duizenden euro's uitkeren beneden de grens van 70 jaar en dat mensen die daarboven zitten, veel minder krijgen? Is daarbij ook geen sprake van ongefundeerde leeftijdsdiscriminatie?

In hoeverre beoordeelt de minister het door de Consumentenbond gesignaleerde leeftijdscriterium bij het verlenen van creditcards, bijvoorbeeld bij het hanteren van kredietlimieten en afbetalingsfaciliteiten? Is de minister het met 50PLUS eens dat creditcardfaciliteiten door banken niet op grond van leeftijdscriteria maar op grond van een individuele beoordeling van de kredietwaardigheid van cliënten moet worden beoordeeld? Wil de minister in overleg treden met verzekeraars en financiële instellingen om in voorkomende gevallen leeftijdsdiscriminatie een halt toe te roepen en terug te dringen?

Minister Blok:
Voorzitter. De heer Klein stelt een aantal vragen naar aanleiding van het artikel in de Consumentengids van deze week. Ik ben het zeer eens met de heer Klein en met iedereen die tegen een ongerechtvaardigd onderscheid naar leeftijd is. Nu is niet ieder onderscheid naar leeftijd per se ongerechtvaardigd. Het hangt ervan af of er een objectieve grond is om onderscheid te maken. De heer Klein gaat in op het voorbeeld van autoverzekeringen. Bij de bepaling van de premie voor autoverzekeringen worden schadestatistieken gebruikt, die op dit moment met name voor jongeren een hoger risico laten zien. Het is dus in Nederland gebruikelijk dat jongeren een hogere verzekeringspremie betalen. Dat wordt gerechtvaardigd op grond van de feitelijke ongevalsstatistieken.

Een aantal verzekeringsmaatschappijen hanteert ook een hogere premie of uitsluitingsgronden voor ouderen. Of dat mag, hangt ook hierbij weer af van de vraag of de statistieken dat kunnen onderbouwen. Het goede nieuws is hierbij overigens wel dat er een sterke afname te constateren is in het aantal verzekeraars dat deze zaken toepast bij ouderen. Dat betekent dat ouderen in ieder geval een verzekeraar kunnen kiezen uit die grote groep die geen onderscheid op grond van leeftijd hanteert bij ouderen.

De heer Klein (50PLUS):
Ik ga eerst in op de praktijk van de verzekeraars en de bankinstellingen bij het hanteren van leeftijdscriteria. De minister heeft gelijk: als er statistieken aan ten grondslag liggen, kunnen zij afwijken. Dat heeft te maken met risico's. Als we echter bij autoverzekeringen constateren dat veel verzekeraars ervan afstappen omdat er klaarblijkelijk geen risico meer is, is het logisch dat alle verzekeraars dit gaan doen en dat leeftijdsdiscriminatie niet meer aan de orde is. Hetzelfde geldt voor leeftijdsdiscriminatie door de banken bij de verlening van creditcards. Die moet niet op leeftijd zijn gebaseerd, maar op de financiële situatie.

Tot slot heb ik nog één punt. Het gaat er in feite om dat de Europese richtlijn voor gelijke behandeling buiten arbeid leeftijdsdiscriminatie niet als een criterium hanteert. Dat moet nog gebeuren. Kan de minister aangeven wat hij op Europees niveau van plan is om ervoor te zorgen dat leeftijdsdiscriminatie niet aan de orde is? Zou hij daarnaast, vooruitlopend op het vaststellen van die richtlijn, dat alvast kunnen implementeren in nationale wetgeving?

Minister Blok:
Ik begrijp uit de woorden van de heer Klein dat, als er een statistische rechtvaardigingsgrond is, bijvoorbeeld meer ongevallen, hij met mij constateert dat er in zo'n geval geen sprake is van een ongerechtvaardigd onderscheid. Ik ben het met hem eens dat je in andere situaties ook geen onderscheid moet maken.

Een Europese richtlijn op dit gebied verlangt instemming van alle Europese lidstaten. Nederland is voorstander van zo'n richtlijn, maar op dit moment is er in Europa geen unanimiteit te vinden. Het is wel de inzet van de Nederlandse regering om tot zo'n unanieme richtlijn te komen, omdat het van belang is voor de Europese consument dat er overal op dezelfde manier wordt omgegaan met leeftijdscriteria. Nogmaals, daarvoor zijn we wel afhankelijk van unanimiteit binnen de Europese Unie.

De heer Klein (50PLUS):
Twee vragen zijn nog onbeantwoord gebleven. Is de minister bereid om met de verzekeraars en met bankinstellingen in overleg te gaan om te bekijken of zij hun criteria kunnen aanpassen om ervoor te zorgen dat ongerechtvaardigde leeftijdsdiscriminatie niet aan de orde is?

De tweede vraag was of de minister vooruitlopend op instemming met de Europese richtlijn — dat is weliswaar een richtlijn, maar die zal altijd in de nationale wetgeving geïmplementeerd moeten worden — bereid is om al stappen te ondernemen, naast zijn voortschrijdende en intensieve inzet om ook de andere Europese lidstaten ervan te overtuigen dat leeftijdsdiscriminatie niet kan.

Minister Blok:
Als het gaat om een ongerechtvaardigd onderscheid, dus niet gebaseerd op een feitelijke cijfermatige onderbouwing, dat gemaakt zou worden door banken, verzekeraars of anderen, dan zou ik graag bereid zijn om daarover het overleg aan te gaan. Op dit moment heb ik echter geen signalen dat het om een ongerechtvaardigd onderscheid gaat.

Het kabinet is geen voorstander van het door Nederland vast implementeren van regelgeving, vooruitlopend op een mogelijke Europese richtlijn. Dan creëer je namelijk een ongelijkheid tussen consumenten en aanbieders in Nederland en in andere Europese landen, terwijl het juist zowel voor de consument als voor de aanbieder van belang is dat in alle Europese landen op dezelfde manier omgegaan wordt met deze producten.

De heer Merkies (SP):
Het Centrum voor Verzekeringsstatistiek zegt dat bestuurders tussen 66 en 75 jaar net zo veel ongelukken maken — in ieder geval niet meer — dan de grote groep daaronder van 28 tot 65 jaar. Dan kun je toch zeggen dat er geen rechtvaardiging gebaseerd kan worden op statistische gegevens? Vindt de minister het dan fair om toch een hogere premie te vragen?

Minister Blok:
De minister bepaalt geen premies, dat doet de verzekeraar. Slechts een deel van de verzekeraars maakt een onderscheid. Zoals de heer Merkies ook in zijn vraag aangeeft, is er kennelijk tot een leeftijd van 75 jaar geen onderscheid te constateren en daarboven wel. Als dat aantoonbaar is, mag een verzekeraar een onderscheid maken, net als bij de leeftijdsgroep onderin waarnaar de heer Merkies verwijst. Als je op grond van leeftijd het onderscheid niet kunt aantonen — dat kan heel goed mogelijk zijn in de leeftijdsgroep die de heer Merkies noemt — dan is het ook niet logisch om onderscheid in de premie te maken.

De voorzitter:
Dank voor uw antwoorden en voor uw komst naar de Kamer, minister. Ik hoop dat u nog even wilt blijven zitten voor de stemmingen.

Mededelingen

Mededelingen

Mededelingen

De voorzitter:
Ik deel aan de Kamer mee dat er geen afmeldingen zijn.

Deze mededeling wordt voor kennisgeving aangenomen.

De voorzitter:
Op de tafel van de Griffier ligt een lijst van ingekomen stukken. Op die lijst staan voorstellen voor de behandeling van deze stukken. Als voor het einde van de vergadering daartegen geen bezwaar is gemaakt, neem ik aan dat daarmee wordt ingestemd.

Regeling van werkzaamheden

Regeling van werkzaamheden

Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:
Op verzoek van de aanvrager stel ik voor om het dertigledendebat over het bericht "Geen hoger loon voor EU-functionarissen" van de lijst af te voeren.

Ik deel aan de Kamer mee dat ik een mededeling heb ontvangen van het lid Beertema dat hij met ingang van heden geen lid meer is van de tijdelijke commissie ICT. Ik stel voor, dit bericht voor kennisgeving aan te nemen.

Ik benoem tot lid van de tijdelijke commissie Evaluatie WPE de leden Van Raak, Van der Linde, Van Hijum, Koolmees, Vermeij en Van Vliet.

De constituerende vergadering zal op een later moment plaatsvinden.

Op verzoek van de VVD-fractie heb ik de volgende benoemingen in commissies gedaan:

  • in de algemene commissie voor Wonen en Rijksdienst het lid Taverne tot plaatsvervangend lid in plaats van het lid Van Nieuwenhuizen-Wijbenga;
  • in de vaste commissie voor Economische Zaken het lid Van Veen tot lid in plaats van het lid Lucas en het lid Lucas tot plaatsvervangend lid in plaats van het lid Van der Linde;
  • in de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid het lid Anne Mulder tot lid in plaats van het lid Van Nieuwenhuizen-Wijbenga en het lid Lucas tot plaatsvervangend lid in plaats van het lid Van der Steur;
  • in de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport het lid Van Ark tot plaatsvervangend lid in plaats van het lid Aukje de Vries.

Ik stel voor, de volgende stukken van de stand van werkzaamheden af te voeren:

33619-9; 33811-2; 31787-10; 32605-134; 33625-71; 33625-86; 26643-297; 26643-285; 29270-86; 24587-572; 24587-562; 24587-488; 24587-563; 33177-7; 24587-571; 31110-14; 29279-169; 24587-486; 24587-491; 24587-566; 24587-577; 24587-565; 31865-59; 22026-455; 22026-450; 2014Z03401; 29279-190; 29279-191; 33512-12; 24515-280; 29270-89; 32317-223; 32317-219; 28676-193; 28676-198; 29248-266; 32299-25; 31016-65; 29689-496; 29247-187; 33497-13; 32854-20; 32620-107; 29248-264; 31016-43; 29248-253; 31016-64; 29248-259; 31016-63; 32854-21; 28684-390; 29248-263; 29247-147; 29248-262; 32620-92; 33000-XVI-173; 32299-20; 33400-XVI-13; 29248-234; 32279-41; 31016-60; 2010Z11535; 29248-241; 32605-135; 32623-127; 31322-232; 31322-231; 31322-230; 31322-229; 31322-228; 31322-226; 31293-181; 31322-227; 31322-225; 31322-224; 31322-222.

Aangezien voor het stuk gedrukt onder het nummer 32127, nr. 173 de termijn is verstreken, stel ik voor, dit stuk voor kennisgeving aan te nemen.

Ik stel voor, toe te voegen aan de agenda het VAO Meerjarige strategische plannen 2014-2017, naar aanleiding van een algemeen overleg gehouden op 27 maart, met als eerste spreker de heer Van Laar van de Partij van de Arbeid.

Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:
Ik geef het woord aan de heer Omtzigt van het CDA.

De heer Omtzigt (CDA):
Voorzitter. Vorige week zijn er tapes uitgelekt van de Turkse regering die mogelijk een valsevlagoorlog zou beginnen tegen Syrië. Op YouTube is te horen hoe hoge Turkse functionarissen, onder wie de minister van Buitenlandse Zaken, plannen smeden om een aanval op de eigen Turkse doelen te lanceren om vervolgens Syrië de schuld te geven.

De voorzitter:
Wilt u uw verzoek doen?

De heer Omtzigt (CDA):
YouTube is uit de lucht; Twitter is uit de lucht. Wij krijgen hierop graag een reactie van de regering, want we zouden zomaar via de NAVO een oorlog in gerommeld kunnen worden. Wij zouden die brief graag spoedig ontvangen, evenals de antwoorden op de al gestelde Kamervragen. En wij zouden het uitstaande dertigledendebat over Turkije willen omzetten in een volledig debat.

De voorzitter:
Dus dat is het verzoek?

De heer Omtzigt (CDA):
Ja.

De voorzitter:
Een verzoek om steun voor het omzetten van een dertigledendebat in een gewoon debat.

De heer Omtzigt (CDA):
En een brief en antwoord op Kamervragen.

De heer De Roon (PVV):
Het is een goed punt dat de heer Omtzigt hier aan de orde stelt. Het regent eigenlijk maandenlang al allerlei aanwijzingen over wapenleveranties door Turkije aan strijdgroepen in Syrië. Onze regering doet alsof de zon daar schijnt, maar intussen gaat dat maar door.

De voorzitter:
Dus steun …

De heer De Roon (PVV):
Er zijn heel veel onderwerpen waarover wij in verband met Turkije zouden willen spreken. Dus ik geef sowieso steun voor een brief. Als het gaat om bespreking van die brief, doe ik dat liever in een AO. Dan kunnen wij daar nog wat punten over Turkije bij vegen.

De voorzitter:
Steun voor de brief; geen steun voor een plenair debat. Ik verzoek de leden om hun bijdragen zo kort mogelijk te houden. Het is een enorme regeling van werkzaamheden.

De heer Van Bommel (SP):
Steun voor brief en debat. Zo kan het ook.

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Insgelijks.

De heer Sjoerdsma (D66):
Steun voor brief en debat.

De heer Servaes (PvdA):
Brief geen probleem. Ik zou zeggen: laten we het in het eerstvolgende AO bespreken. Volgens mij hebben wij volgende week een AO RBZ. Daar kan het prima aan de orde komen.

De voorzitter:
Dus geen steun voor een debat.

De heer Klaver (GroenLinks):
Steun voor het debat.

De voorzitter:
Mijnheer Omtzigt, u hebt niet de steun van een meerderheid voor het omzetten van een dertigledendebat in een gewoon debat. Dus het blijft een dertigledendebat. Er is wel steun voor een brief. Ik stel voor dat wij dit voorstel verder in handen stellen van de griffier van de commissie, zodat de leden over de inhoud daarvan nog met elkaar van gedachten kunnen wisselen. Ik zal in ieder geval ervoor zorgen dat het kabinet weet dat de gestelde vragen zo snel mogelijk moeten worden beantwoord.

De heer Omtzigt (CDA):
Het zou prettig zijn om de brief en de antwoorden op de Kamervragen binnen een week te hebben.

De voorzitter:
Dan zal ik dat toevoegen aan het stenogram, maar voordat ik dat verstuur, heeft de heer Van Bommel nog een opmerking.

De heer Van Bommel (SP):
Nu blijkt dat er geen steun is voor een gewoon plenair debat, vraag ik u wanneer dit debat plenair gevoerd kan worden. Anders lijkt het mij voor de hand te liggen dat wij toch streven naar enige snelheid. Bij een dergelijke kwestie heeft het geen zin om weken of misschien zelfs een maand te wachten.

De voorzitter:
Ik kan hierop niet heel snel antwoord geven, maar in zijn algemeenheid kan ik zeggen dat er bijna 40 dertigledendebatten op de lijst staan. Dus het duurt lang voordat een dertigledendebat ingepland kan worden, tot mijn zeer grote spijt. Een AO is dan altijd een snellere oplossing.

De heer Van Bommel (SP):
Dan geef ik dat in overweging aan de heer Omtzigt. Anders moeten we er in de procedurevergadering maar even op terugkomen.

De heer Omtzigt (CDA):
Dit hernemen wij donderdag in de procedurevergadering.

De voorzitter:
Ik zal het stenogram van dit gedeelte van de vergadering doorgeleiden naar het kabinet.

Het woord is aan de heer Rog.

De heer Rog (CDA):
Voorzitter. Het leenstelsel leidt tot meer schulden bij studenten, tot verdere nivellering en tot minder toegankelijk hoger onderwijs.

De voorzitter:
Dat hebt u vorige week ook al gezegd.

De heer Rog (CDA):
Dat blijkt uit diverse onderzoeken, maar de leenstelselcoalitie van PvdA, VVD …

De voorzitter:
Ik meen het serieus, mijnheer Rog. Ik wil graag dat u hier een verzoek doet. De argumentatie voor een dertigledendebat hebt u vorige week al gegeven. Dat is ook al niet de bedoeling in de regeling van werkzaamheden. U wilt graag het debat omzetten in een meerderheidsdebat.

De heer Rog (CDA):
Dat klopt. Er is een rapport. Dat was de reden dat VVD, PvdA en D66 vorige week dat debat niet steunden. Daarom wil ik het dertigledendebat omzetten in een debat. Ik ga ervan uit dat alle partijen dat steunen. Ik doe dat mede namens de Socialistische Partij.

De heer Mohandis (PvdA):
De tweede keer in zeven dagen. Laat duidelijk zijn dat de minister in december heeft gezegd dat er een nieuw voorstel komt. Zolang dat hier niet ligt, is er geen steun voor een debat.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Al die studenten wachten al zo lang op duidelijkheid. Gezien het feit dat zij nu nog steeds niet weten waar zij aan toe zijn, terwijl zij zich voor 1 mei moeten inschrijven, lijkt het mij heel hard nodig dat we hierover gaan debatteren. Dus steun voor het debat.

De heer Bisschop (SGP):
Ik steun het voorstel voor een debat, maar dan wel op basis van een voorstel dat van de minister moet komen, dus niet naar aanleiding van dit rapport.

De voorzitter:
Dus u steunt het verzoek niet.

De heer Bisschop (SGP):
Dit verzoek niet.

De heer Duisenberg (VVD):
Ik volg de leden Mohandis en Bisschop; dus geen steun.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Ik sluit mij aan bij de woorden van de ChristenUnie.

De heer Klaver (GroenLinks):
Het lijkt mij goed dat het kabinet hierop reageert, dus steun voor een debat.

De heer Van Meenen (D66):
Er is nog geen leenstelsel, dus van ons ook nog geen steun voor een debat. Dat komt te zijner tijd, als er eventueel een voorstel komt.

De heer Rog (CDA):
Ik wil heel kort reageren. Vorige week werd het verzoek niet gesteund door VVD, PvdA en D66, omdat het rapport er niet lag. Het ligt er nu, dus deze reactie bevreemdt mij zeer. Ik verzoek u om het op de lijst van dertigledendebatten te houden.

De voorzitter:
Daar stond het al op. Dank u wel.

Het woord is aan mevrouw Voortman.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Afgelopen donderdag is het langverwachte rapport van de commissie-Kalsbeek over de regeling hulp aan huis verschenen. Wij willen daar graag heel snel een debat over hebben, zodat er een eind kan komen aan gedwongen alfahulpconstructies.

De voorzitter:
Een verzoek om steun tot het houden van een debat met de minister van Sociale Zaken en de staatssecretaris van Volksgezondheid over het rapport van de commissie-Kalsbeek.

Mevrouw Karabulut (SP):
Ik wil wel een debat, maar ik steun dit verzoek niet omdat ik vanmiddag via de commissie voor Sociale Zaken een reactie wil vragen aan de regering en vervolgens een AO wil plannen. Vermoedelijk is dat wat sneller. Ik geef dit in overweging aan mevrouw Voortman.

Mevrouw Schut-Welkzijn (VVD):
Nu doet zich het zeldzame feit voor dat ik het eens ben met de SP. Eerst een kabinetsreactie en dan eventueel een debat.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Het lijkt mij ook goed om eerst te horen wat het kabinet voor reactie geeft en om er daarna zeker nog verder over te spreken. Nog geen steun voor een debat.

Mevrouw Hamer (PvdA):
Wij kijken zeer uit naar het debat met het kabinet hierover. Dat is aan zet, op basis van dit advies. Ook wij willen graag eerst een kabinetsreactie, maar wel snel.

De voorzitter:
Dat gaat u via de procedurevergadering regelen, begrijp ik.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Ik had het verzoek van mevrouw Karabulut gemist. Dat zal ik van harte steunen.

De voorzitter:
Dank u wel.

Het woord is aan de heer Van Gerven.

De heer Van Gerven (SP):
Voorzitter. Afgelopen donderdagavond was het Grote Statiegelddebat in de Rode Hoed. Daaruit bleek dat wij geflest worden, want het inzamelen van die 650 miljoen flessen in Nederland is veel goedkoper dan blijkt uit de cijfers op grond waarvan de Kamer twee jaar geleden een voorstel heeft aangenomen. Ik wil graag over die nieuwe feiten een debat met de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, want wat ons betreft, blijft het statiegeld.

De voorzitter:
Het verzoek betreft een debat over statiegeld.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Ook wij waren bij het Grote Statiegelddebat. Wij hebben dezelfde cijfers gehoord. Die zijn erg verontrustend. Ik steun het verzoek om een debat over dit belangrijke onderwerp. Ik hoop dat ook de regeringspartijen bereid zijn om het verzoek te steunen.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Ik steun het verzoek om een debat. Ik zou het graag op korte termijn ingepland zien en wil graag dat het specifiek over statiegeld gaat. Ik ben een beetje bang dat andere woordvoerders zeggen: we zullen hierover spreken in het AO met een verzamelagenda over afval.

De voorzitter:
U wilt een debat over statiegeld.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Ja. Ik wil erop aandringen dat we specifiek voor dit onderwerp ruim de tijd nemen.

De voorzitter:
Zo gaan we het debat ook noemen.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ook ik was aanwezig bij het Grote Statiegelddebat. Ik steun dit verzoek van harte.

Mevrouw Cegerek (PvdA):
Ook de Partij van de Arbeid hecht veel waarde aan dit debat en de discussie over statiegeld.

De voorzitter:
Steun?

Mevrouw Cegerek (PvdA):
Wij willen deze discussie graag in het eerstvolgende AO voeren, want dat is de snelste manier om deze discussie te laten plaatsvinden. Ik steun het verzoek dus niet.

De voorzitter:
Geen steun voor een plenair debat dus.

De heer De Graaf (PVV):
Ik zal het kort houden: geen steun.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Ik zou graag een reactie van de staatssecretaris willen op die cijfers, want ik denk dat het wel van belang is dat wij alle juiste cijfers hebben. Als wij die brief hebben, kunnen wij bepalen hoe wij het debat daarover voeren. Op dit moment steun ik het verzoek om een debat dus niet. Ik wil eerst een brief. Laten wij dan kijken waar wij op uitkomen.

De voorzitter:
U wilt eerst een reactie op de cijfers.

De heer Bisschop (SGP):
Ik steun het verzoek om een debat niet.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Wij ontvangen ook graag eerst een brief. Als die aanleiding geeft tot een debat, zijn wij daarvoor.

De heer Remco Dijkstra (VVD):
Ik geef geen steun. Wij kunnen dit onderwerp betrekken bij het AO over vijftien dagen.

De voorzitter:
Mijnheer Van Gerven, u hebt niet de steun van de meerderheid voor het houden van een debat. Er is wel verzocht om een reactie van het kabinet op de cijfers die tijdens dat grote debat aan u zijn gepresenteerd.

De heer Van Gerven (SP):
Ja, dat heb ik ook gehoord. Het betreft de resultaten van een studie van CE Delft en allerlei andere cijfers. Graag krijg ik een reactie van het kabinet op de daar gepresenteerde cijfers. Dan zullen wij later kijken hoe wij het debat voortzetten.

De voorzitter:
Ik zal het stenogram van dit gedeelte van de vergadering doorgeleiden naar het kabinet.

Het woord is aan mevrouw Baay.

Mevrouw Baay-Timmerman (50PLUS):
Voorzitter. Al eerder hebben wij signalen gekregen van gemeenten met grote zorgen over de komende decentralisatie. Afgelopen vrijdag lazen wij in de Volkskrant over een onderzoek van KING, het Kwaliteitsinstituut Nederlandse Gemeenten. Hieruit bleek dat veel arme gemeenten juist de meeste nieuwe taken erbij krijgen. Dat komt onder andere doordat er vaak sterk vergrijsde gebieden zijn. Het gaat om 50 gemeenten die financieel al zeer zwak staan en er in verhouding veel nieuwe taken bij krijgen. De staatssecretaris geeft aan dat gemeenten volgend jaar een budget krijgen op basis van wat per gemeente aan AWBZ wordt uitgegeven.

De voorzitter:
Mevrouw Baay, wilt u alstublieft uw verzoek doen? Uw inbreng mag u dan doen als het debat wordt gehouden. U wilt graag een debat.

Mevrouw Baay-Timmerman (50PLUS):
Ik wil graag eerst, binnen twee weken, een brief van de staatssecretaris ontvangen met nadere uitleg over de verdeelsleutel voor de budgetten voor volgend jaar en de jaren daarna, en daarna een debat.

De voorzitter:
Mevrouw Baay verzoekt om steun voor een brief en een debat.

Mevrouw Agema (PVV):
Steun.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Steun. Wij zouden graag willen dat in die brief ook de antwoorden staan op vragen die wij vandaag hebben gesteld.

Mevrouw Bergkamp (D66):
D66 geeft geen steun aan het verzoek om een debat. Wij willen eerst een brief. Wij hebben nu een tweede ronde om vragen te stellen over de Wmo. Ik doe de suggestie om die vragen bij deze brief te betrekken.

Mevrouw Siderius (SP):
Door de bezuinigingsplannen van het kabinet staan gemeenten op het randje van faillissement, dus van harte steun voor dit debat.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Mevrouw Baay geeft heel terecht het verschil aan tussen grotere en kleine gemeenten. Wij kunnen dit debatverzoek dus steunen.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik geef geen steun voor dit debat, wel steun voor de brief. Het lijkt me goed als daarin ook enige opmerkingen staan van de minister van Binnenlandse Zaken, omdat dit gaat over de bestuurskracht.

De voorzitter:
Dat kunt u straks in de commissie regelen.

De heer Van 't Wout (VVD):
Ik sluit mij helemaal aan bij de fractie van de ChristenUnie en ik zal het via de commissie regelen.

De heer Otwin van Dijk (PvdA):
Ik sluit mij daarbij weer aan. Laten we dit via de commissie regelen.

De voorzitter:
Dus geen steun voor het debat.

Mevrouw Baay, u hebt geen steun van de meerderheid voor een debat. Er is wel brede behoefte aan een brief. Ik stel voor dat we aan de griffier van de commissie vragen om een en ander met u af te stemmen, bijvoorbeeld welke antwoorden u in die brief wilt.

Mevrouw Baay-Timmerman (50PLUS):
Graag binnen twee weken.

De voorzitter:
U wilt die antwoorden binnen twee weken hebben. Ik zal dit toevoegen aan het stenogram dat ik zal doorgeleiden naar het kabinet.

Het woord is aan de heer Klein, ook van de fractie van 50PLUS.

De heer Klein (50PLUS):
Voorzitter. De eerste drie maanden van het jaar zijn voorbij. Dat betekent dat we nu de kwartaalcijfers kunnen krijgen over de gevolgen van de accijnsverhoging voor de pomphouders en voor het mkb in de grensstreek. Daarover is een debat aangevraagd en dat staat op de lijst. Wij denken dat het heel belangrijk is om de cijfers snel boven tafel te krijgen en om daarna snel door te pakken. Daarom verzoek ik u ten eerste om dit debat zo spoedig mogelijk te plannen. Ten tweede verzoek ik u het volgende. We hebben een brief gehad over de effecten van de accijnsverhogingen na één maand. Er zijn nu drie maanden voorbij, dus wij willen graag een brief van de staatssecretaris over de effecten in de eerste drie maanden. Ik hoop dat die zo snel mogelijk kan komen. In de procedurevergadering van 9 april kunnen we daar dan over doorpraten.

De voorzitter:
Vindt u het goed als ik uw verzoek iets anders voorleg aan de Kamer? Er staat een dertigledendebat op de lijst. Kunnen we er een verzoek om een meerderheidsdebat van maken, dat zo snel mogelijk wordt ingepland?

De heer Klein (50PLUS):
Als dat het eenvoudigst is, moeten we dat direct doen. Daarom graag die omzetting van het dertigledendebat. Als ik het goed heb, was dit debat aangevraagd door de SP. Ik hoop dat de SP dit verzoek wil ondersteunen.

De voorzitter:
Om dit dertigledendebat was inderdaad verzocht door de heer Merkies, dus het staat op zijn naam.

De heer Merkies (SP):
Het zal u niet verbazen dat ik uiteraard mijn steun geef aan dit verzoek.

De heer Van Vliet (Van Vliet):
Steun.

Mevrouw Neppérus (VVD):
Ik steun de omzetting in een gewoon debat niet en ik heb er ook geen behoefte aan om het te versnellen. Laten we gewoon wachten op de informatie die half mei komt. Laten we echt even geduld hebben, want anders ontstaat er alleen maar verwarring.

De voorzitter:
U steunt het verzoek niet.

De heer Nijboer (PvdA):
Half mei krijgen we de brief van de staatssecretaris. De PvdA-fractie is dan voorstander van een debat, en niet eerder.

Mevrouw Keijzer (CDA):
Onvoorstelbaar dat de VVD geen behoefte zegt te hebben aan een versnelling. Naar de mening van het CDA kan over dit onderwerp niet snel genoeg worden gesproken, gezien de effecten op de mensen in de grensstreek. Ik steun dit verzoek dus.

De heer Tony van Dijck (PVV):
Ik steun dit verzoek. Dit is een beetje een herhaling van zetten. De coalitie wil gewoon nog anderhalve maand wachten. We staan erbij en kijken ernaar hoe pompstations failliet gaan en mensen hun winkels en zaken sluiten. Dat is een grote schande. Mijn steun dus voor dit verzoek.

De voorzitter:
Meneer Klein, u hebt geen steun van de Kamer voor dit verzoek. Ik zal de griffier vragen of hij wil inventariseren wat er precies moet komen te staan in de brief waarom u hebt gevraagd. Ik zal het stenogram van dit gedeelte van de vergadering doorgeleiden naar het kabinet, zodat het weet dat het verzoek om een brief eraan komt.

De heer Klein (50PLUS):
Dank u wel.

De voorzitter:
Het woord is aan de heer De Graaf van de PVV-fractie. Hij heeft twee verzoeken.

De heer De Graaf (PVV):
Voorzitter. Ik begin met mijn eerste verzoek. Daarnet hebben we in het vragenuur gesproken over de 3 miljoen mensen die in gebieden in Nederland blijken te wonen waar de dijken verzwakt zijn. Die 3 miljoen mensen verdienen duidelijkheid. We zijn het er Kamerbreed over eens dat we goed met het water moeten omgaan, zodat we geen natte voeten krijgen en er geen ergere dingen gebeuren. Daarom verzoek ik om een debat, hier in de plenaire zaal, over het punt dat van de week door RTL Nieuws werd gemaakt, zodat heel Nederland en vooral die 3 miljoen mensen die zich zorgen maken, duidelijkheid krijgen over de manier waarop wij hiermee als Kamer omgaan en over de manier waarop de minister dit gaat oplossen.

De voorzitter:
Een verzoek om steun voor het houden van een debat over de zwakke dijken in Nederland.

De heer Van Gerven (SP):
Er is een algemeen overleg op 19 juni. Daar zou dit uitstekend kunnen worden besproken. Ik geef dus geen steun aan het verzoek.

De voorzitter:
Geen steun voor dit verzoek dus.

De heer Geurts (CDA):
Steun. Als het AO sneller komt, dan gaan wij dit daar bespreken, maar anders steun voor het debat.

Mevrouw Visser (VVD):
Dit is bekende informatie waar wij inderdaad over moeten praten en waarover de Kamer ook meerdere malen is geïnformeerd. Wat ons betreft betrekken wij dit bij het AO dat in juni plaatsvindt.

De voorzitter:
Geen steun dus voor het debat.

De heer Bisschop (SGP):
Deze informatie is niet zodanig nieuw dat daarover acuut moet worden gedebatteerd. Dus ik zou zeggen: koppelen aan een AO en het op die wijze afhandelen.

De voorzitter:
Geen steun voor een debat.

Mevrouw Jacobi (PvdA):
Geen steun voor een debat, wel graag een brief.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Geen nieuwe informatie, geen steun.

Mevrouw Hachchi (D66):
Ik sluit mij aan bij collega Jacobi voor een brief. Geen steun voor een debat.

De voorzitter:
Mijnheer De Graaf, u hebt niet de steun van een meerderheid voor het houden van een debat. Er is wel behoefte aan een brief. Ik zal aan de griffier van de commissie vragen om te inventariseren wat er in die brief moet komen te staan.

De heer De Graaf (PVV):
Dan zal inderdaad de Nederlandse bevolking, en vooral de 3 miljoen mensen die hierbij betrokken zijn, iets langer moeten wachten op duidelijkheid omtrent dit punt. Dan kan ik meteen door naar mijn tweede verzoek.

De voorzitter:
Nee, want ik moet eerst nog het stenogram van dit gedeelte van de vergadering doorgeleiden naar het kabinet.

Dan mag u nu door naar uw tweede verzoek.

De heer De Graaf (PVV):
Ik heb vernomen dat het stenogram is doorgeleid.

Mijn tweede verzoek gaat over de Commissie voor de milieueffectrapportage die van de week een vernietigend advies heeft uitgebracht aangaande de plaatsing van windturbines op zee. Nu zijn we in Nederland überhaupt al op een heilloze weg met de plaatsing van al die windturbines, ook op land. Daarom zou ik graag een debat willen met de Kamer in deze plenaire zaal om dit advies te bespreken en om te zien of wij de minister tot een heroverweging kunnen dwingen, want wetenschappers roeren zich, deze commissie roert zich, maar ook de vissers roeren zich. Veel mensen maken zich zorgen en nogmaals, we zijn op een heilloze weg, dus graag een debat.

De voorzitter:
Een verzoek om steun voor het houden van een debat over windturbines op zee.

De heer Paulus Jansen (SP):
Geen steun van de SP, want dat debat is al maanden geleden gepland. Het gaat binnen drie weken plaatsvinden. Ik hoop van harte dat de heer De Graaf daar acte de présence geeft.

De heer Jan Vos (PvdA):
Geen steun voor de heer De Graaf.

De heer Litjens (VVD):
Wij zien graag uit naar een debat met de heer De Graaf op 24 april tijdens het AO Windenergiegebieden. Geen steun voor een debat.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Geen steun. We hebben op 24 april een algemeen overleg.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Idem. Wij zouden natuurlijk voor een reactie zijn op de uitspraak van de Commissie voor de m.e.r.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Daarbij sluit ik mij aan. Graag een kabinetsreactie en die dan bespreken op 24 april.

De heer Bisschop (SGP):
Koppelen aan een reeds gepland AO. Geen steun.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Geen steun en koppelen aan dat AO.

De voorzitter:
Ik hoor geen steun voor het verzoek.

De heer De Graaf (PVV):
Nee, dat is teleurstellend. Zo blijft inderdaad dat hele heilloze pad van het plaatsen van al die windturbines op land en zee weggepropt in de achterkamertjes van dit gebouw. Dat is zonde, want zo nemen te weinig mensen er notie van.

De voorzitter:
Het woord is aan mevrouw Keijzer.

Mevrouw Keijzer (CDA):
Voorzitter. Afgelopen zaterdagavond was er een uitzending van Nieuwsuur waaruit bleek dat zorgkantoren hun eigen plan trekken. Er is recht op zorg, zorgkantoren gooien dat maar gewoon over hun schouder. Straks gaat dat ook nog gelden voor de zorg voor kwetsbare ouderen met beginnende dementie.

De CDA-fractie wil dan ook graag hierover een debat met de staatssecretaris. Eerder heeft hij gezegd dat hij dit gaat oplossen. Er is nog geen begin van een oplossing. Voorafgaand daaraan willen wij een brief.

De voorzitter:
Een verzoek om steun voor het houden van een debat over het recht op zorg.

Mevrouw Agema (PVV):
Het stoppen met de financiering van de verzorgingshuizen is mede het beleid van het CDA geweest bij het Kunduzakkoord. Als het CDA dat wil rechtzetten, dan steunen wij dit debat van harte.

Mevrouw Siderius (SP):
Dementerende ouderen mogen niet meer naar een verzorgingshuis, maar de kamers staan gewoon leeg. Dat is zeer tegenstrijdig, dus steun voor dit debat.

Mevrouw Baay-Timmerman (50PLUS):
Steun voor het debat.

De heer Van 't Wout (VVD):
De VVD zou wel graag een brief ontvangen, precies over de casus waar mevrouw Keijzer het over heeft, en wil dan bekijken of een debat hierover nodig is.

De voorzitter:
Dus graag een brief en geen steun voor het debat.

Mevrouw Bergkamp (D66):
Ik maak me ook zorgen, want ik heb dergelijke verhalen ook gehoord. Ik wil echter eerst een brief om te kijken wat de feiten zijn. Op basis daarvan kunnen we besluiten of een debat nodig is.

De heer Otwin van Dijk (PvdA):
We hebben het in de Kamer al eerder gehad over het soms merkwaardige, of ronduit bizarre inkoopbeleid van zorgkantoren. Daar lijkt dit ook weer een staaltje van te zijn. Er liggen ook moties. Voordat wij hierover debatteren, wil ik eerst een steengoede brief van het kabinet over hoe het omgaat met deze casus en met eerdere moties die daarover in de Kamer zijn aangenomen en over de manier waarop dit wordt opgelost.

De voorzitter:
Geen steun voor het debat dus, wel voor een brief.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
De ChristenUnie deelt de zorgen maar ook wij willen eerst een brief van het kabinet, met een reactie. Op basis daarvan willen wij kijken wanneer wij een debat gaan voeren.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Steengoede brieven van het kabinet willen wij allemaal, maar voor de zekerheid steun ik toch het verzoek van mevrouw Keijzer om een debat.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Dat geldt ook voor ons, maar ik kan mij voorstellen dat mevrouw Keijzer ook vraagt om een specifiek moment waarop ze de brief wil hebben. Dan kan zij vervolgens bezien of die ook aanleiding is voor een debat. Bijvoorbeeld deze week, maar mevrouw Keijzer kan daar zelf vast wel een goede deadline voor bedenken.

De voorzitter:
Geen steun of wel steun voor het debat?

Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Steun voor het debat en de tip om een deadline mee te geven.

De heer Van der Staaij (SGP):
De SGP wil ook graag een brief over deze herkenbare zorg. Pas daarna bepalen wij of we er ook een debat over willen.

De voorzitter:
Mevrouw Keijzer, er is breed behoefte aan een steengoede brief van het kabinet. Moet die er wat u betreft op een bepaald moment zijn?

Mevrouw Keijzer (CDA):
Zeker, voorzitter. Ik dank mevrouw Voortman voor haar tip. Een hele tijd geleden stond ik hier met een vergelijkbaar verhaal over de opvoedpoli's, maar we kregen pas maanden daarna een brief waar eigenlijk niets in stond. Dus een steengoede brief met oplossingen. Ik wil weten wat de staatssecretaris gaat doen. Zou dat kunnen binnen een week of twee, voorzitter?

De voorzitter:
Ik stel voor dat die brief er binnen twee weken moet zijn. Ik zal de griffier van de commissie vragen om over de inhoud, wat er precies in moet komen te staan, in contact te treden met de leden van de commissie. U hebt op dit moment geen steun voor het houden van een debat.

Mevrouw Keijzer (CDA):
Ja, voorzitter, maar ik heb wel geteld. Ik heb de steun van 30 leden. Ik heb zeer de behoefte om dit op de lijst te zetten. We zijn hier namelijk nog lang niet over uitgesproken, ook gelet op al die zorgzwaartepakketten 4 die er nog aan gaan komen.

De voorzitter:
Ik voeg het toe aan de lijst met dertigledendebatten, met drie minuten spreektijd per fractie.

Het woord is aan mevrouw Ouwehand van de Partij voor de Dieren.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Voorzitter. Gisteren presenteerde het internationale panel van klimaatwetenschappers, het IPCC, het nieuwste rapport over opwarming van de aarde. De conclusies zijn hard en zeer verontrustend. De effecten van de klimaatverandering zijn nu niet alleen zichtbaar, ze zullen ook de meest kwetsbare mensen treffen en de toekomstscenario's zijn ook somber. De PvdD wil heel graag dat het kabinet zijn ambities wat betreft het klimaatbeleid naar boven bijstelt en fors ook. Daarom stellen wij voor daarover op zo kort mogelijke termijn een stevig debat te voeren.

De voorzitter:
Het verzoek is om steun voor het houden van een debat over het nieuwe klimaatrapport van het IPCC.

De heer Jan Vos (PvdA):
Het is inderdaad serieuze informatie. Ik zou graag een brief van het kabinet ontvangen waarin wordt aangegeven hoe het kabinet over die informatie denkt en welke acties het gaat ondernemen. Het lijkt mij nog te vroeg om nu al te beslissen over een debat. Ik kan mij ook voorstellen dat wij de kwestie betrekken bij een van de reguliere AO's.

De voorzitter:
Geen steun voor het debat dus.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Ik vind het heel jammer om te horen dat de PvdA een AO voldoende vindt voor klimaatveranderingen op deze planeet.

De voorzitter:
En een brief.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Ja, en een brief. Van GroenLinks krijgt mevrouw Ouwehand volmondig steun voor een volwaardig debat, want het is een heel belangrijk onderwerp. Dat moeten wij zo snel mogelijk doen.

De heer De Graaf (PVV):
De enige instantie die heel erg last heeft van opwarming is het IPCC zelf. Daarom geen steun voor het debat.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Van harte steun voor dit debat.

De heer Van Gerven (SP):
Ik kan me voorstellen dat het kabinet komt met een uitgebreide nota naar aanleiding van het laatste rapport. Het is een zeer indrukwekkend rapport. Nadat wij die nota hebben ontvangen, zouden wij het debat kunnen houden. Steun dus voor het debat.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Ik ben het eens met de opmerking van de SP op dit punt. Ik steun het verzoek om een debat.

De heer Remco Dijkstra (VVD):
We spreken hier vaker over het klimaat dan ons lief is. De kwestie kan heel goed aan de orde worden gesteld in het AO aan het eind van het jaar.

De voorzitter:
Mevrouw Ouwehand, u hebt niet de steun van de meerderheid voor het houden van een debat. Er is een breed gevoelde behoefte aan een reactie op het rapport, al dan niet in de vorm van een nota. Ik zal de griffier van de commissie vragen om in contact te treden met de leden over de vraag hoe die brief c.q. nota eruit moet zien.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Ik kan ook tellen. Ik reken ook de fractie van D66 tot onze medestanders. Dit had ik al van mevrouw Van Veldhoven begrepen. Zij is nu even niet in de zaal en kan hier dus niet op reageren. Voor de zekerheid laat ik het verzoek om een dertigledendebat staan. In de commissie zullen wij stevige vragen formuleren. De koers van het kabinet voor het klimaat moet echt scherper.

De voorzitter:
Ondanks dat mevrouw Van Veldhoven niet in de zaal is, had u toch al de steun van 39 leden. Ik zal dit dertigledendebat toevoegen aan de lijst. Ik zal het stenogram van dit gedeelte van de vergadering doorgeleiden naar het kabinet voor de brief of iets anders. Dit geldt overigens ook voor het verzoek van mevrouw Keijzer. Ook het stenogram van dat deel van de vergadering zal ik doorgeleiden naar het kabinet. Mevrouw Ouwehand is al weggelopen van het spreekgestoelte, maar volgens de lijst heeft zij nog een verzoek.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Ik wil dat verzoek voorlopig even aanhouden. Dat is nu niet relevant meer.

De voorzitter:
Oké, dat kan. Dan is het woord aan de heer Voordewind van de ChristenUnie.

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Voorzitter. Gisteren hebben wij een rapport gehad van de Kinderombudsman waaruit blijkt dat 3.500 scheidingen eindigen in een vechtscheiding. Jaarlijks zijn daar 16.000 kinderen bij betrokken. Graag wil ik een debat over dat rapport van de Kinderombudsman, inclusief een brief met een reactie van het kabinet op dit schokkende rapport. Het bevat trouwens zeer goede voorstellen die als aanbevelingen gezien kunnen worden.

De voorzitter:
Er is een verzoek om steun voor een brief en het houden van een debat over het adviesrapport van de Kinderombudsman.

De heer Van der Staaij (SGP):
Van harte steun voor dit debat. Het is inderdaad een belangrijk rapport om over door te spreken.

De heer Van Oosten (VVD):
Het spreekt vanzelf dat wij het verzoek om een brief steunen. Wij geven nog geen steun voor een plenair debat. Het lijkt mij zinvol dat wij deze week in een procedurevergadering bekijken of wij op korte termijn een AO kunnen plannen. Dit kan resulteren in een VAO. Dan hebben wij de meest efficiënte manier van vergaderen in de Kamer.

Mevrouw Bergkamp (D66):
D66 sluit zich daarbij aan. Het lijkt mij ook verstandig dat V en J hier de trekker van is en niet VWS, ook gezien de achtergrond van de problematiek.

De heer Recourt (PvdA):
Dan sluit ik mij op mijn beurt aan bij zowel de VVD als D66.

Mevrouw Keijzer (CDA):
Dit is een onderwerp dat volledige bespreking nodig heeft. Ik wil in overweging geven om hier heel snel een AO over te plannen. Dan kunnen wij het onderwerp echt de aandacht schenken die het nodig heeft.

De voorzitter:
Geen steun voor een plenair debat, begrijp ik.

Mevrouw Keijzer (CDA):
Er is sowieso geen meerderheid voor een debat en dan wordt het een dertigledendebat. Ik denk echt dat het beter is om het in een AO te bespreken. Hier moet uitgebreid over gesproken worden. De effecten op kinderen zijn desastreus.

Mevrouw Kooiman (SP):
Dit betreft de portefeuille van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. Het lijkt mij inderdaad zorgvuldiger om dit in een volwaardig debat te bespreken. Dat is dan geen dertigledendebat maar een algemeen overleg.

De voorzitter:
Geen steun voor het verzoek dus.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Steun van GroenLinks voor het verzoek van de heer Voordewind.

Mevrouw Agema (PVV):
Ik steun een AO, dus geen steun voor dit verzoek.

De voorzitter:
Mijnheer Voordewind, er is brede behoefte aan een brief. Ik zal de griffier van de commissie vragen ... Ik denk dat de commissie voor Veiligheid en Justitie de voortouwcommissie is.

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Misschien kunnen we dit voorleggen aan beide voorzitters van de commissies. Het gaat om het beleidsterrein van staatssecretaris Van Rijn. Het zou een gecombineerd AO kunnen zijn van V en J en VWS. Daaraan voorafgaand krijgen wij een reactie van het kabinet op het rapport van de Kinderombudsman.

De voorzitter:
Ik zal een en ander in handen stellen van de griffier van de commissie voor Veiligheid en Justitie. Dan kan er altijd een vorm van overleg uit gedestilleerd worden. De leden kunnen aan de griffier doorgeven welke onderwerpen er in ieder geval in de brief aan de orde moeten komen. Ik zal het stenogram van dit gedeelte van de vergadering doorgeleiden naar het kabinet.

Het woord is aan mevrouw Gesthuizen.

Mevrouw Gesthuizen (SP):
Voorzitter. Het nieuws van de dag is volgens mij dat de strafbaarstelling illegaliteit nu definitief van de baan lijkt te zijn. De Kamer is daarover nog niet door het kabinet geïnformeerd. Daarom wil ik graag een debat met de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie aanvragen over alle berichten die ons vandaag ter ore zijn gekomen.

De voorzitter:
Het verzoek is steun voor het houden van een debat over de strafbaarstelling van illegaliteit.

De heer Fritsma (PVV):
Steun voor een debat. De PVV vindt het verschrikkelijk dat de VVD ook dit punt heeft weggeven aan de fractie van de PvdA, en daarmee ook de burger ernstig in de steek laat. Die blijft immers zitten met het probleem van illegaliteit en alle overlast …

De voorzitter:
Ik heb gehoord dat u steun verleent aan het debat, mijnheer Fritsma.

De heer Van Hijum (CDA):
De CDA-fractie steunt het verzoek om een debat.

De heer Azmani (VVD):
Het is een aanpassing van het regeerakkoord. Volgens mij is dat in eerste instantie aan de coalitiepartijen, die het regeerakkoord hebben opgesteld. De voorstellen die daaruit komen, komen gewoon naar de Kamer.

De voorzitter:
U steunt het verzoek dus niet?

De heer Azmani (VVD):
Morgenochtend hebben wij een debat over uitgeprocedeerde illegalen, in het kader van opvang. Dat lijkt mij een juiste gelegenheid voor mevrouw Gesthuizen of anderen die daar behoefte aan hebben, om te laten horen wat zij daarvan vinden. Dus geen steun voor dit debat, voorzitter.

De voorzitter:
Dat had ik al geconcludeerd.

Mevrouw Maij (PvdA):
Ook geen steun voor een debat over een wet die er niet komt. Morgenochtend hebben wij een algemeen overleg, waarin wij daar zeker verder over kunnen praten.

De voorzitter:
Dus geen steun voor het debat.

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Het zou mooi zijn als wij morgenochtend voor het algemeen overleg over uitgeprocedeerde asielzoekers een brief van het kabinet zouden kunnen ontvangen, waarin het schrijft dat het het wetsvoorstel zal intrekken. Dan kunnen wij die brief betrekken bij het algemeen overleg morgenochtend.

De voorzitter:
U vraagt dus om een brief.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Dit is natuurlijk heel erg goed nieuws. Wij kunnen het verzoek om een debat van mevrouw Gesthuizen steunen.

Mevrouw Thieme (PvdD):
Steun voor het debat.

De voorzitter:
Mevrouw Gesthuizen, u hebt geen steun van een meerderheid voor het houden van een plenair debat. Ik begrijp dat er morgenochtend een algemeen overleg is. De heer Voordewind vroeg of de Kamer voor die tijd een brief kan ontvangen van het kabinet.

Mevrouw Gesthuizen (SP):
Ik wil daar één kleine kanttekening bij plaatsen. Op de agenda van het algemeen overleg van morgen staan al veel stukken. Ik denk dat dit onderwerp het hele debat zal gaan overschaduwen. Dat kan. Iedereen gaat daar over zijn eigen inbreng. Ik zou het zeer op prijs stellen als wij zo snel mogelijk een brief kunnen ontvangen. Ik vind het alleen wel heel typerend. De Kamer heeft steeds gevraagd om een debat over dit onderwerp. Nu er eindelijk duidelijkheid over lijkt te zijn en de kogel door de kerk is, mogen wij het er echter nog steeds niet over hebben. Dat is een beetje vreemd.

De voorzitter:
U kunt er in elk geval morgen tijdens het algemeen overleg over spreken. Ik zal het stenogram van dit gedeelte van de vergadering doorgeleiden naar het kabinet. Voor de zekerheid zal ik de griffier vragen wat er precies in de brief moet komen, die er morgenochtend moet zijn. Is dat voor 10.00 uur?

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Het debat begint om 10.00 uur. Het zou dus iets daarvoor moeten zijn.

De voorzitter:
Voor 9.00 uur.

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Ja. En het is misschien ook een optie om het algemeen overleg dan te verlengen.

De voorzitter:
Ja, maar dat moet u niet in deze regeling van werkzaamheden regelen. Daar hebt u uw eigen procedurevergadering voor.

Ik geef het woord aan de heer Van Hijum van het CDA.

De heer Van Hijum (CDA):
Voorzitter. Mijn verzoek betreft hetzelfde onderwerp, maar dan de andere zijde van de deal. Die andere zijde schijnt te zijn dat er 500 miljoen euro beschikbaar komt voor de arbeidskorting, hetgeen goed zou uitpakken voor de hogere middeninkomens. Voor zover mijn fractie bekend, staan er voor 2015 tal van maatregelen op de rol die de middeninkomens juist raken: hogere belastingtarieven in de eerste schijf, hogere zorgpremies, minder toeslagen en meer eigen bijdragen in de zorg. Wij zouden daarom graag deze week een debat met het kabinet willen voeren over de vraag wat nu de optelsom voor de middeninkomens is. Wat zijn de gevolgen van deze maatregel voor de middeninkomens? Hoe wordt dat bedrag van 500 miljoen financieel gedekt? Waar komt de rekening te liggen? Ik begrijp dat de heer Zijlstra al meevallers wil gaan uitgeven. Ik wil ook graag weten of de drie gedoogpartijen in deze deal zijn gekend en of er sprake is van een begrotingsakkoord.

De voorzitter:
Kort gezegd: u wilt een debat over het bericht dat hogere inkomens profiteren van het schrappen van het wetsvoorstel.

De heer Merkies (SP):
Het nieuws is dus dat de hoge inkomens gaan profiteren van het schrappen van dit wetsvoorstel. Wij hebben echter nog niets gezien. Wij horen dit alleen maar via de media. Het zou toch netjes zijn geweest als wij dit eerst als Kamer zelf hadden gehoord. Steun voor het debat. Ik zou ook graag een brief willen ontvangen waarin staat hoe die maatregelen er precies uitzien.

De heer Koolmees (D66):
Geen bezwaar tegen een debat.

De heer Harbers (VVD):
Net als bij het vorige punt geldt ook voor dit punt: alles wat voortvloeit uit het regeerakkoord of uit een gewijzigd regeerakkoord, zal in gewone voorstellen van het kabinet naar de Kamer komen. Dus ook over deze dingen verwachten wij voorstellen van het kabinet. Dat betekent dat wij het later dit jaar erover kunnen hebben bij de gebruikelijke behandeling van begrotingen en het belastingplan, dus geen steun voor het debat.

De heer Nijboer (PvdA):
Ik sluit mij aan bij de heer Harbers.

De heer Klaver (GroenLinks):
Steun voor het debat. Ik zou graag zo snel mogelijk van het kabinet een brief ontvangen. Nu is via de media de wereld in geholpen dat de strafbaarstelling van illegaliteit gelukkig weggaat en dat daar ook een prijskaartje aan hangt. Ik denk dat het goed is dat de Kamer zo snel mogelijk weet op welke manier dat wordt gedekt.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Het lijkt mij goed als er van het kabinet duidelijkheid komt door middel van een brief. Dan kunnen wij daarna besluiten of een debat nodig is. Nu nog geen steun dus.

De heer Dijkgraaf (SGP):
Een brief van het kabinet is natuurlijk uitstekend. Ik heb zomaar het idee dat de plannen pas komen bij de Miljoenennota rond Prinsjesdag. Dat lijkt mij een uitstekend moment om daarover te discussiëren met elkaar.

De heer Klein (50PLUS):
Het lijkt mij uitstekend om er nú over te praten, want nu staat er al het een en ander in de krant over hogere inkomens, terwijl andere groepen juist gekort worden. Dus steun voor het verzoek.

De voorzitter:
Mijnheer Van Hijum, u hebt niet de steun van de meerderheid voor het houden van een debat.

De heer Van Haersma Buma (CDA):
Ik wil toch een beroep doen op de twee coalitiepartijen. De heer Samsom en de heer Zijlstra tetteren hiernaast, in de wandelgangen, wat een geweldige deal ze hebben gesloten, maar weigeren hier in de Kamer verantwoording af te leggen. Ik roep hen op naar voren te komen en steun te verlenen aan het debat.

De heer Zijlstra (VVD):
Zoals al eerder door andere VVD'ers is aangegeven, is er een deal gesloten rond een regeerakkoordaanpassing. Al die voorstellen zullen bij de invulling terugkomen naar de Kamer. Denk aan het belastingplan. Wij lopen niet weg voor een debat. Het is nu alleen niet aan de orde. Overigens vinden niet alleen de regeringspartijen dat, ik zag dat een aantal oppositiepartijen dezelfde mening had. Wat mij betreft was en is ons oordeel duidelijk.

De heer Roemer (SP):
Het is heel gebruikelijk dat wij debatteren over regeerakkoorden, dus ook over de wijziging ervan. Ik steun het verzoek dan ook van harte. Ik constateer dat van de originele versie van dat hele regeerakkoord nog maar weinig over is.

De heer Van Hijum (CDA):
Mag ik hieraan nog toevoegen dat de heer Zijlstra suggereert dat er kennelijk ook overeenstemming is met een aantal oppositiepartijen en dat dit de relevantie van een debat over een aanpassing van het regeerakkoord vergroot. Ik zie de heer Zijlstra nee schudden, maar ik constateerde instemming bij een aantal oppositiepartijen en dat suggereert dat er een aanpassing is waarvoor een breed draagvlak bestaat. Dat debat hoort hier in de Kamer thuis.

De heer Zijlstra (VVD):
Luisteren is ook een vak. Ik gaf aan dat ik van een aantal oppositiepartijen hetzelfde oordeel over de aanvraag heb gehoord. Volgens mij is dat wezenlijk iets anders dan dat die oppositiepartijen erbij betrokken zouden zijn. Dat waren ze niet, laat dat helder zijn. Ik heb geconstateerd dat niet alleen de coalitiepartijen maar ook enkele oppositiepartijen geen behoefte hebben aan dit debat. De oproep aan alleen de coalitie was dus niet op zijn plaats. Ons oordeel was en is duidelijk.

De heer Van Haersma Buma (CDA):
Ik pak de handschoen graag op. Ik doe dezelfde oproep aan D66, de ChristenUnie en de SGP om het debat over deze deal op korte termijn mogelijk te maken en het niet te beperken tot mooi weer in de wandelgangen, maar boter bij de vis te leveren, hier in een debat.

De heer Pechtold (D66):
Ik heb zojuist aangegeven geen bezwaar te hebben, maar ik behandel het liever in totaliteit. Maar als er behoefte is, is er geen bezwaar. Dat hebben we zojuist aangegeven. Ik denk dat je liever alle aspecten in samenhang moet bekijken.

De heer Slob (ChristenUnie):
Namens mijn fractie heeft mevrouw Schouten al aangegeven dat wij eerst een brief willen ontvangen en dat wij op basis daarvan zullen beoordelen of een debat in deze zaal nodig is.

De heer Van der Staaij (SGP):
Daar sluit ik me bij aan.

De heer Van Hijum (CDA):
Mag ik dan vragen of het verzoek kan worden gedaan aan het kabinet om deze week een brief te sturen naar de Kamer over de maatregelen. Wat mij betreft geldt: hoe eerder, hoe beter, misschien zelfs vandaag. Als die afspraken er zijn, moet het snel naar de Kamer gecommuniceerd worden. Vervolgens kunnen we beoordelen of er een debat kan plaatsvinden.

De voorzitter:
U wilt de brief vandaag, of morgen?

De heer Van Hijum (CDA):
Vandaag, bij voorkeur.

De voorzitter:
Vandaag voor 20.00 uur? Dan zijn we er weer.

De heer Van Hijum (CDA):
Wat zullen we ervan maken … Voor 19.00 uur?

De voorzitter:
Ik zal het stenogram van dit gedeelte van de vergadering doorgeleiden naar het kabinet.

De heer Van Hijum (CDA):
Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel. Ik verzoek de leden die dat nog niet hebben gedaan, de presentielijst te tekenen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Regeling van werkzaamheden

Regeling van werkzaamheden

Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:
Voor we gaan stemmen, is het woord aan mevrouw Voortman, die een opmerking heeft over de stemmingslijst.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Voorzitter. Ik wil bij punt 9 de motie-Voortman/Van Tongeren (23645, nr. 564) over reizen op rekening voor visueel beperkte reizigers via de NS-Business Card intrekken.

De voorzitter:
Aangezien de motie-Voortman/Van Tongeren (23645, nr. 564) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van behandeling meer uit.

Het woord is aan de heer Van Weyenberg, ook voor een opmerking over de stemmingslijst.

De heer Van Weyenberg (D66):
Voorzitter. Onder punt 10 wil ik de motie-Van Weyenberg (29407, nr. 191) aanhouden.

De voorzitter:
Op verzoek van de heer Van Weyenberg stel ik voor, zijn motie (29407, nr. 191) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:
We kunnen nu gaan stemmen.

De heer Van Gerven verzoekt om eerst te stemmen over de motie op stuk nr. 11 bij punt 4, alvorens te stemmen over de amendementen en het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op de bijzondere medische verrichtingen onder punt 3. Ik constateer dat daar geen bezwaar tegen is.

Stemmingen

Stemmingen


Stemming motie Wijziging van de Wet op de bijzondere medische verrichtingen

Aan de orde is de stemming over een motie, ingediend bij de behandeling van het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op de bijzondere medische verrichtingen,

te weten:

  • de motie-Van Gerven over handhaven van de vergunningplicht voor radiotherapie (33438, nr. 11).

(Zie vergadering van 25 maart 2014.)

In stemming komt de motie-Van Gerven (33438, nr. 11).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemmingen Wijziging van de Wet op bijzondere medische verrichtingen

Aan de orde zijn de stemmingen in verband met het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op de bijzondere medische verrichtingen in verband met de invoering van een startmeldingsplicht voor beperkte duur voor het uitvoeren van verrichtingen waarvoor niet langer een vergunning op grond van deze wet is vereist (33438).

(Zie vergadering van 25 maart 2014.)

In stemming komt het amendement-van Gerven (stuk nr. 12, I) tot het invoegen van onderdeel 0A.

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van GroenLinks, de PvdD en de SP voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit amendement de overige op stuk nr. 12 voorkomende amendementen als verworpen kunnen worden beschouwd.

In stemming komt het amendement-Bouwmeester (stuk nr. 10, I) tot het invoegen onderdeel 0A.

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, Van Vliet, Bontes, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de VVD, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor dit amendement hebben gestemd, zodat het is aangenomen.

Ik stel vast dat door de aanneming van dit amendement het andere op stuk nr. 10 voorkomende amendement als aangenomen kan worden beschouwd.

In stemming komt het amendement-Van Gerven (stuk nr. 7, II).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van GroenLinks, de PvdD en de SP voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit amendement het andere op stuk nr. 7 voorkomende amendement als verworpen kan worden beschouwd.

In stemming komt het amendement-Bouwmeester (stuk nr. 9).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, Van Vliet, Bontes, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de VVD, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor dit amendement hebben gestemd, zodat het is aangenomen.

In stemming komt het wetsvoorstel, zoals op onderdelen gewijzigd door de aanneming van de amendementen-Bouwmeester (stuk nrs. 10, I en II) en het amendement-Bouwmeester (stuk nr. 9).

De voorzitter:
Ik constateer dat dit wetsvoorstel met algemene stemmen is aangenomen.


Stemming motie Energie

Aan de orde is de stemming over een aangehouden motie, ingediend bij het VAO Energie,

te weten:

  • de motie-Jan Vos over een verbod op transport van zware olie door het Noordpoolgebied (29023, nr. 159).

(Zie vergadering van 6 maart 2014.)

De voorzitter:
De motie-Jan Vos (29023, nr. 159) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het Russische Gazprom heeft gemeld dat de eerste op onze Noordpool gewonnen olie per schip onderweg is van de Noordpool naar de Rotterdamse haven;

overwegende dat het winnen en vervoeren van zware olie in het Noordpoolgebied grote risico's met zich meebrengt voor dit natuurgebied en dat het vervoer van zware olie op de Zuidpool reeds verboden is via het MARPOL-verdrag;

verzoekt de regering, een verbod op transport van zware olie door het Noordpoolgebied na te streven;

verzoekt de regering tevens, zich in Europees verband in te zetten om de winning van olie op open zee in het Arctisch gebied van de Europese Unie te verbieden,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 161, was nr. 159 (29023).

Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Jan Vos (29023, nr. 161, was nr. 159).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.


Stemming motie Werk en zekerheid

Aan de orde is de stemming over een aangehouden motie, ingediend bij de behandeling van het wetsvoorstel Wet werk en zekerheid,

te weten:

  • de motie-Van Weyenberg over ruimere contractvormen voor werkenden boven de AOW-leeftijd (33818, nr. 45).

(Zie vergadering van 13 februari 2014.)

De voorzitter:
De heer Klein ziet af van zijn stemverklaring.

In stemming komt de motie-Van Weyenberg (33818, nr. 45).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, Van Vliet, Bontes, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de VVD, 50PLUS, D66, GroenLinks en de PvdD voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.


Stemmingen Cameratoezicht

Aan de orde zijn de stemmingen in verband met het wetsvoorstel Wijziging van de Gemeentewet in verband met de verruiming van de bevoegdheid van de burgemeester tot de inzet van cameratoezicht (33582).

(Zie vergadering van 25 maart 2014.)

In stemming komt het amendement-Oskam (stuk nr. 9).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het wetsvoorstel.

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, Van Vliet, Bontes, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de VVD, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA en de SP voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en de aanwezige leden van de fractie van de PvdD ertegen, zodat het is aangenomen.


Stemmingen moties Cameratoezicht

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij de behandeling van het wetsvoorstel Wijziging van de Gemeentewet in verband met de verruiming van de bevoegdheid van de burgemeester tot de inzet van cameratoezicht,

te weten:

  • de motie-Fritsma over het wettelijk regelen van het verspreiden van foto's en camerabeelden in de media (33582, nr. 7);
  • de motie-Kooiman over niet inzetten van onbemande vliegtuigen door gemeenten totdat het kabinetsonderzoek is afgerond (33582, nr. 8).

(Zie vergadering van 25 maart 2014.)

In stemming komt de motie-Fritsma (33582, nr. 7).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, Bontes en de SGP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Kooiman (33582, nr. 8).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemmingen moties Ov, ov-chipkaart en taxi

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Ov, ov-chipkaart en taxi,

te weten:

  • de motie-Hoogland/De Boer over overleg met gemeenten over maatwerk voor de toegankelijkheid van stations (23645, nr. 561);
  • de motie-Dik-Faber over reizen op rekening voor blinden en slechtzienden uiterlijk per 1 juli 2014 invoeren (23645, nr. 562);
  • de motie-Dik-Faber over het verchippen van de ov-begeleiderskaart (23645, nr. 563);
  • de motie-Smaling/De Boer over een reisproduct waarmee slechtzienden en blinden kunnen reizen op rekening (23645, nr. 565);
  • de motie-Van Veldhoven over overleg met de NS en gemeenten over maatwerk voor ov-poortjes (23645, nr. 566);
  • de motie-Van Veldhoven over mogelijkheden om laatste treinen later te laten vertrekken (23645, nr. 567).

(Zie vergadering van 28 maart 2014.)

De motie-Dik-Faber (23645, nr. 562) is in die zin gewijzigd en nader gewijzigd dat zij thans is ondertekend door de leden Dik-Faber, Smaling, Van Tongeren, De Boer, Van Veldhoven, Hoogland en De Rouwe, en luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Sentire-kaart en de ov-chippluskaart niet voor alle visueel beperkten voldoet aan de behoefte om zonder problemen gebruik te maken van het openbaar vervoer en er ondanks twee jaar overleg nog steeds geen volwaardig alternatief is geboden voor het Viziris-abonnement;

overwegende dat reizen op rekening een goede oplossing kan zijn voor een groot deel van de blinden en slechtzienden, maar de ontwikkeling hiervan voor de consumentenmarkt bij de verschillende vervoerders mogelijk nog een à twee jaar duurt;

constaterende dat reizen op rekening via de NS-Business Card vandaag al mogelijk is in het hele openbaar vervoer, maar alleen voor zakelijke reizigers;

verzoekt de regering, in overleg met vervoerders en de Oogvereniging alles op alles te zetten om reizen op rekening voor de zomer beschikbaar te stellen voor blinden en slechtzienden, naast de al bestaande producten voor deze doelgroep,

en gaat over tot de orde van de dag.

Zij krijgt nr. 570, was nr. 569 (23645).

Ik stel vast dat wij nu over de gewijzigde moties kunnen stemmen.

De voorzitter:
Aangezien de motie-Van Veldhoven (23645, nr. 566) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van behandeling meer uit.

Aangezien de motie-Smaling/De Boer (23645, nr. 565) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van behandeling meer uit.

De motie-Hoogland/De Boer (23645, nr. 561) is in die zin gewijzigd dat zij thans is ondertekend door de leden Hoogland, De Boer en Van Veldhoven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 568, was nr. 561 (23645).

In stemming komt de gewijzigde motie-Hoogland c.s. (23645, nr. 568, was nr. 561).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van Van Vliet, Bontes, de SGP, de ChristenUnie, de VVD, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA en de PvdD voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de nader gewijzigde motie-Dik-Faber c.s. (23645, nr. 570, was nr. 569).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, Van Vliet, Bontes, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de VVD, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze nader gewijzigde motie hebben gestemd, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Dik-Faber (23645, nr. 563).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van Veldhoven (23645, nr. 567).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, Van Vliet, Bontes, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de VVD, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd, zodat zij is aangenomen.


Stemmingen moties Arbeidsmigratie

Aan de orde is de stemming over een motie, ingediend bij het VAO Arbeidsmigratie,

te weten:

  • de motie-Ulenbelt over uitbreiding van de ketenaansprakelijkheid (29407, nr. 190).

(Zie vergadering van 26 maart 2014.)

In stemming komt de motie-Ulenbelt (29407, nr. 190).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van 50PLUS, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemming motie Voedsel

Aan de orde is de stemming over een aangehouden motie, ingediend bij het VAO Voedsel,

te weten:

  • de motie-Van Gerven over opnemen van de voordelen voor het dier in de beleidsregels voor de NMA (, nr. 125).

(Zie vergadering van 4 maart 2014.)

De voorzitter:
De motie-Van Gerven (31532, nr. 125) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de wereldhandelsorganisatie WTO een uitspraak heeft gedaan waarbij het Europees handelsverbod op producten afkomstig van de zeehondenjacht rechtsgeldig wordt verklaard en waarbij dierenwelzijn als grond wordt erkend;

verzoekt de regering, te bezien hoe bij de nieuwe beleidsregels voor de NMA (ACM) ook het aspect van "voordelen voor het dier" meegenomen kan worden en hierover binnen drie maanden te rapporteren aan de Kamer,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 133, was nr. 125 (31532).

Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Van Gerven/Van Dekken (31532, nr. 133, was nr. 125).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, het CDA, de ChristenUnie, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.


Stemming Brief Toekomst-en onderzoeksagenda Tweede Kamer 2014

Aan de orde is de stemming in verband met de brief van het Presidium over een nader advies inzake de Toekomst-en onderzoeksagenda Tweede Kamer 2014 (32224, nr. 9).

De voorzitter:
Ik stel voor, conform het voorstel van het Presidium te besluiten en in te stemmen met het nader advies van de commissie voor de Rijksuitgaven om de eerdere voordracht, zoals opgenomen in Kamerstuk 32224, nr. 8, van de stemmingslijst af te voeren.

Daartoe wordt besloten.


Stemming Brief Verantwoordingsstukken over het jaar 2013

Aan de orde is de stemming in verband met de brief van het Presidium over de parlementaire behandeling van de Verantwoordingsstukken over het jaar 2013 (31428, nr. 7).

De voorzitter:
Ik stel voor, conform het voorstel van het Presidium te besluiten.

Daartoe wordt besloten.


Stemming Brief evaluatieonderzoek naar het Verdrag van Lissabon

Aan de orde is de stemming in verband met de brief van het Presidium over een voorstel voor een evaluatieonderzoek naar het Verdrag van Lissabon (33901, nr. 1).

De voorzitter:
Ik stel voor, conform het voorstel van het Presidium te besluiten en in te stemmen met een evaluatieonderzoek naar het Verdrag van Lissabon en de kosten ten laste te brengen van onderzoeksbudget van de Kamer, onder de aantekening dat de fractie van de PVV geacht wenst te worden tegen het voorstel te hebben gestemd.

Daartoe wordt besloten.


Stemmingen Uitvoering Crisis- en herstelwet

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VSO over het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet (achtste tranche),

te weten:

  • de motie-De Graaf over verhinderen van de plaatsing van windturbines op zeedijken in de Eemshaven (32127, nr. 182);
  • de motie-Ouwehand over een maximale inspanning voor het behoud van het Kruitbos (32127, nr. 183);
  • de gewijzigde motie-Smaling/Albert de Vries over enkele projecten uit bijlage II van de Crisis- en herstelwet halen (32127, nr. 184, was nr. 176);
  • de motie-Albert de Vries over het experiment met Keurmerk Garantiewoningen (32127, nr. 185);
  • de motie-Van Veldhoven over de aanmelding van een project voor de Crisis- en herstelwet (32127, nr. 186).

(Zie vergadering van 27 maart 2014.)

De voorzitter:
De motie-Van Veldhoven (32127, nr. 186) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat wanneer meerdere overheden bij een project zijn betrokken, zij er allemaal van op de hoogte moeten worden gesteld, indien het desbetreffende project voor de Crisis- en herstelwet wordt aangemeld;

overwegende dat het onder de huidige aanvraagprocedure mogelijk is dat dit niet gebeurt;

verzoekt de regering, de aanmelding van een project voor de Crisis- en herstelwet pas in behandeling te nemen wanneer alle betrokken overheden tijdig en voldoende over die aanmelding zijn geïnformeerd,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 187, was nr. 186 (32127).

Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.

De voorzitter:
Op verzoek van de heer Smaling stel ik voor, zijn gewijzigde motie (32127, nr. 184, was nr. 176) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Voorzitter. De motie-Smaling/Albert de Vries op stuk nr. 184 wordt aangehouden. De motie gaat over het van de lijst halen van de projecten in Muiden. Er is geen bezwaar tegen om die motie aan te houden natuurlijk, maar ik vraag het kabinet wel om in de tussentijd geen onomkeerbare stappen te zetten, want het gaat over het vaststellen van de achtste tranche van de Crisis- en herstelwet. Het verzoek is om dit signaal door te geleiden naar het kabinet.

De voorzitter:
Ik zal het stenogram van dit gedeelte van de vergadering doorgeleiden naar het kabinet.

In stemming komt de motie-De Graaf (32127, nr. 182).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV en Bontes voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Ouwehand (32127, nr. 183).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, 50PLUS, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Albert de Vries (32127, nr. 185).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van 50PLUS, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Van Veldhoven (32127, nr. 187, was nr. 186).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van Van Vliet, Bontes, de SGP, de ChristenUnie, de VVD, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Voorzitter. Dank. Hoewel we uit een compleet andere hoek komen en andere motieven hebben, hadden we toch de motie van de heer De Graaf op stuk nr. 182 gesteund.

De voorzitter:
Waarvan aantekening. De uitslag blijft hetzelfde.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Voorzitter. De GroenLinks-fractie heeft een stemfout gemaakt bij punt 7. Wij zijn tegen het wetsvoorstel op stuk nr. 33582 over de inzet van cameratoezicht.

De voorzitter:
Ook dat wordt opgenomen in de Handelingen. De uitslag blijft ongewijzigd.


Stemming Professionalisering van de jeugdzorg

Aan de orde is de stemming in verband met het wetsvoorstel Aanpassingen van de Wet op de jeugdzorg en enkele andere wetten ten behoeve van de professionalisering van de jeugdzorg (33619).

(Zie vergadering van 27 maart 2014.)

In stemming komt het wetsvoorstel.

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van Van Vliet, Bontes, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de VVD, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.


Stemmingen moties Professionalisering van de jeugdzorg

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij de behandeling van het wetsvoorstel Aanpassingen van de Wet op de jeugdzorg en enkele andere wetten ten behoeve van de professionalisering van de jeugdzorg,

te weten:

  • de motie-Kooiman over registratie zorgberoepen aan laten sluiten bij het publiekrechtelijk BIG-register (33619, nr. 11);
  • de motie-Kooiman over voorkomen dat gemeenten jeugdzorginstellingen opheffen (33619, nr. 12);
  • de motie-Bergman over aandacht besteden aan waarheidsvinding in opleidingen en permanente educatie (33619, nr. 13);
  • de motie-Ypma over de integrale aanpak uitwerken in het kwaliteitskader en in de opleidingen (33619, nr. 14).

(Zie vergadering van 27 maart 2014.)

De voorzitter:
De motie-Bergman (33619, nr. 13) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat uit het rapport van de Kinderombudsman over waarheidsvinding blijkt dat onvoldoende vaardigheden bij sommige jeugdzorgprofessionals kan leiden tot een te eenzijdige duiding van incidenten, tot het vermengen van feiten en meningen in de rapportage, van onzorgvuldige bronvermeldingen of het niet navolgbaar formuleren van conclusies;

overwegende dat in de Jeugdwet is opgenomen dat jeugdzorginstellingen verplicht zijn om in rapportages of verzoekschriften de van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren;

verzoekt de regering, te stimuleren dat in de opleidingen en permanente educatie aandacht wordt besteed aan het belang van waarheidsvinding en het ontwikkelen van vaardigheden op dat punt,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 16, was nr. 13 (33619).

De motie-Ypma (33619, nr. 14) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat "één gezin-één plan-één coördinerende hulpverlener" (integrale aanpak) belangrijk is om kwetsbare gezinnen en kinderen te ondersteunen en te helpen;

overwegende dat deze integrale aanpak nieuwe vaardigheden vergt van professionals;

overwegende dat professionals opgeleid moeten worden teneinde deze nieuwe vaardigheden te beheersen;

verzoekt de regering, te bevorderen dat de nieuwe vaardigheden die vereist zijn voor de integrale aanpak "één gezin-één plan-één coördinerende hulpverlener" worden uitgewerkt in het kwaliteitskader en in de opleidingen,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 17, was nr. 14 (33619).

Ik stel vast dat wij nu over de gewijzigde moties kunnen stemmen.

In stemming komt de motie-Kooiman (33619, nr. 11).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, 50PLUS, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Kooiman (33619, nr. 12).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, de ChristenUnie, 50PLUS, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Bergman (33619, nr. 16, was nr. 13).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van Van Vliet, Bontes, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de VVD, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Ypma (33619, nr. 17, was nr. 14).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, het CDA, de ChristenUnie, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

Nu er een einde gekomen is aan de stemmingen, gaan we het over iets anders hebben waar ook een einde aan komt na vandaag.

Afscheid De Wit (SP)

Afscheid De Wit (SP)

Aan de orde is het afscheid van het lid De Wit (SP).

De voorzitter:
Ik heb een brief ontvangen van de heer De Wit en die ga ik u nu voorlezen.

Geachte voorzitter, beste Anouchka,

Hierbij deel ik u mee dat ik besloten heb per 2 april 2014 mijn lidmaatschap van de Tweede Kamer te beëindigen.

Nadat de SP in mei 1994 met twee zetels in de Tweede Kamer was gekomen vroeg Jan Marijnissen mij medewerker Justitie en Sociale Zaken te worden bij de SP-fractie. Na enig beraad besloot ik dat te gaan doen en mijn advocatenpraktijk in het Limburgse Heerlen vaarwel te zeggen.

Om met de beroemde popmuzikant Sting te spreken, er brak een periode aan waarin ik mij aanvankelijk voelde als "an alien in The Hague". Uiteindelijk zijn het bijna twintig jaar geworden, als ik mijn tijd als fractiemedewerker, lid van de Eerste Kamer en van de Tweede Kamer bij elkaar optel.

Het is een turbulente periode geweest, een periode waarin Nederland naar mijn mening heel sterk veranderd is en waarin ongelofelijk veel is gebeurd. Gebeurtenissen die vaak ook hier in de Kamer aan de orde kwamen. Zoals de aanslagen op de Twin Towers, de moord op Pim Fortuyn, de terroristische dreiging in ons land, de moord op Theo van Gogh, de Schipholbrand, en niet te vergeten de afbraak van de sociale zekerheid en het ontstaan van armoede in Nederland.

Voor mij persoonlijk was het ook een boeiende periode. Hoogtepunten zijn voor mij geweest het parlementaire onderzoek naar de kredietcrisis en de parlementaire enquête naar de miljardenmaatregelen uit 2008/2009, aan welke onderzoeken ik leiding mocht geven. Ik heb toen ervaren dat een enquête het machtigste instrument is dat de Kamer heeft als het gaat om waarheidsvinding, het doen van diepgaand onderzoek en het trekken van lessen voor de toekomst.

Overigens moet de Kamer dan wel "bij de les blijven" en is zij het aan zichzelf verplicht er actief op toe te zien dat de gedane aanbevelingen daadwerkelijk worden uitgevoerd.

Diezelfde alertheid moet de Kamer tonen waar het de staat van onze rechtsstaat betreft. De afgelopen maanden is er vaak over gesproken in de Kamer. Terecht. Grondrechten, rechtsstatelijke beginselen zoals de scheiding der machten, de toegang tot het recht, het zijn belangrijke elementen van de rechtsstaat die we overeind moeten houden.

Dat is een mooi punt om mijn brief aan u mee af te sluiten.

Ik dank u, voorzitter, ik dank de collega-Kamerleden voor de wijze waarop wij met elkaar hebben samengewerkt. Ik dank ook de medewerkers van de Kamer; als er iets is wat respect verdient, is het hun dienstbaarheid aan het werk van het Kamerlid.

Ik wens u allen het allerbeste toe.

Jan de Wit

Applaus en geroffel op de bankjes

De voorzitter:
Ja, Jan, daar moet je even doorheen.

Geachte heer De Wit, beste Jan,

Een paar weken geleden kwam je mijn kamer inlopen met een mooie bos bloemen; voor mij. Je kwam me vertellen dat je had besloten om te stoppen als Kamerlid. Op je herkenbare, bescheiden manier maakte je me duidelijk dat je het een moeilijke keuze vond. Niet alleen om na bijna twintig jaar Den Haag te gaan verlaten, maar ook omdat je geen behoefte hebt om veel aandacht te krijgen bij je afscheid.

Maar, beste Jan, wij hebben alle reden om vandaag stil te staan bij de indrukwekkende periode dat je hier bent geweest. Eerst als fractiemedewerker van de eerste SP-leden van de Tweede Kamer: Jan Marijnissen en Remi Poppe. Daarna een aantal jaren bij onze buren, als het eerste SP-lid van de Eerste Kamer. En al sinds 1998, dat is dus de vorige eeuw, als lid van deze Kamer. Met recht iets om trots op te zijn.

Er komt na vandaag dus een einde aan je wekelijkse lange reis tussen Den Haag en Heerlen. Meestal met de trein en altijd — en zo kennen we je ook — met je koffertje. In je brief beschrijf je zelf dat je je in het begin voelde als een vreemdeling in Den Haag, vrij vertaald naar een liedje van Sting. Eerlijk gezegd moest ik bij het noemen van Sting denken aan een ander liedje van hem, met een titel die ook iets zegt over je lange periode in de Kamer: All This Time. Zoals je in je brief schrijft, is er in al die jaren veel gebeurd. Slechts drie andere van onze huidige collega's hebben al die gebeurtenissen ook meegemaakt, omdat ze tegelijk met jou in de Kamer kwamen.

Jan, we kennen je door al die jaren heen als Kamerlid en als voorzitter en lid van de vaste commissie voor Sociale Zaken. Natuurlijk kennen we je ook als lid van het Presidium van de Kamer, maar vooral als woordvoerder op het terrein van justitie. Voor velen kreeg je echter een grotere bekendheid vanwege je belangrijke taak als voorzitter van de parlementaire onderzoekscommissie en later van de parlementaire enquêtecommissie, die beide onderzoek deden naar de financiële crisis. We hebben je in de afgelopen zestien jaar leren kennen als een collega met grote deskundigheid, opgedaan als advocaat, en als iemand met het doorzettingsvermogen om problemen van burgers op de agenda te krijgen, maar natuurlijk het liefst om deze op te lossen. Iedere persoon of organisatie die zich bij je meldde, kon rekenen op persoonlijke aandacht en op een zorgvuldig antwoord of reactie. Je nam altijd veel tijd om ieder document dat je onder ogen kreeg, grondig uit te pluizen. Geen verborgen beleidswijziging van een minister, geen taalfout in een brief ontging je. De waardering voor dat werk zag je terug in het grote aantal voorkeursstemmen dat je bij iedere verkiezing opnieuw kreeg. Je grote betrokkenheid en je warme persoonlijke interesse toon je ook jegens je collega's, de ondersteuning in je fractie en de Kamer. Dat, Jan, maakt je een zeer gewaardeerd mens.

Je hebt als volksvertegenwoordiger niet stilgezeten. Je diende 240 moties in. Je stelde zo'n 10.000 mondelinge en schriftelijke vragen! Maar, dames en heren die nu lachen, daar deed hij zestien jaar over. Recentelijk heb je nog samen met je collega Gerard Schouw een initiatiefwetsvoorstel door beide Kamers gekregen over het uit het Wetboek van Strafrecht schrappen van het verbod op smalende godslastering. In de periode 2009-2012 heb je bijna al je tijd besteed aan de tijdelijke onderzoekscommissie, en later aan het voorzitterschap van de enquêtecommissie; twee commissies die de start van de financiële crisis en het daaropvolgende overheidsingrijpen bij banken hebben onderzocht. Een boeiende, intensieve en indrukwekkende periode — zo zeg je het zelf — die volgens jou aantoont dat de Kamer beschikt over een machtig instrument. Dat ben ik helemaal met je eens. Daarom heb ik ook veel waardering voor een groot aantal van onze collega's die op dit moment heel intensief en voor een groot gedeelte achter gesloten deuren onderzoek doen voor de twee nu lopende parlementaire enquêtes.

In je brief merk je op dat het aan de Kamer is om uiteindelijk bij de les te blijven, en om ervoor te zorgen dat de lessen en aanbevelingen uit haar eigen onderzoeken daadwerkelijk effect hebben in de toekomst. Ik ben als voorzitter trots op de wijze waarop je invulling hebt gegeven aan die onderzoeken, en wil je daarom nogmaals hartelijk danken voor het indrukwekkende werk dat je in die drie jaar met je collega's en de ambtelijke ondersteuning hebt geleverd.

Beste Jan, nu is dan toch echt het moment van je afscheid hier in Den Haag gekomen. Dat moment valt ongeveer samen met het afscheid dat je vrouw neemt als wethouder in Heerlen. Het is een kans om, na een lange en drukke tijd in de politieke schijnwerpers, samen een mooie tijd door te brengen, in jullie stad; en soms ook buiten Nederland, waar een aantal van jullie kinderen wonen.

De hele Kamer is je zeer dankbaar voor je warme en trouwe karakter. Veel waardering voor het feit dat je tot op een mooie leeftijd nog deze inzet hebt getoond voor de politiek en voor het mandaat van je kiezers. Dat je gelukkig zeker niet altijd bescheiden bent, laat je zelfs nog blijken in je politieke statement in je afscheidsbrief over de oproep aan de Kamer om alert te blijven ten aanzien van de staat van de rechtsstaat.

Beste Jan, ik wens je, ook namens al je collega's en de medewerkers van de Kamer, het allerbeste toe. Heel veel plezier en geluk en vooral een goede gezondheid! Dank je wel.

Applaus en geroffel op de bankjes

Mevrouw Van Miltenburg (VVD):
In het Ledenrestaurant is gelegenheid om een hand te schudden.

De vergadering wordt van 16.03 uur tot 20.45 uur geschorst.

Voorzitter: Knops

Helft 55-plussers lang zonder werk

Helft 55-plussers lang zonder werk

Aan de orde is het dertigledendebat over het bericht "Helft 55-plussers lang zonder werk".


Termijn inbreng

De voorzitter:
Ik heet de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van harte welkom, evenals de leden die het woord zullen voeren. Als eerste van de zijde van de Kamer zal het woord voeren de heer Klein, namens de fractie van 50PLUS. De spreektijd bedraagt drie minuten.

De heer Klein (50PLUS):
Voorzitter. 50PLUS heeft dit debat aangevraagd naar aanleiding van een bericht in de Volkskrant van december 2013. Het onderwerp van een dertigledendebat is vaak niet meer zo actueel als het eenmaal plenair wordt geagendeerd, maar helaas is dat nu niet het geval. Integendeel, zo wijzen de UWV-cijfers uit. Ging het in december om ongeveer de helft van de 55-plussers die niet meer aan de bak komen, nu staat de helft van de werkloze 50-plussers nog steeds aan de kant, nadat hun maximale WW-duur is verstreken. Een op de twee 50-plussers vindt gedurende de WW-periode geen baan meer. In januari van dit jaar bleek uit cijfers van het CBS dat vooral het aantal 55-plussers met een WW-uitkering is gestegen. Inmiddels is bijna 31% van de mensen van 50 jaar of ouder met een WW-uitkering werkloos. Wie zitten er in die groep ? Vorige maand kwam UWV wederom met schrikbarende cijfers over de positie van 50-plussers op de arbeidsmarkt. Vanaf 57 jaar komt 70% helemaal niet meer aan de bak. Dat is schokkend. Dit zijn mensen die, daar gaan wij vanuit, nog zeker tien jaar op de arbeidsmarkt aanwezig zijn. Niet voor niets wordt de AOW-leeftijd verhoogd.

Wij dachten dat het kabinet op de goede weg zou zijn met het Actieplan 55-plus Werkt, maar het is onvoldoende. Het actieplan werkt dus onvoldoende. Als je naar de 50-plusonvriendelijke maatregelen van het kabinet kijkt, lijkt het actieplan alleen maar symboolpolitiek. Het kabinet bezuinigt juist op maatregelen die bedoeld waren om 50-plussers sneller aan het werk te krijgen, zoals de mobiliteitsbonus en de doorwerkbonus. Als klap op de vuurpijl verkort dit kabinet samen met de Tweede Kamer de maximale WW-duur van 38 naar 24 maanden. Hopelijk wordt dat in de Eerste Kamer nog gecorrigeerd. Het beleid is erop gericht om 50-plussers, na een leven lang werken, versneld in de route naar de bijstand te krijgen. En dat lukt. 50% van de bijstandsgerechtigden betreft 50-plussers.

Er kan en er moet dus meer gebeuren. Schrijft het kabinet deze groep af op de rijksbegroting? Of gaat het kabinet alle zeilen bijzetten om deze groep niet verloren te laten zijn? 50PLUS hoopt dat de minister de laatste vraag bevestigend zal beantwoorden. Alleen roepen dat het niet goed gaat, vinden wij echter te gemakkelijk. Daarom hebben wij zelf ook een actieplan opgesteld met daarin directe en concrete maatregelen, gericht op de werkgevers, om 50-plussers aan te nemen. Het gaat om het samen meedenken aan oplossingen. Daarom bied ik de minister en de Kamer dit plan om meer perspectief te creëren voor de werkzoekende 50-plusser graag aan.

De voorzitter:
Dank. Dank voor uw plan van aanpak.

Het woord is aan de heer Ulenbelt namens de fractie van de SP.

De heer Ulenbelt (SP):
Aan het eind van de werkloosheidsuitkering heeft de helft van de oudere werklozen nog geen baan gevonden. En dat was in 2012. Vorig jaar, 2013, hadden zeven van de tien oudere werklozen aan het eind van hun WW-uitkering nog geen baan. Het is volstrekt duidelijk: oudere werklozen verkeren in een uitzichtloze situatie en in een situatie die maar voortduurt, niet in de laatste plaats door het beleid van dit kabinet. Immers, waarom geeft het kabinet vandaag 500 miljoen uit aan mensen met een inkomen boven de €40.000? Waarom wordt dat geld niet gebruikt om werk te behouden door de bezuiniging in de zorg terug te draaien, door armoede onder kinderen te bestrijden?

In die uitzichtloze situatie moeten deze ouderen solliciteren, solliciteren en nog eens solliciteren. Solliciteren lijkt onder deze omstandigheden wel het toppunt van zinloze activiteiten te worden. Iedere afwijzing en iedere brief die niet beantwoord wordt door een werkgever is een knauw in het zelfvertrouwen. Is de minister bereid om van deze zinloze sollicitatieplicht maatwerk te maken? Aanpassen aan de menselijke maat, zodat een sollicitant in overleg met het UWV alleen hoeft te solliciteren als er perspectief is.

We zien het om ons heen: banen zijn schaars door de crisis. Wat doen wij in dit land als iets schaars is? Wat doe je in een beschaving? Dan verdeel je het schaarse goed eerlijk. Is het kabinet bereid om nu eindelijk mogelijk te maken dat jonge mensen op het mbo gewoon met studiefinanciering een hbo-opleiding kunnen gaan volgen als zij daarvoor de capaciteit hebben? Dat schept ruimte op de arbeidsmarkt. Wil de minister het mogelijk maken dat ouderen plaats kunnen maken voor jongeren, dat ouderen na 40 jaar werken van hun pensioen kunnen gaan genieten en plaats kunnen maken voor jonge en andere mensen, werklozen van 40-, 45-plus, zodat er voor hen echt perspectief op werk komt? Is de minister bereid om te stoppen met het verhogen van de AOW-leeftijd? Het is toch niet uit te leggen aan jong en oud dat mensen verplicht worden om door te werken terwijl 20-, 40- en 50-jarigen werkloos zijn?

Mevrouw Hamer (PvdA):
Voorzitter. Een dertigledendebat aangevraagd door 50PLUS; altijd belangrijk om dat te voeren, al is het wat later dan gedacht en weten we inmiddels ook weer wat meer over de situatie van ouderen op de arbeidsmarkt. Toen wij begonnen met dit kabinet en deze minister heb ik in het kennismakingsgesprek al aandacht gevraagd voor de werkloosheid onder zowel jongeren als ouderen. We kunnen gelukkig constateren dat beide zaken door het kabinet zijn opgepakt. Dat is weliswaar niet helemaal gebeurd in de vorm die we allemaal voor ogen hadden, maar er is voor de jongeren wel wat gedaan. Vandaag is het een jaar geleden dat Mirjam Sterk aan de slag ging voor jongeren. Ook is het een jaar geleden dat de minister plannen ging maken voor de ouderen.

Het is ook goed om te constateren, voordat het beeld ontstaat dat ouderen alleen maar werkloos zijn, dat gelukkig heel veel 55-plussers wel aan het werk zijn en dat de participatie van ouderen qua leeftijd is gegroeid. We komen ook heel veel ouderen tegen die graag lang, zelfs tot na hun 65ste jaar, willen doorwerken. Dat neemt niet weg dat nog een hoop zaken moet gebeuren. Een aantal dingen is al in gang gezet. We hebben net de Wet werk en zekerheid behandeld, waarin bijvoorbeeld de transitievergoeding en het inzetten op van-werk-naar-werkbegeleiding zijn opgenomen waardoor de werkhervattingskansen van ouderen zijn toegenomen.

We zien dat het vooral voor ouderen die werkloos worden een probleem is om weer aan de slag te komen. Daarom is het ook belangrijk dat de minister geld heeft uitgetrokken voor de cofinanciering van sectorplannen. De PvdA vindt het erg belangrijk dat daarbij wordt ingezet op actieve bemiddeling voor ouderen. Samen met het UWV is ook het Actieplan 55-plus Werkt opgesteld. Daarin worden allerlei maatregelen genomen.

Vandaag stond in dagblad Trouw dat een andere maatregel uit het plan, de scholingsvouchers, nog heel erg weinig gebruikt wordt. Ik vraag de minister of dat beeld klopt. Wat kunnen we doen om ouderen vaker scholingsvouchers te laten gebruiken?

Het onderzoek van UWV dat aanleiding was voor dit debat onderstreept de lastige arbeidsmarktpositie van oudere werklozen. Ik hoor graag de reactie van de minister op dit onderzoek.

De heer Van Weyenberg (D66):
Voorzitter. Dit debat is geagendeerd naar aanleiding van een krantenkop die luidde: "Helft 55-plussers lang zonder werk". Die kop is wat zwartgallig, nu blijkt dat gelukkig steeds meer 55-plussers werken. In 2007 was dat nog 43% en in 2012 was dat ondanks de crisis 53%. Het wordt echter heel anders als een 55-plusser zijn baan verliest. De kans op werkloosheid is misschien voor deze leeftijdsgroep niet het hoogst, maar als je eenmaal je baan verliest, kom je er heel lastig weer tussen. Bijna de helft van de werkzoekende 55-plussers vindt binnen zes maanden na afloop van de WW geen baan. Het beeld is dus genuanceerd. 36% van de 55-plussers in de WW vindt binnen zesenhalve maand een baan, maar een hele groep vindt geen baan.

Ik ben nieuwsgierig wat de gevolganalyse is die UWV aan deze cijfers verbindt. Welke verschillen zijn er nu eigenlijk tussen de groep die wel een baan vindt en de groep die het niet lukt om snel weer aan de slag te gaan, die soms zeer lang in de WW zit en die nog niet uit de werkloosheid is gestroomd bij het aflopen bij de WW?

Het kabinet heeft veel maatregelen genomen. Er is veel beleid, van proefplaatsingen tot inspiratiedagen, van scholingsvouchers tot plaatsingsfees en van no-riskpolissen tot mobiliteitsbonussen. Ik ben nieuwsgierig naar het effect ervan, van de banenplannen en ook van het extra geld dat in het decemberpakket van de minister zat. Er is in economisch en budgettair moeilijke tijden geld beschikbaar gesteld. Dan is het natuurlijk extra belangrijk dat dat geld wel werkt.

De heer Klein (50PLUS):
Dat laatste lijkt mij logisch. Ik ga even terug naar het eerste punt. De heer Van Weyenberg somt een aantal maatregelen op. Die maatregelen zijn sterk, vrijwel alleen, gericht op de werkzoekende, om die betere kansen te geven. Dat is het pompen van vouchers en scholing. Het blijkt dat er te weinig gebruik van wordt gemaakt om werkzoekenden daadwerkelijk weer aan de slag te krijgen. Maar daar zit het probleem helemaal niet. Het probleem zit veel meer aan de andere kant. Onderschrijft de heer Van Weyenberg dat het probleem aan de andere kant zit, namelijk dat werkgevers te weinig worden gestimuleerd om werkzoekende 50-plussers in dienst te nemen? Sterker nog, hij heeft zelf de leeftijd voor de mobiliteitsbonus verhoogd van 50 jaar naar 56 jaar.

De heer Van Weyenberg (D66):
Dat laatste klopt. Dat hebben wij gedaan omdat de arbeidsparticipatie van de groep van 50 jaar tot en met 55 jaar zich gelukkkig buitengewoon gunstig ontwikkelde en wij dat geld willen inzetten voor groepen waarvoor de situatie juist nog moeilijk is. Dat ben ik met de heer Klein eens.

Veel van de instrumenten die ik noemde, zijn er juist op gericht om het voor een werkgever aantrekkelijker te maken om een werkzoekende 55-plusser een kans te geven. Het is overigens niet alleen de overheid die aan zet is. Ik verwacht ook dingen in cao's, debatten over salarisschalen en debatten over de vraag hoe je omgaat met demotie. In die zin moet het volgens mij van alle kanten komen. De dingen die ik net noemde, zijn deels juist gericht op het overtuigen van de werkgever om iemand een kans te geven.

De heer Klein (50PLUS):
Ik denk dat het erg eenvoudig is om iedere keer te wijzen naar de arbeidsparticipatie. Het gaat immers niet zozeer om de arbeidsparticipatie, maar om degenen die juist niet participeren. Het gaat om de mensen die aan de kant zitten en eigenlijk ook niet meer aan de bak komen. Het is dan helemaal niet relevant meer om over die arbeidsparticipatie te praten. Alsof mensen die werkloos zijn blij zijn als zij horen dat de arbeidsparticipatie wel goed is. Ik denk dat wij die zaken duidelijk moeten scheiden.

Het andere punt betreft de maatregelen. Het kan zijn dat er maatregelen zijn om het aantrekkelijker te maken om een 50-plusser aan te nemen. Het gaat er echter niet alleen om dat een werkgever het aantrekkelijk vindt om een werknemer aan te nemen. Er moet ook werk worden gecreëerd om daadwerkelijk selecties te kunnen maken. Het gaat dan niet zozeer om de investering in de werkzoekende, maar meer om een investering in de werkgever om ervoor te zorgen dat er meer plekken zijn. Daar zouden wij ons meer op moeten richten, volgens mij.

De voorzitter:
Wat is uw vraag, mijnheer Klein?

De heer Klein (50PLUS):
Is de heer Van Weyenberg het daarmee eens?

De heer Van Weyenberg (D66):
De heer Klein doet hier volgens mij in 30 seconden een aanval op het complete regeringsbeleid. Ik ben het helemaal met hem eens als hij zegt dat het ook gaat om het creëren van werk. Daarom hebben we allerlei akkoorden gesloten waarvan lastenverlichting een onderdeel is, om maar eens even iets te noemen. Over het onderwerp dat vandaag specifiek op de agenda staat, kan ik zeggen dat ik, in tegenstelling tot de heer Klein, wél heel blij ben dat steeds meer ouderen werken. De heer Klein zal daarover vast, diep van binnen, eigenlijk ook heel blij zijn. Hij heeft echter helemaal gelijk, er is inderdaad een probleem met een groep ouderen die er lastig weer tussen komt. Mijn stelling is dat we moeten bekijken wat de overheid daaraan kan doen, maar dat we ook moeten bekijken hoe er bijvoorbeeld via cao's voor kan worden gezorgd dat ouderen meer in dienst kunnen blijven. Ik hoop dat de heer Klein dat ook met mij eens is.

Ondanks de bezuinigingen heeft de minister dus geld beschikbaar gesteld, bijvoorbeeld in het pakket voor ouderen. De effecten lijken inderdaad wat tegen te vallen. In 2013 zouden er 1.650 scholingsvouchers worden uitgereikt. Voor 2014 was het doel zelfs 5.500. Er zouden vandaag dus ongeveer 3.000 scholingsvouchers moeten zijn verstrekt. In Trouw konden we deze ochtend lezen dat er in de praktijk slechts enkele tientallen zijn verstrekt. Dat maakt me bezorgd. Ik vraag de minister daarom hoe het nu eigenlijk staat met die instrumenten, de scholingsvouchers en de plaatsingsfees. In hoeverre helpen deze instrumenten? Het UWV heeft gezegd dat het doel was, 3.250 mensen extra uit de WW te helpen. Het zou gaan om 1.250 mensen in 2013 en 2.000 in de eerste drie maanden van 2014. Is dat mooie en ambitieuze doel gehaald, vraag ik de minister.

We hebben kunnen constateren dat sommige instrumenten waarschijnlijk beter werken dan andere. Hoe staat het met het onderzoek naar de effectiviteit van het re-integratiebeleid? Wanneer zal de Kamer de resultaten van het lopende onderzoek daarnaar ontvangen?

De heer Pieter Heerma (CDA):
Voorzitter. De heer Weyenberg zei net ook al dat de leeftijd waarop ouderen actief zijn op de arbeidsmarkt, in de afgelopen jaren is gestegen. Ten opzichte van een jaar of tien geleden zijn mensen langer actief op de arbeidsmarkt. Dat is positief. Tegelijkertijd is de werkloosheid onder ouderen in de crisistijd echter flink gestegen. Voor deze ouderen is de kans klein om alsnog aan het werk te komen.

Op de banenplannen van het kabinet is steeds meer kritiek te horen. Ze zouden veel geld kosten, met veel bureaucratie gepaard gaan en nauwelijks of zelfs geen nieuwe banen opleveren. In sommige sectoren klinkt inmiddels zelfs de kritiek dat die banenplannen banen zouden kosten, omdat mensen eerst ontslagen moeten worden voordat er aanspraak kan worden gemaakt op subsidies voor nieuw werk. Ik ben benieuwd naar de reactie van het kabinet hierop. Ik ga daarbij uit van de premisse dat een overheid geen banen kan creëren. Zij kan wel banengroei stimuleren, bijvoorbeeld door te zorgen voor lagere lasten of door te investeren in scholing en kennis.

Banenplannen scheppen echter geen banen. Steeds meer economen onderschrijven die stelling. Kan de minister daarop eens reageren? Kan hij specifiek reageren op de inhoud van het artikel in Trouw van deze ochtend? Diverse woordvoerders hebben er al naar verwezen. Kan hij ook eens reageren op het in dit artikel aangehaalde feit dat er tot op heden slechts enkele tientallen scholingsvouchers zijn verstrekt? Daarvoor zijn wel enkele tientallen miljoenen euro's uitgegeven. Ik meen dat de ambities van de minister op dit punt hoog waren. Klopt dit bericht in Trouw en wat is de reactie van de minister hierop?

Een aanverwante vraag over die banenplannen gaat specifiek over reshoring. Daarover hebben we eerder ook al met elkaar gediscussieerd. Dat zou namelijk wel echt nieuw werk kunnen opleveren. Een incidentele investering zou daarmee tot structurele banen leiden. Ik ben benieuwd of de minister kan zeggen hoeveel plannen daadwerkelijk tot reshoring hebben geleid. Ook dat kan namelijk banen voor ouderen opleveren.

Wij horen steeds vaker dat scholing in deze fase van een crisis gewoon te laat is. Wij horen dat je structureler op scholing moet inzetten. Wat vindt de minister daarvan? De discussie gaat daarbij over O&O-fondsen. Ook speelt hierbij het eerder door mijn fractie en door andere fracties opgebrachte pleidooi voor een persoonlijk scholingsfonds voor werknemers een rol. Kan daarmee wellicht structureler en langer in werknemers worden geïnvesteerd dan alleen maar aan het begin van de carrière?

Ook ben ik benieuwd naar de cultuuromslag. Daarop wordt veel gewezen. Welke voorbeeldrol is er volgens de minister daarbij weggelegd voor de overheid en voor overheden? Afgelopen november en december speelde namelijk in gemeenteland de discussie over een nieuwe VUT-regeling. Gemeenten zeiden daarbij: de gemiddelde ambtenaar is toch al halverwege de 40, dus het wordt tijd voor een verjonging. Volgens mij heeft de minister dat toen afgewezen, maar ik ben benieuwd hoe hij aankijkt tegen de signaalwerking die daarvan uitgaat op het moment dat we hier met elkaar van mening zijn dat de oudere een kans moet hebben op de arbeidsmarkt. Mijn collega Eddy van Hijum heeft in het verleden weleens gepleit voor rijkstraineeprogramma's voor ouderen, dus om niet alleen jongeren, maar ook ouderen een kans te geven in de vorm van een traineeship. Daarmee geeft de overheid het goede voorbeeld. Ik vind dat nog steeds een interessante gedachte en ben benieuwd hoe de minister daartegen aankijkt.

De heer De Graaf (PVV):
Voorzitter. Het is al meerdere malen gememoreerd vanavond: de helft van de 55-plussers blijft langdurig zonder werk. Daar kunnen we lang over spreken, maar omdat het een dertigledendebat is, houd ik het kort. De oorzaak is een macro-economische, maar dat punt heb ik vanavond nog niet voorbij horen komen. De economie is ingezakt sinds 2008, en niet zo'n klein beetje ook. Daar hoort een verslechtering van de arbeidsmarkt bij, ook voor ouderen. Bovendien heeft het beleid van de regering een desastreuze invloed, net als dat van coalities daarvoor. Ik heb het over bijvoorbeeld de Kunduzcoalitie, maar ook over de coalities die daarna nog zijn gesmeed. Om een voorbeeld te geven, er werd in januari nog gejuicht over het feit dat de autoverkopen zo goed waren gegaan in december. Maar wat zien we nu? Het aantal autoverkopen is terug op het niveau van mijn geboortejaar, 1969. Toen had 1 op de 6 mensen een auto, nu hebben we 7 auto's op 17 mensen. Dat is ongeveer zes keer zo veel. Daarnaast wonen er 4 miljoen mensen meer in Nederland. Toch worden er minder auto's verkocht dan ooit. Binnenkort krijgen we dus weer de werkloosheidscijfers bij bijvoorbeeld autodealers, die dadelijk op de fles gaan. Dat heeft allemaal te maken met de macro-economie en met de hogere lasten.

Het probleem zal volgens ons dan ook als sneeuw voor de zon verdwijnen als er weer economische groei komt. Dan zal de arbeidsmarkt weer aantrekken, ook voor de oudere werknemer van 55-plus. Maar daar is lastenverlaging, lastenverlaging, maar ook nog lastenverlaging en nog meer lastenverlaging voor nodig. Ik heb het dan over btw, over accijnzen, over loonbelasting en over opslag op de energierekening om onrendabele windturbines te kunnen financieren. Al dat soort zaken, die nu allemaal doorgaan, moeten stoppen. We hebben geen behoefte aan nog een maatregel voor een specifieke doelgroep. Dergelijke maatregelen helpen namelijk alleen bureaumensen aan het werk. Het is te betreuren dat voor deze specifieke groep de socialistische maatregel van het verkorten van de WW-duur zo nadelig uitpakt. Deze groep wordt echt geconfronteerd met de verkorting van de WW-duur. Maar dit kabinet vindt het zeer belangrijk om nog meer geld naar Brussel te sturen. Daar gaan de salarissen immers wel omhoog. Die moeten ook even betaald worden. Nederland kan dus nog even blijven dokken.

Ik zie de heer Ulenbelt verschijnen bij de interruptiemicrofoon.

De voorzitter:
Ik heb hem ook gezien.

De heer Ulenbelt (SP):
Ik vind het heel pijnlijk dat de heer De Graaf socialisten en sociaaldemocraten door de war haalt. Deze socialistische partij was tegen het verkorten van de WW, maar de sociaaldemocratische partij waarvan de minister lid is, was ervoor. Dat klopt toch, mijnheer De Graaf?

De heer De Graaf (PVV):
Dat punt geef ik helemaal aan de heer Ulenbelt. Hij heeft helemaal gelijk. Dat kunnen we aantekenen en wordt uiteraard meegenomen in de Handelingen. Het is inderdaad een sociaaldemocratische maatregel. De heer Ulenbelt heeft een punt; dat heb ik nu twee keer gezegd.

Voorzitter. De definitie van het begrip "bruto binnenlands product" is laatst nog even bijgesteld. En u raadt het al, het was ineens enkele procentpunten hoger. De eurofielen kunnen tevreden zijn: er kan nog meer geld naar Brussel, nog een beetje meer en nog een beetje meer. Immers, Brussels beleid wordt betaald van geld uit de zak van ook de Nederlandse werkloze, ook die van 55-plus. En waar gaat het geld heen? Inderdaad! Het gaat naar de corrupte bureaucraten van Svoboda en de Rechtse Sector in het Oekraïense roversnest. Het is een beleid dat gericht is op herverdeling van geld over de grenzen. De ouderen, voornamelijk de oudere werknemers, zijn de dupe van dit asociale en vooral door eurofielen en sociaaldemocraten ingestoken beleid.

Ik zal nooit nalaten om te herhalen dat dit allemaal door de lastenverhoging komt. We hebben lastenverlichting nodig. Is de minister bereid om daar alsnog voor te pleiten?

Amen.

De voorzitter:
Het woord is aan de heer Anne Mulder van de fractie van de VVD, die zojuist al bijna opsprong uit de bank om een soort maidenspeech te leveren op het gebied van Sociale Zaken. Welkom!

De heer Anne Mulder (VVD):
Voorzitter. Dank voor het feit dat ik het woord krijg bij mijn maidenspeech op het terrein van Sociale Zaken.

Als je werkloos wordt, is dat ontzettend vervelend. Je hebt niet alleen een inkomensachteruitgang; ook je gevoel van eigenwaarde krijgt in veel gevallen een flinke deuk. Soms heb je ook gevoelens van schaamte ten opzichte van je buren, je vrienden en je familie. Als je werkloos bent, is het de kunst om positief te blijven, ook als je afwijzingsbrieven krijgt.

Gelukkig zijn er lichtpuntjes. In het laatste Centraal Economisch Plan zien we dat de werkloosheid in 2014-2015 gaat dalen. Die daling gaat weliswaar heel langzaam, maar we lijken het dieptepunt van de werkloosheid te hebben gehad. De export trekt langzaam aan, de bedrijfsinvesteringen trekken langzaam aan en het consumentenvertrouwen neemt toe. Daarna volgt in de regel het aantrekken van de werkgelegenheid.

Dat is echter niet genoeg. Daarom zijn wij blij dat het kabinet extra aandacht besteedt en heeft besteed aan ouderen, zoals met de mobiliteitsbonussen, de no-riskpolis, de proefplaatsingen, de sectorplannen en het al genoemde Actieplan 55P-plus Werkt van het UWV. Met mijn vraag aan de minister sluit ik mij aan bij de vraag van de heer Van Weyenberg: wat zijn de beoogde effecten van deze maatregelen? Kan de minister ook aangeven in hoeverre die effecten inmiddels worden bereikt?

Mijn voorgangster Cora van Nieuwenhuizen heeft vorig jaar bij de behandeling van de begroting van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een motie ingediend. Die motie is aangenomen. In die motie wordt de regering verzocht om in gesprek te gaan met sociale partners om met hen afspraken te maken over duurzame inzetbaarheid en een leeftijdsbewust personeelsbeleid, in de hoop dat zij daarover afspraken maken bij de cao-onderhandelingen. Wat heeft de minister met die motie gedaan en hoe heeft hij de motie uitgevoerd? En wat zijn de effecten daarvan?

De heer De Graaf (PVV):
Ik zal het de heer Mulder niet al te moeilijk maken in zijn maidenspeech op het terrein van Sociale Zaken. Ik heb daarom twee simpele vragen voor hem. Het is net alsof ik iemand van de PvdA hoor praten. Kan de heer Mulder duidelijk maken van welke partij hij is?

De heer Anne Mulder (VVD):
Dat is inderdaad een simpele vraag. Wat zou ik daar nou eens op zeggen? Ik denk de VVD; dat weet ik wel zeker.

De heer De Graaf (PVV):
Oké, dan is dat voor de mensen thuis duidelijk. Dan is de tweede vraag: waarom staat de VVD hier PvdA-beleid uit te voeren? Dan hebben we het niet over het halve miljard van vanmiddag, want daar gaat het nu niet over. Waaruit blijkt met dit verhaal nog dat de VVD de VVD is?

De heer Anne Mulder (VVD):
Een van de belangrijke punten waarmee wij de twee meest recente verkiezingen zijn ingegaan, is het op orde brengen van de financiële positie van de overheid. Een begrotingstekort is immers niets anders dan een uitgestelde bezuiniging of een uitgestelde belastingverhoging. Als je dat laat voortbestaan, ontstaat ontzettend veel onzekerheid bij mensen. Dan geven ze geen geld uit omdat er misschien nog een belastingverhoging of een bezuiniging komt. Een voorwaarde voor een goed economisch beleid is dus het op orde brengen van het overheidsbeleid. Dat is dus niet wat de PVV doet: die maakt een verkiezingsprogramma, doet tot 2017 wat dingen en laat het overheidstekort daarna ontploffen. Wat de PVV doet, is dus verkeerd. Wat de VVD doet, is goed, want het op orde brengen van de overheidsfinanciën is een voorwaarde voor economische groei. Daar zijn wij druk mee bezig, want het tekort is dit jaar lager dan geraamd.

De heer Klein (50PLUS):
Ik heb begrepen dat we ook nog 500 miljoen hebben om ergens iets te verspijkeren.

De heer Anne Mulder (VVD):
Dat is een lastenverlaging.

De heer Klein (50PLUS):
Ik vond uw verhaal heel treurig, want het is een verhaal zonder enig perspectief. Het enige wat u aangeeft, is dat u hoopt dat er economische groei zal ontstaan en dat we dan na 2016 of 2017 misschien iets kunnen doen. Dat biedt geen enkel perspectief voor de 55-plussers die nu werkloos zijn en die nu te maken hebben met een banenproblematiek. Daar doet u nu niets aan. Ik had gehoopt in uw bijdrage te horen welk perspectief u op korte termijn concreet kunt bieden voor de mensen die nu thuis op de bank zitten, geen werk kunnen krijgen en alleen maar afwijzing na afwijzing krijgen.

De heer Anne Mulder (VVD):
Ik heb al gewezen op het perspectief. Langzamerhand — dat duurt helaas lang — zie je dat de economie aantrekt. De export neemt toe, bedrijfsinvesteringen nemen toe, het consumentenvertrouwen neemt toe en je ziet de werkgelegenheid langzaam aantrekken. Het is een kwestie van tijd, maar ook van goed beleid: de overheidsfinanciën op orde brengen. Tegelijkertijd moet je in de tussentijd zo veel mogelijk proberen te doen voor werklozen, onder wie ouderen. De minister doet dat goed. Ik heb de maatregelen al genoemd, en anderen ook: mobiliteitsbonussen, de no-riskpolis, proefplaatsingen, de sectorplannen en het plan van het UWV. Op de lange termijn gaat het dus langzaam beter. Liever zou ik het nog sneller zien gaan, maar er is geen knop waarmee je de economie in één keer laat draaien. In de tussentijd moet je plannen maken, zodat mensen zo veel mogelijk aan het werk kunnen blijven. Dan heb je langetermijnperspectief. Op de korte termijn probeer je wat te doen voor mensen die onverhoopt werkloos worden.

De heer Klein (50PLUS):
Dat "onverhoopt" is al een behoorlijke diskwalificatie. Veel belangrijker is dat de maatregelen die de heer Mulder noemt, dan juist contraproductief zijn. De leeftijd voor de mobiliteitsbonus was 50 jaar en is nu verhoogd naar 56 jaar. Wat was bedoeld om het voor werkgevers aantrekkelijk te maken om 50-plussers in dienst te nemen, wordt door de VVD weggehaald. En wat betreft die andere maatregelen: het is maar de vraag of het gaat werken met de scholingsvouchers en het is maar de vraag of de plaatsingsvouchers voor de uitzendbureaus überhaupt gaan werken. De heer Mulder is allemaal cadeautjes aan het uitdelen die er feitelijk helemaal niet zijn.

De voorzitter:
Wat is uw vraag?

De heer Klein (50PLUS):
Mijn vraag is of de heer Mulder werkelijk weet wat er aan de hand is. En hoe kan hij werkelijk perspectief bieden aan de werkloze 50-plusser die op dit moment thuiszit?

De heer Anne Mulder (VVD):
Ik heb de maatregelen genoemd die dit kabinet uitvoert. De vraag over het verlagen van de leeftijd voor de mobiliteitsbonus heeft de heer Klein aan mijn collega van D66 gesteld. Je moet die bonus inzetten daar waar hij effectiever is. Die maatregelen nemen we allemaal. Ik heb ze al twee keer genoemd. Dat doen we dus; we zitten niet op onze handen. We zijn druk bezig met economische groei op lange termijn en doen op korte termijn zo veel mogelijk om de werkloosheid tegen te gaan.

De heer Pieter Heerma (CDA):
Tegelijkertijd heeft de woordvoerder van de VVD, net als een aantal andere woordvoerders, gevraagd naar de effectiviteit van een aantal van die maatregelen. Zijn betoog, ook het herhaaldelijk refereren aan de soliditeit van de overheidsfinanciën, brengt me tot een vraag naar aanleiding van de beeldvorming van vandaag. Ik heb vandaag berichten gelezen als zou dat extra geld, die 500 miljoen, worden gedekt door extra bezuinigingen. Ik heb echter ook berichten gezien waarin staat dat het uit andere meevallers in de begroting moet komen en dat het dus in het saldo zal lopen. Mag ik uit het betoog van de heer Mulder opmaken dat de eerste berichten kloppen, dat er dus daadwerkelijk een dekking voor gevonden zal worden, en dat het niet zo is dat het in het saldo gaat lopen? Dat laatste staat namelijk nogal haaks op het betoog dat de heer Mulder hier in eerste termijn houdt.

De heer Anne Mulder (VVD):
De heer Mulder heeft in zijn maidenspeech op Sociale Zaken al meer interrupties gehad dan de rest van de collega's.

De voorzitter:
Het was ook niet echt een maidenspeech. Daarom laat ik ze ook toe.

De heer Anne Mulder (VVD):
Nee. Op de vraag hoe het precies wordt gedekt, zeg ik het volgende. We weten in ieder geval zeker dat die lastenverlichting er komt, zoals gezegd, maar wat betreft de dekking zal de heer Heerma nog even moeten wachten op de minister van Financiën.

De heer Pieter Heerma (CDA):
Als de heer Mulder het namens de VVD bij herhaling heeft over de soliditeit en over het op orde brengen van het saldo, dan staat het toch op zijn minst haaks op dat verhaal als het wel in het saldo loopt en er geen dekking voor wordt gevonden?

De heer Anne Mulder (VVD):
We zullen zien hoe de minister van Financiën daarop reageert. Ik constateer dat het saldo inmiddels lager is dan we oorspronkelijk hadden gedacht. Dat is dus ook weer goed nieuws.

De heer Van Weyenberg (D66):
Ik ben ook altijd blij als het saldo onder de 3% is. We hebben onder meer het Lenteakkoord niet voor niets gesloten. De heer Mulder zei iets interessants. Ik neem hem zo serieus dat ik hem dan ook maar meteen interrumpeer in deze pseudomaidenspeech. Ik weet dat hij dat kan hebben. Hij zei: er is nu eindelijk ruimte voor lastenverlichting. Die 0,5 miljard was een goed begin, net zo'n goed als het stoppen met de plannen voor het strafbaar stellen van illegaliteit. Ik sta hier dus als een dubbeltevreden mens. Die 0,5 miljard is toch pas het begin? De heer Mulder is het toch wel met mij eens dat 1 miljard dan nog veel mooier is?

De heer Anne Mulder (VVD):
Het liefst voer ik het hele verkiezingsprogramma van de VVD uit. Je kunt wel 41 zetels halen, maar het liefst heb je er 76. Als de VVD het hier alleen voor het zeggen zou hebben gehad, dan was die lastenverlichting nog een stuk groter. Dat is echter niet het geval, en dat is jammer.

De heer Van Weyenberg (D66):
Ik ben hartstikke blij met dat antwoord. Daarmee kan ik op het punt van die 1 miljard aan lastenverlichting de VVD aan de zijde van D66 vinden. Ik heb dat vol enthousiasme genoteerd.

De voorzitter:
Ik merk dat u de randen van het debat aardig opzoekt met uw interrupties.

De vergadering wordt van 21.18 uur tot 21.30 uur geschorst.


Termijn antwoord

Minister Asscher:
Voorzitter. Wij praten vanavond over de arbeidsmarktpositie van ouderen. De heer Klein vraagt namens de fractie van 50PLUS regelmatig aandacht voor dit onderwerp. Ik vind dat zeer belangrijk, enerzijds omdat langdurige werkloosheid onder ouderen een ernstig probleem is waarvoor wij ons sterk inzetten, anderzijds om toch ook de positieve kant te belichten, namelijk dat de arbeidsmarktpositie van ouderen steeds beter wordt. Ik denk dat de heer Klein het met mij eens is dat wij moeten oppassen om alle ouderen als ziek en zwak weg te zetten. Dat doet geen recht aan de vitaliteit en de toegevoegde waarde van heel veel oudere werknemers. Het helpt ook niet bij de bestrijding van vooroordelen.

Ik zal kort ingaan op de feiten over de arbeidsparticipatie.

De voorzitter:
Mijnheer Klein, de minister is net aan zijn inleiding begonnen.

De heer Klein (50PLUS):
Jawel, maar de minister doet alsof ouderen ziek, zwak en misselijk zijn en dan zeker werkloze ouderen. Dit debat is er juist op gericht dat de vitaliteit van de 50-plusser, ook al is hij werkloos, nog zo groot is dat hij juist aan de slag moet. Wij moeten dus niet schetsen dat 50-plussers ziek, zwak en misselijk zijn. Integendeel, er zijn juist kansen. Ik wil dit beeld van de minister dus corrigeren.

Minister Asscher:
Ik zei: ik denk dat de heer Klein het met mij eens is dat het wegzetten van ouderen als zielig en zwak geen recht doet aan de vitaliteit en de inzet van oudere werknemers. Volgens mij is hij het met mij eens en probeert hij dat in zijn interruptie nog eens duidelijk te maken.

De heer Klein (50PLUS):
Als ik het zo mag interpreteren, is het duidelijk: wij zijn het eens. Wij zullen ouderen ook nooit zo wegzetten, maar zelfs de suggestie dat je dat kunt doen, verwerp ik ten zeerste.

De voorzitter:
Dit is een buitengewoon inventieve redenering, maar ik heb de minister niet iets anders horen zeggen.

Minister Asscher:
Ik zei: ik denk dat de heer Klein het met mij eens is, en hij heeft mij nu twee keer geïnterrumpeerd om duidelijk te maken dat hij het met mij eens is. Wij zetten ouderen niet weg als zielig en zwak, mijnheer Klein. Dat doet u niet en ik ook niet. Ik voel mij een beetje als de heer Mulder die ook in twee zinnen al drie keer werd geïnterrumpeerd.

De werkloosheid onder oudere werknemers is in 2013 laag, lager dan het OESO-gemiddelde, lager dan de werkloosheid onder jongeren en lager dan het gemiddelde. Het is goed om dat te beseffen. Ten opzichte van andere leeftijdscohorten is de werkloosheid laag. In de Kamer is ook gesproken over de stijgende arbeidsparticipatie van 39% in 2003 tot boven de 55% in 2013. Zelfs in de moeilijke jaren die wij nu doormaken, stijgt de participatie van jaar tot jaar. Het is ongelooflijk belangrijk om dit te benadrukken, juist omdat dit laat zien hoe belangrijk ouderen op de arbeidsmarkt zijn en dat werkgevers er dus belang bij hebben die groep niet uit het oog te verliezen.

Geheel terecht wordt vanavond natuurlijk vooral aandacht gevraagd voor de niet-rooskleurige kant van het verhaal. De werkloze 55-jarigen hebben veel meer tijd nodig om weer aan het werk te komen. Gemiddeld heeft 45% van de 55-jarigen binnen een jaar een baan. Als mensen 60 jaar zijn, is dat percentage gedaald tot 25, ofwel een kwart. Dit laat zien hoe schrijnend de verschillen zijn en dat je op de huidige arbeidsmarkt langer moet zoeken naarmate je ouder bent.

Daarom is het belangrijk dat wij vol inzetten op het voorkomen en bestrijden van de werkloosheid onder ouderen. Met name langdurige werkloosheid betekent niet alleen een forse terugval in inkomen, maar ook een knauw in het zelfvertrouwen. Wij zetten samen met de sociale partners via drie kanalen in op het bestrijden van werkloosheid onder ouderen: via het Actieplan 55-plus Werkt van het UWV, via stimulering van werkgevers om oudere werklozen in dienst te nemen en via de sectorplannen die met de verschillende sectoren in onze economie worden afgesloten.

Naar aanleiding van de afspraken in het sociaal akkoord heb ik het UWV voor een periode van twee jaar een bedrag van 67 miljoen ter beschikking gesteld. Het UWV heeft gekozen voor een plan, het Actieplan 55-plus Werkt, met een aantal maatregelen die zijn geselecteerd op hun effectiviteit. Ik zal zo ingaan op de specifieke vragen die daarover zijn gesteld.

Daarnaast zijn er drie instrumenten waarmee werkgevers gestimuleerd worden om oudere werklozen in dienst te nemen. Het eerste is de mobiliteitsbonus, waardoor het aantrekkelijker wordt om iemand met een grote afstand tot de arbeidsmarkt toch in dienst te nemen. Het tweede is de no-riskpolis voor WW'ers, waarbij de risico's op langdurige ziekte en/of arbeidsongeschiktheid voor een werkgever bij het aannemen van de werkloze oudere worden gecompenseerd. Het derde is de proefplaatsing, die de mogelijkheid biedt om een werkloze oudere gedurende een bepaalde periode in dienst te nemen, waarbij de werknemer zijn uitkering behoudt. Zo kan een werkgever zonder additionele kosten een reëel beeld krijgen van de werkzoekende.

Daarnaast zijn er nog de sectorplannen, die zijn bedoeld om verantwoordelijkheid te nemen voor de arbeidsmarkt. Mede op verzoek van de heer Klein, de Partij van de Arbeid en vele anderen hebben de ouderen hierin een bijzondere plaats gekregen. Er zijn er nu zes beschikt en een stuk of dertig in proces. Vandaag is een tweede termijn begonnen voor die plannen. Je ziet ook voorbeelden dat dit inderdaad specifieke maatregelen voor ouderen oplevert. Bij het sectorplan voor de bouw is afgesproken dat 250 langdurig werkloze werknemers boven de 55 jaar weer in dienst komen. Daarbij zullen 2.500 leermeesters boven 55 jaar die bbl-2 en bbl-3-leerlingen begeleiden, in dienst blijven in plaats van op straat komen te staan. In het sectorplan voor de procesindustrie zie je dat er specifiek aandacht wordt besteed aan mensen van 50 jaar en ouder. Bij werknemers die boven de 40 jaar zijn, wordt via loopbaanchecks bekeken hoe je ze duurzaam inzetbaar en fit kunt houden voor de arbeidsmarkt. Ook in de andere plannen wordt veel ingezet op het behoud van vakkrachten, het verbeteren van duurzame inzetbaarheid en ervoor zorgen dat mensen aantrekkelijk blijven op de arbeidsmarkt.

Terecht is de vraag gesteld wat ik vind van het actieplan van 50PLUS, dat mij zojuist is aangereikt, zodat ik er even een blik op heb kunnen werpen. Ik waardeer het bijzonder dat er niet alleen kritiek wordt gegeven, maar dat er ook wordt meegedacht, om te kijken wat je zou kunnen doen om oudere werkzoekenden te helpen.

Ik denk ook dat we moeten vaststellen dat een deel van de suggesties die 50PLUS doet, in feite al beleid is, zoals bij- en omscholing van ouderen, het stimuleren van het aannemen van 50-plussers en het begeleiden van jongeren door ouderen, zoals je terugziet in een aantal sectorplannen. Dat is onderdeel van het kabinetsbeleid. Dat zijn goede manieren om mensen aan het werk te houden of te krijgen.

Er zijn ook onderdelen waar ik minder enthousiast over ben, zoals een specifieke ambassadeur voor de ouderen. We hebben daar vaker over gedebatteerd. De reden is niet dat ik dit niet zou willen voor die ouderen, maar dat we moeten bekijken waarmee zij het meest gebaat zijn. Ongetwijfeld komen er nog momenten waarop wij uitgebreider over de plannen van de heer Klein kunnen debatteren.

De heer Klein (50PLUS):
Even over die ambassadeur ouderenwerkloosheid. Ik denk dat deze precies in de lijn ligt van de Ambassadeur Jeugdwerkloosheid. Mevrouw Sterk is nu een jaar actief. Zij zet zich goed in om dit op te zetten. Dan is dat toch alleen maar een lichtend voorbeeld om dat ook te doen voor een ambassadeur ouderenwerkloosheid?

Minister Asscher:
Ik denk dat het een heel andere problematiek is. Zij hebben met elkaar gemeen dat er sprake is van werkloosheid, waar we wat aan moeten doen. Bij ouderen is vooral het probleem dat het heel lang duurt om weer aan het werk te komen als zij werkloos raken. Het beleid moet erop gericht zijn om die werkloosheid te voorkomen en om ze weer aan de slag te krijgen als het toch gebeurt. Bij jongeren zie je nu juist een relatief hoog percentage. Dat zie je altijd als de conjunctuur slecht is. Dan is het bijvoorbeeld nodig om jongeren langer te laten doorleren en om stages, werkervarings- of startersplekken te creëren. Dat zijn andere maatregelen, waarvoor je ook andere methoden nodig hebt.

We hebben niet voor niets afgesproken bij het bekendmaken van het sociaal akkoord dat er specifiek aandacht voor ouderen zou zijn. Niet alleen het actieteam crisisbestrijding houdt zich daarmee bezig, maar ook in de sectorplannen zien we dat terug. Om die reden heb ik ook gekeken of er wat gebeurt voor ouderen, als je die sectorplannen op de hand weegt. Ik kan de heer Klein recht in de ogen kijken en zeggen: zeker, en dat zijn ook maatregelen die we verstandig en effectief vinden.

De heer Klein (50PLUS):
De minister heeft natuurlijk volkomen gelijk dat de problematiek van de jeugdwerkloosheid anders is dan de problematiek van de ouderenwerkloosheid. Daarom is het ook verstandig om een andere persoon te nemen als ambassadeur, maar niet zozeer vanwege de persoon, want zo'n ambassadeur creëert geen werk. Wat een ambassadeur wel kan doen, is de specifieke problematiek van de groep extra onder de aandacht brengen van met name werkgevers, in aanvulling op de maatregelen en plannen die de minister voorstaat. Ik zie het dus meer als een aanvulling. Het is juist dat er specifiek andere maatregelen nodig zijn. Die maatregelen zitten niet altijd in de persoon, dus in de werkzoekende die je moet hebben, want een 50-plusser heeft veel ervaring en kennis. De maatregelen zullen juist meer bezien moeten worden in het licht van de werkgevers: hoe kunnen de bestaande vooroordelen over oudere werknemers worden weggenomen? Daar kan een ambassadeur ouderenwerkloosheid een goede rol in vervullen. Dat is uiteraard — dat ben ik met de minister eens — heel anders dan de problematiek van de jeugdwerkloosheid. Ik zou de minister willen meegeven dat het misschien een goed idee is om dit verder uit te werken.

Minister Asscher:
Ik vind dat je altijd een open mind moet houden, dus dit debat gaat nog wel even verder. Vooralsnog zie ik niet wat een ambassadeur juist bij dit probleem — aan de ene kant vooroordelen over oudere werknemers, aan de andere kant specifiek beleid — zou toevoegen. De taak die Mirjam Sterk heeft om in de regio's plannen te maken met opleidingsinstellingen en werkgevers zodat jongeren snel een eerste kans krijgen, is een heel andere taak dan die hier nodig is. Wat hier nodig is, is inderdaad het wegnemen van vooroordelen en dat doe je, denk ik, veel minder met zo'n ambassadeur. Daarnaast moet je ervoor zorgen dat het beleid daar komt waar het nodig is. Ik denk bijvoorbeeld aan een bonus als je een oudere in dienst neemt, een plaatsingsfee voor een uitzendbureau dat zich meer gaat inzetten voor ouderen en het aanpakken van leeftijdsdiscriminatie.

In mei komen wij met een reactie op wat wij allemaal kunnen doen aan discriminatie op de arbeidsmarkt. Wat ons betreft gaat die over alle vormen van discriminatie, dus op grond van ras, geslacht — twee weken geleden ging het over zwangerschapsdiscriminatie — en ook leeftijd. Alle onderdelen waar 50PLUS aan refereert, vindt het kabinet belangrijk om mee te nemen, maar over de manier waarop ben ik nog niet overtuigd door de heer Klein.

Ik kom bij de vragen over de uitvoering van het actieplan van het UWV, niet te verwarren met het actieplan van 50PLUS. Het actieplan van het UWV heet: Actieplan 55-plus Werkt. In algemene zin, zo recht door zee als mogelijk, klopt het beeld dat het achterblijft. Dat baart mij zorgen. Aan de ene kant is het terecht dat er geen geld wordt uitgegeven als dat niet effectief is. Daarom hebben wij die maatregelen ook scherp geformuleerd. Het moet leiden tot plaatsing, het moet leiden tot echte banen. Aan de andere kant verwacht ik meer van het UWV en de uitzendbureaus die zich hiervoor hebben hardgemaakt. In mei komt er een evaluatie. Dan kennen wij ook de precieze cijfers. Dat was al met de Kamer afgesproken. Ik verwacht van alle betrokken partijen dat zij een extra stapje gaan zetten om de verwachtingen waar te maken en te laten zien dat oudere werkzoekenden profiteren van de extra middelen die wij hiervoor ondanks de schaarste van deze tijd hebben uitgetrokken.

Er gaan ook dingen goed. De uitstroom uit de WW blijkt hoger dan geraamd. Er zijn 20.456 oudere werklozen uitgestroomd uit de WW. Dat aantal is hoger dan verwacht. Ook de deelname aan een aantal van de programma's die worden aangeboden, neemt toen. Wij hebben intussen een aantal acties ingezet om een inhaalslag te maken bij het gebruik van de instrumenten die zijn bedacht. Dan gaat het over de scholingsvoucher, over meer voorlichting — dat was ook een van de suggesties — en over de mogelijkheden van uitzendbureaus om, als ze een oudere werkzoekende plaatsen, te profiteren van een plaatsingsfee. In mei hoort de Kamer daar meer over. Ik zal er alles aan doen om zowel de bekendheid als het gebruik van die maatregelen te bevorderen, maar wel op een effectieve manier. Ik geloof dat dit ook, terecht, de wens van de Kamer is. Het moet wel leiden tot echte plaatsingen en banen.

Het CDA heeft vragen over de sectorplannen. We zouden dat geld op een andere manier moeten inzetten, het is bureaucratisch en het duurt te lang. Ik nodig de heer Heerma graag uit om samen met mij in een paar sectoren te gaan zien wat dat oplevert, want het wordt langzamerhand een beetje een karikatuur van de werkelijkheid. We hebben afgesproken twee keer 300 miljoen incidenteel in te zetten in die sectoren die zelf plannen maken, met werkgevers en werknemers die het samen doen en daarvoor geld overhebben. Wat betekent dat in de praktijk? Dat betekent dat een schildersleerling nu een baan heeft die hij anders niet had gehad. Het betekent dat een bouwvakker in dienst blijft en een jonge bouwvakker kan opleiden. Het betekent dat er geïnvesteerd wordt in omscholing, zodat mensen van de ene naar de andere baan gaan.

We zien nu de eerste 6 goedgekeurde plannen, terwijl er nog 30 in de pijplijn zitten en de aanvraagmogelijkheid begint. Dit betekent wel degelijk voor heel veel mensen het verschil in de crisisjaren 2014 en 2015, waarvoor eindelijk wordt voorspeld dat de werkloosheid gaat dalen. Maar om daar te komen, kun je als kabinet ervoor zorgen dat mensen aan het werk blijven en aan het werk komen. Je ziet dat die plannen daar ook toe leiden.

Wordt het geld zomaar uitgekeerd, zonder veel gedoe? Nee, natuurlijk niet. Het is overheidsgeld, geld van alle Nederlanders, dus er wordt goed gecontroleerd of het echte plannen zijn en of de bedrijven daar echt voor gaan. Kun je het bureaucratie noemen? Ik vind het zuinig met onze centen omgaan. Het gaat er wel degelijk om om mensen aan het werk te houden, met een incidentele investering. Als we dat geld op een andere manier hadden uitgegeven, daag ik de heer Heerma echt uit om dat uit te leggen aan die schildersleerling en die bouwvakker. Ik neem hem mee, als hij dat ook wil.

De heer Pieter Heerma (CDA):
Dat aanbod neem ik sowieso graag aan. Ik snap de irritatie van de minister, want dit is niet de eerste keer dat het CDA kritisch is over deze banenplannen. Maar als de minister goed naar mijn betoog geluisterd heeft, heeft hij begrepen dat ik verwees naar steeds meer economen en ook geluiden uit de sectoren zelf die de effectiviteit ter discussie stellen. Zegt de minister hiermee dat die economen, en ook de geluiden uit de sectoren, zoals de bouw, een karikatuur zijn van de plannen die er liggen? Ik gaf niet alleen aan dat we allang kritisch zijn, maar de geluiden komen nu van veel meer kanten.

Minister Asscher:
Er was zeker geen irritatie, en al helemaal niet jegens het CDA, of de heer Heerma. Anders had ik hem ook niet uitgenodigd. Leuk dat hij die uitnodiging aanneemt. Ik heb gewoon aangegeven waarom kabinet en coalitie dit doen, en waarom in het Herfstakkoord is afgesproken dat we daarmee vooral door moeten gaan. We willen mensen aan het werk houden en jongeren een kans geven. Het gaat om concrete gezichten: mensen die 's morgens naar hun werk gaan, in plaats van op de bank te blijven zitten. Dat is waarom we het doen. Hoor je ook andere geluiden? Ja, je hoort ook andere geluiden. Ik stel vast dat sectoren zelf geld op tafel leggen om daarvan gebruik te kunnen maken, dat ze zelf investeren, dat ze zelf hun plannen voor de toekomst op tafel leggen en zeggen: we willen in de lastige jaren 2014 en 2015 onze mensen wel degelijk in dienst houden. Ik denk dat dat een nastrevenswaardig doel is. Neem ik die economen serieus? Jazeker, ik neem ze allemaal serieus, maar niet altijd allemaal tegelijk, want ze zeggen niet altijd hetzelfde. Je moet daarnaar luisteren, maar wel koers houden. Die koers werd goed samengevat door de heer Mulder: herstel van het groeivermogen van Nederland, de veranderingen doorvoeren die nodig zijn en zorgen voor solide overheidsfinanciën, maar intussen in de crisisjaren mensen niet in de kou laten staan. Daar zijn die plannen voor.

De heer Pieter Heerma (CDA):
Kennelijk was de minister niet geïrriteerd, maar hij gaf wel heel duidelijk aan: het begint zo nu en dan ongeveer een karikatuur te worden. Vindt hij daarmee de geluiden van die economen en de kritiek vanuit de sectoren zelf een karikatuur? Of staat de minister wel open voor het feit dat de plannen, die wellicht goedbedoeld zijn, misschien niet tot extra banen leiden, maar wellicht zelfs negatieve gevolgen kunnen hebben?

Minister Asscher:
Ik sprak vooral de hoop uit dat de bijdrage van het CDA aan het debat over de sectorplannen niet zou verworden tot een karikatuur. Ik stel vast dat de heer Heerma zich wat dat betreft niet onbetuigd laat. Ik ben dus geheel gerustgesteld. Ik merk dat de heer Heerma mijn uitnodiging accepteert en met mij in gesprek gaat met mensen die op die manier een baan hebben gekregen. Je zult zien dat we daarna nader tot elkaar zijn gekomen. Geen antwoord op de vraag ...

De voorzitter:
Wordt hier non-verbaal gecommuniceerd.

Minister Asscher:
Laat ik daar verbaal antwoord op geven. De vraag was ook of ik anderen beschuldig van karikaturaal gedrag. Het antwoord daarop is nee. Ik ben zeer geïnteresseerd in alle op- en aanmerkingen, want daar wordt het beleid beter van. Maar ik blijf wel van mening dat je mensen niet in de kou moet laten staan in 2014 en 2015. Dat is niet alleen mijn mening namens het kabinet, maar ook de mening van een duidelijke meerderheid in deze Kamer.

Ik zal afzien van het opsommen van alle maatregelen die we nu zien in de sectorplannen. Ik heb daar net al een kleine teaser van gegeven.

Het CDA spreekt ook over reshoring. Op dat punt kunnen we elkaar denk ik juist heel goed vinden. Reshoring, dus het terughalen van productiecapaciteit en van arbeidsplaatsen, is vaak een gevolg van het mooie, positieve vestigingsklimaat van Nederland. Dat mogen we ook met elkaar vaststellen. Ook vandaag zagen we weer een rapportage waaruit blijkt dat Nederland meedoet in de top van landen waar men zich graag vestigt. Ik heb daar ook mooie voorbeelden van gezien. Een paar weken geleden ben ik in Rotterdam geweest, waar ondergrondse vuilcontainers worden gemaakt en waar men de productie uit Polen heeft kunnen terughalen om een en ander hier te doen. Dat is een fantastisch project, dat ook nog uitkomt en waar goed werk kan worden gedaan.

Samen met minister Kamp van Economische Zaken bekijk ik hoe we dat verder kunnen verbeteren. In de motie van de heer Heerma en mevrouw Hamer werd gevraagd om met reshoring aan de gang te gaan. Dat betekent ook dat het model Total cost of ownership — wat moet je eigenlijk allemaal meenemen bij het berekenen van wat het kost om iets in Nederland te produceren versus elders? — wordt uitgerold in heel Nederland. Dat kan dan ook leiden tot meer initiatieven. Vervolgens is het de vraag of je dat terugziet in de sectorplannen. Het antwoord op die vraag is nee, want het is niet echt een onderdeel van de sectorplannen. De sectorplannen zijn vooral bedoeld om mensen aan het werk te houden en aan het werk te krijgen. Reshoring zie je daar nog niet zo in terug. Ik denk wel dat er veel mogelijkheden zijn als gevolg van de nieuwe Participatiewet. Juist het aanvullen met loonsubsidie kan helpen om mensen aan het werk te krijgen in dit soort banen.

De heer Pieter Heerma (CDA):
Mijn geheugen kan mij in de steek laten, maar volgens mij heeft het kabinet vorig jaar aan het einde van de zomer een brief gestuurd waarin naast de Participatiewet wel degelijk ook in het kader van de sectorplannen op reshoring en de mogelijkheden daarvan werd gewezen. Ik hoor de minister nu echter zeggen dat het niet zichtbaar is. Kan het dan niet inzichtelijk worden gemaakt, indachtig de brief die eind augustus of begin september naar de Kamer is gestuurd? Wij zijn zeer kritisch over de sectorplannen, maar ten aanzien van reshoring zie ik mogelijkheden om met incidenteel geld structureel banen terug te halen naar Nederland. Het zou toch zonde zijn als we niet inzichtelijk kunnen maken welke bijdrage de sectorplannen daaraan wel of niet hebben geleverd?

Minister Asscher:
Het is zeker niet uitgesloten. Het is dus prima als het gebeurt. Ik probeerde te antwoorden dat ik er nu nog weinig voorbeelden van heb gezien. We gaan uiteraard inzichtelijk maken wat al die sectorplannen opleveren, in getallen, banen en maatregelen. Die mogelijkheid is er. Ik zie dat nog weinig gebruik wordt gemaakt van die route voor reshoring. We gaan wel door met de afgesproken acties naar aanleiding van de motie-Heerma/Hamer, die de Kamer heeft aangenomen.

De SP zoekt het in herverdeling van arbeid en vraagt met name waarom er geen VUT en werktijdverkorting geïntroduceerd worden om de werkloosheid te bestrijden. Ervaringen uit het verleden leren dat dit soort maatregelen in de praktijk vaak leiden tot minder werkgelegenheid en minder welvaart, omdat het niet op de goede plekken terechtkomt. Het verhoudt zich ook slecht met de filosofie dat je mensen juist langer door wilt laten werken en dat het belangrijk is voor Nederland dat dit gebeurt, ook om de consequenties van de vergrijzing te kunnen opvangen. Vervroegde uittreding mogelijk maken vinden we dus niet verstandig als dat collectief zou worden gefinancierd. Met veel pijn en moeite hebben we het in 2006 afgeschaft. Daarna zie je dat er sprake is van een enorm stijgende arbeidsparticipatie, wat een belangrijk succes is. Wel staat het werkgevers en werknemers vrij om afspraken te maken over bijvoorbeeld deeltijdpensioen. Ik kan mij voorstellen dat dit soort afspraken bijvoorbeeld bij zware beroepen wordt gemaakt. De kosten zijn dan voor werkgevers en werknemers zelf. Bij dergelijke afspraken verzacht ons belastingstelsel de inkomensachteruitgang van een dag minder werken voor ouderen aanzienlijk. Dat geldt in het bijzonder voor ouderen met een lager inkomen.

De verhoging van de AOW-leeftijd moeten we niet terugdraaien. Hogere participatie is immers nodig voor het draagvlak van sociale voorzieningen en werkt ook goed, want het leidt ertoe dat veel meer ouderen aan het werk blijven.

De vraag van het CDA is wat wij vinden van het signaal dat uitgaat van de VNG-gedachte om een soort VUT voor gemeenteambtenaren in te voeren. Het is geen geheim wat ik daarvan vind. Ik ben daar geen voorstander van. Ik vind dat ook geen goed signaal. Wij hebben daar al een aantal keren over van gedachten gewisseld. Ik heb de VNG daar ook over geschreven. Ik geloof dat het plan intussen een stille dood is gestorven, ware het niet dat wij het nu weer oprakelen. Maar nee, dat is niet de juiste weg.

De SP vroeg: hoe kun je maatwerk maken van de sollicitatieplicht van oudere werkzoekenden? Ik heb met veel oudere werkzoekenden gepraat en ik kan mij alles voorstellen bij de frustratie die sommigen van hen ondervinden bij het bijna machinaal versturen van sollicitatiebrieven en het krijgen van afwijzingen. Het is ongelooflijk belangrijk om ons te realiseren dat er nu al maatwerk mogelijk is. Het UWV kijkt daar ook naar. Bij trainingen waar ik bij ben geweest, worden werkzoekenden bijvoorbeeld geleerd hoe je dat effectiever kunt doen, hoe je je netwerk beter kunt gebruiken en dat het vaak veel beter uitpakt als je je kunt presenteren aan een werkgever dan als je via de brievenbus moet communiceren.

Ik ben het dus met de SP eens dat het niet moet gaan over het aantal sollicitaties. Je mag wel van mensen verwachten dat ze zich inzetten om een baan te vinden. Dat moet dan op een zo effectief mogelijke manier. Als daar verdere verbetering in mogelijk is, dan vind ik dat wij dat moeten doen. Dat is overigens een van de dingen waar ik met het UWV over praat. Wel is het belangrijk om ons te realiseren dat er, ondanks de zware tijden, nog heel veel dynamiek is op de arbeidsmarkt. Heel veel mensen vinden wel degelijk een baan. Ik zei net al dat de uitstroomcijfers, ook uit de WW, beter zijn dan verwacht.

Dan zijn er vragen gesteld over lastenverlichting, met name door de SP en de PVV. Vandaag was er inderdaad nieuws over lastenverlichting. Ik heb de PVV daar weer minder over gehoord. Die telde blijkbaar niet mee, maar wat je er verder ook van vindt, het is ook goed voor koopkracht, het is ook goed voor werkgelegenheid.

De SP vroeg: had je het niet aan andere dingen kunnen uitgeven? Natuurlijk, dat is altijd zo. Ik denk dat het een goede uitgave is. Ik denk niet dat wij daarmee klaar zijn. De heer Van Weyenberg spreekt van een eerste stap. Zo ken ik D66. Die zijn altijd gretig en gulzig, maar vandaag is wel een belangrijke stap gezet. Er komt ongetwijfeld nog een debat met de Kamer over de dekking en de precieze inhoud. Ik heb begrepen dat er een brief gevraagd is aan de minister-president. Ik zie de voorzitter streng kijken, dus daar wilde ik het in het kader van dit debat bij laten.

De voorzitter:
Die brief heeft de Kamer inmiddels bereikt.

Minister Asscher:
Kijk eens.

De voorzitter:
Maar dat is niet het onderwerp van dit debat. Dus u hoeft vragen daarover inderdaad niet te beantwoorden.

De heer De Graaf (PVV):
Vanmiddag moest die 500 miljoen nog komen uit een meevaller die nog niet bekend was, dus dit is een vrij goedkope beantwoording van de minister op dit punt. Natuurlijk zal dat enigszins helpen, maar het zal lang niet allen helpen. Ik heb heel veel lastenverzwaringen genoemd. Ik heb de verzwaring van de energienota genoemd, de opslag daarop. Ik heb de btw, de accijnzen en de verhoging van de loonbelasting genoemd. Daar moet iets plaatsvinden. Daar moet lastenverlichting plaatsvinden. Anders gebeurt er namelijk helemaal niets. 500 miljoen is inderdaad veel geld, maar op het geheel is het niet veel. Kan de minister toch nog eens keer op die andere lastenverlichtingen ingaan?

Minister Asscher:
Het is niet zozeer een goedkope beantwoording, als wel goed nieuws voor de mensen die het betreft. Ik heb vanmiddag aangegeven dat dat niet leidt tot extra bezuinigingen. Het is belangrijk om dat snel duidelijk te maken, anders ontstaan daar weer andere zorgen over. Zeker, het zou mooi zijn als wij ook andere lastenverlichtingen kunnen doorvoeren, maar wij hebben als kabinet een heel ingewikkelde taak. Wij hebben de taak om én de overheidsfinanciën op orde te brengen — dat is echt een voorwaarde voor Nederland — én economisch herstel mogelijk te maken door een aantal veranderingen door te voeren, en dat ook nog op een manier te doen waarop iedereen dat kan meemaken, dat dat in balans gebeurd. Dat doen wij ook. Hoe moeilijk dat ook is, je ziet dat de eerste resultaten daarvan komen, doordat de economie aantrekt, maar wel degelijk ook doordat het vertrouwen herstelt. En daar gaan wij ook mee door.

De heer De Graaf (PVV):
En wat zien we dan inderdaad? Dat er door accijnsverhogingen minder accijnzen binnenkomen. Zo simpel is het. Dus een lastenverlichting is ook op dat vlak het enige wat echt helpt. De minister draait eromheen, want de taak is simpeler dan gedacht: lastenverlichting zorgt uiteindelijk voor hogere belastinginkomsten. Dat wilde ik nog even geconcludeerd hebben.

Minister Asscher:
Ja, wij kennen inderdaad de voodoo economics van het verkiezingsprogramma van de PVV. Dat is twee jaar lang heel erg leuk en daarna staan wij met zijn allen verschrikkelijk rood. Dat is een manier om het te doen. De staatssecretaris van Financiën heeft aangegeven dat hij voor de zomer komt met een evaluatie van de accijnzen. Ik geloof niet dat wij nu al weten wat de effecten precies zijn, dus dat debat volgt nog. Verder is het toch wel verstandig om voorzichtig om te gaan met het geld van alle Nederlanders.

De heer Ulenbelt (SP):
De minister zegt het: het gaat om het geld van alle Nederlanders. Wij hebben net de brief binnen. Dit wordt betaald uit een meevaller. Waarom moet die te verwachten meevaller van 500 miljoen nu terechtkomen bij de mensen met inkomens boven €40.000? Waarom wordt dat geld niet gebruikt om werk te behouden in de zorg en de sociale werkplaatsen? Kan een minister van sociaaldemocratische huize verantwoorden dat de eerste meevaller die wordt verwacht, terechtkomt bij mensen met inkomens van boven de €40.000 tot €110.000?

Minister Asscher:
De heer Ulenbelt heeft gezien dat wij er wat betreft de koopkracht van 2014 in geslaagd zijn om de mensen met lage inkomens juist iets extra's te bezorgen en hun te ontzien, na heel veel jaren kommer en kwel. De heer Ulenbelt weet ook dat wij in augustus weer gaan kijken naar de koopkracht voor het nieuwe jaar. De heer Ulenbelt zal begrijpen dat het kabinet ook dan wil zorgen voor balans. Het is wel vreemd om te doen alsof mensen die €40.000 verdienen het niet lastig hebben gehad, alsof die ook niet enige lastenverlichting kunnen gebruiken en alsof het slecht is voor Nederland als de politieagent die na een aantal jaren op dat salaris is gekomen, hier niet van zou kunnen profiteren. Als dat de stelling van de heer Ulenbelt is, ben ik het gewoon niet met hem eens.

De heer Ulenbelt (SP):
Meer dan de helft van de mensen verdient minder dan €40.000; ook kinderen leven in armoede. De minister heeft zich altijd ingezet om die armoede te bestrijden. Nu ziet Nederland 500 miljoen gaan naar mensen met inkomens boven €40.000. Dat is de eerste meevaller! Ik vraag de minister van Werkgelegenheid waarom dit geld niet gebruikt wordt om banen te behouden in plaats van hoge inkomens een douceur te geven.

Minister Asscher:
Wij doen gelukkig wel meer! In dit jaar is er een aanzienlijke lastenverlaging geweest die ook bij de lage inkomens terecht is gekomen. Dat heeft ertoe geleid dat de loonstrookjes van de mensen met lage inkomens erop vooruit zijn gegaan. Dat hebben wij allemaal kunnen zien. Bovendien zijn wij hier nog niet mee klaar. Vandaag is er een lastenverlichting voor de middeninkomens. Dat is goed voor de koopkracht en de economie. Dit leidt ook weer tot werkgelegenheid. Vervolgens zal het kabinet altijd de balans houden tussen de verschillende groepen in de samenleving.

De voorzitter:
Ik zie nu allerlei mensen aan de interruptiemicrofoon. Wij gaan het debat voeren dat door de heer Klein is aangevraagd. Dat gaat erover dat de helft van de 55-plussers zonder werk zit. Ik zie langzamerhand een verschuiving, namelijk dat de brief waarvan de inkt nog niet helemaal droog is, nu behandeld wordt. Dat gaan wij vandaag niet doen. Als u daarover vragen hebt, krijgt u niet het woord. Als u een vraagt hebt over het debat of over de beantwoording van de minister, krijgt u wel het woord. Allereerst geef ik het woord aan de heer Klein.

De heer Klein (50PLUS):
Ik heb geen directe vraag, want ik vind dat het belangrijk is dat wij de discussie over de 500 miljoen en het koopkrachtverhaal inderdaad op een andere plek organiseren. Wat mij betreft, is dit een punt van orde. Als je het echt over koopkracht hebt, vind ik namelijk ook dat je niet onbesproken kunt laten wat de minister zegt, namelijk dat wij alle groepen eerlijk willen behandelen. Als wij echter constateren dat de AOW'ers met een klein aanvullend pensioen op de nullijn staan en daardoor dus juist gepakt worden, kan dat toch moeilijk een evenwichtige verhouding zijn? Ik denk echter dat wij die discussie beter niet nu verder kunnen voeren, hoewel het koopkrachtontwikkelingsverhaal wel deze minister regardeert.

De voorzitter:
Ik ben blij dat de heer Klein mijn voorstel steunt.

De heer Pieter Heerma (CDA):
Het zou de minister sieren om dan ook niet steeds de positieve kanten van de brief aan te geven. Dan moeten wij ook helemaal niet over de brief praten, zeker na de nogal stevige discussie die hierover vanmiddag in de regeling heeft plaatsgevonden. Dit geldt voor alle deelnemers aan het debat. Een debat over de brief in zijn geheel moeten wij dan op een andere plek voeren. Wij moeten dan nu dus ook niet alleen de positieve dingen uit de brief belichten en voor de rest van de discussie verwijzen naar een ander moment.

De voorzitter:
Dat lijkt mij een goed voorstel.

Minister Asscher:
Ik vind het prima. Ik was natuurlijk niet bij de regeling. Ik krijg hier vragen die ik probeer te beantwoorden naar eer en geweten. Het zal de heer Heerma niet verbazen dat ik positief ben over het kabinetsbeleid.

De heer Heerma vroeg naar de mogelijkheden van persoonlijke scholingsfondsen in het kader van de O&O-fondsen. De besteding van die O&O-fondsen is natuurlijk aan de sociale partners. Zij zorgen voor de vulling. Er zijn allerlei varianten van scholing mogelijk. Het kan soms individueel zijn, soms sectoraal en soms per bedrijf. Er is ook heel veel aandacht voor in de sectorplannen. Een en ander leidt tot heel veel scholing. Daardoor worden heel veel individuele werknemers geholpen. Ik heb wat dat betreft veel vertrouwen in de sociale partners. We hebben bij de Wet werk en zekerheid en het amendement van de heer Van Weyenberg de scholingskant extra benadrukt. Dat paste ook bij de eenentwintigste eeuwse arbeidsmarkt. Ik denk dat het minder zou passen als wij voorschrijven op welke manier ze dat moeten doen. Ik ben er wel voor, ook namens de heer Heerma, om de sociale partners te blijven aanspreken op het belang van permanente scholing. Als je dat doet, zie je ook bij schokken op de arbeidsmarkt dat werknemers weerbaarder zijn.

Het CDA vroeg ook hoe ik aankijk tegen traineeplekken voor ouderen. Traineeplekken zijn specifiek bedoeld om vanuit een studie of een beperkte werkervaring kennis te maken met een bedrijf of met een departement. Ouderen hebben doorgaans juist heel veel ervaring. Wat dat betreft vind ik dat niet het meeste geschikte of meest logische middel. Waar het gaat om het fenomeen dat je even aan elkaar kunt wennen, een positief element dat traineeplekken ook met zich brengen, hebben wij al een instrument, namelijk de proefplaatsing. Dat staat de overheid ook ter beschikking. Het is goed als daar veel gebruik van wordt gemaakt. Dat kan inderdaad leiden tot heel verrassende en goede matches.

D66 vroeg naar de stand van zaken met betrekking tot het onderzoek naar de effectiviteit van het re-integratiebeleid. Dat is in de afrondende fase. Dat wordt rond de zomer aan de Kamer verstuurd.

De VVD vroeg naar de uitvoering van de motie over duurzame inzetbaarheid en het benadrukken van het belang daarvan bij de sociale partners. Daarover zijn wij in gesprek, onder andere in de Regiegroep. Ik rapporteer zeer regelmatig aan de Kamer over wat wij aantreffen aan afspraken in cao's, maar ik ben het met de VVD en anderen eens dat duurzame inzetbaarheid voor de toekomstbestendigheid van de Nederlandse arbeidsmarkt een steeds belangrijker plek moet innemen in cao's. Dat gesprek is wat mij betreft nog niet afgelopen. Het lijkt mij goed de sociale partners bij een volgende rapportage over het sociaal akkoord — zij doen eens per kwartaal verslag van wat ze in dat kader hebben gedaan — te vragen om specifiek op deze motie en dit belangrijk onderwerp in te gaan.

De heer Van Weyenberg (D66):
Ik heb nog twee vragen. De minister heeft die deels beantwoord, maar ik wil er nog even op terugkomen. De eerste gaat over de scholingsvouchers. De minister zegt dat dit wat achterblijft. Trouw meldt dat het er enkele tientallen zouden zijn waar er enkele duizenden waren beoogd. Dat vind ik net wat verder gaan dan: het blijft wat achter. Als dat getal van enkele tientallen klopt, is dan de conclusie dat het instrument niet heeft gewerkt? Dat kan soms gebeuren. De minister stelt dat iedereen zijn best gaat doen, maar ik vind dit gat eigenlijk te groot voor: het blijft wat achter.

Minister Asscher:
Ik zei niet: het blijft wat achter. Ik zei: het blijft achter. Ik was daar volgens mij vrij duidelijk over. Ik ben daar niet tevreden over. Mijn informatie is dat het over honderden gaat, dus niet over duizenden, maar ook niet over tientallen. Het is duidelijk dat het achterblijft bij wat nodig is. Ik wil er alles aan doen om ervoor te zorgen dat de vouchers alsnog terechtkomen bij de mensen die er baat bij hebben. In mei wordt de evaluatie opgesteld. Ik zal ervoor zorgen dat de Kamer voor de zomer per brief wordt geïnformeerd over wat het actieplan tot nu toe heeft opgeleverd en wat we nog meer kunnen doen om het een succes te laten worden.

De heer Van Weyenberg (D66):
Daar gaat het om. Mensen moeten ermee aan de slag kunnen. Kan ik ervan uitgaan dat in de evaluatie wordt aangegeven hoeveel mensen een voucher hebben gebruikt, tot hoeveel van de beloofde banen dit heeft geleid — er zijn namelijk heel ambitieuze getallen over uitstroom genoemd — en in hoeverre er nog geld op de plank ligt?

Minister Asscher:
Wat mij betreft wel. We zijn het erover eens dat overheidsgeld effectief moet worden besteed. We willen er alles aan doen om die ouderen alsnog aan het werk te krijgen, hoe lastig dat soms ook is. Uitzendbureaus hebben zich niet voor niets opgegeven. Zij willen en kunnen dat doen, hebben ze aangegeven. Ik houd ze daar ook aan. UWV heb ik kritisch bevraagd toen het plan werd opgesteld. Ik heb gevraagd wat effectief is en hoe we met die 67 miljoen zoveel mogelijk ouderen bereiken. Ik heb ook gevraagd welke rol de netwerkbijeenkomsten en de scholingsvouchers hebben. Ik heb tevens gevraagd welke rol de plaatsingsbonussen hebben als je een oudere werkloze aan het werk krijgt. Dat blijft achter. Ik ben daar niet tevreden over. Daar spreek ik UWV op aan en de aangesloten uitzendorganisaties. Ik zal de Kamer precies laten zien wat er met het geld is gebeurd. Ik heb geen enkel belang om er niet helder over te zijn. Het moet leiden tot meer banen voor ouderen.

De heer Van Weyenberg (D66):
Ik stel graag mijn tweede vraag; dat bespaart mij ook een tweede termijn. Mijn vraag gaat over die netwerkbijeenkomsten en die inspiratiedagen. Klopt mijn beeld — ik begrijp dat er een evaluatie komt — dat gelet op de ervaringen tot nu toe die inspiratiedagen en netwerkbijeenkomsten wel echt werken? "Wel echt" klinkt wat negatief. Heeft de minister het beeld dat die tot meer uitstroom leiden? Ik krijg daar vaak positieve reacties op van deelnemers. Is dat ook het beeld van de minister?

Minister Asscher:
Dat is zeker het beeld. Mensen hebben meer kansen op werk na het meedoen aan dit soort bijeenkomsten en na het bijwonen van dit soort bijeenkomst. Mijn beeld is echter maar een ding; we willen gewoon feiten, banen en dat ouderen aan het werk zijn. Ik ga dat meenemen in de evaluatie. Het klopt echter dat die bijeenkomsten goed worden bezocht en zeer worden gewaardeerd. Dat is echter niet waar het uiteindelijk om gaat. Het gaat erom dat mensen weer met zelfvertrouwen aan het werk kunnen.

De voorzitter:
Dank u. Hiermee is een einde gekomen aan de eerste termijn van het kabinet. Het woord is aan de heer Klein voor zijn tweede termijn. U hebt één minuut spreektijd.


Termijn inbreng

De heer Klein (50PLUS):
Voorzitter. Ik dank de minister voor de beantwoording en voor zijn inspiratie en inzet om voor de oudere werklozen oplossingen te vinden. Wij denken echter dat dat nog versterkt moet worden, dat we het nog beter kunnen doen. Die aanvullende maatregelen zijn nodig. Om die reden dien ik twee moties in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat werkloosheid oudere werkzoekenden zwaar treft;

overwegende dat het kabinetsbeleid gericht is op langere deelname van ouderen aan het arbeidsproces;

verzoekt de regering om een ambassadeur ouderenwerkloosheid in te stellen die zich, net als de Ambassadeur Jeugdwerkloosheid en rekening houdend met de specifieke problematiek van ouderenwerkloosheid, kan inzetten voor een beter perspectief op werk voor werkzoekende 50-plussers,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Klein. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 509 (29544).

De heer Klein (50PLUS):
Mijn tweede motie is in feite een ondersteuning van wat de minister net heeft aangegeven.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat bijna een op de twee 50-plussers geen baan vindt voordat de maximale WW-duur is verstreken;

constaterende dat bijna de helft van de 50-plussers een halfjaar na afloop van de WW-uitkering nog steeds geen baan heeft gevonden;

overwegende dat werkzoekenden van 50 jaar en ouder ten onrechte met veel negatieve vooroordelen van potentiële werkgevers worden geconfronteerd;

overwegende dat 50-plussers met hun kennis en ervaring nog zo veel waardevols te bieden hebben voor de Nederlandse economie en samenleving;

verzoekt de regering, zich extra in te gaan zetten op het voorkomen en bestrijden van de werkloosheid onder 50-plussers en nog voor de zomer met aanvullende maatregelen te komen, en de Kamer hierover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Klein. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 510 (29544).

De heer Ulenbelt (SP):
Ik stel graag een vraag over de eerste motie. Er zijn nogal wat hoogleraren die zeggen dat de ambassadrice jeugdwerkloosheid beleidshomeopathie is. Daarmee bedoelen ze dat het niks voorstelt en geen werk oplevert. Waarom zou 50PLUS dan een ouderenambassadeur oprichten? Die zal toch evenmin werk opleveren?

De heer Klein (50PLUS):
De ambassadeur zelf zal geen werk creëren maar zal wel stimuleren. Dat heeft ook de Ambassadeur Jeugdwerkloosheid aangetoond. Die zal als oliemannetje of olievrouwtje kunnen werken zodat partijen extra aandacht geven aan de problematiek en er contracten worden gemaakt. Zo heeft de Ambassadeur Jeugdwerkloosheid contracten weten te bevorderen met werkgevers om meer jongeren aan te nemen. Dergelijke contracten en initiatieven kunnen ook opgepakt worden door een ambassadeur ouderenwerkloosheid. Op die manier kunnen werkgevers gestimuleerd worden om oudere werklozen aan te nemen.

De heer Ulenbelt (SP):
Voorzitter. Ik ben blij dat de minister mijn zorg deelt en ook vindt dat solliciteren niet een automatische plicht is die routinematig moet worden vervuld. Ik vraag hem waaraan wij gaan merken dat er maatwerk bij de sollicitatieverplichting wordt toegepast. Dus in die zin dat als er nauwelijks of geen kansen zijn in een bepaalde sector, voor kortere of langere tijd, de sollicitatieplicht wordt opgegeven.

Ik loop nu een risico, want ik heb een motie die te maken heeft met die 500 miljoen. Ik ga haar toch maar voorlezen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering 500 miljoen wil uitgeven aan inkomensverbetering van mensen met een inkomen boven de €40.000;

overwegende dat langdurige zorg onder druk staat in situaties dat AOW-gerechtigden die een gemeenschappelijke huishouding voeren met een of meerdere van hun kinderen, geconfronteerd worden met de kostendelersnorm;

verzoekt de regering om een deel van de 500 miljoen in ieder geval in te zetten om de AOW uit de kostendelersnorm te halen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Ulenbelt.

Zij krijgt nr. 511 (29544).

De heer Ulenbelt (SP):
Deze motie is uitdrukkelijk bedoeld om gezinnen waarin iemand met AOW zit — dat zijn ook werklozen — te compenseren voor deze grote aanslag op hun inkomen.

De voorzitter:
Mijnheer Ulenbelt, ik heb toch moeite met deze motie. Het debat hierover gaat nog plaatsvinden. Ik heb zojuist al gezegd dat dit debat daar niet over gaat. Ik heb goed geluisterd naar de tekst van de motie. Ik zie nauwelijks verbindingen met dit debat, maar ik laat het graag aan de Kamer of zij de indiening van deze motie in voldoende mate ondersteunt. Zo gaat dat in dit huis.

De heer Van Weyenberg (D66):
Voorzitter, het is in elk geval een notie van mijn partij dat het iedereen op zich vrij staat om een motie in te dienen. Ik deel uw inhoudelijke conclusie, maar mijn fractie zal het indienen van moties nooit in de weg staan.

De heer De Graaf (PVV):
Wat ons betreft is het geen enkel probleem.

De heer Pieter Heerma (CDA):
Ik wil me daarbij aansluiten.

De voorzitter:
Dan is de vraag of de indiening van deze motie in voldoende mate wordt ondersteund. Dat kan bij handopsteken. U hoeft niet allemaal een verklaring af te leggen.

De heer Anne Mulder (VVD):
Voorzitter, deze motie past duidelijk niet in het debat. Als de heer Ulenbelt echter staat op het indienen van zijn motie, wie zijn wij dan om hem tegen te houden?

De voorzitter:
U hebt die mogelijkheid, te allen tijde. Het is dus aan u om daar wel of niet gebruik van te maken. Daarom leg ik u de vraag ook voor.

De heer Klein (50PLUS):
Het lijkt mij prima om de democratische gang te vervolgen, dus akkoord met de indiening.

Mevrouw Hamer (PvdA):
Wij gaan de indiening niet blokkeren. Ik geef de heer Ulenbelt wel in overweging om zijn motie straks aan te houden en bij een volgend debat, dat er wel over gaat, opnieuw op de lijst te zetten.

De voorzitter:
Naar mij blijkt, wordt de indiening van deze motie voldoende ondersteund. Dan maakt zij onderdeel uit van de beraadslaging.

Mevrouw Hamer ziet af van haar tweede termijn en de heer Van Weyenberg ook. Dan geef ik het woord aan de heer Heerma van de CDA-fractie.

De heer Pieter Heerma (CDA):
Voorzitter. Ik dank de minister voor zijn beantwoording in eerste termijn. Ik zie de concretisering van zijn uitnodiging graag tegemoet. Ik vermoed overigens dat dit niet de laatste keer is dat wij een discussie met elkaar voeren over die banenplannen. Ik dank de minister voor zijn ruiterlijke erkenning dat de resultaten van die scholingsvouchers achterblijven, conform de berichtgeving in Trouw vanmorgen. Ik ben zeer nieuwsgierig naar wat het beeld later dit jaar zal zijn — wij krijgen voor de zomer de rapportage daarover — en of het middel dan daadwerkelijk tot meer heeft geleid dan wel dat de conclusie hetzelfde blijft.

Wat betreft reshoring blijf ik toch met een wat ongemakkelijk gevoel zitten. De minister zegt dat hij niet wil dat deze discussie een karikatuur wordt. Hier hebben wij een element te pakken waar het CDA wel altijd positief over is geweest en kansen in heeft gezien. De minister zegt enerzijds dat hij hier binnen de sectorplannen nog geen resultaten van ziet en anderzijds dat het kabinet nog wel aan de slag gaat met de nadere uitwerking ervan. Is dan niet het risico dat wij de boot missen en dat een positief initiatief dat werk zou kunnen creëren uitgewerkt is als de sectorplannen al klaar zijn en het geld al vergeven is? Is het dan niet te laat?

De voorzitter:
De heer De Graaf geeft ook aan dat hij geen gebruik wil maken van de tweede termijn, net als de heer Mulder. Ik zie dat de minister alle moties in zijn bezit heeft, dus geef ik hem het woord voor zijn beantwoording in tweede termijn.


Termijn antwoord

Minister Asscher:
Voorzitter. Ik dank 50PLUS voor de constructieve houding, de waardering voor het kabinetsbeleid en de opvatting dat het natuurlijk door samen te werken altijd beter kan. Dat is ook zo. Ik hecht er zeer aan om telkens met de Kamer te kijken hoe het beter kan, hoe wij het beleid effectiever kunnen krijgen en wat er aanvullend nodig is. Op die manier wil ik ook het actieplan benaderen dat de heer Klein heeft overhandigd. Dat wil nog niet zeggen dat het kabinet het met alle ideeën eens is die daarin staan. Dat hoort bij de werking van de democratie.

Dat blijkt ook uit de preadvisering van de twee moties die de heer Klein heeft ingediend. Daarover moet ik helaas negatief oordelen. Over de eerste, op stuk nr. 509, hebben we zojuist vrij uitgebreid gediscussieerd. In de tweede, op stuk nr. 510, wordt de regering gevraagd om precies te doen wat ze al doet. Ik begrijp niet precies waarop de motie doelt. Ik heb al gezegd dat we, met de middelen die we hebben, tot het uiterste willen gaan om ouderen aan het werk te houden en om de ouderen weer aan het werk te krijgen die onverhoopt werkloos zijn geworden. De opmerking in de motie over extra inzet is wat mij betreft te open. Niet duidelijk is wat daarmee precies wordt bedoeld en hoe het wordt betaald.

De heer Klein (50PLUS):
In de motie wordt gevraagd om extra inzet. Daarmee wordt natuurlijk gedoeld op de maatregelen die we samen gaan bekijken. Hoe kunnen we dit verder invullen? Daarbij gaat het ook om de resultaten die zullen volgen uit de aangekondigde evaluatie van het Actieplan 55-plus Werkt en om de aanvullende maatregelen. De extra inzet waarvan in de motie sprake is, is tegelijk natuurlijk ook een oproep aan het kabinet om te zorgen voor de daarbij behorende middelen. Het is niet aan mij om te zeggen waar er moet worden geschoven om te zorgen voor die middelen. Uit die 500 miljoen zou bijvoorbeeld best wel iets kunnen worden besteed voor dit doel. Het lijkt mij echter verstandig om dat naderhand met elkaar te bespreken. De boodschap van de motie is uiteraard dat er middelen moeten worden vrijgemaakt voor de extra's en voor de aanvullende maatregelen.

Minister Asscher:
In de motie wordt eigenlijk de betekenis van de Kamer zelf onderschat. De Kamer heeft het budgetrecht. De Kamer bepaalt waar ik namens haar het geld aan mag uitgeven. Met het budget dat de Kamer heeft bestemd voor het bestrijden van de werkloosheid onder ouderen moeten we zo effectief mogelijk opereren. Daarover debatteren we nu. Ik maak duidelijk over welke dingen ik tevreden ben en over welke dingen ik niet tevreden ben. Die moeten we dus in de komende tijd verbeteren. Ik hoop dat ik daarover met de heer Klein van gedachten kan wisselen. Een motie waarin de regering wordt gevraagd om iets extra's te doen zonder dat duidelijk is waar het extra geld daarvoor vandaan moet komen en zonder dat duidelijk is wat er precies wordt beoogd, moet ik op dit moment ontraden. Ik zie zeer uit naar het vervolg van dit debat, bijvoorbeeld naar aanleiding van de evaluatie van het Actieplan 55-plus Werkt.

Ik kom op de motie-Ulenbelt, op stuk nr. 511. Die gaat over het uit de kostendelersnorm halen van de AOW en over het hiervoor inzetten van een deel van de 500 miljoen. Dit heeft werkelijk niet te maken met het onderwerp van het debat dat wij vandaag voeren, namelijk de werkloosheid onder ouderen. Er is intussen een brief van de minister-president naar de Kamer gestuurd. Ik kom tegemoet aan het verzoek van de voorzitter om hierop inhoudelijk niet in te gaan. Ik ontraad deze motie. Als de SP moties zou willen indienen over dat onderwerp, dan heeft zij daarvoor de gelegenheid bij het debat over de brief van de minister-president.

De heer Ulenbelt (SP):
Het is echter nog allerminst duidelijk of er een debat over die brief zal worden gevoerd. Vanmiddag bij de regeling van werkzaamheden waren de coalitiepartijen daar nog niet voor. In de brief staat niet meer dan in de berichten staat. Als de woordvoerders van de coalitiepartijen mij dus nu zeggen dat het debat over die brief er zal komen, dan wil ik wel iets doen met de motie die ik zojuist heb ingediend.

De voorzitter:
Mijnheer Ulenbelt, u bent buitengewoon creatief. U probeert van dit debat bijna een regeling van werkzaamheden te maken. Ik ben ingehuurd om het debat van vanavond te leiden op basis van het onderwerp dat voorligt. Ik heb eerder geconstateerd dat deze motie daarover niet gaat. U zult het moeten doen met het antwoord van de minister. Dat was volgens mij inhoudelijk heel helder.

De heer Ulenbelt (SP):
Dat begrijp ik, voorzitter. Het gaat mij ook niet om uw rol als voorzitter; alle complimenten daarvoor. Er wordt op mij echter een beroep gedaan om de motie tijdens dit debat niet in te dienen. Oké, dat wil ik doen. Ik wil dan echter wel weten of de coalitiepartijen morgen bij de regeling van werkzaamheden een verzoek om een debat over die brief zullen steunen. Op die vraag van mij geven de woordvoerders van de coalitie nu geen antwoord.

De voorzitter:
U kunt de motie aanhouden of niet aanhouden. U hebt haar echter al ingediend. Dat is dus al gebeurd. U kunt er nu voor kiezen om haar aan te houden of haar in stemming brengen. U kunt daarover nog een week nadenken. Misschien weten we over een week meer over het eventueel inplannen van dat debat.

Minister Asscher:
Ik blijf buiten dit onderdeel van het debat, maar ik sluit mij wel aan bij de complimenten aan de voorzitter.

Voorzitter. Ik heb nog één vraag te beantwoorden. Het CDA heeft gevraagd of we straks niet te laat zijn. De kracht van de sectorplannen is dat ze uit de sectoren zelf komen. Bedrijven in de bouw, in het transport, in het schildergebeuren, in de chemie maken plannen. Het staat ze vrij om te komen met plannen voor scholing, voor "van werk naar werk", voor leerbanen en ook voor reshoring. De overheid moet dat niet gaan invullen. Als sectoren gebruik willen maken van dat element, staat ze dat vrij. Wat mij betreft gaan we volop door met het verkennen van de mogelijkheden van reshoring en het bevorderen daarvan. Dat heeft vooral te maken met het gunstige vestigingsklimaat in Nederland. We moeten bedrijven daarop wijzen. Op zichzelf is het daar niet te laat voor. Als sectoren daar gebruik van willen maken, kunnen ze dat zelf doen.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Daarmee zijn we aan het einde gekomen van dit debat. Over de moties zal aanstaande dinsdag gestemd worden.

Sluiting

Sluiting 22.21 uur.