Plenair verslag Tweede Kamer, 40e vergadering
Dinsdag 14 januari 2014

  • Aanvang
    13:30 uur
  • Sluiting
    15:18 uur
  • Status
    Gecorrigeerd

Opening

Voorzitter: Van Miltenburg

Aanwezig zijn 144 leden der Kamer, te weten:

Agema, Arib, Van Ark, Azmani, Baay-Timmerman, Bashir, Beertema, Berckmoes-Duindam, Bergkamp, Berndsen-Jansen, Bisschop, De Boer, Van Bommel, Bontes, Bosman, Ten Broeke, Bruins Slot, Van der Burg, De Caluwé, Cegerek, Van Dam, Van Dekken, Tony van Dijck, Jasper van Dijk, Otwin van Dijk, Dijkgraaf, Dijkhoff, Pia Dijkstra, Remco Dijkstra, Dikkers, Duisenberg, Eijsink, Elias, Fokke, Fritsma, Van Gerven, Geurts, De Graaf, Graus, Groot, Günal-Gezer, Hachchi, Van Haersma Buma, Hamer, Harbers, Rudmer Heerema, Pieter Heerma, Helder, Van Hijum, Hoogland, Jadnanansing, Paulus Jansen, Karabulut, Keijzer, Kerstens, Klaver, Van Klaveren, Klein, Klever, Knops, Kooiman, Koolmees, Kuiken, Kuzu, Van Laar, Leegte, Leijten, De Liefde, Van der Linde, Litjens, Lodders, Lucas, Madlener, Maij, Marcouch, Van Meenen, Merkies, Van Miltenburg, Mohandis, Monasch, Moors, Agnes Mulder, Anne Mulder, Neppérus, Van Nieuwenhuizen-Wijbenga, Nijboer, Van Ojik, Omtzigt, Oosenbrug, Van Oosten, Oskam, Ouwehand, Öztürk, Pechtold, Potters, Van Raak, Rebel, Recourt, Roemer, Rog, De Roon, De Rouwe, Rutte, Samsom, Schouten, Schouw, Schut-Welkzijn, Segers, Servaes, Sjoerdsma, Slob, Smaling, Van der Staaij, Van der Steur, Straus, Tanamal, Taverne, Tellegen, Thieme, Van Tongeren, Van Toorenburg, Ulenbelt, Van Veen, Van Veldhoven, Verheijen, Verhoeven, Vermeij, Visser, Van Vliet, Voordewind, Voortman, Jan Vos, Mei Li Vos, Albert de Vries, Aukje de Vries, Vuijk, Van Weyenberg, Wilders, De Wit, Wolbert, Van 't Wout, Ypma, Yücel en Zijlstra,

en de heer Asscher, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, viceminister-president, de heer Plasterk, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de heer Rutte, minister-president, minister van Algemene Zaken, en de heer Timmermans, minister van Buitenlandse Zaken.

De voorzitter:
Ik open de vergadering van dinsdag 14 januari 2014, de eerste vergadering in het nieuwe jaar.


Vragenuur

Vragenuur

Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 136 van het Reglement van Orde.


Vragen Van der Staaij

Vragen van het lid Van der Staaij aan de minister van Buitenlandse Zaken over het Nederlandse ontmoedigingsbeleid ten aanzien van Israëlische nederzettingen dat zich ontwikkelt tot boycotbeleid (verbreken samenwerking Vittens/Merkerot)(bevindingen werkbezoek) en PGGM-beleid investering in Israëlische banken.

De voorzitter:
Het woord is aan de heer Van der Staaij.

De heer Van der Staaij (SGP):
Voorzitter. Vorige week had ik het genoegen op werkbezoek in Israël te zijn, met een positieve agenda. Ik had mijn hielen echter nog niet gelicht of de Nederlandse ambassadeur werd op het matje geroepen in Israël. Ik dacht even: wat heb ik fout gedaan? Maar er bleek iets heel anders aan de hand te zijn. Het ging om gegroeide ergernis en onbegrip aan Israëlische zijde over het feit dat het ene na het andere bedrijf zich heeft teruggetrokken. Eerst was het Haskoning, later kwam Vitens erbij en vorige week nog PGGM, terwijl er nog maar enkele weken geleden een grote delegatie van het kabinet en van allerlei bedrijven naar Israël is gegaan om de samenwerking aan te moedigen. Prima, wij steunen dat, maar nu zien wij een volstrekt tegengestelde beweging. Ik hoorde het ook van bijvoorbeeld de viceminister van Buitenlandse Zaken. Dit soort praktijken ondergraaft het succes van die handelsmissie. Wij zijn buitengewoon ontstemd en ongelukkig over de boycotachtige sfeer die is ontstaan. Het schaadt de betrekkingen tussen Israël en Nederland, het vredesproces schiet er geen millimeter mee op en de Palestijnen zijn er niet mee geholpen, juist omdat hun economie nauw verweven is met de Israëlische economie. Minister Timmermans wast zijn handen in onschuld, want het is het eigen beleid van bedrijven, en: nee hoor, dat ontmoedigingsbeleid ten opzichte van nederzettingen voert Nederland al jaren.

Ik heb de volgende vragen aan de minister. Wat is de invloed van het ongelukkige ontmoedigingsbeleid op de besluiten van die bedrijven? Leidt het qua effect niet gewoon tot een boycot? Is het niet hoog tijd om te stoppen met dat dubbelzinnige ontmoedigingsbeleid? Als de minister zegt tegen een boycot van Israël te zijn, waaruit blijkt dat concreet? Wat kopen wij daarvoor?

Minister Timmermans:
Voorzitter. Dank aan de heer Van der Staaij voor zijn vragen. Het ontmoedigingsbeleid dat door de Nederlandse regering en andere regeringen wordt gevoerd, is staand beleid, al vele jaren, en is ook niet veranderd door dit kabinet. Dat ontmoedigingsbeleid — ik zal het heel precies formuleren — betekent dat, als ons ter ore komt dat er bedrijven in of ten behoeve van de nederzettingen activiteiten ontwikkelen, wij tegen die bedrijven zeggen dat wij dat ontmoedigen. Dat betekent niet dat wij het verbieden. We zeggen gewoon dat wij het ontmoedigen. Het is dan aan bedrijven zelf om daar hun conclusies aan te verbinden. De Nederlandse regering is tegen een boycot. De Nederlandse regering is tegen sancties. Als er wordt gezegd dat daarmee onduidelijkheid wordt geschapen, vraag ik mij wel eens af door wie die onduidelijkheid in de wereld wordt geholpen, als het ontmoedigingsbeleid voortdurend wordt gekoppeld aan boycot en sancties. Dan is dat geen verwijt dat de Nederlandse regering treft, want zij voert gewoon staand ontmoedigingsbeleid uit.

Ik kan het heel concreet maken aan de hand van een voorbeeld van een bevriend land, namelijk Duitsland. Op een gegeven waren er plannen van een Duits bedrijf om een spoorlijn aan te leggen van Tel Aviv naar Jeruzalem. Die spoorlijn zou door Palestijnse gebieden lopen. Toen heeft de Duitse regering gezegd: dat ontmoedigen wij, want dat is in strijd met het beleid dat wij op dit punt voeren. Het Duitse bedrijf heeft toen de samenwerking met het oog op de spoorlijn niet opgezet. Dat laat onverlet dat een bedrijf met Israëlische bedrijven kan samenwerken, als het geen projecten betreft die in of ten behoeve van de nederzettingen worden uitgevoerd.

Ik ben nog geen bedrijven tegengekomen die het ontmoedigingsbeleid van Nederland onduidelijk vinden. Voor zover er sprake is van onduidelijkheid, zit die vooral in de politieke sfeer en vraag ik mij af of het geen politiek gemotiveerde onduidelijkheid is.

De heer Van der Staaij (SGP):
De minister vindt het allemaal heel duidelijk. Ik heb er over het algemeen zeer veel waardering voor als mensen en bewindslieden moeilijke dingen eenvoudig en duidelijk kunnen uitleggen, maar dit is iets anders. Hij maakt zich nu gemakkelijk af van een lastige kwestie. De minister heeft het over staand beleid, maar waar staat dat nu eigenlijk? Ik heb zitten graven, maar het staat eigenlijk helemaal niet zo duidelijk in een brief aan de Kamer die met de Kamer is besproken. Waar staat het beleid nu eigenlijk? Is er parlementaire steun aan gegeven in het verleden?

Bovendien bagatelliseert de minister de impact van het ontmoedigingsbeleid. Voor heel veel bedrijven was het onduidelijk. Neem Vitens. In een brief geeft dit bedrijf zelf aan, er uiteindelijk van te hebben afgezien om deel te nemen aan de samenwerking, wat men wel van plan was. Men heeft ervan afgezien omdat een andere minister van dit kabinet een werkbezoek aan Mekorot heeft afgezegd. Dit werd opgevat als een politiek signaal. Was dat niet ongelukkig? Als het allemaal zo duidelijk is, zeg het dan maar, minister, zou ik zeggen. Vitens, PGGM; is dat nu wel of niet conform het Nederlandse ontmoedigingsbeleid? Hoe komt het — wat ik in Israël ook hoor — dat er geen land is dat het op zo'n manier invult als Nederland, compleet met apps? Waarom moet Nederland zich hierin zo uitsloven, juist in het negatieve, ten opzichte van andere landen? Is het niet zo dat je niet tegelijkertijd kunt zeggen "wij gaan het ontmoedigen en we gaan het aanmoedigen"? Je kunt toch niet het één en het ander doen? Hier is werkelijk geen chocola van te maken.

Minister Timmermans:
Ik wil mij veroorloven om tegen de heer Van der Staaij te zeggen dat zijn bewering innerlijk tegenstrijdig is. Aan de ene kant zegt hij dat de Nederlandse regering veel te uitvoerig en te precies aangeeft wat het ontmoedigingsbeleid inhoudt. Aan de andere kant zegt hij dat hij er geen chocola van kan maken. Dat lijkt mij innerlijk tegenstrijdig. Hij vraag heel precies aan mij wanneer dit beleid is besproken. Welnu, het is vele malen in een algemeen overleg besproken en door opeenvolgende kabinetten in brieven aan de Kamer toegelicht. Minister Bot, bijvoorbeeld, heeft tijdens de behandeling van de begroting van het ministerie van Buitenlandse Zaken op 19 oktober 2006 gemeld dat de regering economische relaties met bedrijven in de door Israël bezette gebieden ontmoedigt. Nederlandse bedrijven zullen hier zo nodig op worden aangesproken en er zal dus een dialoog ontstaan. Vanaf 2006 kon er dus al geen onduidelijkheid over zijn.

Misschien mag ik mij veroorloven om een opmerking te maken aan het adres van de heer Van der Staaij. Wat ons verdeelt, is niet het ontmoedigingsbeleid. Wat ons verdeelt, is de visie op de nederzettingen. De heer Van der Staaij spreekt consequent van betwiste gebieden. Hij betwist de nederzettingen niet. Voor de Nederlandse regering en de internationale gemeenschap zijn die nederzettingen echter illegaal. Het is dus in strijd met het internationale recht om in die nederzettingen economische activiteiten te ontwikkelen, tenzij met medewerking en goedkeuring van de Palestijnse Autoriteit.

De heer Van der Staaij (SGP):
De minister verknoopt op een ongelukkige manier de politieke visie op het nederzettingenbeleid met het economisch beleid. Het is wel degelijk zo dat het heel erg onduidelijk is voor bedrijven. Hoe ver gaat dit? "In nederzettingen, ten behoeve van nederzettingen"; als je dit oprekt, valt alles eronder. Uiteindelijk wonen daar ook gewoon mensen die ergens wel een drankje kunnen drinken of water kunnen gebruiken. Dat is wat er gebeurt: het beleid wordt opgerekt en uitgebreid. Ja, ik heb het tussenzinnetje van minister Bot ook gelezen, maar geen duidelijk, uitvoerig beleid gevonden dat hier in de Kamer tot stand is gekomen. Is het niet veel beter om te zeggen dat de nederzettingen een politieke kwestie vormen, die thuishoort op de onderhandelingstafel? Moedig de bedrijven gewoon aan om vanuit hun eigen verantwoordelijkheid zaken te doen in Israël.

Tot slot: als de minister echt geen boycot wil, wat gaat hij dan doen om die te voorkomen en om het zakendoen en de relatie met Israël niet verder op het spel te zetten?

Minister Timmermans:
De woorden die heer Van der Staaij kiest — en we weten allemaal dat de heer Van der Staaij zijn woorden altijd heel precies kiest — hebben wel degelijk een politieke lading. Hij heeft het namelijk over activiteiten in Israël. Dat is precies wat Nederland ook wil, maar binnen de Groene Lijn. Wat Israël is, daar hebben de heer Van der Staaij en de regering echter een andere opvatting over. En dus zijn activiteiten in de nederzettingen voor de heer Van der Staaij activiteiten in Israël, terwijl dat voor de Nederlandse regering geen activiteiten in Israël zijn. Dat is volgens mij de crux van de zaak. Het gaat om beslissingen die individuele bedrijven nemen. Ik denk dat dat wel degelijk te maken heeft met de maatschappelijke discussie over de nederzettingen. Dat zie je ook in het voorbeeld van PGGM. Dat pensioenfonds doet dit, zo heeft het ons laten weten nadat het besluit was genomen, op basis van zijn ideeën over maatschappelijk verantwoord ondernemen. Dat is aan bedrijven. De Nederlandse regering gaat zich daar natuurlijk niet mee bemoeien.

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Er blijven onduidelijkheden bij mij bestaan over de vormgeving van die relatie en het ontmoedigingsbeleid. Als wij het niet goed definiëren, lijkt het wel alsof Nederland zijn relatie met Israël ontmoedigt, en ik neem aan dat de minister dat niet wil.

In het laatste debatje dat wij voor het reces hadden, heeft de minister tegen mij gezegd dat hij zou uitzoeken wat voor de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking de reden is geweest om het bezoek aan Mekorot af te zeggen. Hij zou dat schriftelijk beantwoorden, maar ik heb dat niet teruggezien. Wil de minister alsnog uitleggen waarom toen dat bezoek is afgezegd en hoe dit zich verhoudt met de stelling die de minister daarnet heeft verkondigd, dat activiteiten in of ten behoeve van direct de nederzettingen ontmoedigd zouden worden? Vitens investeert niet direct in die nederzettingen, maar in Mekorot.

Minister Timmermans:
Als ik heb toegezegd dat wij daar schriftelijk op zullen antwoorden, dan zullen wij dat doen. Ik zal mij hierover verstaan met minister Ploumen. Ik wil er hier niet improviserend op ingaan. De heer Voordewind krijgt zijn antwoord op korte termijn, zo beloof ik hem nu.

De Nederlandse regering heeft desgevraagd door Vitens gezegd geen bezwaar te zien tegen de samenwerking tussen Vitens en Mekorot. Sterker nog, de Nederlandse regering werkt zelf samen met Mekorot in het stimuleren van bepaalde ontwikkelingen, dus daar is geen bezwaar tegen. Laten wij eerlijk zijn over wie hier mist creëert. Het is de heer Voordewind die te pas en te onpas alles wat er gebeurt koppelt aan een boycotsfeer. Hij roept zelf de beelden op die hij nu wil bestrijden.

Ik zeg het nog één keer heel duidelijk. De Nederlandse regering is tegen een boycot en tegen sancties. Wij willen juist de economische samenwerking met Israël versterken en stimuleren. Dat hebben wij gedaan met het forum, dat zeer succesvol was. Daar gaan wij mee door. Wij doen het ook in de Palestijnse gebieden met de Palestijnen, die dat met veel plezier hebben omarmd en die er veel muziek in zien. Zij zien het als een sjabloon voor de toekomstige samenwerking met andere landen. Dat zijn positieve bijdragen aan het vredesproces. Het ontmoedigingsbeleid is onder dit kabinet niet veranderd.

De voorzitter:
Mijnheer Voordewind, u mag een tweede vraag stellen.

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Dat begrijp ik, voorzitter, maar de minister had toegezegd mijn vraag schriftelijk te beantwoorden. Er zijn antwoorden gekomen, maar hij is niet op dit punt ingegaan. Nu krijg ik weer geen antwoord op een vraag die ik drie, vier weken geleden al heb gesteld. Ik probeer gewoon een simpel antwoord te krijgen op de vraag waarom het bezoek aan Mekorot is afgezegd.

De voorzitter:
Ik heb de minister horen antwoorden dat hij daar schriftelijk op korte termijn op terugkomt. Ik vraag de minister om dat nog deze week te doen.

Minister Timmermans:
Wij zullen dat nog deze week doen.

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Voor de RBZ van donderdag graag.

De voorzitter:
Voor de RBZ van donderdag. Ik dank de minister voor zijn komst naar de Kamer.


Vragen De Graaf

Vragen van het lid De Graaf aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het bericht "kinderbijslag mag niet gekort worden in het buitenland".

De heer De Graaf (PVV):
Voorzitter. Wij konden afgelopen zaterdag in de Volkskrant lezen dat er weer eens een rechter een streep heeft gehaald door een heel normaal principe: het woonlandbeginsel. Als je in het buitenland woont en je ontvangt vanuit Nederland kinderbijslag, een uitkering of iets dergelijks, dan wordt je levensstandaard in het buitenland als uitgangspunt genomen. Dan krijg je dus iets minder geld. In Turkije, Egypte of Marokko bedraagt de kinderbijslag dan 60%. Dat wilde dit kabinet regelen, ook naar aanleiding van datgene wat er lag van het vorige kabinet, dat wij gedoogden. De rechter haalt daar nu een streep door.

Nederland is het vrij zat aan het worden dat wij zo veel geld over de balk smijten. Als een Pools ouderpaar hier een tijdje gewerkt heeft, hebben de kinderen in Wroclaw of in Krakau recht op studiefinanciering. Kinderen in het buitenland hebben recht op kinderbijslag. Er is recht op de meest rare toeslagen die je maar kunt verzinnen: AOW, WIA, ZW, WAO, alles gaat naar het buitenland. Dat moet een keer klaar zijn. Wij verwachten van de minister dat hij de bestaande bilaterale verdragen met de genoemde landen en ook met andere landen die moeilijk doen — die landen geven ons bijvoorbeeld ook geen informatie over tweede huizen betaald met Nederlands geld — eenzijdig opzegt in plaats van in beroep te gaan. Nu gewoon een keer harde actie. Graag een helder antwoord van de minister.

Minister Asscher:
Voorzitter. Het woonlandbeginsel is in alle opzichten een heel redelijk beginsel. Wie een uitkering ontvangt in een land buiten de Europese Unie hoeft daar geen winst op te maken. Het mag niet werken als een bonus. Omdat het leven in veel landen buiten de Unie veel goedkoper is, houden wij rekening met de daadwerkelijke kosten in die landen en wordt er dus een lager bedrag overgemaakt.

Het is een tegenvaller dat de rechter in zijn uitspraak een deel van dat beginsel onderuithaalt. Het is belangrijk om op te merken dat wij de Turkse zaken die waren aangespannen, hebben gewonnen. De Marokkaanse zaken hebben wij in eerste instantie verloren. Wij leggen ons daar niet bij neer omdat wij het een belangrijk beginsel vinden dat je rekening houdt met de kosten die mensen maken. Daarom zullen wij na bestudering van de uitspraak hoogstwaarschijnlijk in hoger beroep gaan. Wij kijken ook of er in onze eigen wetgeving reparaties nodig zijn om ervoor te zorgen dat wij niet kwetsbaar blijven. Als het nodig is, zullen wij overgaan tot verdragsaanpassing.

De heer De Graaf (PVV):
Het is heel goed dat de minister in beroep wil gaan, maar dat is niet genoeg. Als wij verdragen of Nederlandse wetten aanpassen, zijn wij weer hier bezig. Dan zijn wij weer lief bezig en bedekken wij alles met de mantel der liefde en de mantel van het gesprek of de vreselijke dialoog. Het is een keer klaar. Als wij informatie van Marokko willen over tweede huizen, over niet-bestaande tweelingbroertjes of -zusjes dan krijgen wij die niet. Dat geldt ook voor Turkije, Egypte en andere landen. Wij worden daarbij tegengewerkt. De minister heeft eerder in reactie op een vraag mijn collega Van Vliet — ik geloof dat dit tijdens een algemeen overleg was — aangegeven dat hij wil kijken naar de ruimte die er is om deze verdragen eenzijdig op te zeggen. Dan zijn wij van het hele geëmmer af en houden wij een hoop geld binnenboord. Wij exporteren nu alleen maar geld. Nederland is het zat. De PVV is het zat. Wij verwachten actie van de minister. Nogmaals, minister, kijk nu eens naar het eenzijdig opzeggen van de bilaterale verdragen. Wilt u daar serieus mee omgaan?

Minister Asscher:
Het belangrijkste is het beginsel dat wij van toepassing verklaren. Als men in een land leeft waar het veel goedkoper is, dan mogen wij daar rekening mee houden bij het bepalen van de hoogte van de uitkering. Dat is een principe waar wij het hier over eens zijn. Een zeer ruime meerderheid in de Kamer is het ermee eens. Ik wil dat in stand houden. Sinds 1 januari vorig jaar passen wij dat beginsel toe. Dat moet ik eerst repareren.

Dan is er de vraag hoe wij in de toekomst omgaan met de bilaterale socialezekerheidsverdragen. Daar zitten twee elementen in. Aan de ene kant gaat het erom wat je elkaar verschuldigd bent. Aan de andere kant is er de plicht om informatie uit te wisselen. Dat is belangrijk om fraude te kunnen voorkomen, ook in Nederland. Het is eveneens belangrijk om schijnconstructies te kunnen tegengaan. Op grond van die verdragen kunnen wij overheden van andere landen vragen om informatie te leveren.

Ik ben het met de heer De Graaf eens dat dit laatste nog wel een stukje beter kan, maar het is gevaarlijk om dan te zeggen dat die verdragen maar opgezegd moeten worden. Dan ben je dat hele middel kwijt. Ik wil twee dingen bereiken. In de eerste plaats moeten wij rekening kunnen houden met de kosten in het land waar mensen wonen bij het bepalen van de hoogte van de uitkering. In de tweede plaats moeten wij effectief kunnen optreden tegen fraude. Bij die twee zaken zullen wij én hoger beroep én wets- en verdragsaanpassing overwegen. Verdragsaanpassing kan in het ultieme geval ook opzegging betekenen. Dat kan je echter maar één keer doen en dan moet het wel effect hebben.

De heer De Graaf (PVV):
Ik vind dit nog te weinig. Eigenlijk is het nog niet eens een begin. Natuurlijk, de minister doet inspanningen, maar dat gebeurt al jaren. Het is een keer klaar. De conclusie die wij moeten trekken, is dat dit nog jaren gaat slepen. Dit gaat ons niet alleen ons principe kosten, maar ook honderden miljoenen euro's. Daarom zal ik straks bij de regeling van werkzaamheden een debat over dit onderwerp aanvragen. Dan kunnen wij er eens breed over praten, want nu gebeurt er te weinig.

Minister Asscher:
Dat debat zie ik graag tegemoet. Ik verheug mij erop. Wat de heer De Graaf zegt, is namelijk niet waar. Ik heb dat principe toegepast sinds 1 januari 2013 en ik houd eraan vast. Het zou dus eerder in de rede liggen om daarvoor steun uit te spreken dan om ontevreden te zijn. Soms loop je inderdaad aan tegen een uitspraak van een rechter die niet bij ons beleid past. Je moet dan heel zakelijk bekijken of dat aan onze wetgeving ligt en of je meer kans hebt bij een hogere rechter. Beide zaken zullen wij bestuderen. Dat is het gewone werk. Wij houden vast aan het principe en laten ons niet de moed in de schoenen praten als gevolg van deze uitspraak.

Mevrouw Schut-Welkzijn (VVD):
Is de minister met de VVD van mening dat de kinderbijslag bedoeld is om alleen het onderhoud van kinderen in Nederland te bevorderen? Zo ja, is hij dan bereid om alles te doen om dat mogelijk te maken? Hoe staat het in dat kader met de wetgeving over de export van kinderbijslag die al geruime tijd aanhangig is, die mogelijk maakt dat wij de export van kinderbijslag buiten de Europese Unie beperken?

Minister Asscher:
De Tweede Kamer heeft ingestemd met een wetsvoorstel om die export verder te beperken, maar in de Eerste Kamer is dit een complex debat, vooral op juridische gronden. Wij hebben de Raad van State hierover om voorlichting gevraagd, met name over de Europeesrechtelijke en associatierechtelijke aspecten rondom de export naar Turkije en enkele andere derde landen. Die voorlichting van de Raad van State is er gekomen en ik heb die de Eerste Kamer ter hand gesteld. Wij bevinden ons daar nu in een tweede schriftelijke vragenronden. Het wetsvoorstel is daar dus nog aanhangig. Ik blijf voorstander van de toepassing van dit principe. De kinderbijslag is bedoeld om gezinnen te ondersteunen in de kosten die zij maken doordat zij jonge kinderen hebben. Dit principe hanteren wij al een hele tijd. Sommige export kun je niet voorkomen, maar van export naar derde landen zou je af moeten. Deze rechtszaak ging over het nog veel algemener aanvaarde woonlandbeginsel, namelijk dat je rekening houdt met de kosten in het land waar mensen wonen.

De heer Van Vliet (PVV):
Ik ken in Nederland niemand die, afgezien van pensioenen en AOW, een socialezekerheidsuitkering uit een ander land ontvangt. Het bizarre is dat wij überhaupt socialezekerheidsuitkeringen, waaronder kinderbijslag, overmaken naar derden in derde staten. Dat is het bizarre beginpunt van deze discussie. Ik heb net de antwoorden van de minister op vragen van collega De Graaf gehoord. Als straks die verdragen worden aangepast, hoe gaat dat er dan concreet uitzien? Die centen moeten toch gewoon hier blijven?

Minister Asscher:
Dat verschilt van land tot land. Ik ben het met de heer Van Vliet eens dat met name de kinderbijslag tot doel moet hebben om gezinnen die hun kinderen hier opvoeden, daarbij te ondersteunen. Kinderen krijgen is duur. Wij hebben er ook met zijn allen belang bij dat mensen hun kinderen goed opvoeden. Vandaar de kinderbijslag. Wij hebben ervoor gekozen om die kinderbijslag in Nederland onaangetast te laten, zeker na het Herfstakkoord. Dit blijft een belangrijke voorziening.

Wij hebben echter vraagtekens bij de export naar derde landen; die willen wij aanpakken. Wij doen dat in twee stappen. De eerste stap die wij met brede steun van deze Kamer zetten, is dat wij rekening willen houden met de kosten in het land waar men woont. Men krijgt geen bonus als gevolg van de uitkering en geen winst op de uitkering. De tweede stap is dat wij bekijken of wij er helemaal vanaf kunnen. Die eerste stap wordt nu al bemoeilijkt. Die slag moeten wij eerst winnen. Vervolgens komen wij aan de tweede stap toe.

De voorzitter:
Dank voor uw antwoord en dank voor uw komst naar de Kamer.


Vragen Ouwehand

Vragen van het lid Ouwehand aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de wens van de meerderheid van lokale bestuurders om te komen tot een vuurwerkverbod.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Voorzitter. Gelukkig nieuwjaar, zeg ik tegen de minister en via hem tot het hele kabinet. Ik wil de minister een aantal vragen stellen om ervoor te zorgen dat wij de jaarwisseling in Nederland weer kunnen omvormen tot het feest dat het zou moeten zijn. Ik keek op nieuwjaarsdag naar het journaal in België. In België heeft een fors aantal steden een vuurwerkverbod ingesteld en dat is daar goed bevallen. Op een enkele autobrand na — ik meen dat het er zeven waren — waren er geen noemenswaardige incidenten in België. Het Nederlandse journaal opende echter anders. Er waren dit jaar 8.400 incidenten. De 10.000 politiemensen die op straat aan het werk waren, hebben niet kunnen voorkomen dat mensen ernstig gewond zijn geraakt als gevolg van het afsteken van vuurwerk en dat hulpverleners en brandweerlieden zijn belaagd, ondanks de ferme uitspraken van de minister van Veiligheid en Justitie dat geweld tegen hulpverleners onacceptabel is. Dat vindt iedereen, maar misschien moeten wij ervoor zorgen dat burgers niet langer met munitie op straat kunnen rondlopen. Een groeiend aantal lokale bestuurders doet een oproep aan het kabinet om op te treden en maatregelen te treffen. Hilversum, Wassenaar en Schiedam willen een vuurwerkverbod. De grote steden — Den Haag, Utrecht, Amsterdam — vragen het kabinet om de gelegenheid om zelf te bepalen hoe bont zij het willen laten worden in hun stad. Zij zeggen: geef ons de mogelijkheid om onze gemeenten vuurwerkvrij te verklaren als wij dat willen en het afsteken van vuurwerk te beperken tot een aantal plekken. Hoe reageert het kabinet op de oproep van de bestuurders van de grote gemeenten? Welke stappen gaat het kabinet zetten in aanloop naar het debat dat ik graag wil voeren over de jaarwisseling en het vuurwerk, om de vuurwerktraditie in Nederland om te vormen naar een veiligere traditie?

Minister Plasterk:
Voorzitter. Dank voor de beste wensen voor het nieuwe jaar. Ik dank mevrouw Ouwehand daarvoor, maar strek die ook uit naar de andere leden van uw Kamer.

De voorzitter:
Dank u wel.

Minister Plasterk:
Wat betreft de vraag van mevrouw Ouwehand wijs ik op de brief die collega Opstelten deze week aan de Kamer heeft gestuurd. Daarin staat: "Zo zullen wij op korte termijn met gemeenten, politie en andere betrokkenen, bespreken of nog aanvullende maatregelen nodig en mogelijk zijn om de incidenten rondom de jaarwisseling verder te beperken." Hij geeft aan dat hij en ik de Kamer daarover per brief zullen informeren, begin april. In die context zal de opvatting van een aantal gemeentebesturen waarnaar is verwezen zeker aan de orde komen. De opvatting van de burgemeester van de vier grote steden is voor mij natuurlijk sowieso een belangrijk signaal. Ik heb voor dit vragenuur nog gebeld met één van de grote steden, om na te gaan of ik die opvattingen al op papier kon krijgen. Die heb ik echter nog niet. Ik moet dus nog even afwachten wat zij daadwerkelijk gaan vragen. Wij zullen die in elk geval zeker betrekken bij dat overleg.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Dank. Mooi dat het kabinet in april met een brief komt. Wij hebben dit debat echter al eerder gevoerd. Toen wilde het kabinet niet meegaan in de wens van een aantal gemeenten om zelf die bevoegdheid te krijgen. Toen bleef het kabinet volhouden dat een meerderheid van de gemeenten dat niet wilde. Ik wil geen herhaling van dat debat van anderhalf jaar geleden. Ik zie niet in waarom het kabinet nu nog niet kan toezeggen dat het gemeenten de verantwoordelijkheid geeft om die vuurwerktraditie een beetje in toom te houden, ook gelet op het feit dat er zo veel meer verantwoordelijkheden naar gemeenten gaan. Dan kunnen gemeenten zelf bepalen of zij van die mogelijkheid gebruik willen maken.

Ik zou het erg op prijs stellen als het kabinet in de brief van april met een serieuze analyse van de problemen komt. We blijven namelijk in cirkeltjes ronddraaien wat betreft de holle retoriek die vaak klinkt uit vak-K: er wordt verwezen naar illegaal vuurwerk, maar als men een vuurwerkbril opzet dan gaat het allemaal wel. Ik wil dat het kabinet de relatie legt tussen onze gewoonte om door particulieren vuurwerk te laten afsteken en de honger naar illegaal en zwaar vuurwerk en alle problemen die dat met zich meebrengt. Ik wil voorts dat het kabinet laat zien welke mogelijkheid er nu is om illegaal vuurwerk aan te pakken. Met die handhaving lijkt het ieder jaar niet te lukken en misschien komt dat wel omdat het onderscheid niet te handhaven is. Laat het kabinet dus duidelijk maken hoe handhaafbaar een totaalverbod is en hoeveel dat kan schelen. Laat het kabinet ook duidelijk maken, als deze maatregelen worden getroffen — gemeenten meer verantwoordelijkheid en aanpak van illegaal vuurwerk — welke problemen er dan nog overblijven. Het kabinet blijft namelijk weglopen voor de schade die ook veroorzaakt kan worden door gewoon, legaal, vuurwerk, met name bij omstanders die zelf geen vuurwerk afstaken maar toch een oog kwijt zijn.

Minister Plasterk:
Voorzitter. Zoals bekend hebben gemeenten op dit moment de ruimte om via de Algemene Plaatselijke Verordening gebieden aan te wijzen die in het kader van de openbare orde of de veiligheid vuurwerkvrij moeten blijven. Ik heb net nog even met juristen ernaar zitten kijken. Voor een algemeen vuurwerkgebod ontbreekt op dit moment de wettelijke grondslag. Dat zou dus landelijk geregeld moeten worden. Het is interessant en belangwekkend om te horen wat lokale politici daarvan vinden, maar dat is natuurlijk uiteindelijk ook een zaak waarbij de Tweede Kamer en de Eerste Kamer der Staten-Generaal aan zet zijn. Wij zullen nog bekijken wat de opvattingen daarover zijn. Het enige inhoudelijke punt dat ik op dit punt wil maken, is dat al te grote lokale verschillen in een compact land zoals Nederland tot vuurwerktoerisme zullen leiden. Stel dat in een van twee naast elkaar gelegen gemeenten vuurwerk helemaal verboden is. Dan gaat iedereen natuurlijk onmiddellijk naar die andere gemeente. Dat is een goede reden om het niet helemaal aan de lokale overheden over te laten, zodat bijvoorbeeld de Tweede Kamer daarover een opvatting kan hebben.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Op het laatste punt geef ik de minister gelijk. Wij zijn er niet als wij het afschuiven naar gemeenten. Daarom zouden wij graag een landelijke inperking van het vuurwerkgebruik zien. Ik hoop zeer dat het kabinet dit jaar een serieus debat met de Tweede Kamer mogelijk maakt en dat het in de brief ingaat op een serieuze analyse van de problemen. Dan zullen wij in april het debat voeren dat ik zo direct in de regeling van werkzaamheden zal aanvragen.

De heer Bisschop (SGP):
Voorzitter. Ik heb waardering voor het aansnijden van dit onderwerp. Ik heb een aangelegen punt. Als je de maatschappelijke kosten die dit thema met zich meebrengt in kaart zou brengen, schrok je. Als je de maatschappelijke baten daartegenover zou zetten, schrok je nog harder. Ik ben blij dat de minister ernaar wil kijken, maar is hij ook bereid om daarin het voortouw te nemen? Ik vraag dat bewust aan de minister van Binnenlandse Zaken, omdat het niet alleen gaat om een juridisch punt, maar ook om bevoegdheden die de gemeenten zouden moeten hebben. Kunnen de gemeenten wat de minister betreft de ruimte krijgen om, zonder nadere motiveringsplicht vanuit de openbare orde, vuurwerkvrije gebieden aan te wijzen of vuurwerk totaal te verbieden? Als de ene gemeente daarmee begint, volgen de andere vanzelf. Wij zouden daarvan een meerjarenproject moeten maken. Ik nodig de minister graag uit om hierop positief te reageren.

Minister Plasterk:
Ik kan er op dit moment twee dingen over zeggen. Het beperken van de tijd waarbinnen vuurwerk kan worden afgestoken, is onderdeel van het Vuurwerkbesluit. Dat is een AMvB, die overigens in handen ligt van de collega van I en M. Op dit moment ontbreekt het wettelijk kader om in de APV de ruimte te beperken, als dat zo ver zou gaan dat bijvoorbeeld een hele gemeente wordt uitgesloten van het afsteken van vuurwerk. Dat kan dus niet zomaar.

De voorzitter:
Wilt u uw tweede vraag stellen? Of wilt u die voor uw collega bewaren?

De heer Bisschop (SGP):
Volgens mij heeft de collega geen vraag. Ze zijn er niet eens, dus zij kunnen niet zeggen dat ze er wel een hebben.

De voorzitter:
U mag uw tweede vraag stellen. Ga uw gang.

De heer Bisschop (SGP):
Alle waardering voor het antwoord van de minister, maar het is geen antwoord op mijn vraag. De vraag is of hij bereid is om hierin het voortouw te nemen en op de bok te gaan zitten om te komen tot een algeheel vuurwerkverbod, als dat mogelijk is.

Minister Plasterk:
Dat is een kabinetsaangelegenheid. Laat ik een feitelijk antwoord geven. In eerste instantie berust het Vuurwerkbesluit bij de collega van I en M en de handhaving ervan bij de collega van Justitie, die uw Kamer deze week een brief daarover heeft gestuurd. Ik zal mijn bijdrage leveren vanuit mijn verantwoordelijkheid voor het lokaal bestuur, maar in eerste instantie betreft het de portefeuilles van beide collega's.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Voorzitter. Vuurwerk heeft een enorme invloed op mens, milieu en dier, maar dit kabinet is over het algemeen alleen gevoelig voor een kosten-batenanalyse. Is de minister bereid om in kaart te brengen hoeveel deze jaarwisseling heeft gekost aan politie-inzet, ziektekosten, verloren levens en werkjaren, zodat wij een cijfer krijgen waarover wij het hebben?

Minister Plasterk:
Ik zal in ieder geval de wens mee terugnemen naar de collega's. Ik zeg toe dat ik zal trachten om in de brief van april die cijfers te verschaffen waaraan wij redelijkerwijs kunnen komen.

De voorzitter:
Dank voor uw antwoorden en voor uw komst naar de Kamer.


Vragen Sjoerdsma

Vragen van het lid Sjoerdsma aan de minister-president, minister van Algemene Zaken over het bericht dat de koning, de minister-president en de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport naar de winterspelen in Sotsji gaan.

De heer Sjoerdsma (D66):
Voorzitter. Slapeloze nachten had onze minister van Buitenlandse Zaken door het Nederland-Ruslandjaar. Hij zei dit vorige maand in een groot interview in Vrij Nederland. Dat is ook niet vreemd, want Rusland is een land waar een antihomowet mensen verbiedt om over homoseksualiteit te praten in de publieke ruimte. Het is een land waar mensenrechtenorganisaties worden binnengevallen omdat zij agenten zouden zijn van buitenlandse mogendheden. Het is ook een land dat al twee jaar lang elke productieve stap met betrekking tot het conflict in Syrië blokkeert. Het Rusland onder president Poetin glijdt af. Dus hoe reageren onze belangrijkste bondgenoten op de grote Poetinshow in Sotsji? Zij zeggen: ons niet gezien, wij gaan daarvoor niet applaudisseren. Bondskanselier Merkel zegt: ik blijf thuis. Premier Di Rupo zegt: ik blijf thuis. Premier Cameron zegt: ik blijft thuis. President Hollande zegt: ik blijft thuis. En ook president Obama zegt: ik blijf thuis. Hij stuurt een delegatie van prominente homoseksuele sporters. Wat zegt het Nederlandse kabinet, wat zeggen de PvdA en de VVD? Zij zeggen: wij sturen de zwaarste delegatie. Zij zeggen: wij sturen de premier, de minister van Sport en de koning. De koning is voor het eerst in de geschiedenis aanwezig bij de openingsceremonie. Ik heb slechts één vraag aan de premier: waarom? Waarom kiest hij voor deze zware delegatie?

Ik kan het besluit zelf moeilijk verklaren en de premier kon dat volgens mij ook nauwelijks. Zoekend naar argumenten verwees hij naar niet-bestaande tradities en verschool hij zich achter de groothertog van Luxemburg, want die ging ook, zo zei de premier. Het besluit is dus moeilijk verklaarbaar. Of is er toch een deal over Greenpeace, zoals in de NRC stond?

Waarom kiest het kabinet voor zo'n topdelegatie? Waarom worden niet minister Timmermans en minister Schippers gestuurd? Waarom stuurt het kabinet expliciet de koning op pad? PvdA-leider Samsom zei: doe het niet. VVD-Commissaris Kroes zei: doe het niet. Amnesty International, het COC en Human Rights Watch zeggen hetzelfde. Gaat de premier deze historisch zware delegatie aanpassen?

Minister Rutte:
Voorzitter. Het antwoord op de laatste vraag die is gesteld, is nee. Wij hebben afgelopen vrijdag in de ministerraad de Nederlandse afvaardiging naar de Olympische Winterspelen besproken en daarover een besluit genomen. Net als bij de voorgaande Olympische Spelen zal het kabinet vertegenwoordigd zijn door de minister-president en de bewindspersoon die verantwoordelijk is voor sport. De koning zal, als erelid op uitnodiging van het IOC, samen met koningin Máxima aanwezig zijn bij een deel van de spelen.

Het is bekend dat Nederland het mensenrechtenbeleid in Rusland in de afgelopen jaren uitvoerig aan de orde heeft gesteld. Daarmee gaan we ook door. Ik was zelf bij de grote handelsmissie in oktober 2011 in Moskou en Sint-Petersburg. Daar heb ik toen gesproken met minderhedenorganisaties. Ik was in juni 2013 opnieuw in Sint-Petersburg. Ook toen heb ik gesproken met minderhedenorganisaties. Ook nu is het streven om te praten met minderhedenorganisaties. Dat is vanzelfsprekend, omdat die dialoog onderdeel is van ons mensenrechtenbeleid. Dat geldt ook voor de bezoeken die we hebben gebracht aan China en aan Indonesië. Bij al die gelegenheden wordt het mensenrechtenbeleid aan de orde gesteld.

Tot slot zeg ik: nee, er is geen relatie tussen de samenstelling van de Nederlandse delegatie naar Sotsji en het vrijlaten van de activisten van Greenpeace. Daarover is geen deal en daarover zijn geen afspraken gemaakt.

De heer Sjoerdsma (D66):
De premier komt met een teleurstellend antwoord. Hij zegt dat er geen deal is. Dat maakt het besluit van het kabinet eigenlijk onverklaarbaar. Hij zegt dat we de dialoog moeten blijven aangaan. Natuurlijk, geen enkele partij in de Kamer pleit ervoor om de dialoog met Rusland stop te zetten. Alle partijen, ook D66, willen de dialoog aangaan over mensenrechten, homorechten, democratisering en de situatie in Syrië. De vraag, mijn vraag, de vraag van het COC en van Amnesty International en de vraag van Russische homo-organisaties is echter: waarom is men in Sotsji op het allerhoogste niveau vertegenwoordigd, terwijl de belangrijkste bondgenoten er expliciet voor kiezen om dat niet te doen? Ik noemde die bondgenoten al, namelijk de VS, het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk, Duitsland en België. Het punt is dus dat deze zware delegatie volgens mij het doel van de premier ondermijnt. Volgens D66 kan Nederland met een meer passende delegatie meer bereiken. Ik pleit voor een delegatie die bestaat uit minister Timmermans van Buitenlandse Zaken en minister Schippers van Sport. Waarom doe ik dat? Op die manier geven we het signaal aan Poetin dat Nederland niet op het allerhoogste niveau aanwezig is. Op die manier kunnen we bovendien de kritische dialoog met Rusland voeren. Daarmee is de minister van Buitenlandse zaken in de afgelopen jaren behoorlijk druk geweest. Verder kunnen we op die manier onze sporters ondersteunen door de aanwezigheid van minister Schippers. Kan de premier hierop dus ingaan? Waarom heeft het kabinet niet voor deze toch voor de hand liggende delegatie gekozen?

Minister Rutte:
De heer Sjoerdsma herhaalt letterlijk zijn vraag in eerste termijn. Ik heb die beantwoord. Ik kan dat opnieuw doen, maar ik heb daar niets aan toe te voegen.

De heer Sjoerdsma (D66):
Dit stelt mij enorm teleur. De premier gaat deze vragen simpelweg uit de weg. Ik kan dan ook niet anders dan hopen dat het debat dat ik zo direct zal aanvragen bij de regeling van werkzaamheden, op steun kan rekenen van partijen in deze Kamer, zodat wij de premier en de minister van Buitenlandse Zaken uitgebreider op dit onderwerp kunnen bevragen.

Minister Rutte:
Ik ga die dialoog zeker niet uit de weg. Ik heb ook de vraag van de heer Sjoerdsma beantwoord. Ik stel slechts vast dat hij in zijn tweede bijdrage in het vragenuur, de vraag nog een keer herhaalde. Het leek mij weinig dienstig om mijn eerder gegeven antwoord te herhalen.

De heer Servaes (PvdA):
Voorzitter, dank aan de collega die mij zomaar voor laat gaan.

Het lijkt mij goed om verder te gaan met dit gesprek. Laten wij dat nu gewoon doen, nu wij er allemaal zijn. Iedereen heeft zo een beetje zijn oordeel gegeven over de delegatie. Het is een zware delegatie. Mijn fractie heeft dat ook gedaan, maar nu wij dat allemaal gedaan hebben, lijkt het mij belangrijk om te bespreken wat de premier in Rusland gaat doen als hij daar is. Ik wil hem vragen om drie dingen te doen.

Ten eerste vraag ik hem om wel degelijk te proberen om met de president van Rusland te spreken en opnieuw aandacht te vragen voor homorechten en andere zaken waar wij ons zorgen over maken.

Ten tweede, de minister-president noemde al minderhedengroepen. Ik zou het wat specifieker willen maken. Ga daar in gesprek met LGBT-activisten. Doe dat zo nodig op de locatie die is gereserveerd voor protesten. Laat je daar zien.

Ten derde doe ik de suggestie: neem ook mensen mee uit Nederland die zich voor dit soort zaken inspannen. Je kunt denken aan de voorzitter van het COC en anderen. Is de premier bereid deze drie zaken voor zijn rekening te nemen?

Minister Rutte:
Wat suggestie één betreft: voor zover mogelijk. Dat moeten wij bezien. Ik heb er met Poetin in Amsterdam ruim een uur over gesproken op 8 april en opnieuw in Sint-Petersburg in juni. Of er in de marge van het bezoek nu gelegenheid is om dat met hem te bespreken weet ik simpelweg niet. Maar als die gelegenheid zich voordoet, zo verzeker ik de heer Servaes, dan is zijn suggestie aan het juiste adres gericht.

Zijn tweede suggestie neem ik ook over. Als ik praat over minderhedenorganisaties, betreft dat zeker ook organisaties die zich vertegenwoordiger achten van de LGBT-gemeenschap in Rusland. Die neem ik zeker over.

Suggestie drie neem ik niet over, omdat er technisch gesproken simpelweg geen ruimte is in de delegatie om extra mensen mee te nemen voor zover ik het nu kan overzien, maar daar zullen wij naar moeten kijken. Optie drie laat ik dus even liggen. Wat opties één en twee betreft is het antwoord ja.

De heer Servaes (PvdA):
Allereerst heb ik nog een vraag over dat eerste punt. Wat agendatechnisch mogelijk is, kan ik vanuit hier ook niet overzien, maar ik wil van de premier horen dat hij zijn best zal doen om dat gesprek te hebben …

Minister Rutte:
Het antwoord is ja.

De heer Servaes (PvdA):
… met Poetin en zo mogelijk met premier Medvedev. De inzet van Nederland moet zijn om dat gesprek te voeren.

Wat het derde punt betreft: of zo iemand formeel in de delegatie zit of niet, is niet zo belangrijk. Zal de premier in gesprek gaan met organisaties in Nederland en met hen bespreken op welke manier zij mee kunnen reizen en aanwezig kunnen zijn bij de gesprekken die de premier gaat voeren, in die trant? De formele status lijkt mij minder belangrijk.

Minister Rutte:
Of in ieder geval te bezien hoe zij kunnen helpen input te geven voor die gesprekken; absoluut. Maar ik weet simpelweg niet of er nu nog ruimte is in de samenstelling van de delegatie om mensen mee te nemen. Als die ruimte er is, vind ik het een heel interessante suggestie. Ik kan nu niet concreet zien hoeveel mogelijkheden de Russen, het organiserend comité daar, bieden voor een verdere uitbreiding van de delegatie, maar ik vind de suggestie interessant. Voor zover mogelijk wil ik haar meenemen.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Ik heb twee vragen. De discussie gaat ook een beetje over de vraag wat het meeste effect heeft. Is Poetin ervan onder de indruk als wij niet komen of als onze premier een gesprekje aangaat over homorechten? Daar kom ik in mijn tweede vraag op terug. Mijn vraag nu aan de minister-president is: wij hebben de Olympische Spelen toch zeker niet nodig om gesprekken aan te gaan met mensenrechtenactivisten in Rusland? Ik zie hem al knikken. Die hebben daar wij inderdaad niet voor nodig. Wat belet het kabinet dan om nu te vragen aan de mensen die zich inzetten voor homorechten in Rusland: denken jullie dat het helpt als wij met zo'n zware delegatie naast Poetin zitten of zien jullie liever dat wij dat niet doen? Waarom zouden wij die informatie niet gebruiken bij de beslissing?

Minister Rutte:
Wij zijn als kabinet natuurlijk altijd in contact met minderhedenorganisaties en met vertegenwoordigers van lesbische, homoseksuele, biseksuele en transgendergemeenschappen in Nederland. Maar uiteindelijk maakt het kabinet zijn eigen afweging als het gaat om de vraag of we wel of niet, en met welke mensen, deelnemen aan dit type grote bijeenkomsten. De suggestie van de heer Servaes vind ik interessant, zodat ik zal proberen haar te honoreren. Daarmee geef ik in belangrijke mate invulling aan de vraag van mevrouw Ouwehand.

De voorzitter:
Uw tweede vraag, mevrouw Ouwehand.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Ik snap dat het kabinet zelf besluit, maar mijn vraag is waarom wij geen kennis mogen nemen van een inventarisatie van de gevoelens bij de mensenrechtenactivisten in Rusland. Ik wil weten of zij het besluit van Nederland nou hun zaak vinden dienen, of niet. Dat zou dan toch meer belang kunnen geven aan het uiteindelijke kabinetsbesluit? Als het kabinet toch doorgaat op deze lijn, kan de minister-president dan toezeggen dat we ons niet zozeer hoeven te schamen voor de Nederlandse opzichtige handelspolitiek? Kan hij tevens toezeggen dat we niet nog eens binnen een dag bij Rusland op de stoep staan als volgend jaar bijvoorbeeld wordt besloten de grenzen te sluiten voor onze zuivelproducten of voor onze bloembollen, als we zo opzichtig de president te vriend willen houden?

Minister Rutte:
De tweede vraag van mevrouw Ouwehand zit zo vol onterechte suggesties en insinuaties dat ik er maar niet aan begin om ze allemaal te weerleggen.

Mevrouw Bruins Slot (CDA):
Voorzitter. Ik hoor de minister-president zeggen dat er geen sprake is van een deal. Maar de echte vraag is natuurlijk: heeft de samenstelling van de Nederlandse afvaardiging naar Sotsji een rol gespeeld in de gesprekken, dan wel de overwegingen in relatie tot het vrij krijgen van de Greenpeace-activisten?

Minister Rutte:
Nee.

De voorzitter:
Uw tweede vraag, mevrouw Bruins Slot.

Mevrouw Bruins Slot (CDA):
In het hele proces rond het vrij krijgen van de Greenpeace-activisten zijn door geen enkele Nederlandse ambtenaar of bewindspersoon de Olympische Spelen ter sprake gebracht? Die zijn gewoon nergens genoemd?

Minister Rutte:
Zo is het.

De heer Van Ojik (GroenLinks):
Voorzitter. Als je er anders dan zoveel anderen voor kiest om op het hoogste politieke niveau aanwezig te zijn bij de opening van de Spelen, dan schept dat naar de mening van mijn fracties verplichtingen om op het hoogste politieke niveau de zaak van de homorechten aan de orde te stellen. De heer Servaes vroeg daar net ook al naar. De minister-president zegt: dat is mijn streven. Hij weet niet of daarvoor echt de gelegenheid is. Als die gelegenheid er niet is, is hij dan bereid om de samenstelling van de delegatie om die reden — dus omdat er geen ruimte is om op zijn eigen niveau met zijn eigen counterparts in Rusland te spreken — te heroverwegen?

Minister Rutte:
Nee.

De heer Ten Broeke (VVD):
Voorzitter. Ik heb hier in mijn hand een verklaring van het Russische LGBT-network: de lesbiennes, homoseksuelen, biseksuelen en transseksuelen die het zo moeilijk hebben in Rusland. Al in juli vorig jaar zeiden ze al tegen iedereen die het wilde horen: kom, en kom met velen. Dat advies was vooral gericht aan het adres van regeringen. Het lijkt me dat de Nederlandse regering daaraan gehoor geeft. Nederland is in de hele wereld bekend om zijn emancipatie van precies deze groepen. Mag ik ervan uitgaan dat de Nederlandse regering niet alleen achter de Nederlandse sporters staat, maar ook blijft staan voor de zaak waarom wij al jaren in de hele wereld bekend zijn?

Minister Rutte:
300%. Ja.

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Voorzitter. Dit schept elke keer verwarring. Straks krijgen we het WK Voetbal in Qatar.

Minister Rutte:
In de winter.

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Precies. Kan de minister-president in een brief helderheid geven over hoe dit kabinet denkt over dit soort afvaardigingen, gezien het feit dat Nederland toch voorop loopt met het sturen van zo'n zware delegatie, terwijl er zulke grote mensenrechtenschendingen aan de gang zijn? Ik noem de rechten van homo's, maar ook van politieke activisten. Kan de minister-president daarover duidelijkheid geven?

Minister Rutte:
Ja. Die toezegging doe ik.

De heer Sjoerdsma (D66):
Als de premier wordt gevraagd wat hij precies gaat doen en wat hij kan toezeggen, dan zegt hij: als het kan, dan misschien. Of: als het moet, dan misschien zo. Ik vraag hem dan maar klip-en-klaar: op welke manier gaat de premier de misstanden in Rusland, waaronder die met betrekking tot de homorechten, aan de kaak stellen als hij in Sotsji is?

Minister Rutte:
Dat doe ik constant. Ik heb dat uitvoerig gedaan tijdens mijn bezoeken aan Rusland — tot nu toe twee keer — maar ook bij het inkomende bezoek van Poetin. Ik zal dat opnieuw doen. Ik leg daartoe op dit moment contact met de organisaties in Rusland om te bezien wie wanneer beschikbaar is voor dat type gesprekken. Dat geldt ook voor de minister van Sport. De concrete suggestie van de heer Servaes met betrekking tot president Poetin vind ik interessant en ik zal proberen om die te honoreren. Maar it takes two to tango, dus is het een inspanningsverplichting en geen resultaatverplichting. Dit lijkt mij het antwoord waarnaar de heer Sjoerdsma zocht.

De voorzitter:
Dank u wel. Dank voor uw snelle komst naar de Kamer.

Beëdiging de heer Moors

Beëdiging de heer Moors

Aan de orde is de beëdiging van de heer Moors (VVD).

De voorzitter:
Ik geef het woord aan mevrouw Neppérus tot het uitbrengen van verslag namens de commissie voor het onderzoek van de geloofsbrieven.

Mevrouw Neppérus, voorzitter der commissie:
De commissie voor het onderzoek van de geloofsbrieven heeft de stukken onderzocht die betrekking hebben op de heer P.J.M.J. Moors te Houten. De commissie is eenparig tot de conclusie gekomen dat de heer P.J.M.J. Moors terecht benoemd is verklaard tot lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal. De commissie stelt u daarom voor om hem toe te laten als lid van de Kamer. Daartoe dient hij wel eerst de eden af te leggen zoals die zijn voorgeschreven bij de wet van 27 februari 1992, Staatsblad nr. 120.

De commissie verzoekt u tot slot, de Kamer voor te stellen, het volledige rapport in de Handelingen op te nemen.

De voorzitter:
Ik dank namens de Kamer de commissie voor haar verslag en stel voor, dienovereenkomstig te besluiten.

Daartoe wordt besloten.

(Het rapport is opgenomen aan het eind van deze editie.)

De voorzitter:
De heer Moors is in het gebouw der Kamer aanwezig om de voorgeschreven eden af te leggen.

Ik verzoek de griffier, hem binnen te leiden.

Nadat de heer Moors door de griffier is binnengeleid, legt hij in handen van de voorzitter de bij de wet voorgeschreven eden af.

De voorzitter:
Ik wens u van harte geluk met het lidmaatschap van deze Kamer. Ik verzoek u, de presentielijst te tekenen en in ons midden plaats te nemen. Pas na de regeling van werkzaamheden is er gelegenheid tot felicitatie.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Voorzitter: Arib

Mededelingen

Mededelingen

Mededelingen

De voorzitter:
Ik deel aan de Kamer mee dat het volgende lid zich heeft afgemeld:

Gesthuizen.

Deze mededeling wordt voor kennisgeving aangenomen.

De voorzitter:
Kan het wat stiller in de zaal? Dank u wel.

Op de tafel van de Griffier ligt een lijst van ingekomen stukken. Op die lijst staan voorstellen voor de behandeling van deze stukken. Als voor het einde van de vergadering daartegen geen bezwaar is gemaakt, neem ik aan dat daarmee wordt ingestemd.

Regeling van werkzaamheden

Regeling van werkzaamheden

Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:
Op verzoek van de aanvrager stel ik voor, het dertigledendebat over de aanwezigheid van bewindspersonen en ambtenaren op congressen georganiseerd door farmaceuten en het dertigledendebat over het bericht dat de overheveling van persoonlijke verzorging naar gemeenten van de baan is, van de lijst af te voeren.

Op verzoek van een aantal leden stel ik voor, enkele door hen ingediende moties opnieuw aan te houden. Dit betekent dat de in artikel 69, tweede lid, van het Reglement van Orde genoemde termijn van twee maanden voor de volgende moties opnieuw gaat lopen: 29279, nr. 176; 33750-VI, nr. 50; 33692, nr. 42; 33692, nr. 40; 33750-XIII, nr. 23; 28286, nr. 659; 28286, nr. 657; 28286, nr. 660; 26991, nr. 380; 26991, nr. 381; 33750-XIII, nr. 45; 33750-XIII, nr. 49; 33750-XIII, nr. 50; 33750-XIII, nr. 46; 33750-VI, nr. 69; 32757, nr. 86; 33750-XIII, nr. 82; 33750-XVII, nr. 27; 33486(R1994), nr.10; 32670, nr. 76.

Ik stel voor, toe te voegen aan de agenda:

  • het VAO Hervorming langdurige zorg, naar aanleiding van het AO gehouden op 18 december 2013, met als eerste spreker het lid Bergkamp van de fractie van D66;
  • het VAO Voedsel, naar aanleiding van het AO gehouden op 18 december 2013, met als eerste spreker het lid Van Gerven van de fractie van de SP.

Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:
Het woord is aan mevrouw Leijten van de fractie van de SP.

Mevrouw Leijten (SP):
Voorzitter. Bij de invoering van de Zorgverzekeringswet is door de hele Kamer uitgesproken dat er geen risicoselectie zou mogen plaatsvinden van chronisch zieke mensen voor de basisverzekering van de Zorgverzekeringswet. De minister zegt telkens dat zij direct zal optreden als risicoselectie plaatsvindt. Op 24 december 2013 verscheen een opinieartikel van een van de onderzoekers die onderzoek deed naar risicoselectie. De onderzoeker stelt vast dat die selectie wel plaatsvindt. Hij stelt ook vast dat dit gemeld is aan de Nederlandse Zorgautoriteit, maar dat zij een gebrek aan kritische houding heeft. Dat gebrek leidt ertoe dat de Kamer niet volledig wordt geïnformeerd over de risicoselectie die plaatsvindt. Gelet op het belang dat altijd is uitgesproken in deze Kamer om risicoselectie voor de basisverzekering echt niet toe te staan, vraag ik hierbij een debat aan over de beweringen van de heer Van de Ven.

Mevrouw Klever (PVV):
We willen absoluut geen risicoselectie in de basisverzekering. Daarom steunen wij het verzoek.

De heer Kuzu (PvdA):
Risicoselectie in de basisverzekering is niet toegestaan. De minister heeft in hetzelfde artikel aangegeven er heel scherp op te zijn. Ik zie geen reden om daar nu een debat over te houden. We vertrouwen erop dat de minister er actie op zal ondernemen.

Mevrouw Pia Dijkstra (D66):
Ook voor de D66-fractie is dit een heel belangrijk onderwerp. Het mag absoluut niet gebeuren. Zij vindt echter dat dit in een algemeen overleg aan de orde kan komen.

De voorzitter:
Geen steun voor het verzoek?

Mevrouw Pia Dijkstra (D66):
Inderdaad.

De heer Rutte (VVD):
De VVD is in het algemeen overleg over de Zorgverzekeringswet zeer nadrukkelijk ingegaan op risicoselectie. Zij heeft een aantal stevige toezeggingen van de minister gekregen over de categorieën waarin opnieuw naar de verevening zal worden gekeken. Dat is goed. Over het specifieke thema dat door mevrouw Leijten wordt aangekaart, zijn al schriftelijke vragen gesteld door de Partij van de Arbeid. De antwoorden daarop wachten wij af. Derhalve steunen wij het verzoek niet.

Mevrouw Bruins Slot (CDA):
Steun voor een debat. Er zijn natuurlijk schriftelijke vragen gesteld, maar ik stel een brief van de minister ook nog wel op prijs. Zij kan die in aanloop naar het debat sturen.

De voorzitter:
U steunt het verzoek?

Mevrouw Bruins Slot (CDA):
Ja.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):
De ene na de andere partij roept hier dat risicoselectie niet mag, maar kennelijk vindt die wel plaats. Van harte steun van GroenLinks voor dit verzoek.

De voorzitter:
Mevrouw Leijten, u hebt geen meerderheid voor uw verzoek.

Mevrouw Leijten (SP):
Tot mijn spijt moet ik dit dan omzetten in een dertigledendebat. Risicoselectie is belangrijk genoeg om er wel over te spreken, temeer omdat dit geen artikel betreft waarin de minister reageert — dat zeg ik even tegen de heer Rutte — maar waarin een van de onderzoekers die onderzoek heeft gedaan naar risicoselectie, schrijft …

De voorzitter:
Nu geen inhoudelijk debat, mevrouw Leijten.

Mevrouw Leijten (SP):
… dat zij het hebben vastgesteld. De toezichthouder, die ook namens ons toezicht houdt, mist een kritische houding. Dan behoort de Kamer die wel te hebben.

De voorzitter:
Dank u wel. Ik stel voor om een dertigledendebat te plannen, met spreektijden van drie minuten.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:
Het woord is aan mevrouw Agema van de PVV-fractie.

Mevrouw Agema (PVV):
Voorzitter. Een voortvarende aanpak van het kabinetsbeleid valt over het algemeen te prijzen, maar mijn verzoek gaat over het sluiten van verzorgingshuizen. Dat lijkt een van de maatregelen die zich veel te snel voltrekken. Heel veel organisaties uiten daar hun zorgen over. Er staat al een hele tijd een dertigledendebat gepland; dat staat als derde op de lijst. Mijn verzoek aan mijn collega's is om daar een gewoon debat van te maken, zodat we die met een meerderheid zo snel mogelijk kunnen plannen.

Mevrouw Keijzer (CDA):
Dit onderwerp stond op de conceptlijst van de mondelinge vragen; daar had de CDA-fractie om gevraagd. Ons verzoek is helaas niet gehonoreerd. Vervolgens is het gebruikelijk dat de desbetreffende fractie, in dit geval de CDA-fractie, schriftelijke vragen mag stellen. Dat heb ik inmiddels over dit belangwekkende onderwerp gedaan. Wij steunen dit verzoek dus zeker, want voortvarendheid is goed, maar die voortvarendheid lijkt nu ten koste te gaan van de zorgvuldigheid, met grote consequenties voor de mensen die in verzorgings- en verpleeghuizen wonen.

Mevrouw Leijten (SP):
Bij de zorginstelling Diafaan in Didam wordt vandaag besloten of zeker twintig mensen, ouder dan 80 jaar of 90 jaar, gedwongen verhuisd zullen worden. Wij steunen dit verzoek om een debat van harte, ook al hebben wij hier al schriftelijke vragen over gesteld. Om te voorkomen dat mensen van die leeftijd aan wie is beloofd dat zij op hun laatste woonplek in hun leven veilig zijn, binnen 24 uur te horen krijgen of zij gedwongen moeten verhuizen, zou ik willen verzoeken om het debat vandaag of morgen te houden.

De voorzitter:
Er ligt nu dus ook een procedurele vraag van mevrouw Leijten. Die vraag zal ik straks aan de Kamer voorleggen.

De heer Otwin van Dijk (PvdA):
Dit is een gevolg van veranderingen die al door vorige kabinetten zijn ingezet. In bijna elk algemeen overleg en bijna elk debat over de veranderingen in de langdurige zorg hebben wij het hierover. Wij steunen niet het verzoek om een apart debat, maar wij nemen dit onderwerp graag mee in de komende debatten; dat zullen er nog veel zijn.

De heer Van 't Wout (VVD):
Ook namens de VVD geen steun voor het debat. We hebben het hier overigens al voor het kerstreces over gehad. Toen heeft de staatssecretaris al aangegeven in gesprek te gaan over de uitvoering door de zorgkantoren. Dat wachten wij af en wij komen de komende maanden hier veelvuldig over langdurige zorg te spreken. Een extra debat is wat ons betreft niet nodig.

Mevrouw Bergkamp (D66):
Ik sluit mij aan bij de woorden van de heer Van Dijk. Er komen genoeg gelegenheden om dit onderwerp te behandelen. Ik zal dit heel graag daarmee combineren. Dus geen steun voor een apart debat, evenmin vanwege de snelheid.

Mevrouw Baay-Timmerman (50PLUS):
Wel steun van 50PLUS voor een snel debat.

De voorzitter:
Mevrouw Agema, er is geen meerderheid voor uw verzoek.

Mevrouw Agema (PVV):
De reacties van de PvdA en de VVD zijn schandalig. Zo beginnen we hier het nieuwe jaar. Wij kunnen allemaal rustig slapen, maar voor een heleboel ouderen in ons land geldt dat niet. Door de VVD en de PvdA krijgen zij de deur keihard in het gezicht geworpen. Het is een schandaal.

De voorzitter:
Mevrouw Agema, er staat wel een dertigledendebat op de lijst, als tweede.

Mevrouw Agema (PVV):
Ja, maar dat staat er al op sinds april of zo.

De voorzitter:
Ja, maar het is nu wel naar voren geschoven.

Mevrouw Leijten (SP):
Omdat meer dan twintig mensen in Didam vandaag te horen krijgen of zij moeten verhuizen, zou ik daar graag per ommegaande een reactie op willen krijgen van de staatssecretaris. Ook het verzoek om daarover mondelinge vragen te stellen, is niet gehonoreerd door de voorzitter. Het is nogal wat om twee dagen voor de kerst te horen te krijgen dat je moet verhuizen, terwijl je beloofd is dat je je laatste dagen kunt slijten in een zorginstelling.

De voorzitter:
Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:
Het woord is aan de heer Van der Staaij van de SGP-fractie.

De heer Van der Staaij (SGP):
Mevrouw de voorzitter. Bij het mondelinge vragenuur heb ik de minister van Buitenlandse Zaken vragen gesteld over het Nederlandse ontmoedigingsbeleid ten aanzien van Israëlische nederzettingen. Ik vond de beantwoording onbevredigend. Ik wil daarom graag alsnog een uitvoeriger debat aanvragen over hetzelfde onderwerp.

De heer Ten Broeke (VVD):
We waren er allemaal bij en minister Timmermans heeft geloof ik drie keer gezegd: er is geen boycot, er komt geen boycot en we willen geen boycot. Hij heeft ook heel duidelijk het ontmoedigingsbeleid uitgelegd rond activiteiten in of ten behoeve van illegale nederzettingen. Hoeveel duidelijker wil de heer Van der Staaij het nu nog hebben? Wij steunen het debat niet.

De voorzitter:
Het lijkt me verstandig om alleen te melden of u wel of geen steun geeft aan het debat, en niet het debat hier opnieuw te voeren.

De heer Omtzigt (CDA):
Volledige steun hiervoor. Wellicht kan het in combinatie met het debat dat de heer Sjoerdsma wil aanvragen, want dat gaat ook over het bezoek dat de bewindspersonen brachten. Alleen al het feit dat de minister nog een brief moest toezeggen, toont aan dat bepaalde zaken nog niet aan de Kamer waren meegedeeld.

De voorzitter:
U bedoelt het volgende verzoek van de heer Sjoerdsma, dat hij nog moet doen.

De heer Omtzigt (CDA):
Ja.

De heer Servaes (PvdA):
Ook geen steun voor een debat.

De heer Sjoerdsma (D66):
Ik begrijp het verzoek van de heer Van der Staaij wel, maar ik zou het zelf graag wat breder zien. Geen steun dus voor dit debat, maar ik hoop dat de punten van de heer Van der Staaij in mijn volgende debataanvraag kunnen worden meegenomen.

De heer De Roon (PVV):
Steun van de PVV voor het verzoek van de heer Van der Staaij.

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Uiteraard steun, want dit was onvoldoende om duidelijkheid te krijgen over het ontmoedigingsbeleid. En het liefst zo snel mogelijk, want we zien een sneeuwbaleffect bij andere bedrijven die nu mogelijk ook gaan afhaken. Het liefst zo snel mogelijk dus, voorzitter.

De heer Van Bommel (SP):
Ik dacht nu juist dat er in het vragenuur duidelijkheid was ontstaan over het ontmoedigingsbeleid. Bedrijven baseren daarop zelf hun beslissingen. En dat na PGGM waarschijnlijk het ABP en misschien nog andere bedrijven volgen, wachten we gewoon af. Ik denk dus niet dat er nu …

De voorzitter:
Wel of geen steun?

De heer Van Bommel (SP):
… een debat gevoerd moet worden, want die duidelijkheid is er nu en die wil ik graag laten bestaan.

De voorzitter:
Dus geen steun.

De heer Van der Staaij (SGP):
Ik stel vast dat er helaas onvoldoende steun is voor een meerderheidsdebat. Ik wil dat graag omzetten in een dertigledendebat. Mocht het bredere verzoek van collega Sjoerdsma zo meteen wel gehonoreerd worden, dan zal ik alsnog overwegen of mijn onderwerp beter daarin meegenomen kan worden. Dat moeten we echter afwachten. Vooralsnog vraag ik daarom een dertigledendebat aan.

De voorzitter:
Dan zal het dertigledendebat aan de lijst worden toegevoegd, met spreektijden van drie minuten.

Het woord is aan de heer Sjoerdsma van D66.

De heer Sjoerdsma (D66):
Voorzitter. De premier, de minister van Buitenlandse Zaken en de minister voor Buitenlandse Handel brachten in december een bezoek aan Israël en de Palestijnse gebieden. Dat bezoek deed behoorlijk wat stof opwaaien, niet alleen hier maar ook ter plekke. Dat leek mij genoeg stof voor een plenair debat, dus dat zou ik bij dezen graag willen aanvragen.

De heer Van Bommel (SP):
Wij hebben dit bezoek met de minister van Buitenlandse Zaken besproken in een AO over de Raad Buitenlandse Zaken, vlak voor het reces. In dat algemeen overleg heeft de minister nog een toelichting gegeven op de incidenten die er waren. Het is mij dus niet helemaal duidelijk waar dit debat over zou moeten gaan, anders dan waar we het al over hebben gehad.

De voorzitter:
Wel of geen steun, mijnheer Van Bommel?

De heer Van Bommel (SP):
Ik zou daar eerst opheldering over willen, want wij hebben het debat over dit werkbezoek al gevoerd.

De voorzitter:
Een korte toelichting van de heer Sjoerdsma.

De heer Sjoerdsma (D66):
Een korte toelichting. Het betreft eigenlijk een drietal zaken, waarover we destijds inderdaad van gedachten hebben gewisseld. Volgens mij was dat niet op basis van een brief. Er zou nog een uitgebreid verslag komen van het bezoek. Dat is er nu. Ik noem nog even de drie incidenten. Ten eerste zijn er de problemen rondom de containerscanner, waarover we overigens in het RBZ-debat niet van gedachten hebben gewisseld. Ten tweede zijn er de problemen rondom Hebron en ten derde de problemen rondom het ontmoedigingsbeleid en de bedrijfslevendelegaties die ter plekke waren. We hebben daarover gesproken, maar wat mij betreft niet uitgebreid genoeg en ook niet afdoende. Vandaar dit verzoek om een debat.

De voorzitter:
Mijnheer Van Bommel, wel of geen steun?

De heer Van Bommel (SP):
Tja, ik …

De voorzitter:
Een kort antwoord graag.

De heer Van Bommel (SP):
Ik ben een beetje, eh …

De voorzitter:
Goed …

De heer Van Bommel (SP):
… overvallen. Ik …

De voorzitter:
… dan ga ik naar de heer Dijkgraaf.

De heer Dijkgraaf (SGP):
Dat is nu weer het verschil tussen de SP en de SGP: wij weten gewoon dat we dit debat steunen, ook gezien de vorige aanvraag voor een debat.

De heer Servaes (PvdA):
Ik deel de gedachtegang van de heer Van Bommel, maar ik durf daar wel een conclusie aan te verbinden, namelijk dat het op dit moment inderdaad niet verstandig is om dat te doen. Niet alleen hebben we het er voor de kerst over gehad, ook hebben we komende donderdag weer een AO waarvoor het Midden-Oostenvredesproces prominent op de agenda staat. Ik denk dat we het daar in eerste instantie bij moeten houden.

De heer Omtzigt (CDA):
Steun voor het verzoek. Als het een dertigledendebat wordt, dan zou u wellicht kunnen overwegen om het samen te voegen met het hiervoor aangevraagde dertigledendebat en de spreektijd naar vijf minuten te verlengen.

De heer Ten Broeke (VVD):
De VVD sluit zich aan bij de woorden van de heer Servaes.

De voorzitter:
De heer Omtzigt is erg creatief.

De heer Sjoerdsma (D66):
Ik ben uiteraard teleurgesteld dat er geen meerderheid is voor mijn verzoek om een debat. Ik vind de suggestie van de heer Omtzigt een heel mooie. Wellicht kan ik dit debat omzetten in een dertigledendebat en het samenvoegen met het dertigledendebat dat door de heer Van der Staaij is aangevraagd.

De voorzitter:
We zitten eerst nog even te kijken naar de heer Van Bommel, want we hebben nog geen 30 leden. Ik zit nog maar op 28.

De heer Van Bommel (SP):
Ik wil een dertigledendebat wel mogelijk maken, zeker als we daar wat langere spreektijden bij krijgen. Dan ben ik uw man!

De voorzitter:
Over dat laatste moet ik even nadenken, mijnheer Van Bommel. Het dertigledendebat zal worden toegevoegd aan de lijst van dertigledendebatten met een spreektijd van drie minuten.

De heer Sjoerdsma (D66):
Met welnemen van de heer Van der Staaij, wellicht is het een goed idee om beide dertigledendebat samen te voegen. Ik vind de suggestie van de heer Omtzigt om van die twee keer drie minuten een spreektijd van vijf minuten te maken, geen slechte.

De voorzitter:
Wat zal ik hierop zeggen? Beide debatten zullen we op de lijst zetten. We gaan kijken of ze samengevoegd kunnen worden met iets meer spreektijd. Zullen we het zo afspreken? Dan doe ik namens de echte voorzitter een voorstel.

Het woord is aan de heer Sjoerdsma voor zijn tweede verzoek.

De heer Sjoerdsma (D66):
Voorzitter. Ik heb net een mondelinge vraag gesteld aan de minister-president over Sotsji. Het is denk ik overduidelijk dat er nog steeds onduidelijkheid bestaat over de vraag waarom het kabinet met deze loodzware delegatie is vertrokken. Het is ook duidelijk dat de minister-president in antwoord op vragen van de PvdA geen enkele garantie heeft gegeven over de manier waarop de Nederlandse twijfels over de Russische situatie zullen worden overgebracht. Er lijkt mij dus alle reden om dit debat alsnog uitgebreid te voeren.

De heer Servaes (PvdA):
Ik geloof niet dat het veel zin heeft om het debatje dat we net hebben gevoerd nog eens over te doen. Ik ben het wel met de heer Sjoerdsma eens dat het goed zou zijn om over de drie suggesties die ik gedaan heb — gesprek met Poetin, gesprek met activisten daar en mensen in de delegatie meenemen — duidelijkheid te krijgen. Ik zou dus willen voorstellen om daarover een brief van de minister-president te vragen. Laten we hem vragen om klip-en-klaar met de Kamer te delen wat hij precies gaat doen op basis van die drie suggesties.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Volgens mij was de premier daar al redelijk duidelijk over: daar heeft hij helemaal geen trek in. GroenLinks steunt dus van harte het verzoek van de heer Sjoerdsma.

De heer Ten Broeke (VVD):
Ik steun het debat niet, maar wel de suggestie van de heer Servaes om de toezeggingen die de minister-president zojuist deed nog even op papier te zetten. Dan kan de heer Sjoerdsma ze ook lezen.

Mevrouw Thieme (PvdD):
Wat mijn fractie betreft was deze toezegging nietszeggend. Wij willen gewoon graag een debat.

Mevrouw Bruins Slot (CDA):
Steun voor een debat. De brief die de heer Servaes vraagt, lijkt me nuttig, maar ik zou ook graag een bevestigend antwoord krijgen van de minister-president op de derde vraag, namelijk of ook organisaties als het COC en mensenrechtenorganisaties in de slipstream van de regering richting Sotsji kunnen.

De voorzitter:
Mijnheer Sjoerdsma, er is geen meerderheid voor een debat.

De heer Sjoerdsma (D66):
Ik kan niet anders dan mijn teleurstelling uitspreken, zeker richting de PvdA. Ik zag PvdA-leider Samsom in Nieuwsuur nog claimen dat dit niet zijn idee was en dat hij dit graag had veranderd. Nu ligt de mogelijkheid voor om dit in een debat te doen, maar geeft de PvdA niet thuis. Ik ben buitengewoon teleurgesteld dat hiervoor geen meerderheid is. Als er genoeg steun voor is, zet ik mijn verzoek graag om in een dertigledendebat.

De voorzitter:
U hebt 30 leden achter uw verzoek staan, dus een dertigledendebat kan worden ingepland. Het komt op de lijst met spreektijden van drie minuten. Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:
Het woord is aan de heer Merkies van de SP-fractie.

De heer Merkies (SP):
Voorzitter. Sinds 1 januari van dit jaar zijn de accijnzen fors verhoogd. Wij kregen de afgelopen tijd alarmerende berichten van verontruste pomphouders en winkeliers over de enorme daling van hun omzetten. Het ging het om tientallen procenten, soms oplopend tot 50%. Mensen gaan massaal naar het buitenland om lpg en diesel te tanken. Als ze daar dan toch zijn, kopen ze ook maar meteen hun alcoholische dranken. De staatssecretaris heeft aangekondigd om vlak voor de zomer een evaluatie hierover te houden. Ik denk dat wij niet de tijd hebben tot vlak voor de zomer, want als het inderdaad klopt dat die effecten zo dramatisch zijn, zijn de betreffende bedrijven tegen die tijd al failliet en is dat debat voor hen mosterd na de maaltijd. Daarom stel ik voor om op korte termijn een debat hierover te houden. Bovendien verzoek ik de staatssecretaris om een tussentijdse evaluatie van de effecten van de accijnzen en wat dit alles betekent voor de schatkist.

De heer Omtzigt (CDA):
De accijnsstatistieken verschijnen per maand. Op 1 februari is dus bekend hoeveel accijns er is geheven in januari. Wij hebben daar Kamervragen over gesteld. Ontslagen bij het UWV moet je aanvragen. Bij veel pompstations worden op dit moment mensen ontslagen. Wij zouden dus graag in de eerste week van februari een brief ontvangen met de antwoorden op onze Kamervragen. De brief moet in lijn zijn met wat de heer Merkies schetst. Dan weten wij of de accijnsverhoging extra geld opbrengt of extra geld kost. Wij denken dat die geld kost en hebben daarom tegen dat belastingplan gestemd en een amendement ingediend …

De voorzitter:
Mijnheer Omtzigt, dit is een regeling van werkzaamheden. Het moet echt heel kort.

De heer Omtzigt (CDA):
Mijn fractie verleent volledige steun aan dit verzoek om een debat en verzoekt vriendelijk om dit debat rond 15 februari te plannen.

De heer Tony van Dijck (PVV):
Ik sluit mij daarbij aan. Hier wordt inderdaad een grote blunder gemaakt. Wij hebben dit vorig jaar ook al kunnen zien. Deze staatssecretaris en dit kabinet leren niet. Wat dat betreft steunt mijn fractie dus dit verzoek om een debat dat liefst zo snel mogelijk zou moeten plaatsvinden.

De heer Nijboer (PvdA):
De heer Merkies haalde het al aan. Er heeft een uitgebreid debat plaatsgevonden over de accijnsverhoging. Er is bovendien een evaluatie afgesproken. De PvdA-fractie is er voorstander van om die af te wachten en pas daarna weer debatten te voeren; geen steun voor dit verzoek dus.

Mevrouw Neppérus (VVD):
De fractie van de VVD wil ook de afgesproken evaluatie door het kabinet gewoon afwachten; geen steun voor het debat dus.

Mevrouw Baay-Timmerman (50PLUS):
De fractie van 50PLUS steunt het verzoek om een debat wel.

De voorzitter:
Mijnheer Merkies, er is geen meerderheid.

De heer Merkies (SP):
Dat is teleurstellend, want als wij dat debat pas tegen de zomer houden, is dat voor sommige bedrijven misschien te laat. Ik zal mijn verzoek dan in ieder geval omzetten in een verzoek om een dertigledendebat …

De voorzitter:
Dan zal het door u aangevraagde …

De heer Merkies (SP):
… en nog steeds gecombineerd met de vraag om een tussentijdse evaluatie.

De voorzitter:
Het dertigledendebat met spreektijden van drie minuten wordt toegevoegd aan de lijst. Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De heer Omtzigt (CDA):
Het is inderdaad mogelijk dat dit debat niet op 15 februari plaatsvindt, maar de brief met het antwoord op onze Kamervragen zou er wel voor 10 februari kunnen zijn. Het kan zijn dat de heer Merkies dan opnieuw een debat aanvraagt. En als hij dat niet doet, doe ik het. Ik verzoek dus om die brief voor 10 februari te ontvangen.

De voorzitter:
Wederom stel ik voor om het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:
Het woord is aan mevrouw Klever van de PVV-fractie.

Mevrouw Klever (PVV):
Voorzitter. Duizenden Oost-Europeanen gaan in ons land naar de dokter of het ziekenhuis, maar betalen hun rekening niet. Ze wonen en werken hier, maar hebben geen zorgverzekering. Dat kost ziekenhuizen vele miljoenen euro's en de groep onverzekerde Oost-Europeanen wordt alleen maar groter. Dit maakt de zorg onnodig duur, dus hier moet een einde aan gemaakt worden. Daarom wil ik graag een debat hierover aanvragen met de minister van Volksgezondheid.

De heer Rutte (VVD):
Mevrouw Klever stipt in principe een serieuze kwestie aan. Op 3 juli vorig jaar is een motie van mijn collega Anne Mulder hierover aangenomen. Daarin verzocht hij het kabinet om in overleg met de NZa en de ziekenhuizen te komen tot een sluitende aanpak van deze problematiek. Wij wachten nog op een reactie. Ik verzoek de regering om versneld met die reactie te komen. Daarnaast heeft mevrouw Bouwmeester van de PvdA-fractie schriftelijke vragen hierover gesteld. Wij wachten ook die reactie even af.

De voorzitter:
Geen steun dus voor het verzoek.

Mevrouw Pia Dijkstra (D66):
Ook ik krijg graag eerst een reactie van het kabinet. Dat gaat om dezelfde zaak die de heer Rutte aanvoert. Dus tot die tijd nog geen debat.

De heer Otwin van Dijk (PvdA):
Zoals de heer Rutte al zei, heeft mijn collega mevrouw Bouwmeester hier recentelijk Kamervragen over gesteld. De antwoorden daarop wachten wij eerst af. Dus geen steun voor dit debat.

Mevrouw Leijten (SP):
Het feit dat vele fracties Kamervragen hebben gesteld en er al een motie is aangenomen, laat zien dat we het belangrijk vinden. Daarom is het heel zinvol om hier wel een debat over te voeren. Dus wij steunen dat verzoek wel. Wij zouden wel graag van het kabinet een uitgebreide reactie krijgen op de rol van werkgevers en uitzendbureaus als het gaat om hun zorgplicht, zodat mensen die hier voor hen komen werken goed verzekerd zijn conform onze Zorgverzekeringswet.

Mevrouw Bruins Slot (CDA):
Dit is echt een probleem. Verschillende fracties hebben vragen gesteld, ook de CDA-fractie. Ik wil eerst de antwoorden op die vragen afwachten. Daarna wil ik met mevrouw Klever bekijken of er een algemeen overleg gehouden moet worden of dat er een andere mogelijkheid is om dit in de Kamer te bespreken.

De voorzitter:
Dus geen steun voorlopig?

Mevrouw Bruins Slot (CDA):
Voorlopig geen steun. Ik spreek wel de intentie uit dat het zeker onderdeel van een debat moet zijn.

De heer Bontes (Bontes):
Dit is een serieus onderwerp. Ik zal mevrouw Klever aan een dertigledendebat helpen met de dertigste stem.

De voorzitter:
Dank u wel. Ik zie u helemaal stralen, mevrouw Klever.

Mevrouw Klever (PVV):
Ik vind het jammer dat het geen gewoon debat is, want elke dag dat we niets doen, lopen de kosten op. Ik ben wel blij met de steun voor een dertigledendebat.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan zal het dertigledendebat aan de lijst worden toegevoegd, met spreektijden van drie minuten per fractie. Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

Mevrouw Klever (PVV):
Ik heb nog een verzoek, voorzitter.

De voorzitter:
Ga uw gang.

Mevrouw Klever (PVV):
Voorzitter. ALDEL is failliet want in Nederland is energie te duur. In Noord-Oost-Groningen zitten 800 gezinnen zonder baan vanwege te dure energie. Dit kabinet maakt, met steun van de hele Kamer behalve de PVV, energie in de toekomst alleen maar nog veel duurder. Deloitte waarschuwde onlangs nog dat er 500.000 banen op de tocht staan vanwege te dure energie. Bedrijven kunnen niet meer concurreren met het buitenland. ALDEL is het eerste slachtoffer, maar er zullen er nog vele volgen. Daarom wil ik graag een debat met de minister van Economische Zaken. En ik reken op de steun van de Partij van de Arbeid, gezien de uitlatingen van de heer Van Dekken in de media.

De heer Van Dekken (PvdA):
Ik zal het ongelofelijk spannend maken voor de vertegenwoordigster van de PVV. Wij willen heel graag een debat. Dat doen wij dan ook heel graag in de vorm van een algemeen overleg want dat kan gemiddeld sneller gevoerd worden dan een dertigledendebat. Dus u hebt mijn steun voor een debat.

De heer Paulus Jansen (SP):
Steun van de SP-fractie voor een debat en wel op zo kort mogelijke termijn. Waar het dan plaatsvindt, vinden wij minder belangrijk. In ieder geval steun voor een debat.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Ook steun. Zouden wij voor dat debat een brief kunnen ontvangen van de minister met een overzicht van hoeveel staatssteun en belastingvoordeel ALDEL in die periode gekregen heeft?

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Steun voor een debat. Ook onze inschatting was dat het tijdens de procedurevergadering van vanmiddag van de vaste commissie voor Economische Zaken sneller te regelen zou zijn dan hier plenair. Er is echt haast geboden als wij als Tweede Kamer nog iets willen betekenen voor ALDEL. Dus steun voor een debat op de kortst mogelijke termijn.

De heer Leegte (VVD):
Volgens mij moeten wij een algemeen overleg houden, zoals de Partij van de Arbeid voorstelt. Dus geen debat maar op korte termijn een AO. Dat kunnen wij dan vanmiddag regelen bij de procedurevergadering die om 15.30 uur begint.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Ook steun voor het debat. Het maakt mij niet zo heel veel uit waar of in welke vorm het plaatsvindt, als het maar zo snel mogelijk is. Dus als de voorzitter kan bekijken wat de snelste mogelijkheid is, zullen wij zien of het een AO of een plenair debat wordt.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Ik begrijp dat er nog wordt dooronderhandeld over de situatie bij ALDEL. Dan is het belangrijk om daarna zo snel mogelijk een debat te kunnen voeren. Een AO lijkt mij dan het gemakkelijkst snel inpasbaar. Dus in die zin steun voor het debat.

De voorzitter:
Mevrouw Klever, er is geen meerderheid voor uw verzoek om een debat te houden maar wel voor een algemeen overleg. Dat gaat waarschijnlijk sneller.

Mevrouw Klever (PVV):
Ja. Ik wil ook op korte termijn over ALDEL spreken. We zullen dit in de procedurevergadering afkaarten.

De voorzitter:
Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:
Het woord is nu aan mevrouw Van Tongeren van GroenLinks. Ik zie dat de heer Tony van Dijck heel graag iets wil zeggen, maar mevrouw Van Tongeren komt voor hem. Misschien heb ik een oude lijst, maar laten we die volgorde aanhouden.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Voorzitter. We beginnen het nieuwe jaar in ieder geval elegant en geven elkaar allemaal de ruimte om als eerste een vraag te mogen stellen.

Minister Kamp en de media hebben het met regelmaat over een "1%-regeling": bij gaswinning, bij schaliegaswinning en misschien ook bij oliewinning zou 1% van de opbrengsten daarvan naar de regio moeten gaan. Het gaat daarbij natuurlijk om heel grote financiële en economische belangen. Minister Kamp staat op het punt om een besluit te nemen over Groningen. Dit zou een precedent scheppen. Denk bijvoorbeeld aan Schiphol: moeten de omwonenden aldaar ook 1% van de winst krijgen? En geldt dit ook voor de Maasvlakte? Ik wil hierover graag een fundamenteel debat met minister Kamp en wellicht ook met de minister van Financiën. Moeten we de kant opgaan dat we mensen gaan compenseren voor de winningen in hun gebied? Of moeten we er gewoon voor zorgen dat alle Nederlanders waar ze ook wonen, in Groningen, Zeeland of Gelderland, veilig zijn?

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Natuurlijk moeten onze inwoners altijd veilig zijn. Als wij denken aan Groningen, staat dat voor ons voorop, nog vóór een discussie over een eerlijke verdeling van de lusten en de lasten, waarvoor wij al heel lang pleiten. Laten we dat debat maar eens met elkaar voeren, daar lijkt me niks mis mee.

De voorzitter:
Dus steun voor dit verzoek?

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Ja, steun voor een debat hierover.

De heer Jan Vos (PvdA):
Het lijkt mij belangrijk dat wij het kabinet om een brief vragen over dit onderwerp en dat we die brief vervolgens betrekken bij het debat dat de Partij van de Arbeid al heeft aangevraagd naar aanleiding van het toenemende aantal bevingen in Groningen. Dat debat staat al gepland. Zo kunnen we dit onderwerp op korte termijn bespreken met de minister.

De heer Paulus Jansen (SP):
Ik begrijp dat mevrouw Van Tongeren een debat wil over het bredere aspect van compensatie voor overlast in de achtertuin. Ik ken geen brief van de minister van Economische Zaken daarover. Ik stel dus voor om de minister allereerst eens met een notitie te laten komen over dit algemene probleem. Laten we daarna bekijken hoe we dit onderwerp bespreken. De discussie over Groningen zou ik gewoon willen voeren op de manier waarop we dat al hebben afgesproken.

De voorzitter:
Dus geen steun.

De heer Leegte (VVD):
Geen steun voor dit voorstel. Dit is een belangrijk onderwerp en daarom gaan we er al over spreken in de context van Groningen. Dit komt dus binnenkort op ons af.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Het lijkt mij dat mevrouw Van Tongeren een goede analyse heeft gemaakt. Als je in het geval van Groningen hier ja tegen zegt, moet je inderdaad ook de consequenties voor andere terreinen kunnen overzien. Steun dus voor dit verzoek om een debat. Een voorafgaande brief, waarin de positie van de minister duidelijk wordt, lijkt me daarbij behulpzaam.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Mevrouw Van Tongeren snijdt duidelijk een breed probleem aan. Het lijkt mij daarom niet dat we dit moeten betrekken bij een debat alleen over Groningen. Omdat zij deze principiële discussie wil aansnijden, vind ik wel dat wij eerst een brief van de minister moeten hebben over de vraag of wij die principiële discussie wel met elkaar aan het voeren zijn. Ook ik heb dat namelijk niet kunnen ontdekken in de media. Ik hoor graag van de minister of er aanleiding is om die discussie te voeren. Daarna kunnen we, op basis van die notitie, bekijken of er een debat nodig is. Maar graag eerst die brief.

De voorzitter:
Voorlopig dus geen steun voor dit verzoek.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Ik sluit mij aan bij de woorden van de heer Jansen. Ik zou dit uit elkaar willen trekken en eerst willen vragen om een beschouwing van de minister over de 1%-problematiek en de hele Groningencasus los daarvan willen bekijken, op de al afgesproken manier. Nu dus geen steun voor dit debat.

De heer Dijkgraaf (SGP):
Geen steun voor dit verzoek, wel steun voor een brief. Er moet namelijk wel duidelijkheid komen over het onderwerp. Dan bekijken we wel hoe we verdergaan.

De voorzitter:
Er is onvoldoende steun, mevrouw Van Tongeren.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Ik begrijp het. Ik wacht de brief rustig af. Daarna zullen we dit opnieuw agenderen.

De voorzitter:
Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:
Het woord is aan de heer Omtzigt van de CDA-fractie.

De heer Omtzigt (CDA):
Voorzitter. Morgen hebben we een debat over toeslagen. Ik ben blij dat we dat debat hebben, want de coalitiepartijen steunen vandaag geen verzoeken voor debatten. Dit debat staat echter al gepland. Gisteren zijn de Kamervragen beantwoord. In de beantwoording staat dat Bulgarije geen hulp hoeft te verlenen aan Nederland bij de invordering van de huurtoeslag. Als een Bulgaar nog huurtoeslag moet terugbetalen, is er dus geen enkele mogelijkheid om deze terug te krijgen. Dat is zeer bijzonder als we met 28 lidstaten in de EU zitten. De CDA-fractie wil voor het debat van morgen weten of de huur-, de zorg- en de kinderopvangtoeslagen terugvorderbaar zijn uit de 27 lidstaten van de EU en Turkije of niet. Als deze niet terugvorderbaar zijn, is dat een heel groot probleem.

Ik heb nog een verzoek. Ineens blijken er 3,9 miljoen alleenstaanden in Nederland te zijn die recht hebben op een toeslag. Volgens het CBS zijn er dik 2 miljoen alleenstaanden en nog een half miljoen alleenstaande ouders. Verder zijn er nog mensen in een instelling die zorgtoeslag kunnen hebben. Dat geldt ook voor thuiswonende studerende kinderen.

De voorzitter:
Wat is uw verzoek, mijnheer Omtzigt?

De heer Omtzigt (CDA):
Waar komen die bijna 4 miljoen alleenstaanden vandaan? Hoe matcht dit met de CBS-cijfers? Mijn vraag is gericht aan minister Plasterk en staatssecretaris Weekers. Graag ontvang ik de brief voor morgen 12.00 uur.

De voorzitter:
Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De heer Merkies (SP):
Mag ik er nog wat aan toevoegen?

De voorzitter:
U wilt nog iets zeggen over het vorige punt? Ik heb rondgekeken of er nog behoefte was om te reageren.

De heer Merkies (SP):
Ik had iets harder moeten zwaaien. Het gaat over 510 Bulgaren bij wie nog een bedrag openstaat. Voor 199 Bulgaren wordt er een verzoek gedaan aan de Bulgaarse autoriteiten. Ik vraag me af hoe het met de overige gevallen zit.

De voorzitter:
U vraagt om dit in de brief mee te nemen, neem ik aan. We gaan hier namelijk geen debat over voeren.

De heer Merkies (SP):
Precies. Het is van belang om dit in de brief mee te nemen.

De voorzitter:
Dan stel ik voor om het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:
Het woord is aan de heer Van Dijck.

De heer Tony van Dijck (PVV):
Voorzitter. Ik wil graag een debat over de Libor-fraude van de Rabobank. Het is de grootste fraude ooit. Nu blijkt dat de verantwoordelijke fraudeurs er met bonussen vandoor gaan. Het gaat om een bestuurder die negen ton ontvangt. Daarnaast gaat het om zestien handelaren. Kennelijk is misdaad in Nederland zo lonend dat je zelfs grote zakken met geld toe krijgt. We hebben kunnen lezen dat in Amerika wel drie ex-Rabohandelaren worden aangeklaagd. Als je een megafraude pleegt in Nederland, kan het niet zo zijn dat je wegkomt met bonussen en dat er geen sprake is van strafrechtelijke vervolging. Daarom verzoek ik om een debat op korte termijn.

De heer Omtzigt (CDA):
Steun voor dit debat. Dit is de kern van het probleem in de financiële sector. Het gaat om een schikking van honderden miljoenen met buitenlandse toezichthouders waarvoor niemand gestraft wordt. Vergelijk dat eens met een kleine verkeersboete waarvoor je in de gevangenis kunt komen. Ik hoop ook dat er steun komt van de andere kant van de Kamer. Ik kijk even om me heen. Verder zou ik graag van tevoren een brief willen hebben waarin toegelicht wordt op welke wijze men tot een schikking is gekomen. Mijn SP-collega heeft hier ook al naar gevraagd. Is er een officiële aanwijzing voor gegeven? Op welke wijze hebben de bewindspersonen zich daarmee bemoeid? Die brief ontvang ik graag binnen een week.

De heer Merkies (SP):
Steun voor een debat. Dit is een belangrijk onderwerp. We hebben het al eerder gehad over de Libor-fraude. Hier gaat het weer om negen ton. Ik wil hier wel een volwaardig debat over hebben, en geen dertigledendebat. Een dertigledendebat is ook een volwaardig debat, maar ik vind het belangrijk om hier ruime spreektijd voor te hebben. Daarom wil ik hier een normaal debat over hebben.

De heer Klaver (GroenLinks):
Steun voor het debat. Daarbij zal het natuurlijk gaan over deze Libor-zaak, maar eigenlijk gaat het over een veel breder principe: hoe gaan wij ermee om als er in de bancaire sector of in het grote bedrijfsleven op zo grote schaal fraude wordt gepleegd en als je er eigenlijk zo eenvoudig met een relatief kleine schikking vanaf kunt komen?

De heer Nijboer (PvdA):
We hebben plenair precies over dit onderwerp een debat gevoerd in deze Kamer, maar ik steun wel het verzoek om de brief dat hier is gedaan. Daarna wil ik wel bezien of het in de bredere context zoals de heer Klaver zojuist schetste, dan wel anderszins het best kan worden besproken. Dus op dit moment geen steun voor een debat. Eerst een brief en dan kijken wat wij daarmee doen.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Steun voor de brief, inderdaad ook met de waardering van de minister van Financiën op deze vertrekbonus. En ook steun voor het debat dat er dan eventueel uit zal volgen.

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
Wat ons betreft ook steun voor een brief met meer uitleg over de vertrekbonus, want wij kunnen dat ook niet uitleggen aan de hardwerkende Nederlander. Over de schikking hebben wij al een debat gehad. Wat ons betreft betrekken wij dit bij het AO over de toekomst van de bankensector op 6 februari.

De voorzitter:
Wel of geen steun voor het debat?

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):
Geen steun voor het debat.

De heer Koolmees (D66):
Geen steun voor het debat. In de eerste plaats is dit een zaak voor de leden en de certificaathouders van de Rabobank. Wel steun voor de brief en voor het voorstel om die te betrekken bij het AO over de toekomst van de bankensector op 6 februari.

De voorzitter:
Mijnheer Van Dijck, er is geen steun voor het houden van een debat, wel voor een brief.

De heer Tony van Dijck (PVV):
Ik merk dat, voorzitter. Men legt de bal neer bij de Rabobank, maar het is ook de belastingbetaler. Ik wil de collega's er even aan herinneren dat die boete van 700 miljoen aftrekbaar is van de belasting. Dus de belastingbetaler wordt hier voor 150 miljoen aangeslagen omdat de Rabobank een gigafraude heeft gepleegd.

De voorzitter:
Mijnheer Van Dijck, er is geen steun voor een debat, dus dan hoeft u ook hier niet het debat te voeren. Het gaat nu echt om de regeling van werkzaamheden. Wat gaat u hiermee doen?

De heer Tony van Dijck (PVV):
Wij zullen de brief afwachten. Dan zal ik een volgende poging doen, maar ik vind het onbegrijpelijk hoe lichtvaardig hiermee wordt omgegaan.

De voorzitter:
Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Het woord is aan mevrouw Thieme.

Mevrouw Thieme (PvdD):
Voorzitter. Vanavond houden wij een debat over de intensieve veehouderij en met name over het kabinetsstandpunt over het al dan niet toestaan van megastallen en het al dan niet tegenhouden daarvan door gemeenten en provincies op grond van de volksgezondheid. Nu hadden wij als Kamer gevraagd om bij dit debat niet alleen de staatssecretaris van Economische Zaken aanwezig te laten zijn, maar ook de minister van Volksgezondheid. Wij hebben begrepen dat de minister niet naar het debat zal komen. Dat vinden wij jammer. Wij vinden het van groot belang dat zij erbij is. Ook de Kamer wil dat. Dus het lijkt ons goed om dat debat toch echt te houden met de minister van Volksgezondheid.

De heer Graus (PVV):
Afspraak is afspraak. Het klopt wat mevrouw Thieme zegt, dus van harte steun voor het verzoek.

De heer Schouw (D66):
Volop steun, juist omdat het een principieel debat is over wel of geen megastallen in relatie tot de volksgezondheid. Dus ik vind zeker dat de minister van Volksgezondheid daarbij moet zijn. Graag verplaatsen, maar wel binnen drie weken.

De heer Klaver (GroenLinks):
Ook steun voor het verzoek. Het is belangrijk dat het volksgezondheidsaspect ruim aan de orde komt. Daarvoor is de minister van Volksgezondheid gewenst bij het debat. Dus steun voor uitstel.

De voorzitter:
Voordat er een misverstand ontstaat, er is geen verzoek tot uitstel. Er staat een debat voor vanavond gepland. Als de Kamer in meerderheid wil dat de minister van Volksgezondheid aanwezig is bij dat debat, dan komt zij gewoon. Dan wordt het debat niet uitgesteld.

De heer Klaver (GroenLinks):
Voorzitter, laat ik mij dan goed uitdrukken. Ik wil graag dat de minister van Volksgezondheid aanschuift. Als dat betekent dat daardoor het debat zou moeten worden uitgesteld, dan ben ik daarvoor.

De heer Van Gerven (SP):
Steun voor het verzoek dat de minister van Volksgezondheid aanschuift, zeker vanwege het belangrijke aspect van de volksgezondheid.

Mevrouw Lodders (VVD):
Geen steun voor het verzoek om op dit moment de minister van Volksgezondheid aan te laten sluiten bij het debat. Het debat is in 2012 voor de eerste keer aangevraagd, volgens mij toen nog met de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Daar is uiteindelijk een andere vraag voor in de plaats gekomen. Mijn mening is dat wij het debat alleen met de staatssecretaris van Economische Zaken voeren. Dat is voor mijn fractie voldoende.

De heer Van Dekken (PvdA):
De PvdA-fractie heeft geen moeite met een uitstel van bijvoorbeeld drie weken. Het zou ook helemaal niet erg zijn als de minister van VWS aanwezig zou kunnen zijn bij dat debat. Ik begrijp wat u hebt gezegd, voorzitter, maar als het moet dan stellen we het uit.

De voorzitter:
Nee, de minister kan bij het debat aanwezig zijn als een meerderheid van de Kamer dat wil. Dan vindt het debat ook vanavond plaats.

De heer Van Dekken (PvdA):
Dat is mij bekend, voorzitter. Dan steun ik het voorstel van GroenLinks.

De heer Geurts (CDA):
De aard van het debat verandert continu. Als we nog een jaar wachten, hebben we het hele kabinet hier zitten. Ik wil uitstel echter niet tegenhouden, om ook de minister van Volksgezondheid in de gelegenheid te stellen in de Kamer te komen.

De voorzitter:
Er is een meerderheid voor het uitnodigen van de minister van Volksgezondheid, dus het debat vindt vanavond plaats in aanwezigheid van de minister van Volksgezondheid.

De heer Schouw (D66):
Toch nog even een technische vraag, voorzitter. Hebt u zich ervan vergewist dat de minister fysiek aanwezig kan zijn? Ik zie dat er ja wordt geknikt; prima, dan hebben we vanavond het debat.

De voorzitter:
Het is aan de Kamer om aan te geven wie ze in vak-K wil hebben. Als de meerderheid dit wil dan is het gewoon zo. De minister kan fysiek aanwezig zijn.

Mevrouw Thieme (PvdD):
Er was nogal wat verwarring bij de Tweede Kamer, omdat werd gezegd dat de minister niet kon komen. Dan vinden wij het prima als het later wordt, temeer daar er nog andere debatten zijn over de intensieve veehouderij. Daarom hebben we het ook zo aangekaart.

De voorzitter:
Ik ga ervan uit dat de minister vanavond gewoon aanwezig kan zijn. Voor zover ik weet, is dat geen probleem.

Mevrouw Lodders (VVD):
Dan hecht ik er toch aan om nog eens op te merken dat ik het wel heel erg krap in de tijd vind. Ik realiseer me dat een bewindspersoon aanwezig moet zijn als hij naar de Kamer wordt geroepen, maar het debat is in 2012 aangevraagd en nu wordt op het laatste moment de minister van Volksgezondheid erbij gevraagd. Ik denk dat we dat zorgvuldiger hadden kunnen en moeten doen.

De voorzitter:
Ik neem deze opmerking voor kennisgeving aan. De minister weet van dit debat. Ik neem dus aan dat ze vanavond erbij aanwezig kan zijn.

Mevrouw Thieme (PvdD):
Ik proef bij de meerderheid van de Kamer wel dat zij liever heeft dat het debat wordt uitgesteld. Aangezien mijn fractie aanvrager is van het debat, wil ik wel dat de woordvoerders een beetje gemotiveerd het debat gaan voeren. Ook wij willen dus instemmen met het eventueel uitstellen van het debat, als dat de meerderheid van de Kamer behaagt.

De heer Geurts (CDA):
Ik voel me aangesproken. Dit Kamerlid van het CDA is altijd gemotiveerd om over dit onderwerp in debat te gaan in de Kamer, ook met de minister.

Mevrouw Thieme (PvdD):
Ik weet ook dat u dat wel wilt, mijnheer Geurts.

De heer Graus (PVV):
Mocht het nu gaan om een verzoek tot uitstel, dan wil ik dat steunen.

De heer Van Dekken (PvdA):
Ik ben erg gemotiveerd om het debat te voeren, maar uitstellen lijkt mij uitstekend om te doen.

De heer Klaver (GroenLinks):
Steun.

De heer Schouw (D66):
Ik herhaal wat ik eerder heb gezegd: graag uitstel, maar het debat wel binnen drie weken voeren met de minister en de staatssecretaris.

De voorzitter:
Mevrouw Thieme, uw verzoek om uitstel is ingewilligd. We plannen het debat binnen drie weken met aanwezigheid van de minister van Volksgezondheid.

Het woord is aan mevrouw Ouwehand van de Partij voor de Dieren.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Voorzitter. Twee derde van de Nederlandse bevolking wil graag een verbod op het afsteken van vuurwerk door particulieren. We hebben zojuist in het vragenuur al van het kabinet te horen gekregen dat er een brief komt over de groeiende roep om omvorming van de vuurwerktraditie. We krijgen die brief in april. Namens drie partijen, die nog geen twee derde van de Nederlandse bevolking vertegenwoordigen — maar wat niet is kan nog komen! — wil ik een debat aanvragen over de vraag hoe we moeten omgaan met vuurwerk. Ik vraag dit aan mede namens de fracties van GroenLinks en 50PLUS. We kunnen daarbij dan de gegevens rondom de laatste jaarwisseling betrekken, zodat we het weer een veilig feest kunnen maken.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):
Ik denk dat het inderdaad heel belangrijk is dat we over dit onderwerp spreken. Maar ik wil wel spreken op basis van de gegevens en de cijfers van afgelopen oud en nieuw. Ik vind het wat lastig om nu een debat te steunen zonder dat we weten wanneer die cijfers precies komen. Ik heb ook nog wat aanvullende vragen over cijfers, die ik in de procedurevergadering zou willen stellen. Ik denk dus dat het handiger is als we in de procedurevergadering een algemeen overleg plannen, omdat we dat als commissie meer in eigen hand hebben.

De heer Segers (ChristenUnie):
Er is een bescheiden lijstje van partijen die het debat steunen. U mag de ChristenUnie erbij schrijven.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Prachtig.

Mevrouw Kooiman (SP):
In april komt er een brief. De SP wil heel graag dat de ministers nog in gesprek gaan met de gemeenten en de Nationale Politie, zodat we goed voorbereid een debat kunnen aangaan. Wat ons betreft kunnen we dat doen in een algemeen overleg, omdat we dan iets meer spreektijd hebben. Voorlopig zullen we in ieder geval de brief afwachten.

De heer Bisschop (SGP):
Van harte steun voor het debat. Natuurlijk moeten we dan over de gegevens beschikken, maar die zijn onderweg. Er is ook wetgeving in de maak. Juist omdat dit onderwerp raakvlakken heeft met zo veel verschillende beleidsterreinen, zoals het milieu, Binnenlandse Zaken en veiligheid, hecht ik er zeer aan dat we bij het wetgevingstraject, dat hopelijk leidt tot het uitbannen van vuurwerk, als Kamer op de bok zitten en niet ergens achterin.

De voorzitter:
U steunt dus wel het debat.

Mevrouw Helder (PVV):
Jaarlijks, na oudejaarsnacht, hebben we een AO over vuurwerk. Het liefste wil ik dit jaar weer een algemeen overleg hebben, nadat de brief er is. Hopelijk heeft minister Opstelten dan ook voor de Kamer een brief paraat waarin het resultaat staat van het overleg met de gemeenten en de Nationale Politie.

De heer Oskam (CDA):
Het is niet alleen traditie om vuurwerk af te steken met oud en nieuw. In deze Kamer is het ook een traditie om een AO over vuurwerk en oud en nieuw te hebben. Minister Opstelten en staatssecretaris Mansveld zijn daarbij aanwezig. Dat AO komt er weer aan. Dat is de gelegenheid waarbij we dit zullen bespreken. Ik steun dus niet het verzoek om een debat.

De heer Marcouch (PvdA):
Volledige steun voor de lijn van de collega van het CDA, de heer Oskam.

De heer Dijkhoff (VVD):
Ook de VVD voert graag het debat tijdens het reeds aangekondigde AO. Dan zullen we de vuurwerkvrijheid ook bepleiten. Een extra debat is dus niet nodig.

De voorzitter:
Mevrouw Ouwehand, er is geen steun voor een debat, maar wel steun voor een algemeen overleg met meer spreektijden.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Ik ben blij dat er in de Kamer steeds meer oor is voor de bevolking, die vindt dat we hier moeten handelen. Ik heb geen enkel bezwaar tegen een algemeen overleg. Ik hoop dat de Kamer met mij van mening is dat de brief die in april komt, substantieel moet zijn. Ik wil dus geen holle retoriek. Ik vraag om in die brief niet meer te verwijzen naar zinloze aanpakken van illegaal vuurwerk. Ik wil dat we voor de zomer een goed debat kunnen voeren over de vuurwerktraditie in Nederland.

De voorzitter:
Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:
Tot slot is het woord aan de heer De Graaf van de PVV-fractie.

De heer De Graaf (PVV):
Voorzitter. Tijdens de mondelinge vragen hebben we er al over gesproken met minister Asscher. Dat debatje liet zien dat er nog veel open eindjes zijn als het gaat om de uitspraak van de rechter over het korten op de kinderbijslag die naar het buitenland wordt geëxporteerd. Daarom wil ik hier graag een debat over aanvragen, zodat we breder met de minister kunnen spreken over uitkeringen die worden geëxporteerd, in het bijzonder de kinderbijslag.

Mevrouw Schut-Welkzijn (VVD):
Steun voor dit debat, maar ik wil wel daaraan voorafgaand een brief. Collega Tellegen en ik hebben hier ook schriftelijke vragen over gesteld. Die vragen willen we voorafgaande aan het debat beantwoord zien. De VVD is het met de PVV eens dat de export van kinderbijslag moet worden gestopt. Als het debat daartoe bijdraagt, steunen we dat zeer.

De heer Pieter Heerma (CDA):
Ook steun voor het debat, voorafgegaan door een brief.

Mevrouw Vermeij (PvdA):
We hebben zojuist gehoord dat de minister uitziet naar het debat. Ook onze steun, maar graag eerst een brief.

De heer Dijkgraaf (SGP):
Steun voor een brief en het debat.

De voorzitter:
Er is steun voor uw verzoek, mijnheer De Graaf. Het debat zal dan ook worden gepland, met spreektijden van vier minuten.

De heer De Graaf (PVV):
Hartstikke mooi.

De voorzitter:
Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:
Hiermee zijn wij gekomen aan het eind van de regeling.

Ik sluit de vergadering, maar pas nadat ik de heer Moors, het nieuwe Kamerlid, naar voren heb geroepen voor het in ontvangst nemen van de felicitaties van zijn collega's en natuurlijk ook die van mij.

Sluiting

Sluiting 15.18 uur.