Plenair verslag Tweede Kamer, 39e vergadering
Donderdag 19 december 2013

  • Aanvang
    10:15 uur
  • Sluiting
    19:04 uur
  • Status
    Gecorrigeerd


Opening

Voorzitter: Bosma

Aanwezig zijn 147 leden der Kamer, te weten:

Agema, Arib, Van Ark, Azmani, Baay-Timmerman, Bashir, Beertema, Berckmoes-Duindam, Bergkamp, Berndsen-Jansen, Bisschop, De Boer, Van Bommel, Bontes, Bosma, Bosman, Bouwmeester, Ten Broeke, Bruins Slot, Van der Burg, De Caluwé, Cegerek, Van Dam, Van Dekken, Tony van Dijck, Jasper van Dijk, Otwin van Dijk, Dijkgraaf, Dijkhoff, Pia Dijkstra, Remco Dijkstra, Dik-Faber, Dikkers, Duisenberg, Eijsink, Elias, Fokke, Fritsma, Van Gerven, Gesthuizen, Geurts, De Graaf, Graus, Groot, Günal-Gezer, Hachchi, Van Haersma Buma, Hamer, Harbers, Heerema, Helder, Van Hijum, Hoogland, Jacobi, Jadnanansing, Paulus Jansen, Karabulut, Keijzer, Kerstens, Klaver, Van Klaveren, Klein, Klever, Knops, Kooiman, Koolmees, Kuiken, Kuzu, Van Laar, Leegte, Leijten, De Liefde, Van der Linde, Litjens, Lodders, Lucas, Madlener, Maij, Marcouch, Van Meenen, Merkies, Van Miltenburg, Mohandis, Monasch, Agnes Mulder, Anne Mulder, Neppérus, Van Nieuwenhuizen-Wijbenga, Nijboer, Van Ojik, Omtzigt, Oosenbrug, Van Oosten, Oskam, Ouwehand, Öztürk, Pechtold, Potters, Van Raak, Rebel, Recourt, Roemer, Rog, De Roon, De Rouwe, Rutte, Samsom, Schouten, Schouw, Schut-Welkzijn, Segers, Servaes, Sjoerdsma, Slob, Smaling, Van der Staaij, Van der Steur, Straus, Tanamal, Taverne, Tellegen, Thieme, Van Tongeren, Van Toorenburg, Ulenbelt, Van Veen, Van Veldhoven, Verheijen, Verhoeven, Vermeij, Visser, Van Vliet, Voordewind, Voortman, Jan Vos, Mei Li Vos, Albert de Vries, Aukje de Vries, Vuijk, Van Weyenberg, Wilders, De Wit, Wolbert, Van 't Wout, Ypma, Yücel en Zijlstra,

en de heer Blok, minister voor Wonen en Rijksdienst, de heer Dijsselbloem, minister van Financiën, mevrouw Klijnsma, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de heer Opstelten, minister van Veiligheid en Justitie, de heer Teeven, staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, en de heer Weekers, staatssecretaris van Financiën.

De voorzitter:
Ik open de vergadering op de laatste parlementaire dag van dit jaar.

Mededelingen

Mededelingen

Mededelingen

De voorzitter:
Ik deel aan de Kamer mee dat er geen afmeldingen zijn.

Deze mededeling wordt voor kennisgeving aangenomen.

Hamerstuk

Hamerstuk

Aan de orde is de behandeling van:

  • het wetsvoorstel Regels omtrent de uitvoering van Europese verordeningen inzake financiële bijdragen uit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (Uitvoeringswet EFRO) (33735).

Dit wetsvoorstel wordt zonder beraadslaging en, na goedkeuring van de onderdelen, zonder stemming aangenomen.

Verzoekschriften

Verzoekschriften

Aan de orde is de behandeling van:
- verslagen van de commissie voor de Verzoekschriften en de Burgerinitiatieven (33758, nrs. 7 tot en met 16).

De voorzitter:
Ik stel voor, overeenkomstig de voorstellen van de commissie voor de Verzoekschriften en de Burgerinitiatieven te besluiten.

Daartoe wordt besloten.

Najaarsnota 2013

Najaarsnota 2013

Aan de orde is het debat over de Najaarsnota 2013 (33805, nr. 1).


Termijn inbreng

De voorzitter:
We zijn toe aan het debat over de Voorjaarsnota. Pardon, het is — de minister geeft het ook al aan — de Najaarsnota. Het is de laatste dag van het jaar, vandaar. Neem me niet kwalijk, minister. Ik heet de minister van Financiën van harte welkom.

Er hebben zich acht sprekers van de zijde van de Kamer gemeld. De heer Klaver heeft zich zojuist afgemeld. De eerste spreker staat reeds te trappelen. Dat is de heer Merkies van de fractie van de SP. Hij heeft een spreektijd van tien minuten.

De heer Merkies (SP):
Voorzitter. Bij de algemene financiële beschouwingen stelden we vast dat dat een soort financiële nabeschouwingen waren. Dit voelt een beetje alsof we naar het voorprogramma zijn verhuisd, met zo meteen het debat over het pensioenakkoord. Maar goed, het gaat vandaag over heel wat anders. Het gaat over de laatste suppletoire begroting van het jaar.

Er staan geen schokkende zaken in de Najaarsnota. Wel is er nog het gevalletje van de 650 miljoen voor de onderwijsintensivering, die op een wonderbaarlijke wijze tevoorschijn is getoverd bij het Herfstakkoord. Tijdens de algemene financiële beschouwingen zei de minister dat dit moest worden gehaald uit de ruimte die aan het einde van het jaar onder de uitgaven resteert. Het moest worden gehaald uit de onderuitputting voor dit jaar. Afgaande op wat we in de Najaarsnota zien, gaat dat bij lange na niet lukken. Is de minister dat met mij eens? De onderuitputting staat in de Najaarsnota op 531 miljoen, maar we hebben ook nog een in=uittaakstelling van 640 miljoen te vervullen. Je kunt het geld maar één keer uitgeven. Dat geld is er dus gewoon niet, of er moet nog een enorme onderuitputting optreden tussen de Najaarsnota en de voorlopige rekening. Dat ligt echter niet voor de hand. In de afgelopen twee jaar nam de onderuitputting juist af tussen de Najaarsnota en de voorlopige rekening. We kunnen dus concluderen dat het begrotingstekort voor dit jaar verder zal oplopen. Heeft de minister nu werkelijk gedacht dat de onderwijsintensivering uit de onderuitputting te financieren was, terwijl er nog een in=uit-taakstelling lag? Als de minister dit werkelijk een deugdelijke dekking vindt, dan is mijn vraag: vindt hij dat ook als de SP volgend jaar bij het doen van voorstellen met een vergelijkbare dekking komt?

In de Najaarsnota vinden we ook de vierde uitkering uit de failliete boedel van Landsbanki, bekend van Icesave. Er is nu 811 miljoen afgelost, maar New Landsbanki, zoals de bank nu heet, zegt failliet te gaan als hij ook volgend jaar wordt gedwongen om vast te houden aan het aflossingsschema. Klopt dat, of is het bluf? We hebben nog een vordering op de boedel van Landsbanki van 617 miljoen euro. Hoe reageert de minister hierop? Krijgt Landsbanki een langere periode om terug te betalen? Wat zijn de komende jaren de mogelijke consequenties voor de Nederlandse schatkist?

Ik krijg graag een verklaring van de minister over de enorme toename van de externe inhuur op Financiën. In de Najaarsnota kunnen we lezen dat de uitgaven hieraan met 77% zijn gestegen ten opzichte van de begroting voor 2013. We hebben gevraagd naar een verklaring daarvoor. Het antwoord van de minister daarop was dat de oorspronkelijke ramingen voor de subonderdelen van het apparaatsbudget van de Belastingdienst zijn herijkt. Dat klinkt nogal technisch. Dan is mijn vraag uiteraard: was het zonder die herijking wél onder de norm van 10% gebleven? Dat is de norm waartoe mijn fractievoorzitter in 2010 heeft opgeroepen en die toen Kamerbreed is gesteund.

Over de triple-A-rating hebben we het al even gehad tijdens het vragenuurtje. Nederland heeft van Standard & Poor's een downgrade gekregen. Het is verstandig dat de minister toen niet zei: we krijgen een rating van S&P, laten we nu maar meteen ons beleid omgooien. Als we in het beleid gaan koersen op ratings en dagkoersen, zijn we niet goed bezig. Dan formaliseren we eigenlijk het beleid waarin financiële markten dicteren wat er in de samenleving gebeurt. Ik moet daarbij terugdenken aan het voorvalletje waarbij mijn fractievoorzitter Emile Roemer zei "over my dead body!" en De Jager trots kwam met het plaatje waarop een klein piekje was te zien in de rente. Ik denk niet dat je op zo'n manier te werk moet gaan dat je zegt: oké, dan gaan we het beleid maar omgooien. Als de rente al omhooggaat, is het natuurlijk de vraag of het een blijvende verhoging is of dat de rente later weer omlaaggaat. Het is natuurlijk niet zo dat we morgen in één keer de hele staatsschuld moeten herfinancieren.

De heer Tony van Dijck (PVV):
Hoor ik de heer Merkies nu zeggen dat het kabinet zijn beleid niet moet omgooien? Ik dacht namelijk dat het verlies van de triple-A-status ook voor de SP een wake-upcall zou zijn: we zitten helemaal op een verkeerde koers en we moeten juist heel snel het beleid omgooien.

De heer Merkies (SP):
Het is goed dat de heer Van Dijck deze heldere vraag stelt. Uiteraard vind ik dat het beleid moet worden omgegooid, maar niet op basis van ratings. In feite moet je het hele jaar door kijken naar signalen. De ratings zijn inderdaad ook een signaal, maar we moeten niet denken: Standard & Poor's zegt dit, dus dat gaan we maar doen. Dat zou een verkeerde boodschap zijn.

Het is dus goed om te bekijken wat de oorzaak is van de verlaging van de kredietstatus, maar er wordt al gauw geshopt uit het rapport van Standard & Poor's. Het kabinet leest daarin vooral een aanmoediging om door te gaan op de ingeslagen weg. Als we dan toch aan het shoppen zijn uit het rapport, zou ik juist de zin willen benadrukken waarin staat dat de bezuinigingen de groei hebben gedrukt. Zo staat er dus eigenlijk voor iedereen iets in. Ik denk dat het vooral van belang is dat we ons niet gek laten maken door kredietbeoordelaars, zo zeg ik nog eens tegen de heer Van Dijck. Mijn fractie zou het een goed idee vinden als er naast de drie grote Amerikaanse kredietbeoordelaars ook een onafhankelijke Europese kredietbeoordelaar zou komen, die tegenwicht zou kunnen bieden aan de drie kredietbeoordelaars die vooral worden gefinancierd door de sector zelf en daarvan dus ook afhankelijk zijn.

ESMA, de Europese toezichthouder, heeft zware kritiek geuit op de kredietbeoordeling en met name op de kwaliteit, de integriteit en de onafhankelijkheid van de beoordelingen. Ik refereerde daar al aan tijdens het vragenuur. Ik ben blij dat de minister onze zorgen daarover deelt. Ik heb wel een vraag over het lekken van informatie over de ratings. Zou daartegen niet met sancties moeten worden opgetreden? In de antwoorden die we gisteren kregen, schrijft de minister dat het verboden is om toekomstige ratings bekend te maken anders dan aan de beoordeelde zelf. Hij schrijft ook dat ESMA boetes kan uitdelen. Dan is echter mijn vraag waarom dat niet is gebeurd, terwijl ESMA wel heeft vastgesteld dat er is gelekt. De CRA3-verordening die per 1 juni is ingegaan en die de kwaliteit en de invloed van deze kredietbeoordelaars moet versterken, wordt eind 2016 geëvalueerd. Dan wordt ook bekeken of er ten aanzien van staatsobligaties een Europees systeem moet komen. Is de minister bereid om erop aan te dringen om de evaluatie een jaar eerder te laten plaatsvinden?

De minister heeft gisteren afspraken gemaakt over de bankenunie. Vaak wordt de illusie gewekt dat de belastingbetaler daardoor helemaal niet hoeft op te draaien voor de kosten. In het NRC Handelsblad van gisteren las ik dat de minister daarover zou hebben gezegd: de belastingbetaler draait niet langer op voor toekomstige problemen in de financiële sector. Dat kan natuurlijk een interpretatie van de krant zijn en mogelijk wil de minister het nog nuanceren, want als hij het zo zegt is het natuurlijk niet waar. Mensen leven nu namelijk in de veronderstelling dat de volledige kosten terechtkomen bij de private geldschieters, maar in werkelijkheid wordt een klein deel van wat de private geldschieters hebben ingelegd, aangesproken voordat men bij het publiek aanklopt. Er zijn allerlei barrières waar je doorheen moet. Dat doet mij een klein beetje denken aan de Titanic. De Titanic kan niet zinken, want het schip is erg stevig. Maar als je door die barrières heen gaat, zinkt het wel degelijk. Ik vergelijk de banken dan maar met de ijsbergen. De problemen blijken vaak veel groter te zijn dan wij denken. Dan komen wij toch veel sneller bij het publieke geld dat via het omweggetje van het ESM van de belastingbetaler komt.

De heer Nijboer (PvdA):
Ik ben gek op metaforen, maar ik probeer ze wel altijd te begrijpen. Daarom stel ik een verhelderende vraag. Deelt de heer Merkies de opvatting dat met de afspraken die in de bankenunie worden gemaakt, de rekening veel en veel meer dan thans het geval is bij private partijen komt te liggen, bij aandeelhouders, beleggers en obligatiehouders?

De heer Merkies (SP):
Als de heer Nijboer even had gewacht, dan had hij ook mijn positieve woorden gehoord. Het gaat inderdaad in de juiste richting, maar wel erg voorzichtig. Het gaat om 8% van wat die private geldschieters inleggen. Vervolgens kom je dan bij het resolutiefonds. Maar dat is toch ook geld dat uiteindelijk weer bij de spaarders terechtkomt? Ze zouden de kosten die de banken maken ook kunnen doorspelen.

De heer Nijboer (PvdA):
Ik ben blij met deze erkenning, maar ik vind dat de heer Merkies erg overdrijft als hij zegt dat het kleine stappen zijn. Het zijn immense stappen. Wij hebben in de Kamer dit jaar gesproken over SNS. Toen konden wij gewone obligatiehouders niet onteigenen. Afgesproken is om dit wel te doen. Er wordt 8% privaat kapitaal van het balanstotaal van banken gevraagd, terwijl banken volgens Europese richtlijnen maar een paar procent aan kapitaal nodig hebben. Kortom, voert u hier niet …

De voorzitter:
Graag via de voorzitter spreken.

De heer Nijboer (PvdA):
Voert de heer Merkies hier niet een nummertje op, terwijl hij eigenlijk zijn zegeningen zou moeten tellen nu Europa de financiële sector eindelijk eens een keer hard aanpakt?

De heer Merkies (SP):
Het is heel simpel. Als de private geldschieters voor 8% zijn aangesproken, dan kom je bij de volgende stap. Uiteindelijk kom je dan gewoon uit bij de belastingbetaler. Als je zegt dat de belastingbetaler niet gaat betalen, waarom voeren wij hier dan die hele discussie over publieke achtervang? Wij moeten niet zeggen dat de belastingbetaler niet betaalt, want dat kan nog heel goed gebeuren. Wat ons betreft moet het deel dat private geldschieters betalen, een stuk omhoog.

Er zijn dus voorzichtige stappen gezet, maar het idee "jullie redden onze banken en wij redden jullie banken" is heel slecht. Er schuilt een enorm gevaar in van moral hazard. Het zogeheten "skin in the game" zal dat onvoldoende compenseren, vrees ik.

Wij zien deze week een vergaande overdracht van bevoegdheden richting Europa. Het zou de coalitie, met name de VVD, sieren als zij dat gewoon erkent. Er is vannacht ingestemd met het vormen van één resolutiefonds en geen nationaal afgebakende fondsen, zoals de VVD wilde. Ik ben benieuwd of de heer Harbers nog steeds vindt dat zijn motie is uitgevoerd. Gisteren hadden wij de schertsvertoning van de bindende contracten die niet juridisch, maar alleen politiek bindend zouden zijn. Wie hou je dan voor de gek? Uiteindelijk is het natuurlijk wel bindend.

Voor het resolutiemechanisme is een apart verdrag nodig. Zal het kabinet dat nog aan het Nederlandse volk voorleggen of wordt het volk voor de zoveelste keer de mond gesnoerd als het gaat om de overdracht van bevoegdheden in Europa? Ik zie de minister van Financiën druk gebaren, maar ik hoop dat hij mijn vraag om dit aan het volk voor te leggen serieus neemt.

De heer Harbers (VVD):
Voorzitter. Aan het eind van het vorige financiële debat, de algemene financiële beschouwingen van twee maanden geleden, kondigde de minister na vragen van collega Koolmees en mij aan dat we op korte termijn meer zouden horen over de Alt-A-portefeuille van ING, zeg maar de Amerikaanse rommelhypotheken. Laat ik in dit debat de draad maar weer oppakken waar we toen eindigden en beginnen met de minister te complimenteren met het besluit om de Alt-A-portefeuille te verkopen, zodat ook dit deel van de crisisgerelateerde maatregelen binnenkort tot het verleden behoort.

In dat vorige debat stelde ik dat de eerste lichtpuntjes van economisch herstel en groei zichtbaar zijn. In de maanden sindsdien hebben we meer van die lichtpuntjes gezien. Zo komt de woningmarkt voorzichtig weer wat in beweging en zijn we volgens een Brits onderzoeksbureau koploper in het herstel van de bedrijvigheid op de inkoopmanagersindex. Verder voorspellen de prognoses van de Nederlandsche Bank en het Centraal Planbureau weer lichte groei voor de komende jaren. De risico's lijken voor het eerst niet meer alleen neerwaarts te zijn.

Ze zijn wat ze zijn: lichtpuntjes. We mogen ietsje hoopvoller zijn. Het is echter nog geen reden voor een jubelstemming, want om in de fase van echt herstel te komen nemen we pijnlijke maatregelen. Het wrange is verder dat we op hetzelfde moment een afwaardering te verduren kregen van onze triple-A-status bij Standard & Poor's. Hoewel deze naar verwachting geen directe invloed heeft op de rente van Nederland, baal ik er wel van, want ook ik was trots op die status van Nederland. Ik wuif die afwaardering dan ook zeker niet lichtvaardig weg. Tegelijkertijd is het een aansporing voor de overheid om in ieder geval koers te houden, want mede door het ingezette overheidsbeleid en het Herfstakkoord hebben we wel het predicaat "stabiel" gekregen. Dat moeten we niet ook nog op het spel zetten.

Dat we deze koers moeten houden, bleek ook uit het scorebord in de jaarlijkse groeianalyse van de Europese Commissie. Volgens dat bord heeft Nederland het van alle EU-landen met het hervormingsbeleid het beste voor elkaar. Als enige land staan bij ons de criteria op groen. Kijkend naar het gehele scorebord, overheidsfinanciën, economie en hervormingen, blijkt Nederland van alle eurolanden bij het laagste aantal criteria op rood te staan. Uit de hele Europese Unie moeten we alleen Denemarken voor laten gaan.

Vooral de huizenmarkt, de overheidsfinanciën en de houdbaarheid van de uitgaven aan zorg en sociale zekerheid verdienen aandacht. En dat gebeurt. Dankzij de maatregelen van het kabinet heeft Nederland alles in huis om terug te keren naar economische groei. Hiervoor blijft het echter noodzakelijk om te werken aan het op orde brengen van de overheidsfinanciën.

Nu ik het toch over dat scorebord heb, kan ik het gelijk ook hebben over de macro-economischeonevenwichtighedenprocedure, want ook daar wordt gewerkt met een scorebord. Hierbij wordt al een tijdje gekeken naar het Nederlandse overschot op de lopende rekening. Deze overschrijdt het criterium van de procedure. Duitsland is op hetzelfde punt recent onderwerp van debat geworden, waarbij opgeroepen werd om minder te exporteren of meer te importeren door stimulering van de binnenlandse bestedingen, lees loonsverhogingen. De VVD heeft zich van het begin af aan op het standpunt gesteld dat een overschot op de lopende rekening juist de sterke concurrentiepositie weerspiegelt en daarom nooit onderwerp van dit soort discussies zou moeten zijn.

Een van de variabelen die zorgt voor een groter overschot op de lopende rekening, schijnt het spaaroverschot bij het Nederlandse bedrijfsleven te zijn. Dit wordt namelijk door vele economen gezien als een van de oorzaken. Het is meteen ook een verschijnsel waarvan veel deskundigen zeggen dat ze nog niet de vinger kunnen leggen op de oorzaak van deze ontwikkeling. Het is namelijk al langer aan de gang, ook in de jaren voor de crisis. Is de minister bereid om hier onderzoek naar te doen? Wat maakt nu precies dat dit spaaroverschot toeneemt en zijn er wellicht belemmeringen voor het bedrijfsleven om vermogen tot investering te laten komen? Het gaat dan niet alleen om de techniek, het effect op de lopende rekening, maar ook om de vraag waar het geld zit en waarom het zijn weg niet vindt naar de Nederlandse economie in de vorm van investeringen die ons ook weer verder uit de crisis kunnen helpen.

Het financieel-economisch beeld in de Najaarsnota is niet echt veranderd sinds de Miljoenennota. Ik wil er een paar opmerkingen over maken en ik begin met een punt waar ik traditioneel op hamer, namelijk dat van de beleidsmatige mutaties na de Najaarsnota. De ervaring leert namelijk dat na de Najaarsnota vaak nog onderuitputting op diverse begrotingen optreedt, die dan gebruikt wordt om beleidsmatige uitgaven te financieren. Op Verantwoordingsdag heeft de minister toegezegd dat hij er dit jaar strikt op zal toezien dat dit niet meer gebeurt. Dat punt is dit jaar extra relevant, aangezien het kabinet de in=uittaakstelling nog niet volledig heeft ingevuld in de Najaarsnota. Om er zeker van te zijn dat de resterende 640 miljoen euro ook wordt ingevuld en dat de uitgavenkaders ook bij slotwet netjes zullen sluiten, moet elke euro onderuitputting die nog optreedt, hiervoor met voorrang worden ingezet. De minister van Financiën zal er dit jaar dus zeer strikt op moeten toezien dat er niet langer beleidsmatige mutaties naar de Najaarsnota worden toegestaan, zoals hij heeft toegezegd op Verantwoordingsdag. Ik ben in dat opzicht ook benieuwd of de minister nog onderuitputtingsanalyses maakt. In welke budgetten blijft structureel geld over? Hoe toetst de minister dit? Kan de Kamer daarin inzicht krijgen?

Tijdens de algemene financiële beschouwingen gaf ik al aan dat ook het kader Sociale Zaken aandacht verdient. Ik heb toen al gezegd: nu wij eindelijk het Budgettair Kader Zorg onder controle hebben, stroomt het kader SZA weer over! Ik wil de minister twee signalen meegeven. Overschrijdingen komen nu niet meer onverwacht. Wij gaan er dus van uit dat het kabinet nu al nadenkt welke maatregelen gedurende het jaar op SZW kunnen worden genomen indien zich een overschrijding blijkt voor te doen. Als zich toch overschrijdingen voordoen en het niet meer mogelijk is om die in het lopende jaar te ondervangen, gaan wij uit van intertemporele dekking. Voor de mensen thuis: dat zijn maatregelen die wat later ingaan om de schade in te lopen. De minister gaf in de beantwoording van de schriftelijke vragen al aan dat dit na de kadercorrectie van dit jaar het geval zal zijn. Wij houden hem daar graag aan, want het kader Rijksbegroting in enge zin heeft dit jaar flink moeten leveren. Denk bijvoorbeeld aan de prijsbijstelling in het voorjaar. Dit zijn juist uitgaven die Nederland economisch versterken. De grote uitdaging voor de komende jaren blijft om de uitgaven aan de verzorgingsstaat te beheersen. Dat bleek ook uit de goede analyse van het kabinet dat deze uitgaven de afgelopen jaren reëel met 20% zijn toegenomen terwijl de economie kromp. Daar zijn de grote hervormingen van dit kabinet allemaal op gericht.

Omdat onze andere vragen al adequaat zijn beantwoord in de schriftelijke vragenronde, waarvoor ik de minister bedank, ben ik daarmee aan het einde van mijn inbreng in eerste termijn gekomen.

De heer Tony van Dijck (PVV):
Voorzitter. Na dit positieve verhaal heb ik een ander verhaal. Nederland zakt namelijk op alle ranglijsten. In Europa bungelen wij onderaan en zelfs Griekenland doet het beter dan Nederland. Wij verliezen aan concurrentiekracht en leveren welvaart in. Wij zakken zelfs op de koopkrachtranglijst van de OESO, zo hebben wij vandaag kunnen lezen. In 2008 zaten wij qua koopkracht nog 8% boven het gemiddelde, maar nu is dat 1%. Wij zakten van de negende naar de vijftiende plaats.

Deze minister ziet lichtpuntjes, maar volgens mij ziet hij sterretjes. De werknemers zijn somberder dan ooit over hun baan en over hun pensioen. Vorig jaar zijn er maar liefst 12.000 bedrijven failliet gegaan en dit jaar weer 12.000. Al twee jaar lang gaan in dit land 1.000 bedrijven per maand failliet. De consumptie daalt voor het zesde jaar op rij. Wij hebben een recordaantal werklozen van 700.000. Volgend jaar stijgt het door met 60.000. De tekorten lopen op en de schulden lopen verder op. Hoezo "de crisis is over"? Christine Lagarde van het IMF waarschuwde dat de crisis nog lang niet over is, met 20 miljoen werklozen in Europa en een groei dicht bij nul. Ook de OESO is erg somber. Voor Nederland voorspelt de OESO volgend jaar een krimp, in tegenstelling tot al het positivisme. Zoals wij allemaal weten, heeft deze regering de economie verder kapotgemaakt door verkeerd beleid te voeren. Nederland krimpt al acht kwartalen op rij en de obsessie om het tekort met megabezuinigingen terug te dringen, heeft ons niet alleen economische groei gekost, maar ook onze kredietstatus. Waar staan we nu? Het tekort wordt volgend jaar weer groter, de schuld wordt volgend jaar weer groter en de economie groeit nauwelijks. Door een belachelijk pakket aan belastingverhogingen zijn de koopkracht en de consumptie volledig weggeslagen in dit land. Iedereen staat vol op de rem. De heer Rutte zegt: koop die auto, koop dat huis, maar de Nederlandse bevolking zegt: doe het zelf. Winkels sluiten massaal hun deuren en mensen verliezen massaal hun baan.

De kroon op dit kamikazebeleid is het verlies van onze triple-A-status. Al het beleid was gericht op het voorkomen van verlies van die triple-A, onze kredietstatus. Klaas Knot waarschuwde vorig jaar april nog dat verlies van de triple-A-status 100 basispunten aan rente zou kunnen kosten; 4 miljard euro extra belastinguitgaven. Deze minister ziet het als ondersteuning van beleid. We moeten nog eens 6 miljard bezuinigen, volgend jaar nog een keer de lasten met 8 miljard verhogen om nog meer werklozen en nog minder consumptie te krijgen. Wil deze minister soms Griekenland achterna? Deze minister, maar ook de Kunduzcoalitie, is verantwoordelijk voor de sluiting van bijna 20.000 bedrijven in dit land en voor 170.000 werklozen in anderhalf jaar tijd. Dat was niet nodig geweest. Een mea culpa van deze minister is dan ook op zijn plaats. Hij heeft er gewoon een puinhoop van gemaakt.

Volgend jaar komen er nog eens 60.000 werklozen bij. Is hierbij rekening gehouden met de komst van de Bulgaren en de Roemenen? Is hier rekening gehouden met de 100.000 ontslagen in de langdurige zorg? Is rekening gehouden met de 4.000 ontslagen bij Achmea, 8.000 bij Rabobank, 4.000 bij ING, 2.000 bij KLM, 1.000 bij APG, 1.100 bij OAD en zo kan ik nog wel even doorgaan. Is hiermee rekening gehouden of zijn die 60.000 werklozen voor volgend jaar nog een rooskleurige schatting?

De kredietverlening vormt een acuut probleem in dit land. De minister erkent eindelijk dat dit een probleem is. Tot vorig jaar zei hij nog: door de crisis loopt de vraag terug. Nu erkent hij dat de kredietkraan potdicht zit. Bij het mkb worden 30% tot 50% van de kredietaanvragen geweigerd. Vorig jaar daalden de kredietaanvragen met maar liefst 5 miljard en de hypotheekaanvragen met maar liefst 7 miljard. Wat gaat deze minister daaraan doen, is de grote vraag. Gaat hij de kredietregels versoepelen? Nee. Deze minister van ziende blind en horende doof verscherpt de kredietregels waardoor het nog lastiger wordt om kredieten te krijgen. Deze minister is slim bezig.

En dan de accijnzen. Die vormen een typisch voorbeeld van hoe het niet moet. De slachting in de detailhandel en bij grensondernemers gaat gewoon door. Na miljardentegenvallers bij de btw en de accijnsinkomsten eerder dit jaar zien wij nu ook bij de Najaarsnota het beeld verder verslechteren. De accijnsinkomsten vallen maar liefst met 1 miljard tegen dit jaar. De verhoging van 500 miljoen is keihard in ons gezicht ontploft. De totale belastingtegenvaller dit jaar komt uit op meer dan 10 miljard; 10 miljard minder inkomsten dan verwacht. Dat zou toch een wake-upcall moeten zijn? De belastingen worden dit jaar verhoogd met 9 miljard en er wordt 10 miljard minder opgehaald. Het is geen wonder dat deze minister tot politicus van het jaar is gekozen want dit heeft nog nooit iemand gepresteerd. Chapeau. Deze minister slaapt echter rustig verder. Voor volgend jaar verhoogt hij weer de accijnzen, met 400 miljoen. De tegenvaller kunnen wij tegemoet zien.

Ik kom ten slotte te spreken over Europa. In 2013 wordt maar liefst 1 miljard meer afgedragen aan Brussel dan in 2011 en 2012. Hoe is dit te verklaren? 1 miljard meer aan Brussel. Deze minister heeft het dan in de Najaarsnota over een meevaller van 200 miljoen, terwijl we 1.000 miljoen meer afdragen dan vorig jaar. De mensen in het land hebben recht op een helder antwoord, want uiteindelijk betalen we elk jaar weer 7,5 miljard aan Brussel.

Nederland staat inmiddels garant voor alle zwakke landen in Europa. Inmiddels staan deze landen voor 52 miljard bij ons in het krijt. Wanneer beginnen deze landen een keer met terugbetalen? Ik hoor daar niets over. Ik hoor dat Ierland afscheid neemt van het steunprogramma, maar hoe zit het met terugbetaling? Ook de ECB heeft als een gek met geld lopen gooien om de crisis te bestrijden. De rekening is inmiddels opgelopen tot 55 miljard, van ons geld. Als landen weigeren om terug te betalen of gewoon niet terug kunnen betalen, loopt Nederland een risico van 150 miljard. Denkt de minister nog steeds dat we dat geld ooit terugzien?

Alsof het nog niet genoeg is, wil deze minister ook nog garant gaan staan voor de zombiebanken in Zuid-Europa, zogenaamd om de belastingbetaler te ontzien. Maar minister, alle kosten die Nederlandse banken moeten maken, voor het toezicht, voor het resolutiemechanisme, voor het depositogarantiestelsel, worden gewoon doorberekend aan Nederlandse rekeninghouders. En Nederlandse rekeninghouders — het is misschien nieuws voor deze minister — zijn ook belastingbetalers.

De mensen hebben recht op een eerlijk verhaal. Zoals het nu gebracht wordt, is het pure publieke misleiding.

De heer Nijboer (PvdA):
Voorzitter. Het economisch herstel kondigt zich aan. De investeringen nemen toe, de huizenverkoop trekt aan, het consumentenvertrouwen stijgt, het aantal faillissementen daalt, er zijn voor het eerst sinds tijden geen tegenvallers meer bij de totale belastinginkomsten, en de raming van het Centraal Planbureau voor volgend jaar is niet neerwaarts bijgesteld.

De heer Tony van Dijck (PVV):
Ik wil even een leugen van de heer Nijboer doorprikken. Het aantal faillissementen is dit jaar hoger dan vorig jaar en vorig jaar hadden we al een record. Met andere woorden, dit jaar is een recordaantal bedrijven, 12.634, failliet gegaan in dit land.

De heer Nijboer (PvdA):
Als u in de DNB-publicatie kijkt, ziet u dat het aantal faillissementen is afgenomen.

De heer Tony van Dijck (PVV):
Het aantal faillissementen is misschien de afgelopen maand een beetje afgenomen, maar per saldo, opgeteld dit jaar, zijn er meer bedrijven failliet gegaan dan ooit in Nederland. En daar ben u verantwoordelijk voor.

De heer Nijboer (PvdA):
Ik schetste een trend. Het aantal faillissementen, hoewel veel te hoog, nam in de afgelopen maand af. Dat schetste de heer Van Dijck ook. Hetzelfde geldt voor de werkloosheid. Het consumentenvertrouwen is natuurlijk niet hoog maar wel stijgende. Het klimt uit het dal. Die trend schetste ik.

Het Centraal Planbureau verwacht een lichte economische groei, een toename van de investeringen en de export. Ook de koopkracht neemt, mede door de maatregelen in het Herfstakkoord, voor het eerst in jaren substantieel toe. Er is in de afgelopen jaren in totaal 5% koopkrachtdaling geweest. Volgend jaar wordt een koopkrachtstijging van 1% verwacht. Het pensioenakkoord, waar later vandaag over gedebatteerd wordt in deze Kamer, draagt ook bij aan hogere besteedbare inkomens vanaf 2015.

Ondanks de tekenen van economisch herstel is er geen enkele reden om tevreden te zijn of om achterover te leunen. Vooral de hoge werkloosheid vergt alle aandacht en alle actie van het kabinet. Op aandringen van de PvdA zijn er naast afspraken over de begroting ook maatregelen aangekondigd bij de begroting voor volgend jaar om de economie op gang te brengen en de werkloosheid te bestrijden. Voor mkb'ers om de kredietverlening op gang te brengen — de heer Van Dijck vroeg daar ook aandacht voor — voor de bouw, met een woonakkoord en een energieakkoord, om stimuleringsmaatregelen te nemen, en voor pensioenfondsen om meer te investeren in Nederland. De PvdA roept het kabinet op om voort te maken met dit stimuleringspakket. De werkloosheid is simpelweg veel te hoog.

Minister, hoe staat het met de 140 miljoen die de verzekeraars zouden stoppen in een mkb-investeringsfonds? Zijn de eerste spouwmuren al besteld voor isolatie van woningen van woningcorporaties? Wanneer en waarin zullen de toegenomen investeringen van pensioenfondsen plaatsvinden? Wat is de eerste ervaring met de verruiming van de schenkbelasting?

Ik kom op de Najaarsnota zelf. Ik stel vast dat de kaders sluiten. Eén item krijgt standaard mijn warme aandacht: de zorg. Voor het eerst in jaren is er sprake van een meevaller, al is het een beperkte. Ik vraag de minister iets nader in te gaan op de oorzaken daarvan. Is deze meevaller incidenteel? Is hij structureel? Komt het door de dreiging van het macrobeheersingsinstrument? Is er meer publieke controle op de zorg? Of komen de meevallers die er nu zijn, straks als een boemerang terug? Het is namelijk een bekend probleem: wij weten pas over twee jaar zeker wat de zorguitgaven uiteindelijk waren. Hoe wil de minister die termijn verkorten?

De belastinginkomsten in totaal zijn niet lager dan de raming. Dat neemt niet weg dat er verschillen zijn tussen de belastingsoorten. Wij zagen de afgelopen jaren dat het vergroeningsbeleid ten aanzien van automobiliteit wel erg succesvol was. Alleen al vorig jaar vielen de opbrengsten een half miljard tegen.

De heer Tony van Dijck (PVV):
Dat was de tweede leugen, want de belastinginkomsten vallen met 10,1 miljard tegen dit jaar. In september 2012 dacht men 10,2 miljard meer op te halen aan belastingen dan nu het geval blijkt te zijn. Uw systeem van belastingverhoging heeft niet gewerkt. Mensen zijn daardoor alleen maar minder belasting gaan betalen. Bij accijnzen zie je het het beste: 1 miljard minder inkomsten terwijl de verwachting was 500 miljoen meer inkomsten. Dus hoe kunt u nu zeggen dat de belastinginkomsten niet tegenvallen?

De voorzitter:
Graag via de voorzitter.

De heer Nijboer (PvdA):
Wij bespreken vandaag de Najaarsnota. Daar ziet u keurig bij de belastinginkomsten en tegenvallers een nul staan. Dat is ten opzichte van de begroting van de afgelopen maanden. Wij hebben gezien dat het elke keer tegenviel. Dat is de trend waar ik op wees en daar wijst u ook op. Nu is dat niet meer het geval. Dit is het kantelpunt. Dat juich ik toe. Ik zal zo meteen in mijn verdere tekst ingaan op de onwenselijkheid van de enorm fluctuerende belastinginkomsten. Daar hebt u terecht een punt.

De heer Tony van Dijck (PVV):
Dan moet er duidelijk bij gezegd worden: de belastinginkomsten vallen niet tegen ten opzichte van twee maanden geleden. Maar de belastinginkomsten ten opzichte van de raming in 2012 vallen met 10 miljard tegen in 2013.

De heer Nijboer (PvdA):
Op de agenda staat de Najaarsnota. Daarin staat precies een nul. Daar debatteren wij vandaag over. Daar verwijs ik naar in mijn bijdrage. Dat hoeft u niet te verbazen.

Ik was bij het vergroeningsbeleid ten aanzien van automobiliteit. Dat was de afgelopen jaren erg succesvol. Alleen al vorig jaar vielen de opbrengsten daarvan met een half miljard tegen. Gelukkig zet deze trend — dit is ook een trend, mijnheer Van Dijck — zich niet door. Dat neemt niet weg dat de Partij van de Arbeid pleit voor stabielere belastingopbrengsten. Is het kabinet bereid daar nader op in te gaan, ook met het oog op zijn reactie op de commissie-Van Dijkhuizen?

Daarmee kom ik op het begrotingsbeleid in bredere zin. Het is goed om te zien dat de Europese Commissie de Nederlandse begrotingsafspraken met instemming heeft ontvangen. Het brede draagvlak dat het kabinet zocht, is zowel in de samenleving als het parlement gevonden. Deze afspraken moeten nu worden uitgevoerd opdat de fundamenten van de economie kunnen worden versterkt. Tegelijkertijd vind ik het goed om te reflecteren op de afgelopen jaren. Nederland kent sinds 1994 het trendmatige begrotingsbeleid. Met het oplopen van het tekort in 2009 tot boven de 3% en de afspraken in het Stabiliteits- en Groeipact is een combinatie ontstaan van trendmatig begrotingsbeleid en saldosturing. Enerzijds is deze combinatie belangrijk om de overheidsfinanciën weer gezond te maken. Anderzijds zijn rust, voorspelbaarheid en het laten werken van de automatische stabilisatoren belangrijke deugden van het Nederlandse begrotingsbeleid. Hoe wil de minister ervoor zorgen dat de rust die de begrotingsafspraken en de breed gedragen akkoorden brachten, nu wordt vastgehouden en ook in het begrotingsbeleid behouden blijft? Hierbij kan ook mijn eerdere opmerking van zojuist over de stabielere belastinginkomsten worden betrokken.

Tot slot, het was voor de minister en voor ons als financieel woordvoerders een bewogen jaar: een nationalisatie van SNS, de redding van Cyprus, begrotingsafspraken, de verdere voltooiing van de bankenunie, om maar een paar dingen te noemen. De Partij van de Arbeid vindt dat dit kabinet, en in het bijzonder deze minister, in deze uitermate woelige tijden nuchter, evenwichtig en verstandig bleef en dat het juiste evenwicht is gevonden tussen gezonde overheidsfinanciën, economische ontwikkeling, hervormingen en draagvlak. Het is alleen, en ook alleen deze combinatie die de basis biedt voor een sterk en sociaal Nederland.

De heer Van Hijum (CDA):
Voorzitter. Het einde van het jaar nadert. We kunnen vaststellen dat er hier en daar lichtpuntjes in de economie te ontwaren zijn. Ze worden hier een beetje verschillend getaxeerd, maar laat ik voorop stellen: gelukkig. Er is echter nog geen reden om de vlag uit te steken. Want Nederland was lange tijd koploper qua economische groei, economische dynamiek en solide begrotingsbeleid, maar we zijn afgezakt naar de subtop. De lang gekoesterde triple-A-status zijn we kwijt; daarover is een debat gevoerd. Het mag zo zijn dat de financiële markten deze afwaardering al deels hadden ingeprijsd, maar kennelijk was daar ook aanleiding toe.

Volgens de studie "De sociale staat van Nederland" van het SCP zijn we qua economische prestaties inmiddels afgezakt naar de Europese subtop. Volgens Eurostat behoort Nederland tot de EU-landen waar de arbeidskosten het snelst stijgen, vooral door de stijgende werkgeverslasten. Ik zeg dit ook een beetje in de aanloop naar het debat van vanmiddag over de dekking voor de pensioenproblematiek. Eerder al bleek Nederland in 2013 te zijn gedaald naar de achtste plek op de ranglijst van meest concurrerende economieën. Natuurlijk kun je dan zeggen dat we het nog steeds best goed doen, maar dat ziet de CDA-fractie toch echt anders. Want de balans van 2013 is dat er inmiddels wel heel veel akkoorden zijn, maar geen overtuigende agenda, gericht op economische groei en meer banen. Belastingverhogingen smoren economisch herstel en ontmoedigen werken, en de minister van Financiën past de begrotingsregels wel behoorlijk rekkelijk toe om de boel bij elkaar te houden.

Dat blijkt ook weer uit de Najaarsnota. Ik noem drie punten: de uitgavenkaders blijken van elastiek, de ene na de andere belasting wordt verhoogd terwijl opnieuw blijkt dat de inkomsten sterk tegenvallen, en de afspraken over extra uitgaven voor onderwijs en lastenverlichting op arbeid worden op de pof gefinancierd. Op deze drie punten zal ik nader ingaan, te beginnen met de uitgaven. Ik heb het al vaker gezegd: de rijksuitgaven stijgen in deze kabinetsperiode met 24 miljard euro tot 266 miljard in 2017. Maar op de begrotingskaders wordt eigenlijk nauwelijks gestuurd. De tegenvaller op sociale zaken, waaraan de heer Harbers ook refereerde, zagen we bij de Voorjaarsnota al aankomen. Ook de VVD wilde toen nog ingrijpen. Maar inmiddels weten we hoe dit soort problemen wordt opgelost: we verruimen gewoon het uitgavenplafond, zodat we meer kunnen uitgeven. Want in de zorg zou het weleens kunnen meevallen. Dat het CPB daar stevige kanttekeningen bij plaatst, ook in de MEV, negeren we maar even. Voor onderwijs wordt in 2013 nog snel even 650 miljoen euro ingepast om het begrotingsjaar 2014 te ontlasten, terwijl zeer onzeker is of dit binnen de uitgavenkaders ook kan lukken. Het moet immers nog maar blijken — ook de heer Merkies wees daarop — of daadwerkelijk 650 miljoen aan onderuitputting optreedt in het kader van de taakstellingen. Is de minister bereid aanvullende maatregelen voor te bereiden voor het geval het EMU-saldo als gevolg van deze truc verslechtert?

Dan de belastingopbrengsten. Deze zijn weliswaar ongewijzigd ten opzichte van de raming in de Miljoenennota, maar ook de heer Van Dijck — daar heeft hij wel een punt — wees erop dat de geraamde opbrengst 225,8 miljard is, wat 11,6 miljard minder is dan geraamd bij de startnota. Ik doel op de belasting- en premie-inkomsten gezamenlijk. De Najaarsnota laat al enkele tegenvallers zien, vooral bij de omzetbelasting en de accijnzen op brandstof. Dat bewijst toch echt dat het verder verhogen van die tarieven een doodlopend spoor is. De Najaarsnota bevat ook de herijkte inkomsten- en uitgavenkaders als gevolg van het begrotingsakkoord. Het is heel belangrijk om dat te markeren, omdat wij als Kamer met deze Najaarsnota definitief het begrotingskader voor 2014 vaststellen. Opmerkelijk daarbij is dat in het begrotingskakkoord nog 1 miljard werd ingeboekt op basis van de verlaging van het tarief voor box 2 van 25% naar 22%. Met die opbrengst van 1 miljard is een incidentele lastenverlichting op arbeid van 1,8 miljard medegefinancierd. In de financiële beschouwingen heb ik er al op gewezen dat het Rijk zich hiermee wel eens rijk zou kunnen rekenen, omdat de opbrengst van de box 2-maatregel zeer onzeker is. Het is bovendien onverstandig om in de begroting te anticiperen op gedragseffecten. Dat hebben we in 2007 ook niet gedaan toen een soortgelijke maatregel werd doorgevoerd. In de Najaarsnota valt te lezen: "Bij de verlaging van het tarief in box 2 bij de presentatie van de begrotingsafspraken is uitgegaan van de effecten van de maatregel op het EMU-saldo, maar voor de boeking voor het inkomstenkader is alleen de incidentele derving van de tijdelijke verlaging van het tarief relevant." Hanteert de regering een dubbele boekhouding als het gaat om die 1 miljard? Richting de Kamer, richting Brussel en richting de samenleving houdt het kabinet vol dat in 2014 6 miljard wordt bezuinigd, inclusief de opbrengst van 1 miljard als gevolg van de box 2-maatregel, maar voor de officiële boekhouding van het Rijk wordt die opbrengst kennelijk te onzeker geacht. Ik wil daarover in deze eerste termijn een aantal vragen stellen.

Kan de minister bevestigen dat de Kamer met de herijkte uitgaven- en inkomstenkaders feitelijk de nieuwe begroting voor 2014 vaststelt? Is het juist dat als gevolg van de begrotingsafspraken 2014 het uitgavenkader met 600 miljoen wordt verlaagd, terwijl het inkomstenkader met 1,9 miljard wordt verlaagd en dat per saldo een verslechtering van het EMU-saldo van 1,3 miljard optreedt? Waarom zijn de opbrengsten van de box 2-maatregel niet meegenomen in het inkomstenkader? Is de conclusie juist dat de Kamer hiermee formeel instemt met een hoger begrotingstekort dan de geraamde 3,3%, namelijk ongeveer 3,5%? Als dat klopt, gaat de regering Brussel alsnog informeren over deze nieuwe begroting, die wellicht vandaag door de Kamer wordt vastgesteld?

Ik kom op het derde en laatste punt. Het valt op dat Nederland dit jaar 1 miljard meer afdraagt aan Europa dan in 2013, te weten 7,4 miljard. Dat is 400 miljoen meer dan geraamd in de Miljoenennota voor 2013. Die hogere afdrachten worden niet gecompenseerd, maar ze tellen wel mee in het uitgavenkader. Voor de Kamer is de manier waarop de vaststelling van die afdrachten en de verdeling over de lidstaten plaatsvindt toch een behoorlijke black box. De Algemene Rekenkamer wijst er al langer op dat de verantwoording over die afdrachten ontoereikend is. Met name de controle van de basisgegevens moet scherper en dan gaat het zowel over de invoerrechten en btw-heffingen als en met name over de statistische gegevens die worden gebruikt bij de vaststelling van het bruto nationaal inkomen. Is de minister bereid om de informatie over de afdrachten en de kwaliteit van de statistische basisgegevens voortaan in de Lidstaatverklaring te betrekken? Het zou natuurlijk het mooist zijn als niet alleen Nederland, maar alle Europese lidstaten dat zouden doen zodat de verantwoording over de afdrachten beter wordt. Ik herhaal dat wij als nettobetaler daar een zeer groot belang bij hebben.

De heer Koolmees (D66):
Voorzitter. Zo vlak voor het kerstreces is het bij uitstek het moment om terug te kijken, maar ook om vooruit te kijken. Terugblikkend op de begroting voor 2013, dus eigenlijk terugkijkend naar de zomer van 2012, zie ik vooral het Lenteakkoord. Europa verkeerde in zwaar weer; het laatste restje vertrouwen stroomde weg van de financiële markten en ook de PVV liep weg van de verantwoordelijkheid om de begroting op orde te krijgen. Gelukkig liet toen een meerderheid van de Kamer wel zien waar dit parlement toe in staat is. Er kwam niet alleen een akkoord over de begroting, maar ook en nog veel belangrijker over hervormingen, te weten de hypotheekrenteaftrek, scheefwonen in huurwoningen, de AOW-leeftijd, het ontslagrecht en de WW: alle hervormingen die tien jaar onbespreekbaar waren. Dat waren tien jaren stilstand, die onze economie verzwakte.

De heer Tony van Dijck (PVV):
Zegt de heer Koolmees nu dat hij trots is op het Lenteakkoord, dat hij er trots op is dat hij medeverantwoordelijk is voor 170.000 werklozen en 20.000 faillissementen? Bent u daar echt trots op of moet u zich eigenlijk schamen?

De voorzitter:
Graag via de voorzitter!

De heer Koolmees (D66):
Ik ben zeer trots op het feit dat wij er met het Lenteakkoord eindelijk in geslaagd zijn om al die grote hervormingen, waar we al tien jaar tegenaan hikten, eindelijk door te voeren. Ik noem nogmaals de hypotheekrenteaftrek met die 650 miljard hypotheekschuld, de AOW-leeftijd en inderdaad ook de hervormingen op de arbeidsmarkt. Dat had al tien jaar geleden moeten gebeuren, want dan hadden we nu niet zo diep in de crisis gezeten en niet zo hard hoeven te bezuinigen. Dan hadden we nu niet zo veel hypotheekschulden gehad. Ik ben blij dat het in 2012 wel gelukt is. Inderdaad, dat doet van au. Dat doet pijn. Tegelijkertijd is het onvermijdelijk dat de economie door zo'n aanpassingsproces heengaat. Gelukkig zien we nu alweer dat de economie zich langzaam herstelt, dat de werkgelegenheid de komende periode inderdaad toeneemt, dat de economische groei toeneemt, dat de export toeneemt en dat het consumentenvertrouwen zich herstelt. Dus ja, al met al ben ik daar tevreden over.

De heer Tony van Dijck (PVV):
De heer Koolmees zegt: "dat doet van au". Zegt hij dat tegen die 170.000 mensen die nu thuis mee kijken omdat ze geen baan hebben, die noodgedwongen naar dit debat kijken, terwijl ze eigenlijk liever aan het werk waren?

Dat moet u zeggen: "au, het doet een beetje au". Om uw misvormingsagenda erdoorheen te drukken in Nederland, offert u 170.000 banen en 20.000 bedrijven. U noemt het hervormingen, maar wij noemen het misvormingen. Dit is het offer om uw misvormingsagenda, die tien jaar geleden al had moeten worden uitgevoerd, erdoorheen te drukken. Voorzitter, u moet zich schamen. Een "mea culpa" aan al die mensen zou nu op zijn plaats zijn. U hebt getekend voor al die faillissementen en al die werklozen.

De voorzitter:
De voorzitter schaamt zich nergens voor. Graag via de voorzitter spreken.

De heer Koolmees (D66):
Voorzitter. Dit betoog van de heer Van Dijck is heel gemakkelijk, zeker van de heer Van Dijck van de PVV, die wegliep uit het Catshuis op het moment dat zij zijn verantwoordelijkheid had kunnen nemen door ervoor te zorgen dat er inderdaad hervormingen werden doorgevoerd, dat de overheidsfinanciën op orde werden gebracht en dat er weer vertrouwen zou komen in de economie. De grond werd die partij even te heet onder de voeten. Dit alleen maar neerzetten als oorzaak van de werkloosheid is echt veel en veel te gemakkelijk. De economische groei, de overheidsfinanciën, de balansen van de banken en de private schulden van mensen in Nederland vormden een tikkende tijdbom, die in 2008-2009 tot ontploffing kwam. Als we de hervormingen eerder hadden doorgevoerd, was dit veel minder het geval geweest. Dan was de werkloosheid lang niet zo ver opgelopen. Het is veel en veel te gemakkelijk om nu te zeggen dat dit de oorzaak is van de werkloosheid.

De heer Tony van Dijck (PVV):
Voorzitter. Die tijdbom kwam pas tot ontploffing nadat u uw handtekening onder het Kunduzakkoord had gezet. Vanaf dat moment zijn we 170.000 werklozen rijker. Vanaf dat moment konden 20.000 bedrijven hun deuren sluiten. U hebt zelf de tijdbom …

De voorzitter:
Mijnheer Van Dijck, ik zet uw microfoon even uit. Ik verzoek u met klem om via de voorzitter te spreken. De voorzitter heeft niets ondertekend en weet nergens van af. Misschien denkt u daar anders over. Hoe dan ook, probeert u het nog eens, maar dan graag via de voorzitter.

De heer Tony van Dijck (PVV):
Voorzitter. De heer Koolmees heeft die tijdbom zelf doen afgaan door zijn handtekening onder het Kunduzakkoord te zetten. Dat zijn de feiten. 170.000 werklozen hebben er niets aan dat u hier blij staat te kwispelen vanwege de door u zo gewenste misvormingsagenda, omdat u denkt dat die zo goed is voor Nederland. Nee, het is helemaal niet goed voor Nederland om de WW af te breken, om het pensioenstelsel af te breken en om de hypotheekrenteaftrek af te breken. Dat is slecht voor Nederland. De heer Koolmees doet dat alleen maar omdat Brussel hem influistert dat hij dat moet doen.

De heer Koolmees (D66):
Nogmaals, de heer Van Dijck maakt zich er heel gemakkelijk van af. Als we er niet voor zorgen dat onze economie concurrerend is, dat we innovatief zijn, dat onze welvaartsstaat houdbaar is, dat we in de toekomst pensioenen kunnen betalen en ook nog eens de gezondheidszorg, moeten we op tijd ingrijpen. Helaas is dat veel te laat gebeurd. D66 had het liever al in 2006 gezien, toen de zon nog scheen. Helaas is dat niet gebeurd. Ook toen de heer Van Dijck en zijn partij, de PVV, de mogelijkheid hadden om wel verantwoordelijkheid te nemen, liepen zij als een haas weg. Dat is echt te gemakkelijk in deze tijd. Juist in deze tijd is het belangrijk dat er wel verantwoordelijkheid wordt genomen, terwijl de juiste maatregelen worden genomen om ervoor te zorgen dat we weer kunnen groeien, dat de werkloosheid kan afnemen, dat de werkgelegenheid kan stijgen en dat we in de toekomst de kern van onze welvaartsstaat ook nog eens overeind kunnen houden. Ik vind dit zeer gemakkelijke kritiek.

De heer Merkies (SP):
Ik ben het eens met de stelling van de heer Koolmees dat er veel eerder iets had moeten gebeuren aan de hypotheekrenteaftrek. Nu is die bubbel enorm gegroeid.

De heer Koolmees (D66):
En de AOW-leeftijd!

De heer Merkies (SP):
Ik vind het alleen opmerkelijk dat hij tien jaar kiest. Ik weet niet of dat toeval is of dat het te maken heeft met de gedachte in zijn achterhoofd dat D66 iets langer dan tien jaar geleden een fel tegenstander was van ingrijpen in de hypotheekrenteaftrek. Ik kan mij nog een Kamerlid van D66 herinneren die zei dat we het taboe moesten doorbreken. Hij werd keihard teruggefloten door de D66-top. De D66-top heeft zelfs nog een persbericht verstuurd waarin stond dat de hypotheekrente als zodanig in stand bleef. Heeft de periode van tien jaar daar iets mee te maken?

De heer Koolmees (D66):
Dat heeft ook met zelfkritiek te maken. In 2003 zat D66 in kabinet-Balkenende II, wat overigens een kabinet is dat heel belangrijke hervormingen heeft doorgevoerd voor de WAO, de WW en het VUT-prepensioen. Wat mij betreft had men toen ook mogen beginnen met de hypotheekrenteaftrek. Daar is men inderdaad te laat mee begonnen. Gelukkig stond het wel in het verkiezingsprogramma van 2006. Daarmee was D66 een van de eerste partijen die in het verkiezingsprogramma heeft opgenomen dat er iets gedaan moest worden aan de sterke stijging van de hypotheekschulden in Nederland. Wat mij betreft had het eerder moeten gebeuren, maar het is natuurlijk gemakkelijk terugkijken op dingen die je toen niet gedaan hebt.

De heer Merkies (SP):
Ik ben blij met die erkenning. Het is toch een stukje historisch besef. Er zijn uiteraard partijen die het wel eerder hebben gezegd.

De heer Koolmees (D66):
Als het over hypotheekrenteaftrek gaat, gaat het ook over de AOW-leeftijd. In 2006 heeft onze partij het verhogen van de AOW-leeftijd in het verkiezingsprogramma opgenomen. Toen hierover gestemd werd, gingen er in de Kamer 4 van de 150 handen omhoog. Ik ben blij dat de AOW-leeftijd nu eindelijk verhoogd is.

Vandaag zien we het resultaat van een lang traject. Hervormingen lijken er eindelijk te komen. Het begrotingstekort komt voor het eerst sinds de start van de crisis weer in de buurt van de Europese ondergrens. Volgens de Najaarsnota is het tekort nu 3,2% en het CPB is zelfs nog iets optimistischer en noemt 3,1%. De optimist in mij zegt dat we de goede kant opgaan. Ik ben echter ook een realist. We zijn er nog lang niet. Het EMU-saldo in 2013 is gered door de opbrengsten van de telecomveiling. De economische groei bleef uit. Dat is niet zo gek: mensen en bedrijven hielden de hand op de knip, omdat ze niet wisten waar ze aan toe waren met het kabinet. Hervormingen werden uitgesteld en afgezwakt en de begroting voor 2014 wijzigde voortdurend door bezuinigingen die van tafel gingen, terug op tafel kwamen en weer onder de tafel verdwenen. Tot oktober heerste er besluiteloosheid. Het moest eerst fout gaan met de pensioenen, voordat het kabinet tot het inzicht kwam dat het een minderheid heeft in de Eerste Kamer. Helaas was het in oktober te laat om aan verdere belastingverhoging te ontkomen.

De combinatie van lastenverhoging en onzekerheid zorgt ervoor dat bedrijven minder investeren. Mensen verliezen hun baan en het overheidstekort verbetert nauwelijks. Gelukkig kantelt dit langzaam. Op de woningmarkt zien we de eerste tekenen van herstel. Mensen weten weer waar ze aan toe zijn en durven weer te kopen. Dat zal verder toenemen nu de Eerste Kamer zich zonder noemenswaardige aanpassingen achter het woonakkoord heeft geschaard. Na het Herfstakkoord steeg het consumentenvertrouwen sneller dan na het akkoord van Wassenaar. Bovendien is de laatste CPB-raming positiever dan de vorige. Dat is uniek voor de laatste jaren. De heer Nijboer zei het net ook al.

Sinds gisteren hebben we ook afspraken over de pensioenen. De fiscale subsidie op pensioenen wordt lager, maar mensen gaan ook minder premie betalen. Dat is goed voor de koopkracht, want het zorgt voor meer geld in de portemonnee, en ook voor extra economische groei, zoals De Nederlandsche Bank laat zien. Het gaat dus beter, maar we zijn er nog niet. De groei blijft klein, ook komend jaar. De werkloosheid zal volgend jaar nog toenemen, volgens het CPB. Er is te weinig zicht op echte verbeteringen van het begrotingstekort. We zijn niet voor niets onze triple-A-status kwijt. Vooral voor de langere termijn zijn de uitdagingen groot. Zorg en sociale zekerheid dreigen onbetaalbaar te worden. Door de vergrijzing en de ontgroening staat de economische groei onder druk. We kunnen niet op de oude voet doorgaan. We moeten vandaag hervormen om de nieuwe economische crisis van morgen te voorkomen.

Zoals het nu lijkt, voldoen we zelfs in 2015 niet aan de Europese normen, althans als we de prognose van DNB erbij pakken. Dat is een probleem. Ik heb al vaker gezegd dat 3% niet de norm is, maar een uiterste vangrail. De minister van Financiën is budgettair aan het spookrijden. Dat is riskant. We moeten naar begrotingsevenwicht toewerken: dat is de norm. De beste weg daarnaartoe en naar het terugverdienen van onze triple-A-status is economische groei. De overheid moet voor de juiste omstandigheden zorgen om deze groei mogelijk te maken. Allereerst doet ze dat door de belastingen niet verder te verhogen, maar door juist de overheidsuitgaven aan te pakken. Ze moet verder hervormen in met name de zorg en de sociale zekerheid. Dat kan alleen door op tijd te besluiten, namelijk in het voorjaar en niet pas in oktober. Kunnen wij daar in 2014 wél op rekenen? De aangekondigde hervormingen moeten ook werkelijkheid worden. Papier is geduldig. In 2014 moet het kabinet echt leveren; op de arbeidsmarkt, in de sociale zekerheid en in de zorg.

Daarnaast moeten we zo snel mogelijk zorgen voor een gezonde bankensector. Ik ben zeer blij met het akkoord van gisteren over de bankenunie. Ik wil de minister mijn welgemeende complimenten overbrengen voor deze grote vooruitgang.

Voordat de bankenunie echt van start gaat, moeten we er echter eerst voor zorgen dat banken voldoende kapitaal hebben. Over die kapitaalratio heb ik nog wel een vraag. We spreken al enkele jaren over hogere kapitaaleisen. Nog geen enkele bank voldoet aan de leverageratio van 4% die de minister voorstelt. Met een leverageratio van 3,1% voldoet ook ABN AMRO daar niet aan. Toch haalt de minister dit jaar 400 miljoen aan dividenden uit de bank. Hier wreekt zich de driedubbele pet van regelgever, aandeelhouder en schatkistbewaarder.

Hoe geloofwaardig is het als je als regelgever vooroploopt in het eisen van meer kapitaal, en tegelijkertijd als enig aandeelhouder van de Nederlandsche Bank maximaal dividend wilt, of, als je het woord "maximaal" schrapt, in ieder geval dividend wilt? Hoe kun je dan van aandeelhouders van andere banken als ING verwachten dat zij afzien van dividend om de kapitaalratio te verhogen? En is de minister hier als schatkistbewaarder verstandig bezig? Een dividenduitkering nu leidt over een paar jaar tot een lagere verkoopopbrengst. Eigenlijk halen we toekomstige opbrengsten gewoon naar voren. Volgend jaar staat weer 400 miljoen dividend geraamd. Ik vind dat niet verstandig. We zien vaak meevallers bij de dividenden van andere staatsdeelnemingen. Wat vind de minister van het voorstel om die dividendmeevallers in eerste instantie te gebruiken om de dividenduitkering van ABN AMRO te verlagen in plaats van er gaten in de begroting mee te dichten? Ik hoor graag een reactie.

Bijna tot slot sluit ik mij aan bij de positieve woorden van de heer Harbers over de verkoop van de Alt-A-portefeuille. Mijn fractie heeft daar eerder dit jaar al om gevraagd. Dat is nu gelukt. Er is toestemming voor gegeven. De Nederlandse Staat is zelfs al bezig met de verkoop van de Alt-A-portefeuille. Ik denk dat het goed is dat de overheid zich terugtrekt uit dit soort risicovolle portefeuilles. Dit was nodig in 2009, maar het is goed dat de minister er op tijd voor gekozen heeft om zich hieruit terug te trekken. Ook hiervoor dus mijn complimenten.

Tot slot wil ik, zo aan het eind van het jaar, vooral ook de ambtenaren hartelijk danken. Dat geldt zowel voor de ambtenaren van Financiën als voor die van de andere ministeries. Alle gesprekken en alle akkoorden in 2013 hebben niet alleen veel van de Kamer gevergd. De Kamer heeft ook een groot beroep moeten doen op de flexibiliteit en de nachtrust van de ambtenaren. Zonder hun deskundige ondersteuning was dit niet gelukt. Daarom dank ik hen.

De voorzitter:
De ambtenaren in de loge nemen het applaus in ontvangst.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Voorzitter. Het debat over de Najaarsnota is vaak ook het moment waarop teruggekeken wordt. Dat bleek ook bij voorgaande sprekers. De heer Koolmees begon zelfs al twee jaar geleden. We maken de balans van het jaar op. Daarover is al veel gezegd. Ik heb juist een punt dat echt betrekking heeft op de Najaarsnota, en dan vooral op de suppletoire begroting van Economische Zaken, die deel uitmaakt van de Najaarsnota.

In eerdere debatten met minister Kamp heb ik gevraagd wat er gebeurt bij onderuitputting van de TKI-toeslag. De minister zei uiteraard dat we daar niet op vooruit konden lopen. Dat snap ik, want aan het eind van het jaar moet je een conclusie trekken. Hij riep mij op om er bij de Najaarsnota nog eens op terug te komen als dit het geval mocht zijn. Nou voorzitter, dat is het geval.

Wij hebben de Najaarsnota en de suppletoire begroting van EZ bekeken. Daaruit blijkt dat zo'n 44,8 miljoen aan onderuitputting heeft plaatsgevonden rondom de TKI-toeslag. De vraag is dan al hoe zo'n grote onderuitputting ontstaat. Die vraag kan ik misschien beter in latere debatten aan de minister van Economische Zaken stellen. Wat mij echter vooral is opgevallen, is wat er met dat geld gebeurd is. Het bedrag is namelijk door de minister van Economische Zaken gebruikt om allerlei gaten in zijn eigen begroting mee te dichten. Zo gaat 18 miljoen naar diverse problematiek in de EZ-begroting. Dit is niet nader toegelicht. Ik zou op zich al graag willen weten waar dat allemaal uit bestaat, maar goed. Ook wordt bijvoorbeeld 2,6 miljoen aan TNO uitgekeerd, omdat de pps-constructie erg bewerkelijk is gebleken. Gebleken is gewoon dat TNO ten opzichte van andere kennisinstituten de slag een beetje verloren heeft. Daardoor heeft het nu problemen in haar begroting. Zijn wij er dan om dat met dat geld te dekken? Ik wijs bijvoorbeeld ook op een bedrag van 2,7 miljoen voor werkbudgetten voor topsectoren. Dat zijn allemaal bedragen die wij eerder niet hebben gehoord. De Kamer is dus niet gekend in het besluit of die bedragen inderdaad daaraan besteed moeten worden. Dat gebeurt op dit moment, want we behandelen nu de Najaarsnota. Ik zou graag een andere besteding van de middelen willen dan waar de minister van EZ voor heeft gekozen.

Voor één specifiek punt hebben wij al vaker gepleit, omdat dat daadwerkelijk leidt tot werkgelegenheid en inkomsten voor de Staat. Dat betreft de subsidieregeling Innovatieve Scheepsbouw. Ik heb op dat punt een amendement ingediend. Juist in de posten waaraan de minister van EZ de onderuitputting van de TKI-toeslag wil besteden, wil ik een verschuiving aanbrengen. Er is immers gebleken, ook uit rapporten van bijvoorbeeld de Erasmus Universiteit, dat deze subsidieregeling 18 miljoen tot 66 miljoen kan opleveren. Er is veel werkgelegenheid mee gemoeid. Het betreft ook een specifieke regeling waaraan in Europa wel geld wordt besteed. Duitsland geeft er bijvoorbeeld 23 miljoen aan uit. Nederland zegt echter dat dit allemaal Europees moet worden geregeld en dat wij dit daarom niet meer doen. Als wij echt een level playing field willen op het terrein van de scheepsbouw, zou ik zeggen: doe het deze keer dan eenmalig nog wel en zorg er inderdaad voor dat we dit Europees goed regelen, maar laten we niet roomser zijn dan de paus door te zeggen dat wij dit Europees willen doen en dat wij het daarom hier nu niet regelen. Andere landen zetten hun scheepsbouw daarmee immers op voorsprong, terwijl onze innovatieve sector op dat punt nu op achterstand geraakt. Mijn enige inhoudelijke punt is dus de vraag hoe de minister dit amendement apprecieert. Ik heb over dit punt contact gehad met EZ. Mogelijk komt er nog een reactie van EZ, maar als de minister hierop zelf een toelichting kan geven, hoor ik die graag.

De voorzitter:
Dat is het amendement op stuk nr. 4.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Ja.

Mij rest om de minister en de ambtenaren te bedanken voor alle inspanningen in het afgelopen jaar. Het is niet niets geweest. Er zijn onderwerpen waarover wij vaak met elkaar zullen blijven discussiëren, bijvoorbeeld over de bankenunie, waarover — naar ik heb begrepen — gisteren allerlei afspraken zijn gemaakt. Het mag bekend zijn dat dat geen afspraken zijn waarover de fractie van de ChristenUnie meteen staat te juichen, maar ik kom daar later in het debat met de minister graag op terug.

De voorzitter:
Ik begrijp dat ook mevrouw Schouten zich vanmiddag op het ministerie meldt met gebak.

De heer Tony van Dijck (PVV):
Dit was een zeer tegenvallende inbreng. Nederland ligt in puin. De werkloosheid is op een recordhoogte. U hebt daar uw handtekening onder gezet. U bent daar met het Kunduzakkoord medeverantwoordelijk voor.

De voorzitter:
Mijnheer Van Dijck, u bent zeven jaar Kamerlid.

De heer Tony van Dijck (PVV):
O ja, ik bedoel: mevrouw Schouten.

De voorzitter:
Kijk, u kunt het wel. We gaan het nog een keer proberen. Gaat uw gang.

De heer Tony van Dijck (PVV):
De ChristenUnie heeft haar handtekening gezet. Nu maken we de balans op. Wat heeft dat Kunduzakkoord eigenlijk gedaan voor Nederland? Dat hebben we gezien: het heeft desastreus uitgepakt. Het heeft geleid tot 170.000 werklozen en 20.000 faillissementen, zoals ik al zei. Nu komt mevrouw Schouten met 2 miljoen extra voor innovatie bij scheepsbouw. Is dat haar inbreng? Zij heeft zich hier ook te verantwoorden.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Ik heb mij hier zeker te verantwoorden. Volgens mij heb ik dat ook al op heel veel momenten gedaan. Dit is natuurlijk niet het eerste debat dat wij hierover voeren. Wij hebben inderdaad getekend voor het Lenteakkoord; dat was overigens niet dit jaar, maar het jaar hiervoor. Daarmee zijn enkele maatregelen genomen die ontzettend nodig waren voor de economie, met name op het terrein van de woningmarkt; ik zou op dat punt de inbreng van de heer Koolmees kunnen herhalen. We zien nu ook dat er herstel plaatsvindt. Dat gaat langzaam. Ik heb ook niet gezegd dat ik daardoor meteen in een juichstemming ben, maar ik vind het wel van belang dat bepaalde moeilijke keuzes soms gemaakt moeten worden. Het is heel gemakkelijk om dan weg te lopen en een "schonehandenpolitiek" toe te passen. Ik denk dat wij hier juist in de Kamer zitten — en als parlement de taak hebben — om de noodzakelijke maatregelen te nemen en dat wij daar tegelijkertijd met elkaar op een zo goed mogelijke wijze invulling aan moeten geven. Mijn fractie kiest er niet voor om weg te lopen; de fractie van de heer Van Dijck kiest daar wel voor. Dat is haar goed recht, maar ik zie dat de maatregelen die wij moesten nemen — daar ontkwamen wij niet aan — nu gelukkig wel de goede kant op bewegen.

De heer Tony van Dijck (PVV):
De PVV is nog steeds erg blij en trots dat zij niet heeft getekend voor de afbraak van Nederland en dat zij niet verantwoordelijk is voor 170.000 werklozen en 20.000 faillissementen. Daar is de PVV trots op en blij mee. Wij hebben in ons verkiezingsprogramma duidelijk laten zien dat een andere koers een heel ander resultaat zou kunnen geven, met minder werkloosheid, minder faillissementen en meer economische groei. Een andere koers was dus wel degelijk mogelijk, maar wij tekenden inderdaad niet voor dit afbraakbeleid waardoor Nederland verder de vernieling in zal gaan. Dat is ons goed recht en dat hebben we dan ook met trots niet gedaan. Mevrouw Schouten probeert hier nu met een vluggertje weg te komen met een amendementje van 2 miljoen voor innovatie in de Najaarsnota. Zij heeft echter het Kunduzakkoord getekend, dat betrekking had op 2013, waardoor we nu in deze misère zitten. Zij probeert er nu omheen te zeilen met een amendementje en de aandacht af te leiden, maar zij zou sorry moeten zeggen tegen alle burgers. Zij zou spijt moeten hebben dat zij heeft getekend voor het Kunduzakkoord, want dat veroorzaakte de werkloosheid en de faillissementen waarmee we nu zitten.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Het is niet mijn intentie om weg te lopen voor een debat. Ik heb gezegd dat mijn bijdrage wat beperkt is. Dat gebeurt weleens in bepaalde weken. Dan heb je niet zo heel veel tijd en ruimte om hele beschouwingen te gaan geven. Die heb ik overigens op andere momenten wel gegeven. De heer Van Dijck doet alsof ik dat niet heb gedaan en daarvan wil ik mij echt distantiëren. Waar was de heer Van Dijck echter op de momenten waarop hij het beleid had kunnen bijstellen? In het najaar hebben wij nog met het kabinet zitten overleggen over de begroting. Ik heb de heer Van Dijck nog niet eens bij de deur gezien. Dan is het heel makkelijk roepen tegen partijen die wél bekeken hoe ze het beleid van het kabinet ten goede konden bijstellen. Dat beleid was inderdaad op onderdelen niet goed. Dat hebben wij ook aangegeven. Dat was voor ons de reden om daar om tafel te gaan. De heer Van Dijck zegt alleen: ik leun achterover, ik zie wel wat er gebeurt en ondertussen ga ik alleen maar commentaar leveren. Dat is niet mijn stijl van politiek bedrijven. Ik begrijp dat het wel de stijl van de heer Van Dijck is en dat vind ik jammer.

De heer Klein (50PLUS):
Voorzitter. Ik wil meer doen dan alleen een amendement indienen. Laten we beginnen met een pluspuntje dat wij zien in de Najaarsnota. De mee- en tegenvallers in de rijksbegroting heffen elkaar sinds september 2013 in veel gevallen op; het begrotingstekort blijft geraamd op 3,2%. Begin 2013 was dat nog 4,1%. De staatsschuld bedraagt 74,8% van het bruto binnenlands product, terwijl 75% werd verwacht. Bij een gemiddelde EMU-schuld van 95,5% in de eurozone is dit een relatief goede score. Wel vragen wij ons af wat dan de betekenis is van het Europese 6o%-criterium en hoe dat nog speelt. Is dit cijfer in feite niet ridicuul, gezien de realiteit dat veel scores veel hoger zijn? Kan het niet beter worden bijgesteld? Ministeries lijken verder volgens de Najaarsnota iets meer te besparen dan geraamd. Ook dat vinden wij een pluspuntje. Vorige week vrijdag maakte het Agentschap van de Generale Thesaurie bekend dat de Staat volgend jaar circa 4 miljard minder hoeft te lenen dan in 2013. In 2012 kwamen de rentelasten voor de staatsschuld nog uit op ruim 10 miljard euro. Voor volgend jaar worden ze getaxeerd op zo'n 9 miljard euro. In twee jaar tijd zijn de lasten dus met 1 miljard gedaald.

Dit is allemaal mooi, maar één zwaluw maakt nog geen uitzicht op een zomer. Er zijn indicatoren die veel minder hoopgevend zijn en erop wijzen dat het economisch herstel nog heel fragiel is en zomaar weer in de kiem kan worden gesmoord. Ook de Nederlandsche Bank wijst daarop. Het conjuncturele herstel is mager en het aantal werknemers in bedrijven krimpt in 2013 met ongeveer 1,8%. Dat is de grootste afname in 30 jaar. De werkloosheid is gestegen naar 8,4% van de beroepsbevolking. In 2014 zal de werkloosheid mogelijk door stijgen naar 9,2%, zo blijkt uit de cijfers van Nederlandse economie in zicht. De prijs voor het snel op orde brengen van de overheidsfinanciën is hoog. Na een lange crisis is de rek totaal uit de economie. Het kabinet int weer minder omzetbelasting dan geraamd, een teken dat de consumentenbestedingen nog steeds achterblijven. Ook importeert Nederland steeds minder uit landen buiten de Europese Unie.

Het Budgettair Kader Zorg (BKZ) laat na jaren van overschrijding gelukkig weer eens een onderschrijding zien van 200 miljoen. Bij de Miljoenennota werd echter nog een onderschrijding van 300 miljoen genoemd. De afgelopen jaren konden wij zien dat de mutaties tussen de miljoenennota en de najaarsnota soms aanzienlijk zijn, namelijk enkele honderden miljoenen tot meer dan een miljard. Wij delen de zorg van de Algemene Rekenkamer over de informatievoorziening aan de Kamer omtrent het Budgettair Kader Zorg. Wij vinden dat de minister van VWS verantwoording moet afleggen over de definitieve realisatiecijfers van de zorguitgaven die onder het BKZ vallen. Voor zover wij weten, heeft de minister daaraan nog geen gehoor gegeven. Kan de vraag beantwoord worden in hoeverre het BKZ nog een beheersend effect heeft op de zorguitgaven, gezien het feit dat definitieve realisatiecijfers niet bekend zijn en het kader tussentijds meermaals wordt aangepast? Wij vinden dat het inzicht van de Kamer in de zorguitgaven sterk verbeterd moet worden. Ziet het kabinet daar mogelijkheden toe?

In het BKZ en in het budgettair kader Sociale Zekerheid en Arbeidsmarkt gaat respectievelijk 70 miljard euro en 73 miljard euro om. Voor zorg gaat het voor slechts 6,6 miljard om geld uit de rijksbegroting; voor sociale zekerheid en arbeid is sprake van 20,6 miljard aan rijksgeld. De Tweede Kamer heeft geen budgetrecht en geen goede controle over en inzicht in deze omvangrijke budgetten. De Algemene Rekenkamer wijst daar terecht op. Controle en verantwoording moeten echt beter. Wij vragen het kabinet welke weg het voor ogen heeft om hier snel verbetering in aan te brengen. Welke inzet wordt gepleegd?

Er zijn tegenvallers aan de inkomstenkant, namelijk bij de omzetbelasting, de accijnzen en de invoerrechten. Wij vragen welke economische conclusies het kabinet uit deze tegenvallers trekt. 5OPLUS trekt de conclusie dat de grenzen aan lastenverzwaring bereikt zijn, en dat zij de economie beginnen te schaden. Consumentenbestedingen lopen terug. 5OPLUS herhaalt derhalve haar pleidooi: geen verdere lastenverzwaringen meer, maar lastenverlichting. Dat doen wij niet om de populariteitsprijs te winnen, maar vanuit de overtuiging dat een hoog lastenniveau en lastenverzwaringen verder economisch herstel smoren en Nederland verder in de achterhoede brengen. Volgens 5OPLUS ligt de sleutel voor economisch herstel nu vooral bij een heldere beleidskoers, bij beperking en afzien van verdere verhoging van lasten en het bevorderen van investeringen. De Nederlandse Investeringsinstelling kan daarbij als intermediair een handje helpen. 5OPLUS stelt daarbij dat pensioenfondsen daar onder strikte voorwaarden een bijdrage aan kunnen leveren, maar dat zij geen nationale pinautomaat mogen worden voor de Nederlandse Hypotheek Instelling en maatschappelijke investeringen. Pensioengeld is immers niet meer en niet minder dan uitgesteld loon van pensioendeelnemers, waar je geen risico's mee neemt.

Het mkb, waaronder veel familiebedrijven waarbij het bedrijfsovernamevraagstuk speelt, is van essentieel belang voor de economie. Midden- en kleinbedrijven zijn goed voor twee derde van de banen in het bedrijfsleven. Bank BNP Paribas heeft er vorige week op gewezen dat de rem van banken op mkb-kredietverlening onze economische groei voor volgend jaar negatief kan beïnvloeden. 5OPLUS dringt er bij het kabinet op aan, bovenop de bestaande instrumenten, de voorgenomen kredietfaciliteit voor het mkb in het kader van de Nederlandse Investeringsinstelling spoedig tot ontwikkeling te brengen.

Vorige week is "De staat van Nederland 2013" van het SCP verschenen. Dit grondige rapport schetst onder meer een genuanceerd beeld van de verwachte inkomensontwikkeling van ouderen. Wij lezen dat ouderen met alleen AOW in de periode 2011-2014 er 0,6% tot 2% op achteruitgaan. Ouderen, alleenstaanden en paren met een gemiddeld aanvullend pensioen, gaan er naar verwachting het meest op achteruit, en wel met 6% of meer. 50PLUS vindt het dan ook niet verwonderlijk dat uit datzelfde rapport blijkt dat ouderen minder optimistisch zijn over hun welvaartsontwikkeling dan jongeren en dat dit verschil zelfs met de tijd toeneemt. Ouderen en gepensioneerden zijn somber over hun toekomst en wij vinden dat volkomen begrijpelijk. De genoemde koopkrachtontwikkeling voor ouderen heeft niets meer te maken met het evenwichtige koopkrachtbeleid waar dit kabinet voor zegt te staan. Wij verwachten dat dit kabinet zich gaat inzetten voor een gelijkmatige verdeling van de lasten voor alle groepen en dus ook voor ouderen ten opzichte van alle andere groepen. Kan het kabinet dit toezeggen?

De voorzitter:
Om 11.45 uur gaan we luisteren naar de antwoorden van de minister. Tot die tijd schors ik de vergadering.

De vergadering wordt van 11.33 uur tot 11.48 uur geschorst.


Termijn antwoord

Minister Dijsselbloem:
Voorzitter. Wij hebben dit jaar zo veel debatten gevoerd over de stand van de economie en de stand van de begroting dat ik de inleiding met uw welnemen maar wil overslaan. Er zijn verschillende taxaties van waar wij staan en waar wij vandaan komen. Wij komen uit een van de ergste economische crises die wij deze eeuw hebben gekend in Nederland. Waar wij naartoe gaan, weten wij natuurlijk niet, maar wij zien wel verschillende positieve trends. De laatste week horen wij zelfs aanhoudende positieve berichten. Het herstel is echter nog zwak, te zwak. Dat maakt dat wij nog wel even te maken zullen hebben met saldosturing. Ik kom overigens zo nog terug op de vragen van de heer Nijboer over saldosturing en de Europese begrotingsregels.

De heer Van Hijum heeft vanochtend via de media al een groot punt gemaakt van geld dat opeens weg is uit de begroting; zo zou je het althans kunnen samenvatten. Het betreft een bijlage bij de Najaarsnota die inzicht geeft in het lastenkader gedurende de periode 2013-2017.

Excuseer mij, maar laat ik eerst mijn telefoon onder controle brengen.

De voorzitter:
Spannend! Is dat de heer Rehn?

Minister Dijsselbloem:
Het is noch spannend, noch de heer Rehn.

Waar gaat het punt van de heer Van Hijum om? De Najaarsnota biedt een update van de raming van het EMU-saldo en de belastinginkomsten voor alleen 2013. In de belastingontvangstenraming voor 2014 zal het totale effect van de box 2-maatregel worden verwerkt zoals in de begrotingsafspraken voor 2014 is gepresenteerd. De inkomstenraming voor 2014 zal eenmalig extra ontvangsten bevatten als gevolg van het tijdelijk verlagen van het box 2-tarief in 2014. Dat is ook zo verwerkt in de decemberraming van het CPB. De Voorjaarsnota is de eerstvolgende update van de inkomsten en uitgaven over 2014 en de Najaarsnota gaat over 2013. In de Najaarsnota is wel een update gegeven van het lastenkader voor 2013 tot 2017. Daar heeft de heer Van Hijum de vinger bij gelegd. Voor de verwerking van de begrotingsafspraken in dat kader is uitgegaan van lastendefinities. De extra inkomsten uit de verlaging van het box 2-tarief die wij voorzien, zijn niet lastenkaderrelevant. Voor het inkomstenkader is dus uitsluitend het lasteneffect in box 2 relevant. Dat betreft de eenmalige lastenverlichting van 150 miljoen in 2014. Wij verlagen het tarief; dat is een lastenverlichting. Dat is dus latenkaderrelevant en dat zie je terug in het staatje. De inkomsten die als gevolg van het gedragseffect ontstaan, doordat mensen hiervan gebruikmaken, ramen wij op 1 miljard. Die inkomsten zijn echter niet lastenkaderrelevant en staan daarom niet in de tabel waaraan de heer Van Hijum refereerde.

De heer Van Hijum (CDA):
Ik heb twee punten. Ten eerste zegt de minister dat het een update is, maar het is veel meer dan dat. Wij stellen met elkaar nu de uitgaven- en inkomstenkaders vast op basis van de begrotingsafspraken voor 2014. Op basis daarvan wordt normaal gesproken het uiteindelijke EMU-saldo berekend. Ik heb nog geen antwoord gehad op de vraag of de minister het met mij eens is dat het vaststellen van de uitgaven- en inkomstenkaders die nu worden voorgelegd, leidt tot een hoger EMU-saldo dan geraamd was bij de Miljoenennota, dus eigenlijk een verslechtering van het EMU-saldo.

Ten tweede is het niet voor niets dat die inkomsten niet lastenrelevant zijn, althans niet worden meegeteld bij het inkomstenkader. Dat is juist vanwege de onzekerheid waarmee die inkomsten zijn omgeven. Daarover hebben wij ook bij de algemene financiële beschouwingen al een hele discussie gehad. Wij hebben toen gezegd dat het helemaal niet verstandig is om ze mee te rekenen. De minister geeft nu eigenlijk toe dat die 1 miljard euro niet wordt meegerekend in het officiële beeld en straks in de Voorjaarsnota als een soort meevaller — of tegenvaller, dat zou ook nog kunnen — in de cijfers wordt verwerkt.

Minister Dijsselbloem:
Ik heb de neiging om mijn tekst te gaan herhalen. De inkomsten die wij verwachten als gevolg van de verlaging van het tarief in box 2 zullen gewoon worden verwerkt. Dat is 1 miljard extra aan ontvangsten. Die volgen uit het begrotingsakkoord. Die zullen gewoon, in de begroting, bijdragen aan het saldo. Het CPB heeft dat al verwerkt. Daarom komen wij uit op het saldo dat nu geraamd is op -3,3 voor 2014. Omdat het niet staat in de bijlage over het lastenkader 2013-2017 — ik heb uitgelegd waarom het daar niet in is opgenomen — concludeert de heer Van Hijum dat die inkomsten zich niet zullen voordoen en wij de begroting moeten aanpassen. Dat is niet zo. In de tabel staat het lastenkader 2013-2017. Deze inkomsten zijn naar hun definitie niet lastenkaderrelevant en daarom niet erin opgenomen. We kunnen er heel lang over praten. De heer Van Hijum denkt dat hij een gat van 1 miljard heeft ontdekt, maar dat is niet zo. Wij ramen de inkomsten op 1 miljard. De heer Van Hijum heeft daarover zijn politieke opvatting gegeven, namelijk dat hij dat te optimistisch vindt, of niet stevig genoeg. Over die analyse hebben wij vaker gedebatteerd en daarover zijn wij het niet eens. We hebben dat zeer conservatief geraamd. Naar onze inschatting zullen die inkomsten zich voordoen. Die zijn dan ook gewoon onderdeel van de begroting inkomstenraming voor 2014.

De heer Van Hijum (CDA):
Ik maak hier toch een principieel punt van want dit raakt aan het budgetrecht van de Kamer. In tegenstelling tot bij de miljoenennota stellen we nu pas, bij de najaarsnota, de definitieve uitgaven- en inkomstenkaders vast omdat er een begrotingsakkoord is geweest. De effecten daarvan worden vertaald in de uitgaven- en inkomstenkaders. Die zijn straks maatgevend voor de bedragen die deze minister en het kabinet mag uitgeven en de bedragen die zij verwachten te kunnen binnenhalen. Het is toch raar dat in de begrotingsafspraken een miljard euro wordt ingeboekt als gevolg van de box-2-maatregel terwijl in de officiële verwerking daarvan niet de verwachting staat dat dat bedrag binnenkomt en pas bij de voorjaarsnota zal worden gekeken of dat daadwerkelijk is gebeurd? Dat zal dan inderdaad een soort meevaller worden ten opzichte van de officiële verwachting. Ik vind het echt een principieel punt dat de Kamer scherp moet hebben waarmee zij op dit moment instemt en wat de kaders zijn. Ik hoop dan ook echt dat de minister die vragen feitelijk wil beantwoorden, voor de tweede termijn, desnoods schriftelijk. Ik wil weten wat de feitelijke bedragen zijn op basis waarvan wij hier de begroting autoriseren.

Minister Dijsselbloem:
De heer Van Hijum probeert echt een heel groot punt te maken van het feit dat in het lastenkader, zoals wij dat presenteren in de bijlage bij de Najaarsnota, niet dat bedrag van 1 miljard staat. Ik heb uitgelegd waarom dat zo is: dat is een definitiekwestie. Ik kan daar niet veel meer aan toevoegen. Het lastenkader geeft een overzicht van beleidsmatige veranderingen van belasting en premies. Daarom is de lastenverlichting door de eenmalige verlaging van het tarief in box 2 er wel in opgenomen. De niet- lastenkaderrelevante extra belastinginkomsten, die ontstaan doordat mensen daarvan gebruik gaan maken, geld uit box 2 gaan halen en versneld belasting gaan afdragen, wat overigens vooral een verschuiving in de tijd is, staat niet in dat lastenoverzicht. Ik kan het niet anders uitleggen. We kunnen er brieven over schrijven en er heel lang over discussiëren, maar zo is het.

De heer Van Hijum (CDA):
Ik hoop wel dat de minister mijn feitelijke vragen wil beantwoorden. Ik heb hem gevraagd of het klopt dat wij straks, wanneer wij deze Najaarsnota vaststellen, de formele inkomsten en uitgavenkaders bevestigen en daarmee autoriseren, en of het klopt dat het uitgavenkader wordt bijgesteld naar iets lager maar het inkomstenkader naar nog veel lager, zodat er feitelijk een groter EMU-tekort ontstaat. Daarop heeft de minister nog geen antwoord gegeven.

Minister Dijsselbloem:
Het antwoord is gewoon nee. De Kamer heeft inmiddels gestemd over de begroting. De begroting is daarmee vastgesteld. De eerste wijziging doet zich pas volgend jaar voor. Deze bijlage van de Najaarsnota verandert niets aan de begroting die deze week is vastgesteld in de Kamer.

De heer Van Hijum (CDA):
Ik wijs toch even op het feit dat in de bijlage staat dat het uitgavenkader en het inkomstenkader na verwerking van de begrotingsafspraken 2014 worden herijkt. In de bijlage staat verder dat deze werkwijze is aangekondigd en bevestigd tijdens het debat hierover. De nieuwe stand is dus het nieuwe kader waarbinnen de begroting wordt vastgesteld. Er is straks dus sprake van een nieuw begrotingskader met een nieuw uitgavenplafond en een nieuw inkomstenplafond. De minister zegt dat het eigenlijk allemaal al verwerkt is. Dat raakt rechtstreeks aan het budgetrecht van de Kamer. Ik vind het echt jammer dat de minister geen inzicht wil geven in de feitelijke gevolgen voor 2014.

Minister Dijsselbloem:
Nogmaals, als gevolg van het Herfstakkoord zullen de belastingramingen aan de inkomstenkant met 1 miljard worden verhoogd voor 2014. De verwarring kan alleen zitten in het volgende. De bijlage geeft de beleidsmatige veranderingen in lasten weer. Daar doet de definitiekwestie zich voor. De 1 miljard die wij wel ramen in de belastinginkomsten voor volgend jaar is niet lastenkaderrelevant en staat daarom niet in de tabel. Het is dus — maar ik herhaal mijzelf voor de derde keer — niet in de tabel opgenomen vanwege een definitiekwestie. Dat doet niets af aan het feit dat wij voor volgend jaar 1 miljard aan gedragseffect van de verlaging van het box 2-tarief — waardoor mensen hun geld naar voren zullen halen — ramen in de begroting. Het politieke debat is anders. Daar hebben we het vaker over gehad. We maken een andere inschatting van wat zal binnenkomen. Aan het gezicht van de heer Van Hijum zie ik dat we hier in tweede termijn op terug zullen komen. Ik weet niet of we dan tot nieuwe argumenten komen.

De heer Van Hijum heeft gevraagd of ik Brussel ga informeren over de nieuwe begroting die hij denkt dat we nu vaststellen. Dat is echter niet zo. Ik hoef Brussel dus ook niet te informeren.

De heer Nijboer heeft gevraagd hoe het zit met trendmatig begrotingsbeleid en saldosturing en hoe we weer terugkeren naar rust in het begrotingsbeleid. Het is waar dat als gevolg van het effect van de Europese -3%-afspraak waaraan we ons hebben gecommitteerd, we nu te maken hebben met saldosturing. We moeten corrigeren, ook in de loop van het jaar, wanneer we die grens overschrijden. Dat hoeft overigens niet bij mee- of tegenvallers aan de inkomstenkant, maar dat hoef ik de heer Nijboer niet uit te leggen. Zolang wij dicht bij die vangrail blijven, houden wij enige vorm van saldosturing. Het is natuurlijk onze ambitie om daar zo snel mogelijk van weg te komen, maar zo ver zijn we nog niet. Over het creëren van rust in het begrotingsbeleid kan ik zeggen dat we, in tegenstelling tot dit jaar, het komende jaar wel weer terug willen naar het hoofdbesluitvormingsmoment in het voorjaar, om dan de belangrijkste beslissingen te nemen. Dat hebben we al vaak met elkaar gewisseld.

Ook de heer Koolmees heeft dat punt weer gemaakt. Hij heeft opnieuw betreurd dat we niet in het voorjaar al belangrijke beslissingen hebben kunnen nemen. Wij hebben die discussie vaak met elkaar gevoerd. Mijn stelling zou zijn dat ook in het pakket dat wij in het voorjaar hadden voorbereid, de 4,3 miljard, een aandeel lastenmaatregelen zat. De heer Koolmees zal zich dat herinneren. Dat was ook een politieke afweging in de verhouding lastenmaatregelen/uitgavenmaatregelen. Die kun je anders wegen, maar het feit dat er ook lastenmaatregelen in zaten, heeft op zichzelf niets te maken met het moment van besluitvorming. Ook als wij er in het voorjaar een definitieve klap op hadden gegeven — dat was overigens niet genoeg geweest, want we dachten toen met 4,3 miljard genoeg te doen en later bleek 6 miljard nodig te zijn — hadden in de voorstellen van het kabinet lastenmaatregelen gezeten, in een vergelijkbare verhouding. Je kunt dat inhoudelijk ongewenst vinden, maar het moment van besluitvorming heeft naar mijn politieke oordeel in de verhouding lastenmaatregelen/uitgavenmaatregelen niets uitgemaakt. Die is grosso modo hetzelfde gebleven. De inhoud van de maatregelen is natuurlijk wel veranderd tussen het pakket van 3,4 miljard en dat van 6 miljard, hoewel een fors deel van de maatregelen elkaar overlapt.

Dan hebben de heer Merkies, en vele anderen, vragen gesteld over de onderuitputting. Wij gaan ervan uit dat de intensivering voor het onderwijs binnen de kaders kan worden ingepast. Dat zet wel druk op de invulling van de in=uittaakstelling. Op dit moment resteert nog 640 miljoen die wij moeten inpassen. Indien die taakstelling niet kan worden ingevuld door onderuitputting, leidt dat tot een kaderoverschrijding en zal er dus sprake zijn van een verslechtering van het EMU-saldo voor 2013. Dat kunnen wij bij het financieel jaarverslag vaststellen. Dat heb ik al in eerdere debatten aangegeven. Dat is geen goed nieuws maar wel een politieke consequentie, die wij hebben aanvaard. Wij vonden het om vele redenen verstandig en aantrekkelijk om de middelen voor het onderwijs nog dit jaar ter beschikking te stellen aan de scholen. Wij hebben met elkaar afgesproken dat wij dat proberen in te passen in de ruimte aan het einde van het jaar, maar voor zover dat niet lukt, kan dat ten koste gaan van het saldo voor 2013.

Het is overigens niet ongebruikelijk dat de in=uittaakstelling bij de Najaarsnota nog niet volledig is ingevuld. Ook het bedrag is niet zo uitzonderlijk. De afgelopen jaren was het ook iets van 500 miljoen en 700 miljoen. Dus wij wijken daar niet eens zo heel veel van af. Of het gaat lukken, weten wij dus bij het sluiten van de boeken. Ik heb tijdens de algemene financiële beschouwingen ook al gezegd dat het kabinet daar zo mee om wilde gaan.

De heer Harbers vroeg: maakt de minister ook onderuitputtingsanalyses? Met andere woorden, heeft de minister van Financiën een beetje zicht op waar onderuitputting zich voordoet? Wij hebben in de schriftelijke beantwoording, in antwoord op vragen 7, 12 en 19, een overzicht geboden van de meerjarige onderuitputting op de departementale begrotingen. Onderdeel van de werkzaamheden van de Inspectie der Rijksfinanciën (IRF) is het verkrijgen van inzicht in structurele onderuitputting op begrotingen en begrotingsartikelen. Dat inzicht betrekken wij vervolgens bij de voorjaarsbesluitvorming. Op plekken waar nog wat lucht zit, zetten wij even een kneep. De uitkomsten van deze processen ziet de Kamer vervolgens terug in de begrotingsvoorstellen.

De heer Harbers vroeg scherp te zijn en te blijven op beleidsmatige mutaties en op het behouden van de onderuitputting om die te kunnen inzetten voor de in=uittaakstelling. Met het oog op het budgetrecht van de Kamer is de afspraak gemaakt dat de Tweede Kamer ten minste tijdig wordt geïnformeerd over beleidsmatige mutaties die zich na de Najaarsnota zouden voordoen. Wij zien daar scherp op toe. Wij kunnen het niet helemaal van tevoren uitsluiten. Mutaties worden wel beoordeeld, mede in het licht van de totale budgettaire problematiek, waarbij de in=uittaakstelling op dit moment een heel belangrijke is. Waar ze zich toch voordoen, zijn de ministers gecommitteerd om de Kamer dat te melden. In het financieel jaarverslag nemen wij daar een overzicht van op, maar de Kamer zal begrijpen dat wij daar dit jaar buitengewoon scherp op zijn omdat wij de ruimte, waar die er nog is, nodig hebben voor de in=uittaakstelling.

De heer Nijboer heeft een punt gemaakt waar hij vaak op wijst: het belang van meer stabiele belastinginkomsten om grote mee- en tegenvallers zo veel mogelijk te vermijden. De belastinginkomsten zijn behoorlijk conjunctuurgevoelig. Dat zie je deze jaren ook. Veel leden hebben gerefereerd aan de tegenvallers in de belastinginkomsten. Dat geldt voor de inkomstenbelasting, de btw en de Vpb. Die zorgen met zijn drieën al voor meer dan 80% van de belasting- en premieontvangsten. De btw hangt sterk samen met de consumptie maar ook met de investeringen in woningen. Die zie je onmiddellijk terug in de btw-ontvangsten. Hetzelfde geldt voor de werkgelegenheid. Die wordt weerspiegeld in de inkomstenbelastingontvangsten. Maar ik dacht dat de concrete vraag van de heer Nijboer was of daar nog eens op kan worden gereflecteerd. Hij betrok dat bij de kabinetsreactie op de commissie-Van Dijkhuizen. Daar kunnen we aan tegemoetkomen. Ik zeg dat graag toe.

Waardoor wordt de hogere EU-afdracht van 1 miljard veroorzaakt, vroeg de heer Van Dijck. Gemeld is namelijk een meevaller van 0,2 miljard. Hoe verhouden die twee zaken zich tot elkaar? Ook de heer Van Hijum heeft daar vragen over gesteld. De hoogte van de EU-afdracht wordt primair bepaald door de omvang van de Europese begroting. Wij ramen de afdracht op basis van de hoogte van het plafond, op basis van het Meerjarig Financieel Kader. Zodra er een jaarbegroting is, wordt dat vervolgens bijgesteld. Wat is er het afgelopen jaar gebeurd? Er zijn meerdere aanvullende begrotingen aangenomen, waarbij Nederland zoals bekend meerdere keren heeft tegengestemd. Er zijn ook macro-economische ontwikkelingen die ervoor hebben gezegd dat het relatieve deel van de Nederlandse afdrachten is gewijzigd, bijvoorbeeld een aanpassing in de raming van de douane-afdrachten. Maar ook wijzigingen in de raming van het bruto nationaal inkomen vertalen zich naar wijzigingen in afdrachten en in de verhoudingen tussen landen daarin.

De fors hogere EU-begroting, mede tot uiting komend in een aantal aanvullende begrotingen, komt voort uit de systematiek van het Meerjarig Financieel Kader, waarbij zich in de eerste jaren heel vaak onderuitputting voordoet. Dan gaan de middelen terug naar de landen. We hebben jaren achter elkaar geld teruggekregen uit Europa. Aan het einde van de periode zie je altijd dat allerlei verplichtingen zich hebben opgehoopt en dan ineens tot betaling moeten komen, maar niet kunnen worden ingepast in de jaarbegroting. Dan komen er dus aanvullende begrotingen. Over het totaal van de MFK-periode krijg je dan een overigens voor Nederland positief beeld. Ik heb die cijfers eerder met de Kamer gedeeld, zodat ik ze niet opnieuw zal voorlezen. Als je de optelsom maakt van het in het ene jaar geld terugkrijgen uit Brussel en in het andere jaar bijstorten — meestal aan het eind van de MFK-periode — dan zie je dat dat voor Nederland positief is geweest. In vergelijking met de aanvankelijke verwachtingen aan het begin van deze periode hebben we dus geld teruggekregen. Blijft natuurlijk staan dat Nederland nog steeds nettobetaler is, zoals door een van de leden werd benadrukt. De hoogte van de EU-afdrachten zoals we die nu bij Najaarsnota ramen, ligt slechts 14 miljoen hoger dan wat werd geraamd in de Miljoenennota 2013. We zagen namelijk een aantal dingen aankomen.

De heer Klein heeft gevraagd, wat eigenlijk nog de betekenis is van het 60%-criterium. Dat criterium is juist met de invoering van het sixpack in betekenis toegenomen. Het stond al in het Verdrag van Maastricht, maar er is nooit gestuurd op de naleving. Met de invoering van het sixpack is dat veranderd. Het is nu ook mogelijk om op basis van het schuldcriterium een buitensporig-tekortprocedure te openen. Een voorbeeld: Italië voldoet aan de saldotekortnorm, maar heeft een zeer hoge staatsschuld. Op basis van de sixpackprocedure heeft de Commissie nu een extra hefboom om ook de Italianen te dwingen de begroting verder op orde te houden of te brengen, omdat ze niet voldoen aan het 60%-criterium.

Het vereiste is niet dat je daar per direct aan voldoet, zoals de heer Klein weet, maar dat de schuld in voldoende tempo afneemt: met een twintigste deel per jaar voor het aandeel van de schuld dat boven de 60% ligt. Het is dus belangrijk om die hefboom te houden op de nationale begrotingen in Europa. Dan kom ik toe aan een aantal andere onderwerpen. De heer Van Dijck van de PVV heeft gevraagd of de inschatting van de 60.000 extra werklozen al rekening houdt met een aantal ontslagrondes. In de decemberraming heeft het CPB natuurlijk het meest recente beeld gepresenteerd. Ik zie ook enig herstel. De heer Van Dijck heeft waarschijnlijk ook de CBS-cijfers van vandaag gezien, waaruit blijkt dat het aantal werklozen de vorige maand met 20.000 is gedaald en sinds juli met 40.000. Dat zegt nog niet voldoende over het herstel van werkgelegenheid die we nodig hebben. Het kan ook zijn dat de mensen zich van de arbeidsmarkt terugtrekken. Dat effect zit er zeker ook nog in. Om die reden is de heer Asscher ook druk bezig met de afspraken om mensen verder van werk naar werk te begeleiden.

De heer Nijboer heeft gevraagd hoe het staat met de sectorplannen. Daarover is in het sociaal akkoord afgesproken dat 300 miljoen beschikbaar komt voor deze trajecten van werk naar werk en voor intersectorale scholing. Een derde van dat budget is mede op verzoek van de Kamer geoormerkt voor bestrijding van de jeugdwerkloosheid. Tot nu toe zijn twaalf plannen ingediend en is de verwachting dat het budget van het eerste tijdvak van 200 miljoen grotendeels benut zal worden voor initiatieven om werkloosheid te voorkomen, mensen geschoold te krijgen en te behouden en jongeren aan een baan te helpen. Veel sectoren en regio's zijn nog bezig met het opstellen van plannen. Er zijn meer dan 100 initiatieven van partijen die bezig zijn met het voorbereiden van sectorplannen en 80 organisaties hebben zich daarvoor gemeld. SZW is heel concreet met 25 sectoren in gesprek over hun conceptsectorplan. Dat is de stand van zaken op dit moment.

De heer Merkies heeft opnieuw de aandacht gevraagd voor de kwaliteit van de rating agencies en het toezicht daarop. De kwaliteit en de invloed worden beoordeeld door de ESMA en eind 2016 staat de evaluatie gepland van maatregelen die pas dit jaar van kracht zijn geworden. De heer Merkies heeft gevraagd of deze evaluatie eerder kan plaatsvinden. Dat lijkt mij niet zinvol, omdat de maatregelen echt net van kracht zijn geworden. Het is dus niet zo zinvol om ze nu al te evalueren, omdat dit nog onvoldoende oplevert.

Tegelijkertijd maakt de heer Merkies zich er zorgen over dat sancties niet zouden worden toegepast. Ook dat vind ik al een te snelle conclusie. Mijn indruk is dat de ESMA er zeer bovenop zit. Ze heeft recent rapporten uitgebracht met een aantal kritiekpunten waarop de rating agencies zich moeten verbeteren. De ESMA gebruikt de nieuwe wetgeving om de rating agencies ook echt tot kwaliteitsverbetering te brengen.

Enkele leden hebben gewezen op het verlies van de AAA-rating. Ik stel wel vast dat van de drie grote bureaus er twee nog steeds een AAA-rating geven en eentje niet meer. Het ligt dus iets genuanceerder, maar tegelijkertijd is dat natuurlijk een teleurstellende ontwikkeling. De heer Merkies wees erop dat er in het rapport nogal wordt geshopt. Dat is onvermijdelijk, omdat een aantal argumenten in het rapport zich ook slecht met elkaar verhouden. Het is in ieder geval wel een feit dat de rating agencies zeer hechten aan degelijk begrotingsbeleid en het aanpakken van begrotingstekorten. Daar zijn ze zeer consistent in. Als ik dat vermeld, zal de heer Merkies mij misschien weer verwijten dat ik shop in het rapport, maar het staat er echt in. De rating agencies wijzen daar altijd op. Overigens is een van de sterke en belangrijke punten waar de rating agencies ook nu weer op wijzen dat Nederland in staat is om elke keer weer politiek draagvlak te vinden om de begroting op orde te houden. Dat is in sommige andere landen een stuk moeilijker. Om die brede bereidheid om samen te werken, ook in de politiek, wordt Nederland gewaardeerd.

De heer Harbers heeft gevraagd naar het spaaroverschot van het Nederlandse bedrijfsleven als een van de oorzaken van het overschot op de lopende rekening. Hij vraagt zich af wat de oorzaken van dat spaaroverschot zijn en hij vraagt of ik onderzoek wil doen naar wat maakt dat het toeneemt, wat de belemmeringen zijn, eventueel ook om te investeren, waar het geld zit etc. Het spaaroverschot van Nederland wordt inderdaad weerspiegeld in het spaaroverschot van het bedrijfsleven. Dat is fors toegenomen, al is er natuurlijk een groot onderscheid tussen kleine bedrijven en het grotere bedrijfsleven. Over dit complexe onderwerp buigen zich op dit moment verschillende instituties, niet alleen de Europese Commissie, maar ook DNB, het CPB en het ministerie van Financiën. Zij onderzoeken waarom het zo is en wat erachter zit. Ik zeg toe dat het onderzoek en de analyse, die wij zo mogelijk samen met DNB of CPB of anders los van elkaar maken, medio volgend jaar met de Kamer zal worden gedeeld.

De heer Nijboer heeft gevraagd naar de voortgang in het stimuleringspakket dat het kabinet ook op Prinsjesdag heeft gepresenteerd. Zo vroeg hij onder meer of er al effecten zichtbaar waren van de verruiming van de schenkbelasting en hoe het daarmee ging. Deze verruiming is op 1 oktober 2013 ingegaan, dus zeer recentelijk. Ik kan daarom nog geen cijfermatige effecten of opbrengsten daarvan melden. Op een later moment kan ik deze vraag wel beantwoorden, op dit moment nog niet.

De heer Nijboer heeft verder gevraagd hoe het staat met het Energiebesparingsfonds, het revolverende fonds. De Stichting Nationaal Energiebesparingsfonds is inmiddels opgericht. Begin 2014 zal het overgaan tot het uitzetten van leningen aan eigenaren en bewoners. Daarover heeft de minister voor WR eind november nog een brief aan de Kamer gestuurd. Het fondsdeel voor de huursector, dus voor verhuurders, start naar verwachting medio 2014. Vanwege een beperkte vertraging door een noodzakelijke aanpassing van de bekostigingsstructuur van de fondsbeheerder is het niet gelukt om in 2013 al de begrote 50 miljoen over te maken, maar dat is met een kasschuif verschoven naar 2014. Ook daarover heeft de minister voor WR de Kamer al geïnformeerd.

De heer Nijboer heeft gevraagd hoe het met de pensioenfondsen staat en of ze al meer in Nederland investeren. Zoals u weet, committeren de pensioenfondsen zich niet bij voorbaat. Zij zeggen niet toe, zo veel meer te investeren. Dat hebben wij ook niet van hen gevraagd. Zoals de heer Klein altijd zegt, zijn de pensioenfondsen geen pinautomaat. Tegelijkertijd hebben de pensioenfondsen wel aangegeven dat zij op zichzelf bereid zijn om meer te investeren in Nederland. Dat vergt natuurlijk wel goede investeringsvoorstellen die qua risico en rendement een goed beeld opleveren en aantrekkelijk zijn voor de fondsen. Precies om die reden zijn wij met hen in gesprek en richten wij een NII op, een Nederlandse investeringsinstelling. Zoals u weet, beogen wij ook een nationale hypotheekinstelling op te richten, maar daarvoor moet nogal een aantal hindernissen worden geslecht. Dit is onze lijn op dat punt. Ik kan nog niet concreet zeggen of het percentage dat de pensioenfondsen in Nederland investeren, is toegenomen. Zo ver is het nog niet. Tegelijkertijd zou dat het geval kunnen zijn.

Over de 140 miljoen van de verzekeraars merk ik op dat zij zelf hebben aangegeven, een mkb-investeringsfonds of kredietfonds te willen opzetten. Er zijn ook toezeggingen van verschillende verzekeraars. Ik dacht dat pensioenfondsen daarin ook wilden meedoen voor inmiddels 140 miljoen, welk bedrag lijkt toe te nemen.

De verzekeraars verwachten dat zij in het eerste kwartaal van 2014 de vormgeving helder hebben. Met betrekking tot Qredits hopen zij begin 2014 een lening te kunnen verstrekken. Het kabinet heeft parallel daaraan en in nauwe afstemming met het initiatief van de verzekeraars een aantal kredietregelingen opgezet en verruimd. Begin november zijn de borgstellingsregeling voor het mkb, de BMKB, en de Garantie Ondernemersfinanciering, de GO, verruimd. Ook is de kredietgrens voor Qredits verruimd tot €150.000. Qredits heeft de eerste kredieten tot een grens van €150.000 al verstrekt. Dat loopt dus. Het innovatiekrediet is verruimd voor het innovatieve mkb. Jan van Rutte is aangesteld als kwartiermaker voor de Nederlandse Investeringsinstelling. Ik noemde die instelling zojuist al. Op al deze punten wordt zeer hard gewerkt en we proberen zo snel mogelijk extra middelen en ondersteuning aan het Nederlandse bedrijfsleven ter beschikking te stellen. Veel van de instrumenten bestaan al in het kader van kredietverlening, en worden alleen verruimd zodat er nog meer mensen gebruik van kunnen maken.

De heer Merkies heeft een vraag gesteld over de toename van de externe inhuur bij Financiën. Daar is een heel eenvoudige verklaring voor. Zoals u weet, hebben wij extra geld kunnen investeren in de Belastingdienst voor extra toezicht en fraudebestrijding. Om het intensievere toezicht snel vorm te geven zijn er uitzendkrachten ingezet. Het ging om 108 miljoen aan extra middelen in 2013 en structureel 157 miljoen per jaar. Het is een fors bedrag dat we hebben geïnvesteerd in extra handhaving en toezicht, en in controles bij de Belastingdienst. De uitzendkrachten zijn deels ingezet voor bestaande werkzaamheden, zodat het eigen personeel kon worden ingezet voor de intensivering van de fraudeaanpak. Dat is de achterliggende reden van de toename van externe inhuur.

De heer Klein heeft een belangrijk punt gemaakt over het budgetrecht van de Kamer in relatie tot de uitgaven die vallen onder het Budgettair Kader Zorg en het SZA-kader. Ik moet er bij vermelden dat we deze discussie afgelopen week intensief gevoerd hebben naar aanleiding van de hoofdlijnennotitie over de nieuwe Comptabiliteitswet. De heer Klein kon daar niet bij zijn. De belangrijkste verklaring is dat de bedoelde uitgavencategorie niet bestaat uit begrotingsuitgaven. Daardoor is de positie van het kabinet en de Kamer net iets anders dan wanneer het wel uitgaven waren vanuit de begroting. Een belangrijk punt is daarbij het volgende. Dat de zorguitgaven het afgelopen jaar niet onder controle zijn geweest en zeer fors zijn opgelopen, komt op zich niet voort uit het feit dat het geen begrotingsuitgaven zijn. Hetzelfde geldt voor de oplopende uitgaven voor de sociale zekerheid. Dat deze de laatste jaren zijn opgelopen, heeft natuurlijk te maken met de crisis en niet met de systematiek dat het geen begrotingsuitgaven zijn, maar geprefinancierde uitgaven vanuit fondsen. Verder is het belangrijk om te weten dat er een geweldige vertraging zit in de informatievoorziening over de zorguitgaven. Dat was ook een punt van de heer Klein. We horen pas jaren na dato definitief wat er is uitgegeven aan de zorg. Om dit te verbeteren, heeft de minister van VWS eind vorig jaar de Stuurgroep Informatievoorziening opgezet. Deze stuurgroep heeft als enige oogmerk de informatie over de zorguitgaven te versnellen, zodat we er beter grip op krijgen. In juli 2013 is hierover een brief gestuurd, de eerste tussenrapportage Verbetering informatievoorziening zorguitgaven. In de rapportage zijn allerlei acties opgenomen. Een daarvan gaat over het laten openstaan van DOT. Ik zal niet te veel op de techniek ingaan, want dat is meer iets voor de zorgwoordvoerders. DOT is een systeem waarop kosten kunnen worden gedeclareerd. Als kosten een jaar na dato nog openstaan, is het pas een jaar daarna mogelijk om het proces af te ronden. Die systematiek wordt veranderd. Na drie maanden worden de DOT's al gesloten. De informatie komt dan veel eerder beschikbaar. Dat is maar een voorbeeld van hoe dat moet gaan werken.

De heer Klein (50PLUS):
Het gaat om het principiëlere deel van de rechten van de Tweede Kamer in relatie tot het uitgavenpatroon. Dat was natuurlijk aan de orde in het kader van de Comptabiliteitswet. Helaas kon ik daar niet bij zijn, omdat we bezig waren met de Wet werk en bijstand. Maar goed, dat is een andere discussie.

De kern van de zaak is echter dat tekorten op zowel BZK als op sociale zekerheid en arbeid worden bijgepast vanuit de rijksbegroting. Het gaat dan om 20 miljard bij sociale zekerheid en ruim 6 miljard bij de zorg. In dat opzicht is er natuurlijk wel een relatie. Je wilt weten hoe het zit met de uitgaven op het moment dat die uitgaven niet gecontroleerd kunnen worden omdat ze erbuiten vallen en er geen begroting is. Uiteindelijk wordt de rekening wel bij de rijksbegroting neergelegd.

Minister Dijsselbloem:
Ik wil daarop twee dingen zeggen. De zorguitgaven worden wel gewoon verantwoord, ook aan de Kamer. Hetzelfde geldt voor de uitgaven aan sociale zaken. Bij de zorguitgaven gaat dat via het Financieel Beeld Zorg dat op Prinsjesdag naar u toekomt als onderdeel van de begroting voor VWS.

Belangrijker is echter waar die uitgaven nou materieel uit voortkomen. Op zichzelf komen ze niet uit de begroting. Ook al zouden al deze premiegefinancierde uitgaven onderdeel worden van de begroting en begrotingsmiddelen worden, dan nog is het niet zo dat de Kamer kan zeggen dat ze daarop maar eens gaat ingrijpen, of dat ze die bedragen maar eens gaat verlagen. Want waar komt deze uitgave nou materieel uit voort? Uit onderliggende wetgeving.

Als de Kamer vindt dat de uitgaven aan de WW te zeer uit de hand lopen, of dat het elke keer maar aanvullen van fondsen uit de rijksbegroting moet worden dichtgeschroeid, dan moet ze materieel iets doen aan de WW, of aan andere wetgeving op het terrein van sociale zaken. De Kamer kan ook een pakketmaatregel treffen, of het eigen risico verhogen. Daaruit volgen namelijk de uitgaven. Dat is echt een groot verschil.

Onlangs was de vraag weer aan de orde of de uitgaven wel zouden mogen doorgaan als de begroting niet was goedgekeurd, of zelfs was verworpen in de Eerste Kamer. Ja, dat mag. Sterker nog, zeker de uitgaven voor zorg en sociale zekerheid moeten gewoon doorgaan. Ze volgen namelijk uit materiële wetgeving waaraan mensen rechten kunnen ontlenen. Ik wil alleen maar een waarschuwing geven bij het beeld dat als de uitgaven aan sociale zekerheid en zorg maar gewone begrotingsuitgaven worden, de Kamer en het kabinet er beter of directer greep op hebben. Die greep heeft de Kamer. Dat zit hem niet in de vraag of het begrotingsuitgaven zijn of niet, maar vooral in onderliggende wetgeving. Als de Kamer er meer grip op wil hebben, moet ze het stelsel anders inrichten. Ze moet dan maatregelen treffen in het pakket, het eigen risico, of in de hoogte of de duur van uitkeringen. Daar vloeien de uitgaven uit voort. Als er overschrijdingen zijn, liggen de oorzaken daarin.

De voorzitter:
Heel kort.

De heer Klein (50PLUS):
Waar het gaat om wetgeving en de gevolgen daarvan, zul je niets aantasten. Dat is logisch. Wat je vervolgens wel kunt zien, is wat de uitvoeringskosten in dat hele traject zijn. In die uitvoeringskosten kun je natuurlijk wel echt besparingen vinden. De uitvoeringskosten zijn vaak ook weer een gevolg van onderliggende wetgeving. Dat is dus een zaak die je met elkaar veel beter in ogenschouw moet nemen. Ik denk dat we daar in een later stadium wel op terugkomen.

Minister Dijsselbloem:
Daar zijn natuurlijk wel degelijk voorzieningen voor getroffen. Zo ziet de NZa er ook op toe hoe zorguitgaven tot stand komen en of ze effectief en doelmatig zijn. Maar goed, dit is een discussie die nog vaak zal terugkomen, bijvoorbeeld bij de nieuwe Comptabiliteitswet.

De voorzitter:
Ik zou het waarderen als de minister enigszins gaat afronden.

Minister Dijsselbloem:
Er is over Landsbanki gevraagd of we ons geld nog terugzien. Ik vat de vraag maar even zo samen. De curatoren gaan ervan uit en hebben ons ook laten weten dat de preferentere crediteuren — en Nederland behoort daartoe — het volledige bedrag rond 2017 zullen hebben teruggekregen.

Meer specifiek was er de vraag of de nieuwe Landsbanki in het huidige tempo kan aflossen. Hierover zijn de partijen op dit moment in gesprek. De gevolgen voor Nederland zijn overigens te overzien: de schuld maakt maar een derde uit van de boedel en de omvang van de boedel is groter dan de vordering voor Nederland. Zoals gezegd: wij verwachten rond 2017 het volledige bedrag terug te hebben.

De heer Koolmees is ingegaan op meevallers uit dividenden: hoe verhouden die zich ten opzichte van de eisen, bijvoorbeeld ten aanzien van kapitaalratio's en in het bijzonder ten aanzien van ABN AMRO? Op basis van de kapitaaleisen is er geen reden om de dividenduitkering van ABN AMRO te verlagen. Men voldoet nu al aan de eisen. Ja, dit kabinet vindt dat de leverage ratio geleidelijk naar 4% moet. De kapitaalbuffers van ABN AMRO nemen ook toe. Hoe doet men dat? Grotendeels door de winst niet uit te keren. De heer Koolmees zegt dat ABN AMRO helemaal niets meer moet uitkeren. Dat is niet nodig. Die leverage ratio hoeft niet per direct gerealiseerd te worden. We willen daar naartoe. ABN AMRO is daarnaar op weg en voldoet al aan de huidige kapitaaleisen. Ik ben dus niet van plan om een gat in de begroting te laten ontstaan door de geraamde dividenden nu door te strepen en in de bank te laten zitten, tenzij de heer Koolmees een heel aantrekkelijke alternatieve dekking heeft voor deze kwestie.

De heer Koolmees (D66):
De dekking zat in de vraag of eventuele dividendmeevallers kunnen worden gebruikt om dit af te dekken, maar het principiëlere punt is: als we alle banken vragen om hun dividenduitkeringen op te schorten en om alle winsten toe te voegen aan de reserves ter vergroting van de buffers van de banken, welk signaal geven wij dan als politiek als wij wel dividend halen uit onze eigen bank, waarvan de Nederlandse Staat 100% aandeelhouder is? Dat is de kern van mijn vraag.

Minister Dijsselbloem:
Het signaal dat wij daarmee afgeven, is dat ABN AMRO op weg is om weer sterk en winstgevend te worden. Winstgevend is ABN AMRO al, want wat wij eruit halen, is maar een klein stukje van de totale winst. U had het over maximale dividenduitkeringen. Daar is geen sprake van.

De heer Koolmees (D66):
Dat heb ik geschrapt.

Minister Dijsselbloem:
O ja, dat hebt u geschrapt. Hiermee geven wij, ook in het licht van de verkoop van ABN AMRO, het signaal af dat dividenden gewoon worden uitgekeerd. Dat kan ook. Tegelijkertijd versterkt ABN AMRO de kapitaalratio's. Volgens mij lag de winst het laatste jaar boven 1 miljard. Tussen datgene wat aan de Staat wordt uitgekeerd en datgene wat ABN AMRO aan winst maakt, zit dus een heel groot bedrag. Dat houdt ABN AMRO gewoon in de bank en daarmee worden de buffers versterkt.

De heer Koolmees (D66):
Ik vind dit een vreemd signaal. Ik ben het eens met het standpunt in de kabinetsvisie op de bankensector dat we naar een leverage ratio van 4% moeten gaan. Zolang je nog niet aan die leverage ratio van 4% zit, is het echter een raar signaal dat in de tussentijd winst, die eigenlijk bedoeld zou moeten zijn om de kapitaalbuffers van de bank te versterken, uit de bank wordt gehaald. Mijn oproep is dus om eventuele meevallers bij dividenden er juist voor te reserveren om dat zo veel mogelijk te voorkomen, maar ik denk niet dat de minister mijn kant op gaat bewegen.

Minister Dijsselbloem:
Speculeren over dividendmeevallers is een beetje het verkopen van de huid voordat de beer is geschoten. Mijn bottomline is dat ik bij alle staatsdeelnemingen graag vasthoud aan de in de begroting geraamde bij elkaar opgetelde dividenden, zodat ik op dat punt geen meevaller krijg. De discussie over hoe er moet worden omgegaan met mogelijke meevallers om de ratio's die wij wenselijk vinden, versneld te bereiken, kan ik met de heer Koolmees voeren, zonder daar nu hom of kuit op te geven. Ik begrijp echter zijn punt.

De heer Merkies heeft een vraag gesteld over de bankenunie. Hij heeft in de krant gelezen dat de belastingbetaler niet langer opdraait voor problemen van banken en vroeg of de minister dat wil nuanceren. Dat wil de minister wel. Als wij straks de bankenunie in al haar facetten hebben opgetuigd — dan hebben we dus bijvoorbeeld een volledig gevuld resolutiefonds, de diepere bail-inregels die vanaf 2016 van kracht zijn en de verhoogde kapitaalratio's die de komende jaren oplopend van kracht zullen worden — weet ik met een grote mate van zekerheid dat wij in de toekomst niet meer naar de staatskassen hoeven als een bank in problemen komt. Waarom? Als de kapitaalseisen omhooggaan, helpt de eerste laag, die bestaat uit het vet dat de bank zelf op de botten heeft en de buffers van de bank, al om problemen en verliezen op te vangen. Als dat onvoldoende is, is er de tweede laag: de beleggers in de banken zullen worden betrokken bij het opvangen van klappen. We hebben een analyse gemaakt van alle bankproblemen in de afgelopen jaren, en daaruit blijkt dat vrijwel alle probleembanken die we in Europa hebben gehad in de afgelopen vijf jaren met dit bail-inregime zouden zijn opgelost. Als achtervang daarvoor hebben we vervolgens nog de derde laag. Mocht er toch resolutie nodig zijn, dan hebben we een resolutiefonds dat betaald wordt door de banken zelf. We hebben dus drie lagen van privaat geld die voortaan de problemen in de private sector zullen moeten opvangen.

Zover is het echter nog niet. Nu komt de nuancering. De komende jaren wordt door alle banken de stofkam gehaald, en daar kunnen nog problemen uit voortkomen. Dan zullen vooralsnog lagere bail-inregels gelden en kunnen nationale overheden worden aangesproken om bij te springen. Mijn opmerking over de belastingbetaler gaat dus over het eindbeeld. Als we alles op zijn plek hebben, hebben we echt een andere situatie dan in de afgelopen jaren.

De heer Tony van Dijck (PVV):
Daar begint dus de publieke misleiding. Banken hebben namelijk geen geldpers staan. Al het geld dat banken nodig hebben om hun buffers te versterken, hun resolutiepremies te betalen en een hogere rente te vergoeden aan obligatiehouders die met de bail-in een hoger risico lopen, komt van de rekeninghouders. En rekeninghouders zijn gewoon belastingbetalers. De minister zou dus gelijk hebben als de banken zelf een geldpers in hun kelder zouden hebben staan. Dan zouden de banken namelijk gewoon de geldpers kunnen aanzetten. Maar dat kunnen banken niet. Ze verhalen al die extra kosten op hun rekeninghouders en dus op de belastingbetalers in Nederland.

Minister Dijsselbloem:
Nee, dat is niet juist. Rekeninghouders, zeker tot een ton, zijn door het dgs beschermd. De rekening zal vooral terechtkomen bij beleggers in banken. Die mensen kunnen ook een rekening hebben — in die zin zijn het ook rekeninghouders — maar ik vind het wel een groot verschil. Als de heer Van Dijck namelijk zegt dat de rekening wordt betaald door rekeninghouders, dan denken de mensen thuis: o, dat ben ik, daar ga ik! De grote risico's worden echter in dit stelsel verschoven naar beleggers in banken. Dat zijn de kapitaalverschaffers, de eigenaren van aandelen en de obligatiehouders. Daar gaat het risico naartoe, daar komt de rekening in de toekomst voor het overgrote deel te liggen.

De heer Tony van Dijck (PVV):
Wie betaalt de banken? Van wie halen de banken winst? Van de rente die rekeninghouders betalen op hun financiering. De hypotheekrente is in Nederland het hoogst van heel Europa. Waarom? Omdat de banken geld nodig hebben. Waarom hebben banken geld nodig? Om hun buffers te versterken, om hun financieringskosten te betalen, om straks hun resolutiefondspremie te betalen. Banken halen dat geld in de vorm van rente die zij weghalen bij huishoudens, bij hun rekeninghouders. Met die rekeninghouders doel ik in dit verband niet op de mensen met een spaarrekening tot een ton. Nee, ik doel op rekeninghouders die kredieten nemen bij banken. Zij worden aangeslagen met rente, opdat de bank, bijvoorbeeld die ABN AMRO van de minister een miljard winst kan maken. ABN AMRO maakt een miljard winst over de rug van de Nederlandse hypotheekhouders, die een hoge rente moeten betalen. Dat is dat miljard. Met dat miljard worden straks al die kosten betaald. Het zijn de belastingbetalers, de rekeninghouders, de burgers van dit land die al die kosten kunnen betalen die de banken straks nodig hebben voor hun verplichtingen. Dat is het eerlijke verhaal dat de minister moet vertellen. De minister doet het voorkomen alsof de banken een geldpers in de kelder hebben en dat de mensen in het land er niets van zullen merken. Dat is onjuist.

Minister Dijsselbloem:
Als de heer Van Dijck niet durft te verdedigen dat wij de beleggers, de kapitaalverschaffers, de aandeelhouders in de financiële sector voortaan de rekening laten dragen van de risico's die zij nemen en waar zij ook de vruchten van hebben geplukt in termen van rendementen, dan moet de heer Van Dijck dat zelf weten. Ik heb van hem geen alternatief gehoord. Het alternatief is op dit moment dat de rekening van al die risico's die door de grote investeerders worden opgepompt, aangejaagd en gestimuleerd, naar de overheden gaan. Wij hebben in Nederland ook banken moeten redden. De overheid heeft daar geld in moeten stoppen en de belastingbetaler staat daarvoor aan de lat. Dat is de huidige situatie. Wij draaien dat om. Wij verplaatsen de risico's naar de financiële sector. De beleggers, degenen die in het rendement het voordeel hebben van de risico's, mogen ook de nadelen van de risico's dragen als die zich voordoen. Als de heer Van Dijck dat niet durft te verdedigen, als hij hier de beleggersbelangen staat te verdedigen, wens ik hem veel succes. Dan weet hij zeker dat ook de volgende redding van de volgende bank bij het Rijk, bij de Staat der Nederlanden terechtkomt. Dan zullen zijn kiezers daar tot in lengte van dagen voor betalen. Ik dank u zeer.

De heer Tony van Dijck (PVV):
Ik sta hier niet de beleggers te verdedigen. De beleggers zijn niet gek. Zij zeggen: ik loop extra risico dus ik wil extra risicopremie op mijn belegging. En op wie wordt die extra risicopremie afgewenteld? Op de burger in het land, die een hogere rente voor zijn hypotheek mag betalen. Zo liggen de feiten. Het is niet voor niks dat heel Zuid-Europa nu alleen maar gedekte obligaties uitgeeft. Beleggers willen alleen maar risico lopen tegen een "sky high"-rente. En op wie wordt die "sky high"-rente afgewenteld? Op de burgers in het land, die een hogere hypotheekrente moeten betalen. Uiteindelijk valt de rekening bij de consument in de bus, linksom of rechtsom. Dat is het eerlijke verhaal. De minister doet het voorkomen alsof de belastingbetaler, de rekeninghouder, de burger uit de wind gehouden wordt. Het is uiteindelijk bij de burger waar het geld gehaald wordt om al die mooie plannetjes van de minister in Europa te bekostigen.

Minister Dijsselbloem:
Nogmaals, het is heel erg jammer dat de fractie van de PVV hier gewoon de belangen van het grootkapitaal, de beleggers in de financiële sector staat te verdedigen. Ik dacht dat het een verstandige fractie was, maar ik ben daarin teleurgesteld. Ik ben heel blij met het grootkapitaal, want dat is nodig om die financiële sector te financieren, maar tegenover een rendement staat een risico. Als je het rendement wilt, krijg je ook het risico. Ik zou hopen dat de PVV dat verdedigt. Het is een belangrijk economisch principe en het is ook de enige manier om die risico's en een risicobewustzijn eindelijk in de sector te verankeren. Het risico gaat niet langer naar de Staat, het risico moet worden opgevangen in de sector zelf. Het zou kunnen dat dat effecten heeft voor de financiering van de sector, maar ik denk zomaar dat er kapitaalverschaffers zijn die zullen denken: als die buffers wat sterker zijn, als er een "bail-in-bare" laag kapitaal in die bank zit, dan hoef ik misschien voor mijn vermogensverstrekking minder rendement te krijgen. Immers, die kapitaalverschaffer loopt dan minder risico. De bank is steviger en solide, en gaat verstandig om met risico's. Het zal zich voor een deel van het vermogen dat wordt verschaft, juist vertalen in een lagere risico-opslag. Dat zijn precies de gezonde economische mechanismes die wij in de sector moeten introduceren. Ik zou hopen dat de PVV dat steunde.

De voorzitter:
Ik wijs erop dat wij ook nog een tweede termijn hebben. Daar wil ik zachtjesaan naartoe.

De heer Merkies (SP):
De minister zegt dat wij in het verleden al die problemen niet zouden hebben gehad als wij deze regels hadden gehad en de rekening hadden neergelegd bij aandeelhouders en obligatiehouders. Ik zou dit wat nader willen specificeren. Als wij de regel zouden hebben gehad dat wij de rekening daar neerleggen, hadden wij als belastingbetalers dan niet aan SNS en ABN AMRO hoeven te betalen?

Minister Dijsselbloem:
Als wij bijvoorbeeld bij SNS een diepere bail-in hadden toegepast, was de rekening weggebleven bij de overheid. Daarvoor hebben wij een gelijk Europees speelveld nodig. Als wij alleen in Nederland beleggers voor dergelijke risico's aanslaan, zal zich voordoen wat de heer Van Dijck zegt. Dan gaan de beleggers een enorme risico-opslag op Nederland zetten of lopen zij weg van Nederlandse banken. Dit is het grote voordeel van Europese samenwerking. Op sommige punten kun je alleen maar sterker worden door Europees samen te werken. Als wij sterke, strakke regels willen opleggen aan banken en financiële instellingen, doen wij er goed aan om dat Europees te verankeren. Dat is precies wat wij doen.

De heer Merkies (SP):
Dit is precies het pijnlijke punt. De minister van Financiën haalt twee dingen door elkaar: Europese samenwerking en regels voor een diepere bail-in. Die laatste hadden wij al eerder op nationaal niveau kunnen afspreken, zoals de SP ook al eerder heeft bepleit. Dan hadden wij de rekening minder neergelegd bij de belastingbetaler en meer bij obligatiehouders en aandeelhouders. Helaas hebben wij dat in het verleden niet gedaan. Wij zetten nu een stap in de goede richting, zoals ik ook heb gezegd, maar de rekening wordt uiteindelijk wel degelijk neergelegd bij de belastingbetaler. De minister kan dus niet zeggen dat de rekening volledig wordt weggehouden bij de belastingbetaler. Nogmaals, is de minister het daarmee eens?

Minister Dijsselbloem:
Nee, daar ben ik het niet mee eens. Ik heb antwoord gegeven op de vraag of ik het moest nuanceren. De hele sector gaat dadelijk door de wasstraat. Als er streng toezicht is, als de kapitaalseisen zijn verhoogd, als de bail-inregels van kracht zijn en als wij een resolutiefonds hebben dat betaald is door de sector, heb ik vier sloten op de deur om de rekening bij de belastingbetaler weg te houden. Zover is het nog niet. De komende jaren kunnen wij nog met problemen geconfronteerd worden, maar vooralsnog zijn die voor nationale verantwoordelijkheid, zoals wij ook in Nederland onze verantwoordelijkheid hebben genomen. Overigens was mij nog niet opgevallen dat de SP al langer pleitte voor bail-in. Ik heb nog maar een jaar geleden debatten met de heer Merkies gehad waarin heel andere geluiden te horen waren.

De voorzitter:
Zoiets heet toch uitlokking.

De heer Merkies (SP):
Ik ben blij dat u het zegt. Dit is inderdaad uitlokking.

Wat de minister zegt, is niet waar. Het gaat daarbij hooguit om de term bail-in, maar het gaat erom dat aandeelhouders en obligatiehouders een bijdrage leveren. Dat hebben wij altijd al bepleit. Sterker nog, wij hebben dit al bepleit in 2008, toen wij er ook nog iets aan gehad kunnen hebben, bijvoorbeeld bij ABN AMRO.

Minister Dijsselbloem:
Het is mij nooit gebleken, maar ik kan mij vergissen.

De heer Van Hijum heeft gevraagd naar de kwaliteit van informatie over Europese afdrachten. Die vraag heb ik nog niet beantwoord. Ik geloof dat de vraag was of het ook zinvol is om de kwaliteit van statistische gegevens in de lidstaatverklaring te betrekken. Het kabinet ziet op zich geen aanleiding om de eigen middelen, de afdrachten, op te nemen in de nationale verklaringen. Wij hebben de Kamer hierover een brief gestuurd; ik zal het nummer zo dadelijk doorgeven. Het kabinet constateert dat de Europese Rekenkamer reeds jaren een positief oordeel geeft over de eigen middelen van de EU-begroting. Daar zit dus geen tekort aan informatie of kwaliteit, althans niet naar het oordeel van de Europese Rekenkamer. Daarnaast heeft de Europese Commissie de verantwoordelijkheid om de betrouwbaarheid en de juistheid van de eigen middelen te bewaken op grond van het besluit betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie. De Europese Commissie heeft ook een aanzienlijk belang om daarop nauwgezet toe te zien om te voorkomen dat lidstaten te weinig afdragen of de afdracht op verkeerde cijfers baseren. De Commissie kan ook een aanwijzing geven om de nationale uitvoering conform Europese voorschriften in te richten of aan te passen.

In Nederland is het CBS verantwoordelijk voor de BNI-berekeningen. Driekwart van de eigen middelen bestaat daaruit. Dat wordt in Nederland door het CBS berekend en vervolgens beoordeeld door Eurostat. Daar zit een behoorlijk zware kwaliteitscontrole op. Het kabinet heeft natuurlijk helemaal geen bevoegdheid om op het CBS toe te zien of daarop te interveniëren. Dat is echt belegd bij het CBS. Dat is daarin volstrekt onafhankelijk. Wij hechten daar zeer aan; dat gebeurt ook in andere landen en dus ook in Nederland.

Ik heb tot slot nog het amendement van mevrouw Schouten dat een reactie verdient. Zij verschuift op de begroting van EZ 5,3 miljoen van TKI-toeslag naar Subsidieregeling Innovatieve Scheepsbouw. Ik heb de minister van EZ gevraagd om vandaag nog een brief aan de Kamer te sturen met een reactie op het amendement. Dat vergt gewoon echt een inhoudelijke reactie. Mevrouw Schouten stelde later inhoudelijke vragen: hoe kan het zijn dat er onderuitputting is, waarom is die er? Het lijkt mij de beste oplossing om de minister van EZ te vragen om daarop te reageren. Hij zal dat vandaag nog doen.

De voorzitter:
Voor de stemmingen nog, begrijp ik.

Minister Dijsselbloem:
Uiteraard. Daarmee ben ik door de set van vragen en antwoorden heen.

De heer Tony van Dijck (PVV):
Ik wil nog even kort vragen waarop de minister baseert dat er volgend jaar 400 miljoen extra accijnsinkomsten gegenereerd kunnen worden. Vorig jaar om deze tijd dacht de minister dat we 500 miljoen extra accijnsinkomsten zouden kunnen genereren. Dat blijkt achteraf een miljard minder te zijn, het gevolg van een gedragseffect dat niet meegenomen is; 1 miljard minder versus 500 miljoen meer. Nu verhoogt de minister — de ezel en de steen — de accijnzen weer met 400 miljoen. Volgend jaar om deze tijd staan we hier weer met zijn allen te kijken naar de tegenvaller op de accijnsinkomsten van waarschijnlijk 1 miljard.

Minister Dijsselbloem:
Deze discussie is natuurlijk uit en te na gevoerd bij de financiële beschouwingen en bij het Belastingplan. Die kunnen wij opnieuw met elkaar voeren, maar dit zijn onze ramingen. Die zijn ook geverifieerd en voldoende geacht door het CPB. De heer Van Dijck verwacht dat het allemaal niet binnenkomt, maar wij blijven bij de ramingen waarvan het CPB gezegd heeft dat zij deugdelijk en degelijk zijn. We zullen het zien.

De heer Tony van Dijck (PVV):
Ik verwacht niet alleen dat ze niet binnen zullen komen, dit jaar heeft laten zien dat zij niet binnenkomen, sterker nog, dat zo'n accijnsverhoging de schatkist uiteindelijk geld kost. Mij valt op dat het CPB wel zo'n meevaller van de tariefsverlaging, het gedragseffect, in box 2 meeneemt in het inkomstenkader, maar niet het gedragseffect, dat wij hebben kunnen zien en dat bewezen is, van de accijnsverhoging. Op dat punt gaat het CPB mee in de veel te optimistische raming van de minister. In relatie tot het box 2-tarief neemt het wel heel positieve gedragseffecten mee. Als het uitkomt, neemt het CBS de gedragseffecten wel mee, maar als het voor de schatkist wat minder uitkomt, zoals het afgelopen jaar heeft bewezen, neemt het die niet mee.

Minister Dijsselbloem:
Dit is echt een volstrekte herhaling van zetten. We hebben nu de Najaarsnota aan de orde. Dit is echt een debat over de ramingen in de begroting van volgend jaar. De heer Van Dijck voorspelt dat het allemaal niet zal binnenkomen. Wij zullen het zien.

De voorzitter:
Dank u wel. Tot zover de eerste termijn. Wij gaan in tweede termijn luisteren naar de heer Merkies van de fractie van de SP. Hij heeft een derde van zijn spreektijd in eerste termijn, drie minuten.


Termijn inbreng

De heer Merkies (SP):
Voorzitter. De coalitiepartijen hebben hier vooral lichtpuntjes genoemd. Op zichzelf is het altijd goed om optimistisch te blijven, maar ik zie hier toch ook enig selectief shoppen. De wereldhandel trekt aan met 3% tot 4%, dus ik mag hopen dat wij er ook iets van meekrijgen. Als wij het rapport van het CPB echter goed lezen, zien wij ook andere zaken. Volgens het CPB is er bijvoorbeeld nog geen herstel op de arbeidsmarkt te verwachten. Voor een hoop mensen is het de vraag wat zij van die lichtpuntjes zien. Een ander punt uit het CPB-rapport zijn de huren, die volgend jaar met maar liefst 5% omhoog zullen gaan. Wat zien de huurders van die lichtpuntjes?

Het antwoord van de minister over de onderuitputting verbaast mij toch wat. Wij hebben de onderuitputting van 531 miljoen, maar de in=uittaakstelling van 640 miljoen moet nog worden ingevuld en er was 650 miljoen voor het onderwijs. Daar zit nu juist het knelpunt. De minister zegt dat het allemaal gaat lukken tussen nu en de voorlopige rekening, maar ik zie dat niet zo snel gebeuren. Hij zegt dat het de afgelopen jaren ook is gebeurd, maar toen is de onderuitputting juist omlaag gegaan. Ik zie het niet gebeuren dat dit gat in die korte tijd wordt gedicht. Is het niet een soort wensdenken?

De minister is wijselijk niet ingegaan op de vraag of hij dit ook zou accepteren als dekking voor onze voorstellen voor volgend jaar. Ik ben nog steeds erg benieuwd wat hij daarop zou zeggen.

Ik dank de minister voor het antwoord over de externe inhuur. Ik vind dat hij een plausibele uitleg geeft. Is dit tijdelijk? Worden die tijdelijke krachten bij de Belastingdienst uiteindelijk vervangen door permanente krachten die niet worden ingehuurd?

Wat de bail-in betreft, wijs ik de minister op het 30 puntenplan dat wij in oktober 2008 hebben uitgebracht. Daarin staat dat bij een redding van banken ook de obligatiehouders en aandeelhouders zouden moeten bijdragen.

Ik heb nog geen antwoord gehad op mijn vraag over het resolutiefonds. Dan heb ik het natuurlijk over de bankenunie. Ik heb gevraagd of de minister dit aan het Nederlandse volk gaat voorleggen.

De heer Harbers (VVD):
Voorzitter. Ook ik dank de minister voor zijn uitvoerige beantwoording en in het bijzonder voor de toezegging om onderzoeken ten aanzien van het spaaroverschot ook volgend jaar met de Kamer te delen. Ik zie uit naar de gedachtewisseling daarover.

In eerste termijn heeft collega Schouten een amendement op de begroting van Economische Zaken ingediend. Vanzelfsprekend wachten wij de reactie van de minister van Economische Zaken af. Wel wil ik op voorhand zeggen dat ik het een goed amendement vind. Het borduurt voort op de behandeling van de begroting van EZ, die al heeft plaatsgevonden. Ik denk dat er goede argumenten zijn voor dit amendement. Wij hebben TNO expliciet gevraagd om meer vraaggestuurd te gaan werken. Als er geen vraag is, is het een beetje raar om in de laatste week van het jaar het budget maar weer aan te vullen. Wij hebben van meet af aan afgesproken dat het geld voor de topsectoren vooral is bestemd voor de uitvoering en niet zozeer voor de kantoorkosten. Bovendien is er recent een debat gevoerd over de beleidsbrief op dit gebied. Daarin is niet gebleken dat er opeens extra geld bij zou moeten. Dat vind ik op voorhand goede argumenten voor het amendement.

Tot slot. In eerste termijn heeft een aantal collega's al gezegd dat het de laatste vergaderdag van het jaar is en dit het laatste financiële debat. Ook ik wil afsluiten met het bedanken van de collega-woordvoerders voor hun constructieve opstelling het afgelopen halfjaar en voor de intensieve samenwerking met velen van hen. We hebben veel onderhandeld en veel akkoorden kunnen sluiten. Die hebben geleid tot breder politiek draagvlak — waarvoor dank — voor de grote opgave waar Nederland voor staat. Ik wil in die dank ook de minister en zijn ambtenaren betrekken. De opgave is om nu door te pakken, om te werken aan groei. Zoals ik al zei, zijn er positieve signalen. Nederland heeft zo ongeveer alles in huis voor die groei. Wij zijn hoopvol dat dit ook in 2014 gaat blijken.

De voorzitter:
Dank u wel. Als de woordvoerders straks even willen knuffelen, zal ik twee minuten schorsen. Maar eerst spreekt de heer Van Dijck van de PVV.

De heer Tony van Dijck (PVV):
Voorzitter. Ik zou willen dat ik dit jaar ook zo mooi kon afsluiten als de heer Harbers, maar de realiteit is helaas anders. Nederland ligt namelijk op apegapen en dat is erg genoeg. 14% van de winkels in de steden is inmiddels dichtgetimmerd. Mensen, vooral in de grensgebieden, shoppen en tanken massaal over de grens in Duitsland en in België door het accijnsbeleid van dit kabinet. Het kabinet bezuinigt ook volgend jaar weer miljarden, maar we zien het tekort en de schuld verder oplopen. Ik zei het al: alle seinen staan op donkerrood. In twee jaar tijd zijn maar liefst 25.000 bedrijven op de fles gegaan en hebben maar liefst 17.000 mensen hun baan verloren. We zijn het afgelopen jaar onze triple-A-status verloren en we hebben een belastingtegenvaller van 10 miljard. De koopkracht is verder verdampt. De kredietkraan in Nederland zit potdicht. De huizenprijzen dalen verder en 1,3 miljoen mensen staat het water aan de lippen. Dit zou een wake-upcall moeten zijn voor dit kabinet en deze minister, maar ze zien het allemaal als ondersteuning van beleid en slapen lekker verder.

Om de koers van dit beleid van dom bezuinigen en belastingverhogingen te verleggen naar consumptie en groei met minder werkloosheid en minder faillissementen, dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de werkloosheid en het aantal faillissementen dit jaar tot recordhoogtes zijn gestegen;

overwegende dat de consumptie ook volgend jaar voor het zesde jaar op rij daalt en daardoor de binnenlandse bestedingen achterblijven;

overwegende dat verdere lastenverzwaringen meer geld kosten dan dat ze voor de schatkist opleveren;

verzoekt de regering, de belastingen en accijnzen aanzienlijk te verlagen, waardoor weer ruimte ontstaat voor consumptie en economische groei,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Tony van Dijck. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 3 (33805).

De heer Nijboer (PvdA):
Voorzitter. Ik heb een viertal punten: het amendement, het stimuleringspakket, de toezegging over stabiele belastinginkomsten, en ook zal ik nog een kort dankwoord spreken, zonder dat ik vanaf hier ga staan knuffelen.

De voorzitter:
Ik pak mijn zakdoek alvast.

De heer Nijboer (PvdA):
Dat is uitstekend, voorzitter. Pak 'm erbij!

Ik begin met het amendement van mevrouw Schouten. Ik sluit mij aan bij de woorden van de heer Harbers, die het vooral over de dekking had, maar ik vind het doel ook erg sympathiek en goed. Scheepsbouw is belangrijk. Daar gaan veel banen in om. Industrie is belangrijk voor Nederland. We wachten natuurlijk de beantwoording van het kabinet af, maar de portee van het amendement kan in beginsel op onze grote sympathie rekenen.

Ik heb gevraagd naar het stimuleringspakket voor de bouw, de kredietverlening en investeringen van pensioenfondsen. De minister gaf aan dat daar zeer hard aan wordt gewerkt. Ik zou tegen de minister willen zeggen: hou de druk erop, het gaat niet vanzelf. De minister deed de toezegging dat hij bij de reactie op de commissie-Van Dijkhuizen gaat kijken naar stabielere belastinginkomsten. Daar wil ik hem voor bedanken. Dat is van belang. Natuurlijk zijn belastingen conjunctuurgevoelig. Dat weten wij allemaal. Dat is ook niet helemaal te vermijden. Tegelijkertijd zien wij dat de zogeheten macro-economische progressiefactor in de loop der jaren steeds verder afneemt. Daar zijn veel analyses over gemaakt en dat is een punt van zorg.

Tot slot — pak uw zakdoek erbij, voorzitter — wij zijn vele dagen en nachten in de weer geweest. Wij hebben moeilijke en pijnlijke besluiten moeten nemen, maar het is altijd in goede sfeer gegaan en ook met resultaat. Dat hebben wij gisteren ook weer gezien bij een aantal andere collega-woordvoerders en een paar van dezelfde. Daar past oprechte waardering bij voor het parlementaire werk dat wij met zijn allen hebben verzet. Daar dank ik de collega's voor. Daar dank ik de minister voor en de kabinetsleden die daarbij betrokken waren, maar bovenal ook de ambtenaren en ondersteuning, die dag en nacht pal stonden. Dat is niet regulier maar lijkt wel regulier te zijn in tijden van eurocrisis, bankencrisis en begrotingsgesprekken. Daar past oprechte dank bij zo voor de kerst en aan het eind van het jaar.

De heer Van Hijum (CDA):
Voorzitter. Ja, dat schept verplichtingen.

In de eerste plaats dank voor de reactie van de minister. Ik wacht voor een deel nog op de antwoorden. Ik wil kort mijn drie punten nog even langslopen.

Ik begin bij de dekking voor de extra onderwijsuitgaven in 2013. Als er extra uitgaven worden gedaan, moet er ook altijd een degelijke dekking liggen. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in de Najaarsnota een intensivering van de uitgaven voor onderwijs is verwerkt van 650 miljoen euro, waarbij dekking wordt gevonden in de ruimte die aan het einde van het jaar onder het uitgavenkader resteert;

overwegende dat het niet solide is om bij de financiële dekking van extra uitgaven uit te gaan van mogelijke meevallers of extra onderuitputting;

verzoekt de regering om er actief op toe te zien dat de intensivering voor onderwijs het EMU-saldo niet extra belast en desnoods aanvullende maatregelen te treffen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Hijum. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 4 (33805).

De heer Van Hijum (CDA):
Dan kom ik op de discussie met de minister over de belastinginkomsten. Ik merkte dat hij weinig zin heeft om mijn vijf vragen concreet te beantwoorden. Misschien zou hij dat in tweede termijn alsnog willen doen. Hij bagatelliseert het punt ook een beetje. Het is een kwestie van begrotingstechniek, zegt hij. Terecht zegt hij dat je verwachtingen kunnen verschillen over het effect in de praktijk van die box 2-maatregel, het verlagen van het tarief, maar wij denken dat het Rijk zich rijk rekent met het naar voren halen van inkomsten die onzeker zijn.

Hoe dan ook is het opvallend dat, als je daar wel zo stellig van overtuigd bent, dat toch niet in de Najaarsnota is verwerkt. Dat ontkent de minister ook niet, maar hij noemt het een update. Ik vind dat opvallend, want het is veel meer dan dat. Wij stellen met deze Najaarsnota met elkaar de nieuwe uitgaven- en inkomstenkaders vast. Ik heb nog even het begrotingsakkoord ingezien; dat wordt daarin ook aangekondigd. Het gaat erom dat de begrotingsafspraken leiden tot nieuwe uitgaven- en inkomstenkaders. Dat is in begrotingszin een belangrijk moment voor het budgetrecht van de Kamer. Ik wil ook gewoon weten of wij nu een begroting autoriseren die als het ware het begrotingstekort met een miljard laat oplopen. Heel simpel. Wellicht wil de minister dat niet beantwoorden. Ik zal mijn collega's in de vaste commissie voor Financiën ook voorstellen om het Bureau Onderzoek en Rijksuitgaven dat eens te laten bekijken. Als het inderdaad een kwestie van techniek is, dan geef ik de minister graag gelijk, maar omgekeerd vind ik dat dit punt scherp moet worden. Ik heb daar ook een motie over.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in de Najaarsnota zowel de uitgaven- als inkomstenkaders zijn herijkt op basis van de begrotingsafspraken 2014;

constaterende dat voor 2014 geen opbrengsten zijn ingeboekt als gevolg van het incidenteel verlagen van het box 2-tarief, terwijl de veronderstelde opbrengsten in het begrotingsakkoord worden ingezet ter dekking van incidentele lastenverlichting;

voorts constaterende dat de Najaarsnota opnieuw tegenvallers laat zien bij de inkomsten uit onder meer de accijns op brandstof en de omzetbelasting;

overwegende dat de belastinginkomsten in 2014 vanwege de conjunctuur en mogelijke gedragseffecten met veel onzekerheden zijn omgeven;

verzoekt de regering om in de Voorjaarsnota 2014 uitgebreid te rapporteren over de ontwikkeling van de belastinginkomsten en bij eventuele tegenvallers af te zien van verdere tariefsverhogingen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Hijum. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 5 (33805).

De heer Van Hijum (CDA):
Voorzitter, ik zie een rood lampje branden. Ik hoop dat u het mij permitteert om nog een motie in te dienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de ramingen van de EU-afdrachten, die zijn gebaseerd op invoerrechten, btw-afdrachten en het bni, sterk fluctueren;

overwegende dat de Kamer weinig inzicht heeft in de wijze waarop de hoogte en toedeling van de afdrachten van lidstaten aan de EU tot stand komen;

verzoekt de regering om de onderbouwing van de EU-afdrachten inclusief de kwaliteit van de basisgegevens op te nemen in de nationale lidstaatverklaring, en zich ook op Europees niveau in te zetten voor een betere verantwoording over de afdrachten en het functioneren van het onderliggende verdeelsysteem,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Hijum. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 6 (33805).

De heer Van Hijum (CDA):
Ik wijs er op dat dit nadrukkelijk al jaren door onze Rekenkamer wordt bepleit. Ik heb geen tijd meer voor een stichtelijk woord, maar niettemin het volgende. Ook als je het oneens bent, kun je goed samenwerken. Ik wil de collega's en de minister danken voor de discussies in het afgelopen jaar. Laten we hopen dat het er hoe dan ook toe leidt dat we Nederland de komende jaren sterker uit de crisis weten te halen.

De heer Koolmees (D66):
Voorzitter. Ik dank de minister voor de heldere beantwoording van de gestelde vraag. Een concreet punt uit mijn eerste termijn is het dividend van ABN AMRO. De minister begrijpt mijn punt: ik vind het nog steeds een verkeerd signaal dat, als er zo veel nadruk ligt op versterking van de buffers bij de banken, terwijl we andere banken vragen hun dividend in te houden, juist om die buffers te versterken, juist de Staat als enige aandeelhouder dividenduitkeringen krijgt. Maar de minister heeft in eerste termijn gezegd het punt te hebben begrepen. Later gaan we daarnaar kijken.

Ten aanzien van de kritiek van de heer Van Hijum, vanmorgen in de media en nu net in tweede termijn op het punt van het inkomstenkader is duidelijk dat hij de plank behoorlijk heeft misgeslagen. Sterker nog, ik vraag me af of er wel een plank in de buurt is. Het inkomstenkader is echt iets heel anders dan het EMU-saldo. Het gaat over beleidsmatige lastenontwikkeling versus het kaseffect van de ontvangsten. Dat is één. Twee: de Kamer stelt de budgettaire kaders niet vast, maar ze stelt de wetten en de suppletoire wetten vast. Op beide punten begrijp ik eerlijk gezegd niets van de kritiek van de heer Van Hijum. Hij heeft daarover een vraag.

De heer Van Hijum (CDA):
Meer een reactie. De Kamer stelt toch de begrotingskaders vast waarmee we de regering autoriseren om uitgaven te doen? Die kaders zijn onderdeel van het begrotingsbeleid van deze minister. Ik kende de heer Koolmees altijd als een collega die de minister scherp hield als het ging om de naleving van de begrotingsregels. Ik vind het wel opmerkelijk dat hij nu eigenlijk zegt: nou, daarmee hoeven we het niet zo nauw te nemen.

De heer Koolmees (D66):
Voor de volledigheid: de kaders worden opgesteld door het kabinet. Dat is een beheersinstrument om ervoor te zorgen dat de collectieve uitgaven goed worden beheerst. Ik ben het zeer met de heer Van Hijum eens — dat heb ik met hem gedeeld bij de behandeling van Voorjaars- en Miljoenennota — dat we zeer scherp moeten zijn op het handhaven van de uitgavenkaders. Dat is punt één. Punt twee is: het is een afspraak van het kabinet zelf, dus van de ministers onderling. Het is geen afspraak met de Kamer. De Kamer heeft wel het budgetrecht over de begrotingswetten, en dus ook over de suppletoire begrotingswetten. Die kunnen we goed- of afkeuren, en amenderen. Maar de uitgaven- en inkomenskaders zijn meer onderdeel van de begrotingssystematiek en de -regels van het kabinet. Inhoudelijk heb ik evenals de heer Van Hijum eerder gepleit voor het strikt handhaven van de uitgavenkaders. In mijn inbreng van vandaag heb ik erop aangedrongen om volgend jaar zeer hard te sturen op de uitgaven. Dat is naar mijn mening een veel verstandiger manier om de overheidsfinanciën op orde te brengen dan via lastenverzwaringen. Ik ben dat met de heer Van Hijum eens. In de techniek, in de wetgeving, zijn dat echter twee compleet verschillende punten.

De heer Van Hijum (CDA):
Maar dan zal de heer Koolmees het met mij eens zijn dat begrotingsregels niet voor niets worden opgesteld. Ik wijs in dit verband op begrotingsregel 35 over de belastinginkomsten. Daarin wordt onder andere gesteld dat je je niet rijk mag rekenen met gedragseffecten en prudent moet omgaan met het ramen ervan. Het is dan toch raar dat je jezelf die inkomsten in het akkoord wel toebedeelt, maar dat niet doet in de verwerking daarvan in de officiële ramingen. Ik neem aan dat de heer Koolmees mijn verzoek onderschrijft om dit eens goed te laten uitzoeken door het Bureau Onderzoek en Rijksuitgaven. Dan kunnen we kijken hoe het zit.

De heer Koolmees (D66):
Dat is nu het punt. De heer Van Hijum suggereert dat zich hier iets onoorbaars voordoet. Naar mijn stellige overtuiging is dat niet het geval. Het inkomstenkader — voorheen het lastenkader — is een manier om beleidsmatige lastenmutaties weer te geven. Tabel 9 op bladzijde 24 van de Najaarsnota is de weergave van de beleidsmatige lastenmutaties. Het is heel verklaarbaar, want in 2014 daalt het tarief door de box 2-maatregelen van 25% naar 22%. Dat is dus een lastenverlichting en dat zie je ook als een minnetje in de tabel. Later is het omgekeerde gebeurd en is het van 22% naar 25% gegaan, wat een plusje in de tabel oplevert. De heer Van Hijum suggereert echter alsof hier 1 miljard verdwijnt en dat is dus niet het geval. De kasopbrengsten, de ontvangsten voor de Belastingdienst, zijn conform de afspraken uit het begrotingsakkoord.

De voorzitter:
U rondt af.

De heer Koolmees (D66):
Ik heb nog twee punten.

De voorzitter:
De heer Van Dijck heeft nog een vraag. Heel kort.

De heer Tony van Dijck (PVV):
Ik heb nog een vraag op dit punt. Wij hebben de Miljoenennota 2014 als begroting vastgesteld, maar na de Miljoenennota zijn er wijzigingen in dat crematoriumakkoord van de heer Koolmees gekomen. Vervolgens heb ik die wijzigingen nooit in een begroting voor 2014 gezien. Wanneer zouden we die dan kunnen krijgen volgens de heer Koolmees? Moeten we daarop tot de Voorjaarsnota wachten of krijgen we een nieuwe Miljoenennota?

De heer Koolmees (D66):
De heer Van Dijck heeft blijkbaar zijn stukken niet gelezen. Ik herinner hem eraan dat wij de algemene en financiële beschouwingen een aantal weken hebben uitgesteld juist in afwachting van het Herfstakkoord. Na het afsluiten van dit Herfstakkoord zijn de budgettaire wijzigingen ten opzichte van de Miljoenennota verwerkt. In de Najaarsnota vindt als het ware de herijking van de uitgaven- en de inkomstenkaders plaats. We hebben dus allang over dit punt gesproken. Als de heer Van Dijck alle stukken zou hebben gelezen, zou hij ook gezien hebben dat alles is verwerkt. Sterker nog, wij hebben ook nog een debat over het Belastingplan gehad, waarin een groot deel van deze box 2-maatregelen waarover de heer Van Hijum sprak en de verlaging van het tarief in de eerste schijf is verwerkt. Daarover is eergisteren in de Eerste Kamer gestemd en daarmee zijn deze wijzigingen goedgekeurd. De heer Van Dijck heeft erover gestemd, de Eerste Kamer heeft erover gestemd en het is allang verwerkt.

De voorzitter:
Mijnheer Van Dijck, kort en afrondend!

De heer Tony van Dijck (PVV):
Dus de aanpassing van de kaders waarover de heer Van Hijum spreekt, vindt dus niet hier in de Najaarsnota plaats, maar heeft volgens de heer Koolmees al plaatsgevonden.

De heer Koolmees (D66):
De aanpassing van de kaders is opgenomen in de brief over de begrotingsafspraken. Die zouden worden herijkt na verwerking van alle afspraken die in deze Najaarsnota worden voorgelegd. De facto zijn ze al juridisch vastgelegd bij de stemming over de begroting voor 2014, zowel in deze Kamer alsook afgelopen dinsdagnacht in de Eerste Kamer.

De voorzitter:
U rondt af!

De heer Koolmees (D66):
Ik heb nog één punt, ook aan het adres van de heren Merkies en Van Dijck over de bankenunie. Ik vind dat de minister de kritiek helder heeft weerlegd. Beide heren hebben natuurlijk recht op hun eigen mening, maar niet op hun eigen feiten. De feiten zijn namelijk dat door de bankenunie de risicoverschaffers opdraaien voor risico's in de banken. Naar mijn mening is dat echte winst en ik ben er dan ook verbaasd over dat de SP en de PVV dit punt niet van harte ondersteunen. Je ziet ook dat Europa best wel veel kan betekenen. Tot slot mijn zakdoekmoment.

De voorzitter:
Als u eerst de hele zaal gaat uitdagen, moet u uw zakdoek nog maar even in uw zak houden.

De heer Merkies (SP):
Daarin schuilt het probleem natuurlijk een beetje. Je kunt banken ook laten opdraaien via nationale fondsen. Daarvoor heb je niet één Europees fonds nodig.

Een ander punt. Als je de premie voor een resolutiefonds neerlegt bij banken, waarvan wordt die dan betaald? Kan de heer Koolmees zich voorstellen dat die banken de rekening doorschuiven naar hun klanten, misschien wel spaarders?

De voorzitter:
Graag een kort antwoord.

De heer Koolmees (D66):
Dat is best ingewikkeld. Een nationaal fonds is een heel onverstandig idee. De gedachte achter de bankenunie is dat je de relatie tussen banken en landen doorknipt om te voorkomen dat je een gijzeling of wurggreep tussen banken en landen overhoudt. Zoals we de afgelopen jaren namelijk te vaak hebben gezien, moet de Nederlandse belastingbetaler juist daardoor opdraaien voor een faillissement van een Nederlandse bank. Ik noem ABN, ING, al is die bank gelukkig niet failliet gegaan, SNS. Iets dergelijks kun je alleen maar voorkomen door op Europees niveau samen te werken en gelijke regels te hanteren. Als je dat niet doet, gebeurt het niet.

Over het resolutiefonds merk ik het volgende op. Natuurlijk zijn risico's door de bankenunie niet weg. Het punt is alleen dat risico's duidelijker worden neergelegd bij degenen die het risico zijn aangegaan en daarvan profiteren. Dat zijn de bankiers en de vreemdvermogenverschaffers. Ik herhaal dat het mij verbaast dat de SP dat uitgangspunt niet juichend onderschrijft.

De voorzitter:
U mag nog een korte vraag stellen, mijnheer Merkies.

De heer Merkies (SP):
De heer Koolmees is misschien voor één resolutiefonds, maar de Kamer heeft zich daar in ieder geval heel duidelijk tegen uitgesproken. Dat kan de heer Koolmees toch bevestigen. Rest de vraag of hij niet verbaasd is dat de minister daar niets mee heeft gedaan.

De heer Koolmees (D66):
Deze discussie hebben we de afgelopen week met de heer Harbers gehad. De motie van de heer Harbers was het uitgangspunt. Volgens mij is er gisteren op Europees niveau een compromis bereikt waarmee ook de heer Harbers tevreden is. Daarmee groeien we toe naar één fonds. Daar ben ik heel tevreden over.

Dan komt nu het zakdoekenmoment. Ik wens de minister en de collega-woordvoerders prettige feestdagen. Rust goed uit. Tot begin volgend jaar. Dan gaan we echt doorpakken.

De voorzitter:
We gaan luisteren naar de heer Klein van de fractie van 50PLUS.

De heer Klein (50PLUS):
Voorzitter. Ik dank de minister voor de beantwoording van de vragen en met name voor de uitleg van het percentage schulden dat men in het Europese kader mag hebben. Voor ons is het natuurlijk relevant om te weten tot waar we het begrotingstekort mogen laten oplopen om financieringen voor investeringen te realiseren teneinde de economie van ons land te verbeteren en te versterken.

De minister is niet ingegaan op mijn vragen over het SCP-rapport "De sociale staat van Nederland 2013". Enerzijds is dat begrijpelijk, omdat het om effecten gaat die op het terrein van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid liggen, maar wij zijn benieuwd naar de consequenties van het regeringsbeleid voor de financiën en de belastingen. Deze consequenties hebben namelijk direct gevolgen voor de koopkracht van iedereen in dit land.

50PLUS staat voor een evenwichtige koopkrachtverdeling, terwijl uit de rapportage juist blijkt dat de koopkracht niet evenwichtig verdeeld is. AOW'ers met een aanvullend pensioen gaan er bijvoorbeeld 6% of meer op achteruit. Dit lijkt mij niet het moment om uitgebreid na te gaan hoe wij de koopkrachtreparaties gaan uitvoeren. Dat doen wij volgend jaar op een ander moment wel. Dan zullen we het kabinet weer stevig op het hart drukken dat de koopkrachtverdeling evenwichtig moet zijn en dat dus de gepensioneerden, de AOW'ers, er niet onevenredig op achteruit mogen gaan.

Tot slot. De VVD en de Partij van de Arbeid hebben al een soort dagsluiting gehouden. Ik wil daarbij aansluiten voor zover het gaat om de vriendelijke woorden tegen de minister en tegen de ambtenaren van de ministeries. Vooral de laatsten dank ik voor alle informatie die zij ons altijd toesturen en omdat zij ons ondersteunen in ons werk. De dank die door de VVD en de PvdA werd uitgesproken tegen de collega-woordvoerders vond ik wat klef. Het was meer het bewijs hoe fijn D66, ChristenUnie en SGP bij de diverse begrotingen zijn ingepakt door de coalitiepartijen.

De voorzitter:
Mooie woorden, mijnheer Klein. Dit was de tweede termijn van de Kamer. Ik weet zeker dat de minister direct kan antwoorden.


Termijn antwoord

Minister Dijsselbloem:
Voorzitter. Ik begin met het zakdoekmoment. In de eerste plaats spreek ik mijn dank uit voor de woorden van dank die de Kamer heeft uitgesproken voor de ambtenaren. Ik zal ze vanmiddag tijdens de kerstborrel direct aan hen overbrengen. Kamerleden zijn niet uitgenodigd voor de kerstborrel. We moeten immers op de kleintjes letten.

De heer Merkies heeft gevraagd naar de externe inhuur bij de Belastingdienst. Hij vond de verklaring aannemelijk en begrijpelijk, maar vroeg zich af of de inhuur tijdelijk was. Dat is zo. Het is een tijdelijk effect. We hebben in de begroting voor 2014 aangegeven dat de extra uitgaven aan externe inhuur weer zullen verminderen. Dit komt door het aannemen van vast personeel, voor zover er structureel geld voor is, en dat is zo.

De heer Merkies vroeg ook naar het intergouvernementele akkoord dat zal worden gesloten over het resolutiefonds. Zoals bekend is de wet- en regelgeving over het Europese resolutiemechanisme gesplitst. Een deel komt in verordeningen en een deel komt in een intergouvernementeel verdrag. Dat laatste moet nog worden uitgewerkt en uitonderhandeld. De bedoeling is dat dit in de eerste maanden van het volgend jaar gebeurt. Vervolgens zal het aan het Nederlandse parlement worden voorgelegd. De heer Merkies formuleerde het iets anders, geloof ik. Hij vroeg of het aan het Nederlandse volk wordt voorgelegd, maar mijn stelling is dat het Nederlandse parlement het volk vertegenwoordigt. Het wordt niet weersproken door de heer Merkies, dus het lijkt me een juiste aanname.

De heer Merkies (SP):
Dat is bijna uitlokking. Het zou betekenen dat je nooit een referendum nodig hebt.

Minister Dijsselbloem:
Die stelling zou ik zeker niet durven onderschrijven. Ik ga even terug naar de vraag waarom de regelgeving is ondergebracht in een verdrag. Dit was de uitdrukkelijke wens van de Kamer. De fractie van de VVD heeft in de motie-Harbers een aantal zorgpunten geuit. Eén punt was dat sommige landen helemaal niet meedoen in het resolutiemechanisme, maar wel betrokken zijn bij de besluitvorming en daar dus invloed op kunnen hebben. Op deze manier is dat dus voorkomen. Het verdrag wordt gesloten door de deelnemende landen. Zij leggen het voor aan hun nationale parlementen zodat de invloed en de betrokkenheid van nationale parlementen maximaal is. Zo is er meteen sprake van unanimiteitsbesluitvorming. Dat unanimiteit bij zo'n ingrijpende beslissing vereist zou moeten zijn, was het andere aandachtspunt in de motie-Harbers. Dat is langs deze weg allemaal zeker gesteld.

Er is opnieuw gesproken over de accijnsverhogingen. De raming uit de oorspronkelijke Miljoenennota 2013 is niet gehaald. Ik heb in eerste termijn al aangegeven dat er grote samenhang is met de conjunctuur. Dat geldt overigens voor vrijwel alle belastingsoorten. Ze hebben allemaal minder inkomsten laten zien dan geraamd. Een andere verklaring zijn de zuinigere auto's, maar daarover hebben we het al vaker gehad. Bij het gegeven CPB-beeld rekenen we gewoon op de opbrengst. Dat is eigenlijk ongewijzigd sinds de MEV, de Macro Economische Verkenning. Die geraamde opbrengst van 0,4 miljard is dus nog steeds actueel.

Dan kom ik bij de moties. De motie op stuk nr. 3 is van de heer Van Dijck. In de motie wordt de regering verzocht om belastingen en accijnzen aanzienlijk te verlagen, et cetera. Dit is natuurlijk een heel aantrekkelijke motie voor de mensen in het land. Wie wil er geen belastingverlaging? We hebben echter ook een aantal uitgaven te financieren. Deze motie is ongedekt. Ik zal haar dan ook moeten ontraden.

De motie op stuk nr. 4 van de heer Van Hijum gaat over de intensivering van de uitgaven voor onderwijs en de wijze waarop deze wordt verwerkt in de begroting. In het dictum wordt de regering verzocht om er actief op toe te zien dat de intensivering voor onderwijs het EMU-saldo niet extra belast, en om desnoods aanvullende maatregelen te treffen. Deze motie ontraad ik. In het kader van de begrotingsafspraken hebben we besloten deze middelen nog in dit jaar vrij te maken voor onderwijs. Dat was natuurlijk een uitzonderlijke situatie. We hebben afgesproken er hierbij naar te streven dit in te passen in de onderuitputting. Zo dat niet lukt, zou het in het saldo meelopen. Ik ben daar steeds open over geweest. Dit is de politieke afspraak die in het kader van het Herfstakkoord is gemaakt. Deze motie geeft echt een andere politieke opdracht aan het kabinet. Ik moet haar dus ontraden.

Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 5 van de heer Van Hijum, waarin de regering verzocht wordt om in de Voorjaarsnota uitgebreid te rapporteren. De motie gaat over de manier waarop de geraamde extra opbrengsten als gevolg van de box 2-maatregel zijn verwerkt. De kern staat eigenlijk in de tweede constatering. Daar staat dat voor 2014 geen opbrengsten zijn ingeboekt als gevolg van het incidenteel verlagen, et cetera, terwijl de veronderstelde opbrengsten in het Begrotingsakkoord worden ingezet ter dekking van incidentele lastenverlichting. Wat daar staat, is gewoon feitelijk onjuist. Dat was ook mijn antwoord op een van de vragen. Dat heb ik echt in de eerste termijn al gegeven. De heer Van Hijum wil dat echter niet van mij accepteren. Dit is feitelijk niet juist. De regering wordt verzocht om in de Voorjaarsnota uitgebreid te rapporteren over de ontwikkeling van belastinginkomsten. Dat doen wij, maar dat doen we altijd. Ook wordt de regering verzocht om bij eventuele tegenvallers af te zien van verdere tariefsverhoging. Ook dat doen we normaal gesproken altijd. Daar hebben we het al eerder over gehad.

Ik wil de motie ontraden, omdat de heer Van Hijum en ik het vandaag niet eens lijken te kunnen worden over de betekenis van wat hij heeft aangetroffen in de bijlage bij de Najaarsnota. De uitleg van het voormalig hoofd Begrotingsbeleid was dermate treffend dat ik daar weinig meer aan kan toevoegen. Alle begrotingswijzigingen naar aanleiding van het Herfstakkoord zijn bij nota van wijziging aan de Kamer voorgelegd. De inkomsten worden geregeld via het Belastingplan. Volgens mij hebben we het allemaal keurig conform de regels voor het budgetrecht van de Kamer verwerkt. De begrotingsafspraken voor 2014 zijn ook in het Belastingplan verwerkt, inclusief de box 2-maatregel. Het Belastingplan is met een meerderheid aangenomen. Dat is dus allemaal keurig verlopen.

Zoals de heer Koolmees terecht zei, zijn de inkomsten- en uitgavenkaders sturingsinstrumenten van het kabinet. Ze staan echt los van het vaststellen van begrotingen. De inkomsten- en uitgavenkaders worden ook niet door de Tweede Kamer vastgesteld. Uiteraard informeren wij de Kamer daar wel over. Ik heb al aangegeven dat deze motie wordt ontraden.

De voorzitter:
Dan de motie op stuk nr. 6.

Minister Dijsselbloem:
Dan ben ik bij de motie op stuk nr. 6. Die gaat over de EU-afdrachten en de onderbouwing daarvan. Dat vind ik een lastige motie. Ik wil het niet oneens zijn met de heer Van Hijum over het belang om de cijfers zeer degelijk te onderbouwen en de kwaliteit goed te kunnen bewaken. Ik heb hem geschetst hoe dat geregeld is in Europa, met de rol van de Europese Commissie en het CBS. Een onafhankelijker en degelijker instituut bestaat er niet in Nederland. Eurostat ziet daar nog weer op toe. Op die manier is dat geborgd. De Europese Rekenkamer is daar ook bij betrokken. Ik heb het de heer Van Hijum helemaal geschetst. Ik deel echter niet zijn opvatting over het onderliggende probleem. Om die reden ontraad ik de motie.

De heer Van Hijum (CDA):
Juist onze nationale Algemene Rekenkamer brengt dit punt bij herhaling onder de aandacht van de Tweede Kamer. Zij constateert dat zij eigenlijk onvoldoende inzicht heeft in de kwaliteit van de gegevens en de verdeelsystematiek, terwijl zij die rol juist heel graag wil kunnen vervullen. Als je dat in de lidstaatverklaring zou opnemen, zou je daarmee ook de basis leggen voor een goed debat en een goede controle.

Minister Dijsselbloem:
Dit debat hebben wij eerder met elkaar gevoerd. De heer Van Hijum weet dat wij ons inzetten voor de verplichte lidstaatverklaringen, maar daarmee is de kwaliteit van gegevens niet zeker gesteld. Je hebt dan alleen dat een lidstaat een en ander verklaart. De echte kwaliteit van de gegevens en het zeker stellen daarvan zit in de systematiek die ik de heer Van Hijum heb beschreven: de verantwoordelijkheid van de Europese Commissie, het CBS, Eurostat en de Europese Rekenkamer, die daarop toeziet en al jaren een positief oordeel geeft over de manier waarop dit tot stand komt. De Europese Rekenkamer is buitengewoon kritisch en geeft geen positief oordeel over de uitgavenzijde maar wel over de inkomstenzijde. Ik heb dus echt een andere inschatting ten aanzien van de vraag of wij hier te maken hebben met een probleem of dat het nu goed belegd is. Naar mijn oordeel is het goed belegd.

De heer Van Hijum (CDA):
Hoe kan het dan dat onze nationale Rekenkamer, die toch niet aan de bel trekt als er niets aan de hand is, zich daarover geen oordeel kan vormen in het kader van het sluitend krijgen van die controleketens? Als grote nettobetaler hebben wij daarbij echter een groot belang. Wij vinden het dus belangrijk om die rol en die bevoegdheid te krijgen. Dat kan door te eisen dat je in de lidstaatverklaring aandacht besteedt aan de kwaliteit van die gegevens.

Minister Dijsselbloem:
Allereerst wil het simpele feit dat de Algemene Rekenkamer vraagt om bevoegdheid niet zeggen dat dingen niet goed geregeld zijn. Ik zeg het maar een keer zo scherp als het is. Op een heel aantal punten krijgt de Rekenkamer meer bevoegdheid. Daarmee ben ik bezig. Wij hebben pas nog spoedwetgeving gemaakt over haar rol bij staatsdeelnemingen. Ook rond de Comptabiliteitswet gaan wij weer een aantal bevoegdheden van de Rekenkamer uitbreiden. Op dit punt zie ik de noodzaak echter niet. Desalniettemin geef ik de heer Van Hijum in overweging om de motie aan te houden. Ik wil het namelijk niet met hem oneens zijn op dit punt. Ik zal hem een korte brief sturen waarin ik heel scherp zal schetsen hoe de kwaliteitsborging van deze gegevens nu is geregeld. Daarin zal ik ook ingaan op de argumentatie van de Rekenkamer en op de reden waarom zij toch vindt dat zij daarin ook nog een rol moet vervullen. Daarover kunnen wij het debat dan op een later moment hervatten. Ten aanzien van dit punt wil ik hier niet weggaan met de indruk dat de kwaliteit van de gegevens waarop onze afdracht is gebaseerd — dat geldt ook voor andere landen — niet goed zou zijn en dat wij daarbij iets laten lopen.

De voorzitter:
Nee, zo willen wij de kerst niet ingaan!

Minister Dijsselbloem:
Nee.

De voorzitter:
Mijnheer Van Hijum, u krijgt een brief.

De heer Van Hijum (CDA):
Het lijkt mij een prima voorstel. Ik ben bereid om de motie aan te houden in afwachting van de reactie van de minister.

De voorzitter:
Op verzoek van de heer Van Hijum stel ik voor, zijn motie (33805, nr. 6) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:
Is de minister klaar?

Minister Dijsselbloem:
Ik dacht dat ik klaar was, ja.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Dank u wel. Wij wensen u een prettige kerstborrel en een prettige kerst toe.

Mijn eigen zakdoekmoment bestaat uit het volgende.

Aangezien zich geen sprekers hebben gemeld en geen amendementen zijn ingediend op de suppletoire begrotingen hoofdstuk I tot en met X, XII, XV, XVI en de fondsen A, B, C, F, H en J (33805), stel ik voor, deze wetsvoorstellen zonder stemming aan te nemen.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:
Over de drie ingediende moties en het ene amendement-Schouten wordt hedenmiddag nog gestemd. Ik dank de minister voor zijn aanwezigheid.

De vergadering wordt van 13.34 uur tot 14.15 uur geschorst.

Voorzitter: Van Miltenburg

Mededelingen

Mededelingen

Mededelingen

De voorzitter:
Op de tafel van de Griffier ligt een lijst van ingekomen stukken. Op die lijst staan voorstellen voor de behandeling van deze stukken. Als voor het einde van de vergadering daartegen geen bezwaar is gemaakt, neem ik aan dat daarmee wordt ingestemd.

Regeling van werkzaamheden

Regeling van werkzaamheden

Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:
Op verzoek van de aanvragers stel ik voor om het debat over de modernisering van de Nederlandse diplomatie en het dertigledendebat over het omgaan met privacygegevens van burgers door bedrijven van de lijst af te voeren.

Ik stel voor, vanavond ook te stemmen over de aangehouden motie-Klein (33664, nr. 19) en de aangehouden motie Dik-Faber/Lodders (28286, nr. 709). Ook stel ik voor, vanavond te stemmen over de brief van het Presidium over de Toekomst- en onderzoeksagenda Tweede Kamer (32224, nr. 8), de brief van het Presidium over het onderzoeksvoorstel van de tijdelijke commissie Fyra (33678, nr. 4) en de brief van het Presidium over een verkenning naar een zogeheten parlementaire ondervraging (33812, nr. 2).

Ik stel voor toe te voegen aan de agenda van de Kamer:

  • het voorstel van wet van het lid Bosman houdende regulering van de vestiging van Nederlanders van Aruba, Curaçao en Sint Maarten in Nederland (Wet regulering vestiging van Nederlanders van Aruba, Curaçao en Sint Maarten in Nederland) (33325);
  • het wetsvoorstel Wijziging van de Wet werk en bijstand en enkele andere sociale zekerheidswetten (Wet maatregelen Wet werk en bijstand en enkele andere wetten) (33801);
  • het wetsvoorstel Wijziging van de Wet personenvervoer 2000 en enige andere wetten in verband met Verordening (EU) nr. 181/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 betreffende de rechten van autobus- en touringcarpassagiers en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2006/2004 (PbEU 2011, L 55) (33733).

Op verzoek van het lid Voortman stel ik voor, de motie Voortman/Leijten op stuk nr. 40 (33750-XVI) opnieuw aan te houden. Dit betekent dat de in artikel 69, tweede lid, van het Reglement van Orde genoemde termijn van twee maanden voor deze motie opnieuw gaat lopen.

Aangezien voor de volgende stukken de termijn is verstreken, stel ik vast dat, wat deze Kamer betreft, de daarbij ter stilzwijgende goedkeuring overgelegde stukken zijn goedgekeurd:

33174-(R1974); 23908-(R1519)-111; 23908-(R1519)-110; 33793; 33794-(R2019); 33784-(R2018); 33710-(R2017)-2; 33701-(R2012); 33700-(R2014); 33668-(R2013); 33768; 33702-2; 33739-(R2009)-1; 33761-1; 33724; 33725.

Ik stel voor, deze stukken voor kennisgeving aan te nemen.

Aangezien voor een aantal stukken de termijn is verstreken, stel ik voor, de volgende stukken voor kennisgeving aan te nemen:

29689-447; 33567-1; 29477-204; 32154-20; 32812-20; 31409-56; 32308-9; 33666-1; 25422-106; 33750-XII-13; 29023-122; 23908-(R1519)-112; 33287-24; 30597-379; 33457-1; 33473-3; 33766-1; 31293-185; 31322-214; 25424-231.

Tot slot stel ik voor, de volgende stukken van de stand van werkzaamheden af te voeren:

31083-50; 30545-134; 30545-133; 29544-488; 30545-129; 33435-13; 30545-131; 28719-82; 30545-132; 21501-30-320; 29684-109; 32670-84; 29683-174; 22112-1693; 22452-35; 22452-34; 27406-206; 31293-179; 32623-117; 33480-III-3; 33400-B-8; 33400-H-6; 33440-(R1990)-6; 33400-B-6; 33400-B-16; 32201-67; 21501-32-757; 21501-32-755; 33037-79; 33523-11; 22112-1749; 33750-XIII-104; 22112-1732; 22112-1719; 32201-66; 33643-11; 2013Z24508; 21501-32-754; 33400-B-15; 33219-8; 33047-11; 33219-26; 33047-6; 33047-10; 33000-B-8; 33000-B-9; 33000-B-6; 23645-525; 2012Z17443; 32550-40; 31568-115; 28844-65; 33400-B-5; 28844-63; 32761-14; 27859-34; 28481-18; 2012Z21458; 22112-1572; 29614-32; 33471; 33400-VII-68; 27879-46; 22112-1734; 32733-128; 32733-138; 33763-6; 32733-135; 32733-146; 33763-7; 32733-129; 33763-8; 2013Z18507; 32733-132; 33358-4; 21501-02-1306; 2013Z21927; 21501-02-1309; 21501-20-819; 32623-120; 29407-176; 27925-488; 33750-IV-6; 33750-IV-5; 31839-329; 21501-04-157; 33750-IV-4; 33750-IV-9; 32862-53; 32862-54; 26956-184; 25834-81; 26956-183; 26956-177; 26956-182; 26956-180; 30373-49; 26956-176; 33750-XII-58; 26956-175; 26956-179; 2013Z24030; 32620-94; 33497-12; 32620-89; 33578-3; 32620-77; 29247-180; 32620-67; 32620-60; 33750-13; 22112-1740; 21501-08-493; 21501-02-1310; 21501-02-1305; 2013Z23125; 23987-133; 29521-216; 29521-213; 29521-215; 2013Z23916; 2013Z23817; 33750-XVI-75; 20454-109; 31839-331; 22112-1742; 29544-495; 32545-16; 2013Z23349; 28286-641; 32013-39; 33746-3; 33746-4; 28753-31; 33400-XII-63; 33400-XII-58; 33750-XII-60; 33750-XVI-76; 33750-XII-59; 22112-1715; 21501-08-485; 22112-1739; 21501-08-492; 21501-08-494; 29477-265; 33752-74; 32013-42; 31936-165; 33746-1; 29477-219; 30196-125; 32376-40; 31066-184; 33037-47; 33182-53; 31224-38; 32879-(R1960)-1; 31371-376; 2013Z20219; 2013Z14966; 2013Z20375; 2013Z23438; 33613-5; 33483-7; 32347-2; 33704.

Ik deel mee dat ingevolge artikel 69, tweede lid, van het Reglement van Orde de volgende aangehouden moties zijn vervallen:

28694-97; 31389-108; 33309-9; 29984-431; 29984-433; 26234-145; 31389-105.

Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:
Het woord is aan de heer Madlener van de PVV.

De heer Madlener (PVV):
Voorzitter. Ik doe dit verzoek namens mijn collega mevrouw Klever. PwC heeft een breed onderzoek naar fraude gedaan en heeft becijferd dat de fraude in de zorg 2,8 miljard euro bedraagt. De PVV is eerder dit jaar tot een vergelijkbare conclusie gekomen.

De voorzitter:
Gaat u een rappel doen of gaat u een debat aanvragen?

De heer Madlener (PVV):
Ik ga een debat aanvragen.

De voorzitter:
Dan moet u dat toch vanaf de katheder doen. U hebt het toch al een aantal keren eerder gedaan, mijnheer Madlener?

De heer Madlener (PVV):
Oké, sorry. Dan doe ik dat.

De voorzitter:
U mag het helemaal opnieuw doen. Dank u wel.

De heer Madlener (PVV):
Oké. Namens mijn collega mevrouw Reinette Klever heb ik het volgende mee te delen. PwC heeft een breed onderzoek naar fraude gedaan en heeft becijferd dat de fraude in de zorg 2,8 miljard euro bedraagt. De PVV is eerder tot een vergelijkbare conclusie gekomen. Toen waren er bij deze Kamer en de minister grote twijfels over die omvang. Met dit onderzoek van PwC wordt opnieuw bevestigd dat miljarden euro's in de zorg verloren gaan door fraude. Dit bevestigt de noodzaak van een zeer spoedig debat hierover. Er staat reeds een zorgfraudedebat gepland. Ik wil graag aandringen op een spoedige planning van dit debat. Daarnaast wil ik namens mevrouw Klever graag een reactie van de minister, waarin zij uitgebreid ingaat op dit onderzoek en op de cijfers van PwC met betrekking tot deze zorgfraude. Wij ontvangen deze reactie graag ruim voor de aanvang van het debat.

Mevrouw Leijten (SP):
Wij hebben gisteren bij Nieuwsuur kunnen zien dat het PwC-rapport over fraude breed is. Laat dat nou een debat zijn waar mijn collega Gesthuizen al om heeft verzocht. Dat verzoek is ook al gesteund door de Kamer. Er is ook al gezegd dat, wanneer het standpunt van het kabinet er is, dat debat wordt gepland. Dat standpunt is aanstaande. Volgens mij moeten wij het verzoek om in die brief ook te reageren op het rapport van PwC, zeker meenemen. Ik verzoek u, voorzitter, om het debat na het reces op een redelijke termijn in te plannen zodra de kabinetsstukken er zijn. Het is inderdaad waar dat er een zorgfraudedebat staat. Daarvan hebben we gezegd dat we bekijken of we dat in het fraudedebat schuiven of los doen. Ik zou zeggen dat we dat pas bekijken na ommekomst van de informatie van het kabinet.

De voorzitter:
Ik zet het even op een rijtje. U steunt het verzoek om een brief met een reactie op dit specifieke rapport. Het heeft uw voorkeur om niet het debat over zorgfraude snel te plannen, maar het brede debat over fraude in Nederland. Na ommekomst van de brief, waar u zojuist om hebt gevraagd samen met de heer Madlener, wilt u besluiten of het debat over zorgfraude daaraan toegevoegd kan worden of dat u dat als een separaat debat wilt houden.

Mevrouw Bergkamp (D66):
Ik heb begrepen dat het kabinet vrijdag komt met een brief in reactie op het rapport. Dat is prima. De brief is volgens mij in de maak. Ik steun het verzoek om spoedig een breed debat te voeren, zoals aangevraagd door de SP, en spoedig een debat over zorgfraude specifiek, zoals aangevraagd door de PvdA. Ik voeg er iets aan toe. Er komt een algemene brief van het kabinet, maar omdat er voor 2,8 miljard euro gefraudeerd zou worden, zou ik een specifieke reactie van de minister en de staatssecretaris van VWS op prijs stellen.

De heer Rutte (VVD):
Het zorgfraudedebat staat al gepland. Zowel de reactie waar de heer Madlener om vraagt, als het stuk zelf zou wat ons betreft bij dat debat betrokken kunnen worden.

De heer Knops (CDA):
Dat geldt ook voor de CDA-fractie. Wij moeten zo veel als mogelijk combineren. Wij steunen uiteraard de vraag om een brief.

Mevrouw Yücel (PvdA):
Namens mijn collega Otwin van Dijk steun ik het alternatieve voorstel van mevrouw Bergkamp van D66. Een reactie is altijd welkom, maar het debat is al gepland.

De heer Madlener (PVV):
Het zorgdebat staat gepland, maar het verzoek is om dat zo snel mogelijk in te plannen. Dit gaat echt om zorgfraude. Het lijkt mij dus het beste om het in dat debat aan de orde te stellen. De brief komt eraan.

Mevrouw Leijten (SP):
Zoals ik het begrepen heb, gaat het om fraude in het algemeen. Mevrouw Gesthuizen heeft daarover een debat aangevraagd. Wij moeten later beslissen of wij het nog apart moeten hebben over zorgfraude, maar wij willen een reactie op het hele rapport. Het is zonde om het alleen op de zorg te richten, want het gaat in totaal over 11 miljard euro. 2,8 miljard euro aan zorgfraude is schokkend hoog — de regering heeft het altijd ontkend — maar het moet een onderdeel zijn van de reactie op het rapport van PwC.

De voorzitter:
Ik zal het stenogram van dit gedeelte van de vergadering doorgeleiden naar het kabinet. Iedereen wil graag een reactie op het rapport van PwC. Er zijn al twee debatten aangevraagd. Ik zal me tot het uiterste inspannen om die debatten zo snel als mogelijk is na het reces in te plannen. Als er tussentijds door de Kamer besloten wordt om ze samen te voegen, denk ik altijd constructief mee in een oplossing die voor iedereen aanvaardbaar is. Maar dat hoor ik dan wel op een later moment.

Het woord is aan mevrouw Yücel.

Mevrouw Yücel (PvdA):
Voorzitter. Vandaag verscheen het rapport Racisme, antisemitisme, extreemrechts geweld en discriminatie in Nederland. In opdracht van de Anne Frank Stichting verrichtte het Verwey-Jonker Instituut kwantitatief onderzoek naar meldingen bij de politie van overtredingen en misdrijven rond deze thema's. Het aantal racistische incidenten in Nederland in 2012 betrof 2.077, een toename van ruim 25% ten opzichte van 2011. Dat is opvallend en zorgelijk. Er is geen eenduidige verklaring voor de stijging te geven. In ieder geval gaat het niet om een andere registratiewijze of meer aandacht voor het onderwerp binnen de politie. Ik verzoek om een debat met de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Voorafgaand aan het debat zou ik graag een brief ontvangen.

De voorzitter:
Mevrouw Yücel vraagt steun voor het houden van een debat over de stijging van het aantal meldingen van racisme.

De heer Knops (CDA):
Wij steunen het verzoek om een debat en een brief.

De heer Segers (ChristenUnie):
Ook namens de fractie van de ChristenUnie steun voor beide verzoeken.

Mevrouw Karabulut (SP):
Er lag al een verzoek om een reactie op het ECRI-rapport dat ook over racisme en discriminatie gaat. Ik steun het verzoek, waarbij ik aan de regering wil meegeven dat wij al maanden wachten op een antidiscriminatie- en antiracismebrief. Het zou fijn zijn als dat tegelijkertijd met deze reactie kan.

De heer Klein (50PLUS):
Wij steunen het verzoek.

De heer Dijkgraaf (SGP):
Steun voor brief en debat.

De heer Van Weyenberg (D66):
Datzelfde geldt voor D66.

De heer Azmani (VVD):
Dat geldt ook voor de VVD-fractie.

De voorzitter:
Mevrouw Yücel, u hebt brede steun voor beide verzoeken. Ik zal het stenogram van dit gedeelte van de vergadering, inclusief het rappel van mevrouw Karabulut, doorgeleiden naar het kabinet. Ik zal het debat op de lijst plaatsen. Na ommekomst van de brief zal ik het zo spoedig mogelijk proberen in te plannen. Ik ga mij daarvoor inspannen. De spreektijd zal vier minuten per fractie bedragen.

Mevrouw Yücel (PvdA):
Dank u. Het zou mooi zijn als wij dit snel na het kerstreces konden doen. Natuurlijk is de brief relevant. Ik dank de Kamer voor de brede steun. Dit is een belangrijk onderwerp.

De voorzitter:
Absoluut.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Pensioenakkoord

Pensioenakkoord

Aan de orde is het debat over het pensioenakkoord.


Termijn inbreng

De voorzitter:
Ik heet de minister van Financiën, de staatssecretaris van Financiën en de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van harte welkom, net als de mensen op de publieke tribune, de mensen die dit debat op een andere plek volgen en natuurlijk de deelnemers aan dit debat. De interrupties in dit debat gaan in tweeën, met een vraag en een vervolgvraag.

De heer Klaver (GroenLinks):
Voorzitter. Ik begin met een loftuiting, gericht aan de minister van Financiën. Waar de premier er niet in slaagt om een stabiele meerderheid voor zijn rechtse plannen te vinden, is het de minister van Financiën namelijk wel gelukt.

(Hilariteit)

De heer Klaver (GroenLinks):
Ik had niet gedacht dat ik zo weinig hoefde te doen om de lof van mijn collega's te krijgen!

De minister van Financiën deed dit in het najaar met wat toen nog slechts een Herfstakkoord leek te zijn. Dat blijkt nu een nieuw sociaaleconomisch motorblok voor het vijfpartijenkabinet te zijn. De minister van Financiën doet het nu weer met een deal over de pensioenen.

Ook GroenLinks heeft een tijd aan tafel gezeten om te spreken over de toekomst van de pensioenen, maar op een gegeven moment waren wij niet meer nodig, en begrijpelijk. GroenLinks had andere wensen. Wij wilden ook graag het opbouwpercentage verhogen, maar dan wel ten koste van de hoogste inkomens, niet ten koste van 50-plussers zonder werk en jongeren.

Dat is namelijk wat er nu gebeurt. Er is gekozen voor het verhogen van het opbouwpercentage. Daarmee zijn wij in principe heel blij. Het wordt echter niet gedekt uit het verder aftoppen van het plafond, waardoor mensen die veel verdienen niet meer pensioen zouden kunnen opbouwen, maar uit een regeling die 50-plussers weer aan het werk moet helpen en uit het minder pensioen kunnen opbouwen door jongeren. Wij vinden dat jammer. Het brengt mij ook op een vraag. Wat zijn de werkgelegenheidseffecten van dit akkoord? Nog geen twee maanden geleden stonden we hier over dat nieuwe sociaaleconomische motorblok van de vijfpartijencoalitie te spreken. Toen was het vooral D66 die zei een ambitie te hebben van 50.000 banen en ervoor te zorgen dat er extra banen bijkomen. Is inmiddels doorgerekend wat de werkgelegenheidseffecten van dit pensioenakkoord zijn? Wat is het effect van het hakken in de werkgeverspremies, de korting daarop? Wat is het effect van het korten op de mobiliteitsbonus? Ik hoop dat de minister bereid is om die effecten in kaart te brengen omdat ik graag de vijfpartijencoalitie houd aan haar ambitie om die 50.000 banen te creëren.

Er zijn ook afspraken gemaakt over de premiewaarborgen. Ik zeg ronduit dat het goed is wat op dat punt is gebeurd. We zorgen er hiermee voor dat de Nederlandsche Bank de bevoegdheid heeft om te kijken of de premie die wordt gedragen door de pensioenfondsen generatieproof is, of alle generaties daarvan evenredig profiteren. In de brief die wordt gestuurd, staat dat het moet leiden tot lagere pensioenpremies. Dat zie ik echter nog niet helemaal terug. Als een pensioenfonds in onderdekking is, zal DNB echt niet vragen van dat pensioenfonds om de premies te verlagen. Ik ben heel blij met de premiewaarborgen die er liggen. Die zorgen voor een eerlijke verdeling tussen generaties. Meer moet je volgens mij ook niet willen. Gaat dit evenwel echt tot een daling van de pensioenpremies leiden? Dat was namelijk gewoon een wens van de Kamer en de onderhandelende partijen.

Ik kom te spreken over de zzp'ers. Er worden belangrijke stappen gezet om zzp'ers net zo te behandelen als werknemers wat betreft het pensioenvermogen zodra zij in de bijstand komen. Ik maak mij wel zorgen over de dekking: 150 miljoen van de begroting van SZW. Ik ben blij dat wordt gezegd dat de bijstand uitgezonderd is, maar wat is er nog meer uitgezonderd? Het kan ook ten koste gaan van de aanpak van bijvoorbeeld de jeugdwerkloosheid. Er kan nog meer geld worden weggehaald bij het aan het werk helpen van oudere werklozen. Wij hebben dus nog grote vragen bij de wijze waarop verder vormgegeven wordt aan die dekking.

Tot slot kom ik nogmaals te spreken over dat opbouwpercentage. Het is goed dat dat opbouwpercentage verder omhooggaat, maar ik had zo graag gezien dat we dat hadden betaald door verder af te toppen. Ik had graag gezien dat mensen met een inkomen van boven de €70.000 of €80.000 niet meer fiscaal gefaciliteerd dat pensioen hadden kunnen opbouwen. Op die manier hadden we het ook kunnen betalen. Dat was eerlijker geweest. Dan hadden namelijk de hoogste inkomens betaald, niet de mensen die nu werkloos zijn of 50-plus, en niet de werkgevers die zo graag mensen in dienst willen nemen. Ik vind dat een gemiste kans.

Mijn laatste loftuiting gaat richting de VVD. U hebt het uitstekend gedaan, u hebt de bankiers weer tevreden gesteld.

De heer Madlener (PVV):
Voorzitter. Wat een rampjaar is 2013 geworden. De heer Dijkgraaf van de SGP reageert nu en ik zal straks nog een woord tot hem richten. Het eerste jaar Rutte II, gedoogd door D66, ChristenUnie en SGP. Een rampjaar voor hardwerkend Nederland. Na het vreselijke woonakkoord, dat onze woningmarkt heeft gesloopt, huren omhoog laat schieten en waarden van woningen laat dalen, het asociale zorgakkoord, waardoor van veel ouderen de thuiszorger wordt afgepakt en zorgmedewerkers hun baan hebben verloren, en het crematoriumakkoord, waarmee de automobilisten worden gepakt in hun portemonnee, is er nu het pensioenakkoord. Met het pensioenakkoord, zoals overeengekomen is door dit rampkabinet en de gedoogpartners, waaronder de SGP, is de grootste bezuinigingsmaatregel van dit kabinet binnen geharkt. Dit kabinet haalt bijna 3 miljard uit de pensioensector. De pensioenopbouw van hardwerkend Nederland daalt hierdoor van 2,25% naar 1,875%, een enorme verslechtering dus.

Heel veel mensen die nu hun pensioen opbouwen, zullen hierdoor worden benadeeld. Volgens de theorie kun je met 40 jaar werken een pensioen opbouwen van 75% van het gemiddelde loon, maar in de praktijk zal dit betekenen dat heel veel mensen fors onder de 60% van het gemiddelde loon zullen uitkomen of dat je bijvoorbeeld maar liefst acht jaar langer zult moeten werken om hetzelfde pensioen te bereiken. De situatie dat mensen 40 jaar onafgebroken werken, komt in de praktijk nauwelijks meer voor. Nederland had tot voor kort het beste pensioenstelsel ter wereld, maar daar maakt dit kabinet een einde aan.

Na alle pensioenkortingen voor de gepensioneerden zijn nu ook de werkenden aan de beurt om gepakt te worden in hun pensioenopbouw. De eerste reacties zijn dan ook niet mals. De aanpassing van de pensioenopbouw is niet ingezet om een verantwoord stabiel pensioen te regelen, maar om 2,8 miljard euro aan bezuinigingen binnen te halen, zo zegt ANBO-directeur Liane den Haan. De NOS zegt dat in de praktijk het gemiddelde aanvullend pensioen nu onder de 60% van het gemiddelde salaris ligt. Als wij in de toekomst nog minder mogen opbouwen, komt dat op een nog lager pensioen uit. Uw nieuwe pensioen ligt ruim 16% lager. Of, zoals RTL heeft becijferd, een modale werknemer met €33.000 salaris gaat er na 40 jaar werken zo'n €3.000 pensioen op achteruit. Als werknemers hetzelfde pensioen willen opbouwen zonder de bestaande regels, zullen zij maar liefst acht jaar langer moeten werken.

Dit akkoord leidt tot een onverantwoord laag pensioen dat de toekomstige armoede van Nederland zal betekenen. Het kabinet hoopt dan ook nog op een flinke premieverlaging. De Nederlandsche Bank zou daarop moeten toezien, maar het is de grote vraag of dit zo zal uitpakken. Kunnen de premies wel worden verlaagd, als tegelijkertijd tientallen pensioenfondsen in onderdekking verkeren? Afgelopen jaar hebben maar liefst 68 pensioenfondsen de pensioenen verlaagd. Dat heeft geleid tot enorme koopkrachtdalingen bij gepensioneerden en nieuwe kortingen hangen nog steeds boven de markt. Als op 1 januari de pensioenfondsen de balans opmaken, zullen wij dat horen. Dat is het al bijna. Volgens onderzoeksbureau Aon Hewitt zouden op dit moment mogelijk 50 fondsen opnieuw moeten verlagen. Hoe zit het met al die kortingen die al zijn toegepast? Worden die nog een keer terugbetaald of worden alleen maar de premies verlaagd? Dat kan toch niet tegelijk?

De kabinetsplannen waren echt heel slecht voor de pensioenopbouw, maar dit pensioenakkoord maakt het nauwelijks beter. Dit akkoord blijft een enorme aantasting van de pensioenopbouw en raakt dus alle mensen met een aanvullend pensioen keihard in hun portemonnee. Dat zijn dus bijna alle werkende Nederlanders die nu een pensioen aan het opbouwen zijn.

De dekking van de plannen is echt een lachertje. De SGP, de ChristenUnie en D66 hebben een sigaar uit eigen doos bedacht, een kruimel bovenop het afbraakplan van het kabinet, en laten die betalen door werkgevers in de vorm van minder lastenverlichting, door oudere werknemers door het verhogen van de leeftijd voor de mobiliteitsbonus en door de pensioenfondsen zelf door een nieuwe btw te heffen op pensioenfondsen. Beste D66, ChristenUnie en vooral SGP — daar zit die meneer — het is toch een akkoord om je voor te schamen?

De heer Ulenbelt (SP):
Voorzitter. Het is precies twee jaar en drie dagen geleden dat de SP voorstelde dat zzp'ers hun pensioengeld niet hoefden op te eten om in aanmerking te komen voor de bijstand. D66, de VVD en de SGP waren toen tegen, maar nu staat het wel in hun pensioendeal. Het is altijd hartstikke mooi als voorstellen worden overgenomen, zelfs als ze twee jaar geleden zijn gedaan, maar dat is dan ook het enige mooie aan de pensioendeal die deze gedoogcoalitie heeft gesloten. Het is vooral een staaltje "plunder pensioenpot"-politiek. De pensioenen zijn of worden op dit moment verlaagd. De premies kunnen omlaag, wordt er dan gezegd. Ouderen komen niet aan het werk en er wordt gezegd dat je dan maar langer moet doorwerken. Dit is allemaal niet met elkaar te rijmen.

De verlaging van de pensioenopbouw is heel schadelijk voor alle werkenden, maar naarmate je jonger bent neemt de schade toe. Nederland heeft het beste pensioenstelsel van de wereld, maar nu zet de gedoogcoalitie dat op het spel. Waarom? Omdat zij de bezuinigingsdictaten van de Europese Unie wil uitvoeren en daarom graait in de pensioenpotten. Dit is de grootste bezuiniging in het regeerakkoord. Het gaat ze duidelijk niet om het pensioen, maar om de bezuinigingspoen.

In de pensioenpot zit nu 1.000 miljard. Daarvan is 350 miljard belastinggeld dat in de toekomst wordt binnengehaald. Als je nu de inleg verlaagt, zullen die belastinginkomsten in de toekomst behoorlijk verminderen, terwijl ze in de pensioenfondsen juist zouden groeien. En waarom? Om de gaten van nu te dichten. Ik kan het echt niet anders zien dan dat de gedoogcoalitie zich gedraagt als een stel domme eekhoorns: je wintervoorraad opeten terwijl de winter nog niet is begonnen. Hoe dom kun je zijn?

De allerdomste eekhoorn in het bos is natuurlijk D66. Die hebben in de campagne steeds gezegd: de rekening niet bij de jongeren neerleggen, niet doorschuiven naar de toekomst. Maar wat doet D66 in dit akkoord? Het plundert de pensioenen van de jongeren. Die jongeren krijgen in de toekomst de rekening. D66, de domste eekhoorn in het bos.

De heer Van Weyenberg (D66):
Ik dank de heer Ulenbelt voor alle free publicity. Ik heb wel een simpele vraag aan hem. Is het niet een beetje een gotspe dat een partij die de tekorten voor de toekomst laat oplopen, die meer dan 200.000 banen vernietigt in haar verkiezingsprogramma, die vooral wil dat we ons rijk rekenen met de rekenrente om zo veel mogelijk uit te keren en pensioentekorten naar jongeren door te schuiven, nu het lef heeft om partijen die hun verantwoordelijkheid nemen, aan te spreken op het feit dat zij zeggen dat bij iets langer werken het ook logisch is om iets minder op te bouwen?

De heer Ulenbelt (SP):
Iets langer werken? Mijnheer Van Weyenberg, het gaat om zeven of acht jaar, terwijl die banen er nu al niet zijn en je moet nog maar zien of die er in de toekomst zijn. Als je zegt dat de rekening niet bij de jongeren terecht moet komen maar nu hun pensioenopbouw afpakt, dan heb je een valse campagne gevoerd, leg je de rekening bij de jongeren neer en haal je het vertrouwen in het pensioenstelsel onderuit. De heer Van Weyenberg kan draaien en keren, maar dat is wat de jongeren te verwachten hebben van D66.

De heer Van Weyenberg (D66):
Wij zijn heel consistent geweest. Als we langer werken, is iets minder opbouw per jaar prima. Jongeren willen graag euro's terug in plaats van dat die grotendeels vastzitten in allerlei verplichte besparingen bij pensioenfondsen met weinig zeggenschap. Ik begrijp dat de heer Ulenbelt alles graag door vakbonden geregisseerd in potten wil stoppen. Veel jongeren die ik spreek zijn blij met keuzevrijheid, koopkracht en premieverlaging. Mijn beeld is dus heel anders. Ik hoop dat ook de heer Ulenbelt hier uiteindelijk voor koopkracht durft te kiezen.

De heer Ulenbelt (SP):
Nu illustreert de heer Van Weyenberg precies wat ik bedoelde: het domste eekhoorntje; nu uitgeven en niet sparen voor de winter van je leven, het einde van je leven. De geschiedenis van de arbeidersbeweging heeft geleerd dat als je nu uitgeeft en niet spaart voor later, je in armoede eindigt. Eigenlijk is het dus nog erger. D66 is niet alleen een dom eekhoorntje. Ze maakt de jongeren ook nog arm in de toekomst.

De voorzitter:
Gaat u verder met uw betoog.

De heer Ulenbelt (SP):
Er wordt verwacht dat de pensioenpremies omlaag gaan. Maar wat als de pensioenfondsen besluiten om de franchise te verlagen? Dan gaan de premies toch niet omlaag? Als fondsen in herstel zitten, gaan de premies toch ook niet omlaag? En als de premies wel omlaag gaan, kan de minister dan garanderen dat ze niet bij de werkgevers terechtkomen?

Mijn fractie vindt het bizar dat er een 21%-tarief voor de fondsen wordt ingevoerd. Dat leidt toch tot meer kosten voor de fondsen? Het moet worden opgebracht uit premies. Dan is dit toch een premieverhogende maatregel terwijl je wilt dat de premies worden verlaagd? Ik snap dat niet. Graag uitleg daarover.

Tot slot. In het regeerakkoord stond nog dat de pensioenen worden afgetopt bij €100.000. Ook een voorstel van mijn partij en een van de weinige dingen waarmee wij tevreden waren in het regeerakkoord. Maar dat is nu van tafel. Inkomens boven de €100.000 krijgen 145 miljoen fiscale steun en Jan met de pet betaalt 110 miljoen aan btw. Dit is allemaal niet uit te leggen.

De heer Van Weyenberg (D66):
Voorzitter. De heer Ulenbelt mag dan veel noten op zijn zang hebben, de realiteit is dat, nadat wij dinsdagnacht zekerheid voor de woningmarkt hebben veiliggesteld, wij gisteren een akkoord over de pensioenen hebben gesloten, dat eindelijk duidelijkheid schept. En ja, dat heeft wat lang geduurd. Wij hebben er lang over gesproken, ook nog met een aantal collega's die ik hier zie zitten die uiteindelijk niet aan het akkoord hebben meegedaan, maar met wie wij wel constructief hebben gepraat.

Dit akkoord leidt tot een betere pensioenopbouw, lagere premies, een beter pensioen voor zzp'ers en meer keuzevrijheid.

De heer Ulenbelt (SP):
De heer Van Weyenberg is heel tevreden en dat kan ik mij ook voorstellen, want slopers in dit land werken hard en zijn altijd blij over hun resultaten, maar hij moet niet zeggen dat hij constructief is. Hij is constructief in het slopen, toch?

De heer Van Weyenberg (D66):
De heer Ulenbelt zei net dat hij ontzettend blij is dat wij een goed pensioen voor zzp'ers hebben geregeld. Als er minder pensioen wordt opgebouwd en wij regelen dat mensen daar dan ook minder voor hoeven te betalen, dan is dat goed voor de koopkracht. Ik neem toch aan dat de heer Ulenbelt niet tegen koopkracht is. Dat zou een nieuw fenomeen zijn. Wij hebben een hogere pensioenopbouw gerealiseerd dan bijvoorbeeld in het akkoord van het kabinet met de sociale partners stond. Dus ja, er lijkt mij meer dan genoeg reden te zijn om dit akkoord een grote verbetering te vinden ten opzichte van de oorspronkelijke plannen.

De heer Ulenbelt (SP):
Zoals ik al in mijn bijdrage heb gezegd: als D66 een voorstel overneemt dat de SP twee jaar geleden heeft gedaan, dan is D66 constructief bezig. Daar zou de heer Van Weyenberg een voorbeeld aan moeten nemen door ook onze andere voorstellen over te nemen. Dan ben je niet aan het slopen maar aan het bouwen.

De heer Van Weyenberg (D66):
De heer Ulenbelt wil blijkbaar heel graag dat ik voorstellen overneem die 200.000 banen kosten en het begrotingstekort hoog laten oplopen. Ik kan hem hierbij teleurstellen.

Wij kunnen met pensioenen niet op de oude voet doorgaan. Daar is iedereen het over eens, of bijna iedereen. De premies zijn verdubbeld sinds het vorige decennium. Het is daarom tijd om het pensioenstelsel op de schop te nemen. Aangezien wij langer gaan werken, is het helemaal niet gek om per jaar wat minder pensioen op te bouwen.

De discussie over sparen voor later gaat niet alleen over pensioenen maar ook over het totale financiële plaatje. Daarbij moeten wij ons realiseren dat mensen bijvoorbeeld hun huis kunnen aflossen of tegenwoordig zelfs moeten aflossen als ze hypotheekrenteaftrek willen hebben. Dat geeft mensen extra vermogen en lagere lasten als ze met pensioen zijn. Steeds vaker werken beide partners. Dat betekent ook twee keer aanvullend pensioen. Dan mag je ook een debat voeren over hoeveel pensioen dan nodig is. Dus wij passen de pensioenopbouw aan, want als wij niets doen, worden mensen verplicht te veel pensioen te sparen en te veel premie te betalen. Wij hebben ook gezorgd voor meer keuzevrijheid over het eigen salaris.

Vijf maanden geleden debatteerden wij in een wetgevingsoverleg over het oorspronkelijke wetsvoorstel. Toen zei ik al: D66 kan zich vinden in de analyse die ten grondslag ligt aan het wetsvoorstel.

De heer Klaver (GroenLinks):
Ik weet dat de heer Van Weyenberg altijd een groot punt heeft gemaakt van de premieteruggaaf zodat mensen nu meer te besteden hebben. Dat is goed voor de koopkracht. Nu worden de premiewaarborgen waar mogelijk dus wettelijk vastgelegd. Is dat dan ook een garantie dat de premies omlaag gaan? Als ik het goed heb begrepen, heeft D66 daar immers altijd op ingezet.

De heer Van Weyenberg (D66):
In vorige debatten hebben wij steeds gezegd dat wij ervoor moeten zorgen dat je minder gaat betalen als je minder opbouwt, en dat jongeren en werkenden de dupe worden als wij niet opletten. Daarom is het heel goed dat de Nederlandsche Bank gaat toetsen of dit eerlijk is tussen generaties. Dat vind ik een groot winstpunt. Daar kunnen boetes aan worden besteed. Een garantie kan ik de heer Klaver niet geven, want hij weet dat politici geen premies vaststellen, maar wij hebben hiermee waarborgen voor een eerlijke uitkomst. Dat vind ik grote winst.

De heer Klaver (GroenLinks):
Dit is een eerlijke en duidelijke uitleg van de heer Van Weyenberg, namelijk zijn waarborg om ervoor te zorgen dat het eerlijk is verdeeld tussen alle generaties. Maar tegelijkertijd zegt hij dat dit ook gaat zorgen voor meer koopkracht. Maar dat is toch een stelling die de heer Van Weyenberg niet kan betrekken? Er is namelijk helemaal geen zekerheid te geven over die premieverlagingen.

De heer Van Weyenberg (D66):
Wat het ABP betreft, heeft het kabinet afgesproken dat het zich daar hard gaat maken voor premieverlaging. Daar zit de overheid wel degelijk aan de knoppen. Verder geldt dat, als er straks minder opbouw is, ik me niet kan voorstellen dat sociale partners die loonruimte laten liggen. We hebben waarborgen dat, als ze daarbij keuzes maken die slecht zijn voor jongeren en voor werkenden, DNB kan optreden en tot een miljoen boete kan geven. Dat lijkt me een grote stap voorwaarts. Ik was blij dat de werkgeversorganisaties al hebben aangegeven dat nu echt de deur open staat voor substantiële premieverlagingen.

De heer Klein (50PLUS):
Wat hoor ik de heer Van Weyenberg nu zeggen? Hij zegt: we gaan minder pensioen opbouwen, zodat we minder mogelijkheden hebben om straks daadwerkelijk een goed pensioen voor jongeren te krijgen. Hoe kan hij dat verklaren? Die premiewaarborgen zijn toch helemaal geen waarborgen? Het was alleen maar een idee, een aanname, een voornemen. Kan hij dat eens duiden?

De heer Van Weyenberg (D66):
Dat waren veel vragen en opmerkingen in één. De kern is: we gaan per jaar minder opbouwen. Maar we werken wel langer. Er staan wat sommen in de kabinetsbrief die laten zien dat je heel goed nog dezelfde pensioenambitie kunt halen als vóór 2005 in de oorspronkelijke fiscale wetgeving over pensioenen. Je kunt nog een uitstekend pensioen opbouwen, maar we gaan ervan uit dat je wat meer jaren werkt. Dat lijkt me een stap voorwaarts. Die waarborgen? Uiteindelijk toetst DNB, DNB kan beboeten, is transparant en de voorlichting van pensioenfondsen wordt verbeterd. Bij het ABP verwacht ik echt van het kabinet dat ze daar het goede voorbeeld geeft.

De heer Klein (50PLUS):
Het tweede deel bewaar ik voor mijn termijn. Maar nu over het eerste deel. De heer Van Weyenberg zegt: ze gaan iets langer werken, dus krijg je een betere opbouw. Hij heeft zelf terecht voorgesteld om de pensioenopbouw van zzp'ers te realiseren, er daarbij terecht vanuit gaand dat mensen niet 40 jaar meer kunnen werken en opbouwen. De termijn die de heer Van Weyenberg aangeeft, is helemaal niet realistisch. Hij kan veel beter zeggen: minder pensioenopbouw, niet per jaar, maar over de totale periode.

De heer Van Weyenberg (D66):
Ik denk juist dat het aantal mensen met pensioengaten zal afnemen. We hebben steeds meer tweeverdieners, wat juist leidt tot meer pensioenen in een huishouden. U hebt helemaal gelijk: net zoals nu al het geval is, zullen er onderbrekingen in een carrière zitten, alleen wel in een veel langere carrière. Per saldo gaan we dus meer jaren werken, wat een goede rechtvaardiging is om de opbouw per jaar iets terug te brengen. Ik herhaal het nog een keer: we hebben er wel voor gezorgd dat die opbouw duidelijk groter is dan in de oorspronkelijke kabinetsplannen.

De voorzitter:
Gaat u verder met uw betoog.

De heer Van Weyenberg (D66):
Zoals gezegd kan D66 zich vinden in de analyse die ten grondslag ligt aan dit wetsvoorstel. Maar wij waren heel kritisch op de uitwerking. Geen waarborgen voor premieverlaging. Minder pensioenopbouw. Dan is het logisch dat je minder premie gaat betalen. Maar hoe dat zou moeten, bleef volstrekt onduidelijk. Dankzij het akkoord hebben we nu negen premiewaarborgen. DNB kan een boete tot een miljoen euro geven, maar ik hoop en verwacht dat dat niet gebeurt en dat pensioenfondsen hun verantwoordelijkheid nemen. Bij het ABP gaat de overheid het goede voorbeeld geven. Ik ben blij met het commitment dat ik begin te proeven bij sociale partners om die premie echt te verlagen. Gisteren was er de reactie van de werkgevers: de deur staat open voor substantiële premieverlaging. Dat is eerlijk, goed voor de koopkracht, goed voor de economie en goed voor de werkgelegenheid. CPB en DNB drongen er niet voor niets op aan.

Maar ook op andere punten is dit een goed akkoord. Grote stappen vooruit met betrekking tot zzp'ers in een akkoord dat in totaal niet tot grote financiële gaten leidt, zeg ik nog even tegen de heer Ulenbelt, die refereerde aan zijn eigen voorstel van twee jaar geleden. Ik ben blij met de steun die hij geeft aan wat we hebben afgesproken.

Als zzp'ers een aantal jaren serieus voor hun pensioen hebben gespaard, hoeven zij hun pensioen niet meer op te eten als zij geen werk meer hebben en een beroep moeten doen op de bijstand. Dat lijkt mij een grote winst. Dat geldt ook voor al die werknemers die zelf in de derde pijler hun pensioen opbouwen omdat hun werkgever geen pensioenregeling heeft. De opbouw is naar 1,875% gegaan, hoger dan het kabinet met de vakbonden en werkgevers had afgesproken in het sociaal akkoord. Eerlijk gezegd, vond ik de reactie van de FNV dat dit allemaal een schande was, een gotspe. Het is een veel betere afspraak dan in het sociaal akkoord staat en een die tot veel hogere pensioenen en meer premieverlaging kan leiden. De excedentregeling — dat onding, die woekerpolis — is van tafel. Dat lijkt mij pure winst. Ook zetten we eindelijk stappen naar echt een modernisering van het pensioenstelsel. Er komt nog een groot toekomstdebat, maar daar wordt niet op gewacht. Straks kunnen mensen al een deel van hun pensioenpremie inzetten om extra af te lossen op hun hypotheek. Dat is een idee van de RMU, dat D66 steeds warm heeft ondersteund.

Al met al zijn wij tevreden over het akkoord. Het is goed dat er duidelijkheid is en dat de grootste bezuiniging van dit kabinet is veiliggesteld. Het is ook goed dat wij het pensioenstelsel verbeteren met minder verplicht pensioen, lagere premies en meer keuzevrijheid.

De heer Ulenbelt (SP):
D66 heeft zich altijd ingezet voor het verlagen van pensioenpremies. Werkgevers laten er onduidelijkheid over bestaan of het in de lonen terechtkomt of niet. Wat vindt D66 daarvan? Hoort het in de lonen of mag het gedeeltelijk bij de werkgevers blijven?

De heer Van Weyenberg (D66):
Dit is loonruimte. Wij hebben een heel bijzonder moment, want vandaag heb ik blijkbaar meer vertrouwen in de kracht van de vakbeweging om dat te realiseren dan de heer Ulenbelt.

De heer Ulenbelt (SP):
Ik heb het niet over de vakbeweging, ik heb het over D66. Ik heb namelijk nergens een bepaling gezien dat in de wet komt te staan dat het in de lonen terecht moet komen, als het al tot premieverlaging zou leiden. Dat betwijfel ik namelijk, maar daar is de heer van Weyenberg voor.

De heer Van Weyenberg (D66):
Het is aan de onderhandelingstafel besloten. Alle specialisten zeggen dat dit uiteindelijk bij de werknemer terechtkomt. Het is loonruimte en volgens mij benadrukte de heer Ulenbelt dat zelf ook. Ik heb dus alle vertrouwen in wat de vakbeweging aan de cao-tafel weet te realiseren.

De heer Ulenbelt (SP):
Maar de garantie is er dus niet!

De voorzitter:
De heer Madlener!

De heer Madlener (PVV):
Ik hoor zeggen dat dit loonruimte is, maar in de plannetjes waarop zo lang is gestudeerd, blijkt de rekening voor een deel bij de werkgevers te worden gelegd. Daar gaat die loonruimte dan! De rekening wordt ook bij de pensioenfondsen zelf gelegd door het extra btw-tarief en ook bij de oudere werknemers door het verhogen van de leeftijd en de mobiliteitsbonus. De heer Van Weyenberg heeft daarmee toch een enorme sigaar uit eigen doos gecreëerd? Dit is toch een flutakkoord?

De heer Van Weyenberg (D66):
Ik ben blij met dit enthousiasme van de heer Madlener, want je bent meestal op de goede weg als de PVV zo reageert. Als ik de vraag op de inhoud beantwoord, moet ik zeggen dat het heel simpel is. Per saldo is dit akkoord namelijk neutraal voor de lasten voor werkgevers.

De heer Madlener (PVV):
Ik zie dat door de plannen 600 à 700 miljoen wordt omgebogen. Die rekening wordt indirect weer bij de gepensioneerden neergelegd. De heer Van Weyenberg heeft helemaal niets bereikt; hij heeft gewoon wat verschoven. Ik zie dat de dekking gevonden wordt bij werkgevers, bij de oudere werknemers en bij de pensioenfondsen zelf. Daar gaat je winst!

De heer Van Weyenberg (D66):
De ruimte om pensioen op te bouwen, wordt groter. De ruimte voor premiekorting wordt groter, maar de korting voor werkgevers als zij werklozen tussen 50 en 55 jaar aannemen, vervalt. Dat klopt. Het is dus waar dat het neutraal is in de lasten voor werkgevers, maar ook dat er meer ruimte komt voor pensioenopbouw. Dat lijkt mij gewoon winst.

De heer Omtzigt (CDA):
De heer Van Weyenberg zegt dat de experts zeggen dat de gehele premieruimte bij de werknemer terecht zal komen. Welke experts zijn dat en zouden wij die adviezen kunnen inzien?

De heer Van Weyenberg (D66):
Dat staat in de openbare doorrekeningen van het CPB. De heer Omtzigt kent die ook.

De heer Omtzigt (CDA):
Dat hangt af van het wetsvoorstel dat in de Eerste Kamer voorligt en waarop D66 een novelle wil indienen. Daarin wordt namelijk zowel voorgesteld dat de pensioenregeling vrijwillig wordt als dat de werknemer alle belasting moet betalen als er geen nieuwe pensioenregeling komt. Dan weet u toch wat er gebeurt? Dan zegt die werkgever: hier hebt u een nieuwe pensioenregeling met 13% à 14% minder pensioenopbouw, want dat moest van het kabinet en van D66; als u er niet voor kiest, moet u heel veel extra belasting gaan betalen en wordt het pensioen vrijwillig. Die werkgever gaat die hele loonruimte never nooit niet aan de werknemer geven.

De heer Van Weyenberg (D66):
Het CPB en DNB hebben dat steeds wel aangenomen. Zij vragen zich af waarom het anders zou gaan. Het is loonruimte. De heer Omtzigt heeft deze vraag eerder aan de staatssecretaris gesteld. Volgens mij was dat in juni, toen wij deze wet behandelden. De staatssecretaris zag die zorgen toen ook niet. Natuurlijk is het niet de bedoeling dat werknemers gegijzeld worden in dit spel, dus dit lijkt mij een goed punt om bij de uitwerking te betrekken, maar de zorg van de heer Omtzigt is op dit moment nog niet de mijne.

De voorzitter:
Ik geef het woord aan mevrouw Schouten van de ChristenUnie.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Voorzitter. Op de valreep werd nog net voor kerst, gisteren om precies te zijn, met een aantal partijen waaronder mijn partij, een akkoord gesloten over de pensioenen. Dit akkoord had een behoorlijk lange aanloop, want de Kamer heeft over het wetsvoorstel Maximering pensioengevend inkomen en het wetsvoorstel Pensioenaanvullingsregelingen al voor de zomer het debat gevoerd. In dat debat heeft mijn fractie aangegeven wat haar bezwaren tegen die wetsvoorstellen waren: de hoogte van het opbouwpercentage, de premiewaarborgen en de vreselijke excedentregeling. Ik weet niet precies meer welke woorden de minister van Financiën of een van de andere bewindslieden er achteraf aan gaf, maar ik zal ze vrij vertalen als de vreselijke excedentregeling.

We kennen het vervolg van dat traject. Na de behandeling in de Tweede Kamer, gaf de Eerste Kamer vrij massaal aan dat er geen steun was voor deze wetsvoorstellen. Dat was niet geheel onverwacht. In het najaar is er verder gesproken over de pensioenen. Waarom zijn wij toen aan tafel gegaan? Voornamelijk om jongeren het recht op pensioen te laten houden, maar ook om te zorgen voor een eerlijke verdeling van premies over de generaties en om zzp'ers een eerlijke kans te bieden tot het opbouwen van pensioen. Het zijn intensieve weken geweest. Ik dank ook hierbij de collega's van CDA en GroenLinks, die, hoewel zij niet hebben meegedaan aan het eindresultaat, actief hebben meegedacht in dit toch wel complexe dossier waarbij veel op het spel stond.

Wat is het resultaat? Wij hebben kunnen bewerkstelligen dat er een hoger opbouwpercentage is gekomen. Dat is met name goed voor jongeren, omdat zij nu ook nog pensioen kunnen opbouwen. Dankzij het percentage van 1,875 blijft het mogelijk om in 40 jaar 75% van het gemiddelde loon op te bouwen.

Verder hebben wij premiewaarborgen afgesproken om ervoor te zorgen dat er in ieder geval een generatietoets komt. Als daaruit blijkt dat de premies niet billijk worden vastgesteld, kan de Nederlandsche Bank ingrijpen.

Ook hebben wij kunnen regelen dat zzp'ers niet meteen hun pensioen hoeven op te eten als zij in de bijstand komen. Verder hebben wij gerealiseerd wat wij en de SGP in onze verkiezingsprogramma's hadden staan, namelijk dat het mogelijk moest worden om te zien hoe met de pensioenpremie een deel van de eigenwoningschuld kon worden afgelost. En ere wie ere toekomt: de RMU heeft hier heel hard voor gestreden.

Ik rond bijna af, maar niet voordat ik heb gezegd dat het voor mijn fractie ook erg belangrijk was dat er een fundamentelere discussie over ons pensioenstelsel werd gevoerd. Een aantal collega's kan dit vast beamen. In alle gesprekken die we met elkaar hebben gevoerd, hebben we geconstateerd dat het huidige pensioenstelsel niet geheel meer past bij de situatie dat veel meer mensen, met name jongeren, flexcontracten hebben, waardoor pensioenopbouw steeds lastiger wordt. Wij vinden het belangrijk om samen met de SER na te gaan hoe we een toekomstbestendig pensioenstelsel kunnen opbouwen.

De heer Klaver (GroenLinks):
Dank. We moeten kijken welke grote veranderingen nodig zijn om ons pensioenstelsel echt toekomstbestendig te maken. Dat gaat dit jaar niet meer gebeuren, maar de komende tijd zullen we er uitgebreid met elkaar over wisselen. Ik heb een vraag over het opbouwpercentage, een belangrijk punt voor de ChristenUnie. Mevrouw Schouten geeft aan dat men nu met 40 jaar onafgebroken werken 75% kan opbouwen, terwijl er altijd kritiek is geweest op de 70%. We hebben immers altijd gezegd dat er niemand meer is die een onafgebroken loopbaan heeft van 40 dienstjaren. Waarom is dat nu geen probleem meer, nu het gemiddelde pensioen naar 75% van het middelloon is gebracht?

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Dat probleem gold ook al bij het opbouwpercentage van 2,15. Juist daarom is de discussie die nog moet gaan volgen, heel erg belangrijk. Feit is dat we allemaal langer doorwerken en in de toekomst waarschijnlijk nog langer moeten werken. Dat rechtvaardigt voor ons dat het opbouwpercentage iets verlaagd wordt. Wij hebben gekeken hoe de verhouding was in 2005, toen men uitging van de veronderstelling dat 35 jaar pensioenopbouw tegen 2,25% uitkwam op een pensioen van 78,75% van het middelloon. Die verhouding hebben wij willen doortrekken naar 40 jaar, terwijl de pensioenrichtleeftijd al naar 42 jaar is gegaan. We hebben dus al een marge ingebouwd. Het feit dat er een verlenging is van de periode dat iedereen werkt, rechtvaardigt voor ons een iets lagere opbouw. Met deze opbouw zijn we nog aan de voorzichtige kant gebleven.

De heer Klaver (GroenLinks):
Dat deel ik overigens ook. Als je langer gaat werken, hoef je per jaar minder pensioen op te bouwen. De reden dat ik de vraag stel is dat er nu iets meer buffer wordt ingebouwd ten opzichte van het oorspronkelijke voorstel van het kabinet. Je kunt zo'n 5% meer pensioen opbouwen. Hebben de onderhandelende partijen, waaronder de ChristenUnie, gekeken wat dit concreet betekent voor de huidige jongeren? Hoeveel onzekerheid kun je in een loopbaan van 40 jaar hebben om toch nog een redelijk pensioen te hebben?

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Dat is natuurlijk sterk individueel bepaald. Ik kan natuurlijk niet voor elke jongere bekijken hoeveel jaar hij vaste contracten heeft gehad en of hij wel of niet naar het buitenland is geweest. We kwamen er in de discussie wel achter dat in ons pensioenstelsel diverse aannames zitten waardoor het nu al, met welk opbouwpercentage dan ook, veel lastiger wordt om een echt goed pensioen op te bouwen. Dat is de fundamentele discussie die we moeten gaan voeren met elkaar. Ik ben blij dat we dit, met een advies van de SER erbij, kunnen gaan bespreken.

De heer Klein (50PLUS):
Voor de dekking van deze oplossing is onder andere gekozen voor de verhoging van de leeftijdsgrens bij de mobiliteitsbonus van 50 naar 56 jaar, waardoor de werkloze 50-plusser minder mobiliteitsbonus krijgt in deze periode. Ik heb gisteren de fractievoorzitter van de ChristenUnie dit punt horen verdedigen met de redenering dat het niet erg is en dat we die leeftijdsgrens rustig kunnen verhogen, omdat mensen langer leven. Kan mevrouw Schouten dat eens uitleggen?

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Ik moet heel diep graven. Ik heb mijn fractievoorzitter dat niet horen zeggen. Als de heer Klein mij de beelden kan laten zien of het geluid kan laten horen, graag, maar volgens mij heeft hij daar helemaal geen reactie op gegeven. Als de vraag aan mij is waarom we de mobiliteitsbonus deels hiervoor kunnen inzetten, is mijn antwoord dat de arbeidsparticipatie stijgt in de leeftijdscategorie van 50 tot 55 jaar. Daar gaat het om. De mobiliteitsbonus geldt overigens nu al voor een periode van drie jaar. Op het moment dat iemand van 50 jaar een mobiliteitsbonus krijgt, zou hij deze uiterlijk op zijn 53ste weer verliezen, waardoor een gat zou ontstaan tussen zijn 53ste en 55ste jaar. De regeling zelf kan al een stukje opgeschoven worden, omdat de arbeidsparticipatie toeneemt bij mensen tussen de 50 en 55 jaar. We respecteren echter ook de bestaande rechten. Het is dus niet zo dat werknemers, van wie werkgevers dachten dat zij een mobiliteitsbonus kregen, hun bonus nu verliezen. Dat vonden we niet eerlijk, dus dat hebben we niet gedaan. Maar dat is voor ons wel een reden geweest dat we daar een verhoging in konden aanbrengen.

De heer Klein (50PLUS):
Wat betreft de fractievoorzitter kan mevrouw Schouten gewoon kijken op de website van De Telegraaf. Daar staat een keurige video waarin hij dat uitlegt. Ik begreep er al helemaal niks van. De uitleg die mevrouw Schouten nu geeft, is al wat logischer, maar is ook weer niet logisch. De mobiliteitsbonus voor drie jaar heeft namelijk alleen maar te maken met iemand die op een gegeven moment werkloos is. Als iemand bijvoorbeeld op zijn 51ste werkloos is en voor drie jaar een bonus krijgt, hopen we dat hij vervolgens aan het werk blijft. De bonus is voor een werkloze dus juist een stimulans om aan het werk te blijven en aan het werk te gaan. Dat maakt voor de leeftijdsgrens helemaal niets uit. De stijging van de arbeidsparticipatie vindt wel plaats, maar dat heeft niets te maken met de mobiliteitsbonus. Die is juist gericht op de werkloze 50-plusser, die maar niet aan de bak komt. Hij wordt natuurlijk gestimuleerd door die mobiliteitsbonus. Het is dus een beetje merkwaardig om dit voorstel te willen betalen ten koste van de 50-plusser.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Ik probeer een paar dingen die de heer Klein zegt uit elkaar te halen. Volgens mij spreekt hij zichzelf namelijk tegen. Hij zegt dat de mobiliteitsbonus niets te maken heeft met de leeftijd. Dan kunnen we de mobiliteitsbonus wel voor heel Nederland gaan invoeren. Het zou dan voor iedereen heel gunstig zijn om een bonus te krijgen op het moment dat ze een baan krijgen.

Ik herhaal onze redenatie nog maar een keer. Die is geweest dat de arbeidsparticipatie juist onder de groep van 50- en 55-plussers toeneemt. Het is dan niet onlogisch als je de grens van die bonus ook een beetje naar boven bijstelt, zodat hij behouden blijft voor de groep die de grootste noden kent. Laat ik het zo maar noemen. De bonus geldt voor drie jaar als iemand in dienst is. Je kunt zeggen dat een werkgever altijd iemand in dienst kan nemen als hij vindt dat het een goede werknemer is aan wie hij echt wat heeft. Drie jaar mobiliteitsbonus maakt daarbij wel of niet uit. Ik hoop en verwacht ook dat dat echt de reden is dat mensen aangenomen zullen worden, en niet dat er nou €7.000 tegenover staat.

De voorzitter:
Dank voor uw bijdrage. Dan geef ik nu het woord aan de heer Klein van 50PLUS.

De heer Klein (50PLUS):
Voorzitter. Op dat laatste kan ik zo nog wel even terugkomen. Wat 50PLUS nog het meest verbaasd heeft bij dit slechte pensioenakkoord, is dat D66 hier een handtekening onder heeft gezet. D66 is bij uitstek de partij voor de jongeren. Het akkoord legt de rekening bij de gepensioneerden van de toekomst, betaald door de 50-plusser van nu.

Onder het oorspronkelijke plan konden de jongeren tot een kwart minder pensioen opbouwen dan de gepensioneerden van nu. Een kwart maar liefst, voorzitter. In hoeverre is dit verbeterd met een verhoging van 0,025% ten opzichte van het oude voorstel van 1,75% opbouw plus nog eens 0,1% excendentregeling? Praktisch niets, voorzitter. Volgens het kabinet kan hiermee na 40 jaar werken een pensioen gerealiseerd worden van 75% van het gemiddelde loon. Hoe kan dit? Uit de actuariële berekeningen naar aanleiding van de motie van 50PLUS van eerder dit jaar bleek dat met een opbouwpercentage van 1,75 en 40 jaar werken 70% van het middelloon al helemaal niet mogelijk was, ook niet met het bedachte gedrocht van de excendentregeling, waarmee de opbouw op 1,85% zou komen. Iemand die nu 25 jaar is, zou 46,5 jaar onafgebroken moeten werken om dit te kunnen halen. Hoe kunnen we dan nu met 1,875% op 75% van het middelloon komen na 40 jaar werken? Dat is onmogelijk. Graag zouden we daarom een actuariële onderbouwing willen hebben bij die stelling.

In het stuk worden premiewaarborgen genoemd. Welke waarborgen? Volgens ons zijn het alleen maar woorden, en geen waarborgen of echte garanties. Het zijn wensen, fata morgana's. We wachten de uitwerkingen maar af. Nu waarborgen noemen is echter onrealistisch.

De nettolonen zullen voor de werkenden echt niet gegarandeerd omhooggaan. Mensen worden blij gemaakt met een dode mus. Zelfs al zouden de premies naar beneden gaan, dan nog is maar zeer de vraag of dat bij de werknemers terechtkomt. Uit een recent onderzoek van Mercer blijkt dat veel werkgevers bij een premiedaling niet van plan zijn dit geld door te sluizen naar de werknemers. Uit dit onderzoek blijkt dat 48% van de bedrijven de premie zelf wil houden om tegenvallers in de toekomst op te vangen. Slechts 13% wil het geld gebruiken om werknemers te compenseren. De overige 39% wil een deel gebruiken voor loonsverhoging, maar wil de rest in het bedrijf steken en zorgen voor een gezond bedrijf. Een van de argumenten van de werkgevers is dat zij de laatste jaren hogere pensioenpremies hebben betaald.

Kortom, niemand schiet iets op met dit akkoord. Ja, het huishoudboekje van de Staat profiteert nu van een lagere pensioenopbouw, maar vergeet niet dat dit op langere termijn lagere belastinginkomsten voor de Staat tot gevolg heeft. Kortom, dit is puur kortetermijnpolitiek die niet gericht is op een eerlijke pensioenvoorziening voor de gepensioneerden van morgen.

De btw-maatregel gaat nog altijd uit de extra kosten. Dat gaat altijd ten laste van het spaardeel van de pensioenen en daarmee ook van de rendementen en de mogelijkheden voor de pensioenfondsen. En alsof dit pensioenakkoord nog niet schrijnend genoeg is, haalt het kabinet vergezeld van D66, SGP en ChristenUnie, het geld van deze minimale verhoging van de opbouw weg bij het geld dat bedoeld is om de werkzoekende 50-plusser weer een kans op de arbeidsmarkt te geven. De werkloze 50-plusser heeft echter juist de slechtste kansen op de arbeidsmarkt. Daarvoor hebben wij juist het Actieplan 55-plus Werkt en een plan rond alles wat de arbeidspositie van de 50-plussers betreft. Wij hebben het er met de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid uitgebreid over gehad dat de mobiliteitsbonus uitermate verstandig is. Dat is een mobiliteitsbonus die veel breder is dan alleen voor de 50-plusser.

Het kabinet weigert daar echter in te investeren. Sterker nog, het kabinet heeft geen geld meer over, want met alle akkoorden is dat opgesoupeerd. Bij het Herfstakkoord is een diepe greep gedaan ten gunste van de jongeren en nu wordt de pot die voor jongeren, ouderen en gehandicapten was, de mobiliteitsbonus, louter en alleen geplunderd voor het bedrag speciaal voor de 50-plussers. Nee, het is meer dan duidelijk dat je niet op het kabinet hoeft te rekenen als je ouder bent dan 50. Dan val je onder de post "afgeschreven".

De heer Omtzigt (CDA):
Voorzitter. Ten eerste wil ik het kabinet complimenteren. Na 15 maanden regeert de regering. Er zijn twee plannen, het woonakkoord en het pensioenakkoord, met een meerderheid in de Tweede Kamer en, naar ik voor de bewindslieden hoop, de Eerste Kamer aangenomen. Ik heb de heer Duivesteijn nog niet gebeld om te vragen wat hij van dit akkoord vindt. Misschien zal iemand dat de komende tijd doen. Het betekent dat de regering is begonnen met het uitvoeren van haar plannen. Wij waren bereid om hierover mee te praten. Op een gegeven moment hoefde dat niet meer. Dat is het goed recht van de regering. Dat is geen enkel probleem.

Wij begrijpen dat het plan wordt doorgevoerd. Het plan bevat ook een aantal punten die wij positief vinden. De excedentregeling onder de €100.000 is weg. Er wordt iets voor zzp'ers gedaan, hoewel ik even wacht of de uitwerking ook een uitvoerbare regeling oplevert. Ook komt er eindelijk een verplichting voor pensioenfondsen om transparant te zijn over de kosten. Mijn dank ervoor dat dit toch in het voorstel is blijven staan, ook al werd ik niet meer nodig geacht. Te zijner tijd zou ik daaraan nog graag de beschikbare premieregeling en de PPI's toevoegen.

Wat is nu het verschil met de regeling die hier met veel kabaal is afgewezen voor de zomer? Toen was er 1,85% opbouw. Nu is er 1,875% opbouw. Ja, u hebt goed gezien dat het in de fiscale wetgeving nu ook om duizendsten van percentages gaat. Normaal zie je dit zelfs bij schaatswedstrijden niet, want daarbij gaan ze tot honderdsten. Hierbij gaan wij echter tot duizendsten. Om een idee te krijgen: het gaat om maximaal €100.000. Je bouwt dan dus op over €90.000. 0,001% daarvan is €0,90. Die laatste duizendste achter de komma behelst dus €0,90 per jaar extra pensioenopbouw. Iemand die een ton verdient — dat is het maximum — mag door dit akkoord €20 per jaar meer opbouwen dan wat er in het voorjaar lag. Het verschil is dus €20. Iemand met een inkomen van ongeveer €35.000 mag per jaar in vergelijking met wat er voor de zomer lag, €5 extra pensioenrechten opbouwen.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Ik hoorde de heer Omtzigt twee dingen zeggen. Hij zei dat hij blij is dat de excedentregeling van tafel is in dit wetsvoorstel. Vervolgens beweerde hij dat in het voorstel van het kabinet sprake was van een opbouwpercentage van 1,85. Was het niet de heer Omtzigt zelf die heeft aangegeven dat het opbouwpercentage juist 1,75 was en dat dit door de excedentenregeling 1,85% zou worden, ware het niet dat iemand die minder dan €100.000 verdiende, daar maar €3 per maand aan zou overhouden?

De heer Omtzigt (CDA):
Dat klopt. Dat heb ik meegeteld. Als ik dat niet zou meetellen, zou het nog beroerder uitkomen, maar dat is meegeteld in de sommen. Het was 1,85%. Die 0,1% was al niet zoveel, maar nu bent u aan het rekenen geslagen met 0,025% per jaar. Als je dat vermenigvuldigt met 40 jaar en als je dus 40 jaar lang 0,025% extra opbouwt, heb je 1% meer opbouw dan in het voorstel dat er in het voorjaar lag. En ja, ik combineer dat met het voorstel van het voorjaar, dus de 1,75% plus de 0,1%, want dat was het maximum dat geboden werd. Die 1,85%, die toen ook in alle persberichten stond, zet ik af tegen de 1,875% die er nu ligt. Het is een keuze dat u die verbetering neemt. Dat is dus een verbetering van 1% ten opzichte van de originele plannen die hier fel afgeschoten zijn, ook omdat er te weinig opgebouwd kon worden. Dan kom ik op deze sommen uit.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Dit is natuurlijk een beetje een flauwe berekening door de heer Omtzigt. Hiervoor heeft hij continu geroepen dat het opbouwpercentage 1,75 was. Het kabinet wilde dat een klein beetje opplussen naar 1,85%, maar niemand die minder dan €100.000 verdient, zou daar iets aan overhouden. Dat was de hele tijd de redenering van de heer Omtzigt. Nu maakt hij een sommetje vanuit de veronderstelling dat we allemaal zouden uitgaan van 1,85% en dat er dan een heel klein beetje opgeplust moet worden. Wil de heer Omtzigt gewoon eerlijk toegeven dat het opbouwpercentage is verhoogd van 1,75 naar 1,875? De tweedepijleromkeerregel is immers op dat niveau getrokken en dat was in de kabinetsplannen zeker niet het geval.

De heer Omtzigt (CDA):
Dat wil de heer Omtzigt niet, want in het originele plan stond heel simpel: 1,75% en 0,1%. Ik heb toen inderdaad een behoorlijk nummer gemaakt van de vraag waarom er zo'n domme knip werd aangelegd. Die was uitvoeringstechnisch immers bijna niet te doen. Er waren twee verschillende rekeningen die je niet bij elkaar kon optellen, want het ene was een brutosom en het andere was een nettosom. Er waren allerlei redenen om dat niet te doen. Je zou twee pensioenoverzichten krijgen; weet u nog? Ik vind het dus wijs dat u dat hebt geïntegreerd in het voorstel. Daar begon ik ook mee; het is prima zoals dat gedaan is, maar met het originele plan was er wel degelijk de ambitie dat je 1,85% kon opbouwen. Dat kon ook, op een omslachtige wijze. Het kan nu op een simpelere wijze, maar het gaat wel van 1,85% naar 1,875%. Ik kan u de persberichten, de wetsvoorstellen en alle brieven laten zien: daar stond 1,85% en nu staat er 1,875%. Dan mag ik gewoon het verschil daartussen nemen als het verschil dat nu hier aan de orde is.

De heer Dijkgraaf (SGP):
Ik ken vele hoogtepunten in de parlementaire geschiedenis die gerelateerd zijn aan de heer Omtzigt. Sommige daarvan delen wij. Vaak gaan zij over berekeningen en feiten, maar dit vind ik een dieptepunt. Bij de vorige behandeling heeft de heer Omtzigt immers gezegd dat die 0,1% niets voorstelde omdat je daar geen cent van zou overhouden; nou goed, een cent dan. Volgens hem spiegelde de regering feitelijk dus 1,85% voor, maar ging het om 1,75%. Nu redeneert de heer Omtzigt precies de andere kant op. Wij hebben gezorgd voor een stijging van 1,75% naar 1,85%, maar dan effectief, plus die 0,025% erbij. Mijnheer Omtzigt, erken nou gewoon de feiten!

De heer Omtzigt (CDA):
Ik wil de Handelingen er graag bij pakken. Ik heb toen gezegd dat die 0,1% €12 pensioen opleverde en dat dat veel beter in de originele regeling gebracht kon worden. Dat eerste hebt u gedaan. Daarvan heb ik gezegd: het is prima dat u dat hebt gedaan, zodat het niet in twee regelingen uitgevoerd moet worden, maar in één regeling. Dat ging om €12. Bovenop die €12 hebt u er nu nog een paar euro bij gesprokkeld. Het verschil tussen 1,85% en 1,875% is voor de modale werknemer precies €5 per jaar extra opbouw. Het is prima dat u daarvoor kiest en dat u ervoor kiest dat de pensioenregeling in plaats van naar 14% minder opbouw per jaar gaat naar 12,8% — dus bijna 13% — minder opbouw per jaar. Dat is een keuze, maar ik wil het wel scherp maken dat die keuze gemaakt is. Dat is ook waar de berekeningen van de heren Ulenbelt en Madlener vandaan komen. Je moet behoorlijk wat extra jaren werken om dit goed te maken. Maar goed, er lag ook een financiële opgave die via het pensioenstelsel wordt opgelost.

De heer Dijkgraaf (SGP):
Ik vind het jammer dat de heer Omtzigt nu zijn eigen berekeningen onderuithaalt. Dat is ook voor de toekomst schadelijk, want over een halfjaar hebben wij weer een pensioendebat en haalt hij de redenering van vandaag onderuit. Consistentie is prettig. De heer Omtzigt zei dat de 0,1% van toen niet effectief was, want te bureaucratisch en je houdt er te weinig van over. Vandaar die geringe pensioenopbouw. Dat hebben wij nu helemaal gecompenseerd. Nogmaals, prima om commentaar te geven, maar laat ook het CDA de feiten erkennen. Mensen kunnen hier een fatsoenlijk pensioen opbouwen van 75%. En dat is winst.

De heer Omtzigt (CDA):
Ik heb gezegd dat het te bureaucratische aspect met dit voorstel is opgelost. Dat is prima, maar het kon wel: die €11 kon in een aparte regeling worden opgebouwd. Ik had een fout gemaakt, want die €12 moest €11 zijn, zo bleek uit latere regeringsbrieven. Die €11 tel ik dus gewoon mee, net als ze toen werden meegeteld. Ik heb gezegd dat het weinig was en dat er geen apart pensioenoverzicht over moest worden verstrekt, maar het was er wel. Daarmee is het verschil dus gewoon 0,025% per jaar maal 40 jaar is 1%. Ik heb de heer Dijkgraaf nog geen enkel gat horen schieten in deze redenering.

De heer Van Weyenberg (D66):
Ik heb altijd veel waardering voor de kennis en kunde van de heer Omtzigt in het pensioendossier, hoewel ik het niet altijd met hem eens ben, maar volgens mij neemt hij nu een loopje met zijn eigen kennis. Hij weet best het verschil tussen de omkeerregeling en de netto-nettoregeling. Het zou fijn zijn als hij daar gewoon eerlijk over was. Ik heb een simpele vraag: vindt de heer Omtzigt 675 miljoen euro veel geld of weinig geld?

De heer Omtzigt (CDA):
Op dat eerste punt hoor ik dus geen inhoudelijk argument meer. Het gaat van 1,85% naar 1,875%, en dat is behoorlijk veel geld. Waar zit het verschil in? Dat zit voor een groot deel in het feit dat bij de netto-nettoregeling belastinginkomsten van de toekomst naar voren worden geschoven. Dat gebeurt in dit voorstel wat minder en dat is heel verstandig. Daardoor is het wel relatief wat duurder. Ik wil de heer Van Weyenberg en de rest van de Kamer er best op wijzen dat er in ons verkiezingsprogramma geen bezuinigingen op pensioenen stonden en helemaal niet van de omvang van 2,9 miljard dan wel 2,3 miljard, een bedrag dat hier zo ongeveer op tafel ligt.

De heer Van Weyenberg (D66):
Het valt mij gewoon een beetje tegen van de heer Omtzigt. Ik zie 675 miljoen. De heer Omtzigt vindt dat veel geld. Dat hebben drie partijen binnen weten te onderhandelen met het kabinet. De pensioenopbouw is met dat bedrag verbeterd. Dat is een fors budgettaire beslag. Om dat weg te zetten als niets … Ik vind 675 miljoen een hoop geld.

De heer Omtzigt (CDA):
Er is getekend voor een bezuiniging van 2,3 miljard. Die is wat kleiner dan de bijna 3 miljard die op tafel lag. Dat is een andere manier om ernaar te kijken. Ik zie dat verschil, maar ik geef aan hoeveel extra opbouw dat betekent voor de mensen die het betreft. Het betekent gewoon dat je van 2,15% naar 1,875% gaat. Dan bouw je 13% minder pensioen per jaar op. Dat kan een keuze zijn, maar het betekent dat je pensioen aan het eind van je carrière 13% lager is dan het zou zijn zonder deze ingreep in het pensioenstelsel.

De voorzitter:
Gaat u verder met uw betoog.

De heer Omtzigt (CDA):
Een kleine gemiste kans is meer eenvoud in het stelsel. Eenvoud vinden wij altijd heel belangrijk. Ik heb er een Kamerbreed aanvaarde motie over ingediend. Bij het wetsvoorstel over de governance zijn wij naar vijf governancevormen gegaan, mede onder druk van de Kamer. En hier krijgen wij de basisregeling en de excedentregeling met een nieuw soort box 3-vrijstelling erbij. Dat maakt het wat gecompliceerder. Wij betreuren dat. Het is mogelijk dat die knop van €100.000 ooit wel een keer naar beneden gedraaid wordt — ik zie niet dat het bedrag gemakkelijk verhoogd zal worden — maar wij krijgen wel een duaal pensioensysteem, waarbij een gedeelte netto is en een gedeelte bruto.

Over de procedure heb ik een aantal vragen. Er wordt gesproken over een novelle. Nu kan ik me een novelle voorstellen waarmee je een percentage verandert, maar ik zou hier bij voorkeur gewoon een wetsvoorstel voor krijgen. Dit is een grote ingreep. Hier worden grote wijzigingen aangebracht. Het zou toch logisch zijn om daarvoor een apart wetsvoorstel in te dienen? Als je vindt dat er geen of slechts mineure wijzigingen worden aangebracht, is een novelle op zijn plaats. Vind je het grote wijzigingen, dan zou dit een wetsvoorstel moeten zijn. Met de zzp-aanvulling vinden wij het een grote wijziging en dus zou het een wetsvoorstel moeten zijn. Zoals ik in het interruptiedebatje met de heer Van Weyenberg al heb aangegeven, zouden wij artikel 117 willen veranderen. Ik heb al aangegeven om welke gegevens het gaat. Ik zou graag weten via welk wetsvoorstel de excedentregeling boven de €100.000 bij de Kamer wordt neergelegd. Het excedentwetsvoorstel wordt namelijk ingetrokken. Dat betekent dat de excedentregeling, die onder de €100.000 is verdwenen maar nog aanwezig is boven de €100.000, in enig wetsvoorstel moet worden gegoten. Ik hoop dat ik de minister van Financiën hiermee niet te zeer vermoei, maar ik zou graag weten of dit in het Belastingplan, in die novelle of in een ander wetsvoorstel zit.

Mevrouw Vermeij (PvdA):
Ik probeer de heer Omtzigt te volgen, maar hij is niet consistent in zijn punten. Eerst betoogt hij bij alle interrupties dat het slechts om een paar euro gaat. Hij vraagt zich af waar dit over gaat en houdt voet bij stuk. Vervolgens zegt hij echter dat dit zo majeur is dat hij een wetsvoorstel wil. Een novelle is namelijk echt niet genoeg, vindt hij. Als het majeur is, is het majeur. Dan gaat het om veel geld, grote belangen en veel pensioen. Als het om een paar euro gaat, is het een paar euro. Wat is het? Het is een van tweeën!

De heer Omtzigt (CDA):
Ik gaf dat net aan. Ik vind het jammer dat mevrouw Vermeij dat niet hoorde. De wijziging naar 1,875% kan prima via een novelle. Als dat de enige wijziging is die wordt doorgevoerd, begrijp ik dat. Dan verandert er technisch namelijk niets in het wetsvoorstel. De voorwaarde van DNB, de aanvullende pensioenregeling voor zzp'ers en de excedentregeling houden echter een forse verandering in de socialezekerheidswetgeving in. Die zou je apart moeten willen bediscussiëren. Als het alleen maar om dat percentage ging, ook bij een grotere wijziging, zou je dit gewoon via een novelle kunnen doen, maar in die andere zaken zit het verschil.

Mevrouw Vermeij (PvdA):
Daarover zijn wij het eens. Dan gaan wij 675 miljoen via een novelle doen. Dat kan ook in het wetsvoorstel dat wij behandeld hebben, maar deze ophoging is óók majeur. Je kunt je met hetzelfde gemak voorstellen dat je de vrijstelling in box 3 ook in een novelle verwerkt. Ik wil het woord op de laatste dag voor het reces liever niet gebruiken, maar wat de heer Omtzigt hier bezigt, is echt onzin. Eerst verkondigt hij dat het om een paar euro gaat, terwijl het om honderden miljoenen gaat, zoals de heer Van Weyenberg al heeft gezegd. Vervolgens zegt de heer Omtzigt echter dat dit een complete wetswijziging waard is. Beide zaken kunnen niet tegelijk waar zijn. De heer Omtzigt probeert zich hieruit te praten, maar dat lukt hem niet echt.

De heer Omtzigt (CDA):
Het lukt mevrouw Vermeij niet echt om te zien wat zij doet. Het percentage is inderdaad een kleine wijziging. Dat is prima, al snap ik dat het om veel geld gaat. De aanvullende voorwaarden vormen echter wel degelijk een behoorlijk stuk wetgeving. Dat is ook logisch, want daarover zijn acht pagina's volgeschreven. Het gaat om de zzp en om acht aanvullende eisen, die uitgebreid door anderen zijn behandeld. Een vraag die bijvoorbeeld nog steeds op tafel ligt, is de vraag of de excedentregeling een regeling met een automatisch "ja" en een opt-out wordt of een opt-inregeling. Al dergelijke vragen zijn niet beantwoord. Ik wilde die niet allemaal in vier minuten aan de orde stellen, maar ik kan ze zo oplepelen als mevrouw Vermeij ernaar vraagt. Dit levert een wetsvoorstel van een behoorlijk aantal pagina's op en dat is geen novelle. Aangezien dit toch langs de Raad van State moet voor een spoedadvies, vraag ik de minister om van het pakket dat er nu ligt, een nieuw wetsvoorstel te maken. Dat lijkt mij logischer.

De heer Dijkgraaf (SGP):
Misschien kan de heer Omtzigt mij duidelijk maken wat het verschil is tussen een novelle en een wetsvoorstel. Dat is mij namelijk niet duidelijk. Een novelle is toch gewoon een wetsvoorstel?

De heer Omtzigt (CDA):
Een novelle amendeert een wetsvoorstel dat al in de Eerste Kamer ligt. Aangezien ik bijvoorbeeld artikel 117 van het wetsvoorstel dat in de Eerste Kamer ligt, alsnog zou willen amenderen, zou het logischer zijn om het integrale stuk hier te hebben en niet het gedeelde dat al doorgestuurd is naar de Eerste Kamer, waarop nu geamendeerd wordt, daar te laten liggen. Een novelle was eigenlijk bedoeld voor kleine wijzigingen die gevraagd werden door de Eerste Kamer. Wat dat betreft is het ook nog een beetje nieuw staatsrecht, dat de Tweede Kamer een novelle afdwingt, maar dat even terzijde. Dat heb ik eigenlijk ook nog nooit gezien.

De heer Dijkgraaf (SGP):
Volgens mij heeft de Eerste Kamer gezegd dat zij niet akkoord gaat. Zij ging ermee akkoord dat het kabinet praatte met de Tweede Kamer om een parlementaire meerderheid te zoeken voor een aanpassing. Die aanpassing komt via een novelle en een novelle is formeel gewoon een wetsvoorstel. Volgens mij is het kabinet ook bereid om langs de Raad van State te gaan voor een advies. Dat bevestigt het kabinet bij dezen. Daarmee is er juridisch gezien geen enkel verschil meer. Er vindt hier een volledige behandeling plaats. De novelle komt hier langs, met advies van de Raad van State. We kunnen er net zo lang of kort over doen als wij als Kamer willen. Wat is materieel het verschil? Mijn antwoord daarop is: een stuk kleiner dan het verschil in het opbouwpercentage.

De heer Omtzigt (CDA):
We kunnen een aantal dingen hier gewoon behandelen. Ik gaf aan dat een aantal dingen in het wetsvoorstel — daar heb ik toentertijd ook al een punt van gemaakt, zoals de heer Van Weyenberg terecht opmerkte — nu al in de Eerste Kamer liggen en dus via een omweg amendeerbaar zijn. Dat is het verschil met de novelle. Ik vind ook dat een novelle gebruikt zou moeten worden voor kleine aanpassingen, niet in het kader van een soort salamitechniek. Ik geef dus de voorkeur aan gewoon een wetsvoorstel, met een financieel kader, dat integraal hier behandeld wordt.

Dank u, voorzitter.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Voorzitter, ik kom snel nog even naar voren. Ik dacht dat de heer Omtzigt nog niet klaar was met zijn betoog. Mijn excuses dat ik wat laat reageer. De heer Omtzigt heeft de balans opgemaakt. Dat is zijn goed recht. Wij hebben de afgelopen weken heel veel met elkaar om tafel gezeten; dat is geen geheim. In mijn optiek zijn er intensieve maar goede gesprekken gevoerd. De heer Omtzigt weet veel van pensioenen dus het was altijd een genot om te horen wat hij allemaal in huis had. Als hij nu de conclusie trekt dat het allemaal niet zo veel voorstelt, waarom heeft hij dan al die weken de indruk gehad dat hij aan tafel moest blijven? Schijnbaar vond hij het toch wel wat. De marges zijn smal; dat wist de heer Omtzigt ook. Dat was aan tafel ook duidelijk. Waarom is hij dan al die tijd aan tafel gebleven?

De heer Omtzigt (CDA):
Als ik uitgenodigd wordt, ben ik aanwezig. Dat heb ik ook gezegd. Als ik niet word uitgenodigd, kom ik niet. Dan ga ik niet voor de deur staan. In het begin van het proces werd gevraagd om binnen het pensioendossier 2,9 miljard op tafel te leggen. Mijn partij was toen de enige aan tafel die dat commitment niet gaf. Wij zijn daarover open geweest. Toen zei iedereen: dat halen wij er nog wel uit. Wij dachten toen: waarschijnlijk zullen wij niet tekenen bij het kruisje als dat erin blijft staan. Daarover hebben wij toen ook gesproken. Er is een stukje van buiten gehaald, maar voor ons was dat onvoldoende. Ons stond bovendien nog een aantal andere dingen voor ogen, zoals een wat grotere druk op de kosten van pensioenfondsen. Als het aan ons had gelegen, dan was dat er ook in komen te staan. Er ligt een open voorstel op tafel, ik geef de richting aan waarin wij nu denken — dat heeft mevrouw Schouten goed gezien — en dan maken wij onze afweging.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Ik heb alle begrip voor de afweging van de heer Omtzigt omdat ik weet dat er op dit punt niets stond in het CDA-verkiezingsprogramma. Het is echter wel een feit dat hij al die weken aan tafel heeft gezeten en in die hele periode niet heeft aangegeven dat het te weinig was, dat hij er niet mee kon leven en dat hij moest opstappen. De heer Omtzigt heeft steeds de indruk gewekt dat wat wij aan het doen waren substantieel was. Hij had deze conclusie anders veel eerder kunnen trekken. Ik heb hem dat niet horen of zien doen. Hij heeft van het kabinet laten afhangen of hij al dan niet zou komen. Ieder heeft het recht om een afweging te maken, echt waar. Als de heer Omtzigt nu zegt dat het al die weken niets heeft voorgesteld, dan snap ik dat gewoon echt niet meer. Volgens mij doet dat ook geen recht aan de gesprekken die wij hebben gevoerd en aan alle pogingen die wij met elkaar hebben gedaan om bijvoorbeeld dat opbouwpercentage substantieel te verhogen.

De heer Omtzigt (CDA):
Dit verbaast mij ten zeerste. Als mevrouw Schouten vraagt om openheid over de onderhandelingen, moet ik hier eerlijk zeggen dat er in de zeven keer dat ik erbij was — ik kijk ook even naar de heer Klaver — nooit een bod door het kabinet is gedaan, overigens wel door GroenLinks. Het kabinet heeft nooit gezegd: op dit voorstel kunt u reageren. Aangezien het kabinet dat voorstel nooit heeft gedaan, was er voor ons echt geen reden om op enig moment te zeggen dat wij wegliepen. Wij hebben meerdere keren gevraagd om zo'n bod en nooit moeilijk gedaan als dat er niet was. De gesprekken hebben in alle vriendelijkheid en alle beslotenheid plaatsgevonden, maar wij zijn niet van de afdeling: we lopen zomaar weg. Mevrouw Schouten heeft wel meerdere keren geprobeerd om ons dat aan te wrijven.

Mevrouw Vermeij (PvdA):
Mevrouw de voorzitter. De Partij van de Arbeid is verheugd dat partijen elkaar hebben gevonden om het pensioenstelsel toekomstbestendiger te maken. Deze pensioenhervorming is goed. Ze is goed voor de portemonnee van werknemers. Mensen werken langer door en hoeven minder pensioenpremie af te dragen voor hetzelfde pensioen. Het gevolg is dat zij hogere nettolonen krijgen en meer te besteden hebben. Ondanks de lichtpunten, ook vandaag weer, is dat nog steeds heel hard nodig. Mijn fractie is bovendien erg blij dat er afspraken zijn gemaakt om goede pensioenvoorzieningen voor zzp'ers nu echt van de grond te krijgen. Ook is er gekeken naar mensen met een gewoon pensioen. In dit pakket wordt voor het eerst een top gelegd op de ton. Daarboven gaan wij uit van financiële zelfredzaamheid en zullen mensen zelf moeten sparen. Na de akkoorden dit jaar over werkgelegenheid, over sociale zekerheid, over energie en over wonen is dit wat mij en mijn fractie betreft een mooi sluitstuk dit jaar: een pensioenakkoord. Ik wil een paar maatregelen noemen en een enkele vraag stellen.

Ik begin met de premiewaarborgen van DNB. Het is mooi dat de generatie-evenwichtstoets er komt. Ik heb een vraag aan de regering. Er worden in dit debat op zich weinig vragen gesteld. Zou de Nederlandsche Bank het komend jaar niet alvast kunnen oefenen met die generatie-evenwichtstoets? Die zou namelijk per 1 januari 2015 moeten ingaan, maar het is nogal wat; die moet in ieder geval werken. Zou dat kunnen? Is daar een mogelijkheid toe?

Ook nieuw en goed is de sanctiemogelijkheid. Wij hebben een aantal afspraken gemaakt — de heer Omtzigt verwees er al naar — over een transparantere manier van communiceren en over informatie geven. Dank daarvoor. Het zijn belangrijke stappen in het pensioendossier.

Ik kom bij de versterking van de positie van zzp'ers. Er wordt een opzet gemaakt voor een vrijwillig fonds. Onder voorwaarden blijft het pensioengeld beschermd als een zzp'er onverhoopt in de bijstand raakt. Dat zijn goede punten. Dat geldt ook voor de ruimere bedenktijden en mogelijkheden om bij je oude fonds te blijven. Die wens leefde al langer in deze Kamer, met name bij D66.

Wij merkten dat veel onderlinge debatten tussen de woordvoerders al snel leidden tot discussies over het hele stelsel. Het is goed dat die toekomstdiscussie er komt en dat op verzoek van de ChristenUnie ook de SER om advies wordt gevraagd. Mijn fractie ondersteunt dat zeer. Het plan om pensioengeld in te zetten voor je huis, bijvoorbeeld als je problemen hebt, is sympathiek. Wel willen wij de voor- en nadelen op een rij en de uitvoerbaarheid getoetst zien. Ons stelsel is ons dierbaar en de collectiviteit en de solidariteit daarvan ook.

Ik heb nog twee vragen. Komt die novelle snel? Hoe snel? Wat is het tijdpad? Ons bereiken inmiddels alweer berichten dat de uitvoering problemen zal opleveren en dat sommigen dat een halfjaar naar achter willen schuiven. Gaat de regering in overleg met de sector om tot een snelle uitvoering van dit plan te komen?

Tot slot wil ik alle partijen bedanken die aan tafel hebben gezeten. Dank ook aan GroenLinks en aan het CDA voor hun inbreng. Ik denk dat je delen daarvan kunt terugzien in de brief. Dank ook aan de ondersteuning. Wij hebben talloze memo's gevraagd en talloze vragen gesteld en dat heeft ons allemaal wijzer gemaakt.

De voorzitter:
Voordat u wegloopt, er zijn nog een paar vragen voor u.

De heer Klaver (GroenLinks):
Ook van mijn kant dank voor toch de keren dat we aan tafel zaten. Zoals ik al tegen mevrouw Schouten zei, komen we nog veel vaker met elkaar te spreken over de belangrijke vraag van de toekomst van ons stelsel. Maar ik heb een vraag over wat er nu concreet ligt. Ik ben blij dat het opbouwpercentage omhoog gaat. Ik ben wat minder blij met de dekking. Is er overwogen en heeft de PvdA zich ervoor ingezet om te bekijken of we de verhoging van het opbouwpercentage niet hadden kunnen financieringen door de aftoppingsgrens omlaag te brengen?

Mevrouw Vermeij (PvdA):
Dat had gekund, ware het niet — we hebben daar voor de zomer een stevig debat over gevoerd toen het eerste wetsvoorstel op tafel lag — dat die ton vrij hard in het sociaal akkoord stond. Dat is ook voor ons een vrij belangrijk punt. Als je kijkt naar de nu gekozen dekking, zie je dat de mobiliteitsbonussen gericht worden ingezet op de groep die het echt het lastigst heeft. Er zijn ook nog steeds een aantal andere maatregelen om ouderen aan het werk te helpen. De post lasten werkgevers was nog niet geïmplementeerd. In zekere zin heeft niemand dat nog gemerkt.

De heer Klaver (GroenLinks):
Niemand heeft dat misschien nog gemerkt, maar die was er juist op gericht om mensen in dienst nemen aantrekkelijker te maken voor werkgevers. Je had er ook voor kunnen kiezen om de aftoppingsgrens verder omlaag te brengen. Dat is volgens mij een wens die bij sociaaldemocraten leeft, die in ieder geval bij GroenLinks leeft. Begrijp ik nu goed dat de PvdA dat wel had gewild maar dat VNO-NCW dat niet wilde? Kwam het sociaal akkoord daarmee in gevaar? Of wilde de PvdA überhaupt niet dat de aftoppingsgrens omlaag ging?

Mevrouw Vermeij (PvdA):
Wij vinden het goed dat de aftoppingsgrens, die ton, er is. We vinden het ook goed dat die is afgesproken in het regeerakkoord. Dat vonden we voor de zomer, dat vonden we tijdens de zomer, dat vonden we na de zomer en dat vinden we nog steeds. Daarmee maak je het stelsel ook eerlijker, want een relatief groot deel van de fiscale facilitering gaat naar hogere inkomens, en daar komt nu een einde aan.

De heer Klaver (GroenLinks):
Ik vroeg niet naar hoe het in het regeerakkoord staat. Ik vroeg of de PvdA zich er specifiek voor heeft ingezet om de aftoppingsgrens van 100.000 nog verder omlaag te brengen naar bijvoorbeeld €90.000, €80.000 of €70.000?

Mevrouw Vermeij (PvdA):
U vraagt naar onze inzet. Wij hebben het wetsvoorstel dat er lag als uitgangspunt genomen. De wensen kwamen met name van u en de heer Omtzigt, maar ook van mevrouw Schouten en de heer Dijkgraaf. Daar hebben wij goed naar geluisterd. Ik ben ongelooflijk blij dat al die partijen dit voorstel hebben kunnen steunen.

De heer Ulenbelt (SP):
Mevrouw Vermeij spreekt over de zelfredzaamheid van mensen met een inkomen boven de €100.000. Zij vergeet erbij te zeggen dat in de plannen wel 146 miljoen is gereserveerd voor fiscale voordelen. Vindt de PvdA dat als die premieverlaging al doorgaat, wat velen betwijfelen, in de wet geregeld moet worden dat het in de lonen terechtkomt? Of vindt zij, net als D66, dat het maar aan de cao-tafel moet worden uitgevochten?

Mevrouw Vermeij (PvdA):
Wij achten het stelsel heel hoog. Ik ben zeer dankbaar dat niet de politiek de premies vaststelt, maar dat dit gebeurt aan de tafel tussen werkgevers en werknemers. Dat is een groot goed, dat ook de SP zou moeten delen, gezien haar ideologie. Ik heb er veel vertrouwen in dat het daar ook gebeurt. Volgens mij komt u zelf uit de vakbeweging en hebt u veel cao-onderhandelingen gedaan. Ik heb die in een vorig leven ook van een afstandje meegemaakt. Daarin is men op zoek naar loonruimte, werkgevers en werknemers. Dat gaat dus ook gewoon gebeuren.

De heer Ulenbelt (SP):
Het gaat mij erom waar de premieverlaging, al dan niet afgedwongen door de Nederlandsche Bank, uiteindelijk terechtkomt. Het werkt alleen als het in de lonen terechtkomt. Dan zou het nog goed kunnen zijn voor de economie. Maar, en de heer Klein wees daar in zijn bijdrage op, het is allerminst zeker dat werkgevers dat zullen doen. Mijn vraag aan u is dus, of wij in de wet kunnen opnemen dat een premieverlaging in de lonen terechtkomt.

Mevrouw Vermeij (PvdA):
Nee, want daar gaan wij als politiek niet over. Over die loonruimte beslissen ze aan de cao-tafel. Er komt loonruimte en dat moet — dat ben ik volledig met u eens — naar werknemers. Daarvoor hebben wij negen waarborgen opgenomen in het nieuwe voorstel.

De heer Klein (50PLUS):
Mevrouw Vermeij begon haar bijdrage met een heel positief verhaal, namelijk dat wij nu een toekomstbestendig ding gerealiseerd hebben en dat pensioenen voor mensen van nu straks ook uitstekend zullen zijn. Maar in het oude voorstel werd na 40 jaar op basis van 1,75% premieopbouw een pensioen berekend van 70% van het middelloon. Uit alle actuele berekeningen bleek dat eigenlijk niet goed te kunnen en was dat slecht. Hoe kan het dan dat nu bij 1,875% na 40 jaar ineens een pensioen van 75% van het gemiddelde loon mogelijk is?

Mevrouw Vermeij (PvdA):
Dat is doorgerekend. Wij werken allemaal langer, dus wij leggen meer jaren pensioen in. Daarmee kun je de premies omlaag brengen. Dat is goed. Gedurende je werkende leven zo veel mogelijk loon overhouden is ook goed. Het beslag dat pensioenpremies op dit moment op het loon leggen en dat de afgelopen tien jaar enorm gegroeid is, moet een halt worden toegeroepen. Dat is in ieders belang. Daar wordt een eerste stap in gezet. Dit is een eerste stap naar een toekomstbestendiger pensioenstelsel. Er volgen er nog meer en veel debatten in dit huis overigens. Wij krijgen ook nog het ftk en de discussie over de toekomst.

De heer Klein (50PLUS):
Dat wij langer werken, is in beide gevallen het geval. In het oude voorstel gingen wij al uit van 40 jaar. In het nieuwe voorstel, het akkoord dat er nu ligt, gaan wij ook uit van 40 jaar. Er was dus al een verlenging. In de oude situatie lukte het ons eigenlijk al niet om voor een goed pensioen te zorgen voor de mensen die 65 of 67 zijn. In het nieuwe voorstel zal dat dan ook niet lukken. Althans, de berekeningen waar mevrouw Vermeij naar verwijst, zou ik dan graag willen zien.

Mevrouw Vermeij (PvdA):
Daarover verschillen wij van mening. Mijn fractie was het al eens met de regering dat die 1,75% in het oude voorstel de mogelijkheid gaf om een goed pensioen op te bouwen, zeker met het langer doorwerken. Dat wordt nu iets verruimd tot 1,875%. Daardoor krijgen met name mensen met een gewoon inkomen, een gewoon pensioen en een gewone opbouw iets meer ruimte en lucht.

De heer Dijkgraaf (SGP):
Mevrouw de voorzitter. Vandaag maken wij een einde aan een discussie in deze Kamer die heel lang geduurd heeft, maar dat is natuurlijk niet waar. Wij gaan die discussie immers vervolgen als het nieuwe wetsvoorstel er is. Wij gaan die discussie vervolgen met een nieuw pensioenstelsel. Ook op dat punt wordt in het akkoord een belangrijke discussie geslecht. Maar wij maken wel een einde aan een discussie over een heel specifiek wetsvoorstel: de hoofdlijnen van het Witteveenkader.

Voor ons golden er destijds drie punten. Wij vonden dat er voldoende waarborgen moesten zijn dat de premies naar beneden zouden gaan. Die zijn er met dit voorstel gekomen. Het opbouwpercentage vonden wij te laag. Wij hadden zelf een amendement ingediend voor 1,85%. Dat was destijds niet gedekt, zo herinnert de staatssecretaris van Financiën zich nog wel. Dat is in dit voorstel wel gedekt en zelfs nog iets uitgebreid naar 1,875%. Ook vonden wij de excedentregeling te bureaucratisch en te weinig opbrengen. Dat klopt in ieder geval aan de bijdrage van de heer Omtzigt. Daarom is het goed dat die van tafel was.

Maar daarbovenop hebben wij nog twee extra positieve punten in dit akkoord gekregen, waardoor wij blij zijn met dit akkoord. Over die andere dingen zijn wij ook blij, maar dit maakt ons extra blij. Het eerste punt betreft de zzp'ers, die inderdaad in een problematische situatie zitten, die moeilijk pensioen kunnen opbouwen en die, als ze al pensioen opbouwen, heel snel gekort worden mochten ze in de bijstand terechtkomen. Als je dat van tevoren weet, heb je ook weinig prikkels om pensioen op te bouwen. Het is goed dat die belemmering voor de pensioenopbouw is weggenomen.

Een tweede positieve punt is dat er eindelijk naar een situatie wordt gewerkt met meer keuzevrijheid. Ik dank de RMU voor het voorstel — mevrouw Schouten zei dat ook al — maar als ik heel eerlijk ben, heeft niet de RMU dit voorstel gedaan. Ik wil dat vanmiddag onthullen. Want tijdens de discussie de laatste weken kwam ik een artikel tegen van een Kamerlid, de heer Duinker van de Partij van de Arbeid, Dirk Duinker, die pleitte voor het gebruik van pensioenpremies voor aflossing van de hypotheek. We hebben er 33 jaar over gedaan om die wens van de Partij van de Arbeid te verwezenlijken, want zijn bijdrage was uit 1980. De Kamer is enigszins traag, maar uiteindelijk komt het dankzij de RMU weer goed: de wensen van de PvdA worden verwezenlijkt. Dat zijn toch mooie combinaties.

We moeten niet blijven praten, maar doen. Ook wij zijn voor zorgvuldigheid, want dit is best een ding, kijkend naar het pensioenstelsel. Prima dus om een uitvoeringstoets te doen, maar de richting is duidelijk. Eindelijk kunnen werknemers gaan kiezen voor het gebruiken van hun eigen premie voor aflossing van hypotheekschulden. Dat helpt mensen met restschulden, starters, mensen die versneld willen aflossen, het helpt om de broodnodige dynamiek op de woningmarkt te versterken en het verkort ook nog eens de balansen van banken. We zien dan ook uit naar de verkenning van maar 2014, en dat geldt ook voor het SER-advies en de hoofdlijnennotitie van het nieuwe pensioenstelsel waarmee het kabinet in de eerste helft van 2015 mee komt. We zullen het pensioenstelsel toekomstbestendig moeten maken. Voor ons als SGP betekent dat meer keuzevrijheid en het verbinden van pensioenen, zorg en wonen.

De SGP is blij met de aanpassingen aan het pensioenplan. We zien de behandeling van de wetswijziging met belangstelling en vertrouwen tegemoet.

De heer Klaver (GroenLinks):
Het is een klein stukje in de brief, handelend over het RMU-plan, maar het is wel een heel belangrijke stap voor de toekomst van de pensioenen. We hoeven die niet alleen voor de oudedag te gebruiken, maar ook voor het aflossen van de hypotheekschuld. De heer Dijkgraaf heeft het over wonen en zorg, maar vindt hij ook dat je het in zou moeten zetten voor scholing? We werken nu een dag in de week voor ons pensioen en ongeveer een dag per jaar voor het volgen van onderwijs. Zouden we de discussie niet veel breder moeten trekken en er ook voor moeten zorgen dat je je pensioengeld voor employability gebruikt?

De heer Dijkgraaf (SGP):
Het is even waar de fronten liggen. Bij de financiering van de scholing zie ik op dit moment geen dusdanige problemen ontstaan dat er een directe koppeling moet komen tussen pensioen en scholing. Het zou al mooi zijn als we op de fronten van zorg, met heel grote problemen, en woningen, met ook heel grote problemen, iets van uitwisseling van die domeinen kunnen krijgen. Maar helemaal uitsluiten doe ik het ook niet, want op zich zijn wij voor keuzevrijheid. Maar je moet het niet zo breed trekken dat je eigenlijk geen pensioenpot meer hebt, maar een soort spaarpot vanwaaruit je allerlei dingen gaat financieren. Voor ons staat namelijk voorop dat we moeten waarborgen dat mensen een goed pensioen opbouwen. Daar zul je toch een vorm van bescherming in moeten inbouwen, want we weten uit de literatuur dat er een heel aantal mensen is dat niet die rationele afweging maakt en denken: "hé, als ik aan deze pot geld kan komen, pik ik haar in", zonder zich te realiseren dat ze later een probleem krijgen

De heer Klaver (GroenLinks):
Met het laatste ben ik het volmondig eens. Maar koppel aan woning en zorg ook employability. We werken ongeveer een dag per jaar voor bijscholing, en dat zou veel meer moeten zijn willen we ervoor zorgen dat mensen een leven lang leren en mobiel zijn op de arbeidsmarkt. Ik hoop dat de heer Dijkgraaf bij de verdere uitwerking van de plannen ervoor open staat om naast wonen en zorg een derde component, namelijk onderwijs, toe te voegen.

De heer Dijkgraaf (SGP):
Dat is een interessante herhaling van de vraag. Ik kan een interessante herhaling van mijn eerste antwoord houden, maar ik denk dat de Voorzitter dat niet op prijs stelt. Ik leg geen blokkades, maar onze prioriteiten liggen anders.

Mevrouw Lodders (VVD):
Voorzitter. Gisteren is na een aantal weken van onderhandelen overeenstemming bereikt op het pensioendossier. Er ligt een breed gedragen pensioenakkoord, waarover mijn fractie zeer tevreden is. Naast het feit dat er inhoudelijk een mooi akkoord ligt, is het belangrijk, omdat met dit akkoord en de opbrengst van 2,7 miljard in 2017 verder gewerkt kan worden aan het op orde brengen van de overheidsfinanciën, waardoor Nederland financieel gezond wordt. Het akkoord zorgt voor vertrouwen, dat nodig is voor het uitbouwen van het voorzichtige economische herstel dat zich nu aftekent. Ik wil de collega's van D66, de ChristenUnie en de SGP dan ook danken voor de samenwerking en voor dit akkoord en de collega's van het CDA en GroenLinks voor hun constructieve inbreng.

Inhoudelijk ligt er een mooi akkoord. Mensen kunnen adequaat pensioen opbouwen. Een lang gekoesterde wens van de VVD is in vervulling gegaan door een voorziening voor zzp'ers mogelijk te maken, die deze groep helpt bij het opbouwen van een pensioen. Bovendien wordt een aantal premiewaarborgen geïntroduceerd, die daadwerkelijk zullen leiden tot een premiedaling en borging van generatie-effecten. Dat betekent dat het belang van jong en oud geborgd is.

De heer Madlener (PVV):
De VVD-woordvoerdster zegt blij te zijn met deze bezuiniging, maar die slaat wel neer bij hardwerkend Nederland. Het is namelijk juist de werkende die pensioen opbouwt en waar zij die 2,8 miljard vandaan trekt. Tegelijkertijd zie ik de uitgaven van de Europese Unie oplopen en dat komt mede doordat de ambtenaren in Brussel riante pensioenen hebben. Vindt mevrouw Lodders het niet heel vreemd dat de VVD de hardwerkende Nederlander pakt en tegelijkertijd de uitgaven voor de Europese Unie de komende jaren met een miljard laat oplopen?

Mevrouw Lodders (VVD):
Wij hebben het hier over het voorliggende pensioenakkoord. De VVD is blij dat dit breed gedragen akkoord er is, want hiermee werken we verder aan het vertrouwen. Dat is voor ons van cruciaal belang om te werken aan het overheidsvertrouwen, zodat de premie verlaagd wordt en meer loonruimte ontstaat. Het zijn belangrijke stappen vooruit. Daarnaast zijn er ook nog inhoudelijke punten, die ik deels al heb genoemd, maar waarover ik dadelijk nog verder kom te spreken, omdat zij voor ons heel erg belangrijk zijn.

De heer Madlener (PVV):
We hebben het over een pensioenakkoord waarmee 2,8 miljard aan bezuinigingen bij hardwerkend Nederland wordt neergelegd. De VVD haalt dat geld bij de mensen vandaan die nu hun pensioen opbouwen. Dat zijn jongere mensen en mensen met een middeninkomen. Daar wordt het geld nu vandaan gehaald. Tegelijkertijd vraag ik mevrouw Lodders waarom zij wel de uitgaven aan de Europese Unie laat oplopen. Die verhoging wordt mede veroorzaakt door stijgende pensioenuitgaven voor al die overbetaalde ambtenaren in Brussel. Politiek is keuzes maken en ik spreek mevrouw Lodder erop aan waarom de VVD voor Brussel kiest in plaats van voor hardwerkend Nederland.

Mevrouw Lodders (VVD):
De VVD maakt een heel nadrukkelijke keuze en dat is om te werken aan de overheidsfinanciën en aan herstel van vertrouwen. Ik constateer dat de PVV helemaal niets doet. Daarmee wordt de rekening bij toekomstige generaties gelegd. Daar past de VVD voor.

Met dit akkoord is de VVD blij dat mensen met een inkomen tot één ton fiscaal aantrekkelijk kunnen sparen voor hun pensioen. De inkomensgrens van €100.000, waarover al verschillende debatjes zijn gevoerd, is voor de VVD ook een belangrijk speerpunt geweest. Ik ben er bijzonder tevreden mee dat wij dit punt veilig hebben kunnen stellen. Ook boven de grens van één ton blijft de mogelijkheid om via een vrijwillige regeling aanvullend pensioen te sparen. Ook dit is belangrijk, omdat Nederland daarmee aantrekkelijk blijft voor goed opgeleide mensen in het bedrijfsleven.

Het is goed dat wij nu een onderhandelingsakkoord hebben. Laten wij dan ook voortvarend aan de slag gaan om de uitvoering ter hand te nemen. Kunnen de bewindslieden aangeven hoe het tijdpad eruit ziet?

De voorzitter:
U mag nog even blijven staan, want in ieder geval de heer Klein heeft een vraag.

De heer Klein (50PLUS):
Het is inderdaad een verschuiving van de lasten naar de toekomst, voor de volgende generaties. Die willen dat niet en dat is ook logisch, want zij hebben te weinig pensioen om die eventuele lasten te kunnen betalen. Ik heb echter een vraag over de dekking van dit verhaal. Begrijp ik het goed dat de VVD dus tegen lastenverlichting bij het bedrijfsleven is, doordat een aantal onderdelen wordt weggehaald en ter dekking hiervoor wordt gebruikt?

Mevrouw Lodders (VVD):
Nee, de VVD is niet tegen een lastenverlichting. Integendeel. De heer Klein weet dat heel goed. Waar de VVD op dit moment heel tevreden mee is, is dat er een breed gedragen pensioenakkoord ligt. We kunnen hiermee de volgende stap zetten en de uitvoering ter hand nemen. In dit akkoord zijn maatregelen opgenomen, waar ook werkgevers zeer tevreden mee zijn. Ik heb al gesproken over de grens van een ton. Dat is een belangrijk punt geweest. Ik ben er blij mee dat wij dat veilig hebben gesteld, maar ook dat er boven die ton fiscaal aantrekkelijk gespaard kan worden. De premiewaarborgen in het akkoord zorgen voor lagere premie en meer loonruimte. Die loonruimte komt natuurlijk deels ten goede aan de werkgevers. In het akkoord zit dus een aantal elementen waarmee de werkgevers tevreden kunnen zijn.

De heer Klein (50PLUS):
Dat kan zijn, maar het gaat over premie verhalen, zo dat al het geval kan zijn, gelet op wat uit dat onderzoek is gebleken. In de dekking staat simpelweg 260 miljoen minder belastingverlichting voor het bedrijfsleven. De VVD wil die lasten dus verzwaren. Dat is duidelijk.

Mevrouw Lodders (VVD):
Nee. Deze lastenverlichting is nog niet concreet ingevuld. Ik herhaal dat het voor de VVD belangrijk was dat er een pensioenakkoord kwam. In de brief hebt u ook kunnen lezen dat er op termijn een overdekking ontstaat die een-op-een terugvloeit in lastenverlichting.

De voorzitter:
Dank u wel voor uw bijdragen. Hiermee is er een einde gekomen aan de eerste termijn van de Kamer.

De vergadering wordt van 16.03 uur tot 16.09 uur geschorst.

De voorzitter:
Ik heropen de vergadering en geef het woord aan de minister van Financiën.


Termijn antwoord

Minister Dijsselbloem:
Voorzitter. Er zijn weinig vragen gesteld, dus ik denk dat de beantwoording kort kan. Gedurende de behandeling van de wetsvoorstellen in de Eerste Kamer heeft het kabinet gevraagd om het debat op te schorten, nadat het de inbreng van de Eerste Kamer had gehoord. Het kabinet heeft laten weten dat het op basis van de inbreng van de Eerste Kamer tot de conclusie is gekomen dat de wetsvoorstellen moesten worden aangepast om voldoende steun te krijgen in de Eerste Kamer. Daarbij is ook aangegeven dat het kabinet overleg zou voeren met de Tweede Kamer over de gewijzigde wetsvoorstellen, om vervolgens met wijzigingsvoorstellen naar de Eerste Kamer te komen. Dat is de normale gang van zaken. Als dit leidt tot een wijziging van de wet, heet dat een novelle. Over die novelle geeft de Raad van State advies. Uit oogpunt van zorgvuldigheid hebben we dat allemaal keurig aan de Eerste Kamer laten weten. De Eerste Kamer weet dus dat wij met wijzigingsvoorstellen aan de slag zijn gegaan en dat wij op enig moment zullen terugkomen met een aangepast voorstel. Ik denk dat dit proces zorgvuldig is verlopen.

Vervolgens hebben wij in een aantal sessies met diverse leden van de Tweede Kamer gesproken om de wijzigingsvoorstellen voor te bereiden. Tijdens deze gesprekken is de agenda verbreed. Er zijn namelijk elementen aan de orde gekomen en verder uitgewerkt die niet in de aanvankelijke wetsvoorstellen zaten. Zoals ook in de brief staat, is er veel aandacht besteed aan de premiewaarborgen. De vraag was hoe we kunnen zekerstellen dat de premieruimte wordt vertaald naar loonruimte zonder dat we in de bevoegdheid van de sociale partners treden.

Een ander thema betrof de pensioenen voor zzp'ers. In het Herfstakkoord was afgesproken dat het kabinet met voorstellen zou komen. Deze hebben we meteen hierin meegenomen.

Tot slot hebben we met elkaar gesproken over verdere implicaties voor het pensioenstelsel en over de vraag of het op korte termijn mogelijk is om pensioenpremies aan te wenden voor aflossing van de hypotheek, het zogenaamde RMU-voorstel.

De agenda is dus geleidelijk aan verbreed en heeft tot de voorstellen geleid die de Kamer in de brief aantrof. Wij hopen dat wij daarmee in belangrijke mate zijn tegemoetgekomen aan de wensen van onze gesprekspartners en daarmee brede steun zullen verwerven in de Tweede en Eerste Kamer.

Dit alles zal niet alleen leiden tot een novelle, maar ook tot een apart wetsvoorstel. Daarmee komen wij misschien ten dele tegemoet aan de vraag van de heer Omtzigt. Er komt een apart wetsvoorstel over de pensioenaspecten voor zzp'ers. Het aanvankelijke wetsvoorstel voor de excedentregeling zullen we schriftelijk intrekken. De novelle zullen wij zo snel mogelijk aan de ministerraad voorleggen. Vervolgens gaat ze naar de Raad van State en na het kerstreces komt ze zo snel mogelijk naar de Tweede Kamer, als de Raad van State zijn advies heeft afgescheiden.

De heer Omtzigt (CDA):
Dank voor de verheldering. Ik heb twee punten. Waar zit de nieuwe excedentregeling voor de 100.000-plus? Zit die in de novelle, in het Belastingplan of elders?

Minister Dijsselbloem:
Die zit in de novelle.

De heer Omtzigt (CDA):
En waar zitten de beleidsregels met de acht of negen premiewaarborgen? Worden die beleidsregels nog formeel voorgelegd aan de Kamer of is dit zulke lage regelgeving dat dit niet nodig is?

Minister Dijsselbloem:
Voor zover iets wetgeving vraagt, komt het in de novelle.

De heer Omtzigt (CDA):
Is het dan mogelijk, voor zover dat geen wetgeving vraagt, om in de novelle — die ik liever als wetsvoorstel had gezien — aan te geven op welke wijze en in welke besluiten dat vorm krijgt? Als wij er in de uitvoering nog iets van vinden, dan zouden we er nog iets van kunnen zeggen.

Minister Dijsselbloem:
De staatssecretaris van Sociale Zaken knikt. Wij zullen dus in de memorie van toelichting op alle elementen ingaan. Ook als iets op zichzelf geen wetgeving vraagt, zullen we aangeven hoe en waar dat geborgd wordt. De Kamer kan daar dan verder over spreken.

De heer Klaver heeft gevraagd naar de effecten van het akkoord op de werkgelegenheid. Het zit zo. Het CPB heeft al in oktober de structurele werkgelegenheidseffecten van alle maatregelen van het kabinet doorgerekend, inclusief de pensioenmaatregelen die toen aan de orde waren. Uit die doorrekening kwam een positief effect op lange termijn van 0,6%. De Kamer kan zich die discussie nog wel herinneren.

De vraag is natuurlijk of de wijzigingen in dit pensioenwijzigingspakket daar nu veel aan zullen wijzigen. Dit akkoord is op lange termijn immers gewoon lastenneutraal, tegenover hogere aftrekbare pensioenpremies van 675 miljoen in 2017, en 340 miljoen structureel. De invoering van de nettolijfrenteregeling kost 145 miljoen structureel. Daar tegenover staat de intrekking van het wetsvoorstel over de excendentregeling. Daarvoor was structureel 250 miljoen gereserveerd. Voor de btw op de pensioenfondsen was 110 miljoen gereserveerd. Per saldo is er een kleine lastenverzwaring voor werkgevers. Dat is structureel 110 miljoen.

Hoe komen we aan die 110 miljoen? De besparing van 339 miljoen op de mobibonus komt natuurlijk ook ten laste van de werkgevers, want het is een premiekorting voor werkgevers die oudere werknemers in dienst nemen. De 258 miljoen van de beperkte verlaging van de Awf-premie is een vermindering ten opzichte van het voornemen uit het Herfstakkoord. Dan resteert structureel 488 miljoen aan ruimte. Daarvan hebben wij gezegd dat die zal worden teruggesluisd naar het bedrijfsleven. Structureel is dat dus een beperkte lastenverzwaring voor werkgevers.

Alles bij elkaar is het een lastenneutraal beeld. Ik verwacht dus geen werkgelegenheidseffecten. Ze zullen er ongetwijfeld licht zijn, maar er is geen aanleiding om met dit beeld het CPB te vragen om weer een heel grote berekening op te tuigen. Dat is daarop mijn antwoord.

Wat is er dan nog over aan lastenverlichting voor het bedrijfsleven? De staatssecretaris zal daar misschien ook nog op ingaan. Er blijft in 2015 nog steeds een forse lastenverlichting staan van 726 miljoen en 375 miljoen structureel. Dat is een optelling van wat er al in de Miljoenennota en het Begrotingsakkoord zat, plus een correctie bij de aanpassing van de pensioendeal. Er blijft dus nog steeds sprake van een forse lastenverlichting van 726 miljoen voor 2015.

Voorzitter, het zal u verbazen, maar ik ben dan al door de thema's heen die zich op mijn terrein bevinden.

Staatssecretaris Weekers:
Voorzitter. Ook ik dank de leden voor hun inbreng. Collega Dijsselbloem is al op het proces ingegaan. Dat zal ik dus niet herhalen. Het debat is stilgelegd in de Eerste Kamer. Daar zijn uiteindelijk de zorgen aan ons overgebracht over de vraag of nog wel een adequaat pensioen kon worden opgebouwd, zeker in het licht van de versnipperde arbeidsmarkt en gebroken loopbanen. Het nieuwe opbouwpercentage van 1,875 waarbij pensioen fiscaalvriendelijk kan worden opgebouwd, komt aan deze zorg tegemoet. Daarmee kan tegelijkertijd ook een andere zorg opgelost worden die zowel in dit huis als in de Eerste Kamer leefde. Dat is namelijk de complexiteit van de excedentregelingen. Dat betekent dat we met het pensioenakkoord zoals dat gesloten is ook het wetsvoorstel over de excedentregelingen kunnen intrekken.

De minister is zojuist al ingegaan op het tijdpad. Daar hoef ik dus verder niets meer over te zeggen. De heer Omtzigt heeft nog een vraag gesteld over het nettopensioensparen, dat nog wel mogelijk is. Het is inderdaad zo dat we die faciliteit nu niet kennen. In plaats van acht excedentregelingen komt er één eenvoudige box 3-vrijstelling voor hetgeen extra aan pensioen wordt opgebouwd. Per saldo is het dus simpel en goed uitvoerbaar.

De heer Ulenbelt, de heer Madlener en de heer Klein hebben gevraagd of de premieverlaging wordt teruggegeven aan de werknemers. Het is in elk geval van belang om te constateren dat wij ervan overtuigd zijn dat door de premiewaarborgen echt waarborgen worden ingebouwd, zodat die premieverlaging daadwerkelijk gaat plaatsvinden. Collega Klijnsma zal daarop zo meteen ingaan. Het is uiteraard primair de verantwoordelijkheid van de fondsen, maar de premiewaarborgen zorgen ervoor dat de premies niet zomaar hooggehouden kunnen worden. Dat is belangrijk.

De heer Ulenbelt vroeg met name hoe wordt gegarandeerd dat werkgevers de vrijval van het werkgeversdeel van de premies teruggeven in de vorm van loon. De pensioenpremies worden doorgaans voor een derde door werknemers betaald en voor twee derde door werkgevers. Het premiedeel dat door werknemers wordt betaald, vertaalt zich natuurlijk direct in een hoger loon. Voor het werkgeversdeel is het uitgangspunt van het Centraal Planbureau dat ook dit volledig, zij het geleidelijk, wordt omgezet in een hoger loon. Het Centraal Planbureau gaat ervan uit dat dit in drie jaar gebeurt.

Ik wens te benadrukken dat daarachter de volgende economische logica zit. De totale loonruimte — dat zijn de lonen en de werkgeverspremies — is gebaseerd op iemands productiviteit. Die blijft natuurlijk ongewijzigd. Als de pensioenpremies omlaaggaan, is er dus ruimte voor loonstijgingen. Op termijn wordt daarom de hele verlaging van de werkgeverspremie omgezet in hoger brutoloon. Zoals gezegd heeft het CPB verondersteld dat dit binnen drie jaar gebeurt. Het is natuurlijk begrijpelijk dat je vanuit de mond van werkgevers hoort dat zij niet van plan zijn om alle premievrijval direct aan werknemers te geven, maar dat betreft de onderhandelingsinzet van werkgevers. Mijn ervaring is dat met name de vakbonden uitermate goede onderhandelaars zijn. Zij zullen er niet mee akkoord gaan als de werkgevers het grootste deel in eigen zak steken. Dat moet toch ook de ervaring zijn van de heer Ulenbelt.

De heer Ulenbelt (SP):
Nu gooit de staatssecretaris wel een heel grote bom in de polder. Het kabinetsbeleid gaat ervan uit dat het in de lonen terechtkomt. Dat is goed voor de economie, de koopkracht en dat soort dingen. Tegelijkertijd houdt de staatssecretaris nu een slag om de arm en zegt hij dat dit een uitkomst zal zijn van de onderhandelingstafel. Neem nu de bouw waar werkgevers heel moeilijk zitten. Zij geven dat geld toch niet meteen zomaar aan de werknemers? Mijn verzoek aan de staatssecretaris is of hij, als al die wetten hier komen, daarin een bepaling wil opnemen dat er loonruimte is en dat die bij de werknemers terecht hoort te komen.

Staatssecretaris Weekers:
Nee, dat zal ik niet in de wet opnemen. Dan zou de overheid zich mengen in de verhouding tussen werkgever en werknemer. Dat gaat zij niet doen. Ik zeg de heer Ulenbelt dat het natuurlijk denkbaar is dat de druk in specifieke sectoren zo groot is dat na onderhandelingen tussen werkgevers en vakbonden een lagere loonruimte wordt afgesproken, bijvoorbeeld met als doel behoud van werkgelegenheid. Dat is aan de partijen die om de onderhandelingstafel zitten. Als dat zo is, wordt langs de weg van meer werkgelegenheid eveneens een hogere loonsom bereikt.

De heer Ulenbelt (SP):
Nu breekt helemaal mijn klomp. Pensioenen moeten worden gebruikt voor zorg, de hypotheek, de Nederlandse infrastructuur en voor employability, dat woord hebben wij ook nog gehoord van GroenLinks. En nu moet de pensioenpot ook nog gebruikt worden voor het redden van de werkgelegenheid? Daar spaar je toch niet voor? Je spaart toch voor pensioenen voor later?

Staatssecretaris Weekers:
Ik heb in antwoord op de vragen van de heer Ulenbelt aangegeven wat er kan gebeuren na goed overleg tussen werkgever en werknemers. Uiteindelijk gaan zij over de invulling van de loonruimte. Het kabinet verwacht in ieder geval dat premieverlaging uiteindelijk aan de werknemers wordt doorgegeven.

De heer Omtzigt (CDA):
Ik dank de staatssecretaris in ieder geval voor de helderheid: doordat artikel 117 van de Pensioenwet nu wordt aangepast, leidt dit plan pas op termijn tot een hoger nettoloon, dus niet onmiddellijk. Ik denk dat de regering dit onderschat, want zeker wanneer er nog een te hoge werkloosheid is — die is er, ondanks alle inspanningen die geleverd worden — zal dit niet makkelijk teruggaan naar de werknemer. Ik had echter nog een andere vraag: wat wordt in de nieuwe wetsvoorstellen het premiepercentage voor de eindloonregelingen?

Staatssecretaris Weekers:
Dat bespreken we uitvoerig tijdens de behandeling van het wetsvoorstel.

De heer Omtzigt (CDA):
Er zijn middelloon- en eindloonregelingen. Er staan twee percentages in de wet. In de brief staat één percentage, namelijk 1,875% als maximum voor de middelloonregeling. Ik neem aan dat er ook een maximum is afgesproken voor de eindloonregelingen die nog bestaan.

Staatssecretaris Weekers:
Dat heb ik niet paraat. Daar komen we dus later op terug.

Een ander punt van de heer Omtzigt was dat de zaak gefaseerd zal worden teruggegeven. Daar is ook in het oorspronkelijke wetsvoorstel van uitgegaan en dat staat ook in de doorrekening door het Centraal Planbureau. Het zal naar verwachting in drie jaar gebeuren. Het werknemersdeel komt in ieder geval onmiddellijk beschikbaar.

De heer Ulenbelt vroeg naar het vervallen van de btw-koepelvrijstelling. Het afgelopen jaar is gebleken dat een aantal aanbieders van pensioenuitvoeringen die geen deel kunnen uitmaken van een koepel, zich in een nadelige concurrentiepositie bevinden. Er is geen sprake van een level playing field. Op basis van de Europese btw-richtlijn is Nederland dan verplicht om de koepelvrijstelling voor dergelijke diensten te beperken. Afschaffing van de btw-koepelvrijstelling voor pensioenuitvoering kan ook leiden tot kostenefficiency, juist ook vanwege een gelijk speelveld. Het is denkbaar dat kosten stijgen die doorwerken in de hoogte van de premie, maar dat zullen we uiteindelijk moeten zien. Met de maatregelen die worden genomen en waarmee ook transparantie wordt afgedwongen, zal straks zichtbaar zijn hoe pensioenuitvoerders hier uiteindelijk mee omgaan. Ik denk dat er met die transparantie ook druk wordt gezet om de kostenefficiency te verbeteren.

De heer Klein van 50PLUS heeft gevraagd hoe je met een jaarlijkse opbouw van 1,875% van het middelloon na 40 jaar een pensioen kunt bereiken van 75%. In het oorspronkelijke wetsvoorstel kon een werknemer in 40 jaar 40 keer 1,75%, dus 70% van het gemiddelde loon opbouwen. Op basis van het thans gesloten akkoord kan een werknemer op basis van dezelfde 40 jaar 40 maal 1,875%, dus 75% van het gemiddelde loon opbouwen. Daar is geen actuarieel rekenwerk voor nodig.

Als de pensioenleeftijd hoger wordt en de opgebouwde pensioenrechten dienovereenkomstig worden uitgesteld, zal wel een actuariële verhoging plaatsvinden. Het pensioenresultaat wordt dan hoger dan de genoemde 75%. Hoe hoog het pensioen wordt, is uiteraard afhankelijk van de individuele omstandigheden, bijvoorbeeld van de vraag of mensen 40 jaar hebben gewerkt. Mensen hebben overigens, als zij dat willen, langer de tijd om pensioen op te bouwen, want zij kunnen al vanaf hun eenentwintigste deelnemen. Als het pensioenfonds de zaak openstelt, kunnen mensen zelfs nog eerder beginnen.

De heer Klein (50PLUS):
Was het leven maar zo makkelijk als de staatssecretaris het voorstelt, want dat was gewoon een rekensommetje: 40 keer 1,75% of 40 keer 1,875%. Dan kom je uiteraard aan dat percentage. Het aardige in de discussie over de eerste voorstellen, met 1,75%, is dat daarbij actuarieel is aangegeven dat de 70% van het middelloon helemaal niet bereikt wordt en dat je ongeveer op 50% uitkomt. Dat verhaal is helemaal uitgewerkt. Die berekeningen liggen er nog steeds. De actuariële berekeningen die er toen lagen, gaven aan dat niet 70% van het middelloon zou worden bereikt, maar 50% tot 60% van het middelloon. Hoe kan de staatssecretaris dan waarmaken dat het nu wel tot 75% zou kunnen komen?

Staatssecretaris Weekers:
Ik ben verantwoordelijk voor de fiscale kaders waarbinnen pensioen kan worden opgebouwd. De heer Klein kan mij bezwaarlijk vragen om mensen te verplichten 40 jaar te gaan werken en 40 jaar pensioen op te bouwen. Dat is uiteindelijk aan mensen zelf. De berekeningen die de heer Klein noemt, ken ik natuurlijk. Daarover hebben we al hele debatten gevoerd, vlak voor het zomerreces hier en daarna nog in de Eerste Kamer. Feit is dat met de voorstellen die thans zijn afgesproken in het pensioenakkoord, in elk geval een hoger pensioen kan worden opgebouwd. Er werd eerst van uitgegaan dat je in 40 jaar 70% van het gemiddelde loon kunt opbouwen. Nu kun je in 40 jaar 75% opbouwen. Als mensen langer werken, kunnen ze meer opbouwen. Als mensen korter werken, dan zullen ze minder opbouwen. Zo simpel is het.

De heer Klein (50PLUS):
Was het maar zo simpel, want dan was het heel eenvoudig. Garanties kun je niet geven in dit verhaal, omdat er allerlei variabelen zijn, zoals de hoogte van het loon, de opbouw, het aantal uren dat men werkt, of iemand wel of niet werkt. Dat zijn allemaal aspecten die worden meegenomen in een actuariële berekening. Dan is er een actuariële onderbouwing waarom een goed pensioen, een resultaat van 75% van het middelloon uiteindelijk realistisch is. Dan lijkt het mij logischer, maar die stukken zitten niet bij de brief, dat wordt onderbouwd hoe die 75% inderdaad reëel gehaald kan worden. Dan hebben we het nog maar over 75% van het middelloon, en dat is ook niet veel.

Staatssecretaris Weekers:
Er zijn afspraken gemaakt die zijn neergelegd in de brief. Vervolgens worden deze vertaald in wetgeving. De minister heeft zojuist gezegd dat er een novelle komt. Als de Raad van State met spoed adviseert, komt deze in januari naar de Kamer. Een novelle is een gewoon wetsvoorstel, dat een normale behandeling kan krijgen in de Kamer. De Kamer kan daarin alle vragen kwijt. Ik kan mij voorstellen dat de heer Klein deze vragen stelt bij die vragenronde. Dan zal de regering de antwoorden verschaffen die zij kan geven.

Voorzitter. Dan kom ik bij de laatste vraag die aan mij gesteld is door mevrouw Vermeij. Dat is de vraag of de regering in overleg zal treden met de pensioenuitvoerders over de implementatie per 1 januari 2015. Dat zullen we doen naar aanleiding van het pensioenakkoord. Het is voor pensioenuitvoerders nu duidelijk wat de afspraken zijn bij het pensioenakkoord. Het is duidelijk dat er niet alleen een meerderheid voor is in de Tweede Kamer, maar gezien de partijen die dit steunen, ook in de Eerste Kamer, dus zij kunnen vanaf vandaag al beginnen met de voorbereidingen. Uiteraard zullen we, zoals ook bij de wet over de verhoging van de AOW en de pensioenrichtleeftijd is gebeurd, pensioenuitvoerders zo veel mogelijk tegemoetkomen om de implementatie van de maatregelen te vergemakkelijken. Daarbij geldt voor het kabinet wel als randvoorwaarde dat de kaders van het gesloten akkoord in acht genomen moeten worden. Dat betekent ook dat wij niet gaan schuiven met de invoeringsdatum: 1 januari 2015.

De voorzitter:
Dan geef ik het woord aan de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, maar niet dan nadat ik voor de Handelingen de opmerking heb gemaakt dat daar waar de staatssecretaris van Financiën verwees naar collega Dijsselbloem hij doelde op de minister van Financiën. Toen hij sprak over collega Klijnsma verwees hij naar de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Ik geef het woord aan de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Staatssecretaris Klijnsma:
Voorzitter. Inmiddels hebben wij de percentages waar de heer Omtzigt om vroeg. Voor het middelloon is het 1.875 en voor het eindloon 1.657. Mij resteren nog een paar vragen. Overigens dank aan de leden van de Kamer.

De heren Klaver en Madlener hebben gevraagd wat er gebeurt als het fonds te weinig geld in kas heeft om de toekomstige verplichtingen na te kunnen komen. Welke maatregelen worden dan genomen? Gaan de premies dan onmiddellijk enorm omhoog? Fondsen moeten wel de belangen van de deelnemers evenwichtig behartigen. Dat betekent dus ook dat van de werkende niet voortdurend kan worden gevraagd om premie te blijven bijstorten opdat het fonds uit de problemen komt of kan worden gevraagd om de kortingen die eenmaal zijn gedaan, terug te betalen. Per fonds zal altijd moeten worden bekeken of de gekozen mix past binnen de evenwichtige belangenafweging. Je kunt de premies verhogen, je kunt de inflatie niet corrigeren en je kunt korten: dat zijn de drie knoppen waaraan je kunt draaien. Dat zal dus per fonds worden bekeken. Of kortingen ongedaan kunnen worden gemaakt, hangt af van het pensioenreglement van het fonds in kwestie. Dat is dus per fonds verschillend.

De tweede vraag werd gesteld door de heer Klein. Hij vroeg hoe het nu precies zit met de premiewaarborgen.

De voorzitter:
Mijnheer Klaver, over het vorige punt.

De heer Klaver (GroenLinks):
Mijn vraag werd enigszins samengevoegd met die van de heer Madlener. De vraag die ik stelde, ging over de premiewaarborgen. In hoeverre gaan die echt leiden tot premiedalingen? Het is ook mogelijk dat de premies moeten stijgen, namelijk als een fonds te maken heeft met onderdekking. Als ik het antwoord van de staatssecretaris goed begrijp, zegt zij dat dit het geval is en dat dit zeker geen garantie is dat de premies zullen dalen.

Staatssecretaris Klijnsma:
Ik trachtte twee vragen in één keer te beantwoorden, maar ik zal ze nu even uit elkaar rafelen. Ik sprak net over de onderdekking van een fonds. Iedere keer dat een fonds in onderdekking terechtkomt, kun je aan drie knoppen draaien. Je kunt kijken naar de hoogte van de premie, je kunt kijken naar een afwaardering en je kunt kijken naar de inflatiecorrectie. Die drie knoppen zijn er. Iedere keer opnieuw wordt gekeken naar de belangen van de deelnemers. Die belangen moeten heel evenwichtig worden bekeken. De "lol", zo zou ik bijna willen zeggen, het voordeel, van de negen extra waarborgen is nou juist dat zij ervoor zorgen dat de evenwichtige belangenbehartiging ontzettend belangrijk is. De Nederlandsche Bank let daar natuurlijk bij uitstek op.

Dragen die waarborgen nu ook echt de garantie in zich? Die vraag is ook door de heer Klein gesteld. Zover gaat het natuurlijk niet, want de Nederlandsche Bank kan niet afdwingen dat de gewenste premieverlaging wordt gehaald. Dat is overigens ook niet de bedoeling, want daarmee zou de verantwoordelijkheidsverdeling die wij hier kennen — de overheid gaat over de eerste pijler, de pensioenen, de sociale partners gaan binnen bepaalde wettelijke kaders over de tweede pijler — worden doorbroken. Wij hebben natuurlijk ook de prudentieregels, die de overheid in de Pensioenwet stelt. Zowel het kabinet als de Nederlandsche Bank heeft er echt vertrouwen in dat die negen extra waarborgen de daling van de premies ondersteunen. De Nederlandsche Bank kan immers bij de negen waarborgen het volle sanctie-instrumentarium uit de Pensioenwet en de Wet verplichte beroepspensioenregeling inzetten. Dat houdt bijvoorbeeld in dat de Nederlandsche Bank een normoverdragend gesprek met het pensioenfonds kan voeren, een waarschuwingsbrief kan sturen, een aanwijzing tot aanpassing van het premiebeleid kan geven of uiteindelijk een last, een dwangsom of een bestuurlijke boete kan opleggen. De bestuurlijke boete wordt omhoog gezet naar 1 miljoen. Dat helpt enorm als stok achter de deur.

De laatste vraag kwam van mevrouw Vermeij. Zij vraagt of de Nederlandsche Bank volgend jaar al kan oefenen met de generatie-evenwichtstoets. Dat zou zij een goed plan vinden. De Nederlandsche Bank heeft mij bericht dat hij graag in de tweede helft van 2014 een sectorbreed onderzoek wil uitvoeren naar het evenwicht tussen de generaties bij de vaststelling van de premie voor 2015. Dat is behoorlijk voortvarend.

De heer Ulenbelt (SP):
Als pensioenfondsen besluiten om de franchise te verlagen en de vrijgevallen premie daarvoor te gebruiken, kan de Nederlandsche Bank daar toch niets aan doen?

Staatssecretaris Klijnsma:
Dan zal de bank altijd bekijken hoe het precies zit met de belangenbehartiging. Dat is dus iets tussen het fonds in kwestie en de bank. De bank kijkt namelijk naar het geheel. De bank kijkt naar alle knoppen die het pensioenfondsbestuur beroert. Dat pensioenfondsbestuur staat natuurlijk, veel meer dan vroeger, onder controle van de pensioengerechtigden en degenen die de premies opbrengen.

De heer Ulenbelt (SP):
Als ze op een eerlijke manier de franchise verlagen en de totale premievrijval daarvoor kunnen gebruiken, is mijn conclusie dat de hele droom van het kabinet dat een en ander in de loonstijgingen gaat zitten en 3 miljard aan belastingen zal opleveren, gewoon verdwijnt.

Staatssecretaris Klijnsma:
Ik weet niet wie dit precies zei in het interruptiedebatje met de heer Ulenbelt, maar ik moet ook zeggen dat de heer Ulenbelt bijzonder weinig vertrouwen heeft in de sociale partners. Ik weet uit mijn verleden dat de sociale partners bij de onderhandelingen aan de cao-tafel bij uitstek zoeken naar een manier om loonruimte te genereren. Werkgevers zoeken naar een manier om de lonen zo laag mogelijk te houden. Dat heeft natuurlijk alles te maken met de hoogte van de pensioenpremie. Werknemers zoeken altijd naar een manier om medewerkers, werknemers, extra middelen te doen toekomen. Dat kan natuurlijk ook als de pensioenpremie zo laag mogelijk blijft. Heb dus wat meer vertrouwen in de sociale partners.

De voorzitter:
In antwoord op uw vraag: mevrouw Vermeij maakte die opmerking.

De heer Klein (50PLUS):
Ik begrijp dat de staatssecretaris bijna aan het einde is van haar beantwoording. Ik heb namelijk een vraag gesteld die eigenlijk gericht was aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, maar die is er niet. Daarom stel ik hem maar aan de staatssecretaris van Sociale Zaken Werkgelegenheid. Twee of drie weken geleden, bij de begrotingsbehandeling van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, hebben we het uitgebreid gehad over de werkgelegenheidspositie van 50-plussers in de arbeidsmarkt. De minister heeft, heel verstandig, gezegd dat hij die kwestie heel goed zal aanpakken en dat er plannen voor zijn. Een heel belangrijk instrument daarbij is de mobiliteitsbonus. Er was geen sprake van dat die mobiliteitsbonus vanaf 50 jaar veranderd zou worden, omdat die €7.000 een heel goed instrument is om werkgevers te stimuleren om 50-plussers aan de slag te helpen. Wat vindt de staatssecretaris ervan, vanuit die visie, dat er nu in dit plan wordt gezegd dat die bonus niet zo heel erg belangrijk is en dat die verschoven wordt naar 56 jaar?

Staatssecretaris Klijnsma:
Als we "ach, eigenlijk is die niet zo belangrijk" hadden gezegd, hadden we de hele mobiliteitsbonus opgeheven, maar dat zeggen we geenszins. We zeggen twee dingen. Voor de mensen die de mobiliteitsbonus nu gebruiken, blijft de bonus gewoon in stand. Daarnaast blijft de mobiliteitsbonus voor 56-plussers recht overeind. We zien namelijk, gelukkig, dat mensen steeds langer blijven werken, vooral in de afgelopen jaren. Ik vind het heel goed dat de oudere Nederlander — voor mij is dat de 56-plusser — van de mobiliteitsbonus gebruik kan blijven maken. Ik denk dat werkgevers daar ook bijzonder blij mee zijn.

De heer Klein (50PLUS):
Ik begrijp dat de grens verschoven kan worden, omdat we ouder worden en langer blijven werken. In feite zegt de staatssecretaris dat je niet 50-plus moet zijn, maar dat je 56-plus moet worden, terwijl uit alle onderzoeken blijkt dat ook 50-plussers, 51-plussers, 52-plussers, 53-plussers enzovoorts een slechte arbeidsmarktpositie hebben. Voor hen was de mobiliteitsbonus altijd een steuntje. Dit kwam ook naar voren in de discussie tijdens de begrotingsbehandeling van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Dus het is jammer dat er op deze manier wordt geredeneerd. Maar goed, de staatssecretaris zoekt ook een oplossing.

Staatssecretaris Klijnsma:
Ik ben er heel ruiterlijk in dat ik ook zoek naar een oplossing. Maar ik vind het een heel goed te verdedigen oplossing omdat de gemiddelde Nederlander gelukkig echt een stuk ouder wordt dan vroeger en gelukkig ook een stuk minder snel uittreedt uit het arbeidsproces. Die discussie hebben wij al vaker gevoerd Dientengevolge is de ruggensteun om in dat arbeidsproces echt weer te kunnen gaan meedoen als hij werkloos is geworden ook voor de oudere Nederlander essentieel. Hoe ouder je wordt, hoe moeilijker het is om inderdaad weer terug te keren op de arbeidsmarkt. Dat zien we ook in onderzoeken. Nogmaals, ik vind deze mobiliteitsbonus voor de 56-plusser echt een groot goed.

De voorzitter:
Daarmee is een einde gekomen aan de eerste termijn van de zijde van de regering. We gaan gelijk door naar de tweede termijn. Ik neem aan dat daar behoefte aan is. Ik zie de heer Klaver opstaan en geef hem het woord voor zijn tweede termijn.


Termijn inbreng

De heer Klaver (GroenLinks):
Voorzitter. Het is goed dat wij elkaar nog voor het kerstreces hebben kunnen spreken over dit pensioenakkoord. Het laatste woord is er nog niet over gezegd. Er komt nog wetgeving naar de Kamer. Wij zullen dan nog uitgebreid stilstaan, bijvoorbeeld bij het opbouwpercentage en bij de vraag of dit nu echt toereikend is, ook voor de jongere generaties.

Er werd hier aan de interruptiemicrofoon en achter het katheder al wat gerekend. De vraag is hoe accuraat die berekeningen nu precies waren, maar ik hoop dat wij die straks nog wat uitgebreider met elkaar kunnen wisselen bij de behandeling van de novelle.

Een ding weet ik wel. Ik ben blij dat het percentage in ieder geval een stukje omhoog gaat, maar ik maak mij wel zorgen over de manier waarop dat wordt gedekt. Ik vind het dan ook jammer dat er niet is gekozen voor verdere aftopping. Ik vind het ook teleurstellend dat als ik mijn collega Roos Vermeij van de PvdA bevraag op het punt van die aftopping zij eigenlijk zegt dat voor de PvdA-fractie aftopping op €100.000 wel voldoende was en dat men daarin niet verder hoeft te gaan. En dat terwijl wij er op die manier voor hadden kunnen zorgen dat juist de hogere inkomens de kosten zouden betalen van deze verhoging van het opbouwpercentage. Ik vind het jammer dat het nu ten koste moet gaan van de mobiliteitsbonus en van de premieverlagingen die wij voor werkgevers in het verschiet hadden. Dat vind ik jammer.

Wij zullen natuurlijk met voorstellen komen om dat nog te verbeteren en ik kijk uit naar het vervolgdebat over dit onderwerp.

De heer Madlener (PVV):
Voorzitter. De grootste bezuiniging van dit rampenkabinet is binnengeharkt, en dat over de ruggen van mensen die nu pensioen aan het opbouwen zijn. Dat zijn de jongeren; dat zijn de hardwerkende Nederlanders die elke dag naar hun werk gaan en hopen op een goed pensioen. Het is duidelijk dat dat pensioen keihard wordt aangetast. Ons goede pensioenstelsel — Nederland had het beste pensioenstelsel ter wereld — wordt hier afgebroken. Daar kunnen wij natuurlijk als PVV nooit mee akkoord gaan. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat het pensioenakkoord een onacceptabele afbraak van het Nederlandse pensioenstelsel betekent;

verzoekt de regering, dit pensioenakkoord naar de prullenbak te verwijzen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Madlener. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 189 (32043).

De heer Ulenbelt (SP):
Voorzitter. De verlaging van de pensioenopbouw is nadelig voor alle mensen die nu werken. Hoe jonger je bent, hoe nadeliger het is. Dat is rampzalig.

Wat mij vooral heeft verbaasd is dat D66, de partij die zegt het op te nemen voor de jongeren, hier nu gewoon bezig is om ze hun pensioen af te nemen. Er zal minder in de pensioenpot komen als dit allemaal doorgaat, maar waar ik echt van schrik, is dat allerlei partijen ook nog zeggen dat het pensioen gebruikt moet worden voor hypotheken of zorg. GroenLinks komt vandaag met scholing. Er moet pensioengeld in de infrastructuur worden gestoken. De staatssecretaris voegt er nog aan toe: straks, bij de cao-onderhandelingen, kan ook pensioengeld verdwijnen voor het behoud van werkgelegenheid. Dan ben je die pensioenpot helemaal kwijt! Misschien is dat wel de bedoeling. Het gevolg zal in ieder geval zijn dat wij teruggaan naar de tijd van voor Drees: "oud" en "arm" zullen weer synoniem zijn.

Dit is potverteren voor gevorderden. Er zijn tegenslagen in de begroting en dan leg je je hand op structuurgeld, dat niet eens van jou is — het geld is van werkgevers en werknemers — om dat gat in de begroting te dichten. De gretigheid waarmee veel politici naar de pensioenpotten kijken, is uiterst verontrustend. Wij zullen er nog heel uitvoerige debatten over voeren, maar ik heb al een beetje in de gaten dat, als ze allemaal de franchise verhogen, wat tot een beter pensioen leidt, het hele plan van het kabinet in duigen valt. Ik hoor een correctie vanuit de zaal. Ik bedoel inderdaad: als ze allemaal de franchise verlagen, worden de pensioenen hoger. Ik dank de heer Van Weyenberg voor deze correctie; soms is hij mij ook weleens behulpzaam. Dan kan het kabinet zich niet rijk rekenen en valt het hele plan in duigen. Dat zou mij heel wat waard zijn.

De voorzitter:
De leden Van Weyenberg en Schouten hebben aangegeven geen behoefte te hebben aan een tweede termijn. Het woord is aan de heer Klein.

De heer Klein (50PLUS):
Voorzitter. Toen ik ongeveer een jaar geleden in de Kamer kwam, had ik geleerd: als je pensioenpremie betaalt, betaal je premie voor je pensioen. Het wordt nu steeds duidelijker dat je eigenlijk voor iets heel anders gaat betalen. Het wordt grabbelen, je hypotheek aflossen, scholingskosten betalen, zorgkosten betalen. Kortom: je kunt dat spaargeld ook voor allerlei andere dingen gebruiken. Het gevolg is — dat staat ook in de brief — dat je pensioen lager wordt, want je draagt minder af aan je pensioenfonds. Dit leidt tot een lager pensioen, terwijl wij juist met elkaar hebben afgesproken dat wij een collectief, solidair systeem willen, waarin men niet aan de waan van de dag hoeft te denken, maar goed aan de oude dag kan denken.

Ik had gevraagd naar de premie voor het opbouwen van een pensioen van 75% van het middelloon. Volgens de staatssecretaris kunnen wij wachten op de schriftelijke antwoorden op onze vragen, maar wij kunnen de bewindslieden ook alvast helpen door hen voorwerk te laten verrichten. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering de fiscale aftrekbaarheid van de pensioenpremies wenst te beperken door de opbouwpercentages te verlagen tot 1,875;

constaterende dat de regering er daarbij van uitgaat dat het, ondanks deze verlaging, mogelijk is om na 40 jaar werken een pensioen op te bouwen van 75% van het middelloon;

verzoekt de regering, een actuariële berekening te maken van het verschil tussen het oude plan (inclusief excedentregeling) en het nieuwe plan,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Klein en Omtzigt. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 190 (32043).

De heer Klein (50PLUS):
Ik rond af met drie korte opmerkingen. Ten eerste: het is mooi dat de mobiliteitsbonus voor 56-plussers blijft bestaan, maar het was veel mooier geweest als die bonus ook voor 50-plussers en 55-plussers was blijven bestaan. Voor hen was die bonus in het leven geroepen. Het is jammer dat zij de rekening gepresenteerd krijgen.

Ten tweede: het is jammer dat er nog een lastenverzwaring voor bedrijven komt, maar dat is nu eenmaal de keuze van dit kabinet.

Ten derde: de premie zou teruggegeven worden. Dat is slechts een verwachting, een fata morgana. Er zou premieverlaging zijn, maar als je de realiteit straks onder ogen ziet, is er helemaal niets.

De heer Omtzigt (CDA):
Voorzitter. Ik dank de bewindslieden voor de heldere antwoorden. Dit lijkt soms meer op zo'n debat waarin iedereen nog een keer een statement maakt. Wij wachten dus ook rustig de wetsvoorstellen af. We kunnen die dan samen behandelen met het nieuwe financieel toetsingskader. Ik kijk hierbij even de staatssecretaris van Sociale Zaken aan. Dat is toch nog een winstpunt: dat de samenhang tussen deze voorstellen dan tot volle wasdom komt. We hopen dan ook enig idee te hebben van het verloop van de discussie over de toekomst van het stelsel, want we hebben natuurlijk de zaken een klein beetje omgedraaid.

Ik heb nog geen antwoord gehad op de vraag of de excedentregeling nu een opt-in- of een opt-outvariant wordt. Wordt het het pensioenfonds of de verzekeraar die de regeling gaat uitvoeren? Of laten we dat nog even afhangen van het debat dat nog plaatsvindt?

Ik wil ten slotte vragen om bij het wetsvoorstel dan ook even te kijken hoeveel VUT- en prepensioenreserves er op dit moment nog zijn. Daarover ontvang ik graag informatie. Misschien kan die informatie tegen die tijd worden gegeven. Als we het hebben over geblokkeerde saldi, dan hebben we het daarover.

Het is helder. Er ligt hier een pensioenakkoord dat voorziet in het korten van de maximumpremieopbouw met 13%, zowel bij middelloon- als bij eindloonregelingen. Dat is een forse korting. Ik heb nog maar zelden zulke korte debatten gezien over zulke ingrijpende hervormingen. Maar dat uitgebreide debat zullen wij dan in februari voeren.

Ik heb overigens tot nu toe van geen van de bewindspersonen enige weerlegging gehoord van de berekeningen die ik hier zojuist gemaakt heb. Daarmee ga ik ervan uit dat ze kloppen. Voorzitter. Misschien kunt u hier volgende keer een mooi whiteboard regelen. Dan zal ik ervoor zorgen dat ik het ook netjes met een presentatie toelicht.

De heer Klein (50PLUS):
Ik heb een vraag over de motie die de heer Omtzigt en ik gezamenlijk hebben ingediend. Ik heb net voorgelezen "exclusief excedentregeling". Begrijp ik goed dat dit eigenlijk "inclusief excedentregeling" zou moeten zijn?

De heer Omtzigt (CDA):
Ja, het zou helderder zijn als die vergelijking inclusief de excedentregeling zou zijn.

De heer Klein (50PLUS):
Dan is de tekst die staat in de motie die is rondgedeeld, toch correct.

De heer Omtzigt (CDA):
Maar niet de uitgesproken tekst! Het moet dus de tekst in de rondgestuurde motie zijn.

De heer Van Weyenberg (D66):
De heer Omtzigt zegt net dat we het hier nu in een soort vluggertje over de miljarden van de pensioenen hebben. Ik hecht er wel aan dat hij even bevestigt dat we in de Tweede Kamer vele uren over het oorspronkelijke wetsvoorstel hebben gesproken, dat het inmiddels tot een hogere opbouw leidt en dat we er vast ook nog vele uren over gaan spreken als de novelle onze kant op komt. Ik wil niet dat mensen die dit debat volgen, de indruk krijgen dat er op een lichtzinnige wijze met dit onderwerp wordt omgegaan.

De heer Omtzigt (CDA):
Daarom was ik ook de enige die gisteren bij de regeling van werkzaamheden zei dat ik prima op het debat kon wachten. Ik vermoedde namelijk al dat we dan het volledige plan op tafel zouden hebben en dan ook alle details zouden kunnen bespreken. Ik zal voor die tijd samen met een aantal collega's nog voorstellen om een in omvang beperkte — ik zeg dat er uitdrukkelijk bij — hoorzitting hierover te houden.

De voorzitter:
Ik dank de heer Omtzigt voor zijn bijdrage. De overige sprekers hebben aangegeven dat zij geen gebruik willen maken van hun spreekrecht in tweede termijn.

Het woord is aan de minister van Financiën voor de beantwoording van de openstaande vraag en een reactie op de ingediende moties.


Termijn antwoord

Minister Dijsselbloem:
Voorzitter. We houden nog even vol. De kerstvakantie komt steeds dichterbij.

Het is inderdaad een kort debat geweest. De heer Van Weyenberg heeft zeer terecht gezegd dat het een debat in een reeks van debatten is. Dadelijk komen wij natuurlijk met een novelle en met een wetsvoorstel over de zzp'ers. Daarna komen andere voorstellen aan de orde, zoals het RMU-voorstel. We zullen een grote stelseldiscussie voeren. De staatssecretaris zal met voorstellen komen voor het ftk.

Als er één onderwerp is dat in deze Kamer zeer veel aandacht krijgt, en terecht, is het wel het pensioenstelsel. Er zijn grote woorden gesproken over wat er zou gebeuren. Misschien kan ik het enigszins in perspectief plaatsen. Mensen werken gewoon langer. Als je het opbouwpercentage dan even hoog houdt, ben je onnodig fiscaal aan het faciliëren. Dat houdt niet in dat je mensen geld afpakt. Fiscaal faciliëren is het fiscaal ondersteunen van pensioenopbouw. Dat versoberen we enigszins. Dat kan ook omdat mensen langer werken. Een en ander wordt gedaan op basis van voorzichtige aannames, want in werkelijkheid gaan mensen natuurlijk nog langer werken dan is gebleken uit onze berekeningen. De pensioenleeftijd gaat naar 67 jaar, maar daarna gaat de pensioenleeftijd nog verder omhoog. Het opbouwpercentage wordt dan niet verder verlaagd. Geleidelijk aan wordt die ruimte de komende jaren nog groter. Overigens wordt in de berekeningen ook nog uitgegaan van 25 jaar, terwijl heel veel mensen al voor hun 25ste beginnen. Om een wolk van onduidelijkheid weg te nemen: er blijft voldoende ruimte voor mensen om een goed pensioen op te bouwen.

De heer Madlener (PVV):
We moeten nu niet net doen alsof dit geen enorme versobering van de huidige pensioenregeling betreft. Dankzij dit kabinet moeten mensen langer werken. Het is maar de vraag of mensen ouder zullen worden. Daar gaat de minister van uit, maar dat weten we helemaal nog niet. Dat moet nog maar blijken. De verminderde pensioenopbouw staat niet in verhouding tot twee jaar langer werken. Het is dus wel degelijk een enorme versobering van de pensioenopbouw. Dat zal later tot problemen leiden, want er zullen ook minder belastinginkomsten zijn als mensen een lager pensioen krijgen.

Minister Dijsselbloem:
Er zijn ook allerlei redenen om het te versoberen. Mensen zullen geleidelijk aan ouder worden, maar we hebben de percentages daar nog niet aan aangepast. Dat doen we nu veel gematigder dankzij het akkoord dat met de betrokken partijen is gesloten. Dat stelt mensen in staat om een uitstekend pensioen op te bouwen. Ik blijf die stelling verdedigen, ondanks alle ronkende woorden van de heer Madlener. Het percentage dat je jaarlijks kunt opbouwen, wordt wel versoberd. Dat is het enige ware in zijn betoog.

De heer Madlener (PVV):
Dat is ook het belangrijkste van mijn betoog. Het is een versobering van het goede pensioenstelsel dat we hadden. Het kabinet is dat aan het versoberen en daar doet de PVV niet aan mee.

Minister Dijsselbloem:
Nee, maar de PVV neemt geweldige risico's door het complex aan voorstellen en wijzigingen dat zij voorstelt, alleen al in de motie op stuk nr. 189. Dat is volstrekt onverantwoord. Daarmee worden de duurzaamheid van het pensioenstelsel en de houdbaarheid van de overheidsfinanciën echt in de waagschaal gesteld door de PVV. De PVV neemt daar natuurlijk geen enkele verantwoordelijkheid voor. Het is haar goed recht om dat te vinden.

Daarmee kom ik meteen op een natuurlijke wijze bij mijn oordeel over de motie-Madlener op stuk nr. 189. Deze motie is volstrekt onverantwoord. Wat daarin staat, is ook volstrekt ongedekt. Deze motie moet dan ook ten strengste worden ontraden.

De heer Klein heeft het kabinet lastenverzwaringen verweten. Er is echter sprake van iets minder lastenverlichting. Ik heb die berekening in eerste termijn gegeven. Het komende jaar zal er nog steeds in forse mate een lastenverlichting zijn voor het bedrijfsleven. Structureel is het iets minder lastenverlichting dan aanvankelijk was beoogd. Maar er blijft een bedrag over. Dat zal nog worden ingevuld, maar dat is nu al geoormerkt voor lastenverlichting voor het bedrijfsleven.

Mag ik mij nog één opmerking permitteren, voorzitter? Ik verbaas mij erover dat nou net de heer Klein het voorstel om de mobiliteitsbonus aan te passen niet steunt. Ik vind het vreemd dat de mobiliteitsbonus nu gedurende drie jaar ten goede kan komen aan mensen van 50 jaar. Ik had gedacht dat juist de heer Klein zou zeggen: laat de mobiliteitsbonus nou ten goede komen aan mensen die deze echt nodig hebben, namelijk de wat oudere werknemers. Als je 50 jaar bent, ben je nog zeer jong. Vanaf 56 jaar ben je iets ouder. Het is veel verstandiger om je geld daarop in te zetten. Als er één partij is die dat zou moeten steunen, is het de partij van de heer Klein.

De heer Klein (50PLUS):
Het is vrij eenvoudig: het is een en-ensituatie. Natuurlijk geldt het voor de een en dan geldt het ook voor de ander. De mobiliteitsbonusregeling is nu vanaf 50 jaar. Die geldt dus ook voor 50-plussers. Nu is er echter een versobering. Daardoor komt er ook geld vrij. Dat is heel simpel. Wij zijn dus voor een en-ensituatie. Dat past juist bij een partij als 50PLUS.

Minister Dijsselbloem:
Misschien is het een suggestie om de naam te veranderen in "56PLUS". Waarom? In alle ernst: de regeling stelt deze mobiliteitsbonus beschikbaar gedurende drie jaar. In welke periode zouden wij dat nu het beste kunnen inzetten? Vanaf 50 jaar? Ik zou zeggen: zet dat nu in op een wat latere leeftijd. Daarmee is het veel gerichter. Overigens is deze aanpassing volstrekt logisch in het licht van de hogere pensioenleeftijd. Die zal de komende jaren nog hoger worden.

De heer Klein (50PLUS):
Dat vraagt natuurlijk om een reactie. Op het moment dat je werkloos bent moet je zo snel mogelijk weer aan het werk komen. Dat is de serieuze kant van de zaak. Dat geldt vanaf 50 jaar. Sterker nog, het zou zelfs onder de 50 jaar kunnen zijn. De mobiliteitsbonus geeft die mogelijkheid. Het idee om het te verschuiven leidt er dus toe dat de mensen tussen de 50 en 56 jaar die nu eventueel recht hebben op die mobiliteitsbonus, tijdelijk werkloos moeten blijven en moeten wachten totdat zij 56 jaar zijn. Dan kunnen zij eindelijk drie jaar lang die bonus krijgen. Het is toch veel socialer en beter om ervoor te zorgen dat iemand die bijvoorbeeld op zijn 51ste werkloos is, meteen die drie jaar krijgt en vervolgens tot aan zijn pensionering aan de bak blijft?

Minister Dijsselbloem:
Mijn enige stelling is dat deze regeling een bonus biedt gedurende drie jaar. Als je nu aan mij vraagt wat het meest effectief zou zijn als je oudere werknemers wilt ondersteunen — die drie jaar bieden vanaf 50 jaar of vanaf 56 jaar — dan zeg ik echt het laatste. Ik vind het inhoudelijk zeer verdedigbaar.

De heer Klaver (GroenLinks):
Ik vind het inhoudelijk ook zeer verdedigbaar dat je kiest voor de groep vanaf 56 jaar, maar waarom kiest de minister er dan niet voor om het geld dat beschikbaar was voor de groep daarvoor, dus de 50-plussers, te verschuiven naar de 56-plussers?

Minister Dijsselbloem:
Waarom zou je dat doen? Ik vind het zeer verdedigbaar om deze regeling aan te passen op het moment dat wij van mensen verwachten dat zij langer doorwerken. Die trend is al een aantal jaren volop zichtbaar. Dan vind ik het ook logisch om die regeling daaraan aan te passen. Dan heb je minder geld nodig. Het is toch ook niet zo dat wij het geld per se moeten uitgeven? Als je minder geld nodig hebt omdat je de regeling aanpast aan het feit dat mensen langer doorwerken, kun je het resterende geld gerichter en effectiever inzetten. Dat was de uitnodiging aan de heer Klein.

De heer Klaver (GroenLinks):
Ik ben er heel erg voor om het geld gerichter en effectiever in te zetten, maar laten wij dat dan gebruiken om juist ouderen aan het werk te helpen. Wij zien dat er nog grote problemen liggen bij de 56-plussers over wie u het hebt, die niet aan het werk komen. Het zou toch gerechtvaardigd zijn om te zeggen: we maken de regeling van de mobiliteitsbonus effectiever, maar wij behouden het budget, om ervoor te zorgen dat de arbeidsmarktkansen van ouderen toenemen?

Minister Dijsselbloem:
Ik denk niet dat wij tot elkaar komen. Onze redenering was juist andersom. Het is inhoudelijk logisch en ook effectief om deze regeling wat toe te spitsen, ook vanuit het feit dat die maar drie jaar benut kan worden, en deze gerichter in te zetten. Dan heb je een deel van het op de begroting daarvoor gereserveerde geld niet meer nodig. Dat kun je elders aanwenden. Toevallig zochten wij dekking. Eén plus één is twee: er is een goed voorstel en een goede dekking.

Staatssecretaris Weekers:
Voorzitter. Ik zal eerst kort ingaan op de punten die de heer Omtzigt naar voren heeft gebracht. Hij gaf aan dat de regering zijn berekening niet heeft weerlegd, maar wij dachten dat de collega's van de heer Omtzigt dat al afdoende hadden gedaan. Daar sluiten wij ons graag bij aan.

De heer Omtzigt heeft ook gevraagd naar de box 3-vrijstelling, noem het de excedentregeling. Dat is een van de oorspronkelijke acht. Deze heeft een vrijwillig karakter. De vraag was of het nu een opt-in of een opt-out is. Welnu, je zult er als werknemer zelf voor in actie moeten komen, vanwege het vrijwillige karakter. Je moet dus niet in actie komen om niet mee te hoeven doen, maar je moet zelf in actie komen als je er gebruik van wilt maken. Wat dat betreft zou het een opt-in zijn, die door banken of verzekeraars kan worden uitgevoerd, maar niet door pensioenfondsen.

In de motie-Klein/Omtzigt op stuk nr. 190 wordt de regering verzocht, een actuariële berekening te maken van het verschil tussen het oude plan en het nieuwe plan. Natuurlijk zal het kabinet bij het wetsvoorstel de effecten toelichten. Wat de vervangingspercentages betreft gaan wij uit van wat fiscaal mogelijk is, zeg ik er voor de duidelijkheid bij tegen de heer Klein. We kunnen natuurlijk niet rekening houden met de individuele levensloop van mensen, dat begrijpt de heer Klein ook. Het oordeel over deze motie wil ik aan de Kamer overlaten.

Staatssecretaris Klijnsma:
Voorzitter. Mij rest nog één vraag, en wel van de heer Omtzigt. Hij vroeg hoeveel vutters en prepensioeners we nog hebben in ons land. Ik stel voor dat ik dat bij de schriftelijke beantwoording ter hand neem en aan de heer Omtzigt en de hele Kamer laat weten.

De heer Omtzigt (CDA):
Prima om dat bij de schriftelijke beantwoording te doen. Het lijkt me geen parate kennis die de staatssecretaris hoeft te hebben. Het ging mij vooral om de pensioenvermogens die nog VUT- en prepensioenvermogens zijn. Het gaat dus niet om het aantal mensen dat nu met VUT en prepensioen is, maar om hoeveel van het pensioenvermogen van de meer dan 1.000 miljard dat er is, gereserveerd is voor die vorm van pensioen.

Staatssecretaris Klijnsma:
Als ik dat inzicht kan bieden, zal ik dat graag doen, maar ik moet daar even naar vorsen.

Dan dank ik de leden van de Kamer, want wij zijn bezig met een continuing story en ik verheug mij zeer op de volgende episodes.

De heer Omtzigt (CDA):
Tot slotte nog één vraag. Kan ik hier een bevestiging krijgen dat het ftk in de Kamer beschikbaar zal zijn voordat de novelle komt? Dan kunnen die twee samen behandeld worden, als de Kamer dat wenst.

Staatssecretaris Klijnsma:
Dat gaat niet lukken. Wij doen ons uiterste best om de novelle per kerende post in de ministerraad te hebben en daarna de vervolgstappen te zetten. Wij zijn voornemens om het ftk volgtijdelijk na de Witteveenvoorstellen te presenteren.

De heer Omtzigt (CDA):
Voorzitter. Wat nu medegedeeld wordt, is wel een heel groot nieuwtje, want de Witteveenvoorstellen zouden hier voor 31 december zijn. Een gelijktijdige behandeling zou heel goed mogelijk zijn, want de Raad van State zal ook niet voor die tijd antwoorden. Daar zitten twee heel grote overlappen. Nu ik dit hoor als staartje, zou ik bijna een motie willen indienen in een derde termijn om de Kamer te laten vragen om die wetsvoorstellen hier gelijktijdig te hebben liggen.

De voorzitter:
Een motie is misschien niet nodig.

Staatssecretaris Klijnsma:
Ik moet zeggen dat ik het niet zie gebeuren in die tijd. Ik wil daar heel reëel in zijn. We proberen de novelle hier half januari te hebben liggen, zodat we echt snel kunnen doorpakken. Het ftk moet nog even een aantal stappen maken. Het staat te bezien of het ftk hier voor 31 januari kan liggen. We hebben dat in een algemeen overleg aan de orde gehad. Ik heb ook toegezegd aan de Kamer dat ik mijn uiterste best zal doen om het hier voor 31 januari te hebben. Ik vind dat we in eerste instantie heel zorgvuldig moeten kijken naar Witteveen en daarna pas naar het ftk.

De heer Klaver (GroenLinks):
Ik verheug mij natuurlijk op een derde termijn, maar wellicht dat die inderdaad te voorkomen is. Ik begrijp heel goed dat we zeggen: als je Witteveen en het ftk met elkaar gaat verbinden, wordt het wel een hele kluwen, maar de staatssecretaris heeft eerder toegezegd dat het ftk eind januari in de Kamer zou zijn. Is dat nog steeds het geval? Is dat nog steeds de planning?

Staatssecretaris Klijnsma:
Ik heb inderdaad tegenover de Kamer gezegd dat ik mijn uiterste best zou doen om dat te gaan halen. Het is nog geen 31 januari, maar ik zeg gewoon heel eerlijk dat het hartstikke krap wordt. Ik hecht eraan om te beklemtonen dat ik er wel zeer op ben gericht dat het ftk op 1 januari 2015 ingaat.

De heer Klaver (GroenLinks):
Het zou goed zijn als het ftk er lag. We hoeven de twee wetsvoorstellen niet tegelijkertijd te behandelen, maar dan kunnen we het ftk wel betrekken bij de behandeling van het Witteveenkader. Dus ik zou de staatssecretaris willen aansporen, ervoor te zorgen dat het ftk hier eind januari ligt, zeker ook als zij de ambitie heeft, ervoor te zorgen dat het per 1 januari 2015 van kracht wordt.

Staatssecretaris Klijnsma:
Wij doen vanuit het kabinet ons uiterste best om het ftk zo snel mogelijk te presenteren.

De beraadslaging wordt gesloten.

Mevrouw Van Miltenburg (VVD):
De stemmingen over de ingediende moties vinden vanavond plaats. Ik dank u allen voor uw deelname aan dit debat.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Energiebesparing gebouwen

Energiebesparing gebouwen

Aan de orde is het VAO Energiebesparing gebouwen (AO d.d. 18/12).


Termijn inbreng

De voorzitter:
Ik verzoek iedereen zijn plek in te nemen, zodat wij kunnen beginnen. Ik heet de minister voor Wonen en Rijksdienst van harte welkom en ook de mensen op de publieke tribune.

De heer Paulus Jansen (SP):
Voorzitter. Ik hoop dat er vijf leden in de zaal blijven zitten om hun hand op te steken. Ik heb twee moties die ik graag aan de Kamer wil voorleggen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de regering per 1 juli 2014 het energielabel voor utiliteitsbouw verplicht wil stellen;

overwegende dat de regering rapporteert dat de kwaliteit van het energielabel voor utiliteitsbouw op dit moment nog onder de maat is;

overwegende dat de EPA-branche de conclusies met betrekking tot de ondermaatse kwaliteit bestrijdt;

van mening dat voor het vertrouwen van de afnemers van het label cruciaal is dat zij er verzekerd van zijn dat de wettelijke kwaliteitseisen in de praktijk ook gerealiseerd worden;

verzoekt de regering om, na overleg met de branchevereniging, waterdichte afspraken te maken over een sluitend kwaliteitssysteem voor het energielabel utiliteitsbouw en de Kamer hierover voor 1 april 2014 te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Paulus Jansen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 228 (30196).

De heer Paulus Jansen (SP):
Mijn tweede motie dien ik in mede namens de heer Monasch.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de regering de voorgenomen aanscherping van de energieprestatienorm voor nieuwbouwwoningen (EPN) per 1 januari 2015 wil uitstellen;

overwegende dat op grond van staand Europees en Nederlands beleid de energieprestatie van nieuwbouwwoningen per 2020 op het niveau van bijna-nulenergiewoning gebracht moet worden;

overwegende dat nog een of twee tussenstappen nodig zijn om het groeipad vanuit het huidige niveau naar het niveau nulenergie evenwichtig te faseren;

verzoekt de regering om het ambitieniveau EPN=0,4 per 1 januari 2015 te handhaven,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Paulus Jansen en Monasch. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 229 (30196).

Mevrouw Visser (VVD):
Voorzitter. Wij hebben gisteren in het algemeen overleg onder andere gesproken over het revolverend fonds energiebesparing. Ik ben blij met de toezegging van de minister dat hij zal kijken of het mogelijk is dat verenigingen van eigenaren daar in de toekomst ook gebruik van kunnen maken.

Een ander punt dat bleef liggen, was de uitwerking van het revolverend fonds voor de sociale huursector. Zo meteen zal de heer Verhoeven mede namens de VVD-fractie een motie indienen waarin de regering wordt opgeroepen om het revolverende fonds niet alleen beschikbaar te stellen voor verhuurders in de sociale sector, maar ook breder te kijken in de vrije huursector.

De heer Monasch (PvdA):
Voorzitter. We verwachten en zullen zien dat er veel veranderingen optreden in de bouwprogramma's. Die veranderingen zijn ook aangekondigd. Er zal minder sprake zijn van nieuwbouw of sloop, en meer van onderhoud en renovatie vanuit bouwprogramma's van woningbouwcorporaties. We horen echter ook dat er op veel punten nog hindernissen zijn bij de verduurzaming van de bouwvoorraad. Ze zijn soms gewenst en soms ongewenst. Gisteren heeft de minister toegezegd om met Aedes, de Woonbond en als het nodig is ook met de VvE om de tafel te gaan zitten om te bekijken welke belemmeringen er zijn. In Cobouw stond bijvoorbeeld vandaag een artikel over de vraag hoe we in één keer de schil rond de huizen krijgen op zo'n manier dat de hele voorraad versneld kan worden verduurzaamd. Ook wordt gesproken over de norm van 60% of 70%, een norm die soms nodig is om verduurzaming mogelijk te maken. Ik ben blij met de genoemde toezegging.

We hebben ook de vraag geagendeerd of in de toekomst energieopwekking kan worden gezien als inkomen, en dus kan worden betrokken bij de hypotheekverstrekking en de kredietverlening. Ik zal daarover nu nog geen motie indienen, maar voor de leden van mijn fractie is dat een weg die wij graag inslaan.

Verder verwijs ik naar de motie die de heer Jansen mede namens de Partij van de Arbeid heeft ingediend.

De heer Verhoeven (D66):
Voorzitter. We hebben gisteren gesproken over energiebesparing in de gebouwde omgeving. In het AO heeft de minister de toezegging gedaan, het ECN een nulmeting en doorrekening te laten doen. Verder is er gesproken over een jaarlijkse rapportage. Die toezegging is gisteren tijdens het AO niet geregistreerd. Ik hoor de minister graag bevestigen dat hij dit wil laten doen. Op deze manier komt dit ook in de Handelingen te staan. Wij horen dit graag via een brief, maar de minister moet zelf maar even bekijken hoe hij dat het liefst doet.

Er zijn twee regelingen om in de gebouwde omgeving energie te besparen. Er is een energiebesparingsfonds en er is een subsidieregeling. Wij willen voorkomen dat een bepaalde verhuurder van beide regelingen gebruik gaat maken. Dan wordt er van twee walletjes gegeten. Ik wil graag dat de minister duidelijk maakt dat er inderdaad twee regelingen zijn. Misschien kan één organisatie wel van beide regelingen gebruikmaken. De minister moet echter duidelijk maken dat het wel gescheiden is en dat het extra geld ook voor extra energiebesparing moet zorgen. We moeten voorkomen dat er wordt gestapeld en gecombineerd, waardoor andere partijen minder van die potten gebruik kunnen maken en één partij domineert.

Verder wil ik nog een motie indienen, want wij willen inderdaad graag dat ook de vrijesectorwoningen in aanmerking komen voor energiebesparingsstimulansen. Wij hebben geprobeerd dat op te schrijven en dat heeft geresulteerd in de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de regering een energiebesparingsfonds met 75 miljoen rijksbijdrage voor de huursector zal instellen;

overwegende dat het energiebesparingsfonds als doelstelling heeft om een zo groot mogelijke energiebesparingswinst in de gebouwde omgeving te bewerkstelligen;

overwegende dat niet alleen in de sociale huursector, maar ook in de vrije huursector een grote besparingsopgave ligt;

constaterende dat het energiebesparingsfonds volgens het voorstel van de regering niet beschikbaar zal zijn voor huurwoningen in de vrije sector;

verzoekt de regering, het energiebesparingsfonds ook beschikbaar te maken voor vrijesectorhuurwoningen;

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Verhoeven en Visser. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 230 (30196).

De heer Verhoeven (D66):
Voorzitter, dat was het van mijn kant voor 2013.

De voorzitter:
Dat zullen we nog weleens zien.

De heer Verhoeven (D66):
Ja, dat klopt.

De voorzitter:
Dank u wel. We wachten heel even totdat de minister beschikt over de teksten van alle moties.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.


Termijn antwoord

Minister Blok:
Voorzitter. Ik zal ingaan op de ingediende moties. Verder vroegen twee leden mij om een bevestiging van toezeggingen die ik heb gedaan. Ik begin bij de motie van de heer Jansen op stuk nr. 228, over het energielabel voor utiliteitsbouw. Hierin wordt verzocht om in overleg met de branchevereniging waterdichte afspraken te maken over een sluitend kwaliteitssysteem voor het energielabel, en de Kamer hierover voor 1 april 2014 te informeren. Ik heb de Kamer toegezegd in overleg te gaan met de branchevereniging. Als ik de term "waterdichte afspraken" zo mag interpreteren dat de verantwoordelijkheid blijft waar die is, namelijk bij de sector zelf, maar dat ik samen met de sector werk aan het verbeteren van de kwaliteit, dan kan ik het oordeel over de motie aan de Kamer laten.

De heer Paulus Jansen (SP):
Op zich ben ik het met de minister eens. Net als bij het keuren van auto's is de keurmeester verantwoordelijk voor de kwaliteit van de keuring. Dat is hier ook het geval. Wij hebben een bepaalde bandbreedte afgesproken. Dat is onze norm. Ik meen dat de afwijking 8% is. Ik ga ervan uit dat de minister ons voor 1 april kan melden dat hij er fiducie in heeft dat de afspraken die zijn gemaakt, zullen leiden tot die bandbreedte — liever minder — zodat de afnemers van de labels zeker weten dat zij kwaliteit krijgen voor het vele geld dat zij neertellen. Daar vraag ik om. Ik begrijp dat de minister dat ook zo ziet.

Minister Blok:
De heer Jansen is altijd een meester in het inhoudelijk scherp formuleren. Dat siert hem. Hij weet dit vervolgens in mijn mond te leggen. Volgens mij hebben wij beiden de ambitie om de kwaliteit van het label te verbeteren. Dat moet zich uiten in een acceptabele bandbreedte van foutenmarges. Of dat precies het percentage wordt dat de heer Jansen voor ogen heeft, kan ik nu niet inschatten. Ik wil eigenlijk het volgende afspraken. Ja, ik ga het overleg in, inderdaad met geen andere ambitie dan dat de kwaliteit van de labels omhoog gaat. Dat moet blijken uit een lagere foutenmarge. Als wij elkaar enige ruimte laten ten aanzien van de manier waarop wij dat doen, dan kan ik het oordeel over de motie aan de Kamer laten. Ik kom hierop sowieso voor 1 april bij de Kamer terug. Vervolgens kunnen wij een debat voeren over de vraag of de Kamer dat voldoende vindt.

De heer Paulus Jansen (SP):
Dat deel ik.

Minister Blok:
Verder heeft de heer Jansen samen met de heer Monasch een motie ingediend over de energieprestatienorm voor nieuwbouwwoningen. Ik heb aangegeven dat ik de afspraak uit het Lenteakkoord om de energieprestatienorm per 1 januari 2015 op 0,4 te zetten, wil opschorten. Het is niet mijn doelstelling om de norm af te schaffen, ik wil alleen een opschorting. Ik constateer namelijk dat de verkoop van nieuwbouwwoningen al moeizaam verloopt. Uit de markt hoor ik dat het aanscherpen van de norm en daarmee het verhogen van de nieuwbouwkosten, op dit moment niet door kopers gedragen wordt. Ze kunnen deze scherpe norm immers niet betalen. Uitvoering van deze motie zou naar mijn gevoel betekenen dat je een bouwsector die het al moeilijk heeft, het nog een stukje moeilijker maakt, en dat lijkt mij op dit moment onwenselijk. Nogmaals, niet omdat ik uiteindelijk niet naar die norm toe wil, maar omdat ik de timing ongelukkig vind. Ik moet de motie dan ook ontraden.

De heer Paulus Jansen (SP):
Ik dacht dat wij geregeld hadden dat de financiering geen probleem is doordat banken en de NHG hiermee rekening houden. Het verdient zichzelf terug tijdens de levensduur. De exploitatiekosten zijn immers gunstig. Volgens het beleid van de minister gaan wij in 2020 zelfs toe naar nulenergiewoningen. Opschorten van deze maatregel betekent dat wij het probleem voor bouwend Nederland alleen maar groter maken. Hoe kijkt de minister tegen dit argument aan?

Minister Blok:
Er zijn meer maatregelen die wij nu nemen of juist niet nemen vanwege de huidige stand van zaken in de bouwsector. Denk aan de tijdelijke btw-verlaging of de tijdelijke stimulansen — de heer Verhoeven sprak hier uitgebreid over — voor woningisolatie. Die maatregelen zijn juist tijdelijk omdat we constateren dat de bouwsector er echt wel weer bovenop zal komen. De markt verandert wel, maar het is nu allemaal echt wat somberder dan het structureel zal zijn. Wetende dat dit zo is, vind ik het onverstandig om deze maatregel het komend jaar in te voeren. De consument heeft niet dezelfde waardering als de heer Jansen dat de aanscherping van de energieprestatienorm zichzelf terugverdient. De consument zal minder geneigd zijn om een nieuwbouwhuis te kopen. Dat kan de bouwsector nu even niet hebben. Zeer waarschijnlijk trekt de woningmarkt zodanig aan binnen de zes jaar waar de heer Jansen terecht op wijst, dat we het alsnog kunnen doen.

De voorzitter:
Een korte vraag, mijnheer Jansen.

De heer Paulus Jansen (SP):
Als het Bouwbesluit wordt aangescherpt, dan zit er een overgangsperiode van zes maanden in. Het gaat om bouwvergunningen. Tussen het moment waarop de bouwvergunning wordt afgegeven en het moment waarop de bouw begint, zit een periode. Daarna duurt het nog een à twee jaar voordat het huis wordt opgeleverd. Ik mag toch aannemen dat de minister zegt dat de crisis dan inmiddels wel voorbij is.

Minister Blok:
Zeker, maar bij nieuwbouwwoningen sluit je over het algemeen nu een contract op basis van tekening om te zijner tijd dat huis af te nemen. Als er onvoldoende contracten op basis van tekening gesloten worden, dan wordt er niet gebouwd. Dan kom ik weer in die situatie. Die prijs vind ik nu te hoog.

Voorzitter. De motie-Verhoeven/Visser op stuk nr. 230 gaat over het energiebesparingsfonds, dat wordt ingesteld op basis van het woonakkoord, waarmee 75 miljoen beschikbaar wordt gesteld voor de huursector. In de motie wordt terecht geconstateerd dat dit bedrag niet gelimiteerd is tot de sociale huursector. Ik heb aangegeven dat ik dit voorstel om praktische redenen heb gedaan. In de motie wordt de regering verzocht, het energiebesparingsfonds ook beschikbaar te maken voor huurwoningen in de vrije sector. Ik heb de Kamer erop gewezen dat de consequentie daarvan is dat ik een marktverstoringstoets in Brussel moet doen. Het gevolg daarvan is dat het energiefonds later beschikbaar komt. Dat lukt dan niet half 2014. Op voorwaarde dat we toestemming krijgen van Brussel, wordt dat eind 2014. Met die kanttekening ben ik bereid, het oordeel over de motie aan de Kamer te laten.

De heer Monasch (PvdA):
We hebben het er net over gehad dat we geen vertraging willen veroorzaken. Een van de doelen van dit fonds is dat er geld ter beschikking komt om de bouw te kunnen stimuleren, juist in de verduurzaming. Dit zou betekenen dat we een pot geld die we klaarzetten, pas een halfjaar later ter beschikking stellen.

Minister Blok:
Het klopt dat dit een vertraging oplevert.

De heer Monasch (PvdA):
Dan begrijp ik niet waarom de minister deze motie niet ontraadt. We willen allemaal dat de bouw aan de slag gaat en dat het geld wordt ingezet. Het zou dan toch veel verstandiger zijn als het kabinet het advies "ontraden" geeft. Ik kan ermee leven als we een bepaling neerzetten dat zodra het mogelijk is, het alsnog kan. Ik sta op zichzelf sympathiek tegenover de motie, maar zo kunnen we wel gaan bouwen. De minister gaat naar Brussel en zodra het kan, kan die regel in werking treden. Zou dat niet veel wijzer zijn op dit moment?

Minister Blok:
Ik reageer natuurlijk op een motie die is ingediend door collega's van u. Ik geef daarbij aan dat de consequentie van de motie is dat het fonds later beschikbaar komt omdat ik naar Brussel moet. Het is dan aan de Kamer om met die wetenschap voor of tegen te stemmen. Vanuit mijn positie is het zuiver om te zeggen dat ik het oordeel aan de Kamer overlaat.

De heer Monasch (PvdA):
Voorzitter …

De voorzitter:
U hebt twee vragen gesteld.

De heer Monasch (PvdA):
Ik dacht dat dit de orde was. Hierover hebben we geen afspraken gemaakt. Het is spijtig.

De voorzitter:
Het is eigenlijk de standaardorde. Mijnheer Verhoeven, ik zie u bij de interruptiemicrofoon staan. Als u een vraag aan de minister hebt, dan geef ik u graag het woord.

De heer Verhoeven (D66):
Die heb ik.

De voorzitter:
Oké, dan is het goed.

De heer Verhoeven (D66):
Ik ga geen bochtjes maken, voorzitter. Ik snap de zorg van de heer Monasch, maar we hebben ook nog 400 miljoen aan subsidie die bedoeld is voor stimulering. Die is door mijn soberheid onaangetast gebleven en kan wel worden ingezet. Deze motie gaat over het breder benutten van 75 miljoen, ook voor de vrije sector. Wij hebben de afweging gemaakt dat dit uiteindelijk beter is voor de stimulering van de economie dan alles alleen te gebruiken voor de sociale huur. Kan de minister die afweging ook maken en, aansluitend op wat de heer Monasch heeft gezegd, wel proberen het allemaal zo spoedig mogelijk te laten zijn?

De voorzitter:
Mijnheer Verhoeven, u stelde heel creatief een vraag aan de minister. Ik sta geen tweede vraag meer toe.

De heer Verhoeven (D66):
Dat is spijtig, maar ik begrijp dat wel vanuit uw positie gezien.

De voorzitter:
Dank u wel. Het woord is aan de minister voor zijn reactie.

Minister Blok:
Door daar antwoord op te geven beantwoord ik meteen een van de twee vragen die de heer Verhoeven ook op de kansel aan mij heeft gesteld. Dit is inderdaad een revolverend fonds dat beschikbaar komt bovenop de 400 miljoen subsidie. Het revolverende fonds zal inderdaad andere eisen kennen, namelijk dat het gaat om een topenergieprestatie, dus 0 op de meter of A+. De investeringsimpuls van 400 miljoen kan inderdaad ingaan op het moment dat ik die beslissing bekend heb gemaakt, en dat ga ik snel doen. Het is niet zo dat er helemaal niet geïnvesteerd kan worden.

Daarmee heb ik gereageerd op de moties. De heer Monasch had gevraagd om een bevestiging van de toezegging dat ik de belemmeringen op het gebied van isolatie van sociale huurwoningen in kaart zou brengen, dat ik deze zou bespreken met de betrokken partijen en dat ik de Kamer daarover zou rapporteren. Dat zal ik doen. Dat geldt ook voor de mogelijkheden die er zijn om inkomsten uit energieleverantie vanuit woonhuizen mee te tellen bij hypotheekverlening.

Ik denk dat het een brief scheelt als ik bevestig wat de heer Verhoeven vroeg. Met betrekking tot de uitgaven uit de 400 miljoen op grond van het energieakkoord zal ik een nulmeting laten doen door ECN en dan zal er jaarlijks gerapporteerd worden over de voortgang met het energieakkoord. Hiermee hoop ik alle vragen beantwoord te hebben.

De voorzitter:
We stemmen vanavond over de ingediende moties.

De beraadslaging wordt gesloten.

Voortgangsrapportage Contraterrorisme en Extremisme

Voortgangsrapportage Contraterrorisme en Extremisme

Aan de orde is het VAO (Jaarlijkse) voortgangsrapportage Contraterrorisme en Extremisme (AO d.d. 19/12).


Termijn inbreng

De voorzitter:
Ik heet de minister van Veiligheid en Justitie van harte welkom, net als de mensen op de publieke tribune, de volhouders.

De heer Van Klaveren (PVV):
Voorzitter. Tijdens het AO heeft de PVV gepleit voor het uitbreiden van het instrumentarium met administratieve detentie om het islamitisch terrorisme te bestrijden. Verschillende bevriende rechtsstaten — de VS, Australië, Israël, maar ook Engeland — kennen dit principe al. Verder bestaat het vastzetten van mensen op basis van een bestuursrechtelijke maatregel ook al in Nederland, denk aan vreemdelingenbewaring.

De Nederlandse samenleving wordt geconfronteerd met een extreem groot gevaar, maar dit kabinet lijkt dat nog onvoldoende te beseffen. Het is niet zo dat alle terugkerende jihadisten per definitie worden opgepakt en vastgezet. De PVV wil dat wel en waar mogelijk uiteraard denaturalisatie en uitzetting. Om administratieve detentie mogelijk te maken dient de PVV daarom de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het dreigingsniveau in maart 2013 vanwege de terugkeer van jihadstrijders naar "substantieel" is verhoogd;

constaterende dat deze jihadstrijders hebben leren omgaan met automatische wapens, zelfgemaakte explosieven en ander materiaal;

overwegende dat het in het kader van een effectief antiterreurbeleid ongewenst is dat mogelijke terroristen op straat vrij rondlopen;

voorts overwegende dat er onvoldoende mogelijkheden zijn om preventief het islamitisch terrorisme tegen te gaan;

verzoekt de regering, met wetgeving te komen ter introductie van administratieve detentie,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Klaveren. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 239 (29754).


Termijn antwoord

Minister Opstelten:
Voorzitter. In aanvulling op het AO dat wij hedenochtend hadden, kan ik over de motie het volgende zeggen. Die krijg ik nog, maar ik heb heel goed geluisterd. Een bestuursrechtelijke maatregel om terugkeerders preventief in hechtenis te nemen is niet nodig. Bovendien is "informatie van veiligheidsdiensten" een volstrekt onvoldoende grond voor zulke ingrijpende maatregelen als vrijheidsontneming en denaturalisatie. Bij verdenking van terroristische misdrijven is immers al strafvervolging mogelijk. De daarbij behorende instrumenten zijn voorlopige hechtenis en uiteindelijk een mogelijke ontneming van de nationaliteit.

Ook andere bestuurlijke instrumenten zijn voor de aanpak beschikbaar. Toeslagen en uitkeringen worden gestopt. Ik heb dat hedenochtend ook gezegd. Paspoorten worden waar mogelijk vervallen verklaard. Dat zijn de feiten. Financiële tegoeden kunnen worden bevroren.

Een parallel met de vreemdelingenbewaring gaat hier niet op. Hier staat bestuurlijke detentie geheel in het licht van de uitvoering van de Vreemdelingenwet. Een dergelijke wettelijke context ontbreekt voor mensen met de Nederlandse nationaliteit. Ik moet de motie ontraden.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Over de ingediende motie zal hedenavond worden gestemd.

De vergadering wordt van 17.37 uur tot 18.32 uur geschorst.

Stemmingen

Stemmingen


Stemmingen moties Arbeidsomstandigheden in Bangladesh

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Maatschappelijk verantwoord ondernemen en arbeidsomstandigheden in Bangladesh,

te weten:

  • de motie-Voordewind over opnemen van de financiële sector in het mvo-risicosectorenbeleid (26485, nr. ;
  • de motie-Sjoerdsma over alleen overheidssteun verlenen als bedrijven handelen conform de OESO-richtlijnen (26485, nr. .

(Zie vergadering van 17 december 2013.)

De voorzitter:
Voordat we over de moties gaan stemmen, wil de heer Koolmees graag het woord.

De heer Koolmees (D66):
Voorzitter. Mijn fractie wil uitstel van de stemmingen over de Toekomst- en onderzoeksagenda. Nadat dit voorstel is aangenomen, is er namelijk een motie ingediend en aangenomen waardoor het kabinet dit onderzoek zal uitvoeren. Het lijkt ons verstandig om na het reces hierover verder te praten in de commissie.

De voorzitter:
Als er een verzoek wordt gedaan tot het uitstellen van stemmingen, moet er steun zijn van de meerderheid van de Kamer. Is die steun er? De heer Wilders knikt ja, de heer Zijlstra knikt ja. Ik zie de heer Samsom ook met zijn hoofd bewegen. We zullen vandaag niet stemmen over de brief van het Presidium over de Toekomst- en onderzoeksagenda Tweede Kamer 2014 (32224, nr. 8).

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Voorzitter. Het gaat mij om de stemmingen over antibioticaresistentie. Ik heb al eerder een motie ingediend, op stuk 27858, nr. 206. Ik ben er erg boos over dat het rapport waarom ik de motie heb aangehouden, al sinds september op het ministerie blijkt te liggen en vandaag pas naar de Kamer is gekomen. Ik heb gemerkt dat de coalitie nog even tijd nodig heeft om erover na te denken. Daarom wil ik deze motie aanhouden.

De voorzitter:
U zei de motie op stuk nr. 206, maar u bedoelt de motie op stuk nr. 208.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Dat klopt.

De voorzitter:
Ik geef het woord aan de heer Klaver.

De heer Klaver (GroenLinks):
Voorzitter. Bij de stemmingen over de moties over de uitkomsten van het SEO-onderzoek wil ik mijn motie op stuk nr. 62 graag aanhouden.

De voorzitter:
Dan kunnen we nu gaan stemmen. Ik ben blij dat het kabinet zich weer heeft laten vertegenwoordigen door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, de heer Teeven. Hij staat met stip op nummer één als het gaat om het plaatsnemen in vak-K tijdens de stemmingen.

(Geroffel op de bankjes)

De voorzitter:
De staatssecretaris krijgt er een kleur van!

Wij gaan nu stemmen.

In stemming komt de motie-Voordewind (26485, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, het CDA, de ChristenUnie, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Sjoerdsma (26485, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, het CDA, de ChristenUnie, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.


Stemmingen moties Internationalisering in het onderwijs

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Internationalisering in het onderwijs,

te weten:

  • de motie-Duisenberg/Jadnanansing over concrete aspiraties in de visie op internationalisering (22452, nr. ;
  • de motie-Beertema over stoppen met werven van studenten in het buitenland (22452, nr. ;
  • de motie-Beertema over kwantificeren van kosten en baten van studentenmobiliteit (22452, nr. ;
  • de motie-Jadnanansing/Straus over het betrekken van het mbo in de visie op internationalisering (22452, nr. .

(Zie vergadering van 17 december 2013.)

In stemming komt de motie-Duisenberg/Jadnanansing (22452, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de VVD, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Beertema (22452, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV en Bontes voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Beertema (22452, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, Bontes en de SGP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Jadnanansing/Straus (22452, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de VVD, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.


Stemmingen moties Antibioticaresistentie

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VSO Antibioticaresistentie,

te weten:

  • de gewijzigde motie-Ouwehand over het per direct van de markt halen van een aantal bestrijdingsmiddelen (27858, nr. was nr. 192);
  • de motie-Ouwehand over een plan van aanpak tegen het resistent worden van schimmels (32620, nr. ;
  • de motie-Bruins Slot over infectiepreventie in zorginstellingen (32620, nr. .

(Zie vergadering van 12 december 2013.)

De voorzitter:
De motie-Ouwehand (32620, nr. 96) is in die zin gewijzigd dat zij thans is ondertekend door de leden Ouwehand en Van Dekken. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 103, was nr. 96 (32620).

Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.

De gewijzigde motie-Ouwehand (27858, nr. 208, was nr. 192) is in die zin nader gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er resistente schimmels zijn gevonden die zich snel over Nederland verspreiden, en verschillende ziekten kunnen veroorzaken bij de mens, waaronder een zeer ernstige longinfectie bij mensen met een verminderde weerstand;

constaterende dat de resistentie in de schimmels moleculair sterk lijkt op vijf typen fungiciden die tussen 1990 en 1996 zijn toegelaten op de Nederlandse markt door het College voor toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb), namelijk tebuconazool, epoxiconazool, difenoconazool, bromuconazool en propiconazool;

verzoekt de regering, de Kamer duidelijk te maken op welke termijn en wijze tebuconazool, epoxiconazool, difenoconazool, bromuconazool en propiconazool van de markt gehaald zullen worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 222, was nr. 208 (27858).

Op verzoek van mevrouw Ouwehand stel ik voor, haar nader gewijzigde motie (27858, nr. 222, was nr. 208) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

In stemming komt de gewijzigde motie-Ouwehand/Van Dekken (32620, nr. was nr. 96).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Bruins Slot (32620, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.


Stemming brief Werkprogramma van de Europese Commissie

Aan de orde is de stemming in verband met de brief van de vaste commissie voor Europese Zaken over het werkprogramma van de Europese Commissie voor 2014 (22112, nr. 1750).

De voorzitter:
Ik stel voor, conform het voorstel van de vaste commissie voor Europese Zaken te besluiten en in te stemmen met de lijst van prioritaire voorstellen uit het werkprogramma van de Europese Commissie voor 2014 onder de aantekening dat de fractie van de PVV geacht wenst te worden tegen het voorstel te hebben gestemd.

Daartoe wordt besloten.


Stemming brief Profielschets Nationale ombudsman

Aan de orde is de stemming in verband met de brief van de vaste commmissie voor Binnenlandse Zaken over een profielschets en advertentietekst voor de nieuw te benoemen Nationale ombudsman (33825, nr. 1).

De voorzitter:
Ik stel voor, conform het voorstel van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken te besluiten en in te stemmen met de profielschets en de advertentietekst.

Daartoe wordt besloten.


Stemming brief Waarneming ambt Nationale ombudsman

Aan de orde is de stemming in verband met de brief van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken over de waarneming van het ambt van Nationale ombudsman (33825, nr. 2).

De voorzitter:
Ik stel voor, de Nationale ombudsman op zijn verzoek ontslag te verlenen en, in afwijking van het Reglement van Orde, niet schriftelijk te stemmen en met toepassing van de regeling zoals vastgelegd in Kamerstuk nr. 24663, de heer mr. F.J.W.M. van Dooren conform de voordracht van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken te benoemen als waarnemend Nationale ombudsman.

Daartoe wordt besloten.


Stemmingen moties Comptabiliteitswet 2001

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het debat over de hoofdlijnennotitie Comptabiliteitswet 2001,

te weten:

  • de motie-Van Hijum/Koolmees over de voor- en nadelen van een alternatieve aanwending van de gasbaten (33670, nr. ;
  • de motie-Van Hijum over de totstandkoming van European Public Sector Accounting Standards (EPSAS) (33670, nr. .

(Zie notaoverleg van 16 december 2013.)

De voorzitter:
Op verzoek van de heer Van Hijum stel ik voor, zijn motie (33670, nr. 5) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

In stemming komt de motie-Van Hijum (33670, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, 50PLUS, GroenLinks en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemmingen moties Externe veiligheid / handhaving

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Externe veiligheid / handhaving,

te weten:

  • de motie-Van Tongeren over bedrijven zelf zorg laten dragen voor saneringskosten (26956, nr. ;
  • de motie-Van Tongeren over meer fysieke inspecties bij Brzo-bedrijven die herhaaldelijk in de fout gaan (26956, nr. ;
  • de motie-Van Tongeren over voorlopig geen nieuwe interventiebevoegdheden voor het Rijk (26956, nr. ;
  • de motie-Remco Dijkstra/Van Tongeren over geen nieuwe interventiebevoegdheden vóór evaluatie van de RUD's (26956, nr. ;
  • de motie-Cegerek/Remco Dijkstra over openbaar maken van inspectie- en handhavingsrapporten van Brzo-bedrijven (26956, nr. .

(Zie vergadering van 17 december 2013.)

De voorzitter:
De motie-Van Tongeren (26956, nr. is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

In stemming komt de gewijzigde motie-Van Tongeren (26956, nr. was nr. 185).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de VVD, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van Tongeren (26956, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, de ChristenUnie, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van Tongeren (26956, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van 50PLUS, GroenLinks en de PvdD voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Remco Dijkstra/Van Tongeren (26956, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de VVD, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

De heer Bontes (Bontes):
Voorzitter. Ik heb voor de motie op stuk nr. 187 over meer fysieke inspectie bij Brzo-bedrijven gestemd

De voorzitter:
Mijn excuses dat ik dat niet heb gezegd. De motie blijft aangenomen. Het is genoteerd in de Handelingen.

In stemming komt de motie-Cegerek/Remco Dijkstra (26956, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.


Stemmingen moties Aanpak belastingparadijzen

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het debat over de uitkomsten van het SEO-onderzoek en de aanpak van belastingparadijzen in het algemeen,

te weten:

  • de motie-Klaver/Merkies over de aanbevelingen van het actieplan van de Europese Commissie (25087, nr. ;
  • de motie-Klaver/Merkies over country-by-country reporting (25087, nr. ;
  • de motie-Klaver over de overheidsinkomsten uit de vennootschapsbelasting (25087, nr. ;
  • de motie-Merkies/Klaver over de toepassing van antimisbruikbepalingen (25087, nr. ;
  • de motie-Merkies/Klaver over antimisbruikbepalingen in belastingverdragen met ontwikkelingslanden (25087, nr. ;
  • de motie-Merkies over aanscherpen van de OESO-definitie van belastingparadijs (25087, nr. ;
  • de motie-Van Vliet over behoud van het aantrekkelijke fiscaal vestigingsklimaat (25087, nr. ;
  • de motie-Van Vliet over heronderhandeling over belastingverdragen (25087, nr. ;
  • de motie-Omtzigt over concrete afspraken over belastingontwijking in EU-verband (25087, nr. .

(Zie vergadering van 18 december 2013.)

De voorzitter:
Op verzoek van de heer Klaver stel ik voor, zijn motie (25087, nr. 63) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De motie-Klaver (25087, nr. is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De voorzitter:
De motie-Klaver/Merkies (25087, nr. is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

Op verzoek van de heer Klaver stel ik voor, zijn gewijzigde motie (25087, nr. 72, was nr. 62) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

In stemming komt de gewijzigde motie-Klaver (25087, nr. was nr. 64).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze gewijzigde motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Merkies/Klaver (25087, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Merkies/Klaver (25087, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, het CDA, de ChristenUnie, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Merkies (25087, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Vliet (25087, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, Bontes, de SGP, de VVD, 50PLUS, D66 en de PvdA voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van Vliet (25087, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, Bontes, de SGP, het CDA, de VVD, 50PLUS, D66 en de PvdA voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Omtzigt (25087, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, het CDA, de ChristenUnie, GroenLinks en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemmingen moties Huisvesting EU-arbeidsmigranten

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Huisvesting EU-arbeidsmigranten,

te weten:

  • de motie-Van Klaveren over stoppen met vestigingsinformatie voor arbeidsmigranten (29407, nr. ;
  • de motie-Van Klaveren over in stand houden van de tewerkstellingsvergunningen voor Roemenen en Bulgaren (29407, nr. .

(Zie vergadering van 18 december 2013.)

In stemming komt de motie-Van Klaveren (29407, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, Bontes, de VVD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Klaveren (29407, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, Bontes, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemmingen moties Eerstelijnszorg

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Eerstelijnszorg,

te weten:

  • de motie-Van Gerven over terugbrengen van fysiotherapie in het basispakket (32620, nr. ;
  • de motie-Wolbert over vrouwspecifieke geneeskunde (32620, nr. .

(Zie vergadering van 18 december 2013.)

In stemming komt de motie-Van Gerven (32620, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Wolbert (32620, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.


Stemmingen moties Zorgverzekeringswet

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Zorgverzekeringswet,

te weten:

  • de motie-Klever over harder aanpakken van wanbetaling en daarmee ook van de negatieve gevolgen van massa-immigratie (29689, nr. ;
  • de motie-Klever over terugbrengen van het eigen risico naar €220 (29689, nr. ;
  • de motie-Dik-Faber/Bruins Slot over de coöperatieve rol van verzekeraars (29689, nr. ;
  • de motie-Van Gerven/Leijten over uitbannen van risicoselectie (29689, nr. ;
  • de motie-Van Gerven/Leijten over in kaart brengen van het aantal mensen met een betalingsregeling (29689, nr. ;
  • de motie-Van Gerven/Leijten over afschaffen van het eigen risico voor chronisch zieken en gehandicapten (29689, nr. .

(Zie vergadering van 18 december 2013.)

In stemming komt de motie-Klever (29689, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV en Bontes voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Klever (29689, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Gerven/Leijten (29689, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Gerven/Leijten (29689, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Gerven/Leijten (29689, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemmingen moties Arbeidsmarktbeleid zorgsector

Aan de orde is de stemming over een motie, ingediend bij het VAO Arbeidsmarktbeleid zorgsector,

te weten:

  • de motie-Van Gerven/Leijten over onafhankelijke vervolgonderzoeken naar de zorgarbeidsmarkt (29282, nr. .

(Zie vergadering van 18 december 2013.)

In stemming komt de motie-Van Gerven/Leijten (29282, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, Bontes, 50PLUS, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemmingen moties Persoonsgebonden budget

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Persoonsgebonden budget,

te weten:

  • de motie-Bergkamp c.s. over verankeren van de bouwstenen van het pgb (25657, nr. ;
  • de motie-Keijzer/Voortman over een pgb-regeling in de Zorgverzekeringswet (25657, nr. ;
  • de motie-Keijzer/Voortman over aanbieden van een pgb aan de 50 tot 60 zorgvragers waarvoor nog geen oplossing is (25657, nr. .

(Zie vergadering van 18 december 2013.)

In stemming komt de motie-Bergkamp c.s. (25657, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, Bontes, de SGP, de ChristenUnie, de VVD, 50PLUS, D66, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Keijzer/Voortman (25657, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, Bontes, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Keijzer/Voortman (25657, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, Bontes, het CDA, de ChristenUnie, 50PLUS, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemmingen moties Financieel besluit handelsregister 2014

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VSO Financieel besluit handelsregister 2014,

te weten:

  • de motie-Verhoeven over uitzonderen van verenigingen van eigenaren van de inschrijfvergoeding (33553, nr. ;
  • de motie-Verhoeven over niet invoeren van de startersboete (33553, nr. .

(Zie vergadering van 18 december 2013.)

In stemming komt de motie-Verhoeven (33553, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, Bontes, D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Verhoeven (33553, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, Bontes, D66 en de PvdD voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemmingen moties Passend onderwijs

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Passend onderwijs,

te weten:

  • de motie-Van Meenen over een passende plek voor elke leerling (31497, nr. ;
  • de motie-Jasper van Dijk over een plan van aanpak voor grote klassen (31497, nr. ;
  • de motie-Jasper van Dijk over meten van het draagvlak voor passend onderwijs (31497, nr. ;
  • de motie-Straus/Ypma over vergroten van de betrokkenheid van ouders en docenten (31497, nr. .

(Zie vergadering van 18 december 2013.)

De voorzitter:
De motie-Van Meenen (31497, nr. is in die zin gewijzigd en nader gewijzigd dat zij thans luidt:

In stemming komt de nader gewijzigde motie-Van Meenen (31497, nr. was nr. 114).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze nader gewijzigde motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Jasper van Dijk (31497, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van 50PLUS, D66, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Jasper van Dijk (31497, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, 50PLUS, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Straus/Ypma (31497, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, Bontes, het CDA, de ChristenUnie, de VVD, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de fractie van de SGP ertegen, zodat zij is aangenomen.


Stemmingen moties Landbouw- en Visserijraad

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Landbouw- en Visserijraad,

te weten:

  • de motie-Ouwehand/Thieme over de inzet om het doden van gewervelde dieren tot een nationale bevoegdheid te behouden (21501-32, nr. ;
  • de motie-Ouwehand over aanpassen van de herkomstetikettering van vlees (21501-32, nr. .

(Zie vergadering van 18 december 2013.)

De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Ouwehand stel ik voor, haar motie (21501-32, nr. 759) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

In stemming komt de motie-Ouwehand (21501-32, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van D66, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemmingen moties Najaarsnota 2013

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het debat over de Najaarsnota 2013,

te weten:

  • de motie-Tony van Dijck over het aanzienlijk verlagen van belastingen en accijnzen (33805, nr. ;
  • de motie-Van Hijum over het niet extra belasten van het EMU-saldo als gevolg van de intensivering voor onderwijs (33805, nr. ;
  • de motie-Van Hijum over uitgebreid rapporteren over de ontwikkeling van de belastinginkomsten (33805, nr. .

(Zie vergadering van heden.)

In stemming komt de motie-Tony van Dijck (33805, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, Bontes en 50PLUS voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Hijum (33805, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA en 50PLUS voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Hijum (33805, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, Bontes en het CDA voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemmingen moties Pensioenakkoord

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het debat over het pensioenakkoord,

te weten:

  • de motie-Madlener over naar de prullenbak verwijzen van het pensioenakkoord (32043, nr. ;
  • de motie-Klein/Omtzigt over een actuariële berekening van het verschil tussen het oude en het nieuwe plan (32043, nr. .

(Zie vergadering van heden.)

Mevrouw Vermeij (PvdA):
Excuus, voorzitter. Ik maak een sprongetje terug naar de stemming onder punt 17. Wij wensen te worden geacht voor de motie-Ouwehand op stuk nr. 760 (21501-32) te hebben gestemd.

De voorzitter:
Waarvan akte. De motie blijft verworpen.

Ik geef gelegenheid tot het afleggen van een stemverklaring vooraf.

De heer Klein (50PLUS):
Voorzitter. 50PLUS is tegen het pensioenakkoord, maar in tegenstelling tot hetgeen met de motie-Madlener op stuk nr. 189 wordt gesuggereerd, betekent het pensioenakkoord geen afbraak van het pensioenstelsel. Het is een verslechtering van de pensioenopbouw voor jongeren. Wat in de motie staat, betekent dat het ook slechter zou zijn voor de gepensioneerden. Dat is echter niet aan de orde. Daarom zullen we tegen deze motie stemmen.

In stemming komt de motie-Madlener (32043, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, Bontes, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Klein/Omtzigt (32043, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, Bontes, het CDA, 50PLUS, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemming motie Mediawet 2008

Aan de orde is de stemming over een aangehouden motie, ingediend bij de behandeling van het wetsvoorstel Wijziging van onder meer de Mediawet 2008,

te weten:

  • de motie-Klein over een advies over de optie om het Mediafonds zelfstandig voort te laten bestaan (33664, nr. .

(Zie vergadering van 10 oktober 2013.)

De voorzitter:
De motie-Klein (33664, nr. is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

In stemming komt de gewijzigde motie-Klein (33664, nr. was nr. 19).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van 50PLUS, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemmingen moties Energiebesparing gebouwen

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Energiebesparing gebouwen,

te weten:

  • de motie-Paulus Jansen over afspraken over een sluitend kwaliteitssysteem voor het energielabel utiliteitsbouw (30196, nr. ;
  • de motie-Paulus Jansen/Monasch over handhaven van het ambitieniveau van de energieprestatienorm voor nieuwbouwwoningen (30196, nr. ;
  • de motie-Verhoeven/Visser over beschikbaar maken van het energiebesparingsfonds voor vrijesectorhuurwoningen (30196, nr. .

(Zie vergadering van heden.)

In stemming komt de motie-Paulus Jansen (30196, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de VVD, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Paulus Jansen/Monasch (30196, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de ChristenUnie, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Verhoeven/Visser (30196, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de VVD, 50PLUS, D66 en de PvdA voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.


Stemmingen Wijziging begroting Economische Zaken

Aan de orde is de stemming in verband met het wetsvoorstel Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Economische Zaken (XIII) voor het jaar 2013 (wijziging samenhangende met de Najaarsnota) (33805-XIII).

(Zie vergadering van heden.)

In stemming komt het amendement-Schouten (stuk nr. 4, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, Bontes, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de VVD, 50PLUS, de PvdA en de PvdD voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

Ik stel vast dat door de aanneming van dit amendement het andere op stuk nr. 4 voorkomende amendement als aangenomen kan worden beschouwd.

In stemming komt het wetsvoorstel, zoals op onderdelen gewijzigd door de aanneming van de amendementen-Schouten (stuk nrs. 4, I en II).

De voorzitter:
Ik constateer dat dit wetsvoorstel met algemene stemmen is aangenomen.


Stemmingen moties Nationale implementatie GLB

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Nationale implementatie GLB,

te weten:

  • de motie-Lodders/Dikkers over nader uitwerken van de hoofdlijnenbrief (28625, nr. ;
  • de motie-Geurts over het zo samenstellen van pakketten dat er geen landbouwgrond uit productie wordt genomen (28625, nr. ;
  • de motie-Geurts over terreinbeherende organisaties uitsluiten van bedrijfstoeslagen (28625, nr. ;
  • de motie-Ouwehand over het uitsluiten van sierteelt (28625, nr. ;
  • de motie-Ouwehand over het niet meetellen van ecologische focusgebieden (28625, nr. ;
  • de motie-Ouwehand over kwetsbare graslanden buiten Natura 2000-gebieden (28625, nr. ;
  • de motie-Ouwehand over voorwaarden aan het grondwaterpeil (28625, nr. ;
  • de motie-Smaling/Klaver over waardevolle graslanden buiten Natura 2000-gebieden (28625, nr. ;
  • de motie-Dik-Faber/Geurts over overleg met de provincies over de regeling voor jonge boeren (28625, nr. .

(Zie vergadering van 18 december 2013.)

De voorzitter:
Op verzoek van de heer Smaling stel ik voor, zijn motie (28625, nr. 181) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:
De motie-Dik-Faber/Geurts (28625, nr. is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

In stemming komt de motie-Lodders/Dikkers (28625, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de VVD, 50PLUS, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Geurts (28625, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, Bontes, het CDA en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Geurts (28625, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, Bontes en het CDA voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Ouwehand (28625, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Ouwehand (28625, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Ouwehand (28625, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Ouwehand (28625, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van GroenLinks en de PvdD voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Dik-Faber/Geurts (28625, nr. was nr. 183).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, Bontes, de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de VVD, D66, GroenLinks, de PvdA, de PvdD en de SP voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de fractie van 50PLUS ertegen, zodat zij is aangenomen.


Stemming motie voortgangsrapportage Contraterrorisme en –extremisme

Aan de orde is de stemming over een motie, ingediend bij het debat over de (Jaarlijkse) voortgangsrapportage Contraterrorisme en –extremisme,

te weten:

  • de motie-Van Klaveren over wetgeving ter introductie van administratieve detentie (29754, nr. .

(Zie vergadering van heden.)

In stemming komt de motie-Van Klaveren (29754, nr. .

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV en Bontes voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemming brief Onderzoeksvoorstel tijdelijke commissie Fyra

Aan de orde is de stemming in verband met de brief van het Presidium over het onderzoeksvoorstel van de tijdelijke commissie Fyra (33678, nr. 4).

De voorzitter:
Ik stel voor, conform het voorstel van het Presidium te besluiten en in te stemmen met het onderzoeksvoorstel voor een parlementaire enquête over de Fyra onder de aantekening dat de fractie van de PVV geacht wenst te worden tegen het voorstel te hebben gestemd.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:
Ik stel voor, de parlementaire enquêtecommissie Fyra in te stellen en ik benoem daarin de leden Van der Steur, Mei Li Vos, Van Gerven, Van Toorenburg en Bergkamp.

Daartoe wordt besloten.


Stemming motie Dierenwelzijn

Aan de orde is de stemming over een aangehouden motie, ingediend bij het debat over dierenwelzijn,

te weten:

  • de gewijzigde motie-Dik-Faber/Lodders over in kaart brengen van de problematiek van routinematige keizersneden (28286, nr. was nr. 696).

(Zie notaoverleg van 2 december 2013.)

In stemming komt de gewijzigde motie-Dik-Faber/Lodders (28286, nr. was nr. 696).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, het CDA, de ChristenUnie, de VVD en 50PLUS voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemming brief Onderzoeksopdracht herziening Wet op de parlementaire enquête

Aan de orde is de stemming in verband met de brief van het Presidium over het verbreden van de onderzoeksopdracht van de tijdelijke commissie Herziening Wet op de parlementaire enquête (33812, nr. 2).

De voorzitter:
Ik stel voor, conform het voorstel van het Presidium te besluiten en in te stemmen met het verzoek van de commissie voor de Werkwijze om de onderzoeksopdracht van de Tijdelijke commissie herziening Wet op de parlementaire enquête te verbreden, in die zin dat door deze commissie ook de mogelijkheden en randvoorwaarden van het horen onder ede buiten de parlementaire enquête worden onderzocht.

Daartoe wordt besloten.


Stemming motie Privéklinieken geestelijke gezondheidszorg en marktwerking

Aan de orde is de stemming over een aangehouden motie, ingediend bij het debat over privéklinieken in de geestelijke gezondheidszorg en marktwerking,

te weten:

  • de motie-Leijten over een inhoudelijke toetsing op kwaliteit (31016, nr. .

(Zie vergadering van heden.)

De voorzitter:
De motie-Leijten (31016, nr. is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

In stemming komt de gewijzigde motie-Leijten (31016, nr. was nr. 61).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, Bontes, het CDA, GroenLinks, de PvdD en de SP voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

Daarmee zijn wij aan het einde gekomen van de stemmingen. Voordat ik de vergadering sluit, wil ik graag een paar woorden met u delen. Over twaalf dagen loopt een bewogen 2013 af, een jaar met hoogte-, maar ook met dieptepunten. Ook wij, de leden, maakten dieptepunten mee, in ons privéleven en in ons werk. Dat geldt ook voor onze medewerkers en voor onze Kamerambtenaren. Velen van ons en hun naasten kregen verdriet te verwerken, soms klein leed, soms heel groot verlies, door ziekte of door overlijden. Ik hoop voor hen dat de rouw en het verdriet plaatsmaken voor goede en mooie herinneringen aan de overledene.

2013 was ook het jaar van de abdicatie van Koningin Beatrix en van de inhuldiging van de Koning. Gebeurtenissen die bijzondere inzet, improvisatie en gezonde spanning vergden, maar tevens veel plezier opleverden. Ik kijk er, en ik hoop u allen, met tevredenheid op terug.

Dan een korte terugblik op ons vergaderjaar. Ook dit jaar werd er veel vergaderd. Oktober spant met 988 vergaderingen de kroon, gemiddeld bijna 43 vergaderingen per dag, de maandag en vrijdag meegerekend. U werkte tot en met 18 december, dus tot en met gisteren, 1.190 uren in de plenaire zaal en u hield 1.579 commissievergaderingen. Ik voeg daar nog 2.503 schriftelijke vragen, 3.137 moties en 180 mondelinge vragen aan toe.

Ik wil alle Kamermedewerkers van de ambtelijke organisatie, maar zeer zeker ook van de fracties, die het mogelijk maken dat wij hier ons werk en dit werk doen, heel hartelijk danken voor hun steun, enthousiasme en inzet dit jaar.

(Geroffel op de bankjes)

De voorzitter:
Dames en heren, voor u zit een tevreden voorzitter. Dat zal u misschien verbazen, maar toch is het zo. Ik stel vast dat de Kamer erin is geslaagd om de rijksbegroting al op 5 december dit jaar afgehandeld te hebben. Dat is dus twee weken eerder dan dat gebruikelijk was, ondanks de vertraging die ontstond door de totstandkoming van het Herfstakkoord.

Ik sluit af, en ik wens u allen een kerstreces toe waarin u met uw dierbaren geniet en ontspant, waarin u rond de kerstboom tussen alle jaaroverzichten door ruimte vindt voor reflectie en inspiratie voor de toekomst, te beginnen met 2014. Ik hoop in het nieuwe jaar samen met u allen het hart van de democratie, onze Tweede Kamer, weer met grote inzet te dienen en het gezamenlijk de statuur en de uitstraling te geven die het verdient.

Ik wens u, en ook de belangstellenden die via diverse kanalen elke keer weer meekijken en meeluisteren, heel mooie kerstdagen en een gezond en gelukkig 2014.

(Geroffel op de bankjes)

Sluiting

Sluiting 19.04 uur.