Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Lahlah over de gaten in de Nederlandse rechtsbescherming en het effect daarvan op het vertrouwen in de overheid
Vragen van het lid Lahlah (GroenLinks-PvdA) aan de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over de gaten in de Nederlandse rechtsbescherming en het effect daarvan op het vertrouwen in de overheid (ingezonden 17 maart 2025).
Antwoord van Staatssecretaris Struycken (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 27 maart
2025).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Het hele land door voor je burgerrecht»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Hoe beziet u de bevindingen uit het artikel in het licht van de conclusies van commissie
Van der Meer II?
Antwoord 2
Ik ben bekend met de signalen dat het aanbod van sociaal advocaten in sommige regio’s
en op specifieke rechtsgebieden knelt. De signalen zijn zorgelijk, maar niet nieuw.
De commissie-Van der Meer II beveelt onder meer aan om de Raad voor Rechtsbijstand
het aanbod aan sociaal advocaten per regio en rechtsgebied te laten monitoren zodat
gerichte maatregelen kunnen worden getroffen.2 Het Kenniscentrum Stelsel Gesubsidieerde Rechtsbijstand houdt al gegevens bij over
de ontwikkeling in het aantal sociaal advocaten in de afgelopen vijf jaar. Ik heb
het Kenniscentrum gevraagd nader onderzoek te doen naar de ontwikkeling van het aanbod
van sociaal advocaten en daarbij onder meer te differentiëren naar rechtsgebied en
regio. Dit onderzoek zal op korte termijn van start gaan. Naast nader onderzoek naar
de aanbodkant zal er in het kader van het onderzoek voor de periodieke geschilbeslechtingsdelta
gekeken worden of er ook per provincie meer inzicht verkregen kan worden in welke
mate burgers juridische problemen ervaren en of zij daar oplossingen voor kunnen vinden.
Ik verwacht de volgende geschilbeslechtingsdelta eind dit jaar. Wanneer de onderzoeksresultaten
van voorgenoemde onderzoeken bekend zijn kan bekeken worden of en zo ja welke (gerichte)
maatregelen getroffen moeten worden. Daarnaast zijn met het plan van aanpak sociale
advocatuur, aan uw Kamer toegezonden bij brief van 20 april 2023,3 al de nodige maatregelen in gang gezet om de aanwas van sociaal advocaten te stimuleren,
waarover in de halfjaarlijkse voortgangsrapportages telkens de laatste stand zaken
is geschetst.4 Ik werk bovendien op dit moment samen met onder meer de Raad voor Rechtsbijstand,
Nederlandse orde van advocaten en de Vereniging Sociaal Advocatuur Nederland aan een
visie op de toekomst van de sociale advocatuur. Daaraan worden concrete doelen en
maatregelen gekoppeld. In mijn brief van 27 maart jl. heb ik u nader geïnformeerd
over dit traject en mijn vervolgstappen naar aanleiding van de conclusies uit het
rapport van de commissie-Van der Meer II.
Vraag 3
Deelt u de mening dat iemands postcode geen invloed zou mogen hebben op diens toegang
tot rechtsbijstand?
Antwoord 3
Ja.
Vraag 4
Hoe beoordeelt u de uitspraak van Nationale ombudsman Reinier van Zutphen dat de regionale
verschillen in de toegang tot rechtsbijstand veel te groot zijn geworden, en dat veel
burgers een overheid tegenover zich zien die hun problemen niet oplost? Zo ja, wat
gaat u hieraan doen? Zo nee, hoe duidt u het feit dat een sociaal advocaat in de Achterhoek
zes keer zoveel mensen moet bedienen als een sociaal advocaat in regio Amsterdam?
Antwoord 4
Zie het antwoord bij vraag 2.
Vraag 5
Wat vindt u ervan dat mensen die afhankelijk zijn van sociaal advocaten, een groep
die minder te besteden heeft dan gemiddeld en soms afhankelijk is van een bijstandsuitkering
of Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo)-ondersteuning, vaak verder moet reizen
voor een sociaal advocaat waardoor ze daar meer ov- of benzinekosten aan kwijt zijn?
Deelt u de zorgen dat de kosten of bereikbaarheid voor sommigen een reden zijn om
niet te gaan en ouderen of zieken überhaupt buitenspel zet? Bent u bereid hier iets
aan te doen, bijvoorbeeld middels een reiskostenvergoeding?
Antwoord 5
Ik deel de zorgen over de afname van het aanbod aan sociaal advocaten. De toegang
tot rechtsbijstand moet voor iedereen in Nederland gewaarborgd zijn; reistijd mag
hierin geen belemmering zijn. Een vergoeding van reiskosten is mijns inziens echter
niet de oplossing. Ik richt mij op het tegengaan en keren van het dalende aanbod aan
sociaal advocaten zodat voor iedereen, waar ook in Nederland, een sociaal advocaat
altijd beschikbaar en bereikbaar is. Zoals in mijn brief van 27 maart jl. heb aangegeven
zie ik twee wegen waarlangs de versterking van de sociale advocatuur verder moet worden
bevorderd: een redelijke vergoeding per zaak en toekomstbestendigheid voor sociaal
advocaten. Ik acht het van belang om hierop in te zetten om het tij te keren.
Vraag 6
Hoe beoordeelt u de bevindingen van Hogeschool Utrecht dat in gemeenten waar inwoners
armer zijn minder laagdrempelige rechtshulp beschikbaar is, evenals in gemeenten waar
relatief veel gedupeerden van de toeslagenaffaire wonen? Deelt u de mening dat laagdrempelige
toegang tot sociale rechtsbijstand juist voor deze groep van groot belang is? Zo ja,
wat gaat u eraan doen om dit te veranderen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 6
Zoals ik in mijn antwoorden op eerdere Kamervragen van het lid Van Nispen (SP) schreef,
vind ik het belangrijk dat iedereen met sociaaljuridische problemen op een laagdrempelige
manier ergens terecht kan en goed geholpen wordt.5
Specifiek vanuit mijn verantwoordelijkheid voor het stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand
zet ik in op goede toegang tot en versterking van de dienstverlening door het Juridisch
Loket en op samenwerking tussen het juridische en het sociale domein in regio’s. De
recente motie van Van Nispen (SP) en Palmen (NSC)6 is aanleiding om concreet te laten verkennen hoe een landelijk dekkend netwerk sociaaljuridische
hulp tot stand zou kunnen komen, met specifieke aandacht voor de gebieden waar het
aanbod beperkt is. Dit vraagstuk reikt verder dan het stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand.
De uitvoering van de motie pak ik samen met de Ministeries van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
(programma Armoede en Schulden) en Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties (programma
overheidsbrede loketten) op. Ook betrek ik het Ministerie van Financiën, de VNG en
Divosa bij het vraagstuk hoe Rijk en gemeenten op dit punt beter kunnen samenwerken.
Het is mijn streven dat vóór de zomer een kwartiermaker aangesteld wordt.
Vraag 7
Deelt u de zorg dat het aanstaande «Ravijnjaar» en de bezuinigingen op gemeenten er
mogelijk toe bijdragen dat in nog meer gemeenten sociale raadslieden zullen verdwijnen?
Antwoord 7
Gemeentelijke inzet op gebied van lokale rechtsbescherming, bijvoorbeeld via sociaal
raadsliedenwerk, is erg belangrijk. Vanuit mijn verantwoordelijkheid voor het stelsel
van gesubsidieerde rechtsbijstand kan ik echter geen invloed uitoefenen op de keuzes
die gemeenten hierin maken. Wel zie ik een rol voor de in het antwoord op vraag 6
genoemde kwartiermaker om hierover het gesprek met gemeenten aan te gaan.
Vraag 8
Hoe verklaart u de tegenstelling dat het kabinet (beperkt) investeert in laagdrempelige
juridische hulp, maar opnieuw bezuinigt op de sociale advocatuur, waar 12% op gekort
wordt?
Antwoord 8
Er is geen tegenstelling, aangezien er geen sprake is van een korting van 12% op de
sociale advocatuur.
Vraag 9
Deelt u de grote zorg over de schatting van de Raad voor Rechtsbijstand dat 2500 van
de 4400 sociaal advocaten in Nederland op hun pensioen afkoersen? Hoe verhoudt zich
dit volgens u tot de uitstroom van jonge advocaten, die massaal de sociale advocatuur
verlaten?
Antwoord 9
Ja, ik deel deze zorg. Ik zie de gevolgen die de vergrijzing, de beperkte jonge aanwas
en de uitstroom van jonge sociaal advocaten heeft voor het totale aanbod van sociaal
advocaten.
De afgelopen jaren zijn al verschillende maatregelen genomen om de sociaal advocatuur
te versterken. Deze zijn toegelicht in de brief aan uw Kamer van 20 april 2023 en
de halfjaarlijkse voortgangsrapportages.7, 8 In mijn brief van 27 maart jl. ben ik ingegaan op hoe ik, voortbordurend op de al
in gang gezette maatregelen de versterking van de sociaal advocatuur verder wil bevorderen,
langs de lijnen van toekomstbestendigheid en een redelijke vergoeding. Met deze maatregelen
wil ik onder andere de instroom van (jonge) sociaal advocaten in het stelsel stimuleren
en de uitstroom van jonge sociaal advocaten uit het stelsel verder voorkomen.
Vraag 10
Erkent u de gevolgen voor rechtszoekenden van het afwijzen van zaken door sociaal
advocaten, die door overweldigende drukte steeds kritischer worden op zaken die ze
accepteren en daardoor bijvoorbeeld toeslagenherstelzaken afwijzen?
Antwoord 10
Het is zorgwekkend als rechtzoekenden hun toegang tot het recht niet kunnen effectueren.
Artikel 13 Advocatenwet biedt, in uitzonderlijke gevallen en wanneer er aan de voorwaarden
is voldaan, bescherming aan de rechtzoekende op dit punt. Wanneer een rechtzoekende
niet of niet tijdig een advocaat bereid vindt de rechtzoekende zijn diensten te verlenen
in een zaak waarin vertegenwoordiging door een advocaat noodzakelijk is, kan deze
zich wenden tot de deken van de orde van advocaten met het verzoek een advocaat aan
te wijzen. Daarnaast acht ik het van groot belang om de sociale advocatuur te versterken
en de instroom van (jonge) sociaal advocaten te bevorderen zodat de werklast beter
kan worden gespreid.
Vraag 11
Deelt u de mening dat het stelsel ernstig onder druk wordt gezet doordat toevoegingen
die sociaal advocaten krijgen niet meer gecorrigeerd worden voor inflatie? Zo nee,
waarom niet en hoe verklaart u dan de conclusies van commissie Van der Meer II en
de grote uitstroom van sociaal advocaten? Zo ja, wat gaat u hieraan doen en op welke
termijn? Bent u bereid hier extra geld voor vrij te maken, bijvoorbeeld bij de Voorjaarsnota?
Antwoord 11
Ik erken dat het stelsel onder druk staat, maar dit komt niet doordat de vergoedingen
niet meer gecorrigeerd worden voor de inflatie. Op grond van artikel 3 tweede lid
Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 worden de vergoedingen ieder jaar geïndexeerd.
Met die indexering wordt de vergoeding onder andere gecorrigeerd voor de ontwikkeling
van de consumentenprijsindex (de inflatie). De indexering is in de periode van 1 februari
2015 tot en met 31 december 2018 tijdelijk stopgezet, maar vanaf 2019 wordt deze weer
jaarlijks toegepast.
Voor de maatregelen die ik tref voor de versterking van de sociale advocatuur en de
inhoudelijke reactie op de conclusies van de commissie-Van der Meer II, verwijs ik
u verder naar mijn brief van 27 maart jl.
Vraag 12
Bent u van mening dat de aanbeveling van de Staatscommissie rechtsstaat in het rapport
«De gebroken belofte van de rechtsstaat» naar aanleiding van het Groninger gasschandaal
en de toeslagenaffaire om fors te investeren in de verbetering van rechtsbescherming,
is opgevolgd? Waarom wel of niet?
Antwoord 12
Voor wat betreft de opvolging van de aanbeveling van de Staatscommissie rechtsstaat
over het investeren in de rechtsbescherming verwijs ik naar de kabinetsreactie op
het adviesrapport van de staatscommissie die voor het zomerreces van 2025 wordt verwacht.
Ik wil daar hier niet op vooruit lopen.
Voor wat betreft investering in de sociale advocatuur het volgende. De afgelopen jaren
zijn al verschillende maatregelen genomen om de sociale advocatuur te versterken.9 Zo is met de invoering van scenario 1 van de commissie-Van der Meer I per 1 januari
2022 structureel geïnvesteerd in de sociale advocatuur en in december 2023 is een
eenmalige compensatie van in totaal 26 miljoen euro uitgekeerd aan rechtsbijstandverleners
werkzaam in het stelsel.
Recentelijk is de commissie-Van der Meer II met haar aanbevelingen gekomen, voor de
inhoudelijke reactie daarop verwijs ik u naar mijn brief van 27 maart jl.
Vraag 13
Deelt u de zorg van de Nationale ombudsman dat de afname in het aantal beroepszaken
van burgers tegen de overheid deels komt doordat burgers niet meer kunnen procederen
omdat ze niemand kunnen vinden of ze het niet meer kunnen betalen?
Antwoord 13
Waar de afname van het aantal beroepszaken dat burgers tegen de overheid voeren precies
vandaan komt is niet bekend. Ik wil niet over de oorzaak speculeren. Wat vast staat
is dat we de sociale advocatuur moeten versterken zoals in mijn vorige antwoorden
toegelicht.
Aanvullend merk ik op dat de laatste jaren overheidsbreed een groot aantal initiatieven
in gang zijn gezet die burgergericht werken van de overheid bevorderen. Deze initiatieven
dragen eraan bij dat problemen en bezwaren van burgers zoveel mogelijk al vóór de
beroepsprocedure worden erkend en opgelost. Denk aan programma’s zoals Werk aan Uitvoering
en het deelprogramma Burgergerichte overheid van het programma Stelselvernieuwing
Rechtsbijstand. Dit laatste deelprogramma had het voorkomen van onnodige procedures
in het bestuursrecht expliciet als doel.
Vraag 14
Klopt het dat nooit gedefinieerd is wat voldoende aanbod van rechtsbijstand zou moeten
behelzen? Hoe kijkt u naar de opmerking van de Raad voor Rechtsbijstand dat die definitie
niet gemaakt zou moeten worden door de Raad zelf, maar door het Ministerie van Justitie
en Veiligheid? Bent u bereid een dergelijke definitie op te stellen?
Antwoord 14
Een dergelijke definitie bestaat op dit moment inderdaad niet. Ik ben met de Nederlandse
orde van advocaten, de Raad voor Rechtsbijstand en de Vereniging Sociaal Advocatuur
Nederland een visietraject voor de sociale advocatuur gestart. Het doel is om een
vernieuwende, concrete visie te vormen, met alle betrokken partijen in het veld, voor
een duurzaam aanbod van sociaal advocaten. Het gaat om het ontwikkelen van fundamentele
ideeën over waar we over 5–10 jaar willen staan. Mijns inziens valt uw vraag over
de wenselijkheid van een definitie van voldoende aanbod van rechtsbijstand ook onder
deze visie en ik neem deze vraag mee in dit traject.
Vraag 15
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het commissiedebat over gesubsidieerde rechtsbijstand
op 1 april?
Antwoord 15
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
T.H.D. Struycken, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.