Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Beckerman over de afhandeling van mijnschade in Limburg
Vragen van het lid Beckerman (SP) aan de Minister voor Klimaat en Groene Groei over de afhandeling van mijnschade in Limburg (ingezonden 10 februari 2025).
Antwoord van Minister Hermans (Klimaat en Groene Groei) (ontvangen 27 maart 2025).
Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2024–2025, nr. 1314.
Inleiding
Alvorens ik in ga op het beantwoorden van de specifieke vragen die aan mij zijn gesteld,
vind ik het belangrijk om te benoemen dat ik op 10 maart jl. in Zuid-Limburg ben geweest.
Tijdens het bezoek heb ik gesproken met bewoners, een oud-mijnwerker, de kwartiermakers
en regionale bestuurders. De bewoners hebben mij verteld over de schade aan hun woning
en het leed dat dit veroorzaakt. Zij hebben ook verteld over de teleurstelling dat
de schadeafhandeling nog niet is begonnen. Ik vond het een intens en goed gesprek
waarin duidelijk werd wat de schade met de bewoners doet. Er is besproken dat het
kabinet alles op alles zal zetten om ervoor te zorgen dat de schadeafhandeling aan
het eind van dit jaar zal beginnen. De bestuurders gaven mee dat nu vooral zichtbare
stappen belangrijk zijn zodat het voor Limburg duidelijk is dat we binnenkort echt
van start gaan. Het toenmalige kabinet heeft in 2023 met Limburg de afspraak gemaakt
dat particuliere woningeneigenaren een tegemoetkoming krijgen waarmee de mijnbouwschade
aan hun woning hersteld kan worden. Mijn inzet is hetzelfde. Uit reacties is gebleken
dat het niet duidelijk was of de regeling ook zal gelden voor particuliere huiseigenaren
die wonen in appartementencomplexen met een Vereniging Van Eigenaren. Het kabinet
kan hierbij bevestigen dat de regeling ook voor hen zal gelden.
Vraag 1
Deelt u de mening dat het nog 2 tot 3 jaar moeten wachten op de definitieve schaderegeling
voor mijnbouwschade in Limburg, vriendelijke uitgedrukt, uitermate teleurstellend
is?
Antwoord 1
Het streven om de regeling eerder te openen is helaas niet gelukt omdat de afhandeling
van de mijnbouwschade niet bij een bestaande organisatie kon worden ondergebracht.
De doorlooptijd van het oprichten van een structurele organisatie is lang. Het kabinet
heeft daarom besloten om een tijdelijke organisatie op te zetten. Deze organisatie
zal een digitaal en een fysiek loket hebben. De schadeafhandeling zal eind 2025 worden
gestart. Particuliere huiseigenaren met mijnbouwschade aan hun woning zullen zich
per postcode tranche kunnen melden. Hierbij wordt ook rekening gehouden met de door
de gemeenten aangeleverde postcodes, de deelnemers van de pilot en de door de stichting
Calamiteitenfonds afgewezen schadegevallen. Het kabinet vindt het vervelend dat mensen
in Limburg langer moeten wachten voordat zij een beroep kunnen doen op deze onverplichte
tegemoetkoming.
Vraag 2
Hoe kan het dat de overheid jarenlang gedupeerden heeft laten wachten, toen beloofde
dat er voorjaar 2024 een regeling zou zijn en nu het grootste deel van de gedupeerden
zal moeten wachten tot 2027 of 2028 tot er een definitieve regeling is?
Antwoord 2
Het is het kabinet in 2024 helaas niet gelukt om de schadeafhandeling bij een bestaande
en geschikte organisatie onder te brengen. In juni 2024 zijn twee kwartiermakers aan
de slag gegaan om een advies te geven over de organisatie van de schadeafhandeling.
Eind 2024 hebben de kwartiermakers advies uitgebracht. Op grond van dit advies wil
het kabinet zo snel mogelijk een tijdelijke organisatie opzetten die van start gaat
met de schadeafhandeling. Deze taak zal daarna door een definitieve organisatie worden
uitgevoerd. Zoals aangegeven in de Kamerbrief1 van 31 januari zal de regeling eind 2025 worden geopend. De openstelling van de regeling
zal in tranches verlopen zodat de schadeafhandeling niet vastloopt door een mogelijke
toevloed van aanmeldingen.
Vraag 3
Klopt het dat u met de zin «Binnen het stelsel van deze coulanceregeling zal het kabinet
andere keuzes maken dan bijvoorbeeld de keuzes die gemaakt zijn met betrekking tot
het schadeherstel in Groningen» lijkt te impliceren dat het bewijsvermoeden niet zal
worden toegepast in Limburg?
Antwoord 3
Uitgangspunt van de schadeafhandeling Limburg is dat het nog op te richten Instituut
Mijnbouwschade Limburg en de Limburg Kamer van de Commissie Mijnbouwschade de bewijslast
van huiseigenaren volledig overneemt, op het moment dat zij een aanvraag indienen.
De particuliere huiseigenaar wordt ontzorgd en geïnformeerd over de vervolgstappen.
In het kader van deze regeling hoeft er geen causaal verband te worden bewezen, maar
is voldoende dat het «voldoende aannemelijk» is dat schade aan een woning het gevolg
is van bodembeweging door de voormalige steenkoolwinning. Dit hoeft de particuliere
huiseigenaar voor deze regeling ook niet zelf te doen. De Limburg Kamer van de Commissie
Mijnbouwschade onderzoekt naar aanleiding van de aanvraag of het voldoende aannemelijk
is dat de schade aan de woning het gevolg is van bodembeweging door de voormalige
steenkoolwinning en adviseert hierover. Het kabinet zal u op korte termijn informeren
over hoe invulling wordt gegeven aan de motie van de leden Beckerman en Bushoff2, waarin de regering wordt verzocht om het wettelijk bewijsvermoeden voor alle mijnbouwactiviteiten
in Nederland te laten gelden.
Vraag 4
Zo ja, waarom gebruikt u zulk verhullend taalgebruik om te zeggen dat bewoners minder
rechten krijgen dan andere bewoners elders in het land? Zo nee, hoe moeten we deze
zin dan lezen?
Antwoord 4
Bewoners in Limburg krijgen niet minder rechten dan andere bewoners in Nederland.
Met deze regeling biedt het kabinet particuliere huiseigenaren in Limburg met fysieke
schade aan hun woning, vanwege de bijzondere omstandigheden in het gebied, juist een
oplossing waar er in de meeste gevallen geen recht (meer) op een vergoeding van de
schade aan hun woning bestaat.
Er is in het betreffende gebied sprake van aanzienlijke na-ijlende effecten van de
voormalige steenkoolwinning en dit veroorzaakt schade of heeft in het verleden schade
veroorzaakt. Maar omdat de steenkoolwinning al meer dan vijftig jaar geleden is beëindigd
zijn er in veel gevallen geen mijnbouwondernemingen of rechtsopvolgers meer om aansprakelijk
te stellen. Waar dit nog wel kan, is er in veel gevallen op grond van het civiele
aansprakelijkheids- en schadevergoedingsrecht geen recht op vergoeding.
De particuliere huiseigenaren worden met de regeling ontzorgd en hen wordt ook een
lang en onzeker juridisch traject bespaard. In de gevallen waar er nog een rechtsopvolger
is neemt de Staat deze vorderingen van de particuliere huiseigenaren over en zal dit
op de rechtsopvolgers van de mijnbouwbedrijven verhalen. Het verhalen van deze kosten
zal niet lukken als de aansprakelijkheid is verjaard of als het voormalige mijnbouwbedrijf
geen rechtsopvolger heeft.
Vraag 5
Waarom weigert u de aangenomen motie van de leden Beckerman en Bushoff (Kamerstuk
33 529, nr. 1219) uit te voeren, waarin de Kamer de regering verzoekt het bewijsvermoeden voor alle
mijnbouwactiviteiten in Nederland te laten gelden?
Antwoord 5
Het kabinet zal u op korte termijn informeren over hoe invulling gegeven wordt aan
de motie van de leden Beckerman en Bushoff.3
Vraag 6
Erkent u dat de Stichting Calamiteitenfonds Mijn(water)schade Limburg (Het calamiteitenfonds)
die acute mijnschade afhandelde in Limburg, al uitging van «aannemelijkheid» bij de
schadebeoordeling? Deelt u de mening dat het er door uw woorden sterk op lijkt dat
de toekomstige praktijk een stap terug is voor Limburgse gedupeerden?
Antwoord 6
Nee, deze mening deelt het kabinet niet. De voorziening die door de stichting Calamiteitenfonds
Mijn(water)schade Limburg (hierna: stichting) uitgevoerd wordt, is een tijdelijke
maatregel voor zeer ernstige gevallen. Het gaat daarbij om bijzondere en niet veel
voorkomende situaties. Het kabinet is tevreden dat de stichting een aantal ernstige
en schrijnende schadegevallen heeft opgelost. In de afgelopen jaren heeft het kabinet
ervoor gekozen om de stichting te blijven financieren zodat zij haar werk kon doen.
Het kabinet is van plan om alle particuliere huiseigenaren (ook als lid van een Vereniging
van Eigenaren) die te maken hebben met mijnbouwschade aan hun woning te helpen zodat
de schade kan worden hersteld. Het doel van het kabinet komt daarmee overeen met het
doel van de stichting, maar heeft een breder bereik.
Vraag 7
Herrinert u zich dat eind vorig jaar het laatste punt dat een definitieve schaderegeling
voor Limburg in de weg stond, de te kiezen rechtsvorm was? Waarom is er nu nog steeds
onduidelijkheid over de rechtsvorm en blijkt er nu ook onduidelijkheid over tal van
andere aspecten rondom de schadeafhandeling?
Antwoord 7
Het kabinet heeft besloten om te beginnen met een tijdelijke organisatie die onder
de vlag van het Ministerie van Klimaat en Groene Groei zo spoedig mogelijk aan de
slag zal gaan. Daar wordt nu hard aan gewerkt. Zoals eerder aangegeven zal de schadeafhandeling
eind 2025 van start gaan.
Vraag 8
Welke adviezen heeft u gekregen over de te kiezen rechtsvorm en kunt u deze met de
Kamer delen?
Antwoord 8
Het kabinet heeft op 14 juni 2024 een advies gekregen van het bureau AEF. Dit advies
«Onderzoek rechts- en organisatievorm I3ML» is bij deze brief gevoegd. Het kabinet
heeft eind december 2024 van de kwartiermakers Van der Broeck en Ploumen een advies
gekregen. Dit advies is als bijlage bij de Kamerbrief4 van 31 januari al naar de Tweede Kamer gestuurd.
Vraag 9
Kunt u zich voorstellen dat gedupeerden denken dat het onwil is van de overheid om
na al die jaren weer met een teleurstellende boodschap te komen over de schadeafhandeling?
Antwoord 9
Ja. Tijdens het werkbezoek op 10 maart heb ik gesproken met enkele gedupeerden. Zij
hebben mij verteld over het leed dat zij ervaren vanwege de schade aan hun woning
en de teleurstelling dat de schadeafhandeling nog niet is begonnen. Ik hoop dat ik
tijdens ons gesprek de gedupeerden heb kunnen laten zien dat er door het kabinet hard
gewerkt wordt om dit jaar te starten met de schadeafhandeling.
Vraag 10
Herrinert u zich dat er twee weken geleden media-aandacht was voor de schadeafhandeling
in Limburg toen bekend werd gemaakt dat er een proef zou komen met tien mensen? Klopt
het dat deze mensen weliswaar hun schade mogen indienen maar daarna zullen moeten
wachten op uitbetaling tot de definitieve regeling er is?
Antwoord 10
Zodra de tijdelijke organisatie gereed is, kunnen de schademeldingen worden afgehandeld
en kan er een voorziening worden toegekend. De tien particuliere huiseigenaren die
meedoen aan de proef zijn door de kwartiermakers hiervoor gevraagd. Deze mensen weten
dat de proef, ook in het geval van mijnbouwschade, niet direct zal leiden tot het
uitkeren van een vergoeding. Het kabinet heeft met de Limburg Kamer van de Commissie
Mijnbouwschade afgesproken dat de aanvragen van deze huiseigenaren (ook als lid van
een Vereniging van Eigenaren) met prioriteit worden behandeld zodra de schadeafhandeling
is gestart.
Vraag 11
Is hiermee niet in de media de illusie van tempo gewekt, terwijl er in praktijk juist
sprake is van vertraging?
Antwoord 11
Het kabinet vindt van niet. Deze proef heeft geen invloed op de snelheid van het inrichten
van de tijdelijke organisatie. Het leidt niet tot vertraging. De uitkomsten van de
proef kunnen door de Limburg Kamer van de Commissie Mijnbouwschade worden gebruikt
om haar proces en beoordelingsmethodiek, waar nodig, aan te passen.
Vraag 12
Erkent u dat uw brief veel vage taal bevat waardoor het onduidelijk is voor welke
organisatiestructuur er daadwerkelijk wordt gekozen? Kunt u, bijvoorbeeld met een
organogram, verduidelijken hoe de organisatiestructuur eruit komt te zien en wie welke
besluiten neemt?
Antwoord 12
Het kabinet kan op dit moment nog geen organogram laten zien. Een projectteam van
KGG/RVO werkt op dit moment aan het ontwerp van de tijdelijke organisatie. Het kabinet
zal in juni de Tweede Kamer nader informeren over de organisatiestructuur en wie welke
besluiten neemt.
Vraag 13
Klopt het dat er in Limburg weliswaar een loket komt, maar de commissie Mijnbouwschade
ook een belangrijke rol krijgt? Hoeveel macht krijgen zij precies? Erkent u dat deze
commissie tot nu toe zeer weinig aanvragen daadwerkelijk heeft toegekend?
Antwoord 13
De mijnbouwschade in Limburg zal eerst door een tijdelijke organisatie worden afgehandeld.
Parallel hieraan zal een definitieve organisatie worden ingericht. Beide organisaties
worden het Instituut Mijnbouwschade Limburg (IML) genoemd. Particuliere huiseigenaren
kunnen een aanvraag om een voorziening indienen via de website ofwel via het fysieke
loket. Het instituut zorgt voor verdere afhandeling van de aanvraag. De Limburg Kamer
van de Commissie Mijnbouwschade (hierna: commissie) heeft in dit proces de taak om
advies uit te brengen over deze aanvragen aan de uitvoeringsorganisatie. De commissie
onderzoekt daartoe of het voldoende aannemelijk is dat de schade is veroorzaakt door
bodembeweging als gevolg van de voormalige steenkoolwinning. Indien dit het geval
is, zal de commissie de uitvoeringsorganisatie adviseren om de schade te vergoeden
dan wel te herstellen.
In 2024 heeft de Commissie Mijnbouwschade ten aanzien van veertien schademeldingen
bij Ekehaar geadviseerd om een schadevergoeding toe te kennen. Het kabinet heeft op
18 maart per brief5 de Tweede Kamer geïnformeerd over evaluaties van de Commissie Mijnbouwschade voor
de periode juli 2021-juni 2023.
Vraag 14
Klopt het dat er nog steeds van 2024 tot en met 2026 19,5 miljoen euro beschikbaar
is en vanaf 2027 structureel 1 miljoen euro?
Antwoord 14
Voor de periode 2025 tot 2029 zijn de volgende bedragen beschikbaar: € 5,7 mln. (2025),
€ 2,2 mln. (2026), € 4,0 mln. (2027), € 4,0 mln. (2028), € 4,0 mln. (2029). Vanaf
2030 is structureel € 1,0 mln. beschikbaar.6
Vraag 15
Welk deel van dit budget zal naar schatting daadwerkelijk naar inwoners gaan?
Antwoord 15
Het kabinet wil alle particuliere huiseigenaren in Zuid-Limburg met fysieke schade
aan hun woning als gevolg van voormalig steenkoolwinning helpen. Omdat het hier gaat
om een onverplichte tegemoetkoming waarvan de kosten voor een deel ten laste van algemene,
door de belastingbetaler opgebrachte middelen zal worden gefinancierd, is wenselijk
dat wordt vastgesteld dat het voldoende aannemelijk is dat de schade is veroorzaakt
door de voormalige steenkoolwinning. Dit vergt onderzoek. Daarnaast wil het kabinet
de kosten van de uitvoering van de regeling waar mogelijk verhalen op de resterende
rechtsopvolgers van de voormalige mijnbouwbedrijven. Dit betekent dat de Staat het
verband tussen de schade en de voormalige mijnbouw moet aantonen. De gedupeerde wordt
hier niet bij betrokken en heeft hier ook geen last van. Dit onderzoek brengt aanzienlijke
kosten met zich mee wat doorwerkt in de totale uitvoeringskosten. Welk deel van het
budget naar het schadeherstel zal gaan, is nu nog niet bekend.
Vraag 16
Deelt u, mede gelet op de hoge apparaatskosten bij de schadeafhandeling in Groningen,
de zorgen, ook vanwege de gekozen opzet, dat een groot deel van het geld ook in Limburg
zal worden besteed aan overhead? Kunt u uw antwoord toelichten?
Antwoord 16
Het ontzorgen van bewoners en het bepalen van de aannemelijkheid van de schadeoorzaak
zijn noodzakelijke en helaas kostbare stappen in het afhandelingsproces. Zoals toegelicht
in het antwoord op vraag 15, verwacht het kabinet dat de kosten van de uitvoering
van deze regeling hoog zullen zijn. De kosten voor onderzoeken worden gemaakt om een
claim te kunnen indienen bij de rechtsopvolgers van mijnbouwbedrijven.
Voor de particuliere huiseigenaren met mijnbouwschade is de verhouding tussen uitgekeerde
vergoedingen en de apparaatskosten niet van belang. Huiseigenaren zullen door de vergoeding
van de schade een erkenning daarvoor ervaren. Deze aanpak past goed bij de aanbevelingen
van de Nationale ombudsman om de lessen uit andere hersteloperaties te benutten.
Vraag 17
Is het huidige budget reëel gezien de kosten voor complexe schades, zoals de herstelkosten
van panden die zijn aangepakt onder de schaderegeling via de Stichting Calamiteitenfonds
Mijn(water)schade Limburg, op gemiddeld circa 100.000 euro uitkwamen?
Antwoord 17
De stichting is opgericht om de ernstige en schrijnende schadegevallen af te handelen.
De stichting heeft circa 30 schadegevallen afgehandeld. Het kabinet verwacht dat er
veel meer kleinere schades van circa 10.000 euro zullen zijn dan grotere schades.
Vraag 18
Wat gebeurt er wanneer het budget niet toereikend blijkt? Gaat u de schade «koste
wat kost» vergoeden of kunnen financiële belangen boven de belangen van Limburgers
met schade worden gesteld?
Antwoord 18
Het kabinet zal de schade aan woningen waarvan het voldoende aannemelijk is dat deze
is veroorzaakt door de voormalige steenkoolwinning vergoeden.
Vraag 19
Erkent u dat ook voor de financiële kant van de schadeafhandeling kiest voor verhullend
of vaag taalgebruik? Herkent u dat de woorden over coulance, aansprakelijkheid en
de gekozen opzet erop lijken te wijzen dat u vooral wil bezuinigen op de kosten voor
schadeherstel? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 19
Nee, het kabinet herkent dat niet. Het uitgangspunt is dat schade aan huizen van particuliere
eigenaren waarvan het voldoende aannemelijk is dat deze schade is veroorzaakt door
de voormalige mijnbouw zal worden vergoed zodat gedupeerden niet met schade blijven
zitten. Het Rijk is niet aansprakelijk voor deze schade en spreekt daarom over een
coulanceregeling. Het kabinet zal waar mogelijk proberen om de kosten van de schadeafhandeling
en de schadevergoedingen te verhalen op de rechtsopvolgers van de voormalige mijnbouwbedrijven.
Vraag 20
Erkent u, wanneer u schrijft dat u lessen wilt leren van de schadeafhandeling in Groningen,
dat een belangrijke les daar was dat duurzaam herstel de beste methode is om te zorgen
dat schade niet snel terugkeert? Klopt het dat het er toch op lijkt dat u ervoor kiest
dit deel van het advies van de kwartiermakers geheel over te nemen? Kunt u uw antwoord
toelichten?
Antwoord 20
Duurzaam schadeherstel zoals dat in Groningen wordt toegepast is erop gericht onderliggende
constructieve gebreken aan te pakken, die geen direct gevolg zijn van de gaswinning,
maar een gebouw wel gevoelig maken voor terugkerende schade door bevingen.
De tijdelijke organisatie voor de schadeafhandeling in Limburg zal zich richten op
het vergoeden van kleine schades waarvan het voldoende aannemelijk is dat deze zijn
veroorzaakt door de voormalige steenkoolwinning. Het valt niet helemaal uit te sluiten
dat ook na het herstel van de woning er toch weer schade optreedt. Dit kan voor komen
omdat het herstel van de woning de in de diepe ondergrond schade veroorzakende effecten
niet kan wegnemen. Als er na herstel opnieuw schade optreedt dan kan de gedupeerde
weer een beroep doen op de regeling.
Na het uitvoeren van de pilot rond herstel in natura7, zal wanneer dit deel van de uitvoering ingeregeld is, in het geval van een grote
schade, een aannemer een opdracht krijgen om de schade te herstellen.
De kwartiermakers hebben verder geadviseerd om voorafgaand aan het herstel van de
woning te inventariseren of er herstelmaatregelen mogelijk zijn waarmee ook de duurzaamheid
in de zin van energieverbruik van de woning kan worden verbeterd. Dit kan volgens
de kwartiermakers worden gedaan door te verwijzen naar of een samenwerking aan te
gaan met de WoonWijzerWinkel Limburg. Bij het inrichten van de definitieve organisatie
zal dit verder onderzocht worden.
Vraag 21
Met welk schadeprotocol zal worden gewerkt?
Antwoord 21
De schadeafhandeling wordt opgezet conform de in oktober 2023 met de regio afgesproken
inrichtingsprincipes. De wijze waarop de schadeafhandeling wordt vormgegeven en het
schadeprotocol worden vastgelegd in een beleidsregel en een wijziging van het Instellingsbesluit
van de Commissie Mijnbouwschade. De Commissie Mijnbouwschade bepaalt conform de beleidsregel
en het instellingsbesluit haar werkwijze. Zo heeft de Commissie Mijnbouwschade het
begrip «voldoende aannemelijk» verder uitgewerkt in het zogenoemde stappenplan. Deze
concepten worden binnenkort in de stuurgroep I3ML en met de kwartiermakers besproken.
De concepten kunnen naar aanleiding van dit overleg worden aangepast.
Vraag 22
Hoe gaat de tijdelijke organisatie werken? Wat betekent uw opmerking dat deze organisatie
«onder de vlag van het ministerie» de regeling uitvoert?
Antwoord 22
De tijdelijke organisatie wordt vanuit het ministerie geleid door een kwartiermaker.
De tijdelijke organisatie wordt grotendeels bemenst door RVO. De tijdelijke organisatie
wordt zo ingericht dat deze kan overvloeien in een definitieve organisatie.
Vraag 23
Klopt het dat voordat er een tijdelijke organisatie operationeel kan zijn alle stappen
moeten worden genomen die ook voor een definitieve regeling moeten worden genomen?
Zo nee, kan de tijdelijke organisatie dan wel zorgen dat er daadwerkelijk schade wordt
uitgekeerd?
Antwoord 23
Ja dat klopt. De tijdelijke organisatie wordt zo opgezet dat deze schade kan vergoeden.
De definitieve organisatie wordt zo opgezet dat deze schade kan vergoeden en ook het
herstel in natura kan laten uitvoeren.
Vraag 24
Waarom is er gekozen voor een rol voor Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO)
in de schadeafhandeling?
Antwoord 24
De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) is de uitvoeringsorganisatie van het
Ministerie van Economische Zaken en het Ministerie van Klimaat en Groene Groei. RVO
heeft ervaring met het behandelen van aanvragen en vergoedingen. De rol van RVO beperkt
zich tot het bemensen en anderszins ondersteunen (bijvoorbeeld met het ICT-systeem)
van de tijdelijke organisatie. Een andere optie had bijvoorbeeld een regionale uitvoeringsorganisatie
kunnen zijn. Dit werd echter niet gesteund door de regio. Er is ook aan gedacht om
deze taak te beleggen bij het Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG). Het IMG heeft
weliswaar de relevante ervaring maar op dit moment vergt de afhandeling van de mijnbouwschade
in Groningen nog steeds de volledige aandacht.
Vraag 25
Herinnert u zich dat voor gedupeerden van de gaswinning in Groningen door amendement
van het lid Beckerman (Kamerstuk 35 603, nr. 38) de mogelijkheid bestaat om kosteloos onafhankelijk technisch, juridisch en financieel
advies te krijgen? Gaat u ervoor zorgen dat een dergelijke mogelijkheid er ook voor
gedupeerde Limburgers komt? Erkent u dat een dergelijke regeling ervoor zorgt dat
gedupeerden het niet alleen hoeven op te nemen tegen de (machtige) staat?
Antwoord 25
Zoals eerder toegelicht is de situatie in Limburg anders. In Limburg hebben particuliere
huiseigenaren in veel gevallen geen recht (meer) op een vergoeding van hun schade
en is het in andere gevallen, mede als gevolg van het tijdsverloop zeer moeilijk om
deze schade te verhalen op de resterende rechtsopvolgers. Het kabinet wil dat deze
particuliere huiseigenaren (ook als lid van een Vereniging van Eigenaren) niet met
mijnbouwschade blijven zitten en treft daarom uit coulance een bijzondere voorziening.
De onafhankelijke Limburg Kamer van de Commissie Mijnbouwschade (hierna: commissie)
brengt advies uit over de aard en oorzaak van de schade en de kosten die gepaard gaan
met het herstel. De commissie gaat hierbij niet uit van causaliteit maar van voldoende
aannemelijkheid. De kosten van dit advies komen niet voor rekening van de aanvrager.
Met inachtneming van dit advies wordt door de daartoe gemandateerde uitvoeringsorganisatie
een besluit genomen. De hele regeling is ingesteld om de burger zoveel mogelijk te
ontzorgen.
Vraag 26
Hoe reëel is het dat de staat schadevergoedingen kan verhalen op de rechtsopvolgers
van de mijnbouwbedrijven?
Is er inmiddels een inschatting gemaakt van de hoeveelheid te verwachten schades?
Kan dit uitgesplitst worden naar verschillende categorieën schades?
Antwoord 26
Het is moeilijk om op voorhand iets te zeggen over de kans van slagen van vorderingen
waarmee de kosten van de getroffen voorzieningen worden verhaald op de rechtsopvolgers
van de voormalige mijnbouwbedrijven. In het algemeen kan wel worden opgemerkt dat
dit alleen mogelijk is ten aanzien van woningen in de concessiegebieden waar nog rechtsopvolgers
zijn. Ook is het voor het verhalen van deze kosten noodzakelijk dat er naar aanleiding
van de aanvraag goed wordt onderzocht en is vastgesteld dat de schade veroorzaakt
is door bodembeweging als gevolg van de voormalige steenkoolwinning. Ook hier zorgt
de Limburg Kamer van de Commissie Mijnbouwschade voor.
Het aantal schadegevallen is op dit moment niet goed in te schatten. Dit blijkt ook
uit het advies8 van de Technische commissie bodembeweging (Tcbb).
Vraag 27
Kunt u concreet aangeven hoeveel invloed Limburg zal krijgen op de definitieve regeling
en alle besluiten die daarmee gemoeid zijn?
Antwoord 27
Binnenkort worden de concepten van de besluiten in de stuurgroep I3ML besproken. Dit
kan leiden tot aanpassing daarvan. In de afgelopen twee jaar hebben ambtenaren van
de provincie Limburg, gemeente Heerlen, gemeente Kerkrade en de stichting Calamiteitenfonds
gereageerd op eerdere concepten van de besluiten.
Op het moment dat er iets significants gaat veranderen in de schadeafhandeling dan
zal de regio eerst om advies worden gevraagd.
Vraag 28
Erkent u dat het invloed geven aan de regio’s over mijnbouw heel veel ellende had
kunnen besparen?
Antwoord 28
Als uw vraag betrekking heeft op de schade-afhandeling van nu dan is het zo dat de
regio Limburg de afgelopen jaren vaak aandacht gevraagd voor mijnbouwschade als gevolg
van de voormalige steenkoolwinning. In eerste instantie zag het Rijk hier geen rol
voor zich weggelegd vanwege het standpunt aangaande de verjaring van mijnbouwschade.
Door de uitspraak9 van de Raad van State werd het duidelijk dat de rechtsvolgers van de voormalige mijnbouwbedrijven
nog steeds aansprakelijk kunnen zijn. Het bleek voor een inwoner echter ondoenlijk
om deze schade te verhalen. Vanaf dat moment is de inzet van het Rijk geweest om er
voor te zorgen dat particuliere huiseigenaren niet met schade zouden blijven zitten,
ook niet als de schade al verjaard is. Sindsdien is samen met de regio gesproken om
te komen tot een regeling en schadeprotocol waarin rekening wordt gehouden met de
specifieke situatie in Limburg. Hier is nadrukkelijk samen met de regio opgetrokken
en hier heeft de regio dan ook veel bereikt.
Vraag 29
Erkent u dat de conclusies en aanbevelingen van de parlementaire enquête Groningen
ook zeggingskracht hebben voor Limburg, omdat er zeer veel parallellen zitten hoe
beide regio’s zijn gebruikt als wingewest en achterbleven met de ellende?
Antwoord 29
Er zijn zeker relevante aanbevelingen uit de parlementaire enquête Groningen die worden
benut voor de afhandeling van mijnbouwschade in Limburg. Zie onder andere het antwoord
op vraag 30 en 31. Er zijn ook verschillen. In veel gevallen is er, anders dan in
Groningen, op grond van het civiele aansprakelijkheids- en schadevergoedingsrecht
geen recht (meer) op vergoeding van schade.
Ook is de schaal van de problemen in Groningen een heel andere dan die in Limburg.
Op dit moment zijn er bijna 250.000 meldingen van fysieke schade door het IMG afgehandeld.10 De Technische commissie bodembeweging heeft in de periode 2012 tot eind 2023 circa
120 schademeldingen uit Zuid-Limburg ontvangen. Het kabinet verwacht dat op het moment
dat de schadeafhandeling in Limburg van start gaat er meer schademeldingen zullen
komen, maar dan nog blijft de situatie een andere dan in Groningen.
De parlementaire enquête Groningen gaat over de gaswinning in Groningen waarin ook
de staat een rol heeft gespeeld. Lange tijd heeft er nog gaswinning plaatsgevonden
terwijl er al zorgen waren over de gevolgen hiervan.
Vraag 30
Welke lessen die zijn getrokken bij de parlementaire enquête Groningen neemt u mee
bij het komen tot een schaderegeling voor Limburg?
Antwoord 30
Het kabinet heeft vooral de conclusie over de gebrekkige schadeafhandeling voor ogen.
Het kabinet wil voorkomen dat een gebrekkige schadeafhandeling leidt tot meer leed
bij de gedupeerden. Het kabinet neemt de volgende aanbevelingen ter harte:
– Maak schadeafhandeling voor bewoners milder, makkelijker en menselijker;
– Zorg dat er voldoende geld is voor alle toekomstige kosten.
Het kabinet zal ervoor zorgen dat er een lokaal loket komt waar de particuliere huiseigenaren
uitleg kunnen krijgen en ook hun aanvraag kunnen indienen. De mensen hoeven na de
aanvraag niets meer te doen. Men wordt geïnformeerd over de stappen, de schade wordt
onderzocht, en er wordt een voorziening getroffen indien het voldoende aannemelijk
is dat de schade is veroorzaakt door de voormalige mijnbouw.
Vraag 31
Erkent u dat één van de aanbevelingen van de parlementaire enquête Groningen was het
versterk van de kennisontwikkeling over de ondergrond? Zo ja, herkent u dat kennisontwikkeling
ook voor Limburg cruciaal is? Neemt u daarom de aanbevelingen over kennis van de kwartiermakers
over? Kunt u uw antwoord toelichten?
Antwoord 31
De toenmalige Minister van Economische Zaken heeft in 2017 met Limburg afspraken gemaakt
over de uitvoering van een technisch pakket van maatregen. Deze maatregelen bestaan
onder andere uit het inrichten van het Informatiecentrum Nazorg Steenkoolwinning,
gericht onderzoek naar na-ijlende effecten, opsporen en saneren van schachten, monitoring
van bodembeweging, monitoren van de stand van het mijnwater en het inrichten van een
risicosignaleringssysteem. De regio voert het pakket uit en krijgt hiervoor financiering
van het Ministerie van Klimaat en Groene Groei. Dit betreft circa twee miljoen euro
per jaar.
Ook TNO voert binnen haar wettelijke taak onderzoek uit naar de na-ijlende effecten
van de steenkoolwinning en de risico’s. De regio, TNO, Staatstoezicht op de Mijnen
en het ministerie overleggen regelmatig over de resultaten en de programmering van
het onderzoek.
De kwartiermakers adviseren om de taken van het informatiecentrum aangaande kennisontsluiting
onder de vlag te brengen van I3ML en de kennisontwikkeling buiten I3ML te organiseren.
Het kabinet kan zich hierin vinden. Er zal nog moeten worden gezocht naar een vorm
om dit te organiseren. Met de regio is eind oktober 2023 afgesproken dat zij aangaande
deze taak het initiatief neemt.
Onlangs heeft de Open Universiteit een groot Europese onderzoeksproject EUMINDA (staat
voor European Mining Damage) binnengehaald. Het ontvangt hiervoor een subsidie van
2.3 miljoen euro van Interreg Europe. Het belangrijkste doel van EUMINDA is om beleid
te ontwikkelen voor regio’s die te maken hebben met de langdurige gevolgen van mijnbouwactiviteiten.
Vraag 32
Krijgt de Limburg Kamer, met specifieke kennis over de Limburgse bodemproblematiek,
een plek in de schadebeoordeling en afhandeling? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 32
Ja, de Limburg Kamer van de Commissie Mijnbouwschade krijgt die plek. De Limburg Kamer
wordt om advies gevraagd over aanvragen die op grond van de regeling worden ingediend.
Ten behoeve van deze advisering doet de Limburg Kamer onderzoek. De Limburg Kamer
heeft een eigen voorzitter, die tevens vicevoorzitter is van de Commissie Mijnbouwschade,
en er wordt voorzien in specifieke deskundigheid over de gesteldheid van de bodem
in het voormalige steenkoolwinningsgebied en over de na-ijlende effecten van de steenkoolwinning.
De verdere afhandeling van de aanvragen zal worden opgepakt door het Instituut Mijnbouwschade
Limburg.
Vraag 33
Kunt u deze vragen binnen de gestelde termijn beantwoorden?
Antwoord 33
Voor de beantwoording van de vragen was afstemming met de regio, RVO en het Ministerie
van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties nodig. Het kabinet heeft de Tweede Kamer
daarom geïnformeerd dat de termijn van drie weken niet gehaald kon worden.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.T.M. Hermans, minister van Klimaat en Groene Groei
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.