Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Tseggai over het bericht "Aantal mbo’ers loopt komende jaren verder terug ‘Niet meer alles verwachten van de zorg’'
Vragen van het lid Tseggai (GroenLinks-PvdA) aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het bericht «Aantal mbo’ers loopt komende jaren verder terug: «Niet meer alles verwachten van de zorg»» (ingezonden 21 februari 2025).
Antwoord van Minister Bruins (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen 27 maart
2025).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Aantal mbo’ers loopt komende jaren verder terug: «Niet
meer alles verwachten van de zorg»»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Deelt u de zorgen die in het artikel naar voren komen, namelijk dat het aantal mbo’ers
de komende jaren met tienduizenden terug gaat lopen?
Antwoord 2
Het mbo vervult een essentiële rol in onze samenleving. Het biedt waardevol onderwijs
en leidt vakmensen op die onmisbaar zijn voor Nederland. Als gevolg van de demografische
verandering van de bevolking – de afname van het geboortecijfer – daalt het aantal
mbo-studenten de komende jaren fors. Daarnaast is er sprake van vergrijzing. Hierdoor
kan de druk op voldoende en goed opgeleid personeel in sectoren die van groot maatschappelijk
belang zijn, zoals de zorg, de bouw en de klimaattransitie, verder toenemen. De krimp
van het aantal mbo-studenten heeft gevolgen voor de omvang van de bekostiging die
instellingen ontvangen. Daardoor kan het lastiger worden voor instellingen met fors
dalende studentenaantallen om een relevant en divers opleidingsaanbod op redelijke
reisafstand voor studenten te blijven bieden. Dit is een zorgelijke ontwikkeling.
Daarom heb ik in mijn beleidsbrief d.d. 14 maart jl. aangekondigd welke maatregelen
ik wil nemen om tot een weerbaar en wendbaar stelsel te komen.2
Vraag 3
Hoe beziet u dit bericht tezamen met het feit dat het mbo nog steeds kampt met een
groot aantal vroegtijdig schoolverlaters?
Antwoord 3
Om volwaardig mee te doen in de maatschappij en duurzaam aan het werk te komen, is
het belangrijk dat jongeren een startkwalificatie halen. Dit geeft de beste kansen
op een mooie toekomst, door uitdagend werk, meer bestaanszekerheid en betere carrièremogelijkheden.
Ook helpt het werkgevers die op zoek zijn naar goed opgeleid personeel. Deze opgave
wordt in tijden van krimp alleen maar belangrijker.
In het mbo is het aantal nieuwe vsv’ers met bijna 2000 minder uitvallers flink gedaald:
van 24.286 vsv’ers in schooljaar 2022–2023 naar 22.308 in schooljaar 2023–2024.3 Daarmee lijkt het tij verder te keren in het mbo: de daling die al was ingezet, zet
verder door. Dit staat in de Kamerbrief over de voortgang van het actieplan voortijdig
schoolverlaten, die ik op 24 maart aan uw Kamer heb gestuurd.
Ondanks de daling van vsv in het mbo, is de totale opgave nog steeds groot en ligt
het totaal aantal nieuwe vsv’ers met 29.163 (uit het voortgezet onderwijs en het mbo)
nog ver af van de doelstelling van maximaal 18.000 in 2026. Om het doel van maximaal
18.000 nieuwe vsv’ers te halen, ga ik door met het actieplan vsv, waarmee mijn voorganger
is gestart. Dit landelijke actieplan is een belangrijke impuls voor de regionale vsv-aanpak.
Met de uitvoering hiervan lig ik op koers. Met dit actieplan en de inzet op vsv van
de mbo-instellingen in de kwaliteitsagenda’s4, verwacht ik een verdere daling van de uitval.
Vraag 4
Welke maatregelen neemt u op dit moment om meer leerlingen te laten starten aan een
mbo-opleiding?
Antwoord 4
De daling van het aantal mbo-studenten is in belangrijke mate het gevolg van demografische
ontwikkelingen. Het aandeel jongeren neemt af.5 Dit is niet alleen zichtbaar in het mbo, maar ook in andere onderwijssectoren zoals
het hbo.6 De dalende studentenaantallen zijn daardoor nauwelijks beïnvloedbaar.
Desalniettemin is het belangrijk dat het mbo een positieve keuze is voor potentiële
studenten. Daarom wordt er ingezet op het vergroten van de aantrekkelijkheid, kwaliteit
en toegankelijkheid van het mbo. Dit gebeurt onder andere via de Werkagenda mbo, waarin
wordt ingezet op kansengelijkheid, een betere aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt,
en onderwijs voor de toekomst.7 Daarnaast heb ik in mijn beleidsbrief maatregelen aangekondigd waarmee ik de toegankelijkheid
van het opleidingsaanbod wil bestendigen.8
Ook wordt gewerkt om het mbo aantrekkelijker te maken voor studenten met verschillende
leerbehoeften door bijvoorbeeld beter rekening te houden met eerder opgedane kennis.
Daarnaast speelt voorlichting een belangrijke rol. Zo ontvangen havo- en vwo-eindexamenleerlingen
een brief met informatie over het belang van een weloverwogen studiekeuze. De mogelijkheid
van het volgen van een mbo-opleiding wordt daarin meegenomen.9 Ook investeer ik in het toegankelijker maken van studiekeuzeinformatie en het verstevigen
van Loopbaanoriëntatie en -begeleiding.10
Vraag 5
Welke maatregelen neemt u om meer zij-instromers te laten starten aan een mbo-opleiding?
Antwoord 5
Met de onderwijsagenda LLO werkt de Staatssecretaris van OCW aan het bevorderen van
leven lang ontwikkelen (LLO) en daarmee ook aan het bevorderen van zij-instroom.11 Met het wetsvoorstel Verbetering aansluiting beroepsonderwijs arbeidsmarkt (VABA)
wordt het keuzepallet voor zij-instromers verstevigd.12 Zo wordt in de wet expliciet opgenomen onder welke voorwaarden mbo-scholen de mogelijkheid
hebben om een verkorte opleiding aan te bieden voor mensen die relevante leer- en
werkervaring hebben. Ook worden in het wetsvoorstel de mogelijkheden om, in het niet-bekostigd
onderwijs, een deel van een mbo-opleiding te volgen, verduidelijkt. Met de ontwikkeling
van Sectorale Ontwikkelpaden bevorderen we zij-instroom in onder andere mbo-opleidingen.13 Sectorale Ontwikkelpaden zijn een initiatief van het Ministerie van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid, het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en vertegenwoordigers
van sectoren. Bij een Sectoraal Ontwikkelpad wordt in beeld gebracht welke functies
er in een (krapte)sector zijn en met welke opleidingen iemand op deze functies inzetbaar
wordt. Een van de doelen van deze Ontwikkelpaden is om opleidingsmogelijkheden, waaronder
het beschikbare mbo-aanbod, beter bekend te maken bij werkenden en werkzoekenden,
werkgevers en partijen die betrokken zijn bij de re-integratiedienstverlening in de
arbeidsmarktregio’s.
Vraag 6
Bent u het ermee eens dat zij-instromers geholpen zouden zijn als er meer financiële
ondersteuning zou zijn tijdens hun opleiding, zodat men minder last heeft van een
terugval in inkomen?
Antwoord 6
Het mbo biedt met de beroepsbegeleidende leerweg (bbl) aan zij-instromers goede mogelijkheden
om het volgen van een mbo-opleiding te combineren met een betaalde baan. In hoeverre
er sprake is van een terugval in inkomen is afhankelijk van de individuele situatie
van de zij-instromer. De hoogte van het salaris tijdens de bbl-opleiding wordt bepaald
door de werkgever. De werkgever is daarmee in de positie om, desgewenst, een eventuele
terugval in inkomen tegen te gaan. Verder kunnen werkgevers ervoor zorgen dat een
(nieuwe) werknemer de bij- of omscholing niet zelf hoeft te betalen. In een aantal
gevallen kunnen werkgevers subsidie ontvangen voor deze scholingskosten. Zo kunnen
werkgevers met de recent gepubliceerde SLIM-scholingssubsidie vergoedingen ontvangen
voor de kosten van opleidingen uit de Ontwikkelpaden van maatschappelijk cruciale
sectoren.14
Vraag 7
Welke maatregelen neemt u op dit moment om mbo’ers hun studie succesvol te laten afronden?
Antwoord 7
In het Actieplan voortijdig schoolverlaten 2023 zijn verschillende actielijnen met
daaronder verschillende maatregelen opgenomen, gericht zijn op de belangrijkste oorzaken
van uitval.15 Daarmee wordt gewerkt aan het vroegtijdig signaleren en voorkomen van problemen die
kunnen leiden tot uitval, extra begeleiding voor jongeren met een hoge kans op uitval,
betere oriëntatie en soepeler doorstroom, aantrekkelijker onderwijs voor jongeren
die willen werken betere begeleiding naar werken zorgen voor betere samenwerking in
de regio. De uitvoering van dit actieplan ligt op koers. Uw Kamer is 24 maart 2025
geïnformeerd over de voortgang van dit actieplan.
Vraag 8
In hoeverre denkt u dat het bieden van een stagevergoeding bijdraagt aan het succesvol
afronden van een mbo-opleiding?
Antwoord 8
Voor alle studenten die stagelopen geldt dat zij een goede praktijkervaring verdienen.
Daar hoort een passende stagevergoeding en onkostenvergoeding bij. Een stage mag geen
belemmering vormen voor de opleiding, door financiële stress of minder tijd voor een
bijbaan. Een stage volgen kan voor sommige studenten betekenen dat zij hun bijbaan
tijdelijk moeten stopzetten. Een passende stagevergoeding is de verantwoordelijkheid
van de sociale partners, hierover zijn afspraken gemaakt in het Stagepact mbo. Zie
ook de Kamerbrief stages in het mbo, hbo en wo van 12 maart.16 Overigens is niet uit onderzoek bekend of een stagevergoeding bijdraagt aan het succesvol
afronden van een mbo-opleiding.
Vraag 9
In hoeverre denkt u dat het imago van het mbo meespeelt in het al dan niet kiezen
voor een mbo-opleiding?
Antwoord 9
Mbo-studenten verdienen grote waardering. De laatste jaren wordt het belang van het
beroepsonderwijs door de maatschappij steeds breder erkend. Het versterken van de
waardering vraagt iets van de hele samenleving. Het is belangrijk dat het mbo als
een positieve en waardevolle keuze wordt gezien, en hierop wordt onder andere ingezet
met de Werkagenda mbo.
Bij het maken van een studiekeuze spelen verschillende factoren een rol. Dat het imago
van het mbo invloed heeft is evident, maar de mate waarin is moeilijk precies vast
te stellen. De cijfers laten zien dat het doorstroompercentage van vmbo naar havo
en het instroompercentage van vo naar mbo de afgelopen jaren stabiel zijn gebleven.
Daarnaast stromen meer leerlingen het mbo in die de havo en vwo ongediplomeerd verlaten.
Deze ontwikkelingen wijzen erop dat het imago van het mbo geen bepalende rol speelt
in de daling van het aantal mbo-studenten maar het gevolg is van demografische ontwikkelingen
(zie vraag17.
Vraag 10
Heeft u al meer zicht op hoe u gaat opvangen dat de Krimpgelden na 2027 aflopen?
Antwoord 10
De daling van het aantal studenten zet voor langere tijd door. Ook na 2027 zijn maatregelen
nodig om ervoor te zorgen dat mbo-instellingen, ondanks de krimp, een kwalitatief
goed en divers opleidingsaanbod kunnen blijven aanbieden. Daarom wordt er gewerkt
aan een wijziging van de bekostigingssystematiek. In mijn beleidsbrief d.d. 14 maart
jl. is uw Kamer geïnformeerd over de wijze waarop ik tot een nieuwe bekostigingssystematiek
wil komen.18 De herziening is onderdeel van de uitvoering van het regeerprogramma.19
Ik streef naar inwerkingtreding van de nieuwe bekostigingssystematiek per 2029. Daarnaast
bekijk ik hoe na het aflopen van de krimpgelden en de huidige kwaliteitsafspraken
in 2027 een soepele overgang geborgd kan worden.
Vraag 11
Draagt berichtgeving zoals deze bij aan de urgentie om Krimpgelden na 2027 door te
zetten?
Antwoord 11
Berichtgeving zoals deze onderstreept het belang van de maatregelen die onder meer
worden genomen met de Krimpgelden. Tegelijkertijd maakt het duidelijk dat er een structurele
langetermijnoplossing nodig is. Daarom werk ik aan een volledige herziening van de
bekostigingssystematiek van het mbo.
Vraag 12
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het commissiedebat «Stages en aansluiting op
de arbeidsmarkt in het mbo» op 2 april 2025?
Antwoord 12
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.E.W. Bruins, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.