Lijst van vragen en antwoorden : Lijst van vragen en antwoorden over de Actieagenda Integratie en de Open en Vrije Samenleving (Kamerstuk 32824-448)
32 824 Integratiebeleid
Nr. 449
LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 26 maart 2025
De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft een aantal vragen voorgelegd
aan de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de brief van 7 februari
2025 inzake de Actieagenda Integratie en de Open en Vrije Samenleving (Kamerstuk32 824, nr. 448).
De Staatssecretaris heeft de vragen die betrekking hebben op de onderdelen buitenlandse
inmenging en beïnvloeding beantwoord bij brief van 26 maart 2025. De overige vragen
zullen op een later moment worden beantwoord.
Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie, Tielen
De griffier van de commissie, Meester-Schaap
Vraag 4
Gaat het om strafbare feiten wanneer wordt gesproken over intolerante en onverdraagzame
gedragingen
Antwoord
Bepaalde intolerante en onverdraagzame gedragingen zijn inderdaad als strafbaar aan
te merken. Er zijn echter ook intolerante en onverdraagzame gedragingen die niet onwettelijk
of strafbaar zijn. Voorbeelden hiervan zijn bijvoorbeeld groepen mensen die zich volledig
afsluiten van de rest van de samenleving, of actief ideeën uitdragen die intolerant
zijn jegens andere groepen in de samenleving. Dit zijn gedragingen die niet op of over de grens liggen, maar (net) ervoor. Strafrecht is hier vaak niet toepasbaar. Maar er kan sprake zijn van onwenselijkheid,
als dergelijke gedragingen de open en vrije samenleving aantasten.
Vraag 5
Om welke concrete gedragingen gaat het wanneer wordt gesproken over intolerante en
onverdraagzame gedragingen?
Antwoord
In de Nederlandse samenleving is ruimte voor een grote diversiteit van beschouwingen,
opvattingen, waardepatronen en leefstijlen. Dit betekent dat mensen de vrijheid hebben
hun eigen keuzes te maken binnen de kaders van de democratische rechtsorde. Onze vrijheden
zijn echter geen vrijbrief voor intolerant of onverdraagzaam gedrag. Overheid en samenleving
moeten zich teweerstellen tegen de uitwassen die op basis van ideologische of religieuze
overtuigingen leiden tot actieve onverdraagzaamheid, en – onder omstandigheden – het
belemmeren van anderen in het uitoefenen van hun grondwettelijke rechten en vrijheden.
Hierbij kan worden gedacht aan (gezaghebbende) personen binnen een groep die leden
van de eigen groep «bestraffen» (door bijvoorbeeld bedreiging) voor gedrag en uitingen
die niet volledig overeenkomen met de geldende norm of mensen ertoe aanzetten om niet
de Nederlandse taal te leren.
Ik heb aangekondigd voor de zomer een juridische verkenning te starten naar de mogelijkheden
om te komen tot normering van specifieke gedragingen. Gezien de complexiteit van de
verkenning – het gaat om mogelijkheden tot het normeren van gedragingen die raken
aan diverse wetsdomeinen – verwacht ik uw Kamer dit najaar te kunnen informeren over
de voortgang.
Vraag 6
Welke definitie van buitenlandse inmenging hanteert u in uw onderzoek?
Antwoord
Het kabinet volgt de definitie van statelijke inmenging zoals beschreven in de fenomeenanalyse
van de AIVD en NCTV.1 Ongewenste buitenlandse inmenging (of: statelijke inmenging) is een verzamelnaam
voor allerlei manieren waarop buitenlandse overheden zich proberen te bemoeien met
of te mengen in de gang van zaken in Nederland. Onder statelijke inmenging valt elke
activiteit die de democratische rechtsorde ondermijnt en die wordt ondernomen door
een buitenlandse overheid of proxy namens een buitenlandse overheid.
Het gaat om een breed palet aan activiteiten van andere landen, gericht tegen verschillende
soorten doelwitten, zoals overheidsinstanties, media en wetenschappelijke instituties,
maar ook individuen, zoals politici, bestuurders journalisten en andere burgers.
Vraag 7
Gaat het bij buitenlandse inmenging om financiering of is de term breder van toepassing?
Antwoord
Zoals benoemd in het antwoord op vraag 6 is statelijke inmenging een verzamelnaam
voor verschillende activiteiten van buitenlandse overheden. Verschillende verschijningsvormen
daarvan in Nederland, zoals ondermijnende beïnvloeding, worden door de AIVD en NCTV
in deze publicatie beschreven. Financiering kan daar een middel toe zijn. Bijvoorbeeld
wanneer buitenlandse overheden via financiering bijdragen aan de verspreiding van
ondermijnend gedachtegoed of propaganda.
Aanvullend zet het kabinet zich in om risico’s op onwenselijke beïnvloeding via geldstromen
tegen te gaan. Het wetsvoorstel Transparantie Maatschappelijke Organisaties dat nu
in de Kamer ter besluitvorming ligt vormt hierin een eerste stap.
Vraag 37
Wat zijn op dit moment de mogelijkheden om de spanningen in het grijze gebied weg
te nemen? Wordt er gewerkt aan een juridisch kader om dit grijze gebied helder te
krijgen?
Antwoord
Tussen de verschillende grondrechtelijke vrijheden van mensen zit spanning. Dit doet
zich bijvoorbeeld voor tussen het discriminatieverbod enerzijds en de vrijheidsrechten,
zoals de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van godsdienst anderzijds. Dit
is een grijs gebied aangezien er geen hiërarchie is tussen de grondrechten. Het is
in dergelijke gevallen aan de rechter om te bepalen wanneer gedragingen of uitingen
strafbaar zijn.
Ik heb aangekondigd te verkennen of het ten aanzien aan specifieke gedragingen mogelijk
is om te komen tot normering, aangezien het niet mogelijk is om komen tot één brede
juridische norm. De vraag is wel of er concrete gedragingen zijn, die momenteel nog
niet strafbaar zijn én die ernstig genoeg zijn voor het treffen van een maatregel.
Hiertoe start ik in afstemming met het Ministerie van Justitie en Veiligheid en Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties uiterlijk voor de zomer met een juridische verkenning.
Gezien de grote complexiteit van de verkenning – het gaat om mogelijkheden tot het
normeren van gedragingen die raken aan meerdere wetsdomeinen – verwacht ik uw Kamer
dit najaar te kunnen informeren over de voortgang.
Vraag 44
Op welke manier wordt bepaald of bepaalde gedragingen als «problematisch» worden gezien
binnen de Nederlandse samenleving, en specifiek met betrekking tot integratie?
Antwoord
Problematisch gedrag is in de kabinetsreactie op het eindrapport van de Parlementaire
ondervragingscommissie naar ongewenste beïnvloeding van maatschappelijke en religieuze
organisaties in Nederland (POCOB) omschreven als: «gedragingen van personen of groepen die voornamelijk binnen de grenzen van de wet
vallen, maar tot aantasting en ondermijning van de democratische rechtsorde kunnen
leiden.»2 Daarom meent het kabinet dat de overheid de taak heeft om problematische gedragingen
te voorkomen, te signaleren en (voor zover mogelijk) tegen te gaan. Het is aan de
bevoegde overheidsinstanties (bijv. het Openbaar Ministerie) om gedragingen op hun
wettelijkheid te toetsen en indien van toepassing hier tegen op te treden.
Vraag 45
Kunt u een lijst sturen van «problematische gedragingen»?
Antwoord
Er is geen limitatieve lijst te geven van gedragingen, die kunnen worden gezien als
problematisch. Problematisch gedrag betreft een breed spectrum aan gedragingen, die
vallen binnen de kaders van de wet, maar, al dan niet, op termijn kunnen leiden tot
aantasting en ondermijning van de democratische rechtsorde. Gedacht kan worden aan:
• Oproepen op ideologische gronden om niet te gaan stemmen bij Nederlandse verkiezingen
(al dan niet vanaf de stemgerechtigde leeftijd
• Mensen dusdanig beïnvloeden en/of onder druk zetten dat hun vrijheid van stemmen (bij
verkiezingen) wordt beperkt.
• De legitimiteit van politieke ambtsdragers belemmeren of afwijzen, bijvoorbeeld door
intimidatie, of te benadrukken dat ze geen legitieme gesprekspartner zijn;
• Het bewust creëren en/of verspreiden van desinformatie;
• Het bemoeilijken van participatie van Nederlandse ingezetenen aan de samenleving met
vervreemding en isolatie tot gevolg;
• Het aanmoedigen dat kinderen onttrokken worden aan het wettelijk verplicht onderwijs
en de leerplicht;
• Alternatieve regels (religieuze, ideologische of anderszins) willen laten prevaleren
boven vigerende en democratisch bepaalde wet- en regelgeving;
• Bestrijden van het monopolie van de rechter in het opleggen van straffen, inclusief
bestrijden dat door de rechter opgelegde straf opgevolgd moet worden;
• Oproepen geen aangiftes te doen tegen mensen uit de eigen groep;
• Onverdraagzaamheid aanmoedigen ten opzicht van andersdenkende groepen;
• Gedrag en uitingen die niet volledig overeenkomen met de geldende norm binnen de groep
expliciet afwijzen en/of bestraffen.
Vraag 86
Hoe beoordeelt u het gegeven dat in de beslisnota’s is opgenomen dat er geen ambtelijke
overeenstemming is bereikt over het opnemen van specifieke landen wanneer het gaat
om buitenlandse inmenging?
Antwoord
In de keuze om specifieke landen te noemen wegen verschillende belangen mee. Een dergelijk
besluit vereist overeenstemming met alle betrokken ministeries.
Vraag 87
Zijn er signalen bij u bekend over Israëlische beïnvloeding die de Nederlandse democratische
rechtsorde beïnvloeden? Zo ja, hoe gaat u hiermee om?
Antwoord
Op 29 november jl. hebben de Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister van
Buitenlandse Zaken uw Kamer geïnformeerd over een rapport van het Israëlische Ministerie
van Diaspora en Antisemitismebestrijding3. Het kabinet vindt de wijze van verspreiding van het rapport van het Israëlische
ministerie ongebruikelijk en, gegeven de mogelijke negatieve gevolgen voor Nederlandse
ingezetenen, onwenselijk. Het kabinet heeft de Israëlische autoriteiten op deze gang
van zaken aangesproken.
Vraag 122
Op welke termijn verwacht u de resultaten van de verkenning naar het bieden van tegenwicht
tegen ondermijnende gedragingen te kunnen publiceren?
Antwoord
Zoals aangegeven in vraag 37 verwacht ik uw Kamer dit najaar te kunnen informeren
over de verkenning.
Vraag 136
Met welke maatschappelijke partners wordt er samengewerkt om buitenlandse inmenging
tegen te gaan?
Antwoord
Deze Kamerbrief betreft een aankondiging van de Actieagenda Integratie en de Open
en Vrije Samenleving, waarin ik mijn ambities en beoogde doelen weergeef. Mijn ambities
heb ik besproken binnen het kabinet. Voor het uitwerken van de Actieagenda zal ik
nauw samenwerken met verschillende maatschappelijke organisaties, waaronder gemeenten,
de VNG en maatschappelijke organisaties en zelforganisaties vanuit verschillende gemeenschappen.
Ik werk hierbij (alleen) samen met maatschappelijke partners, die de doelstellingen
van de Actieagenda Integratie en de waarden en normen van onze open en vrije samenleving
onderschrijven. Dit proces wordt momenteel vormgegeven.
De afgelopen periode heb ik al gesprekken gevoerd met CMO, Femmes for Freedom, sleutelpersonen
op het gebied van zelfbeschikking en met Nederlanders met verschillende herkomst die
buitenlandse inmenging hebben ervaren. Daarnaast heb ik diverse werkbezoeken afgelegd
in het kader van deze Actieagenda, waaronder het spreekuur voor vrouwelijke genitale
verminking in het Hagaziekenhuis.
Vraag 137
Op welke momenten in het traject over het OBI4-meldpunt wordt de Kamer meegenomen?
Antwoord
Met de brief «Stand van zaken aanpak Ongewenste Buitenlandse Inmenging (OBI)» van
17 oktober 2024 is de Kamer geïnformeerd over de inrichting van het centrale OBI-meldpunt.5 De komende maanden staan in het teken van het opstellen en realiseren van de randvoorwaarden
om het centrale OBI-meldpunt functioneel, maar bovenal veilig in te kunnen richten
(de pilot-fase). Zoals toegezegd in de Kamerbrief van 17 oktober, wordt de Kamer na
afronding van de pilot-fase nader geïnformeerd over de verdere inrichting van het
meldpunt.
Vraag 148
Wat voor aanwijzingen heeft u ontvangen over buitenlandse invloeden die de democratische
rechtsorde hebben ondermijnd? Kunt u specifieke voorbeelden toelichten?
Antwoord
Buitenlandse beïnvloeding dient te worden onderscheiden van buitenlandse of statelijke
inmenging. Via het regulier diplomatiek verkeer, publieksdiplomatie en media-aandacht
proberen vrijwel alle overheden, ook de Nederlandse, steun te vergaren voor bepaalde
ideeën en belangen of om meningsverschillen te beslechten. Buitenlandse beïnvloeding
is niet ondermijnend wanneer het op openlijke en legitieme wijze plaatsvindt en daarbij
de normen en waarden van de Nederlandse democratische rechtsorde respecteert.
Sinds de zomer van 2023 kunnen burgers via verschillende ingangen bij de Rijksoverheid
terecht om meldingen en signalen te delen over OBI. Deze signalen van statelijke inmenging
worden onder andere meegenomen in de fenomeenanalyse van de AIVD en de NCTV. Verschillende
voorbeelden van ondermijnende beïnvloeding, als verschijningsvorm van statelijke inmenging,
worden in deze fenomeenanalyse beschreven.6 Vormen van transnationale repressie die worden ingezet tegen diasporagemeenschappen
in Nederland zijn bijvoorbeeld bedreiging en intimidatie (online of fysiek, ook gericht
op familieleden in binnen- of buitenland).
Vraag 149
Hoe wordt gegarandeerd dat maatregelen tegen buitenlandse beïnvloeding niet resulteren
in discriminatie van bepaalde migrantengroepen?
Antwoord
Het tegengaan van discriminatie is een belangrijk speerpunt in de Actieagenda. Ik
sta voor een vrij Nederland waar iedereen zichzelf kan zijn en niemand belemmerd wordt
in het kiezen hoe hij of zij het leven vormgeeft. Zoals aangekondigd in de Actieagenda
staat het Ministerie van SZW aan de lat om de weerbaarheid van gemeenschappen in de
samenleving te vergroten tegen ongewenste buitenlandse inmenging door onder andere
het vergroten van de bewustwording over dit fenomeen. De uitwerking hiervan wordt
landenneutraal en op fenomeenniveau ingestoken. Ik beoog diverse maatschappelijke
organisaties waaronder uit verschillende gemeenschappen bij deze acties te betrekken,
zodat de uitwerking aansluit bij de behoefte van de samenleving.
Vraag 150
Hoe wordt gecontroleerd of meldingen van buitenlandse inmenging terecht zijn en niet
worden gebruikt om gemeenschappen te stigmatiseren?
Antwoord
Sinds de zomer van 2023 kunnen via verschillende ingangen bij de Rijksoverheid meldingen
of signalen van OBI gedeeld worden. Op basis van anonimiteit worden deze meldingen
en signalen vervolgens periodiek besproken en geanalyseerd. Deze informatie draagt
primair bij aan een integraal en gezamenlijk beeld van de mogelijke dreiging op fenomeenniveau.
Waar nodig kan het beeld dat uit de meldingen en signalen voortkomt worden gekoppeld
of getoetst aan al bestaande en lopende onderzoeken naar OBI, bijvoorbeeld van de
politie of de inlichtingen- en veiligheidsdiensten.
Vraag 151
Hoe zorgt het kabinet ervoor dat de maatregelen tegen buitenlandse financiering niet
selectief worden toegepast op islamitische organisaties (weekendscholen)?
Antwoord
Aangrijpingspunt in de Wtmo is de vraag of het activiteiten van een maatschappelijke
organisatie een (dreigend) gevaar vormt voor de openbare orde of het algemeen belang.
Daarmee staat een individuele, organisatiegerichte benadering centraal, waarbij de
herkomst van de gelden (binnenland of buitenland) er niet toe doet. Daarin ligt ook
besloten dat dit wetsvoorstel zich niet bij voorbaat richt op islamitische organisaties.
Organisatie die binnen de grenzen van de wet blijven, krijgen niet te maken met het
handhavingsinstrumentarium van de Wtmo.
Vraag 152
Hoe bent u van plan migrantengemeenschappen te betrekken bij de aanpak van buitenlandse
inmenging?
Antwoord
Deze Kamerbrief betreft een aankondiging van de Actieagenda Integratie en de Open
en Vrije Samenleving, waarin ik mijn ambities en beoogde doelen weergeef. Mijn ambities
heb ik besproken binnen het kabinet. Voor het uitwerken van de Actieagenda zal ik
nauw samenwerken met verschillende maatschappelijke organisaties, waaronder gemeenten,
de VNG en maatschappelijke organisaties en zelforganisaties vanuit verschillende gemeenschappen.
Ik werk hierbij (alleen) samen met maatschappelijke partners, die de doelstellingen
van de Actieagenda Integratie en de waarden en normen van onze open en vrije samenleving
onderschrijven. Dit proces wordt momenteel vormgegeven.
Vraag 153
Hoe wordt privacy en veiligheid gewaarborgd voor de organisaties waarvan u vermoedt
dat deze te maken hebben met buitenlandse inmenging?
Antwoord
Voor het beschermen van de gegevens van onze contacten is het Ministerie van SZW gebonden
aan de AVG-wetgeving. Het Ministerie van SZW heeft geen bevoegdheden en instrumentarium
voor het beschermen en beveiligen van personen en organisaties die vermoedelijk te
maken hebben met OBI.
Wanneer personen of organisaties worden geïntimideerd of bedreigd door andere overheden,
kunnen zij hiervan melding of aangifte doen bij de politie. Het kabinet benadrukt
dat handelingsperspectieven die geboden kunnen worden op het terrein van veiligheid
beperkt zijn. Veel vormen van OBI, zoals manipulatie en beïnvloeding, vinden immers
plaats onder de drempel van het strafrecht en kunnen daarom niet strafrechtelijk worden
vervolgd.
Vraag 156
Hoe ziet u de uitwerking van een «slim verbod» voor zich?
Antwoord
De Minister van Justitie en Veiligheid heeft twee inventarisaties in voorbereiding
waarbij gekeken gaat worden hoe andere landen in de EU omgaan met organisaties die
mogelijke banden hebben met terroristische organisaties, waarbij ook specifiek wordt
gekeken welke mogelijkheden zij hebben tot het verbieden van deze organisaties. Daarnaast
wordt geïnventariseerd welke maatregelen andere landen nemen om ongewenste buitenlandse
financiering tegen te gaan. Als uit deze inventarisaties blijkt dat er nog onvoldoende
middelen zijn om effectief op te kunnen treden, zal het kabinet passende aanvullende
maatregelen nemen. De Minister van Justitie en Veiligheid is voornemens uw Kamer in
het voorjaar van 2025 te informeren.
Vraag 232
Wat zijn de beweegredenen om de Wet toezicht informeel onderwijs door te zetten, terwijl
wordt geconcludeerd dat er geen aanwijzingen zijn dat er buitenlandse invloeden zijn
die de democratische rechtsorde ondermijnen?
Antwoord
Met het wetsvoorstel Toezicht informeel onderwijs wordt het mogelijk voor de overheid
om in te grijpen als kinderen binnen het informeel onderwijs worden aangezet tot haat,
geweld of discriminatie. Dit vindt het kabinet in de eerste plaats van belang omdat
in dergelijke situaties het kind bescherming verdient. Het wetsvoorstel richt zich
dus niet specifiek op alleen misstanden die voortvloeien uit buitenlandse invloeden.
Vraag 235
Waarom heeft u ervoor gekozen niet in de Kamerbrief op te nemen dat buitenlandse financiering
slechts sporadisch voorkomt en dat na gericht onderzoek niet blijkt dat deze gericht
is op beïnvloeding? Schept u daarmee een realistisch beeld van de problematiek?
Antwoord
De opmerking in de openbaar gemaakte beslisnota betreft de passage in het jaarverslag
2023 van de AIVD waarin wordt aangegeven dat de wahhabi-salafistische beweging nauwelijks
gefinancierd wordt door geldschieters uit de Golfregio.7 De maatregelen die dit kabinet wil treffen om ongewenste buitenlandse financiering
van maatschappelijke organisaties in Nederland aan banden te leggen, is echter niet
gericht op financiering uit specifieke landen.
Nederland heeft in toenemende mate te maken met ontwikkelingen die een dreiging vormen
voor de democratische rechtsorde, vanuit onverdraagzaam, antidemocratisch gedachtengoed
vanuit bijvoorbeeld extreemrechts en anti-institutioneel extremisme. De inzet van
het kabinet is er breed op gericht om financiering die dergelijke ondermijnende, onverdraagzame
en antidemocratische boodschappen en gedragingen mogelijk maakt aan te pakken.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.Z.C.M. Tielen, voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Mede ondertekenaar
T.M. Meester-Schaap, adjunct-griffier