Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de uitvoering van de motie van het lid Boucke c.s. over in kaart brengen in welke sectoren, productgroepen en diensten nog geen sprake is van echte prijzen (Kamerstuk 32813-1251)
2025D12842 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Klimaat en Groene Groei heeft een aantal vragen en opmerkingen
aan de Minister voor Klimaat en Groene Groei voorgelegd over haar brief inzake de
uitvoering van de motie van het lid Boucke c.s. over in kaart brengen in welke sectoren,
productgroepen en diensten nog geen sprake is van echte prijzen (Kamerstuk 32 813, nr. 1472).
De voorzitter van de commissie,
Thijssen
Adjunct-griffier van de commissie,
Teske
Inhoudsopgave
I
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
II
Antwoord/Reactie van de Minister
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben met veel belangstelling het rapport
«True Pricing van consumptiegoederen» gelezen. Deze leden constateren dat een echte
kabinetsreactie ontbreekt. Hoe reflecteert de Minister op dit onderzoek? Welke concrete
vervolgacties gaat de Minister ondernemen aan de hand van dit rapport?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zijn van mening dat de afbouw van fossiele
subsidies een belangrijk onderdeel is van «true pricing». Immers, fossiele subsidies
verhinderen rechtstreeks dat de externe kosten van fossiele brandstoffen in de prijs
worden verwerkt. Deelt de Minister deze analyse? Wat is de stand van zaken rondom
het afbouwen van fossiele subsidies?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat de «true price gap» bij duurzame
varianten van consumentengoederen veel kleiner is dan bij niet-duurzame consumentengoederen,
omdat er sprake is van een lagere klimaat- en milieu-impact. Duurzame alternatieven
staan hiermee op een achterstand waardoor niet wordt voldaan het «vervuiler betaalt»-principe.
Hoe is de Minister van plan deze achterstand te verkleinen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met veel interesse kennisgenomen van het onderzoek
naar «true pricing» en in welke productgroepen hier wel en geen sprake van is. Zij
danken de Minister voor het uitgebreide onderzoek dat is uitgevraagd en de onderzoekers
voor het goede en informatieve rapport dat is opgeleverd. Zij hebben hierover nog
een aantal vragen.
De leden van de D66-fractie vragen de Minister in hoeverre zij de beweging naar een
systeem van «true price» ondersteunt. Het regeerprogramma besteedt hier namelijk geen
aandacht aan. Deze leden vragen om een kabinetsreactie op dit rapport, dat helaas
niet bij de aanbieding van het rapport zat.
De leden van de D66-fractie zien als voornaamste conclusie in het rapport dat bij
veel productgroepen geen sprake is van «true pricing», wat betekent dat de kosten
elders worden afgewenteld. Vindt de Minister dit een verrassende conclusie? Hoe reageert
de Minister op het feit dat de productgroepen vlees, zuivel, meubels, kleding en apparaten
een hoge milieu-impact hebben, maar deze kosten niet in de consumentprijs verwerkt
zitten? Deelt de Minister de opvatting dat het betekent dat de consumentenprijzen
van deze goederen daarmee eigenlijk kunstmatig laag liggen? Waar denkt de Minister
dat de werkelijke kosten van deze productgroepen neerslaan en wie betaalt daarvoor?
Kan de Minister ingaan op de vraag hoe eerlijk het is dat anderen opdraaien voor de
gemaakte kosten? In hoeverre vindt de Minister dat het principe «de vervuiler betaalt»
breed toegepast zou moeten worden in onze economie? Tevens vragen deze leden hoe de
Minister verklaart dat de mate waarin milieukosten zijn geïnternaliseerd en de mate
waarin er informatie beschikbaar is voor de consument zo verschillend is tussen de
productgroepen (p. 7–8). Hoe kan het dat bij vlees en zuivel geen enkele milieu-impact
wordt geïnternaliseerd, terwijl bij alle andere productgroepen op z’n minst sprake
is van een oranje kwalificering? Is de Minister bereid om hier acties aan te verbinden,
zodat vlees en zuivel op zijn minst een oranje kwalificering kunnen krijgen? Voor
energie en elektrische apparaten doen we dat immers ook. Kan de Minister ingaan op
de energiebelasting: is die bij toeval vrijwel gelijk aan de externe kosten, of wordt
daar doelbewust op gestuurd? Indien het dat laatste is, hoe verklaart de Minister
dat, omgerekend naar energetische waarde, de energiebelasting op elektriciteit, dat
in Nederland voor 50% hernieuwbaar wordt opgewekt en daarmee een lagere milieu-impact
heeft, hoger is dan de energiebelasting op gas?
De leden van de D66-fractie lezen met interesse hoofdstuk 3 van het onderzoek, waarin
verschillende vormen van kosteninternalisatie uiteen worden gezet. Aan welke vorm(en)
geeft de Minister de voorkeur? Wat zou er moeten gebeuren, bijvoorbeeld bij de Belastingdienst,
maar ook in kennisontwikkeling, om een «true pricing»-benadering te hanteren? Hoe
zou een «true pricing»-benadering op een rechtvaardige manier kunnen worden vormgegeven?
Hoe kan de Minister ervoor zorgen dat er wel sprake is van een «true pricing»-benadering
en het principe dat de vervuiler betaalt, zonder dat dit betekent dat de minst kapitaalkrachtige
mensen (die lastiger kunnen verduurzamen) uiteindelijk met de hoogste kosten overblijven?
Hoe kijkt de Minister naar vrijwillige internalisatie? Deelt de Minister de opvatting
van de onderzoekers en van de leden van de D66-fractie dat het oneerlijk, niet effectief
en ongemakkelijk is om de consument voor deze keuze te stellen?
De leden van de D66-fractie zijn voorstander van een systeem van «true pricing», maar
zien ook dat sommige producten daardoor duurder kunnen worden. Dat geldt vooral voor
producten die nu een kunstmatig lage prijs hebben, omdat de kosten worden afgewenteld
op mensen in de productieketen, het milieu of toekomstige generaties. Deelt de Minister
de opvatting van de leden van de D66-fractie dat het hanteren van «true pricing» daarom
gepaard moet gaan met drie ontwikkelingen: 1) prijsverlagende maatregelen voor duurzame
producten, bijvoorbeeld het verlagen van kosten voor duurzame keurmerken en administratieve
lasten, 2) de opbrengsten van «true price»-belastingen inzetten voor het versterken
van de koopkracht van lage inkomens en middeninkomens, en 3) de opbrengsten van true
price-belastingen inzetten voor verduurzaming in productketens? Zo ja, kan de Minister
ingaan op concrete maatregelen die genomen kunnen worden om deze drie ontwikkelingen
te bevorderen? Zo nee, waarom niet?
De leden van de D66-fractie zien dat er ook vraag moet ontstaan naar producten en
diensten die werken met «true pricing». De overheid zou hierin een «launching customer»
kunnen zijn door middel van inkoop en aanbestedingen. Deze leden hebben hierop ook
eerder een toezegging gekregen van de Minister. Hoe staat het met de uitwerking hiervan?
Wat zijn de plannen en de doelen hiervoor? Wanneer mogen we verwachten dat de overheid
uitsluitend inkoopt bij bedrijven die een eerlijke prijs rekenen?
Tot slot vragen de leden van de D66-fractie de Minister om voortvarend aan de slag
te gaan met het onderwerp «true price» en om dit rapport het startschot te laten zijn
voor beleidsontwikkelingen in de goede richting. Het zou enorm zonde zijn als de nieuwe
kennis en inzichten uit dit rapport niet gebruikt worden voor het bouwen aan een sterke,
duurzame, eerlijke economie. Graag ontvangen deze leden een reactie van de Minister
hierop.
II Antwoord/Reactie van de Minister
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J. Thijssen, voorzitter van de vaste commissie voor Klimaat en Groene Groei -
Mede ondertekenaar
C.M. Teske, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.