Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Chakor, Van Nispen en Flach over het bericht 'Ambtenaren verwachten ontevreden VNG na Kamerbrief'
Vragen van de leden Chakor (GroenLinks-PvdA), Van Nispen (SP) en Flach (SGP) aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Staatssecretaris van Financiën over het bericht «Ambtenaren verwachten ontevreden VNG na Kamerbrief» (ingezonden 26 februari 2025).
Antwoord van Staatssecretaris Palmen (Financiën), mede namens de Minister van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties (ontvangen 25 maart 2025).
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Ambtenaren verwachten ontevreden VNG na Kamerbrief»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Waarom heeft u de motie-Chakor/Van Nispen (Kamerstuk 36 600 B, nr. 12) niet uitgevoerd en heeft er geen afstemming plaatsgevonden met de decentrale overheden
over de financiële effecten en de voor- en nadelen van de nieuwe berekeningswijze
van taakmutaties?
Antwoord 2
Er is in de periode november 2024 tot februari 2025 zowel bestuurlijk als ambtelijk
gesproken met de medeoverheden over de financiële effecten en de voor- en nadelen
van de nieuwe berekeningswijze van taakmutaties. In die gesprekken werd duidelijk
dat het kabinet en de medeoverheden op een aantal punten een andere zienswijze hebben
bij de financiële situatie in 2026. Dit verschil in perspectief hebben de Staatssecretaris
Fiscaliteit, Belastingdienst en Douane en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
doen besluiten de brief enkel ter informatie met de decentrale overheden te delen.
De voor- en nadelen van de nieuwe berekeningswijze zijn besproken in het Bestuurlijk
Overleg Financiële verhoudingen (BOFv) van 6 maart jl. Er is gesproken over het definitieve
vaststellingsmoment van het prijs-bbp voor het lopende jaar. Dat gebeurt nu in het
voorjaar van het lopende jaar, conform de rest van de Rijksbegroting, op basis van
CPB-cijfers. Ook is gesproken over de normering van teruggedraaide kortingen op het
gemeentefonds en provinciefonds. De Minister van BZK heeft al toegezegd uw Kamer te
informeren over de uitkomsten van het BOFv en het Overhedenoverleg, voor het debat
met de Kamercommissie BZK over financiën decentrale overheden van 26 maart aanstaande.
Vraag 3
Wat was de reden dat het Ministerie van Financiën geen afvaardiging heeft gezonden
naar de recente technische briefing in de Tweede Kamer op 18 februari jongstleden,
terwijl dit ministerie de eerste ondertekenaar is van de brief over de berekeningswijze
van de normeringssystematiek?
Antwoord 3
Voor een adequate technische briefing achtte de Minister van Financiën het van belang
eerst uitvoering te geven aan de motie Chakor/Nispen. Op het moment van de technische
briefing was de brief hierover («Berekeningswijze van normeringssystematiek o.b.v. bruto binnenlands product (bbp)»)2 nog niet af.
Vraag 4
Zijn de fondsbeheerders gezamenlijk verantwoordelijk voor het opstellen, uitwerken
en toepassen van de normeringssystematiek? Zo nee, hoe zijn de taken en verantwoordelijkheden
dan precies verdeeld?
Antwoord 4
De fondsbeheerder, de Minister van Binnenlandse zaken en Koninkrijkrelaties en de
Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit, Belastingdienst en Douane zijn op basis
van de Financiële-verhoudingswet verantwoordelijk voor de financiële verhoudingen tussen Rijk en gemeenten. Zij dragen
daarbij zorg voor een adequate omvang alsmede een goede werking van de verdeelsystematiek
van het gemeentefonds. Tevens zorgen zij voor een adequate uitbetaling en vaststelling
van de algemene uitkering, de integratie-uitkeringen en decentralisatie-uitkeringen
aan de verschillende gemeenten. De normeringssystematiek bepaalt voor een belangrijk
deel de ontwikkeling van de omvang van de fondsen over de tijd en is en valt onder
de verantwoordelijkheid van de fondsbeheerders.
Vraag 5
Kunt u aangeven op welke momenten er contact is geweest tussen de fondsbeheerders
en VNG en IPO in het kader van afdoening van deze motie? Op welk exact moment is besloten
af te zien van het betrekken van VNG en IPO?
Antwoord 5
Zie het antwoord op vraag 2.
Vraag 6
Welke overwegingen lagen precies ten grondslag aan het besluit om de VNG en het IPO
niet te betrekken bij dit proces, ondanks de duidelijke impact van de nieuwe berekeningswijze
op gemeenten en provincies?
Antwoord 6
Zie het antwoord op vraag 2. Bij Voorjaarsnota 2024 is in samenspraak met de VNG en
IPO besloten om de oploop van de opschalingskorting te schrappen in combinatie met
het vervroegd invoeren van de bbp-systematiek vanaf 2024. Er is een akkoord bereikt
aan de hand van budgettaire tabellen, die ook zijn opgenomen in de Voorjaarsnota 2024.
Het besluit tot het vervroegd invoeren van de nieuwe financieringssystematiek heeft
invloed op de lopende begroting van gemeenten en provincies. Om die reden is besloten
de impact hiervan volledig (2024) en deels (2025) te dempen. Ook voor 2026 tot en
met 2029 vindt compensatie plaats. Deze is zodanig dat dit per saldo voor de periode
2026 tot en met 2029 resulteert in een plus van 675 miljoen euro voor gemeenten en
44 miljoen euro voor provincies. Daarnaast ontvangen gemeenten aanvullende middelen
(bovenop bbp) voor de uitgavenstijging bij de Wmo.
Vraag 7
Bent u zich bewust van de zorgen binnen de decentrale overheden over de financiële
gevolgen van de nieuwe normeringssystematiek, met name met het oog op het verwachte
ravijnjaar? Hoe beoordeelt u deze zorgen?
Antwoord 7
De fondsbeheerders zijn bekend met deze zorgen. In het BOFv van 6 maart hebben zij
samen met de koepels opnieuw stilgestaan bij de zorgen die medeoverheden bij de systematiek
hebben. Zoals ook in de brief aangegeven hecht het kabinet veel waarde aan de balans
tussen de ambities, taken, middelen en uitvoeringskracht van medeoverheden. In het
Overhedenoverleg van 21 november jl. is erkend dat de balans onder druk staat. Het
gesprek hierover is vervolgd in het Overhedenoverleg in maart 2025.
Vraag 8
Kunt u uitleggen waarom er bij het kabinet geen herkenning lijkt te zijn voor het
feit dat gemeenten vanaf 2026 veel minder middelen beschikbaar hebben voor het uitvoeren
van belangrijke taken en het in stand houden van belangrijke voorzieningen? Is het
kabinet van mening dat gemeenten de zorgen overdrijven? Zo ja, waarom?
Antwoord 8
Zoals in het antwoord op vraag 2 aangegeven heeft het kabinet een ander perspectief
dan de medeoverheden. Zoals in het antwoord op vraag 7 aangegeven hecht het kabinet
veel waarde aan de balans tussen ambities, taken, middelen en uitvoeringskracht van
medeoverheden en wordt het gesprek hierover in maart vervolgd.
Vraag 9
Kunt u in een overzichtelijk schema nauwkeurig schetsen waar het verschil in perspectief
zit tussen dat van het kabinet en de VNG en het IPO over het financiële ravijn, zodat
de Kamer kan doorgronden waar het verschil – zoals dat in de belisnota wordt genoemd
– precies zit?
Antwoord 9
De Kamerbrief toont de ontwikkeling van het gemeente- en provinciefonds sinds de start
van Rutte IV, het moment dat vanaf 2026 is afgestapt van de normeringssystematiek
»trap op trap af». Gemeenten en provincies hebben in alle jaren extra middelen ontvangen
en vooral in de jaren 2022–2025 meegedeeld in de relatief hoge intensiveringen vanuit
het Rijk.
De VNG en het IPO wijzen op het verschil tussen huidige begrotingsstanden (op basis
van de ontwikkeling van het bbp) en de situatie waarin de normeringssystematiek nog
gekoppeld zou zijn aan de ontwikkeling van de rijksuitgaven («trap op trap af»). Zoals
in de brief aangegeven hadden, gemeenten en provincies in 2026 meer gekregen als ook
in 2026 de ontwikkeling van de Rijksuitgaven was gevolgd. Dit is de terugval in inkomsten
waar gemeenten en provincies over spreken.
Vraag 10
Welke stappen bent u bereid te nemen om alsnog in overleg te treden met de VNG en
het IPO om de gevolgen van deze nieuwe berekeningswijze gezamenlijk inzichtelijk te
maken en daarmee de aangenomen Kamermotie uit te voeren?
Antwoord 10
De berekeningswijze van de normeringssystematiek is besproken in het BOFv van 6 maart.
De Minister van BZK heeft al toegezegd uw Kamer te informeren over de uitkomsten van
het BOFv en het Overhedenoverleg, voor het debat met de Kamercommissie BZK over financiën
decentrale overheden van 26 maart.
Vraag 11
Kunt u toezeggen dat toekomstige wijzigingen met directe financiële gevolgen voor
gemeenten en provincies in nauwere samenspraak met de betreffende overheden zullen
plaatsvinden? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 11
Ik kan toezeggen dat het kabinet in gesprek is en blijft over de maatschappelijke
opgaven, inclusief eventuele financiële gevolgen. Deze opgaven kunnen alleen gezamenlijk
worden ingevuld. In maart is daarom weer een BOFv geweest en heeft– naast de reguliere
contacten over specifieke beleidsthema’s – opnieuw een Overhedenoverleg plaatsgevonden.
Vraag 12
Kunt u bovenstaande vragen één voor één beantwoorden voor het commissiedebat Financiën
decentrale overheden op 26 maart 2025?
Antwoord 12
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
T. van Oostenbruggen, staatssecretaris van Financiën -
Mede namens
J.J.M. Uitermark, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.