Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Boswijk, Van der Wal, Van der Werf, Nordkamp, Dassen en Olger Van Dijk over de (dreigende) afhankelijkheid van de Nederlandse krijgsmacht van Starlink
Vragen van de leden Boswijk (CDA), Van der Wal (VVD), Van der Werf (D66), Nordkamp (GroenLinks-PvdA), Dassen (Volt) en Olger van Dijk (Nieuw Sociaal Contract) aan de Ministers van Defensie en Buitenlandse Zaken over de (dreigende) afhankelijkheid van de Nederlandse krijgsmacht van Starlink (ingezonden 4 maart 2025).
Antwoord van Minister Brekelmans (Defensie), mede namens de Minister van Buitenlandse
Zaken (ontvangen 25 maart 2025).
Vraag 1
Klopt het dat de Europese Commissie bezig is om Oekraïne te helpen om van de afhankelijkheid
van Starlink, het satellietcommunicatienetwerk van SpaceX, af te komen?1
Antwoord 1
De Europese Commissie beschouwt alle mogelijkheden om Oekraïne te ondersteunen, ook
op het gebied van satellietcommunicatiesystemen (SATCOM)2. Om strategische afhankelijkheden op de korte termijn te beperken, zet de Europese
Commissie in op de verbreding naar commerciële SATCOM aanbieders op de Europese markt.
Deze diensten zullen dan ook aan Oekraïne beschikbaar gesteld worden. Daarnaast, op
de langere termijn (vanaf 2030), werkt de Europese Commissie onder het Europees Ruimtevaartprogramma
aan het ontwikkelen van autonome satellietcommunicatie voor overheidsinstellingen
(of GOVSATCOM) capaciteiten die tevens voor militair gebruik zijn bestemd.
Vraag 2
Onderschrijft u dat het gebruik van Starlink gelet op de recente uitlatingen van Trump
en Musk tot operationele risico’s kan leiden voor zowel Oekraïne alsook Nederlandse
troepen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 2
De Nederlandse Defensie is niet afhankelijk van Starlink. Starlink terminals zijn
in gebruik, maar Defensie beschikt over andere systemen om primair in de SATCOM behoefte
te voorzien.
In de beantwoording van deze vragen gaat Defensie niet in op de operationele risico’s
voor Oekraïne omdat dit aan Oekraïne is.
Vraag 3
Hoe ziet u in dit licht de oproep van diverse deskundigen dat ook de Nederlandse krijgsmacht
niet afhankelijk moet worden van het gebruik van een bedrijf met commercieel winstoogmerk
zoals Starlink?3
Antwoord 3
Defensie onderschrijft het belang om niet volledig afhankelijk te zijn van één partij.
Dit waarborgen we door diensten te spreiden, NAVO en EU ontwikkelingen te steunen
en ten slotte zelf in te zetten op (Nederlandse) ontwikkelingen die bijdragen aan
vergrootte open strategische autonomie. Zo zorgen we ervoor dat we niet afhankelijk
zijn van één bedrijf of één land voor satellietcommunicatie. Er wordt samengewerkt
met verschillende commerciële bedrijven en overheden (zoals Luxemburg, Noorwegen of
het Verenigd Koninkrijk), zodat er altijd een alternatief is. Tevens werkt de NAVO
momenteel aan de NATO Commercial Space Strategy om op verantwoorde wijze gebruik te kunnen maken van commerciële satellietdiensten
omdat deze bedrijven vaak sneller nieuwe technologieën ontwikkelen en gebruiken. Defensie
is actief betrokken bij het opstellen van de strategie en ziet de meerwaarde ervan.
Door zelf satellieten en sensoren te ontwikkelen en te investeren in nieuwe technologieën
zoals lasersatellietcommunicatie en die in de ruimte te (laten) brengen, wordt Defensie
minder afhankelijk van commerciële partijen en/of landen voor capaciteiten die essentieel
zijn voor het optreden van onze krijgsmacht. Hiermee kunnen we ook een bijdrage leveren
aan bondgenootschappelijk optreden.
Vraag 4
Kunt u garanderen dat alle onderdelen van de Nederlandse krijgsmacht per direct over
zouden kunnen schakelen naar een Europees systeem met dezelfde mogelijkheden, service/kwaliteit
en technische specificaties als bijvoorbeeld toegang tot Starlink zou worden afgesloten?
Antwoord 4
De Nederlandse krijgsmacht is voor het uitvoeren van haar operaties niet afhankelijk
van Starlink; primair worden de satellietcapaciteiten afgenomen van andere satellietproviders
van partnerlanden en commerciële partijen.
Over specifieke alternatieven voor Defensie worden geen uitspraken gedaan in verband
met operationele belangen en de nationale veiligheid.
Vraag 5
Kunt u aangeven welke beschikbare systemen er zijn voor de operationele ondersteuning
van de krijgsmacht voor de volgende taken: command en control, communicatie, positionering
en Intelligence/Surveillance/Reconnaissance (ISR). Kunt u daarbij aangeven welke van
deze beschikbare systemen Europees zijn en of die voldoende capaciteit hebben?
Antwoord 5
Welke systemen Defensie precies gebruikt betreft grotendeels gerubriceerde informatie,
ten dele omdat er wordt samengewerkt in internationaal verband.
Met de A-brief «Project Opbouw Operationele Satelliet Capaciteit» (Kamerstuk 27 830, nr. 405) zijn de eerste stappen gezet ten behoeve van het opzetten van een initiële soevereine
ISR capaciteit voor Defensie. Deze capaciteit wordt waar mogelijk met de Nederlandse
industrie ontwikkeld.
Om minder afhankelijk te zijn van satellietnavigatie werkt Defensie aan een open en
modulaire Positioning, Navigation and Timing (PNT) architectuur om (toekomstige) alternatieve PNT-technologieën te integreren
en fuseren in ontvangstapparatuur. Een element hierbij is dat Defensie conform het
kabinetsbeleid beziet op welke manier en in welke gevallen het Europese Galileo, en
dan met name de beveiligde dienst Public Regulated Service (PRS), kan worden gebruikt
voor plaats- en tijdsbepaling ter aanvulling van het Amerikaanse GPS.
Vraag 6
Deelt u de mening dat Europa moet inzetten op de mogelijkheid om deze capaciteiten
autonoom in te kunnen richten en te kunnen exploiteren? Zo nee, kunt u onderbouwen
waarom dit wel of niet verstandig is?
Antwoord 6
Het is belangrijk dat Nederland invulling geeft aan het (verder) versterken en ontwikkelen
van (militaire) capaciteiten voor defensie en veiligheid en open strategische autonomie
van Nederland, de Europese Unie en haar lidstaten. In dat verband verwijzen we daarvoor
naar de Kabinetsreactie op de Lange-termijn Ruimtevaartagenda (LTR) (Kamerstuk 24 446, nr. 90). Per capaciteit wordt een afweging gemaakt om deze al dan niet autonoom in te richten
en te exploiteren, danwel door het aanbrengen van spreiding in de leveranciers van
bepaalde diensten óf een combinatie hiervan. De mate waarin capaciteiten direct beschikbaar
moeten zijn en de risico’s indien dit niet het geval is, zijn hierin leidend.
Vraag 7
Welke knelpunten zijn er wat u betreft als het gaat om het autonoom inrichten en exploiteren
op het gebied van communicatie, positionering en ISR?
Antwoord 7
Defensie zoekt vooral naar strategische samenwerking binnen de EU. De programma’s
voor het ruimtedomein van de Europese Commissie kunnen in beginsel ook militair gebruik
ondersteunen. Voor het kabinet is het van belang dat bij een eventuele inzet de autonomie
en/of gegarandeerde toegang gewaarborgd is binnen deze EU capaciteiten.
Autonome capaciteiten op het gebied van satellietcommunicatie en PNT zijn complex
en kostbaar. Om die redenen is er voor gekozen om op Europees niveau met elkaar samen
te werken binnen programma’s als GOVSATCOM, IRIS2 en Galileo. Defensie is voornemens het robuuste en beveiligde Galileo (PRS) te gaan
gebruiken naast het Amerikaanse MILGPS. Op dit moment wordt op Europees niveau hard
gewerkt aan het volledig operationeel maken van PRS. Voor het gebruik van PRS zijnl
speciale ontvangers nodig.
In de kabinetsreactie op de LTR is aangegeven dat in deze kabinetsperiode een besluit
zal worden genomen over het eventueel ontwikkelen van een nationale PRS ontvanger.
Het inrichten van autonome ISR capaciteit is beter bereikbaar dan de hiervoor geschetste
capaciteiten, maar hiervoor is een grote dekkingsgraad met diverse middelen en veel
satellietcapaciteit benodigd, waarbij samenwerking met strategische partners en commerciële
partijen essentieel blijft. Een knelpunt dat in de komende tijd zal worden geadresseerd
is het versterken van de exploitatieketen van satellietdata. Ook de in de Defensienota
2024 benoemde investering in het vermogen van de MIVD om gebruik te maken van zelfstandige
satellietcapaciteit draagt bij aan het mitigeren van dit knelpunt.
Zie verder vraag 11 inzake IRIS2.
Vraag 8
Kunt u aangeven hoe het zit met de toegang tot NAVO-satellieten zonder toestemming
van de VS? Over welke type satellieten kan Nederland en/of de NAVO beschikken zonder
Amerikaanse inmenging (optisch, Synthetic Aperture Radar (SAR), Hyper Spectral Imaging
(HSI))?
Antwoord 8
De NAVO heeft nog geen eigen satellietcapaciteit. NAVO coördineert wel de inbreng
van satellietcapaciteiten door bondgenoten. Ook zonder de inbreng vanuit de VS blijft
de NAVO over ingebrachte capaciteiten beschikken. Deze in te brengen capaciteiten
behelzen zowel optische als SAR beelden. Verder kan via het APSS (Alliance Persistent Surveillance from Space) Memorandum of Understanding satellietdata van partnerlanden en eventueel commerciële
partijen worden gedeeld met de NAVO.
Defensie wil met de ontwikkelingen van zelfstandige capaciteiten met het space ecosysteem
in Nederland bijdragen aan een meer autonome informatiepositie van Nederland en de
EU. Defensie heeft in de nabije toekomst bijvoorbeeld ook de beschikking over eigen
SAR capaciteiten en is voornemens deze data te delen in internationale verbanden.
Vraag 9
Kunt u aangeven in hoeverre informatie uit EU-systemen zoals Syracuse, Skynet en SICRAL
met Oekraïne gedeeld kan worden?
Antwoord 9
Syracuse, Skynet en SICRAL zijn geen EU systemen, maar nationale militaire satellietconstellaties
van respectievelijk Frankrijk, het VK en Italië. Deze landen gaan zelf over het gebruik
(en delen van informatie) van deze satellietconstellaties.
Vraag 10
Klopt het dat bijvoorbeeld het Europese Eutelsat Oneweb-systeem gekoppeld kan worden
aan het door Oekraïne ontwikkelde Delta-systeem? Ziet u hierin mogelijkheden om een
Europees commandovoeringssysteem op te zetten waarmee alle afzonderlijke Europese
eenheden aangestuurd zouden kunnen worden? Zo nee, waarom niet?4
Antwoord 10
Eutelsat Oneweb is een relatief eenvoudig te gebruiken commerciële Low Earth Orbit
constellatie net als Starlink. Dit systeem en het Delta-systeem hebben in principe
soortgelijke functionaliteit en mogelijkheden. Het opzetten van een eigen Europees
commandovoeringssysteem is een grote uitdaging, zeker als daarmee grote militaire
operaties worden aangestuurd. Over commandovoeringssystemen verstrekt Defensie geen
informatie in verband met operationele belangen en de nationale veiligheid.
Vraag 11
Klopt het dat de Europese Unie aan een eigen satellietconstellatie IRIS2 werkt die diensten zal gaan leveren vergelijkbaar met die van Starlink? Kunt u bevestigen
dat Nederland deze ontwikkeling enthousiast steunt? Kunt u uitsluiten dat het Nederlandse
kabinet, zoals in Italië niet het geval lijkt, besluit in zee te gaan met Starlink
in plaats van IRIS2?
Antwoord 11
Het klopt inderdaad dat de EU het Infrastructure for Resilience, Interconnectivity and Security by Satellite (IRIS2) ontwikkelt. De ambitie van IRIS2 is om een eigen communicatienetwerk te ontwikkelen voor civiele en militaire gebruikers,
welke vanaf 2030 communicatiediensten kan leveren. IRIS2 zet in op verbeterde communicatiecapaciteit en internetbreedband met een hoge snelheid.
Nederland zoekt samen met EU partners naar een architectuur en oplossingen voor satellietcapaciteit.
IRIS2 kan op termijn (na 2030) gedeeltelijk invulling hieraan geven, maar op dit moment
kunnen we niet met zekerheid zeggen of IRIS2 voor de krijgsmacht in alle gevallen toereikend is. Defensie is op dit moment niet
voornemens Starlink te verkiezen boven IRIS2.
Vraag 12
Deelt u de mening dat als de Primary de satellietcommunicatie is en we hier niet meer
op kunnen vertrouwen, dat dan het Alternate en de Contingency er moeten staan? Bent
u bereid te investeren in een tweede spoor in de overige letters van PACE, zoals bijvoorbeeld
in landlijnlocaties voor militaire Commandoposten door Europa heen? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord 12
Er wordt altijd gewerkt met een Primary, Alternate, Contingency, Emergency (PACE) concept als het gaat om verbindingen zodat er altijd alternatieven zijn voor
de primaire verbinding. Hierbij is een landlijn niet altijd mogelijk (denk aan maritieme
operaties), maar andere communicatie mogelijkheden (buiten satellietcommunicatie)
worden in dit concept meegenomen en door de verschillende krijgsmachtsdelen beoefend.
Bijvoorbeeld in oefeningen met een scenario waarbij geen satellietcommunicatie of
PNT signaal beschikbaar is.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.P. Brekelmans, minister van Defensie -
Mede namens
C.C.J. Veldkamp, minister van Buitenlandse Zaken
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.