Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Michon-Derkzen en Van der Wal over het bericht ‘Politie en defensie worstelen met 'soevereine' collega's die overheid niet erkennen’
Vragen van de leden Michon-Derkzen en Van der Wal (beiden VVD) aan de Ministers van Justitie en Veiligheid en van Defensie over het bericht «Politie en defensie worstelen met «soevereine» collega's die overheid niet erkennen» (ingezonden 6 februari 2025).
Antwoord van Minister
Van Weel (Justitie en Veiligheid), mede namens deMinister en Staatssecretaris van
Defensie en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (ontvangen
24 maart 2025). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2024–2025, nr. 1433.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Politie en defensie worstelen met «soevereine» collega’s
die overheid niet erkennen»1? Wat is uw reactie op het bericht?
Antwoord 1
Ja. Als Ministers van Justitie en Veiligheid en Defensie nemen we het signaal van
de Politie, Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) en Militaire Inlichtingen-
en Veiligheidsdienst (MIVD) zeer serieus en houden we de ontwikkelingen nauwgezet
in de gaten.
Wanneer soevereinen die bij de Rijksoverheid werkzaam zouden zijn zich niet meer aan
geldende wet- en regelgeving houden en/of wanneer er structureel feitelijk onjuiste
informatie wordt verspreid, wordt het vertrouwen in de overheid aangetast. Hiermee
wordt de legitimiteit van overheidsorganisaties ondermijnd.
Vraag 2
Bij hoeveel Politiemedewerkers en Defensiemedewerkers zijn signalen bekend dat zij
zich in enige mate «soeverein gedachtegoed» aanhangen of zich verwant voelen met «soevereinen»?
Hoeveel daarvan zijn geplaatst op een vertrouwensfunctie in de zin van de Wet Veiligheidsonderzoeken?
Antwoord 2
Bij de politie zijn, sinds 2023, vijf politiemedewerkers bekend die uiting hebben
gegeven aan het soevereine gedachtegoed. Na een intern onderzoek is bij twee van deze
politiemedewerkers vastgesteld dat er geen sprake is van plichtsverzuim. Het onderzoek
naar de andere drie politiemedewerkers loopt nog. In het algemeen kan niet worden
ingegaan op het screeningsniveau van deze betreffende politiemedewerkers.
De MIVD heeft in 2024 onderkend dat enkele defensiemedewerkers dit gedachtegoed aanhangen.
De MIVD gaat gelet op de wettelijke plicht tot geheimhouding, niet in op haar bronnen,
het actuele kennisniveau en/of de modus operandi van de dienst. Daarom doet de MIVD
geen specifieke uitspraken over de hoeveelheid, aard en ontwikkeling van bepaalde
onderzoeken dan wel individuele casuïstiek.
Vraag 3, 4 en 7
Deelt u het standpunt dat er geen plaats is bij de Politie en Defensie voor medewerkers
die het gezag van de overheid cq de wetten niet erkennen en in strijd handelen met
de ambtseed die zij hebben afgelegd?
Deelt u de mening dat een medewerker van de Politie of Defensie die zich «soeverein
verklaart» een groot risico vormt voor een goede taakuitoefening en het aanzien schaadt
van de organisatie? Welke arbeidsrechtelijke consequenties (kunnen) worden getroffen?
Deelt u het standpunt dat er geen plaats is bij de Rijksoverheid voor medewerkers
die het gezag van de overheid cq de wetten niet erkennen en in strijd handelen met
de ambtseed die zij hebben afgelegd?
Antwoord 3, 4 en 7
Het zich «soeverein verklaren» kan erop wijzen dat deze medewerker de overtuiging
heeft dat de Nederlandse wet- en regelgeving niet geldig is. Deze overtuiging is zeer
onwenselijk bij ambtenaren die juist Nederland als democratische rechtsstaat dienen,
haar beschermen en naar burgers toe vertegenwoordigen. Burgers moeten erop kunnen
vertrouwen dat overheidsinstanties hun taken naar behoren en met respect voor de geldende
wet- en regelgeving uitvoeren. Wanneer een medewerker vervolgens daadwerkelijk handelt
vanuit het soeverein of anti-institutioneel gedachtegoed en zich niet als een goed
ambtenaar gedraagt, wordt dit problematisch. Hetzelfde geldt wanneer een medewerker
dergelijk gedachtegoed actief naar buiten uitdraagt en daarmee zijn functioneren of
het functioneren van de overheidsinstantie belemmert. Dergelijk gedrag kan ernstige
afbreuk doen aan het vertrouwen in de overheid en tevens de democratische rechtsorde.
Dit geldt zeker voor organisaties als de politie en Defensie, waar het beschermen
van burgers, de (internationale) rechtsorde en de rechtsstaat, alsook rechtshandhaving
en het verlenen van hulp tot de kerntaken behoren. Het uitdragen van en handelen naar
soeverein of anti-institutioneel gedachtegoed en het werken bij de Rijksoverheid,
meer in het bijzonder bij politie en Defensie, staan in de basis dan ook op gespannen
voet met elkaar.
Op grond van de Ambtenarenwet moeten rijksambtenaren hun uit de wet en uit de functie
voorvloeiende verplichtingen vervullen en zich als een goed ambtenaar gedragen (artikel 6,
eerste lid Ambtenarenwet 2017). Ook mogen zij geen uitingen doen waardoor een goede
vervulling van de functie of het goede functioneren van de openbare dienst niet langer
in redelijkheid is verzekerd (artikel 10 Ambtenarenwet 2017). Bij de uitvoering van
de werkzaamheden dient elke rijksambtenaar zich te houden aan de Gedragscode Integriteit
Rijk. Bovendien legt de rijksambtenaar bij indiensttreding de eed of belofte af. Wanneer
een ambtenaar in strijd met zijn verplichtingen handelt, treedt de werkgever hiertegen
op. BZK
Voor politiemedewerkers zijn de beginselen van een goed politieambtenaar vervat in
de beroepscode die zij krijgen uitgereikt bij het afleggen van de eed of belofte.
De Minister van Justitie en Veiligheid steunt het feit dat de korpsleiding de signalen
serieus neemt en onderzoek instelt bij een vermoeden van plichtverzuim van politiemedewerkers
die zich soeverein verklaren.
Dit plichtsverzuim omvat zowel het overtreden van een voorschrift, als het doen of
nalaten van iets dat een goed ambtenaar in gelijke omstandigheden behoort na te laten
of te doen. Daar waar wordt gehandeld in strijd met die verplichtingen, kunnen leidinggevenden
op basis van artikel 76 en artikel 77 Besluit algemene rechtspositie politie (Barp)
disciplinaire maatregelen opleggen.
Defensiemedewerkers die, met een verklaring van geen bezwaar (VGB), werkzaam zijn
op een vertrouwensfunctie, moeten de uit de vertrouwensfunctie voortvloeiende plichten
onder alle omstandigheden getrouwelijk volbrengen, waaronder het in de ambtseed beloofde,
respecteren van de democratische rechtsorde. Ook is het binnen Defensie mogelijk om
rechtspositionele maatregelen te treffen, op basis van het Algemeen Militair Ambtenarenreglement
(AMAR) en het Burgerlijk Ambtenarenreglement Defensie (BARD). Wanneer defensiemedewerkers
gedrag vertonen dat niet verenigbaar is met hun functie zullen leidinggevenden hierop
actie ondernemen. Indien de MIVD aanleiding ziet, zoals vermeld in het antwoord op
vraag 6, kan de Verklaring van Geen Bezwaar (VGB) worden ingetrokken. Ook kan de MIVD
een ambtsbericht uitbrengen met betrekking tot de defensiemedewerker. Een ambtsbericht
is een waarschuwing aan de reguliere Defensieorganisatie dat er binnen de organisatie
een groot risico bestaat, waarop actie dient te worden genomen.
Vraag 5
Waar kunnen Politiemedewerkers en Defensiemedewerkers terecht als zij zorgen hebben
over collega’s die mogelijk soeverein gedachtegoed aanhangen en gedrag zien bij hen
dat indruist tegen de ambtseed die zij hebben afgelegd?
Antwoord 5
Als werkgever van de politie vind ik als Minister van Justitie en Veiligheid het belangrijk
dat politiemedewerkers op een laagdrempelige wijze meldingen kunnen doen. Voor politiemedewerkers
geldt dat zij allereerst het gesprek met de direct leidinggevende aangaan in het geval
zij vragen of zorgen hebben omtrent een mogelijke misstand. Daarnaast kent de politieorganisatie
ook andere loketten waartoe politiemedewerkers zich kunnen wenden, zoals de vertrouwenspersoon,
de afdeling Veiligheid, Integriteit en Klachten (VIK), het klokkenluidersmeldpunt
politie (KMP) of de Ombudsfunctionaris politie. Hierbij fungeert het Sociaal Loket
als voorportaal om vragen of meldingen van mogelijke misstanden door te geleiden naar
het juiste loket. Politiemedewerkers kunnen zich ook rechtstreeks bij een loket melden.
Ook vindt Defensie het belangrijk dat defensiemedewerkers weten hoe en waar zij meldingen
kunnen doen wanneer zij zich zorgen maken over mogelijk soeverein gedachtengoed bij
collega’s. Dit kan bij vermoedens van integriteitsschendingen, misstanden of (beveiligings)incidenten.
Defensiemedewerkers kunnen eerst bij hun leidinggevende terecht, die een speciale
verantwoordelijkheid heeft om ongewenst gedrag tegen te gaan en als voorbeeld te fungeren.
Bij een melding worden leidinggevenden ondersteund door het Centrum Organisatie Integriteit
Defensie (COID). Na een melding, bijvoorbeeld via e-mail, telefoon of een digitaal
formulier, komt het COID zo snel mogelijk in actie om de situatie te beoordelen en
advies te geven. Meldingen kunnen ook via het onafhankelijk ingerichte Meldpunt Integriteit
Defensie (MID) worden gedaan, dat direct onder de Secretaris-Generaal valt. Indien
nodig kan een melding bij de Unit Veiligheidsonderzoeken (UVO) van de AIVD of de MIVD
worden gedaan, of kan de Koninklijke Marechaussee worden ingeschakeld.
Vraag 6
Onder welke omstandigheden kunnen signalen van het aanhangen van anti-institutioneel
gedachtegoed of soeverein gedachtegoed aanleiding zijn om een hernieuwd onderzoek
in te stellen op grond van de Wet Veiligheidsonderzoeken?
Antwoord 6
Per 1 januari 2023 is de Wijzigingswet Politiewet 2012, de Wet op de medische keuringen
en het Besluit screening ambtenaren van politie en politie-externen van kracht. Het
doel van deze wetten is de kans op integriteitsschendingen te verminderen door middel
van het screeningsbeleid. Iedereen die bij of voor de politie gaat werken krijgt vóór
de aanstelling een initieel screeningsonderzoek. Hierbij gelden dezelfde regels voor
zowel politiemedewerkers als externen die voor de politie gaan werken. In de wet is
opgenomen dat, afhankelijk van het type screening, na vijf of acht jaar een periodiek
herhaalonderzoek wordt uitgevoerd. Daarnaast is er een wettelijk vastgelegde meldplicht,
waardoor politiemedewerkers veranderingen in hun persoonlijke situatie, zoals financiële
problemen, dienen te melden bij hun leidinggevende. Bij veranderingen in de persoonlijke
situatie van een politiemedewerker kan ook een incidenteel hernieuwd onderzoek plaatsvinden.
Ook vindt er continue controle plaats op wijzigingen in het strafregister in relatie
tot politiemedewerkers. De wijzigingen die verband houden met een misdrijf worden
automatisch doorgegeven aan de politie. Deze aanpassingen van wetten zorgt ervoor
dat de screening niet langer een eenmalige controle is voor de start van het politiewerk,
maar dat de betrouwbaarheid en integriteit van politiemedewerkers ook tijdens hun
werkzaamheden voortdurend wordt gecontroleerd.
Indien er sprake is van een (mogelijk) vermoeden van plichtsverzuim, kan een leidinggevende
melding maken bij Veiligheid, Integriteit en Klachten (VIK). Vervolgens wordt de opvolging
van de melding bepaald, namelijk het al dan niet instellen van een oriënterend-, disciplinair-
of lijnonderzoek, een andere afdoening, of doorgeleiding naar het OM. VIK start alleen
een onderzoek in opdracht van het bevoegd gezag.
Het overgrote deel van de defensiemedewerkers vervult een vertrouwensfunctie en ondergaat
daarom een veiligheidsonderzoek. Dit omvat een zorgvuldig onderzoek door de UVO, een
gezamenlijke eenheid van de AIVD en MIVD. Waarna een VGB wordt afgegeven of geweigerd.
Vertrouwensfuncties zijn belangrijke functies, omdat personen in die functies over
de mogelijkheid beschikken om de nationale veiligheid en die van de krijgsmacht te
schaden. Om die reden moet gewaarborgd worden dat de persoon in deze positie de uit
de vertrouwensfunctie voorvloeiende verplichtingen getrouw zal blijven vervullen.
Wanneer er feiten en omstandigheden zijn die aanleiding vormen tot zorg over deze
waarborging, is dit reden voor een hernieuwd veiligheidsonderzoek, op grond van artikel 9
van de Wet veiligheidsonderzoeken, waarna, indien nodig, de VGB ingetrokken kan worden.
Dit betekent dat de medewerker niet langer deze functie of andere vertrouwensfunctie
kan vervullen, hetgeen aanleiding geeft tot herplaatsing of ontslag.
Vraag 8
Welke taken en verantwoordelijkheden hebben de Ministers van BZK, SZW, J&V en Defensie
bij de aanpak van anti-institutioneel gedachtegoed?
Antwoord 8
Zoals het artikel aangaf wees de MIVD in haar jaarverslag van 2023 al op de dreiging
die anti-institutioneel extremisme kan vormen voor de krijgsmacht. Defensie wil risico’s
van gezagsondermijnende en anderszins onwenselijke activiteiten, vanuit welke achtergrond
dan ook, tegengaan. Hiervoor bestaat een stelsel van beveiligings- en rechtspositionele
maatregelen gericht op het weren van personen die een risico vormen voor de nationale
veiligheid of de veiligheid van de krijgsmacht. Maatregelen die defensie hiertoe neemt
zijn in het antwoord op vraag 5 en 6 beschreven.
De Minister van Justitie en Veiligheid gaat over de aanpak van strafbare feiten en
het tegengaan van extremistische uitwassen. De bestaande aanpak op extremisme is toepasbaar
op alle vormen van extremisme, zo ook anti-institutioneel extremisme. Hierbij wordt
onder andere ingezet op het vergroten van kennis en bewustwording over mogelijke signalen
en het bieden van handelingsperspectief. Zo zijn er diverse kennisproducten ontwikkeld,
zoals de gezamenlijke publicatie van de AIVD, de politie en de NCTV «Met de rug naar
de samenleving – Een analyse van de soevereinenbeweging in Nederland» en het «Dreigingsbeeld
Terrorisme Nederland», waar in een apart hoofdstuk wordt ingegaan op de ontwikkeling
van het anti-institutionele gedachtegoed binnen Nederland2. Daarnaast faciliteren de NCTV en het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
trainingen voor lokale professionals en bestuurders bij het Rijksopleidingsinstituut
tegengaan radicalisering over anti-institutioneel extremisme en gesprekstechnieken.
Daarnaast gaat aandacht uit naar het regionaal overstijgend uitwisselen van uitdagingen
en good practices.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties (BZK) heeft de coördinerende
verantwoordelijkheid voor de rijksdienst en stelt vanuit die verantwoordelijkheid
kaders en richtlijnen voor de rijksdienst, zoals de Gedragscode Integriteit Rijk en
de Gids Ambtelijk Vakmanschap. Het is aan de individuele werkgevers binnen de rijksdienst
om dit te implementeren en, voor zover van toepassing, hierop te handhaven. Daarnaast
heeft de Minister van BZK een bredere, overkoepelende verantwoordelijkheid voor de
integriteit van het openbaar bestuur.
Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) heeft afspraken
gemaakt met de Expertise-unit Sociale Stabiliteit (ESS) van het Ministerie van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid (SZW) om samen te werken op het thema anti-institutionele
tendensen (inclusief soevereinen). Doel is om met name het lokaal bestuur te ondersteunen
bij het opzetten van een preventieve benadering waarin aandacht is voor de perspectieven
van mensen die wantrouwen ontwikkelen richting de overheid. Vanuit BZK is er een handelingskader
opgesteld voor gemeenten waarin ook aandacht is voor het omgaan met escalatie en geweld,
ook wanneer de agressie afkomstig is van soevereinen.
De ESS gaat daarnaast expertise en advisering aanbieden aan gemeenten en professionals.
Ook zal ESS onder andere kennis- en netwerkbijeenkomsten organiseren met gemeenten
en professionals en wordt er een handreiking uitgebracht om te ondersteunen bij het
herkennen van en het omgaan met anti-institutionele tendensen. Verder investeert de
ESS in netwerken rondom dit thema. Hierbij zet de ESS onder andere in op een versterking
van de verbinding van overheden met mensen die zich aangetrokken voelen tot het anti-institutioneel
gedachtegoed.
Vraag 9
Welke Minister is eindverantwoordelijk voor het ontwikkelen van beleid bij het signaleren,
tegengaan en opvolgen van anti-institutioneel gedachtegoed bij medewerkers?
Antwoord 9
De Ministers dragen gezamenlijk de verantwoordelijkheid. Dit omvat het vergroten van
de meldingsbereidheid, het informeren en opleiden van ambtenaren over hun rol in de
rechtsstaat en samenleving, en, in gevallen van strafbare feiten, het doen van aangifte.
Vraag 10
Is er voldoende strafrechtelijk instrumentarium beschikbaar om aanbieders van «soevereinverklaringen»
te vervolgen en te berechten, bijvoorbeeld op basis van oplichting? Heeft er een strafrechtelijk
onderzoek plaatsgevonden of loopt er een dergelijk onderzoek naar een medewerker die
zich soeverein verklaarde?
Antwoord 10
Of het aanbieden van een soevereinverklaring kan worden gezien als oplichting is afhankelijk
van de feiten en omstandigheden. Zo moet de aanbieder het oogmerk hebben om zich wederrechtelijk
te bevoordelen. De opsporing en vervolging is aan het Openbaar Ministerie.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
D.M. van Weel, minister van Justitie en Veiligheid -
Mede namens
J.J.M. Uitermark, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
Mede ondertekenaar
R.P. Brekelmans, minister van Defensie -
Mede ondertekenaar
G.P. Tuinman, staatssecretaris van Defensie
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.